Laatste wijziging: 24-6-2015
2
Inhoud
Inhoud
Inleiding ..................................................................................................................................... 3
VVE ............................................................................................................................................. 5
De functie van de peuterspeelzaal ............................................................................................ 7
Visie op de ontwikkeling van de peuter .................................................................................... 8
Rol van de Pedagogisch Medewerker; de leidster ................................................................. 10
In de groep ............................................................................................................................... 18
Ouders ...................................................................................................................................... 24
Naar de basisschool ................................................................................................................. 28
Peuters met een verstandelijke of lichamelijke beperking of chronische ziekte. ................. 29
Administratieve zaken m.b.t. in- en uitschrijving .................................................................. 30
Organisatie............................................................................................................................... 32
Zorgstructuur ........................................................................................................................... 33
Bijlage 1: Reglement Oudercommissies ................................................................................. 38
Bijlage 2: Reglement Interne Klachtenprocedure .................................................................. 41
3
Inleiding
Stichting ZIJN peuterspeelzalen heeft als doel het creëren van optimale sociale-,
emotionele-, taal- en fysieke ontwikkelingskansen voor kinderen, ongeacht hun achtergrond,
in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, door het aanbieden van veelzijdige en passende
speelmogelijkheden.
Onder Stichting ZIJN vallen 15 peuterspeelzalen die verdeeld zijn over alle kernen van
Goeree-Overflakkee.
Elke peuterspeelzaal heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis. De meeste zalen zijn ontstaan
vanuit het initiatief van een aantal ouders/vrijwilligers. Langzamerhand hebben de zalen zich
steeds verder ontwikkeld. Sinds 1 juli 2008 zijn alle onderstaande peuterspeelzalen
gefuseerd tot 1 stichting; Stichting Peutereiland. Medio 2013 is stichting Peutereiland
gefuseerd met de SWO, Stichting Companen en Stichting JAC tot Stichting ZIJN.
Peuterspeelzaal Olleke Bolleke
Weesmolenstraat14, 3257 XM Ooltgensplaat 06-51535392
Peuterspeelzaal De Rakkertjes
Mauritshof 1, 3258 AP Den Bommel 06-86820473
Peuterspeelzaal De Bengeltjes
Kloosterstraat 14, 3256 AH Achthuizen (0187) 630332
Peuterspeelzaal Het Kabouterhuis
Mercuriuslaan 1, 3255 TV Oude-Tonge 06-86820472
Peuterspeelzaal Bambi
Korteweegje 14, 3244 AL Nieuwe-Tonge (0187) 651596
Peuterspeelzaal Peuterstad
Oranjelaan 14, 3243 AP Stad a/t Haringvliet 06-33878205
Peuterspeelzaal De Driewieler
Beneden Zandpad 7, 3241 GA Middelharnis (0187) 487949
Peuterspeelzaal De Kolibri
Sperwer 57, 3245 VP Sommelsdijk 06-57730116
Peuterspeelzaal Pippeloentje
Doetinchemsestraat 27, 3241 AA Middelharnis (0187) 485980
Peuterspeelzaal Pinkeltje
Deltastraat 13, 3249 AC Herkingen 06-53589146
4
Peuterspeelzaal De Hummelhoek
Philipshoofjesweg 57, 3247 XR Dirksland 06-86820471
Peuterspeelzaal De Bezige Bijen
Binnenweg 59, Postbus 5, 3248 ZG Melissant 06-86820470
Peuterspeelzaal Klein Duumpie
Ingang Fresiapad Stellendam 06-86820469
Peuterspeelzaal De Krukel
Jongkoenstraat 1, 3252 AV Goedereede 06-86820468
Peuterspeelzaal De Gornet
Dorpstienden 5, 3253 AS Ouddorp 06-86820467
Op de volgende vijf locaties wordt ook VVE aangeboden:
• Kabouterhuis in Oude-Tonge
• Kolibri in Sommelsdijk
• Pippeloentje in Middelharnis
• Hummelhoek in Dirksland
• Gornet in Ouddorp
Dit beleidsplan is een dynamisch plan, na vernieuwde inzichten en discussies zal het plan
aangepast worden aan de nieuwe werkelijkheid.
Het “Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar”van Elly Singer en Loes Kleerekoper is het
uitgangspunt van dit pedagogisch beleidsplan.
5
VVE
Algemeen
Op 5 van de 15 peuterspeelzaal locaties wordt VVE aangeboden.
Op de 5 VVE groepen kan het net anders werken dan in de reguliere groepen. Bij elk van de
hoofdstukken staat in het kader aangegeven wat er op de VVE-groepen anders of extra
gedaan wordt.
VVE staat voor: Voor- en Vroegschoolse Educatie. Het is een verzamelnaam voor de
methodische en systematische ondersteuning van de ontwikkeling van jonge kinderen, in de
leeftijd van 2 tot 6 jaar. Dit vindt plaats door middel van een VVE-programma.
Het doel van VVE is het voorkomen van, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- ,
sociaal-emotionele- en/of motorische achterstanden bij jonge kinderen met als resultaat een
aanzienlijke vergroting van kansen aan het begin van hun schoolloopbaan.
Kinderen die een extra stimulans kunnen gebruiken in hun ontwikkeling (taalontwikkeling,
sociaal-emotionele ontwikkeling of motorische ontwikkeling) komen in aanmerking.
Voor plaatsing van een kind is een officiële verwijzing van het consultatiebureau nodig. Het
consultatiebureau geeft aan de peuterspeelzaal door welk kind voor het VVE-programma in
aanmerking komt. De peuterleidster heeft hierbij een signalerende functie. De leidster kan,
na overleg met de ouders, bij het consultatiebureau aangeven welk kind mogelijk in
aanmerking komt. Het consultatiebureau kan dan, na een gesprek met de ouder,
toestemming geven om deel te nemen aan het VVE-programma op de peuterspeelzaal.
Het eerste en het tweede dagdeel betaalt de ouder aan de peuterspeelzaal via de
ouderbijdrage.
Het derde en vierde dagdeel wordt bekostigd door de gemeente en zijn dus voor de ouder
gratis.
Op een VVE-groep
Op een locatie waar VVE wordt aangeboden zijn 2 reguliere groepen aan elkaar gekoppeld.
Een VVE peuter komt dus naar 2 groepen, is totaal 4 dagdelen.
• Oude-Tonge, het Kabouterhuis. (VVE groep op maandagmorgen, dinsdagmiddag,
donderdagmiddag, vrijdagmorgen)
• Middelharnis, Pippeloentje.(VVE groep op maandagmorgen, dinsdagmorgen,
donderdagmiddag , vrijdagmiddag)
• Sommelsdijk, Kolibri. (VVE groep op maandagmiddag, dinsdagmorgen,
donderdagmorgen , vrijdagmiddag)
• Dirksland, de Hummelhoek.(VVE groep op maandagmiddag, woensdagmorgen,
donderdagmorgen, vrijdagmiddag)
• Ouddorp, de Gornet. (VVE groep op maandagmorgen, dinsdagmiddag,
woensdagmorgen, donderdagmorgen )
6
Specifieke kenmerken van de VVE-groep
• Op deze groep zijn altijd 2 leidsters aanwezig.
• Deze leidsters zijn geschoold in het aanbieden van VVE.
• VVE kinderen worden gevolgd met de Zo-lijsten
• VVE kinderen krijgen een warme overdracht naar de basisschool
• Op de groep wordt volgens het programma van Uk & Puk gewerkt.
Uk en Puk
Uk & Puk is een speels totaalprogramma voor alle kindercentra met kinderen in de leeftijd
van 0-4 jaar. Uk & Puk is thematisch opgebouwd. Een thema duurt vier tot zes weken.
Binnen een thema zijn twaalf activiteiten uitgewerkt voor de verschillende doelgroepen. Elke
activiteit is volgens een vast stramien beschreven, onder te verdelen in een organisatorisch
gedeelte, de beschrijving van de eigenlijke activiteit (met daarin opgenomen de
interactievaardigheden) en de doelen waaraan tijdens de activiteit gewerkt wordt.
Met behulp van Uk & Puk grijpen en creëren pedagogisch medewerkers kansen om kinderen
leerervaringen op te laten doen. Ouderbetrokkenheid kan worden bevorderd met 'Uk & Puk
Thuis'. Door op de peuterspeelzaal en thuis activiteiten te doen die in elkaars verlengde
liggen, krijgen kinderen meer gelegenheid om te ontdekken, vaardigheden te oefenen,
woorden te leren en hun omgeving te begrijpen.
Om voldoende effect van Uk & Puk te bewerkstelligen hebben de leidster een tweejarige
opleiding gevolgd, met daaraan gekoppeld consultaties op de werkvloer en individuele
coaching gesprekken.
De opzet van Uk en Puk is het beste VVE-programma wat aansluit bij ons pedagogisch beleid.
Uk en Puk wordt op de groep dan ook aangeboden volgens de hierna beschreven
pedagogische criteria.
Zo lijsten
De Zo lijsten is een leerlingvolgsysteem op het gebied van motoriek, spraak/taal en sociale
competentie voor kinderen van nul tot vier jaar.
Het bestaat uit drie verschillende delen:
1. Zo doe ik: voor de sociaal-emotionele ontwikkeling
2. Zo beweeg ik: voor de motorische ontwikkeling
3. Zo praat ik: voor de spraak-/taalontwikkeling
Met de observatielijsten wordt de ontwikkeling gedurende anderhalf jaar systematisch in
kaart gebracht. Ieder kind krijgt een eigen observatielijst. Daarnaast is er per deel een
handleiding met instructies voor het gebruik van de observatielijst en de daarbij behorende
handelingssuggesties en een voorbeeld protocol voor een handelingsplan. We gebruiken de
observatielijsten als totaalpakket om de gehele ontwikkeling in kaart te brengen. Op die
manier ziet we direct of kinderen extra uitdaging nodig hebben of dat we samen met de
ouders alert moeten zijn op een achterstand.
7
De functie van de peuterspeelzaal
De peuterspeelzaal is er voor alle peuters, ongeacht nationaliteit of religie. Met volledig
respect en begrip wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de verschillende culturele,
maatschappelijke en godsdienstige achtergronden van de deelnemende kinderen en hun
ouders/verzorgers. Elk kind is welkom!
De peuterspeelzaal werkt op ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en
signaleren
Spelen
• peuters met elkaar in contact brengen; een sfeer creëren waarin zij zich prettig en
veilig voelen.
• aan de peuter de mogelijkheid bieden zich in eigen tempo en naar eigen interesse te
ontplooien; dit houdt in dat de ruimte en het materiaal geschikt moeten zijn voor
peuters, opdat zij naast sociale ontwikkeling ook allerlei spel- en
materiaalmogelijkheden aangeboden krijgen.
• de peuter nieuwe ervaringen te laten opdoen.
• de peuter leren vertrouwen te krijgen in zichzelf en in andere volwassenen dan hun
eigen ouders / verzorgers.
Ontmoeten
De peuterspeelzaal is naast een ontmoetingsplek voor peuters, een ontmoetingsplek voor
ouders. De peuterspeelzaal bevordert het uitwisselen van ervaringen met ouders over de
opvoeding van hun kinderen en het herkennen van problemen in de ontwikkeling van
kinderen. Daarbij worden ouders gesteund door de leidsters uit de speelzalen. Dit gebeurt
op de volgende wijzen:
• opvoedingsondersteuning: op basis van gelijkwaardigheid over de opvoeding en de
ontwikkeling van de peuter te praten.
• signalerende taak: bijvoorbeeld ten aanzien van de gezondheid, hygiëne, gedrag. De
ouders kunnen zo nodig doorverwezen worden naar andere instanties.
• ouders even ontlasten van de voortdurende zorg voor de peuter en/of ouders leren
hun kind een paar uur aan andere volwassenen toe te vertrouwen.
• ouders gelegenheid bieden tot het ontmoeten van andere ouders met een kind van
dezelfde leeftijd.
Ontwikkelen
Ontwikkelen van waarde en normen
Ontwikkelen van persoonlijke competenties:
• Emotionele competenties
• Sociale competenties
• Cognitieve competenties
• Communicatieve competenties
• Morele competenties
8
• Motorisch-zintuigelijke competenties
• Creatief-beeldende competenties
Signaleren
• Elk kind wordt gevolgd in zijn ontwikkeling en in zijn welbevinden. Als daar aanleiding
toe is, dan zorgt de peuterspeelzaal voor gerichte signalering. Het inschakelen van
ondersteuning door deskundigen vindt plaats in nauw overleg met en met
instemming van de ouders.
• Doorgaande ontwikkelingslijn. De peuterspeelzaal is een belangrijke schakel in het
lokaal jeugd beleid. Er is samenwerking en afstemming met centrum Jeugd en Gezin
(consultatiebureau), basisonderwijs en andere kinderopvangorganisaties.
• Aan het eind van de peuterperiode vindt er een overdracht plaats, in overleg met de
ouders, naar de basisschool.
De peuterspeelzaal is een basisvoorziening!
De VVE-groepen werken op ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren
en ondersteunen.
Ondersteunen:
• Per VVE-kind wordt gekeken op welk ontwikkelingsgebied er extra ondersteuning
nodig is. Hier wordt een handelingsplan op gemaakt.
• Door 2 leidsters op de groep is er meer aandacht en tijd voor de kinderen om ze te
ondersteunen in hun ontwikkeling.
Als houvast wordt er gewerkt met het Uk en Puk programma.
• De zo-lijsten worden gebruikt om de ontwikkeling van de kinderen te volgen.
• Als de kinderen 4 jaar worden krijgen ze een warme overdracht naar de basisschool.
9
Visie op de ontwikkeling van de peuter
Kinderen hebben 3 basisbehoeften:
• Behoefte aan relatie
Een kind wil graag dat hij geliefd en gewaardeerd wordt door mensen om zich heen.
• Behoefte aan competentie
Een kind wil zichzelf graag competent voelen en heeft hierbij geloof en plezier in
eigen kunnen nodig.
• Behoefte aan autonomie
Een kind krijgt een steeds grotere behoefte om zelfstandig taken uit te voeren. Een
kind vindt het leuk om zelf dingen te kunnen ondernemen, zonder daarbij hulp te
krijgen.
Elk kind heeft de drang in zich, om zichzelf te ontwikkelen. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn
eigen manier in zijn eigen tempo. Een veilige en uitdagende omgeving heeft een
stimulerende invloed op de ontwikkeling van de kinderen. Alle verschillende aspecten van de
ontwikkeling, sociaal, spraak/taal, creatief, emotioneel, cognitief en motorisch, zijn van
groot belang om op te groeien tot evenwichtige mensen.
Doordat de peuter in contact komt met leeftijdgenootjes en volwassenen kan de peuter zich
sociaal-emotioneel ontwikkelen. Rekening leren houden met elkaar, samen spelen, het zijn
zaken die kinderen in de peuterspeelzaalleeftijd beginnen te leren. Basisvoorwaarden voor
de ontwikkeling van het kind zijn een veilige en prettige sfeer die aansluiten bij de
belevingswereld van het kind. Het accent ligt op het fijn bezig zijn en niet op de prestaties.
De regels die er zijn worden consequent gehanteerd.
Kernpunten binnen het beleid om deze doelstelling vorm te geven zijn:
• respect hebben voor de eigenheid van ieder kind
• kinderen leren respect te hebben voor elkaar
• kinderen stimuleren tot zelfstandigheid
• oog hebben voor de mogelijkheden van ieder kind
• een positieve houding hebben ten opzichte van het kind
• veiligheid en geborgenheid bieden aan het kind zodat het zich kan ontwikkelen.
• duidelijk zijn naar het kind toe.
10
Rol van de Pedagogisch Medewerker; de leidster
De leidsters leveren een bijdrage aan de opvoeding van het kind. Wij vinden het belangrijk
dat deze bijdrage positief is en dat de leidsters zich betrokken voelen bij het kind.
Om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de individuele peuter is goed luisteren, observeren
en interpreteren door de leidster een voorwaarde. Alleen dan is het mogelijk aan te sluiten
bij de belevingswereld van het individuele kind. De leiding speelt actief mee, zij gaan uit van
de activiteiten die de peuters zelf aangeven, probeert spelsituaties uit te breiden of nieuw
perspectief te bieden. Peuters worden aangesproken op wat ze zelf kunnen. De leiding
bewaakt het klimaat in de groep en hanteert daarbij duidelijke regels en grenzen. Positief
gedrag wordt beloond en ongewenst gedrag wordt zoveel mogelijk genegeerd.
Om rust in de groep te kunnen bieden is structuur en duidelijkheid nodig. De leidsters zijn
bewust van hun voorbeeldfunctie en geven aan op welke veilige en sociale manier een kind
kan functioneren in de groep. Hiernaast is het belangrijk dat het kind voldoende
mogelijkheden krijgt om een relatie aan te gaan met één of meerdere leidsters, zodat hij/zij
zich geborgen en veilig voelt in de groep te midden van zijn/haar groepsgenootjes. Om dit te
bereiken moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:
• Wij proberen in een groep zoveel mogelijk met vaste leidsters te werken.
• Aan de kinderen wordt de gelegenheid geboden om aan de leidsters, andere
kinderen en de omgeving te wennen.
• Naast groepsgerichte activiteiten proberen wij het kind individuele aandacht te
geven.
• Het aangeboden speelgoed en de activiteiten worden afgestemd op het niveau van
het kind.
Om aan te sluiten bij de 3 basisbehoeften, zoals die in het vorig hoofdstuk zijn genoemd
(relatie, competentie en autonomie) gebruikt de leidster vijf interactievaardigheden die
essentieel zijn voor het opbouwen van een veilige, vertrouwde relatie met kinderen en met
kinderen onderling.
Door op een juiste manier met de kinderen te communiceren, voelen zij zich als persoon
gewaardeerd, voelen zij zich welkom in de groep en weten ze dat ze kunnen rekenen op de
leidster!
• Emotionele steun, sensitieve responsiviteit.
De leidster heeft echte aandacht voor alle kinderen. Zij luistert naar de kinderen en
gaat in gesprek. Zij doet dit bijvoorbeeld door mee te voelen met het kind; als de
peuter trots (is) dat het iets kan, dan is de leidster het ook. Tevens kijkt de leidster
goed naar de lichaamstaal van het kind om daar adequaat op te reageren.
• Respect voor de autonomie van het kind.
De leidster geeft de peuters de gelegenheid om hun eigen oplossingen te vinden en
keuzes te maken. Bij individueel contact geeft ze de leiding aan het kind. Zij past haar
handelen af aan het individuele kind, zij doet dit door rekening te houden met het
temperament en ontwikkelingsniveau van het kind.
11
• Praten, uitleggen en luisteren.
De leidster maakt de buitenwereld en de gevoelswereld voor de kinderen begrijpelijk
door te praten, uit te leggen en naar de kinderen te luisteren.
• Structuur en rituelen
Op de peuterspeelzaal wordt er door de leidster duidelijk leiding gegeven en worden
er grenzen gesteld. De leidster geeft positieve gedragsaanwijzingen leert de kinderen
wat ze moeten doen door het gebruik van rituelen en door zelf het goede voorbeeld
te geven. Zij voorkomt gedragsproblemen door het geven van aanwijzingen, door het
tonen van modelgedrag in rituelen, door een goede inrichting van de peuterspeelzaal
en door het gebruik van een goed dagritme.
• Ondersteunen van positieve relaties tussen kinderen.
De leidster zorgt ervoor dat de kinderen zich veilig en vertrouwd met elkaar voelen.
Ze stimuleert verbondenheid in de groep en het wij-gevoel door het gebruik van
rituelen, vaste liedjes en het geven van positieve aandacht aan alle kinderen. Ze
stimuleert vriendschap tussen de kinderen en plezier in samen spelen.
De interactievaardigheden van de leidster komt terug in alle contacten met de kinderen. In
de volgende hoofdstukken zal de functie van de peuterspeelzaal verduidelijkt worden met
concrete voorbeelden die te zien zijn bij peuterspeelzalen binnen Stichting ZIJN .
Bezetting van de groepen.
Op alle groepen binnen alle peuterspeelzaal staat één betaalde, gekwalificeerde leidster. Dit
komt overeen met de wet. In verband met veiligheid werkt de leidster niet alleen, zij moet
worden bijgestaan door een volwassene. Dit kan zijn een hulpouder of een vaste
vrijwilligster.
12
Werken aan ontwikkeling
Spelen, ontmoeten, ontwikkelen.
Voelen, ervaren, leren, spelen, praten, samen dingen doen, fantasie, denken gaan bij
kinderen samen. Voor het onderscheid in verschillende competenties geldt hetzelfde als
voor de onderscheidingen tussen basale behoeften en manieren van leren van kinderen: ze
hangen samen en overlappen elkaar grotendeels.
Een meisje dat racet op haar fietsje, oefent haar grove motoriek. Maar tegelijkertijd kijkt ze
naar haar vriendjes, fietsen die ook mee? Moet ze even wachten? Als haar fietsje tegen dat
van een ander kind aan dreigt te botsen, heeft ze haar sociale competenties nodig om te
onderhandelen: wie krijgt voorrang, wie moet van het pad af om de ander voor te laten
gaan? Doorhaar emotionele competenties − zelfvertrouwen − geeO ze niet meteen toe,
maar haar morele competenties brengen haar ertoe om ‘om de beurt’ voor te stellen. Zij
wijkt uit, zodat het andere kind kan door fietsen. Ze heeft voldoende ontwikkelde cognitieve
competenties om zich een toekomst voor te stellen ‘straks krijg ik voorrang’.
Ontwikkelen van Normen en Waarden
Op de peuterspeelzaal leren we de peuters democratische waarden als: samen delen, elkaar
helpen, samen conflicten oplossen. Ze leren ook omgaan met verschillen, rekening houden
met elkaar en goede manieren, die noodzakelijk zijn om het sociale verkeer tussen mensen
in goede banen te leiden. Zij maken dat men zich veilig voelt in de omgeving. Het is zaak dat
wij onze kinderen opvoeden tot maatschappelijke individuen, die respect hebben voor de
geldende normen en waarden en die van andere culturen en voor de eigenheid van het
individu.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Er wordt aandacht besteed aan regels als o.a. samen delen, tijdens gezamenlijke
activiteiten.
• Bij conflicten wordt gezocht naar een gezamenlijke oplossing, “sorry” zeggen hoort
daar ook bij.
• Elkaar helpen met bijvoorbeeld de jas aan trekken.
Veiligheid
Veiligheid is het creëren van een sfeer waarin de peuter zich geborgen voelt.
De speelzaal is vaak de eerste stap buiten de thuissituatie, dus is het belangrijk dat de peuter
zich op de speelzaal “thuis” voelt én zichzelf kan zijn. Vanuit zo’n veilige basis kan een peuter
zich gaan ontwikkelen. Wij willen dat een peuter zich begrepen en beschermd voelt.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Het stellen van duidelijke regels en het bieden van een duidelijke structuur.
• Informatie en uitleg te geven over de dagelijkse gang van zaken in de groep.
• Emotionele begeleiding ( bijv. troosten en prijzen).
• Leidsters zich actief inleveren in de wereld van de peuters.
13
Sociale omgang
De peuterleeftijd is een hele belangrijke periode voor de sociale ontwikkeling. Spelen de
jongste peuters nog voornamelijk naast elkaar, de oudere peuters zijn vaak al in staat tot
samenspel, rollenspel en samen delen.
Onder sociale omgang verstaan wij alle intermenselijke relaties. De omgang met elkaar
wordt gekenmerkt door respect, rekening houdend met een ander, maar ook ( leren )
opkomen voor jezelf.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Dat de leidster het goede voorbeeld geeft.
• Ongewenst sociaal gedrag gecorrigeerd wordt en gewenst gedrag geprezen.
• Er uitleg wordt gegeven over het gedrag van peuters en leidsters, zodat de peuters
het begrijpen en leren ermee om te gaan.
• Wij het sociale gedrag stimuleren door spelletjes, waarbij aspecten zoals op je beurt
wachten, luisteren naar elkaar en samen plezier hebben,aan de orde komen.
Autonomie
Respect voor autonomie is belangrijk voor het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van de
peuter. Het bevordert de betrokkenheid van de peuter bij zijn spel. Bij respect hebben voor
eigen keuzes van de peuter houden we rekening met karakter en (culturele) achtergrond van
het kind/gezin.
Binnen de peuterspeelzaal is dit te zien aan:
• We geven peuters de ruimte om dingen te proberen en te ontdekken.
• We reageren positief op wat de peuter doet.
• Bij een gezamenlijke activiteit wordt niet alles voor gedaan, maar de peuter krijgt de
gelegenheid om zelf te ontdekken (b.v. wat kan ik met dit materiaal).
• Open te staan voor wensen en ideeën van de peuter.
• Open te staan voor wensen en ideeën van de ouders.
Structuur
Structuur is: duidelijk geordende richtlijnen voor de peuter en zijn omgeving. Deze vaste
regels dragen bij aan een veilige basis om te spelen en te ontwikkelen voor de kinderen.
De peuter zal zich veilig en geborgen voelen als de grens van wat wel of niet mag, duidelijk
is.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• De inrichting van het lokaal (creëren van verschillende hoeken)
• Het stellen van duidelijke regels en grenzen (met name in sociaal gedrag van de
peuter en het gebruik van materialen).
• Het is belangrijk voor de peuter om regels/grenzen te krijgen, in het belang van de
veiligheid en het sociale verkeer.
14
• Dagritme: dit zijn vaste punten die elk dagdeel terugkeren ( begroeten, vrij spel, de
kring, gezamenlijk eten en drinken, gezamenlijk opruimen, afscheid nemen).
• Rituelen: dit zijn handelingen die altijd verbonden zijn met een bepaalde activiteit.
Hierdoor wordt de herkenbaarheid van de situatie vergroot. Dit doen wij bijv. door
een liedje te zingen voor het eten en drinken.
• Vieringen: dit zijn feesten die cultureel bepaald zijn, of die de peuter individueel
betreffen, of die zich op dat moment voordoen. Wij vieren omdat het een gevoel van
samenhorigheid geeft en vanwege de extra aandacht voor de peuter individueel.
Genoemd kunnen worden:
o cultureel: Sinterklaas, Kerst, Pasen, voorjaar
o individueel ; verjaardag,gezinsuitbreiding
o incidenteel: dit betreft meestal gebeurtenissen van de speelzaal, verhuizing,
jubileum
Ontwikkelen van persoonlijke competenties:
Emotionele competenties (kijk, ik mag er zijn)
Onder emotionele competenties verstaan we het leren kennen van eigen gevoelens, ermee
omgaan en ze aan anderen duidelijk kunnen en durven maken. Het gevoel er te mogen zijn
en op anderen te kunnen vertrouwen ontstaat bij peuters in relatie met andere mensen.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Leidsters stralen vertrouwen uit: de peuter kan steun zoeken en zich laten troosten,
bijvoorbeeld bij het brengen. Bij het spelen gebruikt het kind de leidster als veilig
baken en zoekt nabijheid of oogcontact.
• Emoties en gedragingen van de peuter worden benoemt en gewaardeerd.
• Er wordt regelmatig met kinderen geknuffeld als kinderen daar behoefte aan hebben.
Sociale competenties (kijk, we doen het samen)
Het eigen maken van sociale competenties is ook zeer belangrijk voor de ontwikkeling van
het kind. De leidsters stimuleren de vaardigheden van het kind, niet alleen in zijn omgaan
met andere mensen maar ook in het oog krijgen voor wat er in zijn omgeving gebeurt en het
ontwikkelen van een groepsgevoel en een gevoel van saamhorigheid horen daarbij.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• De nadruk wordt gelegd op het bevorderen van positief gedrag door het kind
veelvuldig te prijzen.
• Sociaal gedrag wordt gestimuleerd door mogelijkheden voor samenspel te bieden en
bijbehorende regels te introduceren.
• Kinderen die moeite hebben met aansluiting vinden in de groep worden
ondersteund.
• Ongewenste emoties of gedragingen om te buigen door grenzen te stellen, het kind
af te leiden of door b.v. andere mogelijkheden aan te geven of samen met het kind te
zoeken.
15
• Anderen aanvoelen en rekening houden met elkaars gevoelens. Het kind kan andere
kinderen troosten en snapt wanneer hij of zij een ander niet moet storen.
• Het kind kan aanwijzingen van de leidster opvolgen.
• Het kind wordt gestimuleerd om goed te kijken en na te doen, zowel volwassenen als
kinderen. Het kind kan ook gedrag voordoen en andere kinderen uitdrukkelijk
uitnodigen om te imiteren.
• Tijdens samen spelen stimuleren wij bij kinderen; beurten geven en nemen, snappen
wat andere kinderen willen, bij het spel van andere kinderen aansluiten, conflicten
oplossen en verzoenen. Het kind kan een spel beginnen en andere kinderen rollen
geven.
• Kinderen gevraagd wordt zich actief bij te dragen aan het geheel en te helpen. Het
kind kan helpen met opruimen, schoonmaken, jongere kinderen helpen, troosten,
cadeautjes maken.
Cognitieve competenties (kijk, ik voel, denk en ontdek)
Jonge kinderen zijn kleine onderzoekers. Ze willen hun wereld snappen: hun sociale wereld,
hun gevoelswereld en de natuur en de dingen. Ze verruimen hun wereld door nieuwe
ontdekkingen. Bij de cognitieve competenties staat de ontwikkeling van het denken centraal.
Tijdens de peuterfase begint het kind naast het puur concrete denken (iets is hard of zacht,
licht of zwaar, eetbaar of niet). Ook eenvoudige begrippen als jong / oud, groot / groter,
vandaag / morgen, op / onder steeds beter te beheersen. Wat meer abstracte begrippen
zoals b.v. kleuren, aantallen (1, 2, veel), het benoemen van niet direct tast- of zichtbare
dingen zoals b.v. de wind, krijgen steeds meer betekenis voor de peuter.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Peuters worden spelmateriaal aangeboden dat uitnodigt tot experimenteren,
ontdekken en manipuleren.
• Het kind wordt aangemoedigd om zich te concentreren (rekening houdend met het
niveau) en zijn ervaringen te verwoorden en te delen met de groep.
• Het kind wordt serieus genomen in zijn ideeën en de oplossingen die hij aandraagt
voor problemen.
• De kinderen worden gestimuleerd om emoties en bedoelingen te verwoorden bij
verzorgen en samenspelen:. Boos, blij, verdrietig, moe, pijn, nodig moeten plassen,
mee willen doen, niet mee mogen doen, enzovoort.
• De kinderen krijgen een aanbod van woorden (thema, dieren, dingen, planten,
seizoenen) die afgestemd is op de leeftijdsgroep.
• Het logisch denken, oorzaak en gevolg wordt gestimuleerd.
• Ordenen, meten en tellen, verzamelen van vertrouwde dingen en materialen,
behoren tot de regelmatig terugkerende activiteiten.
Communicatieve competenties (luister, ik kan het zelf zeggen)
De ontwikkeling van communicatieve competenties staat in nauw verband met de cognitieve
competenties. Wie zijn ervaringen niet kan verwoorden, kan deze immers maar zeer
moeilijk begrijpen en wordt derhalve geremd in zijn verdere ontwikkeling van denkwijze en
begrip van de wereld waarin hij leeft.
16
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Door correct Nederlands te spreken op voor de peuter begrijpelijke wijze.
• Door goed te luisteren naar de gesproken taal c.q. lichaamstaal van het kind en deze
boodschap op correcte wijze te herhalen. Op deze wijze controleert de leidster of zij
het kind juist heeft begrepen.
• Door gebeurtenissen, emoties en handelswijzen van peuters en leidsters onder
woorden te brengen en te verklaren worden de gereedschappen aangereikt om de
eigen emoties en behoeften onder woorden te brengen.
• Door regelmatig voor te lezen wordt de wereld van het kind vergroot.
• Het zingen van liedjes, het opzeggen van versjes en het doen van allerlei
(kring)spelletjes.
• Door (kring)gesprekjes stimuleren wij de kinderen naar elkaar te luisteren en hun
eigen belevenissen en gedachten onder woorden te brengen.
Morele competenties (kijk, ik ben een lief, goed kind)
Peuters willen er graag bij horen en verlangen naar goedkeuring. Ze zijn ontvankelijk voor
regels en gezamenlijke rituelen. Ze leren gehoorzamen en ook om zichzelf te gehoorzamen.
Dat laatste wil zeggen dat ze minder impulsief worden.
Binnen de peuterspeelzaal is o.a. dit te zien aan:
• Het kind kan aanwijzingen van de leidsters opvolgen en luisteren. Het kind kan
rituelen opvolgen als handen wassen, groeten bij weggaan en binnenkomen.
• Het kind wordt gestimuleerd om zich te uiten , als hij zich onheus behandeld voelt, hij
kan het dat zeggen en duidelijk maken.
• De kinderen worden gestimuleerd om te zeggen wat hij of zij graag wil.
• Er wordt rekening gehouden met diversiteit. Elk kind is anders, sommige kinderen
kunnen meer, anderen kunnen minder, sommige nuttigen ander eten, soms spreekt
een kind een andere taal.
Motorisch-zintuigelijke competenties (kijk, ik kan het zelf, het lukt me!)
Ontwikkeling en beheersing van het vermogen om te bewegen. Wij stimuleren de
motorische ontwikkeling van het kind door beweging. Op de peuterspeelzaal wordt hierop
ingespeeld dor het aanbieden van diverse situaties en materialen. De motoriek wordt
verdeeld in twee onderdelen; de grove motoriek en de fijne motoriek.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• De grove motoriek wordt o.a. gestimuleerd door: Lopen, rennen, klimmen, glijden,
fietsen, steppen. Hiervoor is in sommige speelzalen binnen ruimte voor (klimtoestel,
glijbaan, fietsjes), bij andere alleen op de speelplaats (klimtoestellen, fietsjes, stepjes
etc.)
• De fijne motoriek ( waaronder oog- handcoördinatie) wordt o.a. gestimuleerd door:
Verven, knippen, plakken,kleien, met water en zand spelen, kleuren, tekenen, kralen
rijgen, hamertje tik, constructiemateriaal, puzzelen, poppen aan- en uitkleden, etc.
17
Creatief-beeldende competenties (kijk, ik kan dansen, zingen en iets maken)
Het ontdekken van materialen en wat je ermee kunt doen en het ontdekken van de
bewegingen van je eigen lichaam.
Binnen de peuterspeelzaal is dit o.a. te zien aan:
• Het creëren van iets tijdens het knutselen, verven, tekenen.
• Dansen en bewegen.
• Zingen en muziek maken.
• Constructies bouwen.
18
In de groep
Groepsgrootte
De groepsgrootte moet zodanig zijn dat het voor kinderen in de peuterleeftijd voldoende
overzichtelijk en vertrouwd is en stimuleert om contact te maken met elkaar. Ook moet de
grootte zodanig zijn dat de leiding in staat is alle kinderen te ondersteunen en te stimuleren
bij hun spel en de contacten met de andere kinderen.
Binnen onze speelzalen worden de volgende getallen voor groepsgrootte gehanteerd:
Maximaal 15 kinderen per groep. Daarbij zijn altijd tenminste twee volwassenen aanwezig;
een professionele kracht die ondersteund wordt door bijvoorbeeld een vrijwilliger, of een
hulpouder. In een groep moeten tenminste 11 kinderen zitten om de doelstelling van de
speelzaal waar te kunnen maken. Wat betreft de frequentie van het bezoeken van de
speelzaal is het streven vanuit pedagogisch oogpunt 2 dagdelen per week. Dit is minimaal
nodig om een ritme op te bouwen en groepsvorming te verkrijgen.
Kinderen met een VVE-indicatie komen 4 keer per week naar de peuterspeelzaal.
Dagindeling.
Het is belangrijk een vaste dagindeling aan te houden, continuïteit van dagindeling biedt de
kinderen emotionele veiligheid. De dagindeling bestaat uit de volgende componenten: vrij
spel (meestal na binnenkomst, het materiaal staat klaar), in de kring, eten en drinken, een
door de leiding geplande activiteit, vrij spelen binnen of buiten.
Lokaalindeling.
Geen van de 15 peuterspeelzalen binnen Stichting ZIJN hebben eenzelfde zaal tot hun
beschikking, toch zijn er vele overeenkomsten:
• De binnenruimte van de speelzaal heeft per groep een verblijfsruimte die specifiek is
ingericht als speel/werkruimte voor een groep peuters. Ieder kind heeft tenminste 3
vierkante meter tot zijn/haar beschikking.
• De buitenruimte is voldoende beveiligd en per kind is tenminste 4 vierkante meter
beschikbaar.
• Bij de inrichting van de binnen- en buitenruimte wordt rekening gehouden met de
verschillende behoeften van een kind (rustbeweeglijkheid, openheid-beslotenheid)
en met overzichtelijkheid, bereikbaarheid en functionaliteit. Er is voldoende en
veelzijdig spelmateriaal aanwezig, zodat alle aspecten van de ontwikkeling
gestimuleerd kunnen worden.
Wennen
Voor het eerst naar de peutergroep; voor het ene kind is het een groot avontuur, voor het
andere kind is het aanvankelijk ‘best wel eng’. De ouder/verzorger kan het beste inschatten
hoe zijn/haar kind tegen de nieuwe situatie aankijkt. Sommige kinderen hebben echt een
wenperiode nodig, omdat het voor hen voor het ‘eerst’ is dat ze het veilige beschermde
wereldje van thuis verlaten. De leidster zal hier alert op zijn; meegaan met de peuter in het
proces van vertrouwen krijgen in de ander en het loslaten van de ouder/verzorger. Omdat
19
de eerste keer naar de peutergroep gaan zowel voor kind als ouder erg spannend is, volgen
hier enkele tips om het gemakkelijker te maken:
• Licht uw peuter van te voren goed in over wat er gaat gebeuren en vertel er ook bij
dat u hem of haar weer komt ophalen.
• Geef uw kind een knuffel of een ander vertrouwd voorwerp mee als het daarmee
getroost kan worden.
• Zorg dat u bereikbaar bent zodat de pedagogisch medewerkers u kunnen bellen als
het verdriet te groot is.
• Zeg altijd tegen uw kind dat u weggaat, dus niet stiekem weggaan. Maak het afscheid
nemen zo kort mogelijk.
De eerste kennismaking.
Een ouder/verzorger meldt zijn of haar peuter aan via de website. De eerste kennismaking is
per locatie verschillend. Iedere ouder ontvangt een algemeen informatie boekje en een
gekleurd inlegvel met daarop specifieke informatie over de peuterspeelzaal waar de
ouder/verzorger zijn of haar kind aanmeld. Daarin worden alle afspraken over de eerste
kennismaking en het wenbeleid uitgelegd.
Bij het eerste telefonisch contact tussen leidster(planner) en ouder(s)/verzorger(s) kan een
afspraak gemaakt worden voor een eerste kennismakingsbezoek op de peuterspeelzaal of
een huisbezoek. Dit is afhankelijk van de leidster, groep en overleg met ouder/verzorger. Een
huisbezoek is om praktische reden niet voor iedere leidster of ouder te realiseren. Tijdens
het huisbezoek krijgen ouders/verzorgers aanvullende informatie (en kan er informatie
worden uitgewisseld en wordt er een afspraak gemaakt wanneer uw peuter voor de eerste
keer naar de peutergroep komt)
De andere mogelijkheid is dat ouder/verzorger en kind worden uitgenodigd voor een
kennismakingsbezoek op de peuterspeelzaal. Het informatie boekje ontvangen
ouders/verzorgers voorafgaand aan het kennismakingsbezoek of tijdens het
kennismakingsbezoek. Afhankelijk van locatie kan er ook een uitnodiging worden verstuurd.
Tijdens de eerste kennismaking is er gelegenheid om rond te kijken en zal informatie worden
gegeven aan de ouder over het reilen en zeilen van de peuterspeelzaal en kunt u informatie
uitwisselen over uw kind. Bij enkele peuterspeelzalen is de mogelijkheid daar dat de peuter
mag blijven na het kennismakingsgesprek.
Op het dagdeel dat uw peuter daadwerkelijk start, blijft de ouder/verzorger indien gewenst
iets langer aanwezig op de peuterspeelzaal, afhankelijk van hoe het gaat. De meeste
ouders/verzorgers kiezen ervoor toch zo snel mogelijk afscheid te nemen of al na een korte
periode weg te gaan zodat uw kind leert om afscheid te nemen en ontdekt dat de ouder na
een tijdje ook weer terugkomt. Per kind wordt gekeken wat de beste oplossing is.
Er kan een afspraak gemaakt worden dat ouder/verzorger of leidster telefonisch contact
opneemt over hoe het gaat die morgen. Als blijkt dat het kind het afscheid echt niet aan kan
en heel verdrietig blijft, dan neemt een leidster zeker contact met ouders/verzorgers op. Of
de ouder/verzorger kan in de wenperiode ook zelf bellen om te informeren hoe het gaat.
20
Ieder kind heeft zijn eigen temperament en ieder kind zal dan ook op eigen wijze reageren.
Het tonen van respect voor de autonomie van het kind is in de beginfase extra belangrijk.
De leidster kan zien of een kind gewend is als de volgende gedragingen bij een kind kunnen
worden waargenomen.
Het kind voelt zich zichtbaar op zijn/haar gemak bij de leidster van zijn/haar groep: hij laat
zich troosten, helpen, eet en drinkt en er is communicatie tussen leidster en kind.
Het kind speelt met of naast andere kinderen
Het kind beweegt zich vrij door de ruimte
Het kind heeft een zeker ritme in de groep gevonden.
Bij het brengen van het kind is er even de gelegenheid om informatie uit te wisselen over het
kind. Deze uitwisseling vindt meestal plaats in de groep. Wanneer het kind wordt opgehaald,
is er even tijd om informatie uit te wisselen. Doordat alle ouders de kinderen tegelijk komen
halen is deze informatie-uitwisseling kort van duur. Wanneer de ouder/verzorger een
leidster uitgebreider wilt spreken, dan kan er apart een afspraak worden gemaakt.
Veiligheid en hygiëne in de groep.
Wij streven er naar de hygiëne, de fysieke veiligheid en gezondheid van de peuter te
waarborgen door de richtlijnen van de GGD betreffende hygiëne en veiligheid op te volgen.
• Hygiëne: voor het bewaken van de hygiëne worden alle door de peuters
gebruikte ruimtes en materialen regelmatig schoongemaakt.
• Veiligheid: bij de inrichting van binnen- en buitenruimtes wordt er op gelet dat
zich geen situaties kunnen voordoen, die bij normaal gebruik gevaar op kunnen
leveren. Er wordt op toegezien dat de peuters zich niet in ruimtes kunnen
begeven die niet voor hen bestemd zijn. Materialen ( b.v. schoonmaakmiddelen)
die gevaar op kunnen leveren worden buiten bereik van de peuters bewaard.
Materialen die voor gebruik door de peuters bestemd zijn dienen geschikt te zijn
voor de betreffende leeftijdsgroep ( b.v. geen kleine onderdelen, niet toxisch)
• Jaarlijks wordt er door de leidsters een Risico Inventarisatie ingevuld, om de
veiligheidsrisico’s op de peuterspeelzaal te inventariseren. Tevens worden de
eventuele aanwezige speeltoestellen op het speelplein jaarlijks gekeurd.
• Gezondheid: bij de dagelijkse omgang met elkaar wordt rekening gehouden met
elkaars gezondheid. De leidster is spil in de peuterspeelzaal en is spin in het web
van de contacten tussen de kinderen. De leidster ziet dat ook toe op goede
persoonlijke hygiëne. Jaarlijks wordt er door de leidsters een Risico Inventarisatie
ingevuld, om de gezondheidsrisico’s in kaart te brengen.
• Hygiëne en veiligheid in de opvoeding: de leidsters bevorderen gedrag m.b.t
hygiëne en veiligheid, door regels te hanteren die gelden voor o.a. toiletbezoek
en vieze neuzen, maar ook regels te stellen m.b.t. onveilig gedrag (b.v. gooien,
duwen, slaan, etc).
• In geval van de aanwezigheid van besmettelijke ziektes of parasieten heeft de
leidster het recht om de peuter de toegang te weigeren. Er wordt hierbij
uitgegaan van de richtlijnen die de GGD hiervoor geeft. Bij de beoordeling van
21
overige ziektegevallen gaan wij uit van het welbevinden van de peuter. De
speelzaal is niet ingericht op het verzorgen van zieke peuters.
• Wanneer besmettelijke ziekten of parasieten op de speelzaal voorkomen,
informeren wij de ouders hierover, zodat zij maatregelen kunnen nemen.
• 2 maal per jaar wordt er met de peuters een ontruimingsoefening gehouden. We
willen ze leren om in geval van nood zo snel en rustig mogelijk naar buiten te
komen.
• Alle leidsters zijn in het bezit van een BHV diploma.
Zindelijkheid
Indien nodig worden peuters verschoond. Peuters die net zindelijk zijn worden extra in de
gaten gehouden. Wij ondersteunen ouders in de zindelijkheidstraining van hun kind, maar
het is niet mogelijk om aan intensieve zindelijkheidstraining te doen.
Bijzondere activiteiten.
Het kan voorkomen dat we met de peuters de peuterspeelzaal verlaten. Dit kan in het kader
van een bepaalde activiteit zijn, bijvoorbeeld, excursie of schoolreis. Maar bijvoorbeeld ook
in het kader van een ontruimingsoefening. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht
indien we zo’n activiteit ondernemen. De leidsters zijn verantwoordelijk voor voldoende
begeleiding van de peuters.
4 ogen op de groep
Het vier-ogen-principe geldt voor peuterspeelzalen per 1 juli 2015. Het principe vloeit voort
uit de Amsterdamse zedenzaak (’t Hofnarretje) en heeft als doel het voorkomen van
situaties waarin de gelegenheid bestaat tot het plegen van (seksueel) misbruik.
Dit houdt in dat altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een
beroepskracht. Een beroepskracht mag nog steeds alleen op de groep staan. Zolang maar op
elk moment een andere volwassene de mogelijkheid heeft om mee te kijken of luisteren.
Bij het invullen van het vier-ogen-principe in de praktijk heeft de oudercommissie een
adviserende rol.
Maatregelen en/of voorzieningen die vorm geven aan het ‘vier-ogen-principe’ op de ZIJN
peuterspeelzalen zijn:
• De groep is altijd bezet met twee gediplomeerde pedagogisch medewerkers (VVE
groepen) of de gediplomeerde pedagogisch medewerker wordt geassisteerd door
een volwassen vrijwilliger (reguliere groepen).
• Iedere medewerker, stagiair en volwassen vrijwilliger is in het bezit van een geldige
VOG.
• Nieuwe medewerkers mogen pas gaan werken op het moment dat hun VOG binnen
is. Dit geldt ook voor stagiaires.
22
• Indien nodig staat het pedagogisch handelen van de peuterspeelzalen van Stichting
ZIJN staat op de agenda van het peuterspeelzaal leidster (PLO) overleg en/ tijdens het
zorgoverleg met de intern begeleider.
• In het pedagogisch beleidsplan is terug te vinden hoe we met de meldcode werken.
• De intern begeleider komt regelmatig op de groep voor observaties.
• Stichting ZIJN is nauwkeurig in het volgen van de regels omtrent leidster-kind ratio.
• De toiletten en verschoonvoorziening is in de groepsruimte of grenst direct aan de
groepsruimte of gang. Indien de toiletten en verschoonvoorziening gescheiden is
door een muur van de groepsruimte of gang is er altijd een raam aanwezig. De
achtergebleven collega/vrijwilliger in de peuterspeelzaal heeft zo ook zicht op de
toiletten vanuit de speelzaal of vanaf de gang.
• Met kinderen wordt soms in een aparte ruimte gewerkt (kleine groep). In de aparte
ruimte is een raam (of ramen) aanwezig. Hierdoor kunnen de medewerkers altijd
toezicht op elkaar houden.
• De ramen die benodigd zijn voor goede zichtlijnen zijn niet beplakt met poster of
werkjes oid.
• Indien de kinderen buitenspelen, is altijd visueel contact mogelijk tussen de
binnenruimte en buitenruimte.
• Bij buitenschoolse activiteiten zijn er altijd minimaal 2 volwassenen aanwezig.
In het vrijwilligers beleidsplan staan de minimumeisen beschreven waar vrijwilliger die
werkzaam is op de peuterspeelzaal aan dient te voldoen; de gemaakte afspraken met de
vrijwilliger en de taakomschrijvingen waarin wordt omgeschreven welke bijdrage aan het
werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilliger wordt verwacht (in samenhang met het
pedagogisch beleidsplan).
23
De peuterspeelzaal; een onderdeel van lokaal
jeugdbeleid.
De peuterspeelzaal staat midden in de samenleving en is onderdeel van het lokale
jeugdbeleid. Concreet komt het erop neer dat de peuterspeelzaal contacten heeft met o.a.
basisscholen, centrum jeugd en gezin, consultatieburo. De overleggen met deze instanties
zijn structureel, andere incidenteel.
Lokaal Educatieve Agenda (LEA)
In dit overleg waarbij vertegenwoordigers van de gemeente, Centrum Jeugd en Gezin,
basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang zitten, worden
jeugdzaken besproken voor jeugd van 0-23 jaar. Regelmatig komen werkgroepen bij elkaar
om onderwerpen die bepaalde doelgroepen aangaan te bespreken. In deze werkgroepen
wordt onder andere besproken:
• Op welke wijze we de taalontwikkeling moeten versterken
• Hoe we de signalering, verwijzing en samenwerking tussen de verschillende
organisaties het beste kunnen afstemmen.
• Hoe we regionaal omgaan met wetswijzigingen.
Centrum Jeugd en Gezin
Er is een nauwe samenwerkingsband tussen het CJG en stichting ZIJN-peuterspeelzalen.
In het kader van onze zorgstructuur heeft elke peuterspeelzaal een vaste
jeugdverpleegkundige. Zij is tevens ook werkzaam op het consultatieburo van het dorp.
Minimaal 3 keer per jaar wordt door de jeugdverpleegkundige en de leidster de ontwikkeling
van de kinderen
besproken.
Gezamenlijk wordt er opgetrokken om het VVE-beleid op Goeree-Overflakkee vorm te
geven. De arts van het CJG geeft de indicaties voor VVE-kinderen af. Leidsters kunnen
kinderen, na overleg met de ouders, aanmelden bij het CJG voor een VVE-indicatie.
Incidentele instanties waar een beroep op gedaan kan worden:
• Stichting MEE (www.mee.nl)
• Logopedie
• Integrale Vroeghulp (www.integralevroeghulp.nl)
Voordat er contact wordt opgenomen met de bovengenoemde instanties zal er altijd eerst
een gesprek plaatsvinden met de ouders over de problematiek waar tegenaan gelopen
wordt. Na toestemming van de ouders, maar ook vaak met de ouder, wordt er contact
opgenomen met de betreffende instantie.
24
Ouders
Contacten met ouders.
Om goed te kunnen inspelen op de kinderen in de groep is het belangrijk dat de leidster de
gezinsachtergrond en eventuele specifieke opvoedingsideeën kent. Aan de andere kant geeft
de leidster de ouders informatie over de gang van zaken op de speelzaal en in het bijzonder
over hoe het met hun kind gaat. Deze gelijkwaardige en wederzijdse uitwisseling van
ervaringen kan plaatsvinden tijdens het halen en brengen van de kinderen, maar ook als
ouders een keer meedraaien in de groep van hun kind. Daarnaast kunnen ouders altijd een
afspraak maken met de leiding om over hun kind te praten.
Ouderparticipatie.
Zonder ouderhulp geen peuterspeelzaal! Vele handen maken licht werk!
Hulp in de Peuterspeelzaal
In verband met veiligheid werkt de leidster niet alleen. Volgens de wet MOET de
leidster worden geassisteerd door een volwassen vrijwilliger. In de wet staat wat de
definitie van een vrijwilliger is:
· Persoon die een VOG heeft (Verklaring Omtrent Gedrag)
· Regelmatig, niet op incidentele basis werkzaam is
· Belast is met de verzorging, de opvoeding of het bijdragen aan de ontwikkeling
van kinderen.
Daarom is gekozen om vaste vrijwilligers in te zetten (dient een VOG te hebben) die
regelmatig op de peuterspeelzaal te vinden zijn. Deze vrijwilligers zijn vaak ook ouders
van de peuterspeelzaal.
Hierop is ook de ouderbijdrage afgestemd. De ouder betaalt maandelijks voor een
professionele leidster met de hulp van een vrijwilliger. Door deze constructie toe te
passen houden we de ouderbijdrage relatief laag.
In de volgende gevallen is een VOG NIET noodzakelijk:
Ouders die assisteren bij incidenteel grote groepsactiviteiten, waar ook meerdere (1
volwassene op 3 kinderen) ouders bij betrokken zijn. (Denk aan schoolreis, sinterklaas,
speldag, kerst-eten)
Ouders die incidenteel (1 x in de 2 maanden) een korte tijd (max anderhalf uur) op de
peuterspeelzaal aanwezig zijn voor ouderbetrokkenheid. (Denk aan koffieochtenden,
voorleesinstructie, themaopeningen en sluitingen, kijkuurtje)
Verjaardagen van kinderen.
Hulp in de Oudercommissie
Elke peuterspeelzaal heeft een oudercommissie. Deze commissie heeft o.a. de
volgende taken:
• Het mede zorg dragen voor het organiseren van activiteiten.
• Het organiseren van ouderavonden in samenwerking met het personeel.
25
• Het adviseren over het eigen pedagogisch beleid van de peuterspeelzaal, binnen de
randvoorwaarden van Stichting ZIJN .
• Toezicht houden op inkomsten en uitgaven van het budget dat de ouderraad d.m.v.
acties e.d. verkregen heeft.
• Zorg dragen voor de peuteradministratie van de peuterspeelzaal.
Het volledige reglement van de oudercommissie is als bijlage bijgevoegd.
Incidentele hulp
Te denken valt aan:
Klushulp: voor het repareren van speelgoed, ophangen van schilderij, enz.
Schoonmaakhulp: 1 of 2 keer per jaar wordt heel de peuterspeelzaal grondig
schoongemaakt.
Actiehulp: het inzetten van ouders om een actie mede te organiseren en/of te helpen
bij de uitvoering daarvan.
Ouderbetrokkenheid
Peuters nemen twee of vier (VVE) dagdelen per week deel aan voorschoolse educatie. De
overige tijd zijn kinderen thuis, bij hun ouders. Ouders hebben een grote invloed op de
ontwikkeling van hun kinderen.
Stichting ZIJN peuterspeelzalen zet zich in om samen te werken met ouders, de thuissituatie
en peuterspeelzaal. Door op elkaar af te stemmen worden betere resultaten bereikt die ten
gunste komen aan de ontwikkeling en/of gedrag van de peuter en aan het
opvoedingsklimaat thuis. Als het gaat om wederzijdse betrokkenheid van ouders en
peuterspeelzaal werken ze samen en gaan ze met elkaar in gesprek met een
gemeenschappelijk doel…de kinderen moeten er beter van worden.
Een onderdeel van de ouderbetrokkenheid zijn de KIJKouders.
De KIJKouder is van harte welkom om naar zijn of haar kind te kijken. Tijdens het kijken
wordt een ouder bijgepraat over de ontwikkelingen. De KIJKouders zijn maximaal 1,5 uur per
dagdeel welkom.
Overdracht bij brengen en ophalen zijn belangrijke informatiemomenten om voor leidsters
goed aan te kunnen sluiten bij de kinderen en hun belevingswereld, bij hun ervaringen thuis,
bij hun familie. Leidsters kunnen dan sensitief en responsief zijn als zij de kinderen echt
kennen. Hiervoor is goed contact met de ouders een vereiste.
Op alle VVE peuterspeelzalen worden aan de hand van de structurele observatiemomenten
oudergesprekken gevoerd. De informatie over de ontwikkeling van het kind thuis en op de
peuterspeelzaal wordt uitgewisseld. De observatieformulieren (ZO praat ik, Zo doe ik, Zo
beweeg ik) zijn in deze gesprekken de rode draad en zullen o.a. als overdracht naar de
basisschool dienen (naast het overdrachtboekje). Ouders zijn zodoende op de hoogte van
26
de inhoud. Er zijn binnen de VVE methodiek verschillende momenten en verschillende
manieren om ouders bij de thema’s die op de peuterspeelzalen worden uitgevoerd. De
meerwaarde van de ouderbetrokkenheid ligt in het geven van een vervolg in de
thuissituatie aan dat waar de kinderen op de peuterspeelzaal mee bezig zijn. Ouders
ontvangen een thema brief waarin dit wordt uitgelegd en suggesties voor thuis worden
aangeboden.
Er is een onderscheid tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie (Onderwijsraad
2010). Bij ouderparticipatie gaat het om actieve deelname van ouders aan activiteiten op de
peuterspeelzaal of school. Het kan gaan om informele vormen van ouderparticipatie, zoals
het leveren van hand- en spandiensten, en om formele vormen, zoals zitting hebben in
ouderraad, medezeggenschapsraad of schoolbestuur.
Ouderbetrokkenheid kan zowel thuis plaatsvinden, als op de peuterspeelzaal. Voorbeelden
van ouderbetrokkenheid thuis zijn: voorlezen, rijmen, gesprekjes voeren over de
peuterspeelzaal. Ouderbetrokkenheid heeft het meeste effect op de ontwikkeling van
kinderen. Stichting zijn onderzoekt hoe het onderwerp ouderbetrokkenheid het beste vorm
te geven. Dit wordt nog beschreven in een Ouder beleid.
Communicatie
Er zijn vaste momenten die vragen om communicatie:
Voor het bezoek van uw peuter aan de peuterspeelzaal.
Internet is tegenwoordig hét medium. Op www.peutereiland.nl zijn alle belangrijke zaken te
vinden. Zijn er vragen waarop u de antwoorden niet kunt vinden, of als u specifieke vragen
heeft, dan is het altijd mogelijk om contact op te nemen met de toekomstige leidster van uw
kind. U ontvangt vooraf altijd een informatie boekje.
Indien uw peuter op de peuterspeelzaal zit.
Ouders kunnen de leidsters informeren over het wel en wee van hun kind bij het brengen en
halen. Zaken die van invloed kunnen zijn op het gedrag van het kind, zoals b.v. een geboorte
of sterfgeval binnen de familie of een opname in het ziekenhuis, kunnen worden
doorgegeven aan de leidsters die dan rekening kunnen houden in het begeleiden van het
kind. Als de informatie gevoelig en of vertrouwelijk is, kan de ouder verzoeken om een privé
gesprek met de leidster(s).
Bij de ingang hangt een informatie bord. Hierop hangen alle belangrijke zaken die van
toepassing zijn. Vergeet hier dus niet regelmatig op te kijken. Indien het onderwerp erom
vraagt ontvangt u van de leidster een brief.
Klachtenregeling
Waar mensen werken kan er wel eens iets misgaan.
De peuterspeelzaal vormt op deze regel geen uitzondering. Stichting ZIJN heeft een
reglement voor een goede behandeling van de klacht. Als iemand een klacht heeft, dan wil
Stichting ZIJN die zo zorgvuldig mogelijk behandelen.
27
Het is niet alleen voor de klager, maar ook voor de organisatie van groot belang een klacht in
behandeling te nemen als de dienstverlening tekort schiet. Op dat moment kunnen wij iets
aan de klacht doen én kunnen wij ook bekijken op welke manier dergelijke klachten in de
toekomst vermeden kunnen worden. Klachten kunnen op deze manier gezien worden als
een gratis advies van ouders/verzorgers. Ze kunnen aangewend worden om de kwaliteit te
verbeteren.
U bent ontevreden: wat dan?
In het geval dat u ontevreden bent kunt u het beste contact opnemen met de direct
betrokkene. Dikwijls is er sprake van een misverstand en/of kan de medewerk(st)er de
situatie naar tevredenheid uitleggen. Veel kan daarmee uit de wereld worden geholpen.
Wanneer dit niet tot een oplossing leidt, kunt u een klacht indienen. Nadere regels met
betrekking tot de termijnen, het horen van partijen, geheimhouding e.d. zijn opgenomen in
het Reglement Interne Klachtenprocedure. Deze is als bijlage toegevoegd.
Externe klachtenprocedure.
De Wet Klachtrecht Cliënt Zorgsysteem regelt dat elke organisatie voor peuterspeelzalen
beschikt over of aangesloten is bij een klachtencommissie. Het reglement van deze
klachtencommissie is grotendeels bij wet geregeld. De klachtencommissie waar Stichting
ZIJN gebruik van maakt is de Zuid-Hollandse centrale Klachtencommissie Kinderopvang
(ZcKK). Een klacht kan in principe direct in behandeling gegeven worden bij deze commissie.
De commissie geeft er echter de voorkeur aan dat u hiervan pas gebruik maakt als intern alle
mogelijkheden om tot een oplossing te komen benut zijn. Op de website van ZcKK is het
mogelijk om hun klachtenprocedure in te zien.
28
Naar de basisschool
Aan het eind van de peuterperiode vindt er een overdracht plaats, naar de basisschool.
Als uw peuter 4 jaar wordt, is het tijd om naar de basisschool te gaan. In de laatste maanden
op de peuterspeelzaal vult de leidster een overdrachtsformulier in.
De leidster kijkt onder andere naar de volgende gebieden:
• Sociaal-emotionele ontwikkeling
• Motororische ontwikkeling
• Spraak-taal ontwikkeling
• Speel-leer gedrag
• Zelfredzaamheid
Nadat het formulier is ingevuld wordt dit besproken met de ouders. Indien u toestemming
geeft, ontvangt de toekomstige basisschool ook een exemplaar van dit formulier.
De kinderen met een VVE-indicatie krijgen een warme overdracht. De ontwikkeling van het
betreffende kind wordt besproken met de juf van de ontvangende basisschool.
29
Peuters met een verstandelijke of lichamelijke
beperking of chronische ziekte.
Wij staan open voor de komst van gehandicapte en chronisch zieke peuters. In het verleden
hebben op meerdere peuterspeelzalen binnen Peutereiland diverse gehandicapte kinderen
gezeten. Voor het plaatsen van deze peuters moeten er echter wel een aantal belangrijke
voorwaarden worden gesteld, dit om de veiligheid van de desbetreffende peuter en de
andere peuters in de groep te waarborgen.
Voorafgaand aan de plaatsing zal er met de ouders van de gehandicapte of zieke peuter
goed moeten worden doorgesproken wat de mate van de handicap of zorg is. De
peuterspeelzalen hebben geen extra faciliteiten voor deze peuters. Ook is één op één
aandacht niet mogelijk.
Zolang er op de peuterspeelzaal mogelijkheden zijn voor deze kinderen en het met het kind
ook goed gaat, zal er plaats zijn. Zodra er echter een verandering in de situatie optreedt,
heeft de speelzaal altijd het recht om op de plaatsing van het kind terug te komen.
Redenen om op een plaatsing terug te komen zijn:
• Als de problematiek van het kind dermate specialistisch wordt dat de leidsters
hiertoe onvoldoende toegerust zijn.
• Als het groepsbelang in het geding komt.
• Als de ontwikkeling van de betreffende peuter aanleiding geeft te denken, dat het
elders beter opzijn plaats zal zijn.
30
Administratieve zaken m.b.t. in- en uitschrijving
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft als uitgangspunt dat zoveel mogelijk kinderen, als zij
tussen twee en een half jaar en vier jaar oud zijn, de peuterspeelzaal bezoeken. De peuters
bezoeken de peuterspeelzaal voor twee dagdelen per week.
Aanmelden
Er geldt geen minimumleeftijd waarop u uw kind kunt aanmelden. Voor alle
peuterspeelzalen van Stichting ZIJN kunt u uw kind vanaf de geboorte aanmelden.
Volgorde van plaatsing: de plaatsing geschiedt op volgorde van leeftijd.
• Indien u uw kind later aanmeld dan 2 jaar en 2 maanden wordt uw kind op volgorde
van aanmelding geplaatst.
• Kinderen die verhuisd zijn en al eerder op een peuterspeelzaal hebben gezeten
worden, in overleg, z.s.m. geplaatst.
• Kinderen met een VVE-indicatie hebben voorrang op VVE-groepen.
Gang van zaken rond de plaatsing
Een leidster of een hulpouder regelt op de peuterspeelzaal zelf de plaatsing. U kunt uw kind
via de website aanmelden of, indien u geen internet heeft, via een inschrijfformulier hetgeen
u inlevert bij de leidster. U krijgt een bevestiging wanneer uw kind op de wachtlijst geplaatst
wordt. Ongeveer 6 weken van te voren krijgt u bericht wanneer uw kind kan beginnen op de
peuterspeelzaal.
Beëindiging plaats
Als uw peuter 4 jaar wordt stopt automatisch de plaats op de peuterspeelzaal.
Indien u geen gebruik meer wilt maken van de peuterplaats dan kunt u de plaatsing
beëindigen door deze schriftelijk op te zeggen. Dit is mogelijk via e-mail of via het
opzegformulier dat bij u bij uw peuterspeelzaal kunt opvragen. Hierbij geldt een
opzegtermijn van 1 maand. De opzegtermijn gaat in op de dag dat u van ons een
ontvangstbevestiging ontvangt.
31
Ouderbijdrage
De inkomsten van de Stichting ZIJN bestaan uit subsidie van de gemeente en de
ouderbijdrage. Stichting ZIJN hanteert een vaste ouderbijdrage per maand. Voor de exacte
ouderbijdrage van dit jaar, kunt u de website raadplegen.
• De ouderbijdrage wordt maandelijks geïnd per automatische incasso.
• Indien u hier geen gebruik van wenst te maken, kunt u contact opnemen met de
administratie. U moet er dan wel rekening mee houden dat er maandelijks € 2,50
administratiekosten in rekening worden gebracht.
• De ouderbijdrage wordt per kind per maand betaald.
• Tijdens de maanden juli en augustus zomervakantie wordt er geen ouderbijdrage in
rekening gebracht. U betaalt dus tien maanden per jaar.
• Jaarlijks wordt de ouderbijdrage geïndexeerd.
• Bezoekt uw kind maar een deel van de maand de peuterspeelzaal bezoekt (alleen van
toepassing bij de maand van inschrijving en uitschrijving), dan betaalt u een
aangepaste ouderbijdrage, deze is gebaseerd op dat deel van de maand dat uw
peuter de peuterspeelzaal bezoekt.
32
Organisatie
Organigram van Stichting ZIJN peuterspeelzalen
Directeur Bestuurder
Administratie
Coördinator
Peuterspeelzalen
Intern Begeleider Peuterleidster Interieurverzorgers
33
Zorgstructuur
De ZIJN-peuterspeelzalen hebben behoefte aan een efficiënte zorgstructuur, aandacht voor
opvallende kinderen en begeleiding van de pedagogisch medewerkers die met hen werken.
Door deze behoefte is er gekozen voor het aanstellen van een intern begeleider voor de
peuterspeelzalen. Met ingang van januari 2015 wordt de intern begeleider in eerste instantie
ingezet ten behoeve van ondersteuning van pedagogisch medewerkers in Voor- en
Vroegschoolse Educatie. Zij coacht de medewerkers in opbrengstgericht handelen, het
vergroten van de ouderbetrokkenheid en het werken met het kindvolgsysteem (ZO-
observatielijsten Zo spreek ik, Zo beweeg ik en Zo doe ik). Dit in nauwe samenwerking met
scholen en andere betrokken instanties (zoals het consultatieburo, CJG, basisschool).
Vroeg signalering: zorgen, ondersteuning en doorverwijzing
Vroeg signalering van (ontwikkelings)achterstanden bij jonge kinderen is een aandachtspunt
binnen de peuterspeelzalen.
De structurele observatiemomenten (VVE peuterspeelzalen) en de structurele
kindbesprekingen met de intern begeleider bieden hier ruimte voor.
Peuters worden begeleid en ondersteund door leidsters die deskundig zijn in het volgen van
de ontwikkelingsfasen van jonge kinderen. De leidster observeert de peuters voortdurend
waardoor ze de ontwikkeling en het gedrag van de peuter kan volgen. Wanneer een leidster
zorg heeft rondom de ontwikkeling, het gedrag of de thuissituatie gaat zij een zorgtraject
starten. Het zorgprotocol en het observatiesysteem is de basis waarmee leidsters in het
kader van Vroegsignalering opvallen gedrag en ontwikkelingsachterstanden kunnen
signaleren. (zie zorgprotocol hoofdstuk zorgroute)
De aandachtspunten binnen de ontwikkeling van elk kind worden in de reguliere
kindbesprekingen besproken. Daar waar zorgen blijven bestaan wordt in samenspraak met
de ouders pedagogische ondersteuning georganiseerd om het kind (en de ouders) extra te
ondersteunen en/of door te verwijzen naar samenwerkingspartners in de (jeugd-
)hulpverlening.
Er is structureel contact met leidsters en de Jeugdverpleegkundige van het Centrum Jeugd
en gezin. Dit vindt 3 á 4 keer per jaar plaats, zodat risico kinderen beter geholpen kunnen
worden (met toestemming van ouders)
34
Stroomschema interne zorgstructuur
Acties peuterspeelzaal (inter) actie naar ouder(s)
Interne zorgstructuur
Basis
ondersteuning
Peuter
Geen VVE indicatie VVE indicatie
Peuter komt 4 dagdelen
Normale
ontwikkeling
Stagnerende
ontwikkeling
Overleg CJG
(mogelijk
VVE
indicatie)
Basisondersteuning zie
stap 1 t/m 4
Geen extra
ondersteuning
volgens
stappenplan
(koude
overdracht
naar BO)
Stagnerende ontwikkeling
Diepte ondersteuning zie
stap 5 en 6
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 1:
Leidster werkt opbrengst gericht in de groep
• ZO- observatielijst invullen
• Opstellen groepshandelingsplan voor 3
maanden
• Evalueren groepsplan en bijstellen indien
nodig.
Leidster in gesprek met
ouders over hun kind tijdens
breng- en haalmoment en
voortgang gesprekken.
Stap 2:
Leidster overlegt met collega leidster (oplossing
voor opvallend gedrag of ontwikkeling van een
peuter). Overleg kan ook tijdens teambespreking.
Leidster in gesprek met
ouders, uitwisseling
ervaringen, delen zorgen,
afstemmen van aanpak.
Stap 3:
Leidster overlegt met intern begeleider.
• Leidster meldt een kind aan
• Kind bespreking
• Indien nodig plaatsing in het intensieve
arrangement van het groepsplan of
Leidster informeert ouders
over werkwijze en wisselt
ervaringen uit; expertise van
ouders gebruiken.
35
indien nodig opstellen individueel
handelingsplan.
• Of verwijzing naar CJG, logopedie/ kno-
arts of externe instantie.
Stap 4:
Leidster en/of intern begeleider hebben/heeft
overleg met externen.
Toestemming van ouders
regelen. De ouders als
partner-in-zorg betrekken
Diepte-
ondersteuning
Stap 5:
Tussenkomst door externe instantie
• Jeugdzorginstellingen (CJG, Bureau
Jeugdzorg, integrale vroeghulp)
• Diagnostisch onderzoek
• Overig, …..
Toestemming van ouders
regelen. De ouders als
partner-in-zorg betrekken.
Stap 6:
Ondersteuning /aanpassing in reguliere
peuterspeelzaal in de vorm van:
• Aangepaste voorziening voor Jeugdzorg
onder/na peuterspeelzaaltijd.
• Afstemming op PSZ; behandeling, hulp
en ondersteuning door bv. ambulant
begeleider op PSZ.
De PSZ ondersteunt ouders
bij keuzeopties zoals;
Hulp op eigen PSZ.
Hulp in de thuissituatie.
Verwijzing SBO.
Aanmelding regulier
basisonderwijs met
zorgarrangementen (warme
overdacht naar BO).
PM = pedagogisch medewerker
IB= intern begeleider
HPL= handelingsplan
Stappen binnen de interne zorgstructuur (zie stroomschema) Stap 1:
De leidster werkt opbrengstgericht in de groep naar aanleiding van eigen observaties en de
informatie uit de ZO observatielijsten. Tijdens de periode dat een kind de peuterspeelzaal
bezoekt, worden er door de leidsters 3 keer standaard ZO-observaties gedaan. Deze
informatie wordt
met elkaar besproken en vastgelegd in de ZO-lijsten (Zo Praat ik, Zo beweeg ik en Zo doe ik)
Een professionele benadering zorgt ervoor dat er vroegtijdig wordt gesignaleerd.
36
Naar aanleiding van deze observatielijsten en informatie van de leidster, wordt een
groepshandelingsplan opgesteld. Je maakt een plan hoe je doelen kunt bereiken, je voert het
plan uit en evalueert na vastgestelde tijd of je de doelen bereikt hebt. Als de doelen zijn
bereikt, stel je weer nieuwe doelen op. Als de doelen niet bereikt zijn, pas je je plan aan . Op
deze manier wordt de ontwikkeling van ieder kind nauwkeurig gevolgd en gestimuleerd.
(rapportage in logboek, kind dossier, observatielijsten). Met de ouders zijn regelmatig
gesprekken over (de ontwikkeling)van hun kind tijdens de breng- en haal momenten en
tijdens de voortgang gesprekken.
Stap 2:
In stap 2 gaat de leidster op collegiaal niveau op zoek naar reflectie en feedback om
oplossingen te zoeken voor gestelde problemen. Samen met een collega reflecteert de
leidster op de ontwikkeling of het gedrag van kinderen die opvallen. Ook wordt begonnen
met een eerste inventarisatie van de specifieke begeleidingsbehoeften. In stap 2 gaat het om
uitwisselen van ideeën en oplossingen waarmee de inbrenger als het ware de volgende dag
verder kan. Dit kan in 2 vormen: enerzijds kan het gaan om gesprekken tussen twee
collega’s. Het gaat daarbij niet om structureel gepland overleg, welke is opgenomen in de
jaarplanning, maar om een incidenteel gesprek, waarbij de leidster een collega bevraagt
over (het gedrag of de ontwikkeling) van een specifiek kind. Anderzijds kan een
peuterspeelzaal ook kiezen voor een vorm van intervisie of een teambespreking (Thema
bespreking) waarin de leidster haar zorgen of vragen tijdens het gedeelte van de
kindbespreking inbrengt. De leidster gaat in gesprek met ouders, delen zorgen, uitwisselen
van ervaringen en afstemmen van de aanpak.
Stap 3:
Bij deze stap gaat de leidster op zoek naar oplossingen binnen de organisatie om het kind
zich op een optimale manier te laten ontwikkelen. Ouders worden vanaf het begin bij deze
stap betrokken. Je maakt gebruik van de expertise van ouders (leidster en ouders zijn
partners!)
De leidster gaat in gesprek met de intern begeleider. Het kan zijn dat na deze gesprekken de
leidster eerst zelf aan de slag gaat en de cyclus van opbrengst gericht werken doorloopt.(Of
indien nodig wordt een individueel handelingsplan opgesteld door de leidster m.b.v. de
intern begeleider. Het individueel handelingsplan wordt vermeld in het groepsplan; een plan
van aanpak opstellen, uitvoeren en evalueren). Het kan echter ook zijn dat na de gesprekken
al duidelijk is dat doorverwijzing (naar bv logopedie/kno-arts) of andere externe hulp nodig
is. Dan verwijst de leidster ouders meteen door zonder eerst zelf binnen de organisatie aan
de slag te gaan. Indien nodig in overleg met de intern begeleider.(Vanzelfsprekend wordt er
tijdens iedere stap geëvalueerd; zie cyclus Opbrengst Gericht Werken)
Stap 4:
In stap 4 heeft de leidster /intern begeleider/Aandacht functionaris overleg met externen.
Dit kan door het kind in te brengen bij het CJG overleg (met toestemming van ouders) Er kan
ook contact gezocht worden met externe instanties buiten deze geplande
overlegmomenten. De informatie wordt vastgelegd in het kind dossier. Ouders worden zo
veel mogelijk betrokken bij gesprekken. Voor het inschakelen van externen en uitwisseling
van informatie met hen, dient de peuterspeelzaal/leidster vooraf de ouders te informeren
en om hun toestemming te vragen.
37
Stap 5: Tussenkomst (interventie) van externe instantie (s).
Wanneer wordt besloten tot nader onderzoek door externen, zal de intern begeleider (of het
CJG) hiervoor een aanmelding doen bij de betreffende externe instantie. Er wordt informatie
verzameld die nodig is voor de aanmelding. Voorbeelden van interventies zijn; observatie
door een pedagoog/orthopedagoog, onderzoek bij audiologisch centrum, inzet collegiaal
consulent. Ook ouders kunnen zelf initiatief nemen en contact zoeken met een externe
voorziening. Dit kan op eigen gelegenheid, maar ook na advies van de leidster/intern
begeleider.
Stap 6:
Begeleiding/zorg op maat.
In deze laatste stap wordt begeleiding en hulp op maat gegeven in de peuterspeelzaal door
een externe instantie. Ook voor deze stap is toestemming van en samenwerking met ouders
nodig. Als de leidster(s) en/of de ouders menen dat alles gedaan is om het kind te helpen en
niet (meer) verwacht kan worden dat de peuterspeelzaal het kind adequaat verder kan
begeleiden, dan kan overwogen worden om de peuter te plaatsen in een voorziening die
verder onderzoek en/of behandeling kan bieden.
Meldcode
Stichting ZIJN peuterspeelzalen hanteert de meldcode kindermishandeling en huiselijk
geweld. Alle peuterspeelzaal leidsters zijn getraind in het signaleren van kindermishandeling
en (getuige zijn van) huiselijk geweld en in het nemen van de daartoe vereiste stappen
richting Veilig Thuis (het vroegere AMK – advies en meldpunt Kindermishandeling en het
SHG –Steunpunt Huiselijk Geweld. De peuterspeelzaalcoördinator en enkele leidsters zijn
getraind als Aandachtsfunctionaris. Stichting ZIJN peuterspeelzalen borgt deze kennis door
het structureel volgen van scholing op dit gebied. Dit onderwerp wordt tevens beschreven in
de handleiding Meldcode.
38
Bijlage 1: Reglement Oudercommissies
Inleiding
De oudercommissie heeft binnen stichting ZIJN inbreng in het eigen inhoudelijk beleid van
de peuterspeelzaal, maar heeft geen (directe) zeggenschap over het personeel. De inbreng
van de oudercommissie kan variëren van het adviseren over onderdelen van het inhoudelijk
beleid en/of het uitvoeren van bepaalde taken. In alle gevallen vervult de oudercommissie
voor het personeel vooral een ondersteunende en signalerende rol.
Naam
De oudercommissie draagt de naam ‘Oudercommissie ……………………………..(naam
peuterspeelzaal)
Functie
De oudercommissie vervult de volgende functies:
• Het betrekken van de ouders bij het beleid van de peuterspeelzaal
• Medezeggenschap over het 4-ogenprincipe
• Het waarborgen van de betrokkenheid van de ouders waardoor een actieve
en in ontwikkeling blijvende samenwerking kan plaats vinden
• Het zorg dragen voor uitvoering van taken door ouders ten einde de
peuterspeelzaal optimaal te laten functioneren
• Het bevorderen van de communicatie tussen het personeel en ouders en
tussen ouders onderling
• Het bevorderen van de belangen van de peuterspeelzaal
• Desgewenst het werven van extra middelen boven het toegekende budget
• Medezeggenschap op basis van de WMCZ1, zoals op het terrein van voedsel,
hygiëne en veiligheid
• Het vertegenwoordigen van de ouders
• Kan een bijdrage leveren bij de selectie van personeel van de peuterspeelzaal
2. Taken
Uit bovengenoemde functie vloeien onder meer de volgende taken voort:
• Het adviseren over het eigen pedagogisch beleid van de peuterspeelzaal
binnen de randvoorwaarden van de Stichting ZIJN (bv. protocol
kindermishandeling, ongewenst gedrag et cetera)
• Het opstellen van de huisregels tezamen met het personeel.
• Het adviseren m.b.t. het plaatsingsbeleid van kinderen op de peuterspeelzaal
binnen de randvoorwaarden van de Stichting ZIJN (plaatsingsbeleid)
• Het (zorg dragen voor het) organiseren van activiteiten als: feesten, vieringen
• Het zonodig zorg dragen voor (voldoende) hulpouders
• Het organiseren van ouderavonden in samenwerking met het personeel
• Het houden van markten, beurzen e.d. en meedenken over besteding
opbrengsten
1 Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen
39
• Toezicht houden op inkomsten en uitgaven anders dan vanuit
subsidie/ouderbijdragen
• Het doorgeven van wijzigingen in de samenstelling van de commissie aan de
Stichting ZIJN
De leden van de oudercommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit
hoofde van hun functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der
zaak volgt dan wel uitdrukkelijk is opgelegd.
3. Samenstelling en zittingsduur
De oudercommissie bestaat uit minimaal drie leden. Minimaal 2/3 van het aantal leden is
ouder. Met ouder wordt in dit verband bedoeld: ouder en /of verzorger van kind(eren) die
van de peuterspeelzaal gebruik maken. De voorzitter is bij voorkeur ouder. Personeelsleden
van de Stichting ZIJN kunnen geen lid zijn van de oudercommissie. Oudercommissieleden
worden gekozen voor een periode van twee jaar. Jaarlijks treedt een deel van de leden van
de oudercommissie af. Oudercommissieleden zijn onbeperkt herkiesbaar mits voldaan wordt
aan de hiervoor omschreven samenstelling. De oudercommissieleden kiezen uit hun midden
een voorzitter.
4. Kandidaatstelling en verkiezing
Jaarlijks organiseert de oudercommissie een verkiezing ter vervulling van de vacatures.
Verkiezing vindt plaats op een ouderavond, waarvoor alle ouders schriftelijk zijn
uitgenodigd. Alleen ouders kunnen stemmen. In de uitnodiging worden ouders
geïnformeerd over de verkiezing en de kandidaatstelling. Kandidaten worden gekozen bij
gewone meerderheid van stemmen. In tussentijdse vacatures kan worden voorzien door de
oudercommissie.
5. Beëindiging lidmaatschap
Het lidmaatschap van de oudercommissie eindigt bij periodiek aftreden, bij bedanken, bij
overlijden en bij ontslag.
Een lid van de oudercommissie kan worden ontslagen of geschorst bij besluit met een
meerderheid van 2/3 van het uitgebrachte aantal stemmen in een oudercommissie
vergadering waar tenminste 2/3 van de leden van de oudercommissie aanwezig zijn.
6. Vergaderingen en besluitvorming
De oudercommissie vergadert zo vaak de voorzitter of één der andere leden dit nodig acht,
dan wel op verzoek van het personeel van de peuterspeelzaal.
De oudercommissie besluit bij gewone meerderheid van stemmen.
De leiding of (een deel van) het personeel van de peuterspeelzaal kan op verzoek van de
oudercommissie dan wel op eigen verzoek een vergadering van de oudercommissie
bijwonen.
7. Opheffing van de oudercommissie
Voor de opheffing van de oudercommissie kan slechts worden besloten door 2/3 van de
aanwezige ouders op de ouderavond, waarvoor alle ouders schriftelijk zijn uitgenodigd
onder vermelding van het voorstel van opheffing van de oudercommissie. Na opheffing van
de oudercommissie wordt jaarlijks door de leiding van de peuterspeelzaal een ouderavond
40
belegd, waarvoor alle ouders schriftelijk worden uitgenodigd, waar het besluit om weer een
oudercommissie in te stellen wordt geagendeerd.
8. Rol van de oudercommissie bij sollicitatie procedure
Bij een vacature zal een sollicitatie commissie worden gevormd waar een bestuurslid van de
stichting (of een vertegenwoordiger daarvan), een personeelslid en/of een lid van de
oudercommissie van de peuterspeelzaal waar zich de vacature zich voordoet, deel van
uitmaken.
De sollicitatie commissie doet een voordracht aan de Raad van Bestuur van de Stichting ZIJN.
41
Bijlage 2: Reglement Interne Klachtenprocedure
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.1 Stichting ZIJN : een rechtspersoon die in organisatorisch verband een voorziening in stand
houdt om regelmatig activiteiten te bieden aan kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 6
maanden 4 jaar in de vorm van een peuterspeelzaal.
1.2 Directeur: de persoon die krachtens opgedragen bevoegdheden verantwoordelijk is voor het
bestuur, de uitvoering en de bedrijfsvoering van Stichting ZIJN .
1.3 Coördinator: de persoon die in opdracht van en onder eindverantwoordelijkheid van de
directeur leiding geeft aan het peuterwerk binnen Stichting ZIJN .
1.4 Peuterleidster: persoon die onder verantwoordelijkheid van de coördinator de dagelijkse
leiding heeft van de peuterspeelzaal.
1.5 Hoofd administratie: de persoon die in opdracht van en onder eindverantwoordelijkheid van
de directeur leiding geeft aan de peuterspeelzaaladministratie.
1.6 Medewerker peuterspeelzaaladministratie: de persoon die onder verantwoordelijkheid van
het hoofd administratie uitvoering geeft aan de peuterspeelzaaladministratie.
1.7 Medewerker: iedere persoon die, zowel door een dienstverband als op andere wijze
verbonden aan de Stichting ZIJN , diensten verleent onder verantwoordelijkheid van Stichting
ZIJN . Bij behandeling van een klacht wordt uiteindelijk Stichting ZIJN als aangeklaagde partij
beschouwd, niet de individuele medewerker.
1.8 Geledingen: de lagen binnen Stichting ZIJN waar een klacht ingediend kan worden. Er
worden driegeledingen onderkend binnen Stichting ZIJN , van hoog naar laag: directeur,
coördinator/hoofd administratie en peuterleidsters/medewerkers.
1.9 De Zuid Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang, hierna te noemen ZCKK: een
provinciale klachtencommissie voor kinderopvang in Zuid-Holland. Zij werkt voor aangesloten
organisaties voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang en
gastouderbureau’s. De ZCKK kan worden ingeschakeld door klanten van aangesloten
organisaties.
1.10 Klant: een natuurlijk persoon, die gebruik maakt, wenst te maken of gebruik heeft gemaakt
van de diensten van Stichting ZIJN .
1.11 Klager: een persoon of een groep van personen, behorende tot de klanten van Stichting ZIJN
, die een klacht voorlegt of voorgelegd wil zien aan Stichting ZIJN .
1.12 Klacht: schriftelijke uiting van ongenoegen van een klant wat betreft de dienstverlening van
de Stichting ZIJN of een medewerker van Stichting ZIJN . Het ongenoegen dient betrekking te
hebben op handelingen en beslissingen, of het nalaten daarvan, van de aangeklaagde
Stichting ZIJN in een zaak waarin de klager een belang heeft. De klacht kan betrekking
hebben op alle aspecten van de dienstverlening van Stichting ZIJN die de peuterspeelzaal
betreffen.
42
Artikel 2 Indienen van een klacht
2.1 Het recht tot het indienen van een klacht komt toe aan:
• De klant, d.w.z. ouders of verzorgers.
• Zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger.
• Zijn of haar nabestaanden.
• Natuurlijke personen die door de klant zijn gemachtigd.
2.2 De klager is te allen tijde gerechtigd de klacht in te trekken.
2.3 Bij intrekking van de klacht door de klager is de directeur bevoegd onderzoek te doen
naar de klacht. De klager wordt hiervan in kennis gesteld.
2.4 De klager is gerechtigd de klacht binnen Stichting ZIJN in te dienen bij elke door hem
of haar gewenste geleding van Stichting ZIJN . Aanbevelingen voor de geschiktste
geleding bij een bepaalde klacht worden gegeven in de navolgende subparagrafen.
2.4.1 Bij de peuterleidster in te dienen klachten betreffen:
• De kinderen.
• Huisregels en activiteitenprogramma.
• Accommodatie en spelmaterialen.
• Hygiëne.
2.4.2 Bij de coördinator in te dienen klachten betreffen:
• Procedures binnen een groep.
• Het functioneren van medewerkers.
• Aanname- en plaatsingsbeleid aangaande de peuterspeelzaal.
• Openingstijden.
• Algemeen beleid aangaande de peuterspeelzaal.
2.4.3 Bij de medewerker peuterspeelzaaladministratie in te dienen klachten betreffen:
• De nota’s.
2.8 Bij het hoofd administratie in te dienen klachten betreffen:
• De tarieven.
• Het functioneren van de medewerker peuterspeelzaaladministratie.
2.9 Bij de directeur kunnen alle klachten ingediend worden die niet naar tevredenheid
zijn afgehandeld door een lagere geleding en klachten over de coördinator of het
hoofd administratie.
43
Artikel 3 Behandeling van de klacht
3.1 De medewerker die de klacht in ontvangst neem, is verantwoordelijk voor een
(tijdige) reactie aan de klager, al dan niet na overleg met een hogere geleding binnen
Stichting ZIJN .
3.2 Een en ander afhankelijk van de aard van de klacht. Indien de reactie niet
bevredigend is, kan de klager zijn klacht vervolgens indienen bij een hogere geleding.
Bovengenoemde medewerker maakt klager hierop attent.
3.3 De medewerker die de klacht in ontvangst neemt, maakt van de klacht en de
afhandeling een korte schriftelijke rapportage ten behoeve van Stichting ZIJN en de
klager. Met uitzondering van klachten betreffende de coördinator wordt deze
schriftelijke rapportage altijd toegezonden aan de coördinator die voor archivering
van de rapportage zorg draagt.
3.4 De termijn voor het geven van een reactie op een klacht is ten hoogste drie weken.
Indien de klacht vervolgens ingediend wordt bij een hogere geleding, geldt hiervoor
opnieuw een termijn van ten hoogste drie weken. De maximale termijn bij het
doorlopen van alle drie geledingen bedraagt daarmee drie maal drie weken. Stichting
ZIJN draagt zorg voor de inachtneming van genoemde termijnen. Zolang de klager de
klacht niet bij een hoger geleding heeft ingediend, is de klacht kennelijk opgelost. De
drie weken tijd die Stichting ZIJN heeft per geleding, gaat in bij het wederom
indienen van de klacht. De maximale tijd van negen weken kan dus over meer tijd
verspreid worden, afhankelijk van de snelheid van reageren van de klager. De
medewerker die de klacht in ontvangst neemt, informeert de klager op dit punt.
3.5 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar
tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere gelding is ingediend,
wordt de beklaagde medewerker door de hogere geleding in de gelegenheid gesteld
mondeling en/of schriftelijk haar/zijn standpunt toe te lichten.
3.6 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar
tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere geleding is ingediend,
worden klager en beklaagde in de gelegenheid gesteld hun argumenten naar voren te
brengen en toe te lichten in elkaars aanwezigheid, tenzij het nodig wordt geacht
partijen afzonderlijk te horen, of indien een van de partijen hierom verzoekt. Indien
tot afzonderlijk horen van klager en beklaagde wordt overgegaan, zal alleen die
informatie bij de overwegingen worden betrokken waarop de wederpartij
gelegenheid heeft gehad te reageren.
3.7 De klager kan, na het doorlopen van de interne klachtenprocedure zijn of haar klacht
voorleggen aan de Zuid Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang.
Stichting ZIJN attendeert klager op de mogelijkheid de klacht bij de ZCKK in te
dienen, en stelt hem of haar een klachtformulier en reglement ter beschikking.
Artikel 4 Bijstand
44
Partijen kunnen zich laten bijstaan, of doen vertegenwoordigen, door een door hem of haar
aan te
wijzen persoon.
Artikel 5 Inwinnen van inlichtingen
5.1 De directeur, de coördinator of het hoofd administratie kunnen ter beoordeling van
de klacht nadere informatie inwinnen bij klager, alsmede bij derden. Betrokkenen
dienen te allen tijde schriftelijk op de hoogte gesteld te worden, en om toestemming
te worden gevraagd indien het inwinnen van informatie hun privacy betreft.
5.2 Van het inwinnen van informatie wordt schriftelijk aantekening gehouden door
degene die deze informatie inwint. Deze aantekening bevat datum, inhoud, en
eventueel plaats of bron van de verkregen informatie.
5.3 Degene die informatie inwint is verplicht alle bescheiden en/of informatie, betrekking
hebbend op de klacht, vertrouwelijk te behandelen en geheimhouding te verzekeren
t.a.v. de bij de behandeling van de klacht betrokken personen, indien dit gevraagd
wordt door degene(n) van wie deze bescheiden en/of informatie afkomstig (zijn) is.
Artikel 6 Inzagerecht
Klager en, indien de klacht betrekking heeft op een persoon, beklaagde worden in de
gelegenheid
gesteld alle op de klacht betrekking hebbende stukken in te zien. Stukken die door een der
partijen
worden ingediend onder de conditie dat de andere partij hierin geen inzagerecht heeft,
worden niet in behandeling genomen en spelen bij de uiteindelijke oordeelsvorming geen
rol.
Artikel 7 Beslissing Stichting ZIJN
Stichting ZIJN stelt klager binnen drie weken na indiening van de klacht schriftelijk, eventueel
ook mondeling, en met redenen omkleed in kennis van haar oordeel over de gegrondheid
van de klacht. De Stichting ZIJN deelt klager mede of, en zo ja welke maatregelen zij zal
nemen naar aanleiding van de klacht.
Indien de klacht niet onmiddellijk of op korte termijn kan worden opgelost, wordt door
degene die de klacht heeft behandeld na 3 maanden nagegaan of de klacht inmiddels is
verholpen en of de klager tevreden is met de afhandeling van de klacht.
Artikel 8 Geheimhouding
Een ieder is tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende
gegevens en
informatie die hem of haar ter kennis zijn gesteld. Dit geldt voor gegevens waarvan hij of zij
het
vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden.
Artikel 9 Bekendmaking klachtenregeling
Stichting ZIJN brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van haar
klanten.
45
Artikel 10 Vaststelling en wijziging reglement
Dit reglement wordt vastgesteld door de directeur van Stichting ZIJN .
Artikel 11 Inwerkingtreding
Het reglement treedt in werking per 1 januari 2009.
Top Related