december 201076
Synaps is het wetenschapsmagazine
van VU medisch centrum
Beter dotteren
Coeliaki blijft vaak
onopgemerkt
europese studie naar
preventie overgewiCht
stresshormoon speelt
rol bij depressie
NUmmer 76 december 2010SyNapS
iNh
oU
d02
colofonSynaps is het medisch-wetenschappelijke tijdschrift van VU medisch centrum. Het verschijnt vijf keer per jaar in een oplage van 10.000 exemplaren.
Redactiecaroline Arps (eindredac-teur), mariet bolluijt, edith Krab, marcel licher, Jan Spee
Tekstrob buiter, leendert van der ent, laura Jansma, liesbeth Kuipers, marianne meijerink, Wilma mik, mirjam Schöttelndreier.
BeeldArtbox/dannes Wegman, Hans van den bogaard, esther breij, mark van den brink, GGZ inGeest, Aad Goudappel, Hollandse Hoogte, Harry meijer, Ivar Pel, ShutterStock, charlotte Teunissen, VUmc. Sarah WongCoverfoto: Harry meijer
Verder werkten meemarjolein de booys, bas Geerdes, Wim van der meeren, laurens van rooij en floris Wouterlood.
VormgevingStudio corina van riel, Amsterdam
Drukroto SmeetsGrafiServices, Utrecht
Redactieadres dienst communicatie VU medisch centrum Postbus 7057, 1007 mb Amsterdam Tel: (020) 444 3444 fax (020) 444 3450 e-mail: [email protected]
Adreswijzigingen [email protected]
Een selectie van de artikelen uit Synaps staat ook op: www.VUmc.nl/synaps
VU medisch centrum en GGZ inGeest zijn partners. VU medisch centrum maakt deel uit van de nederlandse federatie van Universitair medische centra (nfU): www.nfu.nl
© VU medisch centrum. issn: 1381-0812. niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestem-ming van de uitgever.
SynAPS 76, december 2010, ZeSTIende JAArGAnG
SyNapS
eUr
eKa
!
03
04
10
04 VerbeTeren VAn doTTerbeHAndelInG Interventiecardiologen Yolande Appelman en Niels van
Royen onderzoeken hoe eventuele schade aan de vaten ná het dotteren kan worden voorkomen.
08 enerGy, HeT VoorKomen VAn oVerGeWIcHT Het EMGO+-instituut is trekker van een groot Europees
onderzoek naar de rol van school en ouders bij het voorkomen van overgewicht.
10 PorTreT Medisch immunoloog dr. Mary von Bomberg zet zich al
meer dan dertig jaar in voor het tijdig ontdekken van coeliakie: ‘Iedereen is wel eens moe of aan de diarree.’
13 SelecTIeVe ZorGVerZeKerAArS Wel of niet de bedoeling? Drie reacties in Uitgelicht.
14 HoGere WISKUnde In de ZorG Een logistieke, procesmatige aanpak kan in het belang
van de patiënt zijn. Daarom werken oncologen van VUmc samen met een hoogleraar wiskunde om sneller een diagnose te kunnen stellen.
18 Andere KIJK oP mS Nieuw onderzoeksprogramma richt zich op de bescha-
diging van hersencellen in plaats van op de ontsteking.
20 dePreSSIe en STreSSHormoon Mensen met risicofactoren voor depressie hebben een
verhoogde cortisol-ochtendcurve.
23 eeTSToornISSen GGZ inGeest biedt deeltijdtherapie.
en Verder:03 eUreKA!
Joris Muris over metaalallergie07 KorT en colUmn
16 KorT en AGendA
19 SAmenWerKInG
Het Nederlands Slaap Register22 KorT GGZ InGeeST
24 Toen & nU
Op sterk water
19
i‘ metaalallergie iS eeN Vaag probleem’
Is metaalallergie een groot probleem in de
tandheelkunde?
‘Het is niet zozeer een groot probleem, als
wel een vrij vaag probleem. Tijdens het aller-
giespreekuur van de afdeling orale diagnos-
tiek hier op AcTA zien we ongeveer vier nieu-
we patiënten per week waarvan er twee à
drie daadwerkelijk een allergie blijken te heb-
ben. dat kan gaan om allergieën ten opzichte
van metalen, maar ook kunststoffen en ande-
re tandheelkundige materialen. Klachten
lopen uiteen van witte laesies in de mond,
eczeem in het gelaat, onverklaarbare ver-
moeidheid en andere, soms vage klachten.
Hierbij lijkt het grootste probleem te bestaan
bij nikkel en palladium, beide metalen die in
de tandheelkunde veel worden gebruikt.’
Zo’n allergie is dus moeilijk objectief vast te
stellen?
‘dat is inderdaad lastig. Vaak zien we mensen
met een vermoeden van palladiumallergie, die
niet bevestigd wordt door de standaard aller-
gietest op de huid, zoals de dermatoloog die
kan uitvoeren. Aangezien de huid en de
mondslijmvliezen zowel structureel als immu-
nologisch aanzienlijk verschillen, kun je je
afvragen of een huidtest het meest voor de
hand liggend is.’
Welke alternatieven heb jij bekeken?
‘naast de huidtest hebben we in een bloed-
monster gekeken in hoeverre specifieke witte
bloedcellen, de lymfocyten, zich vermeerde-
ren na provocatie met een metaal, of in hoe-
verre er ontstekingsfactoren worden geprodu-
ceerd na blootstelling. die laatste test lijkt
bruikbaar.’
Probleem opgelost?
‘Zo eenvoudig is het helaas niet. Veel mensen
kunnen allergisch zijn zonder dat ze daar
daadwerkelijk last van hebben. bovendien
gaat het hier om een relatief kleine groep
testpersonen en zal verder onderzoek op dit
gebied nodig zijn om de huidige reguliere
diagnostiek zomaar te verwerpen. Ik heb
bijvoorbeeld ooit een vrouw gezien die pas
problemen kreeg met haar allergie na de
geboorte van een kind. maar goede diagnos-
tiek na onbegrepen klachten komt hiermee
wel een stapje dichterbij.’
Wat was jouw Eureka!-moment?
‘om allergie voor het metaal palladium te
testen wordt tot nu toe gebruik gemaakt van
palladiumchloride. die verbinding blijkt niet
echt geschikt om in een huidtest te gebruiken.
Wij hebben een ander palladiumzout getest
dat veel betrouwbaarder resultaten blijkt te
geven. mogelijk wordt onze nieuwe test opge-
nomen in de standaardreeks van stoffen waar
dermatologen hun allergiescreening mee
uitvoeren.’
Jaarlijks promoveren ruim honderd wetenschappers aan VUmc. Wie
zijn deze mensen en wat hebben ze onderzocht? bij het Academisch
centrum Tandheelkunde Amsterdam (AcTA) onderzoekt tandarts
Joris muris in samenwerking met de afdeling dermatologie van VUmc
hoe je metaalallergie kunt diagnosticeren.
03
is een huidtest wel
geschikt bij allergie in
de mond?
<tekst Rob Buiter foto Ivar Pel>
NAAm
Joris murisGEBoREN
Geleen, 1974oPlEIDING
Tandheelkunde, leuvenPRomoTIEoNDERZoEk
diagnostiek na metaal-allergie, geassocieerd met orale blootstelling PRomoToREN
Prof. dr. A.J. feilzer en prof. dr. r.J. ScheperAmBITIE
‘Ik combineer mijn weten-schappelijk onderzoek nu met een tandheelkundige praktijk. die ideale combi-natie zou ik graag voort-zetten.’
Pas
po
ort
oPmerKelIJK Twee jaar nadat prof. marjo van der Knaap de Spinozapremie
ontving voor haar onderzoek naar wittestofziekten bij kinderen,
heeft zij met dit geld een stamcellaboratorium geopend. In dit
laboratorium wil zij stamcellen ontwikkelen die ervoor moeten
zorgen dat bij kinderen met Vanishing White matter-disease de
zieke witte stof weer beter wordt en niet verdwijnt.
lees meer op pagina 16
16
december 2010 SyNapS
05c
ar
dio
log
ie04
direct na het openen van het vat op hun beeldschermen constateren als zoge-noemde ‘no reflow’. ‘Dat is soms een ronduit frustrerend fenomeen’, vertelt Appelman. ‘Het kan gebeuren dat je naar een angiogram kijkt van een infarct en dat je naar jouw smaak nog net niet genoeg verbetering ziet na het openen van het vat met het ballonnetje en een stent. Dan besluit je om nog net iets meer druk te geven met de ballon, en vervolgens zie je dat de stroming in het geopende vat helemaal stokt. Wat daar precies achter zit is meestal een raadsel.’
Niet van moeder NatuurOp zichzelf is het niet zo vreemd dat er juist in de ‘herstelfase’ na het openen van een verstopt vat nog extra schade wordt aangericht, vertelt Van Royen. ‘Dotteren is immers iets van de medi-sche wetenschap, niet van Moeder Natuur. Het is in wezen een onnatuurlijk proces dat we met medicijnen of andere technieken zullen moeten proberen te verbeteren.’ Voor een eerste serieuze poging daartoe loopt op dit moment een pilotstudie in VUmc: de zogenoemde EXAMI-studie. Appelman: ‘We hebben
Kleinere stolsels dan de originele ver-stopping kunnen stroomafwaarts, in haarvaatjes vastraken en daar voor bij-voorbeeld afsluiting zorgen. Er kunnen ook buitensporig veel witte bloedcellen naar de plaats van het infarct komen, waardoor er schadelijke ontstekingsre-acties optreden en oedeem. Oxidatieve schade is een ander gevaar, omdat de enzymen die normaal gesproken zuur-stofradicalen opruimen, door de tijdelij-ke afsluiting inactief zijn geworden. En er kan ook zogenoemde apoptose optre-den, de geprogrammeerde vorm van cel-dood die het lichaam normaal inzet om schade te voorkómen. Na een infarct kan die apoptose juist voor éxtra schade zorgen.’Veel van de negatieve effecten na het dotteren kunnen de cardiologen al
d‘Dotteren is een onmisbare techniek in de cardiologie!’ Dr. Yolande Appelman en dr. Niels van Royen, interventiecardi-ologen aan VUmc, willen het maar even duidelijk gezegd hebben. Maar toen de Amerikaanse arts Charles Dotter in 1967 voor het eerst een bloedvat in het been van een patiënt met behulp van een klein ballonnetje oprekte, kon hij natuurlijk niet weten dat hij daarmee weer nieuwe problemen zou oproepen. Kleinere problemen, maar toch.Jaarlijks worden er in VUmc ongeveer 1.400 dotterbehandelingen uitgevoerd. Daarvan zijn er 400 voor mensen die met een acuut hartinfarct naar het zie-kenhuis zijn gebracht. ‘Als je er niet voor zorgt dat die mensen binnen ongeveer zes uur weer bloed door hun kransslag-aderen krijgen treedt er onherstelbare schade op aan de hartspier’, benadrukt Van Royen. ‘Zonder bloed gaat het ach-terliggende weefsel dood. Punt.’
RaadselSinds enkele jaren is bekend dat er ook in de fase na het heropenen van het vat schade kan optreden, vertelt Appelman. ‘Je kunt dan verschillende effecten zien.
IS een onnATUUrlIJK ProceS’‘doTTerenonderZoeK nAAr VerbeTerInG doTTerbeHAndelInG:
< teks t Rob Buiter fo to Harr y mei jer>
met een dotterbehandeling kunnen interventiecardiologen dicht-
geslibde kransslagaderen weer openmaken. maar als een vat weer
open is, blijkt het leed meestal nog niet geleden. ‘met nieuwe
medicijnen willen we proberen de schade aan de vaten ná het
dotteren te voorkomen’, zeggen interventiecardiologen dr. yolande
Appelman en dr. niels van royen.
NUmmer 76 SyNapS
moderne catheterisatie-kamers
Sinds kort beschikt VUmc over drie
nieuwe catheterisatiekamers die aan
de hoogst mogelijke standaard voldoen,
de zogenoemde ok-2 standaard. ‘Alle
patiënten worden van binnenkomst tot
vertrek volgens deze hoge kwaliteits-
standaard behandeld’, zegt Yolande
Appelman, hoofd van de afdeling inva-
sieve cardiologie. ‘Er is maar een hand-
jevol cathkamers van deze hoge klasse
in Nederland. In Noord-Holland zijn we
zelfs de enige.’
De extra cathkamer komt ook goed van
pas bij klinisch onderzoek (zie pagina 6)
‘met een patiënt die we in het kader van
het exenatide-onderzoek behandelen
ben je hoe dan ook meer tijd kwijt. Het
is goed dat we dus extra capaciteit heb-
ben, zodat de andere werkzaamheden
daar niet onder hoeven te lijden.’‘ No reflow is soms een
ronduit frustrerend
fenomeen’
Fysiologische verschillen
Al is het fenomeen van de schade na dotteren nog maar relatief kort bekend, toch is exenatide niet het eerste middel dat voor dit doel wordt getest. Er zijn al diverse kandidaten van de spreekwoor-delijke bench naar de bedside gebracht, dus van het laboratorium naar de kli-niek. En ook al waren sommige midde-len succesvol bij muizen of varkens, dan nog kon het gebeuren dat ze bij echte patiënten niets deden. Van Royen is daarom erg opgetogen over de samen-werking van kliniek en prekliniek in het onderzoeksinstituut ICaR-VU, het insti-tuut voor cardiovasculair onderzoek dat studies doet op het gebied van hart en vaten. Van Royen: ‘Soms is het beter om eerst van het bed naar de bench te gaan. Dan moet je eerst biopten of genetische testen van echte patiënten mee naar het lab nemen. Wat is bijvoorbeeld het genetische verschil tussen mensen die spontaan een soort natuurlijke bypass ontwikkelen na een infarct en mensen die dat niet doen? Of wat is het funda-mentele verschil tussen mensen die in meer of mindere mate ‘no-reflow’ laten zien na dotteren? Misschien dat je uit die fysiologische verschillen weer aan-knopingspunten kunt vinden voor nieu-we medicijnen, die je vervolgens op de bench, bijvoorbeeld in het laboratorium, kunt uittesten.’
Vrouwen
Interventiecardioloog Appelman heeft goede hoop dat de studie met exenatide iets zal opleveren. Zij zal ook met extra veel aandacht kijken naar de eventuele vrouwen onder de patiënten uit de stu-die. ‘Vreemd genoeg zie je bij dit soort studies doorgaans nauwelijks vrouwelij-ke patiënten. Dat komt omdat vrouwen zich sowieso minder vaak presenteren als een patiënt met een acuut infarct. Kijk maar in de leerboeken: het is altijd dat plaatje van die man van middelbare leeftijd die naar zijn borst grijpt. Wat bijna niemand zich realiseert is dat hart- en vaatlijden onder vrouwen doodsoor-zaak nummer één is; bij de mannen komt het op twee. Voor mij alle reden om vrouwen ook in dit soort onderzoek te includeren en extra goed in de gaten te houden.’
ca
rd
iolo
gie
06
inmiddels 25 mensen met een acuut hartinfarct opgenomen in een gerando-miseerde studie met het middel exenati-de (zie kader hieronder), een promotie-onderzoek van assistent cardiologie Martijn Scholten. Kort voor het dotteren krijgen de patiënten óf exenatide, óf een placebo. Vervolgens kijken we in de dagen na het dotteren of de restschade
co
lUm
N
mirjam Schöttelndreierstudeerde wijsgerig-historische pedagogiek en is
redacteur van de Volkskrant. In Synaps becommen-
tarieerde zij de zorg vanuit het oogpunt van een
consument. dit was de laatste column die mirjam
Schöttelndreier voor Synaps schreef.
nAïef?
de secretaresse kon haar nieuwsgierigheid niet
bedwingen en las stiekem het dossier van een
– voor verkrachting veroordeelde – patiënt.
de vrouw was namelijk ook de moeder van
het meisje dat door deze man was verkracht.
deze situatie schijnt echt te zijn voorgekomen.
Zelf hoor ik ook wel eens spannende dossier-
gegevens die niet voor mijn oren zijn bestemd.
Want waar geheimen zijn, daar zijn lekken.
en wat verboden is, tja, is extra lekker.
moet het elektronisch Patiënten dossier
(ePd) daarom extra beveiligd worden, in ver-
band met die secretaresse? op instigatie van
de eerste Kamer wil ex-minister Klink dat
immers doen. Hij wil een ingewikkelde code
laten toevoegen om inbreken in het systeem
moeilijker te maken en dreigt met zware
sancties voor alle, lichte en zware, dossier-
overtreders. mogelijk gevolg is wel dat het
systeem in noodsituaties niet altijd snel te
raadplegen is.
en dat allemaal voor uw en mijn privacy.
moet dat nou? moeilijk. enerzijds ben ik blij
dat psychiaters en psychotherapeuten niet
meer verplicht zijn om de diagnose van een
cliënt op hun declaratie te zetten. een
mooie, recente overwinning van een kleine
groep principiële therapeuten. Ik wil men-
sen best vertellen over mijn dwangneuroses
en zware jeugd, maar dat hoeft een boek-
houder niet door te kleppen. Anderzijds
klopt het dat ik al tal van privégegevens via
mijn bonuskaart vrijgeef en dat anderen
mensen domme dingen doen op facebook.
maar de privacy van een burger, patiënt of
cliënt is een groot goed. daarom moet de
burger soms – tegen zijn eigen naïviteit of
achteloosheid – in bescherming worden
genomen. de medische stand vertrouw ik
toe dat zij weten wáár precies de bescher-
ming van de privacy eindigt om het ePd-
doel, een snelle en betrouwbare uitwisse-
ling van medische gegevens, te laten slagen.
Zo naïef ben ik dan weer.
té kort door de bocht voor u?
Nie
Uw
SKortGenderkinderenHet centrum voor genderdysforie VUmc
houdt zich al jaren bezig met de behandeling
van jongeren die zich niet thuisvoelen in het
lichaam van hun
biologische
geslacht.
fotografe Sarah
Wong en journa-
liste ellen de
Visser volgden
jarenlang een
groep van deze
jongeren op
weg naar hun
nieuwe identiteit. ook behandelaars en
onderzoekers komen uitgebreid aan het
woord. Zij vertellen waarom zij, dwars tegen
de kritiek in, voor deze groeiende groep kin-
deren hun nek uitsteken en gaan eerlijk in op
de dilemma's die de behandeling met zich
meebrengt.
Genderkinderen. Geboren in het verkeer-
de lichaam. ISBN: 9789089102416; € 32,50
meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
< foto Ivar Pel>
Nieuwjaarsconcertop maandag 24 januari 2011 geeft het
VU-orkest een nieuwjaarsconcert in het
concertgebouw te Amsterdam. op het pro-
gramma staat het werk van Gustav mahler,
Symfonie nr. 2. Voor leden van de alumnikring
geneeskunde VUmc is de toegang gratis.
Partners en introducees van leden betalen de
kortingspijs van 15 euro per kaartje.
Kijk op www.vumc.nl/alumni voor meer
informatie. ook mensen die geen alumnus
geneeskunde van VUmc zijn, kunnen naar het
concert. Kijk dan op www.VUconnected.nlHersenwebWat hebben Hyves en Alzheimer met elkaar
gemeen? meer dan je op het eerste gezicht
zou denken. Zowel de bouw als de functie
van de hersenen blijkt aan dezelfde princi-
pes te voldoen als andere complexe netwer-
ken, zoals internet. dat heeft verrassende
consequenties: inzichten uit het onderzoek
naar internet blijken ineens relevant te zijn
om onze hersenen beter te begrijpen. In
Hersenweb, een boek van drie VUmc-
wetenschappers, leest u er meer over.
Hersenweb, kees Stam ea, ISBN:
9789035135338, € 19,95
die je aan de hartspier kunt meten, dus de doorstroming met bloed en ook de output van de hartspier, beter wordt onder invloed van die behandeling. De eerste ervaringen met dit middel in proefdieronderzoek waren al positief en ook een vergelijkbare studie uit Denemarken geeft hoopvolle resultaten.’
SyNapS SyNapS december 2010
07
In de fase ná het dotteren van het bloedvat kan
ook schade optreden, het zogenaamde
'no reflow'-fenomeen. Er zijn meerdere oorzaken
mogelijk, zoals het samenknijpen van bloed-
vaten, vochtophoping rondom de vaten,
opzwellen van endotheelcellen, ontsteking,
verstopping door witte bloedcellen of versleping
van materiaal vanuit de atherosclerotische
plaque. Afbeelding: Van der laan, A. m. et al.
nat. rev. cardiol. 6, 515–523 (2009)
NUmmer 76 SyNapS
Nieuwe toepassing voor oud medicijn
In de jaren tachtig werd een klein eiwit (peptide) ontdekt in de
darm, dat een belangrijke rol heeft in de glucosehuishouding.
Van dit kortlevende Glucagon-like protein GlP werd vervolgens
een synthetische variant geproduceerd (exenatide) die veel lan-
ger actief blijft in het bloed; wel zo praktisch wanneer je er een
medicijn van wilt maken. Dat middel wordt sindsdien toegepast
als therapie bij type 2 diabetes.
Exenatide bleek ook een gunstig effect te hebben op apop-
tose. Deze ‘geprogrammeerde celdood’ treedt onder andere
op wanneer een kransslagader enige tijd afgesloten is geweest
en vervolgens door bijvoorbeeld een dotterbehandeling weer
bloed doorlaat. Die apoptose kan dan voor extra schade aan de
hartspier zorgen, juist nadat de doorbloeding weer is hersteld.
Daarom wordt nu het effect van exenatide op die ongewenste
apoptose na een dotterbehandeling getest.
Van een middel dat op zo veel verschillende fysiologische
niveaus werkt, zou je kunnen verwachten dat het dus ook veel
bijwerkingen kent. Toch zijn interventiecardiologen Appelman
en Van Royen daar niet bang voor. ‘Je geeft het middel maar heel
kort, alleen rond de dotterbehandeling, dus je hoeft niet bang
te zijn dat mensen bijvoorbeeld chronische problemen met hun
bloedsuiker ontwikkelen’, zegt Van Royen. ‘Uit de eerste erva-
ringen blijkt ook niet dat mensen extreem misselijk worden van
dit oorspronkelijke darmhormoon’, aldus Appelman.
Growth factors■ VEGF-A■ Angiopoietins■ FGFs■ HGF
Incorporationof MNCIn�ammation
Emboli
Neutrophil plugging
ECswelling
Venule
Arteriole
a b
ECproliferation
Vasoconstriction
Venule
Arteriole
Stented lesion
Tissueedema
NUmmer 76
w
SyNapS SyNapS
Soc
iale
geN
eeSK
UN
de
08
december 2010
Soc
iale
geN
eeSK
UN
de
09
meeste interventies bestaan uit het aan-bieden van een lesprogramma op school – zonder de thuissituatie erbij te betrek-ken. Dit soort interventies zijn helaas weinig effectief, vooral op lange termijn. Singh: ‘Wij richten ons nadrukkelijk ook op de ouders. Dat is wel lastig. We heb-ben het over preventie van overgewicht, dus over kinderen die nu nog niet te dik zijn. Dat geldt voor ongeveer 80% van de kinderen in Nederland. Zie die ouders maar eens te motiveren. En toch zou in de thuissituatie wellicht een belangrijk aanknopingspunt voor gezond dan wel ongezond gedrag kunnen liggen.’
FietsenDe eerste uitkomsten worden binnen-kort gepubliceerd in de vorm van weten-
Wetenschappers zijn het erover eens dat een ongezonde leefstijl – en niet geneti-sche factoren – de belangrijkste oorzaak is van de obesitas-epidemie. Maar hoe kun je ervoor zorgen dat kinderen gezond gedrag gaan vertonen? ENERGY kijkt naar de invloed van school én ouders op het gedrag van Europese kin-deren in de leeftijd van tien tot twaalf jaar. Bewegingswetenschapper Amika Singh van EMGO+ is wetenschappelijk projectmanager van ENERGY. ‘In de periode dat je transformeert van kind naar puber verandert er van alles. Kinderen worden zelfstandiger, het zijn de jaren dat hun gedrag wordt gevormd. Dit is het moment waarop je wellicht het gedrag in de goede richting kunt beïnvloeden.’
Unieke datasetVoor het onderzoek beantwoordden de kinderen, ouders en scholen talloze, zeer uiteenlopende vragen. Hoe is de school ingericht, hoe de kantine? Is er beleid over het aanbod van gezond of minder gezond eten? Welke regels stellen ouders? Hoe onderhandelen ze met hun kind over bepaald gedrag? Moedigen ze het kind aan bij goed gedrag of bestraf-fen ze slecht gedrag? Zijn er tv's, zijn er middelen om te sporten? Zijn de ouders bereid hun kind naar een sportclub te brengen? Wat krijgen kinderen aan zak-geld? Waar mogen ze dat aan besteden? Wat voor lunch geven ze het kind mee naar school? ‘We leggen een unieke dataset aan’, zegt Singh. ‘Van bijna 7.000 kinderen uit verschil-lende Europese landen weten we hoe lang en hoe zwaar ze zijn, hoeveel fris-drank of vruchtensap ze drinken, hoe-veel tv ze kijken, en hoeveel ze bewegen. Met deze gegevens in de hand kunnen we gaan zoeken naar verbanden.’
AanknopingspuntOnderzoek op scholen is al eerder gedaan, maar onderzoek naar de school- én thuisomgeving is veel schaarser. ‘Terwijl daar misschien het gedrag voor een belangrijk deel wordt bepaald’, zegt Singh. ‘Uit de combinatie van deze twee settings hopen we nieuwe inzichten te halen, die we gebruiken om een prakti-sche interventie te ontwikkelen.’ Deze interventie zal zich op zowel de thuis- als de schoolomgeving gaan richten. De
eUroPeeS ProJecT onderZoeKT rol VAn ScHool én oUderS bIJ oVerGeWIcHT
ENERGYHet ENERGY-project (EuropeaN Energy balance Research to prevent exces-
sive weight Gain among Youth) is geïnitieerd door prof. Hans Brug, dr.
Saskia te Velde en dr. mai Chin A Paw van onderzoekinstituut EmGo+. Zij
zochten er partners bij uit tien landen, betrokken ook de WHo en de IoTF
(International obesity Task Force) erbij, en dienden een onderzoeksvoorstel
in bij de Europese Commissie. Dat werd gehonoreerd met een subsidie van
een kleine drie miljoen euro. met dank aan de expertise van het EmGo+-
instituut ligt de coördinatie bij VUmc.
De onderzoekers die betrokken zijn bij ENERGY hebben allemaal hun eigen
specialisatie. Het Nederlandse team van het EmGo+-instituut telt veel
epidemiologen en bewegingswetenschappers. België heeft ruime ervaring
in het betrekken van ouders bij onderzoek en interventies. De Grieken
brengen deskundigheid mee op voedingsgebied, de Noren kennen de
schoolomgeving goed, en de Spanjaarden zijn zeer ervaren in het op grote
schaal verzamelen van data. ENERGY is een multidisciplinair onderzoek:
naast kinderartsen, bewegingswetenschappers, gezondheidseconomen en
voedingsdeskundigen, zijn beleidsmakers van de WHo betrokken bij het
project. Het project loopt tot 2012. www.projectenergy.eu
‘ WIJ rIcHTen onS nAdrUKKelIJK ooK oP de oUderS’ < teks t Wilma mik fo to's Hol landse Hoogte en VUmc>
schappelijke artikelen. Tot die tijd zijn Singh's lippen verzegeld. Wel geeft ze aan dat verschillen tussen de deel-nemende landen groot zijn. Wat in het ene land als gezonde lunch wordt beschouwd, is in het andere land uit den boze. Gaan kinderen in Nederland veel naar de naschoolse opvang, in Grieken-land staan opa's en oma's voor hen klaar. Geldt fietsen als pre in vlakke landen, in de mediterrane landen wordt dat als veel te gevaarlijk beschouwd van-wege het verkeer, de hitte of de heuvels. ‘De diversiteit is enorm’, zegt Singh, ‘ook in cultureel opzicht. Daar kunnen we wat mee, want straks hopen we verban-den te kunnen leggen tussen deze omge-vingsfactoren en overgewicht.’
les- en promotiemate-
riaal over gezonde
leefstijl van scholen
uit verschillende
Europese landen.
Hoewel de obesitas-epidemie nog maar zelden de krantenkoppen haalt, is de noodzaak tot preventie
onverkort aanwezig. Kinderen die te dik zijn, zijn dat vaak ook als volwassene en zwaarlijvigheid gaat
vaak gepaard met een slechte gezondheid. Vandaar dat het europese project enerGy onderzoekt welke
factoren succesvol zijn te beïnvloeden in de preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen.
w
11
NUmmer 76 SyNapS
med
iSc
he
imm
UN
olo
gie
10
Verschijnselen die veel voorkomen, kúnnen wijzen op glutenallergie.
maar daar is niet iedereen op bedacht. een eenvoudige test maakt het
tegenwoordig gemakkelijker om patiënten op te sporen. dat is hard
nodig, want als de ziekte onopgemerkt blijft, kan dat voor de patiënt
fatale gevolgen hebben. expert mary von blomberg legt uit.
‘ coelIAKIe WordT VAAK oVer ’T Hoofd GeZIen’
< teks t marianne mei jer ink fo to Harr y mei jer>
medIScH ImmUnolooG mAry Von blomberG:
Waarom wordt de één ziek van een broodkruimel en krijgt de ander nare irritaties van een vulling in zijn kies, terwijl de meeste mensen nergens last van hebben? ‘Waar in het lichaam wor-den die beslissingen genomen? Dat is wat mij zo boeit’, zegt Mary von Blomberg. De geheimen van het afweer-systeem intrigeren haar al jaren. Aanvankelijk zocht ze, als jonge bio-loog, naar de oorzaken van contactaller-gie. Bij een researchinstituut van TNO in Leiden bestudeerde ze de stoffen in de tulpenbol die bij bollenpellers eczeem aan de vingers veroorzaken. Na enkele jaren vertrok ze naar VUmc, waar ze sinds 1977 de leiding heeft over het laboratorium voor medische immu-nologie. ‘Een geoliede machine’, zegt Von Blomberg, die zich zelf met name richt op de diagnostiek en het ontstaan van coeliakie, een auto-immuunziekte die in de volksmond bekend staat als ‘glutenallergie’ (zie kader). Het medisch immunologisch laboratorium van VUmc is hét nationale referentiecen-trum voor coeliakiediagnostiek.
Stormachtige ontwikkelingVon Blombergs publicaties over coelia-kie geven een mooi beeld van de storm-
achtige ontwikkeling die de kennis over deze aandoening de afgelopen decennia heeft doorgemaakt, mede dankzij de mogelijkheden van de biotechnologie. Ze heeft meegewerkt aan de eerste CBO-richtlijn van 2008. ‘Een enorme klus’, zegt Mary von Blomberg, ‘want er was inmiddels zoveel onderzoek gedaan. We weten welk eiwit in gluten de boosdoe-ner is. We weten dat coeliakie alleen voorkomt bij mensen met een bepaalde
genetische predispositie. Aan de hand van bloedonderzoek kunnen we vast-stellen of ze drager zijn van die genen en ook of ze antistoffen aanmaken als reactie op de gluten. Als dat zo is, weten we voor 98 procent zeker dat ze coelia-kie hebben en omgekeerd: bij afwezig-heid van deze antistoffen is de kans op coeliakie heel erg klein. Het betekent dat we alleen bij sterke verdenking een darmbiopt hoeven nemen. Dat bespaart
SyNapS december 2010
Coeliakie-onderzoek
onderzoek van de laatste twintig jaar heeft aangetoond dat coe-
liakie vrijwel uitsluitend voorkomt onder mensen met specifieke
HlA-genen, meestal HlA-DQ2, en dat in het bloed van coeliakie-
patiënten specifieke antistoffen (met name IgA) worden gevon-
den tegen een enzym in de dunne darm, de transglutaminase.
Coeliakie kan daardoor gemakkelijker worden opgespoord met
behulp van serumtests.
mary von Blomberg participeert als onderzoeker in het Celiac
Disease Consortium (CDC). Dit samenwerkingsverband tus-
sen Nederlandse onderzoekers aan UmC, lUmC, Erasmus mC,
VUmc en Universiteit Wageningen en industriële researchers,
doet al sinds 2004 onderzoek naar de pathogenese en diagnos-
tiek van coeliakie. Het onderzoek wordt gefinancierd door het
Netherlands Genomics Initiative. Namens VUmc zit gastro-ente-
roloog prof. Chris mulder in de leiding van het Consortium.
december 2010
Uit
gel
ich
t
SyNapS
13
veel mensen deze ingreep. Maar het moet wél om volledige zekerheid te heb-ben, want wie werkelijk coeliakie heeft moet levenslang een glutenvrij dieet volgen, en dat is een hele opgave.’
kwaadaardiger verloopDoor de verbeterde diagnostiek kunnen veel meer patiënten worden opgespoord, ook als ze niet zo veel problemen heb-ben. Al in 1999 spraken onderzoekers van VUmc en LUMC in een artikel in The Lancet van ‘een ijsberg’. Op basis van grootschalig bloedonderzoek onder 6.000 kinderen van twee tot vier jaar, vonden ze coeliakie bij 1 op de 200 kin-deren. In verreweg de meeste gevallen was dat niet eerder opgemerkt. Veel kin-deren hadden namelijk nauwelijks
klachten. Von Blomberg: ‘Iedereen is weleens moe, humeurig of aan de diar-ree. Maar mensen met niet-herkende coeliakie kunnen ernstige aandoenin-gen ontwikkelen, doordat ze minder voedingstoffen opnemen. Bovendien bestaat er een, zij het kleine, kans op refractaire coeliakie als ze eenmaal boven de vijftig zijn. Dan krijgt de ziek-te een kwaadaardiger verloop, waarbij lymfocyten in de dunne darm kunnen ontaarden in kankercellen.’Met een aantal promovendi wordt er aan VUmc, gesteund door het CDC (zie kader), nu onderzoek gedaan naar het ontstaan van refractaire coeliakie. ‘We willen weten wat er gebeurt in die darm. Aan de hand van in een biobank opge-slagen bloed, darmweefsel en DNA van patiënten onderzoeken we veranderin-gen in het darmslijmvlies tijdens de ont-wikkeling van de ziekte. We zijn op zoek naar het “waarom”, zodat we beter kun-nen voorspellen wie risico loopt.’
SyNapS
med
iSc
he
imm
UN
olo
gie
12
NUmmer 76
<b
ee
ld V
Um
c>
‡
de publicatie van een lijst van ziekenhuizen die volgens zorgverzekeraar cZ goed of juist slecht
presteren op het gebied van borstkankerzorg, heeft veel stof doen opwaaien. drie reacties op de stelling:
‘ Zorgverzekeraars mogen zelf selecteren op kwaliteit van ziekenhuiszorg’
reageren?
mail naar [email protected]
<il
lust
rati
e A
ad
Go
ud
ap
pe
l>
Dr. Bas Geerdes, directeur medische zaken VUmc‘Zorgverzekeraars moèten selecteren op basis van kwaliteit. dat is
een van de pijlers waarop de verandering van het zorgstelsel richting
meer marktwerking is gebaseerd. Tot nu toe ontbraken echter kennis,
stuurinformatie maar ook moed bij verzekeraars om er echt mee aan
de slag te gaan. Alle lof dus voor cZ dat, niet toevallig, al meerdere
jaren veel aandacht aan kwaliteit besteedt. dat niet iedereen daar blij
mee is valt te verwachten, maar eindeloos afstemmen met het veld
kent ook zijn grenzen.
Waarom echter je oordeel zo sterk op volume baseren? Weging van
de context, zoals de standaardisatie bij de HSmr, is afwezig. en voor-
handen zijnde uitkomstindicatoren als lokaal recidief binnen 5 jaar en
percentage patiënten met irradicale resectie zijn niet gebruikt.
Kortom: respect voor getoonde lef maar twijfel over de zorgvuldigheid
van de uitvoering.’
Drs. Wim van der meeren, bestuursvoorzitter zorgverzekeraar cZ'Zorgverzekeraars moeten zorg inkopen op basis van kwaliteit en
prijs: dat is de bedoeling van de Zorgverzekeringswet. de discussie
gaat steeds over de vraag wat goede kwaliteit is. daar is het laatste
woord niet over gezegd. Het debat gaat traag en levert nog te weinig
op. cZ is gestart met selectieve inkoop op basis van criteria, waarbij
volume sterk meespeelt. meer is doorgaans beter en goedkoper. Wij
kunnen niet wachten tot dat laatste woord wel is gesproken. We heb-
ben daarmee een stevig debat uitgelokt. dat is mooi. Wij wachten op
betere criteria. eis is wel dat die discrimineren tussen redelijke en
excellente zorg.'
Drs. marjolein de Booys, manager kwaliteit Nederlandse patiënten consumenten Federatie‘oneens. Zorgverzekeraars mogen niet zelf selecteren. Ze moeten
selecteren op kwaliteit, maar... ze mogen dat niet Zelf doen.
Zorgverzekeraars hebben niet het alleenrecht om vast te stellen wat
de kwaliteitscriteria voor specifieke zorg zijn. bij de beoordeling van
de kwaliteit van zorg is er naast het perspectief van de zorgverzeke-
raar ook nog het perspectief van de zorgaanbieder en uiteraard het
perspectief van de patiënt. We spreken niet voor niets over drie par-
tijen op de zorgmarkt. Voor de patiënt telt niet (alleen) de uitkomst
‘sec’ van de ingreep zelf. Voor de kwalitatieve beoordeling van zorg
telt de uitkomst voor de kwaliteit van leven. de patiënt vraagt zich
aan het einde van een zorgpad af: ‘Wat heeft de zorg mij opgeleverd,
ben ik er op vooruit gegaan?’ daarbij hebben patiëntenorganisaties
ervaring met het beoordelen van kwaliteit van zorg, denk bijvoorbeeld
aan de Smiley, het Vaatkeurmerk en de borstkankermonitor.’
Toenemende afwijkingen in het slijmvlies van de twaalfvingerige darm als
gevolg van coeliakie. Afbeelding A t/m F geeft de verandering weer van nor-
maal slijmvlies tot totale vlokatrofie (verlies van darmvlokken).
Bron: Hadithi m, Von Blomberg BmE, Crusius JBA et al. Accuracy of serologic
tests and HlA-DQ typing for diagnosing celiac disease. Ann Intern med
2007; 147: 294
‘ mensen met niet-
herkende coeliakie kunnen
ernstige aandoeningen
ontwikkelen’
Aandoening van het immuunsysteemCoeliakie of glutenallergie is een aandoening van het immuun-
systeem. Het is de meest voorkomende voedselallergie. Bij
mensen die er aan lijden reageren afweercellen (T-lymfocyten)
in de dunne darm op tarwe en enkele andere graansoorten, alsof
het een vijandelijke stof is. Er ontstaat een kettingreactie aan
verbindingen met als uiteindelijk gevolg dat de darmvlokken
onherstelbaar worden aangetast (vlokatrofie) en de opname van
voedingsstoffen verstoord raakt (malabsorptie). Het tekort kan
zich op allerlei wijzen uiten, van darmproblemen, bloedarmoede,
osteoporose en misselijkheid tot neurologische verschijnselen.
met een glutenvrij dieet, de enig mogelijke behandeling van coe-
liakie, verdwijnen de klachten direct.
Coeliakie komt voor onder naar schatting 1 tot 2 procent van de
bevolking, maar daarvan is waarschijnlijk slechts 10 procent als
zodanig gediagnosticeerd. onder patiënten bij wie coeliakie niet
tijdig wordt herkend, bestaat op latere leeftijd een kleine kans
op refractaire coeliakie. Daarbij kunnen zich dodelijke kankercel-
len (lymfomen) vormen in de dunne darm.
SyNapS NUmmer 76
Sneller duidelijkheid in een healing environmentEen drietal wijzigingen hebben veel impact op de snelheid van het traject
van diagnostiek bij kanker. Zo is bij pathologie een nieuwe, snellere machi-
ne voor bioptvoorbewerking aangeschaft. koole: ‘Pathologisch onderzoek
vindt daardoor veel sneller plaats’. ook wat betreft mRI-scans is een andere
manier van werken ingevoerd. Voor de mRI-scan bestaan lange wachtlijsten.
koole: ‘op basis van wiskundige modellen heb ik berekeningen gemaakt van
de tijd die moet worden vrijgehouden voor sneldiagnostisch onderzoek. of
die gereserveerde ruimte precies aansluit op de behoefte, blijven we in de
gaten houden. We moeten natuurlijk voorkomen dat de mRI niet optimaal
gebruikt wordt.’ Een derde verbetering is het vooraf doorlichten van aange-
leverde gegevens uit andere ziekenhuizen. Deze revisie ligt nu klaar als de
patiënt in VUmc komt.
In totaal zal er midden 2011 bij vierentwintig patiëntengroepen van projec-
ten in sneldiagnostiek sprake zijn. Epicentrum van de sneldiagnostiek is de
nieuwe dakopbouw VUmc CCA diagnose en behandeling, die op 1 november
zijn hoogste punt bereikte. Zweegman: ‘Hier zal, in een ‘healing environ-
ment', bijvoorbeeld een multidisciplinair spreekuur plaatsvinden. We willen
het al bestaande multidisciplinair overleg namelijk laten vervolgen door een
multidisciplinair spreekuur, waardoor de patiënt in één keer ingelicht wordt
door alle betrokken specialisten.’
koole: ‘De planningsoptimalisatie verbetert zowel de efficiëntie als de zorg
voor de patiënt. Dat geldt niet alleen voor kanker, maar is algemeen toepas-
baar.’ Zweegman voegt daar aan toe: 'Voor patiënten betekenen de nieuwe
aanpak en de nieuwe ruimte snelheid, duidelijkheid en gemak. Heel belang-
rijk, want ze hebben het al moeilijk genoeg.’
h
oN
co
log
ie
PostkamerKleine wijzigingen maakten zo grote stappen mogelijk. Zweegman neemt de hematologiepraktijk als voorbeeld: ‘Bij bloed- en lymfeklierkanker treedt VUmc op als topreferent centrum voor veertien ziekenhuizen. Diagnostiek en weefselon-derzoek hebben al in die andere zieken-huizen plaatsgevonden. Wij bekijken de uitkomsten opnieuw, mede om te beoor-delen of extra onderzoek nodig is. Zweegman: ‘Tot nu toe kwamen patiën-ten bij mij op het spreekuur met een – vaak voor mij onleesbare – cd-rom met gegevens uit eerder onderzoek. Die gegevens moesten dan bij de radioloog tijdens een aparte afspraak worden besproken.’In de sneldiagnostiek is het uitgangs-punt nu dat beeldvormend onderzoek en biopten al vóór het consult naar VUmc zijn gestuurd en gereviseerd. Zweegman: ‘Berthe van Gerven inventa-riseerde de interne route vanaf post-kamer tot microscoop. De betrokken zie-kenhuizen werkten gelukkig mee door de gegevens niet aan de patiënt mee te geven maar vooraf op te sturen. Voor de meeste patiënten bespaart dit extra ziekenhuisbezoek.’In tegenstelling tot lymfeklierkanker vindt voor bijvoorbeeld long- en keel-kanker veel diagnostisch onderzoek wel in VUmc plaats. ‘Daarvoor is nu op basis van de ideeën van Koole en Van Gerven capaciteit bij beeldvormende technieken als PET, CT en MRI gereserveerd’, zegt Zweegman. ‘Ook als er na de beeld-vormende onderzoeken toch nog ver-volgonderzoek moet plaatsvinden, hoeft de patiënt minder vaak te komen en is binnen een week bekend hoe de behan-deling er uit gaat zien.’
oN
co
log
ie
< tekst leender t van der Ent i l lustrat ie Dannes Wegman/Ar tbox >
‘Het heet sneldiagnostiek, maar nog belangrijker dan snelheid is de duide-lijkheid’, zegt internist-hematoloog dr. Sonja Zweegman. ‘Nu nog moeten veel van onze patiënten verschillende keren langskomen. Het blijft soms lang onze-ker wat er precies aan de hand is en welke behandeling nodig is. Bij sneldi-agnostiek weten ze vooraf wanneer ze informatie krijgen. Inmiddels lopen er proefprojecten voor sneldiagnostiek bij zes oncologische patiëntengroepen. Deze patiënten krijgen, na een gebun-deld bezoek, binnen 48 uur een diagno-se- en behandelplan.’De sneldiagnostiek is gebaseerd op een logistieke en wiskundige blik. Zweegman: ‘Eén van de betrokken ver-pleegkundigen bij het project bezocht een seminar over logistiek in de zorg. Daar ontmoette ze Ger Koole, hoogle-raar optimalisatie van bedrijfsprocessen aan de Vrije Universiteit. Zijn vakgebied combineert logistiek met wiskunde. Dat contact legde de kiem voor onze nieuwe benadering.’
HoGere WISKUnde In de ZorG
1514
‘ een poging een
stroomschema te
maken van patiënten
en behandelingen
leidde tot een wirwar
van lijnen’
Bottlenecks‘Artsen stellen de individuele patiënt centraal, in het project sneldiagnostiek gaan we uit van wat patiënten gemeen-schappelijk hebben’, zegt Koole. ‘Het gaat om patiënten met veel verschillen-de vormen van kanker of het vermoeden daarvan. Ook hun behandeling is zeer gedifferentieerd.’ Een poging een stroomschema te maken van patiënten en behandelingen leidde tot een wirwar van lijnen. Niet alle patiënten met dezelfde vorm van kanker krijgen dezelfde behandeling. Zweegman: ‘Naarmate onze kennis van kanker toe-neemt krijgt de individuele patiënt steeds meer therapie op maat op basis van een individueel behandelplan. Dat komt tot stand in een multidisciplinair overleg tussen bijvoorbeeld oncoloog, chirurg, radiotherapeut, patholoog en radioloog.’Het project rond sneldiagnostiek begon met het interviewen van al deze zorg-professionals om vervolgens met hen gezamenlijk de diagnostiek van verschil-lende kankersoorten te inventariseren.
Zweegman: ‘We zeiden: “Vertel maar hoe het nu toegaat, wat beter kan en welke technologische ontwikkelingen de komende vijf jaar belangrijk worden.” Dat leverde veel inzicht op, juist vanwe-ge de multidisciplinaire aanpak. Maar als artsen bleven we binnen het zorgpad denken: welke verbetering kan er bin-nen een specifieke patiëntengroep bereikt worden?’Koole: ‘Bestuurskundige Berthe van Gerven van VUmc en ik hebben de benadering omgedraaid. We namen de gemeenschappelijke benodigde onder-zoeken van patiënten als uitgangspunt en niet deelprocessen of verschillen. Onderzoeken die bij veel patiënten moe-ten worden uitgevoerd zijn bijvoorbeeld pathologisch onderzoek en beeldvor-mende onderzoeken, zoals MRI. Beide bleken bottlenecks. Daarop hebben we onze pijlen voor sneldiagnostiek gericht. De plannen zijn vervolgens weer aan de professionals voorgelegd.’
SyNapS december 2010
In de zorg draait het om de patiënten. maar soms is het verstandig
een stap terug te doen van de persoonsgerichte benadering. Juist
een logistieke, procesmatige aanpak kan in het belang van de patiënt
werken. dat is het geval bij de sneldiagnose van kanker die VUmc
toepast. Het vermindert de onzekerheid gedurende het wachten op
uitslagen bij patiënten.
SneldIAGnoSe KAnKer:
NUmmer 76 december 2010
medisch lesmateriaal via iTunesKno-arts dr. Jochen bretschneider maakt pod-
casts over medische onderwerpen, speciaal
voor coassistenten. maar ook patiënten en
andere geïnteresseerden kunnen deze gratis
downloaden via iTunes. de leer- en tijdsdruk
van coassistenten is hoog, terwijl artsen niet
altijd tijd hebben voor het geven van instruc-
tie. bretschneider: ‘Voor de gebruiker is het
handig om de podcasts te raadplegen op ver-
loren momenten, zoals tijdens het reizen. dat
kan gemakkelijk via een iPod, iPhone of iPad.’
maar ook het maken van een dergelijke pod-
cast is niet moeilijk. bretschneider: ‘docenten
hebben helemaal geen speciale technische
vaardigheden nodig om hun lesmateriaal hel-
der en toegankelijk in een podcast te presen-
teren. en ook wetenschappers kunnen op
deze manier een veel groter publiek bereiken
dan via de vakbladen.’ er zijn bovendien grote
toekomstplannen. ‘Volgend jaar staat VUmc in
iTunes U, waar wetenschappelijke instellingen
lesmateriaal, proefschriften en filmpjes ter
beschikking kunnen stellen voor geïnteres-
seerden.’
In iTunes, via ‘VUmc Amsterdam’, zijn
wekelijks nieuwe VUmc-presentaties over
verschillende specialisaties te vinden. Wilt
u meer weten over het samenstellen van
een podcast over uw medische vakge-
bied? mail dan naar [email protected]
Translationeel onderzoek op VUmc/VU-campusHet hoofdkantoor van de european Advanced
Translational research Infrastructure in medi-
cine (eATrIS) zal op de campus van VUmc en
de VU worden gevestigd. eATrIS is een con-
sortium van nu nog negen eU-lidstaten en de
toonaangevende centra op het gebied van
geneeskundig translationeel onderzoek in
deze landen. eATrIS ondersteunt en coördi-
neert deze centra om zo europese onderzoe-
kers toegang te geven tot de meest geavan-
ceerde infrastructuur en faciliteiten voor bio-
medisch translationeel onderzoek.
Translationeel onderzoek is onderzoek dat
een snelle overstap mogelijk maakt van een
vinding in het laboratorium naar toepassing in
de patiëntenzorg. Het heeft als doel de
patiënten zo snel mogelijk te laten profiteren
van de laatst wetenschappelijke ontwikkelin-
gen, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe
geneesmiddelen of methoden van (vroeg)
diagnostiek. Kijk ook op www.eatris.eu
SyNapS SyNapS
PRomoTIES EN oRATIES VUmC4 januari 2011Promotie: K. ouwehand
Titel: The Skin Immune System.
The resourceful army of langerhans cells
Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit
11 januari 2011Promotie: T. Korteweg
Titel: mrI in multiple Sclerosis:
from diagnosis to prognosis
Aanvang: 11.45 uur, Aula Vrije Universiteit
12 januari 2011Promotie: m. Güler-yüksel
Titel: Inflammatory localized and
generalized bone loss in recent-onset
rheumatoid arthritis
Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit
18 januari 2011Promotie: S.n.T.m. Schouws
Titel: cognitive impairment in older
persons with bipolar disorder
Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit
27 januari 2011Promotie: l. Vroling
Titel: circulating endothelial and progenitor
cells during anti-angiogenic treatment in
cancer patients
Aanvang: 13.45 uur, Aula Vrije Universiteit
31 januari 2011Promotie: m.P. Kos
Titel: Surgery for dysphagia and aspiration
Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit
Nie
Uw
S
17
een selectie uit cursussen, symposia, congressen, promoties en oraties.
ageNda
Voor meer inschrijvingen, nascholings-cursussen, congressen en symposia, kijk op: www.VUmc.nl/paog
Voor actuele informatie over promoties en oraties kijk op:www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
CURSUSSEN/SYmPoSIA25 januari 2011Symposium: beter worden om beter
te maken. Instituut voor onderwijs en
opleiden VUmc
locatie: VU medisch centrum
Info: www.paog.nl
17 februari 2011Symposium: midwifery science.
Keeping women at the centre of care.
Aansluitend de oratie van prof.dr. eileen
Hutton, hoogleraar midwifery science
locatie: rosarium, Amsterdam
Informatie: www.paog.nl
2 t/m 4 maart 2011congres: 4th international meeting on
angiogenesis
locatie: VU medisch centrum, Amsterdam
Info: www.paog.nl
24 t/m 26 maart 2011congres: 11th International congress
of the european Society of magnetic
resonance in neuropediatrics
locatie: Vrije Universiteit
Info: www.paog.nl en
www.esmrn2011.org
11, 12 en 13 mei 2011cursus: Systematische reviews
en meta-analyse (K71)
locatie: Soesterberg
Info: www.epidm.nl
18, 19 en 20 mei 2011cursus: Kwalitatief onderzoek in de
praktijk van de gezondheidszorg (K78)
locatie: Amsterdam
Info: www.epidm.nl
26 en 27 mei 2011cursus: Public Health Genetics
and community (r04)
locatie: Amsterdam
Info: www.epidm.nl
Nie
Uw
S16
té kort door de bocht voor u?
meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
een selectie uit opvallend nieuws op medisch-wetenschappelijk gebied
Kort
<b
ee
ld S
hu
tte
rsto
ck
>Stamcellab wittestofziektenHet VUmc centrum voor kinderen met witte-
stofziekten is uitgebreid met een modern
stamcellaboratorium. In dit laboratorium wer-
ken onderzoekers aan een stamceltherapie
voor kinderen met wittestofziekten, met
name de aandoening Vanishing White matter.
Prof. dr. marjo van der Knaap besteedde de
1,5 miljoen euro die zij in 2008 ontving met
de Spinozapremie aan de totstandkoming van
dit lab en het opstarten van het stamcel-
onderzoek. o.a. VU en VUmc droegen bij.
Wittestofziekten zijn aandoeningen van de
witte stof, het bedradingssysteem, dat de
zenuwcellen (grijze stof) in de hersenen ver-
bindt. Wittestofziekten zijn doorgaans erfelijk
en komen bij ongeveer één op de 2.000 kin-
<b
ee
ld
mir
an
de
Ph
ern
am
bu
cq,
voo
r d
ien
st Z
uid
as>
<b
ee
ld V
Um
c>
deren voor. bij Vanishing White matter ver-
dwijnt de witte stof letterlijk. er is nog geen
therapie voor. In het nieuwe stamcellaborato-
rium wil men stamcellen ontwikkelen die
ervoor moeten zorgen dat de zieke witte stof
weer beter wordt en niet verdwijnt.
Kijk ook op www.vumc.nl/afdelingen/center-
White-matter-disorders/
Test voor CF-dragerschapPer 1 december is het voor mensen met een
kinderwens mogelijk om online een drager-
schaptest voor cystic fibrosis (cf of taaislijm-
ziekte) aan te vragen. de afdeling klinische
genetica van VU medisch centrum ontwikkel-
de deze website voor alle mensen bij wie cf
nog niet in de familie is voorgekomen. Tot nu
toe werden deze dragerschaptesten alleen
verricht bij mensen met cf in de familie.
echter, 85% van de kinderen met cf wordt
geboren in families waar deze aandoening
niet bekend is.
In nederland is circa 1 op 30 mensen (van
oorspronkelijk noord-europese afkomst)
drager van cf. dragers/draagsters van cf zijn
zelf gezond. Als beide ouders drager zijn,
heeft elk toekomstig kind van hen een risico
van 25% op het hebben van cf. met een dra-
gerschaptest kunnen aanstaande ouders ach-
terhalen of zij drager zijn, en daarmee weten
zij al voordat er sprake is van een zwanger-
schap of er een kans bestaat op het krijgen
van een kind met cf.
bij taaislijmziekte is er sprake van abnormaal
taai slijm, bijvoorbeeld in de longen, met
onder andere chronische luchtweginfecties
tot gevolg. de gemiddelde levensverwachting
van patiënten is 35 tot 40 jaar. Kijk op
www.vumc.nl/cftest voor meer informatie.
voorkomende bekkenbodemklachten als
ongewild urineverlies of verzakking van de
baarmoeder, maar ook op vervolgonderzoek
na een afwijkend uitstrijkje. de patiënt wordt
door de samenwerking snel geholpen en
krijgt, dankzij de bundeling van hoogwaardige
zorg en innovatieve technieken, de beste
diagnose en behandeling. Hans brölmann,
afdelingshoofd verloskunde en gynaecologie
VUmc: ‘Het grote voordeel is dat de locatie
Alant Vrouw Amsterdam een prettige, vrien-
Bekkenbodemzorgde bekkenbodempoli van VUmc werkt voort-
aan samen met Alant Vrouw Amsterdam, een
zelfstandig behandelcentrum voor bekken-
bodemzorg. Alant Vrouw richt zich vooral op
de behandeling van patiënten met veel-
delijke omgeving biedt met minder
‘ziekenhuisgevoel’. Hier werken specialisten
die onder één dak het hele traject van bekken-
bodemzorg bieden, van eerste klacht tot
nazorg. bij complexe problemen kunnen we de
patiënt eenvoudig door- of terugverwijzen naar
VUmc.’ Patiënten kunnen bij Alant Vrouw
Amsterdam terecht na doorverwijzing door de
huisarts of specialist. behandeling wordt
geheel vergoed door de zorgverzekeraars.
Kijk ook op www.alantvrouw.nl
Z‘Zenuwcellen in de hersenen sturen met hun uitlopers onze spieren aan. Deze zenuwuitlopers hebben een bescherm-laagje dat zorgt voor een goede over-dracht van signalen. Bij MS zijn dit beschermlaagje en de zenuwuitloper zelf aangedaan door ontstekingscellen.’ Aan het woord is Elga de Vries, onderzoeker en hoofddocent van het MS Centrum. ‘Omdat MS begint met een ontsteking in de hersenen ging onze aandacht altijd uit naar het remmen van de ont-steking. De ontstekingsremmers waar-mee patiënten worden behandeld, ver-lichten wel de symptomen maar kunnen de ziekte alleen vertragen. Op een gege-ven moment kunnen uitvalsverschijn-selen blijven bestaan. Dit bracht ons bij de vraag: hoe komt het dat de zenuw-cellen (de hersencellen) blijven verslech-teren en zelfs verloren raken?’
Geheugenverlies‘Ons onderzoek richt zich op het begrij-pen van neurodegeneratie, oftewel de afbraak en verslechtering van hersencel-
len bij MS. Als we dat snappen, kunnen we mogelijk nieuwe manieren vinden om de hersencellen te beschermen.’ Binnen het multidisciplinaire programma worden klinisch onderzoek, fundamen-teel labonderzoek, pathologisch en radio-logisch onderzoek gecombineerd. ‘Met behulp van innovatieve cel- en weefsel-kweekmodellen onderzoeken we bijvoor-beeld tot in detail hoe het proces van celschade en celverlies verloopt.’‘Voorheen voerden we vooral immuno-logisch onderzoek uit. Nu kijken we breder. De motorische klachten springen bij MS-patiënten het meest in het oog, maar zij kunnen ook last hebben van geheugenverlies en concentratieproble-men. Het effect van MS is dus niet alleen dat de spieren niet goed worden aange-stuurd vanuit de hersenen. De schade aan de zenuwcellen heeft ook gevolgen voor de werking van de hersenen. We werken dan ook nauw samen met de experts in de neurowetenschappen, zoals de wetenschappers die verbonden zijn aan Neuroscience Campus Amsterdam.’
NeU
ro
log
ie18
Combinatietherapie ‘Ons onderzoek leidt tot een breder inzicht in de ziekte en tot meer begrip voor de patiënt. Voor het echter tot nieuwe toepasbare behandelingen leidt, zijn we wel zo’n vijftien jaar verder. Ik verwacht dat we in de toekomst op een combinatietherapie uitkomen: naast geneesmiddelen om de ontsteking te remmen, geven we dan geneesmiddelen die de zenuwcellen beschermen of verbeteren.’
Sam
eNw
erKi
Ng
SyNapS NUmmer 76
19
nIeUWe KIJK oP mS Hoe kunnen we de hersencellen van mS-patiënten beschermen? rond die vraag
startte het mS centrum Amsterdam een grootschalig multidisciplinair onderzoeks-
programma. Tot dusver werd multiple sclerose (mS) vooral als een ontstekingsziekte
van het centraal zenuwstelsel gezien. dit onderzoeksprogramma verlegt de
aandacht naar de beschadiging van de hersencellen.
Ysbrand van der Werfonderzoeker bij anatomie en neuroweten-
schappen van VUmc en de slaap & cognitie-
groep van het NIN:
‘In het vooronderzoek voor het nederlands Slaap
register hebben promovenda ellemarije Altena
en ik het brein van 25 slechte slapers intensief
onderzocht middels functionele mrI’s, hersensti-
mulatie, vragenlijsten en neuropsychologische
tests. daaruit blijkt dat slechte slapers, ondanks
hun klachten, in het dagelijks leven goed functio-
neren en vaak normaal scoren op tests. Pas bij
specifieke tests zie je verschillen. Zo hebben zij
meer moeite een keuze te maken als de informa-
tie heel complex is. ook blijkt dat zij hun herse-
nen op een andere manier gebruiken en dat ze
anders op hersenstimulatie reageren dan goede
slapers. de vraag is of ze hun hersenen anders
gebruiken omdat zij slecht slapen, of dat zij een
andere opbouw van neurale netwerken hebben
waardoor zij slecht slapen en anders presteren.
met brain imaging willen wij dit verder onderzoe-
ken bij de verschillende subtypen van slechte
slapers. die hopen wij te vinden met het
nederlands Slaap register. nieuwe kennis willen
we uiteindelijk ook toepassen bij het bestrijden
van slaapstoornissen bij psychiatrische ziekte-
beelden en neurologische ziektebeelden zoals de
ziekte van Parkinson, mS en Alzheimer.’
Eus van Somerenbijzonder hoogleraar humane hersenactiviteit
van slaap, rust en vigilantie VUmc, en team-
leider bij het NIN:
‘Heel veel mensen, maar liefst tien procent van
de bevolking, slapen chronisch slecht. Slecht
slapen is dan ook de meest voorkomende
psychologische klacht. maar er is niets over de
oorzaken bekend, laat staan over goede behan-
delmethoden. Het is de hoogste tijd dat daar
verandering in komt. met het nederlands Slaap
register, dat dit jaar van start is gegaan, willen
wij de redenen van slecht slapen en het geheim
achter goed slapen achterhalen. Hiervoor hebben
we 10.000 tot 20.000 deelnemers nodig. We vra-
gen hen gedurende een jaar 15 tot 20 vragen-
lijsten in te vullen en taakjes uit te voeren.
Hiermee kunnen wij verschillende subtypen van
slapeloosheid vaststellen. op grond van de resul-
taten kunnen we de diagnostiek en behandeling
beter gaan afstemmen op het type slapeloosheid.
de samenwerking tussen VUmc en nIn bij het
slaapregister is bijzonder hecht en betekent een
enorme vermeerdering van de hoeveelheid ken-
nis; het nIn heeft meer kennis over de relatie
tussen de biologische klok en slaapstoornissen,
VUmc meer over brain imaging.’
VUmc streeft naar een nauwe samenwerking met andere organisaties op lokaal,
regionaal, nationaal en internationaal niveau. Samen met het nederlands Instituut
voor neurowetenschappen (nIn) heeft VUmc het nederlands Slaap register
opgezet om meer te weten te komen over slechte én goede slapers,
zodat iedereen straks rustig kan slapen.
<tekst liesbeth kuipers beeld Shut terStock
goede NachtrUSt Voor iedereeN
SyNapS december 2010
Het mS Centrum Amsterdam van VUmc
richt zich op onderzoek naar de vroege
opsporing van mS en behandeling op maat
met als doel: een betere kwaliteit van
leven voor mensen met mS. Doordat bin-
nen het centrum fundamenteel en klinisch
onderzoek gecombineerd worden, kunnen
onderzoeksbevindingen snel worden toe-
gepast bij het stellen van de diagnose en
de behandeling van mS. Naast zorg en
onderzoek is ook scholing van zorgverle-
ners, zoals neurologen, een belangrijke
pijler van het mS Centrum Amsterdam.
kijk voor meer informatie op
www.mscentrumamsterdam.nl
<tekst laura Jansma i l lustrat ie Esther Breij fo to Charlotte Teunissen/VUmc>
Bij een gezonde zenuw lopen signalen in de richting van de pijl over de zenuwuitloper. Bij mS
(onderste plaatje) is de myelinelaag om de zenuwuitloper beschadigd. Signalen worden niet meer
goed doorgegeven.
Zenuwcellen en hun uitlopers (groen/geel) onder
de fluorescentiemicroscoop. De rode ontstekings-
cellen beschadigen de zenuwuitlopers.
i
20 21b
iolo
giS
ch
e p
Syc
hia
trie
bio
log
iSc
he
pSy
ch
iatr
ie
zien. De vraag is of deze al aanwezig is voordat de depressie ontstaat, dus wijst op een soort biologische kwetsbaarheid, of dat mensen door het doormaken van een depressieve episode een verhoogde cortisol-ochtendcurve ontwikkelen en die houden. Dit hebben we verder onderzocht en daaruit blijkt dat mensen zonder depressie, maar wel risicofacto-ren voor depressie zoals een ouder met depressie, een verhoogde cortisol-och-tendcurve hebben. Dat kan duiden op biologische kwetsbaarheid.’Met een longitudinaal onderzoek naar
de cortisol-ochtendcurve bij depressie en angststoornissen achterhaalde Sophie Vreeburg ook dat mensen met een ver-laagde ochtend-cortisolcurve meer kans hebben op een chronisch, dus ongunstig beloop van hun aandoening. ‘De lage cortisolwaarde kan ontstaan doordat het HHB-systeem uitgeput raakt na lange verhoogde activiteit door chronische stress’, verklaart zij.Bovendien vergeleek Sophie Vreeburg de cortisol-ochtendcurve van mensen met sociale fobie, paniekstoornis zonder pleinvrees, paniekstoornis met plein-vrees en de gegeneraliseerde angststoor-nis, met die van mensen zonder deze veelvoorkomende angststoornissen. Daaruit bleek dat mensen met een paniekstoornis met pleinvrees ook een significant hogere cortisol-ochtendcurve laten zien dan mensen zonder angst-stoornis. Verder onderzocht zij of de hoge cortisolwaarden geassocieerd waren met een verhoogd risico op hart- en vaat-ziekten, maar daar vond zij geen aanwij-zingen voor.
VeelbelovendDe resultaten van deze studie hebben nog geen klinische consequenties, maar zijn daarvoor wel veelbelovend, zegt Sophie Vreeburg. ‘Interessant is om verder te onderzoeken of mensen met een verhoog-de cortisol-ochtendcurve inderdaad een hoger risico hebben op het ontwikkelen van een depressie of angststoornis, en mensen met een verlaagde cortisol-och-tendcurve inderdaad kans hebben op een chronisch beloop van een depressie of angststoornis. Is dat het geval, dan kun-nen artsen deze mensen bijvoorbeeld intensiever monitoren en begeleiden, ook met het oog op preventie.’
het dieptepunt bereikt. Is de HHB-as ver-stoord, dan kan de cortsiol-ochtendcurve veel hoger of lager dan normaal zijn.’Hiervoor liet Sophie Vreeburg het speek-sel onderzoeken van ruim 2.200 deel-nemers aan de Nederlandse studie naar depressie en angst, NESDA (zie kader). ‘De deelnemers kauwden gedurende een dag zes keer op watjes, stopten die in een buisje en stuurden die naar het laborato-rium, zodat in hun speeksel de cortisol-waarden bepaald konden worden.’
Cortisol-ochtendcurveUit het onderzoek blijkt niet duidelijk dat de HHB-as bij mensen met milde depressie en angststoornissen verstoord is. Wel werden verschillen gevonden tussen de cortisolwaarden van mensen met een depressie in het verleden of heden, en mensen zonder depressie. Sophie Vreeburg: ‘Mensen met een depressie in het verleden of heden laten ten opzichte van mensen zonder depres-sie een verhoogde cortisol-ochtendcurve
over NESDASophie Vreeburg maakte in haar promotieonderzoek gebruik van de
gegevens van de 2.981 mensen die deelnemen aan de Nederlandse
Studie naar Depressie en Angst (NESDA). NESDA is in augustus 2004
van start gegaan met het doel meer inzicht te krijgen in het ontstaan
en beloop van depressie en angststoornissen. De deelnemers, van
18 tot 65 jaar, worden acht jaar gevolgd. Bij hen wordt tweejaarlijks
een uitgebreid interview afgenomen naar demografische, psychoso-
ciale, klinische, biologische en genetische factoren.
NESDA wordt uitgevoerd door onder meer VU medisch centrum,
het leids Universitair medisch Centrum, het Universitair medisch
Centrum Groningen en diverse GGZ-instellingen. Zie ook www.
nesda.nl
In onderzoek is al aangetoond dat het stresshormoon cortisol een belangrijke rol speelt bij het ontstaan en beloop van ernstige depressie. Bij mildere depressie en angststoornissen onder mensen die niet opgenomen zijn, was deze rol nog niet goed onderzocht, terwijl ze vaker voorkomen. Daarom besloot Sophie Vreeburg, nu arts in opleiding tot psy-chiater in VUmc, de rol van cortisol bij deze twee veelvoorkomende en beper-kende aandoeningen tot onderwerp van haar promotieonderzoek te maken. ‘Iedereen maakt de hele dag het hor-moon cortisol aan, ook zonder stress’, licht zij toe. ‘Door stress ontstaat een tijdelijke verhoging van cortisol. Net als adrenaline zorgt cortisol ervoor dat je kan reageren op stress. Cortisol zorgt dan onder meer voor meer energie, bijvoorbeeld door een verhoogde bloed-suikerspiegel. Als de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, de HHB-as, die als eindproduct cortisol heeft, ontregeld is dan zou dat een rol kunnen spelen bij het ontstaan en beloop van deze aandoeningen. Dit werd al eerder aangetoond in onderzoek bij ernstige depressie bij opgenomen patiënten.’
WatjesOm uit te zoeken of van een verstoorde HHB-as ook sprake is bij mensen met mildere depressie of angststoornissen, onderzocht Sophie Vreeburg de cortisol-ochtendcurve. ‘Cortisol volgt een dag-nachtritme’, verklaart zij. ‘In de ochtend, na het ontwaken, is er een piek. Door deze ‘cortisol awakening response’ kun je anticiperen op wat je die dag te wachten staat, zo wordt gedacht. In de loop van de dag nemen de cortisolwaarden af en ’s nachts wordt
Het stresshormoon cortisol lijkt een rol te spelen bij het ontstaan
en beloop van matig ernstige depressie en angststoornissen. dit
concludeert Sophie Vreeburg na analyse van speeksel van ruim 2.200
deelnemers aan de nederlandse Studie naar depressie en Angst.
STreSSHormoon SPeelT rol bIJ dePreSSIe en AnGST
< teks t liesbeth kuipers fo to mark van den Br ink>
SyNapS december 2010
De HHB-as (Engels: HPA-axis) die als eindproduct
cortisol heeft, lijkt niet verstoord bij mensen
met milde depressie en angst. (Grafiek rechts:)
mensen die een depressie hebben (gehad)
vertonen een hogere cortisol-ochtendcurve dan
mensen zonder depressieve klachten.
‘ mensen met risico-
factoren voor depressie
hebben een verhoogde
cortisol-ochtendcurve’
ontwaken
Co
rtis
ol
(nm
ol/
l)
12
14
16
18
20
22
24
30 min 45 min 60 min
depressie huidig (n=701)
depressie in verleden (n=579)
controles (n=308
SyNapS
22
NUmmer 76
eetS
too
rN
iSSe
N
23
SyNapS
Nie
Uw
S
een selectie uit opvallend nieuws vanuit GGZ inGeest
Kort
Bordspel over separerende projectgroep dwang en drang van GGZ
inGeest heeft de isoleerdoos ontwikkeld, een
bordspel dat de impact van separeren
bespreekbaar kan maken. de isoleerdoos is
een idee van mieke mostermans, ervarings-
deskundige. In 2009 diende zij het idee van
een lespakket over de impact van separeren
in voor de Jet Vesseur-prijs, een prijs voor het
meest creatieve
o‘Onze patiënten hebben een stoornis in het denken en gedrag rond eten en hun lichaam. Ze zijn er continu mee bezig en vertonen soms extreem gedrag als laxe-ren, braken of overmatig sporten. Hun zelfwaardering hangt af van uiterlijk en gewicht.’ Klinisch psycholoog en psycho-therapeut Iet van de Craats van GGZ inGeest is verantwoordelijk voor het behandelaanbod bij eetstoornissen. ‘Tegenwoordig behandelen we naast ano-rexia en boulimia ook mensen met een eetbuistoornis en ernstig overgewicht. Mensen met een eetbuistoornis hebben vaak geheime eetbuien, die met schaamte en schuldgevoel omgeven zijn. Net als bij anorexia en boulimia gaat het dikwijls gepaard met depressieve klachten.’ Eetstoornissen zijn hardnekkig. ‘Grofweg kun je stellen dat de helft van de vrouwen geneest, een kwart verbetert en een kwart houdt altijd problemen.’ De ambivalentie is groot. ‘Ze willen wel
GGZ inGeest biedt al jaren hulp bij eetstoornissen.
Het gaat meestal om vrouwen met anorexia
nervosa, boulimia nervosa of een eetbuistoornis.
naast het brede poliklinische aanbod starten
in 2011 twee ‘deeltijddagbehandelingen’ bij locatie
Velserpoort. Vrouwen met bijvoorbeeld anorexia krij-
gen dan twee dagen per week intensieve therapie.
THerAPIe In deelTIJd
en niet geholpen worden. De angst om er iets aan te doen is groot, vanwege de vrees om dik te worden.’
ZelfwaarderingDe hulp van GGZ inGeest bestaat uit een 24/7-telefoonlijn, preventieve cursussen, individuele therapie, groepstherapie en een nazorggroep. Omdat dit voor som-mige vrouwen ontoereikend was, starten er deeltijddagbehandelingen. Eén voor vrouwen met anorexia en boulimia van twee dagen in de week; één voor vrou-wen met een eetbuistoornis van een dag in de week. ‘Bij deze intensieve behande-lingen is een team van specialisten betrokken, waaronder psychiaters en psychomotorisch therapeuten, maar ook creatief therapeuten en diëtisten. Gedurende ongeveer een jaar krijgt men een combinatie van cognitieve, creatieve en lichaamsgerichte therapie. Naast aan-dacht voor het eetgedrag is er ruime aan-dacht voor zelfwaardering, lichaamsbe-leving en hoe je met emoties omgaat. Ook worden gezin en partner erbij betrokken.’
Doorvragen ‘Eetstoornissen zijn lastig te herkennen en vrouwen komen er niet snel voor uit. Ze komen bij de huisarts met psychische klachten, omdat hun menstruatie uit-blijft of met klachten als een droge huid,
maagpijn of obstipatie. Het is goed als huisartsen dan doorvragen (zie onder). Bij twijfel kunnen ze altijd even contact opnemen om te overleggen.’
Prezens start academische werkplaatsonlangs startte Prezens in samenwerking met
het emGo+-instituut een academische werk-
plaats. Hierbinnen werken onderzoekers
samen met professionals uit de praktijk op
het gebied van onderwijs, onderzoek en
cliëntenzorg. Klinisch psychologe aan de Vrije
Universiteit en senior onderzoeker
Annemieke van Straten leidt de werkplaats.
Het is een intensivering van de bestaande
té kort door de bocht voor u?
meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
<tekst laura Jansma beeld Shutterstock>
SyNapS december 2010
Zelfmoord voorkomenruim een jaar geleden startte psychiater Jan
mokkenstorm, directeur behandelzaken kort-
durende psychiatrie Zuid-Kennemerland, de
landelijke zelfmoordpreventielijn 113online.
dagelijks maken dertig tot veertig mensen
gebruik van de hulplijn of website. Soms is dat
tien keer zoveel, zoals na de zelfmoord van
acteur Antonie Kamerling. de toekomst van de
hulplijn is echter onzeker. de subsidie van het
ministerie van VWS en zorgverzekeraars loopt
tot april 2011. Wat mokkenstorm wél zeker
weet: de unieke
preventielijn
met haar suïci-
dezelftest en
gratis online
hulpaanbod
‘kan honderden
zelfmoorden per
jaar voorkomen’.
‘de publiciteit rondom het overlijden van
Antonie Kamerling wees velen de weg naar
onze hulp. maar het eigenlijke nieuws is dat 99
procent van de mensen met zelfmoordgedach-
ten andere oplossingen vindt.’
mede dankzij 113online is mokkenstorm
uitgegroeid tot een van de suïcide-experts in
nederland. GGZ inGeest steunt de vrijwilligers
door buiten kantooruren haar crisisdienst als
back-up in te zetten.
Zie ook www.113online.nl
samenwerking tussen Prezens, klinische psy-
chologie, psychiatrie en huisartsgeneeskunde.
Prezens, onderdeel van GGZ inGeest, bestaat
nu een jaar. de combinatie van preventie,
huisartsenondersteuning en kortdurende
behandeling die Prezens biedt, blijkt succes-
vol. Het uitgangspunt van Prezens is ‘stepped
care’, een geïntegreerd zorgaanbod van oplo-
pende intensiteit: zorg zoveel als nodig, maar
minder als het kan.
Kijk ook op www.prezens.nl
cliëntgerichte actie-idee ter verbetering van
de psychiatrie.
binnen GGZ inGeest is haar idee uitgewerkt
tot een bordspel, de isoleerdoos. naast
discussievragen bevat het spel een aantal
opdrachten, citaten en ervaringsverhalen.
Het kan gebruikt worden in (multidisciplinai-
re) teams, in kleinere groepen cliënten en/of
naastbetrokkenen of als lesmateriaal voor
verpleegkundigen/artsen in opleiding. bij
voorkeur is de spelleider een ervaringsdes-
kundige, maar het kan ook een hulpverlener
zijn of een combinatie daarvan. de isoleer-
doos is te bestellen bij de dienst communica-
tie van GGZ inGeest via communicatie@ggzin-
geest.nl en kost 65 euro (exclusief verzend-
kosten). de levertijd is drie tot vijf weken.
Regie hernemen met Actenzdagbesteding en arbeid van GGZ inGeest
heeft een nieuwe naam: Actenz. de organisa-
tie begeleidt mensen die kwetsbaar zijn als
gevolg van psychische problematiek.
begeleiding die naar werk of een opleiding
leidt, of naar het ontmoeten van andere men-
sen. Actenz denkt mee met cliënten en direct
betrokkenen, ondersteunt en faciliteert hen
bij het hernemen van de regie, door middel
van activiteiten, training en begeleiding in de
eigen woon-, werk- en leefomgeving.
Kijk op www.actenz.nl of vraag een brochure
aan: [email protected] of T (020) 788 5656
4 vragen voor signalering eetpro-blematiek (ESP - Eating disorder Screen for Primary care)
1 Bent u tevreden over uw eetgewoonten?
2 Eet u wel eens in het geheim?
3 Heeft uw gewicht invloed op hoe u zich
voelt?
4 Hebt u nu last van een eetstoornis, of
heeft u dat in het verleden ooit gehad?
Is het antwoord op twee vragen ja, dan is
de kans dat er van een eetstoornis sprake
is meer dan negentig procent.
(Bron: Richtlijn eetstoornissen)
Voor doorverwijzing,
bel GGZ inGeest: 020 5437000
24/7-telefoonlijn
Patiënten en verwijzers kunnen
voor advies en informatie mailen naar
of bellen naar 06 47292154.
‘ eetstoornissen zijn
lastig te herkennen.
het is goed als huis-
artsen doorvragen’
SyNapS NUmmer 76
24
De techniek van het injecteren van weefsel met gekleurde was stamt uit de 17de eeuw. Vooral de Amsterdamse anatoom Frederik Ruysch (1638 - 1731) is er erg beroemd om geworden. Hij injecteerde de huid van overleden kin-deren met rode was. De was deed de huid blozen, met als gevolg dat deze preparaten de sterfelijkheid leken te tartten. Met kanten manchetten en mutsjes en glazen ogen versterkte Ruysch dit effect. Vader en zoon Vrolik (resp. 1775 - 1859 en 1801 - 1863) gebruikten de injectie van bloedvaten alleen ter instructie: door de slagaders en aders van de longen te injecteren met verschillend kleuren was kon hun verloop tot in de kleinste haarvaten zichtbaar worden gemaakt. Behalve longpreparaten injecteerden de Vroliks ook andere weefsels en organen: darmepitheel, de vaten van het oog, de eierstokken van een kip. Dergelijke preparaten dienden strikt ter demonstra-tie. Ze werden opgehangen aan een paardenhaar of in een glazen bel op sterk water (alcohol) gezet om nooit meer uit hun pot te komen. Ze waren niet bedoeld om later nog eens rustig onder een microscoop te onderzoeken. De structuren die door de was zichtbaar gemaakt werden, moesten met het blote oog – of met een loep – door het glas van de pot worden bestudeerd.
<tekst laurens van Rooi j en Flor is Wouter lood>
<foto Hans van den Bogaard, ‘Verzamelaars van Vorm’, 2009>
Sterk verhaal
<fo
to m
ark
va
n d
en
Bri
nk
>
Dr. Floris Wouterlood,
universitair hoofd
docent anatomie
VUmc:
‘Studenten maken hun
eerste gang naar de
snijzaal met vlinders in
de buik. dit leidt tot
wisselend gedrag.
confrontatie met een
snufje nieuwsgierig-
heid maakt een student ingetogen, quasi-
onverschillig of lacherig. Achteraf is de waarde-
ring groot. een degelijke kennis van de gecom-
pliceerde bouw van het menselijke lichaam
vormt het fundament van de medische profes-
sie. Het anatomieonderwijs is vergeleken met
vroeger sterk vernieuwd. men hanteert nog
steeds scalpel en pincet, maar daarnaast krij-
gen computertoepassingen steeds meer
invloed in het snijzaalonderwijs. Voorzichtig
geïntroduceerd met een beeldschermpje met
powerpointplaatjes gaan digitale beeldvormen-
de technieken tegenwoordig hand in hand met
demonstratiepreparaten. Wat de specialist ziet
op mrI-beelden wordt meteen vergeleken met
de reële anatomie. Vanaf het eerste jaar wor-
den artsen-in-spé getraind in het ‘vertalen’ van
cT- en mrI-beelden naar de driedimensionale
bouw van het menselijke lichaam. Alles gaat
richting 3d. een heel verschil met vroeger, toen
het memoreren van alle latijnse namen van
botten, spieren, bloedvaten en zenuwen nog
een zeer voornaam doel van het snijzaalonder-
wijs was.’
longweefsel van mens en dier
geïnjecteerd met gekleurde was,
collectie Vrolik, ca. 1800 - ca. 1863.
toeN
& N
U
Top Related