A History of the Middle Ages
Barbara H. Rosenwein
H1-H8
Hoofdstuk 1
300-600
De Romeinse Wereld getransformeerd
Hoofdpunten
406 Barbarische groepen vestigen zich steeds meer in het RR.
410 Rome wordt geplunderd door de visigothen
478 Laatste Westerse Romeinse keizer Romulus Augustus wordt afgezet door de barbaar Odoacer.
Keizer Valentius 364-378 4b- 4D
Gaf de Goten toestemming om zich te vestigen in het RR. Dit was hier echter niet op voorbereid.
De visigothen kwam in opstand tegen de slechte omstandigheden. De keizer werd gedood in een
slag.
Clovis 481- 511 5D-6A
Leider van de Franken, veroverde Gallie.
Bekeerde zich tot het Katholieke christendom.
Alaric 2 484-507 5D-6A
Leider van de Visitgothen, gaf de Bravaria uit volstaande met Romeinse wetten. Tekent voor de tijd
na de val van het West Romeinse Rijk.
Theodorik de Groote 493- 526 5D-6A
Ostrogotische koning met veel Romeinse administratoren.
Waaronder Cassiodorus en Boethe.
Sint Benedictus d. 555
Regel van Benedictus: de dag werd voor monniken verdeeld in 3en. Bidden, lezen en werken. Liturgie
was het belangrijkst niet de mis. Zijn klooster was het Monte Cassino. Werd inde 9e eeuw
overgenomen door de Karolingische koningen en de norm in het Westen.
Gregorius de Groot 590-604 6D-7A
Paus en misschien wel de man verantwoordelijk ervoor dat het Pausdom het machtigst in Italië werd.
Schreef een biografie over Benedictus.
Keizer Justianus 527-565 6b-6c
Keizer van het oost Romeinse rijk
Codex Justianus 529 wet boek
Digest 533 Compilatie van Romeinse juridische gedachten
Instituten 534 Tekstboek voor advocaten
Probeerde oude glorie van het RR te doen herleven. Veroverde Noord Afrika, Zuid Spanje en Italië, de
laatste mislukte. Het belangrijkste was echter het Sassaniden rijk.
Keizer Theodosius 2 408-450 5a- 5b
Keizer van het oost Romeinse rijk
Bracht de Theodosius Code 438 met Romeinse wetten erin.
Verdwijning van de midden klasse.
Dit had te maken met de belastingen van de 4e eeuw. Curiales- leden van de stadse elite hadden
altijd de belastingen opgehaald in hun regio en ook tekortkomingen ingelegd. De nieuwe belastingen
waren echter zo hoog dat de curiales dit niet meer bij konden benen, mede ook doordat rijke
landeigenaren beschermd door hun slaven en bodyguards niet betaalden. De armen vluchtten zo
naar die landeigenaren wel hun vrije status opgevende.
In de 7e eeuw werd er geen belasting meer opgehaald door de barbarische koningen. Steden raakten
zo verlaten en diende alleen nog als instituties voor religie en regeren. Het stedelijke werd
vervangen voor het landelijke. De lange afstand handel rond de Middellandse Zee werd ook minder
en alleen rondom de kust. Monniken werden gezien als een model van deugd, het was belangrijk om
met hun gelinkt te worden. Het christendom en de nieuwe orde in het westen paste zich beide aan
elkaar aan zodat dit beter bij hun zelf zou passen. Oost Romeinse rijk was meer een Perzische staat
geworden. Iconen werden belangrijk in de cultuur. Was beter dan relikwieën voor toegang tot het
heilige.
Antieke erfenis en transformatie door Christendom
Klassieke erfenis:
Kennis systeem
Klassieke talen
Romeins recht
Mythische godenwereld
Democratie als ideologie
Germanen werden door de Romeinen gebruikt als rijk getrouwen, foederati.
378 keizer Valerius wordt gedood door Visigothen.
Barbaren waren zij die geen deel hebben aan de Romeinse beschaving.
Etniciteit is niet gebaseerd op ras maar op culturele identiteit rond afstammingsverhaal.
Volk groep waarvan de leden deelden een vermeende afstamming van een gezamenlijke voorvader,
culturele eigenschappen, organisatie in dezelfde eenheid/bestuursvorm.
Acculturatie proces dat zich voordoet wanner groepen met verschillende cultuurpatroon in min of
meer langdurig contact komen, waaruit veranderingen in het cultuurpatroon voortvloeien.
Oostgoten worden vervangen door Langobarden na 568 door dat de dynastieke politiek faalt en een
gebrek aan integratie.
Byzantium:
Byzantium had rond 700 bijna al zijn veroveringen onder het bewind van Justianus verloren. Het was
een middelgrote staat geworden die wel goed gerund werd en compact en taai was. Leger, marine
(Grieks vuur), belasting met dikke muren die ook akkers omvatten.
Was wel meer vanuit een defensief standpunt met strategoi en het leger en de regio verdeeld in
temen. Strategoi kregen steeds meer verantwoordelijkheid over zaken en soldaten kregen land in
hun temen om te zorgen voor uniformen en wapens. Het stedelijke leven verdwijnt in Byzantium
voornamelijk door invasies en plagen. Steden werden verlaten of herbouwd voor een kleinere
populatie en een veel somberdere bouwstijl deels op constantinopel na. Byzantiums economische
leven speelde zich ook steeds meer op het land af maar de hoofdstad bleef booming qua industrie.
Landbouw was altijd al de ruggengraat geweest van de economie, de meeste bewoners waren ook
vrije of semi vrije boeren. Er waren veel autonome dorpjes gemeenschappen met kleine
huishoudens. Zonder de curiales kregen de boeren nog meer met belasting te maken. De nieuw
opgestelde familie waarden waren streng op huwelijk zaken. Om te zorgen dat de bevolkingsgroei
niet weer daalde. De klassieken werden verruild voor de Bijbel.
Iconoclasme ontstond: Anti-icoon 726-787
Mede door crisis en de vraag waarom deze er was. Het leger dacht dat iconen heidens waren en
daarom de Arabieren wonnen. Monniken waren hier tegen, keizers niet. Iconen stonden in de weg
als link tussen het goddelijke en menselijke. Nu stond de keizer alleen in het middelpunt en de steun
726 begin van een lange iconoclastische periode tot 787 en daarna nog van 815 tot 843.
Gemeenschappen die konden dienen als centra van keizerlijke weerstand werden zo verwoest. Ze
zagen zichzelf als mensen van God.
Bulgaren verdrijven Byzantium uit de Balkan regio.
Chosroes 2 591-628
Koning van de Sassaniden, ambitieus. Voerde veel oorlog met Byzantium. Beide legers, gebieden en
geldbronnen raken uitgeput.
Moslims
Zij zagen zichzelf ook als Gods mensen. De Arabieren werden in het begin van de 7e eeuw bekeerd tot
de Islam. Daarvoor bestond de bevolking maar voor een klein deel uit nomaden en semi nomaden. Zij
leefden in kleine groepen en leefden van hun dieren en buit. Iedereen was verdeeld in stammen.
Islam begon in Mekka bij de zittende bevolking maar kreeg snel steun van de nomaden.
Mohammed 570-622
Communicaties met Allah/Gabriel vormde de Koran. Veranderde de totale manier waarop mensen
moesten leven. Het legde de nadruk op kern familie, de stam werd minder belangrijk.
Waren 3 belangrijke sociale zaken: individu, god en de gemeenschap van de gelovigen. Er waren
geen tussenpersonen tussen het bovennatuurlijke en de mens.
Mohammed bond de 3 belangrijkste groepen aan zich. Hij versloeg de Joden, de Meccanen en
verbond zich met nomadische stammen.
Daarna werden nieuwe instituties van oefeningen voor de moslims ingesteld.
Kaliefen, de opvolgers van Mohammed trokken in het territorium van de Sassaniden en Byzantium.
Bij het beginnen van de 8ste eeuw was hun territorium enorm uitgebreid.
Dit kwam doordat ze goede vechters waren en de tegenstanders juist relatief zwak door het vechten
tegen elkaar. De bevolking van de veroverde gebieden was niet anti-Moslim. De moslims probeerden
namelijk niet ze te bekeren. Er moest alleen belasting worden betaald. Islamitische wereld was maar
voor een klein deel moslims. En deze werden ook nog eens geabsorbeerd door de culturen die ze
hadden veroverd.
Ummayaden
Was de dynastie van Mohammed na zijn dood waren er soms problemen met de opeenvolging van
kaliefen. Deze kwamen uit een kleine kring die dicht bij Mohammed stonden. Bij de 3e kalief was er
onenigheid. Uthman de schoonzoon van Mohammed was niet onomstreden een deel van voor een
andere schoonzoon Ali. Dit zorgde voor een splitsing. Maar het kalifaat bleef tot 750 in de handen
van de Soennieten. De factie van Ali bleef echter op de achtergrond aanwezig en werd Sjiieten
genoemd.
Damascus werd de hoofdstad. Byzantijnse administratoren werden aangesteld en de Griekse
vertalingen zorgden voor contact met oude culturen. Ook werd de byzantijnse stijl overgenomen.
Europa
Achtergesteld vergeleken met de andere twee. Politiek en linguïstisch gefragmenteerd, met amper
steden en een slechte infrastructuur. Geen identiteit en cohesie. De Franken waren dominant, in
Spanje waren Visigothen en in Italië de Lombardijnen. In Engeland waren Kelten en Angel-Saxen. Er
was veel verschil tussen het Oude Romeinse zuiden en het Noorden. In England was alles
voornamelijk van hout, veel boerderijen waren in kleine groepjes van 4 a 5 gebouwd. Er waren veel
dieren en sommige boeren hadden ijzeren ploegen voor de zware grond. Dit was vaak echter niet
van de boeren maar van een rijke heer die zorgde voor bescherming. In het Zuiden van England
waren ook commerciële nederzettingen. In Noord Francia waren ook commerciële nederzettingen
en verlaten Romeinse steden. Er is iets meer steen in huizen te vinden. Land werd voornamelijk
gebruikt voor het drijven van dieren ipv verbouwen. De boeren waren een splitsing van vrije en onvrij
boeren. In zuid Francia en Italië waren en veel wijngaarden en olijfbossen. Romeinse steden
domineerden de omgeving maar met minder bewoners. Boeren hadden een eigen gebied maar dat
was niet van zichzelf en er waren minder dieren en minder goed gereedschap.
In de 8ste eeuw ontstond er weer handel over zee. Een ruil economie kwam er en goud werd
vervangen door zilver. De rijken vulden hun schatkisten en graanschuren maar gaven graan ook weg
als teken van macht en prestige.
Francia
Francia bestond uit 3 koninkrijken Neustrie, Austrasie en Bourgondië en een deel van Aquitaine.
Maar rond 700 was het 1 koninkrijk aan het worden. De merovingische koningen heersten over dit
gebied. Zij stamden af van Clovis. Zij hadden geluk door goede biologische voortgang en ze waren
sterk in politiek bedrijven. Zij linkte zichzelf met de rijke aristocraten en kerkelijke autoriteiten van
Gallie. Tevens hadden zij een Romeins administratief apparaat in werking, veel familie bezit in de
vorm van land en de winst en prestige die kwam uit oorlogen. Het Koninklijke hof reisde met de
koningen van paleis tot paleis en was het centrum van politiek leven. Merovingische koning
trouwden vaak vrouwen lager in status om te voorkomen dat er een machtsstrijd met de telgen van
machtige vrouwen ontstond.
Aristocraten bleven vaak ‘thuis’. De productie van kinderen was het belangrijkst van een huwelijk en
de overleving van aristocratische families en hun bezittingen en macht. Het huwelijk was een familie
affaire niet van de kerk. Vrouwen hadden ook enkele rechten over hun bruidsschat enzo.
Er ontstond een explosie aan kloosters in de 7e eeuw. Er ontstond een cultuur van huiselijke
vroomheid. Joden waren geïntegreerd in de samenleving.
Sint Colombanus 543-615
Ierse hervormer van het kloosterleven op het continent in Europa, vooral in Francia. Een hele
sombere en gedisciplineerde leer. Zorgde voor een explosie in kloosters in Francia.
Britse Eilanden
De Saxen hadden na het terugtrekken van de Romeinen het Z-O overgenomen en werden de Angel-
Saxen. De Kelten wisten te overleven. In de 5e eeuw werden Ierland en Schotland bekeerd door
missionarissen tot het Christendom. Er ontstonden rurale kloosters met bisschoppen die enig
aanzien verwierven. De Angel-Saxen werden van 2 kanten geïntroduceerd met het Christendom. Het
noorden via de Kelten en het Zuiden de Romeinen.
Oswald 633-641
Een Angelsaksische koning was bekeerd en zorgde voor een stroom van missionarissen. Paus
Gregorius de Grote stuurden missionarissen vanuit Rome. Een van hen, Augustinus bekeerde koning
Ethelbert. Augustinus zette een Engelse kerk op naar Romeins model en deelde het gebied in
diocesen en werd zelf aartsbisschop. Een probleem tussen beide ontstond over de datum van Pasen.
De Romeinse datum werd uiteindelijk ingesteld. De christianisatie periode in England zorgde voor
een geleerde geestelijke Klerks cultuur. De Angelsaksische artistieke stijl werd gebruikt voor het
Christendom. De gesproken taal van de ‘gewone’ mensen wordt al snel een geschreven taal.
Spanje
Enkele Romeinse steden bleven bloeien na de invasie van de Visigothen.
Handel met Byzantium.
Onder koning Leovigild 569 586 komt Spanje helemaal in Visigotische handen en onder zijn zoon
Reccared 586-601 veranderd de monarchie van Arisch naar het Christendom. Dit zorgde voor een
band tussen de koning en de Spaans-Romeinse bevolking. Later volgden de overgebleven
bisschoppen. Hierdoor was er een hele goede samenwerking tussen beide. De bisschoppen werden
vrijgelaten in hun bestuur van de kerk en steunden daarvoor de koning weer. De grootgrondbezitters
zorgden weer voor troepen. De opvolging van de koning was echter altijd een groot probleem en bij
werd vaak bijgestaan door ene bloedbad. Het koninkrijk was erg gecentraliseerd, dit was een
probleem nadat de koning werd gedood door Arabische overvallers in 711. De Arabieren konden
hierna het hele gebied overnemen. De moslims waren ook hier een minderheid, de berbers waren
hun vechters.
Italië
In Italië waren Lombarden, er was echter geen eenheid. Het geloof varieerden van de heerser van
dat moment. De bekering naar het Christendom liep dan ook geleidelijk tot het eind van de 7e eeuw.
De koningen verbonden zich dus niet aan een bepaalde kerk. Ze konden wel de overgebleven
Romeinse instellingen gebruiken. De steden werden gebruikt als hun administratieve centrums die
geleid werden door hertogen. Kerken en kloosters werden gebouwd .
Paus
De rol van de paus was tweeledig. In Rome had hij de macht en over de geestelijk wereld lag die
macht zelfs verder maar hij was ook een onderdaan van Byzantium.
Gregorius de Grote 590-604
Onder zijn bewind werd de paus de grootste landbezitter in Italië en heerste over Rome als een
koning. Hij schreef en over de kerk vaders en maakte de materie toegankelijker voor een groot
publiek. En ook probeerde hij kerkelijke hervormingen door te voeren zoals bisschoppelijke
verkiezingen en het celibaat voor klerks. De keizer was echter nog de baas.
Tussen de keizer Justianus 2 en paus Sergius 1 687-701 kwam het tot een botsing over kerkelijke
regels. De keizer wilden priesters laten trouwen en verbood het vasten op zaterdagen. Toen de paus
dit weigerde wilde de keizer hem arresteren. Maar Italiaanse legers die theoretische onder het
bewind van de keizer stonden hielden dit tegen. Het werd duidelijk dat de macht van Byzantium was
afgenomen. De paus was de baas in niet-Lombardijs Italië.
Later zouden Byzantium en de paus nog verder van elkaar te staan door nieuwe pauselijke
belastingen en het iconoclasme.
De paus zocht hierop toenadering bij de Franken in de vorm van Pepijn 3.
Samenvatting H3
750-900 8c-9D
Aan het eind van de 8ste eeuw de verdwenen de periodieke plagen. Hierna kwam er een groei in
bevolking, land verbouwing en algemene welvaart.
Byzantium:
750 In deze tijd was Byzantium in zich zelf gekeerd. Er was iconoclasme en daarom geïsoleerd van
andere christenen. De temen waren gestructureerd voor defensief werk en de klassieken waren in de
vergetelheid geraakt. Maar in 900 was dit totaal veranderd. Men was iconofiel, agressief en geleerd.
Het einde van iconoclasme werd ingeluid door een vrouw, Irene de vrouw van keizer Leo 4. Na zijn
dood werd zij regent voor haar zoon Constantijn 6. Iconoclastische bisschoppen werden vervangen
en het concilie van nicea werd opgeroepen in 787 waarin het werd afgeschaft.
Constantijn 5 741-775 Had daarvoor al nieuwe regimenten ingevoerd naast de temen. De tagmata
was een mobiele leger eenheid, een nieuwe vecht elite te paard en infanterie als back-up. Deze
diende eerst als bescherming van de keizer zelf maar werd steeds meer ingezet voor veldslagen.
Onder de keizers van de 9e en 10e eeuw zorgden ze voor expansie.
Keizer Nicephorus 802-822 deed dit in de balkan.
De tactiek tegen Arabische overvallen was: evacueren, verbranden van grond, plaagstootjes terug
geven en wachten. Na 860 waren deze overvallen grotendeels over.
Onder Leo 6 886-912 de aanval in.
De tagmata kregen de glorie, de soldaten van de temen het vuile werk. Ze kregen ook minder
verdient en werden steeds meer inactief.
Byzantium probeerde het NO van de Balkan te bekeren en hadden concurrentie van het katholieke
christendom. Constantijn bedacht een alfabet om dit te vergemakkelijken. In de 9e eeuw was er een
revival van wetenschap en educatie wat in de 8e eeuw minder was geworden. Mede geholpen door
de stabiele belastingen en de gevulde schatkist.
Keizer Theophilius 829-842 opende een openbare school in het paleis, geleid door de Leo de
wiskundige. Het einde van iconoclasme zorgden ervoor dat kloosters weer prestige kregen en veel
rekruten. De grote vraag naar Christelijke teksten zorgden ervoor voor een nieuw letter type, het
minuscuul, aan elkaar geplakte letters wat sneller en makkelijker te schrijven en te lezen was. Papier
werd tevens uit noodzaak vervangen door perkament. De terugkeer van Hellenistische boeken
zorgden voor een artistieke revival, die ook wel de macedonische renaissance werd genoemd naar de
dynastie uit de 9e en 10e eeuw die deze had bezorgd. Een mix tussen het abstracte van de pre-
Iconoclastische periode en het natuurlijke van de klassieke kunst. Een nieuwe tijd was aangebroken
in 870. Ook de revival van monumentale architectuur.
Islamitische wereld:
in Byzantium werd de cultuur en politiek bepaald door het keizerlijk hof in de Islamitische wereld
waren dat de kalifaten en hun hof.
In 750 volgden de Abbasiden de Ummayadden op en werd het centrum van de macht verplaatst van
Damascus naar hedendaags Irak.
De IW was een versplinterde wereld, de ummayaden hielden echter alleen rekening met hun eigen
gevolg. De rest moest allemaal belasting betalen. Er was een elite in tegenstelling tot wat de koran
zegt over gelijkheid. Er was veel ontevredenheid. De Abbasiden moesten rekening houden met
bepaalde gebieden wiens titels erfelijk werden. Maar ook zij creëerden een elite (khurusani)waar
andere zich aan stoorden. Onder de abbasiden werd hun controle nog meer en beter
gecentraliseerd. Het leger was nodig voor het ophalen van belastingen niet voor het verdedigen.
Generaals hadden echter de controle over hun troepen, zolang deze loyaal bleven aan de kalifaten
was alles goed. Tussen 811 en 819 was er oorlog over het kalifaat tussen Ma’mum en Mu’tasim. Die
laatste kocht en trainde zijn slaven voor een privé leger voornamelijk bestaand uit Turken.
Er was veel welvaart uit de handel en belastingen en zorgde voor een culturele revival. Indische en
Griekse teksten werden massaal vertaald. Nieuwe Literatuur werd aangemoedigd zoals adab, hier
ging het voornamelijk om stijl. Het hoogste haalbare hierbij was poëzie.
Al-Andalus
Mid-8ste eeuw wist een Ummayadische prins al Rahman 1 in 756 Spanje te verslaan en zo Al-Andalus
te starten als emir. Dit zou zo voor 2,5 eeuw blijven maar was net als het kalifaat van de Abbasiden
gedoemd om op te breken in regionale delen. De emir had ook een staand leger bestaand uit non
Arabieren. Geld werd ook hier gebruikt voor het betalen van ambtenaren en het sponsoren van
wetenschap en literatuur. Het was een mix van culturen wat ook terugkwam in de kunst. Moslims
en christenen leefden gemoedelijk te samen.
In Noord Spanje waren kleine Christelijke vorstendommen zoals onder Alfonso 2 791-842.
Karolingen
Byzantium en de Islamitische wereld waren politiek gecentraliseerd, hadden goed ontwikkelde
belasting systemen en betaalde legers en ambtenaren. Dit allen was niet aanwezig in het Frankische
Rijk (wel waren er overblijfselen va het centrale overheidsapparaat van de Romeinen.
Toch was het een tijd van voorspoed. Dit dankzij de economische groei die er bijna overal was in deze
periode, de instellingen van de romeinen van cultuur en politiek werden goed gebruikt en men had
een instellingen van experimenteren en voordeel halen uit zaken die op hun pad kwamen.
De nieuwe dynastie van koningen in het Frankische Rijk. Deze ontstond na de slag bij Tertry in 687
tussen Neustrie en Austrasie. Een machtige familie met bezittingen in Austrasie kreeg de hoge
posities in beide gebieden in handen.
Karel Martel 714-741 zette de naam vd dynastie in. Bij de slag van Poitiers in 732 won hij van Al-
Andalus.
Martel was vaak bezig om de Frankische aristocraten onder de duim te houden. Door goed politiek
spel en de steun van bisschoppen zorgde hij voor een hecht netwerk. Ook zorgde hij voor goede
bondgenoten in de paus en Angelsaksische geestelijken.
Bonifatius 754 Angelsaksische missionaris die naar Friesland ging, gesteund door de Karolingen. Hij
was een missionaris die zorgde dat de bekering van gebieden loyaliteit verschafte aan de Rome en
aan de Karolingen ipv lokale gebieden. Hij deed dit naar de regels van Sint Benedictus.
Missionarissen zoals Bonifatius zorgden voor een sterkere band tussen de Paus en de Karolingen.
Onder Karel Martel zijn zoon Pepijn 3 768 gebeurde dit. In 751 vroeg hij aan de paus om legaal de
laatste Merovingische koning af te zetten. In 754 kreeg de paus weer hulp tegen de Lombardijnen.
Van af dat jaar was de paus een deel van het westen itt het Byzantijnse Keizerrijk.
In de donatie van Pepijn in 756 werden de Lombardijnen gedwongen enkele steden terug te geven
aan de paus. De paus was de officieuze heerser in Italië. Dit werd gevolgd door de donatie van
Constantijn. De ambtenaren van de paus gaven hierin aan dat de bezittingen van de oude keizer
Constantijn over weren gedragen aan de paus. Karolingische koningen werden voortaan gezalfd
door geestelijken.
Karel de Grote 768-814 Einhard en Alcuin waren zijn hovelingen. In tegenstellingen tot de 2 andere
grootmachten die defensief dachten, breidde Karel de Grote zijn gebied juist uit. Karel had onder zijn
bewind fideles, trouwe aristocraten en zijn hadden weer vrije mannen onder zich, vazallen. De
koning had het recht van de bannum, het leger oproepen en straffen als dit niet werd gedaan. Er was
geen staand lege, de soldaten zorgden voor hun eigen spullen. Troepen ging graag de oorlog in
omdat het een goede kans was op het maken van buit.
Karel begon zich te gedragen als een Romeinse keizer, door het sponsoren van bouw programma’s,
standaardiseren van maten en gewichten en het intellectuele en artistieke te stimuleren. Aken werd
de hoofdstad. Wetten werden ingesteld en graven aangesteld om de wetten te handhaven en
belasting op te halen. Missi Dominici werden ingezet tegen corruptie door de graven te controleren
en te kijken of er ergens onrecht werd gedaan. Land in plaats van geld werd gegeven als salaris.
Paus Leo 3 795-816 linkte de Karolingische koning nog meer met de paus. Hij kroonde Karel de
Groote in 800 tot keizer. Hierdoor werd de status van de koning vergroot, die van Byzantium minder
en hij zelf werd Keizer-maker.
Na de dood van Karel werd zijn zoon Lodewijk de Vrome keizer 814-840, maar het gebied was geen
eenheid meer. Het rijk was moeilijk te handhaven, het Christendom was zijn beste gereedschap. De
wet van Sint Benedictus werd ingesteld in het hele Frankische Rijk en monniken en abten dienden als
zijn adviseurs. Keizer Theodosius 1 die het Christendom de officiële religie van het RR had gemaakt
was zijn rolmodel. Karel had zijn zonen al gebruikt als sub-koningen, Lodewijk zou hierin nog verder
gaan.
Dit plan liep echter niet zoals gewild. Zijn 3 zonen van zijn 1e huwelijk en zijn zoon van zijn2e huwelijk
kwamen er na zijn dood niet uit en het Rijk werd in 3en gedeeld in het verdrag van Verdun in 843.
Karel de kale 840-877 kreeg het westen (hedendaags Frankrijk), Lodewijk de Duitser 840-876 kreeg
het oosten (hedendaags Duitsland) en Lothar 817-855 kreeg het middelste deel met de keizerlijke
titel. Deze zou uiteindelijk uit elkaar vallen en geabsorbeerd worden door de andere 2.
Dynastieke problemen waren echter niet de hoofredenen voor het uiteen breken van het rijk. Ook
niet de invasie van buitenaf waar niet adequaat op gereageerd kon worden door het gebrek aan een
staand leger. Hierdoor moesten de Karolingen geld betalen om verder aanvallen tegen te houden. Dit
was ook niet goed voor het prestige. Het rijk viel uiteen door de vele verschillen tussen de regio’s en
in de regio’s. het centrale gezag was te zwak om dit te doorbreken.
Eerst was het Karolingische Rijk gebaseerd op plunder, handel en landbouw. Maar na een tijd kwam
de plunder tot een halt. De handel kwam in contact met dat van het rijk van de Abbasiden.
Er ontstond een reorganisatie op het land. Er werd het 3 slag stelsel ingevoerd, waar het eerst het 2
slag stelsel was. Dit zorgde voor winst. Het waren geen compacte boerderijen , alles was verspreid
over het landschap. Vrije en onvrije boeren werkten op hun eigen stuk land en dat van hun heer.
Het was echter allemaal nog te primitief om grote winsten te maken, en het feit dat de landhuizen
verspreid waren was een zwakte.
De Karolingen begonnen met het gebruik van het minuscuul, waardoor het makkelijker lezen en
schrijven werd. Kloosters en kathedralen waren het centrum van culturele productie met
bibliotheken en scholen voor jonge klerks. Deze wisselden ook vaak boeken en manuscripten uit. Het
Karolingische hof was hier vooral belangrijk in omdat de mensen die dit initiatief namen vaak allen
een tijd deel uit maakten van het koninklijke hof. Alcuin 732-804 was de bekendste, hij kwam uit
Engeland om de school in het paleis te leiden. Hij werd later de abt van de sint maarten in tours.
Kloosters en kathedralen moesten openstaan voor iedereen die kon leren, ook vrouwen en armen. In
tegenstelling tot de merovingen was er een rijke cultuur van artistieke expressie. Rome werd vaak
geïmiteerd. Het RR werd nieuw leven ingeblazen maar ook met eigen inbreng en mixen van de Britse
eilanden, Italië en Byzantium.
Samenvatting H4
900-1050
De grootschalige central georganiseerde regeringen van de 9e eeuw zouden verdwijnen in de de 10e
eeuw. Dit was het minst zichtbaar in het Bijzantijnse Rijk. Ondanks dat hier een opkomst was van de
groot grondbezitters werd de macht van de keizer hier nooit echt uitgedaagd. In de Islamitische
wereld was dit juist wel het geval, waar nieuwe dynastieke groepen zich zouden vestigen als lokale
heersers. In Europa zouden de Karolingische koningen hun macht verliezen en in hun plaats zouden
ook nieuwe politieke identiteiten ontstaan.
Byzantium:
Rond 1025 was er weer sprake van een groot Byzantijns Rijk. In het Noorden was er een nieuwe taaie
tegenstander ontstaan in de vorm van Kiev Rus. Op het platteland ontstonden machtige mannen die
de boerenstand domineerden. De regering functioneerde uit het paleis. Alle belangrijke mensen
woonden daar of zo dicht mogelijk in de buurt. Eunuchen waren belangrijk aan het hof als adviseurs.
Zij vormden geen bedreiging omdat ze geen kinderen konden krijgen.
De Macedonische Renaissance die was begonnen in de 9e eeuw ging door in de 10e en 11e eeuw, de
kamerheer werd dan ook naarmate van tijd geen eunuch maar een professor. Er ontstond een nieuw
soort schrijven over recente aangelegenheden en mensen.
Basil 2 962-1025 Goede centralist en sterk leger leider. De expansie in de 9e eeuw werd sterk
voortgezet in de 10e eeuw door soldaat-keizers. Rond 1025 de focus lag niet intern maar het leger
keek weer naar de buitengebieden van het rijk voor expansie. Het was een multi-talig Rijk geworden.
De Varjagen, de Russische soldaten van Basil vormde de ruggengraat van het leger.
Er was meer openheid naar buitenstaanders ondanks de Bijzantijnse vooroordelen. Joden werden
echter niet geïntegreerd in het Rijk. De etnische diversiteit zorgde voor regionale en politieke
bewegingen. Maar de grootgrondbezitters, de dynatoi waren vooral in opkomst. Zij namen gebruik
van de gunstige economie, kochten land goedkoop en hadden netwerken met leger leiders en een
positie in de regering. De keizer moest van het einde van de 10e eeuw rekening met deze mannen
houden, maar kon niet echt bedreigd worden. De opkomst van land aristocratie en het prestige van
soldaat keizers veranderde de Bijzantijnse cultuur: van civiele ging deze naar militaire idealen. Dit
werd vooral duidelijk via artiesten en schrijvers die de strijders verheerlijkten.
Kiev-Rus:
In de 8e en 9e eeuw kwam deze op boven de Zwarte Zee. Deze plunderaard kwamen uit Scandinavië
maar zouden uiteindelijk de Slaven uit dat gebied gaan overheersen en later integreren in de cultuur.
De relatie met het Bijzantijnse Rijk begon met oorlog, daarna handels overeenkomsten en werd
onderhouden door religie. In 988 werd Kiev-Rus bekeerd tot het Grieks orthodox van de Bijzantijnen.
Dit gebeurde onder Prince Vladimir.
Dit maakte deel uit van de bekering in de 10e en 11e eeuw van West-Eurazië door 1 van de 4
dominante geloven. Islam, Rooms katholiek, Grieks Orthodox of het Jodendom.
Islamitische Wereld:
Het was een periode van welvaart en een opbloei van het intellectuele leven maar ook van
dynastieke verdeeldheid en opkomst van regionale groepen.
De moslims hadden lokale machthebbers nooit uitgeschakeld, zolang het kalifaat sterk was maakte
dit niet uit, zodra het zwakker werd kwamen de regio’s echter opzetten. Dit was het geval in de 10e
en 11e eeuw. De belangrijkste reden van de zwakte van de Abbasiden was het gebrek aan inkomsten.
Als er niet werd betaald, werd men afhankelijk van het platteland in de regio van Irak. Dit gebied was
echter aangevallen door Sjiieten in de vorm van Karamithanen en zo verwoest waardoor troepen
niet meer betaald konden worden. Nieuwe mannen uit het leger met hun eigen leiders kwamen aan
de macht en reduceerden de zeggenschap van de Abbasiden tot nul. De macht werd steeds meer
gefragmenteerd.
De belangrijkste van de nieuwe groepen waren de Fatimiden, zij waren Sjiieten.
De soennieten zaten de leiders in Al-Andalus. Onder Al-Rahman 3 912-961 werd met behulp van zij
voornamelijk Slavische legermacht, Al-Andalus een sterk gecentraliseerde staat. Maar ook hier
zorgde lokale Islamitische leiders voor onrust en een burgeroorlog tussen 1009-1031 zorgden ervoor
dat de dynastie eindigde en het gebied verdeeld werd in kleinere koninkrijkjes. De cultuur bleef het
zelfde in de Islamitische wereld. Het civiele leven stond centraal en ook de adab literatuur.
De cultuur van de Abbasiden werd gekopieerd door de nieuwe lokale heersers, maar deze mannen
probeerde elkaar ook vaak naar de kroon te steken als het ging om culturele producties. Overal
waren moskeeën en paleizen te vinden die het centrum waren voor cultureel leven. Cordoba en
Cairo waren vooral indrukwekkend. Bibliotheken werden gezien als symbolen van status en sociaal
leiderschap. Geleerden reisden vaak van hof tot hof. Avicenna 980-1037 was zelfs begonnen met het
systematiseren van de werken van Aristoteles. Ondanks dat er politieke onenigheid was, was er wel
sprake van een geïntegreerde cultuur. Mede door het intellectuele leven waar de Abbasiden voor
stonden, de open handel netwerken die bestonden en ook vanwege de Arabische taal die hen allen
aan elkaar verbond.
De Islam trok de Islamitische cultuur echter uit elkaar. In de 10e eeuw werd de splitsing tussen de
Sjiieten en Soennieten steeds groter. Doordat er agressiever met het geloof om werd gegaan en de
andere partij werd vervloekt.
Europa:
In Europa was het een tijd van fragmentatie. Er waren nog geen nationale staten. In ‘Frankrijk’ waren
er veel onafhankelijke heersers, terwijl England en Schotland juist een verenigd koninkrijk zouden
worden. In het rijk van de Saksen ontstond een machtige dynastie, de Ottonen.
In de 9e en 10e eeuw waren er 3 verschillende groepen die invasies in West Europa pleegden. De
Vikingen, de Moslims en de Hongaren. De gevolgen op korte termijn waren dat zij voor onrust zorgde
op het land en bij de mensen. Op de lange termijn werden zij echter geabsorbeerd in de samenleving
van een agressieve en welvarende Europese samenleving.
De Vikingen:
Zij zouden zich onder andere in Ierland vestigen. In Schotland en England zorgde hun komst echter
voor eenheid onder de lokale bevolking als tegenwicht. Kleine koninkrijkjes waren te zwak om de
Viking invasies tegen te houden. In England stond echter Alfred van Wessex op. Hij was de koning
van het koninkrijk Wessex 871-899. In eerste instantie betaalde hij een contributie aan de Vikingen
voor vrede, dit deed hij om tijd te krijgen. In 878 verzamelde hij een leger bij elkaar die de Vikingen
versloeg. Hierna reorganiseerde hij het leger, zette forten neer en bouwde een vloot op. Ook
ontwikkelde hij nieuwe mechanismes voor een koninklijke regering. Ook was hij geïnteresseerd
religieuze en intellectuele hervormingen. Hij begon met het vertalen van religieuze Latijnse werken
naar het Angelsaksisch. Uiteindelijk werd hij gezien als de koning van de Engelse die niet onder het
bewind van de Vikingen stonden. Het opleiden van alle vrije mannen was een van zijn speerpunten,
onder andere door het vertalen van vele werken. Door zich zelf met Mozes te vergelijken die net als
hij ook een Wet voor allen schreef, steeg zijn prestige. In Normandië zouden de Vikingen zich ook
vestigen, nadat hun koning zich had bekeerd tot het Christendom krijg hij het gebied als hertogdom
van de Frankische koning.
Moslims:
De moslims onder leiding van de Fatimiden hadden Sicilië in bezit, wat bekend stond om zijn
vruchtbare grond afgenomen van de Bijzantijnen in de 9e en 10e eeuw. Een teken van de hoe krachtig
hun vloot was. In de rest van Europa ging het echter meer om kortstondige aanvallen. Nadat de abt
van Cluny was gevangengenomen verenigde de lokale aristocratie zich echter om de moslims te
verjagen.
Hongaren:
Dit waren nomaden uit het Zwarte Zee gebied. Ze stonden bekend als capabele strjders en werden
vaak ingehuurd om te vechten door onder andere Arnulf, koning van de Oost Franken (887-899) en
door de paus Leo 6 (886-912). Rond het einde van de 9e eeuw hadden zij een groot gebied onder
controle rond de Zwarte Zee. Tegelijkertijd pleegde ze veel invasie in Europa maar werkten ze ook
voor West Europese heersers. Geleidelijk aan maakten ze echter de transitie van nomaden naar
boeren, wat een enorme belangrijke factor was in het ophouden van de invallen. Een andere factor
was de overwinning van de Duitse koning Otto 1 (936-973) op Hongaarse invallers bij de slag van
Lechfeld in 955. De Hongaren waren georganiseerd in stammen. Er waren boeren, strijders en de
elite. Zij geloofden in meerdere goden. In de 10e eeuw kwamen de stammen samen onder het
bewind van het huis van Geza. Hij zou zichzelf en zijn mensen bekeren tot het baptisme. Zijn zoon
Stefan 1 zou zichzelf uiteindelijk tot koning kronen.
Westerse heersers hadden niet de mogelijkheden van de Bijzantijnen en de Moslims. Ze hadden geen
huurlingen of ambtenaren. Ze waren nog steeds afhankelijk van loyaliteit van hun ‘mannen’ en diens
vazallen. De mannen hadden allen land gekregen of voor militaire service of gekregen in terug keer
voor diensten. Dit systeem met heren, leenheren en vazallen stond ook wel bekend als feodalisme.
Een term die echter vaak wordt gebruikt.
De 10e en 11e eeuwse samenleving stonden in het teken van persoonlijke afhankelijkheid verdeeld in
3 klassen. Zij die werkten, vochten en werkten. De eerste 2 waren vrij, de geestelijke en de nobele
namen deel aan een netwerk van ondergeschiktheid als vazal of heer maar meestal beide. Veel
vrouwen van de hogere klassen deden hier ook aan mee. Het vazal schap was iets vrijwillige en werd
ingeluid door een ceremonie die in het teken stond van trouw, vertrouwen en dienst van beide
kanten.
Doordat de macht in Europa steeds meer in handen kwam van lokale heersers, werd de lijn tussen
vrij en onvrije boeren steeds onduidelijker. Vele werden slaven totaal afhankelijk van de heer zonder
prestige of eer. Het was dan ook niet vrijwillig maar erfelijk en er was geen sprake van gelijkheid.
In de 10e eeuw werd er meer voedsel geproduceerd en steeg de standaard van leven voor iedereen.
Dit had verscheidene redenen. 1. Het 3slag stelsel werd gebruikt, 2. Zware ijzeren ploegen werden
gebruikt voor de harder gronden in het Noorden en 3. Paarden werden gebruikt ipv ossen. Op zoek
naar nog meer winst verlichtten heren de diensten en bijdragen van boeren tijdelijk zodat deze extra
grond konden cultiveren of de diensten en bijdragen omzetten in geld. Dit was ook voordelig voor
boeren omdat hun prijzen vast kwamen te liggen ondanks inflatie. Doordat de prijzen van producten
omhoog gingen werden boeren kleinschalige ondernemers.
In de 11e en 12e eeuw werden boeren nederzettingen steeds meer echte dorpen met de kerk in het
midden met een gevoel voor eenheid. Maar boerengemeenschappen verschillende vaak in de
verschillende gebieden. In Duitsland waren er veel vrije boeren, in Frankrijk en Engeland juist onvrije
boeren en in Italië kleine onafhankelijke landeigenaren en pachters. Waar het gezag van koningen
zwak was werden de boeren deel van een groter systeem van lokaal gezag. In Frankrijk waren
sommige heren die kastelen bouwden, belasting inden en de macht van de ban, dus zijn mannen kon
oproepen. Deze heren werden kastelanen genoemd.
Het leven in het Westen begon steeds meer gedomineerd te worden door grootgrondbezitters. Zij en
hun mannen hadden een gezamenlijk levensstijl die vaak ook gezamenlijk aten en leefden. In de 7e en
8e eeuw was de adel al een aparte groep geworden. Al hun zonen en dochters erfden meestal een
deel van de bezittingen, de Karolingen monopoliseerden deze posities echter zodat sommige
mannen erg machtig werden en hun eigen cirkel van familie om zich heen kon verzamelen. In de 11e
eeuw werd dit nog heviger. Vaak kreeg de oudste zoon alles.
Bisschoppen en de land adel hadden vaak de zelfde interesses. Ze hadden bezittingen, ze waren
heren en/of vazallen en trouwe mannen aan hun koning of heer. Bisschoppen makken vaak dezelfde
macht als een hertog of graaf. Het beschermen van hun kudde was ook hun taak waar de land adel
deel vanuit maakten.
In de 11e eeuw werd de macht van de bisschoppen groter en probeerde zij het gedrag van de
ridderklasse aan banden te leggen via de Vrede van God. Mannen die boeren of andere armen
plunderende werden verbannen. In het Bestand van God werd het oorlogsvoeren aan banden
gelegd door duidelijk afspraken te maken van wanneer het wel en niet mocht. Deze wetten werden
overgenomen door de machtige landadel in hun eigen voordeel. Het maakte hun heiliger en ze
hadden meer controle over de oorlogsvoering van anderen.
Net als in de Islamitische wereld en in Bijzantium kwam er een lokale militaire klasse opzetten.
Maar er waren ook verschillen. Alleen in Europa waren er overlappende heerschappen en was trouw
zo belangrijk en waren landelijke enclaves de centrums van macht.
In Frankrijk bouwden de landheren hun kastelen op het platteland. In Italië bouwden de adel echter
zijn kastelen binnen de muren van de stad. Van hieruit domineerden zij het omliggende gebied, de
contado. De boeren waren vaak pachters van stedelijke landbezitters. Er was ook een gegoede
middenklasse hier aanwezig.
Buiten Italië waren er minder steden, maar toch ontstond er een nieuwe mercantilistische klasse
maar meer aan de grenzen van het oude Karolingische Rijk dan in het centrum.
Koningen in Europa waren grofweg in twee categorieën in te delen. Zij die symbool stonden voor
legitimiteit of zij die koninkrijken verenigden en wet en orde probeerden te handhaven.
In England nadat Alfred de Vikingen had verslagen werden onder zijn opvolgers de Vikingen
verdreven en een ander deel was al geassimileerd in het koninkrijk. Het werd verdeeld in
graafschappen waarbij de sheriff de administratie beheerde. Alfred zijn klein zoon Edgar 959-975 had
alle mogelijkheden van een middeleeuws koninkrijk tot zijn beschikking. De trouw van andere
machtige mannen, controle over aanstelling van de Engelse kerk en sponsoring van
kloosterhervorming. Maar dit kwam niet in de buurt van de macht van de Bijzantijnse keizers.
De koning van Engeland was men afhankelijk van consensus dan van kracht en bureaucratie.
Grootgrondbezitters luisterden naar de koning omdat het in hun eigen interesse was. Als dit niet
gebeurde was er grote kans op uiteenvallen, burgeroorlog en invallen.
De Vikingen waren nu echter geen vreemde cultuur meer maar waren bekend met het Christendom
en zijn tradities.
Duitsland
De Duitse koning was net zo effectief als de Engelse maar met een groter gebied en meer
instellingen. Duitsland leek eerst te versplinteren in hertogdommen. Aan het eind van de
Karolingische periode ontstonden er 5. Maar door hun eigen ruzies en de dreigingen van buitenaf
was er de nood voor 1 sterke koning. Na de dood van de laatste Karolingische koning kroonde ze 1
van hun eigen tot koning. De constante invallen van de Hongaren zorgde ervoor dat de sterkste
onder hen werd aangesteld tot koning. De hertog van Saksen Hendrik 1 919-936. Zijn reorganisatie
van het leger zorgde ervoor dat de Hongaren werden verslagen in 933. Hendrik zoon Otto 1 936-973
breidde de macht uit en kon mede door goede politiek voering allemaal familie leden aan de troon
krijgen in de hertogdommen. Hij werd uiteindelijk koning van Duitsland en Italië en de keizerlijke
titel. Na hem zouden zijn opvolgers Otto 2 en Otto 3 de Ottoonse dynastie voortzetten. Maar er
moest wel veel rekening gehouden worden met machtige mannen. Een ander belangrijk facet was
het aanstellen van bisschoppen omdat deze niet erfelijk waren, dit werd wel gedaan met
bemiddeling van de geestelijke. Zij hadden ook de macht van de ban, het innen van inkomsten en
mannen oproepen voor oorlog. Dit moest extensief gedaan worden in nieuw bekeerde gebieden.
Door de enorme welvaart die er in het Rijk van de Ottonen was er een enorme bloei in de
intellectuele en artistieke wereld. En net als in de Islamitische wereld was deze ook erg verspreid, via
het keizerlijke hof, scholen van de kathedraal en vrouwelijke kloosters. De kunststijl was hier ook
weer anders. Er is geen angst voor open gebieden en de focus lag op bewegingen. Er waren wel veel
Bijzantijnse en Karolingische invloeden te bespeuren.
Frankrijk:
In Frankrijk hadden koningen het lastiger om te gaan met de invasies. Ze hadden een enorm rijk om
te verdedigen en moesten vaak lokale edelen het werk op laten knappen en ook het prestige in
ontvangst nemen. In de 10e eeuw was de koning een Karolingische koning of een van de familie van
het huis van Capet. Uiteindelijk werd aan het eind van de eeuw Hugo Capet gekozen als koning om
een burgeroorlog te voorkomen. Het huis van Capet zou regeren tot de 14e eeuw. Zij beheerste een
klein gebied om Parijs, het Ile de France. Ze hadden niet veel meer macht dan de castelanen om hun
heen maar wel het prestige van hun titel, wat hun wat extra’s af waardoor de meeste graven en
hertogen trouw aan hun zwoeren. De Franse koningen hadden zo de machtige mannen via vazal
schap aan zich gebonden.
Overal is er sprake van politieke fragmentatie, de grootste was echter tussen de drie grootmachten.
Ze hadden een ander geloof, andere taal en wisten niks van elkaar af.
Samenvatting H5
De expansie van Europa
1050-1150
In de 2e helft van de 11e eeuw werd Europa steeds krachtiger. Steden werden gebouwd, kerken
gereorganiseerd, nieuwe vormen van religie gecreëerd, intellectuele horizons verbreed en er werd
agressief gereageerd bij hun grenzen. Dit had te maken met een groeiend bevolking en een nieuwe
commerciële economie als mede de zwakte en verdeeldheid bij de Bijzantijnen en Moslims.
Islamitische wereld:
In de 11e eeuw hadden de Seljuken Turken een groot deel van de oostelijke helft overgenomen, maar
dit was maar voor even want erna werd de Islamitische wereld nog meer versplinterd tussen een
groot aantal emirs.
De Seljuken waren herders te paard die vanaf het begin 11e eeuw zich binnen 50 jaar zich hadden
geallieerd met de kaliefs en de Boeyiden hadden verslagen en zo steden had overgenomen. Zij
kroonde zichzelf tot sultans en daarna volgden grote groepen herders zich in het gebied. Ook de
Bijzantijnen werden verslagen bij slag bij Manzikert. Veel Seljuken werden ook ingehuurd als militaire
leiders. Maar aan het eind van de 11e eeuw konden zij echter niet meer het gebied centraal beheren
en ook het gebied van de Fatimiden versplinterde in kleine emiraten bestaand uit enkele steden.
In Noord-Afrika waren er de Soennieten in de vorm van de Almoraviden die de macht namen en ook
het niet-Christelijke deel van Al-Andalus hadden overgenomen. Dit duurde tot 1147 nadat zij waren
verslagen door een rivaliserende Berber groep de Almohaden.
De Seljuken en de Almoraviden zorgden er beide voor dat de Sjiitische golf werd tegengehouden. Dit
gebeurde via Madrasas, deze waren gelieerd aan moskeeën waar jonge mannen les kregen in religie,
literatuur en recht. Dit gebeurde overal in de Islamitische wereld zodat deze verdeeld bleef op religie
en scholing maar niet in taal en handel.
Bijzantijnse Wereld:
Het burger leger van Bijzantium was uit een gevallen en men was afhankelijk van de onbetrouwbare
huurlingen legers van de keizer. Toen Keizer Constantijn 9 Monomachos 1042-1055 aan de macht
was konden invallen van de Pechenegs niet meer tegen worden gehouden waardoor de politiek werd
om ze juist uit te nodigen en te verwelkomen. De manier van regeren veranderde ook, waar er eerst
een publieke keizer was die alleen regeerde veranderde dit in een goedkopere meer familiare
variant. Nadat de dynatoi enige tijd lang de keizerlijke titel tussen hun zelf verdeelde kwam
uiteindelijk Alexius 1 Commenius 1081-1118 aan de macht. De Commeni dynastie zou uiteindelijk
ongeveer een eeuw aan de macht blijven. De hoogste posities ingevuld door familie werden beloond
met het uitgeven van het bezit van keizerlijk land maar wel voor tijdelijk bezit. Bijzantijnse heersers
leken zo meer op hun Europese equivalent, met kleine gebieden en het uitgeven van landgoed.
Europa:
De Europese expansie kwam door een nieuwe economie tot stand gekomen door land cultivatie. Er
werd een grotere verscheidenheid aan gewassen geproduceerd en de grootgrondbezitters waren
goede economische organisatoren door bijvoorbeeld het opzetten van molens en zorgden dat
boeren deze gebruikten.
Het platteland werd productiever, mensen gezonder en vruchtbaarder en dus meer mensen. Toch
maakten winsten het mogelijk dat oude en nieuwe stedelijk centrums verschenen. Met daarin
mensen die zelfbewust waren en hetzelfde doel voor ogen hadden. En zo nieuwe vormen van handel
en zelfregering opzetten. Maar ook in de steden werd nog veel eten zelf geproduceerd.
Rond kastelen, kerken en kloosters werden steden gevormd vaak ook in de nabijheid van water.
Handel:
Britse Eilanden: ijzer, wol en tin, kool en leer
Scandinavie: Vis, bont, teer en hout
Oost-Europa: Hout, bont, teer en slaven
Azie: Specerijen, glaswerken, textiel en tapijten
Noord-Afrika: goud, ivoor, fruit en olijfolie
Spanje: Zilver, fruit, lood en leer
Italie: Olijfolie, wol, zout, graan en zilver
Frankrijk: Wijn, zout en lakens
Duitsland: Metalen, wollen en linnen
Vooral rond gebieden met waterwegen groeide deze commerciële centrums het snelst maar ook in
het binnenland werden steden verbonden met rurale districten.
De revival van stedelijk leven en de expansie van handel werd ook wel de commerciële revolutie
genoemd. Deze werd versterkt door handelaren. Vooral Joden en Italianen waren de lange afstands
handelaren. De Italianen hadden dan ook uitposten in de islamitische en Bijzantijnse wereld.
Handelaren bedachten nieuw vormen van collectieve samenwerkingen voor financieel grotere
ondernemingen. De Italiaanse commenda was er een voor over de zee. En de compagnia werd
gecreëerd door familie bezittingen te investeren in de handel. Contracten voor verkopen en
uitwisselingen en leningen werden normaal. De nieuwe economie in stand gehouden door
kunstenaars, financiers en de handelaren uit de steden die gilden vormden om zichzelf te
beschermen. Zaken als kwaliteit, werkuren materiaal en prijzen werden hierin gereguleerd. Ook de
productie in steden werd gecontroleerd. Binnen de muren van de stad was er ook sprake van
zelfbestuur. Dit werd gedaan door een gemeenschap die bewust waren van een aparte identiteit in
een wereld met koningen en boeren. Eigen munten en wetten werden zo gecreëerd om de handel te
stimuleren en er werd gevraagd aan de politieke machten of zij zichzelf konden besturen. Dit
gebeurde vooral in Italië, Duitsland en Frankrijk. Er werd daar geprobeerd de macht van de edelen
en bisschoppen te vervangen voor die van de gemeenschappen.
Kerk:
Van de kerk werd verwacht dat deze minder aangetast zou worden door seks en geld. Dit werd
gesupporterd door een nieuwe pauselijk stijl, een beweging die ook wel de gregoriaanse hervorming
wordt genoemd. Dit zorgde ervoor dat huwelijken van klerks werd verbroken, een burgeroorlog in
Duitsland, veranderingen in bisschops verkiezingen en een transformatie van het pausdom in een
monarchie.
Het klooster van Cluny werd gesticht in 910 door hertogen van Aquitaine en zijn bezittingen werden
geschonken aan de 2 sinten Petrus en Paulus. De paus werd aangewezen als hun opvolger en
beschermer. De status van dit klooster was groot vanwege de stichters, sint Petrus en de ontwikkelde
gebeden. Er werd dan ook veelvuldig gevraagd of de monniken andere kloosters kon hervormen
naar hun model. Zij geloofden in een celibaat voor geestelijke, leken konden hervormd worden en
tegen de onderdrukking van armen. Zij linkte zichzelf steeds meer aan de paus. Ook binnen de
pauselijke cirkels was zo’n beweging tot stand gekomen. Hier waren ook 2 zaken die moesten
worden aangepakt. Het trouwen van geestelijke en het kopen van kerkelijke titels. Dit werd
gesteund door de Duitse keizer Hendrik 3 1039-1056. Hij stelde paus Leo 9 aan 1049-1054, deze
wilde echter de kerk hervormen onder pauselijke controle ipv keizerlijke. Hij veranderde het
pausdom en liet zich ook in Frankrijk en Duitsland zien om de invloed van de paus daar te vergroten.
Ook bracht hij de meest ijverige kerk hervormers van die tijd binnen de cirkels van het pausdom. Dat
waren Peter Damian, Hildebrand en Humbert.
Humbert zorgden er op missie in Bijzantium voor een scheiding tussen beide. Toen de patriarch en
hij er niet uitkwamen ex communiceerde zij beide elkaar. In 1054 ontstond hierdoor het grote
schisma. Het rooms-katholieke geloof en het Grieks orthodox gingen hierna grotendeels hun eigen
weg.
Het pausdom begon ook andere vormen van macht te gebruiken. Er werd oorlog gevoerd met de
Normannen die uiteindelijk vazallen werden. En de reconquista van Islamitische Spanje werd
gesteund onder paus Alexander 2 1061-1073.
Toen paus Gregorius 7 1073-1085 aan de macht kwam veranderde er nog meer. Hij zag koningen en
keizers ook als leken die zich niet moesten bemoeien met kerkelijke aangelegenheden. Hendrik 3 zag
het echter als zijn taak om bisschoppen en pauzen aan te stellen om te zorgen dat de paus en
keizerrijk goed samen werkten. D eerste botsing die zich voordeed was tussen Hendrik 4 1056-1106
en Gregorius 7. Het ging over de aanstelling van de aartsbisschop van Milaan waar er 2 kandidaten
waren. In het investituur/bekledings ritueel gaf de keizer symbolisch de kerk en het land aan de
bisschop. In 1075 bekleedde Hendrik zijn eigen kandidaat. Gregorius vond echter dat hij er meer
inspraak in zou moeten hebben. Hendrik wilde echter liever dat deze zijn functie neerlegde. Dit was
het begin van de Investituur conflict. Gregorius excommuniceerde Hendrik hierop en ontsloeg hem
van zijn ambt. Wat er voor zorgden dat iedereen in zijn rijk tegen hem kon rebelleren, wat de Duitse
prinsen ook deden. Zij dreigden een andere koning aan te stellen. Dit werd gemotiveerd uit religieuze
sentimenten en politiek opportunisme. Aangevallen van alle kanten zocht Hendrik 4 toenadering tot
de paus. Na lang te moeten wachten werd Hendrik weer toegelaten tot de kerk. Maar het loste niks
op aangezien de Duitse Prinsen een anti-koning hadden aangesteld en er een bloedige burgeroorlog
ontstond die zou duren tot 1122. Dit werd beëindigd met een compromis, het concordaat van
Worms. Het investituur ritueel voor bisschoppen werd in tweeën gedeeld. Het spirituele, de
symbolen van zij ambt, en het seculiere, de symbolen van materiele goederen die hem hielpen bij het
functioneren van zij ambt. De aanstelling van bisschoppen in Duitsland gebeurden onder invloed van
de keizer en die in Italië onder die van de paus.
Het investituur conflict was het begin van de scheiding tussen kerk en staat. Het belangrijkste gevolg
in die tijd was de balans tussen politieke en geestelijke machten in Duitsland en Italië te doorbreken.
Overal was de invloed van de paus te voelen. Op abstract niveau van wetten werd dit versterkt door
het Decretium 1140 geschreven door Gratianus vol met passages van pauzen. Op lokaal niveau door
het verbieden van getrouwde klerken. He hof van de paus veranderde in een soort regering.
1e kruistocht 1096-1099:
Het was een periode waarin pauzen heilige oorlogen verklaarde. 1 daarvan was paus Urbanus 2
1088-1099 die een vrome, gewapende expeditie wilde naar het Heilige land, ogenschijnlijk om het
Bijzantijnse Rijk te helpen in zijn strijd tegen de Seljuken.
Er kwam zo een troepenmacht tot stand van ongeveer 50000 man georganiseerd in kleine groepen
aangestuurde door een andere leider. Een opstand die al eerder tot stand was gekomen was de
boeren kruistocht onder Peter de Kluizenaar, deze ging naar Duitsland om de Joden aan te pakken,
bekeren of de dood waren de keuzes voor hen. Voor de 1e kruistocht waren Joden nooit
systematisch vervolgd. De eerste kruistocht was succesvol voornamelijk door de verdeeldheid van de
Moslims. De Fatimiden zagen de kruisvaarders in eerste instantie dan ook als potentieel
bondgenoten.
Terwijl het pausdom een monarchie werd, begonnen andere heersers gebieden te veranderen in
staten. Deze werden gefundeerd op ideologieën die hun heerschappij legitimeerden, huurden
ambtenaren in en verzamelden vazallen en geestelijken om zich heen die hen steunden.
De kruisvaarder staten werden verdeeld in 4 kleine staatjes. Tripoli, Edessa, Antioch en Jeruzalem.
Deze werden verdeeld in landgoederen en uitgeleend aan hun vazallen die weer een deel uitleenden
aan hun eigen mannen. Handel werd enorm gestimuleerd in de 4 gebieden. Ook vrouwen konden
aan de macht komen, zo ook Melisende 1131-1152 dochter van Baudewijn 2.
Maar vazallen alleen waren niet genoeg ter verdediging van de kruisvaarders staten. Er ontstond
daarop een nieuwe militaire monniken groep de tempeliers, gebonden aan kuisheid en armoede.
Maar ook zij konden de inkrimping van de staten niet tegenhouden en ook niet dat de Seljuk Zengi
Edassa in zou nemen.
De 2e kruistocht 1147-1149 kwam na diens overwinning dan ook op gang, maar na 4 dagen van
belegering van de Damascus hield het op nadat de vrede tussen de leiders van de kruisvaarders niet
gehouden kon worden en ze naar huis gingen.
England onder Normandisch bewind:
Engeland was al aan het Continent gelinkt door de Vikingen maar dat werd nog erger door Willem de
Veroveraar, hertog van Normandië. De kroon van Engeland was vrij gekomen na de dood van koning
Edward, aangezien deze geen kinderen had. Na de slag van Hastings in 1066 werd hij tot koning van
Engeland gekroond. Hij behandelde zijn verovering als buit en verdeelden veel onder zijn baronnen,
familie en geestelijke. De gebieden die ze krijgen werden beheerd als vazal schappen. Ze konden
opgeroepen worden plus een groep van hun eigen vazallen en andere betalingen. Ook van de
boeren stand werd wat verwacht. In 1086 werd het land en zij eigenaren in Engeland geïnspecteerd.
Het doemdag boek kwam zo tot stand waar tegen niet in beroep kon worden gegaan net als mensen
die beoordeeld worden op de doemsdag. Er in stond een extensieve inventarisatie van land,
bezittingen en mensen, de grootste in de middeleeuws Europa. De enquêtes werden gemaakt aan
de hand van Angelsaksische belasting lijsten en getuigenisverklaringen van lokale juryleden. De
meest briljante intellectueel van zijn tijd Sint Anselmus 1033-1109 geboren in Italie en aangesteld als
aartsbisschop van Engeland. Nadat de de zoon van Willem Hendrik 1 1100-1135 dood ging vochten 2
graven van het continent om de kroon. Stephan van Blois en Geoffrey van Anjou via 2 vrouwen in de
koninklijke lijn.
Christelijk Spanje:
Werd de westelijke tegenhanger van de kruisvaarders staten. Nadat Al-Andalus verdeeld was in
taifas, de kleine koninkrijkjes kwamen er veel mogelijkheden voor de Spaanse prinsen uit het
noorden. Er vloeide veel geld binnen via plunderingen, het innemen van land en steden en betalen
van tribuut. In eerste instantie waren de Spaanse christelijke koninkrijken geïsoleerde eilanden van
Visigotische cultuur maar in de 10e eeuw kwamen veel pelgrims uit de rest van Europa naar Spanje
toe. En in de 11e eeuw kwamen monniken de Spaanse kloosters koloniseren. Alfonso 6 1065-1109
koning van Castillie-Leon zocht ook veel toenadering naar het klooster van Cluny en de paus. De
laatste om de Roomse liturgie te laten prevaleren boven de Visigotische. Hij werd opgevolgd door
zijn dochter Urraca 1109-1126.
Frankrijk:
Ondanks de beschikking over een klein gebied had hij dezelfde instrumenten van macht tot zijn
beschikking als zijn tijdgenoten. Vazallen, belastingen, commerciële inkomsten een religieuze en
militaire reputatie.
Lodewijk 6 de Dikke 1108-1137 verdedigde ijverig de koninklijke macht. Zijn biograaf Suger 1081-
1153 de abt van Saint-Denis schreef hierover alsof de koning een held was voor de armen en de kerk.
Lodewijk 6 legde de fundering voor de uitbreiding van koninklijke macht. Prevots waren zijn
ambtenaren die belastingen inden.
De commerciële revolutie, de gereorganiseerde kerk, het contact met de Islamitische wereld en de
nieuwe staatsbestellen van de 12e eeuw zorgde voor een groei van scholen en nieuwe vormen van
geleerdheid
Scholen:
Deze waren er traditioneel op gericht om jonge mannen te trainen tot monniken of priesters.
Aan het einde van de 12e eeuw waren de betere scholen dezer die gelinkt waren aan kathedralen in
de grotere steden. Bij de studenten waren vooral de 7 liberale kunsten in trek. Het doel van 12e
eeuwse geleerden was om alle kennis te verzamelen, ordenen, systematiseren en verduidelijken.
Anselmus vond geloven niet genoeg en wilde het ook snappen waarom God bestond. Met logica
wilde hij dit onderbouwen in zijn boek monologion .
Gilbert van Poitiers 1075-1154 systematiseerde bijbels commentaar.
Peter Abelard 1079-1142 stelde vast dat niks kon worden geloofd voordat het begrepen was. Hij
verzamelde tegenstrijdige autoritaire teksten in zijn Sic et Non. Peter Lombard 1100-1160 ging hier
op verder.
Een van de belangrijkste vragen voor geleerden in de 12e eeuw was de vraag of iets wat algemeen
vast stond echt was of alleen voor een bepaalde groep gold. Hierin waren 2 belangrijke groepen te
vinden de nominalisten en realisten. De nominalisten zagen alles als individu en de realisten juist in
het grotere geheel. Nadat Aristoteles vertaald was vanuit de Islamitische wereld in de 12e eeuw werd
deze in de 13e eeuw de belangrijkste filosoof van Europese geleerden.
4 doctoren kregen faam vanwege hun lesgeven en geschriften van Romeinse wet.
Het leren van de scholen werd gepreekt in de kerken, gebruikt in de rechtszalen en op de
operatietafels. Dit maakte een eenheid van Europese cultuur.
Robert Pullen zijn leven is illustratief voor de carrière van een redelijk succesvolle schoolman en de
voordelen van het nieuwe leren.
De zwarte monniken genaamd naar hun toga’s leefden een zwaar leven met bijna onafgebroken
gebeden. Het gregoriaanse gezang was de standaard.
Romaans was de eerste architectuur stijl in Europa in de 12e eeuw. Het bestond uit massieve stenen
maar wel opgefleurd met sculpturen, wand tekeningen en patronen. De sculpturen bleven wel
binnen het kader van de steen welke het versierden. Kerken waren vaak gebouwd in de vorm van
een kruis.
Eind 11e eeuw waren er ook mensen die de commerciële economie afwezen en juist kozen voor een
armoede en een religieus leven. De Cartesianen was zo’n groep, zijn monniken leefden als
kluizenaars alleen. Behalve bidden en meditatie werden er veel manuscripten gekopieerd. Een
klooster kon maar uit 12 monniken bestaan, evenveel als Jezus zijn apostelen waardoor de orde
langzaam groeide.
Dit in tegenstelling tot de Cisterciënzers wiens orde snel groeide mee doordat het al bestaande ordes
in zich op nam. De eerste was opgericht door Robert van Molesme 1027-1110 en paar andere
monniken die een soberder leven zochten. Met de komst van sint Bernard 1090-1153 en entourage
lukte dit. Bernard was de meest effectieve preker van na de 2e kruistocht. Aan het eind van de 12e
eeuw waren de cisterciënzers een orde. Zijn baseerde zich op de Wet van Sint Benedictus maar
werkten eigenlijk een levensstijl uit die bij hen pasten met als doel eenvoud. Ze weigerde zelfs hun
toga’s te kleuren en werden dan ook de witte monniken genoemd. Hun kerken waren vaak klein en
vierkant zonder veel decoratie. Zij creëerden ook een nieuwe klasse van monniken, de leken
broeders, deze ongeletterden deden de arbeid van de omliggende akkers en de geletterden
monniken deden de administratie, geïnspireerd op de commerciële revolutie. Zij waren dan ook de
grote ondernemers van de 12e eeuw. Maagd Maria stond centraal bij de cisterciënzers en hun God
was toenaderbaar en moederlijk. Historici zien dit dan ook als een tijd van de opkomst van
humanisme in de 12e eeuw. Met de nadruk op de waardigheid van de mens. Anselmus legde ook de
nadruk op Christus zijn menselijkheid.
Samenvatting H6
Institutionaliserings aspiraties
1150-1250
De levendige bewegingen van de vroege 12e eeuwse Europa werden geïnstitutionaliseerd in de
komende decennia. Vloeiende associaties werden corporaties. Heersers huurden steeds meer
betaalden ambtenaren in voor hun administratie. Geestelijken bepaalden steeds meer de grenzen
van religieuze beoefening. De islamitische wereld ging zijn eigen weg maar Bijzantium werd verdeeld
onder de Europeanen.
Islamitische wereld:
De christelijke staten in de Levant en Spanje zorgden voor de komst van nieuwe Islamitische
vorstendommen. In de Maghreb was er een Berberse groep de Almohaden 1147-1266 die de
Soennieten verdreef. Zij veroverde gebieden probeerden tevens hun mede moslims te zuiveren. Zij
vervingen de Almoraviden in Al-Andalus. In 1212 verloren zij echter een cruciale slag tegen de
Christenen bij La Navas de Tolosa, dit was het begin van het einde voor Al-Andalus.
Bij de kruisvaarders staten smeedde de zoon van Zengi, Nur-al-Din 1146-1174 een sterke eenheid van
Syrië. Zijn doelen waren: het verslaan van andere moslim leiders, het geloof hervormen en de heilige
oorlog tegen de christelijke kruisvaarder staatjes. Zijn opvolger Saladdin 1171-1193 maakte Egypte
het centrum van de macht en verdreef daar de sjiieten om deze te vervangen voor Soennitische
mardrassen. In 1187 versloeg hij de Kruisvaarder staatjes. Hij en zijn opvolgers zouden een halve
eeuw de macht huiden totdat hun heerschappij over Egypte viel. Dit kwam doordat de leiders
allemaal Mammelukken waren, Turkse slaven of van origine ex-slaaf. Deze vormden een enorme
stabiele sultanaat tot 1517.
Bijzantium:
In 1204 maakten de leiders van de 4e kruistocht een omweg en veroverden Constantinopel. In de
ogen van de Bijzantijnen zelf was er niet veel veranderd. Maar het leger was zwak geworden, er was
geen marine en troepen kregen geen salaris maar land welk in de provincies lag waar nu ook hun
interesses lagen. De dynatoi verergerde de situatie ook doordat zij tegen het gezag van de keizer
werkten. De populatie in de hoofdstad was erg arm en zaten ook veel Europeanen die privileges
hadden. In de vorige eeuw was de band tussen Europa en Bijzantium als gegroeid. Ze zaten in het
leger en de marine, domineerde de lange afstands handel en er waren Italiaanse wijken. In 1204
kon het gebeuren dat kruisvaarder legers de muren braken en zonder veel oppositie de stad
plunderden. Daarna werd Bijzantium verdeeld tot 1261 toen het terug veroverd werd. Het zou
daarna voort bestaan tot 1453 toen het veroverd werd door de Ottomaanse Turken.
Europa:
Het verschil in regeren met Bijzantium was dat sommige Westerse regeringen onpersoonlijk werden.
Waar er in Bijzantium nog veel met familie aan het hoofd werd gewerkt en de dynatoi probeerden
om eigen regionale dynastieën op poten te zetten.
Engeland:
Hier was het niet nodig voor de koning om aanwezig te zijn, de regering functioneerde alleen ook. Er
heerste echter eerst een burgeroorlog tussen de opvolgers van de Normandische kroon. Matilda, de
dochter van Hendrik 1 en Adela de zus van Hendrik. Baronnen en de hoge geestelijke consolideerden
hun eigen macht in deze periode. Uiteindelijk werd Hendrik van Anjou, oftewel Hendrik 2 1154-1189
koning. Onder hem weren de instellingen van koninklijke macht uitgebreid en versterkt.
De prive kastelen van de baronnen werd in beslag genomen en het land dat eens bij de kroon
hoorden werd hersteld. Zijn belangrijkste wapen was het opleggen van koninklijke gerechtigheid.
Angelsaksische koning hadden al hun recht geclaimd in lokale rechtbanken. Normandische koning
hadden dit uitgebreid in het bezette land. Hendrik bouwde hier verder op, door algemene wetten
voor te schrijven voor alle vrije mannen en vrouwen. Het aanstellen van rechters gebeurde op grote
schaal. Hij zorgden ervoor dat koninklijke gerechtigheid een routine werd. Ook stelde hij eyres op. Dit
hield in dat koninklijke raadsheren het land doortrokken om mensen op te sporen die misdaden had
gepleegd. Dit kon of gewoon door ze te arresteren of door namen de verdachte namen door te
geven aan de sheriff. Er waren 12 raadsheren nodig waarin ook civiele zaken werden behandeld. In
eerste instantie waren dit dure aangelegenheden mede doordat er veel nieuwe gevangenissen moest
worden gebouwd maar zorgden uiteindelijk wel voor meer inkomen en macht.
De exchequer, het financiële bureau van Engeland hield alle boetes voor arresten en dagvaardingen
bij. Dit werd op perkament aan elkaar vast gemaakt wat ook wel de Receipt Rolls and Pipe Rolls. Dit
was een duidelijke indicatie dat schrijven een middel van het institutionaliseren van koninklijke
macht in Engeland was. Het belangrijkste gevolg was dat het uitgebreide legale systeem de macht en
het prestige van de kroon vergrootten.
Maar de meeste mensen in Engeland waren echter geen vrije mensen maar villains. Dit hield in dat
hun rechtszaken nog behandeld werden in lokale rechtbanken waarbij onder de jurisdictie van lokale
heren. Baronnen en vooral de kerk waren niet blij met deze uitbreiding van de kroon.
De grootste strijd tussen kerk en staat in de 12e eeuw was dan ook in Engeland tussen Hendrik 2 en
zijn aartsbisschop Thomas Becket 1118-1170. Er was een lange tijd waarbij mensen die onder
bescherming van de kerk stonden berecht werden via een apart systeem, zij verzette zich dan ook
tegen Hendrik 2 zijn rechtbanken. Becket werd uiteindelijk vermoord maar tevens ook een
martelaar. Uiteindelijk werden beide instellingen sterker.
Hendrik 2 en zijn zoons Richard 1 Leeuwenhart 1189-1199 en Jan 1199-1216 waren Engelse koningen
met een keizerlijke bereik.
In 1204 werd die laatste echter terecht gewezen door de koning van Frankrijk Philip 2 1180-1223
door zijn Franse gebieden in te nemen. Jan probeerde zijn land terug te winnen door als eerste
nieuwe belastingen op te leggen aan zijn baronnen. Maar in 1214 werd hij echter weer door Philip
verslagen in de slag bij Bouvines. Hierop rebelleerde de Engelse baronnen en werd Jan in 1215
gedwongen om het Magna Carta te tekenen. Daarin stonden de verplichtingen en rechten van de
adel vastgesteld en deze kon de koning niet zomaar verbreken zonder eerst te bemiddelen met deze
adel. Ook de vrije mensen hadden bepaalde rechten waar de koning zich aan moest houden. De
Magna Carta maakte duidelijk dat de koning niet boven de wet stond, een belangrijke stap richting
de institutionalisering van de Engelse regering.
Frankrijk:
In de late 12e eeuw was Frankrijk niet meer dan het Ile de France om Parijs heen omringd door
reuzen. Toen Philip 2 aan de macht kwam op zijn 14e leek hij dan ook een makkelijke prooi voor
Hendrik 2 en de graven van Vlaanderen. Philip 2 speelde deze echter handig tegen elkaar uit. Via
erfenissen en militair inzicht vergrootten hij zijn rijk nog verder. Hij vergrootte het niet alleen maar
integreerde het ook, vooral Normandië. Vele van de Normandische aristocratie zwoeren trouw aan
hem en braken met Engeland. In Engeland werden hun landen ingenomen en herverdeeld. Philip 2
speelde hier handig op in door langzaam meer controle te krijgen en werden deel van het Frankrijk
dat langzaam vorm begon te krijgen. De gezamenlijk taal en het uit de nieuwe notie dat een koning
als heerste over een gebied en als zijn mensen. Alhoewel er geen algemeen Frans recht was die de
lokale wetten verving werd de macht van de koning wel vergroot via administratie. Hij was net als de
Engelse koningen afhankelijk van de mindere adel, ridders en klerks die wel geschoold waren om te
werken als ambtenaren. Zij werkten onder andere als prevots, ambtenaren die belasting inden en
over de bezittingen van de koning waakten. En baillis die toezicht hielden over de prevots en ook
functioneerde als rechters.
Duitsland:
Overal waren kleinere staten de norm behalve in Duitsland waar de het keizerrijk van de koning
spande over zowel Duitsland als Italië. Het leek met zijn grote groep verschillende mensen en
verschillende tradities meer op Hongarije dan op Engeland en Frankrijk. De keizerlijke titel nam veel
problemen met zich mee, onderen andere de pas en de Noordelijke Italiaanse gemeenschappen in
de vorm van de onafhankelijke stadstaten.
Frederick 1 Barbarossa 1152-1190 die het begin inluidde van de Staufen dynastie na een lange
periode van burgeroorlog. Hij had weinig rijkdom tot zijn beschikking en was daarom meer
afhankelijk van persoonlijke loyaliteiten ipv betaalde ambtenaren. Hij liet de Duitse prinsen hun
macht behouden, als zij ook inzagen dat hij de bron van die macht was en er stonden ook enige
andere verplichtingen tegenover zoals het leveren van troepen en het zitting nemen in rechtbanken.
Met de paus was er telkens een prestige strijd wie het hoogste woord had. De stadstaten in Italië
waren niet gewend om geregeerd te worden door een koning. Frederick hield er echter geen
rekening mee en wilden dat zijn eigen mensen de steden bestuurden, deze podesta,-stads managers-
waren Duitssprekend en hardhandig en kwamen voornamelijk belasting innen.
Rond 1167 hadden de Noord Italiaanse steden samen met paus Alexander 3 1159-1181 de
Lombardijse League gevormd. Nadat Frederick in 1176 verslagen was in de slag bij Legnano sloot hij
vrede. Hij ging nu echter voor een Zuidelijk tactiek door zijn zoon Hendrik 6 1190-1197 te huwen aan
de erfgename van de Siciliaanse kroon.
Sicilië was gecreëerd door de Noormannen rond 1070 door 2 broers. Uiteindelijk werd dit rijk door
de zoon van 1 Roger 2 samengevoegd.
In de vroege 11e eeuw was hier al sprake van een enorm gecentraliseerde overheid met raadsheren
en ambtenaren. Hendriks zoon, Frederick 2 1191-1250 probeerden Sicilië, Italië en Duitsland de
verenigen maar dit mislukten. Vooral door de paus die hen niet kon gebruiken dat een sterke
monarch hem omcirkelden en Frederick dan ook enkele malen excommuniceerden.
Frederick was een beschermheer van de kunst en stichter van een door de staat gesupporterde
universiteit. Verder hervormde hij het administratieve systeem. De strijd met de paus zorgden
ervoor dat hij de Duitse prinsen meer vrijheid gaf zodat deze onafhankelijke staten werden. Tussen
1254 -1273 bleef de Duitse kroon ook leeg doordat er twee buitelanders waren aangesteld die met
elkaar in de clinch lagen over de positie. In 1273 werd de Duitser Rudolf gekozen 1273-1291 wat het
begin was van de Habsburgers aan de macht. Hij trok zijn handen van Italië af maar kreeg wel
Oostenrijk in zijn macht. Ook Sicilië werd verdeeld onder Spaanse en Franse controle.
Hongaren:
De Hongaren kende een welvarende periode van expansie in de 11e eeuw over een multi-etnische
populatie van Slavische volkeren en Duitsers.
Italië:
Venetië kon wedijveren mede door dat keizers en pausen in Italië elkaar verzwakt hadden. De
winnaars van deze confrontatie waren de Italiaanse stadsstaten. Deze werden met veel controle
geregeerd over de contado’s, het omliggende gebied en de handel. Qua bureaucratie en efficiëntie
spande zij de kroon in Europa. Waar er daar nog belasting werd geïnd op haarden gebeurde dat in
Italiaanse steden al via een volkstelling van bezittingen. Maar dit bracht nog niet genoeg geld binnen
om hun ambtenaren apparaat te betalen en oorlog te voeren. Vandaar werd er staat leningen
gecreëerd, soms vrijwillig en soms gedwongen. Het waren de eerste in Europa.
Cultuur en institutie in de steden en op het platteland:
Ridderlijkheid was een ideaal wat hoog in het vaandel stond. Aristocratische hoven waren niet alleen
gemaakt om de macht te vergroten maar ook om het uit te lichten.
Overal huurden rijke heren geletterden in om hun administratie te regelen. Het vergroten van de eer
was afhankelijk van gulheid, patronaten en vertoon van welvaart. In de late 12e eeuw konden
stedelingen rivaliseren met de rijke platteland adelwaardoor deze zich steeds flamboyanter begon te
gedragen.
De combinatie van edelen die geld nodig hadden en een groeiende boerenstand zorgden ervoor dat
er meer bouwland moest komen. Dit gebeurde vanaf het midden van de 12e eeuw steeds frequenter.
Grootgrondbezitters gaven boeren steeds meer privileges om hun de kans te geven nieuwe gronden
te cultiveren.
In het Karolingische Rijk zorgde de groei voor spanning op het platteland. Bouwlanden die in de 9e
eeuw van 1 familie waren, op dat zelfde gebied zaten nu heel veel families. Doordat diensten en
contributies opnieuw berekend moesten worden zorgden dit er wel voor dat de boeren meer
controle kregen over hun land. De boeren net als de burgers uit de stad creëerden zo een nieuw
gevoel van identiteit en solidariteit.
Koninklijke hoven reisden vaak met een grote entourage waaronder troubadours die de cultuur van
leken en geestelijken lieten overlappen. Het ging meestal over de liefde, de monniken over de liefde
voor God en de troubadours over erotische liefde. Hoffelijkheid was hierbij het ideaal en thema was
vaak de kracht van vrouwen in een tijd dat er ook veel machtige vrouwen van adel waren in Zuid
Frankrijk. Chansons de geste gingen over heroïsche daden in de oorlog. Hier ging het ook om de
gedragscode van de adel. Dit gebeurde in een tijd waarin er sociale en militaire transformaties
plaatsvonden. Aan het einde van de 12e eeuw kwamen edelen en ridders steeds meer in 1 klasse
terecht met onder hun de rijke handelaren en boven hun de machtige koningen. Op het slagveld
waren er steeds meer huurlingen te vinden bij wie het niet om de eer ging.
Epics focuste op de veldslag, en romances op relaties. Die laatste werden enorm populair eind 12e
begin 13e eeuw.
Gilden:
Deze waren zeker niet democratisch. Binnen elke gilden gold weer een andere hiërarchie. Leerlingen
onder, daarboven gezellen en vrouwen en boven aan de meesters. In de late 12e eeuw werden
vrouwen steeds meer verdreven uit de gilden. Het werken met zwaardere materialen en water en
dier kracht namen oa de plaats van de vrouwen in.
Ook de universiteiten werden gedomineerd door mannen. Lezingen voerde de boventoon omdat
boeken duur waren. De studenten vormde vaak groepen naar nationaliteit binnen de universiteit.
Studenten en docenten werden gerekend tot de klasse van de klerks omdat er geen vrouwen waren
en omdat zij onderworpen waren aan de rechtbanken van de kerk. Dit en het feit dat ze vaak
gesponsord werden door koningen en pausen zorgde ervoor dat ze zelf regerend waren. Dit zorgde
wel voor frictie met het dorp/stad waarin de universiteit gelegen was.
Gotische stijl:
Begin 13e eeuw was dit de vaste architectuur stijl. Zware muren werden hier versierd met
sculpturen, glas en bogen. Suger was de stijl zijn eerste sponsor. De stijl kwam uit de steden
geïnspireerd door rijke handelaren kunstenaars en bisschoppen. Geribbelde gewelven maakten ook
deel uit van de stijl. In het midden van de 13e eeuw was deze stijl overal in Europa te vinden maar de
stijl varieerde per regio. Sculpturen kwamen losser te staan van hun omgeving.
Kerk:
De kerk mengde zich steeds meer in het leven van alle christenen. Onder Innocentius 3 1198-1216,
de eerste paus die opgeleid werd in de stad zijn scholen werd het pausdom bewuster van zichzelf. Hij
vond dat koningen en keizers zich dienstig op moesten stellen ten op zichtte van de paus, de echte
wet maker. In de 13e eeuw werd het Christendom opnieuw gedefinieerd en keerde zich verder tegen
de joden en Moslims.
4e lateranen concilie 1215
Een concilie was de traditionele manier om kerkelijke wetten uit te vaardigen. Dit concilie ging
voornamelijk over de hervorming van de klerken en leken, een code voor de hele christelijke
gemeenschap. Voor leken waren de grootste veranderingen dat zij de mis moesten bijwonen en 1x
per jaar moesten biechten bij een priester. Het huwelijk werd als iets heiligs verklaard en kwam
onder de jurisdictie van bisschoppen te staan. Er kon niet meer getrouwd worden met familieleden
en onwettige kinderen konden niets erven. Maar in praktijk werkten dit niet altijd. Christus zijn
lichaam werd stond ook echt voor het brood en wijn dat gegeven werd.
Ook was er meer agressiviteit richting ketters en ook het starten van nieuwe klooster orders werd
verboden op paar uitzonderingen na zoals de franciscanen, begijnen en dominicanen.
Sint Franciscus 1181-1226 was bekeerd geraakt en begon een leven van armoede en trok met zijn
volgelingen rond door land en stad.
De Begijnen waren nog meer een integraal deel van het stedelijke leven. Zij waren vrouwen en de
Begarden waren hun mannelijke equivalent. Zij hadden iets meer vrijheden over trouwen en Eeden
afleggen maar leefden een eenvoudig en vroom leven.
Sint Dominicus 1170-1221 was de stichter van de Dominicaanse order. Dit was een praktischere
orde, waar niet getrouwd kon worden en welke te voet rondtrokken. De dominicanen en
franciscanen hadden veel gelijkenissen.
De franciscanen hadden vooral confrontaties met de ketters, de Albigijnen die in de 12e eeuw waren
ontstaan. Deze noemde zichzelf Christus zijn armen en dachten dat de wereld in tweeën was
verdeeld tussen kwaad en goed. Zij leefden een pover leven en weigerde de uitwerkingen van de
sacramenten waardoor ze werden verketterd door de kerk.
Een andere reden voor de kerk om een orde te verketteren was dat deze groepen hun leken liet
preken waardoor zij de rol van bisschoppen in namen. Waaronder de Waldenzen welke op straat
aan het preken waren.
Joden:
De Joden werden steeds meer geforceerd in 1 beroep, het lenen op krediet omdat Christenen dit niet
mochten beoefenen. De rijke leenden echter vaak van de Joden en speelde dan in op antisemitische
gevoelens om verlost te raken van de joden en hun schulden. Koningen zagen de Joden als hun
slaven en hun bezittingen als hun eigen. Maar de grootste reden van de Joden vervolging was
vanwege de Christelijke doctrine, mede door de nieuwe doctrine dat Christus zijn echte lichaam op
het altaar lag. Joden waren een makkelijke en kwetsbare zondebok voor christelijke schuldgevoelens.
Ook waren ze makkelijker te onderscheiden door de tekens die op hun kleding moest worden
gedragen na het 4e lateranen concilie.
Kruistochten:
De aanvallen op Joden vielen samen met de kruistochten, in Spanje, de Levant, en rond de Baltische
zee. Ook was er een kruistocht in Frankrijk tegen de Albigijnen. De Albigijnse kruistocht 1209-1229
was de eerste binnen christelijk Europa. Na 1229 werd kwam het gebied onder controle van de
Capetiaanse koning.
Spanje werd voor lange tijd in drieën gedeeld. In het oosten was Aragon-Catalonië, in het midden
was Leon-Castillie en in het zuid westen was Portugal.
In de 12e eeuw leefden de Slavische volkeren rond de Baltische zee een zelfde soort bestaan als de
Vikingen. Heidenen die leefden op handel en plunder. Sint Bernard die om een 2e kruistocht in
Duitsland riep vroeg ook om er 1 in het noorden te beginnen. De Noordelijke kruistochten gingen
door tot vroeg inde 15e eeuw.
Het gebied werd veroverd, Baltische prinsen werden bekeerd en tot vazallen gemaakt en geestelijke
gingen er heen om kloosters te bouwen.
In Riga werd in 1204 er een militaire klooster orde opgericht die deel uit zouden gaan maken van de
Teutoonse Ridders, een groep die afkomstig was uit de kruisvaarder staatjes. Zij voerde hun eigen
heilige oorlogen tegen de Saracenen.
De Noordelijke kruistochten hadden lang effect doordat er een Duits sprekende populatie ontstond
met westerse instellingen.
Kolonisatie was een onverwachte bijkomstigheid van de 4e kruistocht, Innocentius 3 wilde de
christelijke invloed weer laten gelden in het heilige land. Doordat de groep kleiner dan verwacht was
maakte deze enkel tussenstops om de Venitiaanse vloot te kunnen betalen waaronder in
Constantinopel. Europeanen hadden toch al niet zo’n hoge pet van de Grieken op omdat deze
onafhankelijk van de paus was. En stelen van relikwieën werd gezien als vroom.
Ierland:
Rond 1169 had een Ierse koning de hulp ingeroepen van Engelse landheren om te vechten dit lukte
heel goed. Maar hierna zag de koning van Engeland Hendrik 2 zijn kans om het gebied over te
nemen, dit gebeurde zonder slag of stoot. Ierland verengelsten doordat de Engelse wetten ook daar
geldig werden. Er ontstonden graafschappen met rechtbanken en landheren die weer land
uitleenden aan de mindere adel.
De 50 jaar voor en na 1200 zag een agressief Europa dat terrein winst boekten met de veroverden
volken werden amper rekening gehouden. Hun constituties en religies werden opgedragen.
Zelfvertrouwen is ook te vinden bij de adel, geestelijken en in de steden.
Samenvatting H7
Tegenstrijdige Harmonie
1250-1350
Dit was een tijd waarin de Europeanen in de schaduw van het grote Mongoolse rijk stonden. De
Europeanen namen echter gebruik van de nieuwe mogelijkheden voor commercie en evangelisatie.
Ook experimenteerde de Europeanen met regeringsvormen en expressie. Het belangrijkste was
echter het harmoniseren van aparte groepen, ideeën en artistieke vormen. Zaken die niet pasten in
deze nieuwe samenleving werden hardhandig aangepakt.
Mongolen:
Zij waren veehouders en stonden bekend als goede strijders te paard. Men geloofden in hoge
godheden en lage spirituelen en stonden open voor andere vormen van geloof. Het zou het laatste
rijk worden dat gecreëerd werd door de nomaden van de steppen. Zij werden gevormd onder het
leiderschap van genghis khan 1162-1227 die verschillende etnische stammen samenvoegde tot een
gedisciplineerd en sterk leger. Mede door het klimaat in de eigen regio gingen zij op
veroveringstocht. Deze werden alleen soms gestopt door slechte graslanden en dynastieke
problemen.
Rond het midden van de 13e eeuw was het een gevestigde staat verdeeld in 4e onder de
nakomelingen van Genghis Khan. In het westen was de gouden horde de baas en zij namen
langzaam de Islam over. Ze lieten de Rus prinsen redelijk autonoom. Deze moesten echter alleen
tribuut te betalen en troepen te leveren. De Orthodoxe kerk bleef het daar dan ook goed doen. Waar
er echter eerst de Kiev-Rus de lokale machthebbers waren werden deze vervangen door die uit het
Noorden uit de regio van Moskou.
Toen de Mongolen gevestigd waren, werd er meteen contact gezocht met de Europeanen. Er
werden ambassades naar het westen gestuurd, missionarissen werden verwelkomd en de Europese
handel aangemoedigd. De christenen zagen de Mongolen in eerste instantie als een alliantie tegen
de Moslims.
De Europeanen haalden specerijen, zijde en koper vanuit China en slaven en bonten gingen de
andere kant op. Vooral Genua kreeg speciale privileges om te handelen en andere Europeanen legde
lange zeetochten af om er te komen.
Op een manier startte de Mongolen de zoektocht van Europeanen naar exotische goederen en
missionaris mogelijkheden wat uiteindelijk leidde tot de ontdekking van de Amerikas.
Europese Economie:
Er kwam een verschuiving in commerciële patronen. Naar het oosten en de Atlantische Oceaan.
Nieuwe wegen en bruggen werden gebouwd waardoor handel over land winstgevend werd. Er
kwam meer toegang tot verschillende goederen maar ook meer sociale spanning vooral in steden.
Rond 1270 was Genua de eerste die over de Atlantische Oceaan voerden, dit gebeurde in de nieuwe
zeil schepen. Hier waren minder mannen voor nodig en deze konden meer vracht meenemen en
waren dus beter dan de galeischepen. Rivier en land routes werden zo vervangen voor de zee.
Doordat het rijk van de Almohaden was gevallen was er ook in Noord Afrika kans op handel voor de
Europeanen.
Behalve Genua waren hier ook Pisa en het opkomende Catalonië te vinden. Vooral het Afrikaanse
goud was in trek, de zilver standaard die aangenomen was sinds te tijd van de Karolingen werd
vervangen door het goud.
In het Noorden ontstond in de zelfde periode de Hanzeverbond. Noordelijke steden die markten
opzetten in het Baltische Zee gebied in de gebieden veroverd door de Noordelijke kruistocht. Het
Hanze verbond was gecreëerd door Duitse handelaren, er was hier veel minder concurrentie maar
ook minder glamour doordat er gehandeld werd in pek, teer en hout.
In 1200 waren alle pre-Industriële steden in Europa er, in 1300 waren deze allen al gelinkt aan elkaar
via een web van wegen. Kleine dorpen werden deel van een groter handelsnetwerk en steden
puilden uit qua populatie. Vele van hen werden deel van de stedelijke arbeiders. Dit zorgde voor
nieuwe uitdagingen en ondanks dat rijke stedelingen en prinsen zich inzetten voor
liefdadigheidsprojecten kon dit niet voorkomen dat in de grote steden er een groep bedelaars
ontstonden.
Conflicten in Steden:
De steden die deel uitmaakten van complexe handels netwerken waren ook de meest gespannen
steden, vooral in Vlaanderen.
Hier maakten de ambachtslieden geen deel uit van de regering, die geleid werd door rijke
handelaren, de patriciërs. Hier kwam pas verandering in aan het begin van de 14e eeuw toen de
koning van Frankrijk en de graaf van Vlaanderen in oorlog waren waarbij de werkers de graaf
steunden. In de slag bij Courtrai in 1302 werden de Franse troepen verslagen en werd er in de
regering plaatsgemaakt voor de ambachtslieden. Vlaamse steden hadden zo de meest inclusieve
regering van Europa. In Noord Italië gebeurd iets soortgelijks. Hier waren het de paus en de keizer
die ruzie hadden. Ook hier kwamen er een beweging op gang waarbij de lagere klassen wilde
participeren in de regering. De popolo, de mensen die uit verscheidene groepen bestonden zoals
handelaren en ambachtslieden wilden verandering. Waardoor er een strijd tussen de communies en
de popolo ontstond. Doordat de communies echter verzwakt werden konden ze ten prooi vallen voor
regionale heren, de signori. Waarbij 1 familie de regering domineerden en de orde herstelde werd
maar wel met repressie. Dit gebeurde veel in de late 14e eeuw in Italië.
Europeanen hadden niks met pluralisme, liever werden andersgezinden verwijderd of gezuiverd.
De Joden werden in Engeland langzaam verbannen. Eerst kwamen zware belastingen onder Hendrik
3 1216-1272. Onder koning Edward 1 1271-1307 werd het Statuut van de Joden opgericht waardoor
ze ook niet meer het enige beroep dat ze mochten beoefenen mochten doen namelijk alleen nog
geld uitlenen maar moesten zware arbeid moesten verrichten. En later werden ze zelfs verbannen.
In Frankrijk gebeurde hetzelfde. Koning Lodewijk 9 1226-1270 was erg actief in het bekeren van de
Joden. Zijn kleinzoon Philip 4 de schone 1285-1314 verbande alle Joden in 1306.
Sommige anti-Joden bewegingen linkte de Joden aan de melaatsen.
Melaatsen werden zowel vereerd en veracht in de middeleeuwen. Enkele heilige hielpen de
melaatsen maar ze werden vermeden omdat gedacht werd dat hun littekens een teken van zonde
waren.
Ook de bedelaars werden aangepakt en een groot deel verwijderd.
De ketters hadden het echter het zwaarst te verduren. In de 13e eeuw begonnen kerkelijk
inquisiteurs gesteund door de seculiere macht, de ketters uit te roeien.
Het zuiveren van mensen was niet zozeer uit haat maar meer uit macht. Het verwijderen van Joden,
melaatsen en ketters hield in dat hun bezittingen ingenomen konden worden en gaf een beeld van
ijverige vroomheid. Koning en landheren leerden echter steeds beter om te gaan met nieuwe
opkomende klasse en ze ook te gebruiken zonder ze uit te roeien.
In de 13e eeuw werden parlementen steeds vaker opgeroepen, deze ontstonden uit de advies sessie
tussen koningen en de machtigste mannen uit zijn rijk. Het werden steeds meer formele en statige
vergaderingen. Eerst waren het momenten waarop koningen hun macht vierden en zijn onderdanen
instemden. Maar dit veranderde in vergaderingen waar groepen hun interesses kenbaar konden
maken. De samenleving was nog steeds in drieën gedeeld. De geestelijke, adelen, werkers. Alhoewel
er veel financiële verschillen inde groepen zaten. Uiteindelijk kwam het er nog steeds op neer dat de
koning steun voor zijn beleid wilden en belasting innen.
Spanje:
Leon-Castillie waren het als 1 van de eerste die in de koninklijke hof mensen uit de stad plaats lieten
nemen. Spaanse steden domineerden het platteland net als in Italië. Hun leiders de caballeros
villanos of stedelijke paardrijders hadden de hoge functies in bezit. Onder Alfonso 9 1188-1230 en
Alfonso 10 namen zij steeds meer deel in de grote militaire en politieke beslissingen.
Duitsland:
Hier was het keizerlijke en koninklijke hof minder belangrijk dan de lokale. Maar overal moesten
lokale heersers rekening houden met nieuwe groepen die stegen in aanzien. De stedelingen en de
ministeriëlen. Dit waren legaal gezien horige maar door de diensten die zij verleenden, belasting
innen, administratie bijhouden en het vechten van oorlogen stegen zij in aanzien. Rond 1300 waren
zij op alle manieren edelen behalve in het huwelijk. Zij moesten namelijk binnen het de
gemeenschap van de bisschop een vrouw uitkiezen. Net als de andere edelen profiteerde zij van de
Duitse kolonisatie en werden machtige landeigenaren en werden zo tegenhangers voor de lokale
prinsen. Deze moesten in het midden van de 14e eeuw steeds vaker onderhandelen met de
verschillende edelen die zo steeds meer rechten vergaarden. Bavararische Magna Carta 1311.
Engeland:
Door de Magna Carta hadden de baronnen in Engeland al een formele consulterende rol gekregen.
Toen Hendrik 3 1216-1272 op jonge leeftijd werd gekroond werd Engeland voor geregeerd door een
raad van bestaande uit baronnen, administrators en pauselijke afgezanten. Een voorganger van de
invloed van baronnen in het parlement. Maar toen Hendrik eenmaal aan de macht was keerde
iedereen zich snel tegen hem door zijn vreemde keuzes. De baronnen kwamen in opstand en
forceerde hem afstand te doen van zijn buitenlandse adviseurs in 1258. Hij zou voortaan regeren met
het advies van de raad van vijftien, samengesteld door de koning en de baronnen. Maar toch kwam
er een burgeroorlog in 1264. In de slag bij Lewes werd de koning verslagen en de baron Simon de
Montfort 1208-1265 aangesteld als leider. Toen deze aan de macht kwam waren er veel dingen
veranderd in de distributie van geld en macht sinds de Magna Carta in 1215. Kooplieden/Handelaren
waren veel rijker geworden dan de ridders en soms zelfs dan de baronnen. Op het platteland
kwamen landeigenaren en de lagere adel omhoog en vormden zij samen met de baronnen de
edelen. Dit was de voorloper van de landadel en zij waren politiek actief en namen de plaats in van
de sheriffs als raadsheren van de vrede. Zij werden door Simon de Montfort ook opgeroepen voor
het parlement en ook vertegenwoordigers van de stad. Maar al snel kwam Hendrik 3 zijn zoon,
Edward 1 1272-1307 aan de macht, ook al duurde zijn heerschappij kort het had wel invloed op de
lange termijn, doordat het idee van een vertegenwoordigend parlement was blijven hangen door de
wisselwerking van koninklijke initiatieven en baronnen opstanden. Onder Edward zou het parlement
vaak samenkomen mede vanwege de nood voor geld om zijn oorlogen te financieren.
Frankrijk:
Lodewijk 9 was het tegenovergesteld van Hendrik 3, hij was een geboren hervormer met een ijzeren
discipline. Hij zorgde voor veel administratieve hervormingen, waaronder het parlement waar
professionele rechters waren in een nieuwe koninklijke rechtbank. Enquêteurs werden naar de
provincies gestuurd om de prevots en baillis te controleren en om als rechtbank te fungeren voor
mensen die in beroep gingen. De boete voor regeringscorruptie was hoog. In Parijs kwam er een mix
tussen koninklijke ambtenaren en burgers voor de administratie van de stad. Maar in de koninklijke
rechtbanken waren er geen instellingen die voor de verschillende standen stonden. Dit veranderde
pas onder Lodewijk 9 zijn kleinzoon Philip 4 de schone 1285-1314. Toen deze in conclaaf kwam met
de paus Bonifatius 8 1294-1303 over rechten en jurisdictie had hij steun nodig voor zijn zaak, deze
vond hij in de klerken, edelen en stedelingen van Parijs in een vergadering in 1302. In 1308 riep hij
weer ene vergadering bijeen, dit keer om zij acties tegen de tempeliers te ratificeren. Zij werden
beschuldigd van ketterij, gearresteerd en hun bezittingen ingenomen. Deze vergaderingen kwamen
echter maar spaarzaam samen. Vertegenwoordigende instellingen waren nooit volledig geïntrigeerd
in de Franse politiek tot de revolutie in 1789.
Kerk:
In de 13e eeuw waren de rollen omgedraaid tussen de paus en koningen. De koningen hadden meer
macht deze keer en het was een begin van nationale soevereiniteit.
Het eerste punt wat voor problemen zorgden tussen de paus en Philip 4 en ook Edward 1 was het
taxeren van de klerken wat nodig was voor het financieren van oorlogen. Bonifatius 8 was echter van
mening dat dit alleen door de paus gedaan kon worden. Zijn oproep om dit niet te doen werden
echter de kop ingedrukt. Nadat Philip de bisschop van Pamiers had gearresteerd was de paus weer
woest. In zijn Unam Sanctam 1302 schreef deze dat elk mens zich zou moeten onderwerpen aan de
Romeinse Pontiff, hijzelf waarop soldaten van Philip de paus probeerde te arresteren.
Na zijn dood excuseerde de volgende pausen zich snel bij Philip. Sindsdien had het pausdom
ingeboet aan prestige en macht. In 1309 na onrust in Rome verhuisde de paus naar Avignon meer
onder invloed van Frankrijk, dit zou duren tot 1378. Gedurende deze periode hadden de pausen
meer inspraak op het aanstellen van geestelijken dan ooit te voren, hun autoriteit groeide. De
Dominicanen en Franciscanen werden de soldaten van het zuiveren van het Christendom.
Ondanks de nieuw verkregen macht werd de pausen ook bespot vooral door de Italianen die veel
inkomsten misliepen doordat de pausen zich niet meer in Rome vestigden. Frascesco Petrarca 1304-
1374 dubde Avignon zowel Babylon als de hel. Doordat zij meer onder de controle stonden van de
Europese heersers en dan vooral die van Frankrijk, stapten de pausen af van het idee om het hele
Christendom te leiden en erkende zij de seculiere staten die hun eigen interne zaken mochten
afhandelen.
Leken:
De seculiere staten waren echter vol met mensen die religie erg serieus namen. Christelijkheid werd
een religie van het lichaam. De hostie in de mis, het lichaam dat het at en het lichaam van de
gelovigen in zijn geheel die het feest van het lichaam van Christus vierden. De teksten voor dit feest
waren geschreven door de jonge geleerde Thomas van Aquino 1225-1274. Het feest werd
overgenomen in heel West Europa. Met de nieuwe devotie aan het lichaam van Christus kwam er
ook een voor een devotie voor zijn moeder Maria.
Inde doctrine van het vagevuur geloofde men al voor dat het een officiële dogma werd in 1274. De
mis en gebeden van de levende konden er voor zorgden dat de tijd in het vagevuur verkort werd.
Families zette zo ook eigen kapellen neer voor zichzelf.
Religiositeit ging samen met geletterdheid. Scholen ware soms gehecht aan kloosters. In de steden
waren kooplieden en ambachtslieden functioneel geletterd en hadden steeds vaker religieuze
boeken in hun bezit. De populariteit van de monniken zorgden voor nog meer instituties van hoger
onderwijs. Kloosters en kerken werden gesticht binnen de steden en hun leden gingen naar de
universiteit.
In Thomas van Aquino Summa Theologica waren alle onderwerpen van het menselijke tot het
goddelijke samengevoegd waarin hij Aristoteles zijn logica gebruikte om tegenstellingen weg te
werken. Hij wilde geloof met reden combineren, alhoewel geloof hoger stond in zijn opinie. Albertus
Magnus 1200-1280 de leraar van Thomas gingen de onderwerpen over biologie, fysica en theologie.
Sint Bonaventura 1217-1274 verving Aristoteles voor Augustinus als belangrijkste filosoof. Hier ging
het meer om de geest van de mens als ontvanger van god zijn verlichting. Hij was ook de voorzitter
van de Franciscanen Orde. De franciscaan Peter Olivi 1248-1298 kwam als eerst met het woord
kapitaal, rijkdom om meer rijkdom te vergaren. Deze ideeën werden door de monniken
overgedragen aan de stedelingen.
De dominicaan meester Eckhart 1327 hij zag de vereniging met God als het menselijke doel in het
leven. Deze 13e eeuwse geleerden leken het seculiere en heilige rijk met elkaar te verenigen maar
aan het eind van die eeuw ontstonden er scheuren.
De franciscaan John Duns Scotus 1266-1308 waren de wereld en God minder goed verenigbaar. De
waarheid kon alleen te weten worden gekomen door de verlichting van God net als bij Bonaventura
maar alleen als deze ingreep. De franciscaan Willem van Ockham 1270-1349 had weer een andere
mening. Het verstand/de reden van mensen was alleen handig in aardse zaken waar geloof weer niet
te gebruiken viel. Hij zag het belang van de staat voor de menselijke samenleving. Nicole Oresme
1320-1382 ging verder op die gedachten. De eenvoudigste oplossing was de beste. Volgens hem was
de zon het middelpunt van de hemel.
Schrijvers onderzochten de relatie tussen deze wereld en de volgende. Muzikanten probeerden de
twee vormen van muziek te combineren en kunstenaar gebruikten natuurlijke vormen om het
goddelijke te provoceren.
Dante Alighieri 1265-1321 hij was een Florentijns patriot en lid van de Witten partij die tegen
pauselijke interventie was. Hij schreef de Commedia en was geschreven in de tijd dat hij verbannen
was over hemzelf in zijn zoektocht naar God. Maar er waren ook andere schrijvers die schreven over
de harmonie tussen hemel en aarde.
Al in de 10e eeuw was het gelijker tijd zingen al vergezelt met meerstemmigheid. In de 13e eeuw
kwam er het motet. Het heilige werd hier gecombineerd met het wereldse. Dit gebeurde met 2 tot 4
stemmen en werden uitgevoerd door klerken. Franco van Cologne bedacht een systeem wat de basis
zou vormen voor moderne muzikale notatie.
Nieuwe stromingen in de kunst:
Er waren nieuwe beschermheren gekomen van de kunst: de stedelijke elite. Kooplieden, studenten,
geestelijke, de koninklijke familie en de adel allen op zoek naar mooi versierde boeken, deze werden
nog niet gemaakt in massaproductie.
In Italië werden het Gotische naturalisme gecombineerd met de klassieke Romeinse stijl. Pisa was
vanaf 1250 een commercieel en artistiek centrum, maar begon terrein te verliezen op Catalonië in
deze zeer competitieve handels wereld.
Binnen een halve eeuw werden de natuurlijke vormen uit sculpturen ook gebruikt in schilderijen,
vooral in die van Giotto 1266-1337. Hij experimenteerde veelvuldig met diepte, gewicht en volume
waarin figuren heel veel emotie tentoonspreidde. De pastel kleuren die hij gebruikte waren ook
totaal nieuw. Italië en de noordelijke gotische stijl werden door elkaar beïnvloed.
Crisis:
De artistieke interesse van menigten kan geïnspireerd zijn geweest op de levensomstandigheden van
die tijd waarin de steden overspoeld werden met immigranten van het platteland. In 1300 was het
enige land dat niet in gebruik was niet marginaal of niet te bewerken. Boerderijen produceerden
meer dan ooit te voren maar en waren ook meer mensen die gevoed moesten worden. In het
midden van de 13e eeuw bleef de groei van de bevolking ongeveer gelijk maar door het statische
toevoer van het platteland zorgde ervoor dat er in Engeland en Frankrijk ernstige graan te korten
waren en klimaat veranderingen verergerde de situatie alleen maar.
De grote hongersnood 1315-1322 was de langste en ergste van cyclussen in voedsel te kort in Noord
Europa. Er kwam een hele populatie van landlopers in West Europa.
Oorlog had ook veel effect op het economische leven. Huurlingen legers kregen zo slecht betaald dat
deze het platteland plunderden en het verbranden van het land werd een tactiek in de 13e eeuw
tegen het terrein van de vijand en zijn inwoners. Veel mensen vluchten daarom richting de steden.
Overal waren de oorlogsschulden en voedsel tekort waardoor landheren en stedelijke ambtenaren
op zoek moesten naar geld omdat de gebruikelijk inkomsten niet voldoende waren. In 1315
verklaarde de koning van Frankrijk zijn horigen vrij, vooral om zo meer belasting te kunnen innen. En
in andere delen van Frankrijk werden nieuwe jaarlijkse betalingen opgezet de taille waar de
boerenstand de dupe van was. Veel geldleners kwamen dan ook opzetten op het platteland. Rijke
boeren konden hier van profiteren maar de armen werden alleen maar armer. De cyclus van lenen,
schuld en betaling werd hun teveel.
In Italië, Engeland en zuid Duitsland werden vaak korten termijn huurcontracten opgezet. De huurde
veranderde zo met de markt mee omdat de oude prijzen hun waarde hadden verloren omdat de
prijzen stegen. Er werden agenten ingeschakeld om de belastingen te collecteren en om jonge
dorpelingen op te geven voor het leger.
Tussen 1250-1350 was het toppunt voor middeleeuwse welvaart en populatie. Steden werden de
centrums van cultuur en welvaart. Universiteiten kwamen op en zorgden voor een
wetenschappelijke revolutie.
Harmonie ontstond na botsingen. Schriften als de Summa konden alleen ontstaan zijn nadat deze
botsingen.
Vertegenwoordigende instellingen groeiden nadat de eisen van de ontevredenen deels waren
ingewilligd in die van eigen interesse van de heersers.
De artistieke innovaties was een verzoening tussen de klassieke en gotische stijl.
Samenvatting H8
Catastrofe en creativiteit
1350-1500
In deze periode zou een plaag 1/5 van de populatie wegvagen en werd Constantinopel veroverd door
de Ottomaanse Turken die de Balkan over zouden nemen. Tevens waren er interne oorlogen maar
uiteindelijk kwam Europa er sterker uit. Zij die de oorlogen en ziektes overwonnen leefden daarna op
een hogere standaard van leven dan ooit te voren. Nieuwe politieke entiteiten hadden meer macht
dan de oude. De nieuwe zeilschepen bemand met avonturiers en gefinancierd door rijke patronen
ontdekten de zeeën in het oosten en westen. In 1500 was Europa klaar om de wereld te veroveren.
Crisis en consolidatie:
In het decennia van 1340 toen de eerste pandemie sinds de 8ste eeuw in Europa was, was er ook de
Honderd Jarige oorlog tussen England en Frankrijk. Opstanden schudde de steden en het platteland
op en de oogst en economie werden aangetast. Een schisma in de kerk vond plaats met eerst 2 en
daarna 3 pausen die tegen elkaar streden wat de illusie van harmonie binnen het Christendom
verbrak. Maar tegelijker tijd werden er kleine eenheden gevorm over een nieuw soort prinsen.
Zwarte dood:
Deze begon waarschijnlijk in China in 1320 en kwam toen over naar het Westen via de vlooien op
ratten werd deze meegenomen door reizigers. Rond 1348 kwam deze in Europa terecht en had
meteen effect op de bevolking die al verzwakt was door de hongersnoden. Tussen 1/5 en ½ van de
Europese populatie kwamen om door de ziekte die de zwarte dood werd genoemd. Pas in de 2e helft
van de 15e eeuw kwam er demografisch herstel. De vele doden zorgden voor een groot
arbeidstekort.
De Engelse koning Edward 3 had in 1351 het statuut van de arbeiders opgezet wat inhield dat deze
geen salarissen konden vragen die hoger lagen dan voor de plaag en werden werkgevers die deze
gaven gestraft. Dit gebeurde ook in andere gebieden. Op het platteland moesten landheren
maatregelen treffen om hun winsten niet verloren te laten gaan. Boeren waren hiervan de profiteurs
doordat deze meer dieren en zaden kregen toebedeeld of goedkopere kosten kregen. In de steden
rekruteerde de gilden nieuwe mannen van de overlevenden die al op jonge leeftijd moesten trouwen
om de populatie te herstellen. Dit werd de nouveaux riches genoemd. Weduwen trouwden weer
opnieuw of kwamen onder het huis van een mannelijke familielid te staan.
De mobiliteit op de arbeidsmarkt zorgde voor nieuwe consumptie patronen omdat eerst arme
groepen ineens welvaart kenden. In Italië waar altijd een theoretische gelijkheid binnen de stedelijke
gemeenschappen was kwamen strenge wetten te staan op het luxe, de opsmuk.
De dood werd tevens een obsessie en een cult. Er was een nieuwe interesse in het macabere, waarin
de dood werd afgeschilderd als een skelet en de doden als lijken. In de literatuur en kunst kwam er
een genre op genaamd de Dans met de Dood. Er waren ook geruchten dat de Joden achter de pest
zaten, die hiervoor ook werden aangevallen.
Veranderingen van Oorlog:
In de 14e en 15e eeuw was er steeds meer sprake van totale oorlogen waarbij de burgerlijke
bevolking ook betrokken was. In deze turbulente periode werd de Europese kaart veranderd.
Ottomaanse Rijk:
Het zuidoosten van Europa werd getransformeerd door de komst van de Ottomanen. Deze zaten in
de 13e eeuw tussen Bijzantium en de Mongolen in maar de Turkse stammen leiders drongen steeds
verder in het territorium van Bijzantium om daar vorstendommen op te zetten. Osman begon een
heilige oorlog tegen de ongelovigen en vele Turkse prinsen volgden hem. De Bijzantijnen vormden
hiertegen geen eenheid maar probeerde hun voordeel uit de Ottomanen te halen om allianties met
ze te sluiten. Maar de Ottomanen bleven veel langer dan dat. In het tweede deel van de 14e eeuw
namen zij steeds meer van de Balkan over onder het bewind van Bayezid 1 1389-1402.
Het Mongoolse Rijk was ook aan het integreren en ook daar profiteerden de Ottomanen van. De
Mongool Tamerlane 1336-1405 kon de Turkse invasie tegenhouden maar na zij dood namen de
Ottomanen weer de overhand. Hun elite troepen waren de Janissaries, professionele soldaten van
slaven afkomst en met hulp van de westerse militaire technieken, musketten en kanonnen namen zij
de Balkan weer in. Mehmed 2 de veroveraar 1451-1481 veroverde Constantinopel in 1453. De
opkomst van de Ottomanen was mogelijk door hun militaire kracht en de zwakte van hun buren.
Maar dat deze zo lang stand kon houden lag aan andere factoren en was gebaseerd op absolutisme.
De heersers waren de enige houders van de wetten en orde. Zelfs de leiders van moskeeën waren
hun functionarissen. De belastingen die binnenkwamen van hun welgestelde boerenstand werd
ingezet om de infrastructuur te verbeteren en de marine sterk te maken. Elke vorm van opstand
werd tevens de kop ingedrukt en zo werd een nieuwe wereldmacht gecreëerd. Dit veranderde
tevens de oriëntatie van de Europeanen alhoewel er nog steeds werd gehandeld in de Middellandse
zee zagen ze de Ottomanen vooral als buffer tegen de Oriënt. Niet lang na de val van Constantinopel
werden de eerste trans-Atlantische reizen begonnen.
De 100-jarige Oorlog:
Deze werd sporadische gevochten tussen Engeland en Frankrijk tussen 1337-1453. De Engelse
koning probeerde hierin de macht in Frankrijk te verkrijgen. Dit kwam door dynastiek dispuut en
Engelands aanspraak op continentale gebieden. De meeste van deze waren in beslag genomen door
de Franse koningen Philip 2 en Philip 4. Ook de Vlaamse-Engelse economische connectie die
belangrijk was voor de welvaart en belastingen van Engeland speelden een rol. Maar eigenlijk was
het geen oorlog tussen Engeland en Frankrijk maar tussen 2 verschillende concepten van Frankrijk.
Een centrale monarchie en groep gebieden beheerst door graven en hertogen.
De Franse koning Karel 4 stierf in 1328, de enige overgebleven dochter van de vorige koning Philip de
schone was Isabella, haar zoon Edward 3 maakte dus aanspraak op de Franse troon. Maar deze werd
echter door de Franse edelen aan Philip 6 gegeven, de eerste Franse koning van het huis van Valois.
Edward 3 zijn aanspraak op de kroon leidde de eerste fase van de 100-jarige oorlog in. Hierin hadden
de Engelse de bovenhand met goede invallen en hun lange bogen, die verder en dieper schoten. De
Engelse gebieden in Frankrijk waren nu ongeveer even groot als in de 12e eeuw. Maar dit duurde niet
lang en gedurende het decennia van 1380s namen de Franse troepen weer deel terug in bezit. Aan
beide kanten waren er nu sentimenten voor vrede en in 1396 kwam er een verdrag. Maar onder
Hendrik 5 1413-1422 werd de Engelse honger naar Continentaal land nieuw leven ingeblazen. Hij
wilde al het land dat ooit van de Angevijnen was geweest en viel in 1415 aan. In de slag van
Agincourt mede door de boogschutters werden de Franse hard verslagen en nam Hendrik hardhandig
Normandië in bezit. Hendrik 5 kreeg hulp van een nieuwe regionale macht, Bourgondië. Deze was op
slimme manier tot stand gekomen onder Filip de Stoute 1364-1404. Hij was net als de koning van
Frankrijk afkomstig uit het huis van Valois. Zijn kleinzoon Filip de Goede 1419-1467 verbond zich
echter aan Engeland de grote handelspartner van Vlaanderen. Met de hulp van Bourgondië en de
zwakte van de Franse koning Karel 6 1380-1422 werden de Fransen verslagen. In 1420 werd het
verdrag van Troyes opgezet waarin werd vastgesteld dat Hendrik 5 de erfgenaam van de Franse
kroon zou worden. In 1422 stierven beide koningen echter. In Frankrijk kwam Karel 7 aan de macht
maar door de vele nederlagen zag hij niks in oorlog. Dit veranderde in 1428 met Jeanne d’Arc. Een 16
jarig meisje dat dacht door een goddelijke macht te zijn gestuurd om de Engelsen te verslaan. Met
haar was de slag bij Orleans in 1429 het omslag punt. Jeanne d’Arc werd in 1430 gedood door de
Engelsen maar ze werd een symbool van het Franse verzet. Mede doordat de hertog van Bourgondië
vanaf 1435 de zijde van de Fransen koos werden de Engelsen in 1453 verslagen.
De oorlog zorgde ervoor dat Frankrijk verwoest was. Ook als er geen officiële oorlog was plunderde
soldaten het land. Na 1453 begon Frankrijk een lange en rustige herstel. De koning zou hierna meer
macht hebben dan ooit te voren en een staand leger werd gecreëerd. Bourgondië werd ontmanteld
en rond 1493 was het totaal geïntegreerd in Frankrijk. Aan het einde van de 15e eeuw was Frankrijk
grotendeels hersteld.
In Engeland zorgde de 100-jarige oorlog voor een zelfde soort politieke transformatie. Het nageslacht
van Edward 3 vormden 2 kampen. York en Lancaster. Richard 2 uit het York kamp volgde Edward 3,
hij had Hendrik 4 uit het Lancaster kamp onterft, diens ontevredenheid hierover zorgde ervoor dat hij
de koning onttroonde en zichzelf koning maakte. Toen diens kleinzoon Hendrik 6 de oorlog met
Frankrijk echter verloor haalde het York kamp hier voordeel uit. De wars of the roses werd gevochten
tussen 1455-1487. Edward 4 werd de nieuwe koning en daarna zijn broer Richard 3 maar na diens
dood werd Hendrik 7 de nieuwe koning, de eerste Tudor koning. De Tudors zouden machtiger zijn
dan ooit een Engelse koning was geweest.
Vorsten, ridders en burgers:
De verschillende oorlogen uit de 15e eeuw zorgden voor een nieuw soort vorst: de super-vorsten.
Machtige koningen in Engeland, Schotland en Frankrijk, hertogen in Bourgondië en signori in Italië.
Allen werden gesteund door huurlingen legers die met hun moderne wapens de ridders en de edelen
op de achtergrond duwden. Het einde van ridderschap was tijdens het hoogtepunt van de ridder
fantasie. Wapenschilden alleen gedragen door ridders waren symbolen van prestige. En ridderorders
werden getooid met fantastische namen maar werden niet meer gebruikt voor oorlog.
Maar er waren niet overal super-vorsten, zo was er de Zwitserse Confederatie die in de handen was
van de stedelijke burgers en mensen van de boeren gemeenschap. De adel begon langzaam te
verdwijnen en nieuwe elites namen de regeringen over. Zwitserland had een republikeins model
maar gold wel als een reserve legermacht die ingehuurd kon worden door vorsten. Venetië was ook
een republiek die regeert werd vanuit de Grote raad waaruit wiens leden de verschillende banen
binnen de overheid werden gekozen. Dit was een levenslange positie die geleidelijk af werd gesloten
tot maar een groep families.
Opstanden in stad en platteland:
Waar de super-vorsten echter de overhand kregen werd dit begroet met opstand in de 14e eeuw. De
boeren in Vlaanderen was lange tijd gewend geraakt om zelf te regeren en bood dan ook vel
tegenstand. De troepen van Frankrijk, Navarra en een pauselijk declaratie waren nodig om de boeren
van Vlaanderen te verslaan in de slag bij Cassel in 1328.
Anti-Franse en anti-belastingen sentimenten bleven echter in Vlaanderen, in gent werd dit door de
Engelse gebruikt als opening voor de 100-jarige oorlog. Zij stopte de wol export naar Vlaanderen om
de wevers aan hun kant te krijgen die al niks te zeggen hadden in de regering. Dit lukte en de
regering van Gent werd aan de kant gezet. De oorlog tussen de wevers en de andere klasse van de
stad bleef voortduren doordat deze verbonden was aan de 100-jarige oorlog.
In de slag bij Poitiers 1356 werd de Franse koning Jan 2 gevangengenomen.
De huurlingen legers die door Frankrijk zwierven zorgden voor weerstand, daarom werd de Jacquerie
opgezet, genaamd naar hun leider Jacques Bonhomme. De Jacquerie werd echter als snel gericht
tegen de adel die werden gezien als hoofdverantwoordelijk voor het verlies bij Poitiers en het zwak
verdedigen van de vrede op het platteland.
De consequenties van de Engelse Boeren opstand van 1381 waren meer permanent. Boeren waren
samengekomen in Londen voor de afschaffing van de horigheid, deze kwam voort uit de nieuwe
belastingen voor alle volwassenen om de kosten van de oorlog te compenseren. Het was een botsing
tussen nieuwe verwachtingen van vrijheid, na de zwarte dood was arbeid een stuk goedkoper
geworden en oude verplichtingen van de horigheid. Ondanks dat deze opstand werd neergeslagen
was het einde van de horigheid in Engeland toch begonnen. Dit kwam omdat boeren in
onderhandeling gingen met hun landheren over nieuwe huur contracten.
Paar decennia daarvoor was iets vergelijkbaars ook al in Italië gebeurd, waarbij ambachtslieden die
niks te zeggen hadden in de regering in opstand kwamen. Dit gebeurde onder andere in Florence
maar nadat de lieden de overhand kregen, veranderde de dingen al snel naar het oude. In de
volgende eeuw zou er echter een familie van machtige bankiers opstaan, de Medici.
Economische samentrekking:
De zwarte dood was goed voor de zijde handel en de 100-jarige oorlog voor het fabriceren van
wapenuitrusting was in andere economische vlakken contradictie de norm. Na het uiteenvallen van
het Mongoolse Rijk was de handelsrelatie met het Midden-Oosten voor de Europeanen verwoest. In
Europa werden de oorlogsmachines gevoed door nieuwe belastingen en geforceerde leningen, die
niet altijd terug betaald werden. De grote handelshuizen die leningen uitgaven, werden steeds meer
gedwongen door de vorsten. In het decennia van de 1340s werden de 4 grootste bedrijven dan ook
bankroet verklaard en dit zette een domino effect in naar nog meer bedrijven.
Waar de oorlogen werden gevoerd daar stokte tevens de productie en kooplieden werden lastig
gevallen door huurlingenlegers. Kooplieden begonnen steeds meer te investeren in verzekeringen en
niet alleen tegen slecht weer. In de steden waren veel lege huizen en gaven werknemers hoge
salarissen voor de schaarse arbeid. Op het platteland waren veel grote stukken land te vinden die
nog niet gecultiveerd waren. Ook op de Baltische regio had het effect doordat er minder vraag naar
graan wad verdwenen daar hele dorpen. Maar dit allen betekende ook voorspoed voor anderen.
Toscane verloor zijn voordeel ten op zichtte van de Noordelijke Italiaanse steden. En zuid Duitsland
werd ook weer sterker. Het hele centrum van economische groei verschoof in zijn algeheel van het
Middellandse zee gebied naar het Noorden naar Midden Europa. Dit bracht ook met zich mee dat er
een slavenhandel op gang kwam in zuid Italië voornamelijk van vrouwen uit de Oriënt of Oost-
Europa.
De kerk verdeeld:
Deze verdeeld ontstond in de 14e en 15e eeuw binnen de kerk.
Het groot schisma:
Tussen 1378-1409 waren er twee rivaliserende pausen die streden om de macht, tussen 1409-1417
kwam daar nog eens een derde bij. Allen had een groep volgelingen en excommuniceerden elkaar.
Het was een tijd van spirituele en politieke crisis.
Het schisma versterkte de politieke betrekkingen en voedde de 100-jarige oorlog. Frankrijk steunde
de paus in Avignon en Engeland die in Rome. Sommige regio’s werden door het schisma uit elkaar
gescheurd. De paus in Rome werd een signori, met een condottiere die de oorlogen voerde en de
belasting inden. Bonifatius 9 1389-1404 heroverde veel pauselijke gebieden en voorrechten binnen
de kerk werden omgezet naar inkomsten. De raad van Constance 1414-1417 kon ook geen
uitkomstenbieden, hierin werd Maarten 5 aangesteld als paus. Maar de theorie die in de 15e eeuw
was ontstaan dat een raad de autoriteit van de kerk moest zijn ipv de pa bleef invloedrijk. Ook bleef
de fragmentatie bestaan binnen de kerk. Nationale en kerken werden gevormd onafhankelijk en
soms tegen het leiderschap van de paus.
Populaire religieuze bewegingen in Engeland en Bohemien:
De theoloog John Wyclif 1330-1384 die deels was beïnvloed door Willem van Ockham wilde de
invloed van de kerk beperken. De staat alleen moest zich bezighouden met de wereldse zaken, leken
moesten zelf de bijbel interpreteren en de doctrine van transubstantie moest worden afgeschaft. De
machtige mannen in het Engelse rijk hadden hier wel oren naar en ook de grondbezitters en
geletterde stedelingen. Ze werden door de kerk Lollarden genoemd en uitgemaakt voor ketters.
Gedurende de 15e eeuw werden zij grotendeels onderdrukt.
In Bohemien hadden de volgers van Wyclif een stuk meer succes. Bohemien was deel van het Heilig
Roomse Rijk en gewend aan een eigen monarch. Religie en filosofie mixten hier makkelijk met de
nationale gevoelens. Jan Hus 1370-1415 een Tsjechische realist gebruikt de geschriften van Wyclif
voor eigen lokaal belang. De kerk bezat de helft van het land in Bohemien terwijl de boeren zware
belastingen kregen. Dit sprak de mensen aan die klaar waren met de macht en welvaart van de
klerks. Hij werd verbrand als een ketter bij de raad van Constance maar inspireerde een beweging die
de Boheemse kerk veranderden. Zijn volgers waren de Hussieten die beschermd werden door de
Boheemse adel. Ondanks keizerlijke troepen en de paus ontstond er een vreemde Boheemse kerk
met zijn enigen liturgieën.
Kerken onder koninklijk leiderschap: Frankrijk en Spanje
Nationale kerken hadden geen opstanden nodig om tot stand te komen. In Frankrijk en Spanje
kwamen ze tot stand door de groei van de koninklijke macht. In de pragmatische sanctie van Bourges
1438 verklaarde Karel 7 na het zien van de tekortkomingen van de kerk in Frankrijk zich tot
hervormer van de kerk. Een halve eeuw later toen Aragon en Castilie samen gingen door het huwelijk
van Ferdinand 1479-1516 en Isabella 1474-1504 die katholike monarchen werden genoemd
gebeurden hetzelfde proces. Katholicisme werd een instrument voor de koninklijke militaire
soevereiniteit, e er werd een offensief opgezet tegen de moslims. De oorlog tegen de moslims en de
vervolging van de nieuwe christenen had diepe wortels. In de 12e en 13e eeuw hadden Joden en
Christenen vredig samen geleefd dit veranderde in de 14e eeuw waardoor vele Joden zich bekeerde
tot het Christendom. Maar het succes van deze nieuwe christenen was tegen het zere been van de
oude christenen. In 1478 kwamen de katholieke monarchen met een eigen versie van de Inquisitie
onder leiding van Tomas Torquemada 1420-1498. In 1492 moesten de Joden kiezen tussen bekering
of verbanning. Velen kozen het laatste.
Stijlen:
Italië:
Waar geleerdheid van filosofie en theologie de boventoon voerde in Noord Europa was dit niet het
geval in Italië, hier was welsprekendheid belangrijker. Retoriek en rechten studies waren hier meer in
trek. Deze beweging was ingezet in de 13e eeuw waarbij een nieuwe woordenschat op kwam zetten
geïnspireerd op de klassieke model van stijl. Fransceso Petrarca 1304-1374 werd een ster in deze
nieuwe stijl van schrijven, hij behoorde tot een nieuwe groep genaamd de humanisten. Er waren al
eerder humanisten geweest in de vorm van Anselmus met zij Christus redt de mensheid, sint Bernard
met zij oproep van menselijke religieuze emotie en Thomas van Aquino zijn geloof in de menselijke
verstand om achter de waarheid te komen. Maar de nieuwe humanisten waren meer zelfbewust
over hun roeping en linkte dit met de klassieke literatuur en zij waren zeer gewild bij de geestelijken
en vorsten. Italiaanse kunstenaars werkten met de humanisten en werden zo dele van de beweging.
Deze tijd werd van kunstenaars en artiesten werd ook wel de Renaissance genoemd. Het was meer
een programma dan een periode. De taal en de kunst van de oudheid werden het model voor het
heden. De vorige duizend jaar werden afgedaan als de barbaarse middeleeuwen. Er kwam een nieuw
repertoire van symbolen en stijlen.
Donatello 1386-1466 zijn bronzen David werd neergezet op het plein voor het paleis van de Medici
familie die de baas waren in Florence achter een façade van gemeenschaps republicanisme. Dit
symboliseerde de verbinding tussen de Medici familie en vrijheid van zijn burgers en de hertogen uit
Milaan als tirannen. Florence was ook het hart van de Renaissance waar veel rijke corporaties de
kunstenaars sponsorden. De bibliotheek van de Medici familie werd model voor alle vorsten.
Leonardo da Vinci 1452-1519 schildede het laatste avondmaal.
De kruistochten die verzocht werden gedaan te worden tegen de Turken konden gezien worden als
familie disputen.
Het Ottomaanse hof:
Ook hier had de Renaissance invloed. Bij de sultans waren er vele wandtapijten te vinden, trofeeën
van oorlogen. Ze zagen tevens in dat kunst kon dienen als notie van macht. Mehmed 2 en zij
opvolgers zorgden voor een goede administratie en zette madrasas om de jongeren in te scholen.
Noord Europa:
De symbolen van autoriteit waren hier meer verscheiden. Scholastiek was er nog steeds veel te
vinden in universiteiten maar werden ook gesponsord door de hoven.
Overal zochten de nieuwe soevereinen naar goede regeringsvormen en wat goed was voor het
publiek en tevens verzamelden zij advocaten, humanisten en filosofen om zich heen die hun acties
konden rechtvaardigen.
Jan van Eyck 1390-1441 was een goed voorbeeld van de nieuwe trends die ontstonden. Hij was een
Vlaamse kunstenaar en diplomaat in diens van Philip de Goede. De Italianen zagen de Vlaamse
kunstenaars als godsdienstig en vroom.
De macht en autoriteit van de 15e eeuwse vorsten was erg afhankelijk van een aura van religie.
Nieuwe horizonnen:
Experimenteren en spelen met oude traditie waren de grote trend in deze periode.
Innerlijk:
Er kwam een nieuw soort zelfbewustzijn, egocentrisme dat te zien was in de kunst en ook terug te
vinden was in het religieuze leven en de expressie.
Catherine van Siena 1347-1380 was een vrouw in een lange lijn van vrouwen die publiek haar
persoonlijke kwellingen vertelden. In het grote schisma schreef zij naar de vorsten van die tijd om de
paus terug te brengen naar Rome.
In de Lage Landen, Noord Duitsland en het Rijnland ontstond de nieuwe devotie, die voortkwam uit
individuele lezingen ipv publieke. Gerard Groote 1340-1384 stichtte in 1380 de broeders van het
gemene leven die in vrouwen of mannen gemeenschappen leefden. Zij leefden via een programma
dat niet gesteund was op de hiërarchie en ceremonies van de kerk. Protestantse groepen zouden
hier later mee worden geassocieerd.
Uitvindingen:
De enorme vraag naar boeken betekende dat de markt klaar was voor de drukpers, via leken,
moderne devotie, humanisten. Johan Gutenberg was in 1450s de eerste die de nieuwe techniek van
het vormen van metaal onder de knie had. Daarna moest een doorlopende productie ontstaan.
Rond 1500 hadden vele Europese steden uitgeverijen, deze waren erg competitief en drukten alles
waar vraag naar was. Maarten Luther 1483-1546 zorgde met zijn 95 scripties ervoor dat de
Protestantse Reformatie op gang kwam door de traditionele kerk leren en oefeningen in twijfel te
trekken. De drukpers was de eerste uitvinding van massa communicatie.
Andere belangrijke ontwikkelingen vonden plaats in de navigatie. Nieuwe mappen brachten de
Middellandse Zee accurater in kaart. En nieuwe schepen werden gemaakt om de Atlantische Oceaan
te bevaren met zijn sterke zee wind.
Reizen:
De Portugezen waren de eerste die de Atlantische Oceaan verkenden onder aanvoering van het
koninklijke huis. Slaven en goud en eer glorie waren erg aanlokkelijk. Onder Koning Joao 1 1385-1433
en zijn opvolgers werd de Portugese heerschappij over steden vergroot. Onder zijn zoon Hendrik de
navigator 1394-1460 werden expedities gefinancierd om de Afrikaanse kusten te ontdekken, dit was
het begin van expedities die steeds verder gingen tot Vasco da Gama 1460-1524 aan het eind van de
eeuw zelfs in India terecht kwam.
Dit bracht ook het Europese kolonialisme op gang. Suikerriet uit Madeira kwam enorm in trek in
Europa en om op deze plantages te werken werden slaven uit Afrika ingezet. Het succes van Portugal
werkte afgunst bij Castillie op en ook zij gingen de Atlantische Oceaan onderzoeken. Toen zij
Christopher Columbus 1451-1506 zijn reis sponsorde was dat echter niet alleen voor de welvaart
maar ook op de reconquista voort te zetten.
Tussen 1350 en 1500 werd Europa geteisterd door verschillende catastrofes. De zwarte dood, de 100
jarige oorlog , het Ottomaanse Rijk dat kwam opzetten en het grote schisma binnen de kerk.
Maar deze catastrofes werden geconfronteerd en overwonnen met energie en vindingrijkheid. In
Engeland werden de boeren geen horigen meer, in Italië ontdekten men de wijsheid en schoonheid
van het klassieke verleden, Portugal en Spanje veroverde de zeeën en vorsten werden steeds meer
soeverein.