GESCHIEDENIS VAN DE FAMILIE MIDDELHOEK
DEEL IV
DE MIDDELHOEKEN IN DE HOEKSE WAARD
± 1750 - 1800
J. MIDDELHOEK Sr.
-0a-
Gegevens uit de archieven van
Klaaswaal en Strijen
verwerkt tot de geschiedenis van
de familie Middelhoek
verzameld op het Rijksarchief te 's-Gravenhage
en in de kartotheek van het museum te Heinenoord
Met medewerking van Drs. A. J. Middelhoek,
Heisdorf, Luxembourg (G.D.).
Deel IV
door Jan Middelhoek Sr.
Rotterdam, 18 november, 1981
-0b-
Voorwoord
Te Kralingen, in de buurtschap JAFFA, woonden de twee
bakkers, Adriaan Middelhoek en Pieter Middelhoek.
Het geslacht van Adriaan is uitgestorven.
De Middelhoeken, die nu nog in leven zijn, waar ze ook wonen,
zijn nakomelingen van Pieter.
Pieter Middelhoek en Machteltje Huygen Booy hadden in Jaffa
een groot gezin: acht kinderen .... zes jongens en twee meisjes.
Twee kinderen zijn op zeer jeugdige leeftijd in Jaffa gestorven,
twee kinderen stierven op rijpere leeftijd te Lage Zwaluwe.
De vier jongens bleven over: Huyg, Pieter, Abraham en Maarten.
Pieter en Machteltje vertrokken plm. 1732 naar Lage Zwaluwe.
Pieter natuurlijk weer bezield met grote plannen. Hij heeft
ze niet mogen uitvoeren, want hij stierf in 1736 reeds.
Machteltje trouwde nog voor een tweede maal, maar na 4 jaar
was ze voor de tweede maal weduwe.
Er was voor de jongens niet veel te verdienen op Lage Zwaluwe.
Huyg heeft het daar het langst uitgehouden. Wel met de bijstand
van de Hervormde Diaconie - zo nu en dan. Hij was gehuwd en
zijn vrouw was zeker aan het dorp gehecht.
Het idee om het dorp te verlaten en het Hollands Diep over
te steken en het geluk te beproeven in de Hoekse Waard in
de dorpen Strijen en Klaaswaal zal wel uitgegaan zijn van Pieter.
Dat was ongetwijfeld de ondernemendste. Misschien is hij
tegelijk met Abraham overgestoken.
Ze moeten elkaar wel spoedig weer loslaten.
1751
Pieter vestigt zich eerst in Strijen.
Hij blijft daar niet lang. Hij koopt in Klaaswaal een smederij,
en in hetzelfde jaar trouwt hij nog. Zijn vrouw heette
Lijntje Roodbol.
Pieter wordt een belangrijk man in Klaaswaal.
-0c-
Hij was daar niet alleen de dorpssmid, maar bekleedde tevens
verscheidene maatschappelijke en kerkelijke functies. Hij was
daar schepen, kerkmeester en diaken.
1751
Abraham bleef in Strijen achter.
We weten niet met stelligheid met wat voor werk hij zijn
brood verdiende. Wij vermoeden dat hij evenals zijn zoon
wagenmaker was. Hij vertoefde te Strijen als vrijgezel.
Hij had toen wel een eigen huis.
Na 10 jaar trouwde hij met Lijntje Zuiderent.
1755
De jongste zoon van Machteltje volgt ook, in 1755.
Dat was Maarten. Deze was toen 24 jaar.
Hij bleef 15 jaar vrijgezel en trouwde toen, in 1770,
met een zuster van Lijntje Zuiderent. Ze heette Adriana
Zuiderent.
1764
De laatste, die overstak, was Huyg. Hij was de oudste van
de vier. Hij vestigde zich met zijn tweede vrouw, Catharina
Jacobusse van Raamsdonk ook in de Hoekse Waard. Hij koos
hetzelfde dorp als Pieter, n.l. Klaaswaal, maar wel 13 jaar
later.
J. Middelhoek Sr.
Valkeniersweg 15
3075 AX Rotterdam
Prijs f. ,giro 617982
Doet U weer mee ?
-0d-
In de Hoekse Waard
Inhoud
1. Pieter Middelhoek, blz. 1 - 35
de dorpssmid van Klaaswaal
2. Abraham en Maarten, blz. 36 - 102
de wagenmakers van Strijen
3. Huyg, blz. 103 - 113
de aannemer van grondwerk te Klaaswaal
-1a-
Pieter
De vier zoons van Pieter Middelhoek en Machteltje Huygen Booy
1692-1736 1686-1775
in de Hoekse Waard.
1. Huyg 2. Pieter 3. Abraham 4. Maarten
1726-1785
Pieter trouwde met Lijntje Jans Roodbol op de 5e november 1752
1721-1799
te Klaaswaal
Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren
1. Pieter vroeg gestorven
2. Pieter 1755 - 1805
gehuwd met Maaike Nederveen van Werkendam
1774-1821
3. Jan op 27-jarige leeftijd overleden.
Eén zoon n.1. Pieter Pieterse 1755-1805
gehuwd met Maaike Nederveen 8 mei 1799
1774-1821
Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren
1. Pieter vroeg gestorven
2. Pieter vroeg gestorven
3. Jacob 1796-1855
4. Jan 1801-1862
-1b-
Pieter Middelhoek, 1726 - ± 1785.
de dorpssmid van Klaaswaal.
De Hoekse Waard.
De Hoekse Waard wordt in drie delen verdeeld.
Elk deel had vroeger zijn eigen baljuw.
Het eerste deel bestond uit de Beierlanden.
In 1557 was Lamoraal Graaf van Egmond met het indijkings-
werk begonnen. Ja, dat is dezelfde als de ongelukkige, die
in 1567 door Alva te Brussel onthoofd werd.
Zijn vrouw heette Sabina van Beieren. Hij noemde de nieuwe
inpolderingen naar zijn vrouw: Beierland. De dorpen kregen
een wapenschild met de ruitvormige verdelingen van het wapen-
schild van Beieren.
Het eerste baljuwschap - de Beierlanden - strekte zich uit
van het Westen tot de lijn Heinenoord - Westmaas - Klaaswaal -
Numansdorp.
De grote rivier de Maas stroomde vroeger dwars door het land,
dat nu de Hoekse Waard heet. Die Maas werd aan twee zijden
afgedamd en wat er overbleef noemde men de afgedamde Binnen-
maas.
Nu, boven de Binnenmaas ligt de Houck. Dat is het tweede
baljuwschap. Het strekte zich uit van Westmaas tot 's Graven-
deel. Het tweede baljuwschap was de omgeving van Puttershoek.
Toen de Maas er nog stroomde, behoorde dit gedeelte bij het
graafschap Holland.
Wat er overblijft is het derde baljuwschap. Het wordt gevormd
door het Land van Strijen en het Land van Cromstrijen.
Samen vormen ze het derde baljuwschap.
Klaaswaal en Numansdorp vormen samen Cromstrijen.
Het Land van Strijen.
Strijen was vroeger een Graafschap.
Het wapen van Strijen vertoont nog de drie St. Andrieskruisen
van het schild van de Graaf van Strijen.
-2-
Klaaswaal en Numansdorp hebben op hun wapenschild ook de
drie St. Andrieskruisen en ook nog een horizontale of verti-
cale band, voorstellende stromend water.
Strijen is het land van de Strine.
Cromstrijen is het land van de Kromme Strine.
Lambrecht werd in 1039 als graaf van Strijen gehuldigd.
Toen bestonden de dorpen Klaaswaal en Numansdorp nog niet.
Die dorpen zijn van 1539 en 1600.
In 1581 behoorde het graafschap Strijen tot de persoonlijke
bezittingen van Philips II. Na de afzwering kwamen die grafe-
lijke domeinen aan de Republiek.
Na de Spaanse Successieoorlog kwam, de Republiek dermate in
geldnood, dat ze genoodzaakt werd de grafelijke domeinen te
verkopen.
De nieuwe eigenaar werd Mr. Mattheüs Lestevenon, bewindhebber
van de Oostindische Compagnie. In 1731 werd Strijen een
Ambachtsheerlijkheid met één Ambachtsheer.
Cromstrijen was al langer een Ambachtsheerlijkheid, maar met
tussen de 100 en 200 Ambachtsheren, waarvan meestal één
Ambachtsheer als gecommitteerde fungeerde.
Die Ambachtsheren waren natuurlijk lieden, die geldelijk bij
de Heerlijkheid geïnteresseerd waren. Daarom noemde men ze
ook wel geïnteresseerden.
Hoe meer inpolderingen, hoe meer geïnteresseerden.
Boeren, die binnen de Ambachtsheerlijkheid zelf bezittingen
hadden, noemde men Ingelanden.
-3a-
De Hoekse Waard
Pieter Middelhoek.
Pieter Middelhoek werd te Kralingen geboren, in de buurtschap
Jaffa.
12 Mei 1726 werd hij in het kleine kerkje van Kralingen
gedoopt. ± 1732 verhuisde hij met het gezin mee naar Lage
Zwaluwe. Toen zijn vader daar stierf in 1736 was Pieter
een jongetje van 10 jaar. Pieter had een aardje naar zijn
vaartje.
Hij was een vooruitstrevende jongen met een helder verstand.
Hij begreep natuurlijk wel, dat alle vijf zonen van Pieter
en Machteltje geen broodbakker konden worden. Hij kwam in de
leer bij de dorpssmid, en werd leerjongen, smidsgezel. We
leven nog in de tijd van de gilden. Leerjongen worden ging
wel, gezel worden was al moeilijker, meester worden lukte
meestal helemaal niet. Vooral te Lage Zwaluwe met z'n oeroude
-4-
families zal het voor een levendige, ondernemende kerel
niet gemakkelijk geweest zijn zich een plaats te veroveren
op een geheel nieuw terrein. In de familie Middelhoek
was er nog nooit iemand smid geweest. Dat zo'n jongeman
de wereld introk was in die tijd heel gewoon.
Pieter steekt het Hollands Diep over en neemt zijn broer
Abraham mee. Deze zal al wagenmakersleerling geweest zijn.
Te Strijen vinden beiden een plaats.
In november 1750 verklaart Machteltje nog voor de secretaris
van Kralingen, dat ze thuis nog drie ongehuwde, minderjarige
kinderen heeft.
In 1751 zijn twee ervan te Strijen aangekomen.
Pieter is dan 25 jaar en Abraham is 23 jaar.
Ze bezoeken daar aanstonds de catechisatie bij de dominee
van de Hervormde Kerk.
Ze worden beiden 8 april 1751 als lidmaat aangenomen. Twee
vreemde eenden in de bijt. De dominee heeft geen bezwaar, de
kerkeraad ook niet.
Pieter en Abraham waren nieuwelingen te Strijen.
De lidmatenlijsten zijn nog steeds aanwezig in het Kerkelijk
Archief van Strijen. Pieter staat er in. Hij wordt genoemd
de broeder van Abraham Middelhoek.
Twee broers, twee vrienden.
Ze moeten elkaar weer spoedig loslaten, in 1752 reeds.
Pieter trouwt en wordt zijn eigen baas.
Een kerel als Pieter wil vanzelf meester worden, eigen baas.
Hij wil trouwen, een eigen gezin stichten. Beide idealen
van hem worden verwezenlijkt, maar niet in Strijen. Jammer
voor Abraham, maar Pieter zoekt het verder, in Klaaswaal.
Daar is een smid nodig, daar vindt hij een vrouw.
De vrouw, die hij te Klaaswaal ontmoet is Lijntje Jans Roodbol.
Ik zal me streng aan de schrijfwijze Roodbol houden, maar
andere schrijfwijzen zijn ook geoorloofd. Ik heb gevonden:
Robol, Roobol, Rooibol, Roodbol, Rootbol en zelfs Roodtbol.
Het is steeds dezelfde familie.
-5-
Toen Pieter trouwde met Lijntje schreef de ambtenaar Roodbol,
en daarom houd ik me verder steeds aan die schrijfwijze.
Pieter Middelhoek trouwde met Lijntje Jans Roodbol op 5 novem-
ber 1752.
We kunnen dat in het Rijksarchief te 's-Gravenhage vinden in
het trouwboek K3. 32v.
Pieter Middelhoek en Lijntje Jans Roodbol zijn
bij ons na vertoning dat zij aan het regt op
't trouwen voldaen hadde in wettige ondertrouw
opgenomen den 13 October 1752.
en 3 weken later:
Pieter Middelhoek J.M. woonende alhier en
Lijntje Roodbol, weduwe van Jacob in 't Veld,
mede van hier en in onze Kerk getrouwd den
5 November 1752.
Pieter was toen 26 jaar en Lijntje 31 jaar.
Pieter woonde dus al te Klaaswaal en was waarschijnlijk al in
het bezit van de smederij met woonhuis. Eerst het kooitje en
dan het vogeltje.
Dat Pieter te Klaaswaal een smederij gekocht heeft, weten we
uit het archief van Numansdorp. We vinden het in het boek:
"Inkomsten van den Grooten Arme".
Daarin komt de volgende post voor:
Ontfangen den 80sten penning van de Cooppenningen
van 't huis + smidswinkel aan Pieter Middelhoek
getransporteerd, de somma van f 10.5.0.
Die f 10.5.0 waren voor "den Grooten Arme". Dat zijn de
Armen, die niet tot de Staatskerk behoorden. Je leest ook
wel "Heilige Geest Arme".
Voor welk Armbestuur het geld bestemd was, wordt niet duidelijk.
De verkoper schijnt te Numansdorp gewoond te hebben, de koper
woonde misschien nog in Strijen en de smederij stond in Klaas-
waal. De smederij kostte aan Pieter f 820.
-6-
De notaris, die de zaak afhandelde, zal Maarten van
Halteren geweest zijn. Deze liet 13 pakken met stukken na,
genummerd van 5104 tot 5116. Maarten van Halteren was
notaris te Klaaswaal van 1738-1788. 1752 bevindt zich in
pak 3 of 4.
De voorganger van Pieter.
In 1752 werd Pieter Middelhoek de dorpssmid van Klaaswaal.
De laatste dorpssmid van Klaaswaal was reeds in 1746 overleden,
het dorp was dus 6 jaren zonder dorpssmid geweest.
Dat blijkt m.i. uit een notarieel stuk gedateerd 1 maart 1752.
Daar vond ik:
Op huyden den 1 Maart dezes jaar 1752 composeerde
voor mijn
Maarten van Halteren,
notaris Publ. te Claaswaal in Cromstrijen
Cornelis Gournan,
bauman.
Deze Cornelis Gouman was 22 juni 1746 tot voogd aangesteld
over de minderjarige kinderen van zijn broeder
Gerrit Gouman,
in leven Mr. Smith, alhier en
deszelfs huysvrouwe
Biatrix van Es.
Hij verzoekt nu de notaris om bij zijn overlijden tot voogd
aan te stellen over de genoemde minderjarige kinderen
Abraham Troost,
Mr. Smith te Piershil.
als getuigen treden op:
Reinier de Groot en
Cornelis Luiendijk.
w.g. Cornelis Gouman
w.g. Cornelis Luijendijk
w.g. M.v.Halteren
publ.nots.
- 7 -
Aantekeningen
1. Reinier de Groot was de wagenmaker van Klaaswaal.
2. Hij was in 1739 schepen en in 1762 ouderling van de N.H. kerk.
3. Zijn zoon Johannis de Groot was in 1788 schepen.
4. Diens zoon was weer Reinier de Groot, gehuwd met Kaatje
Middelhoek.
Op de zolderverdieping van het Streekmuseum van Heinenoord
bevindt zich een smederij. De voorwerpen en gereedschappen,
die men daar ziet, zijn bijna zeker afkomstig uit de oude
smederij van Pieter Middelhoek en zijn zoon van de Cromstrij-
ense Dijk.
Wie was Lijntje Roodbol?
We lezen op bladzijde 263 van het boek van Welker, dat in
1711 Cornelis Dirksz. Roodbol tot schepen benoemd werd.
Hij had twee zonen: Dirk Roodbol en Jan Roodbol.
Op bladzijde 264 van het boek van Welker vindt men achter het
jaartal 1742, dat Dirk Roodbol tot schepen benoemd werd en
achter 1744 vinden we Jan Roodbol.
Vader en twee zoons waren alle drie schepenen van Klaaswaal
en als in 1757 ook Pieter Middelhoek, de schoonzoon van Jan,
ook nog tot schepen benoemd wordt, gaat het wel een beetje
op familieregering gelijken.
Cornelis Roodbol had dus twee zonen: Dirk en Jan.
Dirk was de oudste, maar trouwde later dan Jan.
Dirk Roodbol is 27 mei 1725 gehuwd met Anna Derks Klein.
Ze hadden 5 kinderen:
1. Jaapje - 21 april 1726
2. Dirk - 29 februari 1728
3. Cornelis - 14 augustus 1729
4. Jobje - 18 februari 1731
5. Cornelia - 7 september 1732
-8-
Jan Roodbol is 28 oktober 1714 gehuwd met Marietje Ariens
Barendregt.
Ze hadden 3 kinderen:
1. Jaapje - 14 maart 1717
2. Lijntje - 23 februari 1721
3. Cornelis - 1 februari 1723
Hier vinden we dus onze Lijntje. Ze werd gedoopt op 23
februari 1721.
Zoals we eerder gezegd hebben was Pieter Middelhoek 12 mei
1726 gedoopt.
Lijntje was alzo 5 jaar ouder dan Pieter.
Toen Pieter met Lijntje trouwde was ze weduwe. De weduwe van
Jacob in 't Velt.
Ik las in het doopboek Kl,80:
Den 23sten February 1721 een kind gedoopt
wiens naam is Lijntje, waarvan
De vader Jan Cornelisz. Roodbol
De moeder Marijtje Barendregt.
Als getuige treedt op: Annetje Barendregt.
Uit het huwelijk van Pieter Middelhoek en Lijntje Roodbol
werden de volgende kinderen geboren:
1. Een kind gedoopt, wiens naam is Pieter.
Den 23 September 1753 een kind van
Pieter Middelhoek en Lijntje Roodbol.
De getuyge: Machteltje Huygen Booy.
2. Een kind gedoopt, wiens naam is Pieter.
Den 4 mei 1755.
De vader Pieter Middelhoek
De moeder Lijntje Roodbol
De getuyge is Machteltje Huygen Booy.
3. Een kind gedoopt, wiens naam is Jan.
De 10 Maart 1759
De vader is Pieter Middelhoek
De moeder is Lijntje Roodbol
Getuyge is Marijtje Barendregt.
-9-
Pieter en Lijntje hebben drie kinderen gehad, maar er
slechts één van overgehouden.
De eerste Pieter werd slechts een half jaar oud.
Jan is 27 jaar oud geworden.
1754 Maart
den 5de heeft Pieter Middelhoek
aangeving gedaan van 't lijk van zijn kind (Pr. genaamd)
in de classe van f 3,-.
1786 Juny
den 2den heeft de Wede. Pr. Middelhoek
aangifte gedaan van 't lijk van haar zoon Jan.
in de classe van f 3,-.
Een smederij en een winkel.
Pieter Middelhoek was 26 jaar, toen hij zich als smid
vestigde te Klaaswaal. Dat hij smid was is wel zeker, hij
kocht immers te Klaaswaal een smederij. Maar we kunnen
nog enkele bewijzen aanvoeren.
Eén van de vrijwillige medewerkers van het Streekmuseum
te Heinenoord heeft zitten grasduinen in de vergeelde kas-
boeken van de diaconie te Klaaswaal. Hij heeft de naam van
Pieter Middelhoek verscheidene malen gevonden in verband
met kleine karweitjes,die de dorpssmid voor de diaconie
verrichtte.
Het begint in 1755.
In dat jaar ontving Pieter, de smid, f 1.6.0 voor geleverd
ijzerwerk voor het huisje van Pleuntje de Bont.
Verder lees ik: ontvangen
f 1. 1.0 wegens gedane diensten aan de armenhuizen.
f 1.13.0 voor verdiend smidsloon.
F 5. 9.0 wegens leverantie en smidsloon. Alles aan de
diaconiewoningen.
Pieter Middelhoek had bij zijn smederij aan de Cromstrijense
Dijk, even voorbij de Schans, ook/een winkel.
-10-
Dat blijkt weer uit de diaconierekeningen.
In 1762 ontvangt hij van de diaconie f 6.7.8 voor een
geleverde lantaarn en een steen kaarsen. (Een steen =
6 tot 8 pond).
In 1763 levert hij een pond kaarsen voor f 0.6.0.
Schepen van Klaaswaal.
Pieter Middelhoek keek verder dan zijn smederij en winkel
lang waren. Hij moet wel een wijze ondernemende vent geweest
zijn.
In 1757 werden er twee nieuwe schepenen benoemd: Bastiaan
Niemantsverdriet en Pieter Middelhoek.
Pieter was toen 31 jaar en pas 5 jaar in de gemeente.
De benoeming geschiedde door de gecommitteerde Ambachtsheer
van Cromstrijen. Dat was toentertijd Mr. Johan Gevaerts,
burgemeester van Dordrecht. Later een geduchte patriot en
geen onbekende in de Vaderlandse Geschiedenis. Hij was het
die met de Grevelaar met opzet door de Stadhouderspoort
liet rijden, de poort die uitsluitend bestemd was voor de
Stadhouderlijke families. Dat gaf een relletje in Den Haag.
De benoeming geschiedde op voordracht van de Schout van
Cromstrijen, die tevens rentmeester was, een functie, die
later overging in het burgemeesterschap.
De Schout-rentmeester heette toen Ary Hoekseweg (1756-1779).
Dus in de handen van Ary Hoekseweg legde Pieter Middelhoek
de plechtige eed af.
De plechtige eedsformule.
In die tijd, toen de helft van de mensen lezen noch schrijven
kon, vond men het vanzelfsprekend om mooie, plechtige,
officiële stukken op te stellen met zoveel woorden aan het
Frans en het Latijn ontleend, dat het bijna de Hollandse
taal niet meer was.
In vergelijking met de ambtsformule, die de Schout moest
nazeggen, was die voor een schepen vrij eenvoudig opgesteld.
Verschil moet er wezen.
Het gezellige ritme doet weldadig aan.
Pieter Middelhoek legde zijn smidshanden in de handen van
de Schout en sprak:
-11-
"Ick sweer dat ik zal zijn schepen in Cromstrijen;
dat ick rechtvaardich getuygenis
sal dragen ende rechtvaardich vonnis sal wijsen,
so wanneer ick des vermaent sal sijn;
dat ick de Heerlijckheit in eeren ende
vrede sal houden en de Ambachtsheren in haar
rechten;
dat ick weduwen en weesen voor sal staan in haar gelijck;
ende dat wil ick niet laten
om vader noch om moeder,
om suster noch om broeder,
om vrienden noch om maegen,
om giften noch om gaeven,
noch om geenderhande saecken,
Soo waerlijck helpen mij Godt Almachtich”.
Misschien moest Pieter het stuk wel uit het hoofd leren.
Lijntje heeft het vast wel mooi gevonden. Was het niet
gewichtig, dat haar man nu ook schepen van Klaaswaal werd,
evenals haar vader, en haar oom en haar grootvader?
Hoe een Heerlijkheid bestuurd werd.
De Heerlijkheid Cromstrijen - dat zijn Klaaswaal en Numansdorp
samen - werd bestuurd door de vele Ambachtsheren. Natuurlijk
was er een dagelijks bestuur. De Ambachtsheren - dat zijn de
geïnteresseerden - kozen een Gecommitteerde voor een bepaalde
periode.
Hij werd bijgestaan door de schout-rentmeester, die als schout
tot de rechterlijke macht behoorde en als rentmeester tot het
gemeentebestuur. Verder werd hij bijgestaan door de secretaris.
De laatste was ook griffier van de rechtbank, en behoorde als
zodanig tot de rechterlijke macht. Maar als geheimschrijver
behoorde deze weer tot het gemeentebestuur.
De secretaris had ook nog notariële bevoegdheid.
-12-
Zo'n Heerlijkheid was een republiekje apart.
Het aanleggen van dijken, graven van sloten en vaarten
kostte veel geld. Er werd kapitaal aangetrokken. De mensen,
die geïnvesteerd hadden noemde men geïnteresseerden. In
Cromstrijen waren er tussen de 100 en 200. Dat waren alle-
maal Ambachtsheren.
Ze hadden allemaal het jacht- en visrecht. Hoewel ze daar
weinig gebruik van maakten, waren er in hun ogen geen groter
misdadigers dan stropers.
De mensen in Klaaswaal en Numansdorp hadden met de Ambachts-
heren weinig van doen. Dat waren de aandeelhouders, die het
geld opstreken.
De Schout zorgde voor orde en rust in de gemeenten.
De Schout, dat was de gevreesde man.
Hij mocht alleen met de grootste eerbied benaderd worden.
Als men hem spreken wilde, moest men prevelen: "Oorlof,
mijnheer de Schout". Had je de euvele moed je stem ietwat
te verheffen, dan had je zo tien stuivers boete. Kijk maar
uit!
Als iemand aan zijn medeburger vroeg: "Kom je daar wel
eerlijk aan?" dan was het antwoord: "Dat durf ik wel voorbij
de deur van de Schout te dragen".
De Schout was de voorzitter van de rechtbank. Hij werd bij-
gestaan door de Secretaris en door de Schepenen.
Dus een Schepen was eigenlijk een rechter.
Pieter Middelhoek werd op zijn 31ste jaar geroepen om rechter
te zijn. Hij moet wel een pientere kerel geweest zijn.
Er is een spreekwoord over zulke jonge rechters.
Het luidt:
"De jongste schepen wijst het vonnis".
Dat wil zeggen, als
de oudere schepenen nog wikken en wegen, weet de jongste het al.
Een schepen was niet steeds een rechter.
De Schout riep er maar twee tegelijk op. Die twee moesten
komen, als ze "des vermaent waren".
-13-
Waren er rechtzaken, dan vergaderden er vier personen:
de Schout, de Secretaris en twee Schepenen.
Die vier mannen noemde men: de Hoge Vierschaar.
De Hoge Vierschaar.
Als Pieter Middelhoek "des vermaent was" moest hij naar
Strijen, want daar in het Rechthuis, de residentie van de
baljuw, werden de rechtszittingen gehouden.
Het Rechthuis stond in Strijen naast de kerk. Voor het
gebouw waren twee stoepen, waarop twee leeuwen, en tussen
de stoepen was een deur, die toegang gaf tot de martelkamer.
Als er van een overtreding sprake was, las de Schout de
betreffende keur voor, daar werd het vergrijp aan getoetst.
De zondaar werd bekeurd.
Was er sprake van een zwaar vergrijp, dan kwam de baljuw
er aan te pas. De Schout had de neiging om te spreken van
een licht vergrijp, want voor de lichte vergrijpen waren de
stuivers boete voor hem. Was het een zwaar vergrijp dan
verdwenen de guldens boete in de zak van de baljuw.
Natuurlijk een slecht systeem.
De mensen zeiden:
Schouten en baljouwen
Stelen als wouwen.
Na het bekkesnijden werd de diepte van de wonden zorgvuldig
gemeten. Van de diepte van de wonden hing het af of de
stuivers boete voor de Schout of voor de Baljuw waren.
Of Pieter Middelhoek rijk was met zijn baantje, weet ik
niet. Het lijkt me wel lastig om telkens uit de smederij
geroepen te worden.
Teunis Meeldijk had er in 1706 geen zin in. Hij weigerde en
kwam niet "als hij vermaent werd". De Gecommitteerde - toen
Gijsbert van Hogendorp - liet hem weten, dat als hij zijn
ambt niet met ijver vervulde, hij met de gerechtelijke arm
uit de Heerlijkheid gezet zou worden.
-14-
In 1731 werden 2 schepenen van Klaaswaal en 2 schepenen van
Numansdorp gegijzeld, omdat ze achter waren met het afdragen
van de 20e, 40e en 80e penningen en met het afdragen van
de trouw- en begrafenisgelden. De 14 deftige heren verdwenen
door de deur van de martelkamer voor de beteuterde gezichten
van de niets begrijpende burgers.
Er was toevallig weer een Meeldijk bij.
Als Lijntje dacht aan de gebeurtenissen van 1706 en 1731
was ze niet zo blij met het gewichtige ambt van haar man.
Maar 's zondags in de kerk zat Pieter in de schepenbank en
dan was ze weer trots op haar Pieter.
"Scheepjesbank", zeiden de mensen.
De Baljuw.
De Baljuw resideerde in Strijen. Strijen en Cromstrijen
vormden één baljuwschap. Dat was de man, die het laatste
woord had. Hij moest de vonnissen uitvoeren.
In de ogen der burgers was hij een verschrikkelijke man.
Hij had het recht om te brandmerken, te geselen, gevangen
te zetten, te verbannen en te straffen met de strop.
Het werk van een schepen.
- Openbare verkopingen.
Soms kwam de Schout Pieter Middelhoek halen voor een open-
bare verkoping. Zonder toezicht van Schout en Schepenen
ging de verkoping eenvoudig niet door.
De Secretaris maakte de verkoopacte op. Die werd door hem
op "fransijn" geschreven, een soort perkament.
Daaraan kwamen de zegels te hangen van de Schout en van de
dienstdoende Schepen.
Zelfs bij verhuringen ging het er officieel naar toe.
- Mishandeling.
Als een arme mishandelde vrouw door een dronken bruut van
een man met haar kinderen de deur uit gewerkt was, moest
Pieter Middelhoek, als schepen, dat in orde gaan maken.
Hij moest de kerel gaan kalmeren. Beter oppassen of anders
naar het rasphuis.
-15-
- De weduwen bijstaan.
Soms werd Pieter's hulp ingeroepen door een weduwe, die
een twistzaak had met haar buurman. Die man had na de dood
van haar man plotseling gemerkt, dat het stuk grond achter
haar huisje eigenlijk van hem was. Dan moest Pieter naar
het kadaster om die zaak eens haarfijn uit te zoeken.
- Als de vader van een gezin plotseling gestorven was, was
er soms geen testament. Dan traden de Schout en de Schepenen
onmiddellijk als voogden op voor de minderjarige kinderen.
De weduwe en de wezen mochten niet bestolen worden, want
dan moesten de Ambachtsheren bijpassen.
- Soms moest er een "toverheks" beschermd worden, want de
mensen waren nog erg bijgelovig in die dagen.
Een gebogen gestalte, een kromme neus, een gebrekkige gang,
een stokje om op te leunen, een bezem bij de deur en een
zwarte kat - dat waren de kenmerken. Zo'n "toverheks" had
geen leven meer in de buurt. Ze kwam de hulp van Pieter,
de schepen, inroepen.
Mindere goden.
Toen Pieter Middelhoek schepen werd, hadden de "Heren van
den Gerechte" juist hulp gekregen van een paar door de
Ambachtsheren aangestelde gerechtsdienaars, het waren veld-
wachters of koddebeiers.
Daar was Lijntje blij om, want ze wist nog dat haar vader
's nachts achter de stropers aan moest en het overdag
moeilijk had met landlopers, hengelaars, snoekstrikkers,
vechtersbazen enz.
Daar waren de koddebeiers voor.
Het eerste wat de mannen te doen hadden was het buiten de
gemeentegrenzen brengen van de knecht van de chirurgijn,
die zich zonder admissie als meester gevestigd had in Klaas-
waal! Dat ging niet twee chirurgijns, dan zouden ze beiden
succomberen.
Omdat de knecht het niet laten wilde, werd hij eenvoudig
buiten de landpalen van Klaaswaal gebracht.
-16-
Verder was er nog de nachtwaker. De man had een enorm stem-
geluid. Als het aangewind was kon je hem in Numansdorp
horen. "De klok heit tien, tien heit de klok".
De nachtwaker moest het dorp behoeden voor brand. Het
brandgevaar was groot. Vooral met dat "toeback suygen",
tegenwoordig.
De kerk van Klaaswaal.
Het kerkgebouw van de Nederlands Hervormde Gemeente in
Klaaswaal heeft een bijzonder prachtig interieur. Het bede-
huis, dat in het jaar 1566 en de daarop volgende jaren al
gebouwd werd, is onder meer een fraaie kansel uit het jaar
1816 rijk. Deze kansel werd mede door Christoffel van Andel
aan de kerk geschonken bij zijn vertrek uit de gemeente.
Verder telt het interieur van deze eenbeukige kerk een
koperen lessenaar met twee kandelaars uit de 18e eeuw.
Opvallend in het kerkgebouw zijn de grote en fraai uitge-
voerde sierborden. Op het bord aan de rechterzijde van de
oude kansel staan de tien geboden afgebeeld en op het bord
aan de linkerzijde zijn duidelijk de namen van de predikanten
vermeld, die in de afgelopen eeuwen de hervormde gemeente
van Klaaswaal hebben gediend.
De lijst van namen gaat terug naar het midden van de zes-
tiende eeuw. Het kerkgebouw heeft verder een slanke westtoren.
De noordvleugel van het bedehuis werd in 1625 op grondige
wijze gerestaureerd. Rond het gebouw bevonden zich de graf-
zerken, waarvan de oudsten uit 1698 dateerden.
De eerste kerk van Klaaswaal was zeer klein en schijnt ook
niet stevig gebouwd geweest te zijn, doch op een fikse toren
was men gesteld.
In 1622 werd er een uurwerk in geplaatst voor 360 carolus-
guldens en daar de klok wat zwak was, liet men ze door de
geschutgieter Willem Wegewaert te 's-Gravenhage verzwaren,
wat 114 pond en 10 schelling kostte, waar nog 106 pond en 8
schelling en 8 penningen voor onkosten bij kwam.
-17-
Tot opschrift draagt ze nu:
Willem - Wegewaert - heeft - mijn - gegooten -
ijn - des - graven - hagen - anno - 1622.
Toch maakt de klok een eppel-peppel geluid. Dat is de schuld
van de polderbesturen, die hun derdedeel niet wilden bijdragen
tot de som van 450 ponden, waarop het werk begroot was.
Predikanten.
Pieter Middelhoek en Lijntje Roodbol hebben te Klaaswaal
met twee predikanten te maken gehad.
De eerste was:
Ds. Leonardus Matthias Vrolijkhert 1735-1758
De tweede was:
Ds. Simon Jacobus Colthoff 1759-1802
Pieter Middelhoek vestigde zich in 1752 te Klaaswaal. Toen
stond daar dus Ds. Leonardus Matthias Vrolijkhert. Hij heeft
die predikant meegemaakt tot diens emeritaat, dat was in
1758. Ds. Vrolijkhert vestigde zich toen te Oud-Beierland.
Hij werd opgevolgd door Ds. Simon Jacobus Colthoff, een jonge
ongehuwde predikant, geboortig uit Vleuten.
Colthoff stond al 15 jaren te Klaaswaal, toen hij trouwde
met de dochter van zijn voorganger, die nog steeds te Oud-
Beierland woonde. De bruid heette Matthica Maria Vrolijkhert.
Het huwelijk werd gesloten. op 4 september 1774.
De kindersterfte was groot in dit gezin.
Gestorven september 1775 George Leonardus Adrianus
september 1779 een dochtertje
juli 1780 Josina Suzanna
juni 1784 George Leonardus Adrianus.
Een maand later 3 juli 1784 sterft zijn vrouw.
-18-
Ds. Colthoff is 10 jaren getrouwd geweest en heeft in
dat korte huwelijk heel wat meegemaakt.
Hij moet een welgesteld man zijn geweest. Bij iedere
begrafenis wordt hij in het gaarderboek aangeslagen voor
f. 15. Er was nog een hogere classe, nl. die van f. 30.
Des te meer valt het op, dat Ds. Colthoff in de Franse
tijd zó verarmd was, dat zijn erfgenamen zijn nalaten-
schap repudieerden, d.w.z. weigerden.
Hij stierf zelf 11 juli 1806.
Zonder fanatiek te zijn stond Ds. Colthoff wel bekend
om zijn Oranjegezindheid. Door die gezindheid kwam hij
in 1795 in moeilijkheden en werd hij tot "nietswaardige
burger" verklaard.
Christoffel van Andel hield hem de hand boven het hoofd
en heeft in 1806 ook zijn zaken geregeld bij zijn dood.
-19-
De schoolmeester.
De schoolmeester in Pieters dagen heette Aart Visser; hij
heeft dat ambt waargenomen van 1742 tot 1770. De twee jongens
van Pieter en Lijntje hebben bij hem op school gegaan, dat
waren dus Pieter Pieterse en Jan.
Voordat meester Visser op Klaaswaal kwam, was het 6 jaren
tobben geweest met de school.
Toen Meester Pieter Bos in 1736 gestorven was, meende zijn
weduwe, dat zij de school wel drijven kon. Ze kon immers ook
een beetje lezen en schrijven. Als zij nu een ondermeester
aansteld, kon alles blijven zoals het was.
De Ambachtsheren vonden het goed, anders kwam die weduwe
toch maar voor hun rekening. Zo gebeurde het, dat Klara Kluif-
hoofd "bovenmeester" werd en bijna elk jaar weer een andere
hulponderwijzer aanstelde.
Dat begon de kerkeraad en de ouders te vervelen. Een adres
met 58 handtekeningen (en kruisjes), gericht aan de Ambachts-
heren om een echte hoofdonderwijzer te mogen aanstellen,
mocht niet baten. De ambachtsheren vonden het zo voordelig.
Dat duurde 6 jaren, tot 1742.
In het adres stond: "opdat onze kinderen wel moge gesticht
worden in de eerste beginselen hares wegs".
Pieter Pieterse en Jan gingen op school bij meester Aart
Visser.
Patriotten en Prinsgezinden.
Natuurlijk zouden we wel willen weten, hoe de Middelhoeken
stonden in de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden.
Welke partij trokken ze? Helemaal geen partij zal wel het
dichtst bij de waarheid zijn. Al die politieke strijd was
voor de mensen in Cromstrijen een heel ver gebeuren, waar
ze ternauwernood mee te maken hadden.
Welker schrijft:
De mensen hielden zich
-20-
1. aan de tien geboden,
2. aan de keuren van de Ambachtsheren,
3. aan de bevelen van degenen die met
gezag bekleed waren.
Afleiding hadden ze:
1. door vlijtige arbeid,
2. bruiloftsfeesten,
3. geboorte- en begrafenismalen,
4. de jaarlijkse kermis.
Aan de politiek kon men eenvoudig niet meedoen. Er viel
niets anders te kiezen dan een vrouw. Nieuwsbladen waren
er niet. De verste reis die een Cromstrijenaar maakte was
per marktschuit naar Dordrecht of naar Rotterdam.
Voor de krijgsdienst werd niemand opgeroepen, vrijwilligers
waren er niet. Van de slagvelden kreeg men zelden juiste
inlichtingen. De meest zotte verhalen deden de ronde.
Er waren wel twee uitgesproken Oranjeklanten op Klaaswaal.
De ene was de jonge dominee - Simon Jacobus Colthoff (1759-
1802). Hij kwam te Klaaswaal in het jaar toen gouvernante Anna
stierf en Brunswijk-Wolfenbuttel gouverneur werd. Het begon
al te spannen tussen Patriotten en Prinsgezinden. De jonge
dominee Colthoff was niet bevreesd, maar ook niet fanatiek.
Hij meende zijn plicht te doen door iedere zondag te bidden
voor "die in hoogheid gezeten zijn" en dan noemde hij de
Prins van Oranje voorop. Dat is hij blijven doen, ook toen
het gevaarlijk werd. Hij behoorde "tot de 7000, die de knie
voor Oranje bogen", zoals dominee Pannekoek zei.
Verder was daar de jonge chirurgijn, die tevens ontvanger
was van "des lands imposten". Hij heette Jan Preesman. Deze
was fanatiek en onvoorzichtig. Hij kwam vanzelf met veel
mensen in aanraking, waarbij hij nooit een blad voor de mond
nam en het dikwijls te bont maakte. In de Franse tijd kwam
hij prompt in moeilijkheden.
-21-
Lectuur.
Ook zouden we graag willen weten wat Pieter zoal las. Hij
had natuurlijk zijn Statenbijbel. Op het titelblad schreef
hij trouw zijn familiegegevens, zoals dat de gewoonte was.
Verder had hij de psalmen van Datheen en heeft in 1773 de
nieuwe psalmberijining meegemaakt.
Verder kan hij een martelarenboek gehad hebben en één of
ander huisboek.
Hij had misschien "de redelijke godsdienst" van Wilhelmus
à Brakel (1695-1711).
Of er al een Hollandse vertaling was van Bunyan's Christen-
reis (1684) weet ik niet.
Hij las misschien wel preken van Smijtegeld (1665-1709) en
Comrie (1706-1774). Nu zijn dat "oude schrijvers".
Toen waren ze hypermodern.
Maar één preek zal hij vast en zeker wel gelezen hebben. Ik
bedoel de preek, uitgesproken na de grote brand van Strijen,
in druk gegeven door Johan George Wittich, boekverkoper op de
Voorstraat bij de Pelsebrug te Dordrecht in 1759 en uitge-
sproken door Ds. Hermanus van Revershorst, predikant te
Mijnsherenland en Moerkerken. De preek was getiteld: "Strijen
door het vuyr verteert". De tekst was: Ps.78:21 "En vuyr
werd ontstoken tegen Jacob, en toorn ging ook op tegen Israël".
Overigens geloof ik, dat men - afgezien van de bibliotheek
van Ds. Colthoff - met al de boeken van Klaaswaal geen boeken-
plank zou kunnen vullen.
Kerkmeester.
Pieter Middelhoek is ook kerkmeester geweest in Klaaswaal.
Hij was dat van 1761-1772.
Wij zouden zeggen, lid van de Commissie voor de kerkelijke
administratie. Hij had dus de verzorging op zich genomen
van de stoffelijke zijde van het kerkelijk leven aldaar.
Als kerkmeester betaalde hij in 1761 en in 1762 aan de dia-
conie de somma van fl. 10.0 wegens reiskosten der kerkvisi-
tatoren. Dat waren de predikanten, die namens de classis de
-22-
de kerkeraad bezochten om toezicht te houden op de stand
van het geestelijk leven in de gemeente.
Hij heeft zeker teveel betaald, want een volgende post
luidt: fl. 1.0.0 terugbetaald wegens abusievelijk te veel
betaald aan de heren kerkvisitatoren.
Wat de kerkmeester Pieter Middelhoek hier betaalt is een
bijdrage in de onkosten, die als regel door de diaconie
betaald werden.
Toen Pieter Middelhoek kerkmeester was, zal hij ook wel de
hand gehad hebben in de aankoop van twee kleine broodschalen
voor de viering van het avondmaal. Er was wel een grote schaal,
maar Ds. Colthoff vond het gemakkelijker om voor elke vleugel
van de avondmaalstafel een kleinere schaal te hebben.
Pieter kocht in 1762 een kleine schaal.
Aan de onderzijde was gegraveerd: "Gekocht ten Gebruyke van
't H. Avondmaal".
Deze namen stonden er bij:
S.J. Colthoff, Predicant;
D. Rooibol, R. Schelling, R. de Groot, A. Herweyer,
Ouderlingen;
L. den Hertig, A. de Vries,
Diakenen;
Te Claaswaal, Anno 1762.
Pieter kocht een jaar later nog een kleine schaal.
Aan de onderzijde was gegraveerd: "Gekocht ten Gebruyke van
't H. Avondmaal.
Nu stonden er deze namen onder:
S.J. Colthoff, Predicant;
R. de Groot, A. Herweyer, D. Weda, I. Korendijker,
Ouderlingenï;
L. den Hertig, F. Leeuwenburg,
Diakenen;
Te Claaswaal, Anno 1763.
Er zijn meer tempelschatten in Klaaswaal, maar ik noem deze
twee, omdat ze aangekocht zijn door kerkmeester Pieter Middel-
hoek. We leren tevens wat van zijn tijdgenoten kennen.
-23-
Diaken.
Pieter is 12 jaren lang kerkmeester geweest van 1761 tot 1772.
In 1772 heeft hij om welke reden dan ook dat werk beëindigd.
In hetzelfde jaar nog - 17 december 1772 - werd hij tot
diaken gekozen. Hij is dat 3 jaren geweest van 1773 tot 1775.
In die drie jaren tekent hij de diaconie-rekening.
Moeilijk heeft Pieter Middelhoek het als armmeester niet
gehad.
Vóór de Franse overheersing waren er te Klaaswaal weinig
mensen zo arm, dat ze bedeeld moesten worden. De diaconie
hield over. De inkomsten overtroffen de uitgaven in belangrij-
ke mate. In 1748 b.v. heeft de diaconie van Klaaswaal een
inkomen van fl. 1215.10.6, terwijl ze met fl. 766.0.6 kan
voldoen.
Dat kwam niet omdat er 's zondags zoveel in het zakje kwam,
want er werd weinig gecollecteerd. De boeren hadden in 1745
enorme verliezen geleden door de veepest.
De kerk had grondeigendommen en die brachten fl. 10 pacht
per morgen op. Een morgen is 0.85 ha. Het is eigenlijk een
stuk land dat op één morgen geploegd kan worden.
Men hield over en met dat geld kon men verschillende goede
dingen doen. Als penningmeester van de diaconie moest
Pieter Middelhoek wel zorgen, dat de pacht binnenkwam. Pieter
moest ook boekhoudkundig talent hebben om rekening en ver-
antwoording af te leggen.
Het overschot aan geld werd voor goede dingen gebruikt.
Men betaalde het schoolgeld voor de armeluiskinderen; de
wedden voor de geneesheren; de onkosten van de classisverga-
deringen; de reiskosten voor de kerkvisitatoren enz.
Als diaken moest je ook wel eens wat voorschieten uit eigen
zak. Dat was niet leuk in dubieuze gevallen.
Een bedeelde weduwe van Numansdorp was in het gebied van
Klaaswaal komen wonen. Ze bleef voor rekening van Numansdorp,
werd later beslist, maar eer dat zulks uitgezocht was, had
Pieter Middelhoek als diaken haar heel wat uit eigen zak
moeten voorschieten. De afrekening kwam ten leste.
In 1774 betaalde Numansdorp aan diaken Pieter Middelhoek
-24-
uit de somma van fl. 38.2.10 als gedaan voorschot voor
Cornelia Sanderse. Ze ontving van hem de huishuur, brood,
schoenmaker, kleren enz. 't Was een heet hangijzer geweest;
hoorde ze bij Numansdorp of bij Klaaswaal?
Dan, plotseling, is er een heel ander bericht uit de diaconie-
boeken van Klaaswaal.
In 1785 wordt er gesproken over de weduwe van Pieter Middel-
hoek. Pieter, de dorpssmid, de schepen, de kerkmeester en de
diaken is overleden, in 1785 of eerder.
De exacte sterfdatum kan ik nog niet vinden. Dat zal wel
komen, omdat de laatste bladzijden van het gaardenboek ver-
loren zijn gegaan.
We lezen: de diaconie heeft aan de weduwe van Pieter Middel-
hoek fl. 20.0.0 betaald, omdat ze Ysabella Bisschop een
paar maanden in de kost gehad heeft.
Die weduwe van Pieter Middelhoek was natuurlijk Lijntje
Roodbol. Ze is zelf 8 augustus 1799 overleden.
Aalmoezen.
Vóór de Franse tijd hield de diaconie van Klaaswaal over.
Daar kon men leuke dingen mee doen. Het ene postje is in
onze ogen al koddiger dan het andere. Maar ze vertellen veel
over de tijd, waarin Pieter Middelhoek leefde en werkte.
Op bladzijde 137 van het boek van Welker vindt men de volgende
interessante opsomming van verstrekte aalmoezen. Ik zeg niet
dat de opgaven van de hand van Pieter Middelhoek zijn, maar
ze zijn wel kenmerkend voor de tijd, waarin Pieter Middelhoek
kerkmeester was, en over dergelijke uitgaven heeft hij wel
mede moeten beslissen.
Men gaf een goede aalmoes aan:
1. een student van Bohemen,
2. een Schots soldaat,
3. een dienstloos predikant,
4. verdreeve luyde met goede attestatiën,
5. gevangenen van den Turk,
-25-
6. een predikantszoon, wiens vader van de keyzerse gevangen was,
7. een kerk van Gulik en de Pals,
8. onderhout van de gemeene kerk in Griekenland,
9. een persoon, die van de steen gesneen moest worden,
10. de afgebrande kerk van langen heym in het land van dortsmond,
11. vertroostinge van de verdreve hupoten (hugenoten) bij
de stad hurdenburgh,
12. een slaaf,
13. drie manslui, die van de Turk gevangen geweest waren,
14. twee arme soldaten,
15. drie bootsgezellen,
16. een verjoge student,
17. een pastoor, die gerefermeerd geworden is en daarvoor
verjogen is,
18. een dominee te lossen, die van den Turk gevangen was,
19. een man, die verjogen is van de Fransen,
20. een dominee, die heel sieck zijnde met een huys vol
kijnders sat,
21. een laazeres vrouw, die op het uiterste swaer was,
22. een, die met een brantbrief omquam voor de kerck van
Langh en bergh,
23. aan mans- en vrouwspersonen, die afgebrant waren,
24. aan een kerck tien uren boven frankfort,
25. aan lammen, cruepelen, blijnden enz.
Vooral van de Turken heeft Cromstrijen veel last gehad. Wie
uit de gevangenis uit Turkije ontsnapte, ging over Cromstrijen
naar huis!
Slot.
Toen Pieter Middelhoek stierf plm. 1785 bleef zijn weduwe Lijntje
Roodbol met 2 zoons achter.
De oudste zoon was Pieter Pieterse, gedoopt 4 mei 1755. Hij
volgde zijn vader op in de zaak. Toen zijn vader stierf was
hij nog ongehuwd. Hij trouwde in 1791 met Maaike Nederveen,
-26-
een meisje van 17 jaar uit Werkendam. Hij was 36 jaar.
Hij woonde 6 jaar in de smederij alleen met zijn moeder.
Maar er was nog een jongen, Jan geheten. Deze was 10 maart
1759 gedoopt.
Hij stierf den 2den juny 1786, kort na de dood van zijn
vader. De jongen was toen 27 jaar.
Dus bleef Pieter Pieterse alleen met zijn moeder over, tot
hij in 1791 trouwde met Maaike Nederveen. Het dienstmeisje
misschien?
-26a-
De grote brand
van Strijen.
22 mei 1759
-27-
De grote brand van Strijen. 22 mei 1759.
Angst voor brand.
Lijntjes vader, schepen Jan Roodbol, had als kind de grote
brand van Klaaswaal meegemaakt in 1710. Sinds die tijd had
hij een grote angst voor brand overgehouden.
Hij sprak er nog dikwijls over.
Het vuur had met een ontzettende overmacht de oostelijke
zijde van het dorp verteerd. Daar was slechts één huis
blijven staan, dicht bij de kerk, Voorstraat 1, het enige
huis met een pannendak.
Daar woonde later notaris Jan Caspar van Andel en daar was
toen Dina Middelhoek de huishoudster.
Jan Roodbol zag de mannen en de vrouwen zwoegen met hun
brandemmertjes. Ze waren als lilliputters geweest en machte-
loos tegen de vuurzee.
Als schepen was Jan Roodbol natuurlijk brandmeester, dat
hoorde erbij. Als schepen-brandmeester was hij een groot
voorstander van het aanschaffen van goed materiaal. Het
bleef bij leren brandemmertjes en hoornen lantaarntjes.
De brandemmers werden doorgegeven, doorgegeven tot ze bij
de brandhaard kwamen, maar dan was wel de helft van het
bluswater er uit gemorst.
De hoornen lantaarntjes gaven nog meer licht dan een glimworm,
werd er gespot.
De brandspuit à la Jan van der Heijden.
Schepen Pieter Middelhoek was ook brandmeester en een voor-
stander van het aanschaffen van een brandspuit à la Jan van
der Heijden.
Ook de secretaris, die te Klaaswaal woonde (de schout-rent-
meester woonde in Numansdorp), was er voor en schreef er
over aan de ambachtsheren.
Hij kreeg antwoord.
De ambachtsheren vonden een brandspuit zelfs noodzakelijk.
Maar aangezien een brandspuit helemaal alleen in het belang
was van de bevolking, moest die bevolking hem ook zelf betalen.
-28-
Zij adviseerden om een fonds te stichten en regelmatig
te collecteren. Dat probeerde men, maar het gelukte niet.
Toen de boeren begrepen, dat ze de spuit zelf betalen
moesten, waren ze er "teugen". Als de secretaris vroeg:
"Waarom dan?" , kreeg hij ten antwoord: "Omdat ik er teugen ben" .
Ik denk dat de spreektaal nogal heel wat verschilde van de
schrijftaal, want de secretaris schreef aan de ambachtsheren,
dat het aanschaffen van een brandspuit de bevolking van
Klaaswaal op dat moment niet conveniëerde.
Hij schreef letterlijk:
"De schepenen hebben in Klaeswaal
unaniem gedeclareert, zo in consi-
deratie van 't onvermogen der in- en
opgezetenen, als meer andere incon-
veniënten, dat daer toe geen fondsen
uitgedacht of gevonden konden werden".
Alzo schreef secretaris Maarten van Halteren in 1758. De man
is secretaris-notaris geweest van 1737 tot 1787. Hij heeft
het niet meer beleefd, dat er een brandspuit kwam in Klaas-
waal.
Dat duurde nog tot 1798.
Op de Buitensluis ging het beter.
Op de Buitensluis (d.i. Numansdorp) had de schout-rentmeester
meer succes.
Hij heette Arij Hoekseweg (1756-1779), en deze hield vol. Het
kostte hem wel 5 jaar lang aanvallen op de dicht gesloten
beurzen van de boeren, maar het lukte toch.
De brandspuit kwam er!
In 1758 werd het "brandgeweer" aan de Buitensluis prachtig
georganiseerd. De schout werd natuurlijk de opper-opper-opper-
brandmeester en de schepenen werden hoofd- en onderbrandmees-
ters. Verder deden er nog 90 van de 300 weerbare mannen mee.
Toen werd de oorlog aan het vuur verklaard.
De spuit werd naar buiten gereden om beproefd te worden.
-29-
Het hele dorp was uitgelopen en nadat ze van de eerste
verbazing bekomen waren, hadden alle "in- en opgezetenen"
de dolste pret. 't Ware wel te wensen, dat die mooie spuit
nooit echt gebruikt zou behoeven te worden.
De jonge spuitqasten hoopten stiekum wel op een klein, maar
echt brandje, dan konden ze eens bewijzen, wat de spuit en
wat zij als spuitgasten waard waren.
Na afloop werd er rijkelijk op bier getrakteerd. Twee half-
vaten bier, kosten fl. 12.
De jonge kerels kregen gauw hun zin, maar het was geen klein
brandje!
Brand in Strijen.
Het was 22 mei 1759.
Alle mensen waren 's morgens vroeg reeds aan hun arbeid ge-
gaan. 't Was zo rustig als de Delftse dichter Hubert Cornelis
Poot (1689-1733) dat in zijn "Akkerleven" beschrijft.
Plotseling begon de lucht in het oosten zich rood te kleuren.
Rookwolken dreven naar het zuiden. Het kon niet anders zijn
dan een brand in Strijen.
Het eerst kwamen de koster-schoolmeesters in het geweer. De
brandklokken werden geluid. De zwaardere klokken van de
Buitensluis en het miezerige eppel-peppel geluidje van Klaas-
waal.
De brandmeesters kwamen in actie. Numansdorp met z'n nieuwe
brandspuit!
Hoe kregen ze die spuit helemaal in Strijen?
't Was 10 km. ver en brand ..... daar is grote haast bij. Een
paar paarden ervoor. Daar gingen ze: Brandmeesters, water- en
perspompers, slangdragers, pijphouders, lantaarndragers enz.
Een grote optocht en daar achter een grote schare mensen,
gewapend met de leren brandemmertjes. Zelfs brandladders
werden meegesjouwd.
Op naar Strijen.
-30-
Ook in Klaaswaal deden ze natuurlijk mee. Dat was "naober-
plicht". Nu was het toch wel jammer, dat ze geen brandspuit
rijk waren. Hadden ze toch ook maar een fonds gesticht.
Pieter Middelhoek (33 jaar) was brandmeester en probeerde
een beetje leiding te geven en maande tot spoed.
De rijdende troepen kwamen het eerst te Strijen aan.
Tot hun schrik ontwaarden zij, dat zo goed als het gehele
dorp in brand stond.
Hulp kwam hier te laat.
Ook de brandspuit van Numansdorp kon niet veel goeds meer
doen. Voordat de slangen uitgerold waren en iedereen op zijn
post was op die plaatsen, waar nog iets te redden viel, had
het drama zich reeds voltrokken.
De Buitensluizers en Klaaswalers deinsden terug voor de ver-
schrikkelijke vuurzee.
De brand was om half negen begonnen en om half tien stond
3/4 deel van het aantal huizen in brand.
Om elf uur was Strijen een puinhoop.
Arme, vrouw!
De ramp was dinsdagmorgen om half negen begonnen.
De vrouw van de timmerman zou voor haar man, die op karwei
moest, wat pek smelten.
Ze deed dat in de timmerwinkel - onnadenkend, onvoorzichtig -
temidden van krullen en houtsnippers. Omdat ze al die brand-
stof zo gemakkelijk bij de hand had, stookte ze daar maar mee.
Nogal overvloedig. Het werd een prachtig vuurtje. Ze kon wel
even weggaan voor het doen van andere bezigheden. Het vuurtje
brandde wel door terwijl.
Toen gebeurde het! Het vuur sloeg in de pan met pek. Een
grote steekvlam. De krullen, de houtspaanders, de houtvoorraad
- kortom alles werd in een ommezien gegrepen door de vlammen.
De vrouw rende gillend naar buiten.
Arme vrouw.
-31-
Brand! Brand!
Het ramphuis was het vijfde pand van de Kerkstraat. Het
stond juist tegenover de pastorie. Hoe het allemaal gegaan
is, kan ik niet precies zeggen. Ik stel me voor, dat Ds. Theo-
dorus Rijnholt (1756-1776) juist klaar was met zijn ontbijt,
Hij zag de vlammen naar buiten slaan, aarzelde niet en,
draafde zonder hoed en jas naar het schoolhuis, roepend:
"Brand! brand!" De koster-schoolmeester begreep zijn taak
en een ogenblik later beierden de brandklokken over het
dorp.
Ieder, die een brandemmertje had, greep het, en draafde de
straat op. "Brand!" "Waar?"
De brandhaard was spoedig gevonden.
Niemand kon daartegen iets beginnen.
Alle omstandigheden waren volmaakt ongunstig. Het was een
kurkdroog voorjaar in 1759.
De wind woei uit het noordwesten en blies de Kerkstraat in.
Als in een luchtkoker.
Het dorp begon bij het Rechthuis.
Dan kwam de kathedraalachtiqe kerk. Vervolgens de stalhouderij
nu Kerkstraat 40, het pand waar de Middelhoeken later hun
wagenmakerij hadden. Dan weer een paar huizen, waaronder het
huis van de secretaris van de heerlijkheid Strijen.
Dan nog een huis, waarop het huis van de timmerman volgde.
Dat huis stond in lichterlaaie. De wind wakkerde aan en
het vuur greep de volgende woning.
Noch de baljuw, noch de schout, noch de schepenen konden
iets uitrichten.
Sauve gui peut!
Toen was het: redden, wat te redden valt. Ieder dacht aan
zichzelf. Ieder begon z'n huisraad naar buiten te slepen.
Het gevolg was, dat de Kerkstraat volkomen gebarricadeerd
werd.
Men kon niet meer voor of achteruit.
Het vuur greep zo snel om zich heen, dat er soms vijf huizen
tegelijk vlam vatten. En omdat de straat opgehoopt was met
meubelen, vond het vuur ook een weg naar de overzijde.
-32-
Daar raakten ook verschillende panden in brand.
In paniekstemming vluchtten de mensen de Kerkstraat uit
en lieten alles in de steek. Daar zocht een moeder radeloos
naar haar grotere kinderen, die de plaats des onheils al
lang ontvloden waren.
Daar sjouwden getrouwe buren een doodzieke over de meubel-
barricaden naar een veiliger oord.
Een wonder.
Het vuur woedde voort. Toen het de huizen van de Kerkstraat
verteerd had, begon het aan de huizen van het Spui en aan de
Kade. Het vuur verteerde zelfs de geweldige sluisdeuren tot
op de waterspiegel.
Ook de huizen aan de Boompjes moesten er aan geloven.
En dan ..... temidden van die vuurzee bleef één pand recht
overeind staan als door een wonder.
"Door de hand van de Machtige Jakobs!", schrijft Ds. van Revers-
horst in zijn gedachtenispreek .
Een stuk speelgoed.
Er was weinig meer te blussen voor de hulpbrigade van Numans-
dorp en Klaaswaal.
De Numansdorpers waren niet weinig teleurgesteld; ze hadden
nu goed begrepen dat hun spuitje een prachtig stuk speelgoed
was om de dorpsgenoten te vermaken, maar dat het spuitje
weinig betekende tegen zo'n ontzettende vuurzee.
De gierige Klaaswalers waren in hun mening gestijfd, het was
een onnodige uitgave. Ze waren er opnieuw "teugen".
Voor niets waren de dappere mannen niet naar Strijen opge-
marcheerd.
Er viel heel veel te doen.
± 800 mensen waren dakloos geworden en moesten bij familie
en kennissen in de omliggende dorpen ondergebracht worden.
Wat er van het huisraad nog over was, moest worden verzorgd
en geborgen en moest worden gesorteerd en bewaard, om later
aan de rechtmatige eigenaars te worden teruggegeven. Daar
waren vrijwilligers voor nodig.
-33-
Velen waren gewond door vallend puin of hadden brandwonden
opgelopen. De chirurgijns hadden handen vol werk.
Een zaak van later orde was het opgeven en vaststellen van
de schade. Uit het verzoek om vrijstelling van de verpon-
dingen voor het rampjaar lezen we dat de geschatte schade
330.342 gulden bedroeg, een voor die tijd een niet te
overzien bedrag.
Gespaard gebleven.
Het huis van Ds. Theodorus Rijnholt (1756-1776) bleef gelukkig
gespaard. In de pastorie bevonden zich de doopboeken en de
huwelijksregisters. Het huis van de Secretaris van de Heerlijk-
heid Strijen bleef ook gespaard, en met dat huis het archief.
Het Rechthuis en de Kerk hebben geen schade opgelopen.
De bekende stalhouderij, nu Kerkstraat 40, bleef ook gespaard.
Tweemaal in vijftien jaar.
In 1745 werd de welvaart van Strijen vernietigd door de
veepest. In 1759 werd de welvaart nog eens vernietigd door
de Grote Brand. Twee ontzettende rampen binnen 15 jaar tijd.
De eerste ramp trof vooral de boeren; de tweede ramp trof
vooral de neringdoenden.
De mensen dachten aan de plagen van Egypte.
Ik moet eerlijk bekennen, dat ik niet kan begrijpen, hoe
zo'n geteisterd dorp er weer bovenop kwam.
Door de brand zullen de meeste boeren niet geleden hebben,
voorzover ze hun boerderijen buiten het dorp hadden. Ik denk
meer aan de neringdoenden, die niet alleen hun huis kwijt
waren, maar ook hun broodwinning.
Hr. Lestevenon, die in 1731 de Heerlijkheid Strijen van de
Staten gekocht had, was niet gelukkig als Ambachtsheer.
Zondebesef.
Ik werd getroffen door een rijmpje, gemaakt door Jan van Vliet,
dat vroeger te lezen stond op één van de herstelde panden.
- 34 -
Er waren 122 aanzienlijke en rijke huizen in vlammen opge-
gaan, 39 waren er gespaard gebleven.
O God - Uw oordeel is rechtvaardig,
Ons zonden zijn die rampen waardig.
Wij hebben dat verdiend, o, Heer.
Wij smeken om Uw oude zegen;
Stort die gelijk een zomerregen,
Op ons bedrukte Strijen neer.
De kerkelijke redevoering.
De zondag daarop, 27 Mey 1759, was Ds. Rijnholt niet in
staat in de Dienst des Woords voor te gaan. Dat is te
begrijpen!
De Dienst werd waargenomen door zijn collega van Mijns-
herenland-van Moerkerken. Deze preekte over Ps. 78:21:
"en vuur werd ontstoken tegen Jakob en toorn ging ook op
tegen Israël".
Later heeft hij deze preek uitgegeven. Ten bate van de ge-
troffenen, neem ik aan. De preek heette: "Strijen door het
vuur verteert", voorgestelt in eene kerkelijke redenvoeringe
op den ijsselijken en nooit meer alzoo gehoorden brand.
Aldaar voorgevallen den 22 Mey 1759, op Dinsdag. Daar in
Strijen uitgesproken de zondag daarop in de noch behouden
kerke, over Ps. 78:212, door Hermanus van Revershorst, predi-
kant te Mijnsherenland van Moerkerken."
Voor hen, die in Dordrecht goed bekend zijn, is het aardig
te vernemen, dat de preek gedrukt werd bij Johan Georg
Wittich, boekverkoper op de Voorstraat bij de Pelsebrug.
"Ds. Revershorst geeft in die preek vele bijzonderheden en
vertelt ook over de roekeloze onvoorzichtigheid van de timmer-
mansvrouw.
Wat mij betreft, wilde ik wel, dat de oorzaak nooit bekend
geworden was. Arme vrouw!
-35-
Familie en Kennissen.
Van de volgende personen weten we zeker dat ze de gevolgen
van de ramp aan den lijve ondervonden hebben, of in ieder
geval de ellende hebben meegemaakt.
Dan denk ik eerst aan de drie broers: Pieter, Abraham en
Maarten Middelhoek.
Neen Huyg was er niet bij, die woonde in 1759 nog te Lage
Zwaluwe.
Daar in Lage Zwaluwe heeft hij met zijn moeder Machteltje Huy-
gen Booy vast wel staan kijken naar de rookwolken, die bij
de noordwestenwind juist die kant op dreven.
Pieter was van Klaaswaal gekomen met de hulpbrigades. Of
Abraham en Maarten persoonlijk qetroffen zijn in hun bezit-
tingen, weten we niet (zie aant. op blz. 101) Ze waren
beiden nog ongehuwd.
Maar zeker hebben de drie broers elkander wel ontmoet bij
de mooie brandspuit van Numansdorp.
We kennen Ary Zuiderent en zijn vrouw Beatrix Weeda (58 jaar),
met hun toen nog ongetrouwde dochter Lijntje (30 jaar) en
Adriana (22 jaar), die later zullen trouwen met Abraham en
Maarten Middelhoek. De broers waren reeds jaren inwoners
van Strijen. Of ze toen al kennis gemaakt hadden met de
familie Zuiderent, laat zich alleen maar gissen. Ze zijn
getrouwd in 1761 en 1770. Ik hoop altijd nog eens te vinden
dat Zuiderent een wagenmaker was.
Verder waren daar Hendrik Bremken (19 jaar), met zijn ouders
Bernardus Bremken en Suzanna de Quartel (57 jaar). De jonge
ambtenaar trouwde in hetzelfde jaar als Abraham Middelhoek,
nl. 1761. Zijn bruid heette Dina de Graaf (19 jaar). Zij
was daar met haar ouders Pieter de Graaf (53 jaar) en Leentje
Verhoef (60 jaar).
Al die personen, die later in onze familiegeschiedenis een
rol gaan spelen, hebben de catastrofe meegemaakt.
Voor hen, die het nog niet weten, teken ik nog even aan, dat
Hendrik Bremken en Dina de Graaf de schoonouders geworden
zijn van Pieter Middelhoek: de zoon van Abraham.
De leeftijden achter de namen gelden voor het jaar van de
brand.
-36-
Abraham Middelhoek en zijn zoon
Pieter Middelhoek
de wagenmakers van Strijen
over Martien
de bladzijden: 45, 54 en 59.
-36a-
Abraham
De vier zoons van Pieter Middelhoek en Machteltje Huygen Booy
1692-1736 1686-1775
in de Hoekse Waard.
1. Huyg 2. Pieter 3. Abraham 4. Maarten
1728-1808
Abraham trouwde met Lijntje Zuiderent op de 17e juli 1761
1729-1807
Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren
1. Pieter vroeg overleden
2. Beatrix
1763-
was gehuwd met Hendrik de Quartel van
's-Gravendeel 18 april 1799
3. Pieter
1764-1811
was gehuwd met Neeltje Bremken op 2 juni 1799
4. Ary vroeg overleden
5. Arij op 21-jarige leeftijd overleden
1768-1789
6. Magdeltje vroeg overleden
7. Magde1tje vroeg overleden
8. Magdeltje
1774-
verhuisd naar 's-Gravendee1
-37a
De Grote Kerk van Strijen J. Middelhoek Sr.
-37b
-38-
Abraham Middelhoek, en zijn zoon Pieter Middelhoek,
1728 - 1808 1764 - 1811
de wagenmakers van Strijen.
Abraham Middelhoek is 26 september 1728 in het kleine
kerkje te Kralingen gedoopt. Als ik dit schrijf is het
26 september 1978, dat is precies 250 jaar later.
± 1732 migreert het hele gezin van Pieter Middelhoek en
Machteltje Huygen Booy naar Lage Zwaluwe. Abraham was
toen een jongetje van 4 jaar. Veel herinneringen zal hij
aan Kralingen en de buurtschap Jaffa niet gehad hebben.
In 1736 sterft zijn vader. Abraham is dan 8 jaar.
Abraham is dus opgegroeid te Lage Zwaluwe onder de hoede
van zijn moeder.
Hij is tot voorbij 1750 te Lage Zwaluwe gebleven, en
heeft daar waarschijnlijk als leerling bij een wagen-
maker een goed vak geleerd. In 1751 duikt hij met zijn
broer Pieter, te Strijen op. Ze hebben beiden de Lage
Zwaluwe verlaten om hun geluk in de Hoekse Waard te gaan
beproeven.
Belijdenis 1751.
Het aannemen van nieuwe lidmaten gebeurde ook te Strijen
gewoonlijk tegen Pasen.
Als op de 8e april 1751 in de prachtige kerk van Strijen
de namen worden voorgelezen van de jongens en de meisjes,
die belijdenis des geloofs zullen afleggen, zijn daar
twee Middelhoeken bij. Twee jongens die kort daarvoor
van de Lage Zwaluwe gekomen waren. De lijst van de belij-
deniscatechisanten is er nog steeds in het Kerkelijk
Archief van Strijen.
Pieter Middelhoek, staat er, de broeder van Abraham, en
Abraham Middelhoek, de broeder van Pieter.
Het zou me niets verwonderen, als we nog eens vinden
dat Machteltje Huygen Booy, hun moeder, bij de plechtig-
heid tegenwoordig was. Ze was er bij de hand genoeg voor.
-39-
Strijen is heel oud.
De geschiedkundige bronnen spreken reeds vóór het jaar
700 over het Strijense land. Het land langs de Strine.
Vandaar dat Strijenaren zeggen, dat ze in Strien wonen.
De eerste kerk in Strijen werd gebouwd in 992, maar deze
eerste kerk werd weggevaagd tijdens de St. Elisabeths-
vloed van 1421. De nieuwe kerk is een prachtig gebouw,
ruim, met gebrandschilderde ramen, geschonken door re-
geerders, dijkgraven en heemraden.
Dicht bij de kerk stond het Rechthuis. Een gebouw met
een hoog bordes en aan weerszijden daarvan stenen trappen.
Twee zittende leeuwen dragen elk het wapen van Strijen.
Tussen de trappen is een deur naar de gevangenis: daar
binnen kan men nog de werktuigen zien, die de Baljuw
ter beschikking had om aan de beschuldigde "de waarheid"
te ontfutselen.
In het Rechthuis vergaderde de Hoge Vierschaar: de Schout,
de Secretaris en twee Schepenen.
De Baljuw was er voor de grote zaken, en om de vonnissen
uit te voeren.
Een graafschap.
Strijen was een graafschap.
Lambrecht werd in 1039 als graaf van Strijen gehuldigd.
Toen bestonden de dorpen Klaaswaal en Numansdorp nog lang
niet. Die zijn van 1539 en 1600.
Het wapen van Strijen vertoont nog de drie St. Andries-
kruisen van het schild van de graaf van Strijen.
Klaaswaal en Numansdorp hebben op hun wapenschild ook die
drie St. Andrieskruisen en ook nog een horizontale of
verticale band, voorstellende stromend water. Dat is het
water van de Cromme Strine.
De laatste graaf van het graafschap Strijen was Philips II.
In 1581 na de afzwering kwam het land aan de Generale
Staten. Men sprak toen over de grafelijke domeinen.
-40-
In 1731 werden de Generale Staten zo geplaagd door
geldgebrek, dat ze Strijen moesten verkopen aan
Mr. Mattheus Lestevenon, bewindhebber van de Oostindische
Compagnie.
Toen werd Strijen een ambachtsheerlijkheid met één am-
bachtsheer. 29 juli 1797 werd er een Willem Anne Leste-
venon wegens homosexueel gedrag ontslagen als onderhande-
laar met het Franse Directoire. Hij bekleedde hoge ambten
en was een man van grote rijkdom. Hij werd daarna Frans
burger en stierf in vergetelheid.
Herstel.
Toen Abraham Middelhoek zich plm. 1750 te Strijen vestigde,
lagen de rampzalige dagen van de veepest nog vers in
het geheugen.
't Was nog maar vijf jaar geleden.
Strijen herstelde zich.
't Was wel afgelopen met de veeteelt, de melkerij, boter-
en kaasbereiding.
De bevolking ging zich toeleggen op de landbouw, de vlas-
serij en de meekrapteelt.
Van de meekrap maakte men een kleurstof uit de gestampte
wortelstokken. De meekrap heet in het Latijn Rubia Tinc-
torum. Voor het bereiden van de kleurstof bouwde men
een paar meestoven.
Dat kleurstofbereiden uit de wortels van de meekrap
hebben de Strijenaren van de Zeeuwen geleerd.
Zo was het ook gegaan met het telen van aardappels. Die
werden dan ook prompt Zeeuwen genoemd.
Met een paar vrachtschepen werden de goederen naar Dord-
recht, gebracht. De afgebrande huizen werden weer opgebouwd.
In 1748 waren er in totaal in en buiten het dorp 356
huizen in Strijen. Dat was vóór de brand. In 1793 waren
er al weer 400. Dat was na de brand.
-41-
Pieter, de zoon van Abraham, was te Strijen een wagenmaker.
- 42 -
Werk genoeg.
Er was natuurlijk een zee van werk op Strijen.
Men moest overschakelen van veeteelt naar landbouw.
Daartoe moesten de weilanden gescheurd en opgehoogd
worden, en de afwatering moest beter worden geregeld.
Het afgebrande dorp moest weer worden opgebouwd.
Voor een flinke kerel was er wel werk te vinden.
Wagenmaker, 1752.
Ik denk, dat Abraham als wagenmakersgezel van Lage
Zwaluwe is gekomen, zoals zijn broer Pieter als smids-
gezel.
In 1752 koopt Pieter een smederij te Klaaswaal en trouwt
daar in hetzelfde jaar met Lijntje Jans Roodbol.
Abraham blijft in Strijen. Mijn vermoeden is, dat hij
als knecht in dienst komt bij Ary Zuiderent, die de
voormalige stalhouderij bij de kerk omgezet zal hebben
in een wagenmakerij.
Later treffen we Abrahams zoon, Pieter, daar aan als
een volleerde wagenmaker. Dat wagenmaken en vooral dat
wielmnaken komt je zo maar niet aanwaaien. Vakmanschap
is meesterschap. Pieter zal het vak wel van zijn vader
geleerd hebben.
Merkwaardig is, dat ± 1600 er ook al "wijelmakers" in
de familie geweest zijn.
Kerkstraat 40.
Die wagenmakerij was een stalhouderij geweest, waar ook
de Prinsen van Oranje, als ze uit het Zuiden kwamen en
overgevaren bij Strijensas, van paarden verwisselden.
Boven de deur van de wagenmakerij bevindt zich nog een
stadhouderlijk wapentje.
Ik zou graag willen weten, wie er vóór Abraham en zijn
zoon Pieter in dat pand Kerkstraat 40 gewoond hebben.
-43-
-44-
-45-
Ik heb geïnformeerd bij het Archief van Strijen. De
archivaris aldaar wist mij alleen te vertellen, dat
Kerkstraat 40, waar nu de timmerfabriek van de Reus
is gevestigd, kadastraal genoteerd staat als:
Strijen, sectie E - no. 837.
De allereerste eigenares van het huis met de werkplaats
was geweest:
Aletta van Gent,
echtgenote van Adriaen de Engelse.
Verder moest ik maar eens informeren bij de bewaarder
van het Kadaster, Visstraat 12, te Dordrecht.
Daar kon men mij echter geen gegevens verschaffen, daterende
van vóór 1834.
We weten dus nog niet of Ary Zuiderent daar bij de Kerk
soms een wagenmakerij gehad heeft.
Martien ook naar Strijen, 1755.
Het schijnt dat Abraham zijn boterham wel heeft kunnen
verdienen te Strijen. Toen hij een jaar of vijf te
Strijen gewoond en gewerkt had, heeft hij zijn jongste
broer, Martien, de goede raad gegeven om ook over te
komen naar Strijen.
Hij was zelf al 23 jaar, toen hij naar Strijen kwam,
maar het duurde toen toch nog een jaar of tien voor hij
de moed had om een meisje ten huwelijk te vragen.
Martien komt over. We weten dat uit het kerkelijk archief
van Strijen. Met attestatie overgekomen van Lage Zwaluwe"
Martijnus Middelhoek, 29 december 1755. Martien - of Marte
zoals zijn moeder zei - was toen 24 jaar. Hij was ook niet
zo trouwlustig, want hij is daar op Strijen nog 15 jaar
vrijgezel gebleven.
Uit de geschiedenissen van Kralingen en Lage Zwaluwe is
voldoende gebleken, dat zij kontakt onderhielden met hun
moeder Machteltje. Ook met broer Pieter van KlaaswaaL
-46-
zullen ze de familiebanden verder goed gesmeed hebben.
Die Pieter was in 1757 Schepen geworden van Klaaswaal.
Dat was niet mis!
De grote brand van 1759 op 22 mei.
Abraham en Martien waren beiden nog vrijgezellen, toen
ze de grote brand van Strijen meemaakten.
We hebben die brand uitvoerig beschreven op het eind
van het verhaal over Pieter, de smid van Klaaswaal.
Het gevaar voor brand was zeer groot. De meeste huizen
hadden rieten of strooien daken. Huizen met een pannendak
waren zeldzaam. Eén van de taken van de nachtwaker was:
scherp opletten of er ergens wat smeulde of rookte.
De brandblusmiddelen waren primitief.
In 1710 werd Klaaswaal door brand verwoest. Het patri-
ciërshuis, Kerkstraat 1, bleef staan, het had een pannen-
dak.
In 1759 brandde Strijen af tot de sluisdeuren toe. De
Kerk en het Rechthuis bleven staan, omdat de wind de
andere kant op stormde en het gehele dorp verwoestte.
In 1792 is Westmaas vergaan door een hevige brand. Het
gebeurde in de nacht van 29 op 30 maart.
In het boek van de stad- en dorpbeschrijver, uitgegeven
in 1793 leest men over Westmaas:
Westmaas, een tierling van Natuur,
Dus wreed geteisterd door het vuur,
Doorwondt het hart van Bato's kindren:
Perst tranen uit hun vriendlijk oog -
Westmaas! Uw ramp steeg waarlijk hoog,
Maar 't medelijden zal dien mindren.
Even geschiedenis.
Om ons bewust te maken in welke tijd we leven, even een
paar jaartallen. In 1747 was na de omwenteling door de
druk van de Oostenrijkse Successieoorlog Willem IV op
de stadhouderstroon gekomen.
-47-
Hij stierf in 1751.
Willem V was pas 3 jaar oud.
Het land werd toen bestuurd door Gouvernante Anna.
Toen zij stierf in 1759 was Willem V elf jaar.
Hij werd bijgestaan door "de dikke Hertog", Brunswijk-
Wolfenbuttel.
In 1766 wordt in het geheim de acte van Consulentschap
opgesteld. Als die afspraak bekend wordt, is dat vol-
doende reden voor de Patriotten om aan de Prins met zijn
Hertog het leven ondraaglijk te maken.
Feest te Lage Zwaluwe, 1760.
30 maart 1760 trouwde Huyg te Lage Zwaluwe met Catharina
Jacobusse van Raamsdonk. Dat gaf feest, en zo'n huwelijks-
feestje sloeg men niet gauw over. Eén of meer van de
broers zal daar zeker heengegaan zijn. Dan zagen ze
moeder ook weer eens.
Nog twee trouwpartijen, 1761.
In het verwoeste dorp werd ook weer getrouwd. Met
bruiloftskleding op de puinhopen. Twee jaar na de grote
brand.
Twee trouwpartijen in de gelukkig gespaard gebleven
monumentale kerk van Strijen.
De huwelijksinzegening had plaats door Ds. Theodorus
Rijnholt (1756 - 1776).
3 April 1761 trouwde het eerste paar.
Een jong stelletje.
Bruid en bruidegom waren beiden 20 jaar.
De bruidegom was Hendrik Bremken, geboren te Strijen
5 mei 1740. De bruid was Dina de Graaf, geboren te Strijen
9 oktober 1740. Dit zijn de latere schoonouders van Pieter
Middelhoek, de wagenmaker, die met hun dochter Neeltje
trouwde.
-48-
Hendrik Bremken was later de ontvanger van de gemene
landsmiddelen.
17 juli 1761 trouwde een wat ouder stel.
De bruidegom was Abraham Middelhoek, geboren te Kralingen
op 26 september 1728.
De bruid was Lijntje Zuiderent, geboren te Strijen, 6
maart 1729. De bruidegom was 32 jaar en de bruid even-
eens 32 jaar.
Zij zijn de ouders van bovengenoemde Pieter, de wagen-
maker en houthandelaar.
Een familieregister.
Ik heb bij neef Koos te Klaaswaal een familieregister
gezien, dat bijgehouden is door Hendrik Bremken.
Hendrik Bremken schrijft daarin, dat hij op 3 april 1761
huwde de "eerbare" jongedochter Dina de Graaf, de dochter
van Pieter de Graaf en Leentje Verhoef.
De jonge Bremken houdt van stijl. Of liever hij kent de
geijkte uitdrukkingen en gebruikt ze. Hij trouwt een
"eerbare" jongedochter.
In 1694 trouwde zijn grootvader met de "deugdzame" Anna Kels.
Als zijn dochtertje Suzanna sterft, 16 maanden oud, dan is
dat kind "godzalig" ontslapen.
Wie was Lijntje Zuiderent?
Lijntje Zuiderent, geboren 6 maart 1729 te Strijen, was
de dochter van Ary Zuiderent en Beatrix Bastiaantje Weeda.
Alleen van de laatste weten we de geboortedatum. Die is
4 september 1701. Lijntjes ouders zijn 5 april 1720 te
Strijen gehuwd. De bruid was toen 18 jaar.
De ouders van Lijntje waren niet onbemiddeld. Als er
sprake is van trouw- en begrafenisgelden vallen ze in
de classis f 6.
-49-
Toch ook weer eenvoudige mensen.
De zuster van Ary Zuiderent Marijke geheten, was in 1722
"meid" bij de heer Bosveld, wie dat dan ook moge geweest zijn.
Ik zou zo graag gevonden hebben, dat Ary Zuiderent een
wagenmaker geweest was.
Ary Klaaszn. Zuiderent en Beatrix Bastiaans Weeda hadden
4 kinderen, drie meisjes en één jongen.
Die kinderen zijn:
1. Margrietje.
Daar weten we al heel weinig van.
Ze werd 15 april 1745 gelijk met haar broer Bastiaan
aangenomen in de Hervormde Kerk.
Ze zal misschien in 1721 geboren zijn, gezien de
trouwdatum van haar ouders.
2. Lijntje.
Van Lijntje weten we, dat ze 6 maart 1729 geboren
werd. Ze werd aangenomen 11 april 1748.
Ze huwde met Abraham Middelhoek op 17 juli 1761.
Ze overleed 4 februari 1807 te Strijen. Abraham
stierf een jaar later, op 14 mei 1808.
3. Adriana.
Van Adriana weten we, dat ze 8 maart 1737 werd geboren
te Strijen. Ze werd aangenomen, 27 mei 1760.
Ze trouwde 27 juli 1770 met Martien Middelhoek.
Haar man overleed vroeg, 11 mei 1787. Ze is 20 jaar
weduwe geweest.
Ze stierf in Strijen, in hetzelfde jaar als haar
zuster Lijntje, in 1807 op 12 september.
4. Bastiaan.
Hij werd ± 1725 geboren en is ± 1750 getrouwd.
Hij had een groot gezin, ik tel 6 kinderen.
De oudste heette Beatrix. Dat was een zwervertje. Ze
was getrouwd met Jan Schaap. Ik denk dat Jan Schaap een
binnenschipper was. Ze trekken van Strijen naar Rhoon,
van Rhoon naar Numansdorp, van Numansdorp weer naar
Rhoon, van Rhoon wederom naar Numansdorp en van Numans-
dorp naar Schiedam.
-50-
Die verhuizingen gingen steeds vergezeld van een
akte van indemniteit.
We zullen deze Bastiaan voor Lijntje en Adriana
moeten plaatsen.
De naaister.
Een van de nakomelingen van Ary Zuiderent heette Cornelia
Zuiderent. Ze was gehuwd met D. van Driel.
In de boze winter, die volgde op het jaar van de aard-
appelziekte van 1845 verhuisde ze van Strijen naar Heinenoord.
Daar probeerde Cornelia met naaien haar brood te verdienen.
In 1849 had ze het druk. Toen was er een cholera-epidemie.
Dat gaf veel naaiwerk. Ze naaide een hemd voor een kwartje
en een laken voor 2 dubbeltjes.
Een nota van haar luidt:
8 hemden à f 0,25 = f 2
6 lakens à f 0,20 = f 1,20
samen f 3,20
Heinenoord, 29 augustus 1849.
In 1859 was er weer een cholera-epidemie.
Toen stierf Trijntje Blanke, de vrouw van Abraham Middel-
hoek, de wagenmaker van Klaaswaal.
Cornelia van Driel-Zuiderent kocht 6 januari 1849 een
plaats in de Hervormde Kerk van Heinenoord. Het was no. 4
van bank 11. Ze betaalde er f 24. per jaar voor.
Voor de Franse tijd was dat f 2.
De kinderen van Abraham en Lijntje.
In de periode van 1761 tot 1774 werden de kinderen van
Abraham en Lijntje geboren.
Acht kinderen, maar ze hielden er maar vier van over,
of eigenlijk drie.
Hier zijn ze alle acht:
-51-
1. Pieter 20 mei 1762 overleden
2. Beatrix 4 april 1763
3. Pieter 8 november 1764
4. Ary 10 oktober 1765 overleden 8 mei 1767
5. Ary 17 februari 1768 overleden 25 december 1789
6. Magdeltje 8 januari 1769 overleden 25 april 1770
7. Magdeltje 8 augustus 1772 overleden
8. Magdeltje 26 maart 1774
Alleen de 2., 3. en 8. bleven leven.
Tot driemalen toe lees ik, dat als doopgetuige optrad
Machteltje Huygen Booy.
We hebben wel eens berekend, dat Machteltje in 1686
geboren moet zijn. De eerste keer dat ze als doopgetuige
optreedt is bij de doop van de tweede Pieter. Dat was
12 november 1764. Toen was ze 78 jaar.
De kerkelijke administratie werd bijgehouden door de
schoolmeester Jan van Toll. Hij schrijft Magdeltje Huygebooy.
De tweede keer dat ze als doop getuige optreedt, was bij
de doop van de eerste Magdeltje. Dat was 11 januari 1769.
De grootmoeder Machteltje was toen 83 jaar. Dat verbaast
de administrateur. Hij schrijft er vol bewondering achter:
80 major! Meer dan 80!
Van Toll schrijft deze keer Magdeltje Huygeboy.
De laatste keer, dat Machteltje binnen het doophek ver-
schijnt was bij de doop van de laatste Magdeltje op 27
maart 1774. Dat is weer 5 jaar later.
Machteltje is nu zo oud, dat ze de dopeling niet zelf meer
dragen kan. Ze wordt geassisteerd door Adriana Zuiderent,
maar Machteltje is getuige. Ze is nu 88 jaar. Ze heet in
dit geval Machteltje Hogebooy.
De tragische dood van Ary.
Als een pasgeboren baby na enige maanden weer sterft,
dan is dat voor de ouders heel erg. Maar het kind heeft
nog geen geschiedenis gemaakt, de herinneringen zullen
daarom weinige en van weinig betekenis zijn.
-52-
Erger lijkt mij het verlies zoals van Ary. Die stierf
toen hij 21 jaar was. Het was misschien een veelbelovende
jongen, een goede en levenslustige huisgenoot. Hij deed
zijn belijdenis op 15 april 1789 en hij werd op de eerste
Kerstdag, 25 december 1789 begraven.
Dat was een droevig Kerstfeest in 1789.
Grootmoeder Beatrix sterft, 1768.
We lazen in Gaarderboek I van Strijen:
16 Februari 1768 bragte Abraham Middelhoek aan te
begraven 't lijk van Beatrix, huysvrouw van Jacob
van der Jagt,
classis f 6.
Dat was de moeder van Lijntje en Adriana Zuiderent,
Beatrix Weeda, gedoopt 4 september 1701, de dochter van
Bastiaan Gijsbrecht Weeda en Lijntje Willems Jongendijk-
graaf.
Ze was eerst getrouwd geweest met Ary Zuiderent, en na
diens dood getrouwd met Jacob van der Jagt. Haar tweede
man stierf ook eerder dan zij. Begraven werd dus de
weduwe Van der Jagt, Beatrix Weeda.
Toen Beatrix Weeda in 1768 begraven werd, was Adriana
nog thuis. Zij trouwde 27 juli 1770 met Martien Middelhoek.
Ik wijs er nog even op dat de begrafenisrechten f 6.
bedroegen. Het waren dus enigszins bemiddelde mensen.
Moeder Machteltje sterft, 1775.
We lazen in Gaarderboek I van Strijen:
28 november 1775 bragte Abraham Middelhoek aan te
begraven 't lijk van zijn Moeder, genaamt
Maggeltje Huyge Booy,
classis f. 3.
Nu begraaft Abraham zijn eigen moeder. We hebben haar
geboortejaar op 1686 gesteld.
-53-
Machteltje is 89 jaar geworden.
Ze heeft in haar lange leven heel wat meegemaakt
Wie haar leven beschrijven wil, moet dat in 4 hoofd-
stukken doen: Gouderak, Kralingen, Lage Zwaluwe en
Strijen.
Ze heeft veel verdriet gehad in haar leven.
Maar haar 4 zonen maakten het goed in de Hoekse Waard.
Die waren nu aanwezig op de begrafenis: Huyg, Pieter,
Abraham en Martinus, met hun vrouwen,
Er waren op de begrafenis van grootmoeder ook kleinkin-
deren; daar waren Pieter van Huyg, die 9 jaar was, en
Pieter en Jan van Pieter, die 20 en 16 jaar waren, en
Pieter van Abraham, die 11 jaar was.
Machteltje had ze allemaal voor de doop gehouden, het
was dus niet meer dan een bewijs van achting en liefde
om bij de begrafenis tegenwoordig te zijn.
Slechte wegen.
't Vorderde wel een hele inspanning om van Klaaswaal
naar Strijen te komen, want de wegen waren in november
onvoorstelbaar slecht:
"En de wegen; - het is waarlijk spotten, als men ze
nog wegen noemt. Verbeeld u lezer, een lang uitgestrekte
modderpoel, die geen water meer verzwelgen kan; een reep
klei, door honderden paardepoten en wagenwielen gekneed,
en waarin het water door twee strepen water wordt voor-
gesteld. Wee uwer, als ge onbekend en ongewapend het
einde van die lange, rechte weg zoekt te bereiken! Gij
hebt een Tantalusarbeid ondernomen.
Aan een rijtuig was in november moeilijk te komen. Na
Allerheiligen waren de rijtuigen "schoon". Dat wil zeggen,
ze stonden schoon. Dikwijl
Top Related