IO nummer 7, januari 2013

17
MAGAZINE VAN HET INSTITUUT VOOR ONDERWIJS EN OPLEIDEN JANUARI 2013 HET JUISTE RECEPT IO interview PETRIE ROODBOL ‘Verpleegkundigen in opleiding moeten de vloer op’ achtergrond DE OPKOMST VAN BREDE BACHELOR- OPLEIDINGEN essay KWALITEIT VAN DE MEDISCHE VERVOLGOPLEIDING VUmc-promovendus Iris Wallenburg

description

I.O. is het onderwijsmagazine van VU medisch centrum. I.O. informeert professionals over belangrijke ontwikkelingen in en rond medische, verpleegkundige en paramedische opleidingen en onderwijs.

Transcript of IO nummer 7, januari 2013

Page 1: IO nummer 7, januari 2013

Magazine van het instituut voor onderwijs en opleiden januari 2013

HET JUISTERECEPT

io

Kansen en bedreigingen van social media

interview Petrie roodbol

‘Verpleegkundigen in opleiding moeten de vloer op’ achtergrondde oPkomst van brede bachelor - oPleidingen essaykwaliteit van de medische vervolgoPleidingVUmc-promovendus Iris Wallenburg

Page 2: IO nummer 7, januari 2013

i.o. januari 2013 03202 Door WIlma mIk Foto mERlIJn DoomERnIk

08WAT IS HET JUISTE RECEPT?Over kansen en bedreigingen van social media in het medisch onderwijs. Hoe kun je er op een goede manier gebruik van maken, en hoe voorkom je uitglijders?

16ACHTERGRONDWat wil je later worden? Weinig vwo-scholieren weten op hun achttiende al het precieze antwoord op die vraag. Toch moeten ze op die leeftijd een definitieve studiekeuze maken. Geen wonder dat veel studenten uitvallen.

24INTERVIEWUMCG hoogleraar Verplegingsweten-schappen Petri Roodbol over het belang van goede praktijkervaring bij verpleegkundigen.

inhoudNr. 7

ColofoN I.o. staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het instituut voor onderwijs en opleiden van VU medisch centrum. Het verschijnt 3x per jaar. Eindredacteur: Marre Roozen; [email protected] Redactie-adviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Roel Breuls, Marjan van Duist, Lisette van Elswijk, Inèz de Jonge, Marianne A.R. Kooiman, Saskia Peerde-man, Lies Pelger, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Maybritt Stal, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept en vormgeving: Maters & Hermsen (Stan van Herpen, Jelle Hoogendam/Jan Peter Hemminga, Mascha Baarda) Artikelen: Saskia Engbers, Willy Francissen, Maaike de Hon, Liesbeth Kuipers, Wilma Mik en Petra ter Veer Fotografie:

Lars van den Brink, Digidaan, Sake Elzinga, Lizzy Kalisvaart, Merlijn Doomernik, Maarten Willemstein en Mark van der Zouw Illustraties: Jelle Hoogendam, Marenthe Otten, Marieke van Gils Coverbeeld: Maarten Willemstein Drukwerk: Delta Hage Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 X 190, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 7003, [email protected] Oplage: 6000 ex. VUmc en GGZ inGeest zijn partners. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl ISSN: 2211-4955 Stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar [email protected]. Copyright © 2012, VUmc, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VUmc.

‘Een kort maar heel intensief contact’‘Patiënten zijn voor een opera-

tie vaak heel zenuwachtig en angstig, zowel voor de ope-

ratie zelf als voor de anesthesie. Het is mijn taak om hen gerust te stellen, te vertellen wat er gaat gebeuren, wat ze kunnen verwachten. Bij patiënten met een taalbarrière lukt dat niet. Het enige wat je dan kunt doen is een hand op de schouder leggen en met een rustige stem tegen ze praten, in het Nederlands. Maar je merkt dat de stress een stuk hoger blijft, ook tijdens de operatie en dat kan zelfs negatieve gevolgen hebben op de uitkomst van die operatie.Voor mijn afstudeerscriptie heb ik onderzocht of dat niet anders kan. Die taalbarrière op de OK is echt een probleem. Op twee A-4-tjes heb ik een aantal afbeeldingen gezet met daarop de belangrijkste stappen van de anes-thesie. Daaronder staat in de talen die

in de Randstad het meest worden ge-sproken een korte, verklarende tekst. Zo kun je op eenvoudige wijze patiën-ten toch wat beter voorbereiden. Je ziet ze ontspannen als ze begrijpen wat er gaat gebeuren. Als ze niet alles maar over zich heen moeten laten komen. We zijn nu de puntjes op de i aan het zetten. Nog wat scherpere foto’s, een wat betere vertaling. Vervolgens gaan we het gebruiken bij alle operatiepati-enten in het AMC met een taalbarrière die onder algehele narcose gaan. Na een evaluatie en bijstelling kan elk ziekenhuis in Nederland het overne-men. Dat zou mooi zijn! En je kunt natuurlijk ook denken aan een varian-ten: voor gedeeltelijke anesthesie, een ruggenprik. Tijdens mijn vwo-opleiding heb ik mijn EHBO gehaald en deed ik al dingen voor het Rode Kruis. Ik was dus al geïnteresseerd in de medische rich-

ting, maar om eerst 10-12 jaar genees-kunde te studeren en dan pas een baan te krijgen, dat trok me niet. Bovendien ben je dan alleen maar aan het werk en ik wil ook andere leuke dingen ernaast blijven doen, zoals doedelzak en fluit spelen in verschillende bands. Bij de hbo-opleiding tot anesthesiemedewer-ker van Vumc Amstel Academie kon ik meteen aan de slag. Je moet ervoor zorgen dat de patiënt rustig in slaap valt en gedurende de operatie ben jij degene die over de patiënt waakt. De anesthesioloog is dan al weer naar de volgende patiënt. Je moet ervoor zorgen dat de patiënt stabiel blijft, dat alle vitale parameters in orde blijven. Het is een bijzonder beroep, een mooie combinatie tussen technische han-delingen, werken met allerlei appara-tuur, en een kort maar heel intensief contact met de patiënt.’

DE SUPERSTUDEnT

Gilian HettinGa (22) Anesthesiemedewerker AmC Opgeleid AAn VUmC Amstel

ACAdemie OntwikkelAAr piCtOgrAmmenkAArt VOOr

pAtiënten met tAAlbArrière

i.o. januari 2013

21ESSAy

iris wallenburg over kwaliteit van de

medische vervolg­opleiding

¯

4ZATERDAG 13 OkTObER, 17.25 UUR

Witte jassenceremonie VUmc School of Medical Sciences

6-7EN?

Was het een boeiend congres?+bUITENPOST

Vumc in het buitenland

COlUmNMichiel Peereboom, cabaretier en arts

20 mEElOPEN mET…

Astrid van der Veldt, internist in opleiding

23 1 mINUUT

Signalementen van boeiende media

28kort:

o.a. positieve visitatie opleiding geneeskunde VUmc

+agenda

32DE mEESTER

prof. dr. Cees van der Vleuten, hoogleraar onderwijskunde en wetenschappelijk

directeur van de School of Health Professions Education Universiteit Maastricht,

over zijn pionerende leermeester

Page 3: IO nummer 7, januari 2013

05

13 oktober 2012, 17.25 uur

i.o. januari 2013

Foto lIzzy kalISvaaRT

04 i.o. januari 2013

198pas afgestudeerde bachelorstudenten geneeskunde trekken voor het eerst hun witte jas aan.

Page 4: IO nummer 7, januari 2013

6 i.o. januari 2013 706

Michiel Peereboomspecialiseerde zich na zijn artsenopleiding tot cabaretier, tekstschrijver en filmmaker.

ILL

US

tr

At

IE JE

LLE

HOO

GEND

AM

De gevaren van social media zijn inmiddels wel bekend. Iedereen die zichzelf ooit op een com-promitterende manier terugvond op het internet weet dat je niet alleen op facebook, maar ook in het echte leven goed moet bedenken wie je vrien-den zijn. Sommige ‘vrienden’ weten nu eenmaal niet hoe lastig het is om een patiënt te overtuigen van goede leefgewoonten, wanneer je zojuist op facebook bent getagged met een kanten slipje op je hoofd en een fles rum aan je lippen. En dit soort nieuwtjes verspreidt zich viraal razendsnel op het internet, waarbij vooral de negatieve resis-tenter blijken dan een ESBL vormende bacterie. Zelfs als je voor jezelf heel duidelijke regels hebt – zou ik deze tweet kunnen uitspreken in het bijzijn van een patiënt, ook als die niet onder narcose is? – is er altijd wel iemand die vindt dat je iets niet of juist wel had moeten zeggen. Maar de positieve kant – gewoon een sociaal leven kunnen hebben terwijl je weken van honderd uur draait – maakt het het risico waard. Bovendien zijn de gevaren, en tegelijkertijd ook onze privacy, van voorbijgaande aard. Een beetje handige verzekeringsmaatschappij kan nu al, door het creatief combineren van gegevens op twitter, facebook en je bonuskaart, vrij nauwkeu-rige risicoprofielen samenstellen. En hoe lang duurt het nog voordat Google in samenwerking met Peter R. de Vries komt met DNA Maps met daarin het DNA-profiel van alle inwoners van ons land? Over een paar jaar heeft iedereen 7 miljard vrienden en geen geheimen meer voor elkaar. Artsen zullen meesmuilend terugdenken aan de discussies over het EPD of dat Reinout Oerlemans uit de behandelkamer werd geweerd omwille van het dan gedateerde begrip “artsen-geheim”. Om daarna de colonoscopie van hun pa-tiënt op youtube te plaatsen en de patiëntgegevens bij te schrijven als status update op facebook.

COLUMn

Jules Becher, hoogleraar kinderrevalidatie-geneeskunde, organiseerde de bijeenkomst voor de International Society for Prothetics and Orthotics, ISPO. De cursus bestond uit twee dagen lezingen, gevolgd door twee dagen workshops voor de artsen en therapeuten, terwijl de instrumentmakers loopspalken leerden maken. Afsluitend moesten de teams de kinderen presen-

teren: lopend op blote voeten, gewenste correcties benoemen, lopend met enkel-voet orthesen en kregen zij commentaar van het internationale team. Onder de 125 deel nemers waren ook teams uit Bangla-desh, Cambodja en Myanmar. Het is voor die landen uniek dat artsen, therapeuten en technici samenwerken rond de behandeling van een spastisch kind.

Wat betekeNde het voor jou om je oNderzoek hier te preseNtereN?Het congres is een goede plek om te netwerken. Na mijn presentatie kwam ik in contact met mensen die meer over

mijn onderzoek wilden weten of kwamen met voorstellen om samen te werken.

hoogtepuNteN vaN het programma?Een echte eye opener waren twee lezingen over de rich-ting die we op zouden moeten

gaan in medisch onderwijs. Hoe kunnen we opleiden tot professionals, hoe ziet de ideale opleiding geneeskunde eruit?

verrassiNgeN?Tijdens een lezing over de belangrijkste bevindingen van de Visitatiecommissie Genees-kunde 2011-2012 bleek onze PAK (Parate Kennis) -toets te zijn geselecteerd als één van de “best practices”. Dat was leuk om te horen.

iNspirereNd?Zeker. Dat kwam ook door de prijzen die zijn uitgereikt. Eén ervan was voor Marianne Mak

van de afdeling huisartsge-neeskunde en ouderengenees-kunde van VUmc; daar ben ik als VUmc-er bijzonder trots op. Zij kreeg de prijs voor haar abstract en presentatie van een innovatief onderwerp op het gebied van de praktijk van het onderwijs. Daarnaast wordt ieder jaar alternerend de prijs voor het beste proefschrift en voor de beste onderwijsinnova-tie toegekend. De sfeer was zo fantastisch, het maakt dat ik er-bij wil zijn. Ik wil me nog meer wil inzetten voor excellentie. En?

Samenwerken rondom behandeling spastisch kind

BUITEnPoST

Het NVMO (Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs) congres is een platform voor ontwikke-lingen op het gebied van onderwijs en opleiding in de gezondheidszorg in Nederland. Rashmi Kusurkar, teamleider onderzoek van onderwijs van VUmc, toog naar Maastricht om haar promotie-onderzoek “Motivation in Medical Students” te presenteren.

Door JITTa REDDIngIUS Foto RIECHEllE van DER valk

i.o. januari 2013

Artsen, therapeuten en instrumentmakers bogen zich in Vientia-ne, de hoofdstad van Laos, over de manier waarop kinderen met cerebrale parese geholpen kunnen worden met lopen.

Page 5: IO nummer 7, januari 2013

8 i.o. januari 201308

SOCiaLe Media in de MediSChe

praktijk

WaT IS HET JUISTE RECEPT?

Page 6: IO nummer 7, januari 2013

10 i.o. januari 2013 i.o. januari 2013 11

Social media? In de ogen van veel mensen, en dan vooral de wat oudere onder ons, is dat flauwe-kul. Ze reiken niet verder dan de buurtkroeg, met veel geroddel en geklets over de poes of de lokale voetbalclub. Anderen zien alleen maar beren op de weg. Een uitglij-der op Twitter en je bent voor eeu-wig gebrandmerkt, privacy is ver te zoeken op Facebook, en ben je eenmaal online dan word je voort-durend lastig gevallen. Als arts moet je je vingers al helemaal niet

branden aan social media. Dat vindt althans de American Association of Medicine die een richtlijn heeft uitgevaar-digd met als credo: gij zult niet twitteren of facebooken. “Met zo’n decreet steek je je kop in het zand en negeer je de ontwikkelingen”, meent Lucien Engelen. “Begrijp als artsen, verpleegkundigen en docenten dat 98% van je jonge patiënten en studenten communiceert via social media.” Bij het recente congres van de Nederlandse Ver-eniging voor Medisch Onderwijs stonden de meningen bij het onderdeel over social media diametraal tegenover elkaar. Docenten pleitten voor een algehele drooglegging. Studenten betoogden dat je er niet meer omheen kunt en eisten dat het leren omgaan met social media een plek krijgt in het curriculum. Wat is het juiste recept?

MogelijkhedenTanja Jans, expert online communicatie, is een warm pleitbezorger van social media. Twitter en Facebook zijn bij uitstek middelen om jezelf op de kaart te zetten, als arts en als student. “Door met de juiste mensen te linken, door vragen te stellen, inhoudelijke discussies aan te gaan, kennis te delen, hulp te bieden, kun je jezelf uitstekend profileren en een omvangrijk netwerk samen-stellen. In een veel sneller tempo en met een veel groter

bereik dan via de klassieke middelen.” Je kunt social media ook gebruiken om te luisteren naar wat patiënten over je vakgebied of je dienstverlening zeggen en een weerwoord geven. Jans: “Met een vraag of reactie bereik je zoveel mensen! Je kunt met een snelle en adequate reactie ook geruchten en roddels de kop indrukken. Op internet is iedereen expert, houd dat in je achterhoofd. Zeker bij medische kwesties. Je kunt je meerwaarde als arts bewijzen door in dialoog te gaan, door bijvoorbeeld spreekuur te houden op patiëntenfora. Monitor wat daar gezegd wordt. Er zijn zoveel mogelijkheden! Gebruik ze en oriënteer je daarop al tijdens je studietijd.” Engelen ziet wat er gebeurt bij artsen die op een creatieve manier social media inzetten. “Ze zijn open, benaderbaar en ver-strekken zinnige informatie. In eerste instantie trekken ze daardoor veel volgers en vrienden, maar dat vertaalt zich uiteindelijk in meer patiënten. Ga er dus als student al mee oefenen. In het Radboud maken studenten social media-plannen als onderdeel van een van de studieblok-ken. Daar komen heel innovatieve concepten uit voort waarin ze e-health, social media en traditionele zorg met elkaar proberen te verweven.” Bijvoorbeeld de inzet van Facebook voor het verwerven van deelnemers voor een onderzoek.

HandreikingDe mogelijkheden zijn immens, maar valkuilen zijn er ook. E-jurist Sjaak Nouwt van KNMG haalt een voorbeeld aan uit Groot-Brittannië. Verpleegkundigen werden een aantal weken geschorst omdat ze aan planking deden en de foto’s op Facebook zetten. “De directie was daar niet blij mee, want ze deden dat toen ze eigenlijk op hun afdeling behoorden te zijn.”Het is soms lastig de grens te bepalen. Het hangt ook erg van je intentie af. Doe je zoiets voor een goed doel dan is het heel iets anders dan dat je het puur voor de lol doet, tijdens werktijd in het zieken-huis, waar mogelijk de patiëntveiligheid in gevaar komt.” Een ander voorbeeld. Van 68 tuchtcolleges in de Verenig-

Social media zijn niet meer weg te denken uit onze wereld. Hoe kun je er op een goede manier gebruik van maken, en hoe voorkom je uitglijders? “We geven onze toekomstige artsen geschiedenisles”, prikkelt Lucien Engelen, directeur REshape Center Radboud UMC.Door WIlma mIk FotoGrAFIE maaRTEn WIllEmSTEIn

aanbevelingen knmg• benut kansen van social media• garandeer vertrouwelijkheid• geen vrienden met patiënten• onderscheid wat openbaar is en privé• denk aan reikwijdte• toon respect• spreek uw collega aan• volg gedragsregels werkgever• let op disciplinaire risico’s

Page 7: IO nummer 7, januari 2013

i.o. januari 201312 13

essay

mInDER DoEn = mInDER DURvEnDe oude meester-gezelrelatie wordt in de medische vervolg-opleidingen steeds meer losgelaten. Dat is een slechte ontwikkeling. Door te weinig contact met de opleidend specialist leren de aios namelijk onvoldoende omgaan met complexe en onvoorspelbare situaties. Betekent dit dat zij slechtere dokters worden? Iris Wallenburg, onlangs gepromoveerd bij VUmc op dit onderwerp, geeft antwoord.Door IRIS WallEnBURg oNDEr rEDACtIE VAN PETRa TER vEER ILLUStrAtIE maREnTHE oTTEn

de Staten heeft meer dan de helft serieuze maatregelen genomen tegen artsen omdat zij op een ongepaste manier communiceerden met patiënten, denigrerende opmer-kingen maakten over patiënten op social media, of foto’s publiceerden van zichzelf terwijl ze onder invloed waren. Die maatregelen omvatten een berisping, schorsing, of intrekking van de bevoegd-heden van een arts. Nouwt: “Dit risico loop je ook in Nederland. Gebruik van social media is niet altijd vrijblijvend.”Ook bij Engelen lopen de koude rillingen over de rug als hij hoort hoe social media soms worden ingezet. “Labuitslagen die via privéberichten van Twitter wor-den gedeeld. Dan denk ik: doe normaal alsjeblieft! We hebben met zijn allen afgesproken dat we veilig communiceren binnen de zorg en dan doe je zoiets! Er is niets veilig aan Twitter. Mijn account wordt drie keer per week gehackt, als ik niet oplet.” Als handreiking voor artsen en studenten geneeskunde ontwierp KNMG negen aanbevelingen (zie kader). Het KNMG Studentenplatform wil dat het gebruik van social media tijdens de studie aandacht krijgt, een pleidooi dat de KNMG ondersteunt. “Helaas leiden we onze art-sen nog steeds op door ze geschiedenisles te geven”, chargeert Engelen. “In de cur-ricula komen social media amper aan bod. Je doet de studenten tekort als je ze niet laat zien wat je er mee kunt. Straks zijn ze klaar en dan is de wereld ineens veranderd. In navolging van sectoren als de reisbranche, verzekeraars en hypotheekverstrek-kers, gaan consumenten ook artsen beoordelen. Dan kun je zeggen dat dat niet kan en niet mag, maar het gebeurt!”

GrenzenHet curriculum geneeskunde van VUmc besteedt inmid-dels wel aandacht aan het gebruik van social media. Aan het begin van de bachelor- en de masteropleiding komt het aan bod in colleges en practica. Kijk naar de mogelijk-heden en verlies de risico’s niet uit het oog, is telkens de leidraad. Voorafgaand aan de zorgstage wordt tijdens het

practicum over het beroepsgeheim expliciet ingegaan op de aanbevelingen. “Onze studenten gaan dan de praktijk in en zien voor het eerst patiënten. Dan moeten ze goed weten wat de geheimhoudingsplicht inhoudt en dat het beroepsgeheim zich ook uitstrekt tot het gebruik van

social media”, zegt Marianne Mak, coördinator ‘professioneel gedrag’. Ze meent dat social media en de omgang ermee meer aandacht behoeven in de opleiding tot arts van onprofessioneel gedrag. “Studenten realiseren zich vaak niet wat de impact is, en de reik-wijdte. Dat merk ik aan incidentele meldingen die ik krijg over studenten die zich op Facebook bijvoorbeeld onnadenkend uitlaten over de instel-ling waar ze stage lopen.” Andere medische faculteiten signaleren dergelijke uitglijders ook. “Artsen nemen een bijzondere positie in als beroepsgroep”, zegt Jans. “Je hebt een beroepsgeheim, ook als je privé bezig bent. Ik kan me voorstellen dat je strikte grenzen stelt en aparte accounts neemt: een voor privé- en de andere voor professionele doelein-den.” Engelen merkt dat zowel artsen als patiënten moeite hebben die twee domeinen te scheiden. “Komt een pa-tiënt de spreekkamer binnen en ver-telt dat hij jou heeft gekozen vanwege

het leuke tuinhuisje dat je hebt. Of een ander die vraagt of het gezellig was gisteravond naar aanleiding van een foto van een feestje op je Facebookpagina. En hoe vaak krijg je geen vriendschapsverzoeken van patiënten? Doe het niet. Denk ook aan je eigen welzijn. Zit je met vrienden op Facebook leuke dingen te delen, komt ineens een patiënt voorbij. ‘Nu je er toch bent: ik heb last van mijn darmen, wat kan ik er aan doen?’ En dan heb je er al twaalf uur op zitten. Behoud je professionele distantie in je relatie met je patiënten. Je geeft je privételefoonnummer ook niet zomaar aan je patiënten. We staan pas aan het begin van ingrijpende veranderingen. Bereid je toekomstige artsen daarop voor!”

L ange tijd was de opleiding tot specialist gebaseerd op ‘leren door te doen’. De aios liep mee

en leerde het vak stap voor stap. Naar-mate de specialist diegene meer ging vertrouwen, gaf hij meer uit handen. Van expliciete toetsing was geen sprake, al werd de aios natuurlijk wel impliciet beoordeeld op inzicht en vaardigheden. Zo’n tien jaar geleden ontstond er binnen de politiek en de gezond-heidszorg steeds meer discussie over deze aanpak. Het ministerie van VWS stuurde aan op een goedkopere en kortere opleiding, passend bij het streven naar taakherschikking. Tegelijkertijd groeide onder artsen het besef dat de traditionele opleiding

niet meer voldeed aan de hedendaagse eisen. Vanuit artsenfederatie KNMG klonk in 2002 dan ook de roep om meer structuur en transparantie. Niet alleen moest de patiënt weten wie hij aan zijn bed had, ook moest precies duidelijk zijn waar de aios toe in staat was. Een onderwijskundige benade-ring met evidence based toetsen kreeg steeds meer bijval. Er waren nog meer redenen om daar-toe over te gaan. Ten eerste strookte het oude systeem niet met de invoe-ring van de 48-urige werkweek, die gepaard ging met parttime banen, samenwerking in teams en dus minder persoonlijk contact tussen ‘meester’ en ‘gezel’. Ten tweede vroe-gen steeds meer artsen zich af: zou ik

het prettig vinden als ikzelf of mijn kind patiënt was en geholpen werd door een aios? Het antwoord was vaak nee. De methode van ‘in het diepe gooien’ leverde in de ogen van velen onvoldoende kwaliteit van zorg op. Meer structuur in de opleidingspro-gramma’s en meer toetsing zou meer grip geven op de zorgverlening.

Beter meten en bijsturenIn 2004 kregen alle specialismen de opdracht hun opleidingsplan te her-schrijven. Bij de disciplines die hierin voorop liepen – gynaecologie/obste-trie en kindergeneeskunde – startte ik mijn promotieonderzoek. Doel was te kijken wat de modernisering nu precies opleverde.

i.o. januari 2013

‘Artsen nemen een bijzondere positie in als beroepsgroep. Je hebt een beroepsgeheim, ook als je privé bezig bent’

Page 8: IO nummer 7, januari 2013

14 i.o. januari 20131414

ProefschriftDr. Iris Wallenburg (1977) promoveerde bij VUmc op 31 oktober 2012. In haar evaluatieonderzoek ‘The Modern Doctor: Unraveling the Practices of Residency Training Reform’ onderzocht ze wat de modernisering van de medi-sche vervolgopleiding betekent voor a) de zeggenschap van artsen over de opleiding en b) het functioneren van de toekomstige medisch specialist. In dit essay is vooral het laatste punt belicht. Meer informatie: http://tinyurl.com/9tltvnv.

De positieve aspecten zijn inmid-dels evident. Er is minder sprake van uitbuiting en vermoeidheid bij de aios. Door de nadruk op het leerpro-ces is het ook gemakkelijker verant-woording af te leggen over hoe een aios functioneert, feedback te geven en lesstof op maat aan te bieden. Er zijn bovendien meer (onderwijskun-dige) instrumenten beschikbaar om iemands bekwaamheid vast te stellen en waar nodig bij te schaven, bijvoor-beeld op het vlak van communica-tie, technische vaardigheden, time management of samenwerking.

Zorgwekkende nadelenMijn onderzoek toonde echter ook kwaliteitsverlies aan. Door het wer-ken in teams, de kortere werktijden en de spreiding van werkzaamheden over meerdere ziekenhuizen (wegens centralisering van de zorg) is er steeds minder persoonlijk contact. Hierdoor komt de vertrouwensrelatie tussen de specialist en de aios in het gedrang. Dit heeft direct effect op de invulling van het werk. Bij iemand die je niet zo goed kent, laat je de teugels immers minder gauw vieren. Voor de patiënt is het natuurlijk alleen maar prettig dat hij de beste arts krijgt. Maar de artsen in oplei-ding schuiven zo niet genoeg op van de periferie naar het centrum van het klinisch handelen. Ze doen minder routine op, dragen minder verant-woordelijkheid, leren minder vaardig-heden aan en raken minder vertrouwd met de collega’s, de faciliteiten en het gebouw. Dat laatste is belangrijker dan het lijkt. Stel, je wordt als aios tijdens een nachtdienst opgeroepen wegens een spoedgeval. Dan moet je weten: is dit een verpleegkundige die

sowieso gauw belt of is het iemand die nooit belt en is er dus echt wat aan de hand? Verder moet je de operatie-kamer blindelings kunnen vinden, weten welke deuren ‘s nachts op slot zitten of wat de snelste route is naar een afdeling. Zonder die praktische kennis kun je niet zelfstandig genoeg handelen. Deze beperkte leerruimte in de zorgpraktijk baart me zorgen. Gaan de huidige beleidsplannen door – het terugbrengen van de opleidingsduur naar Europese normen, mensen laten meebetalen aan hun eigen opleiding, en de toenemende nadruk op presta-tie-indicatoren, waardoor de specia-list veel vaker aan het bed staat dan de aios – dan vrees ik dat de situatie alleen maar verslechtert.

Dilemma’sDe lastige dilemma’s die de moderne opleiding oplevert, vind ik even-eens zorgwekkend. Wie als aios het protocol strikt volgt en zich aan de 48-urige werkweek houdt, volgt keurig de regels, maar laat patiënten en collega’s gevoelsmatig in de steek. Wie besluit de regels te overtreden (bijvoorbeeld door langer door te wer-ken) riskeert een hoge boete voor de instelling, maar toont wel motivatie en gedrevenheid en haalt dus eerder een wit voetje bij de specialist. Aan zo iemand wordt meer gegund. Zo ont-staat een groter gat tussen de ‘haves’ en ‘have-nots’. Ook de opleidend specialist staat voor een dilemma. Het creëren van situaties waarin de patiënt misschien onveilig is, is niet meer van deze tijd. Tegelijkertijd heeft een aios het soms nodig om losgelaten te worden. Zo vertelde een aios tijdens een interview

hoe hij plotseling alleen werd gelaten tijdens een operatie, niet wetende dat de chirurg stiekem bleef meekijken vanachter een raam. De aios voelde zich achteraf gesterkt door het ver-trouwen en de chirurg kon vaststellen wat diegene kon. Die speelruimte is er steeds minder, terwijl deze broodno-dig is om een balans te vinden tussen twee doelstellingen: het opleiden van nieuwe specialisten (wat vraagt om de mogelijkheid te oefenen op een kwetsbaar persoon) en het bieden van goede patiëntenzorg (wat vraagt om een gekwalificeerde kracht).

OefenruimteAls er niets verandert aan de hui-dige manier van opleiden, zitten we straks met minder geroutineerde specialisten: mensen die niet zo breed georiënteerd zijn en waarschijnlijk ook minder goed in improviseren en snel handelen in kritische omstan-digheden. De kans is groot dat ‘op safe spelen’ de grondhouding wordt. Het is de vraag of de specialisten van de toekomst nog wel genoeg durf zullen tonen in crisissituaties. Mijn advies aan alle betrokkenen luidt: garandeer iedere aios genoeg ruimte om te oefenen. Zet het oplei-dingsfonds (waarmee de overheid jaarlijks zo’n 1,5 ton beschikbaar stelt per aios) gericht in: zorg dat er extra ‘leertijd’ op de operatiekamers wordt ingekocht. En neem tegenmaatrege-len om de negatieve effecten van de flexibilisering van de opleiding tegen te gaan: denk aan regionaal opleiden en meer afstemming tussen zieken-huizen. Bedenk ook dat goede zorg versleuteld zit in de professionele praktijken. Dat kun je niet (volledig) expliciet maken en sturen.

i.o. januari 2013

Page 9: IO nummer 7, januari 2013

i.o. Magazine van het IOO januari 2013 1716

WoRDEn WIE JE BEnT

Wat wil je later worden? Weinig vwo-scholieren weten op hun achttiende al het precieze antwoord op die

vraag. Toch moeten ze op die leeftijd een definitieve studiekeuze maken. Geen wonder dat veel studenten

uitvallen. Brede bachelors kunnen het tij keren.

Door SaSkIa EngBERS FotoGrAFIE laRS van DEn BRInk

Het kabinet wil dat het aantal brede bachelors de komende jaren toeneemt. De redenering: als studen-

ten starten met een brede opleiding en zich pas later specialiseren, kun-nen ze langer over hun definitieve studiekeuze nadenken. Dat verkleint de kans op uitval, zeker als de stu-denten daarbij grotendeels hun eigen studieroute kunnen bepalen. De brede bachelor kan zo een oplossing zijn voor het toenemende tekort aan professionals in de bètawetenschap-pen en de gezondheidszorg.

TekentafelOp dit moment onderzoeken verschil-lende Nederlandse universiteiten de mogelijkheid van een brede bachelor. In Amsterdam zijn VU en VUmc in 2009 samen het grote profielpro-gramma H2LS gestart. De afkorting staat voor Human Health and Life Sciences, waarbij het cijfer 2 de beide

H’s vertegenwoordigt.In H2LS werken acht onderzoeksin-stituten samen met zes faculteiten. Het gaat om de faculteiten geneeskun-de, tandheelkunde, aard- en levens-wetenschappen, exacte wetenschap-pen, bewegingswetenschappen en de faculteit psychologie en pedagogiek.Op de H2LS-tekentafel liggen plan-nen voor een brede bachelor. Mar-greeth van der Meijde, directeur van het Instituut voor onderwijs en opleiden en vice-decaan Onderwijs & Opleiden van VUmc, legt uit: ‘Bij zo’n brede bachelor stromen studenten in in een H2LS-community. Ze melden zich, net als nu, aan voor een bepaal-de studierichting, zoals geneeskunde of bewegingswetenschappen. In de nieuwe situatie hebben alle studies in de bachelor een gemeenschappe-lijke kern. Na één tot anderhalf jaar zijn er twee mogelijkheden: óf de stu-denten kiezen interfacultaire vakken óf ze stappen over naar een andere

studierichting binnen H2LS.’Studenten kunnen zo op meerdere manieren door hun bachelor gaan en hun doel bereiken. Als ze van richting willen veranderen, hoeven ze zich niet uit te schrijven en opnieuw te starten.

Geen tijd verliezenHoe het in de praktijk zou werken? Van der Meijde maakt het duidelijk aan de hand van een voorbeeld: ‘Een student die zeker weet dat hij psycho-loog wil worden, begint zijn studie in de community psychologie van het H2LS-profiel. Na het eerste jaar met de verplichte gemeenschappelijke vakken, staat hij nog steeds achter zijn keuze. Daarom kiest hij een major binnen psychologie en studeert uit-eindelijk af op een onderwerp in die studierichting. Deze student heeft dan onder een nieuwe vlag de oude opleiding Psychologie gedaan.Een medestudent die aanvankelijk

i.o. januari 2013

De opkomst van brede bacheloropleidingen

Page 10: IO nummer 7, januari 2013

i.o. januari 2013 i.o. januari 2013 1918 1918

ook voor psychologie koos, wil na het eerste jaar toch liever bewegingswe-tenschappen studeren. Hij kiest een interfacultaire major in die richting of hij stapt, met een reparatiepro-gramma, over naar bewegingsweten-schappen. De studiepunten voor de gemeenschappelijke vakken uit het eerste jaar blijven staan, waardoor de student geen tijd verliest.’

Haken en ogenDat klinkt goed. Toch zijn er volgens Van der Meijde ook haken en ogen. ‘Het is een risico om als enige uni-versiteit de opzet van de bachelor zo ingrijpend te veranderen. Als studen-ten de brede bachelor niet aantrek-kelijk vinden of onzeker zijn over wat hen te wachten staat, kiezen ze voor een andere universiteit. Zo kunnen wij ons marktaandeel verliezen.’Dat zou, ook met het oog op de presta-tiebekostiging, forse consequenties hebben. Op 7 november jl. besloot de ministerraad om zeven procent van het onderwijsbudget van universi-teiten en hogescholen afhankelijk te maken van geleverde prestaties.Daarnaast vereist een brede bachelor een andere manier van besturen. ‘Op dit moment wordt de universi-teit bestuurd vanuit de faculteiten’, licht Van der Meijde toe. ‘Een brede bachelor vraagt om een andere opzet. Dit vergt veel van de totale organisa-tie. Zo’n verandering heeft tijd nodig.’

Tussenstap Door deze mogelijke obstakels staan sommige faculteiten afwachtend tegenover een ingrijpende verande-ring. Daarom is gekozen voor een tussenstap. Van der Meijde: ‘In 2014 starten we met drie interfacultaire majors: klinische wetenschappen, cognitieve neurowetenschappen en sport & prestatie. Bachelorstudenten kunnen naast de reguliere majoren kiezen voor zo’n nieuwe interfacultai-re major. Een student die instroomt in biomedische wetenschappen en kiest voor de major klinische weten-schappen, kan zich uiteindelijk aan-

overwegen zelfs om voor bijvoorbeeld studenten elektrotechniek de weg naar een artsenopleiding nog open te houden. Zij moeten dan, naast hun technische discipline, voldoende medische vakken volgen om zich te kwalificeren voor een masteroplei-ding geneeskunde.’

SpanningsveldenMet de hervorming steeg het aantal studenten aan de TU Eindhoven van 1124 (2011) naar 1279 (2012). Opvallend is dat veel meer meisjes zich inschre-ven. Hun aantal ging van 188 (2011) naar 305 (2012).De studenten in de nieuwe opleiding hebben inmiddels één keuzevak gekozen. Tachtig procent koos voor het meest voor de hand liggende disciplinaire vak. Dit betekent dat bijvoorbeeld scheikundestudenten meestal een scheikundevak kozen. De resterende twintig procent heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid de eigen interesse te volgen. Lem-mens is heel blij met dit percentage. ‘Het oude systeem gaat niet in één jaar op de schop. Ik verwacht dat we langzaam toegroeien naar een situ-atie waarin de helft van de studenten

Door de gemeen-schappelijke

basis en de grote keuzeruimte ge-

ven we studenten ruimte om te

groeien naar wie zij willen worden

melden voor de toe latingsprocedure van het zij-instroomprogramma geneeskunde.’Binnen het H2LS programma zou het, volgens Van der Meijde, ook mogelijk moeten zijn om ‘door te stromen’ van wo naar hbo. ‘Dat lijkt misschien vreemd, maar niet iedereen die start in het wetenschap-pelijk onderwijs is ook geschikt om daarin af te studeren. Aangezien er een steeds grotere behoefte is aan bijvoorbeeld verpleegkundig spe-cialisten, zou het geweldig zijn als geneeskundestudenten ook die kant op kunnen gaan.’ Na de introductie van de drie inter-facultaire majors wordt gekeken of een brede bachelor tot de mogelijk-heden behoort. ‘Dat klinkt wellicht wat tammetjes’, zegt Van der Meijde, ‘maar een universiteit heeft de taak goed op haar erfgoed te passen. Een grote verandering gaat niet over één nacht ijs. Samen met de betrokken faculteiten zetten we kleine stappen, die samen uiteindelijk een grote stap voorwaarts zullen zijn.’

Verband leggen Ook het technisch wetenschap-pelijk onderwijs is in beweging. Zo voerde de Technische Universiteit Eindhoven dit academiejaar de groot-ste onderwijshervorming in haar geschiedenis door. Lex Lemmens, dean van het zogeheten ‘Bachelor College’ vertelt waarom: ‘Onze oude opleidingen leverden een ingenieur af, gespecialiseerd in één discipline. In de huidige maatschappij zijn dergelijke professionals nog steeds nodig. Maar er is ook behoefte aan ingenieurs die een verband kunnen leggen tussen technische disciplines onderling en tussen technische en niet-technische disciplines. Een bouwkundige die een stad ontwerpt die haar eigen energie levert, moet ook verstand hebben van elektrotechniek. En een elektro-technicus die zijn vak uitoefent in de gezondheidszorg, heeft kennis nodig van Medische Wetenschappen.’Een andere reden voor de onderwijs-

hervorming was de wens om meer studenten te trekken en het rende-ment te verhogen. In 2020 wil de TU Eindhoven maar liefst vijftig procent meer studenten en afgestudeerden hebben. Lemmens: ‘Onze oude oplei-ding sprak vooral concrete bèta’s aan. De nieuwe opzet is ook aantrekkelijk voor studenten die meer mens- of carrièregericht zijn.’

SwitchenWat er met de hervorming precies ver-anderde? Lemmens legt uit: ‘De oude bacheloropleidingen bestonden uit 150 studiepunten disciplinaire kennis en een minor van 30 studiepunten. In de nieuwe situatie is er een major van 90 studiepunten disciplinaire kennis en een basis van 30 studiepunten die bij alle majors hetzelfde is. Daarnaast hebben de studenten een keuzeruimte van 60 studiepunten.’ Studenten kiezen zelf of ze in hun bachelor breed of juist disciplinair diep willen gaan. Door de gemeen-schappelijke basis en de grote keu-zeruimte kunnen studenten in de bachelor nog switchen zonder een achterstand op te lopen. ‘Zo geven we ze ruimte om te groeien naar wie zij willen worden’, zegt Lemmens. ‘We

het derde jaar – het laatste bachelor-jaar – kiezen de studenten een afstu-deerrichting uit vier mogelijkheden. Die keuze maken ze met kennis van zaken; in de twee voorgaande jaren hebben ze namelijk aan projecten in deze afstudeerrichtingen gewerkt.’Op de VUB geeft het bachelordiploma toegang tot iedere masteropleiding. Kiezen de studenten een master die niet aansluit bij de afstudeerrichting van hun bachelor, dan kunnen ze door zelfstudie hun kennis bijspijkeren.

PleitbezorgerDe ingenieurs van de VUB doen het volgens Hubin goed op de arbeids-markt. ‘Door hun brede basis zijn onze ingenieurs op legio plekken inzetbaar. Naast vakgerelateerde kennis hebben ze veel geleerd over het oplossen van problemen, team-work, projectmanagement en presen-tatietechnieken.’De Nederlandse universiteiten hopen met de invoering van een brede bachelor meer inschrijvingen en een hoger rendement te krijgen. Hoe ver-liep dat in Brussel? ‘Bij ons steeg het aantal inschrijvingen, maar het sla-gingspercentage daalde’, antwoordt Hubin. ‘Het is mijn overtuiging dat dat laatste niet door de invoering van de brede bachelor komt. In hetzelfde academiejaar 2004-2005 heeft de minister namelijk het toelatings-examen voor de studie Burgerlijk Ingenieur afgeschaft.’Hubin juicht toe dat universiteiten in Nederland nu ook hun eerste schreden op het pad van de brede bachelor zetten. ‘Ik ben een warm pleitbezorger van de brede bachelor. Na hun studie hebben mensen een professionele carrière van 35 à 40 jaar voor de boeg. De meesten zullen een paar keer van richting veranderen en dat vraagt veel verschillende com-petenties. Een brede vorming is dan onontbeerlijk.’

kiest voor verdieping in de eigen discipline, terwijl de andere helft de breedte ingaat.’Hoewel alles goed lijkt te verlopen, zijn er volgens Lemmens ook span-ningsvelden. ‘Niet elke docent die vroeger een verplicht vak gaf, heeft nu nog een vak in de major. Deze docen-ten moeten afwachten of studenten in de keuzeruimte hun vak gaan volgen.’Ook zijn er consequenties voor de masteropleidingen. ‘Om die naad-loos te laten aansluiten op de nieuwe bacheloropleidingen, moeten we ze grondig tegen het licht houden. We verwachten daarmee klaar te zijn voordat de huidige bachelorstuden-ten de master ingaan.’

Kiezen met kennisDe faculteit Ingenieurswetenschap-pen van de Vrije Universiteit in Brussel (VUB) heeft al sinds het academiejaar 2004-2005 een brede bachelor. Dit in tegenstelling tot de twee andere ingenieursopleidingen in Vlaanderen, waar studenten met-een een afstudeerrichting kiezen.‘Voor al onze studenten zijn de eerste twee jaren volledig gelijk’, legt decaan Annick Hubin uit. ‘Aan het begin van

Page 11: IO nummer 7, januari 2013

20 i.o. januari 2013 21 i.o. januari 2013 21212121

‘Ergens op de zevende etage loop ik rond, dus misschien moet je even zoeken,’ luidde de instructie van Astrid van der Veldt (33) voor onze afspraak. Astrid loopt als internist in opleiding vier maanden stage op de intensive care en ik vind haar achter de computer in de artsenkamer van IC 7B waar ze patiën tengegevens invoert.Door maaIkE DE Hon Foto DIgIDaan

Als ze klaar is en de map met het afdelingsdossier van de patiënt wil weg-zetten, aarzelt ze even. ‘Eh, ja toch hier,’ lacht ze,

terwijl ze de map in een bakje met een kamernummer schuift. Afdeling 7B is namelijk net in zijn geheel verhuisd. In een perfect gecoördineerde operatie zijn gisteren op een na alle patiënten ontslagen waarna de overgang op de aansluiting van een enkele telefoon na vlekkeloos verliep.

Draai vinden Of Astrid snel haar draai zal vinden, is nauwelijks de vraag. Als arts in opleiding is zij eraan gewend dat alles iedere paar maanden anders is. ‘Iedere stageperiode is alles in het begin nieuw en spannend. Er zijn ook altijd weer ziektebeelden die je nog nooit hebt ge-zien. Maar gelukkig zijn er altijd genoeg mensen bij wie je met vragen terecht kunt.’

meelopen met... astrid van der veldt

20

‘iedere paar Maanden iS aLLeS Weer anderS’

Nieuwe afdelingNu er nog nauwelijks patiënten liggen, doet de nieuwe IC-afdeling denken aan een showroom vol glimmende, medi-sche gadgets. ‘Je hebt hier te maken met een totaal ander soort geneeskunde,’ zegt Astrid daarover. Hiervoor liep ze onder andere stage op diverse verpleeg-afdelingen en op de polikliniek interne geneeskunde. ‘Dankzij alle apparatuur kun je alles monitoren en zie je snel wat het effect is wanneer je iets aanpast in de behandeling. Als ik bijvoorbeeld aan de beademingsknop draai, zie ik de bloedwaarden daarna snel veranderen.’ Voor haar opleiding tot internist is deze stage om meer redenen belangrijk, vindt Astrid: ‘Er lopen op de IC allerlei soorten specialisten rond: intensi-visten, anesthesiologen, chirurgen, cardiologen, neurologen en internisten. Ik denk dat het goed is dat je tijdens je studie ook eens met al die andere vak-gebieden bij elkaar zit. Bovendien moet je op de interne soms een patiënt naar

Page 12: IO nummer 7, januari 2013

22 i.o. januari 201322

de IC brengen omdat hij of zij achteruit gaat. Ik denk dus dat het belangrijk is te weten wat er hier allemaal gebeurt en hoe je adequaat met IC-artsen kunt overleggen.’

SpraakwatervalIedere dag om half twee is er een multi-disciplinair overleg waar alle artsen en assistenten van de twee IC-afdelingen en de medium care afdeling bijeenko-men. Ook worden er andere specialisten uit het VUmc uitgenodigd om hun idee-en over een bepaalde patiënt te delen. Op twee grote, aan de muur bevestigde beeldschermen tovert de IC-supervisor die het overleg voorzit de gegevens van de patiënten tevoorschijn, inclusief eventuele röntgenfoto’s. Terwijl de assistenten in een soms ver-bluffende spraakwaterval van medische termen vertellen hoe hun patiënt ervoor staat, lopen er voortdurend mensen in en uit omdat ze opgepiept zijn. Astrid is snel klaar met haar presentatie van-daag. Door de verhuizing heeft ze maar één patiënt onder haar hoede: iemand die een hartoperatie heeft ondergaan en het goed maakt.

‘Now we’re talking business!’Sommige andere patiënten leiden tot meer discussie. Als een van de twee aan-wezige microbiologen een bespreking onderbreekt met een kersvers kweekre-sultaat, reageert de supervisor enthou-siast: ‘Now we’re talking business!’ De levendige discussie die vervolgens ont-staat, rondt hij na enkele minuten af: ‘De diagnoses vliegen over tafel, maar zullen we hiermee beginnen?’ zegt hij, en stelt een behandeling voor.

Dubbele promotieAls er even later een vraag rijst over een prostaatcarcinoom, mengt Astrid zich onmiddellijk in het gesprek. Geen wonder, want al sinds haar afstuderen in 2006 houdt ze zich intensief met oncologie bezig. Afgelopen zomer leidde dat tot een dubbele promotie. Enigszins

verlegen beaamt ze dat zo’n kunst-stukje vermoedelijk nog niet eerder werd vertoond in het VUmc. Het was voor haar ook geen vooropgezet plan. ‘Het eerste jaar na mijn studie deed ik op de afdeling Medische Oncologie een onderzoek naar de behandeling van gemetastaseerd niercelcarcinoom. Het jaar erna werkte ik bij de afdeling Nu-cleaire Geneeskunde & PET Research waar ik startte met een onderzoek naar gelabelde chemotherapie bij patiënten met longcarcinoom. Ondertussen ana-lyseerde ik de data die ik bij het eerste onderzoek had verzameld. Na verloop van tijd had ik genoeg om op beide

onderzoeken te promoveren. In overleg met de decaan hebben we het toen op een dag gedaan.’

Na afloop van het multidisciplinair overleg gaat Astrid normaal gesproken aan de slag met de drie tot vier patiën-ten die ze dagelijks onder haar hoede heeft. Vandaag dus niet, maar er liggen nog wel wat ontslagbrieven te wachten om gedicteerd te worden. En dus keert Astrid terug naar de artsenpost waar we begonnen en waar ze ongetwijfeld bin-nen no time zonder enige aarzeling haar weg zal vinden.

1 mInUUt

“gezonderwijs in nederland en vlaanderen; veertig jaar ne-derlandse vereni-ging voor Medisch onderwijs” – een publicatie ter gele-genheid van het 40-jarig jubileum van de NVMO. Te bestellen via [email protected]

Medische afkortingen app – B-NHL, GBS, KSHV en SCMC-test. Voor iedereen die niet direct weet waar deze afkortingen voor staan, is er nu de Medische Af-kortingen App.

intouchables – een Franse film over een geheel verlamde aristokraat die een vriendschap opbouwt met zijn uit de banlieue afkomstige verzorger.

Medischonderwijs.nl – deze website, ont wikkeld aan het LUMC, is inmiddels uitgegroeid tot een landelijk systeem.  MedischOnderwijs.nl regelt de toegang tot al het medische e-lear-ning dat binnen Neder-land beschikbaar wordt gesteld via internet.

i.o. Magazine online – bladeren via je iPad of op je laptop door onder-wijsmagazine van VUmc kan via www.vumc.nl/

opleidingen/onderwijs-magazine-io

skipr & Mednet in dialoog – bij deze community discussieer je mee over prangende thema’s als ‘de toekomst van transparantie’, ‘de zorgvraagtriade’ en ‘praktijkvariatie’. www.dialoog.skipr.nl

effectief zoeken en beoordelen van Medische litera-tuur en pubMed handleiding – deze uitgave helpt je bij het vinden van de juiste in-formatie waarop beslis-singen gemaakt kunnen worden, een essentiële stap in het uitvoeren van evidence-based medi-cine.

open onderwijs – tijdens het congres Open Education 2012 in oktober in Vancouverwerd duidelijk dat er wereldwijd een verschui-ving plaatsvindt van open leermaterialen naar open onderwijs. Dat kan variëren van open leermaterialen, als open tekstboeken ofwebcolleges, tot open leermaterialen met bij behorende open learningdiensten in de vorm van advies, tuto-ring, examinering, et cetera. Lees meer op www.surf.nl/oer

2000 start honours programme2006 afstuderen en on-derzoek op de afdeling medische oncologie2007-2010 onderzoek op de afdeling nucle-aire geneeskunde & pet research 2011 start opleiding tot internist

2012 beide onderzoeken verzilverd in een – unieke – dubbele promotie

Astrid wil oncoloog worden en hoopt ook in de toekomst in dat vakgebied onderzoek te kunnen verrichten.

SIGNALEMENTEN UIT HET VAKGEBIED IN ONGEVEER 1 MINUUT LEESTIjD.

Astrid volgde tijdens haar studie het honours pro-gramme dat geneeskunde studenten al tijdens hun bachelorstudie de kans geeft wetenschappelijk onderzoek te doen. Astrid: ‘Het HP heeft aan mijn twee promoties bij-gedragen doordat het me en-thousiast heeft gemaakt voor onderzoek. Ik vond het echt een toegevoegde waarde dat het programma je de moge-lijkheid tot verdieping biedt, naast het puur dingen uit je hoofd leren waaruit de studie geneeskunde grotendeels bestaat.’ Meer informatie op: www.med.vu.nl

honours Programme

SuperstudentAl op de middelbare school zette Astrid van der Veldt haar zinnen op een studie geneeskunde. Ze werd twee keer uitgeloot, maar in 1999 kon ze da n toch beginnen bij VUmc.

Page 13: IO nummer 7, januari 2013

24 25 i.o. januari 2013 i.o. januari 201324

Over de opleiding tot verpleeg-kundige is veel te doen. Niet alleen in Nederland, ook daarbuiten. Want wat moet

een verpleegkundige precies kunnen? Op welk niveau moet zij (85 procent is vrouw) functioneren? In Nederland kun je op twee manieren worden opgeleid voor het vak: via het mbo óf via het hbo. In ziekenhuizen doen mbo-ers en hbo-ers vaak hetzelfde werk. Terwijl de zorgvraag steeds complexer wordt. Zonde, vindt Petrie Roodbol. Het leidt tot onderbenutting van het hbo-potenti-eel en tot frustraties onder alle verpleeg-kundigen. Een duidelijker scheiding van opleidingsniveaus en taken is beter. De verpleegkundigen bepleitten dit zelf ook in de beroepsprofielen die ze onlangs opstelden. Ze maakten er drie: (1) zorgkundige voor mbo-ers (2) verpleegkundige voor hbo-ers en (3) verpleegkundig specialist (‘nurse practitioner’) voor hbo-ers met een aan-vullende opleiding. De laatste groep kan handelingen van artsen overnemen. Met de aanbieding van de profielen aan de minister is de beroepsgroep er nog niet, vindt Roodbol. In haar oratie van september 2012 maakte ze zich sterk voor een vergaande integratie van theorie en praktijk in de opleiding op alle niveaus. Ze brak ook een lans voor verpleegkundigen die zélf bepalen hoe-veel en welke scholing ze willen.

De opleiding tot verpleegkundige moet dichter op de praktijk gaan zitten, vindt Petrie Roodbol, hoogleraar Verplegings wetenschappen in het UMCG. De complexe taak van verpleegkundigen vraagt niet alleen om theoretische kennis, maar ook om goede praktijkervaring. “je kunt niet in een protocol vastleggen hoe je omgaat met een paniekerige patiënt.” Door WIlly FRanCISSEn Foto SakE ElzInga

‘ ‘vERPlEEgkUnDIgEn In oPlEIDIng moETEn DE vloER oP’’

25

Hoogleraar Verplegingswetenschappen Petrie roodbol

U wilt dat verpleegkundigen meer gaan leren op de werkvloer. Is dat terug naar het oude in-service systeem? ‘Mensen denken snel dat je dat bedoelt, als je pleit voor de integratie van theorie en praktijk. In die zin is het een gevaar-lijke uitspraak. Ik wil absoluut niet terug naar het oude systeem waarin instellin-gen hun eigen medewerkers opleidden. De verpleegkundigen werkten overdag en volgden ’s avonds nog wat lesjes. Wat ik graag zou zien is dat de werkvloer beter wordt benut als krachtige leeromgeving. Nu is er een groot onderscheid tussen opleiding en praktijk. Studenten wor-den heel breed opgeleid, ze zien het zelf als een studie. Terwijl er juíst voor deze studenten een direct verband moet zijn met de uitoefening van het beroep. Ze moeten zich niet alleen kennis en kunde eigen maken, maar ook ‘care’. Care is het hoe: hoe je het beroep uitoefent, hoe je menselijke waarden hanteert in de verpleegkunde. Daar zijn voorbeelden en verhalen uit de praktijk voor nodig. Hoe bied je vanuit oprechte belangstel-ling troost voor een patiënt? Hoe kun je, vanuit die belangstelling gecombineerd met kennis, oplossingen zoeken voor problemen? Daar bestaan geen proto-collen voor.’

Hoe moet het dan wel?‘Ik zou graag studenten de praktijk insturen met concrete opdrachten en

vragen. Dat werkt geweldig goed. Zeker als je ze ook vraagt wát ze willen leren. We hebben het gedaan in experimenten met mbo-ers. De studenten leerden heel snel zaken te doorgronden, het werden uitstekende verpleegkundigen. Maar het was erg arbeidsintensief. Bovendien was het ingewikkeld door de financie-ring van de opleidingen. Ik denk dat we de werkbegeleider van studenten in zorginstellingen moeten vervangen door een leerbegeleider. De werkbege-leider is gericht op het werk dat gedaan moet worden. Ook belangrijk, maar de toepassing van theoretische ken-nis staat niet voorop. Die kennis wordt dus ook niet ontwikkeld. Met vaste leerbegeleiders kun je het onderscheid tussen zorginstelling en opleiding verkleinen. Verder zouden de docenten in de opleidingen óók geregistreerd moeten zijn als verpleegkundigen, dus nog een bepaalde hoeveelheid werk in het ziekenhuis moeten doen. Verder moeten ze didactisch geschoold zijn en op een hoger niveau staan dan de studenten. Ook daarmee leg je de link tussen theorie en praktijk. Als je jaren-lang niet in de zorg hebt gewerkt, dan is het moeilijk om het vak over te brengen. Je hebt geen goede verhalen meer. Ik zag in een lesprogramma een voorbeeld langskomen over kankerpatiënten. Dat ging over elfjarige kinderen met leu-kemie. Met alle respect hoor, maar dat

Page 14: IO nummer 7, januari 2013

i.o. januari 2013 i.o. januari 201326 27

zijn een paar honderd gevallen per jaar. De meeste verpleegkundigen zien deze patiënten niet. Neem een borstkanker-patiënt als voorbeeld, of een oudere. Nog geen twee procent van de lesstof is gewijd aan ouderen. Wat ik wil is niet makkelijk hoor, daar ben ik me van bewust. Het is een hele zware combi-natie om te werken én op te leiden. Het vraagt om continu schakelen.’ Is dat allemaal in dienst van care, de belangrijkste eigenschap van een verpleegkundige? ‘Care is van essentieel belang, op alle niveaus. Dat begrip moeten de opleidin-gen verder uitdiepen. Maar er komt veel meer bij kijken. Een verpleegkundige is een duizendpoot. Ze is enerzijds een ziekenoppasser. Ze waakt over de vitale functies van de patiënt en signaleert veranderingen waar een arts iets mee moet. Anderzijds heeft de verpleeg-kundige een zelfstandige taak. Ze zorgt bijvoorbeeld voor de voeding, voorkomt doorliggen, geeft psychosociale aan-dacht; ze helpt bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Mijn ideale ver-pleegkundige heeft kennis van verschil-lende ziektebeelden en de gevolgen ervan. Ze weet hoe kwetsbaar ouderen zijn en kan uitleg geven over lichame-lijke veranderingen die horen bij het verouderingsproces. Mijn verpleegkun-dige kan inschatten wanneer een risico-score moet worden afgenomen. Ze grijpt in als verschillende dokters medicijnen voorschrijven die samen een gifpotje worden. Ze kan bedenken hoe iemand die gekluisterd is aan bed, toch bepaalde spieren of ledematen kan bewegen. Mijn verpleegkundige kan een dokter de vraag stellen of een ziekenhuisopname echt nodig is. En hem tegenspreken als het moet.’ ‘Alles bij elkaar dus een complexe taak. Die kun je niet aan mbo-ers overlaten, vind ik. Er zijn hbo-ers voor nodig. Mbo-ers kun je inzetten in de langdurige zorg, bijvoorbeeld in verpleeghuizen. Of op afdelingen in ziekenhuizen waar vaak dezelfde ingreep wordt gedaan. Het zou hoe dan ook goed zijn als instellingen

streven naar een personeelsmix, zodat hoger opgeleiden rolmodel kunnen zijn voor lager opgeleiden. Want er moet ook een visie zijn op hoe patiënten hun dagen doorbrengen, of op hoe je omgaat met eenzaamheid en agressief gedrag.’

Is het nodig om wetenschappelijk geschoolde verpleegkundigen te hebben?‘Nee, ik vind van niet. Er zijn al ver-pleegkundig specialisten met een hbo-vervolgopleiding. Zij beschouwen de patiënt als geheel: ze kijken zowel naar de dokterskant als naar de verzorgende kant. De nurse practitioners hebben hun waarde volop bewezen.’ ‘Verder is verpleegkundig onderzoek zeker nodig. Er wordt vast geen Nobelprijs voor uitgereikt, maar het is belangrijk om de gevolgen van ziekte voor patiënten in kaart te brengen. Daarvoor bestaat de opleiding Verplegingswetenschap.’ U wilt ook dat verpleegkundigen zelf gaan bepalen wat ze leren en dat niet langer buitenstaanders dat doen. ‘Er wordt veel over verpleegkundigen gesproken. Iedereen schijnt verstand te hebben van het vak. De inkt van de beroepsprofielen was nog niet droog of er begonnen discussies over de gevolgen voor de arbeidsmarkt. In instellingen wordt heel makkelijk over de grote groep verpleegkundigen gesproken. Een facilitaire dienst die bepaalde taken niet meer kan doen vanwege bezuinigingen? Draag maar over aan de verpleging. Dat gaat veel te gemakkelijk. Verpleegkun-digen moeten zelf duidelijker zeggen waar ze voor staan. En ze moeten zelf kunnen bepalen welke scholing daarbij hoort. Hou op ze te betuttelen. In de buurtzorg hebben verpleegkundigen veel meer vrijheid, en dat gaat heel goed.

Moeten er ook dingen veranderen in het curriculum?De competentie ‘leren’ kan meer aan-dacht krijgen in de opleidingen. De zorg verandert voortdurend, dus moeten we verpleegkundigen er bewust van maken dat ze nooit uitgeleerd zijn. En ook dat ze moeten leren in combinatie

Over Petrie RoodbolPetrie Roodbol (1952) is bij-zonder hoogleraar Verplegings-wetenschappen in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Haar aandachtsgebieden zijn innovatie en educatie. Roodbol is hoofd van het Wenckebachin-stituut van het UMCG, dat alle verpleegkundige vervolgopleidin-gen aanbiedt, evenals nascholings-cursussen voor andere medische beroepen. Ze is ook hoofd van het Verpleegkundig Expertisecentrum van het UMCG en lector aan de Hanzehogeschool. Roodbol is haar carrière begonnen als verpleeg-kundige in Leiden en werd al heel jong hoofd van een afdeling. Via cursussen, managementfuncties en een studie Verplegingswetenschap maakte ze de overstap naar onder-zoek. In 2005 promoveerde ze aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek naar taakherschik-king tussen verpleging en artsen.

met andere disciplines. Zet medische en paramedische studenten maar bij elkaar en leer ze hoe ze in kritieke situaties moeten samenwerken. Ook dat helpt verpleegkundigen om te bepalen waar ze voor staan.’‘Verder denk ik dat de lesprogram-ma’s individueler kunnen. Verpleeg-kunde is een parkeerstudie: ongeveer de helft van de studenten vertrekt na het eerste jaar. Daar hebben de echte verpleegkundigen last van. Die worden heel breed opgeleid, terwijl ze misschien al vanaf het begin een inte-resse hebben voor de intensive care of voor het doen van onderzoek. Daar zouden ze direct mee aan de slag moe-ten kunnen. Delen van de vervolgop-leiding zou je best naar voren kunnen halen. ‘Er is dus veel te doen, maar er is ook een groot potentieel. Dat boren we aan door de verpleegkundigen goed op te leiden én door ze ruimte te geven.’

Page 15: IO nummer 7, januari 2013

2928282828

Door maRRE RoozEn ILLUStrAtIES maRIEkE van gIlSkort i.o. januari 2013 i.o. januari 2013

De afdeling praktijkoplei-ding van VUmc valt vanaf 2013 onder het Instituut voor onderwijs en opleiden. De ontwikkelingen binnen de verpleging gaan snel en vragen om een actief beleid. VUmc wil dat haar verpleeg-kundeopleidingen bij de beste van Nederland horen. Door de opleidingsactiviteiten te bun-delen, ontstaan betere mo-gelijkheden om de regie over het opleiden in het verpleeg-kundig domein te versterken. VUmc trekt bij de verpleeg-kundeopleidingen de regierol meer naar zich toe en is een sterke partner voor de mbo- en hbo-opleidingen. Tot voor kort was het zo dat een opleidings-instituut zoals het ROC ging over het onderwijs en dat VUmc alleen maar stages regelde. Dat is een ouderwetse manier van opleiden. De prak-tijk is nu leidend en bepaalt wat een verpleegkundige aan kennis en vaardigheden nodig heeft. Door aan te sluiten bij een groter instituut hebben de opleidingen een sterkere positionering naar de scholen.

En door de grotere omvang van het instituut is er ruimte voor zaken als het doen van onderwijskundig onderzoek of de vorming van een digitaal leerlingenportfolio.Het aantal opleidingsplaatsen is de afgelopen jaren flink gegroeid door het werken met het leerwerkplaatsconcept. Studenten zijn na een korte inwerkperiode zelf verant-woordelijk voor een aantal patiënten, en nemen dus zelf initiatief om de patiënt te ver-zorgen en te behandelen. Een ervaren verpleegkundige loopt mee met de student en coacht waar nodig. Door dit nieuwe concept zijn er nu in totaal 200 opleidingsplaatsen in VUmc en zijn er per leerwerkplaats zestien tot achttien studenten actief. De volgende stap zijn de verpleegkundige vervolgoplei-dingen. Deze vallen vanaf 1 ja-nuari 2014 onder het Insituut voor onderwijs en opleiden.

vERPlEEgkUnDEoPlEIDIngEn naaR DE ToP

In augustus 2012 zijn 21 zorgvuldig geselecteerde studenten voor het zij-instroomprogramma geneeskunde gestart. Deze studenten hebben allen een bacheloropleiding biome-dische wetenschappen, gezondheidswetenschappen, bewegingswetenschappen, technische geneeskunde of liberal arts and scien-ces met premedical track succesvol afgerond aan

de VU, de UvA, de UT en 4 verschillende University Colleges. Zij gingen aan de slag in de “startcursus”. Deze cursus is specifiek voor het zij-instroomprogramma ontwikkeld om de studenten op het niveau te brengen van bachelorjaar 3 studenten. Studenten en docenten wa-ren enthousiast. Inmiddels zijn de studenten gestart in het reguliere bachelorjaar 3.

ZIj-INSTROOMSTUDENTEN GESTART

Op 10 oktober 2012 ontving VUmc van de NVAO (Nederlandse Vlaamse Accredi-tatie Organisatie) het definitieve besluit over de positieve beoordeling van onze aanvraag om accreditatie te verlenen van de opleidingen geneeskunde ba-chelor en master. Met dit besluit komt een einde aan een lang en intensief proces waaraan vele betrok-ken docenten, studenten en medewerkers van het Instituut voor onderwijs en oplei-den hun bijdrage hebben geleverd. Na het aanleveren van het zelfevaluatierapport (najaar 2011), het bezoek van de visitatiecom-missie (eind 2011) en het verschijnen van het rapport van de QANU over de opleidingen geneeskunde bachelor en master (voorjaar 2012), verscheen in november 2012 het rap-port van de QANU.In dit rapport worden alle opleidingen geneeskunde in Nederland met elkaar vergeleken en worden er uitspraken gedaan over “best practices”. Dit laatste rapport heet: “Geneeskunde Onderwijs in Nederland 2012, state of the art Rapport en benchmark rapport”. Met trots kunnen wij melden dat het VUmc compas als een van de betere opleidingen uit dit rapport naar voren komt. Een prachtig resultaat dat alleen bereikt kan worden door de enorme inzet van onze docenten die het onderwijs van hun intrin-sieke motivatie uitoefenen. We hebben dan ook het voortouw genomen om een landelijk symposium te organiseren waarin het rap-port “Geneeskunde Onderwijs in Nederland 2012, state of the art Rapport en benchmark rapport” gepresenteerd wordt en waarbij we als opleidingen geneeskunde van elkaar willen leren aan de hand van de beschreven ‘best practices”. Dit symposium zal op 3 april 2013 plaatsvinden.

BETER GETEST

Page 16: IO nummer 7, januari 2013

31313131

agenda

30303030

De Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs (NVMO) heeft tijdens haar congres – dat in het najaar van 2012 plaatsvond – de prijs voor de beste paper toegekend aan Marianne Mak, coördinator profes-sioneel gedrag en docent bij VUmc. Mak won de prijs uit zeven genomi-neerden, op een totaal van 75 papers, met de paperpresentatie ‘’Professioneel gedrag beoordelen en begeleiden: Wat levert het op?’’.

Waar gaat uw paper over?‘Voor de bachelor- en masteropleiding van VUmc hebben wij een leerlijn gemaakt waarin het onderwijs en de toetsing van professioneel gedrag omschreven wordt van het eerste tot

en met het zesde collegejaar. Voor onze leerlijn hebben wij een aantal speci-fieke keuzes gemaakt. Eén daarvan is dat professioneel gedrag een onlosma-kelijk onderdeel van medisch inhou-delijk onderwijs is. Dat geldt ook voor toetsing en herkansing. Met de leerlijn hopen wij onprofessioneel gedrag beter te detecteren dan voorheen.’

Wat is de kern van de leerlijn professio-neel gedrag?‘De kern is dat we er niet van uitgaan dat studenten als professionals bij ons binnenkomen, maar dat we hen professioneel gedrag willen aanleren en onprofessioneel gedrag tijdig willen bijsturen. Docenten moeten daartoe wel de mogelijkheid hebben.

Een voorwaarde daarvoor is dat ze op de hoogte zijn van gedragsproblemen van de student. Uniek van deze aanpak is dat wij zorgen voor continuïteit ge-durende het eerste tot en met het zesde collegejaar.’

De juryleden hebben tijdens de paper-prestaties gelet innovatie en onder-scheid van bestaande methoden. In de presentatie moest de probleemstel-ling en methode duidelijk naar voren komen en moest er toegewerkt worden naar het antwoord. Het behalen van de prijs is voor Mak én Vumc een enorme stimulans voor professioneel gedrag binnen de leerlijnen van VUmc.

BESTE PAPER VOOR MARIANNE MAK

kort i.o. januari 2013 i.o. januari 2013

10 januari

ORATIEOratie opleidings-directeur VUmc School of Medical Sciences Gerda Croiset ‘Onderwijs: een kunst’

www.vuMc.nl

28 januari

CURSUS 1-daagse cursus voor junior en se-nior onderzoekers

www.vuMc.nl/opleidingen

5 fEbruari

CURSUSCommuniceren: als je doet wat je deed krijg je wat je kreeg

www.vuMc.nl/opleidingen

28 fEbruari

CURSUS DOO 2-daagse cursus patiëntveiligheidDisciplineoverstij-gend onderwijs

www.vuMc.nl/opleidingen

11 maart

2-DAAGSE CURSUS2-daagse cursus medisch manage-

mentDisciplineover-stijgend onderwijs

www.vuMc.nl

april 2013

SYMPOSIUMSymposium best practise over visitatie opleidin-gen (exacte datum wordt nader bekend gemaakt)

www.vuMc.nl

10 april

WORKSHOPBegeleiden van promovendi: van inhoud naar proces

www.vuMc.nl/opleidingen

18 april

OPLEIDINGLesgeven voor (gespecialiseerd) verpleegkundigen, verzorgenden, operatieassisten-ten, anesthesie-medewerkers, radiodiagnostisch en radiotherapeu-tisch laboranten en andere medewer-kers

www.vuMc.nl/opleidingen

In het najaar van 2012 vond het symposium ‘toetsen en beoorde-len in de master geneeskunde’ plaats, georganiseerd door de masteropleiding van VUmc School of Medical Sciences, het team professionalisering en de examencommissie. Na een presentatie over de verta-ling van toetsbeleid naar toetspro-gramma door master coördinator van VUmc Hester Daelmans pre-senteerde Marjan Govaerts van de

Universiteit Maastricht de recente evidence-based inzichten over toetsing op de werkplek. Er waren diverse workshops over toetsen en beoordelen op de werkplek en over professioneel gedrag. Bijdragen van de examencommissie sloten de middag af. Het symposium was goed bezocht, er waren levendige discussies met interessante op-brengst voor deelnemers en VUmc School of Medical Sciences.

SympoSium toetSen en beoordelen

OPERATIONS NL

Onderzoeker Arjan Griffioen, hoogleraar angiogenese en oplei-dingsdirecteur master oncology, is een Marie Curie grant van de Europese Unie toegekend. Deze prijs ontvangt hij voor het bezoek van een Zweedse onderzoeker die zich bezig houdt met het maken van een kankervaccin, gericht tegen de bloedvaten rond een tumor.

marie Curie grant

Page 17: IO nummer 7, januari 2013

DE mEESTERHerinneringen aan

inspirerende docenten

“Stom toeval was het, dat ik in 1982 onder de vleugels van mijn leermeester Wynand

Wijnen in Maastricht terecht kwam. Pas na een jaar drong het tot me door dat daar iets heel bijzonders gebeurde. De universiteit was net opgericht en er heerste een enorme pioniersgeest, Wy-nand was daar een belangrijke exponent van. Hij dacht fundamenteel anders over onderwijs. ‘Het onderwijs is er niet om te doceren, maar om te leren’, zei hij altijd. Als je dat serieus neemt, en dat deden we, heeft dat heel veel implicaties. Je zet dan het leerproces van de student centraal en probeert alles wat het leren bevordert zo optimaal mogelijk rondom die student te regelen. Dat betekent dat je ervoor moet zorgen dat studenten leerstof verwerken, dat je zelfstudie structureert, dat ze daarvoor voldoende tijd krijgen, dat er een goede bibliotheek

is, een skillslab. Kortom: de student als spil, als afnemer. Die zienswijze was revolutionair en stond haaks op de tradi-tionele opvattingen over het geven van onderwijs, wat in feite niet meer omvat dan informatie overdragen van een do-cent naar een lerende. Dat is in feite een heel beperkte vorm van leren. Wynand en alle andere bevlogen docenten en artsen ontwikkelden op basis van een Canadees voorbeeld een heel eigen visie op onderwijs, geheel tegen de verdruk-king in. De gedachtelijn was zo anders dan gebruikelijk, dat kon niet goed zijn – was de kritiek van de buitenwacht. Die tegenstand maakte dat we er nog harder aan trokken en nog meer gemotiveerd raakten. Het was natuurlijk fantastisch dat we dit konden doen zonder de last van een geschiedenis. De universiteit van Maastricht moest immers vanaf nul beginnen. Het is buitengewoon inge-

wikkeld onderwijsveranderingen door te voeren in een bestaande situatie. Do-centen ontlenen hun opvattingen over het geven van onderwijs vaak aan de manier waarop ze zelf zijn opgeleid en het vergt veel moeite die te beïnvloeden en te veranderen. Inmiddels zie je dat vrijwel alle opleidingen wel iets van deze aanpak in zich hebben, maar geen enke-le faculteit heeft het studentgestuurde model zo consequent doorgevoerd als in Maastricht, zoals het Wynand voor ogen stond. Ik heb zo ongelooflijk veel geleerd van die man en was al snel ook over-tuigd van deze benadering. In het begin waren we vooral believers, gaandeweg hebben we met onderzoek ook kunnen aantonen dat het echt werkt. En het mooie is: in 1996 ben ik Wynand Wijnen opgevolgd als hoogleraar en dat gaf me de mogelijkheid zijn gedachtegoed verder te verspreiden.”D

oo

r W

Ilm

a m

Ik F

ot

o m

aRk

van

DER

zoUW

Een eigen visie op onderwijs, tegen de verdrukking in

Prof. Dr. Cees van Der vleuten HooGleraar onDerwijskunDewetensChAppelijk direCteUr VAn de sChOOl Of heAlth prOfessiOns

edUCAtiOn UniVersiteit mAAstriCht winnAAr kArOlinskA institUUt prijs VOOr OnderzOek nAAr medisCh Opleiden