Zelfs aan de stilte komt een eind

16
Ingrid Betancourt Zelfs aan de stilte komt een eind Mijn jaren van gevangenschap in de jungle van Colombia Verschijnt half september 2010 bij uitgeverij balans Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 1

description

De eerste pagina's uit het langverwachte verhaal van Ingrid Betancourt

Transcript of Zelfs aan de stilte komt een eind

  • Ingrid Betancourt

    Zelfs aan de stilte komt een eind

    Mijn jaren van gevangenschap in de jungle van Colombia

    Verschijnt half september 2010 bij

    uitgeverij balans

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 1

  • Allerlei mensen hebben zich al over haar uitgelaten. Nu voorhet eerst het verhaal van Ingrid Betancourt zelf over haarontvoering en de daaropvolgende zeseneenhalf jaar

    gevangenschap in de Colombiaanse jungle. De lessen die ze tebieden heeft in moed, vastberadenheid en menselijkheid

    zijn van grote waarde.

    Ingrid Betancourt werd geboren op 25 december 1961 inBogot, Colombia. Zij was politica en werd als

    presidentskandidaat geroemd om haar vastbeslotenheid dewijdverbreide corruptie te bestrijden. In 2002 werd ze

    ontvoerd door de farc, een terroristischeguerrillaorganisatie. Meer dan zeseneenhalf jaar hield de farc

    haar gevangen in de Colombiaanse jungle. Ze werd bevrijd op 2 juli 2008.

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 2

  • Ingrid Betancourt werd geboren in Bogot, en groeide op in Frankrijk. Ophaar tweendertigste, gaf ze haar veilige, comfortabele leven op om terugte keren naar Colombia. In een land dat langzaam werd verwoest door ter-rorisme, geweld, angst en een alomtegenwoordig gevoel van hopeloos-heid, werd zij een politiek leider.

    In 2002, toen ze campagne voerde als kandidaat voor de Colombiaansepresidentsverkiezingen, werd ze ontvoerd. Niets had haar kunnen voorbe-reiden op wat daarna kwam: ze zou de volgende zeseneenhalf jaar diep inde jungle doorbrengen, als gevangene van de farc. Zelfs aan de stilte komt eeneind is haar zeer persoonlijke en aangrijpende verslag van die periode.

    Een groot deel van haar gevangenschap bracht zij geketend door, dag ennacht, maar ze hield nooit op met dromen over ontsnapping. Een paar keerslaagde ze er ook daadwerkelijk in om weg te komen, maar ze werd altijdgevonden. In haar succesvolste poging wist ze het samen met een medege-vangene een week op de vlucht vol te houden, maar toen haar lotgenootziek werd, werden ze opnieuw opgepakt. Later begreep Betancourt dat zemaar een paar kilometer van de vrijheid verwijderd waren geweest.

    De feiten van haar verhaal zijn onthutsend genoeg, maar het is Betancourtsontembare geest die deze zo bijzondere geschiedenis voortstuwt, tot levenbrengt, kleur en diepgang verleent. Het feit dat zij het landschap van haarziel evenveel aandacht schenkt als de gebeurtenissen en de mensen omhaar heen, maakt Zelfs aan de stilte komt een eind tot een bespiegeling op deessentie van het leven zelf angst en vrijheid, hoop en inspiratie. Betan-court beschrijft hoe de routines die ze zichzelf oplegde haar uiteindelijk instaat stelden het ondenkbare te doen: voorbij de ellende van het momentinnerlijke rust vinden.

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 3

  • Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 4

  • lees hier de eerste paginasvan haar boek:

    1 De ontsnapping uit de kooi

    December 2002Ik had besloten het erop te wagen. Het was mijn vierde ontsnappings -

    poging, maar na de laatste keer waren de omstandigheden waarin we ge-vangen werden gehouden nog nijpender geworden. Ze hadden ons in eensoort kooi gezet, een hok gemaakt van houten planken en repen zink bijwijze van dak. De zomer kwam eraan, het had al een maand niet meer ge-stortregend. En we hadden zon stortbui echt nodig. Ik had in een hoek vanons kot een halfverrotte plank ontdekt. Als ik er hard met mijn voet tegen-aan duwde, kon ik hem net genoeg splijten om een opening te maken. Ikdeed dat op een middag na de lunch terwijl de bewaker stond te dommelenop zijn geweer. Hij schrok op van het lawaai. Hij kwam nerveus aanlopenen sloop als een roofdier langzaam om de kooi heen. Ik hield mijn adem inen volgde hem door de reten tussen de planken. Hij kon me niet zien. Hijhield tot twee keer toe stil en drukte zijn oog tegen een kier, waarop onzeblikken elkaar even kruisten. Hij sprong geschrokken achteruit. Om zich-zelf weer een houding te geven posteerde hij zich pal voor de ingang van dekooi. Hij nam wraak, hij liet me niet meer uit het oog.Ik ontweek zijn blik en dacht na. Zouden we ons door die opening kun-

    nen persen? Als je hoofd erdoor kon, kon de rest van je lichaam dat in prin-cipe ook. Ik dacht aan de spelletjes die ik als kind had gespeeld, zag nog hoeik mezelf tussen de spijlen van een van de hekken van het Parc Monceaudoor wurmde. Het was altijd je hoofd waardoor je vast kwam te zitten.Maar ik was er niet meer zo zeker van. Voor een kinderlichaam klopte hetwel, maar waren de verhoudingen hetzelfde voor een volwassene? Ikmaakte me daar vooral zorgen over omdat we weliswaar broodmager wa-ren, Clara en ik, maar ik toch ook sinds een aantal weken had gemerkt datonze lichamen opzwollen, vermoedelijk omdat we door een gedwongengebrek aan beweging veel vocht vasthielden. Het was goed zichtbaar bijClara. Bij mezelf kon ik het wat moeilijker beoordelen, want we haddengeen spiegel.

    5

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 5

  • Ik had het er met haar over gehad, wat haar verschrikkelijk had gerri-teerd. We hadden eerder al twee ontsnappingspogingen ondernomen enhet was een bron van spanningen tussen ons geworden. We spraken nietveel met elkaar. Zij was prikkelbaar en ik ging volledig op in mijn obsessie.Ik dacht alleen maar aan de vrijheid, aan een manier om te ontsnappen aande farc.Ik was dus de hele dag plannen aan het maken. En bereidde tot in detail

    de spullen voor die we nodig hadden voor onze vlucht. Ik hechtte groot be-lang aan de idiootste dingen. Ik dacht bijvoorbeeld dat het ondenkbaar wasdat ik zonder mijn jack zou gaan. Maar ik vergat dat dat jack niet water-dicht was en eenmaal doorweekt loodzwaar zou zijn. Ik zei ook tegen me-zelf dat we het muskietennet moesten meenemen.We moeten vooral ook aan de laarzen denken. We laten ze s nachts altijd

    buiten staan, voor de ingang van de kooi. We kunnen beginnen om ze bin-nen te zetten zodat ze eraan wennen ze niet meer te zien wanneer we sla-pen... We moeten ook een machete zien te bemachtigen. Om ons te verde-digen tegen wilde dieren en ons een weg te kappen door de jungle. Dat zalniet zo makkelijk zijn. Ze zijn op hun hoede. Ze zijn niet vergeten dat we ereen achterover hebben weten te drukken toen ze bezig waren het vorigekamp op te bouwen. Een schaar meenemen, die lenen ze ons van tijd tottijd. Ik moet ook aan proviand denken. We moeten een voorraadje inslaanzonder dat ze het in de gaten hebben. En we moeten alles goed in plastic in-pakken, want we zullen moeten zwemmen. We moeten zo weinig moge-lijk bij ons hebben. Maar mijn schatten neem ik mee, geen sprake van dat ikde fotos van de kinderen en de sleutels van mijn woning achterlaat.Zo was ik dag in dag uit plannen aan het maken, bedacht wel twintig

    keer hoe we moesten lopen als we eenmaal waren ontsnapt. Ik schatte allemogelijk factoren in: waar de rivier zou lopen, hoeveel dagen we nodigzouden hebben voor we ergens om hulp zouden kunnen vragen. Ik be-dacht vol afgrijzen hoe we in het water konden worden aangevallen dooreen anaconda, of door zon reusachtige kaaiman waarvan ik een keer toenwe de rivier afzakten en een bewaker er zijn zaklantaarn op had gericht, derode, fonkelende ogen had zien oplichten. Ik zag me al in gevecht met eentigro, zoals de jaguar in Colombia wordt genoemd, want de bewakers had-den me daar gruwelijke verhalen over verteld. Ik dacht aan alles wat meangst kon aanjagen om me er geestelijk op voor te bereiden. Ik had beslotendat ik me ditmaal door niets zou laten weerhouden.Ik kon nergens anders meer aan denken. Ik sliep niet meer, want ik had

    ontdekt dat mijn hersenen beter werkten in de stilte van de nacht. Ik obser-veerde en sloeg alles in me op: het tijdstip waarop de bewakers elkaar aflos-

    6

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 6

  • ten, hoe ze zich posteerden, wie er wakker bleef, wie in slaap viel, wie aande aflossing rapporteerde hoe vaak we waren opgestaan om te gaan plas-sen... En verder probeerde ik ook voeling te houden met mijn gezellin om haar

    voor te bereiden op de inspanning die de ontsnapping van ons zou vergen,de voorzorgsmaatregelen die we moesten nemen, de geluiden die wemoesten vermijden. Ze hoorde me gerriteerd aan, gaf alleen antwoord omnee te zeggen of me tegen te spreken. Sommige details waren belangrijk. We moesten iets maken om op onze

    bedden te leggen zodat het leek alsof we lagen te slapen. Ik mocht de kooiniet uit behalve om naar de chontos te gaan, zoals de farc de gaten in degrond noemden waar we onze behoefte in konden doen. Dat was d gele-genheid om een blik te werpen op de afvalkuil, in de hoop er iets kostbaarste ontdekken.Op een avond kwam ik terug met een oude proviandzak die tussen de

    rottende etensresten en kartonnen dozen had gelegen en ideaal was omonze poppen van te maken. De bewaker raakte opgefokt. Niet wetend of hijme dat afdankertje moest afnemen, schreeuwde hij dat ik moest opschie-ten en zette zijn gescheld kracht bij met de loop van zijn geweer. Clara keekvol afkeer naar mijn kostbare buit zonder te begrijpen hoe die ons van nutzou kunnen zijn. Ik realiseerde me hoezeer we van elkaar waren vervreemd. Gedwongen

    om als een Siamese tweeling samen te leven zonder dat we ook maar ietsmet elkaar gemeen hadden, bewoonden we tegenovergestelde werelden:zij probeerde zich aan te passen, ik dacht alleen maar aan ontsnappen. Na een buitengewoon warme dag stak plotseling de wind op. Het werd

    even doodstil. Er was geen vogelgekrijs of geritsel meer te horen. We draai-den ons hoofd naar de wind om de lucht op te snuiven: er kwam een stort-bui aan.Een koortsachtige bedrijvigheid maakte zich meester van het kamp, ie-

    dereen kwam in t geweer. Sommigen inspecteerden de knopen van huntenten, anderen haalden haastig de was op die in de zon te drogen had ge-hangen, weer anderen gingen voor de zekerheid nog even snel naar dechontos voor het geval de stortbui lang zou aanhouden. Ik zag al die bedrij-vigheid met pijn in mijn buik aan, smeekte God om me de kracht te gevenom door te zetten. Vanavond ben ik vrij, dacht ik bij mezelf. Ik bleef diewoorden herhalen om niet aan de angst te hoeven denken die mijn spierenverkrampte en er het bloed uit deed wegstromen, terwijl ik met de grootstemoeite de handelingen verrichtte die ik wel duizendmaal had voorzien tij-dens al mijn slapeloze nachten: wachten tot het donker werd om mijn pop

    7

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 7

  • te maken, het grote zwarte stuk plastic in mijn laars stoppen, het kleinegrijze stuk plastic uitvouwen dat ik als waterdichte poncho zou gebruiken,kijken of mijn gezellin klaar was. Wachten tot het zou gaan regenen.Ik had van mijn vorige ontsnappingspogingen geleerd dat het beste mo-

    ment om ervandoor te gaan het tijdstip was waarop de schemering inviel.Dat gebeurde in de jungle klokslag om kwart over zes, waarna we een paarminuten lang, waarin je ogen langzaam wenden aan de duisternis en voor-dat het echt pikdonker werd, even stekeblind waren.Ik had gebeden dat het precies op dat moment zou gaan stortregenen.

    Als we zouden weten te ontsnappen vlak voordat de nacht bezit nam vanhet woud, zouden de bewakers elkaar aflossen zonder iets bijzonders op temerken, waarna er pas de volgende ochtend alarm zou worden geslagen.Dat gaf ons de benodigde tijd om zo ver mogelijk te komen en ons in allevroegte te verstoppen. De teams die naar ons op zoek zouden gaan zoudenveel sneller vooruitkomen dan wij omdat ze veel beter getraind waren envan het daglicht zouden profiteren. Maar als we geen sporen zouden ach-terlaten, zou hun zoekterrein steeds groter worden al naar gelang we ver-der waren gekomen, en al snel zouden ze, om het hele terrein te kunnen be-strijken, meer mankracht nodig hebben dan in het kamp aanwezig was. Ikdacht dat we s nachts wel door konden lopen, omdat ze ons in het donkerniet zouden zoeken: we zouden hen door hun zaklampen zien aankomenen ons kunnen verstoppen voordat ze ons ontdekten. Na een dag of driezouden we, als we de hele nacht zouden doorlopen, zon twintig kilometervan het kamp af zijn, en dan zouden ze ons onmogelijk nog kunnen vin-den. Daarna zouden we ook overdag moeten gaan lopen, parallel aan de rivier maar niet vlak langs de waterkant, want daar zouden ze hun zoek-tocht naar alle waarschijnlijkheid voortzetten, om uiteindelijk ergens uit te komen waar we om hulp zouden kunnen vragen. Het was te doen, ja, ikgeloofde erin. Maar we moesten wel vroeg vertrekken om die eerste nachtzo veel mogelijk looptijd te hebben en zo ver mogelijk van het kamp te ko-men.Maar die avond ging het juiste moment voorbij en was het nog steeds

    niet gaan stortregenen. Het waaide nog wel heel hard, maar de donderkwam niet dichterbij en er was een zekere rust in het kamp weergekeerd.De bewaker had zijn grote zwarte stuk plastic om zich heen geslagen enleek net een antieke krijger die met fladderende cape de elementen trotseer-de. Iedereen wachtte op de stortbui met de gemoedsrust van een oude ma-troos die denkt dat hij zijn lading heeft vastgezet en dat hem niets meer kangebeuren.De minuten kropen voorbij. Van een radio in de verte bereikten ons de

    8

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 8

  • echos van een vrolijk muziekje. Het bleef waaien, maar de donder had erhet zwijgen toe gedaan. Van tijd tot tijd boorde zich een bliksemschichtdoor de muur van groen en registreerde mijn brein het negatief van hetkamp dat op mijn netvlies was blijven staan. Het was fris, bijna koud. Ikvoelde de elektriciteit in de lucht, kreeg er kippenvel van. Mijn ogen begon-nen langzaam op te zwellen van het ingespannen turen, mijn oogledenwerden heel zwaar. Het gaat vanavond niet regenen, dacht ik bij mezelf. Ikhad een zwaar gevoel in mijn hoofd. Clara was in haar hoekje ingedom-meld en ik viel zelf in een diepe slaap.Ik werd wakker van de motregen die tussen de planken naar binnen viel.

    Ik rilde van de koude druppels op mijn huid. Bij het getik van de eerste re-gendruppels op het zink ontwaakte ik pas echt. Ik raakte Claras arm aan:we moesten weg. Het ging steeds harder regenen. Maar de nacht was nog telicht. De maan stond niet aan onze kant. Ik keek tussen de planken doornaar buiten, het leek wel klaarlichte dag.We zouden vanaf de kooi recht het oerwoud in moeten rennen, in de

    hoop dat in de naburige tenten niemand op het idee zou komen om exactop dat moment onze kant uit te kijken. Het kamp was al in diepe rust, maarde nacht werd voor ons steeds korter. De bewaker probeerde zich uit alle macht te beschermen tegen de stort-

    bui die over hem heen kwam, het lawaai van de regen op het zink over-stemde het geluid van mijn schoppen tegen de rotte plank. Bij de derdeschop begaf hij het. Toch was de opening die ik had gemaakt niet zo groot.Ik haalde mijn kleine rugzakje door het gat en zette hem buiten. Mijn

    handen waren drijfnat. Ik wist dat we dagenlang tot op het bot doorweektzouden zijn, en dat vooruitzicht was een waar schrikbeeld voor me. Ik er-gerde me dat de gedachte aan zulk ongemak een obstakel kon zijn in mijnstrijd voor de vrijheid. Het was absurd dat ik zo veel tijd aan het verknoeienwas om mezelf ervan te overtuigen dat ik echt niet ziek zou worden, dat ikheus niet zou smelten van drie dagen regen. Ik zei tegen mezelf dat ik eenveel te gemakkelijk leventje had gehad, dat ik geconditioneerd was dooreen opvoeding waarbij de angst voor verandering schuilging achter allemogelijke voorzorgen. Ik keek naar die jongelui die me gevangen hieldenen kon een zekere bewondering niet onderdrukken. Ze hadden het nietwarm, niet koud, hadden nergens last van, legden een opmerkelijke behen-digheid aan de dag bij alle activiteiten die kracht en lenigheid vereisten enwanneer ze zich door de jungle verplaatsten liepen ze drie keer sneller danik. De angst die ik moest overwinnen bestond uit alle mogelijke vooroor-delen. Mijn eerste ontsnappingspoging was mislukt doordat ik bijna wasomgekomen van de dorst omdat ik niet van de bruine plassen op de grond

    9

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 9

  • durfde te drinken. Ik trainde me nu al maandenlang om van het modderigerivierwater te drinken om mezelf te bewijzen dat ik de parasieten zou over-leven die zich inmiddels meester moesten hebben gemaakt van mijn dar-men.Ik vermoedde trouwens dat de commandant van het front dat me had

    ontvoerd, el Mocho Csar, de guerrilleros in mijn bijzijn opdracht had ge-geven om om redenen van hygine het water voor de gevangenen te ko-ken, zodat ik daar geestelijk van afhankelijk zou blijven en het kamp nietzou durven verlaten om me de jungle in te wagen.Om onze angst voor het oerwoud te voeden hadden ze ons een keer

    meegenomen naar de rivier, waar we moesten toekijken hoe ze een reus-achtige slang doodden die ze hadden gevangen toen hij op het punt stondeen badende guerrillera aan te vallen. Het was een monster van een beest.Hij was acht meter lang en vijfenvijftig centimeter in doorsnede de om-vang van mijn taille. Drie mannen hadden hem uit het water moeten trek-ken. Ze noemden hem een guio, terwijl het voor mij een anaconda was. Ikhad er nog maanden nachtmerries van gehad.Ik keek naar die jongelui die zich op hun gemak voelden in de jungle en

    voelde me onbeholpen, gehandicapt, versleten. In die omgeving waar nie-mand respect of bewondering voor me had en ik verstoken was van de ge-negenheid en liefde van mijn dierbaren, voelde ik me definitief afgedanktof, erger nog, ertoe veroordeeld om degene te verfoeien die ik was gewor-den, zo afhankelijk, zo dom, zo nutteloos in het oplossen van de kleineproblemen van alledag. Ik keek nog wat langer naar de smalle opening met daarachter de muur

    van regen die ons wachtte. Clara zat op haar hurken naast me. Ik draaideme om naar de deur van de kooi. De bewaker was niet te zien. Alles was ver-stard, behalve de regen die meedogenloos neerkletterde. Mijn gezellindraaide zich naar me om. Onze blikken kruisten elkaar. Onze handen had-den elkaar weer gevonden en knepen elkaar bijna fijn.We moesten nu gaan. Ik maakte me los, streek mijn kleren glad en ging

    voor de opening liggen. Ik stak met bemoedigend gemak eerst mijn hoofden toen mijn schouders door het gat. Ik probeerde me al kronkelend verdernaar buiten te persen. Ik voelde dat ik klem zat en spartelde krampachtigom een arm naar buiten te wurmen. Toen dat eenmaal was gelukt zette ikme af. Met de kracht van mijn vrije hand en door met mijn nagels in degrond te klauwen wist ik mijn bovenlijf naar buiten te persen. Ik kroop metpijnlijk verwrongen heupen vooruit om mijn onderlichaam schuin doorde opening te laten glijden. Ik voelde dat ik er bijna was maar betrapte me-zelf erop dat ik met mijn voeten trappelde, wat me het wanhopige gevoel

    10

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 10

  • gaf dat ik niet los kon komen. Eindelijk was ik erdoor en ik sprong op. Ikging twee stappen opzij zodat mijn gezellin nu ook naar buiten kon ko-men.Maar er gebeurde niets bij de opening. Wat was Clara aan het doen?

    Waarom was ze niet al buiten? Ik knielde neer om naar binnen te kijken.Niets, behalve het pikkedonker van het gat dat me angst aanjoeg. Ik fluister-de zachtjes haar naam. Geen antwoord. Ik stak een hand naar binnen entastte rond. Ik werd misselijk van angst. Ik bleef zitten, zocht elke millime-ter van mijn blikveld af, verwachtte dat de bewakers zich elk moment opme zouden kunnen storten. Ik probeerde te berekenen hoe lang ik al buitenwas. Vijf minuten? Tien? Ik had geen idee. Ik dacht razendsnel na, besluite-loos, mijn oren gespitst, mijn ogen wijd opengesperd. Op mijn knien voorde opening riep ik Clara nog een laatste keer, maar ik vermoedde al dat ergeen antwoord zou komen. Ik kwam overeind. Voor me de dichte jungle en die stortregen waarmee

    al mijn gebeden van de voorgaande dagen werden verhoord. Ik stond bui-ten, ik kon niet meer terug. Ik moest opschieten. Ik controleerde of het elas-tiekje dat mijn haren bijeenhield goed vastzat. Ik wilde niet dat de guerrille-ros ook maar het geringste spoor zouden vinden van de kant die ik was op-gegaan. Ik telde langzaam: n... twee... Bij drie vloog ik het oerwoud in.Ik rende maar door, in wilde paniek, de bomen in een reflex ontwijkend,

    niet in staat om ook maar iets te zien, te horen of te denken. Toen bleef ikstaan om achterom te kijken. Ik kon de rand van de jungle nog zien, als eenlichtgevende lijn tussen de bomen. Toen mijn hersenen weer werkten, rea-liseerde ik me dat ik onwillekeurig terugliep, niet in staat om me erbij neerte leggen zonder Clara te vertrekken. In mijn hoofd speelde ik n voor nonze gesprekken af, met de afspraken die we met elkaar hadden gemaakt.Vooral n ding schoot me weer te binnen en ik klampte me daar hoopvolaan vast: als we elkaar op onze vlucht uit het oog zouden verliezen, zoudenwe elkaar terugvinden bij de chontos. We hadden het er n keer terloopsover gehad zonder er lang bij stil te staan.Gelukkig leek mijn richtingsgevoel goed te functioneren. Ik verdwaalde

    in de eerste de beste stad, maar in de jungle was ik thuis. Ik kwam pal bij dechontos uit. Natuurlijk was er niemand. Ik keek vol walging naar het krioe-lend ongedierte in de gaten, mijn vuile handen, mijn nagels, die zwart za-gen van de modder en de regen die maar neer bleef plenzen. Ik wist nietmeer wat ik moest doen, was de wanhoop nabij.Ik hoorde stemmen en vluchtte snel weer de jungle in. Ik probeerde te

    zien wat er in het kamp gebeurde, sloop eromheen in de richting van dekooi en stelde me toen verdekt op, recht tegenover de opening. De stortre-

    11

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 11

  • gen was overgegaan in een gestage motregen die de geluiden versterkte. Ikkon de luide stem van de commandant horen. Niet dat ik kon verstaan wathij zei, maar de toon was dreigend. Een zaklantaarn verlichtte de binnen-kant van het hok, scheen toen plotseling dwars door de opening en zochtlinks en rechts de open plek af, tot op een paar centimeter van waar ik meschuilhield. Hevig zwetend, kokhalzend en met bonzend hart deed ik eenstap achteruit. En toen hoorde ik de stem van Clara. Het zweet dat me wasuitgebroken maakte plaats voor koude rillingen. Ik begon over mijn hele li-chaam te trillen. Ik begreep niet wat er kon zijn gebeurd: wat deed ze daar?Er verschenen meer lichten, er werden bevelen gebruld, een groep mannenmet zaklampen ging uiteen: sommigen inspecteerden de omgeving van dekooi, de hoeken, het dak. Ze bleven bij de opening staan, richtten hun zak -lampen op de rand van de jungle. Ik zag ze met elkaar praten.Het stopte nu helemaal met regenen en een diepe duisternis viel in. Ik

    kon vagelijk het silhouet van mijn gezellin onderscheiden, op zon dertigmeter van waar ik me schuilhield. Ze had een kaars aangestoken, een uiterst zeldzaam privilege: als gevangenen hadden we geen recht op licht.Ze praatte met iemand, maar het was niet de commandant. De stemmenklonken rustig, gedempt.Moederziel alleen, doorweekt en trillend stond ik naar die wereld te kij-

    ken waar ik geen toegang meer toe had. Het was zo verleidelijk om me ge-wonnen te geven en terug te keren naar die droge, warme plek. Vechtend tegen het zelfmedelijden herhaalde ik steeds weer in mezelf: Ik moet weg,ik moet weg, ik moet weg!Ik rukte me los van het licht en sloop de duisternis in. Het was weer gaan

    regenen. Ik strekte mijn handen voor me uit om niet ergens tegenop te bot-sen. Ik had geen machete weten te bemachtigen maar ik had wel een zak -lamp. Het risico dat ik liep als ik hem gebruikte was even groot als de angstdie ik voelde om er gebruik van te maken. Ik bewoog langzaam door die be-dreigende ruimte en zei bij mezelf dat ik hem zou aanknippen als ik hetecht niet meer uithield. Mijn handen stootten tegen vochtige, ruwe, kleve-rige oppervlakten, en ik verwachtte elk moment een slangenbeet te voelen.Het begon opnieuw te stortregenen. Ik hoorde de regen tegen de lagen

    van vegetatie slaan die me nog enkele minuten zouden beschermen. Ikvreesde dat mijn fragiele bladerdak het onder de druk van het regenwaterelk moment zou kunnen begeven. Bij het vooruitzicht van de waterhoosdie ik over me heen zou krijgen zonk de moed me in de schoenen. Ik wistniet meer of het regendruppels of tranen waren die over mijn wangenstroomden, en ik was woedend dat ik dat jammerende kind met me meemoest sleuren.

    12

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 12

  • Ik had al een flink stuk gelopen. Bliksem verscheurde het oerwoud, sloegeen paar meter van me af in. In een oogwenk werd mijn omgeving me in alzijn gruwel onthuld. Omringd door reusachtige bomen stond ik op de randvan een ravijn. Ik bleef stokstijf staan, totaal verblind. Ik hurkte neer om opadem te komen tussen de wortels van een boom. Ik stond op het punt omeindelijk mijn zaklamp tevoorschijn te halen toen ik in de verte lichtflitsenmijn kant zag opkomen. Ik hoorde hun stemmen. Ze moesten vlakbij zijn,een van hen schreeuwde dat hij me had gezien. Ik dook nog dieper weg tus-sen de wortels van de oude boom en smeekte Onze-Lieve-Heer om me on-zichtbaar te maken.Aan het schommelen van de lichtbundels kon ik hun looprichting bepa-

    len. Een van hen richtte plots zijn lamp op me en verblindde me. Ik slootmijn ogen en bleef roerloos zitten in de verwachting dat ze zich elk mo-ment jubelend op me zouden storten. Maar de lichtstralen verwijderdenzich, tastten de omgeving af, kwamen nog even terug en waren toch echtweg. Ik bleef achter in de stilte en de duisternis.Hoewel ik het nog bijna niet kon geloven, stond ik op en leunde trillend

    tegen de eeuwenoude boom om weer bij zinnen te komen. Zo bleef ik eenpaar minuten staan. Opnieuw verlichtte een bliksemschicht de jungle. Ikbaande me een weg naar waar ik een doorgang tussen twee bomen meendete hebben gezien en wachtte tot een volgende bliksemschicht opnieuwlicht in de duisternis zou brengen. De bewakers waren verdwenen.Mijn verhouding tot de wereld van de jungle was al aan het veranderen.

    Ik kwam gemakkelijker vooruit, mijn handen reageerden al sneller en mijnlichaam leerde te anticiperen op de oneffenheden in het terrein. Mijn angstbegon af te nemen. Het was niet meer een volstrekt vijandige omgevingwaardoor ik werd omringd. Ik zag die bomen, die palmen, die varens, datalles overwoekerende struikgewas opeens als een mogelijke bescherming.Dat ik me ellendig voelde in mijn toestand, het feit dat ik doorweekt was,dat mijn handen en vingers bloedden, dat ik onder de modder zat, niet wistwelke kant ik op moest, dat alles deed er niet meer toe. Ik kon overleven. Ikmoest lopen, in beweging blijven, zo ver mogelijk zien te komen. Bij zons-opgang zouden ze doorgaan met zoeken. Maar met de energie die de in-spanning me gaf herhaalde ik ik ben vrij en ik vond steun in mijn stem.Langzaam maar zeker werd de jungle me vertrouwder: hij veranderde

    van het e^en zwarte universum der blinden in een van monochrome diep-te. Ik begon vormen te onderscheiden en ten slotte namen ook kleurenweer bezit van de wereld: de zon kwam op. Ik moest een goede verstop-plaats vinden.Ik ging sneller lopen, probeerde me in hun reflexen en gedachten te ver-

    13

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 13

  • plaatsen. Ik wilde een verzakking in het terrein vinden waar ik me in mijnzwarte stuk plastic kon wikkelen en mezelf met blaadjes kon bedekken.Het oerwoud veranderde in enkele minuten van grijsblauw in groen. Hetmoest al vijf uur zijn, ik wist dat ze me elk moment zouden kunnen inha-len. Maar het bos leek zo veilig! Geen geluidje, geen beweging, het was alsofhet eeuwig zo zou blijven.Misleid door de geruststellende rust die van het daglicht uitging had ik

    moeite om waakzaam te blijven. Ik liep heel behoedzaam door. Plotseling,totaal onverwacht, zag ik voor me het woud oplichten. Ik draaide me be-vreemd om. Achter me was het oerwoud nog steeds in duisternis gehuld.Toen begreep ik wat het te betekenen had. Iets verderop weken de bomen aluiteen om plaats te maken voor lucht en water. De rivier. Ik zag hem kolkend voorbijrazen en hele bomen in zijn bed-

    ding met zich meesleuren die als om hulp leken te roepen. Dat onstuimigewater sloeg me uit het veld. Toch moest ik in dat water springen en me meelaten meevoeren. Daar lag mijn redding.Ik bleef roerloos staan. Dat er geen onmiddellijk gevaar dreigde ver-

    schafte me een goed excuus om niet meteen te springen. Mijn lafheid kreegeen gezicht. Die boomstammen die rondtolden, onder water verdwenenom even verderop weer op te duiken, met hun takken die naar de hemelreikten, dat was ik. Ik zag me al kopje-onder gaan in dat modderige water.Mijn lafhartigheid verzon smoezen om nog even niets te doen. Met mijngezellin zou ik waarschijnlijk niet hebben geaarzeld en in die stammen diedoor de stroming werden meegevoerd perfecte reddingsboeien hebben ge-zien. Maar ik werd overmand door een angst die uit een reeks van zieligekleine angsten bestond. Ik was bang om weer kletsnat te worden terwijl ikhet door het lopen net weer warm had. Bang om mijn rugzak met het beet-je proviand te verliezen. Bang om door het water te worden meegesleurd.Bang om alleen te zijn. Bang om bang te zijn. Bang om dood te gaan.Deze gedachten hielden me een schandelijke spiegel voor en ik begreep

    dat ik nog steeds een middelmatig doorsneepersoontje was. Dat ik nog nietgenoeg had geleden om de benodigde woede op te brengen om tot de doodvoor mijn vrijheid te vechten. Ik was nog steeds een hond die ondanks alleslaag op zijn voederbak wachtte. Ik keek nerveus om me heen, zocht eenplek waar ik me kon verstoppen. De bewakers konden elk moment bij de rivier zijn, en ze zouden eerder hier zoeken dan elders. Moest ik weer te-ruggaan, het dichte oerwoud in? Ze zaten me op de hielen en het gevaarwas groot dat ik ze recht in de armen zou lopen.Lang de oever stonden mangrovebomen en oude rottende stammen, die

    restanten waren van oude stormen. Ik zag er vooral een waar niet makke-

    14

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 14

  • lijk bij te komen was, maar waarin over de hele lengte een diepe holte zat.De luchtwortels rondom vormden een hindernis en benamen er goed-deels, zo meende ik, het zicht op. Op handen en voeten en toen kruipend enkronkelend wist ik mijn holte te bereiken. Ik vouwde zorgvuldig het grotestuk plastic uit dat ik in mijn laars had gestopt. Mijn sokken waren drijfnat,het plastic ook. Ik schudde het automatisch uit en schrok van het lawaai. Ikhield meteen op, hield mijn adem in en legde mijn oor te luisteren. Het oer-woud ontwaakte, het gegons van insecten werd steeds luider. Ik ging ge-rustgesteld door, wikkelde me in mijn plastic en verstopte me in de holtevan de stam.Toen zag ik haar.Ze stond met haar rug naar me toe. Ze was komen aanrennen, zonder

    geweer, maar met een revolver in de hand. Ze droeg een topje van camou-flagestof dat haar iets onschuldigs gaf. Ze draaide zich in slow motion omen keek me recht in mijn gezicht. Ze sloot even haar ogen als om de hemelte bedanken en liep toen behoedzaam op me af.Ze reikte me met een treurige glimlach de hand als om me uit mijn

    schuilplaats te helpen. Ik had geen keus meer, ik klom eruit. Ze vouwdezorgvuldig mijn stuk plastic op en gaf het me om terug te stoppen in mijnlaars. Ze knikte tevreden en begon toen tegen me te praten alsof ik een kindwas. Het was heel vreemd wat ze zei. Ze sprak niet zo gemaakt als de anderebewakers, die er altijd voor waakten door hun kameraden op een fout teworden betrapt. Met haar gezicht naar de rivier, alsof ze in zichzelf praatte,bekende ze met spijt in haar stem dat ze meerdere keren had overwogenom weg te lopen. Ik vertelde haar over mijn kinderen, zei dat ik ze heel ergmiste, dat ik naar huis wilde. Toen vertelde ze me dat ze haar baby toen dienog maar een paar maanden oud was bij haar moeder had achtergelaten.Ze beet op haar lippen en de tranen stonden in haar ogen. Ga met me mee,stelde ik haar voor. Ze greep mijn handen vast en haar blik werd kil. Ze zul-len ons vinden en doden. Ik smeekte haar, kneep haar handen fijn, dwonghaar om me aan te kijken. Ze weigerde ronduit, pakte haar wapen en keekme aan. Als ze me met jou zien praten, ben ik er geweest. Ze komen eraan.Loop voor me uit en doe precies wat ik tegen je zeg. Ik gehoorzaamde,raapte mijn spullen op, deed mijn rugzak om. Ze ging vlak achter me staanen fluisterde met haar mond tegen mijn oor: De commandant heeft bevelgegeven om je een lesje te leren. Als ze komen, zullen ze brullen, je uitschel-den, je mishandelen. Geef vooral geen antwoord. Zeg niets. Ze willen jestra^en. Er zullen alleen maar mannen bij zijn... Wij vrouwen hebben or-ders om naar het kamp terug te keren. Begrijp je wat ik bedoel?Haar woorden weergalmden onbegrepen door mijn hoofd. Ik had het

    15

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 15

  • gevoel dat ik geen woord Spaans meer verstond. Ik probeerde me te con-centreren, probeerde de geluiden te interpreteren, maar was te verlamd vanangst om nog iets te begrijpen. Ik liep zonder te beseffen dat ik liep, ik keeknaar mijn omgeving alsof ik in een aquarium zat. De stem van het meisjekwam vervormd tot me, soms heel luid en dan weer heel zacht. Mijn hoofdwas zwaar, mijn tong zo droog dat hij aan mijn gehemelte bleef plakken enmijn ademhaling zo moeizaam dat het leek alsof ik de lucht uit een zuur-stoes moest persen. Ik liep en bij elke stap deinde alles op en neer. Mijnhart ging zo tekeer dat ik het tot in mijn hoofd voelde kloppen. Ik zag ze niet aankomen. Een van hen, met een rode biggenkop en pieke-

    rig blond haar, begon om me heen te draaien. Hij hield zijn geweer met ge-strekte armen boven zijn hoofd en sprong in het rond in een belachelijke,woeste krijgsdans.Een stoot in mijn zij maakte me duidelijk dat er nog een tweede was, een

    klein donker mannetje met brede schouders en O-benen. Hij had me metde loop van zijn geweer boven mijn heupen geraakt en deed nu alsof hijzich inhield om me niet nog een ram te geven. Hij brulde en spuugde enslingerde me de meest obscene en absurde scheldwoorden naar het hoofd.De derde kon ik niet zien. Hij duwde tegen mijn rug. Zijn boosaardige

    gelach leek de twee anderen op te hitsen. Hij rukte mijn rugzak af, leegdehem op de grond en wroette met de punt van zijn laars tussen de spullen,waarvan hij maar al te goed wist hoe dierbaar ze me waren. Hij lachte entrapte ze de modder in, waarna hij me dwong om ze op te rapen en weer inmijn rugzak terug te doen. Terwijl ik zo op mijn knien lag zag ik een meta-len voorwerp in zijn handen glinsteren. Toen hoorde ik het gerinkel vaneen ketting en sprong op om me te verdedigen. Het jonge meisje was bij megebleven, ze hield me stevig bij mijn arm en duwde me voort. De lachendeman gebaarde dat ze moest ophoepelen. Ze haalde berustend haar schou-ders op, ontweek mijn blik en verdween.Ik bleef gespannen en afwezig, het bloed klopte in mijn slapen. We wa-

    ren een meter of wat doorgelopen. Door alle regen was de rivier over-stroomd en de omgeving onherkenbaar veranderd. Het was een vijver ge-worden, bezaaid met bomen die van geen wijken wilden weten. Verderop,aan de overkant van de modderpoel, was de sterkte van de stroom af te le-zen aan het aanhoudende geritsel van het struikgewas.De mannen draaiden scheldend om me heen. Het gerinkel van de ketting

    werd steeds dreigender. De man liet hem kronkelen als een slang. Ik ver-meed elk oogcontact, probeerde me te onttrekken aan wat er om me heengebeurde, maar wat ik met mijn ooghoeken opving deed het bloed in mijnaderen stollen.

    16

    Betancourt-boekje-druk 19-08-10 13:05 Pagina 16