BEVEDERING De bevedering van een kanarie is medebepalend voor
zijn fenotype. We onderscheiden twee type bevedering; korte en
lange bevedering Bevedering lang of kort kan men zien als intensief
en schimmel bij kleurkanaries. Echter bij postuurkanaries kan een
lang bevederde vogel een intensieve kleur bezitten.
Dia 4
WAT IS BEVEDERING Bevedering heeft een aantal functies die
zowel negatief als positief benvloed kunnen worden. Als eerste
heeft de vogel bevedering nodig om te vliegen, dan om op
temperatuur te blijven en om in evenwicht te blijven. De huid van
een vogel is echter zeer dun.
Dia 5
WAT IS BEVEDERING Als tweede om door o.a kleur en of tekening
voor de verschillende vogelsoorten onderling als belangrijke
informatie bij de partnerkeuze. Als derde kan de bevedering het wel
bevinden van de vogel weergeven, tijdens de balts, het geslachtrijp
zijn, of zijn gezondheid.
Dia 6
BEVEDERING IS MEER We spreken bij vogels van contourveren en
vliegveren. De contourveren geven het model weer en de vliegveren
zijn ingericht op het vliegvermogen. Tussen een kort bevederde
postuurkanarie en een lang bevederde postuurkanarie kan een wereld
van verschil liggen. Zo kan er een intensieve uiting zijn terwijl
de bevedering toch een schimmel is.
Dia 7
BEVEDERING IS MEER EN MEER Ook de uiting van de bevedering bij
postuur kanaries is anders, dan de uiting bij kleurkanaries. Het
verschil met kleurkanaries is dat hier de veren bij intensief
korter of schimmel altijd langer zijn. Dit komt vooral naar voren
bij de structuur van de contour veren. De veer kan een lange en
smalle vaan hebben of kort en breed.
Dia 8
Alle bevedering wordt voor 90% opgebouwd uit eiwit. Zijn
verhoornde opperhuidcel noemen we keratine. De veren ontstaan in
veervelden en zijn voor iedere kanarie gelijk, als ook voor iedere
ander vogel in zijn soort. De veren die eruit groeien, hebben een
vorm en structuur die overeenkomt met de functie van dat veerveld.
BEVEDERING IS MEER EN MEER EN N0G MEER
Dia 9
VEERVELDEN zijn: 1.Ruggengraat 2.Opperarm 3.Buik of borst 4.Nek
en kop 5.Vleugels 6.Dij 7.Scheenbeen 8.Staart 9.Cloaca
Dia 10
Veervelden
Dia 11
BEVEDERING IS OPGEBOUWD UIT: Het deel wat zich in het lichaam
bevind, noemen we de papil of huidfolikel. De bouw en kleurstoffen
worden getransporteerd door de schacht.
Dia 12
WAT IS BEVEDERING Hier ziet u duidelijk de baardjes en de
haakjes, tevens ziet u hier het verschil van baarden en haakjes aan
beide zijde van de veer. Hier ziet u duidelijk dat de baardjes
dakpans gewijs liggen. Indien dit niet meer mogelijk is, verliest
de vogels het vermogen om te functioneren
Dia 13
GEFRISEERDEN BEVEDERING Bij gefriseerde bevedering--
onderscheiden we primaire en secundaire veervelden. Rugdekveren-
-borstbevedering-- vinnen --- kop/halsbevedering-- boeket en
Hanenveren. Gefriseerd zijn alleen de contour veren, nooit de grote
pennen deze blijven vrij van krulling.
Dia 14
GEFRISEERDEN BEVEDERING Zoals u ziet heeft elke veer bij
postuur een eigen verschijningvor m. De veer wordt compacter en
korter van lengte naarmate de intensiviteit toeneemt
Dia 15
GEFRISEERDEN BEVEDERING De krulveer gedraagt zijn eigen
recessief ten opzichten van de gladbevederden. De krulveer
ontwikkeld zich op erfelijk vastgelegde plaatsen van de
veervelden.
Dia 16
GLADDE BEVEDERING Gladde bevedering --- korte bevedering en
lange bevedering, bij postuur moet men goed onderscheid maken
tussen kort- en lang bevederde vogels. Het beste is de midden
lengte, wel moeilijk om te onderscheiden.
Dia 17
KUIFBEVEDERING Een gekuifde bevedering is een kopbevedering die
bestaat uit kleine contourveertjes die vanuit een centraalpunt op
de kop in een bepaalde vorm tot op of over de snavelbasis en
duidelijk afgebakend in de nek voorkomt.
Dia 18
KUIFBEVEDERING In de natuur komen verschillende vormen kuiven
voor en laat dus duidelijk een verschil van vererving zien: 1)
Mannen en poppen kuifdragend 2) Alleen mannen kuifdragend Bij
poppen die kuifdragend zijn is het duidelijk een raskenmerk Bij
mannen die kuifdragend zijn is het geen raskenmerk doch een
geslachtskenmerk
Dia 19
KUIFBEVEDERING De conclusie hieruit is dat de kuifbevedering
niet rasgebonden noch geslachtsgebonden genoemd mogen worden. Dat
betekend dat de kuiffactor in zijn vererving onafhankelijk is.
Dia 20
KUIFBEVEDERING We kunnen ons dan nog de vraag stellen betreft
het een dominante of een recessieve vererving. In het verleden is
gebleken dat we de factor niet recessief kunnen noemen, dus moeten
we hem als dominant beschouwen. Dat betekent dus; de kuiffactor is
dominant en onafhankelijk.
Dia 21
WAT IS HET UITERLIJKE KENMERK We kennen het volgende uiterlijke
kenmerk: Het uiterlijke kenmerk bij postuurkanaries wordt mede
bepaald door formaat, zijn bevedering en lichaamsbouw. Dus we
stellen hiervoor; Het uiterlijke kenmerk van postuurkanaries is
formaat + lichaamsbouw + bevedering = type
Dia 22
WAT IS HET UITERLIJKE KENMERK We kennen het volgende uiterlijke
kenmerk: Het uiterlijke kenmerk bij kleurkanaries is melanine of
lipochroom of de tekening Dus we stellen hiervoor; het uiterlijke
kenmerk van kleurkanaries is melanine of lipochroom + tekening +
bevedering = type
Dia 23
VERERVING Bevedering moet zijdezacht aanvoelen en vast aaneen
gesloten gedragen worden Fouten in de bevedering zijn over het
algemeen erfelijk. Voor het kweken van ideaalvogels is de
bevedering van optimaal belang en iets waar steeds de aandacht op
gevestigd moet zijn. Van belang is de kennis van de
intensieffactor; te harde bevedering is een te ver doorgevoerde
intensieffactor en breekbaar. Ook van belang is de kennis over de
schimmelfactor; te ver doorgevoerde schimmelfactor geeft een slappe
en hangende bevedering, of een niet goed door gekleurde
bevedering
Dia 24
Ook de optische factor heeft invloed, metname in de inwendig
structuur van de veer. De optische factor is een zeer
gecompliceerde factor. Hierin zijn we aangewezen op stellingen van
de optica (leer van het licht). De refractie (lichtbreking) en de
reflectie (terugkaatsing naar ons oog). Een straalbreking in een
bepaalde hoornwand met diverse structuuronderdelen geeft een andere
reflectie. De structuur van de hoornwand, met de daarin voorkomende
buisjescellen en het mergcentrum kunnen zeer verschillend
zijn.
Dia 25
De melanine kan een rol spelen bij het tot stand komen van een
straalbreking Ook melanine kan bij kanaries in een bepaalde
situatie een straalbreker zijn: Bij wit geen straalbreking; er zijn
geen buisjescellen Wel bij blauwe en groen kanaries; wel
buisjescellen Wel bij geel met buisjescellen, niet zonder
buisjescellen
Dia 26
FOUTEN IN DE BEVEDERING De eerste tekenen van een slechte
veerkwaliteit zijn uitzonderlijke lange en losse veren aan de
zijkanten. De problemen zijn ernstiger als de vogels slechte
vleugels hebben, een niet correctie staart behorende bij het type,
grove veren rond de poten en op het kopje. 1.Spleten in de borst
2.Openvallende bevedering in rug 3.Openstaande borstbevedering
4.Draaiende wangbevedering 5.Hoorntjes
Dia 27
Te lang uitgroeiende kopbevedering bij een Norwich
Kopbevedering te intensief mist daardoor veren rond de ogen
Dia 28
6. Ruwe/ slechte bevedering door verkeerde koppeling 7.
Gebroken of beschadigde bevedering 8. Lumps 10. Verkeerde staart
inplant 11. Schade van ongedierte
Dia 29
Beschadigingen aan de veer door de schachtmijt Die hiermee een
bloedader heeft geraakt, u ziet de rode banden Rechts de situatie
uitvergroot
Dia 30
De kuif kan te klein of te groot zijn en niet behoren bij zijn
type, niet naar behoren naar achteren doorlopen. Er kunnen veren
uit de vorm ontbreken waardoor de kuif een rommelig effect laat
zien. FOUTEN IN DE KUIFBEVEDERING
Dia 31
D e veertjes kunnen door een te korte lengte niet of nauwelijks
mooi op de kop liggen en daardoor storend omhoog staan. De
kuifveertjes kunnen ook te lang en te zwaar zijn waardoor de
veertjes over de ogen en snavel valt.
Dia 32
FOUTEN IN KUIFBEVEDERING De kuifbevedering begint niet vanuit
een klein rond centraal gelegen middelpunt. Door een niet goed
doorgevoerde koppeling kan het middelpunt overgaan in een gespleten
middelpunt, of niet meer mooi centraal op het kopje liggen.
Dia 33
ANDERE FOUTEN IN KUIFBEVEDERING Middelpunt ligt niet centraal
Een kuif met een dubbel middelpunt Kuif met een scheiding Een te
korte kuif Een indianenkuif Een te zwaar schimmel kuif Een ragebol
kuif Een te platte kuif Een gehoornde kuif Onvoldoende volume
hebbende kuif Kale nek onder aan de kuif Lichte krulling in
kuif
Dia 34
Geraadpleegde literatuur van: Martin Weijling H.J. Veerkamp
Frans Kop H.K. van der Wal N.J. Barrett en C. Blackwell