AMSTERDAMNOIR
62 Nieuwe Openingen 8
62
Duistere terreinen Miriam V.
Is het unheimische gevoel dat veel mensen ervaren op een verlaten bedrijventerrein terecht? Cijfers tonen aan van niet; bedrijventerreinen zijn relatief veilig. De kans dat je als burger slachtoffer wordt van een misdrijf op een bedrijventerrein, is stukken kleiner dan in een woonwijk.
Amsterdam beschikt over diverse bedrijven-
terreinen. De gemeente ontwerpt en beheert
deze terreinen, ze verpacht de grond, regelt de
vergunningen en komt in geval van nood de
brand blussen. Als er een duistere zijde is aan
bedrijventerreinen, dan móet de gemeente
daarmee in aanraking komen. Dat bleek inderdaad
tijdens de start van het onderzoek voor dit artikel.
Alleen wilden verschillende ambtenaren, waarvan
werd gezegd dat zij uren konden vertellen over
wat ze op bedrijventerreinen meemaakten, voor
dit artikel niet praten. Ze wilden hun ingrijpende
herinneringen niet oprakelen, hadden bij
nader inzien toch niet zo veel meegemaakt, of
krabbelden terug omdat hun anekdotes enkel
waren gebaseerd op vermoedens. Elke nieuwe
afwijzing maakte mijn eigen unheimische gevoel
over de Amsterdamse bedrijventerreinen groter.
Wat gebeurt daar in godsnaam allemaal?
Amsterdam Noir 63
63
Hier kan het
Onzichtbaarheid, dat is waarschijnlijk de grootste
aantrekkingskracht van bedrijventerreinen op
illegale praktijken. Duistere praktijken worden
het liefst door niemand gezien. Daarom is een
gebied zonder pottenkijkers het aantrekkelijkst.
Het Westelijk Havengebied is wat dat betreft
populair: het is enorm uitgestrekt en heeft
relatief zeer weinig passanten. Bovendien
zorgt de nabijheid van de haven voor
smokkelmogelijkheden. In het gebied gebeuren
daardoor diverse louche dingen. Er zijn
bijvoorbeeld wel eens auto’s met de inzittenden
er nog in in brand gestoken, de politie rolt er
regelmatig wietplantages op en gestolen auto’s
krijgen er een nieuwe, illegale identiteit.
Het meest beruchte deel van het Westelijk
Havengebied is de Heining, het deel waar in
november 1983 Freddy Heineken wekenlang
zat opgesloten in een loods. Die loods is twee
jaar geleden gesloopt. Tot die tijd diende hij
als een minimuseum en als eindpunt van
de toeristische crimitour door Amsterdam.
De cel van Heineken was een doos-in-
doosconstructie, gemaakt van grote betonnen
blokken en geïsoleerd met houtwol. Als je daar
een kanon in afschoot, vlogen de vogels buiten
niet eens op. Niet gek dus, dat van Kooten en de
Bie ten tijde van de ontvoering van Heineken op
hetzelfde terrein geheel onwetend tv-opnamen
voor hun satirische programma maakten.
En dat veroorzaakt nu precies het gevoel dat veel
mensen dus niet geheel onterecht op achteraf
gelegen bedrijventerreinen bekruipt. Als je op
zo’n plek bent, dan weet je gewoon: hier kan het.
Hier kan, zonder dat je het weet, van alles gaande
zijn, wat het daglicht niet verdraagt.
Om te starten
Oorspronkelijk was de Heining bedoeld voor
opstartende bedrijven; het lag ver van de stad
vandaan en de huren waren laag. Maar al snel
bleken deze kenmerken ook andere, clandestiene,
bezigheden aan te trekken. De gemeente vond
dat soms ook wel handig; een terrein waar zaken
naar verplaatst konden worden, die elders voor
overlast zorgden. Misschien moeilijker zichtbaar,
maar wel goed te handhaven als dat nodig mocht
zijn. De Heining heeft namelijk maar twee
toegangswegen. Als je die afsluit, kun je het
gebied grondig doorzoeken. Dat heeft de politie
wel eens gedaan en trof toen wapens, drugs en
gestolen auto’s aan.
Tegenwoordig vind je op de Heining onder
andere het Amsterdams straattheater en een
broedplaats voor kunstenaars, grotendeels
beeldhouwers. Op de Heining kunnen
ze het lawaai maken, dat elders in de stad
niet wordt getolereerd. Verder zitten er een
mestoverslagbedrijf, hobbygarages en een goede
autospuiterij. Ook voor uitdeuken is de Heining
een topplek. Je kunt er dus op zaterdagmiddag
met een gerust hart met je auto naartoe.
Toch zegt dat niet alles, want overdag zijn de
meeste bedrijventerreinen veilig. Dat ligt wat
anders tussen drie en zes uur ‘s ochtends. Dat zijn
de meest ‘duistere’ uren. Je kunt er dan naartoe
gaan, maar niet met een chique auto. Want
behalve kunstenaars, schuiven ook criminelen
gemakkelijk de afgelegen hoeken in.
64 Nieuwe Openingen 8
64
Om te wonen
Naast weinig passanten hebben bedrijventerreinen
nauwelijks bewoners, waardoor de sociale
controle nihil is. Bewoning wordt bijna nooit
toegestaan, want bedrijven hebben ruimte
nodig om te functioneren zonder overlast te
veroorzaken. Als op een onbewaakt moment
toch mensen zijn neergestreken, wordt dat soms
gedoogd. Die bewoners zijn deels hardwerkende
mensen die hun werk dichtbij huis willen hebben
en daar de klok rond aan willen werken. Denk
bijvoorbeeld aan kermisexploitanten die vaak
opslag of pakwagens hebben en hun materialen
en wagens moeten onderhouden. Daarnaast
wonen er ook echte vrijbuiters, mensen die
niet goed passen in de aangeharkte stad. Zij
worden naar afwijkende woonomgevingen
gedreven, zoals de ruige omgeving van een
bedrijventerrein.
Tegelijkertijd leven op bedrijventerreinen ook
mensen die niet helemaal pluis zijn. Iets waar
je rekening mee moet houden als je zo’n gebied
bezoekt. Zo bracht een gemeenteambtenaar eens
de huur- en onderhuurcontracten in kaart op de
Heining. Een onderzoek dat nodig was omdat
het ontbreken van overzicht over wie wat huurt,
criminaliteit in de hand werkt. Tijdens een van
de huisbezoeken lag er bij de huurder een pistool
op tafel. Zo maar, toevallig.
Naast bewoners met pistolen kon en kun je
op bedrijventerreinen ook andere bijzondere
mensen ontmoeten. Vroeger bijvoorbeeld
Willem de Koperbrander. De meest markante
huurder en illegale bewoner van de Heining ooit.
Een notoire boef, die alles deed wat god verboden
had. Het bekendst was hij om zijn gestolen
koperdraden. In de open lucht brandde hij de
huls eraf, daarna verkocht hij het koper door.
Door wildgroei was Willem een markante
verschijning: hij had hij een gigantische
neus en handen. Zo erg, dat hij zelfs
niet in de boeien kon worden geslagen
als hij weer eens werd gearresteerd.
Willem was naast boef, ook een onofficiële
gesprekspartner van de gemeente. Een collega
met een goed hart bracht hem een tijd lang
iedere week een halve kip van de Febo. Omdat je
via Willem veel te weten kwam, maar ook omdat
zijn ongure activiteiten niet altijd lucratief leken
en hij wel wat extra eten kon gebruiken.
Om te vozen
Omdat wat in de binnenstad voor overlast
doorgaat, vaak niet als zodanig wordt ervaren
op bedrijventerreinen, bedacht de politiek in de
jaren negentig dat het Westelijk Havengebied
een goede plek zou zijn voor een tippelzone voor
aan heroïneverslaafde prostituees. Dit leidde
tot een terrein aan de Theemsweg waarbij de
veiligheid voor de prostituees voorop stond.
De ontwerper van de gemeente had aan alles
gedacht. Een paniekbel kon er bijvoorbeeld voor
zorgen dat het hele terrein vol in het licht stond.
En tussen de schotten van de afwerkplek stond
de vaste prullenbak dicht bij de autodeur van de
klant. Daardoor ging de deur niet ver open en kon
de klant niet snel de auto uit, maar de prostituee
in geval van nood wel.
De huurders van een volkstuinencomplex dat er
pal naast lag vonden de tippelzone trouwens niet
zo’n lumineus idee van de politiek. Op de avond
van de officiële opening waren ze zó boos, dat
ze de verantwoordelijke ambtenaren dwongen
zich terug te trekken in een van de gebouwtjes
Amsterdam Noir 65
65
op het terrein. Die zaten daar een paar uur lang
gegijzeld voor de politie ze kon ontzetten.
Ondertussen ligt het terrein aan de Theemsweg er
verlaten bij. De komst van mobieltjes veranderde
de noodzaak voor het terrein: afspraakjes tussen
klant en prostituee zijn nu snel, en op afstand,
gemaakt. Vandaag de dag kun je na kantoortijd
nog steeds wel een stil plekje vinden op een
Amsterdams bedrijventerrein om je auto te
parkeren en de liefde te bedrijven, betaald of
onbetaald. Maar een paniekbel tref je er niet meer
aan.
Om te verbergen
Duistere zaken geven zich niet zomaar prijs. Dat
zorgt soms voor nare verrassingen. De brandweer
weet bijvoorbeeld niet altijd van tevoren dat een
brandmelding of een melding van wateroverlast
is veroorzaakt door duistere praktijken. Zoals
die keer dat er rook uit een loods kwam. Eenmaal
binnen kon de brandweer de brand vreemd
genoeg niet vinden. Uiteindelijk braken ze een
muur door en vonden daarachter de brand, plus
een hennepkwekerij.
Dat de brandweerlieden de deur naar de
brandende ruimte niet meteen hadden gevonden,
was een geluk bij een ongeluk, want het had
slecht met ze kunnen aflopen. Criminelen zijn
namelijk bang voor elkaar. De kans bestaat
immers altijd dat de concurrent op jouw spullen
uit is. Bij toegangsdeuren neemt een eigenaar
daarom wel eens extra veiligheidsmaatregelen.
Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat je, als je de
deurknop aanraakt, direct via een verborgen
camera bent verbonden met die eigenaar. Dan
weet hij tenminste wie zijn wietplantjes jat.
In de loods waar de brandweer die dag bluste,
had de eigenaar een ander foefje gebruikt. De
deurknop stond onder een hoog voltage stroom.
Gelukkig was de deur verstopt achter een
archiefkast en vond de brandweer hem dus pas
nadat ze doorhadden dat de hennepkwekerij
wellicht ‘extra beveiligd’ was.
66 Nieuwe Openingen 8
66
Om op te rollen
Kun je zelf met een geoefend oog illegale
praktijken op een bedrijventerrein waarnemen?
Soms. Bijvoorbeeld als er opvallende
veranderingen plaatsvinden. Stel, je ziet dat bij
een loods ineens de ramen zijn dichtgeplakt en
dat er een nieuwe airco aan de buitenkant zit
met een grote afvoerpijp eraan. Grote kans dat
het om een wietplantage gaat. Vreemde pijpen
en buizen zijn sowieso een goede aanwijzing.
Als er vanuit een gebouwtje veel buizen naar
de bodem lopen, waar de bedrijfsfunctie geen
logische verklaring voor geeft, kan het pand een
drugsfabriekje zijn.
Ook sneeuw kan illegale praktijken aan het licht
brengen. Zo zal het opvallen als er bij een loods
na sneeuwval na verloop van dagen geen enkel
spoor rond de loods is te zien, terwijl er op papier
een bedrijf zit dat nogal intensief gebruik van
de loods zou moeten maken. De kans bestaat
dan dat je bij binnenkomst allerhande gestolen
spullen aantreft, die staan ‘af te koelen’ voordat
ze verder worden verhandeld. Na een diefstal
kan een dief immers beter even wachten. Als het
slachtoffer en de politie de hoop op terugvinden
opgeven, loop je minder snel tegen de lamp
wanneer je je spullen probeert te slijten. Voor
zo’n afkoelperiode is een anonieme loods op
een bedrijventerrein ideaal. Dankzij oplettende
ambtenaren zijn door uitblijvende sporen in de
sneeuw een tijd geleden tien gestolen Peugeots
ontdekt.
Iemand die zich wil oefenen in het opsporen
van illegale praktijken, moet vooral regelmatig
terugkomen, goed rondkijken en gespitst zijn
op veranderingen. Een praatje maken met deze
of gene kan ook wonderen doen. Zorg wel voor
een betrouwbare informant. Toch blijf je ook
dan nog genoeg duistere zaken missen. De
criminelen zijn ook niet gek en worden, net als
de opsporingsbeambten, steeds slimmer.
Om te dumpen
Wat je wel makkelijk kunt waarnemen, maar
meestal als het te laat is, is een andere populaire
duistere praktijk op bedrijventerreinen: illegaal
dumpen. Bijvoorbeeld van gestolen handtasjes,
waar de waardevolle inhoud al is uit gehaald. Het
schijnt dat de bosjes van Overamstel, net over
de Utrechtse brug, vol liggen met handtasjes die
van hun bazinnen zijn ontvreemd. Ga er eens
kijken of er iets van je gading bij is.
Ook vaten met mysterieuze restproducten zijn
criminelen liever kwijt dan rijk. Het destijds
nog onbebouwde terrein tegenover de Volpak
benzineterminal in het Westelijk Havengebied
is daar eens voor gebruikt. In de sloot langs het
spoortalud dreven op een gegeven moment hele
Amsterdam Noir 67
67
68 Nieuwe Openingen 8
68
rijen vaten. Maar ook op het vlakke bouwterrein
wordt gedumpt. De douane was een keer getuige
van een dump. De criminelen verdwenen als de
wiedeweerga en de verschillende vaatjes die ze
achterlieten lekten en veroorzaakten stoom uit
de bodem. De inhoud, zo bleek na komst van de
brandweer, bestond uit drugschemicaliën.
Dumpen van illegale stoffen is populair, omdat
de vaten meestal een poosje kunnen liggen voor
ze worden ontdekt. De kans op het onverwacht
aantreffen van gevaarlijke stoffen is het grootst
bij de kleine scharrelaars en de oude vervallen
industrieterreinen. Grote moderne bedrijven
hebben bedrijfsdeskundigen of een portier met
kennis van alle gevaarlijke stoffen van het bedrijf.
Zij dragen zorg voor deze stoffen en de correcte
afhandeling ervan. Kleinere bedrijven hebben
dat niet.
Als je verdachte opslag wilt zien kun je je blik
ook richten op legale bedrijfspanden, waar
iedereen per maand een opslagruimte kan huren.
Natuurlijk staat in hun voorschriften dat er
geen brandbare, illegale en gevaarlijke spullen
mogen worden opgeslagen, maar dat is moeilijk
te voorkomen. Daardoor zijn dat soort panden
letterlijk een black box. Je weet nooit wat je er
tegen kan komen.
Datzelfde geldt voor veel loodsen. In 2011 zocht
de politie rond oud en nieuw op Amsterdamse
bedrijventerreinen naar illegaal vuurwerk. Ze
vond een loods vol, waar ook los kruit op de grond
lag. Vanwege brandgevaar werd de brandweer
erbij gehaald. Behalve het vuurwerk stonden
in de loods twee grote kuubcontainers benzine.
Daarmee kun je een motorboot laten varen, maar
een crimineel kan er ook cocaïne mee wassen.
Dat werkt zo: in Colombia wordt de kleding in
een hoge concentratie cocaïne gedompeld en
daarna gedroogd aan de waslijn. Die kleding gaat
in een doodgewone koffer, die een zogenaamde
toerist meeneemt naar Nederland. In Nederland
wast de crimineel de cocaïne er dan weer uit met
oplosmiddelen zoals spiritus, aceton, alcohol of
benzine. Dat heeft één nadeel: het zijn hartstikke
brandbare goedjes. Zo komt de brandweer ze
vaak tegen als het uit de hand is gelopen.
Om te eindigen
Stille bedrijventerreinen trekken helaas ook
wanhopige mensen. Dat is een belangrijke
reden om toch niet met een wijde bocht om een
auto op een afgelegen plek heen te lopen. Ook
al stuit je voor hetzelfde geld op vissers, zware
criminelen of de liefde bedrijvende types, je
redt misschien een leven. Want een regelmatig
gebruikte zelfmoordmethode is het mengen
van chemicaliën in de kleine afgesloten ruimte
van een auto. Als de inzittende de giftige gassen
inhaleert die daaruit ontstaan, duurt het leven
niet lang meer. Ook daarvoor kiezen mensen
soms Amsterdamse bedrijventerreinen uit.
Verlaten van alles en iedereen.
111
Amsterdam Noir 111
In
het
hol
st v
an d
e n
ach
t
Tekst: Maurits de H. Beeld: Jepke van H.
112 Nieuwe Openingen 8
112
In de globaliserende economie is 24/7 een gevleugeld begrip: werk- en openingstijden zijn fluïde geworden, nachttreinen rijden volgens een vaste dienstregeling, financiële specialisten zijn permanent alert, ons teken- en rekenwerk wordt aan de andere kant van de wereld voortgezet als het hier nacht is.
Steeds meer mensen werken ’s nachts in deze 24-uurseconomie.Toch is dat minder nieuw dan het lijkt. De Hoogovens en de Hemcentrale waren altijd al volcontinubedrijven met een ploegendienst; het vuur moet immers aan blijven. Ook in de haven wordt dag en nacht doorgewerkt. En denk eens aan wegwerkers, die juist ’s nachts aan de tramrails werken, schoonmakers op Schiphol, chauffeurs die groente en fruit afleveren bij het Foodcenter. Ook bij veel andere bedrijven en instellingen wordt ’s nachts doorgewerkt, al gebeurt dat als vanouds op een lager pitje, zoals in de zorg, hotels en in gevangenissen.
Tegelijkertijd kennen we nog steeds zoiets als ‘het holst van de nacht’. Rond vijf uur ’s ochtends is het stil in Amsterdam. Maar dé nacht, die bestaat niet meer.
Amsterdam Noir 113
113
Donny werkt bij het Afval Energie Bedrijf..
114 Nieuwe Openingen 8
114
In Zuidoost heeft het Leger des Heils een begeleid- wonenproject voor jongeren van 18 tot 25 jaar. Dennis is nachtwacht en registreert of iedereen thuiskomt, gaat achter jongeren aan.
Amsterdam Noir 115
115
Labib werkt bij de Persgroep. Als rond middernacht de redactie sluit, wordt eerst nog de laatste hand gelegd aan de opmaak
en vervolgens starten de persen. Om een uur of vijf komen de vrachtwagens de kranten ophalen voor distributie.
116 Nieuwe Openingen 8
116
Amsterdam Noir 117
117
Anton en Linda zijn politieagenten op de Wallen.
118 Nieuwe Openingen 8
118
Op de Wallen is het misschien wel het langst druk op straat. Matthijs werkt bij Shelter Christian Hostels.
Amsterdam Noir 119
119
Zwart Omrand
Omgaan met duisternis
122 Nieuwe Openingen 8
122
Als het donker wordt, doe je het licht aan; dat
vinden we volstrekt normaal. Hoe anders was
dat in de eerste 98 van de 100 eeuwen dat
er steden zijn: als de avond viel bepaalde de
bewolking en de maanstand of je de volgende
zeven tot zestien uur in je huis en op straat
nog iets kon zien. Een rijke bovenlaag kon zich
onbeperkt kaarsen of olielampen veroorloven,
de armen hadden heel wat minder te kiezen.
Velen moesten bij een klein lichtje van een
houtspaander of in het duister doorwerken, om
vervolgens niet al te lang na zonsondergang
naar bed te gaan. Dat gold al helemaal tijdens
de koudere seizoenen in onze contreien; in
bed kon je jezelf en je naasten immers het
voordeligst warm houden.
Omgaan met duisternisOver de duistere periode voor de openbare
verlichting bestaat verrassend weinig literatuur,
terwijl het de helft van een mensenleven donker
is. Zonder lampen is het in Amsterdam zo’n
4.380 uur per jaar donker.1 Die uren zijn ongelijk
verdeeld over het jaar. En wat nog lastiger is, is
dat de duur van de nacht alleen in mei, juni en
juli min of meer samenvalt met de menselijke
slaapduur; in driekwart van het jaar is de nacht
eigenlijk te lang.
Die variatie vangen we tegenwoordig
moeiteloos op met verlichting, vroeger ontbrak
die. Voor de meeste Amsterdammers duurde
de duistere tijd lang en eindigde eigenlijk pas
echt nadat alle woningen – en alle ruimten in
die woningen – op het elektrische ‘lichtnet’
waren aangesloten. Dat was pas na de Tweede
Wereldoorlog het geval.
De historicus E. Roger Ekirch2 heeft uniek
onderzoek gedaan naar de nacht. Hij ontdekte
bijvoorbeeld dat tot in de 19e eeuw mensen de
eigen woonomgeving zo goed in het geheugen
prentten dat ze ook zonder licht de weg konden
vinden. Heel bijzonder is dat hij in tal van pre-
industriële bronnen bewijzen vond dat in de tijd
voor de invoering van de straatverlichting anders
met de slaap werd omgegaan. Destijds was niet
de aaneengesloten slaap van acht uren de norm.
Men vond het heel normaal om gesegmenteerd
te slapen: kort na zonsondergang ging je naar
bed voor een ‘eerste slaap’ van een uur of vier
om tegen middernacht weer wakker te worden.
Na een uur van bidden, contemplatie en/of
vrijen begon de ‘tweede slaap’ van opnieuw
vier uur. Ekirch merkt op dat de nacht zo ook
een tijd werd van reflectie en rust in een vorm
van privacy die overdag niet bestond.
De dagelijkse herhaling van het donker worden
had vanzelfsprekend grote invloed op het
gewone leven en de cultuur. In onze vooral
christelijke traditie wordt de nacht vaak als
negatief gezien en veelal geassocieerd met
‘slechte’ zaken. Je ziet het terug in spreekwoorden
en metaforen, zoals de term ‘levensavond’ voor
de laatste levensjaren die impliceert dat daarna
Epiloog
Zwart omrandHans T.
De verlichte stad
Amsterdam Noir 123
123
de nacht van de dood volgt. Eigenlijk is alleen
de Kerstnacht een voorbeeld van een ‘goede’
nacht. In andere religies is de omgang met
de nacht genuanceerder, bij de joden maakt
bijvoorbeeld de avond en daarmee de nacht al
deel uit van de erop volgende feestdag. Bij de
moslims is er zelfs een hele maand, Ramadan,
waarin je pas na zonsondergang mag eten
en drinken, een periode van gezelligheid en
saamhorigheid.
De verlichte stadSinds het begin van openbare verlichting in 1669
is Amsterdam nooit meer in duisternis gehuld.
Al bleven de lantaarns wel uit tijdens volle
maan, ongeacht of er wolken waren. Historici
en economen zien Amsterdam vaak als een van
de eerste ‘moderne’ samenlevingen, de eerste
informatiesamenleving zelfs volgens Dr. Clé
Lesger. In zijn prachtige Handel in Amsterdam
ten tijde van de Opstand, ca. 1550 - ca. 1650
illustreert hij de onstuitbare modernisering in
die jaren. De snelle en omvangrijke invoering
van de straatverlichting in Amsterdam lijkt
Lesger gelijk te geven: in 1682 telde de stad
ongeveer tweehonderdduizend inwoners en
zo’n 2.380 straatlantaarns. Aan de openbare
verlichting werd in dat jaar 24.011 gulden
uitgegeven3, omgerekend naar de koopkracht
van vandaag is dat meer dan 550.000 euro4.
Dat bedrag is vermoedelijk niet toereikend
voor de openbare verlichting in het Amsterdam
van vandaag met 123.000 lichtmasten, 138.000
armaturen en 145.000 lampen.
In 1826 kreeg de stad haar eerste (steenkolen)
gasfabriek en werd begonnen leidingen voor
gasverlichting naar en in de woningen van
de rijkere Amsterdammers aan te leggen.
De uitrol duurde langer dan voorzien en de
kosten waren hoger. De eerste Amsterdamse
aandeelhouders waren dan ook blij dat de
Engelse Imperial Continental Gas Association
(ICGA) hun aandelen wenste op te kopen.
De rest van de negentiende eeuw bleek het
bedrijf zo overheersend in de Amsterdamse
gemeentelijke politiek dat men grapte dat de
afkorting ICGA stond voor ‘Ik Commandeer
Geheel Amsterdam’.
Het bedrijf stelde tot dan toe ongekende
eisen. Zo mocht je pas na zonsondergang de
hoofdkraan open zetten, de lamp(en) vervolgens
slechts gebruiken volgens de geabonneerde
uren en verder mocht de vlam niet hoger zijn
dan acht tot tien centimeter. Om dat allemaal
te controleren diende je de inspecteurs van
de ICGA vrije toegang tot je huis te verlenen,
ongeacht het tijdstip. De hoofdkraan vergeten
dicht te draaien was weinig minder dan een
doodzonde. De strijd tegen het duister had de
stad een externe – en moderniserende – macht
gebaard. Andere private ‘nutsbedrijven’ zoals
de waterleiding van Van Lennep & Co of het
Bell-telefoonmonopolie maakten dankbaar
gebruik van de door ICGA gebaande weg.
De ergernis over de private monopolies
mondde uit in een jarenlange juridische en in
de media uitgevochten strijd. Een stijd die pas
eindigde toen de gemeente in 1897 onder
leiding van wethouder Treub de verschillende
Het schimmenrijk
124 Nieuwe Openingen 8
124
concessies introk, onder andere ICGA en de
eigen gemeentelijke gas-, telefoon, water en
vervoersbedrijven opkocht. Ondertussen waren
in de verschillende gasfabrieken ongekende
hoeveelheden koolteer verwerkt, met als gevolg
vervuilingen die later de herinrichting van de
betreffende gebieden aanzienlijk duurder
zouden maken. Overigens was het na Treub de
beroemde wethouder Wibaut die ervoor zorgde
dat nieuwe gemeentelijke bedrijven werden
omgevormd tot goedlopende en winstgevende
organisaties.
Het schimmenrijk De invoering van openbare verlichting
weerhield mensen er niet van het nachtelijke,
criminele pad te bewandelen, al is het aantal
ultieme misdaden van nu, zoals moord en
doodslag, niet meer te vergelijken met de
aantallen in de onverlichte Middeleeuwen. In
Utrecht stierven toen jaarlijks zo’n 6,4 mensen
per tienduizend inwoners een niet-natuurlijke
dood.5 Omgerekend waren dat zo’n vijfhonderd
onnatuurlijke sterfgevallen per jaar in onze stad,
heel wat meer dan de gemiddeld minder dan
21 in het Amsterdam van 2007 tot en met 2011.
Tegelijkertijd hadden mensen vroeger een
ander begrip van criminaliteit. Veel handelingen
die in het verleden volstrekt normaal werden
gevonden, worden tegenwoordig geheel
anders, als buitengewoon ‘noir’ gezien. Denk
aan de slavenhandel van de West-Indische
Compagnie of de door de VOC goedgekeurde
verovering en het platbranden van het Javaanse
Jakatra of het uitmoorden van de inheemse
bevolking van Banda. Toen heldendaden van
de VOC, nu iets wat we verbinden aan de meest
afzichtelijke dictators.
Stad en criminaliteit zijn, los van het duister,
onlosmakelijk met elkaar verbonden: in grote
steden komen ernstige misdrijven als moord
en doodslag vaker voor. Het dan ook volstrekt
logisch dat men juist in steden alle aandacht
heeft voor het terugdringen van criminaliteit.
De paradox is dat veel repressieve maatregelen
zowel vandaag als in het verleden maar beperkt
werken. Uiteindelijk kan niet in iedere straat een
blauw geklede bewaker lopen en evenmin wil je
overal permanente camera’s. De belangrijkste
bijdrage aan een laag criminaliteitsniveau wordt
wellicht geleverd door een goed ontworpen en
goed functionerende openbare ruimte, een
waarin voortdurend menselijke ogen aanwezig
zijn. Deze door wetenschappers onderbouwde
constatering dwingt, nog meer dan toch al bij
DRO gebruikelijk, tot intense aandacht bij het
ontwerpen van nieuwe wijken en de inzet van
onze kennis bij het aanpassen van de bestaande
stad.
Ook de komende eeuwen zal in Amsterdam
het licht de helft van de tijd niet van de
zon komen. We zullen die uren doorkomen
met zelf opgewekt licht, steeds meer met
behulp van duurzame energie. We zullen de
huidige en nieuwe duistere aspecten van de
stad zoveel mogelijk aanpakken, door een
nog betere ruimtelijke indeling en gerichte
maatregelen. Dat doen we als DRO in een stad
die wij Amsterdammers al 800 jaar met recht
de mooiste van de wereld vinden. Daaraan en
daarin te mogen werken is mij zowel een eer als
een dagelijks genoegen.
Amsterdam Noir 127
127
Bijdragen
Anneke Blokker
Viktor Bos
Niek Bosch
Paco Bunnik
Remco Daalder
Toine van Goethem
Bart van der Heijden
Zef Hemel
Jepke van Hengst
Maurits de Hoog
Hans Tijl
Geert Timmermans
Rick Vermeulen
Miriam Verrijdt
Bart Vlaanderen
Koos van Zanen
Herman Zonderland
Redactie
Karin Borst
Juultje Joosten
Herman Zonderland
Fotografie
Jepke van Hengst
m.u.v.
pagina 16-17
Wolfgang Josten
pagina 70-72
Doriann Kransberg
pagina 76-77
Edwin van Eis
pagina 89-93
Maarten Nauw
Vormgeving
Herman Zonderland
Kaarten
Bart de Vries
met dank aan O+S
Drukwerk
Calff & Meischke,
Amsterdam
COLOFON
Nieuwe Openingen is een uitgave van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) van de Gemeente Amsterdam. Nieuwe Openingen is een opiniërende reeks waarmee DRO beoogt een inspirerende bijdrage aan het debat in het vakgebied te leveren. De inhoud betreft de persoonlijke mening van de auteurs en kan afwijken van vastgesteld beleid.
Dienst Ruimtelijke Ordening
Postbus 2758
1000 CT Amsterdam
www.dro.amsterdam.nl
isbn 9789075077001
Nieuwe Openingen, nr. 8, december 2012
Top Related