Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011...

72
Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling Instrument ter bevordering van kwaliteit in kinderdagverblijven

Transcript of Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011...

Page 1: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling Instrument ter bevordering van kwaliteit in kinderdagverblijven

Page 2: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 1

Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling Instrument ter bevordering van kwaliteit in kinderdagverblijven

Page 3: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

2 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

Het instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling is een meetinstrument,

ontworpen om de kwaliteit van de kinderopvang te evalueren. Het instrument is ontwik-

keld door de HighScope Educational Research Foundation onder de naam Infant and

Toddler Program Quality Assessment (I-T PQA) en door het Nederlands Jeugdinstituut

(NJi) bewerkt voor de Nederlandse situatie.

Deze publicatie is tot stand gekomen met behulp van een subsidie van het ministerie

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/OCW als onderdeel van het project Kwaliteits-

verhoging door zelfevaluatie.

Oorspronkelijke titel

Infant and Toddler Program Quality Assessment (I-T PQA)

HighScope Educational Research Foundation, Ypsilanti Michigan USA, 2009

Vertaling

Lucienne Bartels, Culemborg

en Nelleke Brandenbarg, Nederlands Jeugdinstituut

Bewerking en eindredactie

Anke Boon-van Duyn en Nelleke Brandenbarg, Nederlands Jeugdinstituut

Met dank aan

Shannon D. Lockhart MA Senior Early Childhood Specialist, HighScope USA

Renske Tromp - SKAR Kinderopvang Arnhem

Marieke in ’t Veld - AKROS Kinderopvang Amsterdam

Marianne Poorthuis - IJsselgroep Lelystad

Regina van der Windt - HCO/DAK kinderopvang Den Haag

Inspectie van het Onderwijs

Foto omslag

Hes van Huizen Fotografie, Amsterdam

Drukwerk

Buro Extern, Alkmaar

ISBN 978-90-8830-138-4

© Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht 2010

Nederlands Jeugdinstituut

Postbus 19221

3501 DE Utrecht

www.nji.nl

Page 4: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 3

Voorwoord

Voor u ligt het instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling van kwaliteit in

kinderdagverblijven. Wij zijn ervan overtuigd dat het gebruik van dit instrument kan

bijdragen tot kwaliteitsverhoging van het werk in de kinderdagverblijven.

Dit instrument:

• brengt kwaliteitsaspecten van het aanbod in kaart, waaronder volwassene-kind

interactie, speelleeromgeving, dagschema, plannen en observeren, en ouderbetrok-

kenheid;

• kan worden gebruikt door getrainde observatoren, locatiemanagers en coaches;

• kan worden gebruikt als zelfevaluatie-instrument door pedagogisch medewerkers;

• levert specifieke, gemakkelijk te begrijpen kwaliteitsindicatoren met objectieve vijf-

punts schalen;

• weerspiegelt ‘best practices’ uit de praktijk van educatieve programma’s, mede geba-

seerd op onderzoek in de Verenigde Staten;

• is een bewerking van de Amerikaanse PQA, die betrouwbare, wetenschappelijk geva-

lideerde beoordeling van educatieve programma’s verschaft;

• kan worden gebruikt als voortraject voor programma accreditatie, verslaglegging,

monitoring, training en coaching.

Het instrument is geschikt voor toepassing in alle kinderdagverblijven die de kwaliteit

van hun aanbod willen meten en verhogen, ook voor kinderdagverblijven die met een

specifiek Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) programma werken, zoals Kaleido-

scoop (de Nederlandse toepassing van HighScope).

Het kan op drie manieren gebruikt worden:

• voor zelfevaluatie van de geboden kwaliteit;

• voor coaching en bijscholing van pedagogisch medewerkers;

• voor beoordeling van de geboden kwaliteit.

In de inleiding zijn deze toepassingsmogelijkheden nader uitgewerkt.

Na vertaling en bewerking voor de Nederlandse situatie is het instrument uitgeprobeerd

door pedagogisch medewerkers, coaches/trainers en het management van kinderdag-

verblijven in Amsterdam, Arnhem, Lelystad en Den Haag. De reacties waren positief en

bevestigden de veelzijdige en praktische functie van het instrument voor toepassing op

de bovengenoemde drie niveaus.

Toegesneden op de praktijk van peuterspeelzalen en onderbouw basisonderwijs is een

zelfde instrument voor zelfevaluatie, coaching en beoordeling beschikbaar. Het instru-

ment kan dus ook gebruikt worden om gegevens uit te wisselen, kwaliteit te vergelijken

en kwaliteitsdoelen te stellen in de samenwerking en onderlinge afstemming tussen

kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en onderbouw basisonderwijs.

Wij wensen u veel plezier en vooral profijt van het instrument toe.

Anke Boon-van Duyn

Nelleke Brandenbarg

Nederlands Jeugdinstituut

Page 5: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse
Page 6: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 5

Inleiding

De Nederlandse kindercentra zijn sterk in beweging. Steeds meer jonge kinderen gaan

naar kinderdagverblijven of peuterspeelzalen en brengen daar een belangrijk deel van

hun dag door. Kinderdagverblijven zijn in de eerste plaats opgezet als opvang voor

kinderen van werkende of studerende ouders. Door de explosieve groei krijgt de kinder-

opvang echter ook nieuwe taken die expliciet op het welzijn en de ontwikkeling van

kinderen zijn gericht. Zo bieden kinderdagverblijven steeds vaker educatieve program-

ma’s aan en richten ze zich op het bevorderen van sociale competenties van kinderen.

De groepssamenstelling biedt daarvoor een uitgelezen mogelijkheid. Ook de opzet en

inrichting van de speelleeromgeving krijgt steeds meer de aandacht, met als doel om

gevarieerd binnen- en buitenspel mogelijk te maken. Kortom: in het aanbod aan het

jonge kind onderscheiden kinderdagverblijven zich niet van peuterspeelzalen. De peda-

gogisch medewerkers weten wat ze beogen, baseren hun aanbod op het spelend leren en

bieden ruim baan aan eigen initiatief van kinderen in het spel.

Wet KinderopvangOm de kwaliteit voor kinderen te waarborgen, is sinds 1 januari 2005 de Wet Kinder-

opvang van kracht. In combinatie met het Convenant Kwaliteit Kinderopvang (februari

2008) regelt de wet de kwaliteit van, het toezicht op en de financiering van de kinderop-

vang.

Vier opvoedingdoelen staan centraal in deze wet:

• kinderen emotionele veiligheid bieden;

• kinderen gelegenheid bieden om persoonlijke competenties te ontwikkelen;

• kinderen gelegenheid bieden om sociale competenties te ontwikkelen;

• kinderen de kans bieden om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van een samenle-

ving, eigen te maken.

Vanuit het Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang is een Pedagogisch kader

Kinderdagverblijven 0-4 jaar ontwikkeld. Dit pedagogisch kader geeft een belangrijke

impuls aan de kwaliteit van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.

Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie)Vanaf 1 augustus 2010 is de wet OKE in werking getreden. Deze wet geeft ondermeer

een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen. Peuterspeelzalen en kinderdagver-

blijven moeten nu aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen, wat onderlinge samenwerking

vergemakkelijkt. De Wet OKE regelt ook dat er meer voor- en vroegschoolse educatie

moet worden aangeboden door peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Vooruitlo-

pend op deze wet zijn in het land al initiatieven genomen en samenwerkingsverbanden

ontstaan tussen peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen.

De VVE-programma’s die op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden aange-

boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote

gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:

• Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of tien uur per week gegeven

op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf.

• Op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal

één beroepskracht per acht kinderen. In groepen van negen tot maximaal zestien

kinderen staan twee beroepskrachten.

• De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op MBO niveau peda-

gogisch medewerker drie (PW3). In deze beroepsopleiding wordt ten minste één

module over het verzorgen van voorschoolse educatie gegeven. Voor het volgen van

deze module ontvangt de beroepskracht een bewijs dat specifieke scholing in voor-

schoolse educatie is afgerond.

Page 7: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

6 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

• De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie

wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe

de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden

onderhouden.

• Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op

taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Instrument Zelfevaluatie, Coaching en BeoordelingDit instrument is breed inzetbaar binnen kinderdagverblijven gericht op de leeftijds-

groep 0-4 jaar.

Er ligt een kwaliteitsopvatting aan ten grondslag, die binnen de kinderopvang zowel

in Nederland als internationaal inmiddels gemeengoed is en aansluit bij de gewenste

kwaliteit voor opvang van jonge kinderen. Deze gewenste kwaliteit kenmerkt zich door

sleutelbegrippen als: welbevinden, betrokkenheid, spelend leren, eigen initiatief, actief

leren door te doen, respect voor de autonomie van het kind, leren op basis van inter-

actie volwassene - kind en tussen kinderen onderling, aandacht voor en stimuleren van

de brede ontwikkeling (talenten) van kinderen, aansluiten bij interesses van kinderen,

responsief zijn en oog hebben voor de zone van naaste ontwikkeling.

Doel van het instrumentHet instrument is ontwikkeld om:

• de kwaliteit van het aanbod aan kinderen binnen de kinderopvang op groeps- en

individueel niveau te observeren, te evalueren en in beeld te brengen;

• de kwaliteit op een vijfpunts schaal vast te stellen en na te gaan bij welke onderdelen

van het aanbod pedagogisch medewerkers ondersteuning behoeven of andere acties

gewenst zijn.

In het instrument hebben wij in plaats van het begrip ‘aanbod’ het begrip ‘programma’

gehanteerd, omdat het begrip ‘aanbod’ vaak geïnterpreteerd wordt in de betekenis van

‘aangeboden activiteiten’. Wij verstaan onder programma een samenhangend geheel

van:

• de pedagogische en didactische uitgangspunten voor het werken met de kinderen en

de ouders;

• de praktische vertaalslag hiervan naar de praktijk, o.a. speelleeromgeving,

dagschema met activiteiten binnen en buiten (inclusief verschonen, eten, drinken en

slapen);

• volwassene-kind interactie;

• observatie en planning;

• ouderbetrokkenheid.

Dit geheel kan breed geïnterpreteerd en per organisatie specifiek gemaakt worden.

Daar waar met een VVE- programma gewerkt wordt, kunnen de onderdelen door de

specifieke bril van dit programma bekeken worden.

Indeling instrument Zelfevaluatie, Coaching en BeoordelingHet instrument is ingedeeld in de volgende hoofdstukken:

I speelleeromgeving

II dagschema

III volwassene-kind interactie

IV plannen en observeren binnen het programma

V ouderbetrokkenheid

Elk hoofdstuk bevat een aantal items. Een overzicht daarvan ziet u op pagina 13.

De items zijn onderverdeeld in twee of meer onderdelen, waarop gescoord wordt op

een vijfpuntsschaal. Op basis van die scores wordt de gemiddelde score van het betref-

fende item vastgesteld. Instructies voor het scoren staan vermeld op pagina 14 en 15.

De scores van de items kunnen genoteerd worden in een overzicht dat zich achterin het

instrument bevindt, zodat in één oogopslag alle scores te zien zijn.

Page 8: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 7

ToepassingHet instrument is veel omvattend en op meerdere manieren in te zetten in het ontwik-

kelingsproces van de organisatie en de individuele medewerker, met als doel toe te

werken naar het gewenste kwaliteitsniveau. In de praktijk kan blijken dat op onderdelen

de kwaliteit al op het gewenste niveau is en alleen goed geborgd moet worden, wat ook

de nodige aandacht vraagt.

Het instrument kan ingezet worden als:

• zelfevaluatie-instrument voor gebruik door pedagogisch medewerkers,

• coachings- en/of beoordelingsinstrument voor gebruik door locatiemanagers,

pedagogen en trainers van o.a. VVE scholings- en implementatie trajecten.

Deze toepassingsmogelijkheden worden hieronder nader toegelicht.

Toepassing 1: instrument voor zelfevaluatie

Pedagogisch medewerkers kunnen het instrument gefaseerd gebruiken in de aange-

boden of een willekeurige volgorde. Dit betekent dat ze zich in een bepaalde periode

richten op een onderdeel van het geheel, bijvoorbeeld de speelleeromgeving. Ze lezen

allereerst het hoofdstuk met de betreffende items aandachtig door en bespreken even-

tuele onduidelijkheden, zodat ze zich een goed beeld kunnen vormen bij de omschrij-

vingen. Vervolgens vinken ze aan op welk niveau zij zichzelf scoren op de verschillende

onderdelen. Het instrument laat na invullen in één oogopslag zien hoe er gescoord is en

wat de gemiddelde score is voor het betreffende item.

Pedagogisch medewerkers die met dezelfde groep kinderen in dezelfde ruimte werken,

bespreken en vergelijken hun scores met elkaar. Ze gaan ook op zoek gaan naar onder-

steunend bewijs voor hun scores (waaruit blijkt deze score?) en maken aantekeningen

bij het betreffende onderdeel. De scores krijgen op die manier meer inhoud.

Door het invullen en bespreken worden pedagogisch medewerkers zich meer bewust

van hun eigen handelen en het gewenste resultaat. Ook kunnen ze de groei in ontwikke-

ling vaststellen op het moment dat ze het instrument meerdere keren invullen. Dit bete-

kent o.a. dat pedagogisch medewerkers kunnen zien waar hun eigen inspanningen (en

die van anderen) toe leiden. Dit motiveert en stimuleert om dagelijks zorg te besteden

aan de kwaliteit van de kinderopvang. Ook kunnen ze op deze manier verbanden zien

tussen bijvoorbeeld de aanwezige materialen in de speelleeromgeving en het spel dat de

kinderen laten zien. Ze zien waarin ze al goed scoren en waarin nog in mindere mate. Op

basis hiervan kunnen pedagogisch medewerkers voor zichzelf benoemen wat zij nodig

hebben om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken: op welke onderdelen eventueel

coaching gewenst is of welke andere acties (vanuit de organisatie of vanuit de persoon

zelf) nodig zijn.

De pedagogisch medewerker zal meer openstaan voor verbetersuggesties, als zij/hij

door zelfevaluatie ontdekt wat nog nodig is. De pedagogische coach, locatiemanager

of trainer (als er sprake is van een opleidingstraject) kan hierop inspelen en in overleg

met de pedagogisch medewerker(s) een plan opstellen, waarin het beoogde resultaat, de

benodigde (wederzijdse) vervolgstappen en het daaraan gekoppelde tijdpad en het even-

tueel faciliteren uitgewerkt worden. Zie ook de toepassing als coachingingstrument.

Toepassing 2: instrument voor coaching

Locatiemanagers en pedagogen kunnen het instrument voor coachingsdoeleinden

gebruiken om alle facetten van de kinderopvang op een kwalitatief gewenst niveau te

krijgen. Het gewenst niveau wordt deels door de organisatie zelf bepaald, maar is ook

deels vastgelegd in regelgeving zoals in Wet kinderopvang en de wet OKE. Ook hier

geldt dat er gefaseerd met het instrument gewerkt kan worden. Het instrument nodigt

de locatiemanager en pedagoog uit om na te denken over de vele facetten van kwalitatief

goede kinderopvang en zich af te vragen wat pedagogisch medewerkers nodig hebben

om het gewenste niveau te bereiken. Gedacht kan worden aan:

• coaching op onderdelen;

• aanschaf van extra materialen voor een bepaalde leeftijdsgroep om meer complex

spel te laten ontstaan;

Page 9: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

8 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

• een andere indeling van de speelleeromgeving om het spel van kinderen meer te

structureren en een extra impuls te geven;

• het gehanteerde dagschema van de kinderen onder de loep nemen;

• eigen kwaliteitsbeleid vertalen in het handelen;

• extra scholing voor pedagogisch medewerkers, enzovoort.

Het instrument staat borg voor kwaliteit. Scores op niveau vijf vormen met elkaar de

ingrediënten voor toekomstgerichte kwalitatieve opvang, waarbij er ruimte is voor het

leggen van eigen accenten. Organisaties kunnen faseren: op die onderdelen moet binnen

onze organisatie een score vijf behaald worden, op andere onderdelen is in deze fase van

ontwikkeling een score drie of vier voldoende.

Trainers (van bijvoorbeeld opleidingstrajecten van de VVE programma’s, waarbij

coaching een onderdeel is) kunnen het instrument op vergelijkbare wijze gebruiken.

Door ook de inhoud en werkwijze van de training af te stemmen op de (tussentijdse)

resultaten in dit instrument, kan het ontwikkel- en leerproces van de pedagogisch

medewerker extra ondersteund en gevoed worden.

Toepassing 3: instrument voor beoordeling

Locatiemanagers kunnen het (ingevulde) instrument gebruiken als beoordelingsinstru-

ment in de individuele beoordelings- of functioneringsgesprekken met pedagogisch

medewerkers. Door de mogelijkheid tot scoren op vijf niveaus wordt in het instrument

(bij meerdere keren invullen) mede de ontwikkeling van de medewerker zichtbaar. Het

is wenselijk om ruim voorafgaand aan een dergelijk gesprek:

• afspraken te maken over het gewenste kwaliteitsniveau;

• te bespreken wat ervoor nodig is om dit niveau te bereiken;

• vast te leggen wat in deze de verantwoordelijkheid is van het management en wat van

de pedagogisch medewerker.

Op deze wijze is voor een ieder duidelijk op welke onderdelen het gesprek zich zal

richten en waarop de pedagogisch medewerker beoordeeld wordt.

Trainers die pedagogisch medewerkers trainen in het zich eigen maken van een VVE-

programma kunnen het instrument in de verschillende fases van het leer- en ontwik-

kelproces van de pedagogisch medewerker inzetten. In de bewustwordingsfase als

zelfevaluatie-instrument, in de implementatiefase als coachingsinstrument en in de

slotfase van een training als beoordelingsinstrument. Het laatste om na te gaan of de

pedagogisch medewerker het gewenste (in het kader van de training afgesproken) resul-

taat bereikt heeft en aan de certificeringvoorwaarden voldoet voor het bij de training

behorende certificaat.

Vergelijking met andere instrumentenDit instrument is niet het enige instrument waarmee de kinderopvang haar eigen kwali-

teit kan meten en verhogen. Onlangs is ook de NCKO Kwaliteitsmonitor gepubliceerd,

die ontwikkeld is door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek. Met het

instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling heeft de kinderopvang nu de keuze

uit twee instrumenten. Ze kunnen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt, maar

elkaar ook aanvullen. De NCKO kwaliteitsmonitor is ontwikkeld om de pedagogische

kwaliteit van de kinderopvang voor 0-4 jarigen te meten, waarbij drie aspecten van

kwaliteit onderscheiden worden: interactievaardigheden, kwaliteit van de leefomgeving

en structurele kwaliteit. Het instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling richt

zich evenzeer op de educatieve kwaliteit als op de pedagogische kwaliteit.

TenslotteHet instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling is te downloaden van de

website www.nji.nl maar is ook beschikbaar als een handzaam boekje. U kunt zelf aan

de slag gaan met het instrument. Als extra ondersteuning hierbij biedt het Nederlands

Jeugdinstituut workshops op maat aan van één of meerdere dagdelen, met de mogelijk-

heid van coaching. In de workshops staan de inhoud van het instrument en de toepas-

baarheid binnen uw organisatie voor kinderopvang centraal.

Page 10: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 9

Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling

Instrument ter bevordering van kwaliteit in kinderdagverblijven

I. Programma Informatie

Naam Organisatie

Werkt wel/niet met een (VVE-)programma

Zo ja, welk programma?

Naam locatie

Naam van te observeren groep

Contactpersoon

Naam en functie contactpersoon

Telefoon

E-mail

Adresgegevens van de locatie

Straat, huisnummer

Postcode, plaatsnaam

Telefoon

E-mail

Page 11: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

10 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

Teamsamenstelling (op de groep)

Namen pedagogisch medewerkers

Opleiding (en aanvullende VVE-scholing)

Namen groepshulpen

Kinderen

Aantal kinderen in de groep

Leeftijden kinderen in de groep

Aantal dagdelen dat kinderen optioneel deelnemen aan het VVE-programma

II. Informatie over de observator

Naam

Organisatie

Functie

Telefoon

E-mail

Page 12: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 11

III. Observatieperiode

Datum/tijdstip van aanvang observatie

Datum/tijdstip van beëindiging observatie

Aanvullende informatie over het observeren en invullen van het instrument op deze locatie

Handtekening observator Datum

Page 13: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse
Page 14: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 13

Observatie-items

I. SpeelleeromgevingA Ruimte voor spel en beweging

B Materialen zijn beschikbaar en toegankelijk

C Foto’s en producten van de kinderen

D De buitenspeelruimte is veilig, toegankelijk en uitdagend

II. DagschemaA Het dagschema is voorspelbaar en flexibel

B Brengen en halen verloopt prettig en soepel

C In keuzetijd staat het initiatief van het kind centraal

D Keuze van kinderen bij lichamelijke verzorging

E Overgangsmomenten verlopen soepel

F Voedingen/maaltijden zijn kindgericht

G Groepstijden verlopen soepel en flexibel

H Buitenspeeltijd biedt natuurlijke leermogelijkheden

I Slaaptijden afgestemd op persoonlijke behoefte

III. Volwassene-kind interactieA Langetermijnrelaties tussen volwassenen en kinderen

B Vertrouwen tussen kinderen en volwassenen

C Kinderen en volwassenen zijn partners

D Taalstimulering en genieten van taal

E Voornemens van kinderen

E Sociale relaties tussen kinderen

F Conflictbeheersing

IV. Plannen en observeren binnen het programmaA Pedagogisch medewerkers gebruiken een uitgebreid programma

B Pedagogisch medewerkers observeren kinderen

C Pedagogisch medewerkers bespreken en registreren observaties

D Pedagogisch medewerkers plannen

E Pedagogisch medewerkers werken nauw samen

V. OuderbetrokkenheidA Veelzijdig aanbod ouderparticipatie

B Informele contacten

C Deelname aan activiteiten met kinderen

D Informatie-uitwisseling over programma en ontwikkeling kind

E Informatie-uitwisseling over ontwikkelingsstimulering thuis

F Advies- of beleidscommissie

Page 15: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

14 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

Scoringsinstructies

Stap 1Observeer en/of interview al naar gelang van toepassing. Secties I – III zijn bedoeld om

vooral met behulp van observatie te worden ingevuld, terwijl sectie IV en V gebaseerd

zijn op het interviewen van betrokkenen. Noteer bewijs ter onderbouwing in de daarvoor

beschikbare ruimte per onderdeel.

Toelichting:

Wat u ziet, hoort en opschrijft vormt de onderbouwing voor het kwaliteitsniveau dat u

selecteert in stap 3. Veel van die onderbouwing is afkomstig van rechtstreekse observatie,

maar soms zult u aanvullende informatie moeten vragen aan het team, bijv. bij pedago-

gisch medewerkers, locatiemanagers, pedagogisch beleidsmedewerkers of directeuren.

Gebruik daarbij de standaardvragen, die bij sommige items vermeld zijn.

Om de scores te onderbouwen vult u de rechterkolom in, waarbij u gebruik kunt maken

van:

• Anekdotes: korte notities over wat kinderen en/of volwassenen daadwerkelijk doen

en/of zeggen

• Citaten: wat kinderen en/of volwassenen daadwerkelijk zeggen

• Materiaallijsten

• Plattegrond of schets van de ruimte, een hoek, de buitenruimte (met bijbehorende

opmerkingen)

• Overzicht van het dagschema 0f opsomming van gebeurtenissen

• Antwoorden van betrokkenen op vragen

Stap 2Lees per onderdeel de aanduidingen van de niveaus. Vink het niveau aan dat van toepas-

sing is.

Toelichting:

Op basis van het materiaal dat u in Stap 1 verzameld hebt, plaatst u een vinkje bij uitslui-

tend één niveau (1, 3 of 5) van elk onderdeel. Loop per item alle onderdelen door. Vraag

indien nodig de betrokkenen om aanvullende informatie bij uw observatie. Als een

onderdeel niet van toepassing is, bijv. als het een dagdeelprogramma is en er geen slaap-

tijd is, noteer dat dan bij het desbetreffende onderdeel en vink daar geen niveau aan.

Stap 3Bepaal het kwaliteitsniveau. Omcirkel het corresponderende niveau bovenaan het formu-

lier: 1, 2, 3, 4 of 5.

Page 16: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 15

Toelichting:

Bepaal het kwaliteitsniveau voor het item met behulp van de volgende criteria:

Bij items met drie of meer onderdelenNiveau 1: De helft of meer is aangevinkt op niveau 1 (ongeacht de niveaus 3 of 5 die

aangevinkt zijn).

Niveau 2: Minder dan de helft is aangevinkt op niveau 1, enkele onderdelen zijn op

niveau 3 of 5 aangevinkt.

Niveau 3: De helft of meer is aangevinkt op niveau 3, geen enkel onderdeel op niveau 1.

Niveau 4: Minder dan de helft is aangevinkt op niveau 3, de overige onderdelen zijn op

niveau 5 aangevinkt.

Niveau 5: Alle onderdelen zijn aangevinkt op niveau 5.

Bij items met twee onderdelenNiveau 1: Beide onderdelen zijn op niveau 1 aangevinkt.

Niveau 2: Eén onderdeel is op niveau 1 aangevinkt, het andere op niveau 3 of 5.

Niveau 3: Beide onderdelen zijn aangevinkt op niveau 3.

Niveau 4: Eén onderdeel is aangevinkt op niveau 3, het andere op niveau 5.

Niveau 5: Beide onderdelen zijn aangevinkt op niveau 5.

Als een onderdeel niet van toepassing is of niet door middel van observatie of interview

te bepalen is, bereken dan het kwaliteitsniveau met behulp van het aantal onderdelen dat

voor dat item is ingevuld. Uitsluitend wanneer er bij een item helemaal geen onderdelen

zijn ingevuld vinkt u dit rechts bovenaan de pagina aan en vult ‘niet geregistreerd’ (NG)

in bij de samenvatting.

Page 17: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

16 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I. SpeelleeromgevingI-A. De groepsruimte is ingedeeld in hoeken met materialen voor spel en beweging.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

o Er is geen ruimte voor spel.

Er is een beperkt vloerop-

pervlak waarop kinderen

zich kunnen bewegen.

o Er is enige ruimte voor spel.

De meeste kinderen, maar niet

alle kunnen tegelijkertijd op de

vloer spelen.

o De ruimte is groot genoeg voor spel en zo inge-

richt dat kinderen zich vrij kunnen bewegen.

Er is voldoende ruimte zodat alle kinderen

tegelijkertijd op de vloer kunnen spelen.

o Er zijn geen zachte

plaatsen waar kinderen

kunnen snoezelen. Bijv.

geen speciale hoek, geen

vloerbedekking of vloer-

kleden.

o Er zijn enkele zachte plaatsen

waar kinderen kunnen snoe-

zelen.

o Door de hele ruimte heen zijn er zachte

plaatsen waar kinderen kunnen snoezelen.

Bijv. vloerkleden, kussens, zitzakken, een

zachte wand, een speciale snoezelhoek.

o Er zijn geen materialen om

aan te duwen of te trekken,

op te schommelen, te

rijden, vanaf te springen,

in te kruipen, mee te

rollen.

o Sommige van de volgende

materialen zijn aanwezig:

dingen om tegen te duwen of

aan te trekken, op te schom-

melen, te rijden, vanaf te

springen, in te kruipen, mee te

rollen.

o Er is veel van elk van deze materialen

aanwezig: dingen om tegen te duwen of aan

te trekken, op te schommelen, te rijden, af te

springen, in te kruipen, mee te rollen.

o Er is geen klimmeubilair

beschikbaar voor kinderen.

o Kinderen hebben op bepaalde

momenten toegang tot verho-

gingen of klimmeubilair.

Page 18: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 17

I-A. De groepsruimte is ingedeeld in hoeken met materialen voor spel en beweging.

o Er zijn vrijwel geen

materialen die verschillen

tussen culturen, milieus

en levensstijlen weerspie-

gelen.

o Er zijn sommige materi-

alen die verschillen tussen

culturen, milieus en levens-

stijlen weerspiegelen. Bijv.

alleen kookbenodigdheden en

kledingstukken in de huishoek

en enkele prentenboeken en/of

cd’s.

o Er zijn veel materialen die verschillen tussen

culturen, milieus en levensstijlen weerspie-

gelen. Bijv.: er zijn kookbenodigdheden en

kledingstukken uit verschillende culturen; er

zijn foto’s aan de wand en/of boekjes met foto’s

van de gezinnen en huizen van de kinderen, de

beroepen van hun ouders, vakantiefoto’s e.d.;

er zijn cd’s met muziek en liedjes en muziekin-

strumenten uit verschillende culturen; poppen

zijn zowel jongens als meisjes en hebben

verschillende huids- en haarkleur; prenten-

boeken zijn multicultureel en niet rolbevesti-

gend.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

o Er zijn geen speciale

hoeken voor spelactivi-

teiten met: zand, water,

boeken, schrijfmateriaal,

blokken, huishoudelijk

materiaal of klein spel-

materiaal. Materialen en

meubilair zijn willekeurig

in de ruimte geplaatst.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

o Er zijn een paar specifieke

hoeken voor een of meer van

de volgende spelactiviteiten:

activiteiten met zand, water,

boeken, schrijfmateriaal,

knutselmateriaal, blokken,

huishoudelijk materiaal en

klein spelmateriaal. Bijv. een

duidelijk afgebakende bouw-

plaats en huishoek.

In groepen met dreumesen en/of peuters

o De ruimte is ingericht met goed afgebakende

hoeken voor spelactiviteiten met zand, water,

boeken, schrijfmateriaal, knutselmateriaal,

blokken, huishoudelijk materiaal en klein spel-

materiaal; de hoeken hebben gemakkelijk te

begrijpen namen, zoals huishoek, bouwplaats,

knutselhoek (atelier), bibliotheek, speelhoek,

zand- en waterhoek, en zijn met eenvoudige

symbolen aangegeven.

o De materialen zijn niet

of alleen met woorden

gelabeld. Materialen zijn

neergezet op ongelabelde

planken door de hele

ruimte heen.

o Sommige materialen zijn

gelabeld met plaatjes of foto’s,

bijv. de kratten met bouwma-

teriaal, de keukenspullen in de

huishoek.

o Alle materialen, zowel planken als opberg-

dozen, zijn gelabeld met plaatjes, symbolen en/

of foto’s zodat kinderen ze gemakkelijk kunnen

vinden en terugplaatsen.

Page 19: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

18 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I. SpeelleeromgevingI-B. Er zijn ruim voldoende materialen voor zintuiglijke waarneming en spel, toegankelijk voor baby’s,

dreumesen en peuters.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

o Alle of de meeste materi-

alen die kinderen kunnen

voelen, in de mond

stoppen, horen, ruiken,

ontdekken en waarmee

ze kunnen spelen zijn

gemaakt van plastic.

o Sommige materialen die

kinderen kunnen voelen, in de

mond stoppen, horen, ruiken,

ontdekken en waarmee ze

kunnen spelen zijn gemaakt

van hout, metaal, steen, papier

of het zijn materialen uit de

natuur zoals pitriet, raffia en

wilgentenen.

o Meer dan de helft van de materialen die

kinderen kunnen voelen, in de mond stoppen,

horen, ruiken, ontdekken en waarmee ze

kunnen spelen zijn gemaakt van hout, metaal,

stof, papier of het zijn materialen uit de natuur.

Bijv. rieten mandjes, blikken/deksels, houten

lepels, blokken, lappenpoppen, doosjes,

schelpen, stenen, takjes, zaaddozen enz.

Ook zijn er vormeloze materialen zoals klei,

vingerverf, speeldeeg, water en zand.

o Materialen voor ontdek-

king en spel zijn niet

toegankelijk voor

kinderen. De meeste

materialen zijn hoog

opgeborgen op planken of

achter afgesloten deuren;

materialen worden vaak

verplaatst of gewisseld

waardoor kinderen ze niet

kunnen vinden.

o Een beperkt aantal materialen

voor ontdekking en spel is

toegankelijk voor kinderen.

o Materialen voor ontdekking en spel zijn gedu-

rende de gehele dag toegankelijk. Kinderen

kunnen (voor hun leeftijd veilige) materialen

zelf van planken of uit kratten halen, een kind

kan een speeltje pakken tijdens het verschonen

van de luier, voor kinderen die niet slapen

liggen er boeken bij de bedjes.

o Het gebruik van persoon-

lijke ‘troost’materialen,

bijv. spenen, doekjes, knuf-

fels, door kinderen is niet

toegestaan of wordt sterk

ontmoedigd.

o Kinderen mogen hun persoon-

lijke ‘troost’materialen soms

gebruiken. Ze worden bijv.

alleen bij het slapen gegeven.

o Kinderen hebben gedurende de hele dag

gemakkelijk toegang tot persoonlijke

‘troost’materialen. Bijv. het kind kan zijn

speen, doekje of knuffel uit zijn eigen vakje of

mandje halen.

Page 20: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 19

I-B. Er zijn ruim voldoende materialen voor zintuiglijke waarneming en spel, toegankelijk voor baby’s, dreumesen en peuters.

o Kinderen kunnen zachte

materialen om mee te

snoezelen niet zelf pakken.

o Kinderen kunnen zelf een

beperkte hoeveelheid zachte

materialen pakken waarmee ze

kunnen snoezelen.

o In alle verzorgings- en spelruimten hebben

kinderen toegang tot zachte speeltjes, kussens,

stoffen, dekens en mensen waarmee ze kunnen

snoezelen.

o De kinderen kunnen niet

zelf boeken pakken.

o De kinderen kunnen bepaalde

boeken zelf pakken of de

boeken zijn beschikbaar op

sommige momenten van de

dag.

o De kinderen kunnen gedurende de hele dag

een grote variatie aan boeken gebruiken om te

ontdekken, ze te bekijken en ermee te spelen.

Bijv. boeken van foam, stof, karton of zelf

gemaakt, in verschillende formaten.

o De kinderen kunnen niet

zelf eenvoudige muziekin-

strumenten pakken.

o De kinderen kunnen bepaalde

eenvoudige muziekinstru-

menten zelf pakken of de

instrumenten zijn beschikbaar

op sommige momenten van de

dag.

o De kinderen kunnen gedurende de hele dag

een grote variatie aan eenvoudige muziekin-

strumenten gebruiken.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

o Voor bepaalde spelactivi-

teiten (tast- en ontdekspel-

letjes, bouwen, knutselen,

nabootsen van volwas-

senen) zijn er beperkte

materialen of de kinderen

kunnen ze niet zelf pakken.

Kinderen moeten erom

vragen.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

o Voor bepaalde spelactiviteiten,

maar niet voor alle (tast- en

ontdekspelletjes, bouwen,

knutselen, nabootsen van

volwassenen) zijn er voldoende

materialen, die kinderen zelf

kunnen pakken of de mate-

rialen zijn beschikbaar op

sommige momenten van de

dag.

In groepen met dreumesen en/of peuters

o Voor bepaalde spelactiviteiten (tast- en ontdek-

spelletjes, bouwen, knutselen, nabootsen van

volwassenen) zijn er voldoende materialen

beschikbaar, die kinderen zelf kunnen pakken.

Page 21: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

20 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I-B. Er zijn ruim voldoende materialen voor zintuiglijke waarneming en spel, toegankelijk voor baby’s, dreumesen en peuters.

o Er zijn geen materialen

voor kinderen die willen

‘schrijven’ of deze materi-

alen zijn niet toegankelijk

voor de kinderen.

o Er zijn enkele materialen

beschikbaar voor kinderen

die willen ‘schrijven’, bijv.

potloden en papier.

o Er zijn voldoende materialen beschikbaar

voor kinderen die willen ‘schrijven’: zoals

potloden, gummetjes, rubber (letter)stempels,

verschillende soorten papier, opschrijfboekjes,

plakletters, ansichtkaarten, enveloppen. Pm’ers

ondersteunen de kinderen bij het gebruiken

van deze materialen, bijv. door brieven of

kaarten te laten ‘schrijven’ aan de ouders,

samen met de kinderen boekjes te maken.

Page 22: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 21

I. SpeelleeromgevingI-C. Foto’s en producten van kinderen worden tentoongesteld.

1 o 2 o 3 o 4 o o 5

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

o Er zijn geen foto’s van de

kinderen en hun familie

aan de muur of in albums.

o Er zijn foto’s van een aantal

kinderen en/of hun familie

tentoongesteld waar kinderen

ze kunnen zien.

o Er zijn foto’s van alle kinderen en hun familie

die de kinderen kunnen zien, aanraken, vast-

houden en dragen. Bijv. op een familiemuur, in

fotoboekjes in de bibliotheek of gelamineerde

foto’s in bakjes.

o Door volwassenen

gemaakte of commercieel

geproduceerde materialen

sluiten niet aan bij de

interesse van de kinderen,

bijv. posters gericht op

volwassenen.

o Enkele door volwassenen

gemaakte of commercieel

geproduceerde materialen

sluiten aan bij de interesse van

de kinderen, bijv. posters van

een televisieserie of van een

favoriet prentenboek.

o Door volwassenen gemaakte of commercieel

geproduceerde materialen sluiten aan bij de

interesse en ervaringen van de kinderen. Bijv.

plaatjes en foto’s van huisdieren, familieleden

van de kinderen of foto’s van bouwwerken van

de kinderen.

o Er zijn geen door kinderen

gemaakte producten, die

op kindhoogte opgehangen

of neergezet zijn.

o Sommige producten van

kinderen zijn op kindhoogte

opgehangen of neergezet.

o De producten van de kinderen zijn zo opge-

hangen en neergezet, dat zij ze kunnen zien en

aanraken. Bijv. op lage planken, onderaan op

de muur of in de vensterbank.

Page 23: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

22 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I-C. Foto’s en producten van kinderen worden tentoongesteld.

o Tentoongestelde producten

van kinderen komen voort

uit door volwassenen

aangedragen ideeën of

zijn nagemaakt van door

volwassenen gemaakte

producten. Bijv. de uitge-

knipte bloemen van alle

kinderen zien er hetzelfde

uit.

o Een deel van de tentoonge-

stelde producten van kinderen

komt voort uit de interesses

en ideeën van de kinderen.

Bijv. de kinderen mogen wel

vrij schilderen met vingerverf,

maar de volwassene knipt het

verfwerk in de vorm van een

vlinder of herfstblad.

o Alle tentoongestelde producten van kinderen

komen voort uit hun interesses en ideeën. Bijv.

potloodkrabbels, driedimensionale kleifiguren,

bouwsels, verzamelingen, schilderwerk.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

o Tentoongestelde

producten van kinderen

zijn niet voorzien van

teksten. Pm’ers schrijven

niet op wat kinderen over

hun producten vertellen.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

o Tentoongestelde producten

van kinderen zijn soms voorzien

van teksten. Bijv. in een tekening

schrijft de pm’er erbij wat het kind

erover vertelt.

In groepen met dreumesen en/of peuters

o Tentoongestelde producten van kinderen zijn

voorzien van teksten. Bijv. een schilderij of

werkstuk van klei is voorzien van een label met

de titel die het kind eraan gegeven heeft en/of

het verhaal dat het kind erover verteld heeft.

Pm’ers stimuleren de kinderen om te praten

over hun producten en te zeggen wat de pm’er

moet opschrijven, en lezen voor wat ze hebben

opgeschreven.

Page 24: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 23

I. SpeelleeromgevingI-D. De buitenspeelruimte is veilig, toegankelijk en uitdagend.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr is geen buitenspeel-

plaats.

oEr is een buitenspeelplaats

in de nabije omgeving. Bijv.

kinderen lopen of gaan in

buggy’s naar een speeltuin in

de buurt.

oDe buitenspeelplaats is gemakkelijk toegan-

kelijk vanuit de binnenruimte. Bijv. de deur

opent naar de speelplaats; kinderen lopen of

baby’s worden door de gang naar de speel-

plaats gedragen.

Als er een buitenspeelplaats is

oDe buitenspeelplaats is

beperkt van omvang.

oDe buitenspeelplaats is van

enige omvang, maar niet

voldoende om kinderen

vrijuit te laten ontdekken en

bewegen.

oDe buitenspeelplaats is groot genoeg zodat

kinderen vrijuit kunnen ontdekken en

bewegen. De speelplaats is verdeeld in hoeken,

waarin verschillende soorten spel mogelijk zijn,

zoals rijden met driewielers en karren, spelen

met zand en water, schommelen, glijden,

klimmen, tekenen met stoepkrijt, schilderen,

ontdekken van natuurmaterialen, tenten en

torens bouwen, rollenspel.

oEr zijn geen of onvol-

doende afscheidingen

tussen de kinderen en het

verkeer, voorbijgangers

en/of oudere kinderen.

Bijv. geen hekken, te lage

hekken.

oEr zijn voldoende afschei-

dingen tussen de kinderen en

het verkeer, voorbijgangers en/

of oudere kinderen.

oDe buitenspeelplaats is omheind en is visueel

afgeschermd van het verkeer, voorbijgangers

en/of oudere kinderen, bijv. door een stevige

haag of schutting. Er is een veilige speelplek

voor baby’s, gescheiden van andere activi-

teiten.

Page 25: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

24 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I-D. De buitenspeelruimte is veilig, toegankelijk en uitdagend.

oEr zijn geen schokabsorbe-

rende ondergronden.

oEr zijn enkele schokabsorbe-

rende ondergronden.

oEr zijn schokabsorberende ondergronden

onder schommels, glijbanen en klimrekken.

Bijv. fijn of grof zand, rubber tegels, houtsnip-

pers.

oEr is geen gras.

oEr is weinig gras.

oEr zijn stukken gras die goed worden onder-

houden, zodat erop kan worden gelegen,

gerold, gekropen en gelopen.

oEr is geen schaduw. Bijv.

de speelplaats ligt alleen

in de schaduw van het

gebouw op tijden dat de

kinderen niet buiten zijn.

oHet gebouw, speeltoestellen

en/of parasols bieden gedeelte-

lijk schaduw. Bijv. het gebouw

biedt alleen schaduw tijdens

het buitenspelen in de ochtend

of de middag.

oHet gebouw, bomen, struiken, parasols en/

of zonneschermen bieden voldoende schaduw

gedurende alle buitenspeeltijden.

oToestellen en materialen

zijn niet veilig.

oToestellen en materialen zijn

veilig.

oToestellen en materialen zijn ontworpen

voor het ontwikkelingsniveau van baby’s,

dreumesen en peuters; ze zijn veilig en goed

onderhouden.

Page 26: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 25

Teken een plattegrond van de ruimte

Page 27: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

26 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II. Dagschema II-A. Het dagschema is voorspelbaar en flexibel.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oDagelijkse gebeurtenissen

en zorgroutines hebben

geen vaste regelmaat; ze

vinden plaats op willekeu-

rige tijden en kunnen elke

dag anders zijn. Er hangt

geen dagschema.

oDe dag is geordend en er zijn

zorgroutines op vaste tijden.

Een overzicht hiervan is opge-

hangen voor de ouders.

oDe dag is geordend naar dagelijks terugke-

rende gebeurtenissen en zorgroutines:

• Brengen en halen

• Keuzetijd

• Activiteiten in grote en kleine groepen

• Buitenspelen

• Eten en drinken

• Lichamelijke verzorging

• Slapen

Bijv. pm’ers volgen een consistent maar

flexibel dagschema; het schema hangt aan

de wand zodat ouders ook op de hoogte zijn;

er is een plaatjesversie van het dagschema

voor dreumesen en peuters; routines worden

ontwikkeld op basis van het eigen ritme van de

kinderen.

oHet dagschema is voor alle

kinderen hetzelfde. Bijv.

kinderen worden wakker

gehouden totdat het slaap-

tijd is.

oIn het dagschema wordt soms

rekening gehouden met de

persoonlijke behoeften van de

kinderen.

oIn het dagschema wordt gedurende de hele

dag rekening gehouden met de persoonlijke

behoeften, ritmes en het temperament van de

kinderen.

Page 28: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 27

II-A. Het dagschema is voorspelbaar en flexibel.

oKinderen kunnen zelden

uit zichzelf met een activi-

teit of met het ongestoord

onderzoeken van materi-

alen en/of andere mensen

beginnen. Bijv. baby’s die

niet slapen worden in de

box, de kinderstoel, een

wipstoeltje of een wandel-

wagen gezet; dreumesen

en peuters doen activi-

teiten die door volwas-

senen zijn geïnitieerd.

o Kinderen kunnen op sommige

momenten van de dag uit zich-

zelf met een activiteit of met

het ongestoord onderzoeken

van materialen en/of andere

mensen beginnen.

Bijv. tijdens keuzetijd of

buitenspelen; kinderen die niet

slapen verblijven minder dan

10 minuten per dag in een box,

kinderstoel of wandelwagen.

o Kinderen kunnen gedurende de hele dag uit

zichzelf met een activiteit of met het onge-

stoord onderzoeken van materialen en/of

andere mensen beginnen.

Bijv. als ze wakker zijn krijgen niet-mobiele

baby’s een mandje met aantrekkelijke mate-

rialen om te onderzoeken of een plek in de

snoezelhoek met aantrekkelijke materialen

onder handbereik.

Page 29: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

28 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II. DagschemaII-B. Brengen en halen is erop gericht dat kinderen en ouders zich prettig voelen.

Standaardvragen

1. Wat doet u als ouders van streek zijn door het afscheid van of het weerzien met hun kinderen?

2. Wat doet u als kinderen van streek zijn door het afscheid van of het weerzien met hun

ouders?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oHet brengen en/of halen

van de kinderen gebeurt

gehaast en abrupt. Bijv.

pm.’er vraagt ouder bij

binnenkomst om de baby

in de box te leggen.

oHet brengen en/of halen van

de kinderen gebeurt soms

zonder haast, bijv. op dagen

dat er weinig kinderen zijn.

oHet brengen en halen van de kinderen gebeurt

ontspannen. Bijv. ouders hebben voordat

ze afscheid nemen een ochtendritueel met

hun kind, zoals een prentenboek voorlezen

of meespelen met het kind; pm’ers geven de

kinderen spelmaterialen, kinderen ontdekken

en spelen ongestoord, ouders en pm’ers maken

een praatje; bij het ophalen kunnen de ouders

nog even meespelen i.p.v. meteen weg te gaan.

oKinderen worden niet

begroet en/of gedag

gezegd. Bijv. pm’ers zijn

druk met de alledaagse

werkzaamheden en

geven de kinderen geen

aandacht.

oKinderen worden soms begroet

en/of gedag gezegd.

oKinderen worden begroet en gedag gezegd

op een kalme, geruststellende manier. Bijv.

de pm’er houdt het kind op de arm en praat

ermee.

Page 30: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 29

II-B. Brengen en halen is erop gericht dat kinderen en ouders zich prettig voelen.

oKinderen die van streek

zijn door het afscheid of

de terugkeer van ouders

worden niet getroost. Bijv.

het kind wordt genegeerd

of er wordt gezegd dat

het moet ophouden met

huilen.

oKinderen die van streek zijn

door het afscheid of de terug-

keer van ouders worden soms

getroost.

oDe gevoelens van kinderen die van streek zijn

door het afscheid of de terugkeer van ouders,

worden erkend (bijv. ‘Het is ook niet leuk als

mama weggaat om te gaan werken.’) en ze

worden getroost (bijv. vasthouden, wiegen,

aaien, samen een boekje lezen) zo lang als ze

dit nodig hebben.

oOuders worden niet

begroet en/of gedag

gezegd. Bijv. pm’ers gaan

door met hun werkzaam-

heden als ouders binnen

komen.

oOuders worden soms begroet

en/of gedag gezegd.

oOuders worden begroet en/of gedag gezegd

op een kalme, geruststellende manier. Bijv. de

pm’er en de ouder wisselen informatie uit en

vertellen elkaar over wat ze bij het kind hebben

gezien; ouders worden begroet met hun naam.

oDe gevoelens van ouders

die van streek zijn door het

afscheid van of het weer-

zien met hun kind, worden

genegeerd.

oDe gevoelens van ouders

die van streek zijn door het

afscheid van of het weerzien

met hun kind, worden erkend.

oDe gevoelens van ouders die van streek zijn

door het afscheid van of het weerzien met hun

kind, worden erkend: ‘Het is ook moeilijk om

nu te gaan werken, terwijl je liever hier zou

blijven met je kind’.

Page 31: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

30 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II. Dagschema II-C. Keuzetijd (spelen, wakker zijn) is erop gericht dat kinderen zelf het initiatief nemen tot ontdekken en

spelen.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr is geen dagelijkse

keuzetijd voor kinderen.

oEr is keuzetijd op sommige

dagen en voor sommige

kinderen. Bijv. baby’s zitten

in een box, wipstoeltje enz.

en hebben geen keuze zoals

dreumesen en peuters.

oKeuzetijd is een vast onderdeel van de dag voor

alle kinderen. Ook niet-mobiele baby’s kunnen

kiezen uit een variatie aan materialen.

Als er keuzetijd is

oKinderen maken geen

keuzes in keuzetijd. Bijv.

baby’s zitten in boxen,

schommelstoeltjes,

wipstoeltjes enz.; dreu-

mesen en peuters reageren

op initiatieven van volwas-

senen.

oKinderen maken beperkte

keuzes in keuzetijd. Bijv. elk

kind kan wel of niet meedoen

aan een knutselactiviteit; er

wordt een beperkte keuze

aangeboden, zoals alleen lego,

boekjes en materiaal uit de

huishoek, waarmee kinderen

deels hun eigen initiatieven in

praktijk kunnen brengen.

oKinderen maken veel keuzes en brengen hun

eigen ontdek- en speelideeën in praktijk tijdens

keuzetijd. Ze bepalen zelf:

• wat ze willen ontdekken of waarmee ze

willen spelen

• hoe ze willen ontdekken of spelen

• waar ze willen ontdekken of spelen

• hoe ze bewegen

Bijv. een paar dreumesen en peuters spelen

met poppen in de huishoek, een paar anderen

met auto’s in de bouwplaats; ondertussen

krijgen de baby’s verschillende materialen

aangereikt om te ontdekken en mee te spelen.

Page 32: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 31

II-C. Keuzetijd (spelen, wakker zijn) is erop gericht dat kinderen zelf het initiatief nemen tot ontdekken en spelen.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

oKinderen praten gedu-

rende de hele dag niet met

de pm’ers over hun keuzes

(plannen) en wat ze (zich

herinneren dat ze) in de

keuzetijd hebben gedaan.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

oKinderen praten op enig

moment gedurende de dag

met pm’ers over hun keuzes

(plannen) en/of wat ze (zich

herinneren dat ze) hebben

gedaan.

In groepen met dreumesen en/of peuters

oKinderen praten gedurende de dag met de

pm’ers over hun keuzes (plannen) en wat zij

(zich herinneren dat ze) hebben gedaan. Bijv.

pm’ers praten met de kinderen als zij hun

activiteit uitkiezen aan het begin van keuze-

tijd. Tijdens het opruimen, verschonen of eten

praten de volwassenen over wat zij de kinderen

zagen doen in keuzetijd.

Page 33: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

32 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II. Dagschema II-D. Bij lichamelijke verzorging horen keuzes voor kinderen.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oKinderen zijn niet actief

betrokken bij de lichamelijke

verzorging. De pm’er doet alles.

oSoms zijn kinderen actief

betrokken bij of maken zij

keuzes tijdens de lichamelijke

verzorging.

oKinderen zijn gedurende de

hele dag actief betrokken bij,

maken keuzes, en doen zelf

dingen tijdens de lichamelijke

verzorging. Bijv. het vasthouden

van een schone luier, sok of

washandje; kleding aantrekken/

uittrekken; wassen/afdrogen van

het gezicht en de handen.

oLichamelijke verzorging vindt

plaats zonder dat kinderen

er vooraf op attent gemaakt

worden.

oKinderen worden soms attent

gemaakt op lichamelijke verzor-

ging voordat deze plaatsvindt.

oKinderen worden gedurende

de hele dag attent gemaakt op

lichamelijke verzorging voordat

deze plaatsvindt. Hen wordt

verteld wat er gaat gebeuren en

ze krijgen waar nodig tijd om te

stoppen waarmee ze bezig zijn,

voordat de verzorging begint.

Bijv. ‘Als je dit boekje uit hebt,

ga ik je luier verschonen’.

Page 34: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 33

II. DagschemaII-E. Overgangen in het dagschema vloeien geleidelijk over van de ene interessante ervaring in de

volgende.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oKinderen hebben geen

keuzes tijdens overgangen

in het dagschema. Bijv.

kinderen moeten tege-

lijkertijd stoppen en

opruimen.

oKinderen hebben soms keuzes

op overgangsmomenten. Bijv.

een kind kan ervoor kiezen om

een knuffel mee te nemen als

zijn luier wordt verschoond;

kinderen zingen liedjes tijdens

het wachten totdat iedereen

aan tafel zit.

oKinderen maken keuzes tijdens overgangs-

momenten. Bijv. hoe ze van de ene kant van

de ruimte naar de andere kant gaan, wat ze

opruimen en hoe ze dit op de planken zetten;

nog even door te gaan met verven, terwijl

andere kinderen die klaar zijn hun handen

wassen.

oKinderen worden abrupt

meegenomen van de ene

activiteit naar de volgende.

Bijv. baby’s worden

opgepakt om te worden

verschoond zonder waar-

schuwing.

oPm’ers vertellen kinderen

soms wat er gaat gebeuren.

oPm’ers vertellen kinderen gedurende de hele

dag wat er gaat gebeuren. Bijv. de pm’er vertelt

de baby dat het tijd is voor de fles en praat

tegen hem over wat ze aan het doen is terwijl ze

de fles opwarmt; de pm’er kondigt de dreu-

mesen en peuters aan dat het tijd is om op te

ruimen als ze straks de muziek horen.

oKinderen wachten tot acti-

viteiten en/of zorgroutines

beginnen. Bijv. dreumesen

en peuters wachten in de

rij totdat iedereen klaar is

om naar buiten te gaan.

oKinderen gaan soms in hun

eigen tempo van de ene acti-

viteit of zorgroutine naar de

volgende.

oKinderen gaan in hun eigen tempo van de

ene activiteit of zorgroutine naar de volgende.

Bijv. tegen het einde van de groepstijd laten

pm’ers activiteiten overlappen om kinderen

de gelegenheid te geven in hun eigen tempo te

veranderen van activiteit; pm’ers zorgen dat er

verschillende ‘overgangsrituelen’ zijn zoals een

vast rijmpje of liedje, een klap- of bewegings-

spelletje.

Page 35: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

34 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II-E. Overgangen in het dagschema vloeien geleidelijk over van de ene interessante ervaring in de volgende.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

oKinderen helpen niet mee

met opruimen.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

oKinderen worden haastig door

het opruimen heen geleid.

Bijv. voorwerpen worden in de

handen van de kinderen gelegd

en er wordt gezegd dat zij ze op

de plank moeten zetten.

In groepen met dreumesen en/of peuters

oKinderen ruimen op hun eigen manier/in hun

eigen tempo op en krijgen aanmoediging en

ondersteuning van de pm’ers. Bijv. pm’ers

geven kinderen de tijd om mee te helpen

met opruimen; tijdens keuzetijd moedigen

pm’ers de kinderen aan en helpen hen bij

het opruimen van speelgoed voordat ze iets

anders pakken; na het vertrek van de kinderen

ordenen pm’ers de materialen op de planken

en ruimen de rest op.

Page 36: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 35

II. DagschemaII-F. Voedingen en maaltijden zijn kindgericht en ontspannen.

Standaardvragen

1. Geven ouders borstvoeding en/of flesvoeding in het kinderdagverblijf? Zo ja, hoe vaak? Soms? Regelmatig?

2. Worden de kinderen gevoed als ze honger hebben, zelfs als dat buiten de vastgestelde voedingen of maaltijden is?

Zo ja, hoe vaak? Soms? Regelmatig?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oBaby’s die uit een fles

drinken worden niet

vastgehouden. Bijv. een

baby die met een fles op

een kussen ligt; een pm’er

houdt een baby vast die

tegen een kussen aanligt

en voedt een andere die op

de vloer ligt.

oBaby’s die uit een fles drinken

worden soms vastgehouden.

oBaby’s die uit een fles drinken worden altijd

vastgehouden door een vaste pm’er en krijgen

alle aandacht van de pm’er. Bijv. de pm’er

praat met de baby tijdens het voeden en gaat

sensitief in op signalen.

oOudere baby’s en dreu-

mesen eten niet zelf.

Pm’ers geven kinderen te

eten omdat dit sneller gaat

of omdat er dan makke-

lijker schoon te maken is.

oSoms eten sommige oudere

baby’s en dreumesen zelf.

oAlle oudere baby’s en dreumesen eten zoveel

mogelijk zelf en worden hierbij geholpen.

Baby’s die met een lepel eten mogen hun eigen

lepel vasthouden.

oKinderen hebben geen

keuze in wat en/of hoeveel

ze eten.

oSoms hebben kinderen keuze

in wat en/of hoeveel ze eten.

oKinderen hebben keuze in wat en hoeveel ze

eten.

Page 37: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

36 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II-F. Voedingen en maaltijden zijn kindgericht en ontspannen.

oVoedingen en/of maal-

tijden vinden routinematig

zonder aandacht voor de

kinderen plaats.

oSoms vinden voedingen en/of

maaltijden niet routinematig

plaats.

oVoedingen en maaltijden zijn ontspannen.

Kinderen eten in hun eigen tempo en de lengte

van de maaltijden varieert. Volwassenen

nemen de tijd om met kinderen gesprekjes te

voeren terwijl kinderen eten.

oEr is zelden interactie

tussen kinderen en pm’ers

tijdens de maaltijden.

Bijv. pm’ers zijn druk met

andere dingen; zij houden

toezicht op de maaltijden.

oEr is beperkte interactie tussen

kinderen en pm’ers tijdens de

maaltijden. Bijv. pm’ers vragen

kinderen of ze nog meer willen

eten en wat ze op hun brood

willen.

oKinderen en pm’ers hebben plezier in hun

interacties en onderlinge communicatie, ze

zitten samen aan tafel bij het eten. Bijv. pm’ers

glimlachen, observeren en luisteren aandachtig

naar kinderen; pm’ers praten met de kinderen,

ook over andere dingen dan de maaltijd.

oAlle baby’s worden

gevoed/krijgen te eten

op vaste tijden, of ze nu

honger hebben of niet.

oSoms worden baby’s gevoed/

krijgen ze te eten als ze honger

hebben, zelfs als dat buiten

de vastgestelde voedingen of

maaltijden is.

oBaby’s worden gevoed/krijgen te eten als ze

honger hebben, zelfs als dat buiten de vastge-

stelde voedingen of maaltijden is. Dit gebeurt

na overleg met de ouders.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

oKinderen doen niet mee

met tafel dekken en

afruimen.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

oKinderen doen soms mee met

tafel dekken en afruimen. Bijv.

kinderen helpen met opruimen

na de maaltijd.

In groepen met dreumesen en/of peuters

oKinderen doen mee met tafel dekken en

afruimen en krijgen daar hulp bij.

Page 38: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 37

II. DagschemaII-G. Groepstijden verlopen soepel en flexibel, gericht op wat kinderen doen, hun ideeën en interesses.*

* Groepstijden worden gedefinieerd als samenkomsten in zowel de kleine als de grote groep, gepland of spontaan.

Groepstijden bestaan uit activiteiten met materialen en activiteiten met muziek en beweging.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr zijn geen dagelijkse

groepstijden.

oSoms zijn groepstijden een vast

onderdeel van het dagschema.

oVoor dreumesen en peuters zijn activiteiten in

de kleine en in de grote groep een vast onder-

deel van het dagschema.

Als en/of wanneer er groeps-

tijden zijn

oKinderen maken geen

keuzes in groepstijd. Bijv.

kinderen krijgen van de

pm’ers opdrachten.

oKinderen maken beperkte

keuzes in groepstijd.

oKinderen maken veel keuzes in groepstijd:

• hoe ze materialen kunnen ontdekken en

gebruiken

• hoe ze kunnen communiceren

• waar ze kunnen zitten en/of staan

• hoe ze kunnen bewegen

• wat ze kunnen zingen

Page 39: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

38 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II-G. Groepstijden verlopen soepel en flexibel, gericht op wat kinderen doen, hun ideeën en interesses.

oKinderen gebruiken de

aangereikte materialen

niet op hun eigen manier.

Bijv. pm’ers laten kinderen

een voorgeknipte vorm

beplakken zoals een konijn

of een bloem.

oSoms gebruiken kinderen de

aangereikte materialen op hun

eigen manier.

oAlle kinderen gebruiken de aangereikte

materialen op hun eigen manier.

oWat kinderen doen en

interessant vinden is niet

bepalend voor de duur van

de groepstijd. Bijv. pm’ers

verplichten kinderen om

bij een activiteit te blijven

tot alle kinderen klaar zijn.

oWat kinderen doen en interes-

sant vinden is soms bepalend

voor de duur van de groepstijd.

oWat kinderen doen en interessant vinden is

bepalend voor de duur van de groepstijd. De

tijd dat kinderen ontdekken en spelen met

materialen kan sterk variëren. Bijv. kinderen

kunnen ongestoord komen en gaan; kinderen

hebben andere keuzes als ze niet mee willen

doen met de groepsactiviteit; pm’ers ronden de

groepstijd af als kinderen interesse verliezen.

Page 40: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 39

II. DagschemaII-H. Buitenspeeltijd biedt natuurlijke zintuiglijk-motorische leermogelijkheden.

NB:

a) Als er buitenspeeltijd is ingeruimd maar niet waargenomen, scoor dan op niveau 1.

b) Waar extreme weersomstandigheden of veiligheidsoverwegingen regelmatig gebruik van een buitenspeelplaats in de

weg staan, moet een open binnenruimte, zoals een gymzaal, worden gebruikt als vervanging.

c) Als de observatie plaatsvindt op een dag die niet representatief is vanwege ongebruikelijk weer of andere speciale

omstandigheden, vink dan ‘niet geobserveerd’ aan.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr is geen dagelijkse

buitenspeeltijd.

oSoms is buitenspeeltijd deel

van het dagschema voor

sommige kinderen. Bijv. baby’s

worden niet mee naar buiten

genomen.

oBuitenspeeltijd is een vast onderdeel van het

dagschema voor alle kinderen. Pm’ers nemen

ook de baby’s elke dag mee naar buiten.

Als en/of wanneer kinderen

naar buiten gaan

o Baby’s zitten de gehele

buitenspeeltijd in boxen,

buggy’s of karren.

oBaby’s zitten enige tijd in

boxen, buggy’s of karren.

oBaby’s zitten niet of nauwelijks in boxen,

buggy’s of karren. Bijv. buggy’s of karren

worden alleen in bijzondere situaties gebruikt,

zoals bij een wandeling met niet-mobiele

baby’s of in een buitenruimte waar geen veilige

aparte babyhoek is.

oKinderen hebben geen

keuzes tijdens buitenspeel-

tijd. Volwassenen bepalen

wat kinderen doen.

oKinderen hebben een paar

keuzes tijdens buitenspeeltijd.

oKinderen hebben veel keuzes tijdens buiten-

speeltijd. Bijv. rollen, kruipen, rondlopen,

kuieren, lopen, klimmen, rennen, fietsen,

graven, schilderen, verkleden, bouwen, planten

water geven enz.

Page 41: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

40 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

II-H. Buitenspeeltijd biedt natuurlijke zintuiglijk-motorische leermogelijkheden.

oKinderen onderzoeken

materialen niet met al

hun zintuigen. Bijv. er zijn

alleen rijdende materialen,

ballen en klimtoestellen

beschikbaar.

oSoms onderzoeken kinderen

materialen met al hun

zintuigen.

oKinderen onderzoeken spel- en natuurlijke

materialen met al hun zintuigen. Bijv. kinderen

pakken vast, ruiken, proeven, dragen, en laten

ook weer vallen; ze verkennen stokjes, grote

stenen, bladeren; ze spelen in zand, kruipen op

het gras; pm’ers brengen materiaal naar buiten

dat kinderen kunnen gebruiken, zoals dekens,

matten, ballen, rackets, schepjes, emmers,

bellenblaas, blokken, fietsen enz.

Page 42: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 41

II. DagschemaII-I. Slaaptijden zijn afgestemd op de persoonlijke behoefte aan slaap en rust van de kinderen.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oAlle kinderen gaan op dezelfde

tijd naar bed en worden op

dezelfde tijd wakker gemaakt.

oSoms vallen kinderen in

slaap en worden ze wakker

volgens hun eigen ritme.

oKinderen slapen of rusten als ze moe zijn, zelfs

als dit gebeurt buiten de vastgestelde slaap-

tijden, en worden uit zichzelf wakker.

oKinderen blijven 10 minuten

of langer in hun bedje nadat ze

helemaal wakker zijn of zelfs

ongeduldig worden. Bijv. het

kind schudt de zijkanten van

het bed heen en weer; het kind

gooit speelgoed uit bed; het

kind huilt.

oSoms worden kinderen

kort nadat ze helemaal

wakker zijn, uit bed

gehaald.

oKinderen worden uit bed gehaald, begroet,

geknuffeld en verschoond zodra ze helemaal

wakker zijn.

In groepen met dreumesen en/of

peuters

oGedurende slaaptijden moeten

kinderen die niet slapen op

hun matje/matras liggen.

In groepen met dreumesen

en/of peuters

oGedurende slaaptijden

mogen kinderen die niet

slapen ook in boekjes

kijken op hun matje/

matras.

In groepen met dreumesen en/of peuters

oGedurende slaaptijden spelen kinderen die niet

slapen en kinderen die vroeg wakker zijn met

materialen en boeken op hun matje/matras of

ze mogen spelen in een van tevoren aange-

geven hoek of ruimte.

Page 43: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

42 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

Vat informatie over het dagschema samen in de twee kolommen hieronder. Gepland dagschema (weergegeven op dagschemakaarten) Feitelijk geobserveerde dagschema

Page 44: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 43

III. Volwassene-kind interactieIII-A. Kinderen hebben langetermijnrelaties met hun pedagogisch medewerkers.

Standaardvragen

1. Bent u dagelijks verantwoordelijk voor een bepaalde groep kinderen? Hoeveel?

2. Bent u de vaste verzorger van deze kinderen, of deelt u de zorg met andere pm’ers?

3. Hoe lang blijven deze kinderen bij u voordat ze doorgaan naar een andere ruimte of pm’er?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet is geobserveerd.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oElk kind wordt per dag

verzorgd door wisselende

pm’ers.

oElk kind wordt per dag verzorgd door

dezelfde groep pm’ers.

oElk kind wordt per dag verzorgd door

dezelfde vaste pm’er en hetzelfde

opvangteam. Bijv. een pm’er is als

eerste verantwoordelijk voor de zorg

van een vaste groep kinderen en de

communicatie met hun ouders.

oElk kind krijgt een vaste

p.m.’er toegewezen zonder

rekening te houden met

karakter of voorkeur van

het kind of de voorkeur

van de ouders

.

oElk kind krijgt een vaste pm’er

toegewezen, waarbij beperkt rekening

gehouden wordt met karakter of voor-

keur van het kind of de voorkeur van

de ouders Bijv. alleen in de wenperiode

kan een voorkeur aangegeven worden.

oElk kind krijgt de tijd om een voorkeur

te ontwikkelen voor een vaste p.m.’er,

waarmee rekening gehouden wordt.

Het karakter van het kind past goed bij

dat van deze persoon.

oElk kind blijft niet een jaar

of langer bij dezelfde vaste

pm’er of hetzelfde opvang-

team. Bijv. kinderen

worden elke zes maanden

doorgeschoven naar een

andere ruimte.

oElk kind blijft een jaar of langer bij

dezelfde vaste pm’er of hetzelfde

opvangteam.

oElk kind blijft zo lang als mogelijk is

bij dezelfde vaste pm’er en hetzelfde

opvangteam. Het streven in horizon-

tale groepen is ongeveer twee jaar, in

verticale groepen ongeveer vier jaar.

Page 45: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

44 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-B. Kinderen bouwen een vertrouwensband op met hun pedagogisch medewerkers.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oKinderen worden niet aangeraakt,

vastgehouden en/of toegesproken,

en/of op een gehaaste of ongeïn-

teresseerde manier aangeraakt,

vastgehouden en toegesproken.

oSoms worden kinderen op een

aandachtige, ongehaaste manier

aangeraakt, vastgehouden en

toegesproken.

oKinderen worden gedurende de

hele dag op een warme, aandach-

tige en ontspannen manier

aangeraakt, vastgehouden en

toegesproken.

oKinderen krijgen geen aandacht

van de pm’ers als ze laten zien dat

ze daar behoefte aan hebben of

erom vragen.

oSoms krijgen kinderen aandacht

van de pm’ers als ze laten zien dat

ze daar behoefte aan hebben of

erom vragen.

oKinderen hebben gedurende de

hele dag interacties met de pm’ers

als ze om aandacht vragen of

laten zien dat ze hier behoefte aan

hebben, of als ze even stoppen met

ontdekken/spelen.

Page 46: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 45

III-B. Kinderen bouwen een vertrouwensband op met hun pedagogisch medewerkers.

oKinderen horen alleen negatieve

opmerkingen van pm’ers over zich-

zelf en anderen, zoals ‘Hij maakt er

altijd een troep van’ en ‘Houd haar

in de gaten, ze is een bijter’.

oKinderen horen wel eens positieve

opmerkingen van pm’ers over

zichzelf en anderen.

oKinderen horen gedurende de hele

dag positieve opmerkingen van

pm’ers over zichzelf en anderen.

oPm’ers houden geen rekening

met het tempo van individuele

kinderen. Bijv. pm’ers laten alle

kinderen tegelijkertijd een activi-

teit starten of afronden.

oSoms houden pm’ers rekening

met het tempo van individuele

kinderen.

oGedurende de hele dag houden

pm’ers rekening met het tempo

van individuele kinderen, passend

binnen het dagschema. Bijv. als

ze naar buiten gaan, laten pm’ers

de kinderen in hun eigen tempo

door de gang naar de speelplaats

lopen en kruipen; tijdens keuzetijd

bepalen de kinderen zelf hoe lang

ze met een bepaald materiaal of in

een bepaalde hoek blijven spelen.

oKinderen laten niet zien dat ze

plezier hebben in hun interacties

met pm’ers.

oSoms laten kinderen zien dat ze

plezier hebben in hun interacties

met pm’ers.

oGedurende de hele dag laten

kinderen zien dat ze plezier hebben

in hun interacties met pm’ers.

oKinderen beginnen geen interac-

ties met pm’ers.

oKinderen beginnen soms interac-

ties met pm’ers.

oGedurende de hele dag beginnen

kinderen interacties met pm’ers.

Bijv. door bij het brengen op

schoot te kruipen, door bij het

buitenspelen een bal te brengen en

te zeggen:‘Spelen?’.

Page 47: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

46 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-C. Kinderen gaan als partners om met de pedagogisch medewerkers.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers ontdekken en spelen

niet met de kinderen op

ooghoogte.

oSoms ontdekken en spelen

pm’ers met de kinderen op

ooghoogte.

oOp elk moment van de dag ontdekken en

spelen pm’ers met de kinderen op hun

ooghoogte.

oKinderen spelen of ontdekken

niet in de buurt van pm’ers

die naar ze kijken en luis-

teren. Bijv. kinderen worden

genegeerd door pm’ers; pm’ers

praten met elkaar terwijl de

kinderen spelen.

oSoms spelen of ontdekken

kinderen in de buurt van

pm’ers die naar ze kijken

en luisteren.

oOp elk moment van de dag spelen of ontdekken

kinderen in de buurt van pm’ers die naar ze

kijken en luisteren. Bijv. in keuzetijd maakt een

dreumes autogeluiden bij het voortduwen van

zijn auto. Zijn pm’er imiteert wat hij doet door

dezelfde geluiden te maken; tijdens de lunch

ziet de pm’er dat een kind voor het eerst zelf

haar beker oppakt en drinkt. Ze zegt: ‘Je drinkt

helemaal zelf uit je beker!’.

oKinderen en pm’ers zijn niet

betrokken bij uitwisseling

en gesprekken met gebaren,

geluiden en/of woorden.

oSoms zijn kinderen en

pm’ers betrokken bij

uitwisseling en gesprekken

met gebaren, geluiden en/

of woorden.

oOp elk moment van de dag communiceren

kinderen en pm’ers in uitwisselingen en

gesprekjes met gebaren, geluiden en/of

woorden.

Page 48: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 47

III-C. Kinderen gaan als partners om met de pedagogisch medewerkers.

oGedurende de hele dag horen

kinderen veel directieve

opdrachten van pm’ers: ‘Haal

dat uit je mond!’, ‘Kom hier!’,

‘Ga nu je handen wassen!’

oGedurende de hele dag

horen kinderen nogal eens

directieve opdrachten van

pm’ers.

oGedurende de hele dag horen kinderen nauwe-

lijks directieve opdrachten van pm’ers. Bijv.

pm’ers spreken op een prettige, rustige toon

terwijl ze zeggen: ‘Het is tijd om je handen

te wassen, we gaan zo aan tafel’; ‘Je kunt een

boekje meenemen naar je bed’; ‘Kom, dan gaan

we ons klaarmaken om naar buiten te gaan,

dus pak je jas maar’; ‘Zachtjes aaien, alsje-

blieft.’

oGedurende de hele dag horen

kinderen niet of nauwelijks

bevestiging en aanmoedi-

ging van de pm’ers. Bijv.

pm’ers houden toezicht op de

kinderen en/of zijn druk bezig

met routinetaken.

oGedurende de hele dag

horen kinderen enige

bevestiging en aanmoedi-

ging van pm’ers.

oGedurende de hele dag horen kinderen alleen

maar bevestiging en aanmoediging van de

pm’ers die betrekking hebben op hun gedrag,

belangstelling, ideeën en gevoelens: ‘Dat is

een lange druppel verf’, ‘Wat ben je aan het

bouwen met je blokken?’, ‘Kijk, nu staat je

toren rechtop!’, ‘Je lacht, jij vindt bananen

zeker erg lekker.’

Page 49: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

48 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-D. Pedagogisch medewerkers respecteren en stimuleren het taalgebruik van de kinderen en stimuleren

ze om te genieten van gesproken en geschreven taal.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers besteden niet

bewust aandacht aan de

woordenschatontwikke-

ling van de kinderen, of

doen dit op een directieve

manier, bijv. ‘Wijs de koe

aan’, ‘Pak de rode blokjes’,

‘Zeg me maar na: pin-da-

kaas!’.

oPm’ers besteden aandacht

aan de woordenschatontwik-

keling van de kinderen, maar

doen dit niet systematisch.

Bijv. ze stellen wel vragen,

maar stemmen die niet af op

het taalniveau van het kind; ze

lezen vaak voor, maar selec-

teren niet wat in het verhaal

nieuwe, belangrijke woorden

voor de kinderen zijn en hoe ze

die kunnen aanbieden.

oPm’ers besteden bewust aandacht aan de

woordenschatontwikkeling van de kinderen.

Ze doen dit systematisch en op een actieve,

speelse manier:

• door op allerlei manieren te communiceren

met de kinderen (observeren, luisteren

en reageren; open vragen stellen die afge-

stemd zijn op het taalniveau van het kind;

beschrijven wat het kind doet; samenvatten

wat het kind verteld heeft; zorgen dat

kinderen met elkaar in gesprek raken);

• door nieuwe woorden aan te bieden in een

zinvolle context (bijv. met een prentenboek,

thematafel, ontdekactiviteit) en een keuze

te maken welke woorden voor de kinderen

nieuw en belangrijk zijn;

• door de kinderen dagelijks te laten genieten

van prentenboeken, liedjes, rijmpjes en

versjes.

Page 50: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 49

III-D. Pedagogisch medewerkers respecteren en stimuleren het taalgebruik van de kinderen en stimuleren ze om te genieten van gesproken en geschreven taal.

oPm’ers lezen niet dagelijks

voor. Als ze voorlezen,

doen ze dit niet op een

interactieve manier.

De pm’er leest voor, de

kinderen moeten luisteren.

De pm’er gebruikt geen

ondersteunende materi-

alen bij het boek.

oPm’ers lezen dagelijks voor

(bijv. voor het slapen gaan) en

geven zo nu en dan ruimte aan

de eigen inbreng van kinderen

en/of gebruiken enkele onder-

steunende materialen bij het

boek.

oPm’ers lezen dagelijks voor uit prentenboeken

en doen dit op een interactieve manier. Ze

gebruiken diverse materialen die bij het boek

horen (zoals handpoppen en knuffels, een

vertelkoffer met attributen, verkleedkleren),

geven ruimte aan de eigen inbreng van

kinderen en moedigen ze aan het verhaal uit te

spelen, erover te praten en zelf ‘voor te lezen’.

oPm’ers zingen wel met

de kinderen, maar zijzelf

bepalen wat er gezongen

wordt. Liedjes, rijmpjes

en versjes maken geen

deel uit van de dagelijkse

routine.

oPm’ers besteden dagelijks

aandacht aan liedjes, rijmpjes

en versjes. Soms laten ze de

kinderen kiezen, maar ze geven

daarbij geen ondersteuning

in de vorm van kaarten of een

map met afbeeldingen.

oPm’ers bouwen met de kinderen een repertoire

op van liedjes, rijmpjes en versjes. Kinderen

kiezen dagelijks, bijv. tijdens de begroetings-

kring aan het begin van de dag, welke liedjes

ze willen zingen. De liedjes staan op losse

kaarten of in een keuzemap, voorzien van voor

de kinderen te ‘lezen’ tekeningen, foto’s of

symbolen.

Page 51: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

50 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-E. Kinderen voeren hun voornemens uit.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oZelden mogen kinderen zich bezig-

houden met eigen interesses en initia-

tieven, zelf problemen oplossen en/of

worden ze aangemoedigd om dingen te

doen die ze nog niet kunnen.

oSoms mogen kinderen zich bezig-

houden met eigen interesses en

initiatieven. Bijv. kinderen houden

zich alleen bezig met eigen interesses

tijdens keuzetijd en buitenspeeltijd;

gedurende sommige groepstijden

houden kinderen zich bezig met wat ze

interesseert.

oDagelijks terugkerend

zijn er onderdelen in

het dagschema waarin

kinderen zich bezighouden

met eigen interesses

en initiatieven, en zelf

problemen oplossen.

oZelden mogen kinderen zelfstandig

dingen doen die ze zelf kunnen

en/of willen doen. Bijv. de pm’ers

laten persoonlijke bezigheden zoals

aankleden niet over aan de kinderen

zelf.

oSoms mogen kinderen zelfstandig

dingen doen die ze zelf kunnen en/of

willen doen.

oGedurende de hele dag

mogen kinderen zelf-

standig dingen doen die ze

zelf kunnen en/of willen

doen.

Page 52: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 51

III-E. Kinderen voeren hun voornemens uit.

oKinderen worden berispt voor hun

eigen initiatieven, of hun initiatieven

worden genegeerd Bijv. ‘Nee, je mag de

klei niet van de knutseltafel pakken’,

‘Jij gaat geen verf meer gebruiken,

want je knoeit er altijd mee.’

oSoms krijgen de kinderen onder-

steuning van de pm’er bij hun eigen

initiatieven.

oGedurende de hele dag

krijgen kinderen onder-

steuning van de pm’er bij

hun eigen inspanningen,

ideeën en initiatieven.

oKinderen krijgen complimentjes

(‘Goed gedaan!’ , ‘Wat zit je mooi

rustig!’) en/of beloningen (stickers) als

ze iets presteren of doen wat de pm’er

vraagt.

oSoms krijgen kinderen complimentjes

en/of beloningen voor hun initiatieven

en prestaties.

oKinderen krijgen aanmoe-

diging voor hun presta-

ties. Bijv. ‘Je hebt de bal

gerold’, ‘Dankjewel dat

je de kaas op tafel hebt

gelegd’, ‘Je bent helemaal

naar mij gekropen!’, ‘Je

hebt alle zachte blokken op

elkaar gestapeld’.

oKinderen hebben geen keuzes bij het

uitvoeren van alledaagse taken.

oKinderen hebben soms keuzes bij het

uitvoeren van alledaagse taken.

oGedurende de hele dag

hebben kinderen keuzes

bij het uitvoeren van alle-

daagse taken.

Page 53: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

52 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-F. Kinderen vormen onderling sociale relaties.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oMeestal kunnen niet-

mobiele kinderen de

andere kinderen niet zien.

Bijv. kinderen worden aan

hun kant van de ruimte

gehouden; het zicht van

de kinderen is belemmerd

door planken; kinderen in

boxen, wipstoeltjes, enz.

oSoms kunnen niet-mobiele

kinderen de andere kinderen

zien.

oGedurende de hele dag kunnen niet-mobiele

kinderen naar de andere kinderen kijken en/

of met ze communiceren. Bijv. er worden

afgeschermde plekken voor niet-mobiele

kinderen gemaakt waar ze op de vloer kunnen

zitten en naar de andere kinderen kunnen

kijken; de pm’er heeft een baby op de vloer

gezet en kussens er omheen gelegd om hem te

beschermen tegen mobiele kinderen; gedu-

rende buitenspeeltijd heeft de pm’er een deken

op het gras gelegd in de buurt van de zandbak,

en een baby erop gelegd zodat ze kan kijken

naar de kinderen die in de zandbak aan het

spelen zijn; gedurende keuzetijd heeft een

volwassene twee baby’s naast elkaar op een

deken gezet. Ze kijken naar elkaar en kirren.

Page 54: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 53

III-F. Kinderen vormen onderling sociale relaties.

oKinderen hebben geen

interactie met andere

kinderen op een vrien-

delijke, belangstellende

manier. Bijv. kinderen

pakken dingen van andere

kinderen af; kinderen

slaan elkaar.

oSoms hebben kinderen inter-

actie met andere kinderen op

een vriendelijke, belangstel-

lende manier.

oSoms laten kinderen voor-

keuren voor andere kinderen

zien.

oSoms wordt de communicatie

tussen kinderen verwoord door

een pm’er.

oGedurende de hele dag hebben kinderen inter-

acties met andere kinderen op een vriendelijke,

belangstellende manier. Bijv. ze helpen elkaar

als ze vallen, kijken samen in een boek, voeren

gesprekjes met elkaar, knuffelen elkaar.

oGedurende de hele dag trekken kinderen op

met andere kinderen waarnaar hun voorkeur

uitgaat of geven ze aan in de gaten te hebben

als ze niet aanwezig zijn. Bijv. ze kiezen om

samen iets te doen in keuzetijd, houden een

plekje vrij voor een ander kind in de begroe-

tingskring.

oGedurende de hele dag wordt de communicatie

tussen kinderen verwoord door een pm’er.

oGedurende de hele dag spelen dreumesen en

peuters naast en/of met andere kinderen met

dezelfde materialen. Bijv. gedurende groepstijd

verven drie kinderen naast elkaar op een groot

vel papier op de vloer; gedurende buitenspeel-

tijd zitten een paar kinderen in een kringetje in

het gras en rollen een bal naar elkaar toe.

oKinderen laten geen

voorkeuren voor andere

kinderen zien. Bijv.

kinderen spelen alleen.

oDe communicatie tussen

kinderen wordt niet

verwoord door een pm’er.

oDreumesen en peuters

spelen niet naast of met

andere kinderen met

dezelfde materialen.

oSoms spelen dreumesen en

peuters naast of met andere

kinderen met dezelfde materi-

alen.

Page 55: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

54 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

III. Volwassene-kind interactieIII-G. Pedagogisch medewerkers betrekken dreumesen en peuters bij het oplossen van conflicten.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oDe meeste kinderen die een

conflict hebben worden niet opge-

merkt of genegeerd door pm’ers.

oSommige kinderen die een conflict

hebben krijgen positieve aandacht

van een pm’er. Bijv. een kind dat

is geduwd of gebeten, of waarvan

het speelgoed is afgepakt, krijgt

aandacht van de pm’er, wordt

vastgehouden en getroost.

oElk kind dat betrokken is bij een

conflict krijgt positieve aandacht

van een pm’er die bereid is om te

helpen als dat nodig is.

oP.m.’ers berispen en/of straffen

kinderen bij conflictsituaties. Bijv.

‘Het is niet eerlijk om speelgoed

van anderen af te pakken, geef

het terug!’, ‘Ga jij daar maar even

rustig zitten’, ‘Je mag dit pas

hebben als je sorry zegt!’

oVolwassenen confronteren

kinderen bij conflictsituaties met

uitspraken over goede manieren

en gewenst gedrag. Bijv. ‘Wij slaan

geen vriendjes’, ‘Zeg sorry’, ‘Je

moet delen’.

o Elk kind dat een conflict heeft

krijgt respectvolle ondersteuning.

Volwassenen bezweren het conflict

door:

• de kinderen rustig te benaderen

en gedrag dat pijn veroorzaakt te

stoppen;

• de gevoelens van kinderen te

erkennen en te benoemen.

Page 56: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 55

III-G. Pedagogisch medewerkers betrekken dreumesen en peuters bij het oplossen van conflicten.

oAan kinderen die een conflict

hebben wordt niet gevraagd naar

het probleem. Bijv. de pm’er pakt

het speelgoed af en geeft het terug

aan het eerste kind; de pm’er legt

het speelgoed weg.

oSommige kinderen die een conflict

hebben zijn soms betrokken bij het

vaststellen van het probleem. Bijv.

de pm’er vraagt wat er gebeurd is

en trekt haar eigen conclusie; de

pm’er vraagt maar aan één kind

wat er is gebeurd.

oElk kind dat een conflict heeft is

betrokken bij het vaststellen van

het probleem. P.m.’ers betrekken

kinderen bij het aangeven van wat

het probleem is door:

• informatie te verzamelen over

wat er gebeurd is;

• het probleem in het kort samen te

vatten.

oPm’ers lossen problemen voor

kinderen op zonder uitleg te geven.

Kinderen die een conflict hebben

zijn niet betrokken bij het vinden

van een oplossing. Bijv. ‘Je moet

die auto teruggeven, want hij had

hem het eerst’, ‘Jij hebt niet zoveel

blokken nodig, dus zij mag er ook

een paar’.

oPm’ers leggen soms hun eigen

ideeën op over hoe conflicten opge-

lost moeten worden en kiezen een

oplossing, of betrekken sommige

kinderen die een conflict hebben

bij het vinden van een oplossing.

Bijv. een kind stelt voor om samen

te delen en de pm’er kiest deze

oplossing, zonder een ander kind

te vragen of zij het hiermee eens is.

o Elk kind dat een conflict heeft is

betrokken bij het proces van het

vinden en kiezen van een oplossing

voor het probleem:

Pm’ers moedigen kinderen aan

oplossingen te bedenken of reiken

zelf keuzes aan, en kiezen samen

met de kinderen een oplossing uit.

Bijv. de pm’er vraagt: ‘Willen jullie

mijn idee horen?’

Kinderen krijgen van de pm’ers

ondersteuning bij het uitvoeren

van de oplossing, als dat nodig is.

Page 57: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

56 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

IV. Plannen en observeren binnen het programmaIV-A. Pedagogisch medewerkers gebruiken een uitgebreid programma als leidraad voor hun

activiteiten met baby’s, dreumesen en peuters.

Standaardvragen

1. Gebruikt u een of meer programma’s? Zo ja, welk(e) ?

2. Gebruikt u het programma om dagelijks beslissingen te nemen over wat u baby’s en dreumesen leert?

Zo ja, hoe?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers gebruiken geen uitge-

breid programma. Bijv. pm’ers

gaan af op hun intuïtie en/

of wat zij zelf en hun collega’s

hebben bedacht.

oPm’ers gebruiken soms een uitgebreid

programma. Bijv. pm’ers gebruiken

een programma in combinatie met

activiteiten uit andere bronnen en/

of gebruiken een combinatie van

programma’s.

oPm’ers gebruiken één uitge-

breid programma (bijv. Kalei-

doscoop of Piramide) gericht

op de brede ontwikkeling van

kinderen.

oDe pm’ers weten niet op

welk(e) theorie, onderzoek

of bewezen praktijk het

programma gebaseerd is.

oDe pm’ers weten van sommige onder-

delen op welk(e) theorie, onderzoek

of bewezen praktijk het programma

gebaseerd is.

oDe pm’ers weten op welk(e)

theorie, onderzoek of bewezen

praktijk het programma geba-

seerd is.

oEr zijn geen pedagogisch-

didactische uitgangspunten en

ontwikkelingsdoelen gefor-

muleerd als grondslag voor de

dagelijkse praktijk.

oEr zijn enige pedagogisch-didactische

uitgangspunten en ontwikkelings-

doelen geformuleerd als grondslag

voor de dagelijkse praktijk.

oDe pedagogisch- didactische

uitgangspunten en ontwikke-

lingsdoelen die ten grondslag

liggen aan de uitvoering van

het programma in de dage-

lijkse praktijk, zijn vastgelegd.

Page 58: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 57

IV. Plannen en observeren binnen het programmaIV-B. Pedagogisch medewerkers observeren kinderen.

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers observeren niet en luisteren

niet aandachtig naar kinderen.

Bijv. pm’ers zijn druk met routine-

taken.

oSoms observeren pm’ers kinderen

en luisteren zij er aandachtig naar.

oGedurende de hele dag observeren

pm’ers de kinderen en luisteren

zij aandachtig terwijl de kinderen

ontdekken en spelen, en houden ze

zich daarnaast bezig met alle-

daagse taken.

Als pm’ers kinderen observeren

oPm’ers hebben vooral aandacht

voor de kinderen als er conflicten

of problemen ontstaan. Bijv.

pm’ers houden toezicht; ‘De

blokken moet je delen’.

oPm’ers hebben aandacht voor de

talenten en interesses van kinderen

op een aantal ontwikkelingsge-

bieden.

oPm’ers hebben aandacht voor de

talenten en interesses van kinderen

binnen alle ontwikkelingsgebieden.

oPm’ers maken geen aantekeningen

om te onthouden wat ze zien en

horen.

oPm’ers maken soms aantekeningen

om te onthouden wat ze zien en

horen.

oGedurende de hele dag maken

pm’ers aantekeningen om te

onthouden wat ze zien en horen,

voor later gebruik in de planning

en om te bespreken met ouders.

Page 59: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

58 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

IV. Plannen en observeren binnen het programmaIV-C. Pedagogisch medewerkers bespreken, interpreteren en registreren kindobservaties.

Standaardvragen

1. Praat u met uw collega’s op de groep over wat u de kinderen ziet doen en hoort zeggen? Zo ja, wanneer?

2. Hoe interpreteert u wat u ziet en hoort dat de kinderen doen en zeggen?

Brengt u uw kindobservaties bijv. in verband met het zich ontwikkelende zelfbeeld, sociale relaties, creatieve

representatie, beweging, communicatie en taal?

3. Registreert u uw kindobservaties op de een of andere manier? Zo ja, hoe? Hoe vaak?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet geobserveerd is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers bespreken zelden onder-

ling wat ze kinderen zien doen en

horen zeggen. Bijv. pm’ers bespreken

alleen problemen die ze hebben met

kinderen; pm’ers wisselen gedurende

de dag korte opmerkingen met elkaar

uit.

oPm’ers bespreken regel-

matig onderling wat zij

de kinderen zien doen en

horen zeggen.

oPm’ers bespreken dagelijks onderling

wat ze de kinderen zien doen en horen

zeggen. Bijv. pm’ers bespreken met

elkaar wat er gebeurde in de kleine

groep of in een bepaalde hoek waar ze

meegespeeld hebben.

oPm’ers kunnen de activiteiten en

communicatie van de kinderen niet

onderbrengen bij de ontwikkelingsge-

bieden.

oPm’ers kunnen de activi-

teiten en communicatie

van de kinderen voor een

deel onderbrengen bij de

ontwikkelingsgebieden.

o Pm’ers kunnen de activiteiten en

communicatie van de kinderen onder-

brengen bij de ontwikkelingsgebieden.

oPm’ers registreren zelden systematisch

hun observaties van kinderen.

oPm’ers registreren voor

een deel systematisch hun

observaties van kinderen.

oPm’ers registreren systematisch hun

observaties van kinderen om een door-

lopend verslag van de ontwikkeling

van elk kind te maken, dat kan worden

uitgewisseld met ouders en andere

pm’ers.

Page 60: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 59

IV. Plannen en observeren binnen het programmaIV-D. Pedagogisch medewerkers plannen manieren om individuele kinderen te ondersteunen.

Standaardvragen

1. Hoe vaak plant u manieren om kinderen te ondersteunen?

2. Hoe beslist u wat u voor kinderen plant? Plant u bijv. op basis van wat kinderen al kunnen, wat ze nog niet kunnen,

favoriete activiteiten die u graag doet met de kinderen, doelen van het programma die u hebt voor de kinderen?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers plannen niet.

oPm’ers plannen zo nu en dan.

oPm’ers plannen dagelijks.

Als en wanneer ze plannen

oPm’ers plannen als de

kinderen aanwezig en wakker

zijn.

oPm’ers plannen soms zonder

de kinderen of als ze slapen.

oPm’ers plannen regelmatig zonder de kinderen of

als ze slapen.

oPm’ers maken groepsplannen

om kinderen te leren dingen

te doen die ze nog niet kunnen

of waarvoor ze geen interesse

hebben. Bijv. ‘Laten we eens

beginnen met binnen de lijn-

tjes te kleuren.’

oPm’ers maken plannen

op basis van doelen en/of

activiteiten. Bijv. ‘We gaan de

herfstactiviteit doen’ , ‘Kom,

we gaan de thematafel klaar-

zetten.’

oPm’ers maken plannen op basis van hun observa-

ties en de talenten, mogelijkheden en interesses

van elk kind, rekening houdend met de ontwik-

kelingsgebieden die de pm’er wil stimuleren. Ze

leggen hun plannen vast op papier.

Page 61: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

60 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

IV. Plannen en observeren binnen het programmaIV-E. Pedagogisch medewerkers werken nauw samen op de groep en delen de verantwoordelijkheden voor

het plannen en uitvoeren van activiteiten binnen het programma.

Standaardvragen:

1. Overlegt u met uw collega’s op de groep regelmatig over de planning? Hoe vaak doen jullie dit?

2. Wie is verantwoordelijk voor de planning?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oDe pm’ers overleggen niet

regelmatig over de planning

van activiteiten binnen het

dagschema.

oDe pm’ers overleggen een of twee

keer per week over de planning van

activiteiten binnen het dagschema.

oDe pm’ers overleggen dagelijks over de

planning van activiteiten binnen het

dagschema.

oEen van de pm’ers is hoofd-

verantwoordelijk en plant alle

activiteiten.

oEen van de pm’ers is hoofdverant-

woordelijk en plant soms activi-

teiten met andere pm’ers samen.

oPm’ers op de groep nemen allen

gelijkwaardig deel aan de planning van

activiteiten.

oGroepshulpen spelen een

ondergeschikte, niet- educa-

tieve rol. Bijv. tafels afnemen,

materialen klaarzetten.

oGroepshulpen nemen soms deel

aan de activiteiten van de kinderen

en/of begeleiden deze soms.

oAlle volwassenen op de groep nemen

deel aan de activiteiten van de

kinderen en begeleiden deze.

Page 62: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 61

V. Ouderbetrokkenheid V-A. Het programma heeft een veelzijdig aanbod op het gebied van ouderparticipatie.

Standaardvragen

1. Worden ouders/verzorgers geïnformeerd over en betrokken bij het programma? Zo ja, hoe?

2. Moedigt het programma ouderparticipatie aan? Zo ja, hoe?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr zijn geen activi-

teiten of materialen

om ouders/verzorgers

te betrekken bij het

programma.

oHet programma voorziet

in een aantal op ouders/

verzorgers gerichte

activiteiten of materi-

alen, met de bedoeling

ze te betrekken bij het

programma.

o Er zijn veel keuzemogelijkheden voor ouders/verzor-

gers, overeenkomend met een verscheidenheid aan

interesses en rekening houdend met hun (beperkte)

tijd.

Ouders/verzorgers hebben bijv. de mogelijkheid om:

• mee te helpen in de groep;

• materialen in te brengen;

• ouderbijeenkomsten en -workshops bij te wonen;

• een nieuwsbrief voor ouders/verzorgers te lezen of

daar een bijdrage aan te leveren;

• te participeren in de oudercommissie;

• met de groepsleiding over de ontwikkeling van hun

kind te praten;

• de ontwikkeling van hun kind thuis te

ondersteunen.

oHet programma

moedigt ouderpartici-

patie niet aan.

oHet programma moedigt

ouderparticipatie zo nu en

dan aan.

o Het programma moedigt ouderparticipatie aan.

Bijv. door voorzieningen te treffen voor kinderopvang

tijdens ouderactiviteiten, activiteiten te organiseren

op tijden die voor ouders/verzorgers gunstig zijn,

contacten tussen ouders/verzorgers onderling te

stimuleren.

Page 63: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

62 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

V. Ouderbetrokkenheid V-B. Pedagogisch medewerkers en ouders/verzorgers onderhouden informele contacten om informatie uit

te wisselen over recente activiteiten en belevenissen.

Standaardvraag

Heeft u informele contacten met ouders/verzorgers over de dagelijkse belevenissen van hun kinderen? Zo ja:

a) Hoe verlopen die contacten?

b) Hoe vaak heeft u die contacten?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers en ouders/verzor-

gers hebben geen infor-

mele contacten.

oPm’ers en ouders/verzorgers

hebben zo nu en dan informele

contacten.

oPm’ers en ouders/verzorgers hebben regel-

matig informele contacten om elkaar op de

hoogte te houden van recente ervaringen van

het kind. Ze spreken elkaar bij het brengen en

halen, geven wederzijds dingen mee die het

kind gemaakt heeft, geven briefjes mee.

oPm’ers gaan met ouders/

verzorgers om op een

gehaaste, niet aandach-

tige of ongeïnteresseerde

manier.

oPm’ers gaan respectvol met

ouders/verzorgers om.

oPm’ers gaan respectvol met ouders/verzorgers

om op een belangstellende en rustige manier.

Informele gesprekken gaan over het kind, het

programma en zaken die hen interesseren en

bezig houden.

Page 64: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 63

V. Ouderbetrokkenheid V-C. Pedagogisch medewerkers moedigen ouders/verzorgers aan om binnen het programma deel te nemen

aan activiteiten met kinderen.

Standaardvragen

1. Geeft u informatie aan ouders/verzorgers over activiteiten van het kind? Zo ja, hoe?

2. Moedigt u ouders/verzorgers aan om deel te nemen aan activiteiten binnen het programma? Zo ja, hoe?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers gaan veelal gesprekken met

ouders/verzorgers over activiteiten

van het kind uit de weg.

oPm’ers reageren positief op

vragen van ouders/verzorgers

over activiteiten van het kind.

oPm’ers benaderen ouders/verzorgers actief

om een gesprek aan te gaan over activi-

teiten van het kind.

o Ouders/verzorgers worden niet

uitgenodigd of aangemoedigd

om mee te doen in de groep, mee

te gaan met uitstapjes of deel te

nemen aan andere activiteiten met

kinderen.

Bijv. ze mogen maar in een beperkt

deel van de ruimte komen als ze

het kind brengen of halen; er is

geen intekenlijst voor uitstapjes.

o Ouders/verzorgers worden

zo nu en dan uitgenodigd of

aangemoedigd om deel te

nemen aan sommige activi-

teiten met kinderen.

Bijv. ze kunnen meegaan met

een uitstapje, maar krijgen dan

voornamelijk een verzorgende

of toeziende taak.

oOuders/verzorgers worden vaak uitgeno-

digd of aangemoedigd om deel te nemen

aan een verscheidenheid aan activiteiten

met kinderen. Bijv. ze spelen een actieve

rol bij dagelijkse activiteiten, speciale

gebeurtenissen en uitstapjes; ze brengen

kosteloze materialen mee; ze helpen bij het

maken en repareren van speelgoed of het

inrichten van hoeken.

Page 65: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

64 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

V. Ouderbetrokkenheid V-D. Pedagogisch medewerkers en ouders/verzorgers wisselen informatie uit over het programma in

relatie tot de ontwikkeling van het kind.

Standaardvragen

1. Informeert u ouders/verzorgers over het programma in relatie tot de ontwikkeling van het kind? Zo ja, hoe?

2. Hebben ouders/verzorgers een eigen inbreng in het programma in relatie tot de ontwikkeling van het kind? Zo ja,

hoe?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers en ouders/

verzorgers wisselen geen

informatie uit over het

programma in relatie tot

de ontwikkeling van het

kind.

o Pm’ers voorzien ouders/

verzorgers van informatie over

het programma in relatie tot de

ontwikkeling van het kind.

Bijv. ouders/verzorgers

ontvangen een informatie-

pakket; pm’ers vertellen hoe

het programma werkt.

o Pm’ers en ouders/verzorgers wisselen infor-

matie uit over het programma in relatie tot de

ontwikkeling van het kind.

Bijv. Pm’ers sturen regelmatig een nieuws-

brief over het programma en nodigen ouders/

verzorgers uit te reageren; tijdens ouderwork-

shops over het programma vinden gesprekken

plaats; er wordt regelmatig informeel uitleg

gegeven bij activiteiten; observaties worden

gedeeld en vragen beantwoord.

oPm’ers vragen geen

inbreng van ouders/

verzorgers in het

programma in relatie tot

de ontwikkeling van het

kind.

oPm’ers vragen soms inbreng

van ouders/verzorgers in het

programma in relatie tot de

ontwikkeling van het kind.

oPm’ers vragen regelmatig inbreng van ouders/

verzorgers in het programma in relatie tot de

ontwikkeling van het kind.

Page 66: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 65

V. Ouderbetrokkenheid V-E. Pedagogisch medewerkers wisselen met ouders/verzorgers informatie uit over hoe zij thuis het kind

(kunnen) ondersteunen en stimuleren in zijn ontwikkeling.

Standaardvraag

Wisselt u met ouders/verzorgers informatie uit over hoe zij thuis de ontwikkeling van het kind (kunnen) onder-

steunen? Zo ja, hoe?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oPm’ers en ouders/verzor-

gers wisselen geen ideeën

en materialen uit om de

ontwikkeling van het kind

thuis te ondersteunen.

oPm’ers en ouders/verzorgers

wisselen af en toe ideeën en

materialen uit om de ontwik-

keling van het kind thuis te

ondersteunen.

o Pm’ers en ouders/verzorgers wisselen regel-

matig ideeën en materialen uit om de ontwik-

keling van het kind thuis te ondersteunen.

Bijv. ideeën over het gebruik van gewone

huishoudelijke voorwerpen als ontwikkelings-

materiaal, het benutten van dagelijkse gezins-

activiteiten voor de sociale ontwikkeling, het

spelenderwijs stimuleren van de taalontwikke-

ling door voorlezen en liedjes zingen.

oPm’ers verwachten geen

inbreng van ouders/

verzorgers als het erom

gaat hoe zij de ontwik-

keling van het kind thuis

(kunnen) ondersteunen.

oPm’ers verwachten soms

inbreng van ouders/verzor-

gers als het erom gaat hoe zij

de ontwikkeling van het kind

thuis (kunnen) ondersteunen.

oPm’ers verwachten inbreng van ouders/verzor-

gers als het erom gaat hoe zij de ontwikkeling

van het kind thuis (kunnen) ondersteunen, en

breiden hun ideeën uit met extra bronnen en

hulpmiddelen.

Page 67: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

66 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

V. Ouderbetrokkenheid V-F. Ouders/verzorgers zijn vertegenwoordigd in een advies- of beleidscommissie.

Standaardvraag

Heeft het programma een advies- of beleidscommissie? Zo ja:

a) Wie zijn er vertegenwoordigd in de commissie?

b) Hoe vaak komt de commissie bijeen?

c) Welke rol hebben de leden?

1 o 2 o 3 o 4 o 5 o

o Vink hier aan als dit onderdeel niet besproken is.

Niveau 1 Niveau 3 Niveau 5 Ondersteunend bewijs/Anekdotes

oEr is geen advies- of

beleidscommissie.

oEr is wel een advies- of beleids-

commissie, maar die komt niet

regelmatig bijeen.

oEr is een advies- of beleidscommissie, die

regelmatig bijeenkomt volgens een vast

rooster.

oOuders/verzorgers zijn

niet vertegenwoordigd in

een advies- of beleidscom-

missie.

oOuders/verzorgers zijn beperkt

vertegenwoordigd in een

advies- of beleidscommissie.

oOuders/verzorgers hebben volledige zeggen-

schap in een advies- of beleidscommissie.

oOuders/verzorgers hebben

geen invloed op het

programmabeleid.

oOuders/verzorgers kunnen

soms meepraten of stemmen

over het programmabeleid.

oOuders/verzorgers wonen vergaderingen bij

en hebben invloed bij het vaststellen van het

beleid.

Page 68: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 67

Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling

Instrument ter bevordering van kwaliteit in kindercentra 0-4 jaar

Samenvatting

Naam observator:

Datum van beëindigen observatie:

Vul voor elk item het numerieke niveau (1, 2, 3, 4 of 5) in. Zie pagina 14 en 15 voor de uitleg bij het scoren. Als een item niet is gescoord, vul dan NG in.

Page 69: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

68 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

I. Speelleeromgeving

____ A Ruimte voor spel en beweging

____ B Materialen zijn beschikbaar en toegankelijk

____ C Foto’s en producten van de kinderen

____ D De buitenspeelruimte is veilig, toegankelijk en uitdagend

II. Dagschema

____ A Het dagschema is voorspelbaar en flexibel

____ B Brengen en halen verloopt prettig en soepel

____ C In keuzetijd staat het initiatief van het kind centraal

____ D Keuze van kinderen bij lichamelijke verzorging

____ E Overgangsmomenten verlopen soepel

____ F Voedingen/maaltijden zijn kindgericht

____ G Groepstijden verlopen soepel en flexibel

____ H Buitenspeeltijd biedt natuurlijke leermogelijkheden

____ I Slaaptijden afgestemd op persoonlijke behoefte

Page 70: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

© Nederlands Jeugdinstituut 2010 69

III. Volwassene-kind interactie

____ A Langetermijnrelaties tussen volwassenen en kinderen

____ B Vertrouwen tussen kinderen en volwassenen

____ C Kinderen en volwassenen zijn partners

____ D Taalstimulering en genieten van taal

____ E Voornemens van kinderen

____ F Sociale relaties tussen kinderen

____ G Conflictbeheersing

IV. Plannen en observeren binnen het programma

____ A Pedagogisch medewerkers gebruiken een uitgebreid programma

____ B Pedagogisch medewerkers observeren kinderen

____ C Pedagogisch medewerkers bespreken en registreren observaties

____ D Pedagogisch medewerkers plannen

____ E Pedagogisch medewerkers werken nauw samen

Page 71: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

70 © Nederlands Jeugdinstituut 2010

V. Ouderbetrokkenheid

____ A Veelzijdig aanbod ouderparticipatie

____ B Informele contacten

____ C Deelname aan activiteiten met kinderen

____ D Informatie-uitwisseling over programma en ontwikkeling kind

____ E Informatie-uitwisseling over ontwikkelingsstimulering thuis

____ F Advies- of beleidscommissie

Gescoord

____ Aantal items aangevinkt met NG

____ Aantal items gescoord

(31 minus het aantal niet-gescoorde items, aangevinkt met NG)

____ Totaal score

(Som van de scores bij de gescoorde items)

____ Gemiddelde score

(Totaal score delen door het aantal gescoorde items)

Page 72: Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling · boden moeten per 1 januari 2010 (grote steden) of 2011 (kleine en middelgrote gemeentes) aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • Voorschoolse

Het instrument Zelfevaluatie, Coaching en Beoordeling is geschikt voor alle kinderdagverblijven die de kwaliteit van hun aanbod willen

meten en versterken. Ook kinderdagverblijven die met een erkend programma voor voor- en vroegschoolse educatie (vve) werken, kunnen

met het instrument de kwaliteit van de invoering evalueren, begeleiden en beoordelen.

Het instrument:

• brengt kwaliteitsaspecten in kaart, waaronder volwassene-kind interactie, speelleeromgeving, dagschema, plannen en observeren, en

ouderbetrokkenheid;

• levert specifieke, gemakkelijk te begrijpen kwaliteitsindicatoren, te scoren op vijfpuntsschalen;

• kan door pedagogisch medewerkers worden gebruikt als instrument voor zelfevaluatie;

• kan door locatiemanagers, pedagogisch stafmedewerkers en trainers worden gebruikt als instrument voor coaching en beoordeling;

• is een bewerking van de Amerikaanse Infant and Toddler Program Quality Assessment, van HighScope Educational Research

Foundation, die een betrouwbare en wetenschappelijk gevalideerde beoordeling van educatieve programma’s geeft.

ISBN 978-90-8830-138-4