Hoofdstuk 9: psychologische en cognitieve ontwikkeling lagereschoolkind
Piaget
Concreet-operationeel stadium = van 7-11 jaar waarbij het denken logischer, flexibeler en beter wordt georganiseerd dan in de kleuterperiode.
Conservatie
Verworvenheden = opheffen beperkingen van pre-operationele stadium Conservatietaak kan correct worden opgelost door de aanwezigheid van operaties (mentale
handelingen die gehoorzamen aan logische regels) Ontstaan:
o Decentratie = focussen op meerdere aspecten van het probleem dat ze met elkaar in verband brengen, eerder dan zich op een aspect te richten
o Omkeerbaarheid = vermogen om te denken in een reeks van stappen en dan in gedachten de richting omkeren en weer op het uitgangspunt terugkeren (is een onderdeel van elke logische operatie)
Classificatie
Klasinclusietaak wordt nu correct opgelost:o Kind is zich bewust van de hiërarchie in classificatieo Focussen op hoofd- en specifieke categorieën (mogelijkheid tot 3 tegelijkertijd)
hierdoor gaan kinderen ook veel verzamelen rond deze leeftijd bvb; postzegels, kaartjes,…
Seriatie
Seriatie = het vermogen om items te ordenen langs een kwantitatieve dimensie, zoals lengte of gewicht
Test Piaget: staafjes ordenen op basis van verschillende lengte o Kleuters vormen een rij met veel fouteno Lagere school: beginnen met de kortste staaf en werken zo verder tot de rij klopt
Lagere schoolkind kan ook doen aan transitieve inferentie = seriatie op mentaal vlak
1
Test Piaget: 3 staven met verschillende lengte en kleuro Staaf A is langer dan staaf B o Staaf B is langer dan staaf C o Kind zal interferentie maken: dan is staaf A langer dan staaf C
(mogelijkheid tot 3 relaties te integreren)
Spatiaal redeneren:cognitieve kaarten
Cognitieve kaarten = mentale voorstellingen van bekende plaatsen van grotere omvang bvb; school, buurtlagere schoolkind veel beter besef van ruimte dan kleuter
o Jongere kinderen : vooral oriëntatiepunten MAAR snel problemen als de kaart wordt gedraaid
o Rond 8-10 jaar : betere organisatie oriëntatiepunten langs een georganiseerde reisroute MAAR nog steeds problemen als kaart gedraaid wordt
o Rond 10-12 jaar : combinatie oriëntatiepunten & routes in een globaal beeld van grotere ruimte en ook minder problemen als de kaart gedraaid wordt
Culturele verschillen o Niet-Westerse landen: minder gebruik van kaarten om de weg te vinden zitten
niet vaak in auto en krijgen geen globaal beeld van de omgeving India: kaarten d.m.v. mensen, gebouwen, bomen (door wandelen in buurt)
veel oriëntatiepunten VS: kaarten d.m.v. hier naar links, hier naar rechts (door rondrijden in buurt)
meer formele voorstelling
Beperkingen concreet operationeel denken
Enkel georganiseerd en logisch denken als omgaan met concrete informatie die direct waarneembaar is, mentale operaties werken niet met abstracte categorieënBvb; transitieve inferentie lukt met 3 staven maar niet met hypothetische versie vd taak voorbeeld; Susan is groter dan Sally en Sally is groter dan Marie, wie is het grootst Denken alleen toegepast op concrete situaties
Concreet operationeel denken wordt geleidelijk verworven bvb; eerst conservatie van aantal, dan pas andere vormen
2
Denken = continuüm van verwerving = geleidelijk aan beheersen van logische begrippen (ontwikkeling binnen een stadium)
Later onderzoek na Piaget
Invloed van cultuur en formele opleidingo Niet-Westerse culturen : gaan weinig naar school conservatie is vaak veel later
verworven (11jaar of later)MAAR deelname aan relevante alledaagse activiteiten helpt hem wel om problemen onder controle te krijgen Kinderen die naar school zijn geweest doen het beter op Piaget-taken MAAR ook ervaring met niet-schoolse activiteiten bevorderen concreet-operationeel denken bvb; meisjes leren weven in Mexico DUS: logisch denken ontwikkelt niet spontaan, maar invloed van zowel opleiding als context en cultuur (zie theorie Vygotsky)
Informatieverwerkings-benaderingo Neo-piagetiaanse theoretici (bvb; Case) gaan uit van een geleidelijke verbetering van
informatieverwerking, ipv een plotse overgang naar een nieuw stadiumo Cognitieve schema’s gaan door veel oefenen meer automatisch worden dit zorgt
voor meer plaats in het werkgeheugen waardoor kinderen beter oude schema’s kunnen combineren / nieuwe vormen laten aannemen schema’s automatisch genoeg plaats vrij in het werkgeheugen om de schema’s te integreren in een betere representatie.
o Daardoor gaan kinderen centrale conceptuele structuren ( = netwerken van begrippen en relaties die denken bevorderen in veel verschillende situaties) verkrijgen.
o Schema’s: Eerst: op 1 dimensie focussen (kleuter) Dan: 2 dimensies coördineren (lagere schoolkind) Later: meerdere dimensies integreren (9-11jr)
Verklaring geleidelijk verwerven van logische begrippen (Case):o Conservatietaken stellen verschillende vereisten inzake informatie-verwerking, dus
meer of minder werkgeheugen eerst degene leren met minder werkgeheugen o Ervaringen van kinderen verschillen sterk bvb; sommigen tekenen meer, anderen
vertellen meer o Als kinderen de centrale, conceptuele structuren van hun eigen leeftijd niet hebben,
dan kunnen die aangeleerd worden door training.o Transfer naar schoolse taken, vandaar toepassingen in onderwijs-setting
Evaluatie concreet-operationeel stadium
+ Piaget: kinderen lagere school redeneren veel systematischer en meer rationeel dan kleuters MAAR onduidelijk of dit een kwestie is van:
o Continue verbetering van logische vaardigheden (informatieverwerking)
3
o Discontinue herstructureringen van het denken (Piaget) Vele onderzoekers geloven dat het een combinatie is van de 2 soorten veranderingen Piaget voelde zoiets aan met zijn begrip van geleidelijk beheersen van logische begrippen Conclusie: combinatie van Piaget en informatie-verwerkingstheorie biedt meeste perspectief
om ontwikkeling van het denken bij het lagere-schoolkind te begrijpen
Informatieverwerkingstheorie
Onderzoekt de afzonderlijke aspecten van het denken Belangrijke verbeteringen in informatieverwerking:
o Toename van informatie-verwerkingssnelheid en capaciteit Tijd die nodig is voor verwerking neemt bij vele taken af tussen 6-12 jaar Biologisch: myelinisatie en vermindering aantal actieve synapsen (waardoor
de weg korter is) Werkgeheugen neemt toe (cijferreeksen van 4 nr 7)
o Toename van inhibitie Cognitieve inhibitie : het vermogen om controle uit te oefenen over interne
en externe stimuli die afleiden Biologisch: verdere ontwikkeling van frontale lob van de hersencortex Rol van strategieën
Houden beide mogelijk verband met de ontwikkeling van de hersenen
Aandacht in midden-kindertijd
Aandacht wordt meer:o Selectief: enkel aandacht voor wat relevant is
Onderzoek: niet relevante stimuli opnemen in taken o Aanpasbaar: aandacht aanpassen aan eisen van de situatie
Onderzoek: eerst indelen volgens kleur en dan vormo Planmatig: Meer gestructureerde aanpak van taken
Onderzoek: systematischer zoeken naar gelijkenissen en verschillen; beslissen wat eerst en wat laatst te doen
plannen leren door samenwerken met meer ervaren anderen (ouders, leeftijdgenoten) ~ Vygotsky
Ontwikkeling geheugenstrategieën
Herhalen = (voor zichzelf) herhalen van informatie begin lagere school Organisatie = het groeperen van items die bij elkaar horen begin lagere school
kennisbestand helpt bij organisatie, hoe meer strategieën combineren, hoe beter onthouden
Elaboratie (verdere uitwerking) = een relatie of gedeelde betekenis, tot stand brengen tussen 2 of meer stukken informatie die niet tot dezelfde categorie behoren einde lagere school bvb; vis – pijp wordt vis die een pijp rookt
4
Gevolg: organiseren en elaboratie combineren elementen tot betekenisvolle eenheden waardoor het werkgeheugen uitbreidt en de nieuwe informatie beter uit het geheugen kan opgeroepen worden
Kennisbestand
Lange-termijngeheugen wordt doorheen de midden-kindertijd uitgebreider en wordt georganiseerd door hiërarchisch gestructureerde netwerken
o In eerste instantie: rol van reeds aanwezige kennisals je meer weet over een onderwerp, dan is nieuwe informatie meer vertrouwd, makkelijker om op te slaan & makkelijker weer op te roepen bvb; kinderen die veel weten over voetbal (Schneider & Bjorklund): kinderen met grote kennisbasis over dat onderwerp organiseren de informatie met weinig of geen moeite
o Daarnaast: rol van motivatieals je meer weet over een onderwerp, ga je actiever gebruik maken van wat men al weet over bij te leren over dat onderwerp
o Einde basisschool : kennisbestand en geheugenstrategieën hangen nauw samen
Geheugen en cultuur
Rol van cultuur: o Westerse cultuur: strategieën (herhalen, organiseren, elaboratie) bij taken waarbij
men informatie onthoudt om de informatie zelfo Niet-Westerse cultuur : andere technieken (bvb; plaats in ruimte / schikking van
voorwerpen) als normaal bijproduct van de activiteit zelf Ontwikkeling geheugenstrategieën hangt af van
o Vlotter verwerken van informatie o Culturele omstandigheden & vereisten taak
Theory of mind
Tijdens lagere school periode: theory of mind wordt meer uitgebreid Meer reflexieve, procesgerichte visie op denken en op psychologische factoren die prestatie kunnen beïnvloeden:
o Beter inzicht in aandacht & geheugeno Relaties tussen mentale activiteiten beter vatteno Begrijpen dat mentale inferenties bron van kennis zijn
Ontstaan inzicht in “false belief” van de tweede orde
5
Vraag: waar denkt Lisa dat Jason de brief zal zoeken?Rond 7 jaar correct antwoord: Lisa denkt dat Jason de brief onder het hoofdkussen zal zoeken (omdat zij niet gemerkt heeft dat Jason gezien heeft dat ze de brief in de lade legt).
Door inzicht in ‘false belief’ van de 2e orde:o Beter de redenering vatten waarom iemand anders tot een bepaalde overtuiging
(belief) komto Beter het standpunt van anderen kunnen innemen
Ontstaat door?o Ervaringen op schoolo Private taal (terwijl kinderen lezen, rekenen, schrijven)
Cognitieve zelfregulering
Cognitieve zelfregulering = proces van continu opvolgen van de vooruitgang in de richting van het gestelde doel, evalueren van de resultaten, en niet-succesvolle benaderingen een andere richting opsturenGeleidelijke ontwikkeling want zelfregulering vraagt veel; vereist cst evaluatie van het proces
Ouders en opvoeders kunnen hierbij helpen ; bvb; suggereren van goede strategieën en uitleggen waarom ze zouden werken
o Wijs op belangrijke kenmerken van takeno Beklemtoon het belang van planmatig lereno Stel effectieve leerstrategieën voor zorg voor evaluatie van effectiviteito Beklemtoon opvolgen (monitoring) van vooruitgang
Z elfregulering = voorspeller van latere schoolprestaties o Veel zelfregulering zelfvertrouwen in prestaties op school (academic self-efficacy) o Weinig zelfregulering aangeleerde hulpeloosheid
Informatieverwerking en leren op school
Lezen Gebruik van verschillende vaardigheden tegelijk meeste vaardigheden moeten wel
automatisch verlopen. Sommige vaardigheden slecht ontwikkeld daling capaciteit lezen
6
Fonologisch bewustzijn = het vermogen om na te denken over en om te gaan met de klankstructuur van de gesproken taal, zoals dat blijkt uit gevoeligheid voor veranderingen in klanken en woorden en voor niet-correcte uitspraak helpt om onderdelen in gesproken taal af te zonderen en met elkaar te verbinden DUS beter lezen
Andere vaardigheden:o Snelheid van informatieverwerkingo Visueel scannen en onderscheidingsvermogen
2 benaderingen van lezen : o Globale benadering (whole language approach) = lezen aangeleerd zoals natuurlijke
taalverwerving. Tekst in volledige vorm, leren van communicatieve functie van geschreven taal
o Fonetische benadering (phonics approach)= lezen aangeleerd door aanbieding vereenvoudigde leesmaterialen. Eerst aandacht voor fonetiek (= basisregels voor omzetten van geschreven symbolen in klanken) . Later pas aandacht voor complexere leesmaterialen.
o Onderzoek toont aan dat een combinatie van beide benaderingen het beste is voor de kinderen relatie tussen letters en geluiden helpt kinderen om woorden te ontdekken die ze nog nooit gezien hebben
Rekenen Grote vooruitgang bij kinderen op basisschool; uitbreiden van informele kennis,
nummerconcepten en tellen. basiskennis van wiskunde verwerven door een combinatie van frequent oefenen, redeneren over nummerconcepten en les krijgen over gebruik van frequente strategieën.
Analoog aan discussie over leren lezen:Beste = combinatie van:
o Drill (vaak inoefenen)o Getalgevoel (inzicht)
Idem voor meer complexe vaardigheden bvb; lenen bij aftrekken, werken met breuken Aziatische kinderen: meer ondersteuning
o In taal Zuiver positioneel systeem bvb 15 = tien vijf Telwoorden zijn kort, makkelijk uit te spreken
o Op school Minder drill Meer inzicht
7
Individuele verschillen in mentale ontwikkeling
Rond 6 jaar: stabiel IQ + hoge correlatie met academische resultaten IQ voorspelt schoolresultaten
Klassieke benadering van intelligentietests
Algemene intelligentie= globale score (het IQ) die het redeneervermogen omvat dmv factoranalyse = statistische techniek waarmee men de verschillende vaardigheden
kan identificeren die intelligentietests meten bepalen welke set van items een goede cluster vormen
Collectieve intelligentietests Individuele intelligentietests°Vereisen weinig opleiding om af te nemen °Grote aantallen studenten gescreend ’Screening’ = identificeren van kinderen waarvoor meer uitgebreide evaluatie (indivi-duele test) nodig is°Nuttig voor planning en opzet van onderwijs
°Veel ervaring/opleiding nodig om test af te nemen °Gedrag bestuderen + antwoorden beoordelen door observatie inzicht of de resultaten overeenkomen met de capaciteiten van het kind°Identificeren van zeer intelligente kinderen en kinderen met leerproblemen °vb; Stanford-Binet schaal / WISC
Hedendaagse benaderingen van intelligentie
Vaak combinatie van factoranalyse en informatieverwerking: richten op cognitieve processen die verantwoordelijk zijn voor intellectuele capaciteiten beter zicht welke capaciteiten nog werk vereisen
Componentiële analyses = zoeken naar relaties tussen aspecten (componenten) van informatieverwerking en het IQ van kinderen bvb; snelheid van verwerking, gebruik van strategieën)Nadeel: oorzaken enkel gesitueerd binnen het kind omgeving?
2 hedendaagse benaderingen:o Sternbergs Triarchische Theorie van intelligentie
Triarchische theorie van succesvolle intelligentie: omvat 3 soorten intelligentie (die elkaar in evenwicht moeten houden) en die te maken hebben met:
Vaardigheden i.v.m. informatieverwerking Vaardigheid om nieuwe taken op te lossen Toepassingen op alledaagse situaties
Analytische intelligentie Creatieve intelligentie Praktische intelligentie Toepassen van strategieën Verwerven van informatie Meta-cognitie Zelf-regulering
Nieuwheid van de taak
Automatisering van vaardigheden
Aanpassen aan omgeving Vorm geven aan omgeving Kiezen van een omgeving
belang cultuur!
Intelligentie volgens Sternberg staat nooit los van cultuur & is complex
o Gardners theorie van de meervoudige intelligenties
8
Theorie van de meervoudige intelligenties: omschrijft intelligentie in termen van verschillende ‘sets’ van bewerkingen die individuen toelaten om deel te nemen aan allerlei activiteiten die binnen een cultuur gewaardeerd worden
Er is niet 1 intelligentie, maar er bestaan 8 vormen Elke vorm heeft:
Een unieke biologische basis Een eigen ontwikkelinsgverloop Een eigen eindtoestand (= eigen type van expert)
waarbij culturele waarden en mogelijkheid tot leren beïnvloeden welke intelligente eigenschappen goed ontwikkeld zijn.
Taalkundig Gevoeligheid voor geluiden, ritme en woordbegrippen & functie van taal
Poëet, journalist
Logisch-wiskundig
Gevoeligheid voor, en capaciteit om, logische/numerieke patronen te detecteren & vermogen om om te gaan met lange logische redeneringen
Wiskundige
Muzikaal Vermogen om mooie geluiden voort te brengen, ritme of melodie herkennen en een verfijnde kwaliteit van muzikale expressie
Speler van een instrument, Componist
Ruimtelijk Mogelijkheid om de visueel, ruimtelijke wereld precies te zien, om veranderingen in die perceptie naar voor te brengen en om aspecten van de visuele ervaringen te recreëren bij afwezigheid van relevante stimuli
Beeldhouwer, gids
Lichaams-bewegelijk
Mogelijkheid om het lichaam vaardig en expressief te gebruiken, zelfs voor doelgerichte onderstellingen of de mogelijkheid om vaardig met voorwerpen te handelen
Danser, atleet
Natuur Mogelijkheid om verschillende variëteiten van dieren, planten en mineralen te herkennen en te classificeren.
Bioloog
Interpersoonlijk
Mogelijkheid om op een gepaste manier stemmingen, temperamenten, motivaties en bedoelingen van anderen te herkennen en erop te reageren
Therapeut, verkoper
Intrapersoonlijk Mogelijkheid om complexe, innerlijke gevoelens achter te stellen en hen te gebruiken als gids bij iemands gedrag, kennis van zijn eigen zwakken en sterke punten, verlangens en intelligentie
Persoon met goede zelfkennis
Kritiek : geen stevige (neurologische) basis in onderzoek + 8 types overlappen vaak
Voordeel: goede basis voor werk met hoogbegaafden 4
9
Verklaren van verschillen in IQ
Genetica: verklaart ongeveer de helft van de verschillen Omgeving
o Socio-economische statuso Cultuur
Verschillende communicatiestijlen 'Cultural bias’ in inhoud van tests
Verschillen tussen groepen zijn aanzienlijk:o Afro-Amerikaanse kinderen blanke kinderen verschil van 15 IQ punten o Lage socio-economische status hoge socio-economische status verschil van 9 IQ
punteno Ook grote verschillen binnen elke etnische/SES groep
Adoptiestudies tonen invloed van beide Etnische verschillen zouden eerder cultureel dan genetisch kunnen zijn Verklaringen:
o ’70 (Jensen) vooral erfelijkheido ’90 (Hernstein & Murray) aanzienlijke bijdrage van erfelijkheid, maar precieze rol van
genen en omgeving blijft onduidelijk Erfelijkheid en omgeving
o Verwantschapsstudies: Door vergelijking van verschillende soorten van verwanten wordt de
erfelijkheidscoëfficiënt geschat: bedraagt 50% van de verschillen in IQ Bvb; eeneiige vs twee-eiige tweelingen
o Nadelen: Effect genen overschat, effecten omgeving onderschat Geen inzicht in interactie genen-omgeving
o Meer info via adoptiestudies: Laag IQ moeders: testresultaten sterk verbeterd, maar niet zo goed als bij
hoog-IQ moeders Afro-Amerikaanse kinderen na adoptie: hoger IQ maar IQ daalt in
adolescentie (motivatie?) Culturele invloeden
o Etnische verschillen mogelijkheid ook gevolg van test bias (waarbij bias = vooringenomenheid)tests doen beroep op kennis en vaardigheden waarvoor niet alle groepen van kinderen gelijke kansen gehad hebben om die te leren!
o Verschillende visies: Tests meten succes in de cultuur die alle groepen gemeenschappelijk hebben Bredere visie op ‘test bias’
gebrek aan ervaring met bepaalde soorten kennis / communicatie negatieve stereotypen over etnische groep kind
o Culturele factoren kunnen testprestaties negatief beïnvloeden:
10
Communicatiestijlen Testinhoud Stereotypen
o Communicatiestijlen:
Type van vragen Stijlen van communicatie Blanke gezinnen: ‘onechte’ vragen met
als doel kennis te trainen Afro-Amerikaanse gezinnen : ‘echte’
vragen, analogievragen of uitlokkers (om verhaal te laten vertellen) ontwikkelen complexe verbale vaardigheden
Collaboratieve stijl (lagere SES): samenwerken op gecoördineerde, vlotte manier, allemaal gericht op zelfde aspect van probleem
Hiërarchische stijl (hogere SES): ouder zegt kind wat te doen, kind werkt onafhankelijk
o Testinhoud: Kinderen uit andere culturen hebben bv. meerdere en andere betekenis voor
bepaalde woorden. Maar de ingreep om de testen te veranderen door het elimineren van verbale items en het toevoegen van meer performantie- en spatiale taken had weinig effect.
Leermogelijkheden zijn ook nodig voor nonverbale items Hoe langer op school, hoe hoger IQ
o Stereotypen: Bedreiging door negatieve stereotypen = de vrees om beoordeeld te
worden op basis van een negatief stereotype. Kan leiden tot angst en zo tot minder goede prestatiekinderen van etnische groepen bewust van negatief stereotype + mededeling dat dit een test is prestatie kinderen daaltlager secundair onderwijs; school is niet belangrijk zelfbescherming tegen negatieve stereotypen
o Hoe culturele bias verminderen in tests?
11
Vaak onderschatten van ‘ware’ IQ (vooral bij andere culturen) Dynamisch testen = vernieuwing in testen waarbij de volwassene gericht
leren inbouwen in testsituatie om na te gaan wat kind kan doen met behulp van sociale ondersteuning (~Vygotsky; zone naaste ontwikkeling) MAAR dynamisch testen voorspellen prestaties op school NIET beter dat de traditionele tests
(VS en Canada) afstuderen/slagen afhankelijk van scores op tests (high stakes testing)
Taalontwikkeling
Woordenschat - toename (x4) tijdens lagere school- 20 nieuwe woorden per dag
Grammatica - passieve wijze- subtiele verschillen (bv. 'infinitive phrases')
Pragmatiek - zich aanpassen aan mensen en situaties- formuleren verzoeken om te krijgen wat ze willen
Woordenschat o Door structuur van complexe woorden te analyseren en door begrijpen vanuit
context (bij lezen)o Grotere precisie in denken over en gebruik van woorden
bv. Definities Eerst functies of uitzicht Later: synoniemen en uitleg over categoriale relaties
o Inzicht in meervoudige betekenissen (bv. 'cool') Subtiele metaforen Raadsels en woordspelletjes
Grammaticao Passieve wijze beter gebruiken (van 'verkorte' naar volledige vorm)o Infinitiefzinnen beter begrijpen bv. Verschil tussen "Jan wil graag anderen een plezier
doen" tegenover "Het is makkelijk om Jan een plezier te doen") Pragmatiek (=communicatieve aspect van taal)
o Preciezere beschrijving van voorwerpen (tussen gelijkaardige voorwerpen)o Meer verfijnde communicatiestrategieën (bv. Iets vragen)o Verhalen: meer organisatie, detail en expressiviteito Stappen in ontwikkeling
4-5 jaar: vertellen wat gebeurd is 6-7 jaar: situering en coherentie 8+ jaar: klassieke vorm (= hoogtepunt + afronding)
evaluatieve commentaren o Verschillen tussen culturen: 2 stijlen
Zich richten op een thema (topic-focused)
12
Associaties maken bij thema (topic-associating) Twee talen leren:
Op verschillende manieren:o OF beide talen tegelijk leren (beste manier) o OF eerst de ene taal, dan de andere (duurt 3-5jr om tweede taal te beheersen)
gevoelige periode: kindertijd met continue daling van het bereikte niveau in functie van latere aanvangsleeftijd
Tweetaligheid heeft positieve gevolgen voor ontwikkeling:o Aandacht, redeneren, conceptvorming, flexibiliteito Meer nadenken over taal o Overzetten taalvaardigheden van de ene taal naar de andere
Tweetalig onderwijs:o Onderdompeling of taalbad
Bvb; Engelstalige kinderen krijgen les in Frans (Canada)o Tweetalig onderwijs (= integreren van moedertaal in onderwijs)
Bvb; VS: Spaans Gevaar: ontoereikende taalbeheersing in de twee talen
Indien 2 talen geïntegreerd in leerplan; dan presteren kinderen van minderheidsgroepen (andere taal) beter!
Probleem VS : andere talen (zoals Spaans) niet gewaardeerd in bredere samenleving
Leren op school
Klasgrootte
Kinderen die consistent in kleinere klassen hebben gezeten (van kindergarten tot 3e leerjaar) doen het later beter dan kinderen die in klassen van normale klasgrootte gezeten hebbenVerklaring:
o onderwijzers: minder tijd aan discipline, meer individuele aandachto kinderen: meer geconcentreerdo kinderen: betere deelname aan klasgebeureno kinderen: positievere houding t.o.v. school
13
Onderwijsopvattingen
Traditionele klas Constructivistische klas (invloed Piaget)°Onderwijzer is enige bron van gezag in klas inzake kennis, regels & beslissingen°Onderwijzer is meestal aan het woord°Leerlingen zijn passief en luisteren°Vooruitgang geëvalueerd via uniforme normen
°Leerlingen aangemoedigd om zelf kennis op te bouwen°Kinderen reflecteren op en coördineren hun ervaringen°Leerlingen werken in kleine groep of individueel°Leraar begeleidt en ondersteunt volgens behoeften van kinderen°Vooruitgang geëvalueerd door vglk met eigen vroegere ontwikkeling; vglk met andere lln is minder belangrijk
Historische evolutie: Slingerbeweging: Jaren ’60 constructivistisch MAAR later klassiek
Beide benaderingen hebben voor & nadelen:o Klassiek
+: betere prestaties vooral bij oudere kinderen-: motivatie neemt af (vooral bij lage SES)
o Constructivistisch+:kritisch denken, grotere sociale en morele rijpheid, positieve houding t.o.v. School-: iets mindere prestaties
Sociaal-constructivisme (Vygotsky)o = kinderen nemen deel aan breed bereik van uitdagende activiteiten met andere
kinderen en leraar, met wie ze samen kennis opbouwenworden competente leden van en dragen bij tot hun klasgemeenschapboeken vooruitgang in cognitieve en sociale ontwikkeling
o Principes: Leraren zijn partners in het leerproces Ervaring met vele types van symbolische communicatie in betekenisvolle
activiteiten Onderwijs aangepast aan de zone van de naaste ontwikkeling van de leerling Vertalen van deze principes in praktijk van klasgebeuren
Bvb; Leren door samenwerking een onderwijzer & 2-4 lln werken samen als groep en nemen om de beurt de leiding van een dialoog over een tekst. Binnen deze dialoog worden 4 strategieën toegepast: vragen, samenvatten, verduidelijken, voorspellen
o Dialoog Vragen stellen (leider)
Antwoorden, nieuwe vragen, tekst opnieuw lezen Samenvatten (leider)
Discussie over deze samenvatting Verduidelijken (allen)
Alle groepsleden helpen elkaar
14
Voorspellen (leider)Ideeën over wat er in tekst gaat volgen
o Effect Grote vooruitgang in begrijpend lezen Zone van naaste ontwikkeling gecreëerd Belangrijke vaardigheden voor gewone leven aangeleerd
Interactie onderwijzer-leerling
Kenmerken goede onderwijzer:o Zorgzaamo Behulpzaamo Stimulerend
Stimuleren: vele Amerikaanse onderwijzers beklemtonen drill en herhaling MAAR meer aanwezig en meer vooruitgang (rekenen) als klemtoon ligt op het denken van hoger niveau (stimulatie)Onderwijzers behandelen kinderen anders:“Brave” kinderen: meer aanmoediging“Stoute” kinderen: meer conflict, meer kritiek Meer effect van aandacht bij lage SESZelf-vervullende voorspelling
Opvattingen van onderwijzers over kinderen vaak te extreem door:o Self-fulfilling prophecies = kinderen nemen de positieve / negatieve beelden over
die hun onderwijzers over hen hebben en beginnen zich te gedragen in overeenstemming met die verwachtingen
o effecten minder uitgesproken bij kinderen die minder goed prestereno meestal negatief vooroordeel bij onderwijzers: lagere verwachtingen bij lln die
minder goed presteren o minderheidsgroepen bedreiging door negatief stereotype
Samenbrengen van leerlingeno Homogene klassen
Belangrijke bron zelfvervullende voorspellingen Doet kloof tussen hoog- en laag-presteerders toenemen
o Leerlingen uit verschillende studiejaren samenzetten (heterogeen) Vaak betere prestaties, hogere zelfwaardering en positievere houding t.o.v.
school o Leren door samenwerking
Onderwijs voor kinderen met specifieke behoeften
Leerproblemeno Inclusief onderwijs
= kinderen met leerproblemen zitten in een gewone klas tijdens deel van schooldag. Bedoeling is hen beter voor te bereiden op deelname aan de maatschappij
15
o Volledige inclusie= voltijds plaatsen van deze kinderen in gewone klassen
Verschillende types van kinderen o Lichte mentale handicap (‘mild mental retardation’) = IQ tussen 55 en 70 en
aanpassingsproblemen in gewone leveno Leermoeilijkheden (‘learning disabilities’) = veel moeilijkheden met één of meer
aspecten van leren, vaak lezen. Prestaties daardoor veel lager dan verwacht op basis van IQ.
Effect van inclusief onderwijs en volledige inclusie op verbetering prestaties op sociale integratie in klasgebeuren
Effect onduidelijk: Sommige kinderen hebben er baat bij, andere niet Verbetering van prestaties hangt af van ernst van leerproblemen en van
aangeboden ondersteuning Vaak verworpen door kinderen uit gewone klas
niet snel genoeg in spel of gesprek weinig sociaal aanvoelen (‘social awareness’) en responsiviteit
Altijd nadelen? Neen, is te extreem Soms wel voordeel aan opname in gewone klas Beste regeling = (1) volledige inclusie met steun of (2) begeleid door
taakleraar in afzonderlijke ruimte met aangepaste materialen (‘resource room’) op individuele basis of in kleine groep tijdens deel van de schooldag en in gewone klas voor rest van de dag
Kinderen brengen dus variabel deel van tijd door in gewone klas, afhankelijk van hun mogelijkheden
Bijzondere maatregelen om aanvaarding door leeftijdgenoten te bevorderen samenwerken in gemengde groepen voorbereiden op komst kind met specifieke behoeften
Hoogbegaafd= geven blijk van buitengewone intellectuele mogelijkheden. Dus: hoog IQ (130 of meer)
o Creativiteit = het vermogen om iets te produceren dat origineel is en dat tegelijk bruikbaar is, iets waar anderen nog niet aan gedacht hebben, maar dat in een of ander opzicht nuttig blijkt
o Divergent denken = het genereren van vele en ongebruikelijke mogelijkheden als men geconfronteerd wordt met een probleem of een opdracht
o Convergent denken = er is één enkel correct antwoord dat moet gegeven worden (meestal bij intelligentietests)
o Veel tests van divergent denken (zie Figuur)o Meestal creativiteit in één enkel domein
Talent = buitengewone prestaties in een specifiek domein (bv. schrijven, wiskunde, muziek)
Reeds aanwezig in kindertijd Maar ook stimulerende omgeving (bv. ‘democratisch’ opvoedende ouders)
16
o Extreem getalenteerd zijn leidt vaak tot sociale isolatie proberen talent te verbergen (meisjes) meer emotionele en sociale problemen
o Er zijn veel experten, maar weinig echte creatievelingen o Verschillende programma’s
‘verrijking’ van gewone klassen speciaal soort onderwijs (vaakst) laten overgaan naar hoger studiejaar
o Alle programma’s leveren goede resultaten op (op schools en sociaal vlak), maar vaardigheden moeten ingeoefend kunnen worden
o Verschillende programma’s geïnspireerd door Gardners theorie van de meervoudige intelligentie (zie eerder) (bv. inoefenen door schrijven of tekenen).
o Meer onderzoek over effect programma’s nodig, maar helpen wel ongewone talenten beklemtonen van schijnbaar gewone of “zwakke” leerlingen
Internationale vergelijkingen
Amerikaanse kinderen doen het slechter dan Finse en Aziatische kinderen (Hong Kong, Japan, Korea, Taiwan)
Canadese kinderen doen het beter dan Amerikaanse PISA: Program for International Student Assessment Verklaring:
o Onderwijs minder uitdagend en minder gefocusto Minder goede leerstrategieën (vooral van buiten leren)o Invloed van wetgeving (No Child Left Behind)o Grotere verschillen in prestaties tussen scholen (onderwijssysteem minder
rechtvaardig in aanbieden van kwaliteit)o Grote verschillen tussen leraren
17
Finland en Aziatische landen: sociale invloedeno Klemtoon op inspanningo Ouders helpen meer met huiswerko Ambitie (streven) gezien als morele verplichtingo Tijd besteed aan onderwijs
=> Verenigde Staten:o Meer uitdagend onderwijso Verbeteren opleiding lerareno Ouders stimuleren om kinderen te begeleideno Investeren in kleuteronderwijso Ongelijkheid verminderen
18
Top Related