Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het … › okoenpjk › PJKbachelorp...bachelorproef en de...

Post on 23-Jun-2020

7 views 0 download

Transcript of Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het … › okoenpjk › PJKbachelorp...bachelorproef en de...

Arteveldehogeschool Campus Sint-Amandsberg J. Gérardstraat 18, 9040 Sint-Amandsberg

Bachelor in de Pedagogie van het jonge kind

Samen zoeken, samen groeien

Bachelorproefgroep

Voor iedereen inclusief

Bachelorproefbegeleider Penelope Delcour Bachelorproef voorgedragen door: Maaike MAES

Academiejaar 2017-2018 Tot het bekomen van de graad van Bachelor in de Pedagogie van het jonge kind

Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het perinataal groepsaanbod!

Een onderzoek naar de toegankelijkheid van het perinataal groepsaanbod van een inloopteam bij (aanstaande) ouders in een maatschappelijk

kwetsbare positie

1

Woord vooraf Dankbaarheid. Ik ben dankbaar dat ik mijn weg heb gevonden in de richting Pedagogie van het Jonge kind. Ik voel me dankbaar omdat ik door docenten en medestudenten heb ontdekt dat het helemaal ok is om zowel talenten als beperkingen te hebben. Ik ben dankbaar dat ik de weg gevonden heb naar mijn laatste stagecontext, het inloopteam van Menen, waar ik de kans kreeg mezelf als mens en als toekomstig pedagogisch coach te verrijken. Ik voel dankbaarheid omdat ik de weg gevonden heb naar de eindmeet van mijn opleiding en deze kan afronden met een bachelorproef dat innovatie heeft teweeggebracht binnen mijn stagecontext. Dankzij mijn bachelorproef kunnen inloopteams aan de slag met tools waardoor (aanstaande) ouders in een maatschappelijke kwetsbare positie hun weg kunnen vinden naar een plek waar ze zichzelf kunnen zijn met hun talenten en beperkingen, waar ze zichzelf kunnen verrijken als persoon en als ouder. Deze elementen zijn de zaden voor wat mijn doel is in dit leven, namelijk er mede voor zorgen dat ouders gelukkig zijn. Dit geluk is volgens mij de basis voor het geluk van hun kinderen. De verwezenlijking van mijn doel kent zowel pieken en dalen en ook in de verwezenlijking van mijn bachelorproef was het proces niet zonder vallen en opstaan en heb ik een enorme steun mogen ervaren waarvoor mijn oprechte dank. In de eerste plaats wil ik de beroepspraktijk, INLOOPTEAM Menen het hoekhuis, bedanken. Ik wil Agna, mijn stagementor bedanken voor de constructieve feedback waarmee ik steeds terug aan de slag kon. Ik wil Nele, de verantwoordelijke van het perinataal groepsaanbod bedanken voor de vele ondersteunende gesprekken omtrent mijn bachelorproef en de uitwerking ervan. Als laatste wil ik graag Ine bedanken om steeds mijn kritische vriend te zijn doorheen het proces naar mijn bachelorproef. Jullie hebben alle drie bijgedragen aan mijn leerproces en samen met mij de bouwstenen gelegd voor mijn toekomst als pedagogisch coach. Daarnaast wil ik heel graag mijn bachelorproefbegeleider Mevr. Penelope Delcour bedanken om mijn bachelorproef vele malen na te lezen en steeds opbouwende feedback te geven. Bedankt voor de steun en vertrouwen die u mij steeds gaf en die mij telkens terug moed gaf om aan de slag te gaan. Mijn extern begeleider, Pieter Feys, wil ik ook graag bedanken omdat hij mij bij de opstart van mijn bachelorproef nieuwe inzichten heeft gegeven en mij op weg gezet heeft op deze lange en intensieve maar enorm boeiende weg binnen dit onderzoek. Dankbaarheid is ook het juiste woord voor wat ik voel ten aanzien van de ouders die hebben deelgenomen aan de interviews. Hun inbreng was van het grootste belang voor dit onderzoek. Vanuit het besef dat het voor velen van hen een grote stap was om deel te nemen aan de interviews, is mijn dankbaarheid ontzettend groot. Jullie zijn het meer dan waard! Naast de bevraagde ouders, wil ik ook enorm graag de toeleiders bedanken die wilden meewerken aan dit onderzoek. Wetende dat velen van jullie een druk tijdschema hebben en toch tijd hebben vrijgemaakt om deel te nemen aan één van de focusgroepen of aan het interview, zorgt ervoor dat ik jullie enorm dankbaar ben. Jullie inbreng was heel verrijkend voor dit onderzoek. Ik wil ook graag twee kritische vrienden bedanken, namelijk een medestudente en een vriendin. Ik wil een medestudente, Josephine Dutry bedanken om een deel van mijn bachelorproef na te lezen en mij constructieve feedback te geven. Een tweede kritische vriend, Kim Simons, wil ik ook graag bedanken voor het nalezen van mijn bachelorproef. Mijn dankbaarheid gaat ook uit naar mijn vriend en mama. Dankjewel voor de onvoorwaardelijke steun die ik van jullie heb mogen ontvangen. Zonder jullie was de verwezenlijking van deze bachelorproef en mijn studie niet mogelijk geweest. Voor mij zijn jullie BUITENGEWOON belangrijk!

2

Abstract

Titel Spotted a baby in your belly? Find your way to the perinatal group working!

Subtitel The accessibility of the perinatal group working of an inloopteam for (expectant) parents in a socially vulnerable position. (an inloopteam is an easily accessible parenting and support spot)

Auteur Maes Maaike

Stagementor Mollefait Agna

Bachelorproefbegeleider Delcour Penelope

Bachelorproefgroep For everyone inclusively

Academiejaar 2017-2018

Kernwoorden Perinatal, group working, accessibility, social vulnerability, referral

This article concerns an action research examining how native (expectant) parents in a socially vulnerable position can find their way to the perinatal group working of an inloopteam. Background: Whereas inloopteams are easily accessible (Vandeurzen, 2014), the inloopteams of Child and Prevention in Menen, Ronse, Brussels, Antwerp and Ghent do indicate that it remains difficult to reach (expectant) parents within their perinatal group working. That is what this research reveals and it is examined how the inloopteams can become still more easily accessible for (expectant) parents. Here, referrers will be an indispensable link. A partial research question helped to find what referrers need in order to refer (expectant) parents towards the perinatal group working. Method: In order to research the perinatal group working, eight structured interviews were conducted with native (expectant) parents in a socially vulnerable position. To find out what referrers need to be able to refer the (expectant) parents, two focus groups were carried out in which these referrers were questioned. The principal topics obtained from these focus groups have been checked by means of a depth interview with a referrer of the OCMW. (An OCMW is a Public Centre for Social Welfare). Results: This research turned out to be very reliable. Many parents believe it is important that there is continuity in the guidance. The group working can take place at various moments: during the week, during the day and in the evening, at weekends. Due to the nausea during pregnancy, it may be difficult to reach the group working. Both parents and referrers need a more uniform positioning and a more striking and more frequent announcement of the group working. For referrers, mainly personal contact and the ability to let the parents go are important. Conclusion: In order to make the perinatal group working more easily accessible for (expectant) parents, it is important that energy continues to be put into accessibility as a pregnant woman, into announcement, reliability, understandability of the group working and referral.

Abstract - English

3

Abstract – Nederlands

Titel Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het perinataal groepsaanbod!

Subtitel De toegankelijkheid van het perinataal groepsaanbod van een inloopteam bij (aanstaande) ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie

Auteur Maes Maaike

Stagementor Mollefait Agna

Bachelorproefbegeleider Delcour Penelope

Bachelorproefgroep Voor iedereen inclusief

Academiejaar 2017-2018

Kernwoorden Perinataal, groepsaanbod, toegankelijkheid, maatschappelijke kwetsbaarheid, toeleiding

Aanleiding: Waar inloopteams laagdrempelig te werk gaan (Vandeurzen, 2014), geven de inloopteams van Kind en Preventie in Menen, Ronse, Brussel, Antwerpen en Gent toch aan dat het vooral binnen hun perinataal groepsaanbod moeilijk blijft om (aanstaande) ouders te bereiken. Dit brengt volgend onderzoek naar voor waarbij er onderzocht wordt op welke manier inloopteams de weg naar het perinataal groepsaanbod laagdrempeliger kan maken voor (aanstaande) ouders. Op deze weg zijn toeleiders een onmisbare schakel. Via een deelonderzoeksvraag werd onderzocht wat toeleiders nodig hebben om (aanstaande) ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod. Methode: Om de toegankelijkheid van het perinataal groepsaanbod te onderzoeken, werden er acht gestructureerde interviews afgenomen met autochtone (aanstaande) ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie. Om te weten te komen wat toeleiders nodig hebben om (aanstaande) ouders toe te leiden, werden er twee focusgroepen uitgevoerd waarbij deze toeleiders werden bevraagd. De belangrijkste topics verkregen uit deze focusgroepen werden aan de hand van een diepte-interview afgetoetst bij een toeleider vanuit het OCMW. Dit artikel betreft een actieonderzoek waarbij onderzocht wordt op welke manier autochtone (aanstaande) ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie hun weg kunnen vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam. Resultaten: Betrouwbaarheid kwam heel sterk naar voor in dit onderzoek. Daarnaast vinden ouders het belangrijk dat er continuïteit is in de toeleiding. Het aanbod mag op verschillende tijdstippen doorgaan: tijdens de week, overdag en ’s avonds en in het weekend. Door de misselijkheid tijdens de zwangerschap is het soms moeilijk om er te geraken. Zowel ouders als toeleiders hebben nood aan éénduidigere profilering en een opvallendere en frequentere bekendmaking van het aanbod. Voor toeleiders is hoofdzakelijk persoonlijk contact en het kunnen loslaten van ouders belangrijk. Conclusie: Om de weg naar het perinataal groepsaanbod laagdrempeliger te maken voor (aanstaande) ouders, is het belangrijk dat er vooral energie blijft gaan naar de bereikbaarheid als zwangere, de bekendmaking, de betrouwbaarheid, de begrijpbaarheid van het groepsaanbod en de toeleiding.

4

Inleiding

“Veilig ouderschap in een leefbare wereld is een grondrecht voor ieder mens, waar ook ter wereld.” (Spits, 2012) Dit beeld is vaak nog veraf voor gezinnen in een maatschappelijk kwetsbare positie. Zij ervaren vaak stress door financiële tekorten (Hooper, Gorin, Cabral & Dyson, 2007; Ridge, 2009; Russel, Harris & Gockel, 2008). Deze financiële tekorten kunnen leiden tot financiële zorgen en psychische klachten. Hierdoor zijn ouders minder goed in staat om een positieve opvoeding te bieden aan hun kinderen (Conger et al., 2000; Lee et al., 2009). Om een positieve opvoeding bij ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie te bevorderen, zijn er de Integraal Laagdrempelige Opvoedings- en Ondersteuningspunten, gevestigd in 15 kansarme buurten in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Kind en Preventie, z.j.). De beschikbaarheid van diensten voor kwaliteitsvolle familieplanning en moeder- en kindzorg speelt dan ook een cruciale rol, wil men veilig ouderschap in een leefbare wereld verwezenlijken (Spits, 2012). Vanuit het ministerieel besluit betreffende de regels voor erkenning en subsidiëring van inloopteams, wordt er opgelegd om in de uitvoering van hun opdrachten, expliciete aandacht te besteden aan opvoedingsondersteuning (Vandeurzen, 2014). Een inloopteam stelt zich ter beschikking voor (aanstaande) ouders vanaf het moment dat ze weten dat er een kind op komst is tot het kind zes jaar is. Ze maken tijd en ruimte voor positieve ouder-kind interacties. Op die manier ondersteunen ze ouders in het opnemen van het ouderschap (Vlaams Loket Jeugdhulp, 2015). Binnen de inloopteams richten ze zich niet alleen op het opnemen van het ouderschap. Inloopteams kunnen er al dan niet voor kiezen om binnen hun werking een specifiek aanbod te voorzien tijdens de zwangerschap. Poelman (2008) beweert dan ook dat het leven in een maatschappelijk kwetsbare positie een negatieve impact kan hebben op de zwangerschap. Een goede prenatale opvolging is een must voor de verdere afloop van de zwangerschap (Poelman, 2008). Vaak loopt de prenatale begeleiding bij gezinnen in een maatschappelijk kwetsbare positie verkeerd. Allerlei factoren zoals stress, familiale problemen, transportmoeilijkheden, werkloosheid, zwangerschapsgerelateerde factoren en vooral het gebrek aan geloof in het belang van de begeleiding zijn volgens Poelman (2008) de barrières die ervoor zorgen dat kansarme vrouwen te weinig prenatale zorg krijgen.

Een grote nood aan prenatale zorg bij kansarmen wordt niet alleen bevestigd vanuit het onderzoek van Poelman. Nagahawatte, T. & Goldenberg, R.L. (2008) beweren dat arme vrouwen minder verbonden zijn met het verloskundig zorgsysteem. Aanvullende factoren van dit mechanisme zijn depressies, het onvermogen om te betalen voor de beschikbare diensten en het niet-zoeken naar diensten vanwege eerdere negatieve ervaringen (Nagahawatte, T. & Goldenberg, R.L., 2008). Om deze mechanismes tegen te gaan, besloten enkele inloopteams een perinataal groepsaanbod te organiseren binnen hun werking. Binnen dit aanbod richten ze zich naar (aanstaande) ouders die zich in de perinatale periode bevinden, de periode rondom de geboorte van een kind. Waarom kiezen ze hier voor een groepsaanbod? Enerzijds omdat er vanuit het ministerieel besluit betreffende de regels voor de erkenning en subsidiëring van inloopteams wordt opgelegd dat er groepsgerichte activiteiten worden georganiseerd (Vandeurzen, 2014). Binnen groepsgerichte activiteiten is er meer tijd voor interactie tussen begeleider(s) en de ouders waardoor klinische, psychologische, sociale en gedragsmatige factoren aangepakt kunnen worden om een gezonde

5

zwangerschap te bevorderen (Ickovics et al., 2003). Groepszorg zorgt er ook voor dat ouders minder kans hebben op stress, angst en een depressie. Bovendien krijgen ouders door groepszorg meer vertrouwen op korte termijn (Barlow, 2003). Anderzijds wordt er voor een groepsaanbod gekozen omdat ze willen inzetten op netwerking bij ouders. De nood leeft bij gezinnen in een kwetsbare positie om een netwerk uit te bouwen doordat hun mantelzorg vaak gescheurd is door de verscheidenheid aan problemen die ze hebben (Crabbe et al., 2008). Maris (2007) beweert dat het sociaal netwerk vooral bij generatiearmen zeer klein tot onbestaand is. Het leven in een maatschappelijk kwetsbare positie is niet de enige factor die een rol speelt in het beperkte netwerk dat gezinnen hebben. Ook de vroege moederschap zorgt vaak voor een daling van sociale steun (Ling-ling Gao, Ke Sun & Sally Wai-chi Chan, 2014). Deze sociale steun kunnen ouders voor, tijdens en na het perinataal groepsaanbod bij elkaar vinden. Ze ontmoeten elkaar, luchten hun hart en zijn een luisterend oor voor elkaar (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 20 februari 2018). Naast netwerking willen inloopteams met het perinataal groepsaanbod impact hebben op de vaardigheden en kennis van ouders om de opvoeding van hun kind(eren) vorm te geven. Voor inloopteams is het even belangrijk dat ouders ook ergens terecht kunnen met vragen rond deze vaardigheden, kennis, twijfels en succesmomenten (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018). Om een zo’n groot mogelijke impact te hebben op deze vaardigheden en kennis van ouders, worden ouders best in een zo vroeg mogelijk stadium van de zwangerschap bereikt (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018). Cultureel competente interventies moeten ook volgens Ling-ling Gao, Ke Sun & Sally Wai-chi Chan (2014) tijdens de vroege moederschap worden ontwikkeld om de zelfeffectiviteit van het ouderschap te bevorderen. Deze zelfeffectiviteit neemt namelijk vaak af tijdens de prille zwangerschap en komt vaak pas terug tussen 6 weken en 3 maanden na de zwangerschap (Ling-ling Gao, Ke Sun & Sally Wai-chi Chan, 2014). Wil een inloopteam (aanstaande) ouders in een maatschappelijke kwetsbare positie bereiken en dat liefst in het prille begin van de zwangerschap, moet men laagdrempelig te werk gaan. Waar inloopteams laagdrempelig te werk gaan (Vandeurzen, 2014), geven de inloopteams van Kind en Preventie in Menen, Ronse, Brussel, Antwerpen en Gent toch aan dat het vooral binnen hun perinataal groepsaanbod moeilijk blijft om ouders te bereiken en vooral ouders waarvan het kindje nog niet geboren is. Ouders geven na de zwangerschap vaak aan dat ze het jammer vinden dat ze geen weet hadden van het perinataal aanbod en niet eerder zijn gekomen. Ze geven aan bepaalde informatie niet gekregen te hebben tijdens de zwangerschap en benoemen dit als een gemiste kans (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018).

De nood leeft dan ook in bovenstaande inloopteams om meer aanstaande ouders te bereiken binnen hun perinataal groepsaanbod, en dat liefst in het prille begin van de zwangerschap. Jacques (persoonlijke communicatie, 2 maart 2018) geeft daarbovenop aan dat in inloopteam Menen vooral aanstaande autochtone ouders moeilijk bereikt worden. Ook in het inloopteam van Ronse blijft het bereiken van aanstaande autochtone gezinnen een dagelijks aandachtspunt (Van De Mergel, H. et al, 2015).

Om deze doelgroep toch meer te bereiken, willen ze binnen inloopteam Ronse inzetten op een betere sociale mix, ongeacht hun culturele achtergrond (Van De Mergel, H. et al, 2015). Binnen het inloopteam van Menen is het zo dat er bewust is gekozen om allochtone en autochtone gezinnen niet samen te brengen binnen het perinataal groepsaanbod. Het inloopteam hoort en voelt aan dat

6

er van beide kanten uit nog veel veronderstellingen, vooroordelen zijn die een gemengde groep zouden beïnvloeden. Daarom werd binnen het inloopteam van Menen de keuze gemaakt om een allochtone en autochtone moedergroep te organiseren. Tot op heden is er geen perinataal groepsaanbod voorzien voor allochtone gezinnen (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018). Om te weten te komen of deze nood in meerdere inloopteams in België leeft, werden inloopteams met een perinataal groepsaanbod bevraagd aan de hand van een vragenlijst1. Wanneer aan de inloopteams van Menen, Ronse, Brussel en Antwerpen werd gevraagd waar ze van dromen als ze denken aan de toeleiding van (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam, antwoordde Bruggeman (persoonlijke communicatie, 2018): “Dat ze hun plaatsje mogen vinden naast de andere mama’s die naar de werking komen!”

Om autochtone aanstaande kwetsbare ouders te laten participeren aan het perinataal groepsaanbod van een inloopteam is het belangrijk om te weten wat deze ouders nodig hebben om hun weg te vinden naar dit groepsaanbod. De nood om te weten wat ouders nodig hebben om te komen, is dan ook groot in het inloopteam van Menen. Dat deze nood ook in andere inloopteams leeft wordt bevestigd in onderstaand citaat.

ze kennen ons aanbod niet en het is moeilijk voor ons om hen te vinden en dus ons aanbod bij hen voor te stellen. Maar ik kan dus weinig uitspraken hieromtrent doen omdat ik het nog nooit echt bevraagd heb. (A., Bruggeman, persoonlijke communicatie, 2018)

In bovenstaand citaat wordt door Bruggeman (2018) gesteld dat ouders het perinataal groepsaanbod niet kennen. Bekendheid is één van de 7 B’s die je kunt gebruiken als leidraad om de toegankelijkheid van het perinataal groepsaanbod na te gaan. Naast bekendheid heb je bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid. Aan de hand van deze 7 B’s, kan onderzocht worden wat ouders nodig hebben om de weg te vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam en kunnen drempels weggewerkt worden. Toch zijn er volgens Van Laecke (2017) soms geen praktische drempels maar zit het hoofd van ouders vol met zorgen, problemen en andere dingen, dat er geen ruimte meer is voor dingen die iemand anders vanzelfsprekend vindt. Naast het opsporen van drempels aan de hand van de 7 B’s, is het dus belangrijk om ons in te leven in de situatie van ouders, willen we begrijpen waarom aanstaande ouders niet komen naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam (Van Laecke, 2017). Bekendheid, die volgens Bruggeman (2018) een probleem vormt in inloopteam Brussel, is de B die nagaat in welke mate het perinataal groepsaanbod van een inloopteam gekend is bij ouders. Weten (aanstaande) ouders dat het perinataal groepsaanbod zich naar hen richt? (VVJ, 2016). Weet de doelgroep waarover het perinataal groepsaanbod gaat? (VVJ, 2016). Nemen inloopteams alle mogelijke wegen om (aanstaande) ouders te bereiken? (VVJ, 2016). Hoe verloopt de toeleiding van (aanstaande) ouders naar het perinataal groepsaanbod? (VVJ, 2016). Een vraag die de werkgroep perinataal groepsaanbod zich stelt is of ouders weten dat er ruimte is voorzien voor kinderen om te spelen en dat ook zij welkom zijn tijdens het perinataal groepsaanbod (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018). En stel dat ze dit allemaal weten, zou dit er dan voor zorgen dat (aanstaande) ouders wel hun weg zouden vinden naar het perinataal groepsaanbod? Naast bekendheid hebben we ook bereikbaarheid. Deze B gaat enerzijds na of de locatie waar het perinataal groepsaanbod doorgaat fysiek toegankelijk is (VVSG, 2010). Volgens het VVJ (2016) gaat het fysiek toegankelijk zijn er ook over of de locatie toegankelijk is voor mensen met een

1 Zie bijlage 3 voor de uitgewerkte versie van de vragenlijst.

7

functiebeperking. Anderzijds gaat bereikbaarheid ook na of het tijdstip een geschikt moment is voor ouders (VVJ, 2016). Het is ook belangrijk om beschikbaar te zijn voor diegenen die de weg willen vinden naar het perinataal groepsaanbod. Zijn de verantwoordelijken van het aanbod makkelijk ter beschikking voor (aanstaande) ouders? Moet je jou als ouder op voorhand inschrijven of zijn er toelatingsvereisten? Kunnen ouders zich tijdens of voor het perinataal groepsaanbod ergens informeren? Laat de begeleiding van het perinataal groepsaanbod het toe om een stabiele relatie uit te bouwen? (VVJ, 2016). ‘Is het perinataal groepsaanbod wat (aanstaande) ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie nodig hebben? Voegt participatie aan dit aanbod iets concreet toe aan de leefsituatie van deze doelgroep? Wordt dit aanbod als een meerwaarde ervaren door ouders en het kind? Leren ze er iets uit en houden ze er iets aan over voor zichzelf? Kunnen ze er nadien nog iets mee doen?’ zijn vragen die bruikbaarheid weerspiegelen (VVJ, 2016). Begrijpbaarheid zit hem dan weer meer in de communicatie, in het informeren en sensibiliseren. Wanneer je de begrijpbaarheid wil nagaan, onderzoek je volgens het VVJ (2016) of (aanstaande) autochtone ouders begrijpen waar het perinataal groepsaanbod voor staat, of ouders begrijpen wat er precies gebeurt tijdens dit groepsaanbod en of de taal inclusief jargon en/of het dialect wordt begrepen. Bovendien kan je er voor kiezen om tijdens het perinataal groepsaanbod al dan niet te werken met ondersteunend materiaal zoals pictogrammen (VVJ, 2016). De B die zich enerzijds toespitst op de relatie tussen participanten aan het perinataal groepsaanbod, is betrouwbaarheid. Het VVSG (2010) beweert dat als je de betrouwbaarheid van het perinataal groepsaanbod wilt nagaan, je moet nagaan of er groepsregels zijn of afspraken rond privacy. De werkgroep perinataal groepsaanbod stellen groepsregels dan weer in vraag in die zin dat ze zich afvragen of groepsregels er juist niet voor zorgen dat ouders zullen afhaken omdat ze dit niet gewoon zijn (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018).

Daarnaast gaat betrouwbaarheid ook over het waarmaken van wat je belooft te doen en wat je verwacht van ouders tijdens het perinataal groepsaanbod. Zo gaf de werkgroep perinataal groepsaanbod (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018) aan dat ze zich afvragen of het voor ouders een drempel is om te komen naar het perinataal groepsaanbod omdat ze bang zijn dat ze zullen moeten spreken over seksualiteit waar vaders bijzitten. Daarnaast kunnen er nog andere mentale drempels aanwezig zijn die het voor ouders moeilijk maakt om deel te nemen aan het perinataal groepsaanbod van een inloopteam (VVJ, 2016).

‘Welke prijs moeten ouders betalen om deel te nemen aan het perinataal groepsaanbod? Is er een fysieke inspanning nodig om te komen? Zijn er expliciete financiële drempels om deel te nemen? Zijn er andere verborgen kosten op de weg naar het aanbod vb. de aankoop van een ticket voor de bus?’ zijn vragen die gaan over de laatste B, betaalbaarheid (VVJ, 2016). Vanuit meerdere inloopteams wordt ervaren dat autochtone (aanstaande) ouders moeilijk de weg vinden naar het perinataal groepsaanbod. Om deze weg te kunnen vinden, wordt gesteld dat het inloopteam een toegankelijk aanbod moet voorzien voor ouders. De nood leeft om deze toegankelijkheid specifiek van het perinataal groepsaanbod onder de loep te nemen aan de hand van de zeven B’s. Hieruit is de onderzoeksvraag ‘Op welke manier kunnen autochtone (aanstaande) ouders hun weg vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’ ontstaan.

8

Op deze weg naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam zijn toeleiders een onmisbare schakel (Mollefait, A., persoonlijke communicatie, 6 maart 2018). Volgens de zorginspectie (2011) van inloopteams gaat er veel aandacht en personeelsinzet naar het bereiken van de beoogde doelgroep en het toeleiden van deze mensen naar het perinataal groepsaanbod. Waar er veel tijd en energie vanuit inloopteams gaat naar toeleiding, wordt er zowel vanuit het inloopteam van Menen (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018) als vanuit de werkgroep perinataal groepsaanbod (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018) ervaren dat de toeleiding van (aanstaande) ouders naar het perinataal groepsaanbod naar een hoger niveau getild kan worden. Dat er meer continuïteit in de toeleiding van autochtone (aanstaande) ouders zou kunnen komen, geeft ook Vanderstraeten aan in volgend citaat: “We zijn al lang aan het werken om een screeningssysteem geïnstalleerd te krijgen bij de gynaecologen, zonder groot succes want ze sturen enkel illegale mama’s door.” Om meer continuïteit in de toeleiding van autochtone (aanstaande) ouders naar het perinataal groepsaanbod te krijgen, moet er onderzocht worden wat toeleiders nodig hebben om (aanstaande) ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam (Mollefait, A., persoonlijke communicatie, 6 maart 2018). Van daaruit werd er beslist om de deelonderzoeksvraag ‘Wat hebben partners van een inloopteam nodig om autochtone kwetsbare aanstaande ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’ om zo mede een antwoord te kunnen bieden op de hoofdonderzoeksvraag.

9

Methode en proces

Om een antwoord te kunnen bieden op de onderzoeksvraag en deelonderzoeksvraag werd er een actieonderzoek uitgevoerd waarbij gekozen werd voor twee onderzoeksmethoden, focusgroepen en interviews. Deze onderzoeksmethoden werden ingezet binnen het brede netwerk van inloopteam Menen, het hoekhuis. De coördinator en de medewerkers van inloopteam Menen hadden de droom via de onderzoeksvraag ‘Op welke manier kunnen autochtone (aanstaande) ouders hun weg vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’ specifiek de weg naar het perinataal groepsaanbod van ouders te onderzoeken met het doel deze weg laagdrempeliger te maken voor ouders door deze weg te verbeteren of te vernieuwen. De medewerkers voelen zich dan ook verantwoordelijk voor deze weg naar het perinataal groepsaanbod omdat ze meer autochtone kwetsbare (aanstaande) ouders willen zien participeren aan het perinataal groepsaanbod (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 februari 2018). De medewerkers voelen zich niet alleen verantwoordelijk voor deze weg naar het perinataal groepsaanbod. Ze voelen zich ook verantwoordelijk voor het gebied binnen het inloopteam waarin ouders hun mening mogen uiten, waar naar feedback van ouders wordt gevraagd en waar zij ‘mee’ mogen denken en ‘mee’ mogen beslissen over de uitwerking van het perinataal groepsaanbod. Ze proberen hierbij maximaal in te zetten op de talenten van ouders. ‘Empowerment’ van Paulo Freire is een cruciaal element binnen de visie van het inloopteam van Menen. Binnen dit onderzoek werd er door de medewerkers aangegeven dat ouders gehoord moesten worden omdat dit onderzoek zich juist op hen richt. Het was hun wens zowel van ouders als van doorverwijzers feedback te ontvangen om op die manier met deze feedback aan de slag te kunnen gaan. Een onderzoek dat niet alleen leidt tot nieuw handelen maar ook tot empowerment van deelnemers, is volgens Migchelbrink (2016) kenmerkend aan actieonderzoek. Ouders en doorverwijzers werden dan ook niet beschouwd en behandeld als objecten maar werden gezien als handelende subjecten binnen een sociale context met andere mensen. Ouders werden uitgenodigd om mee te participeren aan dit onderzoek. Volgens Migchelbrink (2016) zijn dit de typerende kenmerken voor een participatief actieonderzoek. Ook Lange, Schuman & Montesano Montessori (2016) benadrukken binnen actieonderzoek noties als emancipatie, participatie en empowerment. Niet alleen de deelnemers werden heel nauw betrokken bij het onderzoek. De medewerkers van het inloopteam van Menen waren ook cruciale partners binnen het onderzoeksproces. Zo werden de gebruikte onderzoeksmethoden steeds samen met hen kritisch bekeken en aangepast. Ze werden als het ware als ‘critical friends’ ingeschakeld. Daarnaast waren ook zij mee verantwoordelijk voor de rekrutering van zowel ouders als doorverwijzers. Ook werd de data verkregen uit de interviews en focusgroepen op regelmatige basis teruggekoppeld naar het team. Op basis van deze systematisch verzamelde, geanalyseerde en geïnterpreteerde informatie werd er met het team gereflecteerd op het eigen handelen en de eigen werking. Dit is ook kenmerkend aan actieonderzoek (Ponte, 2006). Actieonderzoek karakteriseert zich volgens Migchelbrink (2016) ook met het gebruik van communicatieve, interactieve, visuele en creatieve methoden en technieken om de creatie van nieuwe ideeën en richtingen te bevorderen en daarnaast het potentieel van de deelnemers aan te spreken en te ontwikkelen. Binnen zowel de interviews met ouders en de focusgroepen met toeleiders, werden er creatieve methodieken2 ingezet om dit creatieproces op gang te brengen.

2 Methodiek ‘op weg naar de babybabbels’ en methodiek ‘zwanger van je rol als toeleider’.

10

Interviews met ouders

Binnen dit onderzoek werden acht gestructureerde interviews afgenomen met autochtone (aanstaande) ouders. De keuze ging naar gestructureerde interviews omdat de volledige toegankelijkheid van het perinataal groepsaanbod onder de loep werd genomen. Via gestructureerde interviews was het mogelijk om op elke B van toegankelijkheid in te zoomen. Doordat de interviews werden afgenomen met ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie en interviews voor de meesten van hen een grote stap was, waren gestructureerde interviews ook een bruikbaar instrument om hen op weg te zetten in het vertellen van hun verhaal. Bij de contactopname werd hen de inhoud toegelicht. Toch gaven ouders tijdens de interviews aan niet goed te kunnen inschatten waarover het interview zou gaan. Voor hen waren de toelichting van de verschillende B’s en de specifieke vragen een verheldering van waarover het interview werkelijk ging. Naast de inspanning die de inhoud van de interviews van ouders vroeg, was het feit dat ze werden geïnterviewd, oog in oog, een grote stap voor hen. Toch was een interview laagdrempeliger voor hen dan hen in groep samen te brengen omdat het inloopteam uit ervaring weet dat kwetsbare ouders het niet eenvoudig vinden om in groep hun mening te geven en deze te beargumenteren. Door met hen een individueel gesprek aan te gaan, was het mogelijk om te weten te komen welke drempels ouders ervaren en welke gevoelens, gedachten hier een aandeel in hebben. Het was niet mogelijk alleen het vertrouwen te winnen van ouders door een individueel gesprek met hen aan te gaan. Wil men het vertrouwen winnen van kwetsbare ouders, is het volgens Mollefait (persoonlijke communicatie, 6 maart 2018) belangrijk dat je jezelf als interviewer kwetsbaar durft opstellen naar de ouder. Je kwetsbaar opstellen, kan door voorbeelden te geven uit het eigen leven. Je kwetsbaar opstellen zit hem ook in authenticiteit. Door authentiek te zijn als persoon, bied je en kader waarin ouders meer tot hun recht komen, waar ze zich thuis voelen. Wanneer je niet authentiek bent, zien kwetsbare ouders makkelijk jouw kwetsbaarheden. Kwetsbare ouders voelen aan wanneer je niet oprecht bent, wanneer je niet authentiek bent. Dit noemt Mollefait (persoonlijke communicatie, 6 maart 2018) het zesde zintuig waar kwetsbare ouders over beschikken. Tijdens het interview was het belangrijk dat het gesprek werd afgestemd op de ouder, in die zin dat het gesprek niet als formeel werd aangevoeld. Hier knappen kwetsbare ouders op af (Keirsebilck, C.3,persoonlijke communicatie, 10 maart 2018). Als je tijdens het interview op zoveel mogelijk neurologische niveaus zoals context (kleding, spreekstijl, omgeving), gedrag (lichaamshouding, rust of levendigheid, spreektempo), denken en voelen, waarden en overtuigingen, identiteit enzovoort kunt afstemmen, voelen mensen zich volgens Keirsebilck, C. ontzettend gezien en begrepen (persoonlijke communicatie, 25 mei 2018). Zo kan je volgens haar tijdens het interview zeer veel informatie van ouders verkrijgen. Deze informele sfeer houdt ook in dat ouders zich begrepen voelen en erkend voelen in hun gevoelens en gedachten. Volgens Lange, Schuman en Montessori (2016) is dit mogelijk via een interview. Het aanbieden van eten en drank tijdens de interviews is ook bevorderlijk voor de informele sfeer tijdens het interview. Volgens Serlet (persoonlijke communicatie, 2 februari 2018) kan dit voor ouders een doorslaggevende factor zijn om deel te nemen aan het interview. Dat er eten en drank was voorzien, werd vermeld bij de contactopname. Daarnaast werd tijdens de contactopname de inhoud en het verloop van het interview meegedeeld. Ook werd er gevraagd in welke context de ouder het interview wou laten doorgaan (thuis, op café, in het hoekhuis). Ten slotte werd de anonimiteit van de ouder gegarandeerd en werd de meerwaarde van zijn inbreng benoemd.

3 Keirsebilck Caroline is opgeleid tot trainer in het neuro-linguïstisch programmeren.

11

Waar er werd gekozen voor een gestructureerd interview4, werd de ouder toch de mogelijkheid geboden een nieuw onderwerp aan te kaarten. Dit werd mogelijk in het begin van het interview waar er gewerkt werd met de methodiek ‘op weg naar de babybabbels’. Hierbij kregen de ouders de mogelijkheid een legomannetje te zetten op de plaats waar zij zich op dat moment bevonden ten aanzien van de babybabbels: nog heel ver (thuis), ergens in het midden of op de babybabbels. Daarna werd er hen de open vraag ‘wat maakt dat je jou op die plaats zet?’ gevraagd. Na het gebruik van de metafoor, werd er aan ouders gevraagd of ze ooit al hadden overwogen om te komen en of ze al reeds waren gekomen naar de babybabbels. Daarna werd er via een lijst van organisaties gevraagd of de ouder ooit in contact kwam met de organisatie en of de organisatie iets had verteld of had meegegeven omtrent de babybabbels. Indien de organisatie dit deed, werd de ouder dieper bevraagd over de toeleiding via deze organisatie naar de babybabbels. Na het overlopen van de organisaties, werd de ouder dieper bevraagd aan de hand van de zeven B’s met zowel gesloten als open vragen. Doordat er vooral wordt opgemerkt dat aanstaande ouders moeilijk de weg vinden, werd er een apart luik voorzien waarbij de invloed van de zwangerschap werd bevraagd. Zo werd de gesloten vraag gesteld of de zwangerschap en alles wat daarbij komt kijken een rol speelt in waarom de ouders wel of niet kwamen naar de babybabbels. Indien dit wel zo was, werden de noden van een zwangere vrouw en de nodige acties van het inloopteam bevraagd om meer zwangere mama’s en aanstaande papa’s hun weg te laten vinden naar de babybabbels van het inloopteam. Ten slotte werd de vraag gesteld of ze hun legomannetje wilden verzetten en waarom. Dit werd bevraagd omdat elementen tijdens het interview ervoor konden zorgen dat dit een verandering met zich meebracht zoals het gevoel, de gedachte rond en de aantrekkingskracht naar de babybabbels. Zoals eerder aangehaald, gaat het inloopteam uit van de krachten van ouders. Dat deze krachten kunnen worden aangesproken tijdens interviews, werd sterk verondersteld door de medewerkers van inloopteam Menen. Jacques (persoonlijke communicatie, 2 februari 2018) beargumenteert deze veronderstelling met de mogelijkheid van ouders om hen de drempels aan te wijzen. Bovendien zijn zij diegene die zich kunnen inbeelden wat het als zwangere moeilijk maakt om de weg te vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam. Toch werden er naast zwangere mama’s en aanstaande papa’s ook mama’s en papa’s bevraagd waarvan hun kindje al reeds geboren is. Ook werden er zowel (aanstaande) mama’s- en papa’s bevraagd die hun weg nog niet gevonden hebben als (aanstaande) mama’s en papa’s die wel al reeds hun weg vonden naar het perinataal groepsaanbod. Diegene die hun weg nog niet vonden, konden beargumenteren wat ervoor zorgde dat ze hun weg nog niet vonden. Diegene die hun weg wel reeds vonden, konden zich een beeld vormen van wat het perinataal groepsaanbod is en wat voor meerwaarde de babybabbels biedt voor hen. Vanuit dit beeld kunnen zij ook hun kritische bril opzetten van wat ontbrekende elementen zijn op de weg en binnen het perinataal groepsaanbod. Binnen de interviews werd de hulp ingeschakeld van twee medewerkers binnen het inloopteam van Menen, namelijk een agogisch medewerker en een projectmedewerker van het kinderarmoedefonds. Doordat zij dicht bij de doelgroep staan, konden zij een efficiënte selectie van ouders maken die bevraagd konden worden via een interview. Beide stelden een lijst op van ouders die gerekruteerd konden worden voor het interview. De manier waarop de ouders werden gerekruteerd, hing af van de inschatting die de medewerkers hadden gemaakt. Zij maakten namelijk een inschatting of de ouder liefst per telefoon, per mail, via een medewerker werd gecontacteerd. Daarnaast gaven ze een opsomming van waar er per ouder rekening mee moest worden gehouden.

4 Zie bijlage 4 voor het uitgeschreven verloop van de interviews.

12

Focusgroepen met toeleiders

Om een antwoord te kunnen bieden op de deelonderzoeksvraag ‘Wat hebben partners van een inloopteam nodig om autochtone kwetsbare (aanstaande) ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’ werden er twee focusgroepen uitgevoerd met toeleiders. Via deze twee focusgroepen wou het inloopteam van Menen via de verschillende partners te weten komen wat er leeft bij hen omtrent de toeleiding van kwetsbare ouders. Het was hun droom te weten te komen wat ze nodig hebben om vooral aanstaande ouders toe te leiden en welke elementen een cruciale rol spelen in waarom ze al dan niet een ouder toeleiden naar het perinataal groepsaanbod. Een focusgroep is volgens Lange, Schuman en Montesano Montessori (2011) de onderzoeksmethode bij uitstek om ideeën en attitudes te peilen bij groepen betrokkenen. Om deze ideeën en attitudes te peilen bij de deelnemers tijdens de focusgroep5, werd er aan de deelnemers gevraagd terug te denken aan de momenten waarop ze werkelijk iemand hebben toegeleid, de momenten waarop ze iemand wilden doorverwijzen maar het toch niet deden. De deelnemers blikten ook vooruit naar wat ervoor zou kunnen zorgen dat ze meer (aanstaande) ouders zouden toeleiden naar de babybabbels. Er werd ook gebruik gemaakt van de methodiek ‘zwanger van je rol als toeleider naar de babybabbels’. Deze methodiek werd ingezet omdat de deelnemers op die manier in het thema van het onderzoek werden gedompeld. Er werd gevraagd aan de deelnemers hun ballon zo klein of zo groot op te blazen als ze zich voelen in hun rol als toeleider naar de babybabbels. De deelnemers konden ervoor kiezen hun ballon onder hun kledij te stoppen. Op die manier leek het alsof ze echt zwanger waren en was dit een visualisering van hoe ver ze zaten in de zwangerschap van hun rol. Was de buik nog heel klein en zaten ze nog in het prille begin van de zwangerschap of moesten de deelnemers al bijna bevallen van hun rol als toeleider? Wanneer ze bijna moesten bevallen, gaven ze aan dat ze (zo goed als) klaar waren om ouders toe te leiden naar de babybabbels.

De methodiek biedt ook een kans voor de partners om te reflecteren over hun rol als toeleider. Hierdoor was het mogelijk niet alleen elementen vanop de oppervlakte aan bod te laten komen maar was het ook mogelijk om in de diepte te gaan en zo onderliggende noden, wensen, dromen omtrent de toeleiding te delen met elkaar. Er werd de deelnemers gevraagd uit te leggen welke elementen ervoor zorgen dat ze zich zo klein of zo groot voelen als toeleider. Ook werd er aan de deelnemers gevraagd hun droombril op te zetten en hun droomperspectief te delen met elkaar. Op die manier was het mogelijk uit alle aan bod gekomen elementen, de meest gedragen ideeën eruit te halen. Ten slotte werden de noden van ouders ook bevraagd bij de toeleiders: ‘Stel dat je een ouder doorstuurt, wat denk je dat een ouder daarna nog nodig heeft om werkelijk de weg te vinden naar de babybabbels?’. Op die manier was dit ook data die een antwoord kon bieden op de onderzoeksvraag. De partners gerekruteerd voor de focusgroepen, hadden dezelfde rol ten aanzien van de babybabbels, namelijk hun rol om ouders toe te leiden naar de babybabbels. Volgens het CBO (2004) biedt een focusgroep een meerwaarde wanneer deze bestaat uit een homogeen samengestelde groep. Zo hadden de partners ook allemaal een medische opleiding genoten en werkten ze als vroedvrouw of verpleegkundige waarbij ze een groot bereik hebben van aanstaande ouders. Door de partners samen te brengen, krijgen ze de mogelijkheid in interactie te gaan met elkaar en kan herkenning plaatsvinden. In beide focusgroepen waren er gemeenschappelijke vragen en noden

5 Zie bijlage 6 voor het uitgeschreven verloop van de focusgroepen.

13

omtrent de toeleiding naar het perinataal groepsaanbod. Door in interactie te gaan, werd de gedeelde informatie opgebouwd en konden de partners tot een consensus komen en kregen innoverende ideeën de gelegenheid om ontwikkeld te worden (Vigez, 2018). Volgens het CBO (2004) stimuleert een focusgroep het ‘mee’ denken om zo tot suggesties voor verbetering te komen. Omdat een focusgroep het ideale moment is om de partners dichter te brengen bij het perinataal groepsaanbod van het inloopteam, gingen ze door in de ruimte waar het perinataal groepsaanbod plaatsvindt. Op die manier kregen de partners de kans te zien waar het zich specifiek situeert en op welke manier de ruimte is ingericht. Zo biedt dit de gelegenheid om dit op te slaan in het geheugen en dit mee te nemen in het gesprek met ouders wanneer ze worden toe geleid naar de babybabbels. In functie van de rekrutering van de partners, werd de hulp ingeschakeld van de coördinator van inloopteam Menen. Haar expertise als coördinator binnen het inloopteam maar ook binnen Huis van het Kind, werd ingeroepen met de reden dat zij een overzicht heeft van belangrijke partners die konden bevraagd worden tijdens de focusgroepen. Zij kon een inschatting maken van wie er binnen de organisatie kon worden gecontacteerd en of er andere bijzonderheden waren. Er werden in totaal vier partners bereikt, waaronder één vroedvrouw en drie verpleegkundigen. Ze werden gerekruteerd per mail6 waarbij er werd toegelicht waaruit dit onderzoek is opgestart en wat hun inbreng als meerwaarde zou bieden voor dit onderzoek. Er werd duidelijkheid geschept waarom juist zij een onmisbare schakel zijn op de weg naar de babybabbels. Zo werd er toegelicht dat zij een groot bereik hebben van aanstaande ouders en dat het voor het inloopteam belangrijk is te weten wat hun noden zijn omtrent de toeleiding van deze ouders. Er werden twee focusgroepen georganiseerd. De eerste focusgroep ging door met een verpleegkundige van het wijkgezondheidscentrum de Piramide, een studente binnen de Piramide en een vroedvrouw van de afdeling materniteit AZ Delta te Menen. De tweede focusgroep vond plaats met twee verpleegkundigen van Kind en Gezin, die in hetzelfde gebouw zit als het inloopteam.

6 Zie bijlage 5 voor de opgestelde mail die werd verstuurd naar de partners van het inloopteam.

14

Interview met toeleider OCMW

Vanuit de medewerkers van het inloopteam Menen werd er aangegeven dat het belangrijk was dat ook het diensthoofd van het OCMW Menen zou bevraagd worden omdat zij een groot overzicht heeft over wat er leeft op gemeentelijk niveau binnen Menen. Bovendien is het OCMW ook een belangrijke toeleider van ouders naar het perinataal groepsaanbod. Daarom werd er een interview7 met haar uitgevoerd om ook van haar een antwoord te krijgen op de deelonderzoeksvraag. Jacques (persoonlijke communicatie, 2018) gaf ook te kennen dat een platform wel kan werken voor de deelnemers binnen de focusgroepen, maar dat dit daarvoor niet geldt voor alle toeleiders. Van daaruit werd er gekozen voor een half-gestructureerd interview waarbij de belangrijkste topics uit de twee focusgroepen aangekaart en afgetoetst werden bij het diensthoofd van het OCMW. Binnen dit half-gestructureerd interview lagen de hoofdvragen vast maar werden er tijdens het interview niet vastgelegde bijvragen gesteld. Het interview werd afgevuurd met de hoofdvraag ‘Wat zou ervoor kunnen zorgen dat je meer (aanstaande) ouders zou doorsturen naar de babybabbels?’ gesteld. Daarna werd het de toeleider dieper bevraagd aan de hand van de topics omtrent de manier waarop de uitnodigingen van het perinataal groepsaanbod het liefst bezorgd worden, knowhow hebben van het perinataal groepsaanbod, de toeleiding ernaar en de ontwikkeling van een platform.

Data-analyse

Tijdens de interviews met ouders werd de inbreng van ouders opgenomen met een videorecorder en daarna handmatig verwerkt. Na elk interview werden ook foto’s genomen van de metafoor ‘op weg naar de babybabbels’ om op die manier de plaats waarop ouders hun legomannetje zetten te visualiseren en te documenteren. Tijdens de focusgroepen was er een verslaggever die onmiddellijk de inbreng van de toeleiders handmatig verwerkte. Op het einde van de tweede focusgroep werd er een foto genomen van de opgeblazen ballonnen van klein naar groot. Op die manier hadden we een visualisering van het verschil in groottes tussen de ballonnen van de verschillende deelgenomen toeleiders. De inbreng van het diensthoofd van het OCMW tijdens het interview werd opgenomen met een videorecorder en werd daarna ook handmatig verwerkt. Ten slotte werden de data geïnterpreteerd en de belangrijkste topics eruit gehaald. Per onderzoeksmethode werden deze topics samengelegd en opgedeeld per categorie. Aan de hand van de verschillende categorieën werd de data verwerkt in onderstaande resultaten.

7 Zie bijlage 7 voor de uitgewerkte versie van het interview.

15

Resultaten Tijdens het onderzoek werd er data verzameld rond de onderzoeksvraag en deelonderzoeksvraag dankzij twee gebruikte onderzoeksmethodieken, namelijk interviews en focusgroepen. De resultaten verkregen uit deze data worden hieronder geformuleerd op basis van de (deel)onderzoeksvraag en vervolgens opgesplitst per onderzoeksmethode. ‘Op welke manier kunnen autochtone (aanstaande) ouders hun weg vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’

Interviews met ouders

Profilering

Uit de interviews kwam naar voor dat de naam van het perinataal groepsaanbod in het inloopteam Menen, ‘de babybabbels’ niet eenduidig is voor ouders. Sommige ouders gaven aan dit werkelijk geïnterpreteerd te hebben als baby’s die tegen elkaar babbelen. Tijdens één van de interviews sprak een mama voortdurend over de ‘mamababbels’ i.p.v. de ‘babybabbels’. Daarnaast gaven ouders aan dat het niet éénduidig is voor hen wat het groepsaanbod de ‘babybabbels’ concreet inhoudt. Bij het gebruiken van de metafoor8 tijdens de interviews, werd dit ook duidelijk. Tijdens één van de interviews had een mama in het begin haar legomannetje in het midden op weg naar de babybabbels gezet. Na het interview zette de mama haar legomannetje juist voor de babybabbels. Dit wordt geïllustreerd op onderstaande afbeeldingen. Voor het interview Na het interview

De mama beargumenteerde haar herpositionering als: “Ik zet mij op die plaats omdat ik er nu veel meer over weet. Ik weet wat het inhoudt.” (mama)

8 Tijdens de interviews met ouders werd er gebruik gemaakt van de methodiek ‘op weg naar de babybabbels’. Deze methodiek werd in het begin en op het einde van de interviews ingezet. In het begin werd er gevraagd aan ouders om zichzelf (legomannetje) op de plaats te zetten waar ze zich op dat moment bevonden ten aanzien van de babybabbels: nog heel ver (thuis), ergens in het midden of op de babybabbels. Daarna werd er hen gevraagd hun keuze te beargumenteren. Zie ook bijlage 4.

16

Ook gaven mama’s aan dat het bij het horen van de naam ‘babybabbels’ moeilijk is om hen voor te stellen wat het inhoudt. Voor hen is het een meerwaarde als ze er zich een beeld van kunnen vormen.

Meer een foto van de mama’s die aan het babbelen zijn. Dat zal het meer aanspreken. Nu zijn dat foto’s van op het internet maar dat mag ook gewoon een foto zijn dat mama’s aan het babbelen zijn over de zwangerschap en dan een mama die zwanger is en dan flesvoeding op tafel. Dat mama’s denken: ah het is meer toegankelijk. (papa)

Deze éénduidige profilering mocht er volgens de geïnterviewde papa ook zijn op het gebouw waar de babybabbels doorgaat. De papa gaf aan dat hij het gebouw ziet als Huis van het Kind omwille van het bordje dat naast de deur hangt. Er werd hem tijdens het interview gevraagd of de naam ‘babybabbels’ ook op de deur moest staan om zijn inbreng door te trekken naar de toegankelijkheid van de babybabbels.

Misschien wel als het bezig is. Ah, het is hier dat ik moet zijn. Welkom in de babybabbels. Voor mama’s dat het de eerste keer is: is het wel hier dat ik moet zijn, is dat hier wel zeker? Ik denk dat dat wel duidelijker zal zijn. (papa)

Bekendmaking

In de interviews kwam ook aan bod dat de babybabbels nog meer bekend mogen worden gemaakt. Informatie over de babybabbels mag nog meer verspreid worden via sociale media, via folders, in brievenbussen en op publieke locaties. Dit werd bevestigd in volgende uitspraak van een mama: “Ik heb nog nooit de blaadjes gekregen of gezien. Ik ken veel mensen die dat niet weten. Ik zeg het dat het toch nog meer folders meer reclame. Als je dat niet weet dan kan je ook niet gaan.” Mama’s gaven hierbij ook concrete voorstellen om de folders te leggen bij verschillende organisaties zoals het wijkgezondheidscentrum, welzijnsschakels, in de televestiaire van het CAW en in crèches alsook in praktijken zoals bij gynaecologen, vroedvrouwen en huisdokters. Daarnaast vonden ze mond-aan-mondreclame belangrijk en vonden ze het een meerwaarde om folders mee te geven met mama’s die naar de babybabbels komen. De geïnterviewde mama’s vonden bovendien dat de folders nog meer mochten opvallen: “Ik merkte ook dat we in de wachtzaal zaten. Er was een foldertje. We zaten daar met twee zwangere vrouwen. Het trekt niet voldoende aandacht voor mij.” (mama) Uit de interviews bleek ook dat er nood is aan concrete informatie op de website en in de folders. Ouders vinden het belangrijk te weten dat zowel papa’s als mama’s welkom zijn en dat er een speelhoek voorzien is voor de kinderen. Bovendien zijn de ouders niet op de hoogte van het bestaande concept: “Wat wordt er concreet besproken?” , “Wie stelt vragen aan wie?” en “Wat wordt er van ons verwacht?”

Misschien dat mama’s ook wel zoiets hebben: mijn kind is al redelijk groot en hij begint al te spelen. Moet ik hem dan de hele tijd bij mij houden en hij kan niet spelen? Veel mama’s en papa’s denken: waar moet ik met mijn kleine naar toe? Dat is misschien wel de grootste drempel. (papa)

17

Toeleiding Uit de interviews kwam naar voor dat ouders het belangrijk vinden dat de gynaecoloog iets zegt over de babybabbels en dat hij een folder meegeeft. Een aanvulling hierbij was dat het belangrijk is dat toeleiders voldoende informatie geven over de babybabbels.

Dan kreeg je een telefoonnummer en dan moest je zelf contact opnemen. Dat zou wel beter kunnen. Dat ze niet zomaar een nummer geven maar zeggen van kijk: het is op die dag van dat uur tot dat uur. Je kan daar terecht en dat wordt er besproken. Je kan er terecht voor tips. Een beetje meer uitleg mag wel over de activiteit zelf. Niet zomaar een telefoonnummer geven en ze gaan het wel vertellen. Niet iedereen gaat die drempel overstijgen en bellen en vragen hoe het zit. (mama)

Daarnaast gaf een mama tijdens een interview een tip om de routebeschrijving laagdrempeliger te maken voor ouders. Zo gaf zij aan dat wanneer een toeleider de weg beschrijft naar het gebouw van de babybabbels, het belangrijk is om herkenningspunten te benoemen. Ze gaf hierbij ook concrete voorbeelden zoals de dichtstbijzijnde school, de ziekenbond en Belgacom.

Vertrouwen In de eerste plaats gaven ouders tijdens de interviews aan dat ze meer vertrouwen hebben in de babybabbels wanneer ze weten dat hun kinderen erbij mogen zijn. De locatie speelt ook een rol waarom ouders al dan niet vertrouwen hebben in de babybabbels. Mama’s gaven aan dat de locatie best niet te groot is maar dat er toch voldoende speelruimte voorzien is voor de kinderen. Een vader gaf ook aan dat het belangrijk is dat je als ouder inkijk hebt binnenin de locatie waar de babybabbels doorgaat. Dit zou o.a. een element zijn die ervoor zorgt dat de vader meer vertrouwen krijgt in de babybabbels. De vader beargumenteerde dit als: “Het is misschien wel een drempel als je niet goed kunt binnenkijken. Je moet kunnen zien wat er gebeurt.”

Daarnaast is een vertrouwenspersoon ook belangrijk voor ouders. Een niet zwangere mama gaf tijdens de interviews aan dat ze denkt dat je als zwangere mama iemand nodig hebt die je kent en die meekomt naar de babybabbels, ook al is die persoon geen (aanstaande) mama met een kindje tot 1 jaar. Een andere mama gaf aan dat het voor haar zeker een rol zou spelen als haar partner zou kunnen meekomen. De moeder beschreef dit als: “We zijn dan met twee en dat is anders.” Andere factoren die een rol spelen waarom ouders vertrouwen hebben in de babybabbels zijn o.a. het zien van de verantwoordelijke, regels en afspraken rond vertrouwen enzovoort. Een mama gaf hierbij als voorbeeld aan de afspraak te maken dat alles binnen de groep blijft en dat er niets buiten de groep wordt doorverteld. Dit mondeling afspreken is voor haar een must. Bovendien is herhaling belangrijk, o.a. wanneer een nieuwe mama wordt verwelkomd in de babybabbels. Een andere mama gaf aan dat ze het belangrijk vindt dat er ook afspraken worden gemaakt rond het doorgeven van een kind in de groep.

Ik ga mijn kind niet zo snel geven aan iemand anders, aan een wildvreemde, of iemand die hem opdringt en zegt ‘je moet dat en dat doen met je kind’ of zo iemand die ze constant wil vastpakken. Dat is een beetje die nestdrang. (mama)

18

Tijdstip De geïnterviewde papa en enkele mama’s gaven aan dat het werk een rol speelt waarom ze niet kunnen komen naar de babybabbels. Een mama gaf aan dat omwille van haar werk ’s avonds het ideale moment zou zijn om de babybabbels te laten doorgaan. Daarnaast gaven mama’s aan dat het tijdstip dat de babybabbels doorgaat zou moeten worden afgewisseld.

Het zou eerder de éne keer de donderdag moeten zijn, er keer efkes uit zijn, keer kunnen gaan babbelen. Maar ook keer de zaterdag. Dan gaan de partners ook rapper kunnen meekomen. De zaterdag of de zondag ook meer papa’s en ook meer keer onder elkaar vragen stellen aan elkaar. (mama)

Zwangerschap

Een zwangere mama gaf tijdens de interviews aan dat het door de zwangerschap niet altijd even eenvoudig is om naar de babybabbels te gaan. Ze beargumenteerde dit als: “Er effectief geraken is wel moeilijk met de misselijkheid. Ik ben eens heel laat toegekomen. Het mottig zijn, een beetje fysiek minder haalbaar om er te geraken.” Tijdens een ander interview met twee mama’s werd het voorstel ook gedaan om de babybabbels eens bij hen thuis te laten doorgaan.

Focusgroepen met toeleiders

Profilering Uit de focusgroepen kwam naar voor dat ouders niet goed weten wat de babybabbels inhouden. Specifieker kwam naar voor dat ze niet weten wat het is om in groep samen te komen om het te hebben over de zwangerschap. Ouders stellen zich volgens de toeleiders dan nog steeds de vraag over wat het zou gaan. “Het heeft zelfs een tijdje geduurd voor ik doorhad wat de babybabbels juist zijn.” (toeleider). De toeleiders gaven ook een specifieke tool mee die volgens hen zou werken om de babybabbels éénduidiger te maken voor ouders: “Volgens mij zou het voor ouders helpen dat ze een filmpje zien van ouders met een kindje op hun schoot. ‘Ah ja, dat is het!’” (Toeleider) Daarnaast zit het hem in die profilering ook dat het belangrijk is dat ouders de juiste en volledige informatie krijgen. Er moet vermeld worden dat er kinderopvang voorzien is en dat er een ontbijt aanwezig is. Daarnaast moeten de datums waarop de babybabbels plaatsvinden ook duidelijk worden vermeld.

Geheugensteuntje Wanneer gevraagd werd aan de toeleiders wat ouders nodig hebben om hun weg te vinden naar de babybabbels, werd er aangeraden om een herinnering per mail of per sms te versturen naar ouders. Dat er werd aangekaart om op deze manier te werk te gaan, werd beargumenteerd met: “Als het niet noodzakelijk is, wordt het vaak vergeten.” (toeleider)

Vertrouwen Ook in de focusgroepen kreeg vertrouwen bij ouders een duidelijke insteek. Er werd aangehaald dat ze nog mogen begeleid worden maar dat het moeilijk blijft om het vertrouwen van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie te winnen. Het is belangrijk om als inloopteam een vertrouwensband over te brengen naar ouders en dat doe je volgens de toeleiders door als inloopteam naar buiten te komen: “Ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie hebben een babbel en een gezicht nodig.” (toeleider).

19

Het meer naar buiten komen zit hem volgens de deelnemers uit beide focusgroepen ook in het uitvoeren van huisbezoeken. Het is belangrijk dat het initiatief om een huisbezoek te doen genomen wordt vanuit het inloopteam. Er werd uitdrukkelijk aangegeven dat het inloopteam best op voorhand contact opneemt met de ouders om een data vast te prikken. Het is volgens hen dan ook belangrijk dat deze huisbezoeken niet lukraak gebeuren maar meer doelgericht: “Het is belangrijk om hierbij keuzes te maken. Zo kan je ze oppikken en doorverwijzen.”. De toeleider heeft het hier over keuzes in de selectie van gezinnen. Zo werd er aangegeven dat het goed zou zijn om als inloopteam gericht vanuit de babybabbels op huisbezoek te gaan bij gezinnen die er aan kunnen deelnemen.

Groep Het feit dat de babybabbels doorgaan in groep, hangt ook voor een stuk samen met het vertrouwen dat ouders al dan niet hebben in de babybabbels. Dat de babybabbels een groepsgebeuren is, kan volgens de toeleiders een aanzienlijke drempel vormen voor ouders: “Er zijn ook mensen die liever een persoonlijk gesprek hebben in plaats van een groepsgesprek.”. Er werd daarop aangevuld dat er waarschijnlijk ook mensen zijn die niet passen in de reeds gevormde groep van de babybabbels. Leeftijd De doelgroep waar het inloopteam van Menen zich op dit moment binnen de babybabbels toe richt zijn autochtone (aanstaande) ouders met een kind tot één jaar. Bij de keuze van de doelgroep werden geen specifieke leeftijdscategorieën geselecteerd. In principe zijn dus ook tienermama’s- en papa’s welkom in de babybabbels. In de focusgroepen werd aangehaald dat het belangrijk is om stil te staan bij het leeftijdsverschil van ouders die (zouden kunnen) komen naar de babybabbels: “Een mama van veertien jaar gaat misschien niet graag zitten bij een mama van 36 jaar.” (toeleider)

Interview met toeleider OCMW

Vertrouwen Dat vertrouwen fundamenteel is voor ouders, werd ook nog eens bevestigd in het interview met een toeleider vanuit het OCMW. Ze gaf hierbij aan dat je met ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie in kleine stapjes moet werken. Eerst moet je als toeleider een vertrouwensrelatie kunnen opbouwen met de ouder en dat is op zich al niet vanzelfsprekend, zeker vanuit de rol als medewerker van het OCMW omdat ze naast hulpverlening ook een controlerende functie uitoefenen.

Soms lukt dat wel goed in het eerste contact, als dat goed zit om die dingen te bespreken. ‘Ik heb het gevoel dat dat hier wat moeilijk zit rond de zwangerschap. Ik ken een dienst die jou kan helpen.’ Als dat in een warme of open sfeer is gaan cliënten dat goed ervaren maar als dat in een gespannen sfeer is dan gaat het zijn ‘Wat ga jij nu zeggen dat ik…’, en dat heb je in het OCMW ietsje meer dan in een andere organisatie. (toeleider OCMW)

Wanneer de toeleider werd gevraagd wat het inloopteam volgens haar kan betekenen om als vertrouwenspersoon te werk te gaan en om die kleine stapjes te verwezenlijken voor ouders, gaf ze aan dat het inloopteam dit kan volbrengen door meer in beeld te komen, o.a. via sociale media. Door je meer te profileren als inloopteam, kan je de afstand kleiner maken met ouders. “Het inloopteam is bezig met zeer goed werk en waarom zou je dat dan niet in de picture zetten. De werking bekender maken bij het breder publiek.” (toeleider OCMW)

20

Aanspreking De toeleider gaf ook een voorstel omtrent de aanspreking van ouders op de folder. Haar voorstel is de folders zodanig op te maken dat het niet alleen ouders aanspreekt maar ook de context rondom de ouder. Dit kan je volgens haar doen door op de folder ‘Kent u iemand die zwanger is?’ in plaats van ‘Ben je zwanger?’ te zetten. Op deze manier spreek je een breder publiek aan. “Je hebt dan iemand die op bezoek komt en ze heeft misschien zelf geen kinderen maar haar zus wel. Maar daar kunnen wij niet aan denken.” (toeleider OCMW) Materieel De toeleider haalde tijdens het interview aan dat het eenvoudiger is om ouders hun weg te laten vinden naar de pamperbank en het ruilhoekje van het inloopteam. Ze verklaart dit mechanisme vanuit het feit dat ouders in zowel het ruilhoekje als de pamperbank iets materieels kunnen verkrijgen. Van daaruit gaf ze het voorstel om ook omtrent de babybabbels met iets materieels aan de slag te gaan. Het eerste voorstel is om iets gratis te geven wanneer ze de weg hebben gevonden naar de babybabbels zoals een gadget of een bon: “Dat ze dat dan gratis krijgen. Dat werkt wel altijd om mensen tot daar te krijgen. Dat je dan iets kleins krijgt of dat je het dan kan gaan inwisselen. Misschien een beetje zo’n systeem.” (toeleider OCMW). Een tweede suggestie is om een sleutelhanger aan de flyer van de babybabbels vast te maken.

De mensen gaan dat dan gebruiken maar dat zorgt er wel voor dat mensen dat misschien niet het eerste moment aan denken maar dan wel nog eens mee geconfronteerd worden door iets praktisch in hun hand te hebben. Of iets naar de kinderen toe. Een flyer werkt niet altijd bij mensen. Als er een sleutelhanger aanhangt, trekt dat de aandacht. (toeleider OCMW)

21

‘Wat hebben partners van een inloopteam nodig om autochtone kwetsbare aanstaande ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam?’

Focusgroepen met toeleiders

Bekendmaking Het inloopteam van Menen bezorgt de uitnodigingen van het perinataal groepsaanbod éénmaal per semester. Uit de focusgroepen kwam naar voor dat het inloopteam de babybabbels nog meer mag bekendmaken naar zijn toeleiders. Er mogen nog meer uitnodigingen (flyers, folders) op papier en per mail bezorgd worden. De bekendmaking van de babybabbels op de website en facebook kan ook nog naar een hoger niveau getild worden. Daarnaast gaven de deelnemers ook het voorstel om op bepaalde netwerken binnen Menen zoals het netwerk Zwangeren het inloopteam te komen voorstellen en te verduidelijken wat het inloopteam in zijn totaliteit aanbiedt van ondersteuning. Deze nood aan profilering werd ook bevestigd in waarom een deelnemer haar ballon9 niet heel groot maar ook niet heel klein had opgeblazen.

Ik heb mijn ballon er tussenin opgeblazen. Ik denk dat ik meer kan betekenen voor de babybabbels. Ik zie veel mama’s in de prenatale zorg. Ik heb genoeg tijd maar ik heb voldoende informatie nodig over de babybabbels. (toeleider)

Wanneer ze informatie krijgen van het inloopteam, vinden de deelnemers het belangrijk dat het inloopteam enkel informatie geeft die voor hen als toeleiders belangrijk is. Wanneer ze ouders willen doorverwijzen, is het voor hen van belang om een overzicht te hebben van de data waarop de babybabbels doorgaan. De deelnemers hebben ook aangegeven dat ze nood hebben aan concrete informatie over de inhoud van de babybabbels. Daarnaast is het voor hen ook een meerwaarde om te weten naar welke ouders het inloopteam zich wil richten binnen de babybabbels. Er werd ervaren door toeleiders dat het moeilijk is een keuze te maken aan wie je wel of niet vertelt over de babybabbels. Richten ze zich enkel naar autochtone ouders of zijn allochtone ouders ook welkom? Wordt een modaal gezin ook doorverwezen naar de babybabbels of richt het inloopteam zich enkel naar kwetsbare gezinnen?

9 Tijdens de focusgroepen werd aan de deelnemers gevraagd hun ballon zo klein of zo groot te blazen als ze zich voelen in hun rol als toeleider naar de babybabbels. Om in het thema te blijven van de babybabbels, konden de deelnemers ervoor kiezen hun ballon onder hun kledij te stoppen. Op die manier weerspiegelde hun buik hoe ver ze zaten in de zwangerschap. Was de buik nog heel klein en zaten ze nog in het prille begin van de zwangerschap of moesten de deelnemers al bijna bevallen van hun rol als toeleider? Wanneer ze bijna moesten bevallen, gaven ze aan dat ze (zo goed als) klaar waren om ouders toe te leiden naar de babybabbels. Zie ook bijlage 6.

22

Loslaten Er werd aangehaald dat het belangrijk is als toeleider om gezinnen te kunnen loslaten wanneer je ze hebt toegeleid naar de babybabbels. Dit loslaten zou makkelijker zijn wanneer je als toeleider weet dat de ouder al dan niet zijn weg heeft gevonden naar de babybabbels. Wanneer naar het droomperspectief van een deelnemer werd gevraagd, werd dit ook nog eens bevestigd: “Ik droom ervan dat ik een seintje krijg wanneer ouders goed zijn toegekomen in de babybabbels. Dat geeft een gerust gevoel. Het zou helpen om gezinnen los te laten.”

De deelnemers hebben hierbij aangegeven dat het voor hen belangrijk is om het vertrouwen te kunnen hebben dat het inloopteam doorverwezen gezinnen opvolgt. Hierbij gaven ze aan dat er iets zou moeten worden ontwikkeld waarbij de gegevens van gezinnen terechtkomen: “Misschien een platform. Wanneer ze zeggen dat ze willen komen naar de babybabbels kan er dan gevraagd worden of hun naam en telefoonnummer mag worden doorgegeven.” (toeleider) Persoonlijk contact Ten slotte kwam er uit de focusgroepen naar voor dat het in functie van de toeleiding van ouders naar de babybabbels, voor toeleiders belangrijk is om persoonlijk contact te hebben met de medewerkers van het inloopteam: “Doorverwijzing naar een persoon is makkelijker. Het zou bijvoorbeeld helpen als er een voorstelling komt van het inloopteam op het Netwerk Gezinsondersteuning.” (toeleider)

Interview met toeleider OCMW

Focus

Uit het interview kwam naar voor dat zij het als toeleider belangrijk vindt dat het inloopteam niet in één keer alle informatie geeft over de algemene werking van het inloopteam maar de focus legt op bepaalde thema’s, activiteiten. Volgens haar gaat het hem over specifieke thema’s, activiteiten warm maken bij de toeleiders.

Ik weet dat ze ook nieuwsbrieven doen. Maar ik weet niet of dat veel wordt gelezen. Als dat te veel tekst is. Als ik nu naar mijn mail kijk, ik heb 200 mails per dag. Ik laat dat dan staan voor als ik eens tijd heb maar die tijd is er niet. (toeleider OCMW)

Daarbovenop gaf ze aan dat het belangrijk is om die informatie over een welbepaald thema of over een welbepaalde activiteit beknopt te houden. Ze gaf hierbij aan dat een quote voor haar werkt: “Dat is een quote, 3 zinnetjes, dat is rap gelezen, want als je daar een hele tekst stuurt, dat wordt gedeletet in al de mails die hier toekomen. Dat is te veel en dat verliest zijn effect.” (toeleider OCMW)

Frequentie Daarnaast gaat het er voor haar niet alleen om de informatie warm te maken maar deze ook warm houden, in die zin dat de informatie regelmatig bezorgd wordt. Vaak krijgen toeleiders een mail met informatie maar op dat moment denken ze niet meteen aan een gezin die naar de babybabbels zou kunnen gaan. Dan wordt de mail ergens bewaard en denken ze er vaak niet meer aan terug.

Er zijn altijd nieuwe medewerkers, zelfs de anciens. Doordat het heel veel is. Binnen het OCMW moeten ze steeds meer administratie doen. Hun takenpakket wordt meer ingevuld met administratieve zaken, minder met zaken zoals begeleiding. Dan moeten we wel zorgen dat de thema’s warm blijven bij de maatschappelijk werkers. (toeleider OCMW)

23

Persoonlijke communicatie Opvallend was dat de toeleider van het OCMW tijdens het interview aangaf dat zij niet echt het nut inziet van een platform. Zij gaf aan dat als je goed communiceert met elkaar, een platform niet nodig is.

Stel nu dat we iemand doorverwijzen maar ze komt niet. Je hebt ze dan staan op je platform. Je hebt ze niet bereikt. Ik denk dat het dan beter is om je energie te steken in een warme overdracht zodat je elkaar vindt in plaats van ze op een platform te zetten. (toeleider OCMW)

In bovenstaand citaat heeft ze het over een warme overdracht. Zij vindt het met andere woorden belangrijk dat de ouder de weg naar de babybabbels op een warme manier kan vinden. Om die warme overdracht waar te maken is het belangrijk dat het inloopteam wordt ingelicht dat er een ouder werd doorverwezen. Achteraf wordt ze ook graag ingelicht of de ouder al dan niet zijn weg heeft gevonden. Daarnaast kan het ook zijn dat er een ouder zijn weg heeft gevonden maar na één deelname aan de babybabbels niet meer is afgekomen. Ook hierbij krijgt zij graag een seintje: “Ik vind het wel belangrijk dat de verantwoordelijke van de babybabbels dan contact opneemt met een maatschappelijk werker: Ik heb haar al een paar keer niet gezien.” (toeleider OCMW)

Vast figuur Ten slotte gaf de toeleider aan dat het goed is om een afspraak te maken met een vast figuur in elke organisatie dat alle informatie wordt doorgestuurd naar deze persoon en dat deze op die manier bij alle belanghebbenden binnen de organisatie terechtkomt.

24

Conclusie Dankzij de gebruikte onderzoeksmethoden kon de daaruit verkregen data hierboven omgezet worden in resultaten. Als we kijken naar de triangulatie van de interviews met ouders, de focusgroepen met toeleiders en het interview met een toeleider, kan er gesteld worden dat deze data overeenkomen. Hieruit blijkt dat de resultaten van het onderzoek betrouwbaar zijn. Daardoor kan hieronder een conclusie geformuleerd worden op de onderzoeksvraag en de bijhorende deelonderzoeksvraag. Deze zal onderbouwd of in vraag gesteld worden door toevoeging van literatuur.

Algemene bruikbaarheid, innovatieve waarde en aanbevelingen

Het uitgevoerde onderzoek is in de eerste plaats een meerwaarde voor inloopteams omdat er zowel tijdens de interviews met ouders, de focusgroepen met toeleiders en het interview met een toeleider werd bevestigd dat deelname aan het perinataal groepsaanbod een meerwaarde is voor zowel ouders als kind (VVJ, 2016). Op de B van bruikbaarheid scoort het inloopteam van Menen met hun perinataal groepsaanbod goed. Tijdens het laatste interview met een mama werd dit heel krachtig beargumenteerd met een pakkend citaat.

Dat is wel efkes mijn moment. Het is dankzij hen [medewerkers] dat ik het niet stopgezet heb [zwangerschap] en volgehouden heb want ik heb echt getwijfeld of ik het ging houden of niet en echt een paar keer de moed opgegeven. (mama)

Ook is het perinataal groepsaanbod iets wat juist (aanstaande) ouders in een maatschappelijke kwetsbare positie nodig hebben omdat ze op dat moment horen dat ze niet de enigen zijn die in een moeilijke leefsituatie zitten. Daarbovenop horen ze ook van elkaar welke oplossingsstrategieën andere ouders hanteren om met deze moeilijke leefsituatie om te gaan (VVJ, 2016). Ook wanneer ouders deelnemen, leren ze er iets uit en houden ze er iets aan over voor zichzelf omdat ze van andere mama’s en papa’s horen hoe zij met hun kindje omgaan (VVJ, 2016).

Toch bereiken inloopteams op dit moment nog steeds niet het aantal ouders dat ze zouden willen en kunnen bereiken. Jacques (persoonlijke communicatie, 2 maart 2018) gaf al reeds aan dat ouders na hun zwangerschap vaak aangeven dat ze het jammer vinden dat ze geen weet hebben van het perinataal groepsaanbod en niet eerder zijn gekomen. Dit gebrek aan kennis over en de weg vinden naar het perinataal groepsaanbod werd ook meermaals bevestigd in de afgenomen interview met ouders die deze kennis nog niet hadden en de weg nog niet hadden gevonden naar het perinataal groepsaanbod. Opvallend was dan ook wanneer op het einde van het interview werd gevraagd of ze zouden komen naar de volgende babybabbels, hier overtuigend ‘ja’ op werd geantwoord. Sommige ouders vroegen hier zelf naar een foldertje om mee te nemen.

Inloopteams hebben via dit praktijkgericht onderzoek niet alleen een antwoord gekregen op welke manier ouders de weg kunnen vinden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam, maar kregen ook concrete suggesties van zowel ouders als toeleiders, waardoor inloopteams concreet bepaalde tools kunnen vastpakken om mee aan de slag te gaan.

Ten eerste werden er concrete suggesties gedeeld omtrent de bekendmaking van het perinataal groepsaanbod. Een eerste impliciete suggestie is om de babybabbels van naam te veranderen naar de ‘mamababbels’. Informatie over de babybabbels mag ook nog meer verspreid worden via sociale media, via folders, in brievenbussen en op publieke locaties. Deze folders mogen gelegd worden bij een reeks opgesomde organisaties en zelfstandige praktijken. Het inloopteam van Menen kan dus nog meer wegen nemen om (aanstaande) ouders te bereiken, wil men het aanbod nog meer bekend maken (VVJ, 2016).

25

Wil je als inloopteam echt de aandacht trekken van ouders op de babybabbels, is het belangrijk om als inloopteam na te denken over de meerwaarde van een flyer of folder en in welke mate deze kan opvallen naast alle andere folders die liggen in een wachtzaal. Het kan in de eerste plaats al helpen om iets aan de folder of flyer te hangen zoals een sleutelhanger omdat dit meer de aandacht trekt. Een materiële toevoeging stimuleert ouders hun weg te vinden naar het perinataal groepsaanbod. Daarnaast is het ook belangrijk om op de folder niet enkel ouders aan te spreken maar het breder publiek omdat er ook een zus of een tante in de wachtzaal kan zitten van iemand die zwanger is. In de bekendmaking van het perinataal groepsaanbod speelt mond-aan-mond-reclame een grote rol.

Zowel in de mondelinge als schriftelijke bekendmaking is het belangrijk dat de juiste en volledige informatie wordt gegeven. Er moet vermeld worden dat het perinataal groepsaanbod zich zowel naar mama’s als naar papa’s richt, dat er een ontbijt is voor de ouders en dat er een speelhoek is voorzien. Dat het belangrijk is om te vermelden dat er een speelhoek is voorzien voor kinderen, kwam vanuit de realiteit dat bevraagde ouders niet wisten dat dit er was. De realiteit dat ouders dit niet weten, is een antwoord op de vraag die de werkgroep perinataal groepsaanbod (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018) zich stelt, namelijk ‘Weten ouders dat er een ruimte is voorzien voor kinderen om te spelen?’. Daarnaast is het voor ouders belangrijk om te weten wat er wordt besproken, wie er vragen stelt aan wie en wat er van hen wordt verwacht tijdens het perinataal groepsaanbod. De datums waarop het perinataal groepsaanbod doorgaat moeten ook duidelijk worden vermeld.

Bovenstaande resultaten zijn ook specifiek voor het inloopteam van Brussel, Huis der Gezinnen een meerwaarde omdat Bruggeman (persoonlijke communicatie, 2018) aangaf dat de toegankelijkheid van hun perinataal groepsaanbod naar een hoger niveau kan getild worden door meer in te zetten op de B van bekendheid. Doordat ze het moeilijk vinden om ouders te vinden en hun aanbod aan hen voor te stellen, kan de inbreng omtrent bekendheid een antwoord bieden op hun vraag hoe ze dit specifiek kunnen aanpakken. Bruggeman (2018) gaf dan ook aan dit nog nooit eerder bevraagd werd.

Naast deze juiste en volledige informatie, is een filmpje waarbij ouders te zien zijn met een kindje op hun schoot ook bevorderlijk om te begrijpen wat het perinataal groepsaanbod juist inhoudt. Het inloopteam van Menen gebruikt op dit moment al filmpjes van het ruilhoekje, de pamperbank en de uitleendienst om het aanbod voor te stellen aan ouders. Volgens het VVJ (2016) zit begrijpbaarheid hem dan ook in de communicatie, in het informeren en sensibiliseren. Tijdens deze filmpjes wordt werkelijk getoond hoe deze deelwerkingen in zijn werk gaan om hen zo te laten begrijpen waar het perinataal groepsaanbod voor staat en wat er precies gebeurt tijdens deze groepswerking. Het inloopteam merkt op dat visualisering als ondersteuning bij het ruilhoekje, de pamperbank en de uitleendienst helpt om de begrijpbaarheid van de concrete inhoud te verhogen voor ouders.

Zowel in de interviews met ouders, de focusgroepen met toeleiders en het interview met een toeleider vanuit het OCMW, kreeg betrouwbaarheid een belangrijke insteek. De locatie, overdracht van vertrouwensband, in beeld komen, kleine stapjes, een warme en open sfeer, kleine afstand, aanwezigheid van kind(eren), aanwezigheid van vertrouwenspersoon en het vooraf zien van de verantwoordelijke zijn factoren die een rol spelen in waarom een ouder al dan niet vertrouwen heeft in het perinataal groepsaanbod. Dat ouders een vertrouwenspersoon mogen meebrengen, wordt al door het inloopteam van Ronse ingezet om meer (aanstaande) ouders te bereiken.

Het VVSG (2010) beweert dat naast deze factoren het ook belangrijk is om na te gaan of er groepsregels of afspraken zijn rond privacy. De werkgroep perinataal groepsaanbod (persoonlijke communicatie, 22 maart 2018) stelt groepsregels in vraag in die zin dat ze zich afvragen of groepsregels er niet voor zorgen dat ouders zullen afhaken omdat ze dit niet gewoon zijn. Uit het onderzoek kwam naar voor dat regels en afspraken rond vertrouwen een heel belangrijke factor speelt in waarom ouders al dan niet vertrouwen hebben in het perinataal groepsaanbod. Bovendien is het belangrijk dat deze regels en afspraken frequent herhaald worden.

26

Wanneer men de betrouwbaarheid van het perinataal groepsaanbod onder de loep neemt, kunnen er volgens het VVJ (2016) en Van Laecke (2017) ook mentale drempels worden opgespoord. In dit onderzoek kwamen er twee mentale drempels naar voor, namelijk het groepsgebeuren en de leeftijdscategorie. Ouders kunnen een drempel ervaren wanneer ze in een groep terechtkomen maar kunnen ook het gevoel hebben dat ze niet passen in de groep. Van daaruit is het belangrijk om als inloopteam alternatieven te voorzien voor ouders waarbij dat deze drempel te hoog is. Zo kan een inloopteam ervoor kiezen om met een ‘opstapje’ te werken naar het groepsgebeuren door ouders uit te nodigen tijdens het onthaal om hun verhalen, vragen omtrent de zwangerschap en de eerste maanden van de baby te delen. De volgende stap voor ouders kan een klein perinataal groepje zijn waar enkel nieuwe mama’s of enkel mama’s die zwanger zijn kunnen deelnemen.

Op die manier wordt er afgestemd met ouders en krijgen ouders de kans om te wennen aan het groepsgebeuren en aan het feit dat ze ouder worden, want een zwangerschap brengt volgens Jacques (persoonlijke communicatie, 2018) al een fameuze verandering met zich mee die ouders ook vaak in een kwetsbare positie brengt. Deze kleine stapjes zetten met ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie, werd dan ook bevestigd door de toeleider vanuit het OCMW om de betrouwbaarheid van het perinataal groepsaanbod in de hand te werken.

Een tweede mentale drempel die gevormd wordt is de afwezigheid van leeftijdscategorieën. Zo zijn (aanstaande) ouders van alle leeftijden welkom in het perinataal groepsaanbod. Toch kan dit een mentale drempel vormen voor ouders omdat ze het niet gewoon zijn om in groep te zitten met ouders vanuit een andere leeftijdscategorie. Het is dus ook als inloopteam belangrijk om erbij stil te staan dat dit een aanzienlijke impact kan hebben op waarom ouders al dan niet hun weg vinden. Zo kan een inloopteam ervoor kiezen, waar er nood aan is, een perinataal groepsaanbod op te richten voor verschillende leeftijdscategorieën van ouders, onder andere voor tienermama’s en papa’s.

Op dit moment hangt er geen prijskaartje vast om deel te nemen aan het perinataal groepsaanbod binnen het inloopteam van Menen. Alle bevraagde ouders hebben aangegeven dat er ook geen verborgen kosten zijn op weg naar het perinataal groepsaanbod. Betaalbaarheid vormt dus geen drempel voor ouders om de weg te vinden naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam van Menen.

De locatie waar het perinataal groepsaanbod doorgaat, speelt enerzijds een belangrijke rol in waarom ouders het aanbod al dan niet vertrouwen. Anderzijds speelt de locatie ook een rol wanneer je de bereikbaarheid van het perinataal groepsaanbod onder de loep neemt. De locatie is op dit moment voor de bevraagde ouders bereikbaar, in die zin dat de weg vaak te voet kan worden afgelegd. Daarnaast is er ook een vlotte busverbinding en stopt de bus dichtbij het hoekhuis waar het perinataal groepsaanbod doorgaat.

Toch is er bij deze B een onderliggende drempel die onderschat wordt, en dat is de fysieke bereikbaarheid voor een zwangere mama. Een factor als misselijkheid werkt deze fysieke drempel in de hand en behoort volgens het VVJ (2016) ook bij betaalbaarheid, omdat de ouder een fysieke inspanning moet leveren om te kunnen komen. Als inloopteam kan je ervoor kiezen om het perinataal groepsaanbod ook te laten doorgaan bij ouders thuis. Dit vraagt wel dat alle ouders hiervoor openstaan en dat dit naar ruimte toe ook haalbaar is. Tijdens een interview met twee mama’s die niet zwanger zijn gaven ze aan dat ze het heel fijn zou vinden moest het perinataal groepsaanbod doorgaan bij hen thuis.

Op dit moment gaat het perinataal groepsaanbod door op iedere laatste donderdag van de maand van 8u30 tot 11u. Dit tijdstip is moeilijk voor ouders die gaan werken. Daarnaast mag het perinataal groepsaanbod ook frequenter plaatsvinden maar mogen de tijdstippen waarop het doorgaat ook afgewisseld worden. Wanneer de tijdstippen worden afgewisseld, is de kans groter dat een breder publiek bereikt wordt. Het perinataal groepsaanbod mag ook frequenter plaatsvinden omdat ouders

27

aangaven dat ze op een gegeven moment met een vraag of een verhaal zitten en dan een maand moeten wachten voor ze beide kunnen delen met de verantwoordelijken en andere ouders.

Dat ouders aangaven een maand te moeten wachten om hun vraag of hun verhaal te delen, hangt ook samen met beschikbaarheid. Toch werd er door de ouders benadrukt dat de verantwoordelijke van het perinataal groepsaanbod heel vlot te bereiken is per telefoon. Ook geven de medewerkers telkens aan ouders mee dat wanneer ze met een vraag of een verhaal zitten, ze steeds welkom zijn op het onthaal die telkens op donderdagnamiddag plaatsvindt. Er zijn geen toelatingsvoorwaarden voor het perinataal groepsaanbod en je moet je niet inschrijven op voorhand. Op de folder wordt het telefoonnummer van de verantwoordelijke meegegeven. Ze mogen haar sms’en en opbellen om nog meer informatie in te winnen omtrent het perinataal groepsaanbod.

Naast deze zeven B’s, is er uit het onderzoek ook nog de G van geheugensteun en de T van toeleiding gekomen. Beide zijn zeker niet los te koppelen van de zeven B’s maar zijn wel moeilijk te categoriseren binnen één van de zeven B’s. Zo hebben beiden een invloed op één of meerdere B’s.

De G van geheugensteun kan ook een manier zijn om de weg naar het perinataal groepsaanbod laagdrempeliger te maken. Het is belangrijk dat er nog een extra inspanning wordt geleverd vanuit het inloopteam waarbij de ouder herinnert wordt aan het georganiseerde perinataal groepsaanbod. Dit kan door een sms te sturen of de ouder op te bellen één of enkele dagen voordat het plaatsvindt.

Dat toeleiders op de weg naar het perinataal groepsaanbod belangrijke schakels zijn, werd door Mollefait (persoonlijke communicatie, 6 maart 2018) bevestigt. Toch kan de toeleiding van (aanstaande) ouders naar een hoger niveau getild worden. Dit werd al reeds door het inloopteam van Menen en de werkgroep perinataal groepsaanbod bevestigt maar wordt ook bevestigd door ouders. Hierbij is het vooral belangrijk dat de gynaecoloog het initiatief neemt om iets te zeggen over het perinataal groepsaanbod en een folder meegeeft. Vooral in het inloopteam van Ronse verloopt de toeleiding vanuit de gynaecologie nog niet met veel succes.

Om het succes van de toeleiding van (aanstaande) ouders naar het perinataal groepsaanbod te verhogen, moet er ook eerst gehoord worden wat toeleiders nodig hebben om een succesvolle toeleiding te verwezenlijken. De toeleiders hebben een reeks van noden aangekaart waarmee inloopteams aan de slag kunnen om de weg voor (aanstaande) ouders laagdrempeliger te maken.

Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de partners van het inloopteam van Menen drie grote noden hebben vooraleer er meer continuïteit kan gebracht worden in de toeleiding van (aanstaande) ouders naar het perinataal groepsaanbod.

De bekendmaking van het perinataal groepsaanbod is de eerste nood. Deze mag zowel bij ouders als bij toeleiders nog meer ingezet worden. Wil men als inloopteam bereiken dat er meer ouders worden doorverwezen, moeten er hen nog meer uitnodigingen bezorgd worden. Toeleiders hebben ook meer nood aan informatie over de babybabbels. Toch is het belangrijk dat deze informatie beperkt blijft tot dat wat van het grootste belang is om als toeleider te weten. Ook is het goed als de informatie niet in één keer wordt gegeven maar verspreid wordt over een bepaalde periode. Het inloopteam mag zijn informatie in kleinere proporties op frequentere basis verspreiden.

Een tweede nood is het kunnen loslaten van ouders. Deze nood kan enerzijds ingelost worden door ingelicht te worden of de ouder al dan niet zijn weg heeft gevonden. Anderzijds kan deze nood ook ingelost worden door als toeleider te weten dat het inloopteam het gezin opvolgt. De toeleiders uit de focusgroepen gaven hierbij aan dat er iets zou moeten worden ontwikkeld waarbij de gegevens van ouders op terechtkomen zoals een platform. Door na de focusgroepen nog een interview uit te voeren met een toeleider vanuit het OCMW en de aangekaarte noden uit de focusgroepen af te toetsen bij haar, kwam er uit het onderzoek naar voor dat de nood van een platform niet gedeeld wordt door alle toeleiders. Zo zou een platform voor de toeleider van het OCMW niet werken.

28

Wat wel een nood is en zou werken voor deze laatste toeleider, is goede communicatie. Daarmee komen we ook bij de laatste nood van toeleiders, namelijk persoonlijk contact. Door als inloopteam persoonlijk te communiceren met de toeleiders, is het mogelijk om een warme overdracht voor ouders te creëren. Via persoonlijke communicatie kan er ook makkelijker worden doorgegeven of een ouder al dan niet zijn weg heeft gevonden of als er een ouder plots afhaakt. Persoonlijk contact met toeleiders kan dus (gedeeltelijk) de nood om ouders te kunnen loslaten, inlossen.

Dit onderzoek is niet alleen interessant voor inloopteams, maar kan ook een meerwaarde zijn voor andere sectoren en diensten. Het kan een meerwaarde bieden voor organisaties die zich richten naar kwetsbare gezinnen en die de toegankelijkheid van de eigen organisatie onder de loep willen nemen, specifiek wanneer je de toegankelijkheid van de groepswerking wil nagaan. Het kan een meerwaarde zijn voor andere sectoren en diensten omdat er heel wat noden vanuit de doelgroep zelf zijn gekomen.

Daarnaast worden de 7 B’s in de organisatie vaak als vanzelfsprekend gevonden. Toch zijn er vaak onderliggende redenen waarom één bepaalde B toch niet zo hoog scoort volgens ouders. Uit dit onderzoek kwam naar voor dat er voor ouders naast de 7 B’s ook nog een G van geheugensteun en de T van toeleiding is en dit niet meteen onder te brengen is binnen één bepaalde B. Dit weerspiegelt de aanwezige onderliggende redenen en brengt wat soms onzichtbaar is binnen een B, naar boven.

Onderzoeksproces

Er werd met twaalf ouders een interview ingepland, waarvan acht interviews werkelijk hebben plaatsgevonden. Opvallend was dat wanneer de ouders werden opgebeld, er heel veel enthousiasme viel te bespeuren bij hen. Ouders benoemden trots te zijn dat ze gehoord wilden worden. Toch was er ook enige onzekerheid op te merken doordat ze heel wat vragen stelden bij de contactopname. Zo werd er vaak aangegeven dat ze het gevoel hadden niets te kunnen bijdragen aan het onderzoek omdat ze nog nooit hadden deelgenomen aan het perinataal groepsaanbod. Wanneer hen werd gezegd dat zij juist moesten gehoord worden omdat het juist heel relevant was om te horen wat maakte dat zij nog niet hadden kunnen deelnemen, werd hun onzekerheid omgezet in zekerheid. Toch waren er nog twee doorslaggevende factoren voor ouders om deel te nemen aan de interviews. Ten eerste was het belangrijk voor ouders dat alles wat men inbracht, anoniem bleef. Waar Lange, Schuman en Montesano Montessori (2011) aangeven dat de keuze van de locatie nauw luistert, werd dit nogmaals bevestigd bij de contactopname met ouders. Ouders gaven nadrukkelijk na dat het voor hen belangrijk was dat het interview bij hen thuis of toch liever op een andere plaats zou doorgaan. De twaalf ouders die per telefoon werden bereikt, hebben het verzoek om geïnterviewd te worden niet geweigerd. Volgens Lange, Schuman en Montesano Montessori (2011) is de response rate bij een interview dan ook hoog omdat mensen zich vereerd voelen om mee te werken aan een interview. Toch zijn er vier van de twaalf ingeplande interviews niet doorgegaan. De acht uitgevoerde interviews waren niet alleen een meerwaarde voor het onderzoek omdat ze een antwoord hebben geboden op de onderzoeksvraag. Het aantal interviews dat konden worden afgenomen, zorgde er ook voor dat ouders een aanvulling gaven op elkaars inbreng en dat er overeenkomsten, verschillen en nuances konden worden opgespoord. Deze drie elementen konden ook worden opgespoord tijdens de focusgroepen omdat ook toeleiders werden bevraagd over de nood van ouders en dit zorgde ook voor een meerwaarde van het onderzoek.

29

Naast het effect dat de interviews hebben gehad op het onderzoek binnen het perinataal groepsaanbod zelf, zijn de interviews ook (deels) een weerspiegeling op hoe ouders zich gedragen tijdens de aanwezigheid binnen het inloopteam. Zo gaf Serlet (persoonlijke communicatie, 16 mei 2018) al reeds aan dat de geïnterviewde mama’s sinds de interviews meer hun mening naar voor durven brengen. Daardoor werd er binnen het inloopteam van Menen al vastgelegd dat ze in de toekomst meer willen inzetten op interviews met ouders. Naast het feit dat ouders spontaner en frequenter hun mening durven uiten, wil het inloopteam ook meer interviews uitvoeren met ouders omdat ze hebben vastgesteld welke kwalitatieve en innovatieve inbreng ouders hebben gedaan. Volgens Lange, Schuman & Montesano Montessori (2011) kan er tijdens een interview sprake zijn van een verstorend interviewer effect waarbij ouders sociaal wenselijke antwoorden geven doordat ze zich geremd kunnen voelen door oog in oog met de onderzoeker te zitten. Vanaf dat er tijdens de interviews frequent werd gezegd aan ouders dat ze hun ‘kritische bril’ mochten opzetten, brachten ze steeds meer kritische feedback op de bevraagde toegankelijkheid van het inloopteam. Dit interviewer effect werd ook vermeden doordat er een informele sfeer met drank en eten werd gecreëerd en omdat er eerst een kennismakingsmoment was voorzien. Waar er tijdens dit onderzoek rekening werd gehouden met het verstorend interviewer effect, scoren interviews volgens Lange, Schuman & Montesano Montessori (2011) ook relatief laag op betrouwbaarheid door de grote afhankelijkheid van de situatie, het moment en de interactie tussen de betrokken personen. Daarnaast kunnen er zich volgens Smit, J., van den Eeden, P., Deeg, D., & Beekman, A. (1995) tijdens het interview ook ‘interviewereffecten’ voordoen. Deze interviewereffecten zijn de opleiding, het geslacht en de leeftijd van de interviewer maar ook het gedrag van de interviewer, namelijk het correct voorlezen van de vraag, het suggereren van een antwoord en het vrijelijk interpreteren van een antwoord. In dit onderzoek kon er met dit laatste interviewereffect, het vrijelijk interpreteren van een antwoord nog meer rekening gehouden worden. Zo konden de uitgeschreven data nogmaals bevraagd worden bij ouders naar validiteit en betrouwbaarheid van interpretatie. Daarnaast kon er zoals uitgevoerd bij de deelonderzoeksvraag10, er ook voor worden gekozen om de inhoudelijke inbreng van ouders, af te toetsen bij andere ouders. Zo konden er vier gestructureerde interviews plaatsvinden met ouders waarna de verkregen data werd samengevoegd tot één of meerdere topics, die op hun beurt konden bevraagd worden bij vier volgende interviews. Deze conclusie kan wel een aanleiding vormen voor een vervolgonderzoek. Zo zou er bijvoorbeeld kunnen worden nagegaan of het meebrengen van een vertrouwenspersoon geen verstoring met zich meebrengt voor de andere ouders in de groep. Smaling et al. (2011) beweert dat het proces tijdens een focusgroep wordt gestuurd door groepsnormen en groepsgedrag, o.a. door dominantie. Daardoor kan er een mechanisme ontstaan waarbij meningen van deelnemers niet aan bod komen. Zo kon het zijn dat de tweede deelnemer tijdens de focusgroep niet opgetogen was over het voorstel van deelnemer één om een platform te ontwikkelen maar dit niet durfde aan te geven omwille van deze groepsnormen en groepsgedrag. Van daaruit was het een meerwaarde om na de focusgroepen de inhoudelijke inbreng af te toetsen via een diepte-interview met een toeleider vanuit het OCMW. Via het interview kwamen we te weten dat een platform niet voor elke toeleider zou werken. Bovendien kon via het interview ook in de diepte gegaan worden en kon naar de mening gevraagd worden van de toeleider over waarom een platform voor haar niet zou werken. Via het interview was er de mogelijkheid zicht te krijgen op wat zich onder de waterspiegel van de ijsberg afspeelt (Lange, Schuman & Montesano Montessori, 2011).

10 De inbreng van de toeleiders omtrent de deelonderzoeksvraag tijdens de twee uitgevoerde focusgroepen, werd via een interview afgetoetst bij een toeleider vanuit het OCMW, om zo de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen.

30

Blik op de toekomst

Betrouwbaarheid kreeg een belangrijke insteek binnen dit praktijkgericht onderzoek. Vooraleer ouders vertrouwen krijgen in het perinataal groepsaanbod, zijn groepsregels een must. Deze groepsregels moeten ook frequent herhaald worden. Wat er in dit onderzoek niet aan bod kwam, is de manier waarop deze groepsregels moeten worden vormgegeven zodat ze nog steeds als vertrouwd aanvoelen door ouders.

Wanneer men spreekt over regels, wordt de link gauw gelegd met het onderwijs. Autochtone ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie hebben vaak negatieve ervaringen gehad op school. Vaak zijn ze gepest geweest en behaalden ze slechte resultaten wat op zijn beurt negatieve gevolgen met zich meebracht (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018). De schoolse context wordt vaak ook als formeel aangevoeld en daar knapt deze doelgroep op af (Keirsebilck, C., persoonlijke communicatie, 10 maart 2018).

Binnen de moedergroep van inloopteam Menen waarbij autochtone mama’s samenkomen, wordt er vaak waargenomen dat het voor mama’s heel pijnlijk is wanneer ze worden herinnerd aan hun schoolse verleden. Zo is het belangrijk dat wanneer er methodieken worden ingezet tijdens de moedergroep, deze zodanig worden ontwikkeld dat ze niet als schools worden ervaren (Jacques, N., persoonlijke communicatie, 2 maart 2018). Doordat groepsregels vaak gerelateerd worden aan school en aangevoeld worden als formeel, is het belangrijk dat deze groepsregels zodanig worden opgemaakt en zodanig naar voor worden gebracht dat ze niet als schools en formeel worden ervaren. Wanneer dit wel zo wordt ervaren door ouders, zal hun vertrouwen in het perinataal groepsaanbod een sterke daling kennen.

Tot op heden heeft het inloopteam van Menen groepsregels opgesteld binnen de babybabbels maar worden deze niet frequent herhaald in de groep. Ook hebben ze geen concrete tools om deze groepsregels zodanig uit te dragen dat ze niet als schools en formeel worden ervaren. Van daaruit kan het een meerwaarde zijn voor het inloopteam dat ze te weten kunnen komen op welke manier groepsregels moeten worden uitgedragen zodanig dat ze als informeel worden aangevoeld door (aanstaande) autochtone kwetsbare ouders.

Een vervolgonderzoek zou zich kunnen toespitsen op de manier waarop deze groepsregels kunnen worden uitgedragen. Deze manier kan zodanig worden bevraagd, dat deze verrijkend is voor alle inloopteams en voor alle groepswerkingen georganiseerd binnen het inloopteam: (autochtone, allochtone en heterogene) moedergroepen, vaderwerkingen, het perinataal groepsaanbod enzovoort. Een mogelijke onderzoeksvraag voor dit onderzoek zou kunnen zijn: ‘Op welke manier kunnen groepsregels binnen groepswerkingen van inloopteams worden uitgedragen zodanig dat ze als informeel worden aangevoeld door ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie?’.

Onderzoek naar een manier waarop groepsregels op een informele manier kunnen worden uitgedragen, kan leiden tot nieuwe inzichten in de B van betrouwbaarheid, de noden van ouders omtrent een informele context binnen groepswerking. Het kan ook leiden tot bruikbare instrumenten en handelingswijzen die kunnen worden gehanteerd om groepsregels informeel uit te dragen binnen groepswerkingen. Er wordt dieper ingezoomd op onderliggende processen binnen de groepswerkingen van inloopteams. Vandaar kan dit een waardevolle aanvulling zijn op het reeds uitgevoerde onderzoek ‘Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het perinataal groepsaanbod!’.

De beschreven onderzoeksvraag zou opnieuw een actieonderzoek naar voor brengen, waarbij de verhoging van de betrouwbaarheid bij ouders ten aanzien van de groepswerking de verbetering en/of vernieuwing zou zijn binnen het inloopteam (Lange, Schuman & Montesano Montessori, 2016).

31

Binnen dit vervolgonderzoek zou de expertise kunnen worden ingeroepen van Andries Baart, de geestelijke vader van de presentietheorie. De presentietheorie kan een achtergrond bieden om bewuste keuzes te maken in de vormgeving van de groepsregels binnen een informele context. De presentiebeoefenaar sluit namelijk nauw aan bij de leefwereld van ouders en gaat de problemen niet opzoeken maar probeert een bevredigende verhouding tot het leven te vinden. Kenmerken zoals ‘alledaagse’ omgangs- en werkvormen, werkplekken en werkrollen, een gewone taal, kleine, doodgewone aanleidingen en aangrijpingspunten zijn zowel een deel binnen de presentietheorie maar ook binnen de visie en werking van het inloopteam Menen (Baart, 2004). Baart (2004) benoemt deze manier van werken ook hartelijk en informeel en laat dat nu juist de onderliggende nood zijn van waaruit dit onderzoek zou worden opgestart. Er wordt geopteerd om zijn expertise in te roepen via een interview vanuit het idee ondergedompeld te worden in de wereld van de presentietheorie van Andries Baart en hem van daaruit te laten kijken naar de onderzoeksvraag. Wanneer men als onderzoeker te weten wil komen hoe individuen betekenis geven aan de wereld om hen heen en daarin tot handelen komen, is een interview de geschikte onderzoeksmethode (May, 2001, p. 142). Via de gestelde onderzoeksvraag wil men handelingswijzen, manieren, instrumenten verkrijgen om groepsregels informeel vorm te geven. Naast Andries Baart, blijft het belangrijk om de doelgroep te blijven betrekken. Dit blijft belangrijk omdat er juist vanuit hun ervaringen is gekomen dat deze groepsregels een must zijn binnen de groepswerkingen van een inloopteam. Vanuit de denk- en ondersteuningsgroep11 gaf een ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting het voorstel binnen dit vervolgonderzoek ervaringsdeskundigen te bevragen (persoonlijke communicatie, 29 mei 2018). Binnen dit vervolgonderzoek zou gestreefd worden naar verbetering en/of vernieuwing. Een mogelijke onderzoeksmethode die hiertoe kan leiden is een focusgroep. Het doel is om via de bevraging van ervaringsdeskundigen tot suggesties voor verbetering te komen. Het ‘mee’ denken en komen tot suggesties van verbetering is dan ook typerend voor een focusgroep (Centraal BegeleidingsOrgaan, 2004). Sinds het reeds uitgevoerde onderzoek ‘Baby in de buik gespot? Vind de weg naar het perinataal groepsaanbod!’ wordt er in de praktijk ervaren dat ouders spontaner hun mening durven uiten. Van daaruit vindt het inloopteam het belangrijk om deze ouders meer te bevragen. Doordat de opmerkingen en suggesties vanuit de doelgroep zelf komen, geloven ze in de meerwaarde om met deze opmerkingen en suggesties aan de slag te gaan. Binnen actieonderzoek zijn emancipatie, participatie en empowerment ook de kernelementen die expliciet aan de orde komen (Lange, Schuman en Montesano Montessori, 2016). Van daaruit zouden ook binnen dit vervolgonderzoek interviews kunnen worden uitgevoerd met reeds deelnemende ouders aan de groepswerking(en). De verkregen data uit het interview met Andries Baart en de focusgroepen, zou bij hen kunnen worden afgetoetst via deze interviews. De verkregen bevindingen en suggesties kunnen bevestigend zijn in het bieden van een antwoord op de onderzoeksvraag: ‘Op welke manier kunnen groepsregels binnen groepswerkingen van inloopteams worden uitgedragen zodanig dat ze als informeel worden aangevoeld door ouders in een maatschappelijk kwetsbare positie?’

11 De denk- en ondersteuningsgroep is een groep van vrijwilligers (o.a. (ex)docenten Sociaal werk en ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting) die ‘mee’ denkt en ondersteuning biedt aan de medewerkers van inloopteam Menen.

32

Literatuurlijst

Baart, A. (2004). Introductie in de presentietheorie. Geraadpleegd op 30 mei 2018 via http://www.allegrosite.be/artikels/Presentiefilosofie-in-mal.pdf Centraal BegeleidingsOrgaan. (2004). Handleiding focusgroepen/kwaliteitsinstituut voor de

gezondheidszorg. Geraadpleegd op 26 mei 2018 via http://www.communicerenmetarmen.be/sites/default/files/HandleidingFocusgroepenCBO200409.pdf

Crabbe B., De Craecker, A., Devriendt, V., Eggermont, M., Schoorens, G., Duprez, V., … & Peeters, B. (2008). Naar een betere zorgrelatie tussen generatiearmen en gezondheidswerkers in de perinatale zorg: projectmatig wetenschappelijk onderzoek [Bachelorproef]. Gent: Arteveldehogeschool Bachelor verpleegkunde en vroedkunde

Conger, K.J., Rueter, M.A., & Conger, R.D. (2000). The role of economic pressure in the lives of parents and their adolescents. In L.J. Crockett, K. Rainer & K. Silbereisen (Eds.), Negotiating Adolescence in Times of Social Change (pp. 201–223). Cambridge: Cambridge University

Press.

Coren, E., Barlow, J., & Stewart-Brown, S. (2003). The effectiveness of individual and group-based parenting programmes in improving outcomes for teenage mothers and their children: a systematic review. Geraadpleegd op 10 mei 2018 via https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0140197102001197

De Lange, R., Schuman, H., & Montesano Montessori, N. (2011). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Antwerpen: Appeldoorn.

Hooper, C., Gorin, S., Cabral, C., & Dyson, C. (2007). Living with hardship 24/7: The divers experiences of families in poverty in England. London: The Frank Buttle Trust.

Ickovics et al., 2003. Group prenatal care and preterm birth weight: results from a matched cohort study at public clinics. Geraadpleegd op 12 april 2018 via https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0029784403007658#!

Kind en Preventie. (z.j.). Wat is een inloopteam? Geraadpleegd op 26 mei 2018 via

https://www.kindenpreventie.be/onze-werking/inloopteams/

KU Leuven. (2011). Voor- en nadelen van focusgroepen. Geraadpleegd op 26 mei 2018 via https://associatie.kuleuven.be/altus/seminaries/1112/131011/focusgroepen.pdf

Ling-ling Gao, Ke Sun & Sally Wai-chi Chan (2014). Social support and parenting self-efficacy among Chinese women in the perinatal period. Geraadpleegd op 12 april 2018 via http://www.midwiferyjournal.com/article/S0266-6138(13)00180-0/ppt

Maris, J. (2007). Kinderopvang en armoede: bijdrage aan de cursus ‘sociale functie in de kinderopvang’ van K&G. Geraadpleegd op 14 april 2018 via https://www.kindengezin.be/img/kinderopvang-en-armoede.pdf

May, T. (2001). Social Research, Issues, Methods and Process (3rd ed.). Buckingham: Open University press.

33

Migchelbrink (2016). De kern van participatief onderzoek. Geraadpleegd op 25 mei 2018 via http://pdf.swphost.com/inhoudspdf/850612inhoud.pdf

Nagahawatte, T. & Goldenberg, R.L. (2008). Poverty, Maternal Health, and Adverse Pregnancy Outcomes. Geraadpleegd op 12 april 2018 via https://nyaspubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1196/annals.1425.016

Poelman, C. (2008). Nood aan meer prenatale zorg bij kansarmen? [Bachelorproef]. Gent: Arteveldehogeschool Bachelor in de vroedkunde.

Ponte, P. (2006). Onderwijs van eigen makelij: Procesboek actieonderzoek in scholen en opleidingen. (3de druk). Baarn: Nelissen.

Smit, J., Van den Eeden, P., Deeg Dorly J.H., & Beekman Aartjan T.F. (2016). De effecten van interviewer- en respondentkenmerken op antwoordgedrag in survey-onderzoek: een multilevel-benadering. Geraadpleegd op 26 mei 2018 via https://jdbsc.rug.nl/index.php/sogi/article/viewFile/19741/17216

Spits, B. (2012). Contraceptie en veilig ouderschap in een globaliserende wereld. Tijdschrift voor Geneeskunde, 68. Geraadpleegd op 14 april 2018 via https://www.tvg.be/index.php/article/contraceptie-en-veilig-ouderschap-een-globaliserende-wereld

Vandeurzen, J. (2014). Ministerieel besluit betreffende de regels voor de erkenning en subsidiering van inloopteams. Geraadpleegd op 14 april 2018 via https://www.kindengezin.be/img/20140423_MBinloopteams.pdf

Vermont, N. (2016, 18 februari). Werken aan toegankelijkheid. Mondelinge presentatie, West-Vlaanderen. Geraadpleegd op 14 april 2018 via https://www.vvj.be/sites/default/files/wysiwyg/vvj_wvl_20160218_werken_aan_toegankelijkheid.pdf

Van Laecke, N. (2017). Eén op de zeven kinderen leeft in armoede. KIDDO, 18(2), 23-25.

Van De Mergel, H., Verhellen, S., Lattré, P., Vergucht, G., Van ommeslaeghe, H., De Vos, I., … & De Saeger, K. (2015). Pre- en perinatale dienstverlening Ronse: Denkdag maart 2015. Geraadpleegd op 15 maart 2018 via https://www.expoo.be/sites/default/files/atoms/files/Verslag%20procesbegeleiding%20Perinatale%20dienstverlening%20Ronse.pdf

Vlaams Loket Jeugdhulp. (2015). Jaarverslag jeugdhulp 2015: brede instap/onthaal. Geraadpleegd op 14 april 2018 via http://www.jaarverslagjeugdhulp.be/download

Vlaams Instituut Gezond Leven. (2016). Eerste hulp bij… FOCUSGROEPEN. Geraadpleegd op 26 mei 2018 via https://www.gezondleven.be/files/gezondheidsbevordering/VIGeZ_2016__eerste_hulp_bij..._focusgroepen.pdf

Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (2010). Handleiding bij de toegankelijkheidsscan en het charter toegankelijke lokale dienst- en hulpverlening. Geraadpleegd op 14 april 2018 via http://www.vvsg.be/zoeken/pages/results.aspx?k=handleiding%20toegankelijkheidsscan

34

Werkgroep perinataal groepsaanbod (2018). Verslag werkgroep perinataal groepsaanbod. [Onuitgegeven intern document]. Brussel: EXPOO.

Zorginspectie. (2011). Rapport inspectieronde Inloopteams. Geraadpleegd op 26 mei 2018 via https://www.departementwvg.be/sites/default/files/media/documenten/Rapport%20inspectieronde%20Inloopteams.pdf

35

Bijlage 1: Documentatieposter

36

Bijlage 2: Mail naar inloopteams Ronse, Brussel en Antwerpen

Dag… Ik ben Maaike, stagiaire binnen het inloopteam van Menen, maar hoogstwaarschijnlijk kennen jullie mij nog vanop de werkgroep perinataal groepsaanbod' in Brussel vorige week donderdag? Op het einde van de werkgroep vertelde ik jullie dat ik een praktijkgericht onderzoek uitvoer binnen het inloopteam en dat jullie inbreng als inloopteam een meerwaarde zou zijn voor dit onderzoek. Ik vroeg jullie toestemming om jullie te contacteren via mail met wat vraagjes en jullie stemden toe! Hiervoor alvast een grote dankjewel! Nog een korte toelichting van het praktijkgericht onderzoek: Het inloopteam van Menen wil graag te weten komen hoe zij als organisatie de weg naar het perinataal groepsaanbod 'de babybabbels' toegankelijker kunnen maken voor (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie. Om deze weg naar de babybabbels te onderzoeken, werd er beslist om zowel ouders als toeleiders te bevragen want ook deze laatste zijn een belangrijke actor in deze weg naar de babybabbels. Ik zal interviews uitvoeren met ouders waarbij ik vooral zal inzoomen op drempels die ouders ervaren a.d.h.v. de 7 B's. Verschillende toeleiders zoals het wijkgezondheidscentrum en Kind & Gezin zal ik bevragen via één of meerdere focusgroepen. Tijdens deze focusgroepen willen we vooral te weten komen wat zij nodig hebben om (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie toe te leiden naar de babybabbels. Wat is nu mijn vraag naar jullie toe? Wel, voor het onderzoek zou het een meerwaarde zijn om te weten of deze nood* ook leeft bij jullie en of jullie al reeds tools hebben ingezet om deze nood aan te pakken. *te weten komen waar ouders drempels ervaren op de weg naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam *te weten komen wat toeleiders nodig hebben om (aanstaande) autochtone ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam In de bijlage vinden jullie een invuldocument met vragen. Mag ik jullie vragen om zoveel mogelijk vragen in te vullen en dit terug te sturen naar dit e-mailadres voor 23 april? Oh ja, als er nog collega's van jullie zijn die enthousiast zijn om dit in te vullen, hou hen dan vooral niet tegen! Er zijn namelijk ook vragen die eerder subjectief zijn dus in die zin geldt: 'hoe meer perspectieven, hoe beter' Indien er vragen zijn of er is iets niet duidelijk, hoor ik dit graag van jullie. Alvast een grote dankjewel! Vriendelijke groeten, Maaike

37

Bijlage 3: Invuldocument voor inloopteams Ronse, Brussel en Antwerpen

vragenlijst ‘op weg naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam’

Naam inloopteam:

Ingevuld door:

Datum:

- Naar welke ouders richten jullie zich binnen het perinataal groepsaanbod van het inloopteam? (allochtoon, autochtoon, zwanger, papa’s, mama’s,…) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

- Vinden (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie makkelijk de weg naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam? ja/nee (duid aan wat past) ➢ Indien ja, wat zorgt er volgens jou voor dat deze ouders hun weg makkelijk vinden naar

het perinataal groepsaanbod van het inloopteam? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

➢ Indien nee, wat zorgt er volgens jou voor dat deze ouders moeilijk hun weg vinden naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

- Is het in jullie inloopteam moeilijker om zwangere autochtone ouders in een kwetsbare positie te bereiken dan autochtone ouders (met een kindje) in een kwetsbare positie binnen het perinataal groepsaanbod?

ja/nee (duid aan wat past)

➢ Wat maakt volgens jou dat het moeilijker is om aanstaande autochtone ouders in een kwetsbare positie te bereiken binnen het perinataal groepsaanbod? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

- Hebben jullie als inloopteam bepaalde tools om meer (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie te bereiken binnen jullie perinataal groepsaanbod van het inloopteam?

38

ja/nee (duid aan wat past)

➢ Zo ja, welke tools zijn dit en kan je deze wat meer toelichten?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

- Ben je tevreden over de toeleiding van (aanstaande) autochtone ouders in een kwetsbare positie naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam?

ja/nee (duid aan wat past)

➢ Wat maakt dat je wel of niet tevreden bent?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

➢ Waar droom jij van als je denkt aan de toeleiding van (aanstaande) autochtone ouders in

een kwetsbare positie naar het perinataal groepsaanbod van het inloopteam? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Grote dankjewel voor jullie tijd!

39

Bijlage 4: Interview

Benodigdheden: folder, website, metafoor ‘op weg naar de babybabbels’

- Dag …, ik ben Maaike. Ik ben 23 jaar en heb één broer. Ik ben oorspronkelijk van Kortemark maar woon nu in Gent. Ik moet dus elke dag bijna een uur rijden naar Menen. Ik doe de opleiding ‘Pedagogie van het Jonge kind’ ook in Gent. In deze opleiding leer ik vooral werken met kinderen en mama’s en papa’s en in een team samenwerken.

- Ik wil graag ook eens wat meer weten over jou. Wil je iets vertellen over jezelf? o Ben je zwanger of heb je één of meerdere

kindjes? o Hoe oud zijn ze? o Ben je al eens in het Hoekhuis geweest of is

het jouw eerste keer? ➢ Evt. vragen wie hij/zij kent van het

Hoekhuis en met welke deelwerking hij/zij in aanraking is gekomen

- Vandaag zitten we even samen om het te hebben over de babybabbels. Indien jij nog niet

weet wat de babybabbels is, zal ik jou dat straks uitleggen.

- Ik heb jou uitgenodigd voor dit gesprek omdat het belangrijk is voor mij en voor de medewerkers van het Hoekhuis om te weten waar jij jou bevindt op de weg naar de babybabbels. We willen ook graag weten wat wij kunnen doen om mama’s en papa’s die willen komen naar de babybabbels, te kunnen laten komen. Voor sommige papa’s en mama’s is het tijdens hun werk, voor andere mama’s en papa’s is het te ver, sommige mama’s en papa’s zitten niet zo graag in groep. Er kunnen ook verschillende redenen zijn waarom mama’s en papa’s niet komen.

- Niemand is er verplicht om te komen naar de babybabbels. Iedereen is vrij om wel of niet te komen. Vandaag mag jij alles zeggen wat je wil want alles blijft anoniem. Als ik een vraag stel waar je liever niet op ingaat, moet je zeker niet antwoorden. Geef dit ook gerust aan!

- Alvast een grote dankjewel om hier aanwezig te zijn! Het interview zal maximum 1u30 duren. Lukt dit voor jou?

- Ik zou graag het gesprek opnemen met mijn gsm zodat ik volledig oor kan zijn voor jou. Achteraf kan ik dan alles wat is gezegd geweest, typen op mijn laptop. Is dit ok voor jou? Achteraf wordt alles terug verwijderd van mijn gsm.

- Heb je nog vragen voor mij voor we beginnen aan het interview? Indien je vragen hebt voor mij tijdens het interview, mag je deze ook gerust stellen.

40

- Metafoor ‘op weg naar de babybabbels’ uitleggen

Doordat wij als inloopteam graag willen te weten komen hoe ouders hun weg kunnen vinden van hun thuis naar de babybabbels, heb ik dit uitgetekend voor jou om het wat duidelijker te maken (tonen waar huis is en waar de babybabbels is). Deze weg houdt meer in dan de echte weg dat je aflegt, vb. via de Kerkstraat en dan zo naar de Kortrijkstraat. Deze weg kan dat zijn, maar het kunnen ook nog andere dingen zijn vb. doordat je nog niet hebt gehoord van de babybabbels, heb je de weg nog niet gevonden. Het kan ook zijn dat je de weg nog niet hebt gevonden naar de babybabbels doordat je niet wist wat de babybabbels is. Het kan zijn dat je de weg nog niet gevonden hebt doordat je niet zo graag in een groep zit. Wij van het inloopteam zouden graag eens een beeld krijgen van waar jij jou als mama of papa zou zetten op deze weg naar de babybabbels. Zou je jezelf nog thuis zetten omdat je nog nooit uit je huis bent gekomen voor de babybabbels. Zou je jezelf thuis zetten omdat je er nog nooit van hebt gehoord. Zou je jezelf in het midden zetten omdat je misschien wel denkt dat het iets is voor jou maar doordat je er nog nooit bent geweest zet je jou nog niet dichter bij de babybabbels. Ikzelf zou mij bijvoorbeeld iets verder dan het midden zetten omdat ik wel al eens ben geweest naar de babybabbels en ik heb er al heel veel over gehoord maar doordat ik de nog niet iedereen ken die er zit, zet ik mij nog niet volledig op de babybabbels.

➢ Als je jezelf nu zou moeten zetten op de weg naar de babybabbels, waar zou je jezelf dan zetten? Heel ver weg, ergens in het midden, of nog bij jouw thuis?

➢ Wat maakt dat je jou op die plaats zet?

- Heb je ooit al eens overwogen om te komen? ➢ Indien wel, ben je dan gekomen?

▪ Indien wel ❖ Wat zorgde ervoor dat je wel kwam?

41

❖ Welke ervaringen heb je toen gehad tijdens de babybabbels?

❖ Wat zorgde ervoor dat je daarna niet meer kwam?

▪ Indien niet ❖ Wat zorgde ervoor dat je niet kwam? ❖ Wat had ervoor kunnen zorgen dat je wel

kwam? ➢ Indien niet, wat zorgde ervoor dat je dit niet overwoog?

- Met welke organisaties of andere personen heb je al contact gehad? Zie blad met

organisaties

- Ouder dieper bevragen a.d.h.v. de 7 B’s Bekendheid

➢ Hoorde jij ooit al eens van de babybabbels? ▪ Indien ja:

❖ Via wie/wat? ❖ Waar? ❖ Wanneer? Toen je zwanger was? ❖ Wat heb je dan gehoord/gelezen? ❖ Hoe? Via welk kanaal? ❖ Wat maakt dat dit ter sprake kwam? Wat

maakt dat je deze folder had, dat je een kijkje nam op de website van Het Hoekhuis?

Betaalbaarheid ➢ Is het voor jou financieel haalbaar om te komen naar de

babybabbels? ➢ Indien ouder zegt van niet:

▪ Wat vind jij dat er financieel moeilijk is om naar de babybabbels te komen? (buskaartje, degelijke buggy, niet weten dat babybabbels gratis is)

Bereikbaarheid

➢ Herhalen waar de ouder voor de eerste keer gehoord/gelezen heeft over de babybabbels

➢ Toen je dit had gehoord/gelezen, had je dan voldoende kennis over de babybabbels (wie, wat, waar, wanneer,…)?

➢ Vind je dat de informatie over de babybabbels (folder, website) makkelijk te raadplegen is?

➢ Indien ouder via andere organisaties is doorverwezen, gaf de organisatie dan voldoende informatie over hoe de locatie te bereiken is?

➢ Indien ouder las over de babybabbels op website of folder, stond er dan voldoende informatie over hoe de locatie te bereiken is?

➢ Is de locatie vlot bereikbaar voor jou? ▪ Ben je afhankelijk van het openbaar vervoer?

42

➢ Is de locatie voor jou bereikbaar in die zin dat ze als vertrouwd aanvoelt?

Beschikbaarheid

➢ Is het moment dat de babybabbels doorgaat, een geschikt moment voor jou?

▪ Zo niet, wat maakt dat dit geen geschikt moment is voor jou?

▪ Stel dat het op een moment is dat je vrij bent, zou je dan wel gaan?

❖ Zo ja, welke dag zou een geschikt moment zijn voor jou?

➢ Is de website van Het Hoekhuis vlot beschikbaar voor jou? ▪ Zo niet, wat maakt dat dit geen geschikt moment

is voor jou? ➢ Indien je ooit een folder ter beschikking kreeg, was deze

dan vlot beschikbaar voor jou? ▪ Zo niet, wat maakt dat dit geen geschikt moment

is voor jou? ➢ Op de website en de folder staat ‘meer info bij Nele’ en

haar telefoonnummer ▪ Heb je al eens gebeld naar haar voor meer info? ▪ Heb je haar bereikt? ▪ Wat wou je bereiken met dit telefoontje? ▪ Had je bereikt wat je wou bereiken? Hoe kwam

dit? ➢ Ken jij Nele? (verantwoordelijke babybabbels)

▪ Zou zij ervoor kunnen zorgen dat je wel zou komen naar de babybabbels?

▪ Zo ja, op welke manier? ▪ Stel dat Nele eens belt naar jou, zou dit er dan

kunnen voor zorgen dat je wel komt naar de babybabbels?

▪ Stel dat Nele op huisbezoek komt bij jou, zou dit er dan kunnen voor zorgen dat je wel komt naar de babybabbels?

➢ Ken jij de andere medewerkers (inclusief vrijwilligers) van het Hoekhuis?

▪ Zouden zij ervoor kunnen zorgen dat je wel zou komen naar de babybabbels?

▪ Zo ja, op welke manier? ➢ Indien een andere organisatie jou heeft verteld/zou

vertellen over de babybabbels, wat zouden zij kunnen doen om jou naar de babybabbels te laten komen?

➢ Is alle informatie die je nodig hebt om te komen naar de babybabbels, ter beschikking voor jou?

▪ Zo niet, wat mis je dan nog? ▪ Wat zou volgens jou een geschikte plaats zijn om

deze informatie te zetten?

Begrijpbaarheid

43

➢ Begrijp jij waar de babybabbels voor staat? ➢ Indien een andere organisatie uitlag over de babybabbels

gaf aan de ouder, was alles dan duidelijk voor jou? ▪ Wat was er wel duidelijk voor jou? ▪ Indien niet, wat was niet duidelijk voor jou? ▪ Begreep jij de taal die ze gebruiken cfr. jargon?

➢ Folder tonen aan ouder: Is alles voor jou duidelijk op de

folder? ▪ Wat is er duidelijk voor jou? ▪ Indien niet, wat is er niet duidelijk voor jou?

➢ Website tonen aan ouder: Is alles voor jou duidelijk op de website?

▪ Wat is er duidelijk voor jou? ▪ Indien niet, wat is er niet duidelijk voor jou?

❖ Wat zou kunnen helpen om het voor jou duidelijker te krijgen?

➢ Begrijp jij alles van wat er precies gebeurt in de babybabbels?

▪ Indien niet, wat heb jij dan nog nodig om het te begrijpen?

Bruikbaarheid

➢ Toen je iets hoorde/las over de babybabbels, was er toen iets dat jou aansprak?

▪ Indien wel, wat was dit dan? ➢ Toen je iets hoorde/las over de babybabbels, was er toen

iets dat jou afschrikte? ▪ Indien wel, wat was dit dan?

➢ Als je had kunnen/moest je kunnen deelnemen aan de babybabbels, zou dit dan een meerwaarde zijn voor jou als aanstaande ouder of als ouder van een kindje tot 1 jaar?

▪ Indien wel, op welke manier? ▪ Indien niet, wat mist de babybabbels dan nog

volgens jou zodat het wel een meerwaarde zou zijn voor jou?

➢ Sluit de babybabbels voldoende aan bij jouw leefwereld/vragen/wensen als aanstaande ouder of als ouder van een kindje tot 1 jaar?

▪ Indien wel, op welke manier? ▪ Indien niet, wat mist de babybabbels dan nog

volgens jou zodat het wel een antwoord zou kunnen bieden op wat jij nodig hebt/had?

Betrouwbaarheid

➢ Als ik het woord ‘vertrouwen’ zeg, wat denk of voel je daar dan bij?

➢ Heb jij vertrouwen in het inloopteam Het Hoekhuis?

44

▪ Speelt dit een rol in waarom je wel of niet deelneemt aan de babybabbels?

▪ Op welke manier speelt dit een rol? ➢ Vertrouw jij de mensen die aanwezig zijn tijdens de

babybabbels? ▪ Vertrouw jij de verantwoordelijke Nele?

❖ Indien nee, wat zorgt ervoor dat je geen vertrouwen hebt in haar?

❖ Wat zou er voor kunnen zorgen dat je meer vertrouwen krijgt in haar?

▪ Vertrouw jij andere mama’s en papa’s ❖ Indien nee, wat zorgt ervoor dat je geen

vertrouwen hebt in hen? ❖ Wat zou er voor kunnen zorgen dat je

meer vertrouwen krijgt in hen? ▪ Vertrouw je andere diensten:

❖ Ann (K&G)? ❖ Mireille (De Wieg)?

➢ Zijn er andere zaken van de babybabbels die je wel vertrouwt?

➢ Zijn er andere zaken van de babybabbels die je niet vertrouwt?

- Speelde jouw of speelt jouw zwangerschap en alles wat daarbij komt kijken een rol in

waarom je wel of niet kwam/zou komen naar de babybabbels? ➢ Indien wel, op welke manier? ➢ Wat denk je dat iemand die zwanger is, nodig heeft om te

komen naar de babybabbels? ➢ Wat zou het inloopteam volgens jou kunnen doen om

meer zwangere mama’s hun weg te laten vinden naar de babybabbels?

➢ Wat zou het inloopteam volgens jou kunnen doen om meer aanstaande papa’s hun weg te laten vinden naar de babybabbels?

Afsluiten:

- Na dit gesprek, zou je jezelf op een andere plaats op de weg naar de babybabbels zetten? ➢ Zo ja, waar en waarom?

- Mag ik eventueel een citaat anoniem gebruiken van jou? - Wil jij graag nog iets aanvullen? - Heb je nog vragen voor mij? - Wil je dat ik mijn e-mailadres geef of telefoonnummer geef indien je mij nog wil contacteren? - Ik zal sommige dingen dat jij hebt verteld gebruiken in mijn taak voor school. Wil je graag dat

ik mijn taak aan jou bezorg? Per mail, per post, …? - Dankjewel!

45

Invulblad organisaties, zelfstandige praktijken, …

Naam (initialen): ……………………………………. datum: …………………………………………………..

Vul het schema in a.d.h.v. onderstaande instructies

- kolom 1: ‘organisaties, zelfstandige praktijken, instituten, …’ (in deze kolom moet je niets invullen)

- kolom 2: ‘Heb jij al contact gehad met deze organisatie?’ ➢ Indien je contact had met de organisatie, kleur het vakje

groen ➢ Indien je geen contact had met de organisatie, kleur het

vakje rood

- kolom 3: ‘Heeft iemand van de organisatie iets verteld over de babybabbels?’ ➢ Indien de organisatie iets verteld heeft over de

babybabbels, kleur het vakje groen ➢ Indien de organisatie niets verteld heeft over de

babybabbels, kleur het vakje rood

- kolom 4: ‘Indien wel, weet je nog wat hij/zij heeft gezegd over de babybabbels?’ ➢ Indien wel, kleur het vakje groen ➢ Indien niet, kleur het vakje rood

- kolom 5: ‘Indien wel, wat zei hij/zij gezegd?

Kolom 1 Kolom 2

Kolom 3 Kolom 4 Kolom 5

Wijkgezondheidscentrum De Piramide

Materniteit AZ Delta afdeling Menen

De Fonkel-CKG

Anne Bogaert (zelfstandige vroedvrouw)

Kind & Gezin

OCMW

CAW

46

Bijlage 5: Partners rekruteren via mail

Dag … Ik ben Maaike, studente Pedagogie van het Jonge kind aan de Arteveldehogeschool te Gent. Ik zit in mijn laatste jaar en ik doe mijn afstudeerstage in Het Hoekhuis (inloopteam Menen). Naast mijn afstudeerstage, voer ik ook een praktijkgericht onderzoek uit binnen het inloopteam, specifiek binnen het perinataal groepsaanbod. Binnen het inloopteam wordt dit groepsaanbod de 'babybabbels' genoemd. De babybabbels vindt iedere 4de donderdag van de maand plaats. Tijdens dit moment komen toekomstige ouders en ouders met een kindje tot 1 jaar samen om te spreken over de zwangerschap, de (komende) bevalling, de eerste maanden van de baby. Voor de coördinator en de medewerkers van Het Hoekhuis is het belangrijk dat ouders die nood hebben aan een netwerk om ervaringen uit te wisselen of met vragen zitten, de weg vinden naar de babybabbels. Er wordt vanuit het inloopteam opgemerkt dat vooral toekomstige ouders moeilijk de weg vinden. Het inloopteam wil dan ook graag te weten komen wat er voor zorgt dat juist toekomstige ouders moeilijk de weg vinden, welke drempels ze m.a.w. ervaren en hoe wij dit perinataal groepsaanbod toegankelijker kunnen maken. Op deze weg naar de babybabbels zijn toeleiders een onmisbare schakel volgens het inloopteam. Daarom werd er binnen het onderzoek beslist om zowel ouders te bevragen als (mogelijke) toeleiders naar de babybabbels. Ik heb Agna (coördinator) ingeschakeld om een lijst op te stellen met mensen/organisaties die toekomstige ouders bereiken en die ik zeker moet bevragen, wil ik een antwoord krijgen op de vraag: 'Wat hebben jullie nodig om toekomstige ouders toe te leiden naar de babybabbels'? Agna en ik geloven erin dat jouw inbreng een meerwaarde zal zijn voor het onderzoek. Bovendien is het inloopteam ervan overtuigd dat de verantwoordelijkheid in toeleiding niet alleen bij jullie ligt, maar ook bij onszelf. We willen te weten komen wat jullie nodig hebben en wat wij als inloopteam daarvoor kunnen doen, ontwikkelen, ... Na het onderzoek wordt er dan ook overlegd met het team wat we kunnen ondernemen om jullie vraag, nood te beantwoorden! Om (mogelijke) toeleiders te bevragen, heb ik gekozen om een focusgroep te organiseren omdat we op die manier eventueel tot een gezamenlijk idee of ideeën kunnen komen waar elke persoon/organisatie zich in kan vinden. Mijn vraag naar jou toe is of jij het ziet zitten om en kan deelnemen aan de focusgroep? Indien je dit ziet zitten, wil je dan op onderstaande doodle zoveel mogelijk tijdstippen aanduiden die voor jou lukken? Op die manier kunnen we makkelijk een gezamenlijk moment vinden om de focusgroep te laten doorgaan! Nog een kleine motivatie: als het 's ochtends doorgaat, worden er ontbijtkoeken en koffie voorzien. Als het 's avonds doorgaat, voorzie ik wat hapjes en drank! Uitkijkend naar jouw antwoord! Vriendelijke groeten Maaike Maes, Stagiaire inloopteam Menen

47

Bijlage 6: Focusgroep

Voorafgaande ingreep

Denk terug aan… - de momenten waarop je voor het eerst hoorde, zag, … wat het

perinataal groepsaanbod de babybabbels is - de momenten waarop je iemand hebt toe geleid naar de babybabbels - de momenten waarop je een ouder wou doorverwijzen naar de

babybabbels maar het toch niet deed - de momenten waarop je een (aanstaande) ouder leerde kennen

waarbij je het gevoel dat hij of zij nood had om een netwerk uit te bouwen, om andere ouders te ontmoeten, …

- de momenten waarop je dacht: ‘dat is nu echt iets voor de babybabbels’

Blik vooruit naar… - wat ervoor zou kunnen zorgen dat je meer (aanstaande) ouders zou

doorsturen naar de babybabbels - Stel dat je een ouder doorstuurt, wat denk je dat een ouder daarna

nog nodig heeft om werkelijk de weg te vinden naar de babybabbels?

Doel focusgroep

- deelnemers herinneren aan en laten reflecteren over hun rol als toeleider van aanstaande ouders naar het perinataal groepsaanbod de babybabbels

- deelnemers laten beargumenteren waarom ze zich op dat tijdstip van de zwangerschap bevinden, waarom ze zich m.a.w. zo groot voelen in hun rol als toeleider naar de babybabbels

- deelnemers laten vooruitblikken naar hoe ze de ideale toeleiders zouden kunnen zijn; wat zijn hun doelen, wensen en intenties en wat hebben ze hiervoor nodig? Wat kan Het Hoekhuis hiervoor ondernemen?

Onderliggende vraag We willen iets te weten komen over…

‘Wat hebben partners van een inloopteam nodig om autochtone kwetsbare aanstaande ouders toe te leiden naar het perinataal groepsaanbod van een inloopteam’?

Openingsvraag van de moderator

Stel… Jullie zijn zwanger van je rol als toeleider van (aanstaande) ouders naar de babybabbels. Deze rol groeit en groeit doorheen jullie zwangerschap. Op het einde van jullie zwangerschap voelen jullie je volledig klaar om deze ouders toe te leiden naar de babybabbels. Hoe ver zitten jullie al in jullie zwangerschap? Ben je nog maar juist zwanger? Of moet je al binnen een maandje bevallen?

Methode Blaas elk een ballon op zo groot als je jou voelt in jouw rol als toeleider. Je kan deze onder je kledij steken zodat je precies echt zwanger bent maar dit hoeft niet (hangt af van hoe de groep hier tegenover staat). De grootte van je ballon weerspiegelt dus hoe ver je al zit in jouw zwangerschap.

- Leg aan elkaar uit welke elementen ervoor zorgen dat je jou groot voelt als toeleider naar de babybabbels.

- Leg aan elkaar uit welke elementen ervoor zorgen dat je jou nog heel klein voelt als toeleider naar de babybabbels. Schrijf de elementen neer op de kleine zwangere buik.

- Deel jullie droombeeld aan elkaar van jezelf als toeleider naar de babybabbels. Leg uit wat je nodig hebt om die droom te realiseren.

Schrijf elk element dat je nodig hebt neer op de droomwolk.

48

Diensthoofd OCMW dieper bevragen aan de hand van quotes uit 2 focusgroepen

1. “Het zou helpen als de uitnodigingen (folders, flyers) op papier bezorgd worden of als we

het kunnen downloaden.”

- Is dit iets dat ook voor jou en voor je collega’s zou werken? - Op welke manier zou jij dan graag de folder krijgen?

2. “Moest ik weten wat er gebeurt, zou ik meer (aanstaande) ouders doorsturen naar de

babybabbels. Onze collega’s moeten nog meer weten wat en wie ze moeten doorverwijzen.”

- Leeft er een nood bij jou en/of bij jou collega’s om meer te weten te komen wat er

gebeurt tijdens de babybabbels? - Moeten jij en/of je collega’s nog meer te weten komen wat en wie ze moeten

doorverwijzen?

3. “Er zou iets moeten worden ontwikkeld waarbij de gegevens van mama’s terecht komen.

Misschien een platform. Wanneer ze zeggen dat ze willen komen naar de babybabbels kan er dan gevraagd worden of hun naam en telefoonnummer mag worden doorgegeven. Ik droom ervan dat ik een seintje krijg wanneer ouders goed zijn toegekomen in de babybabbels. Dat geeft een gerust gevoel. Het zou mij helpen om gezinnen los te laten. Dit vraagt wel dat er ook een signaal komt van de doorverwijzer dat er iemand wordt doorverwezen.”

- Zou een platform voor jou en/of jouw collega’s werken?

Indien nee, wat zou er dan wel werken voor jou en/of jouw collega’s? - Wat zou er nog kunnen werken voor jou en/of jouw collega’s? - Is zoiets als een platform volgens jou nodig op stadsniveau Menen?

Vb. een platform met alle vormen van prenatale aanbod in Menen Zo ja, wat is er dan specifiek nodig en hoe zie jij dit?

Bijlage 7: interview met toeleider OCMW Wat zou ervoor kunnen zorgen dat je meer (aanstaande) ouders zou doorsturen naar de babybabbels?

Aftoetsen van nood uit 2 focusgroepen

49