Zomer 2015 #m2015 #M2015krant 2e uitgave

24
#M2015KRANT Huub Stevens: trotse mijnwerkerszoon Zie pag. 5 DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected] Zomer 2015 Nicodemus van Birgelen stookt Russische kolen Zie pag. 16 Moderne koempels op graafmachines Zie pag. 19 Het Jaar van de Mijnen is een initiatief van gemeente Heerlen en wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Limburg samen met 14 gemeenten en tal van maatschappelijke partners uit Nederland en de Euregio Maas-Rijn. Voltallig personeel Domaniale Mijn Kerkrade in 1884

description

Het Jaar van de Mijnen is een initiatief van gemeente Heerlen en wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Limburg samen met 14 gemeenten en tal van maatschappelijke partners uit Nederland en de Euregio Maas-Rijn.

Transcript of Zomer 2015 #m2015 #M2015krant 2e uitgave

#M2015KRANT

Huub Stevens:

trotse mijnwerkerszoon

Zie pag. 5

DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN

Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected]

Zomer 2015

Nicodemus van Birgelen stookt

Russische kolen

Zie pag. 16

Moderne koempels op

graafmachines

Zie pag. 19

Het Jaar van de Mijnen is een initiatief

van gemeente Heerlen en wordt mede

mogelijk gemaakt door de Provincie

Limburg samen met 14 gemeenten en

tal van maatschappelijke partners uit

Nederland en de Euregio Maas-Rijn.

Voltallig personeel Domaniale Mijn Kerkrade in 1884

Werkgelegenheid

Tegen de wand links van me stond een twee meter hoge

metalen, grijze kast. Daarin ordners, maar ook pennen,

plakband, nietjes, typelinten, pakken A4-papier en dergelijke.

Al een paar dagen werkte ik daar, maar nu pas viel me op dat

de twee kastdeuren bezaaid waren met kleine putjes en

venijnige krassen die het blanke metaal zichtbaar maakten.

Mijn chef zat tegenover me en ik vroeg: “Hoe komt die kast zo

beschadigd?” Hij keek me eerst drie seconden zwijgend aan en

sprak droogjes: “Dat is van de plof!”

Een korte uitleg, maar ik snapte het. De ramp in 1975 op het

terrein van naftakraker NAK 2 waarbij veertien mensen om het

leven kwamen. “Het glas van dit raam schoot naar binnen en

de scherven vlogen tegen de kast. Op dat moment pakte ik iets

uit de onderste la van mijn bureau. Dat is mijn geluk geweest,

anders…” Hij voltooide de zin niet, produceerde een schor

lachje, maakte met zijn wijsvinger een snijdend gebaar langs

zijn hals en bracht diezelfde vinger vervolgens naar de kies-

schijf van de telefoon om - met een verbeten gezicht -

een nummer te draaien. Het was druk vandaag!

Weer keek ik naar de kast, naar mijn bellende baas en rechts

van me door het raam naar de plek een paar honderd meter

verderop, waar de fatale ontploffing plaatsvond. Toen wend-

de ik me tot een collega achter me. Die had het gesprekje

blijkbaar gevolgd en zat met zijn armen over elkaar. Hij knikte

lauwtjes zijn hoofd, zei niets en beantwoordde de ongetwijfeld

verbijsterde uitdrukking op mijn gezicht met een blik van

´Ja, daar kijk je van op, hè!´.

Dit was in 1977 en ik had - vers van school - een kantoorbaan

bij DSM. Daar trof ik ook werknemers die ´nog onderin hadden

gezeten´ en nu bovengronds herplaatst waren. Uit eerste hand

kreeg ik verhalen - met soms huiveringwekkende details - over

het ruige leven in de diep gelegen mijngangen en de ongeval-

len, maar ook rampen die dáár plaatsvonden. Bang waren de

meesten altijd, maar tóch gingen ze dagelijks dat gat in.

In 1965 kwam Den Uyl met zijn Mijnsluitingsnota naar het

zuiden. De geschokte sfeer thuis, op school en op straat staat

me nog goed bij, al wist ik toen niet precies waar het over

ging. De ontzetting die tien jaar later, na ´de plof´ door de

regio ging kon ik wèl duiden. Ik realiseerde me wat in

Zuid-Limburg ´werkgelegenheid´ met zich meebracht: risico´s

nemen en trachten te beperken, maar ook leren omgaan met

angst. ´De mijnen´ was in 1975 m´n onderwerp voor een

schoolscriptie. De docent - voormalig mijnwerker - nam deze

met me door. Mompelend ging hij door de pagina´s. Bij het

hoofdstuk ´herstructurering´ hoorde ik hem af en toe grom-

men. Met een venijnig gebaar mepte hij zijn pen neer en riep

voor zich uit: “Geen zák is ervan terecht gekomen!” Daarna

hernam hij zich, klopte me op de schouder en zei: “Het zit

best wel goed in mekaar hoor, alleen dat laatste deel, dat is te

rooskleurig geschreven.” Hij praatte me geëmotioneerd bij

over door de overheid beloofde vervangende werkgelegenheid

die maar nauwelijks kwam.

In de wetenschap dat anno 2015 het ergste leed geleden is,

neem ik de scriptie er nog eens bij en lees: “Zuid-Limburg gaat

over van een monocultuur naar

een meer gedifferentieerde vorm

van werkgelegenheid.” De leraar

noteerde in de kantlijn: “Maar

dan wel zéér langzaam!” Verder

schreef ik dat DAF nu in Born

personenauto´s bouwt. Eigenlijk

had ik die docent (een Alfa Ro-

meo-fan) onder de neus kunnen

wrijven: “Meneer, als de werkge-

legenheid u zo aan het hart gaat,

waarom rijdt u dan geen DAF?”

Maarten Brorens foto: Luc Lodder

Uitgave: Stichting Jaar van de Mijnen, Postbus 1, 6400 AA Heerlen, [email protected] ,

045 - 560 48 15 Redactie: Maarten Brorens Grafisch ontwerp: Groenergras / Aline Ploeg

Foto’s: Luc Lodder, Fabian de Kloe, Marco Mariotti, Stefan Koopmans, Foto-archief DSM

Druk: Rodi Diemen Verspreiding: diverse plekken in Zuid-Limburg Oplage: 10.000 stuks

Colofon

Maasmechelaren pakken uit met mijnbier kopte HLN.be begin maart. “Kompel, een lekker blond biertje.”

vermeldt de website www.kompel-bier.be. Het is een initiatief van Sandro Di Pietro en Ronald Kramer,

twee jonge ondernemers van de ParkCité Eisden-Tuinwijk die gepassioneerd zijn door bier, de Cité en

het mijnverleden. Samen met Brouwerij Anders ontwikkelden zij de blonde bovengrondse versie

(de term ondergronds wordt later wellicht aan de bruine versie toegevoegd). Sandro heeft Italiaanse,

Ronny heeft Oostenrijkse roots; dat verhaal vertaalden meesterbrouwer Bart Durlet en zijn brouwers in een

uniek bierrecept met vier soorten hop. “Het is fris en gekruid. Dat verwijst naar de multiculturele sfeer die

Maasmechelen typeert. Het is mooi goudgeel met een hoge schuimkraag.”

Speciaalbier “Het Zwarte Goud” wordt in hartje Heerlen gebrouwen. Zaterdag 4 juli jl. jongstleden

lanceerde interim burgemeester Frans Weekers de tweed brouwronde. Christian Petermann over zijn

Het Zwarte Goud-bier: “Samen met Stichting Cultbier Heerlen en Stadsbrouwerij BeerKompanie is een

gelimiteerd jubileum bier ontwikkeld dat een ode brengt aan de voormalige mijnstreek. Met o.a. honing

van een imker uit Heerlen, bronwater uit Hoensbroek en een koempelrecept uit de jaren ‘50. Glück Auf!”.

Méér informatie: www.CultBierHeerlen.nl

Foto: Marco Mariotti

Kompel & Zwart Goud bier

Werken in de mijn was zwaar en, het was

warm ondergronds. Tot 25 meter diep

was het 9 graden. Daarna steeg de tem-

peratuur met 3 graden elke 100 meter. De

diepste mijn in Nederland (de Hendrik in

Rumpen, Brunssum) was 1058 meter diep;

daar was het 39 graden. De mijnwerkers

waren 8 uur aan het werk bij 28 graden.

Als de mijnwerker dieper onder de grond

aan het werk was (bij temperaturen van 28

tot 32 graden) was zijn dienst 6 uur lang,

aldus www.cosimo.be. NB Bijgaande foto

van de Gulpener prijst het Dort. Eén van

de bieren die in de gloriedagen van de

Nederlandse mijnindustrie furore maakte.

De Dortmunder-variant werd in 1953 geïn-

troduceerd; is daarmee een van de oudste

speciaalbieren van Nederland.

Dit behoeft voor de na-mijnse generatie

enige uitleg. De mijngangen moesten on-

dersteund worden om te voorkomen dat

ze vroegtijdig zouden instorten. Tot aan

WO II werd daarvoor voornamelijk hout

gebruikt. De grove den leverde het meest

geschikte materiaal omdat dit hout een

grote draag- en buigkracht heeft en tevens

duidelijk hoorbaar begint te kraken als de

belasting te groot wordt. Dat laatste was

belangrijk in verband met de veiligheid.

Het dennenhout waarschuwde de mijn-

werkers als het ware, zodat zij zich tijdig

uit de voeten konden maken.

Als kind was Ger zich dus al bewust van

het bestaan van de mijnen. “Op 80 kilo-

meter afstand van de mijnstreek groeide

het mijnhout. En die bossen zijn er nog

steeds!”, aldus Ger.

Koopmans, gedeputeerde van de Provincie

Limburg, heeft onder meer het Jaar van de

Mijnen - waarvan de Provincie een van de

partners is - in zijn portefeuille. In de lijst

van zijn verantwoordelijkheden staat ook

de afkorting EGKS. De EGKS. Was dat niet

de Europese Gemeenschap voor Kolen en

Staal? Een van de voorlopers van de Euro-

pese Unie en waarvoor vlak na de oorlog

in Heerlen nog een van de voorbereidende

vergaderingen plaatsvond? Heeft Ger dat

als provinciaal bestuurder in zijn agenda?

Weer moet hij - het misverstand begrij-

pend - even corrigeren: “De afkorting

staat hier voor Euregionale Gemeenschap

voor Kultuur en Samenleving.” Voor deze

samenwerking van Zuid-Limburg met

de Duitse en Belgische grensregio´s is

natuurlijk met een knipoog verwezen naar

de vroegere EGKS. Koopmans: “Het betreft

onder meer een uitvloeisel van het feit

dat Maastricht uiteindelijk niet de titel

Culturele Hoofdstad van Europa 2018

kreeg. Een deel van de daarvoor gereser-

veerde gelden bleef toch beschikbaar voor

cultuur. Het Jaar van de Mijnen kreeg van

ons 1,1 miljoen.”

De grootste werkgever van Zuid-Limburg

werd na 1965 in een periode van krap tien

jaar weggevaagd. Langzaam, maar zeker is

de regio uit het dal gekropen. De voorma-

lige mijnstreek kraakte als te zwaar belast

dennenhout, maar toonde uiteindelijk ook

voldoende veerkracht. Koopmans:

“Daarom vind ik het Jaar van de Mijnen

zo belangrijk. Het benadrukt nog eens dat

de bewoners van de hele mijnstreek trots

mogen zijn en blijven op wat vroeger tot

stand is gebracht, maar ook op hetgeen nu,

na al die moeilijke jaren, in 2015 bereikt is.”

Ger was in het recente verleden een half

jaar waarnemend burgemeester van Stein.

Ziet hij een verschil tussen de Westelijke

Mijnstreek en de voormalige Oostelijke

Mijnstreek die nu Parkstad heet? “Aan de

westkant heeft de economische

ontwikkeling een behoorlijke boost

gekregen, mede dank zij Chemelot en VDL

Nedcar. In het oosten bleef dat wat achter,

alhoewel Heerlen wel een behoorlijke

culturele bloei te zien gaf. Maar we

investeren nu niets voor niets 18 miljoen

in uitbreiding van museum Continium in

Kerkrade, waarin verbindingen worden

gelegd tussen onderwijs, cultuur,

wetenschap en techniek.”

Het museum mikt op de Euregio, net als de

nieuwe EGKS. Ger ziet toekomstige kan-

sen: “De culturele samenwerking is er al.

Als alle grenzen qua regelgeving ook nog

eens verder open zouden gaan, kunnen

er - rapporten geven dat aan - tevens vele

duizenden banen bij komen.”

Ger Koopmans in een van de speciaal voor de mijnen aangelegde dennenbossen. Foto: Luc Lodder

Het Jaar van de Mijnen benadrukt nog eens dat de bewoners van de hele mijnstreek trots mogen zijn

en blijven op wat vroeger tot stand is gebracht

Ger Koopmans ziet volop kansen in Euregionale samenwerking

“VELE DUIZENDEN BANEN ERBIJ ALS GRENZEN VERDER OPEN GAAN.”

Als zoon van een melkveehouder in het nu tot de gemeente Venlo behorende dorp Velden, zal

Ger Koopmans geen persoonlijke link hebben met het Zuid-Limburgse mijnverleden. Logische

veronderstelling, tòch? “Jawel man, zeker kan ik een verband leggen met de mijnen!” Ger veert meteen

op. “Wist je wel dat in het Maasduinengebied tussen Venlo en het Noord-Limburgse Mook heel veel

dennenbossen staan? Die zijn - ik hoorde het mijn vader regelmatig zeggen - speciaal aangeplant voor

de mijnen. De dennen leverden het mijnhout.”

3

Het originele spreekgestoelte van Den Uyl gaat mee in de optocht

OOGSTDANKSTOET BERG AAN DE MAAS GEHEEL IN TEKEN VAN MIJNGESCHIEDENIS

“Dit is mijn Streek

Geslepen uit het zwarte kool,

gevormd door haar dalen,

Uit deze streek ben ik,

slechts een uit talloze verhalen.

Dit is Mijn streek,

gebouwd door onberispelijke zwarte mannen

Dit is mijn streek,

nooit zal iemand onze verbondenheid verbannen

Mijn trots gaat verder dan

een bijna “vergeten verleden”

Met Mijn onuitwisbaar DNA,

treed ik in het heden”

Dit gedicht prijkt op de menukaart; is geschreven door Tim Sieben van Brasserie Mijn Streek (5e etage #schunck), ook #m2015foto: Luc Lodder

“In de jaren ´90 kreeg ik nog veel patiënten met stoflongen. Oud-mijnwerkers die

via slangetjes permanent zuurstof toegediend kregen. De hele dag. Ondanks dat ze

meestal snel buiten adem raakten, vertelden ze me veel over hun werk vroeger. Ik

ben daar nog steeds diep van onder de indruk. Een stratenmaker krijgt op den duur

last van zijn knieën en dat is natuurlijk heel vervelend, maar deze mijnwerkers kregen

geen lucht meer. Dat lijkt me echt verschrikkelijk!”

Patty Wenmekers, fysiotherapeut, heeft

de koempels met zware silicose nog goed

gekend. Zij moest hen onder andere leren

om het beetje energie dat ze nog hadden

zo goed mogelijk te verdelen. Ze maakt

zich nu nog kwaad over het onbegrip dat

de gepensioneerde mijnwerkers ondergin-

gen. “Jarenlang hebben ze moeten strijden

voordat silicose als beroepsziekte werd

erkend en ze een financiële vergoeding

kregen.”

De jaarlijkse Oogstdankfeesten

in Berg aan de Maas staan dit

jaar geheel in het teken van

het Jaar van de Mijnen. De

culturele stoet op zondag 23

augustus is een hoogtepunt

en middels zorgvuldig opge-

bouwde praalwagens wordt de

gehele mijngeschiedenis, vanaf

het ontstaan van de kolenla-

gen in het Carboontijdperk,

opkomst en ondergang van de

Limburgse mijnindustrie tot

en met de herindustrialisatie van de regio

verbeeld. Patty is al jarenlang een van de

vele vrijwilligsters en dit jaar is ze nauw

betrokken bij de bouw van de wagen van

de oogstkoningin. “Bij mijnen denk je al

gauw aan zwart en grijs, maar de wagen

symboliseert de toekomst. We brengen er

hi-tech op aan en veel kleur.“

De opa van Roger Strijkers was mijnwerker,

zijn vader aanvankelijk ondergronds bank-

werker op Staatsmijn Maurits in Geleen.

“Zelf heb ik een tijd lang stage gelopen

bij DSM.” De gouden handjes van Roger

- waarschijnlijk geërfd van zijn vader -

stelt hij al langer dan een kwart eeuw ter

beschikking aan de wagenbouwploegen.

“Dit jaar staat de onze in het teken van

´nieuwe producten´ die ontstaan zijn van-

uit de kolenindustrie, via de chemie. Op

de wagen verschijnen een fabriek en een

laboratorium. Ik schat dat we met zo´n

zes tot zeven man ongeveer acht weken

ermee bezig zijn!”

Han van Weele bewaart geen

leuke herinneringen aan de

Staatsmijn Maurits. Alhoewel,

zo dramatisch is het nou ook

weer niet. Lachend dist ze

haar anekdote op: “Mijn teken-

leraar op de Mauritsmavo in

Geleen had blijkbaar iets met

de mijnen. Regelmatig stuurde

hij ons naar het verderop

gelegen mijnterrein en dan

moesten wij daar bijvoorbeeld

treinwagons of schoorstenen gaan schet-

sen. Daar had ik een hekel aan, want ik

had niks met tekenen.” De ouders van Han

kwamen in 1953 naar het zuiden vanuit

Delft. Han: “Mijn vader kon werk krijgen in

Friesland èn bij het Stikstofbindingsbedrijf

van de Staatsmijnen in Geleen. Het werd

dus Limburg, omdat ze hier meteen een

huis toegewezen kregen.” Tekenen is dan

wellicht niet haar ding, maar creativiteit zit

er bij Han wel degelijk in. “Als er voor de

wagens iets met textiel of stoffen gemaakt

moet worden, dan weten ze mij altijd te

vinden.”

“Technische mensen worden schaars”,

heeft Jos Berg inmiddels geconstateerd

tijdens zijn ´loopbaan´ bij het wagenbou-

wersgilde. Zelf zorgt hij voor gedetailleerd

uitgewerkte bouwtekeningen, waardoor

het wagenbouwproces met hulp van vele

handen soepel verloopt. De ouders van

Jos komen uit Eygelshoven. “Mijn vader

heeft een paar jaar ondergronds gewerkt,

waarschijnlijk op de Julia of Laura. Hij

draaide voornamelijk nachtdiensten, want

dat bracht het meeste op. Hij hield zich

onder meer bezig met het verplaatsen van

de mechanische kolenschrapers, die let-

terlijk de kolen uit de wanden schraapten.

Zo´n apparaat noemden ze een moorks.

Daar komt ook de Limburgse uitdrukking

´ik heb moeten moorkse´ vandaan. Dat

betekent dat je lang bezig bent geweest

met een lastige klus.” In ieder geval zal het

´moorkse´ in Berg aan de Maas wel mee-

vallen, als binnenkort de diverse buurten

gaan beginnen aan het opbouwen van

de wagens. Vrijwel het hele dorp is op de

een of andere manier nauw betrokken bij

de traditie van de Oogstdankfeesten, die

vlak na de oorlog in gang werd gezet. Alle

vrijwilligers zijn goed op elkaar ingespeeld

en de onderlinge kameraadschap is groot.

En dat hebben ze dan weer gemeen met

de ondergrondse koempels. Voor hen was

het in 1965 een dreun, te vernemen dat

de mijnen gesloten zouden worden. Met

die boodschap stond toenmalig minister

van economische zaken Joop den Uyl in

december van dat jaar op het podium van

de Heerlense schouwburg . Die toespraak

wordt op een van de wagens in de

Oogstdankstoet uitgebeeld. Daarom

krijgen de bouwers de beschikking over

het originele spreekgestoelte vanwaar

Den Uyl de Mijnnota voorlas.

Zie ook www.oogstdankfeesten.nl

Vier van de vele steunpilaren van de Oogstdankstoet, poserend voor het Julianakanaal, mede ten behoeve van steenkooltransport aangelegd: v.l.n.r. Roger Strijkers, Han van Weele, Patty Wenmekers en Jos Berg. Foto: Luc Lodder

Oogstkoningin 2015 Saskia Tolen

4

“Vriendschap omzetten in prestaties noem ik koempel-mentaliteit.”

TRAINER HUUB STEVENS GING MET ELFTAL SCHALKE 04 ONDERGRONDS

Huub Stevens is mijnwerkerszoon. Daar is hij trots op en dat draagt hij graag uit. Daarom

zei hij meteen ´ja´ toen hem gevraagd werd toe te treden tot het rijtje ambassadeurs

van het Jaar van de Mijnen. “Het feit dat ik zoon ben van een mijnwerker, dat heeft mij

gevormd, gemaakt tot wat ik ben. En daar ben ik gelukkig mee.” Voor Huub voelt het als

een eerbetoon aan zijn vader, maar ook aan de ´koempelclubs´ waarvoor hij als jong

voetballer in het veld stond, zoals RKSV Sittardia en Fortuna SC. Met hetzelfde plezier

trainde hij clubs wier namen onverbrekelijk verbonden zijn met de mijnhistorie, zoals

Roda JC en Schalke 04.

Opgroeien deed hij in het Sittardse Stad-

broek. “We woonden in de St. Josephstraat.

Dat was een echte mijnwerkersstraat.

Volgens mij was mijn vader daar een van

de laatsten. Tot de sluiting in 1967 werkte

hij op de Staatsmijn Maurits in Geleen en

daarna op de Staatmijn Emma in Hoens-

broek. Daar is hij met vervroegd pensioen

gegaan. Hij draaide altijd nachtdiensten,

want dat betaalde het beste. ´s Avonds

om negen uur vertrok hij, om zeven uur

´s morgens kwam hij thuis. Dan slapen tot

een uur of twee en daarna ging hij met

mijn moeder nog een school poetsen,

want in ons grote gezin was elke gulden

hard nodig. Ik had een tijdlang een kran-

tenwijk. Het gebeurde vaker dat hij direct

na de nachtdienst mij nog even hielp met

een paar straten.”

Volgens Huub vertelde zijn vader regel-

matig dat het ondergronds erg zwaar was,

maar klagen deed hij nooit. “Wel verbood

hij mij en mijn broers de mijn in te gaan.

Hij wilde dat wij het beter zouden krij-

gen dan hijzelf. Hij is 30 jaar ondergronds

geweest, maar was tot het laatst hartstikke

gezond, geen last van stoflongen. Heel

vreemd, ik denk dat hij gewoon geluk had

gehad.”

In mei 1971 reed vader Zef Stevens samen

met een paar kameraden in een busje de

nabij gelegen Duitse grens over om een

tuinencomplex te gaan bekijken. Hij wilde

groente gaan verbouwen om daarmee het

pensioengeld wat aan te vullen, want er

waren naast Huub nog twee kleine

kinderen thuis.

De wagen raakte bij een ongeval betrok-

ken en Huub´s vader overleefde het niet.

Hij was 49 jaar. “Dat was een hard gelag!

Ik was toen 17 jaar en nam allerlei baan-

tjes aan om mijn moeder te helpen met

rondkomen.”

Tijdens de eerste periode, vanaf 1996,

waarin Huub Schalke 04 in het Duitse

Gelsenkirchen onder zijn hoede had, was

daar kolenmijn Zeche Hugo nog in bedrijf.

De trainer besloot zijn Mannschaft mee

ondergronds te nemen! “Een groot deel

van onze trouwe supporters bestond uit

mijnwerkers. Ik wilde de jongens eens

laten zien hoe hard deze mannen werkten,

wat ze allemaal moesten doorstaan om

hun brood te verdienen. Dus we hebben

ons allemaal omgekleed en gingen met de

lift mee naar beneden. We hebben in de

ondergrondse trein gezeten en daarna nog

flinke afstanden moeten lopen. Er waren

behoorlijke temperatuurverschillen, van

warm naar koud en uiteindelijk hebben we

ons ook nog, plat op de buik, met de

transportband vol warme kolen laten

vervoeren. Na afloop waren ze allemaal

pikzwart, bezweet en vooral moe.

Wij waren een paar uur ondergronds,

maar de mijnwerkers moesten nog door

tot einde dienst!”

Natuurlijk had Huub met dit bedrijfs-

bezoek een opvoedkundig doel voor ogen.

“De meeste mijnwerkers hebben zelf nooit

de weelde gekend die wij hebben, maar

ze hebben er wel de basis voor gelegd.

Wij profiteren van hun harde werken. De

jongens waren na afloop onder de indruk

en daar ging het me om, dat ze respect

zouden tonen.”

Terugkerend naar zijn eigen vak, ziet

Huub overeenkomsten tussen een ploeg

mijnwerkers en een voetbalelftal: “Je moet

vertrouwen in elkaar hebben, je moet op

elkaar afgestemd zijn, samen een strijdba-

re mentaliteit hebben. Koempels wilden

de productie halen èn weer veilig boven

komen, voetballers moeten willen winnen.

Vriendschap omzetten in prestaties, dát

noem ik de koempel-mentaliteit.”

Trotse mijnwerkerszoon Huub Stevens koestert de mijnlamp van zijn vader.Foto: Stefan Koopmans

5

Weerspiegeling van vele nationaliteiten in de mijnstreek

FASHIONCLASH AANJAGER VOORMULTICULTURELE MIJNCOLLECTIE

De Zuid-Limburgse mijnen trokken werknemers aan uit een groot aantal Europese

landen en later ook van daarbuiten. Vanaf het moment waarop begin vorige eeuw de

kolenproductie goed op gang kwam, werd de mijnstreek stilaan een smeltkroes van

nationaliteiten. De regio was en bleef ´multicultureel´, zoals men dat nu zou zeggen.

Mathilde Jansen wil in fotoboek pleiten voor duurzaamheid

“IN DE LIMBURGSE MIJNINDUSTRIEZIJN TEVEEL OFFERS GEBRACHT!”

“Tegenwoordig zou dat niet meer geaccepteerd worden, zulke zware en ongezonde

werkomstandigheden. Het zijn in het geval van de Limburgse mijnindustrie vooral de ar-

beiders, de mijnwerkers die de offers brachten.” Fotografe Mathilde Jansen is geboren in

Diepenveen, woont al tien jaar in Amsterdam. “Ik heb een fascinatie voor de aarde, voor

de natuur, haar grondstoffen en hoe de mens deze toepast.”

Ze reisde de hele wereld over, maar uit-

eindelijk rijpte bij haar het verlangen zich

vast te bijten in een onderwerp korter bij

huis: mijnen en mijnwerkers. Ze verdiepte

zich in de materie en kent inmiddels de

geschiedenis. Van de kanarie die in een

ver verleden gebruikt werd om mijngas op

te sporen tot en met de economische en

sociale malaise die de mijnsluitingen met

zich meebrachten. “Er is toen een grote

subsidiepot met geld hier neergezet, maar

er zat geen visie voor de lange termijn

achter. Het geld was snel weer verdwe-

nen, er kwam nog de oliecrisis bovenop.

Een regionaal beleid was nodig geweest,

waarbij vooral geluisterd werd naar wat

de mensen zèlf wilden. Zo biedt je kansen

voor duurzame economische ontwikke-

ling. De mijnen kwamen snel en verdwe-

nen ook weer snel. Dat is geen duurzaam

beleid, zeker al niet omdat het sociale

aspect totaal verwaarloosd was. Fysiek zijn

de mijnwerkers in ieder geval uitgebuit.”

Mathilde wil een fotoboek samenstellen.

Gezien haar visie op het mijnverleden zal

het geen ´gezellig bladerboek voor op de

salontafel´ worden. “Als je het nu en in

de toekomst beter wil doen, dan moet je

eerst begrijpen waarom het in het ver-

leden fout is gegaan. In het geval van de

mijnindustrie zijn er teveel offers gebracht.

Het was volledig uit balans. Verschillen-

de oud-mijnwerkers heb ik gesproken.

Je ziet gewoon aan ze, dat ze door het

leven zijn getrokken. Ze waren gekrenkt,

ze verloren hun zelfvertrouwen doordat

ze na de mijnperiode naar een speelgoed-

fabriekje werden gestuurd. Toch kozen ze

ervoor er weer bovenop te komen. Ik ben

benieuwd hoe. Ik wil die diepere kracht

van de mensen verbeelden, op historische

locaties. Om levenservaring of wijsheid in

een actueel jasje door te geven.”

Middels het boek en de portretten van

mijnstreekbewoners anno 2015 wenst Ma-

thilde “op nationaal niveau meer bewust-

zijn te kweken”. Met mens en natuurbron-

nen dien je respectvol en zorgzaam om te

gaan. Dat is hetgeen ze wil uitdragen. “Kijk

maar eens naar Groningen, waar de bewo-

ners nu te maken hebben met aardbevin-

gen vanwege de gaswinning. Ik heb nog

overwogen daar naar toe te gaan, maar

uiteindelijk koos ik voor de Zuid-Limburg-

se mijnen.”

Al verschillende verkenningstochten

heeft ze door de voormalige mijnstreek

gemaakt. “Het was niet zo moeilijk

oud-mijnwerkers te vinden. Al in de trein

vanuit Amsterdam naar Heerlen kwam

ik iemand tegen die me van alles wist

te vertellen en me weer met anderen in

contact bracht. Mensen die mij naar allerlei

plekken brachten die in het mijnverleden

een rol hebben gespeeld. Ik heb al veel

foto´s kunnen maken voor mijn onder-

zoek. Iedereen is heel open en bereid mee

te werken.”

Mathilde wil de zaken journalistiek onder-

bouwen en heeft voor de teksten Stepha-

nie Jansen aangetrokken, beeldend kun-

stenares/journaliste met Zuid-Limburgse

wortels. Zij hebben samen voldoende vra-

gen. Mathilde: “Graag wil ik van oud-mijn-

werkers horen hoe ze naar zichzelf en

naar de mijn keken. En naar de buurt, de

gemeenschap waar ze woonden. Hoe is

wat dat betreft de situatie nu? Hoe gingen

de immigranten om met de werkloosheid

of de nieuwe baan na de mijnsluitingen?

Hoe is het hun kinderen vergaan in het

leven, hebben zij hun plek kunnen vinden?

Ja, ook jongeren wil ik spreken en fotogra-

feren, want anders wordt het een geschie-

denisboek. Dat is niet mijn bedoeling.

Verder wil ik meer weten over de energie

die de ´vergeten mijnen´ nu leveren via

het Mijnwaterproject en andere innovatie-

ve projecten.”

Aan het boek zal een reizende tentoon-

stelling gekoppeld worden, die in ieder

geval Heerlen en later ook Amsterdam zal

aandoen. Via ´crowdfunding´ wil Mathilde

de financiering rond krijgen. Oud-mijn-

werkers en hun familieleden die hun

verhaal willen doen, kunnen met haar

contact opnemen.

Meer over het project op:

www.mathildejansen.com/contact

Crowdfunding:

www.lukida.com/mathildejansen

De organisatoren van de jaarlijkse, interna-

tionale Fashionclash was dat ook niet ont-

gaan en lieten kledingstukken ontwerpen,

gebaseerd op verschillende culturen in de

mijnstreek. Over multiculti gesproken, het

hechte trio dat al jarenlang dit evenement

organiseert vanuit thuisbasis Maastricht,

illustreert het begrip persoonlijk. Nawie

Kuiper is afkomstig uit Cadier en Keer

(“Maar geboren in Heerlen, in de Vroed-

vrouwenschool.”), Laurens Hamacher

stamt uit het Belgische Eupen (“Maar we

spreken daar Duits.”) en Branko Popovic

kwam twintig jaar geleden vanuit

voormalig Joegoslavië naar Nederland.

Sinds de laatste kolen naar boven

kwamen, verstrijkt de tijd onherroepelijk.

Jonge mensen moeten al helemaal terug

naar hun grootouders om nog iets van

het mijnverleden te kunnen oprakelen.

Laurens herinnert zich verhalen van zijn

opa, evenals Nawie: “Mijn opa van moe-

ders kant werkte in België. Veel van zijn

mede-koempels waren Spaans of Italiaans.

Ik meen dat hij ook vertelde dat mijn-

Mathilde Jansen uit Amsterdam verdiept zich in verleden, heden en toekomst van de Limburgse mijnstreek. Foto: Luc Lodder

V.l.n.r. Laurens Hamacher, Nawie Kuiper en Branko Popovic.Foto: Luc Lodder

6

werkers daar - omdat zij het zware werk

deden - hoger in aanzien stonden dan de

opzichters. Ze verdienden ook meer.”

“Een paar jaar geleden bezocht ik een

grote culturele manifestatie in Genk en

daar ontmoette ik veel kunstenaars wiens

werken geïnspireerd waren op de

mijnen”, aldus Branko.

Nu zal de inspiratie in het Belgische Genk

sneller gevoed worden dan in Nederlands-

Limburg, omdat daar nog veel van het

industrieel erfgoed bewaard is gebleven.

In ieder geval hield Branko de indrukken

vast. Toen het Jaar van de Mijnen zich aan-

diende wensten Nawie, Branko en

Laurens de Fashionclash ook te betrekken

bij het programma. Branko: “Graag wilden

we aansluiten bij dit themajaar en we

besloten jonge ontwerpers kleding te laten

maken, geënt op de verschillende culturen

in de mijnstreek.” Schunck* in Heerlen en

het drietal van de Fashionclash bundelden

de krachten. Nawie: “Van welke nationali-

teit ze ook zijn, qua kleding zien mijnwer-

kers er ondergronds allemaal hetzelfde uit.

Dit in tegenstelling tot bovengronds. Daar

zijn de verschillende kledingstijlen repre-

sentatief voor culturen en religies. Dat leek

ons een mooi uitgangspunt voor een pro-

ject.” De Fashionclash is een platform dat

niet enkel het jaarlijkse evenement waar

mode-ontwerpers en kunstenaars zich

presenteren organiseert, maar tevens na-

tionaal en internationaal samenwerkings-

verbanden aangaat. Voor het ontwerpen

van de zogeheten MIJNcollectie werden

drie jonge Limburgse ontwerpers geselec-

teerd (Linda Friesen uit Venlo, Ebby Port uit

Geleen en Gabriël Guevera uit Maastricht)

, die ´haute couture´-stukken ontwierpen,

gebaseerd op zowel de uniforme mijnwer-

kerskleding, als die van de vele culturele

gemeenschappen in de mijnstreek. Zoals

Italië, Polen, Slovenië, België, Duitsland,

Hongarije, Marokko, Spanje en Friesland.

Deze worden geëxposeerd in de MIJNshop

aan de Bongerd in Heerlen, maar ook

tijdens de Fashionclash Maastricht, medio

juni in het Museum aan het Vrijthof te

Maastricht.

Op basis van deze opvallende stukken zijn

commerciëlere, draagbare kledingstukken

gemaakt en daarvoor werd weer het crea-

tieve leerwerkbedrijf 100% Heerlen aan de

Geleenstraat ingeschakeld. Dat is blijkbaar

goed bevallen. Branko: “Ook de jongeren

die daar werken bleken heel enthousiast

en kwamen met aanvullende, bruikbare

ideeën. Dit is waar wij naar streven:

duurzame samenwerking!”

Zie ook www.fashionclash.nl en

www.honderdprocentheerlen.nl

Nicole en Marc bij hun ´robot-toren´ in Eschweiler.Foto: Luc Lodder

Van mijnmonumenten tot herinrichting mijnwerkerswijken

MIJNVERLEDEN BLIJFT JONGE ARCHITECTEN MARC EN NICOLE

MAURER ´ACHTERVOLGEN´Ook al waren je pa en opa geen mijnwerkers, als Limburger ontkom je vrijwel nooit aan een relatie met de mijnen of het mijnverleden.

Architect Marc Maurer: “Mijn opa van moeders kant werkte bij DSM en verdeelde subsidies over sociale instellingen. Hij had dus regel-

matig pastoors en verenigingsvoorzitters aan zijn bureau. Mijn andere grootvader was Limburgs vertegenwoordiger van een behang-

fabrikant en koos Heerlen als standplaats omdat daar toen het meeste gebouwd werd. Vanwege de mijnen, natuurlijk. Mijn moeder

hield bij DSM statistieken bij en werkte er later op de afdeling herindustrialisatie.” Samen met echtgenote Nicole Lemmens leidt Marc

een architectenbureau in Maastricht dat de laatste tijd druk is met projecten van waaruit ook weer lijnen naar het mijnverleden lopen.

Slenaken - in het ongerepte en groene

heuvelland, ver van de mijnstreek - daar

groeide Nicole op. “Mijn ouders waren

werkzaam in onderwijs en toerisme, maar

een oud-oom van me hield zich bezig met

de afhandeling van mijnschade en een

andere oom werkte in de mijn.”

Op het terrein van de Staatsmijn Emma in

Hoensbroek stonden de eerste zogeheten

Van Iterson-torens. Imposante koelto-

rens naar een revolutionair ontwerp, dat

nu, na een eeuw nog steeds wereldwijd

wordt toegepast. Op het Emma-terrein

zijn ze verdwenen, maar mede op initi-

atief van de winkeliers van Hoensbroek

worden tien kopieën met een hoogte van

vijf meter vervaardigd. Marc: “Wij werden

gevraagd ze te ontwerpen. We kozen

voor een bouwpakket in de vorm van een

lattenconstructie en ze zullen op diverse

locaties in Hoensbroek geplaatst worden.”

Marc Jetten, directeur van Stichting Jaar

van de Mijnen, raakte hierdoor geïnspi-

reerd en vroeg Marc en Nicole eens na te

denken over een blijvend groot gedenkte-

ken, een ´landmark´. Zij kwamen met twee

plannen: het beschilderen en eventueel

aanstralen van een bestaande, vanaf de

A2 duidelijk zichtbare koeltoren op het

Chemelot-terrein en een virtuele toren, die

door laserstralen gevormd wordt.

Bij een van de bruinkoolgroeven in het

Duitse Eschweiler staat een 36 meter hoge

uitkijktoren in de vorm van een robot, ook

een ontwerp van Maurer United Architects.

Marc: “De robot verwijst naar de enorme

graafmachines die daar ingezet worden.

Verder zijn we gevraagd mee te denken

over een herinrichting van het mijnspoor-

gebied Brunssum-Hoensbroek-Nuth, dat

een recreatieve functie krijgt. Datzelfde

geldt voor het mijnterrein in het Belgische

Beringen, waar alle gebouwen nog over-

eind staan. ”

Veel energie en enthousiasme steken

Nicole en Marc momenteel in de uit 1967

daterende flats van de Kerkraadse wijk

Bleijerheide, waar heel wat mijnwerkersge-

zinnen gewoond hebben. Een is inmiddels

gesloopt, drie staan er nog. Woningstich-

ting HEEMwonen heeft verschillende part-

ners in de arm genomen om plannen te

ontwikkelen voor deze woonomgeving en

het bureau van Marc en Nicole is daar een

van. Marc: “Wellicht zullen ze deels verder

gesloopt worden, maar daarbij vrijkomen-

de materialen zouden weer gebruikt kun-

nen worden voor nieuwbouw op die plek.

Het verkeert op dit moment nog allemaal

in een onderzoeksfase.”

Er zijn veel bewoners geïnterviewd en

de verhalen worden gebundeld in een

´burenboek´. Nicole heeft zo de geschie-

denis van de wijk goed leren kennen: “Het

was daar, zeker in de eerste 25 jaren, een

heel hechte gemeenschap. Net als in de

vroegere mijnwerkerskolonieën. Kinderen

speelden met elkaar, op galerijen werd

gezamenlijk ontbeten en ze hielpen elkaar

aan werk. Het was dezelfde sfeer als onder

in de mijngangen: je kon op mekaar reke-

nen. Later, parallel aan maatschappelijke

ontwikkelingen, sloeg ook hier de indivi-

dualisering toe en kwamen er veel starters

die dan ook vrij snel weer vertrokken.

Culturele en economische voorzieningen

in de wijk verdwenen en de vergrijzing

sloeg toe.”

Een van de bewoners schreef in een

gedicht: “Jidderinne vólt ziech doa heem.”

Marc en Nicole willen graag hun bijdragen

leveren aan de herinrichtingsplannen voor

deze woonwijk, zodat straks wederom

iedereen zich daar thuis voelt.

7

Nieuwe voorzitter Wil Houben van Stichting Jaar van de Mijnen:

“WIJ ZIJN HÈT PARADEPAARDJE QUA GESLAAGDE INTEGRATIE EN

MULTICULTURELE SAMENLEVING”“Tot 1920 leek alles, in wat later de Oostelijke Mijnstreek werd, op het Voerendaal van

een eeuw geleden. De twaalf kernen en subkernen van Voerendaal waren er toen ook al.

En de hele regio was bezaaid met soortgelijke gemeenschappen. Er woonden toen iets

meer dan 25.000 mensen in het gebied van de huidige acht gemeenten van Parkstad

Limburg. In 1965, dus 45 jaar later, was de bevolking méér dan vertienvoudigd: 270.000

inwoners. De elf kolenmijnen die op willekeurige plaatsen in het landschap uit de grond

werden gestampt en waarom heen óók de mijnwerkers en beambten gingen wonen,

hebben hier een ruimtelijke chaos veroorzaakt die bijna nergens anders in Nederland

voorkomt.”

Wil Houben - die de naar Breda vertrok-

ken Heerlense burgemeester Paul Depla

opvolgt als voorzitter van Stichting Jaar

van de Mijnen - werd op 1 december 2014

geïnstalleerd als burgemeester van

Voerendaal en dit is een citaat uit zijn

die dag uitgesproken toespraak.

Refererend aan de door de mijnen gelokte

grote toestroom van arbeiders, al dan niet

met hun gezinnen, vanuit diverse delen

van Nederland en later andere Europese

landen sprak hij: “Eigenlijk zijn wij hèt

paradepaardje van Nederland qua

geslaagde integratie en multiculturele

samenleving ´avant la lettre´.”

Nu, midden in het Jaar van Mijnen, haalt

Wil dit nog eens aan om te illustreren

hoezeer de mijnen hun stempel hebben

gedrukt op de regio. “Daar mag best nog

wel eens stevig aandacht voor gevraagd

worden. Je kunt alleen vooruit als je je

verleden kent.”

Het verleden van Wil Houben lag in

Kerkrade-West, op de grens tussen Spek-

holzerheide en Kaalheide. “Als klein kind

ervoer ik de grootheid van de mijn, de Wil-

lem-Sophia. De muren rond de bedrijfsge-

bouwen vond ik hoog en indrukwekkend.

De zwarte roetlaag op zolder staat me nog

bij, maar ook de paniek die uitbrak als het

alarm van de mijn over de wijk loeide.

Dan was er een ongeluk gebeurd en je

zag alle vrouwen angstig de staat op gaan,

zich afvragend ´Zou het mijn man zijn?`.

Kinderen die met spelen op straat een

verwonding opliepen, werden naar

de verbandkamer van de mijn gebracht.”

Het is allemaal voorbij, verleden tijd.

Van het industrieel erfgoed rest weinig, op

een paar schachtgebouwen en wat kleine

monumenten na. Wil: “De heimwee naar

het verleden, de pijn over het feit dat er

niets meer is, dat snap ik wel. Ik denk dat

het nu ook heel anders zou zijn gelopen.

In de periode tussen 1975 en 1985 was het

een handvol bestuurders dat de hele sa-

nering en overgang van zwart naar groen

regelde. Tegenwoordig zou men daarbij

alles en iedereen betrekken. Zoals nu de

IBA Parkstad, die aan de bevolking vraagt

om met ideeën en voorstellen voor de

inrichting van de omgeving te komen.”

Dat er meer tastbaars dient te komen dat

herinnert aan het mijnverleden, dat staat

voor Wil vast. Hij heeft zelf een plan voor

ogen: “Ik vind het belangrijk dat iedereen

kan zien waar de mijnen stonden. Je zou

bijvoorbeeld op de plekken waar vroeger

de hoofdingangen gelegen hebben, grote

foto´s kunnen plaatsen die laten zien hoe

het er op die betreffende plekken vroeger

uitzag.”

Hoe straks verder na het herdenkingsjaar?

“Zo´n 25 jaar geleden was ik een van

de oprichters van de Telematicaloop in

Heerlen. Omdat hier toen veel informati-

cabedrijfjes gevestigd waren stelde ik voor

om deze marathon de ´Informaticaloop´

te noemen. Toenmalig burgemeester Piet

van Zeil zag het echter breder en wilde

een link leggen naar de telecommunica-

tie. Dus pasten we daarop de naam aan.

Helaas verdwenen veel van die bedrijf-

jes, maar ik denk wel dat de toekomst

van deze regio ligt in innovatief gebruik

en delen van informatie en data, zoals

bijvoorbeeld gedaan wordt door Smart

Services Hub, een samenwerkingsverband

van 18 dienstverlenende bedrijven, ken-

nisinstellingen en overheidsorganisaties in

Limburg.”

Het Jaar van de Mijnen hoopt vooral

jongeren te bereiken om hen bewust te

maken van hun ´roots´. Wil Houben was

docent geschiedenis tijdens de periode

waarin de sloop van de mijngebouwen

volop aan de gang was. “Op school werd er

door mij nauwelijks aandacht aan besteed.

Mijnbouw behoorde tot het vak aardrijks-

kunde. Maar nu je er zo over begint:

ik ben graag bereid om met betrekking tot

het mijnverleden op scholen gastlessen

te geven!”

Wil Houben poseert bij Schacht Nulland in zijn geboorteplaats Kerkrade. Foto: Luc Lodder

Ik ben graag bereid om met betrekking tot het mijnverleden op scholen gastlessen te geven!

8

Vijf paradoxen, Gerard Rooijakkers

SCHIJNBARE TEGENSTELLINGEN IN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015

Lees verder op pagina 12

paradox 1/5 Normaliteit en abnormaliteitZo snel als de mijnen kwamen, zo snel verdwenen ze ook weer. Zuid-Limburg keerde na

de sluitingen terug - ja, het klinkt vreemd - naar de normale gang van zaken. Immers,

de mijnperiode was een abnormale uitschieter. Tot pakweg 1900 bestond de bevolking

van de latere mijnstreek uit boeren, arbeiders, handwerkslieden en middenstanders. Kort-

om: al dan niet zelfstandige ondernemers. Hardwerkende, maar onafhankelijke

lieden. De mijnen brachten een periode van ongekende economische bloei, waarvan

alle lagen van de bevolking profiteerden. Maar, de medaille had een keerzijde. Mijnen en

kerk bepaalden je leven. De mijndirecties zorgden vaderlijk voor het welzijn van de

medewerkers. Huisvesting, sociale zekerheid, verenigingsleven, scholing, vrijetijds-

besteding, in alles werd voorzien. De ´hoge heren´ hadden daarbij in het achterhoofd:

tevreden arbeiders zijn productieve arbeiders. Volgzaamheid en gehoorzaamheid.

Dat is wat de mijnbazen wilden en in dat streven werden zij onvoorwaardelijk gesteund

door de Katholieke Kerk. Mijndirecteur en pastoor hadden een innige band. Mijnwerkers

die regelmatig verzuimden naar de kerk te gaan, werden op de mijn bij hun baas ter

verantwoording geroepen. De kudde diende mak gehouden te worden. Gewaarschuwd

werd voor de gevaarlijke invloed van de ´rooien´, socialisten die het waagden tegen te

spreken.

Parallel met het verdwijnen van de mijnen, vervaagden ook de uitingen van het Rijke

Roomsche Leven. Mijn weg, kerk weg. De bevolking van de mijnstreek bleef als een

meute weeskinderen achter. De ´zekerheden´ waren weg en bleven weg. “Ut is niks en ut

weurd niks!” luidde de klaagzang. De bevolking diende weer - net als vóór 1900 - op

eigen kracht te vertrouwen en te varen. Het mijnsluitingsproces had de situatie terug naar

´normaal´ gebracht. Toen was echter paniek, omdat de vertrouwde leidende

handen van mijn, kerk en overheid verdwenen waren. “Hoe moet het nu met ons?”

In het Jaar van de Mijnen wordt de stand van zaken opgemaakt en blijkt dat de

´mijnstrekers´ hun oude kracht hebben hervonden en weer de regie nemen over

hun gezamenlijke toekomst.

paradox 2/5Eigen en vreemdWe hebben het altijd over de Limburgse mijnen en de Limburgse koempels. Echter, als je

het bekijkt over de gehele periode van ruim 70 jaar waarin onze steenkoolmijnen volop

draaiden, hebben er relatief gezien maar weinig Limburgers gewerkt. Zeker in de eerste

tientallen jaren hadden de meeste Limburgse arbeiders er absoluut geen trek in om in dat

zwarte gat af te dalen. Het grootste deel van het werk werd verricht door buitenlandse

werknemers, in andere landen geworven personeel. Gastarbeiders werden zij later

genoemd. Uiteindelijk werden velen van hen Nederlanders en dus óók Limburgers.

Pas ná de Tweede Wereldoorlog, toen de OVS´en (Ondergrondse Vakscholen)

ontstonden, kregen de mijnen via deze opleiding een grote stroom autochtone

Limburgers als mijnwerkers op de loonlijsten.

Nóg zoiets. Sint Barbara. Niets zo typisch Limburgs, als deze patrones van de mijn-

werkers, die haar liefkozend ´Ós Berbke´ noemen. Dat wordt in ieder geval algemeen

aangenomen. In deze provincie werd zij weliswaar vereerd als beschermelinge tegen een

plotselinge dood, maar toen ze uiteindelijk specifiek de mijnwerkers onder haar hoede

nam, zitten we al in de jaren dertig. De verering van deze heilige als patrones

van de koempels, werd in die jaren bij ons geïntroduceerd door Sloveense mijnwerkers.

Dus wat we als vanzelfsprekend als ons eigen culturele erfgoed beschouwen, was

oorspronkelijk ´vreemd´. Kwam uit een ander land, ver van Limburg.

Voor de Limburgse jeugd van 2015 blijkt het mijnverleden van deze regio iets

´vreemds´ te zijn. Het staat ver van ze af, hoezeer we in dit Jaar van de Mijnen ook

proberen het als iets ´eigens´ te presenteren.

1952, 50 jaar staatsmijnen in Limburg, ballonnenwedstrijd voor de kinderen bij de staatsmijn EmmaFoto: Foto-archief DSM

9

len, Fonds voor Cultuurparticipatie, Prins

Bernhard Cultuurfonds, Ministerie van

OCW en Provincie Limburg. En in samen-

werking met Discovery Center Continium

en Arcus College.

Vrijdag 28 (try-out), zaterdag 29

(avant-première), zaterdag 29 augustus

(première); ook te zien zondag 30 augus-

tus, vrijdag 4 t/m zondag 6 september.

Zie www.Cultura-Nova.nl. Locatie:

Arcus College, Gasthuisstraat 21, Heerlen.

Nick Steur (NL)

A piece of time

moving pendulums & synchronizing

metronomes

‘Time is nature’s way of keeping every-

thing from happening at once.’ (John

Weehler) Nick Steur is een theatermaker

met een zeer eigen handschrift: poëtisch,

aards, beeldend, intuïtief en mystiek. Hij

creëert werelden die gegrondvest zijn in

een tijdloze werkelijkheid, die gedicteerd

wordt door natuurwetten. Een werke-

lijkheid die in ons complexe en hightech

bestaan haast vergeten wordt. Zijn werk

beweegt zich op het snijvlak met beelden-

de kunst, maar de theatrale component is

essentieel. Het krachtenveld leidt tot een

unieke gebeurtenis die zich alleen hier

en nu kan afspelen. Een coproductie van

Stichting Cultura Nova i.h.k.v. Jaar van de

Mijnen (M2015).

Zaterdag 29, zondag 30 en maandag

31 augustus, Staalconstructie Schinveld,

Jabeekerstraat Onderbanken. Kaarten:

www.Cultura-Nova.nl

Nina Willems en Annet Bremen (NL

DOORGRONDDe Heerlense theatermaakster Nina

Willems werd in 1986 geboren in Zeswe-

gen. Een Heerlense wijk die na de mijn-

sluitingen gebouwd is op een ‘sjteeberg’,

gevormd door steenafval uit de Oranje-

Nassaumijn I. De mijnen waren toen allang

gesloten; Heerlen was een stad in crisis.

Eveneens in 1986 werd in Landgraaf aan

de voet van de steenberg van de Staats-

mijn Wilhelmina schrijfster Annet Bremen

geboren. Voor ‘Doorgrond’ gingen Nina en

Annet in dialoog met inwoners van de stad

op zoek naar de identiteit van Heerlen? En

naar hoe de geschiedenis van Heerlen hun

identiteit heeft gevormd? De gesprekken,

die plaatsvonden in de mijnshop aan de

Bongerd, zijn verwerkt in de voorstelling.

‘Opgroeien in het Heerlen van de jaren ‘80

en ‘90 was als binnenkomen in een lege

theaterzaal waar net een voorstelling was

geweest. De voorstelling heb je niet mee-

gemaakt, maar de sfeer hangt er nog.’

Met dank aan: Stichting Via Zuid, Fonds

Podiumkunsten, SCHUNCK*, Cultura Nova

en Het Jaar van de Mijnen #m2015.

Woensdag 2,, donderdag 3, vrijdag 4 en

zaterdag 5 september in Cultuurwerkplaats

Zeezicht Heerlen, Schelsberg 94.

Kaarten: www.Cultura-Nova.nl

Les Rêveries de Lies et Jean / Groupe F & Plasticiens Volants (FR)

Een theatraal vuurwerkspektakel De openingsvoorstelling van 25 jaar Cultura Nova staat in het teken van het Jaar van

de Mijnen (M2015). Als je dan nog één keer terugkijkt om de balans op te maken; waar

kun je dat dan beter doen dan op het terrein van de voormalige Oranje Nassaumijn I

in Heerlen? Letterlijk op de plek waar de Lange Lies en de Lange Jan stonden, brengen

twee wereldberoemde Franse gezelschappen, Groupe F en Les Plasticiens Volants, het

– zo verwachten wij - grootste vuurwerktheaterspektakel ooit in Nederland!

Groupe F (vuurwerktheater) en Les Plasticiens Volants (balonnenfigurentheater) waren

eerder te gast op Cultura Nova en hebben wereldwijd meegewerkt aan grote openingen

van Olympische Spelen, WK’s en EK’s en diverse Culturele Hoofdsteden. Voor ‘Les

Rêveries de Lies et Jean’ werken de beide gezelschappen voor het eerst samen aan

een nieuwe voorstelling die haar wereldpremière in Heerlen beleeft. De Diversão

Sambaband Heerlen begeleidt het publiek na afloop van de voorstelling naar de

binnenstad waar i.s.m. Heerlen Mijn Stad op 3 locaties een afterparty wordt

georganiseerd: op het Pancratiusplein, bij poppodium NIEUWE NOR en in de Spiegeltent

op het Burg. van Grunsvenplein.

De openingsvoorstelling is op vrijdag 28 augustus 21.30 uur, op het voormalig terrein

Oranje Nassau-mijn I, langs de CBS-weg in Heerlen #gratis, wereldpremière. Parkeren

graag in de binnenstad.

Hoge Fronten/Lieke Benders (NL)

VerdrietfabriekTijdens ‘Verdrietfabriek’ stapt het publiek

in een karretje van een kermisattractie

en rijdt letterlijk een parcours door een

landschap vol stemmen. Verhalen die ver-

zameld zijn door interviews met mensen

over hun verdriet en het vinden van troost.

Een coproductie van Stichting Cultura

Nova i.h.k.v. Jaar van de Mijnen (M2015).

Zaterdag 29 augustus, woensdag

2 t/m zondag september in in business

park C-Mill, Molenberg. Kaarten:

www.Cultura-Nova.nl

Het Laagland (NL)

Jongens van toen – onze grondWaar eindigt de grond van jouw (voor)

ouders en begint die van jou?

‘Jongens Van Toen – Onze Grond’ is een

theaterroute gebaseerd op verhalen van

oudleerlingen en docenten van de On-

dergrondse Vakschool (ovs) én scholieren

van nu. Op een plek waar ooit jongens in

blauw uniform iedere dag de vlag hesen,

zoeken jongelui nu bovengronds hun weg.

School uit, de diepte in. Met bonkende

harten, ferme passen, angstige handen,

knopen in de oren, op vrije voeten, hap-

pend naar lucht. Niet verdwalen, vooruit

Hier is het alle dagen sjiech! Deze voor-

stelling in het kader van het Jaar van de

Mijnen is een coproductie van Het Laag-

land, M2015 en Cultura Nova i.s.m. Irma

van Hoof, Guus Jacobs, Xavier Emmen en

spelers van Jong Laagland, Arcus college,

Theater Karroessel en Grotius college. Met

steun van het VSB Fonds, Gemeente Heer-

10

Intro in Situ, Alien Oosting, Nicoline Soeter & Rianne Wilbers (NL)

OndertijdsSamengeperste klanken, fossiele vragen

en ideeën voor morgen borrelen op uit

het mijnwater. ‘Ondertijds’ is een installatie

en muzikale performance van beeldend

kunstenares Alien Oosting en componiste

Nicoline Soeter, gemaakt in opdracht van

Intro in situ Maastricht. De installatie toont

een menselijke handeling in gevecht tegen

de metronomische klok. Oosting (Berlijn,

genomineerd voor de Parkstad Limburg

Prijs 2013) documenteert elementen van

structuur en verval in een visuele vertelling

waarin de ervaring van gelijktijdigheid

en afstand belangrijke motieven zijn. De

performance wordt live uitgevoerd door

de getalenteerde sopraan Rianne Wilbers.

Zij is één van de ‘Jonge Honden’, het

talentontwikkelingsprogramma van

Intro in situ.

Zaterdag 29, zondag 30, maandag

31 augustus t/m zaterdag 5 september

19.00-23.00 uur. Locatie: voetgangers-

tunnel Q-Park, Burg. van Grunsvenplein

Heerlen #gratis.

Ensemble88 (NL/DE/BE)

De Letste Schiechwereldpremière

De mijnsluiting heeft in onze regio veel

teweeggebracht. Duizenden arbeidsplaat-

sen gingen verloren. In het concert in het

Cube – Design Museum en de tentoonstel-

ling ‘De Letste Schiech’ trekt het Limburgse

ensemble voor hedendaagse klassieke

muziek, Ensemble88, in het kader van het

Jaar van de Mijnen de lijn door naar van-

daag de dag. Want ook anno 2015 staan

veel mensen vanwege de economische

crisis op straat. ‘De Letste Schiech’ gaat

tijdens Cultura Nova in première. Na Heer-

len toert het ensemble langs verschillende

voormalige mijnlocaties in Nederlands- en

Belgisch-Limburg en het Duitse Rheinland.

De centrale compositie tijdens dit concert

is het ‘Workers Union’ van Louis Andriessen

uit 1939. Deze spectaculaire en maatschap-

pijkritische compositie wordt aangevuld

met nieuw werk van componisten uit de

Euregio: Hans Leenders (nl), Timo Rut-

tkamp (du) en Michel Fourgon (be). De

composities zijn gebaseerd op gedichten

van de uit Kerkrade afkomstige schrijver,

dichter en hoogleraar Wiel Kusters, die tij-

dens het concert ook voordraagt uit eigen

werk. Daarnaast heeft Ensemble88 ama-

teurfotografen uitgedaagd om een eigen-

tijdse beeldende vertaling te maken van

het thema ‘De Letste Schiech’. Een selectie

uit de inzendingen ziet u als decor tijdens

de concerten en in een fototentoonstelling

in Schacht Nulland in Kerkrade.

Concert: zaterdag 29 augustus, Cube

gebouw (Designmuseum in aanbouw),

Museumplein 2, Kerkrade. Tentoon-

stelling: zaterdag 29 augustus t/m zondag

6 september, Schacht Nulland, Domaniale

mijnstraat 30, Kerkrade.

Kaarten www.Cultura-Nova.nl

Mariël Vaartjes

De mijneEen poëtische muziektheatervoorstelling

over de kracht van herinneringen

‘Wat je je herinnert noem je een herinne-

ring, maar wat je vergeten bent heeft geen

naam. Een vergetenis misschien?’ Ooit heb

je ze gezien, geroken, gevoeld en ergens

zijn ze opgeslagen. Je herinneringen, je

meest intieme metgezel die een leven lang

met je meereist. Een vrouw weet niet meer

hoe oud ze is. Ze is verdwaald. Verdwaald

in de tijd. Een man speelt mee in haar her-

inneringen. Hij maakt muziek die ze kent

en die haar troost. Hij probeert een gids te

zijn in haar warrige hoofd.

‘De mijne’ is een theatrale reis door een

hoofd vol gedachte- en vergetenis-

sen.‘Soms voelt mijn hoofd als een donkere

mijn. Ik zoek en graaf naar die ene naam

of dat ene moment, maar halverwege lijk

ik vergeten waar ik ook alweer naar zocht.’

Met ‘Alice’ maakte theatermaker Mariël

Vaartjes op Cultura Nova 2014 een theatra-

le wandeling door een verzorgingstehuis,

waarbij de bezoeker werd geconfronteerd

met het leven in een zorginstelling. Nu

maakt ze met ‘De mijne’ een voorstelling

voor de bewoners. Hiervoor interviewde

zij ouderen en verdiepte zij zich in het

collectieve geheugen van het mijn-

verleden. De voorstelling is een co-

productie van Zorgorganisatie Sevagram,

Via Zuid en Cultura Nova in het kader van

het Jaar van de Mijnen.

Zaterdag 29 en zondag 30 augustus,

Theater Sevagram, Plataan, Henri

Dunantstraat 3 Heerlen.

Kaarten www.Cultura-Nova.nl

Obscura Nova: Remixing HeritageUnieke, gratis vertoning op het

Pancratiusplein Zuid van Otto van

Nijenhoff’s beroemde filmdocumentai-

re “Het Nederlandse Staatsmijnbedrijf in

Limburg” (1928, 76 min., speciaal door EYE

gedigitaliseerd), visueel en muzikaal omlijst

door het Parkstedelijke kunstcollectief

Obscure Times. Aansluitend afterparty in

de Nieuwe Nor met het Polar Inertia

collectief uit Parijs en de vj’s Obscure

Times. Film begint zaterdag 5 september

om 21:30 uur. Zie www.Cultura-Nova.nl

NB “Obscura Nova: Remixing Heritage”

is een intitiatief van Beeld voor Beeld

Film-festival, poppodium NIEUWE NOR,

Filmhuis de Spiegel, EYE Film Instituut

Nederland, Nederlands Instituut voor Beeld

en Geluid, Cultura Nova en Het Jaar van

de Mijnen 2015 (M2015).o n d e r d st i j

11

paradox 3/5 Geschiedenis en erfgoedZe zijn er nog, mensen die uit eerste hand verhalen kunnen vertellen over de Zuid-

Limburgse mijnen. Omdat ze er gewerkt hebben. Maar er komt onherroepelijk een tijd

waarin zij er niet meer zijn. Wie vertelt de verhalen dan door? Het probleem is, dat de

jonge generatie Limburgers letterlijk op zoek moet gaan naar de geschiedenis. Die

komen ze buiten, in stad en streek vrijwel nergens tegen. De mijnschachten, de koel-

torens, de schoorstenen, de kolenwasserijen. Bijna alles is weg. De jeugd heeft het zwart

niet meegemaakt en ziet nu enkel het groen. Het onderwijs besteedt er nauwelijks aan-

dacht aan. Vreemd, want in een door het Jaar van de Mijnen geïnitieerd jongerendebat

bleek overduidelijk dat de jeugd van nu héél graag meer wil weten. Over waar ze

vandaan komt.

Geschiedenis en erfgoed. Het zijn twee verschillende zaken. Onder geschiedenis

verstaan we de feitelijkheden zoals die hebben plaatsgevonden. Geen regionale

geschiedenis is zo gedetailleerd beschreven, gedocumenteerd en vastgelegd, als die

van de Nederlandse mijnindustrie. Dáár ligt het dus niet aan.

Het erfgoed betreft de manier waarop we met het verleden en de geschiedenis omgaan.

De tastbare erfstukken zijn dus grotendeels gesloopt, verdwenen. Wat overblijft, is de

geschiedenis, maar daar werd tot nu toe nogal krampachtig mee omgegaan. Alsof we

er niet trots op mochten zijn, alsof we ons ervoor schaamden. Alsof het vergeten moest

worden. Zo van: “Laten we het er maar niet meer over hebben.”

Gelukkig blijkt nu, in het Jaar van de Mijnen, dat de trots is teruggekeerd. Maar ook

dat het nu eindelijk eens gezegd mag worden dat de mijnen voor de regio van groot

belang waren en dat ze tot in de huidige tijd op sociaal, economisch en cultureel vlak

hun sporen hebben nagelaten. Dat praten over de mijnen dus niet een nostalgisch

terugblikken is, maar een noodzakelijk gesprek om erachter te komen wie we op dit

moment zijn en waar we samen naar toe willen. Of, zoals onze buren het uitdrukken:

“Zukunft braucht Herkunft!”.

paradox 4/5 De folklore van het kleine verschilHet is een bekend verschijnsel, dat als mensen en groepen veel met elkaar gemeen

hebben, ze in het onderling contact de nadruk gaan leggen op piepkleine verschillen. Die

worden dan buitenproportioneel opgeblazen. En als dat proces maar lang genoeg duurt,

gaan ze er uiteindelijk ook nog in gelóven. Zie de onderlinge rivaliteit tussen bijvoorbeeld

naast elkaar liggende dorpsgemeenschappen, die soms het stadium van ´vrolijke folklore´

overstijgt en grimmige vormen aanneemt.

In de mijnen was het niet anders. Met die culturele verschillen tussen Limburgers,

Bovenmoerdijkers (´Hollanders!`) en alle andere nationaliteiten. Tel daarbij op de

hiërarchie binnen het mijnbedrijf die letterlijk van boven naar beneden ging: directeuren,

ingenieurs, bazen, opzichters, ophalers, houwers. Een standsverschil dat ook buiten werk-

tijd - zo was het toen - werd voortgezet. Wonen, vrije tijd, verenigings- en uitgaansleven.

Het werd allemaal strikt gescheiden gehouden. En natuurlijk: hoe hoger de functie, hoe

meer privileges. De beste kolen gingen naar de hoogstbetaalden.

Zoiets leidt tot wrevel. Die kan zich uiten in goedmoedige grappenmakerij over elkaars

´tekortkomingen´, maar leidde - mede als gevolg van het in de mijnen gehanteerde

´jaagsysteem´ - niet zelden tot stevige knokpartijen, vaak ondergronds. Mensen die zwaar

onder druk staan, hebben zichzelf niet altijd in de hand en juist de kleine verschillen

vormen dan aanleidingen voor uitbarstingen.

Het onderling steggelen en ruziemaken zien we tot op de dag van vandaag. Het valt

bepaald niet mee om alle koempels op één lijn te krijgen. Juist deze rivaliteiten en

kleine verschillen illustreren de enorme overeenkomsten en verbondenheid. Deze

folklore van het kleine verschil resulteert in een onvermogen tot constructieve samen-

werking. Het Jaar van de Mijnen wil deze kleine verschillen niet opblazen en juist de

nadruk leggen op de verbondenheid die eendrachtig wordt gemobiliseerd met het oog

op de toekomst.

paradox 5/5Vergeten en bewarenHet valt niet te ontkennen: na de mijnsluitingen is - in Nederlands-Limburg althans - vrij-

wel alles wat aan deze industrietak herinnerde gesloopt. Voorgoed weggevaagd. Jammer,

misschien ook wel begrijpelijk. Vele duizenden mensen moesten opnieuw aan het werk,

dát was de grootste zorg. Opgeruimde mijnterreinen, daar kun je wat mee doen. Een

nieuw bedrijf neerzetten bijvoorbeeld, of een woonwijk. Of er een recreatiegebied van

maken. “We moeten vooruit!” en “Van zwart naar groen!” Dat waren de motto´s. Met de

kennis van nú is het te betreuren dat nauwelijks nog iets overgebleven is. Een paar

schachtgebouwen en enkele kleine monumenten, meer niet.

Het zij zo. Toch blijft het schrijnen, het gevoel dat er niets bewaard is gebleven. Als een

herinnering aan vroeger, als een eerbetoon aan die duizenden mijnwerkers die Limburg

welvaart brachten en het hele land verwarmden. Kunnen we dan niets meer laten zien

aan de jongeren van nu? De volgende generaties? Moeten zij hun kennis vergaren via

enkel en alleen oud en vergeeld archiefmateriaal?

Er is - na het voorgaande klinkt dit bizar - nog héél veel materiaal bewaard gebleven.

Een gigantisch industrieel monument bevindt zich onder onze voeten, tot wel duizend

meter diep. Het grootste deel van het mijnbedrijf lag ondergronds en die twaalf Limburg-

se mijnen vormden daar een immense fabriek. Die is er nog steeds, met machinerieën

en materialen.

Ondergronds is dat mijnverleden als een enorme tijdscapsule bewaard gebleven.

De ironie is dat de spullen die we vergeten, het beste bewaard blijven. En wat we graag

willen bewaren en doorgeven aan volgende generaties is doorgaans heel kwetsbaar

voor beschadiging, roof en vernietiging. Dit erfgoed van de mijnen kunnen we

weliswaar niet zien, maar is alom voortdurend diep onder ons aanwezig. Er komt

een dag dat we dit vergeten en goed bewaarde erfgoed met moderne technieken zoals

inspectie-robots weer zichtbaar en beleefbaar kunnen maken. Het Jaar van de Mijnen

wil die dag graag naderbij halen.

Samenstelling: Gerard Rooijakkers en Maarten Brorens

Arbeiderswoningen Geleen, 1955Foto: Foto-archief DSM

12

Marjolein Korvorst van het CBS op ON I-terrein in Heerlen:

“DATA EN INFORMATIE VORMEN HIER DE NIEUWE STEENKOOL.”

Als je de centrale hal - atrium noemen ze dat tegenwoordig - van het nieuwe, in 2009 geopende CBS-gebouw in Heerlen

binnenloopt, stuit je blik meteen op een gigantische ronde zuil, een soort koker die naar de hemel lijkt te reiken; een illusie die

versterkt wordt door het dak van transparant glas. Exact op deze plek bevond zich tot en met 1974 een van de drie mijnschachten

van de Oranje Nassau I. Hier daalden dagelijks mijnwerkers honderden meters af naar het kolenfront.

Als er één modern gebouw in de voor-

malige mijnstreek is dat op diverse wijzen

verbonden is met het mijnverleden, is het

wel dit kantoorpand. Een van de honder-

den werknemers is Marjolein Korvorst. De

geboren Heerlense bekleedt de functie van

Coördinator Publicaties & Maatwerk-on-

derzoek. “Mijn beide grootvaders werkten

bovengronds in de Limburgse mijnindus-

trie. Een van hen heeft toentertijd een

uitvinding gedaan, die iets te maken had

met het koppelen van ondergrondse mijn-

wagens.” Ze lacht breed als ze uitlegt een

verbinding te zien met het werk dat op dit

voormalige mijnterrein nú wordt verricht:

“Bij het CBS koppelen we ook, geen mijn-

wagentjes, maar data en informatie. Dat is

hier eigenlijk de nieuwe steenkool!”

Het eerbetoon aan de mijnen en mijnwer-

kers gaat in dit gebouw verder. Marjolein

wijst op de grillige donkere en lichte

horizontale lijnen aan de wanden van het

atrium, die ook terugkeren aan de buiten-

zijde van het gebouw. “Dat zijn verwijzin-

gen naar steelkoollagen tussen de diverse

aardlagen”, legt ze uit, om te vervolgen

met: “Het hele gebouw wordt verwarmd

èn gekoeld met hulp van het opgepompte

warme mijnwater dat zich momenteel in

de mijngangen bevindt.”

Het Heerlense mijnwaterproject is jaren

geleden als proefproject voor duurzame

energie gestart en het CBS was een van de

eerste afnemers.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek

was na de mijnsluitingen vanuit Den Haag

deels naar Heerlen gehaald om hier voor

nieuwe werkgelegenheid te zorgen. Het

werd gevestigd in een toen uiterst modern

pand, op het terrein van de voormalige

mijn Oranje Nassau I, ook pal boven op

een van de met een betonprop afgedichte

schachten. In 1999 waren er ministe-

riële plannen om de vestiging Heerlen

te sluiten, die na heftige protesten niet

doorgingen. De meeste CBS´ers konden

opgelucht ademhalen en kregen zelfs een

geheel nieuwe werkplek, omdat de oude

niet meer aan de eisen voldeed. Marjolein:

“Wist je dat hier - na al die jaren - nú nog

één oud-mijnwerker in dienst is?”

Terwijl we vanuit het CBS-pand zicht heb-

ben op het Mijnmuseum, gevestigd in het

gebouw van de derde ON I-schacht, kijkt

Marjolein naar de toekomst. “In samen-

werking met het Jaar van de Mijnen en

de Provincie bereiden we momenteel een

symposium voor, waarbij we ook de jeugd

actief willen betrekken. Centraal staan de

vragen: welke effecten had het mijnverle-

den op de ontwikkelingen in Limburg, hoe

ziet de toekomst van deze regio eruit en

welke ideeën hebben jongeren hierover?

Na een periode van ´ontmijning´ is er nu

juist meer behoefte aan ´data-mining´ en

innovatie bij de vorming van een nieuwe

identiteit voor de regio.”

Interessante mijndata

De gegevens waarover het CBS informatie verzamelt zijn legio, van economie en

internationalisering tot huizenmarkt, welzijn en gezondheid. Óók over de mijnen en

Zuid-Limburg zijn veel interessante weetjes voorhanden.

Voorbeeldjes?

• In 1930 werkten meer dan 37.000 Limburgers in de mijnbouw, als volgt onderverdeeld:

47% (hulp)houwers, 12,9% slepers, 19,6% andere arbeiders, 17,8% ondersteunend

personeel, 2,7% leidinggevenden.

• T ussen 1945 en 1974 werden in Zuid-Limburg relatief veel meer woningen gebouwd,

als je het vergelijkt met de cijfers van Nederland als totaal, in de laatste twintig jaar

juist veel minder.

• In vergelijking met Nederland als geheel wonen in Zuid-Limburg veel meer westerse

allochtonen, vooral Duitsers en Belgen. Daarnaast telt Zuid-Limburg minder stellen

met kinderen en meer huishoudens met 65-plussers.

Lees verder op pagina 14

Lotte (links) en Dionne werken aan een voorstelling rond de OVS.Foto: Luc Lodder

Marjolein Korvorst in het CBS-gebouw. Achter haar de imposante zuil op de plek van een van ON-schachten.Foto: Luc Lodder

Over (on)zekerheden van OVS´ers en jongeren van nu

ONDERGRONDSE VAKSCHOOL BASIS

VOOR THEATER-STUK `JONGENS

VAN TOEN´ De OVS. Ondergrondse Vakschool. Elke mijn had een eigen opleiding voor jonge

knapen die graag ondergronder wilden worden. Vakmanschap, kameraadschap

en samenwerken. Op de OVS werden duizenden Limburgse jongens gevormd en

gekneed tot productieve mijnwerkers.

In samenwerking met Stichting Jaar

van de Mijnen en festival Cultura Nova

maakt theatergezelschap Het Laag-

land, dat Sittard als thuisbasis heeft,

een voorstelling met als inspiratiebron

de OVS. Deze heet ´Jongens van Toen`

en in de voorbereidende fase spreken

de makers met heel wat ´jongens van

toen en nu´.

“Vroeger was je bestemming gewoon

bekend. Generatie op generatie koos

hetzelfde vak. Hier gingen heel veel

jongens als bijna vanzelfsprekend

naar de OVS, om net als hun vaders

en grootvaders mijnwerker te worden.

Dat gaf een bepaalde zekerheid. Nu is

de tijd anders. Er zijn veel keuzemoge-

lijkheden.

13

George Deswijzen: ”Limburgers zijn van oudsher al Europeanen.”

WERELDBURGER EN MIJNWERKERSZOONZET LIMBURG INTERNATIONAAL

‘OP DE KAART’ “Met een grensoverschrijdende groet”. Standaard staat dit onder de correspondentie van

George Deswijzen. Na een loopbaan in de diplomatie bij ambassades en het ministerie

van Buitenlandse Zaken - die hem naar klussen in vrijwel alle werelddelen voerde -

keerde hij na het overlijden van zijn moeder terug naar het ouderlijk huis in Bocholtz.

“Ik wilde mijn vader niet alleen laten.”

Pa Deswijzen was ondergronds elektri-

cien. Aanvankelijk op de Willem-Sophia in

Spekholzerheide, later in Duitsland. Trots

laat George enkele foto´s zien van zijn

jonge vader. Een stoere man met zwart

gezicht. George heeft het allemaal niet

meegemaakt, maar hij kent de verhalen.

Die hoorde hij van zijn beide opa´s. En zijn

vader natuurlijk. “Hij vertelde eens dat zijn

beste kameraad ondergronds een ongeval

kreeg en het niet overleefde. Mijn vader

vond hem en heeft hem ook naar boven

gebracht.”

Hij vervolgt met: “Het mooie van het Jaar

van de Mijnen vind ik dat de oud-mijnwer-

kers hun verhaal nog eens kwijt kunnen.

Dit jaar zie ik als een vorm van erkenning

voor hen. Na de sluiting van de mijnen

moest alles zo snel mogelijk weg. Dat was

een klap in het gezicht voor hen. Eigenlijk

kregen ze te horen: ´Sop het je maar op!`

En dat terwijl zij Nederland er na de oorlog

weer bovenop hebben geholpen. Er werd

niet gezeurd. Als je eens pijn had, dan ging

je tòch werken. ”

George´s opa van moeders kant was

mijnwerker, maar dat belette hem niet om

verder te kijken dan het mijnterrein en de

dorpsgrenzen. “Tijdens de oorlog trok hij

als vrijwilliger met de Amerikanen Duits-

land in en daarna zat hij een paar jaar in

Indonesië. Hij zei vaker tegen mij:

´Jongen, ga de wereld over, verruim je blik.

Hij stimuleerde me om naar het buitenland

te gaan en bood zelfs aan mijn studie in

Londen te betalen. Die kans heb ik

gegrepen.”De internationale ervaring en

talenkennis komt hem nu uitstekend van

pas in zijn huidige job: ´social media

coördinator´ bij Connect Limburg.

Connect Limburg? Leg uit!

“Dat is een nog jonge organisatie waaraan

zich onder meer zeventig bedrijven en in-

stellingen hebben verbonden die Limburg

zien als unieke en grensoverschrijdende

regio. Door de ligging van onze provin-

cie zijn wij van oudsher, door de eeuwen

heen al Europeaan geweest. Spanjaarden,

Fransen en Oostenrijkers trokken hier rond.

Later kwamen de vele immigranten naar

de mijnen. We wonen aan de grenzen,

kennen de gebruiken en culturen van onze

buren. Internationaal denken en handelen

zit gewoon in ons DNA.”

Dat het geen grootspraak is om Limburg

aan te prijzen als internationaal georiën-

teerde plek, bewijzen bijvoorbeeld bedrij-

ven als het Amerikaanse Medtronic (me-

dische technologie) en het callcenter van

Mercedes-Benz dat de hele wereld vanuit

Limburg bedient. George: “Die hebben

zich hier gevestigd vanwege de centrale

ligging in Europa, goede verbindingen en

geschoold personeel dat talen spreekt.

Wat wij onder meer nastreven is dat méér

bedrijven zich hier vestigen. Daarmee wil-

len we voorkomen dat jongeren wegtrek-

ken en zo dus de vergrijzing versterken.

Ze hoeven bijvoorbeeld ook niet naar

Eindhoven om te studeren, want vlak over

de grens ligt in Aken de RWTH. Uiteindelijk

zou het ook eenvoudiger moeten worden

om over de grens te gaan werken. Ik denk

dat de toekomst van Limburg voor een

deel in België en Duitsland ligt. Limburg

maakt Nederland in ieder geval een stukje

groter.”

Zie ook www.limburgcrossborders.com

Het mooie van het Jaar van de Mijnen vind ik dat de oud-mijnwerkers hun verhaal nog eens kwijt kunnen

George draagt deze foto van zijn vader altijd bij zich.Foto: Luc Lodder

Jongeren raken misschien een beetje

verdwaald, krijgen te maken met een

grotere zoektocht. Stellen zich de vraag:

wat is geluk? Een van de oud-mijnwerkers

die we spraken riep uit: ´Daar waren wij

helemaal niet mee bezig! Jee zeg, hoeveel

zelfhulpboeken wil je lezen?´ Zij stonden

blijkbaar toch anders in het leven.” Lotte

Lohrengel, regisseur van de voorstelling,

geeft hiermee al aan dat het project niet

enkel over het leven op de OVS zal gaan,

maar een link legt naar het heden en de

jongeren van nu. “We praten met oud-

OVS´ers, maar bevragen daarnaast de

jongeren die meewerken aan de voorstel-

ling. Zij gaan in hun jonge leven ook al de

diepte in, op zoek naar hun bestemming,

maar zullen uiteindelijk de mouwen op

moeten stropen en leren samenwerken.”

Tot die generatie behoort Dionne Blokland,

een jonge actrice, die bij ´Jongens van

Toen´ tevens film-assistente is. “Mijn

ouders komen uit Brabant, ik ben op-

gegroeid in Elsloo. Van het mijnverleden

heb ik niets meegekregen en op school

werd er ook geen aandacht aan besteed.

We interviewen oud-mijnwerkers en van

hen krijgen we veel informatie. Dat je als

OVS´er van 13 of 14 jaar meteen betaald

kreeg, maar ook dat zij hun onzekerheden

en angsten hadden.”

Lotte haakt daarop in: “We doen samen

veel research, maar de voorstelling mag

geen geschiedenisboek worden. We

hebben een historicus van museum

Continium in Kerkrade geraadpleegd voor

feiten, maar hij gaf nadrukkelijk aan dat we

voor het ´gevoel´ bij de mannen zelf

te rade moeten gaan.”

Het project gaat niet enkel over het leven op de OVS, maar legt een link naar het heden

Het werk diep beneden in de mijngangen

was zwaar, ongezond, gevaarlijk. Lotte:

“We merkten dat sommige oud-mijn-

werkers over hun angst heen gingen, het

probeerden te relativeren. `Je wilde toch

telkens weer naar beneden`, zo zei een

van hen.

Nu denk ik dat er voor de meesten geen

alternatief was. Ze moesten wel en

waarschijnlijk dachten ze niet meer aan

de angst. Zelf ben ik een jaar geleden

moeder geworden. De heftigheid van de

bevalling vergeet je. Dat heeft de natuur

zo bedacht, anders durf je nooit meer te

baren.”

`Jongens van Toen´ wordt gespeeld

vanaf 28 augustus in het sfeervolle oude

gebouw van het Arcuscollege aan de

Gasthuisstraat 21a te Heerlen. Een groot

deel van het pand zal daarvoor benut

worden en de bezoekers maken als het

ware een ontdekkingtocht door de OVS

(gaan terug de schoolbanken in!), maar

ook door het dagelijks leven van toen en

nu. Met zekerheden en onzekerheden,

waarden en normen, kameraadschap en

natuurlijk liefde. Dionne en Lotte hoor-

den tijdens een gesprek met jongeren

een van hen opmerken: “In mijn groep

op school zijn er zes leerlingen van wie

de ouders nog bij elkaar zijn.”

14

DSM Nederland-directeur Atzo Nicolaï pleit voor waardering mijnverleden

“FASCINEREND VOND IK HET OM TE ZIEN WAAR DSM VANDAAN KWAM.”

“Aanvankelijk had ik de indruk dat ze hier bij DSM wel zeer nadrukkelijk naar de toekomst keken. ´Zouden ze weten waar ze

vandaan komen?´ vroeg ik me soms af. Over het mijnverleden werd niet veel gesproken. Nadat ik in Genk had gezien hoe het

erfgoed van de mijnen daar gekoesterd werd, ontstond bij mij het idee dat ze in Nederlands-Limburg het mijnverleden echt van

zich af hebben willen schudden. De gemengde gevoelens snap ik wel, want het werk ondergronds was zwaar en ongezond,

maar de tijd van de mijnen vormde toch een belangrijke periode voor deze regio.”

Atzo Nicolaï - voormalig politicus, afkom-

stig uit het westen van het land en in juni

2011 aangesteld als directeur van DSM

Nederland - dook echter graag in het mijn-

verleden. “Ronduit fascinerend vond ik het

toen ik me realiseerde waar DSM vandaan

kwam. Ik wist er niet zoveel van en ben

dus veel gaan lezen, ook over hoe het er

hier in het dagelijks leven aan toe ging.”

DSM - oorspronkelijk de afkorting van

Dutch State Mines - is als partner nadruk-

kelijk betrokken bij het Jaar van de Mijnen.

Atzo nam persoonlijk het initiatief tot deel-

name. “Doorgaans is het zo dat DSM be-

naderd wordt voor medewerking, maar dit

keer was het andersom. Ik hoorde ervan

en nam zelf contact op met de organisatie.

Dit is een kans om het verhaal nog eens

te laten vertellen door mensen die het zelf

hebben meegemaakt, zoals bijvoorbeeld

de oud-mijnwerkers die rondleiden in het

Mijnmuseum.”

Het Jaar van de Mijnen wil nadrukkelijk

laten zien dat Zuid-Limburg nu voort-

bouwt op wat in het verleden tot stand is

gebracht. Illustratief is daarvoor in eerste

instantie DSM, dat rechtstreeks voortkwam

uit de mijnindustrie. Steenkool was ver

voor de oorlog de basis voor de eerste

chemische activiteiten, na decennia van

ontwikkeling en vernieuwing maakt het

bedrijf nu producten die in niets meer

herinneren aan de grove kolenverwerking.

Een van de beroemdste en wereldwijd

toegepaste eigen uitvindingen van zo´n

twintig jaar geleden is de Dyneema-vezel.

Atzo: “Het is een oersterke en lichte kunst-

stof vezel, die onder meer gebruikt wordt

voor bekabelingen en netten, maar ook

kogelvrije vesten. We produceren verder

onder meer coatings voor zonnecellen die

ervoor zorgen dat er een extra rendement

van 4% behaald wordt. Momenteel zijn we

bezig met de ontwikkeling van folies die

dat percentage tot 10% opschroeven. Uit

Afrika betrekken we oneetbare delen van

planten. Die verwerken we tot materialen

die je onder meer onder de motorkap

van auto´s tegenkomt. Daarnaast produ-

ceren we gezonde voedseltoevoegingen,

zoals vitamines, smaakversterkers en

zoutvervangers.”

Op het immense Chemelot-terrein van

Sittard-Geleen is DSM al lang niet meer

de enige fabriek. De plek wordt gedeeld

met een groot aantal andere bedrijven.

Om de mogelijkheden tot kruisbestuiving

daar verdere kansen te geven, wordt

momenteel een ontmoetings-, onder-

wijs- en research-centrum met de naam

Centre Court gebouwd. Hier en daar al

omschreven als ´het kloppend hart van de

Limburgse kenniseconomie´.

Atzo: “DSM is een van de mede-oprichters.

Uiteindelijk zal Chemelot verder uitgroeien

tot een campus, waar medewerkers van

bedrijven, onderzoekers, wetenschappers

en studenten zullen werken en elkaar

ontmoeten. Dit bewijst nadrukkelijk hoe

Limburg vooruit kijkt. Het project heeft nu

al geleid tot nieuwe werkgelegenheid.”

Dit bewijst nadrukkelijk hoe Limburg vooruit kijkt. Het project heeft nu al geleid tot nieuwe

werkgelegenheid

Atzo Nicolaï verdiepte zich in de geschiedenis van de mijnstreek.Foto: Luc Lodder

15

“We voeren al 48 jaar de administratie voor mijnpensioenen”

Landelijke pensioenuitvoerder AZL ontstaan vanuit de mijnindustrie

Stoker Nicodemus van Birgelen stoomt over de Miljoenenlijn

“TIJDENS HET KOLENSCHEPPEN ZING IK NUMMERS VAN CARBOON!”

In 1952 bestonden de Staatsmijnen 50 jaar en dat werd groots gevierd. Onder meer was er een receptie in het Heerlense stadhuis,

waar natuurlijk veel autoriteiten en hoogwaardigheidsbekleders (bobo´s zeggen ze tegenwoordig; koempels hadden het over

´diekköp´) acte de présence gaven. De commentaarstem onder toen gemaakte beelden voor het bioscoopjournaal maakte onder

meer melding van de aanwezigheid van de president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen en voegde er aan toe: “Een van de

beste klanten van de Staatsmijnen!”

“In 1976 werd mijn vader 55 jaar en kwam in aanmerking voor mijnpensioen. Een jaar later werkte ik hier en ook nog uitgerekend op de afdeling waar het pensioen van mijn vader beheerd werd.”

Henk Coenen, bestuursadviseur en qua dienstjaren een van oudste werknemers van AZL, vond het een opmerkelijk toeval. “Mijn vader had er toen 35 ondergrondse jaren op zitten. Helaas heeft hij van de AOW boven op het pensioen niet meer kunnen genie-ten. Vlak voor zijn 65e overleed hij.” Henk herinnert zich hoe thuis in het Kerkraadse Kaalheide sober geleefd werd, zeker toen

zijn vader na de mijnsluitingen in een afvloeiingsregeling terecht was gekomen: “Pap en mam waren spaarzaam, zeker met drie studerende kinderen. Toch kregen we regelmatig op zaterdag wat toegestopt om op stap te gaan. ´Hier heb je een ouwe gulden.´ werd dan gezegd. Met het pensioen konden ze weer wat royaler leven.”

Even een stukje geschiedenis. Voor mijn-werkers was AMF een begrip. Het Algemeen Mijnwerkersfonds beheerde de pensioen-gelden. Voor de mijnbeambten was er het BFM, Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf. In 1967 werd de administratieve uitvoering van beide fondsen overgedragen aan het toen daarvoor opgerichte AZL, Administratie-kantoor Zuid-Limburg. Toen en nog steeds gevestigd in het markante pand met bolle torenspits aan de Akerstraat in Heerlen. Het AZL groeide, heeft nu tevens een vestiging in Utrecht en verzorgt de administratie van ruim zestig pensioenfond-sen in heel Nederland. Het vermogen en de pensioenen van de beide mijnfondsen wer-den recent overgedragen aan Aegon, maar AZL blijft de administratie en communicatie aan deelnemers verzorgen. De uitvoering heet dat officieel.

Jan Meijers, teamleider Mijnpensioenen, is daar namens de nog ruim 28.000 deelne-mers aan de fondsen blij om: “Ze kunnen nog steeds door dezelfde deur naar binnen en bij dezelfde vertrouwde mensen te-recht.” In dienst bij het AZL sinds 1981, kan Jan binnen dat bedrijf ook al een veteraan genoemd worden. Weet dus dat veel mijn-werkers na de sluiting van de Nederlandse mijnen naar België en Duitsland trokken,

waar kolenmijnen nog volop draaiden. “Om op je 55e met pensioen te kunnen gaan moest een groot aantal jaren ondergronds zijn doorgebracht. Vanuit het AMF ver-zorgden wij voor hen de aanvragen van de buitenlandse mijnpensioenen.” Jan komt uit een gezin met acht kinderen, is slagerszoon uit Elsloo. “In onze familie werkte niemand in de mijn, maar ik heb er als kind wel het nodige van meegekregen. Regelmatig reed ik met mijn vader in de auto mee naar het toenmalig slachthuis in Sittard en dan kwamen we via Stein over de weg die dwars door het terrein van Staatsmijn Maurits liep. De indrukwekkende steenberg, al dat zwarte, die gigantische koeltorens, dat beeld is me altijd bijgebleven. Vaker gebeurde het, dat als ik een vriendje ging ophalen, de moeder tegen ons zei: `Rustig aan jongens, pap ligt te slapen. Die heeft nachtdienst gehad.`

Eigenlijk jammer dat de jeugd van nu daar nauwelijks meer iets van weet. Daarom vond ik het zo mooi dat een van mijn kinde-ren, toen hij in groep 8 zat, met de klas naar de modelsteenkolenmijn in Valkenburg is gegaan. Kregen ze toch nog een indruk.”

Dat was ook zo. Een groot deel van de

NS-locomotieven werd toen nog gestookt

met steenkool. En stoomlocs lusten wel

een brokje. Volgens Nicodemus (´Niek´)

van Birgelen, stoker bij de Zuid-Limburgse

Stoomtrein Maatschappij, verbruikt een

locomotief op dit toeristenlijntje, waar

niet harder gereden wordt dan 40 km/u,

gemiddeld zo´n 40 kilo kolen per kilome-

ter. Dan kun je je wel indenken hoeveel

kolen er doorheen gejaagd werden op een

sneltreinrit van Heerlen naar Amsterdam.

Zwart en bezweet van het intensieve ko-

lenscheppen en de hitte van het vuur staat

Niek op de bok van de meer dan 100 jaar

oude locomotief. Voor hem een jongens-

droom die uitkwam. “Ik ben afkomstig van

een Heerlense banketbakkersfamilie, maar

een van mijn opa´s en een oom werk-

ten op de mijn. Voor mij als kind was de

Oranje Nassau I in Heerlen kortbij. Ik vond

het erg fascinerend. Al die grote gebou-

wen en schoorstenen, maar vooral die

lange kolentreinen. Daar kon ik uren naar

kijken. Ik weet nog dat ik eens op de step

het mijnterrein op reed, totdat ik gevon-

den werd en naar huis gestuurd. Toen de

mijn gesloopt werd, heb ik de Lange Jan

zien vallen. Dat was op mijn verjaardag, 21

augustus. Ik herinner me nog dat ik hem

doormidden zag breken.”

Daarmee ging - in 1976 - een herkennings-

punt van Heerlen verloren. Niek: “Een tante

van me zei vaker: “Als je de schoorsteen

ziet, dan ben je weer in Heerlen!”

In die periode maakte de Limburgse dia-

lectgroep Carboon een succesvolle LP met

liedjes over het mijnwerkersleven. Niek

kent ze allemaal. Hij grijnst: “Als ik tijdens

een rit aan het stoken ben, dan zing ik

soms nog wel eens een nummer van Car-

boon. Dan zie ik er niet alleen uit als een

mijnwerker, maar dan voel ik me ook zo!”

Het traject waar de museumtreinen van de

ZLSM vanuit Simpelveld over rijden, voert

grotendeels over de vroegere Miljoenen-

lijn, speciaal aangelegd voor kolenvervoer

per spoor en zo vernoemd omdat de

aanleg erg duur was. Nu stoomt Niek er

overheen. “In 1997 had ik me als vrijwilliger

aangemeld en na een jaar werd me ge-

vraagd of ik stoker wilde worden. Na een

opleiding kon ik zelfstandig aan de slag.”

Zuid-Limburg levert geen kolen meer. “Wij

stoken Russische vetkolen. Die betrekken

wij van een Nederlandse brandstoffen-

groothandel, die onder meer speciaal voor

museumlijnen nog kolen importeert.”

Niek en de machinist zetten de sissende,

stomende, walmende en puffende stoom-

loc in beweging. Rijtuigen vol dagjesmen-

sen aan de haak. Op naar Valkenburg. Met

kolen uit Rusland op het vuurrooster onder

de ketel. In dat land is mijnbouw dus nog

geen nostalgie, maar dagelijkse realiteit.

Nicodemus ´op de bok´ aan het vuur.Foto: Luc Lodder

Jan Meijers (links) en Henk Coenen voor het karakteristieke AZL-pand.Foto: Luc Lodder

16

DAGTRIP HEERLEN - CHARLEROI: MARCINELLE EN VANFLETEREN

“Charleroi is ziek, moe, versleten,

opgebrand, gekwetst, vernederd.

Maar hoewel de stad ooit door blinde

geesten tot lelijkste stad ter wereld

verkozen werd, vind je er de warmste

gastvrijheid van heel België. De Carolo’s

zijn chaleureux tot in het diepste van hun

ziel. Ik hou van Charleroi. Ik kus haar op

de mond, ondanks haar stinkende adem.”

~ Stephan Vanfleteren in ‘Il est clair que le

gris est noir’

Op een dik autoweguur (ca. 140 km) van

de voormalige Nederlands mijnstreek ligt

Charleroi (ten noorden van de Borinage,

het Waals mijngebied rond de Europese

culturele hoofdstad Mons of te wel Ber-

gen). Overal zijn er resten (terrils, gebou-

wen) zichtbaar en tal van mijnsteenbergen.

Hierdoor staat Charleroi en de regio nog

steeds bekend als Le Pays Noir, en wordt

geassocieerd met de steenkolenmijnen.

Er waren er in de directe omgeving méér

dan 40; de bekendste ligt in de deel-

gemeente Marcinelle waar in 1956 de

grootste mijnramp uit de Belgische

geschiedenis zich voltrok in de roem-

ruchte steenkolenmijn Le Bois du Cazier.

Deze ramp kostte maar liefst 262 mijn-

werkers het leven. Een indrukwekkend

monument op het terrein van die

voormalige mijn getuigt daarvan.

Zie www.LeBoisDuCazier.be voor méér

details.

De schachtbok van de legendarische mijn Le Bois du Cazier in Marcinelle (Charleroi). Foto: Fabian de Kloe

262 namen prijken op het carrara-marmer monument dat Italië aan België schonk. Foto: Fabian de Kloe

Musée de la Photographie à Charleroi foto: Fabian de Kloe

De foto-expositie van Vanfleteren in Charleroi is tot begin december 2015 nog te zien / foto: Fabian de Kloe

Het Musée de la Photographie à

Charleroi (www.MuseePhoto.be)

presenteert een bijzondere fotoexpositie

van de internationaal vermaarde

Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren.

Hij maakte een bijzonder tijdsdocument.

Voor zijn tentoonstelling ‘Il est clair que le

gris est noir’ dwaalde hij uren en dagen

door de straten van ‘Le Pays Noir’ en het

was vooral de warmte van de mensen die

hem bijbleef.

Het is een aanrader om een bezoek aan

deze expositie (die mede in het kader van

#mons2015 plaatsvindt) te combineren met

een bezichtiging van Le Bois du Cazier

(in het Jaar van de Mijnen 2015 #m2015).

17

KRO-NCRV-radioreporter Job Jan Altena fietste door de mijnstreek

“HIER IS NOG ZOVEEL MOGELIJK, DIT IS GEWOON PURE ROCK & ROLL!”

“Heerlen, Kerkrade…het zijn gemeenten die ik altijd links had laten liggen. Daar wilde

je zogezegd nog niet dood gevonden worden! Ik kende de vooroordelen:

lelijke betonnen gebouwen, leegstand, criminaliteit, werkloosheid, etc…

nee, geef mij het mooie Maastricht maar!”

Radioverslaggever Job Jan Altena maakte

aldus op zijn blog melding van het inmid-

dels achterhaalde beeld dat veel medelan-

ders van de voormalige mijnstreek blijken

te hebben. Hij schreef dit nadat hij - een

paar weken geleden - in deze regio had

vertoefd voor een serie van vijf reportages

voor NPO Radio 1 onder de noemer ´Nieu-

we Energie in de Mijnstreek`. Hij sprak

met veel mensen die zich - ieder op hun

eigen wijze - inzetten voor het leefbaarder

maken van de streek en keerde razend

enthousiast terug naar Hilversum. Hij was

´om´ en gaf aan: “Met gemak kan ik hier

nog een jaar lang verhalen maken.”

Job Jan kwam snel weer terug, niet met

microfoon, maar wèl met zijn vriendin

Tessa van der Miesen. Om samen een

fietstocht te maken door een deel van de

voormalige mijnstreek. Gefietst werd een

van de permanente ´familietochten´ van

Limburgs Mooiste, een organisatie die

jaarlijks het gelijknamige fietsevenement

voor 15.000 deelnemers uit het hele land

in goede banen leidt. De gekozen route

voert langs plekken met herinneren aan

het mijnverleden van de streek, zoals

Abdij Rolduc in Kerkrade. “Nooit geweten

dat hier 900 jaar geleden al kolen werden

gedolven”, roept hij uit, terwijl we op het

voorplein van het imposante complex

onze fietsen stallen. Kort tevoren waren we

nog bij de meer dan 100 jaar oude Schacht

Nulland van de Dominiale. “Dit doet qua

architectuur denken aan het Maankwar-

tier in Heerlen”, constateert Job Jan. “Ja, ik

weet dat er kritiek is op die bouw, maar het

is ontworpen door iemand die in ieder

geval het lef heeft om weer wat van

de oude trots terug te brengen naar de

streek.”

Maar we zijn nog niet terug in Heerlen. In

de verte doemen de begroeide, machtige

steenbergen in het Duitse Alsdorf op. Job

Jan is onder de indruk: “De energie straalt

er gewoon vanaf. Dit zijn heel krachti-

ge symbolen.” Tessa - die Internationale

Betrekkingen studeerde - merkt meteen

op: “Je fietst zó Duitsland binnen. Wat

jammer voor de werkgelegenheid dat er

nog steeds zoveel grensbarrières zijn. Als

zaken rond sociale zekerheid, pensioenen

en belastingen in Europees verband beter

geregeld waren, zou het aantrekkelijker

zijn om over de grens te gaan werken.”

We rijden door mooi onderhouden woon-

wijken, zoals de karakteristieke witgeverfde

en meer dan 100 jaar oude mijnwerkers-

woningen van de Hopel in Eygelshoven.

“Wat leuk dat hier en daar mijnwagentjes

in voortuinen staan”, constateert Job Jan.

Terwijl we door heel veel groen pedale-

ren en vogelgezang de duidelijk hoorbare

Pinkpop-klanken overstemt, straalt Job Jan

spontaan tegen Tessa: “Oh, wat is het mooi

hier!” En dan tegen mij: “Dat heb ik - meen

ik - vandaag al een paar keer gezegd, hè?”

Terug - op een zonnig terras in Heerlen -

vat Job Jan zijn indrukken met betrekking

tot de herstructurering van de streek sa-

men met: “In Maastricht heb ik gestudeerd

en ik ben best wel een beetje verliefd op

die stad, maar wat ik hier zie, dat is pure

rock & roll. Dit is zóveel spannender dan

Maastricht.

Neem alleen al die muurschilderingen in

Heerlen. Hier is nog zoveel mogelijk. Er

gebeurt ontzettend veel, zeker nu in dit

Jaar van de Mijnen. Als zoiets in Amster-

dam of Utrecht zou plaatsvinden, was het

dagelijks voorpagina-nieuws. Toen ik hier

was voor de interviews zei iemand tegen

me: ´We durfden niet trots te zijn.´

Ik merkte toen hoeveel pijn er blijkbaar

nog zit, terwijl ik met eigen ogen zie dat

dat absoluut niet nodig is.”

Tessa en Job Jan (rechts) zijn onder de indruk van het natuurschoon in de voormalige mijnstreek.Foto: Luc Lodder

Ik merkte hoeveel pijn er blijkbaar nog zit, terwijl ik met eigen ogen zie dat dat absoluut niet nodig is

18

Steenberg Staatsmijn Hendrik wordt gedeeltelijk afgegraven

MODERNE KOEMPELS OP GRAAFMACHINESVERANDEREN STEENBERG IN BEEKDAL

Volledig in werktenue, compleet met veiligheidshelm op het hoofd, ogen ze als mijnwerkers.

Gespierde kerels, handen als kolenschoppen en een wilskrachtig gelaat. Riny Schungel en Ben van

Rijn zijn echter machinisten van de graafmachines op de steenberg van de voormalige Staatsmijn

Hendrik te Brunssum. De Limburgse koempels groeven ondergronds, nu wordt - bijna een halve

eeuw later - hoog boven het maaiveld bij daglicht het werk voortgezet, zo lijkt het.

“Zal ik voor de foto anders mijn gezicht

even zwart maken?”, stelt Ben grappend

voor, terwijl Riny zijn grommende machine

op aanwijzingen van de fotograaf in de

juiste positie manoeuvreert op een van de

flanken van de pikzwarte berg.

Ben en Riny komen dagelijks vanuit res-

pectievelijk Brabant en Gelderland naar

Brunssum om daar stukje bij beetje de

berg af te graven. Die ontstond in de loop

van de tientallen jaren waarin de ´Hendrik´

in bedrijf was. De steenkoolvrachten die

vanuit de schachten naar boven kwamen

werden ontdaan van alle niet bruikbare

afvalstoffen, die vervolgens werden gestort.

De Rode Beek loopt overkluisd onder de

steenberg door en de bedoeling is dat deze

na bijna een eeuw weer geheel vrij kan

meanderen. Daarom wordt een deel van

de berg - 450.000 kubieke meter - afge-

graven. Even verderop wordt het materiaal

gebruikt om het zogeheten Terca-terrein,

waar voorheen een steenfabriek stond,

op te hogen. Uiteindelijk ontstaat er een

nieuw beekdal dat de natuurgebieden

Brunssummerheide via het Schutterspark

en de Schinveldse Bossen verbindt met de

Teverenerheide in Duitsland. Het betreft

een project van de Provincie Limburg, Wa-

terschap Roer en Overmaas en de

gemeente Brunssum. In 2017 moet

het werk geklaard zijn. Voor Riny is dit

de eerste klus op een mijnsteenberg.

“Normaal gesproken hou ik me bezig met

zand- en grondverzet.” Of hij nog speciaal

is voorbereid op dit specifieke werk op

de mijnsteenberg? “Ja, ik heb een cursus

´munitie´ gevolgd. Ik moet allerlei

verschillende soorten explosieven

kunnen herkennen.”

Een machinist van graafmachines kan altijd

wat verdachts tegenkomen, maar bij de

afgraving van deze Brunssumse berg wor-

den extra veiligheidsmaatregelen in acht

genomen. Dat heeft te maken met het feit

dat in juli 1944 een Britse bommenwerper

boven Brunssum werd geraakt door Duits

afweergeschut. De piloot besloot daarna

zijn lading brandbommen af te werpen.

Er werd onder meer een school getroffen

waarbij verschillende kinderen omkwa-

men. Het vliegtuig scheerde verder over de

steenberg en er bestaat een kans dat daar

ook bommen zijn gedropt. Daarom is de

berg voorafgaand aan de afgraving al gron-

dig onderzocht op niet ontplofte munitie.

De machines van Ben en Riny zijn, speciaal

voor deze opdracht, van een bepantsering

voorzien.

Per schep halen ze zo´n drie tot vier kuub

uit de berg. Die is erg vast, maar heel vettig

bij nat weer. “Dat komt door de combi-

natie van grote brokken leisteen met fijn

kolengruis”, legt Ben uit. “Ik weet in ieder

geval dat het in Duitsland regelmatig wordt

gebruikt als funderingsmateriaal.” Omdat

de mijnsteen benut wordt voor de herin-

richting van een natuurgebied wordt het

systematisch onderzocht op vervuiling.

Als een soort schaakbord is het hele

opgravingsoppervlak in blokken verdeeld.

Riny: “In mijn cabine kan ik via

een GPS-systeem precies zien op welk

segment ik werk. In elk blok graaf ik eerst

een gat, daar worden monsters uit

genomen, die worden onderzocht en als

het na onderzoek in het laboratorium in

orde blijkt te zijn, dan mag ik afgraven.”

Projectleider Rick Lormans verduidelijkt:

“Het is een natuurlijk, maar bijzonder

materiaal. Als het bijvoorbeeld een te hoog

nikkelgehalte bevat, mag het niet gebruikt

worden.” Met zorgvuldig beleid wordt de

berg afgegraven. Dat trekt natuurlijk ook

belangstelling van oud-mijnwerkers, blijk-

baar met sterke verhalen. Ben: “Ik heb er

eens een gesproken die meende te weten

dat hier niet alleen mijnsteen is gestort,

maar dat ook een complete locomotief

in de berg is achtergebleven. Nou, ik ben

die nog niet tegengekomen.”Kolossale

vrachtwagens rijden af en aan, nu - na een

regenbuitje - door de natte slik. “Als het erg

droog is, dan wordt gesproeid tegen de

stof”, zegt Ben. Rick vult aan: “In de cabines

van de machines heerst een overdruk,

zodat nooit stof naar binnen kan dringen.”

Anno 2015 staan veiligheid en de gezond-

heid van de medewerkers bovenaan de

prioriteitenlijst. Ik denk even aan de mijn-

werkers die decennia lang vrijwel dagelijks

mijnstof inademden. Na terugkeer op

kantoor maant Rick: “Ik zou voor de ze-

kerheid toch maar even je handen was-

sen.” En ik denk even aan mijnwerkers die

liggend in een paar decimeter hoge gang,

honderden meters onder grond, met pik-

zwarte handen hun boterham aten.

De bedrijven Ploegam en Dura Vermeer die

deze immense opdracht samen uitvoeren,

doen dat onder de naam Combinatie

De Koempel. Een mooi eerbetoon!

Meer informatie:

www.reconstructierodebeek.nl

www.facebook.com/rodebeek

Riny (links) en Ben graven een deel van de Brunssumse steenberg af.Foto: Luc Lodder

19

20

21

vrijdag 3 juli 2015

Koorzang met composities

door Orgelkring Voerendaal

Concert * Laurentiuskerk * Voerendaal

vrijdag 3 juli 2015 t/m maandag 13 juli 2015

#MIJNcollectie On Tour tijdens

Amsterdam Fashion Week

Expositie * Tolhuistuin * Amsterdam

zaterdag 4 juli 2015 t/m vrijdag 31 juli

2015

De zoektocht naar de geest van het

rondwarende verleden, Ed Hanssen

Expositie * POST- * Kerkrade

zondag 5 juli 2015

IVN-Dagwandeling omgeving Sweikhuizen

Wandeling * Sweikhuizen, Schinnen

zondag 5 juli 2015

L1 Radiodocumentaire:

Heilige huisjes van zwart goud

Radio * L1 radio * Sittard-Geleen

zondag 5 juli 2015

Koeltorenfestival met: onthulling eerste

koeltoren op de Markt in Hoensbroek!

Evenement * Hoensbroek, Heerlen

zondag 5 juli 2015

ABW-koempelrevue

Muziek, Theater * Zorgcentrum Ter Eyck

* Heerlen

zaterdag 11 juli 2015

MIJN Stadswandeling Heerlen

De VVV verzorgt een aantal stadswandelingen

langs de restanten van de mijngeschiedenis

in Heerlen. Tijdens de MIJN-Stadswandeling

loopt u met een gids o.a. langs belangrijke

gebouwen zoals het MIR-gebouw, waar de

EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en

Staal) is opgericht de voorloper van de huidige

EU (Europese Unie), de oude mijnschool,

voormalig hoofdbureau van de Staatsmijnen,

maar ook langs meerdere bijzonderheden als

de versteende ‘zegelboom’. En niet te vergeten

het voormalig schachtgebouw van de Oranje

Nassau 1 mijn, waar nu het Nederlands

Mijnmuseum is gevestigd.

De MIJN-Stadswandeling start bij de VVV

Limburg Winkel te Heerlen (Bongerd 19) en

duurt circa 1,5 uur. Aanvang: 12.00 uur. De

wandeling is individueel via VVV Zuid-Limburg

boekbaar.

Vooraf reserveren is nodig en vol is vol!

De wandelingen kosten € 4,00 per persoon.

Voor groepen met minimaal 15 personen (of

15 betalende personen) is de rondleiding ook

op afwijkende tijden te boeken.

De rondleidingen zijn te boeken via de

afdeling Informatie & Reserveringen per email;

[email protected] of 0900-555

9798 (€ 1,- p.g.) of via de VVV Limburg Winkels.

Wandeling * VVV Limburg Winkel,

De Bongerd 19 * Heerlen

zaterdag 18 juli 2015

DJ Day

Evenement * DJ School * Ransdaal,

Voerendaal

zondag 19 juli 2015

Koempelmis Wilhelmina

Deze Koempelmis is speciaal voor de veronge-

lukte mijnwerkers van de Staatsmijn Wilhel-

mina. We gedenken 103 ondergrondse en 23

bovengrondse slachtoffers. Ook denken we

aan de mensen die in en om de mijn van het

werk ziek zijn geworden. De dienst wordt dit

keer opgeluisterd door Irene Bringmann, sop-

raan, en John van Os, bariton. Iedereen wordt

uitgenodigd om het lied ‘Der Steiger’.

Evenement * Mijnwerkerskerk Sint Antonius

van Padua * Heerlen

zondag 19 juli 2015

t/m zondag 26 juli 2015

Internationaal jeugdtennistoernooi bij LTCB

Evenement * LTCB Wieënweg

* Brunssum

vrijdag 31 juli 2015

Raboronde Heerlen

Evenement * Heerlen * www.raboronde.nl

zaterdag 1 augustus 2015

Themadag basisscholen: stoet

Oogstdankfeesten

Onderwijs * Scholen * Berg aan de Maas

zaterdag 1 augustus 2015

t/m woensdag 30 september 2015

50-jarig jubileum jachthorn-

en tropettenkorps Edelweiss

Muziek * Heerlerheide, Heerlen

zondag 2 augustus 2015

Fancy-fair, Zeepkistenrace / Open dag bij

het Mijnmuseum in de Rumpenerhof

Evenement * Rumpenerhof Brunssum

zondag 16 augustus 2015

Koempelmis ter nagedachtenis aan de

verongelukte mijnwerkers Staatsmijn Emma

Deze Koempelmis is speciaal voor de veron-

gelukte mijnwerkers van de Staatsmijn Emma.

We gedenken 172 ondergrondse en 40 boven-

grondse slachtoffers. Ook denken we aan de

mensen die in en om de mijn van het werk

ziek zijn geworden. Deze Mis wordt opgeluis-

terd door Wiel Sijstermans. . Iedereen wordt

uitgenodigd om het lied ‘Der Steiger kommt!/

Glück Auf!’ mee te zingen.

Evenement * Mijnwerkerskerk Sint Antonius

van Padua * Heerlen

t/m zondag 16 augustus 2015

Koempel, adieë!

Een selectie van de bijzonder krachtige foto’s

en gedichten van Welters en Kusters is te zien

tot en met 16 augustus 2015.

Fotograaf Frans Welters maakte in december

1974 een uitvoerige reportage van de laatste

dag van de laatste mijnwerkers in de laatste

mijnen Oranje Nassau I (Heerlen) en de Julia

(Eijgelshoven). De reportage toont portretten

van de koempels, met voor de laatste keer een

zwart gezicht of al op weg naar huis. De sfeer

die de foto’s ademen is er een van collectieve

weemoed. Als gevolg van de mijnsluitingen in

Limburg, bleven meer dan 40.000 koempels

voorgoed boven. In 2005 verscheen de serie

in boekvorm, waarvoor Frans Welters samen-

AGENDA

Dit is slechts een selectie; wekelijks komen er nieuwe evenementen bij.

Kijk voor méér evenementen, het meest actuele overzicht op: www.M2015.nl

(en volg #m2015 ook op facebook en twitter).

Reserveer in uw agenda: Dag van de Chemie

MIJN StadswandelingHeerlen

M2015 Het Jaar van de Mijnen.

In 2015 viert de voormalige Mijnstreek met trots haar verleden, heden en toekomst met een breed programma aan activiteiten.

Na de laatste sluiting in 1975 is er nog maar weinig zichtbaar van de ooit Nederlandse sterkste economische bron, via MIJN Stads-wandeling komt u echter weer in aanraking met verborgen geheimen van het Heerlense Mijn-verleden.

In totaal zijn er twee wandelingen.M2015 en VVV Zuid-Limburg wensen u veel wandelplezier! www.m2015.nl

werking zocht met de schrijvers Wiel Kusters en

Wim Kuipers. Kuipers zocht enkele van de laat-

ste mijnwerkers op en legde deze gesprekken in

het boek vast in het verhaal ‘Ontmoetingen’. De

foto’s van Frans Welters daagden Wiel Kusters

uit tot indringende gedichten die de beelden na

jaren letterlijk tot leven brengen.

In zijn literaire werk keren het leven en werken

van mijnwerkers en hun gezinnen regelmatig

terug, zoals in ‘Een oor aan de grond’, ‘De gang’

en ‘Het mijnmuseum’. Zijn meest recente publi-

catie is ‘In en onder het dorp. Mijnwerkersleven

in Limburg’ (Nijmegen, Vantilt, 2012)

Tentoonstelling * Limburgs Museum * Venlo

woensdag 19 augustus 2015

MIJN Stadswandeling Heerlen

Wandeling * VVV Limburg Winkel De Bongerd

19 * Heerlen

t/m zondag 15 november 2015

Bijna 100 jaar Steenkoolmijn Valkenburg

Expositie * Museum Land van Valkenburg

* Valkenburg aan de Geul

vrijdag 21 t/m 24 augustus 2015

Stoet Oogstdankfeesten

De 69e culturele stoet door de mooi versierde

straten van Berg aan de Maas staat in teken van

het Jaar van de Mijnen #m2015. De Oogstdank-

feesten verbeeldt in haar stoet niet alleen de

mijngeschiedenis, maar vooral ook de opmaat

naar het huidige tijdperk van innovatie, techniek

en nieuwe energiebronnen.

Oorspronkelijk zijn de Oogstdankfeesten door

de inwoners van Berg aan de Maas opgezet

(1946) vanuit het katholieke geloof als dank

voor de oogst. In de loop der jaren zijn de

Oogstdankfeesten uitgegroeid tot euregionale

culturele feesten. De jaarlijkse keuze van het

thema van de Culturele Stoet is een weerspie-

geling is van het cultureel erfgoed van de regio.

Bij de vertaling van het thema naar datgene wat

in de Culturele Stoet wordt uitgebeeld, speelt de

culturele historie altijd een prominente rol. Dat

moge blijken uit de thema’s van de laatste jaren,

zoals ‘Van het verre verleden naar het heden’,

‘Dans en muziek door de eeuwen heen’, ‘Mosa

Cultura’, Breughel in Berg, ‘Sprookjes, sagen en

legenden’ en ‘Dagboek van de aarde’.

Dit jaar staat de Stoet Oogstdankfeesten zal in

het teken staan van het Jaar van de Mijnen 2015

met als werktitel “Mijngeschiedenis en mijncul-

tuur”. In deze culturele stoet wordt aan de hand

van een 12-tal scenes aan de toeschouwers

het verhaal van het ‘Mijnwezen’ in Limburg (en

euregio) duidelijk gemaakt en getoond.

Iedere scene bestaat uit een praalwagen

omringd door muziek en/of culturele groepen

uit de euregio en ver daar buiten. Naast de

culturele Stoet met praalwagens wordt er een

randprogramma verzorgd rondom het thema

“Mijngeschiedenis en mijncultuur” met o.a.:

scholenprogramma voor basisscholen bestaan-

de uit een educatief lespakket met buiten-

activiteit; eucharistieviering voor en door de

‘Oogstdankfeesten’; side events voor jong en

oud (kermis, presentaties, demonstraties, shows,

exposities, kinderattracties); 4-daags feest in het

feestpaviljoen m.m.v. vele artiesten; activiteiten

en faciliteiten voor senioren en cliënten van

zorginstellingen.

Evenement * Berg aan de Maas

vrijdag 28 augustus 2015

t/m zondag 6 september 2015

25e editie Cultura Nova

10 dagen theater, dans, film, muziek en

performances op buitengewone locaties

in en rond Heerlen.

Theater, Dans, Evenement, Film, Debat,

Expositie * Burgemeester van Grunsvenplein *

Heerlen

t/m zaterdag 12 december 2015

Iedere zaterdag een nieuwe aflevering uit de

35-delige tv-reeks Onze Mijnwerkers L1

L1 TV * Limburg

t/m 30 augustus 2015

Tentoonstelling ‘Out of the Dark;

landschappen van de Mijnstreek’

Deze expositie toont een bijzonder overzicht

van schilderingen en tekeningen die de in-

vloed verbeelden van het mijnverleden op het

landschap in Zuid-Limburg. Door de opkomst

van de mijnindustrie veranderde het Zuid-Lim-

burgse landschap. Het silhouet werd voortaan

bepaald door de imposante mijnbedrijven met

hun schachtbokken, koeltorens, schoorstenen

en steenbergen. Toch bleef ook het traditionele

Limburg met zijn verstilde dorpjes, boerderij-

en en akkers herkenbaar. Die confrontatie van

traditie en moderniteit inspireerde veel kunste-

naars, onder wie Daan Wildschut, Harry Koolen,

Charles Eyck en Guill Serpenti. Daarnaast is er

op de 2e etage (vanaf 26 juni tot 15 novem-

ber) een spannende expositie ‘Steenkolenmijn

Valkenburg, bijna 100 jaar mijngeschiedenis’.

Museum en Steenkolenmijn werken bij deze

presentatie nauw samen. Historische foto’s,

audiovisuele media en andere documenten

laten het ontstaan en de groei zien van deze

toeristische attractie.

Tentoonstelling * Museum Land van Valkenburg

* Valkenburg aan de Geul

In de chemie actieve bedrijven houden

zaterdag 26 september een open dag.

Landelijk vindt dan de Dag van de

Chemie plaats, bedoeld om de kennis over

en imago van de branche te verbeteren.

Alle bedrijven op Chemelot doen mee en

deze open dag staat dan geheel in het

teken van het Jaar van de Mijnen.

Verleden, heden en toekomst zullen aan

bod komen op een spectaculaire wijze.

Bezoekers - naar verwachting zo´n 4000

- zullen middels een ´experience´ door de

tijd reizen en zo de industriële ontwikke-

lingen in de voormalige mijnstreek kunnen

ervaren. Zie: www.chemelot.nl

22

PARTNERS VAN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015 #M2015

Bezoek Emma College aan Nederlands Mijnmuseum Tijdens een bezoek van leerlingen van het Emma College

Hoensbroek was het een levendige boel in het Nederlands

Mijnmuseum. De stoomlocomotief ON-14 maakte indruk en

oud-mijnwerker Harry Deloo en zijn koempels brachten de

mijnbouw op meeslepende wijze tot leven. foto´s: Fabian de Kloe

23

Groupe F & Plasticiens Volants (Frankrijk)WereldpremièreVrijdag 28 augustus 21.30 uur Gratis toegang / CBS weg, Heerlen

De openingsvoorstelling van 25 jaar Cultura Nova heeft als thema het Jaar van de Mijnen (M2015). En welke plek is beter dan het terrein van de voormalige Oranje Nassaumijn I in Heerlen? Letterlijk op de plek

waar vroeger de Lange Lies en de Lange Jan hebben gestaan, brengen twee wereldberoemde Franse gezelschappen: Groupe F (vuurwerktheater) en Les Plasticiens Volants (balonnenfi gurentheater) groots vuurwerktheaterspektakel!

Met deze wereldpremière wil Cultura Nova samen met het Jaar van de Mijnen, met respect voor het verleden, kijken naar het heden en vooral de toekomst laten verbeelden. De beroemde schoorstenen, Lange Lies en Lange Jan, kijken als het ware terug op het ontstaan van de mijnen, de

glorietijd, het naderende einde en het verval. En ze kijken ook naar het nu, naar plannen als het Maankwartier en de Smart Services Campus en naar de toekomst.

“De openingsvoorstelling wordt groots. De geschiedenis van de locatie en de regio is uitgangspunt, met fantastische aanknopingspunten: machines, vuur en energie. Maar ook de rol van de mens en de veerkracht om nieuwe wegen in te slaan. We geven het publiek gelegenheid om met fantasie en hoop naar de toekomst te kijken.” Eric Travers & Marc Mirales (regisseurs)

Les Rêveries de Lies et Jean

Theatraal vuurwerkspektakel

De Mijmeringen van Lange Lies

en Lange Jan

Opening 25ste Festival Cultura Nova Heerlen

Bijzondere samenwerking van Cultura Nova met Jaar van de Mijnen!

www.culturanova.nl / www.m2015.nl