2. Welk woord ontbreekt er? Ik zie dat ... goed met je gaat.
... gaat wel. ... gaat uitstekend! Waarover hebben jullie ...? Ik
heb ... tegen jou. Heb je ... hier naar je zin? Ik zie ... wel
zitten. Ik heb ... druk/warm/moeilijk. OPGELET! Het woordje het
heeft vaak geen expliciete betekenis! Vaste uitdrukkingen
3. 1.Pronomen + substantief Mijn boek, jouw boek, ons boek, ...
2.Genitief : substantief + -s, s, BIJ NAMEN OF FAMILIE! Veras
fiets, Karels tas, Els fiets, ... 3.Substantief + van + substantief
of naam de vrienden van Peter, de kleren van mijn moeder, ...
4.Naam of substantief + pronomen + substantief Sandra haar rozen,
mijn vader zijn auto OPGELET! Optie 2 is formeel, optie 4 is
informeel! Bezit aanduiden
4. Elly staat in de winkel. Ze praat tegen een klant. Elly
staat in de winkel tegen een klant te praten. Bert zit. Hij werkt
rustig voort. Bert zit rustig voort te werken. Elly loopt. Ze zingt
de hele dag. Elly loopt de hele dag te zingen. OPGELET! - zitten,
liggen, staan, lopen, hangen + te + infinitief - te tussen twee
delen van het scheidbaar werkwoord Lopende acties
5. Elly staat in de winkel tegen een klant te praten. Elly
heeft in de winkel tegen de klant staan (te) praten. Ik hoor dat
Elly in de winkel tegen een klant staat te praten. Bert zit rustig
voort te werken. Bert heeft rustig zitten voort (te) werken. Ik zie
dat Bert rustig zit voort te werken. Elly loopt de hele dag te
zingen. Elly heeft de hele dag lopen (te) zingen. Ik hoor dat Elly
de hele dag loopt te zingen.OPGELET! Liggen, zitten en staan laten
te vaak weg in het perfectum! In eindgroep van bijzin: te + inf op
de laatste plaats Lopende acties