Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met...

57
Zorg onder beperking Zorg onder beperking Zorg onder beperking Zorg onder beperking Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in de verstandelijk gehandicaptenzorg Rijswijk, december 1996

Transcript of Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met...

Page 1: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

Zorg onder beperkingZorg onder beperkingZorg onder beperkingZorg onder beperking

Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicapin relatie tot de Wet BOPZ

en

BOPZ-indicatiestelling in de verstandelijk gehandicaptenzorg

Rijswijk, december 1996

Page 2: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

2

ColofonColofonColofonColofon

Inspectie voor de GezondheidszorgPostbus 161192500 BC Den Haagtel. 070-3407145

Page 3: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

3

InhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgave

Voorwoord 5

Deel 1:Deel 1:Deel 1:Deel 1:

1 Een landelijk thematisch onderzoek 71.1 Inleiding 71.2 Aanleiding tot het landelijk thematisch onderzoek 101.3 Doelstelling van het onderzoek 101.4 Opzet en uitvoering van het onderzoek 11

2 Bevindingen op basis van de instellingsvragenlijst en de checklistzorgplannen 13

2.1 Inleiding 132.2 Juridische status 132.3 Vrijheidsbeperkende maatregelen 152.4 Instemming met het zorgplan – regelmatige evaluatie 192.5 Geneesheer-directeur bedoeld in de BOPZ 19

3 Bevindingen bij het bezoeken van de instelling 213.1 De rol van de ouders/wettelijk vertegenwoordiger in de praktijk 213.2 De omgang van de groepsleiding in de praktijk met de toepassing van

vrijheidsbeperkende maatregelen 213.3 Afzonderings- en separeerruimten 223.4 Rol van de behandelaar 233.5 Evaluatie 233.6 Bekendheid van de groepsleiding met de BOPZ en de

BOPZ-indicatiestelling 243.7 Bekendheid van de groepsleiding met de M&M-commissie of

-aandachtsfunctionaris 243.8 Medicatie 253.9 Aandachtspunten voor het gesprek met M&M-commissie

of –aandachtsfunctionaris of verantwoordelijke daarvoor 253.10 Instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten 27

4 Samenvatting en conclusies 314.1 Rechtspositie en vrijheidsbeperkende maatregelen 314.2 M&M-beleid – schriftelijk vastleggen van vrijheidsbeperkende

Maatregelen 324.3 Dwangbehandeling 334.4 Geneesheer-directeur in de zin van de BOPZ 334.5 Voor de behandeling verantwoordelijk persoon 334.6 Afzonderlings- en separeerruimten 344.7 Medicatie 344.8 Instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten 34

Page 4: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

4

5 Beschouwing en aanbevelingen 375.1 M&M 375.2 De voor de behandeling verantwoordelijk persoon – het zorgplan –

de geneesheer-directeur 395.3 Overleg met en instel 405.4 Gevaar, middelen en maatregelen en dwangbehandeling 405.5 Aanbevelingen 41

Deel Deel Deel Deel II:II:II:II:

6 Aanleiding 43

7 Onderzoeksresultaten 45

8 Conclusies 51

9 Aanbevelingen 53

Referenties 55

Lijst van afkortingen 57

Page 5: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

5

VoorwoordVoorwoordVoorwoordVoorwoord

"De hoofdinspecteur en de inspecteurs hebben tot taak te waken voor de op hetterrein van de volksgezondheid betrekking hebbende belangen van alle personenwier geestvermogens zijn gestoord. Zij zien deswege toe op een verantwoordebehandeling, verpleging, verzorging en bejegening van deze personen" [art. 63,lid 1. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ)]

De taak die het Staatstoezicht hiermee is toebedeeld verplicht de Inspectie voor deGezondheidszorg (IGZ) tot een vorm van toezicht en monitoring die inzicht geeft inde staat van de zorg die instellingen verlenen aan personen die in hun geest-vermogens zijn gestoord.

De Wet BOPZ is inmiddels bijna drie jaar van kracht. Het moment van evalueren isaangebroken. Voor de in de wet opgenomen evaluatie na 3 jaar is door de Ministereen brede evaluatiecommissie BOPZ ingesteld. Deze commissie heeft 11december 1996 haar eindrapport aan de Minister van VWS en de Minister vanJustitie aangeboden.De IGZ heeft zich vanuit haar toezichthoudende taak eveneens beziggehouden metde evaluatie van de invoering van de BOPZ.

In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap is de wet niet met grootenthousiasme ontvangen. De bezwaren richtten zich op het feit dat de wet tespecifiek op de psychiatrie is toegesneden en dat de wet te administratief-bureaucratisch van aard is. De indicatiecommissies zagen een taakverzwaring alsBOPZ-indicatiecommissies zonder dat daar financiële compensatie tegenoverstond. De verbeterde interne en externe rechtspositie, die de wet met zich meebracht, werd echter positief beoordeeld.

Door deze factoren is de implementatie van de Wet BOPZ in de zorg voor mensenmet een verstandelijke handicap zeer traag op gang gekomen. Een kortinventariserend onderzoek van de IGZ in het voorjaar van 1995 naar hetvóórkomen van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen liet zien dateenderde van de bewoners van BOPZ-aangemerkte instellingen daaraan wasonderworpen.

Op grond van deze bevindingen is het besluit genomen een intensief en uitgebreidonderzoek te doen naar het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen in deBOPZ-aangemerkte instellingen. Dit onderzoek is in 1996 uitgevoerd, waarbij alleinstellingen, zowel schriftelijk alsmede door een bezoek van een inspecteur, zijnbetrokken. Daarnaast is door middel van schriftelijke vragenlijsten, verstuurd aanalle indicatiecommissies, en een bezoek aan een BOPZ-indicatiecommissie perregionale inspectie onderzoek gedaan naar de stand van zaken rondom de externerechtspositie. De verslagen van beide onderzoeken treft u bijgaand aan (deel I,

Page 6: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

6

respectievelijk deel II). Een eerste algemene indruk: de zorgvuldigheid rondvrijheidsbeperkende maatregelen is toegenomen door de invoering van de WetBOPZ. Dat blijkt uit het feit dat meer rekening gehouden wordt met feitelijk verzetvan de bewoner tegen vrijheidsbeperkende maatregelen. De BOPZ-indicatiestellingdaarentegen komt slechts zeer traag op gang.

De instellingen ben ik erkentelijk voor de open en constructieve wijze waarop zijaan dit onderzoek hebben meegewerkt. De inspecteurs wil ik danken voor huninzet, waarbij zij in enkele maanden tijd 129 instellingen bezochten.

Ook wil ik de werkgroep bedanken die het thematisch onderzoek heeft voorbereiden heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het eindrapport. De werkgroepbestond uit J.G.P. van Bergen, drs. O.H. Brook, E.Th. Klapwijk, arts(eindredacteur), drs. J.H. van de Riet, A.P.H.M. Sluijsmans-Bastings en mr.N.M.M. Smit.

De Hoofdinspecteur voor de Geestelijke Gezondheidszorgen de Gehandicaptenzorg

R.M.W. Smeets, psychiater.

Page 7: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

7

Deel IDeel IDeel IDeel I

1111 Een landelijk thematisch onderzoekEen landelijk thematisch onderzoekEen landelijk thematisch onderzoekEen landelijk thematisch onderzoek

1.11.11.11.1 InleidingInleidingInleidingInleiding

In januari 1994 is de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen(BOPZ) van kracht geworden. Dit betekende een grote verandering voor de zorgvoor mensen met een verstandelijke handicap. Voorheen vielen mensen met eenverstandelijke handicap (behorende tot de groep personen met een stoornis in degeestvermogens) ook al onder de voorganger van de BOPZ, de Krankzinnigenweten ten principale verandert die positie niet in de BOPZ. In de beleving van het veldwas niettemin sprake van een grote verandering. Het feit dat de BOPZ in naam-geving over psychiatrische ziekenhuizen spreekt en ook in systematiek daaropgeënt is, heeft deze beleving nog versterkt. In de introductie- en voorlichtings-periode over de BOPZ bleek dit zeer duidelijk. Van de kant van de inspectie is doormiddel van een brochure (GIGV, 1993) getracht inhoud, betekenis en uitvoering inde praktijk van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap van de BOPZte verhelderen. Vanuit de regionale inspecties is regelmatig en systematischaandacht besteed aan voorlichting en toelichting aan de hand van praktijk-problemen. Ook vanuit de koepelorganisatie is veel aandacht besteed aan degevolgen van de BOPZ voor de gehandicaptenzorg.

Desondanks constateerde de IGZ in het jaarverslag over 1994 dat in de zorg voormensen met een verstandelijke handicap de invoering van de BOPZ maar moei-zaam totstandkomt.

De zorg binnen instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap is echterwel gebaat bij een goede implementatie van de BOPZ, zowel met betrekking totde externe als de interne rechtspositie. Bij bewoners van instellingen is het nietongebruikelijk dat vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast. Dezekunnen van heel ingrijpende aard zijn. Van oudsher gebeurt dit veelal vanuit debeschermingsoptiek. De intentie is de persoon in kwestie te beschermen tegenschade, waarbij de zorgzaamheid van de hulpverlener centraal staat en niet demening/beleving van betrokkene zelf. In de BOPZ staat de rechtspositie van debewoner voorop. Het gevaar dat de persoon voor zichzelf of anderen kanbetekenen staat centraal. Bij opname betekent dit dat betrokkene zich niet buitende instelling kan handhaven. Binnen de instelling is het gevaar bijvoorbeeld datbetreffende bewoner zichzelf of anderen beschadigt. Dit gevaar moet afgewendworden, zo mogelijk zonder vrijheidsbeperking.De gang van zaken volgens de BOPZ wordt op dit moment nog gecompliceerddoordat zich binnen de instelling twee groepen bewoners bevinden, die weliswaar

Page 8: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

8

naar aard van de aandoening vergelijkbaar zijn, maar niet wat betreft rechtspositie.Volgens de BOPZ worden personen vrijwillig opgenomen in de instelling als debetrokkenen (boven de 12 jaar) zelf blijk geven van de nodige bereidheid totopneming en verblijf in de instelling. De personen die geen bereidheid (kunnen)tonen tot opname, maar die zich daartegen ook niet verzetten, moeten wordenopgenomen in de instelling met een BOPZ-indicatie (art. 60). Verzet betrokkenezich en is toch opname nodig dan dient een RM of IBS te worden aangevraagd.

In de Krankzinnigenwet werd de eis van positieve bereidheid van de op te nemenpersoon niet met zoveel woorden gesteld en onder die Wet werden personen, diewaren opgenomen zonder rechterlijke machtiging, inbewaringstelling of andererechterlijke maatregel, beschouwd als en gerekend tot de vrijwillig opgenomenen.Ten tijde van de invoering van de BOPZ waren derhalve alle personen in eeninstelling voor verstandelijk gehandicapten vrijwillig opgenomen. Dit betekent datalleen de nieuw-opgenomenen de volledige rechtsbescherming van de BOPZgenieten. Voor de overigen, zogenaamd vrijwilligen, geldt overigens wel deverplichting voor de inspectie, opgelegd door art. 63, Wet BOPZ, zoals genoemdin het voorwoord.

Voor BOPZ-geïndiceerden geldt dat zo spoedig mogelijk een behandelingsplan/-zorgplan wordt opgesteld. Hierin dienen ook de eventuele vrijheidsbeperkendemaatregelen te worden genoemd die noodzakelijk worden geacht. Over het zorg-plan moet overeenstemming worden bereikt met betrokkene zelf of diens wette-lijke vertegenwoordiger(s). Als betrokkene zich tegen een dergelijke maatregelverzet, dan mag deze alleen worden uitgevoerd als de maatregel nodig is terafwending van een 'gevaar, voortvloeiend uit de stoornis der geestvermogens'.Het gaat dan om dwangbehandeling, die als zodanig aan de inspectie dient teworden gemeld. Wordt een vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk geacht dieniet in het zorgplan staat, terwijl de bewoner zich ertegen verzet, dan kan gebruik-gemaakt worden van artikel 39: er mogen ter overbrugging van een noodsituatiegedurende maximaal 7 dagen middelen en maatregelen (M&M) worden toegepast.Deze moeten als M&M gemeld worden aan de inspectie. De M&M die in de wetgenoemd worden zijn: separatie, fixatie, toediening van geneesmiddelen,toediening van vocht en voedsel.

Als bij een vrijwillig opgenomen bewoner vrijheidsbeperkende maatregelen nood-zakelijk worden geacht ('vrijwilligen' in de zin van diegenen die al voor invoeringvan de Wet BOPZ in de inrichting verbleven, of bewoners die wel in staat warentot het geven van toestemming) terwijl betrokkene zich daartegen verzet, dandient een BOPZ-indicatie voor betrokkene tot stand te komen. Pas dan mogen,onder genoemde voorwaarden, de noodzakelijk geachte maatregelen ook tegen dewil van de bewoner worden uitgevoerd1. Uiteraard dient een en ander dan gemeld

1

Sommigen zijn van mening dat bij verzet van de bewoner, waarbij dwangbehandeling wordt toegepast eenrechterlijke machtiging noodzakelijk is in plaats van een BOPZ-indicatie. Art. 61, lid 1 zegt echter: De artikelen 36

Page 9: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

9

te worden aan de inspectie2.

Uiteraard is het van belang voor een goede rechtspositie van betrokkene, met ofzonder BOPZ-indicatie, zeer zorgvuldig te bekijken of betrokkene zich verzet, zodravrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast.

Uit een door alle regionale inspecties uitgevoerde inventarisatie bleek begin 1995dat bij een niet-onaanzienlijk deel (ongeveer eenderde) van de bewoners van deinstellingen voor zorg aan mensen met een verstandelijke handicap vrijheids-beperkende maatregelen werden toegepast. Een onderzoek door de VrijeUniversiteit (VU) bij een instelling wees ook in die richting (NTZ, april 1995). Uitde reguliere inspectiepraktijk blijkt dat nog steeds het overgrote deel van debewoners in de instellingen voor zorg voor mensen met een verstandelijkehandicap verblijft zonder BOPZ-indicatie, ondanks het (al jaren) voorkomen vanvrijheidsbeperkende maatregelen.

Het spreekt voor zich dat vanuit het oogpunt van wetshandhaving gelet moetworden op de formeel-juridische kant van de zaak. Daarnaast verdient de wijzewaarop instellingen in de dagelijkse zorg omgaan met maatregelen die de vrijheidbeperken, zonder dat het meteen om een art. 38 of 39 maatregel gaat, ook veelaandacht. Dit kan belangrijke aanwijzingen geven over de kwaliteit van dezorg. Immers, de beslissing tot vrijheidsbeperking betreft vaak personen, die eenintensieve zorgvraag hebben, zich uitend in gedragsproblemen en/of ernstigepsychische problematiek. Uit onderzoek en literatuur blijkt dat vrijheidsbeperkendemaatregelen vaak ge(ver)legenheidsoplossingen zijn die niet stoelen op doordachtezorginhoudelijke overwegingen. Daarnaast worden deze middelen door de directezorgverleners niet gezien als vrijheidsbeperking van de bewoner.Het is dan ook noodzakelijk steeds weer de afweging te maken of het gebruik vanvrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk is. Indien tot toepassing wordt over-gegaan dient dit duidelijk benoemd te worden in een zorgplan en regelmatig teworden geëvalueerd. Deze werkwijze kan bijdragen tot het terugdringen vanvrijheidsbeperkende maatregelen.

In hoofdstuk 1 worden de aanleiding, doelstelling, opzet en uitvoering van hetonderzoek geschetst. In hoofdstuk 2 komen de bevindingen naar aanleiding vande instellingsvragenlijst en de checklist zorgplannen aan de orde, in hoofdstuk 3de bevindingen naar aanleiding van de bezoeken aan de instellingen. In hoofdstuk4 wordt een samenvatting gegeven en worden conclusies geformuleerd en tot slotvolgen in hoofdstuk 5 de beschouwing en enkele aanbevelingen.

tot en met 39,..zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een persoon die met toepassing vanvan overeenkomstige toepassing met betrekking tot een persoon die met toepassing vanvan overeenkomstige toepassing met betrekking tot een persoon die met toepassing vanvan overeenkomstige toepassing met betrekking tot een persoon die met toepassing vanartikel 60 in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginartikel 60 in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginartikel 60 in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginartikel 60 in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting is opgenomen.richting is opgenomen.richting is opgenomen.richting is opgenomen.

2 Overigens: blijkens de jurisprudentie is een enkele rechter van mening dat in dergelijke gevallen een

inbewaringstelling (IBS) of rechterlijke machtiging (RM) moet worden aangevraagd. De opvattingen hierover zijnnog niet voldoende uitgekristalliseerd.

Page 10: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

10

1.21.21.21.2 Aanleiding tot het landelijk thematisch onderzoekAanleiding tot het landelijk thematisch onderzoekAanleiding tot het landelijk thematisch onderzoekAanleiding tot het landelijk thematisch onderzoek

De invoering van de BOPZ in de dagelijkse zorgpraktijk kan een belangrijke impulsgeven aan het beter waarborgen van de interne en externe rechtspositie vanmensen met een verstandelijke handicap in instellingen. Met name voor diemensen die vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen krijgen opgelegd. Deinvoering verloopt echter zeer stroef. Dit was een belangrijk motief voor deinspectie om tot een landelijk thematisch onderzoek over te gaan.Daarnaast is de Staatssecretaris de toezegging gedaan (IGZ, 'In het vizier', 1995)intensief toezicht op het gebied van de vrijheidsbeperkende maatregelen binnen deintramurale instellingen voor zorg aan mensen met een verstandelijke handicap uitte voeren.Het landelijk thematisch onderzoek diende de inspectie inzicht te geven in:- het beleid van instellingen rond vrijheidsbeperkende maatregelen;- de aard en het aantal toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen;- de interne kwaliteitsbewaking op het gebied van vrijheidsbeperkende

maatregelen;- de juiste toepassing van de BOPZ.

1.31.31.31.3 Doelstelling van het onderzoekDoelstelling van het onderzoekDoelstelling van het onderzoekDoelstelling van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is om kwantitatieve en kwalitatieve informatie teverkrijgen over de stand van zaken rond vrijheidsbeperkende maatregelen dieworden toegepast in het kader van het zorgplan in de algemene zwakzinnigen-inrichtingen.In dit onderzoek zijn gegevens verzameld over:- het aantal mensen dat vrijheidsbeperkende maatregelen ondergaat;- de aard van de vrijheidsbeperkende maatregelen;- of deze vrijheidsbeperkende een integraal onderdeel uitmaken van het zorgplan;- de 'staat' van de zorgplannen bij bewoners met vrijheidsbeperkende maat-

regelen;- de juridische status van deze personen;- het instellingsbeleid ten aanzien van de BOPZ en M&M;- de staat van de ruimten, waarin wordt afgezonderd en gesepareerd.

Page 11: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

11

Het thematisch onderzoek had als nevendoel de instellingen te stimuleren om eenzodanig beleid te voeren dat de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelenwordt teruggedrongen en dat de BOPZ correct wordt toegepast.

Het referentiekader dat voor het onderzoek als uitgangspunt diende, bestond uitde BOPZ, de notitie 'De BOPZ in de zorg voor mensen met een verstandelijkehandicap' (Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid,november 1993), en de veldstandaarden (Nationaal Ziekenhuisinstituut, hand-leiding zorgplannen, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Herkenbarekwaliteit).

1.41.41.41.4 Opzet en uitvoering van het onderzoekOpzet en uitvoering van het onderzoekOpzet en uitvoering van het onderzoekOpzet en uitvoering van het onderzoek

Gezien het belang dat de inspectie hecht aan het onderzoek is gekozen voor hetbetrekken van allealleallealle instellingen, die aangemerkt zijn als BOPZ-instelling. Ditbetekent dat ook de orthopedagogische instellingen voor jongeren en een aantalcategorale instellingen (instellingen voor meervoudig gehandicapten en epilepsie-instituten) bij het onderzoek zijn betrokken. Bij de orthopedagogische instellingenis vooral gekeken naar de zogenaamde pedagogische maatregelen en de vrijheids-beperkende maatregelen die in de huisregels zijn opgenomen.

Een projectplan is opgezet, hiertoe behoren een vragenlijst voor de instellingen,een checklist Zorgplannen, een aandachtspuntenlijst te hanteren in het gesprekmet groepsleiding en een aandachtspuntenlijst ten behoeve van het gesprek metde M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris.Om een eenduidige wijze van werken te realiseren is voorzien in een landelijkeinstructiebijeenkomst voor alle betrokken inspecteurs.

De instellingen zijn door middel van een introductiebrief nader geïnformeerd overhet thematisch onderzoek vrijheidsbeperkende maatregelen in het zorgplan. Deregionale inspectie verstuurde daarbij de vragenlijst naar de instelling.

De ingevulde vragenlijsten zijn op landelijk niveau geaggregeerd.Na ontvangst van de ingevulde instellingsvragenlijst werd de instelling bezocht.Uit de geaggregeerde lijst van bewoners met vrijheidsbeperkende maatregelenwerden zo willekeurig mogelijk en zoveel mogelijk gespreid over de instelling driepersonen geselecteerd. In de woning van deze personen werd het zorgplanopgevraagd en beoordeeld aan de hand van de IGZ-checklist Zorgplannen.

Na of tijdens de invulling van de checklists werden deze doorgesproken met debehandelaar(s) en/of begeleiders, die op dat moment aanwezig waren. Deinspecteur ging dan dieper en gerichter in op aspecten rond de vrijheids-beperkende maatregelen in het zorgplan. Als hulpmiddel werden een aantalaandachtspunten afgelopen. De aandachtspuntenlijst werd na het gesprek

Page 12: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

12

ingevuld.

Wanneer een instelling aangaf geen vrijheidsbeperkende maatregelen toe tepassen, werd toch een bezoek gebracht aan de instelling, waarbij dezelfdeprocedure werd gevolgd met betrekking tot het inzien van de zorgplannen en deaansluitende gesprekken met de groepsleiding en eventueel andere aanwezigen.

Ook voerde de inspecteur een gesprek met de M&M-commissie of met de M&M-aandachtsfunctionaris. Als geen commissie aanwezig was of als er geen specifiekfunctionaris aangesteld was dan werd met de op instellingsniveau voor debehandeling, verpleging, begeleiding en verzorging verantwoordelijk persoongesproken. Hierbij werd eveneens gebruikgemaakt van een aandachtspuntenlijst.

Op basis van de gegevens uit de instellingsvragenlijst, de checklist zorgplannen ende gesprekken met groepsleiding en M&M-functionarissen werd door deinspecteur beschreven hoe de betreffende instelling omgaat met vrijheids-beperkende maat-regelen in het kader van het zorgplan.Iedere instelling die bezocht is, heeft een rapportage van het bezoek ontvangen.Deze rapportage bevatte aanbevelingen tot verbetering.

Page 13: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

13

2222 Bevindingen op basis van de instellingsvragenlijstBevindingen op basis van de instellingsvragenlijstBevindingen op basis van de instellingsvragenlijstBevindingen op basis van de instellingsvragenlijsten de checklist zorgplannenen de checklist zorgplannenen de checklist zorgplannenen de checklist zorgplannen

2.12.12.12.1 InleidingInleidingInleidingInleiding

Bij de voorbereidingen van het thematisch onderzoek heeft de inspectie moetenvaststellen dat twee jaar na invoering van de BOPZ nog maar weinig instellingenzich het gedachtengoed hebben eigen gemaakt en in de dagelijkse zorgpraktijkhandelen naar de letter en de geest van de wet.

Om een goede indruk te krijgen over de aard, het aantal en de manier waaropmiddelen en maatregelen worden toegepast, is ervoor gekozen dit via het zorgplante doen. De toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen dient in alle gevallenin het individuele zorgplanindividuele zorgplanindividuele zorgplanindividuele zorgplan verantwoord te worden. Het veld van degehandicaptenzorg is deze mening toegedaan en het past bij de ontwikkeling vaneen goede zorgplansystematiek (NZi, 1992; VGN, 1996).De gekozen werkwijze heeft het effect gehad, dat naast gegevens over de handel-wijze met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen ook kwalitatieveinformatie is verkregen over de staat van de zorgplannen.

De resultaten van het onderzoek zijn dus tweeledig. Ten eerste is over 129instellingen, die BOPZ-aangemerkt zijn, kwantitatieve en kwalitatieve informatieaanwezig over vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen en de mate vanimplementatie van de BOPZ ten aanzien van de interne en externe rechtspositie.Ten tweede leveren de ingevulde checklists van 313 zorgplannen en degesprekken met groepsleiding, staf en lijnfunctionarisen een goed beeld van destaat van de zorgplannen en de uitvoering daarvan in de praktijk.

Deze tweedeling wordt in de verslaglegging verder aangehouden. In deze eersterapportage worden de resultaten, conclusies en beschouwing weergegeven overvrijheidsbeperkende maatregelen en BOPZ. Een tweede rapportage over de staatvan de zorgplannen en het zorgbeleid van de instellingen wordt later gepubliceerd.

2.22.22.22.2 Juridische statusJuridische statusJuridische statusJuridische status

Aan 129 instellingen zijn vragenlijsten verstuurd en alle 129 instellingen hebbende vragenlijst teruggestuurd. Deze zijn vervolgens door de inspectie verwerkt.

Per 31-12-1995 verbleven in totaal 29.809 personen in deze instellingen. Deinstellingen is gevraagd ook de bewoners met een rechterlijke machtiging (RM),inbewaringstelling (IBS) of indicatiestelling BOPZ art. 60 op te geven.

Page 14: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

14

2.2.1 Rechterlijke machtiging

Minder dan 2‰ van de bewoners van AZI'en heeft een RM. In meer dan 80% vande AZI'en verblijft dan ook geen enkele bewoner met een RM (tabel 1).

Tabel 1: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 1: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 1: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 1: Bewoners (in absolute aantallen) in AZI'en op 31-12-1995 met een AZI'en op 31-12-1995 met een AZI'en op 31-12-1995 met een AZI'en op 31-12-1995 met een RM.RM.RM.RM.

Aantal bewoners met een RM (N = 57)Aantal bewoners met een RM (N = 57)Aantal bewoners met een RM (N = 57)Aantal bewoners met een RM (N = 57)

GeenGeenGeenGeenbewonersbewonersbewonersbewoners

1 - 51 - 51 - 51 - 5bewonersbewonersbewonersbewoners

8 - 108 - 108 - 108 - 10bewonersbewonersbewonersbewoners

Aantal AZI'en 109109109109(85%)(85%)(85%)(85%)

17171717(13%)(13%)(13%)(13%)

3333(2%)(2%)(2%)(2%)

Totaal aantalbewoners met RM

0000 30303030(53%)(53%)(53%)(53%)

27272727(47%)(47%)(47%)(47%)

2.2.2 Indicatie 'geen bereidheid, geen verzet' (art. 60)

In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de bewoners dieonder de indicatie 'geen bereidheid, geen verzet' binnen de instellingen verblijven.Slechts 29 van de 129 instellingen kent bewoners met de indicatie 'geen bereid-heid, geen verzet'. In deze 29 instellingen zijn in totaal 2556 mensen onder dezeindicatie opgenomen. Wat daarbij opvalt is de onevenwichtige verdeling. In 6instellingen verblijven 2225 (87%) van de 2556 bewoners met een BOPZ-indicatie.Deze onevenwichtigheid is ontstaan doordat enkele instellingen in samenwerkingmet de BOPZ-indicatiecommissie in één keer hun bewonersbestand hebben latenindiceren. Twee instellingen hebben dit bijvoorbeeld als volgt gedaan. Aan deBOPZ-indicatiecommissie is tijdelijk de orthopedagoog van de ene instellingtoegevoegd, waarbij dan in de andere instelling door deze (tijdelijk) uitgebreideBOPZ-indicatie alle bewoners werden beoordeeld en geïndiceerd. Vervolgens vonddezelfde procedure plaats bij de instelling die eerst de orthopedagoog hadgeleverd, zij het dat nu de andere instelling de orthopedagoog leverde aan deBOPZ-indicatiecommissie. De bewoners van deze instellingen hebben nu allemaalde bij hen passende juridische status. In de andere 23 instellingen gaat het omveel kleinere aantallen. Na de peildatum van 31-12-1995 is bovengenoemdemanier van werken ook in verschillende andere instellingen toegepast.

Page 15: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

15

Tabel 2: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 2: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 2: Bewoners (in absolute aantallen) in Tabel 2: Bewoners (in absolute aantallen) in AZI'en op 31-12-1995 met de status van 'geenAZI'en op 31-12-1995 met de status van 'geenAZI'en op 31-12-1995 met de status van 'geenAZI'en op 31-12-1995 met de status van 'geenbereidheid, geen verzet'.bereidheid, geen verzet'.bereidheid, geen verzet'.bereidheid, geen verzet'.

Aantal bewoners met een Aantal bewoners met een Aantal bewoners met een Aantal bewoners met een BOPZ-indicatie (N=2556)BOPZ-indicatie (N=2556)BOPZ-indicatie (N=2556)BOPZ-indicatie (N=2556)

GeenGeenGeenGeenbewonersbewonersbewonersbewoners

1-91-91-91-9bewonersbewonersbewonersbewoners

13-4613-4613-4613-46bewonersbewonersbewonersbewoners

61-6461-6461-6461-64bewonersbewonersbewonersbewoners

102-243102-243102-243102-243bewonersbewonersbewonersbewoners

512-670512-670512-670512-670bewonersbewonersbewonersbewoners

Aantal AZI'en 100100100100 (78%) (78%) (78%) (78%)

14141414(11%)(11%)(11%)(11%)

7777(5%)(5%)(5%)(5%)

2222(2%)(2%)(2%)(2%)

3333(2%)(2%)(2%)(2%)

3333(2%)(2%)(2%)(2%)

Totaal aantalbewoners met eenBOPZ-indicatie

0000 35353535(1%)(1%)(1%)(1%)

171171171171(7%)(7%)(7%)(7%)

125125125125(5%)(5%)(5%)(5%)

507507507507(20%)(20%)(20%)(20%)

1718171817181718(67%)(67%)(67%)(67%)

2.2.3 Vrijwillig opgenomen

In de 129 instellingen zijn in totaal 27.195 mensen vrijwillig opgenomen. Hetaantal bewoners dat een BOPZ-indicatie heeft, bedraagt minder dan 9% van hettotaal aantal bewoners, terwijl deze bovendien in een beperkt aantal instellingenverblijven (zie tabel 2).Uit de opgave van de instellingen blijkt dat meeste bewoners vrijwillig in deinstelling verblijven. Het betreft de bewoners die bij het van kracht worden van deBOPZ niet met een rechterlijke machtiging, inbewaringstelling of andere rechter-lijke maatregel waren opgenomen. Derhalve waren en zijn vrijwel alle personen ineen instelling voor verstandelijk gehandicapten vrijwillig opgenomen.De niet vrijwillig opgenomen bewoners zijn voor een gering deel opgenomen meteen RM en voor een groter deel onder de BOPZ-indicatie 'geen bereidheid, geenverzet'. Een IBS werd slechts één keer vermeld.

2.32.32.32.3 Vrijheidsbeperkende maatregelenVrijheidsbeperkende maatregelenVrijheidsbeperkende maatregelenVrijheidsbeperkende maatregelen

2.3.1 De gegevens uit de instellingsvragenlijst

De instellingen (n=129) vermelden in de vragenlijst dat in 1995 bij 7397 (28%)van de vrijwillig verblijvende bewoners vrijheidsbeperkende maatregelen werdentoegepast. Dit verschilt sterk per instelling. Als uitersten kunnen genoemd wordenéén instelling met vrijheidsbeperkende maatregelen bij 539 (vrijwillige) bewonersen één instelling zonder vrijheidsbeperkende maatregelen. In tabel 3 is de verdelingover de instellingen op een rij gezet.

Page 16: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

16

Tabel 3: Het aantal vrijwillig opgenomen bewoners Tabel 3: Het aantal vrijwillig opgenomen bewoners Tabel 3: Het aantal vrijwillig opgenomen bewoners Tabel 3: Het aantal vrijwillig opgenomen bewoners mèt vrijheidsbeperkende maatregelen (inmèt vrijheidsbeperkende maatregelen (inmèt vrijheidsbeperkende maatregelen (inmèt vrijheidsbeperkende maatregelen (inabsolute aantallen) in absolute aantallen) in absolute aantallen) in absolute aantallen) in AZI'en op 31-12-1995.AZI'en op 31-12-1995.AZI'en op 31-12-1995.AZI'en op 31-12-1995.

Aantal vrijwillig opgenomen bewonersAantal vrijwillig opgenomen bewonersAantal vrijwillig opgenomen bewonersAantal vrijwillig opgenomen bewonersmèt vrijheidsbeperkende maatregelen (N = 7397)mèt vrijheidsbeperkende maatregelen (N = 7397)mèt vrijheidsbeperkende maatregelen (N = 7397)mèt vrijheidsbeperkende maatregelen (N = 7397)

GeenGeenGeenGeen 1 - 201 - 201 - 201 - 20 23 – 5023 – 5023 – 5023 – 50 55 - 12055 - 12055 - 12055 - 120 121-199121-199121-199121-199 220-298220-298220-298220-298 315-539315-539315-539315-539

Aantal AZI'en 42424242(33%)(33%)(33%)(33%)

30303030(23%)(23%)(23%)(23%)

19191919(15%)(15%)(15%)(15%)

16161616(12%)(12%)(12%)(12%)

13131313(10%)(10%)(10%)(10%)

6666(5%)(5%)(5%)(5%)

3333(2%)(2%)(2%)(2%)

Totaal aantalvrijwillig opgenomenbewoners mètvrijheidsbeperkendemaatregelen

0000 295295295295(4%)(4%)(4%)(4%)

675675675675(9%)(9%)(9%)(9%)

1536153615361536(21%)(21%)(21%)(21%)

2090209020902090(28%)(28%)(28%)(28%)

1481148114811481(20%)(20%)(20%)(20%)

1320132013201320(18%)(18%)(18%)(18%)

Van de totaal 2556 bewoners met de indicatie 'geen bereidheid, geen verzet'kregen 841 bewoners (33%) vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd.

Bij 80% van de bewoners, die met een RM in de instelling verblijven, blijkenvrijheidsbeperkende maatregelen te worden toegepast. Het zij herhaald dat hetverhoudingsgewijs om zeer kleine aantallen gaat (totaal 57 mensen met een RM).

Volgens de opgave van de instellingen kreeg zo bijna 28% van de bewoners vande BOPZ-aangemerkte instellingen vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd (deoptelling van vrijheidsbeperkende maatregelen bij vrijwillig opgenomen bewoners,bewoners met RM en bewoners met de indicatie 'geen bereidheid, geen verzet').De inventarisatie van de inspectie begin 1995 gaf een iets hogere uitkomst tezien. Dit kan veroorzaakt worden door het feit dat bij deze inventarisatie niet deinstellingen voor licht verstandelijk gehandicapten waren betrokken. Wanneer ditwordt verdisconteerd is de uitkomst vrijwel gelijk.

2.3.2 Gegevens over vrijheidsbeperkende maatregelen op individueel niveau(checklist zorgplannen)

Naast de gegevens over vrijheidsbeperkende maatregelen op instellingsniveau isook op individueel niveau bij een aantal bewoners naar vrijheidsbeperkende maat-regelen gekeken. Bij het bezoek aan de instelling werden door de inspecteur driepersonen geselecteerd uit de geaggregeerde lijst van personen met vrijheids-beperkende maatregelen. In die instellingen waar geen vrijheidsbeperkendemaatregelen werden toegepast heeft de inspecteur willekeurig drie zorgplannengeselecteerd. In kleine instellingen zijn soms minder dan drie zorgplannen ingezien.In totaal zijn 313 zorgplannen van de 387 die ervoor in aanmerking kwamen,ingezien en besproken.

Page 17: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

17

Vrijheidsbeperkende maatregelen

In 237 van de 313 onderzochte zorgplannen (75%) bleek sprake te zijn vantoepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in het kader van de behandeling.Dit was vastgelegd in het zorgplan. Weinig bewoners (1 op de 6) bleken schrifte-lijk te hebben ingestemd. Instemming met het zorgplan door ouders/familieleden ofwettelijke vertegenwoordigers was in de helft van de gevallen in het zorgplanterug te vinden. Uit 112 van de 237 zorgplannen (47%) bleek dat er sprake wasvan verzet tegen de uitvoering van de vrijheidsbeperkende maatregelen. Bij demeesten (90%) werden, ondanks dit verzet, toch (delen van) de zorgplannen tenuitvoer gelegd. Feitelijk is dit dwangbehandeling. De juridische status werd daar-entegen niet aangepast. In de zorgplannen, waarin vrijheidsbeperkende maat-regelen de afgelopen 12 maanden langer dan 7 dagen waren toegepast (N=125)kon geen verzet tegen de toepassing worden vastgesteld. De vrijheidsbeperkendemaatregelen waren in het zorgplan opgenomen.

Dwangbehandeling

Voor de bewoners die 'dwangbehandeling' ondergaan (N=100) is er niet altijd (bij1 op de 8 niet) sprake van 'gevaar' conform de BOPZ.Dwangbehandeling dient gemeld te worden aan de IGZ. Dit bleek slechts in 16%van de gevallen gerealiseerd te zijn. In die gevallen bleek ook meestal een IBS- ofRM-procedure te zijn gestart.

Gevaar

Volgens de regels van de BOPZ zou in geval van dwangbehandeling debeschrijving van het gevaar/gevaarsgedrag, dat leidde tot de dwang, in het zorg-plan terug te vinden moeten zijn. Dit blijkt bij meer dan de helft niet het geval tezijn (62%). De doelen die worden nagestreefd ter afwending van dit gevaar en denoodzakelijke interventies blijken in bijna 70% van de zorgplannen met dwang-behandeling aangegeven te zijn. In minder dan de helft van deze zorgplannen isduidelijk aangegeven wie verantwoordelijk is voor de behandeling. Een op de vijfvan deze zorgplannen is voor de bewoner in begrijpelijke taal geschreven.

2.3.3 Instellingsbeleid en M&M-commissies

Uit de vragenlijst die door de instellingen is ingevuld blijkt dat zes op de tieninstellingen een schriftelijk beleid hebben vastgelegd ten aanzien van vrijheids-beperkende maatregelen. Zeven op de tien geven aan over een M&M-commissieof een -aandachtsfunctionaris op dat gebied te beschikken. Kennelijk zijn erinstellingen die zonder schriftelijk vastgelegd beleid toch aandacht aan de BOPZbesteden. De M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris beschikt in minder dande helft van de gevallen over een uitgeschreven taak- en functiebeschrijving. Bij

Page 18: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

18

de bezoeken aan de instellingen is gebleken dat een aanzienlijk deel van decommissies en aandachtsfunctionarissen pas het laatste jaar is aangetreden ofnog moet aantreden. Het gaat daarbij om meer dan een kwart van de instellingendie opgeven over een commissie te beschikken.

2.3.4 Geaggregeerde lijsten

Van de instellingen beschikt 50% over lijsten waarop geaggregeerd de namen vande bewoners met vrijheidsbeperkende maatregelen vermeld staan. Een op de vijfinstellingen geeft aan de vrijheidsbeperkende maatregelen op andere individu-overstijgende wijze te hebben geordend.Van de instellingen is in 25% de administratie ten aanzien van vrijheidsbeperkendemaatregelen geautomatiseerd. De aanwezigheid van een geaggregeerde lijstbetekent niet dat deze up to date is. De helft van de lijsten blijkt regelmatig (zeker1x per jaar) te worden geactualiseerd. Enkele instellingen (7%) sturen 1x per 3maanden de lijst naar de inspectie. Toezending wordt niet door de BOPZ vereist.Uit het oogpunt van toetsing van het beleid van instellingen ten aanzien van hetterugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen is het volgens de notitie 'DeBOPZ in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap' (GIGV, 1993)gewenst om driemaandelijks een geactualiseerde lijst in te sturen naar deinspectie.

2.3.5 Protocol dwangbehandeling

Dwangbehandeling blijkt regelmatig voor te komen in de zorg voor mensen meteen verstandelijke handicap (zie 2.3.2). Eenderde van de instellingen geeft aan eenprotocol dwangbehandeling te hebben. Deze 'protocollen' blijken bij inzagedocumenten met instructies en richtlijnen te bevatten, die wisselend van inhoudzijn. Van een consistente protocollering kan niet worden gesproken. Bij analysevan de zorgplannen van de bewoners waarbij sprake was van verzet bleek dit doorde groepsleiding en de verantwoordelijk behandelaar niet onderkend te zijn. Erwerd niet vastgesteld dat het dwangbehandeling betrof. Evenmin werd een RMaangevraagd of melding bij de inspectie gemaakt.

Page 19: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

19

2.42.42.42.4 Instemming met het zorgplan - regelmatige evaluatieInstemming met het zorgplan - regelmatige evaluatieInstemming met het zorgplan - regelmatige evaluatieInstemming met het zorgplan - regelmatige evaluatie

Uit de vragenlijst instellingen blijkt dat veel instellingen instemming hebbenverkregen met het zorgplan. Dit is vaak schriftelijk vastgelegd in een zorg-verleningsovereenkomst die meestal met de ouders of wettelijk vertegen-woordiger van de bewoners wordt afgesloten. Het is zelden een overeenkomstmet de bewoner zelf. Aan de instellingen is voor alle bewoners gevraagd of hetzorgplan maandelijks wordt geëvalueerd (en eventueel bijgesteld). De meesteinstellingen evalueren regelmatig. Bij een op de vijf instellingen betekent ditdaadwerkelijk een maandelijkse evaluatie. De andere instellingen hebben eenevaluatietermijn die gekoppeld is aan de binnen die instelling gehanteerdezorgplan-systematiek. Overigens worden de termijnen bij iets meer dan de helftvan de instelling daadwerkelijk gehaald.

2.52.52.52.5 Geneesheer-directeur bedoeld in de BOPZGeneesheer-directeur bedoeld in de BOPZGeneesheer-directeur bedoeld in de BOPZGeneesheer-directeur bedoeld in de BOPZ

De BOPZ geeft aan dat de 'BOPZ-instelling' dient te beschikken over een'geneesheer-directeur'. In de BOPZ zijn aan de geneesheer-directeur en hetbestuur belangrijke taken toebedeeld, bijvoorbeeld het opstellen en ondertekenenvan geneeskundige verklaringen, ontslagbeslissingen, intrekken van verlof en voor-waardelijk ontslag, de zorg dat er zorg/behandelplannen worden opgesteld enklachtenbehandeling door een door het bestuur ingestelde commissie. In de BOPZis vanaf het begin met de mogelijkheid rekening gehouden, dat een arts, die niettot de directie behoort, "belast is met de zorg voor de algemene gang van zakenop geneeskundig gebied in het psychiatrisch ziekenhuis" (art. 1, lid 3), waartoe dewet ook zwakzinnigeninrichtingen en psychogeriatrische verpleeghuizen rekent.Uit wetstechnische overwegingen wordt deze arts in de BOPZ 'geneesheer-directeur' genoemd. De taken zijn uitgebreid in de wet opgesomd.

De meest voorkomende discipline van de directeur is orthopedagoog/psycholoogof verpleegkundige. Uit de vragenlijst blijkt dat slechts zeven van de 129directeuren in de instellingen arts of psychiater zijn (5%).Er is de instellingen daarnaast ook gevraagd wie de 'geneesheer-directeur' in dezin van de BOPZ is en welke discipline deze heeft. Door bijna eenderde van deinstellingen is hierbij niets ingevuld. Voor de overige instellingen bleek in de helftvan de gevallen (N=61) deze 'geneesheer-directeur' een arts te zijn. Deze kanformeel de geneesheer-directeur in de zin van de BOPZ genoemd worden.

Uit de gesprekken werd duidelijk dat het niet invullen van de 'geneesheer-directeur'-functie in een aantal gevallen te maken heeft met een principieelstandpunt dat ingenomen wordt door de leiding van de instelling. Er wordt aan-gegeven dat door de BOPZ het medisch of psychiatrische model weer zou wordengeïntroduceerd.

Page 20: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

20

Page 21: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

21

3333 Bevindingen bij het bezoeken van de instellingBevindingen bij het bezoeken van de instellingBevindingen bij het bezoeken van de instellingBevindingen bij het bezoeken van de instelling

In het gesprek met de groepsleiding hebben de inspecteurs aan de hand van eenlijst met aandachtspunten vooraf vastgestelde onderwerpen aan de orde gesteld.Onder deze instellingen bevinden zich 22 orthopedagogische instellingen voorjongeren en instellingen voor volwassen licht verstandelijk gehandicapten. Dezekrijgen in de navolgende analyse en presentatie apart aandacht. De ortho-pedagogische instellingen geven aan dat geen vrijheidsbeperkende maatregelenvoorkomen en dat men handelt vanuit een andere behandelvisie. Het is daaromvan belang te zien wat dit in de praktijk van alledag betekent ten aanzien van dezogenaamde pedagogische maatregelen. De aan de orde gestelde aandachts-punten handelden zowel over de rol van groepsleiding bij vrijheidsbeperkendemaatregelen als die van de M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris.

3.13.13.13.1 De rol van de De rol van de De rol van de De rol van de ouders/wettelijk vertegenwoordiger in de praktijkouders/wettelijk vertegenwoordiger in de praktijkouders/wettelijk vertegenwoordiger in de praktijkouders/wettelijk vertegenwoordiger in de praktijk

Voor het onderzoek startte waren bij de inspectie situaties bekend, waarin oudersvan een bewoner voorstander waren van het nemen van (beschermende) vrijheids-beperkende maatregelen, terwijl de groepsleiding dit in het belang van de bewonerniet wenselijk achtte. Maar ook omgekeerde situaties deden zich voor. De groeps-leiding fixeert een bewoners 's nachts, omdat hij anders gaat dwalen, terwijl deouders vinden dat naar een andere oplossing moet worden gezocht. Uit de rappor-tage van de inspecteurs blijkt dat dit probleem in woningen of op afdelingen, diezijn bezocht, weinig tot in het geheel niet voorkwam. In ruim 90% van deinstellingen wordt alleen dan tot vrijheidsbeperkende maatregelen overgegaan alser overeenstemming met de ouders of vertegenwoordiger is. Bij enkele instellingenwisselde dit vanwege specifieke problematiek, terwijl bij zes instellingen de vraagniet van toepassing was door het ontbreken van vrijheidsbeperkende maatregelen.

3.23.23.23.2 De omDe omDe omDe omgang van de groepsleiding in de praktijk met de toepassing vangang van de groepsleiding in de praktijk met de toepassing vangang van de groepsleiding in de praktijk met de toepassing vangang van de groepsleiding in de praktijk met de toepassing vanvrijheidsbeperkende maatregelenvrijheidsbeperkende maatregelenvrijheidsbeperkende maatregelenvrijheidsbeperkende maatregelen

In de gesprekken is aan de orde gesteld op welke wijze de vrijheidsbeperkendemaatregelen ten uitvoer worden gelegd en op basis waarvan de groepsleidingbesluit daartoe over te gaan. Belangrijke vraag was ook of de groepsleiding inzichtheeft in de achterliggende motieven om vrijheidsbeperkende maatregelen toe tepassen en op welke wijze dit wordt vastgelegd. Uit de vragenlijst blijkt dat 70%van de instellingen een beleid ten aanzien van vrijheidsbeperkende maatregelenheeft. Op de werkvloer werd nagegaan in hoeverre men daarmee als werkers in depraktijk van alledag bekend was.Bij tweederde van de instellingen (exclusief de instellingen voor licht verstandelijk

Page 22: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

22

gehandicapten) was de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelengebaseerd op een beleid en vastlegging daarvan in de zorgplannen. De groeps-leiding gaf aan dat hier in de praktijk goed mee te werken viel. Bij eenderde van deinstellingen was dit niet, onduidelijk of te globaal geregeld. Aan de eis van deBOPZ dat afzondering dient plaats te vinden in een afgesloten kamer, die prikkel-arm is ingericht en als regel een bed, een tafel, een stoel, een kledingkast enwasgelegenheid bevat, wordt in de praktijk nog nauwelijks of niet voldaan. Deruimten, waarin afgezonderd werd, voldeden dan ook meestal niet aan dezevereisten. De inspecteur stelde deze ruimten niet meer voor afzondering tegebruiken of anders aan te passen aan de eisen van de BOPZ. Wat in de praktijkonder de noemer afzonderen plaatsvindt, blijkt niet overeen te komen met demanier waarop afzonderen in de BOPZ wordt omschreven.

Tijdens de gesprekken bleek dat bewoners worden afgezonderd in de eigen slaap-kamer. De groepsleiding is ten onrechte van mening dat het verwijzen van eenbewoner naar zijn kamer of naar de gang zonder dat deuren op slot gaan ook alsafzonderen moet worden gezien. Anderzijds blijkt uit een aantal verslagen vaninspecteurs dat bewoners soms met zo'n verbale overmacht naar hun kamerworden gestuurd, dat het daardoor niet nodig is de kamer af te sluiten. Debewoner heeft het hart niet om de kamer te verlaten.Time-out-ruimten blijken veel voor te komen zonder dat duidelijk is omschrevenwaarvoor deze ruimte dient en aan welke eisen deze ruimte moet voldoen.Meestal blijken deze ruimten te worden gebruikt als afzonderingsruimte, zonderaan de eisen die door de BOPZ gesteld worden, te voldoen.

3.33.33.33.3 Afzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimten

Wanneer afzondering of separatie werd toegepast bij de bewoners uit de steek-proef (zie 2.3.2) werden de betreffende ruimten bekeken. De beoordeling werduitgevoerd aan de hand van de minimale eisen die aan deze ruimten wordengesteld.3 Een aantal inspecteurs hebben de gelegenheid aangegrepen om alleruimten binnen de instelling die te boek staan als afzonderingsruimte of separeer-ruimte, te inspecteren.

Bij de beoordeling van de separeerruimten deed zich hetzelfde fenomeen voor alsbij bovenbeschreven afzonderingsruimten. Ruimten die volgens de groepsleidingals separeerruimten werden gebruikt, voldeden zelden aan de eisen. Inpandigeruimten, onvoldoende lichtval, gevaarlijk sluitende deuren, gebrek aancommunicatiemogelijkheid met de buitenwereld of onhygiënische capitonnering. 3

Onder minimale eisen wordt verstaan, datgene wat in de AMvB wordt vermeld. Daar is ook vermeld dat deeisen van de separeerruimte dienen te voldoen aan de normen van het CvZ. Dus geen inpandige ruimten, goedlicht, veilige en beschermde ruimte (minimale kans op schade aan ruimte of aan persoon zelf), hygiënisch (goedschoon te houden), goede observatiemogelijkheden en op de doelgroep toegesneden communicatiemogelijk-heden.

Page 23: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

23

De instellingen is ter plekke, op grond van de slechte kwaliteit van deze ruimten,meegedeeld dat deze ruimten niet meer gebruikt mochten worden voor separatie.Ook in de brieven aan de directie, waarin de IGZ haar bevindingen had neergelegd,is hiervan melding gemaakt.

3.43.43.43.4 Rol van de behandelaarRol van de behandelaarRol van de behandelaarRol van de behandelaar

Tijdens het gesprek met de groepsleiding is de vraag aan de orde gesteld wie deverantwoordelijk behandelaar in de zin van de BOPZ is.Volgens art. 36 lid 1 kan de voor de behandeling verantwoordelijk persoon eenniet-medicus zijn, maar de beslissing over de toepassing van middelen enmaatregelen is altijd voorbehouden aan de arts (zie AMvB). Dit geldt overigens ookvoor de onderdelen van de behandeling die een strikt medisch karakter hebben,bijvoorbeeld het al dan niet voorschrijven van medicatie.Bij eenderde van de instellingen is volgens de groepsleiding duidelijk wie de voorde behandeling verantwoordelijk persoon is. Vaak werd daarbij de orthopedagoogof psycholoog genoemd. In tweederde van de instellingen bestond groteonduidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is voor de behandeling. Vijfinstellingen die geen mensen met een BOPZ-indicatie in huis hadden, vonden devraag irrelevant. Opvallend was dat het stellen van de vraag tot forse discussieleidde. Iedere discipline, die aan tafel zat, bestempelde zich als verantwoordelijkbehandelaar. Als men er niet uitkwam werd de directeur als eindverantwoordelijkeaangewezen. Ook in de instellingen, waar men de voor de behandeling verant-woordelijke persoon zegde te kennen, was dit meestal niet in een formele regeling,afspraak of schriftelijke neerslag in het zorgplan terug te vinden.

3.53.53.53.5 EvaluatieEvaluatieEvaluatieEvaluatie

Specifiek gericht op de vrijheidsbeperkende maatregelen is nagegaan of de in hetzorgplan vastgelegde evaluatiedoelen (indien beschreven) en 'termijnen' wordengehaald. Immers, als het stellen van doelen en het evalueren daarvan wordt aan-getroffen, dan kan aangenomen worden dat het zorgplan richtinggevend is voorde zorg en begeleiding ook op dit gebied. Omdat de vrijheidsbeperkende maat-regelen een onderdeel vormen van het totale zorgplan is door de inspecteurs ookhet cyclische proces van het zorgplan als geheel bekeken.

Bijna de helft van de instellingen is inmiddels zover gevorderd met de implemen-tatie van zorgplannen dat door de inspecteurs een positief oordeel kon wordenafgegeven. Veel instellingen zaten nog midden in het proces van invoering vanzorgplannen. Daardoor kon binnen één instelling goed naast slecht voorkomen.Door de bezoeken aan de instellingen bestaat inzicht in de stand van zaken rondde zorgplannen. Het oordeel van de inspectie is genuanceerd. In die gevallenwaarbij de instelling de vrijheidsbeperkende maatregelen in het zorgplan heeft

Page 24: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

24

opgenomen en regelmatig evalueert, bleek vaak de koppeling met de dag-rapportage te ontbreken. Gevolg is dat het dagelijks handelen niet is afgestemd opde doelen die in het zorgplan staan. Daardoor ontbreekt de belangrijkste schakel,die nodig is voor een verantwoorde uitvoering van de vrijheidsbeperkende maat-regelen. Er zijn instellingen die over een voortreffelijk zorgplan beschikken datechter in een kast staat en niet wordt geraadpleegd ten behoeve van het dagelijkshandelen. De groepsleiding raadpleegt bij de aanvang van de werkzaamhedenalleen de dagrapportage, die niet direct gerelateerd is aan het zorgplan zelf.Meer dan de helft van de instellingen heeft de vrijheidsbeperkende maatregelennog niet op een consistente wijze in de zorgplannen opgenomen. In sommigeinstellingen is het formulier 'vrijheidsbeperkende maatregelen' als een los velletjetoegevoegd en staat er niets over in het zorgplan.

3.63.63.63.6 Bekendheid van de groepsleiding met de BOPZ en de BOPZ-Bekendheid van de groepsleiding met de BOPZ en de BOPZ-Bekendheid van de groepsleiding met de BOPZ en de BOPZ-Bekendheid van de groepsleiding met de BOPZ en de BOPZ-indicatiestellingindicatiestellingindicatiestellingindicatiestelling

In eenderde van de instellingen is de groepsleiding goed bekend met de BOPZ.Desondanks blijkt ook dan niet altijd bekend dat bij toepassing van vrijheids-beperkende maatregelen zonder toestemming een BOPZ-indicatie moet wordenaangevraagd. Over de noodzaak hiertoe bestaat verschil van inzicht bijinstellingen. Men gaat binnen de instelling zorgvuldig om met vrijheidsbeperkendemaatregelen maar is van mening dat de BOPZ-indicatie niets aan dezezorgvuldigheid toevoegt. In eenderde van de instellingen bestaat een wisselendebekendheid met de BOPZ. In de overige instellingen is de groepsleiding onbekendmet de BOPZ. In bijna al deze instellingen worden vrijheidsbeperkendemaatregelen toegepast.

3.73.73.73.7 Bekendheid van de groepsleiding met de Bekendheid van de groepsleiding met de Bekendheid van de groepsleiding met de Bekendheid van de groepsleiding met de M&M-commissieM&M-commissieM&M-commissieM&M-commissieof -aandachtsfunctionarisof -aandachtsfunctionarisof -aandachtsfunctionarisof -aandachtsfunctionaris

In ruim eenderde van de instellingen is de groepsleiding op de hoogte van hetbestaan van de M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris en heeft men erinformatie van gekregen. In de overige instellingen is nog geen informatieverstrekt, omdat vaak (ruim een kwart) net gestart is met de commissie offunctionaris. Ofwel deze instellingen hebben geen M&M-commissie of -aandachts-functionaris.

Page 25: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

25

3.83.83.83.8 MedicatieMedicatieMedicatieMedicatie

De selectie die toegepast is op zorgplannen van bewoners, waarbij vrijheids-beperkende maatregelen worden toegepast, leidt ertoe dat zorgplannen vanbewoners met psychische en gedragsproblemen zijn oververtegenwoordigd. Bijaanvang van het onderzoek was dit ook wel verwacht. Het gaat dan ook ombewoners waarbij het zorgplan gericht is op het wegnemen van gevaar voor depersoon zelf (automutilatie) of voor anderen (ernstige agressie ten aanzien vanmedebewoners of begeleiders). In de toelichting op art. 38 is aangegeven dat dein het zorgplan 'opgenomen middelen en maatregelen rechtstreeks moetenstrekken tot dit doel (zorgplannen zijn gericht op de vooruitgang of ten minste ophet voorkomen van achteruitgang van de patiënt en op de vermindering van zijngeestelijke stoornis) en zijn alsdan therapeutische middelen en maatregelen'. Demedicatie, in het bijzonder psychofarmaca, behoort in dit soort situaties tot detherapeutische middelen en maatregelen en dient een duidelijke plaats te hebbenin het zorgplan. Bij het doornemen van de zorgplannen is door de inspecteursdaarom aandacht besteed aan het voorschrijven van psychofarmaca. Indien eenpsycho-farmacon werd voorgeschreven werd gezocht naar de diagnose ofindicatie tot voorschrijven met het oog op het wegnemen van gevaar en/of hetverminderen van de geestelijke stoornis. Tevens werd gekeken naar het voor-komen van concrete evaluatiedata van de ingestelde therapie.

De zorgplannen bleken niet altijd inzicht te geven in de hierbovengenoemderedenen voor het voorschrijven van deze medicatie. Bij het ontbreken van eendiagnose werden vaak omschrijvingen aangetroffen als: 'vanwege onrust, agressieof gedrag'.Tevens werd door de inspecteurs geconstateerd dat een duidelijk doel en eenevaluatiedatum van de medicatie eerder uitzondering dan regel is in de zorg-plannen die zijn ingezien. In de gesprekken werd duidelijk dat dit door de arts inhet medisch dossier op een goede wijze was vastgelegd. Het medicatiebeleidbleek echter geen duidelijk onderdeel uit te maken van het zorgplan. De rationeel-diagnostische gronden voor de medicatie, de daaruit afgeleide doelstelling en deevaluatie waren eveneens niet duidelijk in het zorgplan opgenomen.

3.93.93.93.9 Aandachtspunten voor het gesprek met Aandachtspunten voor het gesprek met Aandachtspunten voor het gesprek met Aandachtspunten voor het gesprek met M&M-commissieM&M-commissieM&M-commissieM&M-commissieof -aandachtsfunctionaris of verantwoordelijke daarvoorof -aandachtsfunctionaris of verantwoordelijke daarvoorof -aandachtsfunctionaris of verantwoordelijke daarvoorof -aandachtsfunctionaris of verantwoordelijke daarvoor

3.9.1 Gevraagd of ongevraagd adviseren door de M&M-commissie of-aandachtsfunctionaris

In minder dan de helft van de instellingen die beschikken over een M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris was door hen of een andere functionaris, dieverantwoordelijk is gesteld voor de BOPZ, de directie, afdelingen of groepsleidinggevraagd of ongevraagd geadviseerd over de BOPZ. In de overige instellingen was

Page 26: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

26

men net gestart met een commissie of aandachtsfunctionaris of was deze nog inoprichting. Een beperkt aantal instellingen waarin gericht adviezen werdengegeven, hebben sinds het van kracht worden van de BOPZ een M&M-commissieen blijken veel aandacht te hebben gegeven aan het vertalen van de gevolgen voorde instelling. De M&M-commissie heeft in die gevallen een duidelijke rol vervuldom de groepsleiding vertrouwd te maken met de BOPZ. Veel instellingen adviserenpas sinds kort of moeten daar nog aan beginnen.

3.9.2 Onderzoek door de M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris naar detoepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen

Eenderde van de instellingen kende commissies of aandachtsfunctionarissen dieonderzoek deden naar het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen binnende instelling. Meestal bestond dit uit het inventariseren van de vrijheidsbeperkendemaatregelen en in enkele gevallen een inventarisatie van de separeerruimten enafzonderingskamers. De frequentie en de uitgebreidheid van het onderzoekwisselden sterk. Het varieerde van het maandelijks doornemen van de vrijheids-beperkende maatregelen in de groepen (in een kleine instelling) tot een eenmaligglobale inventarisatie. In de rest van de instellingen werd het niet gedaan, hadmen geen commissie of was de commissie of aandachtsfunctionaris nog te kortbezig om hier al aandacht aan te kunnen geven.

3.9.3 Gerichte voorlichting over het M&M-beleid

In de helft van de instellingen werd op enigerlei wijze gerichte voorlichting over deBOPZ gegeven. Voor een deel van deze instellingen geldt hetzelfde als bij hetgericht adviseren. De M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris waren zo kortaanwezig dat beleid en voorlichting nog maar net op gang waren gekomen.

3.9.4 Contacten met M&M-commissies of -aandachtsfunctionarissen van andereinstellingen

Eenderde van de bestaande commissies of functionarissen onderhield contactenmet andere commissies of aandachtsfunctionarissen. In een aantal instellingenwas men het van plan. De andere instellingen hadden geen structurele contacten.

Page 27: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

27

3.9.5 Bekendheid van de M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris metafzonderings- en separeerruimten en de staat ervan

In ruim de helft van de instellingen wist de commissie, aandachtsfunctionaris ofinstellingsdirectie in welke ruimten afzondering en separatie plaatsvindt. Door deIGZ is geconstateerd dat in meerderheid van de gevallen in ruimten gesepareerd ofafgezonderd wordt, die niet aan de minimale eisen voldoen. De commissies enaandachtsfunctionarissen hadden niet geïnventariseerd of de ruimten aan deminimale eisen voldoen.

3.9.6 De 's nachts afgesloten kamers

Bij 60% van de instellingen was bekend, welke kamers 's nachts afgeslotenwaren. Overigens niet altijd bij de commissie of aandachtsfunctionaris, maar erwas dan wel een systeem of een lijst die bij de nachtdienst of de directie bekendwas. In 6% van de instellingen had men geen afgesloten kamers en in 8,5% vande instellingen was niet bij de commissie, aandachtsfunctionaris of directie bekendwelke kamers 's nachts waren afgesloten. Voor de overige instellingen was nietsingevuld, meestal omdat geen M&M-commissie aanwezig was, waardoor degehele aandachtspuntenlijst niet was ingevuld.

3.103.103.103.10 Instellingen voor licht verstandelijk gehInstellingen voor licht verstandelijk gehInstellingen voor licht verstandelijk gehInstellingen voor licht verstandelijk gehandicaptenandicaptenandicaptenandicapten

3.10.1 Algemeen

Van de 129 bezochte instellingen houden 22 zich bezig met de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten. Een deel van deze instellingen behoort tot dezogenaamde orthopedagogische instellingen voor licht verstandelijk gehandicaptejongeren en een deel heeft de zorg voor licht verstandelijk gehandicaptevolwassenen. De instellingen die jongeren en volwassenen met ernstige gedrags-problemen behandelen en begeleiden, de twee achtervanginstellingen en drieinstellingen voor Sterk Gedragsgestoorde Licht Verstandelijk Gehandicapten(SGLVG) zijn hierbij inbegrepen. De instellingen voor licht verstandelijkgehandicapten zijn bezocht omdat ze ook als BOPZ-instelling zijn aangemerkt. Eenaparte bespreking is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep een geheel eigendynamiek kent. Allereerst is bij de jongeren de verblijfsduur veel korter dan in devolwassenenzorg voor ernstiger verstandelijk gehandicapten. Ten tweede staatopvoeding en begeleiding naar de volwassenheid veel meer op de voorgrond.Opvoeding noopt tot opvoedingsregels en -afspraken, zowel op individueel als opgroepsniveau. De vraag is wat dit in de praktijk betekent ten aanzien vanbeperking in de bewegingsvrijheid en of dit wel zoveel verschilt met vrijheids-beperkende maatregelen als in de sector soms gedacht wordt.

Page 28: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

28

3.10.2 Huisregels

In art. 40 van de BOPZ staat dat: 'Beperkingen in het recht op bewegingsvrijheidin en rond het ziekenhuis overeenkomstig de daarvoor geldende huisregelskunnen, anders dan als middel of maatregel, ..., worden opgelegd: b. indien dit tervoorkoming van verstoring van de orde in het ziekenhuis , zoals in de huisregels isbeschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.' Door deinspectie is daarom uitgegaan van de stelling dat huis- en groepsregels, die leidentot een beperking in het recht op bewegingsvrijheid tot een minimum beperktdienen te blijven.Opvallend is dat sommige orthopedagogische instellingen meer in de huisregelsopnemen dan 'ter voorkoming van verstoring van de orde' binnen de instellingnoodzakelijk is. De huisregels dienen zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Wilmen beperkingen opleggen dan dienen deze op individueel niveau te wordenafgesproken en in het begeleidingsplan te worden opgenomen.Door de instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten wordt dit, of is hetinmiddels, op een meer individuele leest geschoeid.

3.10.3 Checklist zorgplannen - vrijheidsbeperkende maatregelen

In de orthopedagogische instellingen, die niet specifiek bewoners met ernstige totzeer ernstige gedragsproblemen behandelen en deze ook niet in de instellinghebben opgenomen, werden consequent geen vrijheidsbeperkende maatregelentoegepast. Daarentegen bleek uit de vragenlijsten en de bezoeken van deinspecteurs dat bij de SGLVG- en achtervanginstellingen eenzelfde patroon bestaatals bij de intramurale instellingen met ernstiger gehandicapten. Binnen dezeinstellingen is meer inzicht in dwangbehandeling. In de helft van de gevallen wordtgemeld aan de inspectie. Ook binnen deze instellingen was onvoldoende aandachtvoor een goede beschrijving in het zorgplan van het gevaar, de doelen die wordennagestreefd om het gevaar af te wenden en het benoemen van de persoon dievoor de behandeling verantwoordelijk is.

3.10.4 Toepassing en kennis van de BOPZ

De instellingen die zorg verlenen aan licht verstandelijk gehandicapten metgedragsproblemen hebben de BOPZ in de zorgverlening geïmplementeerd. Dit isbegrijpelijk omdat de gedragsproblemen in een aantal situaties middelen enmaatregelen noodzakelijk maken. Ook bleek dat de begeleiders binnen dezeinstellingen door middel van gerichte voorlichting goed bekend waren met deBOPZ.

Anders ligt het voor de instellingen die niet bedoeld zijn voor het behandelen enbegeleiden van licht verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen.

Page 29: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

29

Meestal was men van mening dat de BOPZ niet goed toepasbaar is in de zorg voordeze doelgroep. Men claimde bijvoorbeeld dat alles geschiedt met instemming vande cliënt en dat nooit dwang wordt toegepast. Daarom was ook geen M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris ingesteld en voorlichting over de BOPZ vondmen overbodig. Deze instellingen zeiden goed uit de voeten te kunnen metpedagogische maatregelen.

Bij de bezoeken aan deze instellingen kwamen de inspecteurs tot de ontdekkingdat er soms nauwelijks een verschil was aan te geven tussen pedagogische maat-regelen en vrijheidsbeperkende maatregelen in het kader van de BOPZ. In dit kaderwerd soms huisarrest gegeven, op eigen kamer afgezonderd of 's nachts de kamerafgesloten.

3.10.5 WGBO/BOPZ, instemming met het zorgplan en verzet

In de instellingen zonder ernstige gedragsproblemen is het een goede gewoonteom de cliënt zoveel mogelijk bij de begeleiding te betrekken. Vandaar dat de BOPZals vreemd wordt ervaren, c.q. werd gesteld dat de BOPZ in die instelling en voorbetreffende bewoners niet van toepassing is. Toch werd in een tweetalinstellingen vastgesteld dat sprake was van verzet bij de bewoners. Onduidelijkwas of bij hen sprake was van 'gevaar' conform de BOPZ. Indien dit het geval zouzijn, dan zou een RM aangevraagd dienen te worden. Eén instelling werkte geheelvolgens de WGBO. De bewoners vanaf 12 jaar hebben volledig toegang tot huneigen dossier. Zijn voor deze bewoners toch vrijheidsbeperkende maatregelennodig dan waren deze in het individuele zorgplan opgenomen. Enkele instellingenvoor jongeren hadden naast de ouders geen instemming met het zorgplan aan dejongeren tussen 12 en 16 jaar zelf gevraagd.

Page 30: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

30

Page 31: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

31

4444 Samenvatting en concluSamenvatting en concluSamenvatting en concluSamenvatting en conclusiessiessiessies

4.14.14.14.1 Rechtspositie en vrijheidsbeperkende maatregelenRechtspositie en vrijheidsbeperkende maatregelenRechtspositie en vrijheidsbeperkende maatregelenRechtspositie en vrijheidsbeperkende maatregelen

Door 129 instellingen is de 'IGZ-vragenlijst M&M-Zorgplan/BOPZ' ingevuld. Indeze instellingen verblijven in totaal 29.809 personen. Het overgrote deel (91%)verblijft er op vrijwillige basis, bijna 9% is aanwezig op basis van de art. 60indicatie 'geen bereidheid, geen verzet'. Er zijn nauwelijks bewoners met een RM(2‰), terwijl slechts één bewoner een IBS heeft.

Uit de vragenlijsten blijkt dat bij ruim 8200 bewoners (28%) vrijheidsbeperkendemaatregelen worden toegepast. De meeste van deze bewoners zijn op vrijwilligebasis opgenomen, dat wil zeggen ze zijn niet geïndiceerd volgens de BOPZ.Bij dit onderzoek is gekeken naar alle vrijheidsbeperkende maatregelen. Slechtseen deel daarvan valt onder de BOPZ. Bij het van kracht worden van de BOPZ isgesteld dat personen die geen bereidheid tonen tot noch verzet plegen tegenopname moeten worden voorgedragen bij de BOPZ-indicatiecommissie. Alleendegenen die zijn opgenomen met een BOPZ-indicatie genieten de wettelijkebescherming van de BOPZ. Wanneer bij hen vrijheidsbeperkende maatregelenmoeten worden toegepast waartegen betrokkenen zich verzetten, dan gelden deBOPZ-artikelen 38 (tegen de wil uitvoeren van het zorgplan) en 39 (toepassingvan middelen en maatregelen). Deze moeten worden gemeld aan de inspectie.Hetzelfde geldt voor zittende bewoners; zodra bij hen vrijheidsbeperkendemaatregelen tegen hun wil moeten worden uitgevoerd dienen zij een BOPZ-indicatie te krijgen.De inspectie stelt vast dat bij een grote groep bewoners die niet (duidelijk) in staatinstemming of verzet te tonen standaard vrijheidsbeperkende maatregelen wordenuitgevoerd. Aangezien het om zulke ingrijpende maatregelen gaat, heeft deinspectie bij haar onderzoek alle vrijheidsbeperkende maatregelen betrokken, zowelmaatregelen die onder de BOPZ vallen als daarbuiten.

Door weinig instellingen zijn reeds verblijvende bewoners voor indicatiestelling exart. 60 voorgedragen. Daarnaast hebben zes instellingen alle bewoners terbeoordeling voorgedragen. Al met al is het eerder uitzondering dan regel datinstellingen beoordeling aan de BOPZ-indicatiecommissies vragen. De instellingendie wel bewoners voor indicatie voorstelden, vingen nogal eens bot omdat eenaantal indicatiecommissies aangaf geen middelen te hebben voor dit extra werk.Uit de gesprekken die de inspectie naderhand in de instellingen voerde, bleek datwel dwangbehandeling werd uitgevoerd bij een relatief groot aantal bewoners. Zijblijken zich wel degelijk te verzetten tegen de vrijheidsbeperkende maatregelen diehen worden opgelegd. De instellingen waren zich niet bewust dat het in dezegevallen dwangbehandeling betrof (zie ook 4.3).

Page 32: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

32

Het feit dat een groot deel van de bewoners met een BOPZ-indicatie (87%) inslechts 6 van de 129 instellingen is aangetroffen, valt grotendeels te verklaren uitspecifieke regelingen die deze instellingen met de BOPZ-indicatiecommissieshebben getroffen. Daardoor is in een keer de juridische status van alle bewonersvan deze instellingen aangepast aan de vereisten van de BOPZ.

4.24.24.24.2 M&M-beleid - schriftelijk vastleggen van vrijheidsbeperkendeM&M-beleid - schriftelijk vastleggen van vrijheidsbeperkendeM&M-beleid - schriftelijk vastleggen van vrijheidsbeperkendeM&M-beleid - schriftelijk vastleggen van vrijheidsbeperkendemaatregelenmaatregelenmaatregelenmaatregelen

Uit de vragenlijsten blijkt dat 60% van de instellingen een schriftelijk vastgelegdbeleid met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen heeft geformuleerd enin 69% beschikt men over een M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris. Inmeer dan 25% bleek de M&M-commissie of -aandachtsfunctionaris dit jaar te zijnaan-getreden.

Iets meer dan de helft van de instellingen beschikt over een geaggregeerde lijstvan bewoners waarbij vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast. Een opde vier instellingen heeft de gegevens over vrijheidsbeperkende maatregelengeautomatiseerd vastgelegd. Lang niet altijd blijkt de lijst actuele informatie tebevatten. Bij het van kracht worden van de BOPZ heeft de inspectie aangegevenhet op prijs te stellen eens per kwartaal een geaggregeerde en geactualiseerde lijstmet vrijheidsbeperkende maatregelen van de instellingen te ontvangen. Hieraanwordt mondjesmaat gevolg gegeven.

Geconcludeerd kan worden dat de instellingen nog maar in beperkte mate deregistratie van vrijheidsbeperkende maatregelen gebruiken als kenbron en sturings-instrument ter kritische beschouwing van aard en aantal. Daaraan zal debet zijndat vaak jarenlang dit soort gegevens werd bijgehouden zonder een duidelijk beleidover het nut hiervan.Steeds meer instellingen stellen een beleid in op het gebied van vrijheids-beperkende maatregelen: 60% van de instellingen beschikte hierover per januari1996. Ter ondersteuning en uitvoering van dit beleid is een M&M-commissie of-aandachtsfunctionaris aangesteld. Echter, de consistentie van het beleid wisselt,want in minder dan de helft van de instellingen heeft deze commissie offunctionaris een duidelijke functie- en taakomschrijving. Bovendien zijn veel van deM&M-commissies en -aandachtsfunctionarissen nog maar kort bezig of moetenhun taak nog aanvangen.Bij de bezoeken bleek binnen de instellingen dat de bekendheid met de BOPZ nogveel te wensen over laat. Slechts bij eenderde van de bezochte instellingen warende begeleiders redelijk tot goed op de hoogte van de wet.

In de instellingen staat de implementatie van een beleid rond vrijheidsbeperkendemaatregelen nog aan het begin. De grote aandacht voor dit onderwerp in hetvoorjaar van 1995 en het thematisch onderzoek van de inspectie hebben een

Page 33: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

33

stimulerende invloed gehad op de instellingen.

4.34.34.34.3 DwangbehandelingDwangbehandelingDwangbehandelingDwangbehandeling

Lang niet altijd realiseren de hulpverleners en begeleiders zich dat feitelijk dwang-behandeling volgens de BOPZ wordt toegepast. Het inzien en doorspreken van de313 zorgplannen leidde tot de conclusie dat bij 112 van de 237 bewoners metvrijheidsbeperkende maatregelen verzet aanwezig is. Desondanks werd debehandeling in 90 % van de gevallen doorgezet om gevaar te voorkomen. Degroepsleiding weet verzet niet goed te interpreteren en de behandelaar onderkentvaak niet dat er sprake is van dwangbehandeling. Dwangbehandeling wordt danook weinig gemeld aan de inspectie. Dat gebeurt slechts in 16% van de gevallen.Dit zegt ook iets over de consistentie van de protocollen dwangbehandeling dieeenderde van de instellingen in de schriftelijke enquête zeggen te hebben. Alsdeze duidelijk de procedures conform de BOPZ zouden aangeven, dan zou dwang-behandeling beter onderkend worden, en zouden ook meer BOPZ-indicaties(moeten) worden aangevraagd.

Bij de helft van de bewoners met vrijheidsbeperkende maatregelen, waarvan hetzorgplan is ingezien, worden langdurig vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast.Deze zijn opgenomen in het geaccordeerde zorgplan en roepen geen verzet op bijde betreffende personen. Het gaat in de zin der wet hier niet om dwang-behandeling.

4.44.44.44.4 Geneesheer-directeur in de zin van de BOPZGeneesheer-directeur in de zin van de BOPZGeneesheer-directeur in de zin van de BOPZGeneesheer-directeur in de zin van de BOPZ

In bijna de helft van de instellingen blijkt een 'geneesheer-directeur in de zin vande BOPZ' aanwezig te zijn. In de andere instellingen is dat niet het geval. In dezeinstellingen is niet duidelijk wie de arts is die belast is met de zorg voor dealgemene gang van zaken op geneeskundig gebied. Uit de gesprekken is geblekendat principiële weerstand bestaat tegen het 'medisch model' van de BOPZ. Hierwerd in enkele instellingen niet voorzien in deze functie.

4.5 4.5 4.5 4.5 Voor de behandeling verantwoordelijk persoonVoor de behandeling verantwoordelijk persoonVoor de behandeling verantwoordelijk persoonVoor de behandeling verantwoordelijk persoon

De BOPZ vereist dat aan diegenen die zijn opgenomen met een BOPZ-indicatie een'voor de behandeling verantwoordelijk persoon wordt toegewezen' (art. 36, lid 1).Zoals gezegd hoeft dit niet een arts te zijn. Wel is volgens de BOPZ de beslissingover de toepassing van middelen en maatregelen altijd voorbehouden aan de arts(AMvB). In de praktijk van alledag blijkt het zeer onduidelijk wie verantwoordelijkis voor de behandeling. Dit reikt verder dan verantwoordelijk zijn voor debesluitvorming ten aanzien van het instellen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

Page 34: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

34

Immers, ten aanzien van de persoon in kwestie dienen de vrijheidsbeperkendemaatregelen ingebed te zijn in een totaal van behandeling, verpleging, verzorgingen bejegening. De voor de behandeling verantwoordelijk persoon moet ook kunnenbepalen of er sprake is van verzet indien vrijheidsbeperkende maatregelen moetenworden toegepast.

4.6 4.6 4.6 4.6 Afzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimtenAfzonderings- en separeerruimten

De ruimten waarin afgezonderd wordt, voldoen nauwelijks of niet aan de eisen diehieraan door de BOPZ worden gesteld. Meestal wordt de eigen slaapkamergebruikt. Ook de separeerruimten voldoen zelden aan de eisen die moeten wordengesteld.

4.7 4.7 4.7 4.7 MedicatieMedicatieMedicatieMedicatie

Het medicatiebeleid blijkt geen duidelijk onderdeel uit te maken van het zorgplan.Uit zorgplannen blijkt dat psychofarmaca worden toegepast ter afremming vanagressie etc., maar een goede diagnose en evaluatie ontbreken. In de gesprekkenbleek dat de arts dit wel in het medisch dossier had vastgelegd. In deze gevallenontbrak deze informatie echter ten onrechte in het zorgplan.

4.8 4.8 4.8 4.8 Instellingen voor licht verstandelijk gehandicaptenInstellingen voor licht verstandelijk gehandicaptenInstellingen voor licht verstandelijk gehandicaptenInstellingen voor licht verstandelijk gehandicapten

De instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten passen, met uitzonderingvan de SGLVG-instellingen, geen vrijheidsbeperkende maatregelen toe. Het bleekechter dat de pedagogische maatregelen soms moeilijk zijn af te grenzen van vrij-heidsbeperkende maatregelen in het kader van de BOPZ. Tevens bevatten huis-regels soms maatregelen bevatten die alleen op individueel niveau vastgelegddienen te worden. De WGBO vereist dat naast de ouders/wettelijke vertegen-woordigers ook aan de jongeren van 12 tot 16 zelf om instemming met het zorg-plan moet worden gevraagd. Dit is nog niet tot alle instellingen voor jongerendoorgedrongen.De instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten zijn alle aangemerkt alszwakzinnigeninrichtingen in de zin van de BOPZ. Binnen deze instellingen(uitgezonderd SGLVG-instellingen) blijkt men weinig kennis van de BOPZ tehebben, vooral in het primaire proces is dit het geval. Een aandachtsfunctionarismet betrekking tot de BOPZ is zelden aangesteld.

Page 35: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

35

ConclusiesConclusiesConclusiesConclusies

1. Eenderde deel van de bewoners van intramurale instellingen voor zorg voormensen met een verstandelijke handicap (exclusief de instellingen voor lichtverstandelijk gehandicapten) heeft te maken met vrijheidsbeperkende maat-regelen. Bij 90% van hen worden deze vrijheidsbeperkende maatregelen toe-gepast zonder dat de bewoners duidelijk in staat zijn instemming of verzet tetonen. Ondanks de aandacht die aan het te hoge aantal vrijheidsbeperkendemaatregelen is besteed, is nog weinig resultaat geboekt. In bijna de helft vande bewoners met vrijheidsbeperkende maatregelen wordt feitelijk verzetmiskend. Dwangbehandeling kent een onderrapportage. De ernst van desituatie wordt onderschat en er wordt onvoldoende aandacht besteed aanhet gebruik van therapeutische middelen en maatregelen om het gevaar wegte nemen, zodat de dwangbehandeling kan worden beëindigd.

2. De bewoners van de onderzochte instellingen werden bij het van krachtworden van de BOPZ beschouwd als vrijwillig opgenomen. Het ontbrekenvan de juiste juridische status van deze bewoners en het toepassen vanvrijheidsbeperkende maatregelen volgens de oude regel van beschermendemaatregelen blijkt remmend gewerkt te hebben op de invoering van deBOPZ. De omslag begint zich te voltrekken, maar is onvoldoende. Deinstellingen gebruiken de registratie van vrijheidsbeperkende maatregelenslechts in beperkte mate als kenbron en sturingsinstrument. Een syste-matisch kwaliteitsbeleid op dit punt staat aan het begin. De BOPZ, een vande belangrijke peilers voor dit kwaliteitsbeleid, is onvoldoende bekend binnende instellingen. Gerichte voorlichting over de BOPZ en de implementatie inhet beleid wordt door de instellingen onvoldoende gestimuleerd.

3. In de helft van de instellingen is niet voorzien in de functie 'geneesheer-directeur in de zin van de BOPZ'. Dit betekent dat onduidelijk is welke artsverantwoordelijk is voor de algemene zaken op geneeskundig gebied. Dit isniet in overeenstemming met de BOPZ en geeft in de praktijk problemen oververantwoordelijkheden en bevoegdheden.

4. De 'voor de behandeling verantwoordelijk persoon' (art. 36, lid 1) blijktzelden te zijn aangewezen. Dit geeft onduidelijkheid zowel op het gebied vanverantwoordelijkheden en bevoegdheden als op het punt van de eis van deBOPZ dat de beslissing over de toepassing van middelen en maatregelenaltijd voorbehouden is aan de arts.

5. De kwaliteit van de separeerruimten en de zogenaamde time-out-ruimten isver beneden de maat. Door een ontbrekende visie en beleid op dit gebiedwordt onvoldoende duidelijk welke plaats separeren als maatregel binnen deinstelling inneemt.

Page 36: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

36

6. De medicatie, in het bijzonder psychofarmaca, staat als therapeutischemiddelen en maatregelen (art. 38) niet in het zorgplan vermeld. Dit laatonverlet de professionele verantwoordelijkheid om ook in het medischdossier nauwkeurig aantekening te houden.

Page 37: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

37

5555 Beschouwing en aanbevelingenBeschouwing en aanbevelingenBeschouwing en aanbevelingenBeschouwing en aanbevelingen

De instellingen besteden serieus aandacht aan vrijheidsbeperkende middelen enmaatregelen in relatie tot de BOPZ. Veel instellingen staan echter nog maar hetbegin van een traject. Bij begeleiders en stafleden van instellingen blijkt groteinteresse voor een fundamentele discussie. Men was bereid om afstand te nemenvan de beschermingsidee en meer te denken in de richting van het waarborgenvan individuele vrijheden en rechten. Dat dit gevolgen moet hebben voor deomgang met vrijheidsbeperkende maatregelen werd ingezien. De hoofddoelstellingis in alle gevallen alternatieven bedenken om de vrijheidsbeperkende maatregelente beëindigen, dit vertalen in concrete doelstellingen, regelmatig te evalueren enbijstellen tot dat doel is bereikt. In de gesprekken met de M&M-commissies en-aandachtsfunctionarissen die al langere tijd functioneren, bleek dat de invoeringvan deze BOPZ-denklijn in de praktijk leidt tot een bewuster omgaan met de toe-passing van vrijheidsbeperkende maatregelen. De indicatie wordt scherper gestelden er wordt actiever gezocht naar alternatieven. Men zag in deze instellingen danals resultaat een daling van het aantal vrijheidsbeperkende maatregelen. De lijstengeven het aantal bewoners met meervoudige toepassingen van vrijheids-beperkende maatregelen niet aan. Door de gesignaleerde bewustwording neemthet aantal meervoudige toepassingen vrijwel altijd af. Wat meer aandacht behoeftis het onderkennen van verzet bij de bewoner tegen een vrijheids-beperkendemaatregel. Het bleek dat in bijna de helft van de onderzochte gevallen dat nietwas opgemerkt, en dat derhalve geen BOPZ-indicatie was aangevraagd.

5.15.15.15.1 M&MM&MM&MM&M

In de BOPZ worden vijf middelen en maatregelen opgesomd: afzondering,separatie, fixatie, medicatie en het toedienen van vocht en voeding onder dwang.

5.1.1 Afzondering en separatie

Uit de bezoeken bleek dat afzonderingsruimten op zich niet aanwezig zijn.Hiervoor worden altijd de eigen slaapkamers gebruikt. Dit heeft te maken met hetfeit dat het begrip afzondering onbekend is. Het feit dat de bewoner wordtafgezonderd in de eigen slaapkamer betekent dat dit enige privévertrek waaroverde bewoner beschikt, gezien kan gaan worden als een strafkamertje. Wat betreftde separeerruimten: deze voldoen vrijwel geen van alle aan de minimaal vereistenormen.Instellingen maken ook gebruik van zogeheten time-out-ruimten, een tussenvormvan afzonderingsruimte en separeer. De bestemming hiervan is onduidelijk. Deinstelling dient, in overeenstemming met de BOPZ aan te geven voor welk doel

Page 38: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

38

een bepaalde ruimte ingericht is.Bovenstaande moet gezien worden in het licht dat instellingen vaak nog niet goeddoordacht hebben of separeren al dan niet in hun behandelvisie past.

5.1.2 Fixatie

De omschrijving van fixatie in de AMvB is nogal ruim. Het komt neer op hetbeperken van de vrije beweging van het lichaam of lichaamsdelen met behulp vanfixatiematerialen (NZI, 1994).Omdat de wet onvoldoende duidelijkheid verschaft zullen de instellingen moetenbezinnen op de grenzen. Aan de hand van concrete diagnostiek in regionalebijeenkomsten van M&M-commissies en -aandachtsfunctionarissen zou getrachtdienen te worden om grenzen en reikwijdte aan te geven.

5.1.3 Medicatie

De nadere beschouwing van het medicatiebeleid ten aanzien van de bewoners diebij de steekproef zorgplannen betrokken waren, liet zien dat het medicatiebeleidniet altijd onderdeel uitmaakt van het zorgplan. Ook de rationeel-diagnostischegronden voor de medicatie, de daaruit afgeleide doelstelling en de evaluatie zijnniet in het zorgplan verwoord. De therapeutische middelen en maatregelen terverbetering van de geestelijke stoornis, opdat het 'gevaar' wordt weggenomen,dienen in het zorgplan te worden opgenomen. Daarom is het niet voldoende dateen arts het medisch dossier goed op orde heeft, maar dient het medicatiebeleiddeel uit te maken van het zorgplan. Dat wil zeggen dat de diagnostische grondenvoor de medicatie, de daaruit afgeleide doelstelling, de toediening van medicatieen de evaluatie en bijstelling in het zorgplan dienen te zijn opgenomen.Uit het onderzoek bij automutilanten (GIGV, 1993) is gebleken dat juist bij mensenmet een complexe problematiek integratieve diagnostiek en behandelstrategieënnodig zijn, waarbij somatische, psychische en sociale factoren moeten wordenbetrokken. In de onderzochte zorgplannen komt een integrale aanpak onvoldoendetot uiting.

5.1.4 Vocht en voeding

In de BOPZ wordt het toedienen van voeding en vocht tot de M&M gerekend. Ingeen van de zorgplannen met vrijheidsbeperkende maatregelen die zijn ingezien,was deze M&M aanwezig. Bij bewoners met meervoudige handicaps is het somsop somatische gronden noodzakelijk vocht en voeding parenteraal toe te dienen.De situatie kan zich voordoen dat voedselweigering wordt doorbroken door hetgeven van sondevoeding. Blijkens het NZi-onderzoek (NZi, 1994) geven deinstellingen in het algemeen aan dat bij sondevoeding geen sprake is van dwang

Page 39: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

39

en dus ook niet van een middel of maatregel in het kader van de BOPZ. Deafwezig-heid van sondevoeding als vrijheidsbeperkende maatregelen bevestigt dit.

5.1.5 Huisregels, groepsregels en beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid

Volgens artikel 40 van de BOPZ kunnen beperkingen in het recht op bewegings-vrijheid in en rond de instelling, anders dan als middel of maatregel, wordenopgelegd, als dit ter voorkoming van verstoring van de orde in de instelling zoalsin de huisregels is beschreven, noodzakelijk is. De huis- en groepsregels, die leidentot een beperking in het recht op bewegingsvrijheid dienen daarom tot eenminimum beperkt dienen te blijven. Beperkingen in het recht op bewegingsvrijheiddienen op individueel niveau te worden afgesproken, vastgelegd en geëvalueerd.

Door de instellingen is het onderwerp huisregels in het algemeen goed opgepakt.Positief gevolg van de individualisering is dat veel meer wordt stilgestaan bij de zinvan maatregelen en directer wordt gezocht naar alternatieven.In de instellingen met licht verstandelijk gehandicapte jongeren is door de opvoed-kundige situatie een grotere neiging door middel van groeps- en huisregels testructureren. Het besef begint ook hier door te breken dat de collectieve vrijheids-beperking moet worden vervangen door individuele maatregelen.

5.25.25.25.2 De voor de behandeling verantwoordelijk persoon - het zorgplan - deDe voor de behandeling verantwoordelijk persoon - het zorgplan - deDe voor de behandeling verantwoordelijk persoon - het zorgplan - deDe voor de behandeling verantwoordelijk persoon - het zorgplan - de'geneesheer-directeur''geneesheer-directeur''geneesheer-directeur''geneesheer-directeur'

Er blijkt grote onduidelijk te bestaan wie de persoon is die verantwoordelijk is voorde behandeling. In art. 38, lid 1 staat dat de geneesheer-directeur zo spoedigmogelijk na de opneming van een patiënt zorgdraagt dat door de voor de behande-ling verantwoordelijk persoon, in overleg met de patiënt, een behandelingsplanwordt opgesteld. In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap iszelden een arts in de directie opgenomen. De verantwoordelijkheid voor demedische gang van zaken binnen de instelling zal dan dienen te liggen bij een artsdie door de directie daarvoor wordt aangewezen (geneesheer-directeur in de zinvan de BOPZ). Uit het onderzoek blijkt dat dit slechts in de helft van deinstellingen goed is geregeld. De instellingen dienen deze verantwoordelijkheids-toedeling alsnog formeel te regelen. Binnen de instelling zal een arts moetenfunctioneren, die belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken opgeneeskundig gebied (art. 1-3. BOPZ). Deze arts kan zowel in dienstverband alskrachtens een contract buiten dienstverband deze functie vervullen.

Daarnaast stelt de BOPZ in art. 36, lid 1 dat een persoon moet worden aan-gewezen die voor de behandeling verantwoordelijk is. Dit is op dit moment bij eenminderheid van de zorginstellingen (eenderde) duidelijk aangegeven. In zeer veelinstellingen leidde het aan de orde stellen van deze vraag tot grote verwarring.

Page 40: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

40

Weliswaar tekenen de ouders/wettelijke vertegenwoordigers vaak een zorg-verleningsovereenkomst, maar ook daar staat meestal niet in vermeld wieverantwoordelijk is voor de behandeling, c.q. het zorgplan. Het ontbreken van eenvoor de behandeling verantwoordelijk persoon kan leiden tot onverantwoordebeslissingen, die vooral bij vrijheidsbeperkende maatregelen verstrekkendegevolgen hebben voor de betrokkene.

5.35.35.35.3 Overleg met en instemming van Overleg met en instemming van Overleg met en instemming van Overleg met en instemming van ouders/vertegenwoordigersouders/vertegenwoordigersouders/vertegenwoordigersouders/vertegenwoordigers

Uit het onderzoek is gebleken dat in ruim 60% van de gevallen in de zorgplannenzelf is vastgelegd dat toestemming is verkregen voor uitvoering van het zorgplan.Tijdens de bezoeken bleek dat veel instellingen instemming met de behandelinghebben verkregen door middel van de ondertekening van de zorgverlenings-overeenkomst. Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het aan te bevelen inhet zorgplan zelf de instemming schriftelijk vast te leggen.

5.45.45.45.4 Gevaar, middelen en maatregelen en dwangbehandelingGevaar, middelen en maatregelen en dwangbehandelingGevaar, middelen en maatregelen en dwangbehandelingGevaar, middelen en maatregelen en dwangbehandeling

In art. 38, lid 3 wordt gesteld dat het behandelingsplan erop gericht dient te zijnde stoornis zo te verbeteren dat het gevaar dat tot opname noopte, wordtopgeheven.

Onder art. 38, lid 1 is aangegeven dat in de zorg voor mensen met een verstande-lijke handicap de hoofdbedoeling van het zorgplan is 'een zodanige behandeling,verpleging, verzorging en bejegening dat de betreffende persoon zich zo zelf-standig mogelijk binnen de instelling kan handhaven.' Het betreffende zorgplan zaldan ook inzicht moeten geven in de therapeutische middelen en -maatregelen dieworden ingezet om dat doel te bereiken.Daarnaast kunnen ter overbrugging van een tijdelijke noodsituatie middelen enmaatregelen worden toegepast (art. 39: afzondering, separatie, fixatie, medicatieen toediening van vocht en voeding). Deze mogen maximaal zeven dagen wordenuitgevoerd, en moeten, als ze nog langer nodig zijn, opgenomen worden in hetzorgplan. Daarna kunnen ze worden uitgevoerd als dwangbehandeling.

In het zorgplan dient geanticipeerd te worden op situaties waarin dwang-behandeling (= tegen de wil van de bewoner uitvoeren van het zorgplan) nood-zakelijk kan zijn, en welke maatregelen dan kunnen worden toegepast.

In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap is sprake vanvoortdurende wilsonbekwaamheid ter zake. De in het zorgplan voorgesteldebehandeling, verpleging en verzorging geschiedt vrijwel altijd onder toestemmingvan de wettelijk vertegenwoordiger en/of ouders. Uit de nulmeting (van Wettum,1994) blijkt dat door de verplegenden en verzorgenden zelden verzet tegen de

Page 41: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

41

behandeling door de betrokkene zelf wordt waargenomen. Dit wordt gemotiveerdmet het gezegde dat het niveau van functioneren dermate laag is dat protestwordt gelijkgeschakeld met te negeren protest van peuters. Er is met anderewoorden dus grote kans dat verzet tegen uitvoering van (onderdelen) van hetzorgplan sterk wordt onderschat.

Dit is ook gebleken uit het inspectieonderzoek. Nadat de betreffende inspecteur ditprobleem ter discussie had gesteld, werd bij een niet-onbelangrijk aantal bewonersverzet vastgesteld, terwijl dit niet in het zorgplan stond. Nauwgezette signaleringvan verzet leidt tot nadrukkelijker overwegen van nut en noodzaak om ondanks ditverzet toch te behandelen.

5.55.55.55.5 AanbevelingenAanbevelingenAanbevelingenAanbevelingen

1. De instellingen dienen te beschikken over een schriftelijk vastgelegde visie eneen beleid ten aanzien van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen.

2. De instellingen dienen dit beleid met betrekking tot vrijheidsbeperkendemaatregelen te ontwikkelen tot een kwaliteitssysteem. Het aantal bewonersmet vrijheidsbeperkende maatregelen en het aantal toepassingen daarvan,kan tot een indicator van de effectiviteit van dit beleid worden ontwikkeld.

3. Instellingen dienen criteria te ontwikkelen voor ernstig gevaar en voor verzet.Na vaststelling van deze criteria dienen deze te worden opgenomen in eenprotocol dwangbehandeling.

4. Het medicatiebeleid dient integraal onderdeel te zijn van het zorgplan. Hetbevat diagnostische gegevens met daarop gegronde medicatie, doelstelling,evaluatie en bijstelling.

5. De rechtspositie voor de vrijwillige niet-BOPZ-geïndiceerde bewoners metvrijheidsbeperkende maatregelen dient afdoende te worden geregeld. Naderoverleg tussen instellingen en BOPZ-indicatiecommissies is nodig om dit opeen doeltreffende wijze te laten plaatsvinden.

6. Vrijwel altijd ontbreekt een arts (geneesheer-directeur) in de directies vaninstellingen. De instellingen dienen dan te voorzien in een arts, die is belastmet de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in deinstelling (art. 1, lid 3). Deze kan zowel in dienstverband als krachtens eencontract buiten dienstverband deze functie vervullen.

7. De instellingen dienen, gezien de grote onduidelijkheid over 'de persoon dievoor de behandeling verantwoordelijk is', deze personen expliciet aan tewijzen.

Page 42: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

42

8. De instellingen dienen te voorzien in afzonderingsruimten die beantwoordenaan de omschrijving van de BOPZ (AMvB). Ditzelfde geldt voor de separeer-ruimten. De normen die het College voor Ziekenhuisvoorzieningen hiervoorheeft vastgesteld, dienen in acht genomen te worden. Het gebruik vansepareerruimten dient in de behandelvisie van de instelling te zijn opgeno-men. De onduidelijkheid over de functie van time-out-ruimten moet wordenweggenomen.

9. Dwangbehandeling dient conform de BOPZ te worden geregistreerd enonmiddellijk na ingang te worden gemeld aan de inspectie. Toepassing vanmiddelen en maatregelen dient eveneens aan de inspectie te worden gemeld.

10. Het verdient aanbeveling vrijheidsbeperkende maatregelen die in het zorgplanzijn opgenomen, vast te leggen met behulp van sinds kort bestaande geauto-matiseerde registratiesystemen, zoals die van de VGN. Deze registratievormt onderdeel van het interne kwaliteits(bewakings)systeem vrijheids-beperkende maatregelen, waarover de instelling in het kwaliteits-jaarverslagrapporteert. De IGZ stelt in verband met haar externe toezichts-taak prijs optoezending (eens per kwartaal) van de wijzigingen in de geaggregeerde lijstvan bewoners met vrijheidsbeperkende maatregelen.

11. De instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten dienen aan de handvan de normen van de BOPZ de afgrenzing van vrijheidsbeperkende maat-regelen ten opzichte van pedagogische maatregelen schriftelijk vast teleggen.

Tot besluitTot besluitTot besluitTot besluit

De IGZ zal in 1997 een evaluatie-onderzoek verrichten bij een representatief deelvan de instellingen die deel uitmaakten van het onderzoek naar vrijheids-beperkende maatregelen, met het doel de implementatie van de aanbevelingen nate gaan.

Page 43: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

43

Deel IIDeel IIDeel IIDeel II

6666 AanleidingAanleidingAanleidingAanleiding

De invoering van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen(BOPZ) op 17 januari 1994 betekende belangrijke veranderingen in de verstandelijkgehandicaptenzorg. Eén daarvan was dat de indicatiecommissies voor deverstandelijk gehandicaptenzorg voor de extra taak werden gesteld om bij elkeaanvraag voor opname te bepalen of de verstandelijk gehandicapte zich buiten deinstelling kan handhaven (gevaarscriterium) en of de betreffende persoon zichverzet tegen de opname of het verblijf in de instelling (verzet-criterium). Tevenswerd met artikel 60 van de BOPZ het begrip ‘geen bereidheid, geen verzet' in deverstandelijk gehandicaptenzorg ingevoerd voor die verstandelijk gehandicaptendie geen blijk geven van bereidheid met de opname of verblijf, noch daartegenbezwaar maken. In vrijwel elke regio (Regionaal overleg Orgaan Zwakzinnigenzorg[ROZ]) waren in 1994 indicatiecommissies ingesteld voor de verstandelijkgehandicaptenzorg. Dit was veelal initiatief van de samenwerkende instellingenvoor zorg voor mensen met een verstandelijke handicap zelf. Door vanuit deverschillende instellingen deskundigen beschikbaar te stellen om niet en metbehulp van administratieve ondersteuning van de Sociaal Pedagogische Diensten(SPD) werden de kosten beperkt gehouden. Deze commissies zijn voor hetgrootste deel ontstaan eind jaren 80 en begin jaren 90. Bij het van kracht wordenvan de BOPZ zijn deze commissies aangewezen als commissie bedoeld in artikel60, derde lid, van de BOPZ. Daarmee werden zij BOPZ-indicatiecommissie, zonderdat nadere afspraken zijn gemaakt over de gevolgen voor bemensing enfinanciering.

Op grond van een inventarisatie onder inspecteurs concludeerde de voormaligeGeneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid (GIGV) eind 1994dat de BOPZ-indicatiecommissies in de sector verstandelijk gehandicaptenzorg nognauwelijks van de grond gekomen zijn en dat er ook nog vrijwel geen BOPZ-indicaties zijn afgegeven. Duidelijk was "dat de door de BOPZ vereiste nieuwewerkwijze voor deze zorg extra aanlooptijd kost... Na dit aanloopjaar verwacht deinspectie voor 1995 echter een betere naleving van de BOPZ".

Met de wettelijk vastgelegde evaluatie van de BOPZ in 1997 voor de deur, achttede Inspectie voor de Gezondheidszorg het in 1996 van belang na te gaan, hoe hetmet de uitvoering van de BOPZ-indicatiestelling ex artikel 60 en het functionerenvan de BOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijk gehandicaptenzorg staat enof daarbij veranderingen zijn opgetreden ten opzichte van de situatie zoals deGIGV die eind 1994 schetste.Vanuit haar taak toezicht te houden op naleving van de BOPZ is de inspectie

Page 44: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

44

daarom begin 1996 een onderzoek gestart naar het functioneren van de BOPZ-indicatiecommissies voor de verstandelijk gehandicaptenzorg. In oktober 1996 zijneen zevental indicatiecommissies bezocht door inspecteurs voor een nadergesprek over de BOPZ-indicatiestelling.

Aandachtspunten in het onderzoek waren:- de feitelijke start van de indicatiecommissie als BOPZ-indicatiecommissie;- het werkgebied en de positie van de BOPZ-indicatiecommissie;- de samenstelling van de BOPZ-indicatiecommissie;- de werkwijze van de BOPZ-indicatiecommissie;- herindicaties;- aantallen afgegeven BOPZ-indicaties in 1995;- de door de indicatiecommissie ervaren knelpunten bij de BOPZ-indicatiestelling.

Met de schriftelijke vragenlijst is beoogd een landelijk beeld te verkrijgen over deBOPZ-indicatiestelling in de verstandelijk gehandicaptenzorg. De bezoeken aanzeven commissies waren vooral bedoeld als uitdieping van de schriftelijke enquêteen om de bevindingen uit deze enquête te kunnen ‘inkleuren’. Per regionaleinspectie is onder de responderende indicatiecommissies één commissie aselectgekozen en in oktober 1996 bezocht.

Page 45: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

45

7777 OnderzoeksresultatenOnderzoeksresultatenOnderzoeksresultatenOnderzoeksresultaten

ResponseResponseResponseResponse

Aan 44 regionale indicatiecommissies voor de verstandelijk gehandicaptenzorg isin het voorjaar 1996 een vragenlijst over het functioneren als BOPZ-indicatie-commissies toegestuurd. Twee commissies hebben gezamenlijk één vragenlijstingevuld. In totaal zijn van 26 indicatiecommissies 25 ingevulde vragenlijstenontvangen. De response bedraagt daarmee circa 60%.

Het werkgebied van 24 commissies omvat 93 instellingen voor verstandelijkgehandicaptenzorg (1 commissie gaf het aantal instellingen niet aan). Het totalewerkgebied van 20 indicatiecommissies omvatte 18.940 plaatsen in de verstande-lijk gehandicaptenzorg (5 indicatiecommissies gaven het aantal plaatsen niet aan).Deze 20 commissies bestrijken daarmee circa 60% van het totaal aantal plaatsen(N=31.341; LRZ, 1994). Als een voorzichtige schatting gemaakt wordt van hetaantal plaatsen die de 5 indicatiecommissies - die dit niet hebben opgegeven -bestrijken, dan is het aantal plaatsen dat door de 25 indicatiecommissies samenwordt bediend circa 70% van het totaal aantal plaatsen in intramurale instellingen.

Functioneren van de Functioneren van de Functioneren van de Functioneren van de BOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijkBOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijkBOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijkBOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijkgehandicaptenzorggehandicaptenzorggehandicaptenzorggehandicaptenzorg

Van de 25 responderende indicatiecommissies functioneert 88% als BOPZ-indicatiecommissie. Drie indicatiecommissies voeren nog geen BOPZ-indicatie uit.Ruim een kwart van de commissies is in 1994 gestart met de BOPZ-indicatie-stelling en 60% is daarmee in 1995 gestart.

Op 6 commissies na hebben alle BOPZ-indicatiecommissies in de verstandelijkgehandicaptenzorg in 1995 tenminste één BOPZ-indicatie afgegeven. Tweeindicatiecommissies konden niet aangeven hoeveel indicaties ex artikel 60 van deWet BOPZ in 1995 zijn afgegeven.Voor zover de indicatiecommissies opgaven hoeveel BOPZ-indicaties zijnafgegeven in 1995, was dit aantal zeer gering. Twaalf commissies gaven in totaal70 BOPZ-indicaties af voor verstandelijk gehandicapten die nog niet warenopgenomen (gemiddeld circa 6 per commissie) en zes commissies gaven in totaal82 BOPZ-indicaties af voor verstandelijk gehandicapten die wel waren opgenomen(gemiddeld circa 14 per commissies).

Bijna driekwart van de indicatiecommissies functioneert onder de verantwoordelijk-heid van het ROZ.

Page 46: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

46

Samenstelling en werkwijze van de commissieSamenstelling en werkwijze van de commissieSamenstelling en werkwijze van de commissieSamenstelling en werkwijze van de commissie

Gemiddeld bestaat de indicatiecommissie voor de verstandelijk gehandicaptenzorguit 5 personen, met een minimum van 3 en een maximum van 8 personen.Met uitzondering van twee commissies maakt een arts deel uit van elke indicatie-commissie. In alle gevallen maken maatschappelijk werkende en een psycholoog/-orthopedagoog deel uit van de commissie.

In bijna de helft van de commissies heeft de voorzitter een functie in eenaanvragende instantie (SPD). Bij 3 commissies heeft de voorzitter een functie ineen zorgvoorziening. In 10 (40%) commissies had de voorzitter geen functie ineen aanvragende of opnemende instantie.

De vergaderfrequentie van de indicatiecommissies varieerde van 10 tot 45 maalper jaar, met een gemiddelde van 16 maal per jaar.

Tien (40%) commissies hadden begin 1996 over 1994 nog geen jaarverslag uit-gebracht.

Van de 25 indicatiecommissies hadden 9 (36%) een contract voor uitbestedingvan diensten gesloten met de SPD en 3 (12%) met een andere instantie. Deuitbestede diensten aan de SPD betroffen voornamelijk de dagelijkse werkzaam-heden van de commissie, zoals coördinatie, administratie en registratie.

ProtocolProtocolProtocolProtocol

Alle indicatiecommissies beschikken over een protocol voor de indicatiestelling.Acht (33%) commissies gebruiken hiervoor een aangepaste versie van hetSOMMA-protocol. De meerderheid (60%) hanteert een ander protocol.De meeste protocollen voor de indicatiestelling omvatten procedures voor hetaanvragen en vaststellen en vastleggen van een BOPZ-indicatie en proceduresvoor het vaststellen van de geestesstoornis en voor het vaststellen van het ‘geenbereidheid, geen bezwaar’-criterium.Procedures voor herindicatie tijdens de wachttijd voor opname ontbreken veelal inde protocollen, evenals procedures voor het vaststellen van het gevaarscriterium(het zich niet kunnen handhaven buiten de instelling).In de meeste (73%) gevallen was het protocol voor BOPZ-indicatiestellinggeaccordeerd door het ROZ.

Page 47: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

47

KlachtenprocedureKlachtenprocedureKlachtenprocedureKlachtenprocedure

Een vaste procedure voor behandeling van klachten over de (uitkomsten van de)BOPZ-indicatiestelling ontbreekt bij meer dan de helft van de indicatiecommissies.

HuisbezoekHuisbezoekHuisbezoekHuisbezoek

Het huisbezoek aan elke verstandelijke gehandicapte waarvoor een opname is aan-gevraagd, is geen standaardprocedure bij elke indicatiecommissie.Volgens bijna een kwart van de commissies gebeurt dit zelden of nooit.Voor zover dit huisbezoek wel wordt afgelegd, wordt dit meestal door een lid vande indicatiecommissie zelf uitgevoerd. Vaak is de eerst aangewezene de ortho-pedagoog/psycholoog. Een enkele keer betreft het een arts of een maatschappelijkwerker. Afhankelijk van de zorgvraag wordt, in plaats van de orthopedagoog/-psycholoog, de arts of de maatschappelijk werker ingezet.

Door 16 (70%) van de commissies wordt de aanvragen van de BOPZ-indicatie-commissie cq. de betrokkenen altijd schriftelijk op de hoogte gesteld van hetbesluit van de commissie.

Indicatiestelling bij vrijwillig opgenomen bewonersIndicatiestelling bij vrijwillig opgenomen bewonersIndicatiestelling bij vrijwillig opgenomen bewonersIndicatiestelling bij vrijwillig opgenomen bewoners

Door vier (16%) indicatiecommissies werd aangegeven dat bij een vrijwilligopgenomen bewoner in een instelling voor verstandelijk gehandicaptenzorg bij wieeen dwangbehandeling of middelen en maatregelen wordt toegepast, altijd eenBOPZ-indicatie plaatsvindt. De meeste indicatiecommissies geven aan dat dit somswel, soms niet gebeurt, afhankelijk van de instelling.

Herindicatie tijdens Herindicatie tijdens Herindicatie tijdens Herindicatie tijdens wachtlijst/moment van indicatiestellingwachtlijst/moment van indicatiestellingwachtlijst/moment van indicatiestellingwachtlijst/moment van indicatiestelling

Herindicatie van verstandelijke gehandicapten met een BOPZ-indicatie die op eenwachtlijst staan voor opname, vindt bij circa driekwart van de indicatiecommissiesniet op gezette tijden plaats. Een aantal indicatiecommissies geeft aan dat hetmoment van indicatiestelling een probleem vormt, met name door de lange wacht-tijden. De meeste indicatiecommissies geven daarom de formele BOPZ-indicatiepas af bij of vlak voor de daadwerkelijke plaatsing.

Crisis-opnameCrisis-opnameCrisis-opnameCrisis-opname

Eenderde van de commissies kent geen regeling voor crisisopname in eeninstelling. Voor zover deze regeling er wel is, wordt daarbij in iets meer dan de

Page 48: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

48

helft van de gevallen rekening gehouden met de BOPZ-bepalingen omtrentindicatiestelling.

KnelpuntenKnelpuntenKnelpuntenKnelpunten

Ongeveer de helft van de commissies gaf aan dat er bij het aanvragen van deBOPZ-indicatieknelpunten zijn. Dat betreft dan onder andere de krappe termijntussen aanvraag en indicatiestelling, de onduidelijkheid en de belasting van deBOPZ-indicatieprocedure voor ouders en betrokkenen.

Knelpunten bij de BOPZ-indicatiestelling zelf werden door eveneens meer dan dehelft van de commissies ervaren. Als knelpunten werden onder andere opgeven:- de moeilijk hanteerbare criteria voor bereidheid/bezwaar;- de belasting die de bezwaar-vraag voor ouders/verzorgenden betekent;- de relatie tussen gedwongen toepassing van middelen en maatregelen en het

starten van een BOPZ-indicatiestelling daarbij. Wanneer dan een BOPZ-indicatiemoet worden gevraagd en wanneer rechterlijke machtiging is niet duidelijk;

- te weinig tijd/financiële middelen om de indicatiestelling zorgvuldig uit tekunnen voeren (waaronder het thuis bezoeken).

De plaatsing na afgifte van een BOPZ-indicatiestelling leverde volgens een kwartvan de commissies een knelpunt op. Genoemde knelpunten zijn onder andere hetmoment van BOPZ-indicatiestelling in het traject tussen aanvraag en plaatsing ende geringe betrokkenheid van instellingen bij de BOPZ-indicatiestelling.

Andere knelpunten in relatie tot de uitvoering van de BOPZ die door indicatie-commissies verstandelijk gehandicaptenzorg werden gesignaleerd, waren vooral detijdsbelasting en extra kosten die de BOPZ voor de indicatiecommissie betekent inrelatie tot de zinvolheid van de BOPZ-indicatiestelling voor verstandelijkgehandicapten, die als gering wordt beschouwd.

BezoekrondeBezoekrondeBezoekrondeBezoekronde

Bij twee indicatiecommissies werd geconcludeerd dat de onafhankelijkheid van devoorzitter niet gegarandeerd is.Ten aanzien van de samenstelling/taakverdeling werden door de meestecommissies geen knelpunten genoemd. Als er knelpunten zijn, betreffen diemeestal de tijd die de BOPZ-indicatiestelling de leden kost en de deskundigheid diedaarvoor nodig is.

Het bezoeken van de ouders/betrokkene is geen standaardprocedure voor allecommissies. Bij één commissie wordt de bezwaar-vraag pas gesteld bij de intakein de opnemende instelling.

Page 49: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

49

Als knelpunten in het traject aanvraag-BOPZ-indicatiestelling-opname wordenonder andere genoemd:- BOPZ-indicatiestelling is onbegrijpelijk voor familie en valt ook niet uit te

leggen;- voor de meeste aanvragen is procedure overbodig, met name voor verstandelijk

gehandicapten met een laag niveau;- wachtlijst en plaatsingsproblemen - in relatie tot de afspraak dat binnen

6 weken na indicatie opname moet plaatsvinden;- het regelen van een bezoek, vooral bij bewoners die overdag uit huis zijn.

Het gehele traject tussen aanvraag en plaatsing duurt veelal jaren. Bij de helft vande commissies wordt de indicatiestelling vlak voor plaatsing uitgevoerd, bij deandere helft vlak na aanvraag.

Over het algemeen waren er weinig problemen met het hanteren van de BOPZ-criteria (vaststellen geestesstoornis, vaststellen noodzaak, vaststellen bereidheid/bezwaar).

De familie wordt meestal (alleen) schriftelijk geïnformeerd over de BOPZ-indicatiestelling en de beoordeling van de indicatiecommissie.Als knelpunt hierbij wordt genoemd dat de BOPZ-indicatiestelling ouders ‘overvalt’en het voor hen niet duidelijk is waar het allemaal voor nodig is.

De indicatiecommissies variëren in hun oordeel over de zinvolheid van de WetBOPZ in zeer positief tot (zeer) negatief.Als positieve effecten wordt vooral de betere rechtsbescherming van verstandelijkgehandicapten genoemd en de betere aandacht die aan hun wensen wordtgegeven.Als negatieve effecten worden vooral het meerwerk voor de indicatiecommissiegenoemd, waarvan sommige commissies zinvolheid betwijfelen.

Page 50: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

50

Page 51: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

51

8888 ConclusiesConclusiesConclusiesConclusies

- De ondervraagde indicatiecommissies bestrijken 70% van de totalepopulatie in de intramurale instellingen. De gegevens zijn representatief.

- De indicatiecommissies zijn laat gestart met de indicatie volgens art. 60BOPZ. Uit de afgegeven aantallen BOPZ-indicaties blijkt dan ook dathet feitelijke werk in 1996 op gang begint te komen. Deze conclusie isin overeenstemming met de gegevens uit het onderzoek 'Vrijheids-beperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijkehandicap in relatie tot de Wet BOPZ' (eerste deel van deze publicatie).Alleen is het getal daar hoger, omdat door middel van specialeafspraken met instellingen grote aantallen ineens van de juistejuridische status zijn voorzien. Deze (her)indicaties zijn òf nietopgenomen in de registratie van de betreffende indicatiecommissie òfde betreffende commissies zijn niet in deze enquête opgenomen òfvinden plaats nà de enquête onder de indicatiecommissies. Blijkens hetonderzoek van de inspectie in instellingen krijgt eenderde deel van debewoners vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd zonder dat zijonder de BOPZ zijn gebracht. De meeste van de bijna 30.000bewoners van BOPZ-aangemerkte instellingen hebben dus 3 jaar na hetvan kracht worden van de BOPZ nog steeds niet de juiste juridischestatus.

- De samenstelling van commissies is vrij eenduidig: arts, maatschappe-lijk werker en orthopedagoog/psycholoog. De voorzitter van decommissies is in 40% van de gevallen onafhankelijk te noemen.

- De commissies werken alle volgens een protocol, waarbij de klachten-procedure bij meer dan de helft van de commissies niet is vastgelegd.

- Het huisbezoek is geen standaardprocedure. Een op de vier commissiesdoet dit zelden of nooit. Meestal sturen de commissies, die wel huis-bezoeken brengen, de orthopedagoog/psycholoog of arts.

- Uit de kwantitatieve gegevens van de vragenlijst en uit de rapportagevan de bezoekronde aan 7 indicatiecommissies blijken de volgendeknelpunten:* BOPZ-indicatieprocedure is niet uit te leggen aan familie en

verwanten;* procedure is veelal overbodig, vooral voor verstandelijk

gehandicapten met een laag niveau van functioneren;* de lange tijd tussen aanmelding en daadwerkelijke plaatsing vraagt

Page 52: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

52

* om indicatie op moment dat opname gerealiseerd wordt;* probleem of voor dwangbehandeling indicatiestelling BOPZ volstaat

of dat een RM vereist is;* te weinig tijd/financiële middelen om tot zorgvuldige uitvoering van

de BOPZ te komen.

- Wie verantwoordelijk is voor de instelling van de commissies en wieverantwoordelijk is voor het feitelijk functioneren van de BOPZ-indicatiecommissies is niet geregeld. Tevens is de verantwoordelijkheidvoor het feitelijk advies neergelegd bij de commissie in zijn geheel. Deinspectie kan daardoor zeer moeilijk het Besluit handhaven.

- Het doen samenvallen van de indicatiecommissie, ter vaststelling vande urgentie van de opnamevraag en de BOPZ-indicatie heeft een inner-lijke tegenstrijdigheid in de taak van de commissie gebracht.

Page 53: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

53

9999 AanbevelingenAanbevelingenAanbevelingenAanbevelingen

1. De indicatiecommissies plaatsen kanttekeningen bij de zinvolheidvan de administratief/procedurele gang van zaken en de ouders/-familieleden hebben er weinig begrip voor. Het is daarom aan tebevelen om het Besluit van 3 november 1993, Stb 566 in overlegmet koepelorganisaties van instellingen, SPD en ouderverenigingente bezien op zinvolheid en uitvoerbaarheid.

2. Gezien de onduidelijkheid met betrekking tot de handhaving beveeltde inspectie aan om een regeling rond instelling en verantwoordelijk-heden van de indicatiecommissies mee te nemen bij een herzieningvan het Besluit.

3. Aangezien de indicatiestelling met ingang van 1 januari 1998 zalworden ondergebracht bij de gemeenten, zal men er rekening meemoeten houden dat dit gevolgen heeft voor de indicatiestelling in dezin van de BOPZ. De BOPZ-indicatie zal moeten worden gewaar-borgd.

4. Vanuit de indicatiestelling zoals die in de zorg voor mensen met eenverstandelijke handicap gebruikelijk is, worden betrokkenen enfamilie voorbereid op plaatsing. Als die plaatsing uiteindelijk (naenkele jaren) gerealiseerd kan worden, wordt van de indicatie-commissie gevraagd op een formeel juridische manier over de vraag'geen bereidheid/geen verzet' te oordelen. Het ligt voor de handdeze twee functies van elkaar te scheiden.

Page 54: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

54

Page 55: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

55

ReferentiesReferentiesReferentiesReferenties

Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid (1992) Rapport vande gemengde werkgroep automutilanten. Deel 1. Rijswijk

Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid (1993) De BOPZ inde zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Rijswijk.

Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid - Ministerie vanVolksgezondheid, Welzijn en Sport (1994) De BOPZ in de praktijk. Rijswijk.

Inspectie voor de Gezondheidszorg (1995) Gevaar in de Wet BOPZ. Rijswijk.

Inspectie voor de Gezondheidszorg (1996) Instellingsbeleid ten aanzien vanbewoners met automutilatie. Rijswijk

Inspectie voor de Gezondheidszorg (1996) Jaarrapportage 1995. Rijswijk.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - Geneeskundige Inspectie voorde Geestelijke Volksgezondheid (1994) 110 vragen over de Wet BOPZ. Rijswijk

Nationaal Ziekenhuisinstituut (1992) Handleiding Zorgplannen, methodisch werkenin de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Utrecht

Nationaal Ziekenhuisinstituut (1994) Een kwestie van instelling. De Wet BOPZvoor indicatiecommissies, gehandicaptenzorg en verpleeghuiszorg. Utrecht.

Snel-van Helmond, C.G.C. Janssen en A.G. Lock (1995) Het gebruik vanvrijheidsbeperkende middelen en maatregelen. Nederlands Tijdschrift voor de zorgaan verstandelijk gehandicapten, 21, 21-36.

Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (1996) Herkenbare Kwaliteit van deAlgemene Instelling voor de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap.Utrecht.

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (1992) Wet van29 oktober 1992, Stb. 669.

Page 56: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

56

Page 57: Zorg onder beperking - IGJ.nl€¦ · Vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in relatie tot de Wet BOPZ en BOPZ-indicatiestelling in

57

Lijst van afkortingenLijst van afkortingenLijst van afkortingenLijst van afkortingen

AMvB Algemene Maatregel van BestuurAZI Algemene zwakzinnigeninrichtingWet BOPZ Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizenGIGV Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke VolksgezondheidIBS InbewaringstellingIGZ Inspectie voor de GezondheidszorgLRZ Landelijke Registratie ZorgM&M Middelen en maatregelenNTZ Nederlands Tijdschrift voor ZwakzinnigenzorgNZi Nationaal ZiekenhuisinstituutRM Rechterlijke machtigingROZ Regionaal overleg zwakzinnigenzorgSGLVG Sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicaptSPD Sociaal pedagogische dienstVGN Vereniging Gehandicaptenzorg NederlandWGBO Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomstVWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport