Zomer 2015 #m2015 #M2015krant 2e uitgave
-
Upload
marc-bosch -
Category
Documents
-
view
232 -
download
10
description
Transcript of Zomer 2015 #m2015 #M2015krant 2e uitgave
#M2015KRANT
Huub Stevens:
trotse mijnwerkerszoon
Zie pag. 5
DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN
Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected]
Zomer 2015
Nicodemus van Birgelen stookt
Russische kolen
Zie pag. 16
Moderne koempels op
graafmachines
Zie pag. 19
Het Jaar van de Mijnen is een initiatief
van gemeente Heerlen en wordt mede
mogelijk gemaakt door de Provincie
Limburg samen met 14 gemeenten en
tal van maatschappelijke partners uit
Nederland en de Euregio Maas-Rijn.
Voltallig personeel Domaniale Mijn Kerkrade in 1884
Werkgelegenheid
Tegen de wand links van me stond een twee meter hoge
metalen, grijze kast. Daarin ordners, maar ook pennen,
plakband, nietjes, typelinten, pakken A4-papier en dergelijke.
Al een paar dagen werkte ik daar, maar nu pas viel me op dat
de twee kastdeuren bezaaid waren met kleine putjes en
venijnige krassen die het blanke metaal zichtbaar maakten.
Mijn chef zat tegenover me en ik vroeg: “Hoe komt die kast zo
beschadigd?” Hij keek me eerst drie seconden zwijgend aan en
sprak droogjes: “Dat is van de plof!”
Een korte uitleg, maar ik snapte het. De ramp in 1975 op het
terrein van naftakraker NAK 2 waarbij veertien mensen om het
leven kwamen. “Het glas van dit raam schoot naar binnen en
de scherven vlogen tegen de kast. Op dat moment pakte ik iets
uit de onderste la van mijn bureau. Dat is mijn geluk geweest,
anders…” Hij voltooide de zin niet, produceerde een schor
lachje, maakte met zijn wijsvinger een snijdend gebaar langs
zijn hals en bracht diezelfde vinger vervolgens naar de kies-
schijf van de telefoon om - met een verbeten gezicht -
een nummer te draaien. Het was druk vandaag!
Weer keek ik naar de kast, naar mijn bellende baas en rechts
van me door het raam naar de plek een paar honderd meter
verderop, waar de fatale ontploffing plaatsvond. Toen wend-
de ik me tot een collega achter me. Die had het gesprekje
blijkbaar gevolgd en zat met zijn armen over elkaar. Hij knikte
lauwtjes zijn hoofd, zei niets en beantwoordde de ongetwijfeld
verbijsterde uitdrukking op mijn gezicht met een blik van
´Ja, daar kijk je van op, hè!´.
Dit was in 1977 en ik had - vers van school - een kantoorbaan
bij DSM. Daar trof ik ook werknemers die ´nog onderin hadden
gezeten´ en nu bovengronds herplaatst waren. Uit eerste hand
kreeg ik verhalen - met soms huiveringwekkende details - over
het ruige leven in de diep gelegen mijngangen en de ongeval-
len, maar ook rampen die dáár plaatsvonden. Bang waren de
meesten altijd, maar tóch gingen ze dagelijks dat gat in.
In 1965 kwam Den Uyl met zijn Mijnsluitingsnota naar het
zuiden. De geschokte sfeer thuis, op school en op straat staat
me nog goed bij, al wist ik toen niet precies waar het over
ging. De ontzetting die tien jaar later, na ´de plof´ door de
regio ging kon ik wèl duiden. Ik realiseerde me wat in
Zuid-Limburg ´werkgelegenheid´ met zich meebracht: risico´s
nemen en trachten te beperken, maar ook leren omgaan met
angst. ´De mijnen´ was in 1975 m´n onderwerp voor een
schoolscriptie. De docent - voormalig mijnwerker - nam deze
met me door. Mompelend ging hij door de pagina´s. Bij het
hoofdstuk ´herstructurering´ hoorde ik hem af en toe grom-
men. Met een venijnig gebaar mepte hij zijn pen neer en riep
voor zich uit: “Geen zák is ervan terecht gekomen!” Daarna
hernam hij zich, klopte me op de schouder en zei: “Het zit
best wel goed in mekaar hoor, alleen dat laatste deel, dat is te
rooskleurig geschreven.” Hij praatte me geëmotioneerd bij
over door de overheid beloofde vervangende werkgelegenheid
die maar nauwelijks kwam.
In de wetenschap dat anno 2015 het ergste leed geleden is,
neem ik de scriptie er nog eens bij en lees: “Zuid-Limburg gaat
over van een monocultuur naar
een meer gedifferentieerde vorm
van werkgelegenheid.” De leraar
noteerde in de kantlijn: “Maar
dan wel zéér langzaam!” Verder
schreef ik dat DAF nu in Born
personenauto´s bouwt. Eigenlijk
had ik die docent (een Alfa Ro-
meo-fan) onder de neus kunnen
wrijven: “Meneer, als de werkge-
legenheid u zo aan het hart gaat,
waarom rijdt u dan geen DAF?”
Maarten Brorens foto: Luc Lodder
Uitgave: Stichting Jaar van de Mijnen, Postbus 1, 6400 AA Heerlen, [email protected] ,
045 - 560 48 15 Redactie: Maarten Brorens Grafisch ontwerp: Groenergras / Aline Ploeg
Foto’s: Luc Lodder, Fabian de Kloe, Marco Mariotti, Stefan Koopmans, Foto-archief DSM
Druk: Rodi Diemen Verspreiding: diverse plekken in Zuid-Limburg Oplage: 10.000 stuks
Colofon
Maasmechelaren pakken uit met mijnbier kopte HLN.be begin maart. “Kompel, een lekker blond biertje.”
vermeldt de website www.kompel-bier.be. Het is een initiatief van Sandro Di Pietro en Ronald Kramer,
twee jonge ondernemers van de ParkCité Eisden-Tuinwijk die gepassioneerd zijn door bier, de Cité en
het mijnverleden. Samen met Brouwerij Anders ontwikkelden zij de blonde bovengrondse versie
(de term ondergronds wordt later wellicht aan de bruine versie toegevoegd). Sandro heeft Italiaanse,
Ronny heeft Oostenrijkse roots; dat verhaal vertaalden meesterbrouwer Bart Durlet en zijn brouwers in een
uniek bierrecept met vier soorten hop. “Het is fris en gekruid. Dat verwijst naar de multiculturele sfeer die
Maasmechelen typeert. Het is mooi goudgeel met een hoge schuimkraag.”
Speciaalbier “Het Zwarte Goud” wordt in hartje Heerlen gebrouwen. Zaterdag 4 juli jl. jongstleden
lanceerde interim burgemeester Frans Weekers de tweed brouwronde. Christian Petermann over zijn
Het Zwarte Goud-bier: “Samen met Stichting Cultbier Heerlen en Stadsbrouwerij BeerKompanie is een
gelimiteerd jubileum bier ontwikkeld dat een ode brengt aan de voormalige mijnstreek. Met o.a. honing
van een imker uit Heerlen, bronwater uit Hoensbroek en een koempelrecept uit de jaren ‘50. Glück Auf!”.
Méér informatie: www.CultBierHeerlen.nl
Foto: Marco Mariotti
Kompel & Zwart Goud bier
Werken in de mijn was zwaar en, het was
warm ondergronds. Tot 25 meter diep
was het 9 graden. Daarna steeg de tem-
peratuur met 3 graden elke 100 meter. De
diepste mijn in Nederland (de Hendrik in
Rumpen, Brunssum) was 1058 meter diep;
daar was het 39 graden. De mijnwerkers
waren 8 uur aan het werk bij 28 graden.
Als de mijnwerker dieper onder de grond
aan het werk was (bij temperaturen van 28
tot 32 graden) was zijn dienst 6 uur lang,
aldus www.cosimo.be. NB Bijgaande foto
van de Gulpener prijst het Dort. Eén van
de bieren die in de gloriedagen van de
Nederlandse mijnindustrie furore maakte.
De Dortmunder-variant werd in 1953 geïn-
troduceerd; is daarmee een van de oudste
speciaalbieren van Nederland.
Dit behoeft voor de na-mijnse generatie
enige uitleg. De mijngangen moesten on-
dersteund worden om te voorkomen dat
ze vroegtijdig zouden instorten. Tot aan
WO II werd daarvoor voornamelijk hout
gebruikt. De grove den leverde het meest
geschikte materiaal omdat dit hout een
grote draag- en buigkracht heeft en tevens
duidelijk hoorbaar begint te kraken als de
belasting te groot wordt. Dat laatste was
belangrijk in verband met de veiligheid.
Het dennenhout waarschuwde de mijn-
werkers als het ware, zodat zij zich tijdig
uit de voeten konden maken.
Als kind was Ger zich dus al bewust van
het bestaan van de mijnen. “Op 80 kilo-
meter afstand van de mijnstreek groeide
het mijnhout. En die bossen zijn er nog
steeds!”, aldus Ger.
Koopmans, gedeputeerde van de Provincie
Limburg, heeft onder meer het Jaar van de
Mijnen - waarvan de Provincie een van de
partners is - in zijn portefeuille. In de lijst
van zijn verantwoordelijkheden staat ook
de afkorting EGKS. De EGKS. Was dat niet
de Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal? Een van de voorlopers van de Euro-
pese Unie en waarvoor vlak na de oorlog
in Heerlen nog een van de voorbereidende
vergaderingen plaatsvond? Heeft Ger dat
als provinciaal bestuurder in zijn agenda?
Weer moet hij - het misverstand begrij-
pend - even corrigeren: “De afkorting
staat hier voor Euregionale Gemeenschap
voor Kultuur en Samenleving.” Voor deze
samenwerking van Zuid-Limburg met
de Duitse en Belgische grensregio´s is
natuurlijk met een knipoog verwezen naar
de vroegere EGKS. Koopmans: “Het betreft
onder meer een uitvloeisel van het feit
dat Maastricht uiteindelijk niet de titel
Culturele Hoofdstad van Europa 2018
kreeg. Een deel van de daarvoor gereser-
veerde gelden bleef toch beschikbaar voor
cultuur. Het Jaar van de Mijnen kreeg van
ons 1,1 miljoen.”
De grootste werkgever van Zuid-Limburg
werd na 1965 in een periode van krap tien
jaar weggevaagd. Langzaam, maar zeker is
de regio uit het dal gekropen. De voorma-
lige mijnstreek kraakte als te zwaar belast
dennenhout, maar toonde uiteindelijk ook
voldoende veerkracht. Koopmans:
“Daarom vind ik het Jaar van de Mijnen
zo belangrijk. Het benadrukt nog eens dat
de bewoners van de hele mijnstreek trots
mogen zijn en blijven op wat vroeger tot
stand is gebracht, maar ook op hetgeen nu,
na al die moeilijke jaren, in 2015 bereikt is.”
Ger was in het recente verleden een half
jaar waarnemend burgemeester van Stein.
Ziet hij een verschil tussen de Westelijke
Mijnstreek en de voormalige Oostelijke
Mijnstreek die nu Parkstad heet? “Aan de
westkant heeft de economische
ontwikkeling een behoorlijke boost
gekregen, mede dank zij Chemelot en VDL
Nedcar. In het oosten bleef dat wat achter,
alhoewel Heerlen wel een behoorlijke
culturele bloei te zien gaf. Maar we
investeren nu niets voor niets 18 miljoen
in uitbreiding van museum Continium in
Kerkrade, waarin verbindingen worden
gelegd tussen onderwijs, cultuur,
wetenschap en techniek.”
Het museum mikt op de Euregio, net als de
nieuwe EGKS. Ger ziet toekomstige kan-
sen: “De culturele samenwerking is er al.
Als alle grenzen qua regelgeving ook nog
eens verder open zouden gaan, kunnen
er - rapporten geven dat aan - tevens vele
duizenden banen bij komen.”
Ger Koopmans in een van de speciaal voor de mijnen aangelegde dennenbossen. Foto: Luc Lodder
Het Jaar van de Mijnen benadrukt nog eens dat de bewoners van de hele mijnstreek trots mogen zijn
en blijven op wat vroeger tot stand is gebracht
Ger Koopmans ziet volop kansen in Euregionale samenwerking
“VELE DUIZENDEN BANEN ERBIJ ALS GRENZEN VERDER OPEN GAAN.”
Als zoon van een melkveehouder in het nu tot de gemeente Venlo behorende dorp Velden, zal
Ger Koopmans geen persoonlijke link hebben met het Zuid-Limburgse mijnverleden. Logische
veronderstelling, tòch? “Jawel man, zeker kan ik een verband leggen met de mijnen!” Ger veert meteen
op. “Wist je wel dat in het Maasduinengebied tussen Venlo en het Noord-Limburgse Mook heel veel
dennenbossen staan? Die zijn - ik hoorde het mijn vader regelmatig zeggen - speciaal aangeplant voor
de mijnen. De dennen leverden het mijnhout.”
3
Het originele spreekgestoelte van Den Uyl gaat mee in de optocht
OOGSTDANKSTOET BERG AAN DE MAAS GEHEEL IN TEKEN VAN MIJNGESCHIEDENIS
“Dit is mijn Streek
Geslepen uit het zwarte kool,
gevormd door haar dalen,
Uit deze streek ben ik,
slechts een uit talloze verhalen.
Dit is Mijn streek,
gebouwd door onberispelijke zwarte mannen
Dit is mijn streek,
nooit zal iemand onze verbondenheid verbannen
Mijn trots gaat verder dan
een bijna “vergeten verleden”
Met Mijn onuitwisbaar DNA,
treed ik in het heden”
Dit gedicht prijkt op de menukaart; is geschreven door Tim Sieben van Brasserie Mijn Streek (5e etage #schunck), ook #m2015foto: Luc Lodder
“In de jaren ´90 kreeg ik nog veel patiënten met stoflongen. Oud-mijnwerkers die
via slangetjes permanent zuurstof toegediend kregen. De hele dag. Ondanks dat ze
meestal snel buiten adem raakten, vertelden ze me veel over hun werk vroeger. Ik
ben daar nog steeds diep van onder de indruk. Een stratenmaker krijgt op den duur
last van zijn knieën en dat is natuurlijk heel vervelend, maar deze mijnwerkers kregen
geen lucht meer. Dat lijkt me echt verschrikkelijk!”
Patty Wenmekers, fysiotherapeut, heeft
de koempels met zware silicose nog goed
gekend. Zij moest hen onder andere leren
om het beetje energie dat ze nog hadden
zo goed mogelijk te verdelen. Ze maakt
zich nu nog kwaad over het onbegrip dat
de gepensioneerde mijnwerkers ondergin-
gen. “Jarenlang hebben ze moeten strijden
voordat silicose als beroepsziekte werd
erkend en ze een financiële vergoeding
kregen.”
De jaarlijkse Oogstdankfeesten
in Berg aan de Maas staan dit
jaar geheel in het teken van
het Jaar van de Mijnen. De
culturele stoet op zondag 23
augustus is een hoogtepunt
en middels zorgvuldig opge-
bouwde praalwagens wordt de
gehele mijngeschiedenis, vanaf
het ontstaan van de kolenla-
gen in het Carboontijdperk,
opkomst en ondergang van de
Limburgse mijnindustrie tot
en met de herindustrialisatie van de regio
verbeeld. Patty is al jarenlang een van de
vele vrijwilligsters en dit jaar is ze nauw
betrokken bij de bouw van de wagen van
de oogstkoningin. “Bij mijnen denk je al
gauw aan zwart en grijs, maar de wagen
symboliseert de toekomst. We brengen er
hi-tech op aan en veel kleur.“
De opa van Roger Strijkers was mijnwerker,
zijn vader aanvankelijk ondergronds bank-
werker op Staatsmijn Maurits in Geleen.
“Zelf heb ik een tijd lang stage gelopen
bij DSM.” De gouden handjes van Roger
- waarschijnlijk geërfd van zijn vader -
stelt hij al langer dan een kwart eeuw ter
beschikking aan de wagenbouwploegen.
“Dit jaar staat de onze in het teken van
´nieuwe producten´ die ontstaan zijn van-
uit de kolenindustrie, via de chemie. Op
de wagen verschijnen een fabriek en een
laboratorium. Ik schat dat we met zo´n
zes tot zeven man ongeveer acht weken
ermee bezig zijn!”
Han van Weele bewaart geen
leuke herinneringen aan de
Staatsmijn Maurits. Alhoewel,
zo dramatisch is het nou ook
weer niet. Lachend dist ze
haar anekdote op: “Mijn teken-
leraar op de Mauritsmavo in
Geleen had blijkbaar iets met
de mijnen. Regelmatig stuurde
hij ons naar het verderop
gelegen mijnterrein en dan
moesten wij daar bijvoorbeeld
treinwagons of schoorstenen gaan schet-
sen. Daar had ik een hekel aan, want ik
had niks met tekenen.” De ouders van Han
kwamen in 1953 naar het zuiden vanuit
Delft. Han: “Mijn vader kon werk krijgen in
Friesland èn bij het Stikstofbindingsbedrijf
van de Staatsmijnen in Geleen. Het werd
dus Limburg, omdat ze hier meteen een
huis toegewezen kregen.” Tekenen is dan
wellicht niet haar ding, maar creativiteit zit
er bij Han wel degelijk in. “Als er voor de
wagens iets met textiel of stoffen gemaakt
moet worden, dan weten ze mij altijd te
vinden.”
“Technische mensen worden schaars”,
heeft Jos Berg inmiddels geconstateerd
tijdens zijn ´loopbaan´ bij het wagenbou-
wersgilde. Zelf zorgt hij voor gedetailleerd
uitgewerkte bouwtekeningen, waardoor
het wagenbouwproces met hulp van vele
handen soepel verloopt. De ouders van
Jos komen uit Eygelshoven. “Mijn vader
heeft een paar jaar ondergronds gewerkt,
waarschijnlijk op de Julia of Laura. Hij
draaide voornamelijk nachtdiensten, want
dat bracht het meeste op. Hij hield zich
onder meer bezig met het verplaatsen van
de mechanische kolenschrapers, die let-
terlijk de kolen uit de wanden schraapten.
Zo´n apparaat noemden ze een moorks.
Daar komt ook de Limburgse uitdrukking
´ik heb moeten moorkse´ vandaan. Dat
betekent dat je lang bezig bent geweest
met een lastige klus.” In ieder geval zal het
´moorkse´ in Berg aan de Maas wel mee-
vallen, als binnenkort de diverse buurten
gaan beginnen aan het opbouwen van
de wagens. Vrijwel het hele dorp is op de
een of andere manier nauw betrokken bij
de traditie van de Oogstdankfeesten, die
vlak na de oorlog in gang werd gezet. Alle
vrijwilligers zijn goed op elkaar ingespeeld
en de onderlinge kameraadschap is groot.
En dat hebben ze dan weer gemeen met
de ondergrondse koempels. Voor hen was
het in 1965 een dreun, te vernemen dat
de mijnen gesloten zouden worden. Met
die boodschap stond toenmalig minister
van economische zaken Joop den Uyl in
december van dat jaar op het podium van
de Heerlense schouwburg . Die toespraak
wordt op een van de wagens in de
Oogstdankstoet uitgebeeld. Daarom
krijgen de bouwers de beschikking over
het originele spreekgestoelte vanwaar
Den Uyl de Mijnnota voorlas.
Zie ook www.oogstdankfeesten.nl
Vier van de vele steunpilaren van de Oogstdankstoet, poserend voor het Julianakanaal, mede ten behoeve van steenkooltransport aangelegd: v.l.n.r. Roger Strijkers, Han van Weele, Patty Wenmekers en Jos Berg. Foto: Luc Lodder
Oogstkoningin 2015 Saskia Tolen
4
“Vriendschap omzetten in prestaties noem ik koempel-mentaliteit.”
TRAINER HUUB STEVENS GING MET ELFTAL SCHALKE 04 ONDERGRONDS
Huub Stevens is mijnwerkerszoon. Daar is hij trots op en dat draagt hij graag uit. Daarom
zei hij meteen ´ja´ toen hem gevraagd werd toe te treden tot het rijtje ambassadeurs
van het Jaar van de Mijnen. “Het feit dat ik zoon ben van een mijnwerker, dat heeft mij
gevormd, gemaakt tot wat ik ben. En daar ben ik gelukkig mee.” Voor Huub voelt het als
een eerbetoon aan zijn vader, maar ook aan de ´koempelclubs´ waarvoor hij als jong
voetballer in het veld stond, zoals RKSV Sittardia en Fortuna SC. Met hetzelfde plezier
trainde hij clubs wier namen onverbrekelijk verbonden zijn met de mijnhistorie, zoals
Roda JC en Schalke 04.
Opgroeien deed hij in het Sittardse Stad-
broek. “We woonden in de St. Josephstraat.
Dat was een echte mijnwerkersstraat.
Volgens mij was mijn vader daar een van
de laatsten. Tot de sluiting in 1967 werkte
hij op de Staatsmijn Maurits in Geleen en
daarna op de Staatmijn Emma in Hoens-
broek. Daar is hij met vervroegd pensioen
gegaan. Hij draaide altijd nachtdiensten,
want dat betaalde het beste. ´s Avonds
om negen uur vertrok hij, om zeven uur
´s morgens kwam hij thuis. Dan slapen tot
een uur of twee en daarna ging hij met
mijn moeder nog een school poetsen,
want in ons grote gezin was elke gulden
hard nodig. Ik had een tijdlang een kran-
tenwijk. Het gebeurde vaker dat hij direct
na de nachtdienst mij nog even hielp met
een paar straten.”
Volgens Huub vertelde zijn vader regel-
matig dat het ondergronds erg zwaar was,
maar klagen deed hij nooit. “Wel verbood
hij mij en mijn broers de mijn in te gaan.
Hij wilde dat wij het beter zouden krij-
gen dan hijzelf. Hij is 30 jaar ondergronds
geweest, maar was tot het laatst hartstikke
gezond, geen last van stoflongen. Heel
vreemd, ik denk dat hij gewoon geluk had
gehad.”
In mei 1971 reed vader Zef Stevens samen
met een paar kameraden in een busje de
nabij gelegen Duitse grens over om een
tuinencomplex te gaan bekijken. Hij wilde
groente gaan verbouwen om daarmee het
pensioengeld wat aan te vullen, want er
waren naast Huub nog twee kleine
kinderen thuis.
De wagen raakte bij een ongeval betrok-
ken en Huub´s vader overleefde het niet.
Hij was 49 jaar. “Dat was een hard gelag!
Ik was toen 17 jaar en nam allerlei baan-
tjes aan om mijn moeder te helpen met
rondkomen.”
Tijdens de eerste periode, vanaf 1996,
waarin Huub Schalke 04 in het Duitse
Gelsenkirchen onder zijn hoede had, was
daar kolenmijn Zeche Hugo nog in bedrijf.
De trainer besloot zijn Mannschaft mee
ondergronds te nemen! “Een groot deel
van onze trouwe supporters bestond uit
mijnwerkers. Ik wilde de jongens eens
laten zien hoe hard deze mannen werkten,
wat ze allemaal moesten doorstaan om
hun brood te verdienen. Dus we hebben
ons allemaal omgekleed en gingen met de
lift mee naar beneden. We hebben in de
ondergrondse trein gezeten en daarna nog
flinke afstanden moeten lopen. Er waren
behoorlijke temperatuurverschillen, van
warm naar koud en uiteindelijk hebben we
ons ook nog, plat op de buik, met de
transportband vol warme kolen laten
vervoeren. Na afloop waren ze allemaal
pikzwart, bezweet en vooral moe.
Wij waren een paar uur ondergronds,
maar de mijnwerkers moesten nog door
tot einde dienst!”
Natuurlijk had Huub met dit bedrijfs-
bezoek een opvoedkundig doel voor ogen.
“De meeste mijnwerkers hebben zelf nooit
de weelde gekend die wij hebben, maar
ze hebben er wel de basis voor gelegd.
Wij profiteren van hun harde werken. De
jongens waren na afloop onder de indruk
en daar ging het me om, dat ze respect
zouden tonen.”
Terugkerend naar zijn eigen vak, ziet
Huub overeenkomsten tussen een ploeg
mijnwerkers en een voetbalelftal: “Je moet
vertrouwen in elkaar hebben, je moet op
elkaar afgestemd zijn, samen een strijdba-
re mentaliteit hebben. Koempels wilden
de productie halen èn weer veilig boven
komen, voetballers moeten willen winnen.
Vriendschap omzetten in prestaties, dát
noem ik de koempel-mentaliteit.”
Trotse mijnwerkerszoon Huub Stevens koestert de mijnlamp van zijn vader.Foto: Stefan Koopmans
5
Weerspiegeling van vele nationaliteiten in de mijnstreek
FASHIONCLASH AANJAGER VOORMULTICULTURELE MIJNCOLLECTIE
De Zuid-Limburgse mijnen trokken werknemers aan uit een groot aantal Europese
landen en later ook van daarbuiten. Vanaf het moment waarop begin vorige eeuw de
kolenproductie goed op gang kwam, werd de mijnstreek stilaan een smeltkroes van
nationaliteiten. De regio was en bleef ´multicultureel´, zoals men dat nu zou zeggen.
Mathilde Jansen wil in fotoboek pleiten voor duurzaamheid
“IN DE LIMBURGSE MIJNINDUSTRIEZIJN TEVEEL OFFERS GEBRACHT!”
“Tegenwoordig zou dat niet meer geaccepteerd worden, zulke zware en ongezonde
werkomstandigheden. Het zijn in het geval van de Limburgse mijnindustrie vooral de ar-
beiders, de mijnwerkers die de offers brachten.” Fotografe Mathilde Jansen is geboren in
Diepenveen, woont al tien jaar in Amsterdam. “Ik heb een fascinatie voor de aarde, voor
de natuur, haar grondstoffen en hoe de mens deze toepast.”
Ze reisde de hele wereld over, maar uit-
eindelijk rijpte bij haar het verlangen zich
vast te bijten in een onderwerp korter bij
huis: mijnen en mijnwerkers. Ze verdiepte
zich in de materie en kent inmiddels de
geschiedenis. Van de kanarie die in een
ver verleden gebruikt werd om mijngas op
te sporen tot en met de economische en
sociale malaise die de mijnsluitingen met
zich meebrachten. “Er is toen een grote
subsidiepot met geld hier neergezet, maar
er zat geen visie voor de lange termijn
achter. Het geld was snel weer verdwe-
nen, er kwam nog de oliecrisis bovenop.
Een regionaal beleid was nodig geweest,
waarbij vooral geluisterd werd naar wat
de mensen zèlf wilden. Zo biedt je kansen
voor duurzame economische ontwikke-
ling. De mijnen kwamen snel en verdwe-
nen ook weer snel. Dat is geen duurzaam
beleid, zeker al niet omdat het sociale
aspect totaal verwaarloosd was. Fysiek zijn
de mijnwerkers in ieder geval uitgebuit.”
Mathilde wil een fotoboek samenstellen.
Gezien haar visie op het mijnverleden zal
het geen ´gezellig bladerboek voor op de
salontafel´ worden. “Als je het nu en in
de toekomst beter wil doen, dan moet je
eerst begrijpen waarom het in het ver-
leden fout is gegaan. In het geval van de
mijnindustrie zijn er teveel offers gebracht.
Het was volledig uit balans. Verschillen-
de oud-mijnwerkers heb ik gesproken.
Je ziet gewoon aan ze, dat ze door het
leven zijn getrokken. Ze waren gekrenkt,
ze verloren hun zelfvertrouwen doordat
ze na de mijnperiode naar een speelgoed-
fabriekje werden gestuurd. Toch kozen ze
ervoor er weer bovenop te komen. Ik ben
benieuwd hoe. Ik wil die diepere kracht
van de mensen verbeelden, op historische
locaties. Om levenservaring of wijsheid in
een actueel jasje door te geven.”
Middels het boek en de portretten van
mijnstreekbewoners anno 2015 wenst Ma-
thilde “op nationaal niveau meer bewust-
zijn te kweken”. Met mens en natuurbron-
nen dien je respectvol en zorgzaam om te
gaan. Dat is hetgeen ze wil uitdragen. “Kijk
maar eens naar Groningen, waar de bewo-
ners nu te maken hebben met aardbevin-
gen vanwege de gaswinning. Ik heb nog
overwogen daar naar toe te gaan, maar
uiteindelijk koos ik voor de Zuid-Limburg-
se mijnen.”
Al verschillende verkenningstochten
heeft ze door de voormalige mijnstreek
gemaakt. “Het was niet zo moeilijk
oud-mijnwerkers te vinden. Al in de trein
vanuit Amsterdam naar Heerlen kwam
ik iemand tegen die me van alles wist
te vertellen en me weer met anderen in
contact bracht. Mensen die mij naar allerlei
plekken brachten die in het mijnverleden
een rol hebben gespeeld. Ik heb al veel
foto´s kunnen maken voor mijn onder-
zoek. Iedereen is heel open en bereid mee
te werken.”
Mathilde wil de zaken journalistiek onder-
bouwen en heeft voor de teksten Stepha-
nie Jansen aangetrokken, beeldend kun-
stenares/journaliste met Zuid-Limburgse
wortels. Zij hebben samen voldoende vra-
gen. Mathilde: “Graag wil ik van oud-mijn-
werkers horen hoe ze naar zichzelf en
naar de mijn keken. En naar de buurt, de
gemeenschap waar ze woonden. Hoe is
wat dat betreft de situatie nu? Hoe gingen
de immigranten om met de werkloosheid
of de nieuwe baan na de mijnsluitingen?
Hoe is het hun kinderen vergaan in het
leven, hebben zij hun plek kunnen vinden?
Ja, ook jongeren wil ik spreken en fotogra-
feren, want anders wordt het een geschie-
denisboek. Dat is niet mijn bedoeling.
Verder wil ik meer weten over de energie
die de ´vergeten mijnen´ nu leveren via
het Mijnwaterproject en andere innovatie-
ve projecten.”
Aan het boek zal een reizende tentoon-
stelling gekoppeld worden, die in ieder
geval Heerlen en later ook Amsterdam zal
aandoen. Via ´crowdfunding´ wil Mathilde
de financiering rond krijgen. Oud-mijn-
werkers en hun familieleden die hun
verhaal willen doen, kunnen met haar
contact opnemen.
Meer over het project op:
www.mathildejansen.com/contact
Crowdfunding:
www.lukida.com/mathildejansen
De organisatoren van de jaarlijkse, interna-
tionale Fashionclash was dat ook niet ont-
gaan en lieten kledingstukken ontwerpen,
gebaseerd op verschillende culturen in de
mijnstreek. Over multiculti gesproken, het
hechte trio dat al jarenlang dit evenement
organiseert vanuit thuisbasis Maastricht,
illustreert het begrip persoonlijk. Nawie
Kuiper is afkomstig uit Cadier en Keer
(“Maar geboren in Heerlen, in de Vroed-
vrouwenschool.”), Laurens Hamacher
stamt uit het Belgische Eupen (“Maar we
spreken daar Duits.”) en Branko Popovic
kwam twintig jaar geleden vanuit
voormalig Joegoslavië naar Nederland.
Sinds de laatste kolen naar boven
kwamen, verstrijkt de tijd onherroepelijk.
Jonge mensen moeten al helemaal terug
naar hun grootouders om nog iets van
het mijnverleden te kunnen oprakelen.
Laurens herinnert zich verhalen van zijn
opa, evenals Nawie: “Mijn opa van moe-
ders kant werkte in België. Veel van zijn
mede-koempels waren Spaans of Italiaans.
Ik meen dat hij ook vertelde dat mijn-
Mathilde Jansen uit Amsterdam verdiept zich in verleden, heden en toekomst van de Limburgse mijnstreek. Foto: Luc Lodder
V.l.n.r. Laurens Hamacher, Nawie Kuiper en Branko Popovic.Foto: Luc Lodder
6
werkers daar - omdat zij het zware werk
deden - hoger in aanzien stonden dan de
opzichters. Ze verdienden ook meer.”
“Een paar jaar geleden bezocht ik een
grote culturele manifestatie in Genk en
daar ontmoette ik veel kunstenaars wiens
werken geïnspireerd waren op de
mijnen”, aldus Branko.
Nu zal de inspiratie in het Belgische Genk
sneller gevoed worden dan in Nederlands-
Limburg, omdat daar nog veel van het
industrieel erfgoed bewaard is gebleven.
In ieder geval hield Branko de indrukken
vast. Toen het Jaar van de Mijnen zich aan-
diende wensten Nawie, Branko en
Laurens de Fashionclash ook te betrekken
bij het programma. Branko: “Graag wilden
we aansluiten bij dit themajaar en we
besloten jonge ontwerpers kleding te laten
maken, geënt op de verschillende culturen
in de mijnstreek.” Schunck* in Heerlen en
het drietal van de Fashionclash bundelden
de krachten. Nawie: “Van welke nationali-
teit ze ook zijn, qua kleding zien mijnwer-
kers er ondergronds allemaal hetzelfde uit.
Dit in tegenstelling tot bovengronds. Daar
zijn de verschillende kledingstijlen repre-
sentatief voor culturen en religies. Dat leek
ons een mooi uitgangspunt voor een pro-
ject.” De Fashionclash is een platform dat
niet enkel het jaarlijkse evenement waar
mode-ontwerpers en kunstenaars zich
presenteren organiseert, maar tevens na-
tionaal en internationaal samenwerkings-
verbanden aangaat. Voor het ontwerpen
van de zogeheten MIJNcollectie werden
drie jonge Limburgse ontwerpers geselec-
teerd (Linda Friesen uit Venlo, Ebby Port uit
Geleen en Gabriël Guevera uit Maastricht)
, die ´haute couture´-stukken ontwierpen,
gebaseerd op zowel de uniforme mijnwer-
kerskleding, als die van de vele culturele
gemeenschappen in de mijnstreek. Zoals
Italië, Polen, Slovenië, België, Duitsland,
Hongarije, Marokko, Spanje en Friesland.
Deze worden geëxposeerd in de MIJNshop
aan de Bongerd in Heerlen, maar ook
tijdens de Fashionclash Maastricht, medio
juni in het Museum aan het Vrijthof te
Maastricht.
Op basis van deze opvallende stukken zijn
commerciëlere, draagbare kledingstukken
gemaakt en daarvoor werd weer het crea-
tieve leerwerkbedrijf 100% Heerlen aan de
Geleenstraat ingeschakeld. Dat is blijkbaar
goed bevallen. Branko: “Ook de jongeren
die daar werken bleken heel enthousiast
en kwamen met aanvullende, bruikbare
ideeën. Dit is waar wij naar streven:
duurzame samenwerking!”
Zie ook www.fashionclash.nl en
www.honderdprocentheerlen.nl
Nicole en Marc bij hun ´robot-toren´ in Eschweiler.Foto: Luc Lodder
Van mijnmonumenten tot herinrichting mijnwerkerswijken
MIJNVERLEDEN BLIJFT JONGE ARCHITECTEN MARC EN NICOLE
MAURER ´ACHTERVOLGEN´Ook al waren je pa en opa geen mijnwerkers, als Limburger ontkom je vrijwel nooit aan een relatie met de mijnen of het mijnverleden.
Architect Marc Maurer: “Mijn opa van moeders kant werkte bij DSM en verdeelde subsidies over sociale instellingen. Hij had dus regel-
matig pastoors en verenigingsvoorzitters aan zijn bureau. Mijn andere grootvader was Limburgs vertegenwoordiger van een behang-
fabrikant en koos Heerlen als standplaats omdat daar toen het meeste gebouwd werd. Vanwege de mijnen, natuurlijk. Mijn moeder
hield bij DSM statistieken bij en werkte er later op de afdeling herindustrialisatie.” Samen met echtgenote Nicole Lemmens leidt Marc
een architectenbureau in Maastricht dat de laatste tijd druk is met projecten van waaruit ook weer lijnen naar het mijnverleden lopen.
Slenaken - in het ongerepte en groene
heuvelland, ver van de mijnstreek - daar
groeide Nicole op. “Mijn ouders waren
werkzaam in onderwijs en toerisme, maar
een oud-oom van me hield zich bezig met
de afhandeling van mijnschade en een
andere oom werkte in de mijn.”
Op het terrein van de Staatsmijn Emma in
Hoensbroek stonden de eerste zogeheten
Van Iterson-torens. Imposante koelto-
rens naar een revolutionair ontwerp, dat
nu, na een eeuw nog steeds wereldwijd
wordt toegepast. Op het Emma-terrein
zijn ze verdwenen, maar mede op initi-
atief van de winkeliers van Hoensbroek
worden tien kopieën met een hoogte van
vijf meter vervaardigd. Marc: “Wij werden
gevraagd ze te ontwerpen. We kozen
voor een bouwpakket in de vorm van een
lattenconstructie en ze zullen op diverse
locaties in Hoensbroek geplaatst worden.”
Marc Jetten, directeur van Stichting Jaar
van de Mijnen, raakte hierdoor geïnspi-
reerd en vroeg Marc en Nicole eens na te
denken over een blijvend groot gedenkte-
ken, een ´landmark´. Zij kwamen met twee
plannen: het beschilderen en eventueel
aanstralen van een bestaande, vanaf de
A2 duidelijk zichtbare koeltoren op het
Chemelot-terrein en een virtuele toren, die
door laserstralen gevormd wordt.
Bij een van de bruinkoolgroeven in het
Duitse Eschweiler staat een 36 meter hoge
uitkijktoren in de vorm van een robot, ook
een ontwerp van Maurer United Architects.
Marc: “De robot verwijst naar de enorme
graafmachines die daar ingezet worden.
Verder zijn we gevraagd mee te denken
over een herinrichting van het mijnspoor-
gebied Brunssum-Hoensbroek-Nuth, dat
een recreatieve functie krijgt. Datzelfde
geldt voor het mijnterrein in het Belgische
Beringen, waar alle gebouwen nog over-
eind staan. ”
Veel energie en enthousiasme steken
Nicole en Marc momenteel in de uit 1967
daterende flats van de Kerkraadse wijk
Bleijerheide, waar heel wat mijnwerkersge-
zinnen gewoond hebben. Een is inmiddels
gesloopt, drie staan er nog. Woningstich-
ting HEEMwonen heeft verschillende part-
ners in de arm genomen om plannen te
ontwikkelen voor deze woonomgeving en
het bureau van Marc en Nicole is daar een
van. Marc: “Wellicht zullen ze deels verder
gesloopt worden, maar daarbij vrijkomen-
de materialen zouden weer gebruikt kun-
nen worden voor nieuwbouw op die plek.
Het verkeert op dit moment nog allemaal
in een onderzoeksfase.”
Er zijn veel bewoners geïnterviewd en
de verhalen worden gebundeld in een
´burenboek´. Nicole heeft zo de geschie-
denis van de wijk goed leren kennen: “Het
was daar, zeker in de eerste 25 jaren, een
heel hechte gemeenschap. Net als in de
vroegere mijnwerkerskolonieën. Kinderen
speelden met elkaar, op galerijen werd
gezamenlijk ontbeten en ze hielpen elkaar
aan werk. Het was dezelfde sfeer als onder
in de mijngangen: je kon op mekaar reke-
nen. Later, parallel aan maatschappelijke
ontwikkelingen, sloeg ook hier de indivi-
dualisering toe en kwamen er veel starters
die dan ook vrij snel weer vertrokken.
Culturele en economische voorzieningen
in de wijk verdwenen en de vergrijzing
sloeg toe.”
Een van de bewoners schreef in een
gedicht: “Jidderinne vólt ziech doa heem.”
Marc en Nicole willen graag hun bijdragen
leveren aan de herinrichtingsplannen voor
deze woonwijk, zodat straks wederom
iedereen zich daar thuis voelt.
7
Nieuwe voorzitter Wil Houben van Stichting Jaar van de Mijnen:
“WIJ ZIJN HÈT PARADEPAARDJE QUA GESLAAGDE INTEGRATIE EN
MULTICULTURELE SAMENLEVING”“Tot 1920 leek alles, in wat later de Oostelijke Mijnstreek werd, op het Voerendaal van
een eeuw geleden. De twaalf kernen en subkernen van Voerendaal waren er toen ook al.
En de hele regio was bezaaid met soortgelijke gemeenschappen. Er woonden toen iets
meer dan 25.000 mensen in het gebied van de huidige acht gemeenten van Parkstad
Limburg. In 1965, dus 45 jaar later, was de bevolking méér dan vertienvoudigd: 270.000
inwoners. De elf kolenmijnen die op willekeurige plaatsen in het landschap uit de grond
werden gestampt en waarom heen óók de mijnwerkers en beambten gingen wonen,
hebben hier een ruimtelijke chaos veroorzaakt die bijna nergens anders in Nederland
voorkomt.”
Wil Houben - die de naar Breda vertrok-
ken Heerlense burgemeester Paul Depla
opvolgt als voorzitter van Stichting Jaar
van de Mijnen - werd op 1 december 2014
geïnstalleerd als burgemeester van
Voerendaal en dit is een citaat uit zijn
die dag uitgesproken toespraak.
Refererend aan de door de mijnen gelokte
grote toestroom van arbeiders, al dan niet
met hun gezinnen, vanuit diverse delen
van Nederland en later andere Europese
landen sprak hij: “Eigenlijk zijn wij hèt
paradepaardje van Nederland qua
geslaagde integratie en multiculturele
samenleving ´avant la lettre´.”
Nu, midden in het Jaar van Mijnen, haalt
Wil dit nog eens aan om te illustreren
hoezeer de mijnen hun stempel hebben
gedrukt op de regio. “Daar mag best nog
wel eens stevig aandacht voor gevraagd
worden. Je kunt alleen vooruit als je je
verleden kent.”
Het verleden van Wil Houben lag in
Kerkrade-West, op de grens tussen Spek-
holzerheide en Kaalheide. “Als klein kind
ervoer ik de grootheid van de mijn, de Wil-
lem-Sophia. De muren rond de bedrijfsge-
bouwen vond ik hoog en indrukwekkend.
De zwarte roetlaag op zolder staat me nog
bij, maar ook de paniek die uitbrak als het
alarm van de mijn over de wijk loeide.
Dan was er een ongeluk gebeurd en je
zag alle vrouwen angstig de staat op gaan,
zich afvragend ´Zou het mijn man zijn?`.
Kinderen die met spelen op straat een
verwonding opliepen, werden naar
de verbandkamer van de mijn gebracht.”
Het is allemaal voorbij, verleden tijd.
Van het industrieel erfgoed rest weinig, op
een paar schachtgebouwen en wat kleine
monumenten na. Wil: “De heimwee naar
het verleden, de pijn over het feit dat er
niets meer is, dat snap ik wel. Ik denk dat
het nu ook heel anders zou zijn gelopen.
In de periode tussen 1975 en 1985 was het
een handvol bestuurders dat de hele sa-
nering en overgang van zwart naar groen
regelde. Tegenwoordig zou men daarbij
alles en iedereen betrekken. Zoals nu de
IBA Parkstad, die aan de bevolking vraagt
om met ideeën en voorstellen voor de
inrichting van de omgeving te komen.”
Dat er meer tastbaars dient te komen dat
herinnert aan het mijnverleden, dat staat
voor Wil vast. Hij heeft zelf een plan voor
ogen: “Ik vind het belangrijk dat iedereen
kan zien waar de mijnen stonden. Je zou
bijvoorbeeld op de plekken waar vroeger
de hoofdingangen gelegen hebben, grote
foto´s kunnen plaatsen die laten zien hoe
het er op die betreffende plekken vroeger
uitzag.”
Hoe straks verder na het herdenkingsjaar?
“Zo´n 25 jaar geleden was ik een van
de oprichters van de Telematicaloop in
Heerlen. Omdat hier toen veel informati-
cabedrijfjes gevestigd waren stelde ik voor
om deze marathon de ´Informaticaloop´
te noemen. Toenmalig burgemeester Piet
van Zeil zag het echter breder en wilde
een link leggen naar de telecommunica-
tie. Dus pasten we daarop de naam aan.
Helaas verdwenen veel van die bedrijf-
jes, maar ik denk wel dat de toekomst
van deze regio ligt in innovatief gebruik
en delen van informatie en data, zoals
bijvoorbeeld gedaan wordt door Smart
Services Hub, een samenwerkingsverband
van 18 dienstverlenende bedrijven, ken-
nisinstellingen en overheidsorganisaties in
Limburg.”
Het Jaar van de Mijnen hoopt vooral
jongeren te bereiken om hen bewust te
maken van hun ´roots´. Wil Houben was
docent geschiedenis tijdens de periode
waarin de sloop van de mijngebouwen
volop aan de gang was. “Op school werd er
door mij nauwelijks aandacht aan besteed.
Mijnbouw behoorde tot het vak aardrijks-
kunde. Maar nu je er zo over begint:
ik ben graag bereid om met betrekking tot
het mijnverleden op scholen gastlessen
te geven!”
Wil Houben poseert bij Schacht Nulland in zijn geboorteplaats Kerkrade. Foto: Luc Lodder
Ik ben graag bereid om met betrekking tot het mijnverleden op scholen gastlessen te geven!
8
Vijf paradoxen, Gerard Rooijakkers
SCHIJNBARE TEGENSTELLINGEN IN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015
Lees verder op pagina 12
paradox 1/5 Normaliteit en abnormaliteitZo snel als de mijnen kwamen, zo snel verdwenen ze ook weer. Zuid-Limburg keerde na
de sluitingen terug - ja, het klinkt vreemd - naar de normale gang van zaken. Immers,
de mijnperiode was een abnormale uitschieter. Tot pakweg 1900 bestond de bevolking
van de latere mijnstreek uit boeren, arbeiders, handwerkslieden en middenstanders. Kort-
om: al dan niet zelfstandige ondernemers. Hardwerkende, maar onafhankelijke
lieden. De mijnen brachten een periode van ongekende economische bloei, waarvan
alle lagen van de bevolking profiteerden. Maar, de medaille had een keerzijde. Mijnen en
kerk bepaalden je leven. De mijndirecties zorgden vaderlijk voor het welzijn van de
medewerkers. Huisvesting, sociale zekerheid, verenigingsleven, scholing, vrijetijds-
besteding, in alles werd voorzien. De ´hoge heren´ hadden daarbij in het achterhoofd:
tevreden arbeiders zijn productieve arbeiders. Volgzaamheid en gehoorzaamheid.
Dat is wat de mijnbazen wilden en in dat streven werden zij onvoorwaardelijk gesteund
door de Katholieke Kerk. Mijndirecteur en pastoor hadden een innige band. Mijnwerkers
die regelmatig verzuimden naar de kerk te gaan, werden op de mijn bij hun baas ter
verantwoording geroepen. De kudde diende mak gehouden te worden. Gewaarschuwd
werd voor de gevaarlijke invloed van de ´rooien´, socialisten die het waagden tegen te
spreken.
Parallel met het verdwijnen van de mijnen, vervaagden ook de uitingen van het Rijke
Roomsche Leven. Mijn weg, kerk weg. De bevolking van de mijnstreek bleef als een
meute weeskinderen achter. De ´zekerheden´ waren weg en bleven weg. “Ut is niks en ut
weurd niks!” luidde de klaagzang. De bevolking diende weer - net als vóór 1900 - op
eigen kracht te vertrouwen en te varen. Het mijnsluitingsproces had de situatie terug naar
´normaal´ gebracht. Toen was echter paniek, omdat de vertrouwde leidende
handen van mijn, kerk en overheid verdwenen waren. “Hoe moet het nu met ons?”
In het Jaar van de Mijnen wordt de stand van zaken opgemaakt en blijkt dat de
´mijnstrekers´ hun oude kracht hebben hervonden en weer de regie nemen over
hun gezamenlijke toekomst.
paradox 2/5Eigen en vreemdWe hebben het altijd over de Limburgse mijnen en de Limburgse koempels. Echter, als je
het bekijkt over de gehele periode van ruim 70 jaar waarin onze steenkoolmijnen volop
draaiden, hebben er relatief gezien maar weinig Limburgers gewerkt. Zeker in de eerste
tientallen jaren hadden de meeste Limburgse arbeiders er absoluut geen trek in om in dat
zwarte gat af te dalen. Het grootste deel van het werk werd verricht door buitenlandse
werknemers, in andere landen geworven personeel. Gastarbeiders werden zij later
genoemd. Uiteindelijk werden velen van hen Nederlanders en dus óók Limburgers.
Pas ná de Tweede Wereldoorlog, toen de OVS´en (Ondergrondse Vakscholen)
ontstonden, kregen de mijnen via deze opleiding een grote stroom autochtone
Limburgers als mijnwerkers op de loonlijsten.
Nóg zoiets. Sint Barbara. Niets zo typisch Limburgs, als deze patrones van de mijn-
werkers, die haar liefkozend ´Ós Berbke´ noemen. Dat wordt in ieder geval algemeen
aangenomen. In deze provincie werd zij weliswaar vereerd als beschermelinge tegen een
plotselinge dood, maar toen ze uiteindelijk specifiek de mijnwerkers onder haar hoede
nam, zitten we al in de jaren dertig. De verering van deze heilige als patrones
van de koempels, werd in die jaren bij ons geïntroduceerd door Sloveense mijnwerkers.
Dus wat we als vanzelfsprekend als ons eigen culturele erfgoed beschouwen, was
oorspronkelijk ´vreemd´. Kwam uit een ander land, ver van Limburg.
Voor de Limburgse jeugd van 2015 blijkt het mijnverleden van deze regio iets
´vreemds´ te zijn. Het staat ver van ze af, hoezeer we in dit Jaar van de Mijnen ook
proberen het als iets ´eigens´ te presenteren.
1952, 50 jaar staatsmijnen in Limburg, ballonnenwedstrijd voor de kinderen bij de staatsmijn EmmaFoto: Foto-archief DSM
9
len, Fonds voor Cultuurparticipatie, Prins
Bernhard Cultuurfonds, Ministerie van
OCW en Provincie Limburg. En in samen-
werking met Discovery Center Continium
en Arcus College.
Vrijdag 28 (try-out), zaterdag 29
(avant-première), zaterdag 29 augustus
(première); ook te zien zondag 30 augus-
tus, vrijdag 4 t/m zondag 6 september.
Zie www.Cultura-Nova.nl. Locatie:
Arcus College, Gasthuisstraat 21, Heerlen.
Nick Steur (NL)
A piece of time
moving pendulums & synchronizing
metronomes
‘Time is nature’s way of keeping every-
thing from happening at once.’ (John
Weehler) Nick Steur is een theatermaker
met een zeer eigen handschrift: poëtisch,
aards, beeldend, intuïtief en mystiek. Hij
creëert werelden die gegrondvest zijn in
een tijdloze werkelijkheid, die gedicteerd
wordt door natuurwetten. Een werke-
lijkheid die in ons complexe en hightech
bestaan haast vergeten wordt. Zijn werk
beweegt zich op het snijvlak met beelden-
de kunst, maar de theatrale component is
essentieel. Het krachtenveld leidt tot een
unieke gebeurtenis die zich alleen hier
en nu kan afspelen. Een coproductie van
Stichting Cultura Nova i.h.k.v. Jaar van de
Mijnen (M2015).
Zaterdag 29, zondag 30 en maandag
31 augustus, Staalconstructie Schinveld,
Jabeekerstraat Onderbanken. Kaarten:
www.Cultura-Nova.nl
Nina Willems en Annet Bremen (NL
DOORGRONDDe Heerlense theatermaakster Nina
Willems werd in 1986 geboren in Zeswe-
gen. Een Heerlense wijk die na de mijn-
sluitingen gebouwd is op een ‘sjteeberg’,
gevormd door steenafval uit de Oranje-
Nassaumijn I. De mijnen waren toen allang
gesloten; Heerlen was een stad in crisis.
Eveneens in 1986 werd in Landgraaf aan
de voet van de steenberg van de Staats-
mijn Wilhelmina schrijfster Annet Bremen
geboren. Voor ‘Doorgrond’ gingen Nina en
Annet in dialoog met inwoners van de stad
op zoek naar de identiteit van Heerlen? En
naar hoe de geschiedenis van Heerlen hun
identiteit heeft gevormd? De gesprekken,
die plaatsvonden in de mijnshop aan de
Bongerd, zijn verwerkt in de voorstelling.
‘Opgroeien in het Heerlen van de jaren ‘80
en ‘90 was als binnenkomen in een lege
theaterzaal waar net een voorstelling was
geweest. De voorstelling heb je niet mee-
gemaakt, maar de sfeer hangt er nog.’
Met dank aan: Stichting Via Zuid, Fonds
Podiumkunsten, SCHUNCK*, Cultura Nova
en Het Jaar van de Mijnen #m2015.
Woensdag 2,, donderdag 3, vrijdag 4 en
zaterdag 5 september in Cultuurwerkplaats
Zeezicht Heerlen, Schelsberg 94.
Kaarten: www.Cultura-Nova.nl
Les Rêveries de Lies et Jean / Groupe F & Plasticiens Volants (FR)
Een theatraal vuurwerkspektakel De openingsvoorstelling van 25 jaar Cultura Nova staat in het teken van het Jaar van
de Mijnen (M2015). Als je dan nog één keer terugkijkt om de balans op te maken; waar
kun je dat dan beter doen dan op het terrein van de voormalige Oranje Nassaumijn I
in Heerlen? Letterlijk op de plek waar de Lange Lies en de Lange Jan stonden, brengen
twee wereldberoemde Franse gezelschappen, Groupe F en Les Plasticiens Volants, het
– zo verwachten wij - grootste vuurwerktheaterspektakel ooit in Nederland!
Groupe F (vuurwerktheater) en Les Plasticiens Volants (balonnenfigurentheater) waren
eerder te gast op Cultura Nova en hebben wereldwijd meegewerkt aan grote openingen
van Olympische Spelen, WK’s en EK’s en diverse Culturele Hoofdsteden. Voor ‘Les
Rêveries de Lies et Jean’ werken de beide gezelschappen voor het eerst samen aan
een nieuwe voorstelling die haar wereldpremière in Heerlen beleeft. De Diversão
Sambaband Heerlen begeleidt het publiek na afloop van de voorstelling naar de
binnenstad waar i.s.m. Heerlen Mijn Stad op 3 locaties een afterparty wordt
georganiseerd: op het Pancratiusplein, bij poppodium NIEUWE NOR en in de Spiegeltent
op het Burg. van Grunsvenplein.
De openingsvoorstelling is op vrijdag 28 augustus 21.30 uur, op het voormalig terrein
Oranje Nassau-mijn I, langs de CBS-weg in Heerlen #gratis, wereldpremière. Parkeren
graag in de binnenstad.
Hoge Fronten/Lieke Benders (NL)
VerdrietfabriekTijdens ‘Verdrietfabriek’ stapt het publiek
in een karretje van een kermisattractie
en rijdt letterlijk een parcours door een
landschap vol stemmen. Verhalen die ver-
zameld zijn door interviews met mensen
over hun verdriet en het vinden van troost.
Een coproductie van Stichting Cultura
Nova i.h.k.v. Jaar van de Mijnen (M2015).
Zaterdag 29 augustus, woensdag
2 t/m zondag september in in business
park C-Mill, Molenberg. Kaarten:
www.Cultura-Nova.nl
Het Laagland (NL)
Jongens van toen – onze grondWaar eindigt de grond van jouw (voor)
ouders en begint die van jou?
‘Jongens Van Toen – Onze Grond’ is een
theaterroute gebaseerd op verhalen van
oudleerlingen en docenten van de On-
dergrondse Vakschool (ovs) én scholieren
van nu. Op een plek waar ooit jongens in
blauw uniform iedere dag de vlag hesen,
zoeken jongelui nu bovengronds hun weg.
School uit, de diepte in. Met bonkende
harten, ferme passen, angstige handen,
knopen in de oren, op vrije voeten, hap-
pend naar lucht. Niet verdwalen, vooruit
Hier is het alle dagen sjiech! Deze voor-
stelling in het kader van het Jaar van de
Mijnen is een coproductie van Het Laag-
land, M2015 en Cultura Nova i.s.m. Irma
van Hoof, Guus Jacobs, Xavier Emmen en
spelers van Jong Laagland, Arcus college,
Theater Karroessel en Grotius college. Met
steun van het VSB Fonds, Gemeente Heer-
10
Intro in Situ, Alien Oosting, Nicoline Soeter & Rianne Wilbers (NL)
OndertijdsSamengeperste klanken, fossiele vragen
en ideeën voor morgen borrelen op uit
het mijnwater. ‘Ondertijds’ is een installatie
en muzikale performance van beeldend
kunstenares Alien Oosting en componiste
Nicoline Soeter, gemaakt in opdracht van
Intro in situ Maastricht. De installatie toont
een menselijke handeling in gevecht tegen
de metronomische klok. Oosting (Berlijn,
genomineerd voor de Parkstad Limburg
Prijs 2013) documenteert elementen van
structuur en verval in een visuele vertelling
waarin de ervaring van gelijktijdigheid
en afstand belangrijke motieven zijn. De
performance wordt live uitgevoerd door
de getalenteerde sopraan Rianne Wilbers.
Zij is één van de ‘Jonge Honden’, het
talentontwikkelingsprogramma van
Intro in situ.
Zaterdag 29, zondag 30, maandag
31 augustus t/m zaterdag 5 september
19.00-23.00 uur. Locatie: voetgangers-
tunnel Q-Park, Burg. van Grunsvenplein
Heerlen #gratis.
Ensemble88 (NL/DE/BE)
De Letste Schiechwereldpremière
De mijnsluiting heeft in onze regio veel
teweeggebracht. Duizenden arbeidsplaat-
sen gingen verloren. In het concert in het
Cube – Design Museum en de tentoonstel-
ling ‘De Letste Schiech’ trekt het Limburgse
ensemble voor hedendaagse klassieke
muziek, Ensemble88, in het kader van het
Jaar van de Mijnen de lijn door naar van-
daag de dag. Want ook anno 2015 staan
veel mensen vanwege de economische
crisis op straat. ‘De Letste Schiech’ gaat
tijdens Cultura Nova in première. Na Heer-
len toert het ensemble langs verschillende
voormalige mijnlocaties in Nederlands- en
Belgisch-Limburg en het Duitse Rheinland.
De centrale compositie tijdens dit concert
is het ‘Workers Union’ van Louis Andriessen
uit 1939. Deze spectaculaire en maatschap-
pijkritische compositie wordt aangevuld
met nieuw werk van componisten uit de
Euregio: Hans Leenders (nl), Timo Rut-
tkamp (du) en Michel Fourgon (be). De
composities zijn gebaseerd op gedichten
van de uit Kerkrade afkomstige schrijver,
dichter en hoogleraar Wiel Kusters, die tij-
dens het concert ook voordraagt uit eigen
werk. Daarnaast heeft Ensemble88 ama-
teurfotografen uitgedaagd om een eigen-
tijdse beeldende vertaling te maken van
het thema ‘De Letste Schiech’. Een selectie
uit de inzendingen ziet u als decor tijdens
de concerten en in een fototentoonstelling
in Schacht Nulland in Kerkrade.
Concert: zaterdag 29 augustus, Cube
gebouw (Designmuseum in aanbouw),
Museumplein 2, Kerkrade. Tentoon-
stelling: zaterdag 29 augustus t/m zondag
6 september, Schacht Nulland, Domaniale
mijnstraat 30, Kerkrade.
Kaarten www.Cultura-Nova.nl
Mariël Vaartjes
De mijneEen poëtische muziektheatervoorstelling
over de kracht van herinneringen
‘Wat je je herinnert noem je een herinne-
ring, maar wat je vergeten bent heeft geen
naam. Een vergetenis misschien?’ Ooit heb
je ze gezien, geroken, gevoeld en ergens
zijn ze opgeslagen. Je herinneringen, je
meest intieme metgezel die een leven lang
met je meereist. Een vrouw weet niet meer
hoe oud ze is. Ze is verdwaald. Verdwaald
in de tijd. Een man speelt mee in haar her-
inneringen. Hij maakt muziek die ze kent
en die haar troost. Hij probeert een gids te
zijn in haar warrige hoofd.
‘De mijne’ is een theatrale reis door een
hoofd vol gedachte- en vergetenis-
sen.‘Soms voelt mijn hoofd als een donkere
mijn. Ik zoek en graaf naar die ene naam
of dat ene moment, maar halverwege lijk
ik vergeten waar ik ook alweer naar zocht.’
Met ‘Alice’ maakte theatermaker Mariël
Vaartjes op Cultura Nova 2014 een theatra-
le wandeling door een verzorgingstehuis,
waarbij de bezoeker werd geconfronteerd
met het leven in een zorginstelling. Nu
maakt ze met ‘De mijne’ een voorstelling
voor de bewoners. Hiervoor interviewde
zij ouderen en verdiepte zij zich in het
collectieve geheugen van het mijn-
verleden. De voorstelling is een co-
productie van Zorgorganisatie Sevagram,
Via Zuid en Cultura Nova in het kader van
het Jaar van de Mijnen.
Zaterdag 29 en zondag 30 augustus,
Theater Sevagram, Plataan, Henri
Dunantstraat 3 Heerlen.
Kaarten www.Cultura-Nova.nl
Obscura Nova: Remixing HeritageUnieke, gratis vertoning op het
Pancratiusplein Zuid van Otto van
Nijenhoff’s beroemde filmdocumentai-
re “Het Nederlandse Staatsmijnbedrijf in
Limburg” (1928, 76 min., speciaal door EYE
gedigitaliseerd), visueel en muzikaal omlijst
door het Parkstedelijke kunstcollectief
Obscure Times. Aansluitend afterparty in
de Nieuwe Nor met het Polar Inertia
collectief uit Parijs en de vj’s Obscure
Times. Film begint zaterdag 5 september
om 21:30 uur. Zie www.Cultura-Nova.nl
NB “Obscura Nova: Remixing Heritage”
is een intitiatief van Beeld voor Beeld
Film-festival, poppodium NIEUWE NOR,
Filmhuis de Spiegel, EYE Film Instituut
Nederland, Nederlands Instituut voor Beeld
en Geluid, Cultura Nova en Het Jaar van
de Mijnen 2015 (M2015).o n d e r d st i j
11
paradox 3/5 Geschiedenis en erfgoedZe zijn er nog, mensen die uit eerste hand verhalen kunnen vertellen over de Zuid-
Limburgse mijnen. Omdat ze er gewerkt hebben. Maar er komt onherroepelijk een tijd
waarin zij er niet meer zijn. Wie vertelt de verhalen dan door? Het probleem is, dat de
jonge generatie Limburgers letterlijk op zoek moet gaan naar de geschiedenis. Die
komen ze buiten, in stad en streek vrijwel nergens tegen. De mijnschachten, de koel-
torens, de schoorstenen, de kolenwasserijen. Bijna alles is weg. De jeugd heeft het zwart
niet meegemaakt en ziet nu enkel het groen. Het onderwijs besteedt er nauwelijks aan-
dacht aan. Vreemd, want in een door het Jaar van de Mijnen geïnitieerd jongerendebat
bleek overduidelijk dat de jeugd van nu héél graag meer wil weten. Over waar ze
vandaan komt.
Geschiedenis en erfgoed. Het zijn twee verschillende zaken. Onder geschiedenis
verstaan we de feitelijkheden zoals die hebben plaatsgevonden. Geen regionale
geschiedenis is zo gedetailleerd beschreven, gedocumenteerd en vastgelegd, als die
van de Nederlandse mijnindustrie. Dáár ligt het dus niet aan.
Het erfgoed betreft de manier waarop we met het verleden en de geschiedenis omgaan.
De tastbare erfstukken zijn dus grotendeels gesloopt, verdwenen. Wat overblijft, is de
geschiedenis, maar daar werd tot nu toe nogal krampachtig mee omgegaan. Alsof we
er niet trots op mochten zijn, alsof we ons ervoor schaamden. Alsof het vergeten moest
worden. Zo van: “Laten we het er maar niet meer over hebben.”
Gelukkig blijkt nu, in het Jaar van de Mijnen, dat de trots is teruggekeerd. Maar ook
dat het nu eindelijk eens gezegd mag worden dat de mijnen voor de regio van groot
belang waren en dat ze tot in de huidige tijd op sociaal, economisch en cultureel vlak
hun sporen hebben nagelaten. Dat praten over de mijnen dus niet een nostalgisch
terugblikken is, maar een noodzakelijk gesprek om erachter te komen wie we op dit
moment zijn en waar we samen naar toe willen. Of, zoals onze buren het uitdrukken:
“Zukunft braucht Herkunft!”.
paradox 4/5 De folklore van het kleine verschilHet is een bekend verschijnsel, dat als mensen en groepen veel met elkaar gemeen
hebben, ze in het onderling contact de nadruk gaan leggen op piepkleine verschillen. Die
worden dan buitenproportioneel opgeblazen. En als dat proces maar lang genoeg duurt,
gaan ze er uiteindelijk ook nog in gelóven. Zie de onderlinge rivaliteit tussen bijvoorbeeld
naast elkaar liggende dorpsgemeenschappen, die soms het stadium van ´vrolijke folklore´
overstijgt en grimmige vormen aanneemt.
In de mijnen was het niet anders. Met die culturele verschillen tussen Limburgers,
Bovenmoerdijkers (´Hollanders!`) en alle andere nationaliteiten. Tel daarbij op de
hiërarchie binnen het mijnbedrijf die letterlijk van boven naar beneden ging: directeuren,
ingenieurs, bazen, opzichters, ophalers, houwers. Een standsverschil dat ook buiten werk-
tijd - zo was het toen - werd voortgezet. Wonen, vrije tijd, verenigings- en uitgaansleven.
Het werd allemaal strikt gescheiden gehouden. En natuurlijk: hoe hoger de functie, hoe
meer privileges. De beste kolen gingen naar de hoogstbetaalden.
Zoiets leidt tot wrevel. Die kan zich uiten in goedmoedige grappenmakerij over elkaars
´tekortkomingen´, maar leidde - mede als gevolg van het in de mijnen gehanteerde
´jaagsysteem´ - niet zelden tot stevige knokpartijen, vaak ondergronds. Mensen die zwaar
onder druk staan, hebben zichzelf niet altijd in de hand en juist de kleine verschillen
vormen dan aanleidingen voor uitbarstingen.
Het onderling steggelen en ruziemaken zien we tot op de dag van vandaag. Het valt
bepaald niet mee om alle koempels op één lijn te krijgen. Juist deze rivaliteiten en
kleine verschillen illustreren de enorme overeenkomsten en verbondenheid. Deze
folklore van het kleine verschil resulteert in een onvermogen tot constructieve samen-
werking. Het Jaar van de Mijnen wil deze kleine verschillen niet opblazen en juist de
nadruk leggen op de verbondenheid die eendrachtig wordt gemobiliseerd met het oog
op de toekomst.
paradox 5/5Vergeten en bewarenHet valt niet te ontkennen: na de mijnsluitingen is - in Nederlands-Limburg althans - vrij-
wel alles wat aan deze industrietak herinnerde gesloopt. Voorgoed weggevaagd. Jammer,
misschien ook wel begrijpelijk. Vele duizenden mensen moesten opnieuw aan het werk,
dát was de grootste zorg. Opgeruimde mijnterreinen, daar kun je wat mee doen. Een
nieuw bedrijf neerzetten bijvoorbeeld, of een woonwijk. Of er een recreatiegebied van
maken. “We moeten vooruit!” en “Van zwart naar groen!” Dat waren de motto´s. Met de
kennis van nú is het te betreuren dat nauwelijks nog iets overgebleven is. Een paar
schachtgebouwen en enkele kleine monumenten, meer niet.
Het zij zo. Toch blijft het schrijnen, het gevoel dat er niets bewaard is gebleven. Als een
herinnering aan vroeger, als een eerbetoon aan die duizenden mijnwerkers die Limburg
welvaart brachten en het hele land verwarmden. Kunnen we dan niets meer laten zien
aan de jongeren van nu? De volgende generaties? Moeten zij hun kennis vergaren via
enkel en alleen oud en vergeeld archiefmateriaal?
Er is - na het voorgaande klinkt dit bizar - nog héél veel materiaal bewaard gebleven.
Een gigantisch industrieel monument bevindt zich onder onze voeten, tot wel duizend
meter diep. Het grootste deel van het mijnbedrijf lag ondergronds en die twaalf Limburg-
se mijnen vormden daar een immense fabriek. Die is er nog steeds, met machinerieën
en materialen.
Ondergronds is dat mijnverleden als een enorme tijdscapsule bewaard gebleven.
De ironie is dat de spullen die we vergeten, het beste bewaard blijven. En wat we graag
willen bewaren en doorgeven aan volgende generaties is doorgaans heel kwetsbaar
voor beschadiging, roof en vernietiging. Dit erfgoed van de mijnen kunnen we
weliswaar niet zien, maar is alom voortdurend diep onder ons aanwezig. Er komt
een dag dat we dit vergeten en goed bewaarde erfgoed met moderne technieken zoals
inspectie-robots weer zichtbaar en beleefbaar kunnen maken. Het Jaar van de Mijnen
wil die dag graag naderbij halen.
Samenstelling: Gerard Rooijakkers en Maarten Brorens
Arbeiderswoningen Geleen, 1955Foto: Foto-archief DSM
12
Marjolein Korvorst van het CBS op ON I-terrein in Heerlen:
“DATA EN INFORMATIE VORMEN HIER DE NIEUWE STEENKOOL.”
Als je de centrale hal - atrium noemen ze dat tegenwoordig - van het nieuwe, in 2009 geopende CBS-gebouw in Heerlen
binnenloopt, stuit je blik meteen op een gigantische ronde zuil, een soort koker die naar de hemel lijkt te reiken; een illusie die
versterkt wordt door het dak van transparant glas. Exact op deze plek bevond zich tot en met 1974 een van de drie mijnschachten
van de Oranje Nassau I. Hier daalden dagelijks mijnwerkers honderden meters af naar het kolenfront.
Als er één modern gebouw in de voor-
malige mijnstreek is dat op diverse wijzen
verbonden is met het mijnverleden, is het
wel dit kantoorpand. Een van de honder-
den werknemers is Marjolein Korvorst. De
geboren Heerlense bekleedt de functie van
Coördinator Publicaties & Maatwerk-on-
derzoek. “Mijn beide grootvaders werkten
bovengronds in de Limburgse mijnindus-
trie. Een van hen heeft toentertijd een
uitvinding gedaan, die iets te maken had
met het koppelen van ondergrondse mijn-
wagens.” Ze lacht breed als ze uitlegt een
verbinding te zien met het werk dat op dit
voormalige mijnterrein nú wordt verricht:
“Bij het CBS koppelen we ook, geen mijn-
wagentjes, maar data en informatie. Dat is
hier eigenlijk de nieuwe steenkool!”
Het eerbetoon aan de mijnen en mijnwer-
kers gaat in dit gebouw verder. Marjolein
wijst op de grillige donkere en lichte
horizontale lijnen aan de wanden van het
atrium, die ook terugkeren aan de buiten-
zijde van het gebouw. “Dat zijn verwijzin-
gen naar steelkoollagen tussen de diverse
aardlagen”, legt ze uit, om te vervolgen
met: “Het hele gebouw wordt verwarmd
èn gekoeld met hulp van het opgepompte
warme mijnwater dat zich momenteel in
de mijngangen bevindt.”
Het Heerlense mijnwaterproject is jaren
geleden als proefproject voor duurzame
energie gestart en het CBS was een van de
eerste afnemers.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
was na de mijnsluitingen vanuit Den Haag
deels naar Heerlen gehaald om hier voor
nieuwe werkgelegenheid te zorgen. Het
werd gevestigd in een toen uiterst modern
pand, op het terrein van de voormalige
mijn Oranje Nassau I, ook pal boven op
een van de met een betonprop afgedichte
schachten. In 1999 waren er ministe-
riële plannen om de vestiging Heerlen
te sluiten, die na heftige protesten niet
doorgingen. De meeste CBS´ers konden
opgelucht ademhalen en kregen zelfs een
geheel nieuwe werkplek, omdat de oude
niet meer aan de eisen voldeed. Marjolein:
“Wist je dat hier - na al die jaren - nú nog
één oud-mijnwerker in dienst is?”
Terwijl we vanuit het CBS-pand zicht heb-
ben op het Mijnmuseum, gevestigd in het
gebouw van de derde ON I-schacht, kijkt
Marjolein naar de toekomst. “In samen-
werking met het Jaar van de Mijnen en
de Provincie bereiden we momenteel een
symposium voor, waarbij we ook de jeugd
actief willen betrekken. Centraal staan de
vragen: welke effecten had het mijnverle-
den op de ontwikkelingen in Limburg, hoe
ziet de toekomst van deze regio eruit en
welke ideeën hebben jongeren hierover?
Na een periode van ´ontmijning´ is er nu
juist meer behoefte aan ´data-mining´ en
innovatie bij de vorming van een nieuwe
identiteit voor de regio.”
Interessante mijndata
De gegevens waarover het CBS informatie verzamelt zijn legio, van economie en
internationalisering tot huizenmarkt, welzijn en gezondheid. Óók over de mijnen en
Zuid-Limburg zijn veel interessante weetjes voorhanden.
Voorbeeldjes?
• In 1930 werkten meer dan 37.000 Limburgers in de mijnbouw, als volgt onderverdeeld:
47% (hulp)houwers, 12,9% slepers, 19,6% andere arbeiders, 17,8% ondersteunend
personeel, 2,7% leidinggevenden.
• T ussen 1945 en 1974 werden in Zuid-Limburg relatief veel meer woningen gebouwd,
als je het vergelijkt met de cijfers van Nederland als totaal, in de laatste twintig jaar
juist veel minder.
• In vergelijking met Nederland als geheel wonen in Zuid-Limburg veel meer westerse
allochtonen, vooral Duitsers en Belgen. Daarnaast telt Zuid-Limburg minder stellen
met kinderen en meer huishoudens met 65-plussers.
Lees verder op pagina 14
Lotte (links) en Dionne werken aan een voorstelling rond de OVS.Foto: Luc Lodder
Marjolein Korvorst in het CBS-gebouw. Achter haar de imposante zuil op de plek van een van ON-schachten.Foto: Luc Lodder
Over (on)zekerheden van OVS´ers en jongeren van nu
ONDERGRONDSE VAKSCHOOL BASIS
VOOR THEATER-STUK `JONGENS
VAN TOEN´ De OVS. Ondergrondse Vakschool. Elke mijn had een eigen opleiding voor jonge
knapen die graag ondergronder wilden worden. Vakmanschap, kameraadschap
en samenwerken. Op de OVS werden duizenden Limburgse jongens gevormd en
gekneed tot productieve mijnwerkers.
In samenwerking met Stichting Jaar
van de Mijnen en festival Cultura Nova
maakt theatergezelschap Het Laag-
land, dat Sittard als thuisbasis heeft,
een voorstelling met als inspiratiebron
de OVS. Deze heet ´Jongens van Toen`
en in de voorbereidende fase spreken
de makers met heel wat ´jongens van
toen en nu´.
“Vroeger was je bestemming gewoon
bekend. Generatie op generatie koos
hetzelfde vak. Hier gingen heel veel
jongens als bijna vanzelfsprekend
naar de OVS, om net als hun vaders
en grootvaders mijnwerker te worden.
Dat gaf een bepaalde zekerheid. Nu is
de tijd anders. Er zijn veel keuzemoge-
lijkheden.
13
George Deswijzen: ”Limburgers zijn van oudsher al Europeanen.”
WERELDBURGER EN MIJNWERKERSZOONZET LIMBURG INTERNATIONAAL
‘OP DE KAART’ “Met een grensoverschrijdende groet”. Standaard staat dit onder de correspondentie van
George Deswijzen. Na een loopbaan in de diplomatie bij ambassades en het ministerie
van Buitenlandse Zaken - die hem naar klussen in vrijwel alle werelddelen voerde -
keerde hij na het overlijden van zijn moeder terug naar het ouderlijk huis in Bocholtz.
“Ik wilde mijn vader niet alleen laten.”
Pa Deswijzen was ondergronds elektri-
cien. Aanvankelijk op de Willem-Sophia in
Spekholzerheide, later in Duitsland. Trots
laat George enkele foto´s zien van zijn
jonge vader. Een stoere man met zwart
gezicht. George heeft het allemaal niet
meegemaakt, maar hij kent de verhalen.
Die hoorde hij van zijn beide opa´s. En zijn
vader natuurlijk. “Hij vertelde eens dat zijn
beste kameraad ondergronds een ongeval
kreeg en het niet overleefde. Mijn vader
vond hem en heeft hem ook naar boven
gebracht.”
Hij vervolgt met: “Het mooie van het Jaar
van de Mijnen vind ik dat de oud-mijnwer-
kers hun verhaal nog eens kwijt kunnen.
Dit jaar zie ik als een vorm van erkenning
voor hen. Na de sluiting van de mijnen
moest alles zo snel mogelijk weg. Dat was
een klap in het gezicht voor hen. Eigenlijk
kregen ze te horen: ´Sop het je maar op!`
En dat terwijl zij Nederland er na de oorlog
weer bovenop hebben geholpen. Er werd
niet gezeurd. Als je eens pijn had, dan ging
je tòch werken. ”
George´s opa van moeders kant was
mijnwerker, maar dat belette hem niet om
verder te kijken dan het mijnterrein en de
dorpsgrenzen. “Tijdens de oorlog trok hij
als vrijwilliger met de Amerikanen Duits-
land in en daarna zat hij een paar jaar in
Indonesië. Hij zei vaker tegen mij:
´Jongen, ga de wereld over, verruim je blik.
Hij stimuleerde me om naar het buitenland
te gaan en bood zelfs aan mijn studie in
Londen te betalen. Die kans heb ik
gegrepen.”De internationale ervaring en
talenkennis komt hem nu uitstekend van
pas in zijn huidige job: ´social media
coördinator´ bij Connect Limburg.
Connect Limburg? Leg uit!
“Dat is een nog jonge organisatie waaraan
zich onder meer zeventig bedrijven en in-
stellingen hebben verbonden die Limburg
zien als unieke en grensoverschrijdende
regio. Door de ligging van onze provin-
cie zijn wij van oudsher, door de eeuwen
heen al Europeaan geweest. Spanjaarden,
Fransen en Oostenrijkers trokken hier rond.
Later kwamen de vele immigranten naar
de mijnen. We wonen aan de grenzen,
kennen de gebruiken en culturen van onze
buren. Internationaal denken en handelen
zit gewoon in ons DNA.”
Dat het geen grootspraak is om Limburg
aan te prijzen als internationaal georiën-
teerde plek, bewijzen bijvoorbeeld bedrij-
ven als het Amerikaanse Medtronic (me-
dische technologie) en het callcenter van
Mercedes-Benz dat de hele wereld vanuit
Limburg bedient. George: “Die hebben
zich hier gevestigd vanwege de centrale
ligging in Europa, goede verbindingen en
geschoold personeel dat talen spreekt.
Wat wij onder meer nastreven is dat méér
bedrijven zich hier vestigen. Daarmee wil-
len we voorkomen dat jongeren wegtrek-
ken en zo dus de vergrijzing versterken.
Ze hoeven bijvoorbeeld ook niet naar
Eindhoven om te studeren, want vlak over
de grens ligt in Aken de RWTH. Uiteindelijk
zou het ook eenvoudiger moeten worden
om over de grens te gaan werken. Ik denk
dat de toekomst van Limburg voor een
deel in België en Duitsland ligt. Limburg
maakt Nederland in ieder geval een stukje
groter.”
Zie ook www.limburgcrossborders.com
Het mooie van het Jaar van de Mijnen vind ik dat de oud-mijnwerkers hun verhaal nog eens kwijt kunnen
George draagt deze foto van zijn vader altijd bij zich.Foto: Luc Lodder
Jongeren raken misschien een beetje
verdwaald, krijgen te maken met een
grotere zoektocht. Stellen zich de vraag:
wat is geluk? Een van de oud-mijnwerkers
die we spraken riep uit: ´Daar waren wij
helemaal niet mee bezig! Jee zeg, hoeveel
zelfhulpboeken wil je lezen?´ Zij stonden
blijkbaar toch anders in het leven.” Lotte
Lohrengel, regisseur van de voorstelling,
geeft hiermee al aan dat het project niet
enkel over het leven op de OVS zal gaan,
maar een link legt naar het heden en de
jongeren van nu. “We praten met oud-
OVS´ers, maar bevragen daarnaast de
jongeren die meewerken aan de voorstel-
ling. Zij gaan in hun jonge leven ook al de
diepte in, op zoek naar hun bestemming,
maar zullen uiteindelijk de mouwen op
moeten stropen en leren samenwerken.”
Tot die generatie behoort Dionne Blokland,
een jonge actrice, die bij ´Jongens van
Toen´ tevens film-assistente is. “Mijn
ouders komen uit Brabant, ik ben op-
gegroeid in Elsloo. Van het mijnverleden
heb ik niets meegekregen en op school
werd er ook geen aandacht aan besteed.
We interviewen oud-mijnwerkers en van
hen krijgen we veel informatie. Dat je als
OVS´er van 13 of 14 jaar meteen betaald
kreeg, maar ook dat zij hun onzekerheden
en angsten hadden.”
Lotte haakt daarop in: “We doen samen
veel research, maar de voorstelling mag
geen geschiedenisboek worden. We
hebben een historicus van museum
Continium in Kerkrade geraadpleegd voor
feiten, maar hij gaf nadrukkelijk aan dat we
voor het ´gevoel´ bij de mannen zelf
te rade moeten gaan.”
Het project gaat niet enkel over het leven op de OVS, maar legt een link naar het heden
Het werk diep beneden in de mijngangen
was zwaar, ongezond, gevaarlijk. Lotte:
“We merkten dat sommige oud-mijn-
werkers over hun angst heen gingen, het
probeerden te relativeren. `Je wilde toch
telkens weer naar beneden`, zo zei een
van hen.
Nu denk ik dat er voor de meesten geen
alternatief was. Ze moesten wel en
waarschijnlijk dachten ze niet meer aan
de angst. Zelf ben ik een jaar geleden
moeder geworden. De heftigheid van de
bevalling vergeet je. Dat heeft de natuur
zo bedacht, anders durf je nooit meer te
baren.”
`Jongens van Toen´ wordt gespeeld
vanaf 28 augustus in het sfeervolle oude
gebouw van het Arcuscollege aan de
Gasthuisstraat 21a te Heerlen. Een groot
deel van het pand zal daarvoor benut
worden en de bezoekers maken als het
ware een ontdekkingtocht door de OVS
(gaan terug de schoolbanken in!), maar
ook door het dagelijks leven van toen en
nu. Met zekerheden en onzekerheden,
waarden en normen, kameraadschap en
natuurlijk liefde. Dionne en Lotte hoor-
den tijdens een gesprek met jongeren
een van hen opmerken: “In mijn groep
op school zijn er zes leerlingen van wie
de ouders nog bij elkaar zijn.”
14
DSM Nederland-directeur Atzo Nicolaï pleit voor waardering mijnverleden
“FASCINEREND VOND IK HET OM TE ZIEN WAAR DSM VANDAAN KWAM.”
“Aanvankelijk had ik de indruk dat ze hier bij DSM wel zeer nadrukkelijk naar de toekomst keken. ´Zouden ze weten waar ze
vandaan komen?´ vroeg ik me soms af. Over het mijnverleden werd niet veel gesproken. Nadat ik in Genk had gezien hoe het
erfgoed van de mijnen daar gekoesterd werd, ontstond bij mij het idee dat ze in Nederlands-Limburg het mijnverleden echt van
zich af hebben willen schudden. De gemengde gevoelens snap ik wel, want het werk ondergronds was zwaar en ongezond,
maar de tijd van de mijnen vormde toch een belangrijke periode voor deze regio.”
Atzo Nicolaï - voormalig politicus, afkom-
stig uit het westen van het land en in juni
2011 aangesteld als directeur van DSM
Nederland - dook echter graag in het mijn-
verleden. “Ronduit fascinerend vond ik het
toen ik me realiseerde waar DSM vandaan
kwam. Ik wist er niet zoveel van en ben
dus veel gaan lezen, ook over hoe het er
hier in het dagelijks leven aan toe ging.”
DSM - oorspronkelijk de afkorting van
Dutch State Mines - is als partner nadruk-
kelijk betrokken bij het Jaar van de Mijnen.
Atzo nam persoonlijk het initiatief tot deel-
name. “Doorgaans is het zo dat DSM be-
naderd wordt voor medewerking, maar dit
keer was het andersom. Ik hoorde ervan
en nam zelf contact op met de organisatie.
Dit is een kans om het verhaal nog eens
te laten vertellen door mensen die het zelf
hebben meegemaakt, zoals bijvoorbeeld
de oud-mijnwerkers die rondleiden in het
Mijnmuseum.”
Het Jaar van de Mijnen wil nadrukkelijk
laten zien dat Zuid-Limburg nu voort-
bouwt op wat in het verleden tot stand is
gebracht. Illustratief is daarvoor in eerste
instantie DSM, dat rechtstreeks voortkwam
uit de mijnindustrie. Steenkool was ver
voor de oorlog de basis voor de eerste
chemische activiteiten, na decennia van
ontwikkeling en vernieuwing maakt het
bedrijf nu producten die in niets meer
herinneren aan de grove kolenverwerking.
Een van de beroemdste en wereldwijd
toegepaste eigen uitvindingen van zo´n
twintig jaar geleden is de Dyneema-vezel.
Atzo: “Het is een oersterke en lichte kunst-
stof vezel, die onder meer gebruikt wordt
voor bekabelingen en netten, maar ook
kogelvrije vesten. We produceren verder
onder meer coatings voor zonnecellen die
ervoor zorgen dat er een extra rendement
van 4% behaald wordt. Momenteel zijn we
bezig met de ontwikkeling van folies die
dat percentage tot 10% opschroeven. Uit
Afrika betrekken we oneetbare delen van
planten. Die verwerken we tot materialen
die je onder meer onder de motorkap
van auto´s tegenkomt. Daarnaast produ-
ceren we gezonde voedseltoevoegingen,
zoals vitamines, smaakversterkers en
zoutvervangers.”
Op het immense Chemelot-terrein van
Sittard-Geleen is DSM al lang niet meer
de enige fabriek. De plek wordt gedeeld
met een groot aantal andere bedrijven.
Om de mogelijkheden tot kruisbestuiving
daar verdere kansen te geven, wordt
momenteel een ontmoetings-, onder-
wijs- en research-centrum met de naam
Centre Court gebouwd. Hier en daar al
omschreven als ´het kloppend hart van de
Limburgse kenniseconomie´.
Atzo: “DSM is een van de mede-oprichters.
Uiteindelijk zal Chemelot verder uitgroeien
tot een campus, waar medewerkers van
bedrijven, onderzoekers, wetenschappers
en studenten zullen werken en elkaar
ontmoeten. Dit bewijst nadrukkelijk hoe
Limburg vooruit kijkt. Het project heeft nu
al geleid tot nieuwe werkgelegenheid.”
Dit bewijst nadrukkelijk hoe Limburg vooruit kijkt. Het project heeft nu al geleid tot nieuwe
werkgelegenheid
Atzo Nicolaï verdiepte zich in de geschiedenis van de mijnstreek.Foto: Luc Lodder
15
“We voeren al 48 jaar de administratie voor mijnpensioenen”
Landelijke pensioenuitvoerder AZL ontstaan vanuit de mijnindustrie
Stoker Nicodemus van Birgelen stoomt over de Miljoenenlijn
“TIJDENS HET KOLENSCHEPPEN ZING IK NUMMERS VAN CARBOON!”
In 1952 bestonden de Staatsmijnen 50 jaar en dat werd groots gevierd. Onder meer was er een receptie in het Heerlense stadhuis,
waar natuurlijk veel autoriteiten en hoogwaardigheidsbekleders (bobo´s zeggen ze tegenwoordig; koempels hadden het over
´diekköp´) acte de présence gaven. De commentaarstem onder toen gemaakte beelden voor het bioscoopjournaal maakte onder
meer melding van de aanwezigheid van de president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen en voegde er aan toe: “Een van de
beste klanten van de Staatsmijnen!”
“In 1976 werd mijn vader 55 jaar en kwam in aanmerking voor mijnpensioen. Een jaar later werkte ik hier en ook nog uitgerekend op de afdeling waar het pensioen van mijn vader beheerd werd.”
Henk Coenen, bestuursadviseur en qua dienstjaren een van oudste werknemers van AZL, vond het een opmerkelijk toeval. “Mijn vader had er toen 35 ondergrondse jaren op zitten. Helaas heeft hij van de AOW boven op het pensioen niet meer kunnen genie-ten. Vlak voor zijn 65e overleed hij.” Henk herinnert zich hoe thuis in het Kerkraadse Kaalheide sober geleefd werd, zeker toen
zijn vader na de mijnsluitingen in een afvloeiingsregeling terecht was gekomen: “Pap en mam waren spaarzaam, zeker met drie studerende kinderen. Toch kregen we regelmatig op zaterdag wat toegestopt om op stap te gaan. ´Hier heb je een ouwe gulden.´ werd dan gezegd. Met het pensioen konden ze weer wat royaler leven.”
Even een stukje geschiedenis. Voor mijn-werkers was AMF een begrip. Het Algemeen Mijnwerkersfonds beheerde de pensioen-gelden. Voor de mijnbeambten was er het BFM, Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf. In 1967 werd de administratieve uitvoering van beide fondsen overgedragen aan het toen daarvoor opgerichte AZL, Administratie-kantoor Zuid-Limburg. Toen en nog steeds gevestigd in het markante pand met bolle torenspits aan de Akerstraat in Heerlen. Het AZL groeide, heeft nu tevens een vestiging in Utrecht en verzorgt de administratie van ruim zestig pensioenfond-sen in heel Nederland. Het vermogen en de pensioenen van de beide mijnfondsen wer-den recent overgedragen aan Aegon, maar AZL blijft de administratie en communicatie aan deelnemers verzorgen. De uitvoering heet dat officieel.
Jan Meijers, teamleider Mijnpensioenen, is daar namens de nog ruim 28.000 deelne-mers aan de fondsen blij om: “Ze kunnen nog steeds door dezelfde deur naar binnen en bij dezelfde vertrouwde mensen te-recht.” In dienst bij het AZL sinds 1981, kan Jan binnen dat bedrijf ook al een veteraan genoemd worden. Weet dus dat veel mijn-werkers na de sluiting van de Nederlandse mijnen naar België en Duitsland trokken,
waar kolenmijnen nog volop draaiden. “Om op je 55e met pensioen te kunnen gaan moest een groot aantal jaren ondergronds zijn doorgebracht. Vanuit het AMF ver-zorgden wij voor hen de aanvragen van de buitenlandse mijnpensioenen.” Jan komt uit een gezin met acht kinderen, is slagerszoon uit Elsloo. “In onze familie werkte niemand in de mijn, maar ik heb er als kind wel het nodige van meegekregen. Regelmatig reed ik met mijn vader in de auto mee naar het toenmalig slachthuis in Sittard en dan kwamen we via Stein over de weg die dwars door het terrein van Staatsmijn Maurits liep. De indrukwekkende steenberg, al dat zwarte, die gigantische koeltorens, dat beeld is me altijd bijgebleven. Vaker gebeurde het, dat als ik een vriendje ging ophalen, de moeder tegen ons zei: `Rustig aan jongens, pap ligt te slapen. Die heeft nachtdienst gehad.`
Eigenlijk jammer dat de jeugd van nu daar nauwelijks meer iets van weet. Daarom vond ik het zo mooi dat een van mijn kinde-ren, toen hij in groep 8 zat, met de klas naar de modelsteenkolenmijn in Valkenburg is gegaan. Kregen ze toch nog een indruk.”
Dat was ook zo. Een groot deel van de
NS-locomotieven werd toen nog gestookt
met steenkool. En stoomlocs lusten wel
een brokje. Volgens Nicodemus (´Niek´)
van Birgelen, stoker bij de Zuid-Limburgse
Stoomtrein Maatschappij, verbruikt een
locomotief op dit toeristenlijntje, waar
niet harder gereden wordt dan 40 km/u,
gemiddeld zo´n 40 kilo kolen per kilome-
ter. Dan kun je je wel indenken hoeveel
kolen er doorheen gejaagd werden op een
sneltreinrit van Heerlen naar Amsterdam.
Zwart en bezweet van het intensieve ko-
lenscheppen en de hitte van het vuur staat
Niek op de bok van de meer dan 100 jaar
oude locomotief. Voor hem een jongens-
droom die uitkwam. “Ik ben afkomstig van
een Heerlense banketbakkersfamilie, maar
een van mijn opa´s en een oom werk-
ten op de mijn. Voor mij als kind was de
Oranje Nassau I in Heerlen kortbij. Ik vond
het erg fascinerend. Al die grote gebou-
wen en schoorstenen, maar vooral die
lange kolentreinen. Daar kon ik uren naar
kijken. Ik weet nog dat ik eens op de step
het mijnterrein op reed, totdat ik gevon-
den werd en naar huis gestuurd. Toen de
mijn gesloopt werd, heb ik de Lange Jan
zien vallen. Dat was op mijn verjaardag, 21
augustus. Ik herinner me nog dat ik hem
doormidden zag breken.”
Daarmee ging - in 1976 - een herkennings-
punt van Heerlen verloren. Niek: “Een tante
van me zei vaker: “Als je de schoorsteen
ziet, dan ben je weer in Heerlen!”
In die periode maakte de Limburgse dia-
lectgroep Carboon een succesvolle LP met
liedjes over het mijnwerkersleven. Niek
kent ze allemaal. Hij grijnst: “Als ik tijdens
een rit aan het stoken ben, dan zing ik
soms nog wel eens een nummer van Car-
boon. Dan zie ik er niet alleen uit als een
mijnwerker, maar dan voel ik me ook zo!”
Het traject waar de museumtreinen van de
ZLSM vanuit Simpelveld over rijden, voert
grotendeels over de vroegere Miljoenen-
lijn, speciaal aangelegd voor kolenvervoer
per spoor en zo vernoemd omdat de
aanleg erg duur was. Nu stoomt Niek er
overheen. “In 1997 had ik me als vrijwilliger
aangemeld en na een jaar werd me ge-
vraagd of ik stoker wilde worden. Na een
opleiding kon ik zelfstandig aan de slag.”
Zuid-Limburg levert geen kolen meer. “Wij
stoken Russische vetkolen. Die betrekken
wij van een Nederlandse brandstoffen-
groothandel, die onder meer speciaal voor
museumlijnen nog kolen importeert.”
Niek en de machinist zetten de sissende,
stomende, walmende en puffende stoom-
loc in beweging. Rijtuigen vol dagjesmen-
sen aan de haak. Op naar Valkenburg. Met
kolen uit Rusland op het vuurrooster onder
de ketel. In dat land is mijnbouw dus nog
geen nostalgie, maar dagelijkse realiteit.
Nicodemus ´op de bok´ aan het vuur.Foto: Luc Lodder
Jan Meijers (links) en Henk Coenen voor het karakteristieke AZL-pand.Foto: Luc Lodder
16
DAGTRIP HEERLEN - CHARLEROI: MARCINELLE EN VANFLETEREN
“Charleroi is ziek, moe, versleten,
opgebrand, gekwetst, vernederd.
Maar hoewel de stad ooit door blinde
geesten tot lelijkste stad ter wereld
verkozen werd, vind je er de warmste
gastvrijheid van heel België. De Carolo’s
zijn chaleureux tot in het diepste van hun
ziel. Ik hou van Charleroi. Ik kus haar op
de mond, ondanks haar stinkende adem.”
~ Stephan Vanfleteren in ‘Il est clair que le
gris est noir’
Op een dik autoweguur (ca. 140 km) van
de voormalige Nederlands mijnstreek ligt
Charleroi (ten noorden van de Borinage,
het Waals mijngebied rond de Europese
culturele hoofdstad Mons of te wel Ber-
gen). Overal zijn er resten (terrils, gebou-
wen) zichtbaar en tal van mijnsteenbergen.
Hierdoor staat Charleroi en de regio nog
steeds bekend als Le Pays Noir, en wordt
geassocieerd met de steenkolenmijnen.
Er waren er in de directe omgeving méér
dan 40; de bekendste ligt in de deel-
gemeente Marcinelle waar in 1956 de
grootste mijnramp uit de Belgische
geschiedenis zich voltrok in de roem-
ruchte steenkolenmijn Le Bois du Cazier.
Deze ramp kostte maar liefst 262 mijn-
werkers het leven. Een indrukwekkend
monument op het terrein van die
voormalige mijn getuigt daarvan.
Zie www.LeBoisDuCazier.be voor méér
details.
De schachtbok van de legendarische mijn Le Bois du Cazier in Marcinelle (Charleroi). Foto: Fabian de Kloe
262 namen prijken op het carrara-marmer monument dat Italië aan België schonk. Foto: Fabian de Kloe
Musée de la Photographie à Charleroi foto: Fabian de Kloe
De foto-expositie van Vanfleteren in Charleroi is tot begin december 2015 nog te zien / foto: Fabian de Kloe
Het Musée de la Photographie à
Charleroi (www.MuseePhoto.be)
presenteert een bijzondere fotoexpositie
van de internationaal vermaarde
Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren.
Hij maakte een bijzonder tijdsdocument.
Voor zijn tentoonstelling ‘Il est clair que le
gris est noir’ dwaalde hij uren en dagen
door de straten van ‘Le Pays Noir’ en het
was vooral de warmte van de mensen die
hem bijbleef.
Het is een aanrader om een bezoek aan
deze expositie (die mede in het kader van
#mons2015 plaatsvindt) te combineren met
een bezichtiging van Le Bois du Cazier
(in het Jaar van de Mijnen 2015 #m2015).
17
KRO-NCRV-radioreporter Job Jan Altena fietste door de mijnstreek
“HIER IS NOG ZOVEEL MOGELIJK, DIT IS GEWOON PURE ROCK & ROLL!”
“Heerlen, Kerkrade…het zijn gemeenten die ik altijd links had laten liggen. Daar wilde
je zogezegd nog niet dood gevonden worden! Ik kende de vooroordelen:
lelijke betonnen gebouwen, leegstand, criminaliteit, werkloosheid, etc…
nee, geef mij het mooie Maastricht maar!”
Radioverslaggever Job Jan Altena maakte
aldus op zijn blog melding van het inmid-
dels achterhaalde beeld dat veel medelan-
ders van de voormalige mijnstreek blijken
te hebben. Hij schreef dit nadat hij - een
paar weken geleden - in deze regio had
vertoefd voor een serie van vijf reportages
voor NPO Radio 1 onder de noemer ´Nieu-
we Energie in de Mijnstreek`. Hij sprak
met veel mensen die zich - ieder op hun
eigen wijze - inzetten voor het leefbaarder
maken van de streek en keerde razend
enthousiast terug naar Hilversum. Hij was
´om´ en gaf aan: “Met gemak kan ik hier
nog een jaar lang verhalen maken.”
Job Jan kwam snel weer terug, niet met
microfoon, maar wèl met zijn vriendin
Tessa van der Miesen. Om samen een
fietstocht te maken door een deel van de
voormalige mijnstreek. Gefietst werd een
van de permanente ´familietochten´ van
Limburgs Mooiste, een organisatie die
jaarlijks het gelijknamige fietsevenement
voor 15.000 deelnemers uit het hele land
in goede banen leidt. De gekozen route
voert langs plekken met herinneren aan
het mijnverleden van de streek, zoals
Abdij Rolduc in Kerkrade. “Nooit geweten
dat hier 900 jaar geleden al kolen werden
gedolven”, roept hij uit, terwijl we op het
voorplein van het imposante complex
onze fietsen stallen. Kort tevoren waren we
nog bij de meer dan 100 jaar oude Schacht
Nulland van de Dominiale. “Dit doet qua
architectuur denken aan het Maankwar-
tier in Heerlen”, constateert Job Jan. “Ja, ik
weet dat er kritiek is op die bouw, maar het
is ontworpen door iemand die in ieder
geval het lef heeft om weer wat van
de oude trots terug te brengen naar de
streek.”
Maar we zijn nog niet terug in Heerlen. In
de verte doemen de begroeide, machtige
steenbergen in het Duitse Alsdorf op. Job
Jan is onder de indruk: “De energie straalt
er gewoon vanaf. Dit zijn heel krachti-
ge symbolen.” Tessa - die Internationale
Betrekkingen studeerde - merkt meteen
op: “Je fietst zó Duitsland binnen. Wat
jammer voor de werkgelegenheid dat er
nog steeds zoveel grensbarrières zijn. Als
zaken rond sociale zekerheid, pensioenen
en belastingen in Europees verband beter
geregeld waren, zou het aantrekkelijker
zijn om over de grens te gaan werken.”
We rijden door mooi onderhouden woon-
wijken, zoals de karakteristieke witgeverfde
en meer dan 100 jaar oude mijnwerkers-
woningen van de Hopel in Eygelshoven.
“Wat leuk dat hier en daar mijnwagentjes
in voortuinen staan”, constateert Job Jan.
Terwijl we door heel veel groen pedale-
ren en vogelgezang de duidelijk hoorbare
Pinkpop-klanken overstemt, straalt Job Jan
spontaan tegen Tessa: “Oh, wat is het mooi
hier!” En dan tegen mij: “Dat heb ik - meen
ik - vandaag al een paar keer gezegd, hè?”
Terug - op een zonnig terras in Heerlen -
vat Job Jan zijn indrukken met betrekking
tot de herstructurering van de streek sa-
men met: “In Maastricht heb ik gestudeerd
en ik ben best wel een beetje verliefd op
die stad, maar wat ik hier zie, dat is pure
rock & roll. Dit is zóveel spannender dan
Maastricht.
Neem alleen al die muurschilderingen in
Heerlen. Hier is nog zoveel mogelijk. Er
gebeurt ontzettend veel, zeker nu in dit
Jaar van de Mijnen. Als zoiets in Amster-
dam of Utrecht zou plaatsvinden, was het
dagelijks voorpagina-nieuws. Toen ik hier
was voor de interviews zei iemand tegen
me: ´We durfden niet trots te zijn.´
Ik merkte toen hoeveel pijn er blijkbaar
nog zit, terwijl ik met eigen ogen zie dat
dat absoluut niet nodig is.”
Tessa en Job Jan (rechts) zijn onder de indruk van het natuurschoon in de voormalige mijnstreek.Foto: Luc Lodder
Ik merkte hoeveel pijn er blijkbaar nog zit, terwijl ik met eigen ogen zie dat dat absoluut niet nodig is
18
Steenberg Staatsmijn Hendrik wordt gedeeltelijk afgegraven
MODERNE KOEMPELS OP GRAAFMACHINESVERANDEREN STEENBERG IN BEEKDAL
Volledig in werktenue, compleet met veiligheidshelm op het hoofd, ogen ze als mijnwerkers.
Gespierde kerels, handen als kolenschoppen en een wilskrachtig gelaat. Riny Schungel en Ben van
Rijn zijn echter machinisten van de graafmachines op de steenberg van de voormalige Staatsmijn
Hendrik te Brunssum. De Limburgse koempels groeven ondergronds, nu wordt - bijna een halve
eeuw later - hoog boven het maaiveld bij daglicht het werk voortgezet, zo lijkt het.
“Zal ik voor de foto anders mijn gezicht
even zwart maken?”, stelt Ben grappend
voor, terwijl Riny zijn grommende machine
op aanwijzingen van de fotograaf in de
juiste positie manoeuvreert op een van de
flanken van de pikzwarte berg.
Ben en Riny komen dagelijks vanuit res-
pectievelijk Brabant en Gelderland naar
Brunssum om daar stukje bij beetje de
berg af te graven. Die ontstond in de loop
van de tientallen jaren waarin de ´Hendrik´
in bedrijf was. De steenkoolvrachten die
vanuit de schachten naar boven kwamen
werden ontdaan van alle niet bruikbare
afvalstoffen, die vervolgens werden gestort.
De Rode Beek loopt overkluisd onder de
steenberg door en de bedoeling is dat deze
na bijna een eeuw weer geheel vrij kan
meanderen. Daarom wordt een deel van
de berg - 450.000 kubieke meter - afge-
graven. Even verderop wordt het materiaal
gebruikt om het zogeheten Terca-terrein,
waar voorheen een steenfabriek stond,
op te hogen. Uiteindelijk ontstaat er een
nieuw beekdal dat de natuurgebieden
Brunssummerheide via het Schutterspark
en de Schinveldse Bossen verbindt met de
Teverenerheide in Duitsland. Het betreft
een project van de Provincie Limburg, Wa-
terschap Roer en Overmaas en de
gemeente Brunssum. In 2017 moet
het werk geklaard zijn. Voor Riny is dit
de eerste klus op een mijnsteenberg.
“Normaal gesproken hou ik me bezig met
zand- en grondverzet.” Of hij nog speciaal
is voorbereid op dit specifieke werk op
de mijnsteenberg? “Ja, ik heb een cursus
´munitie´ gevolgd. Ik moet allerlei
verschillende soorten explosieven
kunnen herkennen.”
Een machinist van graafmachines kan altijd
wat verdachts tegenkomen, maar bij de
afgraving van deze Brunssumse berg wor-
den extra veiligheidsmaatregelen in acht
genomen. Dat heeft te maken met het feit
dat in juli 1944 een Britse bommenwerper
boven Brunssum werd geraakt door Duits
afweergeschut. De piloot besloot daarna
zijn lading brandbommen af te werpen.
Er werd onder meer een school getroffen
waarbij verschillende kinderen omkwa-
men. Het vliegtuig scheerde verder over de
steenberg en er bestaat een kans dat daar
ook bommen zijn gedropt. Daarom is de
berg voorafgaand aan de afgraving al gron-
dig onderzocht op niet ontplofte munitie.
De machines van Ben en Riny zijn, speciaal
voor deze opdracht, van een bepantsering
voorzien.
Per schep halen ze zo´n drie tot vier kuub
uit de berg. Die is erg vast, maar heel vettig
bij nat weer. “Dat komt door de combi-
natie van grote brokken leisteen met fijn
kolengruis”, legt Ben uit. “Ik weet in ieder
geval dat het in Duitsland regelmatig wordt
gebruikt als funderingsmateriaal.” Omdat
de mijnsteen benut wordt voor de herin-
richting van een natuurgebied wordt het
systematisch onderzocht op vervuiling.
Als een soort schaakbord is het hele
opgravingsoppervlak in blokken verdeeld.
Riny: “In mijn cabine kan ik via
een GPS-systeem precies zien op welk
segment ik werk. In elk blok graaf ik eerst
een gat, daar worden monsters uit
genomen, die worden onderzocht en als
het na onderzoek in het laboratorium in
orde blijkt te zijn, dan mag ik afgraven.”
Projectleider Rick Lormans verduidelijkt:
“Het is een natuurlijk, maar bijzonder
materiaal. Als het bijvoorbeeld een te hoog
nikkelgehalte bevat, mag het niet gebruikt
worden.” Met zorgvuldig beleid wordt de
berg afgegraven. Dat trekt natuurlijk ook
belangstelling van oud-mijnwerkers, blijk-
baar met sterke verhalen. Ben: “Ik heb er
eens een gesproken die meende te weten
dat hier niet alleen mijnsteen is gestort,
maar dat ook een complete locomotief
in de berg is achtergebleven. Nou, ik ben
die nog niet tegengekomen.”Kolossale
vrachtwagens rijden af en aan, nu - na een
regenbuitje - door de natte slik. “Als het erg
droog is, dan wordt gesproeid tegen de
stof”, zegt Ben. Rick vult aan: “In de cabines
van de machines heerst een overdruk,
zodat nooit stof naar binnen kan dringen.”
Anno 2015 staan veiligheid en de gezond-
heid van de medewerkers bovenaan de
prioriteitenlijst. Ik denk even aan de mijn-
werkers die decennia lang vrijwel dagelijks
mijnstof inademden. Na terugkeer op
kantoor maant Rick: “Ik zou voor de ze-
kerheid toch maar even je handen was-
sen.” En ik denk even aan mijnwerkers die
liggend in een paar decimeter hoge gang,
honderden meters onder grond, met pik-
zwarte handen hun boterham aten.
De bedrijven Ploegam en Dura Vermeer die
deze immense opdracht samen uitvoeren,
doen dat onder de naam Combinatie
De Koempel. Een mooi eerbetoon!
Meer informatie:
www.reconstructierodebeek.nl
www.facebook.com/rodebeek
Riny (links) en Ben graven een deel van de Brunssumse steenberg af.Foto: Luc Lodder
19
vrijdag 3 juli 2015
Koorzang met composities
door Orgelkring Voerendaal
Concert * Laurentiuskerk * Voerendaal
vrijdag 3 juli 2015 t/m maandag 13 juli 2015
#MIJNcollectie On Tour tijdens
Amsterdam Fashion Week
Expositie * Tolhuistuin * Amsterdam
zaterdag 4 juli 2015 t/m vrijdag 31 juli
2015
De zoektocht naar de geest van het
rondwarende verleden, Ed Hanssen
Expositie * POST- * Kerkrade
zondag 5 juli 2015
IVN-Dagwandeling omgeving Sweikhuizen
Wandeling * Sweikhuizen, Schinnen
zondag 5 juli 2015
L1 Radiodocumentaire:
Heilige huisjes van zwart goud
Radio * L1 radio * Sittard-Geleen
zondag 5 juli 2015
Koeltorenfestival met: onthulling eerste
koeltoren op de Markt in Hoensbroek!
Evenement * Hoensbroek, Heerlen
zondag 5 juli 2015
ABW-koempelrevue
Muziek, Theater * Zorgcentrum Ter Eyck
* Heerlen
zaterdag 11 juli 2015
MIJN Stadswandeling Heerlen
De VVV verzorgt een aantal stadswandelingen
langs de restanten van de mijngeschiedenis
in Heerlen. Tijdens de MIJN-Stadswandeling
loopt u met een gids o.a. langs belangrijke
gebouwen zoals het MIR-gebouw, waar de
EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal) is opgericht de voorloper van de huidige
EU (Europese Unie), de oude mijnschool,
voormalig hoofdbureau van de Staatsmijnen,
maar ook langs meerdere bijzonderheden als
de versteende ‘zegelboom’. En niet te vergeten
het voormalig schachtgebouw van de Oranje
Nassau 1 mijn, waar nu het Nederlands
Mijnmuseum is gevestigd.
De MIJN-Stadswandeling start bij de VVV
Limburg Winkel te Heerlen (Bongerd 19) en
duurt circa 1,5 uur. Aanvang: 12.00 uur. De
wandeling is individueel via VVV Zuid-Limburg
boekbaar.
Vooraf reserveren is nodig en vol is vol!
De wandelingen kosten € 4,00 per persoon.
Voor groepen met minimaal 15 personen (of
15 betalende personen) is de rondleiding ook
op afwijkende tijden te boeken.
De rondleidingen zijn te boeken via de
afdeling Informatie & Reserveringen per email;
[email protected] of 0900-555
9798 (€ 1,- p.g.) of via de VVV Limburg Winkels.
Wandeling * VVV Limburg Winkel,
De Bongerd 19 * Heerlen
zaterdag 18 juli 2015
DJ Day
Evenement * DJ School * Ransdaal,
Voerendaal
zondag 19 juli 2015
Koempelmis Wilhelmina
Deze Koempelmis is speciaal voor de veronge-
lukte mijnwerkers van de Staatsmijn Wilhel-
mina. We gedenken 103 ondergrondse en 23
bovengrondse slachtoffers. Ook denken we
aan de mensen die in en om de mijn van het
werk ziek zijn geworden. De dienst wordt dit
keer opgeluisterd door Irene Bringmann, sop-
raan, en John van Os, bariton. Iedereen wordt
uitgenodigd om het lied ‘Der Steiger’.
Evenement * Mijnwerkerskerk Sint Antonius
van Padua * Heerlen
zondag 19 juli 2015
t/m zondag 26 juli 2015
Internationaal jeugdtennistoernooi bij LTCB
Evenement * LTCB Wieënweg
* Brunssum
vrijdag 31 juli 2015
Raboronde Heerlen
Evenement * Heerlen * www.raboronde.nl
zaterdag 1 augustus 2015
Themadag basisscholen: stoet
Oogstdankfeesten
Onderwijs * Scholen * Berg aan de Maas
zaterdag 1 augustus 2015
t/m woensdag 30 september 2015
50-jarig jubileum jachthorn-
en tropettenkorps Edelweiss
Muziek * Heerlerheide, Heerlen
zondag 2 augustus 2015
Fancy-fair, Zeepkistenrace / Open dag bij
het Mijnmuseum in de Rumpenerhof
Evenement * Rumpenerhof Brunssum
zondag 16 augustus 2015
Koempelmis ter nagedachtenis aan de
verongelukte mijnwerkers Staatsmijn Emma
Deze Koempelmis is speciaal voor de veron-
gelukte mijnwerkers van de Staatsmijn Emma.
We gedenken 172 ondergrondse en 40 boven-
grondse slachtoffers. Ook denken we aan de
mensen die in en om de mijn van het werk
ziek zijn geworden. Deze Mis wordt opgeluis-
terd door Wiel Sijstermans. . Iedereen wordt
uitgenodigd om het lied ‘Der Steiger kommt!/
Glück Auf!’ mee te zingen.
Evenement * Mijnwerkerskerk Sint Antonius
van Padua * Heerlen
t/m zondag 16 augustus 2015
Koempel, adieë!
Een selectie van de bijzonder krachtige foto’s
en gedichten van Welters en Kusters is te zien
tot en met 16 augustus 2015.
Fotograaf Frans Welters maakte in december
1974 een uitvoerige reportage van de laatste
dag van de laatste mijnwerkers in de laatste
mijnen Oranje Nassau I (Heerlen) en de Julia
(Eijgelshoven). De reportage toont portretten
van de koempels, met voor de laatste keer een
zwart gezicht of al op weg naar huis. De sfeer
die de foto’s ademen is er een van collectieve
weemoed. Als gevolg van de mijnsluitingen in
Limburg, bleven meer dan 40.000 koempels
voorgoed boven. In 2005 verscheen de serie
in boekvorm, waarvoor Frans Welters samen-
AGENDA
Dit is slechts een selectie; wekelijks komen er nieuwe evenementen bij.
Kijk voor méér evenementen, het meest actuele overzicht op: www.M2015.nl
(en volg #m2015 ook op facebook en twitter).
Reserveer in uw agenda: Dag van de Chemie
MIJN StadswandelingHeerlen
M2015 Het Jaar van de Mijnen.
In 2015 viert de voormalige Mijnstreek met trots haar verleden, heden en toekomst met een breed programma aan activiteiten.
Na de laatste sluiting in 1975 is er nog maar weinig zichtbaar van de ooit Nederlandse sterkste economische bron, via MIJN Stads-wandeling komt u echter weer in aanraking met verborgen geheimen van het Heerlense Mijn-verleden.
In totaal zijn er twee wandelingen.M2015 en VVV Zuid-Limburg wensen u veel wandelplezier! www.m2015.nl
werking zocht met de schrijvers Wiel Kusters en
Wim Kuipers. Kuipers zocht enkele van de laat-
ste mijnwerkers op en legde deze gesprekken in
het boek vast in het verhaal ‘Ontmoetingen’. De
foto’s van Frans Welters daagden Wiel Kusters
uit tot indringende gedichten die de beelden na
jaren letterlijk tot leven brengen.
In zijn literaire werk keren het leven en werken
van mijnwerkers en hun gezinnen regelmatig
terug, zoals in ‘Een oor aan de grond’, ‘De gang’
en ‘Het mijnmuseum’. Zijn meest recente publi-
catie is ‘In en onder het dorp. Mijnwerkersleven
in Limburg’ (Nijmegen, Vantilt, 2012)
Tentoonstelling * Limburgs Museum * Venlo
woensdag 19 augustus 2015
MIJN Stadswandeling Heerlen
Wandeling * VVV Limburg Winkel De Bongerd
19 * Heerlen
t/m zondag 15 november 2015
Bijna 100 jaar Steenkoolmijn Valkenburg
Expositie * Museum Land van Valkenburg
* Valkenburg aan de Geul
vrijdag 21 t/m 24 augustus 2015
Stoet Oogstdankfeesten
De 69e culturele stoet door de mooi versierde
straten van Berg aan de Maas staat in teken van
het Jaar van de Mijnen #m2015. De Oogstdank-
feesten verbeeldt in haar stoet niet alleen de
mijngeschiedenis, maar vooral ook de opmaat
naar het huidige tijdperk van innovatie, techniek
en nieuwe energiebronnen.
Oorspronkelijk zijn de Oogstdankfeesten door
de inwoners van Berg aan de Maas opgezet
(1946) vanuit het katholieke geloof als dank
voor de oogst. In de loop der jaren zijn de
Oogstdankfeesten uitgegroeid tot euregionale
culturele feesten. De jaarlijkse keuze van het
thema van de Culturele Stoet is een weerspie-
geling is van het cultureel erfgoed van de regio.
Bij de vertaling van het thema naar datgene wat
in de Culturele Stoet wordt uitgebeeld, speelt de
culturele historie altijd een prominente rol. Dat
moge blijken uit de thema’s van de laatste jaren,
zoals ‘Van het verre verleden naar het heden’,
‘Dans en muziek door de eeuwen heen’, ‘Mosa
Cultura’, Breughel in Berg, ‘Sprookjes, sagen en
legenden’ en ‘Dagboek van de aarde’.
Dit jaar staat de Stoet Oogstdankfeesten zal in
het teken staan van het Jaar van de Mijnen 2015
met als werktitel “Mijngeschiedenis en mijncul-
tuur”. In deze culturele stoet wordt aan de hand
van een 12-tal scenes aan de toeschouwers
het verhaal van het ‘Mijnwezen’ in Limburg (en
euregio) duidelijk gemaakt en getoond.
Iedere scene bestaat uit een praalwagen
omringd door muziek en/of culturele groepen
uit de euregio en ver daar buiten. Naast de
culturele Stoet met praalwagens wordt er een
randprogramma verzorgd rondom het thema
“Mijngeschiedenis en mijncultuur” met o.a.:
scholenprogramma voor basisscholen bestaan-
de uit een educatief lespakket met buiten-
activiteit; eucharistieviering voor en door de
‘Oogstdankfeesten’; side events voor jong en
oud (kermis, presentaties, demonstraties, shows,
exposities, kinderattracties); 4-daags feest in het
feestpaviljoen m.m.v. vele artiesten; activiteiten
en faciliteiten voor senioren en cliënten van
zorginstellingen.
Evenement * Berg aan de Maas
vrijdag 28 augustus 2015
t/m zondag 6 september 2015
25e editie Cultura Nova
10 dagen theater, dans, film, muziek en
performances op buitengewone locaties
in en rond Heerlen.
Theater, Dans, Evenement, Film, Debat,
Expositie * Burgemeester van Grunsvenplein *
Heerlen
t/m zaterdag 12 december 2015
Iedere zaterdag een nieuwe aflevering uit de
35-delige tv-reeks Onze Mijnwerkers L1
L1 TV * Limburg
t/m 30 augustus 2015
Tentoonstelling ‘Out of the Dark;
landschappen van de Mijnstreek’
Deze expositie toont een bijzonder overzicht
van schilderingen en tekeningen die de in-
vloed verbeelden van het mijnverleden op het
landschap in Zuid-Limburg. Door de opkomst
van de mijnindustrie veranderde het Zuid-Lim-
burgse landschap. Het silhouet werd voortaan
bepaald door de imposante mijnbedrijven met
hun schachtbokken, koeltorens, schoorstenen
en steenbergen. Toch bleef ook het traditionele
Limburg met zijn verstilde dorpjes, boerderij-
en en akkers herkenbaar. Die confrontatie van
traditie en moderniteit inspireerde veel kunste-
naars, onder wie Daan Wildschut, Harry Koolen,
Charles Eyck en Guill Serpenti. Daarnaast is er
op de 2e etage (vanaf 26 juni tot 15 novem-
ber) een spannende expositie ‘Steenkolenmijn
Valkenburg, bijna 100 jaar mijngeschiedenis’.
Museum en Steenkolenmijn werken bij deze
presentatie nauw samen. Historische foto’s,
audiovisuele media en andere documenten
laten het ontstaan en de groei zien van deze
toeristische attractie.
Tentoonstelling * Museum Land van Valkenburg
* Valkenburg aan de Geul
In de chemie actieve bedrijven houden
zaterdag 26 september een open dag.
Landelijk vindt dan de Dag van de
Chemie plaats, bedoeld om de kennis over
en imago van de branche te verbeteren.
Alle bedrijven op Chemelot doen mee en
deze open dag staat dan geheel in het
teken van het Jaar van de Mijnen.
Verleden, heden en toekomst zullen aan
bod komen op een spectaculaire wijze.
Bezoekers - naar verwachting zo´n 4000
- zullen middels een ´experience´ door de
tijd reizen en zo de industriële ontwikke-
lingen in de voormalige mijnstreek kunnen
ervaren. Zie: www.chemelot.nl
22
PARTNERS VAN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015 #M2015
Bezoek Emma College aan Nederlands Mijnmuseum Tijdens een bezoek van leerlingen van het Emma College
Hoensbroek was het een levendige boel in het Nederlands
Mijnmuseum. De stoomlocomotief ON-14 maakte indruk en
oud-mijnwerker Harry Deloo en zijn koempels brachten de
mijnbouw op meeslepende wijze tot leven. foto´s: Fabian de Kloe
23
Groupe F & Plasticiens Volants (Frankrijk)WereldpremièreVrijdag 28 augustus 21.30 uur Gratis toegang / CBS weg, Heerlen
De openingsvoorstelling van 25 jaar Cultura Nova heeft als thema het Jaar van de Mijnen (M2015). En welke plek is beter dan het terrein van de voormalige Oranje Nassaumijn I in Heerlen? Letterlijk op de plek
waar vroeger de Lange Lies en de Lange Jan hebben gestaan, brengen twee wereldberoemde Franse gezelschappen: Groupe F (vuurwerktheater) en Les Plasticiens Volants (balonnenfi gurentheater) groots vuurwerktheaterspektakel!
Met deze wereldpremière wil Cultura Nova samen met het Jaar van de Mijnen, met respect voor het verleden, kijken naar het heden en vooral de toekomst laten verbeelden. De beroemde schoorstenen, Lange Lies en Lange Jan, kijken als het ware terug op het ontstaan van de mijnen, de
glorietijd, het naderende einde en het verval. En ze kijken ook naar het nu, naar plannen als het Maankwartier en de Smart Services Campus en naar de toekomst.
“De openingsvoorstelling wordt groots. De geschiedenis van de locatie en de regio is uitgangspunt, met fantastische aanknopingspunten: machines, vuur en energie. Maar ook de rol van de mens en de veerkracht om nieuwe wegen in te slaan. We geven het publiek gelegenheid om met fantasie en hoop naar de toekomst te kijken.” Eric Travers & Marc Mirales (regisseurs)
Les Rêveries de Lies et Jean
Theatraal vuurwerkspektakel
De Mijmeringen van Lange Lies
en Lange Jan
Opening 25ste Festival Cultura Nova Heerlen
Bijzondere samenwerking van Cultura Nova met Jaar van de Mijnen!
www.culturanova.nl / www.m2015.nl