Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

29
1 De hele wereld houdt van Congo, maar niet van de Congolezen (2) 1. Inleiding 2 2. BUKAVU: welkom in Zuid-Kivu 2 3. Père André 4 4. HERI KWETU 5 5. CENTRE OLAME 7 6. LOVE en JOYEUSE 8 7. UVIRA: met dank aan de lokale autoriteiten 10 8. FIZI-TERRITOIRE: BARAKA EN FIZI. ‘Abari? Quelles nouvelles? … Sawa. Alles ok’ 11 9. Een etnisch kluwen 12 10. ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ 14 11. Een eengemaakt Congolees leger 14 12. AMANI LEO of AMANI ‘ZERO’ 15 13. ‘ATTENTISME’ 17 14. MONUSCO UVIRA 19 15. ‘UN VRAI HOMME’… een anekdote over geiten en bokken 20 16. Je zal een dorp bouwen 21 17. Getraumatiseerd, meer getraumatiseerd, meest getraumatiseerd 22 18. ‘Seul l’homme peut guérir l’homme’ 22 19. Bilan van een ‘democratische’ republiek 24 20. Een Belgisch Congobeleid? 26 Addendum 29

description

Integraal Verslag van Els Schelfhout over haar reis in het geteisterde Oost-Congo. Lees over onbekende helden zoals Pere Andre, de verschrikkelijke politieke situatie, oorlog, misdaden tegen de mensheid.

Transcript of Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

Page 1: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

1

De hele wereld houdt van Congo, maar niet van de Congolezen (2)

1. Inleiding 2

2. BUKAVU: welkom in Zuid-Kivu 2

3. Père André 4

4. HERI KWETU 5

5. CENTRE OLAME 7

6. LOVE en JOYEUSE 8

7. UVIRA: met dank aan de lokale autoriteiten 10

8. FIZI-TERRITOIRE: BARAKA EN FIZI. ‘Abari? Quelles nouvelles? … Sawa. Alles ok’ 11

9. Een etnisch kluwen 12

10. ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ 14

11. Een eengemaakt Congolees leger 14

12. AMANI LEO of AMANI ‘ZERO’ 15

13. ‘ATTENTISME’ 17

14. MONUSCO UVIRA 19

15. ‘UN VRAI HOMME’… een anekdote over geiten en bokken 20

16. Je zal een dorp bouwen 21

17. Getraumatiseerd, meer getraumatiseerd, meest getraumatiseerd 22

18. ‘Seul l’homme peut guérir l’homme’ 22

19. Bilan van een ‘democratische’ republiek 24

20. Een Belgisch Congobeleid? 26

Addendum 29

Page 2: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

2

De hele wereld houdt van Congo, maar niet van de Congolezen (2)

1. Inleiding

Van 15 tot 25 maart 2011 reisde ik door Zuid-Kivu, een provincie in het oosten van de Democratische Republiek Congo. In de hoofdstad van Zuid-Kivu, Bukavu, maakte ik een eerste stop. Zuid-Kivu is onderverdeeld in de hoofdstad en vijf ‘territoires’: Kalahe, Mwenga, Shabunbda, Uvira en Fizi. Naast Bukavu bezocht ik de twee laatste. In het noordoosten van de provincie ( Bukavu) ligt het Kivumeer, in het zuidoosten (Uvira, Fizi) het Tanganyikameer. De provincie grenst aan de buurlanden Rwanda en Burundi. Zuid-Kivu zou zo’n 6 miljoen inwoners tellen, maar dat is een grove schatting. De registratie van nieuwgeborenen is zo goed als onbestaande.

De provincie lijdt nog steeds erg onder de nasleep van de Rwandese geniocides (in Rwanda in 1994, in oost-Congo 1996) die leidden tot de tweede Congo-oorlog (1998-2003). Heel veel Congolese vluch-telingen trokken over de grens met Burundi en vluchtten met de boot over het Tanganyikameer naar Tanzania. Tienduizenden ontheemden zijn nu nog in het binnenland op zoek naar een stek die enige veiligheid garandeert. Rwandese vluchtelingen trokken zich terug in de hauts-plateaux bij Uvira, als levend schild voor Rwandese soldaten en voor de gevreesde Interahamwe-milities (‘FDLR’, Forces Démocratiques pour la Liberation du Rwanda), Hutu-milities die verantwoordelijk zijn voor het gru-welijk uitmoorden van 800.000 Rwandese Tutsi en gematigde Hutu, de eerste Rwandese genocide in 1994.

De grote aanwezigheid van gewapende troepen, rebellen van allerhande allooi en van het regerings-leger veroorzaakt in de provincie veel geweld, massaverkrachtingen en onveiligheid.

In deze ‘rijke’ Congolese provincie, vruchtbaar en schatrijk aan mineralen en grondstoffen als goud, koper, kobalt en coltan, leven de mensen in grote armoede.

2. BUKAVU: welkom in Zuid-Kivu

‘Karibu, karibu san’. Welkom, hartelijk welkom in Bukavu.

Page 3: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

3

Bukavu is mijn eerste stop in Zuid-Kivu, nadat ik via de grenspost in Bujumbura (Burundi) het land

ben binnengekomen. De rit was lang en vermoeiend. Met een zware 4x4 Toyota Land Cruiser

kwamen de chauffeur en ik via de ‘escarpement’, door Ngomo, de noordelijke heuvels van Zuid-Kivu.

Ik had me deze hobbelige klim, de rotsen en de ‘pot-o-pot’-modder bespaard, indien ik de grenspost

via Rwanda had genomen. Maar ik heb geen visum voor Rwanda. Gezien mijn uitgesproken

voorbehoud bij het huidige Rwandese regime heb ik me de moeite bespaard om er één aan te

vragen. Daarenboven mag de route dan wel avontuurlijk en zelfs enigszins gevaarlijk zijn; de

vergezichten zijn prachtig. Vredig, dat is de indruk die dit prachtige landschap op het eerste gezicht

biedt. Ook al passeerden langs deze weg de voorbije maanden met regelmaat van de klok

gewapende troepen van allerhande allooi, die mensen en voertuigen overvielen en de bewoners

terroriseerden.

Ik passeer Sange, het dorp waar in juli vorig jaar een tankwagen explodeerde, met honderden doden

tot gevolg. Het karkas van de tankwagen ligt er nog steeds. Op enkele honderden meters van het

karkas houd ik halt bij het kerkhof waar de slachtoffers werden begraven. Een met takken omheinde

zandvlakte, waar enkele riethalmen als in verdriet en treurnis heen en weer wiegen. Links naast dit

kerkhofje werd gestart met de bouw van een herdenkingsmonument. Een houten staketsel, vier

rechtopstaande wanden, een doodskist met een torentje dat wijst naar de zon. In niets te vergelijken

met het reusachtige monument, figuren in gietijzer en brons, waar ik eerder stopte en dat toenmalig

president Mobutu tussen zijn Zaïrese volk moest voorstellen. ‘Moest’, want het beeld van Mobutu is

inmiddels verdwenen. Neergehaald, in stukken geslagen en weggehaald. Wellicht niet zozeer omwille

van de persoon van Mobutu, hoewel dat ook een rol zal gespeeld hebben. Veeleer omdat het

reuzengrote beeld van de Zaïrese president het enige massief bronzen beeld was. Van zijn voetstuk

gevallen.

En dan het herdenkingsmonument te zien, vier houten wanden voor de slachtoffers van Sange…

Page 4: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

4

3. Père André

In Bukavu bezoek ik Père André Thijs. Deze

missionaris en Witte Pater was de inspirator voor

David Van Reybroucks toneelstuk ‘Missie’.

Père André, zoals hij zelf zegt “gewoon een heel

kleine secretaris van een grote witte paters

provincie”, leefde en werkte 30 jaar in de

zuidoostelijke provincie Katanga, in Moba. Hij

bouwde en bezielde er samen met zijn mede-

paters een centrum voor gehandicapten ‘Talita

Kum’ (‘Sta op’). Met een Witte Zuster startte hij de

jeugdbeweging ‘Kizito-Anuarite’. Die telt vandaag

12.000 leden over gans Congo. In 1992 kwam hij

terecht in Noord-Kivu, in Goma.

Ik ontmoette père André eerder, in de zomer van

2010, toen hij me tijdens zijn vakantie in België

met een bezoekje vereerde. Nu nodigde hij me uit

in zijn kamertje van 8m2. Ik mocht in de zetel

plaatsnemen, een bureaustoel met kussens

gebonden op het zitvlak en tegen de rugleuning.

Hij zette zich op het bed, voor een muur die wordt

opgesierd met iconen, een gitaar, een kruis. Links

van het bed staat een kastje, met daarop een

blikken doos vol pillen.

“Al die jaren in de brousse, en de leeftijd

natuurlijk, maken dat ’n mens zich wat moet

soigneren”, lacht Père André. Rechts van zijn bed

staat een smalle kleerkast, met daarop een foto en

een doodsprentje van zijn zus.

André vertelt over de jaren die hij doorbracht in de brousse en ik voel de heimwee van een man met

een groot hart voor de Congolese bevolking die nu, noodgedwongen om gezondheidsredenen en

omdat ‘men dat van hem vraagt’ in Bukavu de ‘papperasserie’ van de congregatie regelt. Heimwee

en zo veel mededogen voor het leed van de Congolezen, zou het daardoor zijn dat hij soms de moed

vol krijgt? Maar er is ook zo veel vreugde bij die lieve André! Om zijn moppen moeten we samen

onbedaarlijk lachen, zijn spitse uitspraken zijn helder en doorspekt met humor. Dit is een man die

keuzes gemaakt heeft, die leeft voor Congo èn voor de Congolezen, volgens de leer van Hem die zijn

grote voorbeeld is. Zoals hij zelf getuigt: “niet omdat hij het heldendom zoekt. Dat is dom. Evenmin

wil hij ‘heilige zelfmoord. Dat is onzin.” Wat Père Andre wil, is samen met zijn confraters dicht bij de

mensen ter plekke blijven (uit een artikel dat in nov.-dec. werd gepubliceerd in het tijdschrift van

KVS).

Page 5: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

5

De volgende dagen kan ik vaststellen dat Père André niet de enige is die zich, gedreven door geloof

(de leer van Christus of de leer van Allah: deze provincie kent een grote moslimgemeenschap), door

overtuiging, door mededogen of om een andere reden onbaatzuchtig inzet voor de noodlijdende

bevolking van Zuid-Kivu. Helaas wordt ook bevestigd wat stilaan ‘common knowledge’ is: de

Congolese overheid ligt niet wakker van de miserie van de Congolezen. Door onwil, onkunde of door

beide. Het is maar hoe je het bekijkt.

4. HERI KWETU

Veel waardering heb ik ook voor de Spaanse Marie-Thérèse Saez, al meer dan veertig jaar in Bukavu

en bezielster van het centrum ‘HERI KWETU’: ‘Bien heureux chez nous’. In dit centrum worden

gehandicapten opgevangen: des aveugles, des sours-muets, des mentaux, des physiques… Deze

laatste categorie, mensen met fysische afwijkingen, vormen de grootste groep. Al gauw wordt me

duidelijk dat het niet zozeer gaat om mensen met aangeboren handicaps.

De gedachte aan een ontmoeting met een klein

jongetje, ongeveer dezelfde leeftijd als onze

jongste zoon, knijpt nu nog steeds mijn hart samen.

Het ventje staat op zijn handjes en steekt zijn

stompjes in de lucht: twee korte, dichtgeknoopte

worstjes. Toen hij vorig jaar langs de kant van de

weg zijn grootouders uitwuifde, passeerde er

toevallig een groep baldadige rebellen. Ze schoten

in het rond. Nu staat hij fier op zijn handjes, of

schuift hij voort op zijn stompjes terwijl hij steun

zoekt tegen de witte muur. “Dat komt goed” zegt

Marie-Thérèse. “Met zijn protheses zal hij zelfs

kunnen voetballen. Als ze zo jong zijn, is veel

mogelijk”.

Het centrum heeft een werkplaats waar prothesen in elkaar worden geknutseld, en beugels en

krukken in alle maten. ‘Twee vliegen in één klap’: mobiliteit èn tewerkstelling voor mensen met een

handicap. Of de man die ik daar in het ziekenhuisje ontmoet ooit baat zal hebben bij prothesen, ik

vraag het me af. Hij ligt in bed en toont me zijn benen: botten met daarover grillig, roze vel. Hij was

knap, groot en sterk voor die noodlottige dag. Tijdens een inval van FDLR-rebellen werd hij

geroosterd boven een hoog oplaaiend vuur. Knap is hij nog, met ogen vol pijn. Zijn echtgenote kent

haar plaats, naast zijn ziekbed. God weet waar hun kinderen zijn en wie nu voor ze zorgt.

Aan het centrum Heri Kwetu is ook een school verbonden. Toen bleek dat de integratie van

gehandicapten in de gewone scholen heel moeilijk verliep, beslisten Marie-Thérèse en haar team om

zelf onderwijs te organiseren. Vandaag telt de school een duizendtal leerlingen, verspreid over

drieëntwintig klassen: vijftien klasjes voor kinderen die kunnen spreken, 8 voor kinderen die dat niet

kunnen. Deze laatste leren gebarentaal, en – met hun handjes gedrukt tegen de keel, de mond of de

Page 6: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

6

borst van de leraar - hoe ze klanken kunnen uitbrengen. Ik bewonder deze leraren, meestal jonge

mensen, die voor een karig loon van nauwelijks 50USD kinderen niet alleen les geven in allerhande

leervakken, maar daarnaast gebarentaal kennen, of braille … Blinde leerlingen, geïntegreerd in een

gewone klas, tonen hoe ze rekenoefeningen maken op een braillebord en zelfs vooraan in de klas aan

het bord. Ze nemen hun brailleboek en lezen een stukje voor, terwijl de andere leerlingen meevolgen

in hun leesboek. Zij zijn dit gewoon. Het zijn ‘enfants vulnerables’, kinderen van kwetsbare gezinnen

uit de buurt. Blij dat ze hier naar school kunnen gaan. Want straks is het middag en zullen ze iets te

eten krijgen: voor de meesten de eerste maaltijd van de dag.

Wij met ons GON – geïntegreerd onderwijs –, met al onze omkadering voor leerkrachten en

leerlingen. De inzet van de leerkrachten hier is voor mij de zoveelste les in bescheidenheid.

Her en der in HERI KWETU lopen kinderen en jongeren rond die duidelijk ook een mentale afwijking

hebben. “De overheid betaalt niets” zucht Marie-Thérèse. Zelfs niet de verzekering voor het

personeel. Het wordt me pas achteraf duidelijk wat ze daarmee bedoelde, als ik via-via verneem dat

ze jaren geleden werd aangevallen en zeer zwaar mishandeld door één van haar jongeren met een

mentale afwijking. Niets wordt betaald door de overheid: niet de 24 leerkrachten, niet de kinesisten,

de arbeiders en techniekers in de werkplaatsen, de begeleiders van het internaat waar zo’n 600

kinderen worden opgevangen, de infrastructuur, het eten…

‘Les Soeurs Pontificales d’Autriche’ doen een duit in het zakje, naast enkele internationale donoren.

Verder teert HERI KWETU op liefdadigheid. Maar dat vooral niet van de Congolese overheid.

In het naaiatelier ‘coupe et couture’ worden popjes gemaakt. Die worden verkocht aan 8 USD/stuk.

Het zijn prachtige popjes, met helrode lippen en leuke zwarte vlechtjes. Achter één van de

naaimachines zit een meisje van 14, haar benen-in-beugels verstopt onder de naaitafel. Ik zie een

Page 7: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

7

jongen met een polshorloge aan de linkerarm. De wijzerplaat ontbreekt. Ik denk aan onze oudste

zoons.

5. CENTRE OLAME

Van HERI KWETU ga ik naar het ‘Centre Olame’: ‘Que tu vives’. In dit centrum worden verkrachte

vrouwen opgevangen. Het ligt aan de Avenue Bugabu en wordt geleid door Mathilde MUHINDO

MWAMINI. In een vorig leven was ze volksvertegenwoordiger. ‘Mama’ Mathilde stuurt mijn beeld

over Congolese politici die zich niks gelegen laten aan het leed van hun bevolking een klein beetje bij.

Zij is niettemin de uitzondering die de regelt bevestigt. Deze statige vrouw legt me de werking van

Olame uit. Ze deed dat eerder al voor de VN-Veiligheidsraad en in de Europese Commissie. In 2009

mocht ze in het UK de ‘Alisson Des Forges Award for Extraordinary Activism’ van Human Right Watch

ontvangen. In de VS wist ze Hilary Clinton tot tranen toe te bewegen. Tot tranen en beloften.

In de dertig vrouwengroepen die Olame in de ‘maisons d’écoute’ organiseert, wordt veel geluisterd,

gepraat en geresponsabiliseerd. Niet alleen met de vrouwen, maar met hun ganse gemeenschap: in

de eerste plaats met hun man en de familie en schoonfamilie errond. Er wordt gesensibiliseerd. Men

probeert de mannen duidelijk te maken dat hun vrouwen slachtoffers zijn. Slachtoffers die alleen al

door de verkrachting en de medische en psychologische gevolgen ervan, zwaar lijden. Dat het niet

aangewezen is om ze, samen met de kinderen, ook nog eens te verstoten. Want dat is ‘la coutume

Congolaise’, dat zijn de culturele gewoonten. Een verkrachte vrouw is een belediging voor de man.

Die mag je als een object opzij zetten. “En de kinderen dan?” vraag ik. “Houden de Congolese

mannen dan niet van hun kinderen”’ Het antwoord is ontnuchterend. “L’homme aime la femme, pas

les enfants. Les enfants profitent de cet amour”. Liefde is iets tussen man en vrouw waar de

kinderen, zolang die liefde duurt, voordeel bij kunnen hebben. ‘La femme est une machine à

production’, of, om dit voor mij erg moeilijk te begrijpen verschijnsel te duiden: ‘chosification des

femmes’. De vrouw wordt ‘ver-ding-t’. De Congolezen zijn erg vaardig in het benoemen van onrecht

en verschrikking.

De aanpak van Olame werpt vruchten af. Sinds men in 1999 begon met de registratie van de

slachtoffers van verkrachting in en rond Bukavu (voor de periode van 2001 tot 2006 telde men zo’n

slordige 5.600 slachtoffers. Dit aantal is niet afgenomen), is er mentaliteitsverandering merkbaar.

Jonge meisjes die verkracht werden en een kind hebben, komen nog in aanmerking om te trouwen,

zij het meestal met een oudere man. Af en toe blijft een jonge fiancé zijn liefje trouw en huwt hij

haar toch, tegen de traditie en de wil van de familie.

De aanpak werpt vruchten af, ook in die zin dat verkrachte vrouwen ‘hun rechten’ kennen. Het recht

op registratie en het recht op medische verzorging, in de eerste plaats. Veel vrouwen doen hier

afstand van, alleen al omwille van het taboe en het stigma. Met welke snelheid VIH/SIDA zich

zodoende verspreidt, kan ik me voorstellen. Veel vrouwen zien uit pure angst af van hun rechten als

slachtoffers van seksueel geweld. Al te vaak worden de daders, als ze gekend zijn, gearresteerd de

dag daarna weer vrijgelaten. Hun wraak is erger dan ze dag-dagelijks smalend tegen te moeten

komen, oordelen deze vrouwen.

Page 8: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

8

En ‘les soins psychosociaux’, een

begrip dat in kringen van hulpverlening

steeds meer en meer welluidend over

de lippen rolt?! Simpel: er zijn geen

psychologen. Over gans Congo wordt

nog geen halve psycholoog opgeleid.

Mathilde veert recht als een jonge

vrouw in een prachtige rode pagne,

een lange jurk, binnenkomt. Ze

wisselen hartelijkheden uit in het

Swahili. Wat ze zeggen begrijp ik niet,

maar het meisje toont een brede

glimlach. Als ze vertrokken is, zie ik dat

Mathilde weent. “Je kan je niet

voorstellen wat dit meisje heeft

doorgemaakt”, zegt ze. “Nu heeft ze

een dochtertje, een prachtig kind, ‘une

jolie petite fleur’. Ze zorgt voor haar

als voor een grote schat: ‘We hebben

alleen elkaar’.” Het dochtertje heeft

veel geluk.

De meeste baby’s die na verkrachting geboren worden, worden verlaten. In het beste geval wordt

een onthaalgezin gevonden. “Toute la souffrance est la même. On partage la douleur” zucht

l’Honorable Mathilde.

De praatgroepen, de sensibiliseringssessies en het systeem van micro-kredieten dat de vrouwen de

kans geeft om zelf economische activiteiten te ontwikkelen (met een zakje zaaigoed, een geitje, een

gemeenschappelijk stukje grond, een naaimachine, … kunnen vrouwen ongelooflijk veel doen)

worden financieel ondersteund door enkele internationale organisaties en door de ambassade van

België in Kinshasa.

Van de kant van de Congolese overheid: ‘Pas de priorité’!

6. LOVE en JOYEUSE

Bij een politieke missie naar Congo in 2008 ontmoette ik een uitzonderlijke jonge vrouw. Tijdens een

bezoek aan ‘Laissez l’Afrique Vivre’, een organisatie die zich bezig houdt met de opvang, begeleiding

en re-integratie van kindsoldaten, werd ik voorgesteld aan Love. Ze was amper zestien. Drie jaar

maakte ze deel uit van een Mai-Mai rebellengroep. Mai-Mai zijn strijders die in het oostelijk deel van

Congo het grondgebied dat ze als het hunne beschouwen beschermen tegen alle indringers en die de

Page 9: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

9

belangen van de ‘echte’ Congolezen gewapenderhand verdedigen. Ze verzetten zich tegen de

Rwandese aanwezigheid in het land en strijden vooral tegen het CNDP (Congrès National pour la

Défense du Peuple, tot eind 2009 geleid door de Tutsi Laurent Nkundabatware). Met die andere

Rwandese rebellen, het FDLR, willen ze wel eens samen ten strijde trekken. Tussen Mai Mai en de

etnische groep Banyamulenge (zie verder) bestaat zoiets als een bondgenootschap.

Love’s keuze voor de rebellen volgde uit de moord op haar vader, waar door zij, haar moeder en haar

zussen uit de familie werden gezet. Vrouwen zonder man en zonder vader zijn op zichzelf

aangewezen. Ze zijn de paria’s van de familie en krijgen vaak ook nog eens de schuld voor alles wat

misloopt. Dat is nogal wat.

Toen Love de Mai Mai vervoegde, was ze twaalf. Ik kende haar verhaal gedeeltelijk. Nu vulde ze het

aan met de dagdagelijkse verschrikkingen waaronder de kinderen te lijden hadden. Gedurende

dagen kregen ze geen eten of drinken. Ze mochten zich niet wassen. Wel drie keer vertelde ze dit:

“Stel u voor, mevrouw, allemaal jonge meisje bij elkaar die zich niet mogen wassen. En als die dan

hun regels hebben. Die stank! Die stank!”… Na drie jaar probeerde Love uit haar eenheid te

ontsnappen. Tijdens een patrouille bleef ze achter. Ze maakte een put en begroef haar legerplunje.

Ontsnappen was echter veel moeilijker dan ze gedacht had: ze was niet welkom in de dorpen en kon

zich nergens verstoppen. Tot drie keer toe werd ze opgepakt. Twee keer door ‘mon commandant’. Ze

mag van geluk spreken dat ze de straffen die ze kreeg, overleefde. De derde keer plukte de politie

haar van de straat. Ze werd in de gevangenis gegooid en verkracht.

Love heeft nu een dochter van vier: DORCAS. Dat betekent ‘Joyeuse’, zegt ze.

Love is niet als alle meisjes. Toen ze de kans kreeg om bij ‘Laissez-l’Afrique Vivre’ vorming te volgen,

koos ze niet voor ‘coup et couture’. Het moest en zou autotechniek worden. Nu is ze er zo goed in,

dat ze één van de lesgeefsters is geworden.

L.A.V, het project dat kindsoldaten registreert, opvangt, en hen tegelijk psychosociaal begeleidt en

opleidt, zit in moeilijke papieren. De N.G.O. die de psychosociale begeleiding financieel

ondersteunde, laat het afweten. De NGO die in het verleden voor de opleidingen betaalde, wil dit pas

weer doen als er ook psychosociale begeleiding is.

Vandaag zouden er in het oosten van Congo nog zo’n 4.000 tot 7.000 kindsoldaten zijn. Hun aantal is

moeilijk te schatten. Bij plunderingen en overvallen dwingen de milities de kinderen om mee te

komen. Er wordt gerekruteerd in vluchtelingenkampen en langs de straten. Straatkinderen zijn een

gemakkelijke prooi. Wie niets heeft, heeft niets te verliezen.

De jongste kinderen worden ingezet om wapens en allerhande ballast te dragen. Meisjes zijn vaak

seksslavinnen en worden ’s nachts op pas gestuurd om de velden en de erven te beroven. Jongens,

maar ook meisjes als Love, worden ingezet om te strijden. Vaak worden de kinderen zo

gemanipuleerd en zelfs gedrogeerd of stomdronken gevoerd, dat ze alles doen wat hen wordt

gevraagd. Door pijn, honger, ontbering en extreem geweld, worden ze gevaarlijke moordwapens.

Een kind dat zijn eigen vader heeft moeten vermoorden of zijn moeder moest verkrachten, dat

baby’s tegen de muur gooit, dat verplicht wordt zijn broer dood te slaan … heeft geen ‘moraal’ meer.

Page 10: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

10

Volgens MONUSCO-cijfers zouden er in 2010 1.867

kinderen ontwapend en ge-reïntegreerd zijn. In 2009

waren dat er 3.000.

Amnesty International reageert kritisch op dergelijke

cijfers: Kindsoldaten worden vaak weer ingelijfd. Voor

elke twee kinderen die de gewapende groeperingen in de

Kivu’s laten gaan, zouden er drie andere gedwongen

worden zich aan te sluiten bij de rebellen. Kinderen die

proberen te ontsnappen, worden vaak gemarteld en

gedood.

Love BUHENDWA had geluk…

Als ik vertrek, omhelzen we elkaar als zussen. “Ik heb niets om je te geven,” zegt ze “maar ik zal voor

je bidden”.

7. UVIRA: met dank aan de lokale autoriteiten

Na een vier uur durende rit over 120 kilometer, via dezelfde ‘escarpement’ en dus van put naar

bobbel en omgekeerd, arriveer ik in Uvira. Deze drukke stad ligt aan het noordelijke uiteinde van het

Tanganyikameer. Dat verklaart meteen haar hoog bijenkorfgehalte: de haven Kalundu, de tweede

grootste haven van Congo (maar abstractie makend van dat ene schip dat men er bouwt, volgens

onze maatstaven weinig meer dan een veerpont) ligt aan de zuidkant van de stad. Deze haven biedt

bootverbindingen naar Kalemie in de meest oostelijke Congolese provincie Katanga, Kigoma in

Tanzania en Bujumbura, de hoofdstad van Burundi, die op slechts 15 kilometer afstand ligt. Fizi-

territoire ligt 60km ten zuiden van Uvira.

Vanop het balkon van het hotel bekijk ik de onvoorstelbare drukte. Auto’s schuiven toeterend van

links naar rechts over de weg, laverend tussen allerhande hindernissen. Mannen op torenhoog

beladen fietsen, ganse gezinnen (moeder, vader en soms zelfs tot drie kinderen) op overjaarse

moto’s en mannen in handig in elkaar geknutselde rolwagens die vaak door nog kleine kinderen

worden voortgeduwd en –getrokken, riskeren hun leven in het drukke verkeer. Langs de straat lopen

kinderen met schalen hardgekookte eieren op hun hoofd, en een potje zout. De eieren worden per

stuk verkocht, aan wie honger heeft en ze kan betalen. Voor de elektro-zaak naast het hotel

verdringen zich tientallen kinderen, om een glimp op te vangen van het programma dat de enige

televisie die te koop wordt aangeboden, uitzendt. Aan de overkant van de straat worden matrassen

verkocht, sommigen nog in plastic verpakt. ’s Avonds - om 17u valt de duisternis - zie ik de lichtjes

van olielampen flikkeren, tot in de heuvels en op de hauts plateaux waar FDLR zich ‘vermengden’

met de Congolese bevolking.

Page 11: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

11

In Uvira is het nooit stil. Tot aan het ochtendgloren wordt er gemarchandeerd, geroepen en

getoeterd. Dit voortdurende lawaai wordt enkel onderbroken door het luid schallende gebed van de

mujaheddin. Om kwart na vier wordt zo de nieuwe dag ingeluid.

Wanneer ik Uvira verlaat richting Fizi, zie ik voor het eerst ‘een gift aan de bevolking’ van de lokale

autoriteiten. Het is een grote, zwarte vrachtwagen met tralies voor de raampjes van het

laadgedeelte. ‘Corbillard’, staat er op. Geschonken voor de laatste rit van de doden naar hun

begraafplaats, door de stoffige straten van Uvira.

8. FIZI-TERRITOIRE: BARAKA EN FIZI. ‘Abari? Quelles nouvelles? … Sawa. Alles ok’

Na alweer een lange rit (4u voor nauwelijks 95km) kom ik aan in de stad Baraka, grondgebied Fizi.

Deze regio werd door God en klein Pierke in de steek gelaten. Alleen MONUSCO (de VN-troepen,

MONUC tot voor de herziening van hun mandaat waardoor ze de Congolese bevolking beter kunnen

beschermen – ik zou lachen, mocht dit niet zo bitter zijn -) heeft hier een militaire basis. Sinds op 1

januari in de Fizi-stad (10km voor Baraka) 63 vrouwen en meisjes – het jongste was 11 - werden

mishandeld en verkracht, opereert MONUSCO in de op één na hoogste alarmfase, fase 4. Het VN-

personeel wordt er goed voor betaald. Buiten de beschermende muren van de VN-gebouwen leeft

de bevolking in alarmfase ‘oneindig plus één’. Ze krijgen er niets voor in ruil.

We logeren in een guesthouse van het VN-vluchtelingencommissariaat. Hotels zijn hier niet,

aangezien gasten die in de regio komen veelal ongenode gasten zijn: allerhande milities die

vernieling en terreur zaaien.

MONUSCO en de lokale bevolking gaan gebukt onder een zwaar communicatieprobleem. Ik kan

alvast vaststellen wat dat betekent. In het guesthouse verblijft een jonge vrouw van Pakistaanse

afkomst. Ze is juriste, de bedoeling is dat ze gedurende minstens een jaar de rechten van slachtoffers

uit de regio zal verdedigen. ‘Waar’, is één vraag. ‘Hoe’, is een andere. Ze doet erg haar best, maar het

Frans dat ze spreekt, is schabouwelijk. Begin maar, Sofia.

Page 12: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

12

9. Een etnisch kluwen

David, de verantwoordelijke van een plaatselijke N.G.O., legt de werking van zijn organisatie uit. De

‘société civile’ is goed vertegenwoordigd in Zuid-Kivu. Tenminste, voor zover de

mensenrechtenactivisten kunnen rekenen op steun uit partnerschappen met buitenlandse donoren.

Wanneer daar de geldkraan wordt dichtgedraaid - wat de laatste tijd ten gevolge van de

internationale financiële crisis wel vaker gebeurt - vallen ze tussen de mazen van het net.

Zoals veel mensenrechtenactivisten zet David zich in voor ‘vrede, goed bestuur en mensenrechten’.

‘Vrede’ betekent in deze context het vreedzaam samenleven tussen de verschillende etnische

groepen in Fizi-territoire. En dat zijn er nogal wat. Ik leer dat samenleven vooral erg stroef gaat

tussen de Banyamulenge en de Babembe. De Banyamulenge zijn Tutsi, veehouders die al sinds de 17e

– 18e eeuw in het gebied dat nu Oost-Congo is, leven. Deze groep werd uitgebreid tijdens de

koloniale periode, toen de Belgische kolonisator oordeelde dat het gemakkelijker samenwerken was

met Tutsi dan met Hutu. En nog eens na de kolonisatie, in de jaren ’50-60. De Congolese nationaliteit

wordt voornamelijk toegekend op basis van herkomst. Elke persoon die tot een etnie behoort die

zich rond 1885 bevond op het grondgebied dat uiteindelijk Congo werd, is Congolees. Ten hoofde

van de ‘echte’ Congolezen, zijn de Banyamulenge echter wat ze waren voor ze een eerste voet op

Congolese bodem zetten: Rwandezen, vreemdelingen.

Na de Rwandese genocide van ’94 kwam in Rwanda een Tutsi-regime aan de macht. De

Banyamulenge voelden zich bedreigd door de Rwandese Hutu in Congo. Daarom keerden ze terug

Page 13: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

13

naar hun herkomstland en bereidden er de alliantie (AFDL, ‘Alliantie van Democratische Krachten

voor de Bevrijding van Congo’) voor. Dat gebeurde met steun van Rwanda, Burundi en Oeganda en

versterkt door Laurant-Désiré Kabila, de Luba-rebellenleider die het vegeteren in de brousse en een

jarenlang verbijf in Tanzania beu was en eindelijk zijn tijd gekomen zag. Dit wordt de Banyamulenge

op vandaag nog steeds kwalijk genomen. De bloeddorstige doortocht van de alliantie betekende

immers niet alleen de liquidatie van Rwandese vluchtelingen en génocidairs, maar tegelijk het

gruwelijk, systematisch en weloverwogen uitmoorden – eveneens genocide en begin oktober 2010

eindelijk zo geduid door het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten – van honderdduizenden

Rwandese Hutu-vluchtelingen. En van honderdduizenden Congolezen.

Wanneer toenmalig president Kabila in ’98, eens stevig in

zijn presidentszetel, de Rwandese troepen vroeg om het

land te verlaten, gaf dit aanleiding tot een nieuwe oorlog

met een nieuwe rebellengroep: het R.C.D, de

‘Rassemblement Congolais pour la Démocratie’, gesteund

door Rwanda. Gevolg: tienduizenden Banyamulenge

werden afgeslacht door wat ze ‘eigen volk’ beschouwden.

Op vandaag is deze moordpartij voor de woordvoerder

van de Banyamulenge Uvira, nog steeds de

verantwoordelijkheid van de Bizima KARAHA, een

Munyamulenge van de Banyamulengegroep en toenmalig

minister van Buitenlandse Zaken.

De Banyamulenge staan niet hoog aangeschreven bij de andere etnische groepen in Zuid-Kivu. Er zijn

vooral problemen tussen Banyamulenge en Babembe, een van de grootste etnieën in de regio, met

zelf nogal wat ‘grondbezitters’ in de rangen. Hun grondeigendommen – Wat is een hectare in dit

onmetelijke land? – worden niet altijd bewerkt. ‘Waarom ze dan niet aan ons te geven?’ redeneren

de Banyamulenge, die het gebied Minembwe in de haut plateaux aan Fizi, Uvira en Mwenga vragen.

Dit niet alleen zeer tegen de zin van de Babembe, maar ook van de Babuyu, de Banyindu, de

Bafuleru, de Bazoba, de Babuari, de Bamasanze en de Bagoma, om er maar enkele te noemen.

Terzijde: de Democratische Republiek Congo telt een 500-tal etnische groepen.

“Mensen zijn verplicht om in sociale cohesie samen te leven”, stelt David. Die nobele gedachte

verkondigen hij en zijn medewerkers in ateliers, waar ze de toehoorders proberen te doordringen

van het belang van onderhandelen, de ‘technique médiation’. “Sommige conflicten worden voor

justitie gebracht. Wanneer een lid van een bepaalde familie in de gevangenis belandt, is het risico

groot dat wraakacties uitbreken, over en weer tussen de betrokken families. Daarom is het beter om

het gezond verstand te gebruiken en de conflicten ‘in der minne’ te regelen. Door een koe te geven,

een geit …. òf een vrouw, via een gearrangeerd huwelijk. Hoewel huwelijken tussen Babembe en

Banyamulenge nauwelijks voorkomen.

David koppelt aan deze vaststelling het belang van goed bestuur en het belang van lokale

verkiezingen om dit bestuur mogelijk te maken. Bestuur begint bij de basis. Lokale verkiezingen zijn

belangrijk, helaas werden ze vooralsnog niet georganiseerd. Van het bestuur in Kinshasa weet de

bevolking maar weinig af. “On souffre à la base, on ne sait même pas ce que se passe ‘en haut’”.

Page 14: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

14

10. ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’

Op vlak van mensenrechten houdt David zich bezig met ‘monitoring’. Een probleem is de moeilijke

communicatie tussen contactpersonen, de slechte telefoon- en internetverbinding. Tien kilometer is

hier een vaak lastig te overbruggen afstand. David is ook één van de MONUSCO-contactpersonen. Ik

hoor bij hem dezelfde verzuchting die ik nog vaak zal horen: ‘la très grande bureaucratie’. “La

MONUSCO, c’est une machine très lourde.” Van David verneem ik ook dat MONUSCO zich vooral

bezig houdt met specifieke groepen (de Banyamulenge), volgens hem een ‘gevaarlijke’ keuze.

MONUSCO heeft maar weinig kennis van de achtergrond, de eigenheid en de verzuchtingen van de

verschillende etnieën. Dat blijkt volgens David ook uit de manier waarop de integratie van de diverse

rebellieën in het Congolese leger, het FARDC, wordt georganiseerd: met ‘verenigde krachten’ tegen

het FDLR… “Over historische, etnische, politieke, sociale en economische banden, èn van ‘les

alliances d’opportunisme’ blijkt MONUSCO soms onvoldoende te weten. Of ze laten er zich niks aan

gelegen. In al die ‘grote plannen en logge structuren’, worden de Congolezen als ‘minderwaardige

partners’ beschouwd.” Heeft de overgang van MONUC naar MONUSCO ook geleid tot een merkbaar

verschil in aanpak? Is de situatie verbeterd? “Nieuw briefpapier, nieuw logo … een nieuwe

verpakking die ongetwijfeld heel veel geld heeft gekost. Voor het overige: de situatie is nog

verslechterd”. Aldus David, mensenrechtenactivist uit noodzaak en uit overtuiging.

Naar een tekenend voorbeeld hoeft hij niet ver te zoeken: de verkrachtingen in Fizi-stad. Op 31

december, de dag voor Fizi door het twaalfde regiment van het FARDC (dat voor het grootste deel uit

geïntegreerde CNDP-soldaten bestaat, godbetert…) hermetisch werd afgesloten, wisten de VN-

blauwhelmen, op 10km verwijderd in Baraka, al dat milities onderweg waren. De blauwhelmen

hebben – nog aldus David, maar niet alleen volgens hem – de situatie verkeerd ingeschat. Wellicht

hadden ze die massaverkrachting kunnen voorkomen. En dat ze weigerden om de slachtoffers die in

Baraka-centrum het proces tegen de daders bijwoonden, na het proces naar Fizi te begeleiden, was

er voor David helemaal teveel aan. Dat maakte hem woedend. Geef hem eens ongelijk.

Maar het is al wat verteerd. Hij haalt zijn schouders op. “Het is erg moeilijk om een organisatie te

bekritiseren, wiens brood men eet…”

11. Een eengemaakt Congolees leger

“Nog zoiets”, hoor ik. “het eengemaakte Congolees leger”.

Na ondertekening van de vredesakkoorden in 2002 nam de Internationale Gemeenschap, België in-cluis, de verantwoordelijkheid voor de vorming van een groot, eengemaakt en vooral ook gediscipli-neerd Congolees leger. Van al die adjectieven is nog maar weinig in huis gekomen.

Page 15: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

15

Groot? Dat zal wel, wanneer we ons beperken tot de kwantiteit en zwijgen over de kwaliteit van die troep ongeregeld.

Hoe groot? Dat is nog onduidelijk. De ‘ré-gistration biometrique’ verloopt moeizaam. Het is trouwens ondertussen meer dan een jaar geleden dat EUSEC, verantwoordelijk voor de registratie, een afvaardiging naar Ba-raka stuurde. Het is nochtans hier, in de ‘Sud-Sud’ van de provincie, dat het gros van de ge-integreerde FARDC-militairen zitten. Het zijn er naar schatting zo’n 9.000-tal.

Na ondertekening van de vredesakkoorden in 2002 nam de Internationale Gemeenschap, België in-cluis, de verantwoordelijkheid voor de vorming van een groot, eengemaakt en vooral ook gediscipli-neerd Congolees leger. Van al die adjectieven is nog maar weinig in huis gekomen.

Groot? Dat zal wel, wanneer we ons beperken tot de kwantiteit en zwijgen over de kwaliteit van die troep ongeregeld. Hoe groot? Dat is nog onduidelijk. De ‘régistration biometrique’ verloopt moei-zaam. Het is trouwens ondertussen meer dan een jaar geleden dat EUSEC, verantwoordelijk voor de registratie, een afvaardiging naar Baraka stuurde. Het is nochtans hier, in de ‘Sud-Sud’ van de provin-cie, dat het gros van de geïntegreerde FARDC-militairen zitten. Het zijn er naar schatting zo’n 9.000-tal.

Eengemaakt? Het FARDC heeft willens-nillens de rangen geopend voor allerhande milities, toen Kins-hasa in nauw overleg met Kigali (of was het omgekeerd) eind 2009 besliste dat alle krachten moesten gebundeld worden tegen het FDLR. Deze militie bestaat op vandaag ongetwijfeld nog steeds uit een fractie strijders van de moordende Interhamwe-milities en uit soldaten van het voormalige Rwande-se leger. In de loop der jaren mengden ze zich echter met de lokale Congolese bevolking waarvan een deel (al dan niet gedwongen) hun rangen vervoegde. Ongetwijfeld werden hun rangen ook uitge-breid met een aanzienlijke groep Rwandese Hutu-vluchtelingen. Tot in 2009 konden diezelfde FDLR rekenen op de steun van de Congolese regering, tègen het CNDP.

De verassing was dan ook groot, toen Kabila eind 2009 zijn kar keerde, Kagame volgde en besloot om de rangen te sluiten, met het geïntegreerde CNDP, tegen het FDLR. Het is nogal waarschijnlijk dat een deel van de Congolese bevolking uit de Kivu de president deze zet erg kwalijk genomen heeft. Een bondgenootschap met Rwandese militairen en de CNDP-militie die de voorbije jaren in de regio zo lelijk thuishielden, tegen een rebellengroep die eveneens lelijk thuishield, maar die naast een har-de kern ook een ‘in diverse lokale gemeenschappen geïntegreerde bolster’ had?!

Het verdict van mijn gesprekspartners is duidelijk: de integratie van rebellen is mislukt, de gezamen-lijke militaire operaties evenzo.

12. AMANI LEO of AMANI ‘ZERO’

Na ‘Umoja Wetu’ (Kiswahili voor ‘Samen naar de overwinning’) in Noord-Kivu en ‘Kimia II’ (‘Vrede’of ‘Kalmte’) in Zuid-Kivu, werd in januari 2010 in dezelfde provincie het ‘Amani Leo’- (‘Vrede vandaag’) programma geïnstalleerd. Officieel discours: het FDLR neutraliseren. Officieel resultaat op vandaag: onder Kimia II werden 5.000 FDLR ‘geneutraliseerd’ (Congo-Forum, 02.01.10): vermoord, ontwapend,

Page 16: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

16

over de Congolees-Rwandese grens gezet. Amani Leo boogt er op dat het voorbije jaar nog eens 60% - naar schatting 2.000 rebellen - van de overblijvende FDLR werd geneutraliseerd. Er zou dus een grote sprong vooruit zijn gemaakt in het onschadelijk maken van plunderaars, verkrachters en moor-denaars.

Het officieuze discours klinkt enigszins anders. De onschadelijk gemaakte FDLR, tenminste, zij die terugkeerden naar Rwanda, blijken vooral de ‘gematigden’ te zijn. Hutu-vluchtelingen die zich in ’96 al dan niet vrijwillig bij het FDLR aansloten. De harde kern blijft en gedraagt zich – verdrukt en uit hun dorpen de brousse ingejaagd – steeds agressiever.

Père André’s oordeel over het officiële Amani Leo discours is begrijpelijk-onverbiddelijk: “...van dit soort berichtjes moet heel de bevolking bijna kotsen! Niemand van de mensen in het binnenland die zo iets nog gelooft! Het zijn precies Amani Leo die de grootste baldadigheden uithalen in heel de Kivu: allemaal oud-rebellen die nu de muts en de kalashnikovs van het leger hebben. Vraag het aan de mensen in Kabare, Bunyikiri, Walungu en Shabunda... en elders. Er is zelfs nauwe samenwerking van FARDC, Amani leo en FDLR...”

Eén van de veroordeelde Fizi-verkrachters, Daniël Kibibi MUTUARE, was trouwens een geïntegreerde CNDP-commandant … van Amani Leo.

De bevolking schreeuwt het uit: “EVACUEZ VOS MILITAIRES!

Hoe kunnen deze ‘forces négatives’, FARDC, CNDP, de diverse Mai-Mai-groepen, FRF (een rebellen-groep die de belangen van de Banyamulenge wil vertegenwoordigen), Burundese FNL-strijders … worden ingezet om hun veiligheid te garanderen? De moe getergde, wanhopige blikken van de men-sen spreken boekdelen. Ze geloven er niet meer in.

Page 17: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

17

13. ‘ATTENTISME’

Célestin KAMULE MWANASHIMA, administrateur van de Fizi-territoire, laat ons dertig minuten wach-ten. Ik vind het niet erg. De vrouwen die hier, op een houten bankje en met de met blote voeten schuifelend in het zand, wachten vast al veel langer. Ik vraag ze wat het doel is van hun afspraak. “Twee jaar geleden zijn we verkracht”, antwoordt de oudste. “Vorig jaar werden we door het Inter-nationale Rode Kruis als slachtoffers van seksueel geweld geregistreerd”. En ze vervolgt bedachtzaam “Begin dit jaar hebben we medische hulp gekregen. Nu komen we socio-economische ondersteuning vragen. Micro-kredieten”. Deze vrouwen weten wat wachten is.

Fizi, één van de acht territoires van de provincie Zuid-Kivu (naast Uvira, Walunga, Sabunda, Mwanga, Idjwi, Kalere en Kabare), omvat de gemeenschappen Fizi, Ntambala, Tanganyika, Itombwe, Baraka Nord en Baraka Sud. Het is de ‘Sud-Sud’ van de provincie en daarmee zoiets als de ‘Far West’. Het wordt beschouwd als ‘zenuweinde’, waar alle pijn-punten bij elkaar komen. “Als in Zuid-Kivu iets gebeurt, blijft het hier hangen”, bevestigt de administrateur wat we al eerder konden vaststellen. Alle milities vechten hier hun onenigheden uit. Meer dan 50.000 vluchtelingen staken de grens met Tanzania over.

Wat hier dringend nodig is, eveneens volgens de administrateur, is opleiding van de militairen. Daar-toe werd recent een vormingscentrum voor militairen georganiseerd, waarin momenteel een groep van 1.200 militairen een drie maanden durende vorming krijgt. Een gezamenlijk initiatief van MO-NUSCO en de Congolese autoriteiten.

Er werd wèl geen rekening gehouden met de overlast die 1.200 militairen en hun gezinnen beteke-nen voor de lokale bevolking. Er zijn nauwelijks voorzieningen, de voedsel-‘voorraad’ schiet ruim-schoots te kort, er worden koeien gestolen, het ‘Centre de Santé’ kan de toeloop niet aan, de gezin-nen leven in tenten.... “Positief aan het feit dat de vrouwen de militairen vergezellen, is toch dat er minder verkrachtingen zullen zijn”, mijmert de Administrateur, “… maar door het ene probleem op te lossen, creëert men een ander probleem”… “Maar dat is de schuld van MONUC”, oordeelt hij verder. “De meerwaarde van MONUC is absoluut onduidelijk. Zij voeren geen gerichte interventies uit. Hun

Page 18: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

18

vragen moeten ze van Baraka via Uvira over Bukavu aan Kinshasa stellen. De orders volgen de omge-keerde weg.”

“Trouwens,” en dit moet hem blijkbaar van het hart “La population de Fizi est celle qu’elle est”. Er zijn hulporganisaties genoeg, omkadering, initiatieven… maar de bevolking wil zelf niet!

Vorig jaar werd door de Congolese overheid een tractor aangekocht. Voor 80USD konden de mensen die huren. Toen ze niet op dit aanbod ingingen, werd de prijs verlaagd tot 30 USD (mijn bedenking: voor velen een maandloon…). Maar er waren geen gegadigden. Men geeft de mensen zaaigoed en werktuigen, maar ze weigeren naar de velden te gaan.”

Zijn handen gaan de hoogte in: “Ici, tout le monde attend. C’est l’attentisme!”.

Tot zover de mening van de plaatselijke overheid. Bijna had ik de man een draai om de oren ver-kocht. Dat zou me wellicht niet goed bekomen zijn.

Op de terugweg van Fizi naar Baraka stop ik bij het Hôpital Général de Référence van Fizi. Het ge-bouw dateert uit de koloniale periode, van 1956. De tand des tijds vrat gulzig. Het hospitaal heeft verschillende afdelingen: consultatie, hospitalisatie, pediatrie, materniteit, chirurgie en pharmacie. Er zijn drie artsen: drie generalisten. En 27 verpleegsters.

In de inkomhall staat een grote, houten kist met een jaartal: 2006. Röngten-apparatuur, een schen-king uit Kinshasa. Er is nog steeds niemand gevonden om het te installeren.

De tractor waar de administrateur het over had, staat trouwens met een platte voorband in Baraka. Van waar zou de nieuwe band moeten komen, en wie zal hem betalen?

Page 19: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

19

14. MONUSCO UVIRA

Een medewerker van de dienst ‘politieke zaken’ ontvangt ons in de MONUSCO-kantoren te Uvira. Hij tekent de structuren van MONUSCO. Er is een ‘point civile’ en een ‘point militaire’. Het ‘point militai-re’ bestaat in deze regio uit een bataljon Pakistani. Zij houden zich bezig met patrouilleren en ‘follow-up’. Het ‘point civile’ behelst onder meer administratie, logistiek, transport, ‘burgerzaken, mensen-rechten, ‘kinderbescherming en ‘terugkeer van ex-combattants’. De man erkent onmiddellijk het al vaak gehoorde communicatieprobleem tussen de overwegend Engelstalige Pakistaanse VN-blauwhelmen en de lokale bevolking. “Om dit op te lossen hebben we vertalers Kiswahili-Engels inge-schakeld”, zegt hij. Ik frons de wenkbrauwen terwijl ik me voorstel hoe een Congolese vrouw via een tolk Kiswahili-Engels het relaas doet van haar verkrachting.

“Er wordt ook goed samengewerkt met de société civile”, vult hij verder aan. “We hebben een C.A.N., een ‘Community Alert Network’ geïnstalleerd. Er werden radio’s en mobiele telefoons ver-spreid waardoor de bevolking snel de VN-basis kan verwittigen”. Ik stel met dezelfde Congolese vrouw voor, schreeuwend in een gsm: “help, ik word verkracht!”.

“MONUSCO heeft trouwens heel snel gereageerd, toen op 1 januari de massaverkrachting in Fizi plaatsvond. Helaas hebben we ze niet kunnen voorkomen”. Elk zijn waarheid.

Er bestaat ook zoiets als een ‘Quick Impact’-fonds, zo blijkt uit de verdere uitleg bij de MONUSCO-werking. Dit Fonds heeft weliswaar niet al te veel budget, maar kan toch belangrijk zijn. Met midde-len uit dit Fonds worden bijvoorbeeld politiebureaus ingericht… En de ‘Société Civile’ kan projecten indienen.

Nog volgens de VN-medewerker is ‘Amani Leo’ - waarbij hij er op hamert dat MONUSCO enkel logis-tieke steun verleent aan FARDC-bataljons die zich niet schuldig maken aan misdaden tegen de men-selijkheid - een succes. Over de opvolging van de FDLR die terugkeerden, weet hij weinig te vertellen. Er is een ‘antenne’ in Kaminvira (tegen Uvira) voor FDLR die willen terugkeren, en een antenne in Kigali voor diegenen die teruggekeerd zijn. Hij heeft de indruk dat het Rwandese regime met de ge-repatrieerden ‘probeert’ om te gaan. Hoe het verder verloopt met aanklachten van de teruggekeer-den voor de Rwandese volksrechtbanken, de gacaca’s, weet hij niet.

Page 20: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

20

“En ja”, sluit hij af, “MONUSCO organiseert ook vormingen voor commandanten”. Hij heeft het over de ‘training-the-trainers’-vorming tegen seksueel geweld. Commandanten van het regeringsleger worden opgeleid om het bij hun militairen te doen doordringen dat seksueel geweld een misdaad tegen de menselijkheid is en aldus onaanvaardbaar en strafbaar.

‘Un vrai homme, ne viole pas’.

15. ‘UN VRAI HOMME’… een anekdote over geiten en bokken

Omdat ik vind dat ik zoveel mogelijk naar ‘alle betrokkenen’ in deze inferno moeten luisteren: de civiele maatschappij, de NGO’s, lokale overheden, internationale initiatieven èn (vooral) de lokale bevolking, maak ik her en der een stop om met vrouwen, mannen en kinderen te praten. Het is moei-lijker om vrouwen aan te spreken: ze sleuren met zware takkenbossen, ze drogen maniok, ze koken voor man en kinderen, ze doen de was in één van de vele stromen die de regio rijk is, ze verkopen tomaten en uien langs de weg, ze bewerken de velden…

Kinderen zijn er genoeg. ‘Jambo’ roepen ze vrolijk als ze me zien passeren. En: ‘Muzungu, blanke!’, terwijl ze zwaaien en meelopen. Soms noemen ze me ‘MONUSCO’ en zelfs ‘Elias’, naar een blanke pater die in de gemeenschap erg geliefd is (ook af te leiden uit de vele kleine Eliasjes die naar hem werden genoemd). Ze zijn enthousiast wanneer ze zichzelf zien op het scherm van mijn fototoestel en blij met een leeg plastic-waterflesje. Dat kunnen ze verkopen voor 100 Franc Congolais, of ze ge-ven het aan hun moeder die er de lokale sterke drank in kan bewaren.

Veel van deze kinderen hebben honger. Als ze kunnen eten, dan is dat dankzij hun moeders.

Er zijn veel dingen die ‘un vrai homme’ niet hoort te doen, naast verkrachten. Werken is daar één van. Hebben de vrouwen maar weinig tijd voor een gesprekje en doen ze dit snel tussendoor, de mannen hebben tijd te over. Zij zijn tuk op ‘palaveren’, onder een brede, schaduwrijke boom. Toen ik even tussen hen ging zitten, zorgde ik voor de nodige hilariteit. Ik vroeg wat ze zaten te doen, terwijl hun vrouwen de velden bewerkten. “Op de kinderen passen, misschien?” suggereerde ik tegen beter weten in. Ze keken me verbaasd aan: “ Mais non, madame … wij passen op de geiten!”

‘Mwanamke ni kazi’. ‘La femme, c’est le travail’.

Terwijl ze verder monkelden, passeerde een meisje van een jaar of vijf. Op haar rug droeg ze een baby van enkele maanden oud.

En die geiten? Mijn verbazing om hun aantal ebde weg wanneer ik vernam dat dit het gevolg is van kleine bilaterale projecten. Ten voordele van een gemeenschap worden geitjes gekocht, elk gezin ontvangt een geit. De bedoeling is dat het eerstgeboren geitje aan een ander gezin wordt doorgegeven, de andere geitjes mag men houden. Goed bedoelde en nuttige initia-tieven, die gedurende enkele jaren worden opgevolgd. En dan stopt het weer. Wat er ge-beurt als de geiten ziek worden? Ach ja. We kunnen niet verwachten dat er geld is voor de veearts (mocht die er al zijn), waar er geen geld is voor de arts.

Page 21: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

21

16. Je zal een dorp bouwen

Veel goed bedoelde initiatieven groeiden in het hart van bezoekers die de regio bezochten en gegre-pen werden door wat ze zagen. Dat zette aan tot handelen. Dus kochten ze geiten, of ze startten met de bouw van een schooltje waarbij ze – eens de muren opgetrokken waren - vaststelden dat het geld op was. Of ze lieten drie toiletten en twee douches installeren in een dorp waar geen stromend wa-ter is. Zuid-Kivu is bezaaid met de inmiddels verroeste uithangborden van al die mooie initiatieven: internationale donoren, bilaterale initiatieven, jumelages … allerhande bijdragen die voortspruiten uit medeleven èn gewetensnood.

Het meest schrijnende voorbeeld van zo’n initiatief hoorde ik op de weg van Uvira naar Fizi. “Tussen die heuvels daar…”, toonde mijn medereiziger terwijl hij wees naar een plek ergens tussen de ontel-bare heuvels in het prachtige landschap, “tussen die heuvels ligt een melaatsendorp. Alle melaatsen van de provincie worden er bij elkaar gebracht. Er is ook een albino-jongen, die voor zijn vader zorgt. Ze kregen deze plaats,zaaigoed, enkele dieren en werktuigen. Ze zijn er helemaal op zichzelf aange-wezen. Nog niet zo lang geleden werden er stenen geleverd om huizen te bouwen. Klein probleem: de meeste melaatsen hebben geen vingers meer.”

De anders zo stille, introverte Jean-Pierre lachte luidop. Ironisch.

Wil ik dan zeggen dat al die goedbedoelde initiatieven beter niet zouden genomen worden? Neen! “Een druppel op een hete plaat is de oceaan voor wie er onder staat”, zei iemand me ooit. Maar la-ten we er op toezien dat al die initiatieven goed worden ingebed, dat ze rekening houden met de reële noden van de bevolking en door de mensen ook ‘gedragen’ worden. Laten we er op toezien dat ze vooral NIET de Congolese autoriteiten ontzetten uit wat à priori HUN verantwoordelijkheid zou moeten zijn!

Het is goed om vast te kunnen stellen dat het merendeel van de ontwikkelingsorganisaties die in Congo actief zijn, ook investeren in de opleiding van Congolese medewerkers. “Na ons vertrek moet het werk worden verder gezet”. Zo zag ik Claudine, een verpleegster bij de Belgische organisatie ‘Art-sen Zonder Vakantie’ in het Algemeen Hospitaal van Nyangeze, op de weg van Bukavu naar Uvira, de daad bij het woord voegen. Al dweilend legde ze het belang van hygiëne uit. Ziekenzalen horen pro-per te zijn. Het water dat ze gebruikte had ze gehaald uit een put enkele honderden meters verder-op. In het ziekenhuis, operatiekwartier en materniteit inbegrepen, is geen stromend water.

Page 22: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

22

17. Getraumatiseerd, meer getraumatiseerd, meest getraumatiseerd. Toen werd het me duidelijk.

‘Getraumatiseerd, meer getraumatiseerd, meest getraumatiseerd’. Ik legde aan mijn ‘compagnon de route’, uit dat de vergelijkende en de overtreffende trap in het Nederlands gebruik maakt van ‘meer’ en ‘meest’, als het woord in kwestie meer dan vier lettergrepen telt.

De - in overtreffende trap - trauma’s van deze onnoemelijk zwaar geteisterde regio werden me pas helemaal duidelijk wanneer Jean-Pierre na dagen iets loste over zijn verleden. We zaten samen in de Toyota (die eerder uit de de pot-o-pot was losgetrokken door een Noorse NGO – of hoe NGO’s NGO’s helpen -) en reden langs de schitterende kust van het Tanganyikameer. We waren nog een tiental kilometers van Uvira verwijderd. ‘Hier liep ik in 1996, toen de mensen door toedoen van het AFDL (cf. supra), vanuit Uvira in de richting van de vluchtelingenkampen over de grens met Tanzania werden gedwongen. In Uvira konden mensen zich laten tatoeëren.

Die tatoeages zouden een behouden aankomst en een behouden terugkeer garanderen”, zei hij. “Ik wou dat niet.” Jean-Pierre moest niet weten van dat bijgeloof. “Hier, op deze weg” gaat hij verder “werden alle mensen gecontro-leerd. Iedereen die een tatoeage had, de meer-derheid van de lange rij vluchtelingen, werd vermoord”.

Het werd me duidelijk dat iedereen, elke man, elke vrouw, elk kind, met dergelijke trauma’s af te rekenen heeft. Iedereen verloor wel een familielid, zag of was zelf slachtoffer van ver-krachtingen, was getuige van moordpartijen, plunderingen, beestigheden. Hier torst elke Congolees een stuk tragedie. Achter de glim-lach van al die mensen, woekeren trauma’s als een kanker die alles en iedereen aantast.

18. ‘Seul l’homme peut guérir l’homme’

‘Alleen de mens kan de mens genezen’, is de titel van een boek van grondlegger van Artsen Zonder Grenzen, chirurg en gewezen Belgisch Staatssecretaris voor ontwikkelingsbeleid Reginald Moreels.

Wie zal de woekerende gangreen uit dit doodzieke deel van Congo snijden?

De bevolking die zo gekwetst is en geen middelen heeft? De ‘Congolezen in de diaspora’, Congolezen in het buitenland die zich zo al krom moeten leggen om aan allerhande kleine en grote noden van hun talrijke familieleden in het herkomstland te beantwoorden? De civiele maatschappij die afhanke-lijk is van de financiering door donoren? De VN die, soms door een gebrek aan inzicht in de situatie, soms door slechte communicatie, maar altijd gehypothekeerd door meningsverschillen en belangen van de verschillende lidstaten en geremd door de noodzaak tot samenwerking met de Congolese autoriteiten, dweilt met de kraan open?

DE VERANTWOORDELIJKHEID LIGT IN KINSHASA.

Page 23: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

23

De verantwoordelijkheid ligt bij een president waarover wordt gefluisterd dat hij liefst van al op de X-box speelt, die van snelle wagens houdt, wiens afkomst nog steeds aanleiding geeft tot discussie: ‘Hippolite KANAMBE, le taximan Tanzanien’. Inmiddels zijn er evenveel legitieme argumenten die dit gerucht bevestigen dan weerleggen. Het gaat echter om wat leeft in de hoofden van de mensen in Zuid-Kivu. En dit is duidelijk: Kabila heeft hier veel legitimiteit verloren. ‘Les Cinq Chantiers’, het grote plan voor de heropbouw van Congo dat Kabila na de eerste ‘democratische’ verkiezingen van 2006 aan de Congolese bevolking voorlegde, heeft alle glans verloren. Er is niet veel van in huis gekomen.

Binnenkort barst de campagne voor de volgende presidents- en parlementsverkiezingen hier weer goed los. Dan zullen de vlaggen van de politieke partijen die strijden voor een deel van de koek - èn die geld hebben om vlaggen te betalen - weer wapperen. Dan kunnen we hier wellicht weer mensen zien rondlopen zonder gaten in hun sjofe-le T-shirt, trots op hun nieuwe plunje met daarop in grote letters: ‘Kabila Président’. Aan die slogan laten ze zich niets gelegen. Een nieuw shirt: dat is pas een buitenkans! Voor wie zouden ze trouwens moeten stemmen? Verkiezingen? Dat is iets dat zich ver boven hun hoofden afspeelt.

‘Les priorités du gouvernement congolais’ zijn niet dezelfde als die van de Congolezen. De prioriteit van de president, regering en het parlement, dat is nu met stip op één de organisatie van de (tweede) ‘democratische presidentsverkiezingen.

Dat is het bestendigen van de macht. Daarom houden de verkozenen des volks, op aandringen van en in dankbaarheid of in angst voor hun president, zich bezig met de kieswet. Eerst moest ‘en pas-sant’ de Grondwet worden aangepast. Door de presidentsverkiezingen in één ronde, in plaats van in twee rondes zoals in 2006 het geval was, te organiseren, hoopt Kabila de oppositie een stok in de wielen te steken. Hij rekent er op dat de oppositie versnipperd naar de verkiezingen zal trekken, waardoor zijn meerderheid wordt gegarandeerd.

Om dezelfde opportunistische reden worden nu allerhande aanpassingen van de kieswet gesugge-reerd. De leeftijd van de kandidaten zou mogelijk beperkt worden, waardoor de 79-jarige Etienne Tshisekedi, ex-minister en voorzitter van het UDPS (‘Union pour la Démocratie et le Progrès Social’) zich geen kandidaat kan stellen. Een politieke partij zou ten minste vijf jaar moeten bestaan, een maatregel die Vital Kamerhe, gewezen Kamervoorzitter en leider van een nieuwe partij, het UNC (‘Union pour la Nation Congolaise’) kopzorgen baart, en ga zo maar verder. Een recent voorstel is dat de presidentsverkiezingen en de parlementsverkiezingen niet zouden samenvallen, maar met tussen-tijd van enkele maanden worden georganiseerd. ‘The winner takes it all’, redeneert Kabila. Wanneer hij met voorsprong de presidentsverkiezingen wint, iets waar hij vanuit gaat, zal dit afstralen op zijn partij, de PPRD (Parti du Peuple pour la Reconstruction et la Démocratie). Terzijde: tijdens de transi-tie (2003-2006) werd de G.W. aangepast in het voordeel van Joseph Kabila. Toen werd de leeftijds-grens voor kandidaten verlaagd van 35 naar 30. Ze hadden zich de moeite kunnen besparen. Toen de verkiezingen uiteindelijk werden georganiseerd, had Kabila de kaap van 35 al overschreden.

Terwijl de verkozenen des volks zich verder buigen over de kieswet, op dit eigenste moment (25 maart 2011), zit in Lubumbashi de CENI, de nationale kiescommissie, rond de tafel. De voorzitter, dominee Daniel Ngoy MULUNDA, tegelijk vertrouweling van president Joseph Kabila, zal met zijn team de verkiezingen organiseren. Zij maken de verkiezingskalender. De enige zekerheid lijkt voorlopig dat er presidentsverkiezingen zullen komen. Ten laatste op 6 december 2011 zou de

Page 24: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

24

verkozen president zijn eed moeten afleggen, op de kop vijf jaar na de eedaflegging van huidig president Kabila. Ondertussen zijn er ook wel wat problemen met de samenstelling van de kieslijsten. De registratie van de kiesgerechtigden is blijkbaar geen sinecure. Tiens. Daarna kondigen er zich nu al moeilijkheden aan met de installatie en de organisatie van de kiesbureaus. Het is de bedoeling dat de Congolese overheid deze keer, in tegenstelling tot 2006, zelf de hoofdbrok van de verkiezingen financiert. Voor 2/3, vertelde de administrateur van Fizi eerder en niet zonder fierheid. Voor de overige ‘bijdragen in de kosten’, tekenden alvast enkele Europese landen, waaronder België in. Aangezien de organisatie van dergelijke verkiezingen (sûrtout twee verkiezingen: presidentieel en wetgevend) enorm duur zijn, kan bespaard worden op de installatie van de kiesbureaus. Het zullen er deze keer wellicht minder zijn. Hoe de kiezers zich dan naar deze ‘bureaux de vote’ zullen verplaatsen? Niemand die het weet. En de ‘éducation civique’ die normaliter aan de verkiezingen dient vooraf te gaan, het sensibiliseren van de bevolking over de kiesverrichtingen, het informeren over de kandidaten aan kiezers die vaak zelfs niet kunnen lezen en schrijven? Na de kieswetgeving, de kieskalender, de kiesbureaus is dit ondergeschikt. Zoals het belang van de Congolese bevolking hier altijd is.

19. Bilan van een ‘democratische’ republiek Toen Joseph Kabila in oktober 2006 de eerste democratische verkiezingen in meer dan 40 jaar won (In 1965 werden ook democratische verkiezingen georganiseerd, die werden gewonnen door de partij van Moïse Tshombe), flakkerde de hoop voor Congo op. De Congolese bevolking geloofde haar president: de democratie zou versterkt worden. Vrede, veiligheid, gerechtigheid en respect voor de mensenrechten zouden hun deel worden. Ze droomde over welvaart en ontwikkelingen. Na vijf jaar ‘democratie’ en grote plannen blijft van deze hoop maar weinig over. Het proces voor de versterking van de democratie kwakkelt. Het parlement werd gaandeweg vleugellam gemaakt, de rechtsmacht en elementaire mensenrechten werden beknot. De autoritaire neigingen van Kabila’s regime werden vorig jaar in een alarmerend rapport van de ‘International Crisis Group’ (ICG) zo verwoord: “Sinds 2006 trokken Kabila en zijn groepje getrouwen steeds meer macht naar zich toe, ten nadele van de regering, het parlement, het gerecht en de lokale besturen". Het rapport is onverbiddelijk: "Bijna vier jaar na de verkiezingen is de balans hopeloos. Kabila's presidentschap probeert de macht op alle staatsdomeinen op te leggen en houdt parallelle machtsnetwerken in stand."

Op het vlak van justitie wordt er zo goed als geen vooruitgang vastgesteld. Rechters zijn omkoopbaar en gepolitiseerd. Het budget voor Justitie maakt amper 1,27 procent uit van de totale begroting. De officiële uitgaven van het presidentschap zouden driemaal hoger liggen. Kabila's 'tolérance zéro' te-gen de corruptie binnen het gerechtelijk apparaat is volgens de onderzoekers van de ICG niet meer dan een instrument om kritische magistraten te ontslaan en te vervangen door gezagsgetrouwe mee-lopers.

De regering en het parlement zijn vleugellam gemaakt, de macht van de premier werd uitgehold en het parlement speelt – onder meer het uitrangeren van voormalig parlementsvoorzitter Vital Kamerhe – nauwelijks nog een rol van betekenis. Onder impuls van Kamerhe stelde de Congolese

Page 25: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

25

assemblée zich aanvankelijk erg kritisch op: het miljardencontract met China over de ontginning van Congo's natuurlijke rijkdommen werd in vraag gesteld en Kamerhe speelde een belangrijke rol bij de vredesonderhandelingen in Oost-Congo. Maar toen Kamerhe begin 2009 openlijk kritiek uitte op de gezamenlijke Congolees-Rwandese militaire operatie (‘Umoja Wetu’), werd hij opzij gezet en vervangen door Evariste Boshab, een vertrouweling van president Kabila. Schendingen van mensenrechten zijn schering en inslag. Dagelijks worden politieke opposanten, mensenrechtenactivisten en journalisten de mond gesnoerd of zelfs aangehouden wegens het uiten van kritiek op het beleid van de presidentiële meerderheid rond Joseph Kabila. Hierdoor wordt het democratiseringsproces verder verzwakt en uitgehold. De trieste moord op Floribert Chebeya, mede-oprichter en voorzitter van de mensenrechtenorganisatie ‘La Voix des Sans Voix’ (VSV) in juni vorig jaar, was schokkend. Op 26 juni 2010 woonde ik in Kinshasa de begrafenis bij. Het proces van de vermeende daders, acht politieagenten, is nog steeds aan de gang. Hoofdverdachte generaal Numbi werd geschorst maar wordt, vanwege zijn functie, niet berecht. Mocht vrede synoniem zijn voor ‘geen openlijke oorlog’, mochten we abstractie maken van de guerrilla die het land op verschillende fronten en bijna onophoudelijk teistert, dan zouden we kunnen twijfelen… neen dus. Op het vlak van vrede werd geen vooruitgang gemaakt. Na de verkiezingen van 2006 beloofde de president de Congolese bevolking vijf bouwplaatsen: ‘cinq chantiers’. Op vijf terreinen - water en elektriciteit, onderwijs en gezondheid, infrastructuur, woongelegenheid en werkgelegenheid - zou Congo een inhaalbeweging maken. Dit grote plan voor de heropbouw van Congo werd vooral op papier goed uitgewerkt. En in de praktijk? Kinshasa transformeert: Chinese aannemers werken aan de wegen, overal wordt gebouwd. In de Congostroom worden twee kunstmatige eilanden opgetrokken die plaats zullen bieden aan honderdduizend mensen, ‘La Cité du Fleuve’. Met deze stadsuitbreiding worden de informele netwerken en activiteiten langs de straten vernietigd. Deze maakten nochtans dat de modale ‘Kinois’ (inwoner van de hoofdstad) kon overleven. Het valt te verwachten dat nog meer mensen dan nu al het geval is uit de boot zullen vallen en worden verbannen, zoals de straatkinderen vandaag. In enkele provincies worden wegen aangelegd: daar waar dat lucratief is. In Katanga (de rijke zuid-oostelijke provincie) bijvoorbeeld, waar zo de export van grondstoffen over de weg wordt gefaciliteerd. De Congolese bevolking verwoordt haar argwaan bij de activiteiten van de Chinese arbeiders en technici: “Zij komen hier wegen en bruggen aanleggen in ruil voor mijnconcessies. Maar de negen miljard dollar die zij investeren in wegen, bruggen en ziekenhuizen zijn een koopje vergeleken met de tonnen koper en kobalt die ze hier weghalen.” De cinq chantiers worden grotendeels verwezenlijkt met leningen, waardoor de bodemrijkdommen voor de komende twintig jaar eigenlijk al verkwanseld zijn.

Page 26: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

26

20. Een Belgisch Congobeleid?

Het zeer twijfelachtige hoogtepunt in de bilaterale relatie tussen België en de DRC in 2010, was het koninklijk bezoek aan Congo, naar aanleiding van de onafhankelijkheidsviering op 30 juni. Een even twijfelachtig dieptepunt dit jaar, zou wel eens de privéreis van die andere koninklijke telg, rebel Prins Laurent, aan het land kunnen worden. Zijn niet-officiële missie viel ongeveer gelijktijdig met mijn Congoreis. We kwamen elkaar niet tegen. Naar aanleiding van de commotie rond zijn reis merkte de Congolese ambassadeur in België, Henri MOVA SAKANYI op: “Telkens als een Belg naar Congo gaat, rijst een probleem”. Eigenlijk legt hij een vinger op een zere plek: De relaties België-Congo staan zo onder hoogspanning, dat perceptie en beeldvorming de toon voert in de bilaterale contacten. Ons Congobeleid is verstard. Het is verstard omwille van de figuur van president Kabila (‘een pestlijder?’ vraagt diezelfde ambassadeur zich af) en alles waar de man voor staat, en omwille van een zware koloniale erfenis die beide landen tot op vandaag tekent. We miskennen de rol van de kolonisatie in de malaise van het Congo van vandaag, terwijl die er juist toe zou moeten bijdragen dat België een voortrekkersrol speelt in een internationaal, weldoordacht en evenwichtig Congobeleid. Op ons koloniaal verleden rusten nog altijd zware taboes. Toegeven dat het zaad voor de Congolese miserie werd gestrooid tijdens de kolonisatie is voor velen nog steeds erg moeilijk. De economische voordelen die België aan de kolonie onttrok, worden aarzelend genoemd, en steeds met voorbehoud. “Ja maar, de Congolezen kregen daar veel voor in de plaats. Infrastructuur: wegen, scholen, … het BBP van Congo was in 1960 hoger dan dat van Canada!”. Het relatieve karakter van deze opmerkingen is bekend. De economische structuur was anno 1959 alles behalve duurzaam, de infrastructuur stond in functie van de export en niet in functie van de interne ontwikkeling, de Congolezen waren niet gevormd om de economie en de staat over te nemen en het economisch surplus vertrok enkele richting naar het moederland. Een voorbeeld: Union Minière, de parel aan de kroon van de Société Générale, kon in de jaren ’50 26 miljard BEF (€692.072.889) aan haar aandeelhouders uitkeren. Het werd vijftig jaar eerder opgericht met een kapitaal van 10 miljoen BEF (€247.893) (Frans Buelens, ‘Congo, 1885-1960, een financieel-economische geschiedenis, EPO, 2007). Ook de landbouw was toen en is nu nog steeds volledig ondermijnd. Zuid-Kivu zou het vruchtbaarste gedeelte van Oost-Congo en de DRC kunnen zijn. De landbouw zou Congo uit het slop kunnen halen. Nu wordt ongeveer 10% van de beschikbare landbouwgrond in Congo bewerkt. “Als je alle beschikbare landbouwgrond in Congo op de meest rendabele manier in gebruik neemt, produceer je voedsel voor 2 à 3 miljard mensen”, schatte professor Eric Tollens van de K.U.Leuven in 2008, tijdens een Congoconferentie in het Egmontpaleis. De landbouw zou voedselveiligheid kunnen garanderen in een land waar het overgrote deel van de bevolking (naar schatting ¾) ondervoed is.

Page 27: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

27

Ooit, zo hoorde ik zeggen, groeiden de tomaten door het asfalt op de wegen. Nu is er geen asfalt en zijn er geen tomaten. Deze groente wordt onder andere uit China geïmporteerd voor wie ze kan betalen. Is dat geen schande! “Het is de schuld van de Congolezen, ze hebben er een puinhoop van gemaakt”, hoor ik dan. Neen! Het is de onveiligheid in het land. Het is de rudimentaire basisinfrastructuur. Het is het gebrek aan wegen, spoorlijnen en aansluitingen op het elektriciteitsnet en het ontbreken van een juridisch kader dat ondernemingen beschermt. En het zijn al die militaire en politieke tussenkomsten sinds 1960, waar België steevast bij betrokken was. Die interventies, met als hoofddoel onze eigen Westerse belangen veilig te stellen, hebben geleid tot de implosie van Congo. Nochtans zouden we juist omwille van dit verleden, omwille van onze ervaring met en kennis over het land een voortrekkersrol kunnen opnemen. Tot voor enkele jaren verwachtte het merendeel van de Congolese bevolking dat ook. Er leefde

nostalgie: “‘Les Belges sont nos oncles.’ Jullie moeten terugkomen om ons te helpen”. Ik hoorde het

nog af en toe. Maar voor het merendeel van de Congolese bevolking is dit (onvoltooid) verleden tijd.

Ze voelen zich door de Belgen helemaal in de steek gelaten.

Doen we dan niks (goed)?

Congo is het belangrijkste partnerland van België op gebied van ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen de Belgische staat maar ook heel wat Belgische NGO's en universiteiten trachten bij te dragen aan het verbeteren van de levensomstandigheden van miljoenen Congolezen.

Op 21 december 2009 ondertekenden de Congolese en Belgische partners een nieuw Indicatief Samenwerkingsprogramma (ISP) voor de ontwikkelingsacties van België van 2010 tot 2013 in Congo. De Belgische ontwikkelingssamenwerking trekt 400 miljoen euro uit voor vier jaar, het dubbele van het voorgaande samenwerkingsprogramma. Na de ondertekening formuleerde ik in de senaat voorbehoud bij de wijze waarop het akkoord tot stand kwam en bij de snelheid waarmee het in gang werd gezet. Ik onderstreepte het belang van de inschrijving van het proces in het kader van de engagementen en afspraken die door de Belgische regering zijn aangegaan: de Verklaring van Parijs, de Accra Agenda for Action en het akkoord van 4 mei 2009 tussen de minister en de NGO-vertegenwoordigers. Daarin wordt expliciet vermeld dat ‘het principe van democratisch ownership zich niet beperkt tot de regering van het partnerland, maar ook betrekking heeft op het parlement, de lokale overheden, de burgermaatschappij en de plaatselijke bevolking’. Met andere woorden: Niet de Congolese regering is eigenaar van de donorgelden uit België. Ook de bevolking, aan wie ze ten goede moeten komen! Een andere bezorgdheid was de keuze voor de prioritaire sectoren: wegen, landbouw en onderwijs,

waardoor gezondheidszorg uit de boot valt. Congo is het op twee na slechtste land ter wereld om als

kind geboren te worden: 161 op 1000 kinderen halen hun 5e verjaardag niet. Jaarlijks sterven een

half miljoen kinderen jonger dan vijf jaar (of 1369 per dag). 130 op 1000 geboortes lopen uit op een

miskraam, 1 op 14 vrouwen sterven ten gevolge van zwangerschap of bevalling. Toch vinden wij

gezondheidszorg niet prioritair… Dhr. Paul Cartier, afgevaardigde van de Ministerraad op de

Belgische Ambassade in Kinshasa, was één van diegenen die besliste om gezondheidszorg uit de

samenwerking te schrappen. Het hoofdargument was “dat er na 30 jaar investering in de

gezondheidszorg toch geen resultaat is”. In plaats van zich af te vragen of er niet iets schort met de

gevolgde methodiek, gooit men het kind met het badwater weg. Zo zijn we.

Page 28: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

28

Het ISP wordt uitgevoerd door de Belgische Technische Cooperatie (BTC), die in naam van de

Belgische staat en andere donoren en samen met daartoe aangeduide partners in de

ontwikkelingslanden, ontwikkelingsacties moet uitvoeren.

Onze ontwikkelingssamenwerking wordt ingebed in een logge structuur, waarbij al te vaak de struc-tuur omwille van de structuur in stand wordt gehouden, en deze nog minimaal de belangen van de partners, de Congolese bevolking dient. Regels en procedures zijn nodig, maar al te vaak gaan ze ten koste van de menselijkheid in de samenwerking. Bureaucratie hypothekeert solidariteit.

Er is nood aan visie, aan een masterplan voor ons ontwikkelingsbeleid voor Congo. Dat moet worden ingeschreven in een groter internationaal geheel, en duurzaam zijn.

Onze NGO’s die vaak goed werk verrichten in Congo, moeten hun stem kunnen laten horen. Nu zwij-gen ze vaak, omdat ze voor een groot percentage van hun omzet afhankelijk zijn van de overheid.

Een soortgelijk masterplan verwacht ik ook van de volgende minister voor Buitenlandse Zaken. Beloofde hij niet, bij aanvang van zijn ambtstermijn, om daar werk van te maken? “Meneer de minister, waar blijft die Afrika-beleidsnota?” Ons land zou kunnen proberen om een correcte analyse van de situatie te maken, en gebaseerd op deze inzichten, een aanpak/stijl te hanteren die het beleid van de Congolese politieke klasse positief beïnvloedt, ten voordele van de Congolese bevolking. Ons land zou, in overleg met andere bilaterale partners, meer en betere globale oplossingen kunnen aanbieden voor het aanhoudende veiligheidsprobleem dat in hoge mate te wijten is aan de zwakke Congolese staatsstructuren, aan de aanwezigheid van allerhande milities en aan de illegale exploitatie en handel van natuurlijke rijkdommen. Ons land zou de klemtoon kunnen leggen op de terugkeer van stabiliteit, als absolute voorwaarde voor de ontwikkeling van Congo. We laten liever betijen, comfortabel in onze positie van klein radertje in het geheel van een internationale gemeenschap die aanzienlijke belangen heeft in Congo, vooral in de grondstofontginning in het oosten van het land. We delen ontwikkelingsgeld uit en kijken in welke Congolese mijnen en projecten onze multinationals een graantje kunnen meepikken. We investeren

Page 29: Zuid-Kivu Maart 2011_reisverslag van Senator Els Schelfhout

29

fortuinen in een vredesproces, ook al is dat, door autoritaire trend, de onverschilligheid en/of de onkunde van ’s lands president een maat voor niets. Ons Congobeleid is ziek. Ons hart voor Congo klopt nog amper. Het sterft aan eigenbelang. ‘Tout le monde aime le Congo, mais pas les Congolais’

Addendum

Dit is mijn reisverslag. Dit is mijn impressie, mijn persoonlijke - niet politieke - interpretatie,

gebaseerd op waarnemingen, gesprekken en allerhande inzichten.

Mijn motivatie voor deze reis door het zwaar geteisterde Zuid-Kivu, was verontwaardiging over wat

in die godvergeten regio van dat mooie, ellendige land gebeurt. Of wat niet gebeurt. Diezelfde

verontwaardiging en afschuw maar vooral veel medeleven met de Congolese bevolking waren mijn

drijfveer voor het schrijven van dit verslag.

Veel van de gesprekken die ik voerde, heb ik uitgeschreven. Veel opmerkingen en ‘stelligheden’ trok

ik na of legde ik voor aan mijn gesprekspartners. Ik wil niettemin onderstrepen dat deze tekst niet de

‘grote waarheid’ over Congo bevat. ‘Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp’.

Mijn allergrootste respect gaat uit naar alle mensen die zonder voorbehoud de kant kiezen van de

noodlijdenden. Père André, Mathilde, David, Jean-Pierre, Marie-Thérèse: wij laten hen al te vaak in

de steek. Veel waardering heb ik ook voor de hulporganisaties die het begrepen hebben, die

opleiden en ondersteunen en proberen om niet alleen hoop maar ook perspectief te bieden.

Ik buig het hoofd voor de bevolking van Zuid-Kivu en voor alle Congolezen die lijden.

Aan mijn compagnon de route, ‘yambo san’. Dank voor alle discussies en inzichten. Een gezegde in

Kiswahili luidt : ‘Mazuri Yapo mbele’. ‘Le bien c’est dans l’avenir’. Als er niks meer is, is er nog altijd

hoop. Misschien.