Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti...

53
1 Inhoudsopgave 1. Verantwoording blz. 1 2. Bronvermeldingen blz. 1 3. Nieuw biografietje van Odulphus blz. 2 4. Manuscriptum Audomarense 775 blz. 6 5. Acta Sanctorum Bolland blz. 15 6. “The English Connection” blz. 29 Voordat ik begin wil ik enkele mensen bedanken voor hulp en steun: natuurlijk mijn vrouw, die hoewel niet sterk geïnteresseerd toch met eindeloos geduld mijn geschutter heeft aangezien. Verder Frans van Limpt voor zijn hulp bij enige moeilijke Latijnse passages en zijn belangstellend volgen van het scheppingsproces. Dan Gerard de Laat voor zijn bereidwilligheid mij toegang te verlenen tot het archief van het Sint-Odulphuslyceum. Tenslotte Cor Luijsterburg, die mij de reproductieafdeling van voornoemd Lyceum, in de persoon van Bert van Hezik, die ook bedankt wordt, heeft geopend, wat de zaak aanzienlijk vergemakkelijkte. En, natuurlijk, de ex- collega’s die het allemaal flauwekul vonden en mij aldus gestijfd hebben in mijn motivatie om het tot een einde te brengen – namen noem ik hier niet. VERANTWOORDING Wie de omslag van dit boekje (e-geschriftje) heeft bekeken, weet over wie het hier gaat. Wat bezielt in ’s hemelsnaam iemand om in de éénentwintigste eeuw te gaan schrijven over een man, al was het dan een “man Gods”, die al meer dan duizend jaar geleden het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld? Het antwoord hierop is betrekkelijk eenvoudig: de man die het boekje (zeer gedeeltelijk, zoals uit de inhoud zelf zal blijken) heeft geschreven, is tientallen jaren lang leraar geweest aan het Sint-Odulphuslyceum in Tilburg en vond altijd al dat iemand eens goed moest uitzoeken wat voor iemand onze

Transcript of Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti...

Page 1: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

1

Inhoudsopgave

1. Verantwoording blz. 1

2. Bronvermeldingen blz. 1

3. Nieuw biografietje van Odulphus blz. 2

4. Manuscriptum Audomarense 775 blz. 6

5. Acta Sanctorum Bolland blz. 15

6. “The English Connection” blz. 29

Voordat ik begin wil ik enkele mensen bedanken voor hulp en steun: natuurlijk mijn vrouw, die hoewel niet sterk geïnteresseerd toch met eindeloos geduld mijn geschutter heeft aangezien. Verder Frans van Limpt voor zijn hulp bij enige moeilijke Latijnse passages en zijn belangstellend volgen van het scheppingsproces. Dan Gerard de Laat voor zijn bereidwilligheid mij toegang te verlenen tot het archief van het Sint-Odulphuslyceum. Tenslotte Cor Luijsterburg, die mij de reproductieafdeling van voornoemd Lyceum, in de persoon van Bert van Hezik, die ook bedankt wordt, heeft geopend, wat de zaak aanzienlijk vergemakkelijkte. En, natuurlijk, de ex-collega’s die het allemaal flauwekul vonden en mij aldus gestijfd hebben in mijn motivatie om het tot een einde te brengen – namen noem ik hier niet.

VERANTWOORDING

Wie de omslag van dit boekje (e-geschriftje) heeft bekeken, weet over wie het hier gaat. Wat bezielt in ’s hemelsnaam iemand om in de éénentwintigste eeuw te gaan schrijven over een man, al was het dan een “man Gods”, die al meer dan duizend jaar geleden het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld? Het antwoord hierop is betrekkelijk eenvoudig: de man die het boekje (zeer gedeeltelijk, zoals uit de inhoud zelf zal blijken) heeft geschreven, is tientallen jaren lang leraar geweest aan het Sint-Odulphuslyceum in Tilburg en vond altijd al dat iemand eens goed moest uitzoeken wat voor iemand onze patroonheilige geweest is. Men kan er donder op zeggen dat ooit iemand onze trouw aan Odulphus wil opzeggen en de school “Noordhoek Lyceum” of “Marietje-Kesselscollege” wil gaan noemen. Ik wil zorgen dat men dan in ieder geval weet van wie men afstand neemt.

Ook buiten het Lyceum is men wellicht hier en daar nog voldoende geïnteresseerd in deze lang vervlogen dagen om kennis te willen nemen van het leven en – ook niet gering, zoals blijken zal – verdere lotgevallen van deze Brabantse heilige. Want met Odulphus haalt men nog heel andere stukken geschiedenis in huis: plundertochten van de Noormannen, Karolingische cultuur, heiligen- en relikwieënverering, reformatie en nog meer.

BRONVERMELDINGEN:1) Het kernstuk van dit werkje, de biografie in het Latijn door Cappidus uit het jaar 941, heb ik gelicht uit Migne’s Patres Latini, een verzameling van “alles” wat door oude kerkelijke auteurs in het Latijn geschreven is. Wel heb ik enkele fouten verbeterd; misschien stammen

Page 2: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

2

deze fouten al van Cappidus zelf, misschien uit een van de talrijke overschrijvingen en herdrukken in de duizend jaar van zijn bestaan. Voor eventuele vertaalfouten ben ik verantwoordelijk.2) Het tweede grote stuk is de behandeling van Odulphus in de Acta Sanctorum van Bolland. Ook hier weer enkele foutjes die ik gemeend heb te mogen verbeteren. Het levensbeschrijvende deel van deze Acta is inhoudelijk nauwelijks anders dan Cappidus, maar er zijn wel veel aantekeningen toegevoegd.3) Het derde deel geeft alles weer wat in het geschrift van Prior Dominic Odulphus aangaat; het geschrift van Prior Dominic is een geschiedkundig werk over het klooster van Evesham in Engeland, waar men terecht of ten onrechte meende Odulphus’ stoffelijk overschot te bezitten. Prior Dominic is in druk uitgegeven door Wm. D. Macray, London, 1863.4) Aangaande het beeldmateriaal: dat is, op de foto’s van Theo Heiligers gemaakt in de St.-Jozefkerk na, allemaal afkomstig van internet; een lijst van de meest voorkomende plaatsers volgt: (men mag, tenzij anders vermeld, http://www. ervóór denken):sint-odulphus.nl/thuisinbrabant.nl/google.nl/imgres?q=sint+odulphusbrabantsdagblad.nl/regios/meierijsint.michielsgestel.nl/centraalmuseum.nl/ontdekkenen.wikipedia.org/wiki/FileEvesham_Abbeymeertensinstituut.nl/google.nl/imgres?q=sintFrederikhttp://beeldeninbest.blogspot.com/odulphuskerk

De auteur heeft gemeend dat het ’t beste was al het oudste schriftelijke bronmateriaal te verzamelen, voor zover doenlijk, en aan de lezer aan te bieden met een vertaling erbij. Maar voor een moderne lezer is de letterlijke vertaling van het bronmateriaal nogal taai, vrees ik, en daarom doe ik een bescheiden eigen levensbeschrijving voorafgaan aan het eigenlijke werk. Mij is trouwens overkomen wat menige biograaf gebeurt: ik heb sympathie en bewondering voor mijn onderwerp gekregen. De eerste (en laatste) reactie van sommigen bij de mededeling dat iemand bezig is met Sint Odulphus, is: “Maar dat is toch allemaal flauwekul!!! Wat moet je daar nou nog mee?” Dat is het mijns inziens niet en daar kun je nog heel wat mee. Lees verder en U wordt misschien ook overtuigd – ik wil u niet dwingen.

Datum pridie Idus Iunii MMXII, J. Rietveld, van MCMLXV t/m MCMXCVIII leraar klassieken aan het

Sint-Odulphuslyceum.

LEVEN VAN ODULPHUS.

Oirschot, vlak vóór of na de eeuwwisseling van de 8e naar de 9e eeuw –er zijn chronologische problemen. Een meneer die daar woont van lagere Frankische adel krijgt een zoon. Hij woont waarschijnlijk op het grondgebied van het huidige Best. De naam van de vader is onzeker en

Page 3: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

3

van de moeder wordt niet eens genoemd. De boreling krijgt de naam Odulphus.[of: Odulf, Odolf; Olof wordt ook opgegeven, maar dat is een aparte heilige: Olof, eerste christelijke koning van Noorwegen; ook Oelbert komt men tegen, maar ook dat is een aparte figuur, een boer uit Oosterhout rondom wie ook de nodige wonderverhalen zijn gesponnen]

Gaande de opvoeding bleek hij een uitzonderlijk getalenteerd jongmens. De scholing was toen in handen van priesters; vakken als algebra en scheikunde bestonden nog niet; het rooster werd gevuld met grammatica, rhetorica en godgeleerdheid, maar ook daarin kan men getalenteerd zijn. Behalve verstandelijke begaafdheid had Odulphus nog een opvallende eigenschap: hij was God en de christelijke leer en levenshouding ten zeerste toegedaan. “Soldaat zijn in de strijd van Christus” werd zijn doel in het leven. Eerst werd hij, heel jong nog, priester en nam hij het bestuur van de Oirschotse parochie op zich, wat hij heel goed deed. Men moet hierbij overigens niet denken aan de huidige grote kerk, maar aan de voorganger van “het Boterkerkje”.

Maar hij wilde meer. Hij wilde naar Utrecht, waar een bisschop zetelde (zelf hoorde hij overigens tot het bisdom Luik) en waar gemeenschappen van priesters samen leefden en werkten “in de wijngaard van de Heer”. Zijn ouders waren hier helemaal niet vóór en wisten hem een tijd tegen te houden, maar uiteindelijk zette hij door, misschien na de dood van zijn ouders. Het verspreiden van de christelijke leer en levenshouding stond toen (en nog) gelijk met de wereld verbeteren: na het vertrek van de Romeinen in ± 350 was in deze landen bijna alle wet en wetshandhaving verdwenen; wat er gebeurde, was wat de sterkste mannen (krijgsheren, zogezegd) voor goed hielden. Men begrijpt dat dan de zwakkeren, dus vrouwen, kinderen en minder flinke mannen, het kind van de rekening konden worden. Als iemand de mensen, vooral de sterke mannen, principes van naastenliefde en zorg kon bijbrengen, was er heel wat gewonnen. Vergelijk het met het werk van missionarissen in Afrika. Dat was wat Odulphus zich voornam te gaan doen vanuit zijn Utrechtse klooster. Hij werd overigens geen echte kloosterling, maar een Augustijner kanunnik; dit hield in dat hij een gelofte deed met de andere kanunniken in een kloosterachtig verband volgens een regel te leven, maar dat hij geen gehoorzaamheid verschuldigd was aan een abt. Hij bepaalde zelf wat hij deed.

Wie nu mocht denken dat Odulphus solliciteerde naar een lekker veilig plekje achter de kloostermuren om te bidden, te lezen en in de tuin te werken, heeft het dus mis. De tijden waren toen zeer roerig en het leven was in sommige delen van ons land gevaarlijk, vooral langs de grote rivieren, waaraan toen ook Utrecht lag1. In 814 was Karel de Grote gestorven, voor wie de Noormannen en Denen een heilig ontzag hadden. Zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome miste de ijzeren hand van vader en toen zagen de Vikingen hun kans schoon: langs kusten en oevers van de grote rivieren doemden hun drakenschepen uit duister en nevel op en wee je gebeente als dat gebeurde: alle draagbare waardespullen, de vrouwen en kinderen werden mee geroofd en de mannen afgeslacht en de gebouwen platgebrand. Odulphus begaf zich dus van zijn betrekkelijk veilige geboortegrond in Oirschot (veel te ver van het water voor de Vikingen!) naar gebieden waar het wemelde van mensen die beroofd en berooid waren en hulp nodig hadden en zelf heel makkelijk vervielen tot een beestachtige

1 Opsomming vikingrooftochten: van 813 tot 852 Frisia 7 keer; Dorestad 8 keer; de Betuwe 4 keer en vele andere.

Page 4: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

4

levenswijze. Behalve een goed verstand en een grote godsvrucht had Odulphus een dosis moed en een schoorvoetende zin voor avontuur, wat uit het vervolg zal blijken. In Utrecht onderscheidde hij zich door meer dan stipte naleving van de kloosterregel: vasten, waken en aalmoezen uitdelen, daklozen opvangen en zichzelf wegcijferen, dat was zijn levensstijl. Maar hij moet ook naam gemaakt hebben als overtuigende prediker, die de mensen kon overhalen tot het christelijke leven.

Dat laatste kan worden opgemaakt uit het feit dat de toenmalige Bisschop van Utrecht, Sint Frederik, hem uitzocht om mee te gaan naar Friesland, waar plotseling veel aanhangers kwamen van afwijkende – wel christelijke - sectes: de Arianen en de Sabellianen2. Het kostte Frederik moeite om Odulphus uit Utrecht weg te krijgen, maar het lukte uiteindelijk. Samen gingen ze keer op keer alle kerken van Friesland langs om de mensen terug te brengen naar de juiste leer. Het kon wel makkelijk gebeuren dat deze inspanningen beloond werden met gewelddadige reacties, want de toenmalige Friezen waren woestelingen volgens de oudste levensbeschrijving van Odulphus. Maar daardoor werd het tweetal niet gehinderd. Frederik kon natuurlijk niet onbeperkt wegblijven uit Utrecht, waar hij immers Bisschop was, en hij vroeg Odulphus om na zijn vertrek te blijven doorgaan met het werk, dat nog lang niet af was. Het kostte weer veel overredingskracht om Odulphus zover te krijgen, maar hij gaf tenslotte toe. Hij nam Staveren als standplaats, maar heel Friesland bleef zijn werkgebied. Later werd hij (waarschijnlijk terecht) beschouwd als stichter van het kanunnikenkapittel3 aldaar, waaruit een Benedictijner klooster voortkwam, dat nog tot in de 15e eeuw bestaan heeft. Ondertussen maakte hij goede vorderingen en mocht Friesland weer beschouwd worden als een goed katholieke landstreek.

Toen dacht Odulphus aan zijn oorspronkelijke gelofte, namelijk dat hij in Utrecht zou gaan werken tot het eind van zijn leven. En ondanks indringende smeekbeden van de Friezen dat hij zou blijven en hen verder steunen, zette hij door en ging zijn laatste jaren slijten in Utrecht. Die laatste jaren werden er nog heel wat, want hij schijnt knap oud geworden te zijn. Maar hoe oud en gebrekkig hij ook werd, hij bleef geklemd vasthouden aan de zelfopgelegde regels: vasten, waken, studeren, bidden, aalmoezen uitdelen, zodat iedereen verbaasd was over zijn volharding; maar hij had een geheime agenda: de Evangelist geeft immers het woord van Jezus door aan de mensen: alwat je je hier op aarde ontzegt, zal in de hemel honderdvoudig worden uitbetaald.

Het laatste wat wij van hem horen, los van het wonderbaarlijke waaraan wij tegenwoordig geen geloof meer hechten (maar waarover toch later), is van de rol die hij heeft gespeeld bij de keuze van een nieuwe Bisschop in 854. Bisschop Alberik (tweede opvolger van Frederik) overleed en er moest een nieuwe komen. Toentertijd werden nieuwe Bisschoppen gekozen door de (hogere) geestelijkheid van het bisdom, niet benoemd door de Paus. Na enig vijven en zessen koos men ene Craft of Crast, maar deze weigerde met als motivering dat hij al voldoende bedeeld was met aardse rijkdommen. Dit antwoord stoorde Odulphus geweldig en op zijn advies werd toen Hungerus gekozen, een onooglijk mannetje, maar heel heilig, Bisschop van 854 tot 866; maar daarvan heeft Odulphus nauwelijks meer iets meegemaakt,

2 ketterijen die (kort door de bocht) iets anders leerden over de Drieëenheid dan de orthodoxe richting.3 kapittel: een groep kanunniken die de eredienst en andere werkzaamheden deden in een hoofdkerk

Page 5: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

5

want hij stierf ongeveer een jaar nadat Hungerus tot Bisschop gewijd was, hoewel ook inzake het overlijden van onze Heilige de nodige chronologische problemen bestaan. Utrecht werd toen (weer eens) geplunderd door Denen en Hungerus moest de wijk nemen naar het zuiden.

Dat was het dan. De auteur raadt aan om nu, als men nog nieuwsgierig is, de vertaling – nog beter het Latijn - te lezen van Cappidus, de oudste biograaf van Odulphus, en de vertaling van de Acta Sanctorum van de Bollandisten, goeddeels hetzelfde als Cappidus. Men kan dan ook zelf beoordelen of de auteur goed werk heeft gedaan met zijn nieuwe biografische schets.

VOORWOORD VOOR DEZE TWEEDE UITGAVE VAN “SANCTUS ODULPHUS”

Vanaf het moment dat de auteur de eerste uitgave onder ogen kreeg, wist hij dat een tweede nodig zou zijn: de eerste uitgave was een blamage door het aantal fouten dat er in was achtergebleven ondanks de vele correcties waaraan hij onderworpen was. Verder waren er nog wat moeilijke passages die achteraf beter vertaald konden worden.

Daarna kwam er nog meer aan het licht. Hoewel ik (ik spreek verder in de eerste persoon over de auteur) dacht dat ik het in eerste instantie heel aardig gedaan had, bleek de tekst die ik had gekozen als centrale bron voor de levensbeschrijving helemaal niet de beste te zijn. De Vita door de zogeheten Cappidus Stavriensis is wel veel eerder in druk uitgebracht dan die van de Acta Sanctorum, maar is een herschrijving van wat de auteur ervan, ene Surius, voor zich had liggen.4 Toen ben ik er maar eens goed ingedoken. Naast de Acta Sanctorum (Brussel 17e- 18e eeuw) deed dr. A. Hilhorst uit Groningen (oud-leerling van Odulphus) mij nog eens de Monumenta Germaniae Historica aan de hand , welke enkele gedeelten uit de Vita afdrukt, inhoudelijk goeddeels gelijk aan de Acta, maar geenszins letterlijk hetzelfde. Deze Monumenta had vier handschriften verwerkt, de hieronder besproken Aud. ms. 775 uit St.-Omer, Brussel ms. 830-2 en Brussel ms. 9636-8, plus een laat handschrift dat in Gent bewaard wordt.

Toen begon de jacht op de “meest betrouwbare tekst”. In mijn lekenoptiek moest dat dan de oudste versie van de tekst zijn met daarin gewijzigd wat echt niet door de beugel kan, zoals spelfouten e.d. De Monumenta noemt als oudste geraadpleegde manuscript een handschrift dat in de gemeentelijke bibliotheek te St. Omer (Noord-Frankrijk) bewaard wordt, oorspronkelijk afkomstig uit het klooster van Saint Bertin, dat in 1789 met alle kloosters in Frankrijk werd opgeheven en waaruit de handschriften gered moesten worden; dit klooster lag vlak bij St. Omer.

Het bleek heel gemakkelijk om dit handschrift onder ogen te krijgen, want een e-mailtje naar de Bibliothèque d’agglomeration de Saint Omer leverde na een week 6 prachtige foto’s op die zonder moeite gelezen konden worden (zie binnenzijde kaft) en een tekst van redelijk goede Latijnse kwaliteit bevatte, uit de 10 of 11e eeuw; hiervoor ben ik dat instituut uiteraard buitengewoon dankbaar. Nadat ik hiervan een transcriptie had gemaakt en het strikt nodige veranderd had, bleek dat mijn “meest betrouwbare tekst” vrijwel woordelijk dezelfde was als van de Monumenta, voorzover die voorhanden was. Hierdoor gesterkt heb ik mijn transcriptie-met-wijzigingen tot meest betrouwbare tekst gepromoveerd en deze komt hier nu de oorspronkelijke van Cappidus alias Surius

4 Surius’ tekst was afgedrukt in zijn eigen werk (De probatis Sanctorum historiis, Keulen 1570-1577, diverse malen aangevuld en heruitgegeven tot in 1813, Turijn, terwijl De probatis…. al een voortzetting was van Al. Lipomanus, Sanctorum priscorum vitae, Venezia 1551-1560) en van daaruit terechtgekomen in het bekende Patrologia Latina van J. P. Migne waaruit ik het had gepuurd (MPL, 133, kol 857-862D)

Page 6: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

6

vervangen; dan is het nauwelijks meer nodig het Vita-gedeelte van de Acta Sanctorum te vertalen, zodat ik dat alleen maar heb afgedrukt: men kan dan zelf vergelijken. Wel heb ik de aantekeningen van Godefridus Henschen, de onvolprezen uitgever van vele delen van de Acta Sanctorum, met vertaling opgenomen. Cappidus alias Surius heb ik met enige spijt (want hij was de eerste en jarenlang enige schrijver die mij inlichtingen over Odulphus verstrekt had) verwijderd. Overigens lijkt het dat Henschen de tekst uit St.-Omer niet gekend dan wel verwerkt heeft. Ik heb in dubio gestaan of ik het handschrift uit St.-Omer moest corrigeren, dan wel letter voor letter overnemen met suggesties voor verbeteringen in de noten; ik heb voor het laatste gekozen.

Verder heb ik uiteraard alle fouten uit de eerste uitgave willen verbeteren, wat wel niet gelukt zal zijn, en dus excuseer ik mij maar weer bij voorbaat voor alle resterende mankementen.

Ik heb met spijt moeten besluiten deze tweede editie niet meer op papier uit te brengen, maar enkel in e-vorm. Ik begrijp nu pas voor welk een uitgave ik het Odulphuslyceum gesteld heb met die eerste editie. Een papieren editie zou mij op ongeveer € 25,-- per exemplaar zijn komen te staan en hoewel ik alle ontvangers hoog respecteer en soms meer dan dat, werd dat mij te gortig. Publicatie door middel van een CD-tje kost ongeveer € 0,50 per exemplaar plus portokosten; en er zijn weinig mensen die daarmee niet overweg kunnen. Zo komt het dat U nu van Uw scherm zit af te lezen, maar het is niet verboden om het geheel of gedeeltelijk te printen.

De school heeft aangeboden om e.e.a. aan de website van de school te hechten, maar er zijn technische problemen.

Tenslotte hecht ik eraan om aan enkele mensen mijn dank te betuigen: allereerst dr. A. Hilhorst, hierboven al genoemd, voor zijn vakkundige hulp en belangstellende stimulering; Frans van Limpt uit Oisterwijk, die het ontstaan van dit opusculum ook met warme interesse gevolgd heeft en de foto’s gemaakt heeft van het Odulphusaltaar in Oirschot. Paul Eggermont uit Deventer, die me de fotocopie (op CD) bezorgd heeft van de Middelnederlandse vertaling van de Vita. En degenen die in het voorwoord bij de eerste editie zijn genoemd

Page 7: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

7

I a; [Vita, 2 in AASS]INCIPIT VITA SANCTI ODULPHI CONFESSORIS. TEMPORIBUS LUDHOUUICI1) piissimi augusti erat quidam vir venerabilis ex nobili prosapia Francorum oriundus nomine Bodgis2), de quo Deo predestinante procreatus est filius nomine Odulfus. Qui mox cum sacratissima baptismatis unda renascitur, caelesti rore divinitus irrigatur. Ablactatus autem ilico sacrae eruditionis additur studiis et sanctis ac Deo devotis hominibus canonica religione commendatur erudiendus. Cui Deus tale discendi studium tantaeque sollertiae contulit ingenium, ut aevo maiores mirum in modum in discendo praecelleret suamque aetatem adhuc annis immaturam divino dogmate non segniter decoraret. Crevit autem aetate, sapientia nihilhominus et sanctitate, in tantum ut his qui tunc temporis religiose Deo deservire conarentur, novus Samuel exoriri videretur3). Illi vero coram religiosorum presentia, caelitus tanta conceditur gratia ut aequanimiter4) ab eis omnibus diligeretur probabilisque vitae summa veneratione coleretur, quos et ipse condigna vicissitudine puraeque dilectionis dilexit amore. Iam enim puer venerabilis sub ipsis adolescentiae annis id praefigurabat5) velle continuo, quod operibus perficere satagebat in futuro, quoniam iam tunc se non immemorem dominici sermonis affuturum proposuit quem Dominus loquens discipulis suis ait: Qui amat patrem aut matrem plus quam me, non est me dignus6); et qui vult post me venire, abneget semetipsum et tollat crucem suam cotidie et sequatur me7). Huius etenim evangelicae lectionis laudabilis puer sedulo recolens ac secum die noctuque tacite revolvens8), piis moribus sanctisque operibus Deo devovit incessanter servire spiritualique matri sanctae Dei ecclesiae inextricabiliter adherere. Quod et factum est.

I aHIER BEGINT HET LEVEN VAN DE HEILIGE ODULPHUS, BELIJDER. IN DE TIJDEN VAN LUDHOVVICUS1), de zeer vrome keizer was er een zekere eerwaardige heer uit edele Frankische stam gesproten, Bodgis2) genaamd, uit wie door Gods voorbestemming een zoon werd geboren, Odulfus geheten. Deze werd spoedig, toen hij met het allerheiligste water van de doop herboren werd, van Godswege met hemelse dauw begoten. Toen hij echter van de moedermelk af was werd hij terstond aan de studieën van heilige scholing gezet, en wel werd hij in handen gedaan van heilige en God gewijde mannen om te worden opgeleid. Aan hem gaf God zo een ijver in het leren en zo een talent van leren, dat hij ouderen tot wonderlijke mate bij het leren overtrof en zijn leeftijdsklasse, nog onrijp in jaren, in goddelijke onderlegdheid niet weinig sierde. Hij nam toe in leeftijd, in wijsheid evenzeer en heiligheid, zozeer dat het aan degenen die toentertijd God plichtsgetrouw trachtten te dienen, leek dat een nieuwe Samuel opstond3). Hem werd in de tegenwoordigheid van de religieuzen van ’s hemelswege zulk een genade vergund, dat hij met een gerust hart door hen allen werd bemind en om zijn stricte najagen van een prijzenswaardig leven werd vereerd, terwijl hij hen eveneens met een evenwaardige wederkerigheid en de liefde van een reine min liefhad. Want de bewonderenswaardige jongen toonde reeds in de jaren van zijn volwassenwording vooraf dat hij dit voortdurend wilde dat hij zich beijverde met zijn werken in de toekomst , aangezien hij zich toen al voornam dat hij niet zou vergeten het woord dat de Heer al sprekend tot zijn leerlingen zei: Wie zijn vader of moeder meer lief heeft dan mij is mijner niet waardig6); en Laat wie achter mij aan wil komen, zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis opnemen en mij volgen7). Deze evangelische les dan ook constant bij zichzelf overdenkend en dag en nacht in stilte overwegend wijdde hij zich eraan in vrome gewoontes en heilige werken God te dienen en zich onlosmakelijk vast te klampen aan zijn geestelijke moeder de heilige kerk. Hetgeen ook gebeurd is.

1) Hier is een chronologisch probleem: er kan niet bedoeld zijn de regeringsjaren, want dan zou Odulphus al pastoor van Oirschot moeten zijn geweest voordat hij geboren was. Dus moeten we maar aannemen dat het om de levensjaren van

Page 8: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

8

Lodewijk de Vrome gaat (778-841)2) In enkele handschriften heet hij ook wel Ludgis, maar wel in een kleine minderheid3) Verwijzing naar het Oudtestamentische boek I Samuel, waarin de profeet Samuel reeds als jonge knaap door God tot zijn dienst geroepen wordt4) Vanuit latere copiïsten is er grote druk om “aequanimiter” te veranderen in “unanimiter” (=eensgezind); ik heb aan die druk niet toegegeven5) Echt goed Latijn kan hier het woord “se” eigenlijk niet missen; dit is een Germanistische constructie als “Hij zei dit te willen….“6) Evangelist Mattheus, Hfdst. X, vs. 377) Evangelist Lucas, Hfdst. IX, vs. 23; een toevalligheid (en niet meer dan dat) is dat het Griekse woord voor “crucem” “σταυρον” luidt en dat is homonym met Stauron, oftewel Staveren, waar Odulphus’ grote levenswerk verricht is 8) Om te voorkomen dat de lezer het niet meer kan volgen: “recolens” wordt hier geconstrueerd met een de Genetivus “huius lectionis”, in de trant van “patiens laboris”; latere copiïsten hebben hier het nodige veranderd om het te laten kloppenII . a; [3 in AASS] Sanctus igitur adolescens Odulfus Deo dilectus viris probatis admodum acceptus sed soli Deo tantummodo famulari sollicitus, sanctarum virtutum gradibus ascendit quoadusque in virum perfectum occurrit. Semper etenim ut moris est sanctorum mentem ad caelestia studuit erigere secularisque pompae triumphaliter inlecebras evadere, sicut scriptum est: Ibunt sancti de virtute in virtutem.1) Quid in tantis morabor? Omni virtute profitiens2) et per gradus ecclesiastici ordinis ascendens iuxta divinam praedestinationem ad sacerdotalis offitii2) pervenit benedictionem atque cooperante gratia Spiritus sancti sacerdos effectus est Regis altissimi. Quo etenim rite peracto statim sibi delegavit in animo quod propter piae conversationis studium ad quoddam sacrae religionis tendere properaret monasterium. Quem sui3) parentes rogavere non ita se velle agere, sed ut voluntati eorum assentiret atque aecclesiam4) quae nuncupatur Oroscoth cum populo regeret. Nam illic natus extitit5) et nutritus. Quorum praecibus6) evictus votis eorum pro tempore paruit vel invitus.

Dus de heilige knaap Odulfus, bij God geliefd, op handen gedragen door beproefde mannen, maar enkel erop bedacht om God te dienen, besteeg de treden van heilige deugden tot hij een volmaakte mannelijkheid bereikte. Altijd dan ook, zoals de gewoonte is bij heiligen beijverde hij zich zijn geest te richten op het hemelse en de verlokkingen van de aardse ijdelheid triomfantelijk te vermijden, zoals geschreven is: De heiligen zullen gaan van deugd tot deugd1). Wat zal ik bij dit grootse verwijlen? In alle deugd bedreven en langs de treden van de kerkelijke ambtsladder opklimmend volgens de goddelijke voorbestemming klom hij op tot de zegening van het priesterambt en met de medewerking van de heilige Geest werd hij priester van de allerhoogste Koning. Toen dit dan ook naar behoren volbracht was, nam hij zich meteen voor dat hij omwille van de het streven naar vrome omgang zich zou haasten naar zeker klooster te gaan. Zijn ouders vroegen hem zo niet te willen doen, maar om hun wens gehoor te geven en de kerk die Oroschoth genoemd wordt met zijn volk te besturen. Want daar was hij ook geboren en getogen. Door hun beden vermurwd gehoorzaamde hij voorlopig, zij het tegen zijn wil.

1) Boek der Psalmen (Oude Testament) LXXXIII, vs. 382) In de Middeleeuwen was er geen onderscheid meer in uitspraak tussen –ici- en –iti- (allebei –ietsie-)3) In het klassiek Latijn verwijzen “suus”en “sibi, se” naar het onderwerp; in het Middeleeuws Latijn wordt dit losgelaten met dien verstande dat ze ook naar andere zinsdelen kunnen verwijzen 4) Griekse leenwoorden wil men echt correct weergeven, in dit geval hypercorrect5) exsistere wordt vaak zo goed als synomiem met esse6) Ook in echt-Latijnse woorden vervaagt het onderscheid tussen –e- en –ae-. II b;[4 in AASS]Sed non multo post visum est ei adire summae reverentiae locum nomine Traiectum1), more prisco Uuilteburg nuncupatum, ut inibi quandiu in hac luce viveret, cum aliis Dei famulis ibidem sub

Maar niet lang daarna besloot hij te gaan naar een plaats van de hoogste eerbiedwaardigheid, Traiectum geheten, volgens oude trant Uuilteburg genoemd, om daar zolang als hij op dit ondermaanse leefde, met andere dienaren

Page 9: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

9

castris Christi degentibus Christo regi militaret. Quid plura? Vir Deo plenus iuxta veridicam vocem in evangelio dicentem: Qui non renuntiat omnibus quae possidet, non potest meus esse discipulus2), postponens patrem, propinquos, agros, familiam omnemque possessionem.3) Quo visum est ei Christo duce pergere, pauper rebus, dives meritis contendit propere4). Nihil enim habendum desiderabat in hoc seculo, ut a Domino, secundum suam promissionem centuplum acciperet et vitam aeternam possideret in futuro. Quo in loco tunc temporis erat magnae sanctitatis episcopus nomine Frethericus, qui sanctum virum cum magno suscepit gaudio et honore condigno omnesque secum unanimiter servi Dei qui inibi erant coadunati Domino congratulantes tam sanctum tamque religiosum eos adventasse Dei famulum.

Gods die terzelfderplaatse in Christus’ kamp verbleven, voor Christus koning te strijden. Wat nog meer? De van God vervulde man ging volgens het ware woord in het Evangelie dat zegt: Wie niet alles verzaakt wat hij bezit, kan mijn leerling niet zijn2), zijn vader ten achter stellende, zijn naasten, akkers, familie en ieder bezit. Daardoor koos hij ervoor met Christus als leider verder te gaan, streefde hij ernaar zich, arm aan zaken, rijk aan verdiensten, te reppen. Niets immers wat het hebben waard is, verlangde hij in deze wereld, om van de Heer volgens diens belofte honderdvoudig te ontvangen en het eeuwige leven te bezitten in de toekomst. In die plaats was toentertijd een bisschop van grote heiligheid, Frethericus van naam, die de heilige man met grote vreugde ontving en bijpassende eer en ook alle dienaren Gods met hem, eensgezind, die daar waren verenigd, de Heer prijzende dat zo’n heilig en ‘n zo godsdienstige dienaar Gods bij hen was aangekomen.

1) Bedoeld is Utrecht, maar er zijn er die menen dat Utrecht toentertijd onder water stond, en dat Traiectum verwijst naar Maastricht of Antwerpen, en voor hen handhaaf ik de benaming Traiectum2) Evangelist Lucas, Hfdst. XIV, vs. 333)Vanaf “vir Deo….” tot “ possessionem” klopt het niet; je zou het goed kunnen maken door i.p.v. “postponens” “postposuit” te lezen.4) Er staat echt propere, maar dat moet een fout zijn voor properare IIIa; [5 in AASS]Sanctus autem vir humanae sagacitati diu celare nequivit, quod intus supernam maiestatem non latuit, sed mox cum aliquantisper illuc deguit, illis omnibus ardens divini luminis lucerna resplenduit. Nam erat ille pervigil in vigiliis, potens in ieiuniis, in oratione sedulus, sacra lectione studiosus, elemosinarum largitate dapsilis, in pauperum cura celebris, in hospitalitate fervens, in distribuendo res ecclesiasticas prudens1), et quibus post antistitem preerat, eos omnes ultra modum humanum praecellerat. Non enim aliud ab illis omnibus et ab ipso praesule ut dignus habebatur quam pater monasterii vocabatur. Ad eius oris imperium omnes decrevere habere consilium, quia omnibus omnia factus est, ut ait Apostolus2) ut omnes lucrifaceret Christo.

De heilige man kon echter niet lang voor de menselijke scherpzinnigheid verbergen wat de majesteit in den hoge niet ontgaan was, maar zodra hij daar enige tijd verbleven had, straalde hij voor hen allen brandend als een lantaarn van goddelijk licht. Want hij was zeer waakzaam in het waken, machtig in het vasten, standvastig in het gebed, vol toeleg bij de heilige lezing, gul in het verstrekken van aalmoezen, druk bij het verzorgen van armen, verstandig bij het uitdelen van kerkelijk goed1), en hij blonk boven de menselijke maat uit over allen aan wie hij onder de bisschop leiding gaf. Niet anders immers werd hij door hen allen beschouwd, en ook door de bisschop zelf zoals hij waardig werd bevonden dan dat hij vader van het klooster werd genoemd. Naar de uitspraak uit zijn mond besloten allen hun plannen te richten, omdat hij alles voor allen geworden was, zoals de Apostel zegt, om allen voor Christus tot winst te maken.

1) Waken, vasten, bidden, (bijbel!) lezen, aalmoezen geven, armenzorg, gastvrijheid zijn de plichten van kloosterlingen, voorzover het niet de plichten zijn van iedere Christen.2) Eerste Brief van de Apostel Paulus aan de Corinthiërs,Hfdst. IX, vs. 20-23

Page 10: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

10

III b;[6 in AASS]Eodem namque contigit tempore quo1) Fresones2), viri videlicet feroces in tanti erroris dementiam3) devenirent quod supradictus episcopus neque per semetipsum neque per suos archdiaconos ad viam veritatis posset eos revocare. Statim quoque litteras inde cum legato fideli Traiectum direxit sanctumque Dei famulum voluntarie poposcit ut quanto citius valeret, transmenso sinu maris qui nuncupatur Almere ad se usque perveniret. Qua legatione vir Dei letus4) in tantum efficitur quasi iam ad caeleste convivium invitaretur, cupiens cum proprio pastore sub eodem agone si ita res se haberet, palmam martyrii5) subire. Cumque vir Dei plenus transmenso itinere pervenit6) ad praesulem, confestim praesul eo viso ultra solitum inestimabili repletur gaudio. Salutatis7) autem invicem in osculo sancto seseque consolantes vicissim divinae pacis solatio, ut summi Regis praecones inclyti caelesti rumphea viriliter armati, coeperunt per aecclesias simul iter agere, iterum atque iterum easdem repetere, populum8) praedicando et ad viam veritatis evangelica eruditione convertendo crebrisque ammonitionibus arguendo, increpando, donec homines qui erant antea velut lupi feroces, salutari dogmate in mansuetas converterentur oves.

In dezelfde tijd nu gebeurde het dat de Friezen, als bekend woeste mannen, tot zo’n waanzinnige dwaling3) vervielen, dat bovengenoemde bisschop ze noch op zichzelf, noch met zijn aartsdiakens tot de weg van waarheid kon terugroepen. Onmiddellijk dan ook stuurde hij met een vertrouwde afgezant een brief naar Traiectum en drong er bij de heilige man op aan dat hij uit vrije wil zo snel als hij kon, de baai die Almere heet zou oversteken en naar hem toe komen. Door deze opdracht werd de man Gods zo verblijd alsof hij al aan het hemelse gastmaal genood werd, daar hij verlangde met zijn eigen herder bij dezelfde strijd, als de zaak er zo bij stond, de martelaarspalm5) te verdienen. En toen de van God vervulde man na de baai overgestoken te zijn de kerkvoogd bereikte, werd de kerkvoogd onmiddellijk toen hij hem zag met buitengewone vreugde vervuld. Nadat ze elkaar met een vrome kus hadden begroet, en elkaar wederzijds troostend met de troost van de goddelijke vrede, begonnen zij, als trotse voorlieden van de hoogste Koning manhaftig bewapend met de hemelse kling, gezamenlijk langs de kerken te gaan, telkens en telkens weer dezelfde te bezoeken, door tot het volk te prediken en met evangelisch onderricht tot de weg van waarheid te bekeren, en met herhaalde aanmaningen te bewerken, uit te kafferen, totdat de mensen die voorheen waren als woeste wolven, door de heilzame belering werden bekeerd tot makke schapen.

1) De eerste scriba had “quod” geschreven, een latere hand heeft de –d uitgewist (wat hij niet had moeten doen)2) Dit is slechts één van de vele versies van deze naam; andere: Frisiones, Frisiavones, Frisones, Frisii3) Waarschijnlijk wordt bedoeld dat de Friezen onder invloed kwamen van Arianische en Sabellische leerstellingen over de natuur van Jezus (kort door de bocht: andere ideeën over de Heilige Drievuldigheid)4) Hier is het verwaarlozen van het –e-/-ae-onderscheid wat ongelukkig, want het latijn kent ook een woord “letum” (=dood)5) Er stond immers boven al dat de Friezen woestelingen waren6) Goed klassiek Latijn zou hier een coniunctivus vereisen, maar het gevoel daarvoor vervaagde in de Middeleeuwen7) Later wordt dit soms gecorrigeerd tot “salutantes”, hetgeen Latijns-grammaticaal wel beter is, maar ik respecteer het “kromme” Latijn van de eerste opsteller; “salutatis”moet worden uitgelegd als een Ablativus Absolutus zonder subiectsablativus8) Normaal zou men hier een dativus verwachtenIIII a;[7 in AASS]His ita per ordinem digestis idem pontifex inito consilio cum clericis non modicaque eiusdem patriae laicorum multitudine sanctum Dei virum obnixe poposcerat quo infra ipsius patriae fines persisteret ac populum qui nuper in se ipsum reversus est erudiendo sanaret et ab antiqui hostis mortifera fauce1) salubriter eriperet. Quod

Toen dit zo naar behoren verricht was, drong dezelfde bisschop na beraad met de geestelijken en een aanzienlijk deel van de leken er bij de heilige man met klem op aan dat hij binnen de grenzen van deze streek zou blijven en het volk dat onlangs tot zichzelf was teruggekeerd door te onderrichten, zou helen en weg rukken voor de dodelijke muil1) van de oude vijand. De man

Page 11: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

11

vir Dei multum renitens asserebat aetate se fore2) provectum et prorsus imbecillem ad id ministerium. Ast sibi3) non assentit episcopus quia suis eum flectere conatus est precibus. Tandem vero sanctus Odulfus nolens volens suo pastori paruit populique votis consensum praebuit, ea tamen ratione quod aliquantis quandoque transactis annorum curriculis sibi Traiectum revisere liceret, quoniam illic in Dei servitio carnis vitam finire promiserat. Quid plura? Vir Spiritu sancto plenus non cessabat populum Dei praedicare caelorumque regnum instanter evangelizare. Omnibus igitur ceu prudens dispensator divini sermonis prebuit alimenta, fortioribus itaque fortiora, infirmioribus iuxta apostolum4) lactis exhibuit pocula sicque suae sanctitatis exemplo omnes unanimiter repleti sunt gaudio.

Gods benadrukte onder veel tegenstand dat hij in ouderdom gevorderd zou zijn en ten enen male te zwak voor deze dienst. Maar de bisschop was het met hem niet eens, omdat hij hem met zijn beden trachtte om te krijgen. Eindelijk dan gehoorzaamde de heilige Odulphus willens nillens aan zijn herder en verleende inwilliging aan de beden van het volk, onder dat beding echter dat het hem na verloop van enige jaren zou vrij staan Traiectum weer op te zoeken, aangezien hij beloofd had daar in dienst van God zijn aardse leven te beëindigen. Wat nog meer? De van heilige Geest vervulde man hield niet op tot Gods volk te prediken en het rijk der hemelen nadrukkelijk te verkondigen. Aan allen dus verschafte hij als een verstandig verdeler van het goddelijk woord, aan de sterkeren derhalve sterkere voeding, aan de zwakkeren volgens de apostel4) bekers melk. En zo werden allen door het voorbeeld van zijn heiligheid eensgezind vervuld van vreugde.

1) Rabanus Maurus (vermaard tijdgenoot van Odulphus en Fredericus) gebruikt deze bewoordingen in zijn “De rerum naturis”2) “fore”wordt in het Middeleeuws Latijn zo goed als gelijk aan “esse”3) Zie II, noot 3)4) Eerste brief van de Apostel Paulus aan de Corinthiërs, Hfdst. III, vs. 2IIII b;[ 8 in AASS] Hac ergo oboedientia iure peracta repedavit ad propria, Deum conlaudans quod eius adiutus auxilio tot animas lucrifacere mereretur in hoc seculo. Quamvis etenim iam longo fessus exstitisset senio, tamen eius animum aetatis victorem non plus1) solito se piguit exercere in Dei servitio. Perseverabat enim ut assuevit in ieiuniis assiduis, in vigiliis Deo placitis, in orationibus sacris, in elemosinis largissimis, sibi parcus omnibusque pro Christi nomine largus, nilque terrenum in hac luce curavit adquirere, quatenus post carnis debitum2) aeterna praemia mereretur accipere.

Toen dus deze taak naar behoren verricht was, ging hij terug naar eigen land, God prijzende dat hij geholpen door Diens hulp het verdiende zoveel zielen te winnen in deze wereld. Hoewel hij immers door eens reeds lange ouderdom was uitgeput, toch stond het hem niet tegen zijn geest die de leeftijd te sterk was, niet minder dan normaal in te zetten in de dienst Gods. Want hij volhardde zoals hij gewoon was in aanhoudend vasten, in Gode welgevallig waken, in heilig gebed, in de meest gulle aalmoezen, voor zichzelf zuinig en voor allen in Christus’ naam gul, en hij zorgde niet aards goed op dit ondermaanse te verwerven, opdat hij na de schuld van het vlees het verdiende eeuwige beloningen te verkrijgen.

1) Hier is de schrijver, of de copiïst, echt even de weg kwijt; hij had “minus” moeten (en willen?) schrijven2) De voorstelling van zaken is hier, dat “het vlees”, d.i. het zondige, een schuld af te lossen heeft alvorens het de eeuwige beloning kan krijgenIIII c;[9 in AASS] Sed inter haec non silendum puto quod beatus Odulfus in tantum repletus erat spiritu prophetico, ut ita ventura prediceret quasi iam facta cerneret. Ex quibus quam plurimis pauca nobis huic lectioni libuit inserere quin

Maar ondertussen meen ik dat niet verzwegen mag worden dat de zalige Odulfus zodanig vervuld was van profetische geest, dat hij wat komen ging voorzegde alsof hij het reeds zag gebeuren. Uit deze zeer vele feiten vonden wij het dienstig er enkele in te lassen in deze lezing,

Page 12: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

12

fides audientium tardior fiat eadem animadvertere1). Cum autem a loco qui dicitur Stauron se prepararet discedere, antequam coepisset iter inde movere, accidit maximam Fresonum multitudinem illuc convenisse quatenus sua saluberrima munirentur ammonitione. Quos etenim Domino commendans benedixit, quin etiam caritative ammonuit ne viam veritatis umquam desererent, quam iterum sine gravi vindicta repetere non valerent. Scio etenim, inquit, vos id facturos quapropter paganos super vos prenuntio2) venturos, qui istam devastantes patriam vos et quae vestra sunt secum deducent in captivitatem. Quod ita fieri ut prophetavit vir sanctus postea rei probavit eventus.

erop lettend dat het geloof van de toehoorders niet te laks is om ze op te steken1). Toen hij zich dan opmaakte om van de plaats die Stauron genoemd wordt weg te gaan, gebeurde het, voordat hij zijn reis aanving, dat een heel grote menigte Friezen daar bijeen was gekomen om door zijn heilzame vermaning te worden gesterkt. Deze dan ook aan de Heer aanbevelend zegende hij, sterker nog, maande hij op vriendelijke wijze om nooit de weg van de waarheid te verlaten, welke zij zonder zware straf niet zouden kunnen terug vinden. Ik weet immers, zei hij, dat jullie dit zullen doen, waarom ik voorspel2) dat heidenen over jullie heen zullen komen, die dit land gaan verwoesten en jullie en wat van jullie is mee in gevangenschap zullen nemen. Dat dit gebeurde zoals de heilige man geprofeteerd had, werd later door de afloop van de zaak bewezen.

1) Hoe goedgelovig men ook ten aanzien van wonderen is, of meent te moeten zijn, hier spreekt toch enige benauwdheid over wat voor de lezer aanvaardbaar is.2) Een voorspelling die men veilig kan doen, want de Vikingen waren in deze tijden buitengewoon actief langs alle kusten en rivieren van Groningen tot in Bretagne Va; [10 in AASS]Sanctus vir qui futura per spiritum prophetiae providit1), adhuc eidem populo astans, aliud magnae ammirationis praesagium intulit, ita dicens: Cernitis, inquit, hanc. –ostendens eis non modicae magnitudinis petram quae iacebat ante ipsius domus ianuam – Scitote quod sine humano labore devolvetur in flumen quod dicitur Fle2), ibique latebit sub undis, quamdiu divinae pacis munimine carebitis. Cum autem videritis eandem absque humana subvectione huius litoris oram subire, procul dubio corpus meum creditote, licet post mortem carnis, hanc patriam revisitare vobisque pacem impetratam subpeditare donec cum superbia, periurio, homicidio, adulterio totiusque generis peccato Deum offendatis, ut concessae pacis donum auferat a vobis. Huius etenim obstupendae prophetiae signique mirabilis multi homines qui hoc se vidisse testantur adhuc sunt superstites3). Est etiam ibidem in aecclesia eadem petra perdurans immobilis, non minus in testimonium credulis quam ad confusionem incredulis.

De heilige man die de toekomst door zijn profetische geest voorzag, sprak, terwijl hij nog bij dat volk stond, nog een andere zeer wonderbaarlijke voorspelling uit: Jullie zien deze, zei hij, wijzende op een steenklomp van niet geringe afmetingen die voor de deur van zijn eigen huis lag, Weet dat hij zonder menselijke krachtsinspanning naar de rivier die de Fle heet, zal wentelen en daar onder de golven zal verdwijnen zolang als jullie de bescherming van de goddelijke vrede missen. Wanneer jullie echter zien dat hij zonder menselijke trekkracht tegen de rand van deze kust omhoog komt, dan geloof maar zonder twijfel dat mijn lichaam, al is het na de dood van het vlees, dit gebied weer zal bezoeken en voor jullie de herwonnen vrede ondersteunen, totdat jullie met trots, meineed, moord, overspel en alle soorten zonde God beledigen, zodat Hij de gave van de toegestane vrede van jullie wegneemt. Van deze verbazingwekkende profetie en wonderlijk teken getuigen vandaag de dag nog vele in leven zijnde mensen. Daar ligt ook ter plekke in de kerk nog dezelfde klomp, bewegingloos, niet minder tot bewijs voor de gelovenden dan tot verbijstering voor de ongelovigen.

1) De gangbare latijnse term hiervoor is “praevidere”2) Naam nog terug te vinden in het moderne “Vlieland” en “Flevomeer”

Page 13: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

13

3) Indien en voorzover dit serieus mag worden genomen, betekent het dat de eerste boekstaving van Odulphus’ leven ten laatste vroeg in de tiende eeuw moet zijn gebeurdV b;[ 11 in AASS] Postmodum vero contigit Traiectensem ecclesiam existere pastore viduatam, illo scilicet hinc ad caelestem migrante patriam. Nec mora convenientibus in unum clericis, ut cum beato viro conspirarent1) de electione pontificis, diu etenim2) illis inter se altercantibus quem promovere vellent ad curam regiminis, tandem praepositum aecclesiae nomine Craft elegere. Ille quidem locuples divitiis, fastu arrogantiae inflatus respondit: Habeo rerum quod sufficit3). Cur me cura tanti oneris adgravabit4)? Beatus autem Odulfus id responsum indigne ferens ait ad eum: Quid inquis, miserrime? Spernis plane quod non mereris attingere. Forsitan si nolles id inire, verum tamen deberes dicere te indignum fore tanti honoris culmen ascendere. Nunc autem quia propter tuam innumeram possessionem apostolici ordinis sprevisti dignitatem, in eodem membro cum quo pertinaciter prolocutus es id nefandum, iam nunc in proximo huius vitae pro vindicta patieris interitum5). Quod non multo post subsecutum est.

Later nu geviel het dat de kerk van Traiectum zonder herder zat, uiteraard omdat die van hier naar het hemelse vaderland overging. Toen onverwijld de geestelijken bijeen kwamen om met de zalige man te confereren1) over de keuze van een bisschop, kozen zij, lang onder elkaar debatterend wie ze wilden bevorderen tot de zorg voor het bestuur, uiteindelijk de provoost van de kerk, Craft van naam. Die echter antwoordde, daar hij wel voorzien was van rijkdommen, opgeblazen door trots en verwatenheid: Ik heb aan zaken voldoende3). waarom zou de zorg voor zo’n last mij bezwaren? De zalige Odulfus echter, die dit antwoord hoog opnam, zei tot hem: Wat zeg je, ellendeling? Jij versmaadt openlijk wat je niet verdient te bereiken. Beter, als je dit niet wilde aangaan, moest je toch zeggen dat je onwaardig was de top van zo’n hoge eer te bestijgen. Nu echter, aangezien je vanwege jouw onmetelijk bezit de waardigheid van de apostolische rang versmaad hebt, zul je in hetzelfde lichaamsdeel waarmee je deze misdaad zo brutaal hebt uitgesproken, nu gauw in het vervolg van dit leven voor straf de ondergang lijden5). En dit volgde niet lang daarna.

1) Odulphus heeft blijkbaar in het bisdom een positie van “éminence grise”; de bisschop werd toen kennelijk aangewezen door de verzamelde clerus van het bisdom, niet door de Paus2) Dit woord staat wel in het handschrift, maar moet eigenlijk niet meegelezen worden om de zin correct te maken3) Kennelijk kon toen al een hoog kerkelijk ambt als een weg naar zelfverrijking worden beschouwd; Odulfus maakt zich er echter danig kwaad over4) Andere handschriften hebben “aggravabitis”, wat veel beter lijkt: “Waarom gaan jullie mij….. belasten?”5) Welke vorm nu precies die ondergang heeft aangenomen is onbekendV c;[12 in AASS]Conventu autem clericorum adhuc titubante singuli eos qui sibi optimi videbantur, elegere. Sacerdos vero Domini non respitiens ad personam, sed potius ad meritum, dicebat inter eos probabiliorem inveniri posse pontificem, nihil tamen illos vituperans quos sibi elegerant. Ostendit ergo eis quendam presbiterum nomine Hungerum, qui, quamvis esset aspectu deformis, tamen clam hominibus, palam Deo, non minus merito quam opere claruit insignis. Cunctis autem huic electioni consentientibus, statuto tempore, secundum Dei voluntatem, pastoralis offitii suscepit benedictionem. Per

Terwijl echter de bijeenkomst der geestelijken nog weifelde, kozen ze ieder apart hen die hen het geschiktst leken. De priester Gods echter zei, niet kijkend naar het uiterlijk, maar eerder naar de verdienste, dat er onder hen een prijzenswaardiger bisschop kon worden gevonden, zonder overigens hen te verwijten om degrene op wie ze zelf gestemd hadden. Hij toonde hen dus een zekere priester Hunger, die, hoewel hij misvormd was om te zien, toch ongezien voor de mensen, maar duidelijk voor God, niet minder om verdiensten dan om zijn daden helder uitblonk. Toen allen met deze keuze instemden, ontving hij op de gestelde tijd volgens Gods wil de zegen van het herderlijk

Page 14: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

14

gratiam vero Spiritus sancti sic impleta est prophetia iusti viri quod post sanctos pontifices videlicet Uuilbrordum et Bonifatium, in illa sede nequaquam inveniretur qui sanctioris vitae tramitem usque ad obitum sui sequaeretur1).

ambt. Door de genade dan van de heilige Geest werd zo de profetie vervuld van de rechtvaardige man, omdat - na de heilige bisschoppen Uuilbrordus en Bonifatius natuurlijk – op die zetel zeker niemand gevonden werd die een heiliger levenspad volgde tot aan zijn verscheiden.

1) Dit is wel een heel merkwaardige –e-/-ae- verwisseling: tekenend voor hoezeer beide schrijfwijzen als identiek beschouwd wordenVI a;13 in AASS]Nec praetereundum est quod vir Deo plenus iam provectae aetatis fessus senio, nequibat aecclesiam adire nisi suffulciretur baculo. In cuius etenim summitate ceratam habebat tabellulam in qua si ita res eveniret, nomina fidelium denotaret, donec congruo tempore describeret ea in libro vitae. Quadam vero die sanctus vir, animo fortis, immemor suae imbecillitatis, dum festinanter ad Dei properaret obsequium, post se in cellula praetermisit baculum. Nec longo intervallo facto eadem cellula insidiante diabolo inflammata est cum omni suppellectile1) ipsius atque cum baculo. Cumque sanctus vir interim divinis laudibus insisteret ignique valido eam inflammare cerneret, ad nota praesidia cucurrit. Deum exoravit ne loca sanctorum ignis invaderet, parvipendens quod suae habitationis domicilium igne1) deperiret . Exauditur oratio, mansuescit incendium continuo, nec ultra praevaluit, nisi solum modo cellulam quam invaserat, combussit. Igne igitur extincto, baculus ita invenitur inlesus omnino , quod, quasi sub incendio durante cera, nec minutissima2) apicum deficeret in ea, quatenus liquide cunctis manifestaretur quanti meriti quantaeque virtutis coram deo sanctus vir haberetur. Eundem quoque baculum post illius obitum super sepulchrum eius fratres posuerunt infixum, qui in eodem loco ubi fixus fuerat, usque ad tempora beatae memoriae Radbodi episcopi perduraverat3).

Ook mag niet onvermeld blijven, dat de van God vervulde man, reeds uitgeput door een gevorderde ouderdom, niet in staat was naar de kerk te gaan tenzij hij werd ondersteund door een stok. Op de kop hiervan nu had hij een wastafeltje waarop hij, als de zaak zo uitkwam, de namen van gelovigen kon noteren, totdat hij ze te gelegener tijd kon bijschrijven in het boek des levens. Op zekere dag echter liet hij, sterk van geest als hij was, maar zijn zwakte vergetend, toen hij zich haastig naar Gods taken repte, de stok achter in zijn cel. Voordat er een lange poos was verstreken vatte de cel door een overval van de duivel vlam met al zijn huisraad en met de stok. En ofschoon de heilige man ondertussen bezig bleef aan Gods lof en zag hoe de cel door een flinke brand in vlam stond, repte hij zich aan zijn gewone bezigheden. Hij bad tot God dat het vuur de verblijven van de vrome mannen niet zou aantasten, er weinig om gevend dat zijn eigen woonruimte door het vuur ten onder ging. Zijn gebed wordt verhoord, de brand luwde meteen en bracht het niet verder dan dat hij enkel de cel waar hij ingevaren was, uitbrandde. Toen dus het vuur geblust was, werd de stok zo volledig onbeschadigd teruggevonden dat, alsof onder de brand de was verhardde, niet het kleinste puntje er aan ontbrak, opdat allen duidelijk werd gemaakt van hoeveel verdienste en hoeveel deugd de heilige man bij God gehouden werd. Diezelfde stok plaatsten ook na zijn dood zijn broeders vast boven op zijn graf, die op diezelfde plek waar hij geplant was, tot aan de tijden van bisschop Radbod zaliger gedachtenis gebleven was.

1) Heel net klassiek Latijn zou hier Ablativi eindigend op –i geschreven hebben2) Wie zal het de Middeleeuwse schrijver kwalijk nemen dat hij niet weet dat “apex” eigenlijk mannelijk is?3) Normaliter zou men hier “perdurabat” verwachten

Page 15: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

15

VI b;[14 in AASS]Cum autem iam tempus adesset quo sanctus vir diu optatam caelestis regni patriam adire deberet, modica febre correptus suam intellexit imminere solutionem accersitisque fratribus indicavit eis1) et diem et tempus suae remunerationis. Cumque se morti proximum agnovit, fratres iterum ammonuit ut ad se venirent et cum eo psalmos pro expectatione sui exitus decantarent. Omnibus exequiarum ministeriis secundum ipsius iussum iure peractis valefecit fratribus, depraecans eos pro se Domino preces effundere, promittensque pro eis et loco nec non pro habitatoribus loci ad Deum se oraturum omni tempore. Mox conversus ad Dominum nil mortem trepidans, quoniam sibi fuit mori lucrum, hilari mente dixit: In manus tuas, Domine, commendo spiritum meum2). Inter haec verba de corpore sanctissima illius egressa est anima. Qua scilicet exeunte tanta illic miri odoris aspersa est flagrantia3), ut omnes qui illic aderant inestimabili suavitate replerentur, ita ut per hoc patenter agnoscerent quod angelici cives animam egredientem suscepissent.

Toen echter de tijd naakte waarop de heilige man naar het lang verbeide vaderland van het hemelrijk moest gaan, begreep hij, door een milde koorts gegrepen, dat zijn verlossing aanstaande was, en nadat hij de broeders bij zich geroepen had, beduidde hij hen dag en uur van zijn beloning. En toen hij merkte dat hij dichtbij de dood was, maande hij de broeders opnieuw om bij hem te komen en met hem in afwachting van zijn heengaan psalmen te zingen. Nadat alle begrafenistoebereidselen volgens zijn eigen bevel ordelijk waren gemaakt, groette hij de broeders, hen smekend om voor hem tot God gebeden te storten en hen belovend dat hij voor hen en de plaats en ook haar bewoners te allen tijde tot de Heer zou bidden. Weldra keerde hij zich naar de Heer, geenszins bevreesd voor de dood, omdat sterven voor hem winst was, en zei met welgemoede geest: In Uw handen, Heer, beveel ik mijn geest2). Onder deze woorden week zijn allerheiligste ziel uit het lichaam. Toen die uittrad, let wel, verspreidde zich daar zo’n lucht van wonderlijke geur3), dat allen die daar aanwezig waren, met een onschatbare zoetheid vervuld werden, zodanig dat zij hierdoor duidelijk merkten dat engelenhemelbewoners de uittredende ziel hadden opgenomen.

1) “eis” is hier eigenlijk overbodig2) Ook Christus zei dit toen hij aan het kruis hing en op het punt stond te sterven, en het wordt nog vaak gezongen bij uitvaarten 3) a) “flagrantia” fout voor “fragrantia” b)“De geur van heiligheid” is nog steeds een uitdrukking, al is die niet meer alleen geassocieerd met sterven; het is een beetje een gemeenplaats in de levensbeschrijvingen van Heiligen: ook Bisschop Frederik, die hier een rol speelde, stierf in een wolk van welriekendheid.VI c;[15 in AASS]Celebratur autem eius sollempnitas1) pridie idus Iunii2). Fiunt etenim in Traiecto, verum etiam in Stauron eius intercedentibus meritis miracula innumerabilia. Per gloriam et honorem Domini nostri Iesu Christi qui cum Patre et Spiritu sancto coaeternus vivit et gloriatur Deus per infinita secula seculorum. Amen.

Zijn hoogfeest wordt nu gevierd op de dag voor de Idus van Juni2). Er gebeuren immers in Traiectum, maar ook in Stauron door tussenkomst van zijn verdiensten talloze wonderen. Door de glorie en eer van onze Heer Jezus Christus die met de vader en de heilige Geest eeuwig leeft en verheerlijkt wordt, God door de oneindige eeuwen der eeuwen. Amen

1) Beter: “sollemnitas”2) De Idus is in juni op de 13e. Dus 12 juni: Odulfusdag!! Vroeger op school een vrije dag met spelen, nu onmogelijk geworden door proefwerkweken enz. enz.

p.591 (deze cijfers verwijzen naar de pagina’s van de beroemde ”Acta Sanctorum” van de Bollandisten in

(p. 591) [geschreven rond 1660]

Page 16: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

16

Brussel, van de heiligen met feestdag in Juni, deel 2)Floruit seculo Christi nono S.Odulphus, cujus memoriam habemus inscriptam Martyrologio1) Ms. Ultrajectino Ecclesiae S. Mariae2), ante annos fere septingentos3) exarato, hisce verbis ad hunc XII Iunii: Trajecti natale Sancti Odulphi, Presbyteri & Confessoris. Ubi, ad majorem loci notitiam, in Martyrologio Coloniae & Lubecae anno 1490 excuso legitur, In inferiore Trajecto; quod est Ultrajectum, ita appellatum respectu Trajecti superioris, ad Mosam siti4). Non indicato loco cultus, refertur in antiquis Mss. Atrebatensi Ecclesiae Cathedralis, Leodiensi monasterii S.Laurentii5), Trevirensi S. Martini, Bruxellensi S. Gudulae6); Leidensi quoque et aliquo alio Ultrajectino; pluribusque Mss. item in Martyrologio, sub nomine Bedae saepius edito, quod supposititium7) esse hinc patet. At majus elogium in Ms. Usuardo8), in Alsatia aucto, ita refertur : Eodem die, apud Trajectum inferius, depositio S. Odolfi, Canonici monasterii Sancti Salvatoris: qui Frisiam cum S. Friderico Episcopo suo iterato convertit: & quia ipsum benigne non audierunt, praedixit Danos9) super eos esse venturos, & multos Martyres in Frisia esse futuros: & sic factum est. Denique circa finem vitae suae monasterium in Frisia aedificavit, & mare illic fore praedixit10). Denique Trajectum rediit, & in pace obit.

In de negende eeuw na Christus leefde de H. Odulphus, de herinnering aan hem hebben wij, opgeschreven in een Utrechts handgeschreven Martyrologium van de Mariakerk, ongeveer zeven honderd jaar geleden vervaardigd, met deze woorden bij deze twaalfde juni: te Utrecht geboortedag van de Heilige Odulphus, Priester en Belijder. Daar, zoals ter nadere bepaling van de plaats, in een Martyrologium te Keulen en Lübeck in het jaar 1490 gedrukt, staat te lezen: “In het lagere Trajectum, en wel Ultrajectum, zo genoemd met verwijzing naar het hogere Trajectum dat aan de Maas gelegen is. Terwijl geen plaats van de cultus is aangeduid, wordt het in oude handschriften van de Cathedrale kerk te Arras, van het Luikse klooster van de H. Laurentius, van de H. Martinus in het Trierse, van St. Gudule in het Brusselse; ook in het Leidse en in een andere plaats in het Utrechtse; in meerdere handschriften evenals in het Martyrologium, meer dan eens uitgegeven onder de naam van Beda, uit hetwelk blijkt dat het vervalst is. Maar een hogere lofprijzing in een Handschrift van Usuard, in de Elzas vermeerderd, wordt zo verhaald: Op dezelfde dag, in het lagere Trajectum, de teraardebestelling van de H. Odolfus, Kanunnik van het klooster van de Heilige Verlosser: die met zijn bisschop de H. Fredericus wederom Friesland bekeerd heeft: en omdat de mensen daar hem niet welwillend aanhoorden, voorspelde hij dat de Denen over hen zouden komen, en dat er vele martelaren zouden zijn in Friesland; en zo is het gebeurd. Tenslotte bouwde hij rond het eind van zijn leven in Friesland een klooster en voorspelde dat daar zee zou zijn. Tenslotte keerde hij naar Utrecht terug en overleed in vrede.

1) Een Martyrologium is een verzameling zeer korte levens van Heiligen (niet alleen martelaren)2) De kerk van de Maagd Maria is nog gedeeltelijk te vinden in Utrecht aan de Mariaplaats3) Aangezien Henschen in ongeveer 1660 schreef moet dit van ± 950 stammen4) Het hogere Traiectum aan de Maas is uiteraard Maastricht5) Dit handschrift is thans in Brussel, onder no. Brux. ms 830-26) Dit is eveneens in Brussel, onder no. Brux. ms 9636-87) “suppositium” – vervalst, omdat Beda reeds in 735 gestorven was, dus niet over heiligen uit de tweede helft van de achtste en eerste helft van de negende kan hebben geschreven8) Usuardus (9e eeuw), schrijver van wel niet het eerste, maar wel het meest gebruikte martyrologium uit vroege tijden, in vele handschriften en drukken overgeleverd9) Bijvoorbeeld de plundering van Staveren in het jaar 961 10) Vlak voor de kust bij Staveren ligt in zee het zgn. Vrouwenzand, waar dat klooster (gewijd aan Maria) eerst gestaan zou hebben 2 Similia elogia sunt in Ms. Florario1), sed non adeo antiquo, in quo dicitur obiisse anno salutis DCCCLXV: nec non in Auctario Usuardi, a Greveno2) sub annum

2 Soortgelijke lofprijzingen zijn in een Hand-schrift uit Fleury, maar niet zo oud, waarin gezegd wordt dat hij is overleden in het jaar 865: eveneens in de toevoeging van Usuard, door Gre-

Page 17: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

17

1521 recuso, Molani3) Indiculo & Nata1ibus Sanctorum Belgii, Ghinii4) Natalibus Sanctorum Canonicorum, Arnoldi Wilnis5), Martyrologio Benedictino quem secuti Dorganius & Bucelinus6),& hic cum longissimo encomio: verum, prudenter, omisit Menardus7). Praeclare explicat statum vitae Miraeus8) in Fastis Belgicis, Ultrajectum inquit, profectus, Canonicis, Sancti Salvatoris, vulgo Oudtmunster, qui communem ac velut coenobiticam adhuc vitam tunc agebant, se adjunxit: & a Frederico Episcopo in Frisiam missus, Stavriae Canonicorum in communi pariter viventium Collegium instauravit, quod Andreas Cuquensis, xxv Episcopus Ultrajectinus, Benedictinis Ostbrouca evocatis postea attribuit. Haec Miraeus: quibus similia habet Molanus9), unde intelligitur, quo fundamento adscriptus sit Benedictinis: Reperimus etiam a Congregatione10) Windesemensi Canonicorum Regularium, in Ordinario11) divini officii ad annum MDXX I I excuso, coli festum ejus sub ritu novem Lectionum12), quod etiam a Canonicis Regularibus Lateranensibus sub ritu duplici celebratur. At ejus festum per totam provinciam Ultrajectinam, latissime extensam, solenni ritu celebratum fuisse, indicant antiqua Missalia & Breviaria13) quae apud nos plurima sunt, uti & Harlemiense Breviarium Ms, atque etiamnum continuari indicant Officia propria provinciae Ultrajectinae hoc seculo, cusa & recusa.

venus tegen het jaar 1521 herdrukt, in de opgave van Molanus en de geboortejaren van Belgische Heiligen, van Ghinius De Geboortedagen van Hei-lige Kanunniken, van Arnoldus van Wilnis, in het Benedictijns Martyrologium, hetwelk gevolgd is door Dorganius en Bucelinus, en hier met een zeer lange lofprijzing, wijselijk echter door Menardus weggelaten. Op prachtige wijze ontvouwt Miraeus een verslag van zijn leven in de Belgische Gedenkdagen: naar Utrecht gereisd, zegt hij, sloot hij zich aan bij de Kanunniken van de H. Verlosser, in de volkstaal Oudmunster, die toen nog een gemeenschappelijk en nagenoeg kloosterlijk leven voerden: en door Bisschop Fredericus naar Friesland gezonden, stichtte hij te Staveren een College van gemeenschappelijk levende Kanunniken, dat Andreas Cuquensis, de 25e Bisschop van Utrecht, later toewees aan Benedictijnen die uit Oostbroek gehaald waren. Tot zover Miraeus: eenzelfde mededeling heeft Molanus, waaruit begrepen wordt op welke basis het aan de Benedictijnen is toegeschreven; wij vinden ook in een Ordinarium van het heilig officie van de Congregatie van Windesheim van Reguliere Kanunniken vóór het jaar 1522 ge-drukt, dat zijn feest gevierd wordt onder het ri-tueel van de negen Lezingen, wat ook door de Reguliere Kanunniken van het Lateraan onder de dubbele ritus wordt gevierd. Maar zijn feest werd door heel de Utrechtse provincie wijd verbreid, met plechtige ritus gevierd, dit duiden de oude Missaals en Brevieren, die er bij ons heel veel zijn, zoals ook een Haarlems Brevier in hand-schrift, en wordt ook nu nog doorgezet zoals Of-ficies van het Eigene van de provincie Utrecht in deze eeuw, gedrukt en herdrukt aangeven.

1) Florario: uit Fleury, een klooster in St. Benoit-sur-Loire 2) Grevenus, een van de vele bezorgers van uitgaven van Usuardus (zie boven), met aanvullingen voor latere heiligen (Auctorium Usuardi, 1521)3) Johannes Molanus (1533-1585), professor te Leuven; hier geciteerd: Indiculum et Natalia Sanctorum Belgii4) Constantinus Ghinius , Natales Sanctorum Canonicorum, 1621, 5) Arnold Wilnis (ook wel Wion) 17e eeuw), Martyrologium Benedictinum6) Dorganius, bezorger van een “aangevulde Usuardus”, evenals Bucelinus (1599-1681), Menologium Benedictinum7) Hugo Menardus (1585-1644), Martyrologium Sanctorum Ordinis S. Benedicti8) Aubert Miraeus (1573-1640), werken: Origines coenobitorum Benedictinorum in Belgio, Fasti Belgici (Oorsprong van Benedictijnse Monniken in Belgie, Belgische Data9) Johannes Molanus (1533-1585), Welk werk hier aangehaald wordt is mij onbekend10) Congregatie van Windesheim: een bond van een groot aantal Reguliere Kanunnikencolleges; bestaat nog 11) Ordinarium is een opgave van die delen van kerkdiensten die in alle diensten terugkomen, zoals het Kyrie, het Credo etc.12) Missale, een boek bevattende alle misdiensten van het hele kerkelijk jaar; Breviarium, ondanks de naam lange tekst met per dag de gebeden die priesters moesten opzeggen, in principe uniform voor de hele kerk, maar provinciale afwijkingen waren toegestaan 3 Est Oultjens-plaat1) amplus oppidi instar 3 Ooltgensplaat is een flink dorp van het

Page 18: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

18

pagus, in Vltra-Flackaeana insula, inter Hollandiam & Zelandiam, quasi S. Odulphi Syrtis2) dicta, ibique fuisse Ecclesiam S. Odulpho dicatam, indicavit mihi olim Iacobus de la Torre, Archiepiscopus Ephesinus & Vicarius Pontificius3) in dicta Provincia Ultrajectina, quod tum ex ore ejus annotavimus. Amstelodami ad Novum-pontem, vulgo de Nieubrugge, olim aedem4) fuisse, S. Odulpho sacram, scripsit nobis Amsteledamo anno MDCLVIII Adrianus Cools5), Societatis Iesu, tum Missionis Hollandiae Superior. Eidem dicatam basilicam Canonicorum, in Lossensi6) dioecesis Leodiensis oppido, indicant Miraeus et Molanus: qui addit natum Oorschoti in Campania Brabantica, ubi in parentum praedio extat ecclesia in ejus honorem; quae intra paucos annos, propter multitudinem & vagam habitationem incolarum, erecta est in secundam parochialem ecclesiam. Haec Molanus.

At Stavera supra memorata, ejus veneratione et miraculis celeberrima , fuit quondam urbium totius Frisiae maxima, ditissima ac splendidissima imo et Regum credita sedes, portu tunc supra modum commodissimo; unde opes cumulatae luxum, insolentiam proterviamque tantam genuerunt, ut quisquis nimis insolenter apud Frisios sese effert, communi proverbio, dicatur videri protervus iuvenis Staverensis.

Sed ex praesagio S. Odulphi cum dicta urbe sic actum7) est, ut paulatim fortunam amiserit; atque ita decreverit, ut vix oppidi nomen retineat, & pauci incolae captura piscium & navigatione vitam sustineant.

formaat van een stadje op het eiland Overflakkee, tussen Holland en Zeeland, genoemd als het ware een Syrtis van de H. Odulphus, en dat daar een kerk is geweest, aan Odulphus toegewijd, zoals ooit aan mij is beduid door Jacobus de la Torre, Aartsbisschop van Efese en Pauselijk Vicarius in de genoemde provincie Utrecht, wat wij toen uit zijn mond hebben opgetekend. Te Amsterdam bij de Nieuwbrug (in het Latijn Novus-Pons) is ooit een gebouw geweest, gewijd aan Sint Odulphus, heeft ons te Amsterdam in het jaar 1658 Adrianus Cools van de Sociëteit van Jesus, toen Overste van de Hollandse Missie, geschreven. Eveneens aan deze toegewijd een basiliek van Kanunniken, in Losse een stad van het diocees Luik, naar opgave van Miraeus en Molanus, welke laatste toevoegt dat hij geboren was te Oorschot op het Brabantse platteland, waar in het gebied van zijn ouders een kerk te zijner ere bestaat; deze is binnen weinige jaren, vanwege de veelheid en de onvaste woonwijze van de inwoners, tot een secundaire parochiekerk geworden. Tot zover Molanus. Maar Staveren, hierboven vemeld, beroemd om zijn verering en wonderen, was eens de grootste van de steden van heel Friesland, zeer rijk en prachtig en zelfs beschouwd als zetel van Koningen, een toentertijd bovenmate ruime haven; de rijkdommen daaruit opgestapeld brachten een weelde, een verwaandheid teweeg, en zo’n grote hoogmoed, dat alwie zich bij de Friezen te verwaand gedraagt, volgens een algemeen bekend spreekwoord geheten wordt een onbeschaamd jong uit Staveren te lijken. Maar op een voorspelling van de H. Odulphus is het de stad zo vergaan, dat ze geleidelijk de fortuin verloor; en het ging zo achteruit dat ze nauwelijks nog de naam stad behield en dat een klein aantal inwoners met visvangst en bootvaart hun kost verdienden.

1) Ooltgensplaat, nog steeds bestaand dorp. De Reformatie is hier wel stevig over heen gerold, maar één van de protestantse kerken heet nog steeds naar Odulphus, en er is een Odulphusstraat. In Wijk aan Zee, Assendelft, Barneveld, Bakhuizen, heeft Odulphus een Katholieke enclave met kerk, zij het niet altijd de oude kerk, weten te behouden2) Syrtis: de Apostel Paulus vertelt dat hij vanuit Syrtis gevankelijk naar Rome is gebracht, waar hij uiteindelijk terechtgesteld is; waarom Ooltgensplaat in dit opzicht voor Odulphus vergelijkbaar is, ontgaat mij3) Na de Reformatie werd Holland door Rome tot missiegebied bestempeld: het ressorteerde onder een Apostolisch Vicaris, die meestal een bisdom in partibus infidelium (gebieden van ongelovigen) bekleedde, in dit geval in Ephese, waar al sinds de tiende eeuw het Christendom het veld had moeten ruimen voor de Islam4) Hier wordt bedoeld het zgn. Olofspoortje (dat er nog is), maar er is enige naamsverwarring mogelijk: er is ook een H. Olof, de eerste Christelijk koning van Noorwegen; uitzoeken hoe het zit voert me een beetje te ver5) De Jezuieten hadden nog een speciaal werkgebied in Holland en Zeeland; de Hollandse Missie. Deze A. Cools was hiervan tot 1662 het hoofd

Page 19: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

19

6) Losse, tegenwoordig Borgloon in de provincie Luik (Waalse naam Looz), waar tot op heden nog de kerk gewijd is aan Odulphus. Enkele van de ramen ervan zijn hier als illustratie gebruikt7) Eenieder die een beetje is ingevoerd in de vaderlandse geschiedenis, kent wel het verloop van Staverens historie, al was het alleen maar vanwege het vrouwtje4 Prae reliquis porro locis eminuit cultus ejus in ecclesia Sancti Salvatoris Ultrajectina, in cujus coemeterio solebat ejus aedes monstrari, his versiculis1) inscripta, a Bouchelio2) in notis ad Chronicon Ioannis de Beka3) in Alfrico4) Episcopo relatis. Odulfus, sacrum quem clara Brabantia ab Oirschot misit ad hoc templum, has habitavit presbyter aedes. Post mortem, in Ecclesia Sancti Salvatoris Ultrajecti sepultus, plurimis claruit miraculis.

Ita officia propria provinciae Ultrajectinae anno MDCXL recusa. Baldricus5) XV Episcopus seculo X, corpora Sancti Odolphi & aliorum per mysticam revelationem, adinvenit: de quibus sanctis Patronis Trajectensem Ecclesiam gloriosius adornavit. Ita Beka et Heda6). Ut tamen impleta fuerit Sancti prophetia, infra num. 107), oportet corpus ejus Staveram translatum deinde fuisse, sed quando nescimus divinare aut quid denique eo factum sit. Ibidem venerationi publicae olim solebant exponi sacra Capita SS. Frederici Episcopi & Odulphi Presbyteri: de quibus ad Ioannem Bollandum8) scripsit anno MDCXLIV Magnificus vir Gisbertus Lappius a Waveren9), Patritius & Iurisconsultus Ultrajectinus, cuius illustris mentio est in Appendice ad Chronicon Ioannis de Beka pag. 122; & ex ejusdem Lappii memoriis edita est Vita Wilhelmi Heda, ante Historiam Episcoporum Ultrajectensium ab hoc conscriptam, & notae ad Historiam Lamberti Hortensii10), ante quam est Poëma Theodori Dousae11) ad ipsum Lappium. Hic ergo ista scribit:

4 Vóór andere plaatsen voorts ontbloeide zijn verering in de kerk van de H. Verlosser te Utrecht, waar men op het kerkhof zijn monument placht aan te wijzen, met deze verzen verlucht, door Bouchelius in zijn Noten bij het Chronikon van Joannes de Beka onder Bisschop Alfricus aangehaald: Odulphus, sacrum quem clara Brabantia ab Oirschot Misit ad hoc templum, has habitavit presbyter aedes. Post mortem, in Ecclesia Sancti Salvatoris Ultrajecti sepultus plurimis claruit miraculis.Aldus in de eigen Officies van de provincie Utrecht in het jaar 1640 herdrukt. Baldricus, de 15e Bisschop, vond in de tiende eeuw door een mystieke openbaring de lichamen van de Heilige Odolphus en anderen: met deze heilige patronen sierde hij de Utrechtse kerk roemvoller op. Zo Beka en Heda. Opdat evenwel de voorspelling van de heilige vervuld werd, onder no. 10, zou zijn lichaam nadien naar Staveren moeten zijn overgebracht, maar wanneer kunnen wij niet achterhalen, of wat er tenslotte mee gebeurd is. Eveneens daar plachten voor openbare verering te worden uitgestald de heilige hoofden van de HH. Fredericus, Bisschop, en Odulphus, Priester: daarover schreef naar Joannes Bolland in het jaar 1644 de Hooggeachte Heer Gijsbert Lappius van Wavre, uit de gegoede stand en Rechtsraadsman te Utrecht, van wie een klinkende vermelding is in het Aanhangsel aan het Chronikon van Joannes de Beka, pag. 122; en uit memoires van deze zelfde Lappius is een leven van Wilhelmus Heda, vóór de Geschiedenis van Utrechtse Bisschoppen door deze geschreven, en de Noten bij de Geschiedenis van Lambertus Hortensius, eerder dan dat er een Gedicht van Theodorus Dousa gericht aan Lappius zelf stond. Deze schrijft dus als volgt:

1) Van “Odul|fus sa|crum quem|clara Bra|banti(a) ab|Orschot” & “misit ad|hoc tem| pl(um) has habi|tavit|presbyter|aedes” zijn met enige moeite nog hexameters te maken, maar van de rest niet, althans niet door mij2) A. Buchelius (1565-1641): een geschiedkundige die een verzameling heeft aangelegd van inscripties over het (vooral religieuze) verleden van Utrecht, dat dreigde verloren te gaan na de Reformatie; tot een boek is het nooit gekomen, maar hij heeft wel bij een editie van Beka vele noten geplaatst met deze teksten (zie noot 3)3) Johannes de Beka heeft in de 14e eeuw een Kroniek van de Bisschoppen van Utrecht en graven van Holland geschreven die zeer populair geworden en gebleven is en vele edities gekend heeft; ook zijn er later nog veel aanvullingen bij gemaakt van na zijn tijd

Page 20: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

20

4) Joh. de Beka behandelde zijn stof dus per Bisschop/Graaf en zo ook Alfricus, 9e Bisschop, 838-8445) Baldricus, Bisschop van Utrecht 918-975, was degene die de zetel van Deventer, waarheen men gevlucht was, terugbracht naar Utrecht; allicht dat hij tussen de puinhopen wat terugvond6) W. Heda (1460-1525), geschiedschrijver over het Bisdom Utrecht, die als een aanvulling op Beka kan worden beschouwd7) Zie hoofdstuk 9 in de eerste Latijnse tekst van dit boekje opent, het ms. Audomarense 775 uit St. Omer8) Joh. Bolland (1596-1665), Jezuietenpater uit Brussel die geldt als initiatiefnemer tot de Acta Sanctorum waaruit deze tekst genomen is; zeer belangrijke figuur in de beoefening van de kerkgeschiedenis9) Gijsbert Lap van Waveren (1596-na 1648), Advocaat en stadsbestuurder te Utrecht, bezorgde een editie van Beka + Heda + Buchelius + Hortensius, samengevoegd tot één werk10) L. Hortensius (1500-1574), leraar aan de Latijnse school te Naarden (o.a.); schreef een Latijns gedicht over de Spaanse gruwelen te Naarden in 1572.11) Theodorus Dousa, of Dirk van der Does (1580-1663), schreef een Latijnse inleiding in dichtvorm bij het werk dat in noot 10) vermeld staat; was meer militair dan literator, maar had wel letteren gestudeerd 5 Refricat mihi non unis litteris magnificus Dominus Nyhuysius1) memoriam tui, atque ingens circa Vitas sanctorum studium…Huic operae tuae subsidiaria opera dare ad laudem Sanctorum Dei me delectat; et vel maxime de Sanctis patriae nostrae, inter quorum cultores ego me vel primum profiteor. Habe itaque a me geminam hanc inscriptionem, quam ego cum accuratione delineavi, cum p. 592 hae Reliquiae in custodia essent cognati mei Pompeji a Montzima, Canonici & Thesaurarii Ecclesiae Sancti Salvatoris (Oude-Munster) Ultrajecti ac postea Praepositi2), magni Praesidis Viglii3) ex sorore praenepotis: quae jam asservantur in Capitulo, reducta sunt post excessum cognati mei. Cranium S. Odulphi argenteo capite seclusum, justae ac humanae magnitudinis, inscriptionem habet littera Germanizante (quali in Hortensio meo4) inscriptionem quamdam expressi) ut ad oculum videas quam Germanizantem litteram vocem.

Anno Dni m.ccc. Decanus & Capitulum Sti Salvatoris Trajectensi, me ex capella extrahi & fieri fecerunt. S. Frederici Martyris pars cranii, itidem reclusa argenteo capite mitrato inscriptionem sequentem habet littera jam supra narrata. Anno Dni m.ccclxii. Decanus & Capitulum Sti. Salvator. Trajecten. me ex tumba, pro tunc innovata, extrahi & fieri fecerunt, per Elyam Scerpswert5) aurifabrum. Adservatur scyphus S.Odulphi ligneus, argenteo deaurato scypho circumvestitus, ad quem ex catenula aurea crux6) purissimi auri dependet, cum imagine Christi crucifixi; in qua ambo pedes fulcro innixi, gemino clavo transfixi cernuntur & hodie, festo ejus Divi ex eo bibentes, crucem scypho (S. Odulffs

5 Met meer dan een brief brengt de hooggeachte heer Nyhuys mij de herinnering aan U te binnen, en Uw geweldige studie over de levens van de Heiligen…Ik stel er prijs op aan dit werk van U aanvullende werken tot lof van de Heiligen van God bij te dragen; en wel met name over de Heiligen van ons vaderland, tot de vereerders van wie ik mij zeker als eerste beken. Ontvang dus van mij dit tweede inschrift, dat ik met nauwkeurigheid heb overgetekend, omdat (p.592) deze relieken in bewaring waren van mijn verwant Pompejus van Montzima, Kanunnik en Schatbewaarder van de kerk van de H. Verlosser (Oude-Munster) te Utrecht en later Provoost, achterkleinzoon geboren uit de zuster van de grote Praeses Viglius: wat al wordt bewaard in het Kapittel, is teruggebracht na het overlijden van mijn familielid. De schedel van Sint Odulphus gevat in een zilveren hoofd, van normale menselijke afmeting, heeft een inschrift in Germaansachtige letters (zoals ik het in zeker inschrift in mijn Hortensius heb uitgedrukt) zodat U oog in oog kunt zien welke letter ik een Germaansachtige letter noem.In het Jaar des Heren 1300 hebben Dekaan en Kapittel van de H. Verlosser mij uit de kapel laten halen en doen vervaardigen.Een deel van de schedel van de H. Frederik, evenzo ingesloten in een zilveren hoofd met mijter heeft het volgende inschrift in de reeds boven aangeduide lettersoort:In het Jaar des Heren 1362 hebben Dekaan en Kapittel van de H. Verlosser mij uit het graf, voor de gelegenheid vernieuwd, laten halen en vervaardigen, door Elyas Scerpswert, goudsmid.Erbij wordt bewaard een nap van de H. Odulphus, van hout, met een verguld zilveren nap omhuld, waaraan aan een ketting van goud een zuiver gouden kruis hangt met een afbeelding van de gekruisigde Christus; hierop worden beide voeten gesteund op een schraag,

Page 21: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

21

nap) immergunt. Ipse Divus Odulphus eam Crucem in pectore gestabat. Ego saepe ex illo scypho libavi; cum in custodia esset praedicti cognati mei Pompeji.

met twee nagels doorstoken gezien en vandaag, op het feest van deze Heilige hieruit drinkende, dompelen zij het kruis in de nap (S. Odulffs nap). De Heilige Odulphus zelf droeg dit kruis altijd op zijn borst. Ik heb dikwijls uit die nap geplengd; toen hij in bewaring was van mijn familielid Pompejus.

1) Nyhuysius2) Pompeius van Montzima (of Montisma) Thesaurier, later provoost, van de S. Salvator in Utrecht (gest. 1637). Hij kon uiteraard alles weten wat er in zijn tijd is opgegraven en in veiligheid gebracht van de kostbaarheden van die kerk3) Praeses Viglius (1507-1577), oudoom van voorgaande, alleen vermeld omdat hij zo’n machtig persoon was geweest, lid en voorzitter van Alva’s Raad van Beroerten, overigens tegen zijn wil. Stond in contact met de groten van die tijden, bv. Desiderius Erasmus4) Lambertus Hortensius (1500-1574) was onder vele anderen enige tijd leraar Latijn te Naarden; schreef een Latijns gedicht over de Spaanse gruwelen aldaar in het jaar 15725) Elyas Scerpswert, 14e eeuwse goudsmid uit Utrecht; maakte in 1362 het kopreliquiarium van St. Frederik en wellicht ook dat van St. Odulphus; het eerste bestaat nog, van het tweede is niets meer bekend nadat de Oud-katholieke kerk in Leiden het midden 19e eeuw verkocht heeft; dat van St. Frederik is in het Rijksmuseum terecht gekomen en is daar nog6) Hier bespreekt Henschen relieken van Odulphus die nog steeds in het Museum Het Catharijneconvent in Utrecht te bezichtigen zijn6 Hactenus Lappius1). At Petrus Kerchoven, Cathedralis Ecclesiae Ruremundensis Decanus2), sub authentico instrumento anno MDCXXIX, die XVI Aprilis signato, testatur, Domino Everhardo Botter3), Magistro Rationum Camerae, dum viveret, & Consiliario Regiae Majestatis in Geldria, residenti ante multos annos Ultrajecti, multas Reliquias de diversarum ecclesiarum & monasteriorum sanctarum Reliquiarum thesauro communicatas , & inter ceteras has de S. Odulpho Confessore, Canonico Ecclesiae Collegiatae S. Salvatoris Ultrajectensis; de S. Gregorio, Episcopo ejusdem civitatis4): item particulas ossium S. Chelindris Virginis & Martyris & Sanctarum undecim millium Virginum5). Et quandoquidem dicti Domini Botteri relicta vidua, Domicella Ida van Mierlo, attestetur nominatas Reliquias, per maritum quondam suum, ex ipsis thecis Sanctorum in ecclesia Ultrajectina & monasteriis accepisse; hinc est quod attestor, easdem Reliquias praenominatorum Sanctorum & Sanctarum, pro talibus haberi posse; cum praedictae Domicellae viduae fides, vita, & honestas ita mihi nota sit, ut in re tanti momenti non aliud quam veritati consentaneum testimonium datura sit. Instrumenti hujus, cujus originale adservatur in Collegio Societatis Iesu Hallensi6), confinio Hannoniae & Brabantiae, tribus leucis Bruxellis dissito, cui jam dicto anno MDCXXIX die XVIII

6 Tot zover Lappius. Maar Petrus Kerchoven, Dekaan van de Kathedrale Kerk van Roermond, bevestigt in een authentiek document in het jaar 1629, op 16 April getekend, aan Everard Botter, Meester van Rekeningen van de Kamer, zolang hij leefde, en Raadsman van de Koninklijke Majesteit in Gelre, voor vele jaren woonachtig te Utrecht, vele Relieken uit de schatten van verscheidene kerken en kloosters tezamen met een schat aan heilige Relieken te hebben ter hand gesteld, en daaronder die van De H. Odulphus, Belijder, Kanunnik van de Nevenkerk van de H. Verlosser te Utrecht; van de H. Gregorius, Bisschop in dezelfde stad: evenzo deeltjes van botten van de H. Chelindris, Maagd en Martelares en één van de Heilige elfduizend Maagden. En aangezien Mevrouw Ida van Mierlo, als weduwe achtergebleven van genoemde Heer Botter, ervoor instaat de genoemde Relieken via haar echtgenoot eertijds uit de bewaarplaatsen zelf van de Heiligen in de Utrechtse kerk en kloosters te hebben ontvangen; daarvandaan is het dat ik ervoor insta dat dezelfde Relieken van voornoemde heilige mannen en vrouwen, als zodanig kunnen worden beschouwd; aangezien het geloof, het leven en de eerlijkheid van voornoemde Mevrouw de weduwe mij zodanig bekend zijn dat zij in een zaak van zo groot belang geen andere getuigenis zou afleggen dan één in overeenstemming met de waarheid. Van dit schrijven, waarvan het origineel bewaard wordt in het College van de Sociëteit van Jesus te Halle in het gebied van Brabant en Henegouwen, drie

Page 22: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

22

Aprilis, dictas Reliquias dono, assignaverat memorata Vidua Ida van Mierlo, cum epistola donationis: quam ipsi etiam habemus, nobis communicatam.

mijlen van Brussel verwijderd, waaraan ik in het reeds genoemde jaar 1629 op 18 April de genoemde Relieken schenk, had vermelde weduwe Ida van Mierlo betuigd, met een schenkingsbrief: die hebben wij zelf nog, nadat hij ons ter hand is gesteld.

1) Zie hfdst. 4 noot 9)2) Roermond behoorde tot het gebied van de hertogen van Gelre; er werd in 1559 een bisdom ingesteld vawege staatkundige ontwikkelingen. Petrus Kerchoven (of welke decaan ook) was een voor de hand liggende eerste ontvanger van relieken die in Utrecht niet meer veilig waren, want ze moesten zo snel mogelijk de grens over3) Meer dan wat hier staat, is over Botter niet te achterhalen; Gelre noemt zich koninkrijk nadat de Pruisische koning daar het gezag had verworven4) Sint Gregorius (een van velen),3e bisschop van Utrecht 754-7765) De elfduizend maagden van Ste Ursula zijn overbekend; hun relieken verspreidden zich over heel Europa6) Halle, vlak bij Brussel (tegenwoordig daarin opgenomen) was een Jezuietencollege rijk voor scholing van leken en priesters; de paters kregen nog andere kerkelijke hand- en spandiensten toegewezen, o.a. het opvangen en opnieuw plaatsen van heiligenrelieken7 Easdem Reliquias approbavit, & publicae venerationi exponi permisit Illustrissimus Franciscus Van der Burcht, Archiepiscopus Cameracensis1), die VIII Iunii dicti anni MDCXIX; & in propositione eidem facta, dicitur esse magna pars cranii capitis S.Odulphi, Confessoris, Canonici Ultrajectini. Servantur autem hae Reliquiae, cum aliis in sacello domestico Collegii Hallensis, veste serica & auro tectae, cum aliis in majori cista panno aureo argenteoque ornatae; & exponuntur pridie festi ante primas Vesperas in altari majoris chori; quibus absolutis deferuntur ad altare Deiparae Virginis miraculosae, quod festivis vestitur ornamentis, eo quod magis frequentetur, & ibi continua sacra a primo mane usque ad meridiem fiant. Canitur de Sancto in choro officium ritu duplicis festi, quod ceteri quoque sacerdotes sequuntur. Haec omnia curavit Iacobus Winsius2), tunc Superior Hallensis Residentiae, necdum Collegii Societatis Iesu: qui postea constitutus superior domus tertiae probationis in oppido Lirano3), tribus Antverpia leucis dissito, inter alias, Reliquias Hallis secum detulit duo ossa dicti S. Odulphi ex ejusdem cranio, alterum alio majus; quae cum approbatione Ioannis Malderi4), episcopi Antverpiensis, publicae venerationi exponi possunt. Ita ad posterorum memoriam scriptum, attestante dicto Iacobo Winsio, litteris datis pridie Kalendas Novembris anno MDCXXX, quorum omnium exemplum fidele penes nos

7 Deze zelfde Relieken heeft goedgekeurd en voor openbare verering laten uitstallen de Zeereerwaarde heer Franciscus Van der Burcht, Bisschop van Kamerijk (Cambrai), op de achtste Juni van voornoemd jaar 1619; en in een verklaring voor deze gemaakt wordt gezegd dat ‘t een groot deel is van de schedel van S. Odulphus, Kanunnik te Utrecht. Deze Relieken worden, met andere, bewaard in de huiskapel van het College te Halle, met een zijdebrocaten doek bekleed, met andere in een grotere kist met een goud- en zilveren weefsel gesierd; en zij worden uitgestald op de dag vóór zijn feest voor de eerste Vespers op het altaar van het priesterkoor; als dit is afgewerkt worden ze overgebracht naar het altaar van de wonderbare Maagd en Moeder Gods, dat met feestelijke versieringen wordt aangekleed, opdat het vaker wordt bezocht, en daar vinden van ’s morgens vroeg af tot aan de middag plechtigheden plaats. In koor wordt het officie gezongen van een dubbel feest, hetwelk ook andere priesters volgen. Voor dit alles heeft gezorgd Jacob Winsius, toen Overste van de Vestiging te Halle, en ook van het College van de Sociëteit van Jesus: die later, aangesteld als overste van het huis van de derde gelofte in de stad Lier, drie leugae van Antwerpen verwijderd, onder meer de Relieken van Halle met zich meenam, en wel twee stukken bot van de genoemde S. Odulphus uit diens schedel, het één groter dan het andere; deze kunnen met goedkeuring van Joannes Malder, Bisschop van Antwerpen, voor openbare verering worden uitgestald. Zo tot herinnering van toekomstige geslachten geschreven onder getuigenis van

Page 23: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

23

servamus. genoemde Jacob Winsius, in een brief gedateerd 31 october van het jaar 1630, van al hetgene wij een getrouw afschrift bij ons bewaren.

1) Aartsbisschop van 1615 tot 16442) Jacobus Winsius: meer dan wat hier staat niet te achterhalen3) Mijn kaart van België geeft een afstand van 17 km, wat duidelijk meer is dan 3 leugae (± 6,5 km), tenzij “oppidum Liranum” niet Lier is; maar in Lier staat wel nog een jezuietencollege (thans in gebruik voor iets anders)4) Bisschop van Antwerpen van 1611 tot 16338 Aliquas etiam S. Odulphi Reliquias1) in ecclesia Orschotana illi dicata servari, inde accepimus una cum Vita ejus, quam idiomate Brabantico2) ibi in codice pergameno habent, & unde sumptum ecgraphum submiserunt anno MDCXLVIII, subscribentibus Ioanne van Oudenhoven3), Pastore in Parochia S. Odulphi; Bartholomeo vanden Vilken3), ex ordine Eremitarum S. Augustini, Ecclesiae collegiatae ac parochialis S.Petri in municipio Orschotano pastores; & Gadenho3), Notario publico; non sine admiratione etiam hoc addentes testimonio suo, quod cum membranas, quibus continetur, vita, tam in marginibus quam intra lineas pluribus locis arroserint atque perroserint mures, nulla tamen littera eorum dentibus violata sit, itaque legi integre omnia possint. Verum eamdem vitam, originali Latino Idiomate damus ex variis antiquis Mss. scilicet Ultrajectino ecclesiae S .Salvatoris & Rubeae Vallis Canonicorum Regularium prope Bruxellas, tum ex Schedis Mss. D. Lindani4), & Legenda Coloniae anno MCCCCLXXXIII, atque biennio post Lovanii excusa. Laurentius Surius5) agnoscit eam graviter scriptam, sed magna ex parte se stylum mutasse praefatur, quam malumus ex primis fontibus proferre. Prologum reperimus solum in dicto Ms. Rubeaevallis, forte a Iohanne Gillemans6) collectore compositum: extat enim ibidem in prima parte Hagiologii Brabantinorum. Demum ex Molano ista subjungimus: Refert Becanus Hollandensis Chronographus, inter sui temporis gesta, Hollandos in bello contra Orientalem Frisiam nullum infortunium passos esse, quoad usque B.Odulphi Confessoris monasterium impugnaverunt. Hoc autem impugnato, non Frisonum, sed Dei virtute, ibidem interiisse Wilhelmum Comitem7), cum multis nobilibus ac praeclaris armigeris.

8 Dat er nog andere Relieken van S. Odulphus in de kerk die te Orschot aan hem gewijd is, worden bewaard, hebben wij vandaar vernomen tezamen met een Leven van hem dat ze in het Brabantse taaleigen in een perkamenten codex hebben, en een afschrift daarvan hebben zij ingediend in het jaar 1648, met ondertekening van Joannes van Oudenhoven, pastoor in de parochie van S. Odulphus; van Bartholomeus vanden Vilken, uit de orde van Heremieten van S. Augustinus, pastoor van de nevenkerk en parochie van S. Petrus in de gemeente Orschot; en van Gadenhus, gemeentelijk notaris; niet zonder verwondering ook dit toevoegende aan hun getuigenis, dat hoewel muizen de vellen waarop zij vervat is, zowel in de marges als tussen de lijnen op diverse plaatsen hebben aangeknaagd en doorgeknaagd, het leven toch met geen letter door hun tanden is beschadigd en alzo alles compleet gelezen kan worden. Hetzelfde leven echter, in het origineel Latijnse taaleigen geven wij uit verscheidene oude handschriften, te weten van de kerk van de H. Verlosser te Utrecht en van Rubea Vallis van de Reguliere Kanunniken bij Brussel, evenals uit handgeschreven bladen van D. Lindanus, en Legenden van Keulen uit het jaar 1483, en twee jaar later te Leuven gedrukt. Laurentius Surius erkende dat het serieus geschreven was, maar zegt vooraf dat hij voor een groot deel de stijl heeft veranderd, die wij liever uit de eerste bronnen halen. Het Voorwoord vinden wij alleen in de genoemde tekst uit Rubea-vallis, wellicht door de verzamelaar Johannes Gillemans opgesteld: want het staat ter zelfder plaatse in het eerste deel van Het Heiligenboek van Brabant. Uit Molanus tenslotte voegen wij dit toe: De Hollandse Historicus Becanus verhaalt onder de gebeurtenissen van zijn eigen tijd, dat de Hollanders in een oorlog tegen Oost-Friesland geen tegenslag hadden geleden, totdat zij het klooster van de H. Odulphus, Belijder, aanvielen. Toen dit echter was aangevallen, zou door de macht niet van de Friezen, maar van God daar

Page 24: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

24

Graaf Willem zijn omgekomen met vele edelen en roemruchte krijgers.

1) Van deze relieken is mij niets bekend, tenzij die wordt bedoeld die in de kerk te Best wordt bewaard (een vingerkootje)2) Dit Leven is in Nederland in vele handschriften bewaard, maar het Oirschotse exemplaar zal wel tot stof vergaan zijn3) Voor deze namen is Google duidelijk overvraagd4) Wilhelmus D. Lindanus 1523-1588), in de 16e eeuw actief voor de kerk in vele delen van Holland en de Zuidelijke Nederlanden; uiteindelijk als Bisschop van Roermond en daarna Gent5) L. Surius (1522-1578) Zie ook Voorwoord voor de tweede editie; zijn Vita Odulphi was opgenomen in De Probatis Sanctorum Historiis; zijn tekst is degene die in de eerste uitgave van dit werkje als hoofdtekst was opgenomen, maar afgekeurd is voor deze en vervangen door ms. Audomarense 775 6) Johannes Gillemans of Gielemans (1427-1487), schrijver van Hagiologium Brabantinorum (1476), waarin uiteraard ook een hoofdstuk besteed werd aan Sint Odulphus7) Dit slaat op het bekende verhaal over Graaf Willem IV van Holland die tijdens zijn veldtocht tegen Friesland door het ijs zakte en omkwam (slag bij Warns 1345); hij wilde het door Odulfus gestichte Maraklooster in Staveren innemen en er een vesting van maken; dit kon Odulphus uiteraard niet goed vinden V I T A Ex variis antiquis codicibus Mss. & editis. PROLOGUS.

0 Scripturus auxiliante Deo vitam & conversationem B. Odulph, Confessoris & Presbyteri, in primis ejus invoco gratiam, cujus bono Sanctus iste meruit esse quod fuit in hoc exilio, ut videlicet tan-p.593tae strenuitatis in seipso tantaeque lenitatis in aliis inveniretur: sicque admonendo, increpando, corrigendo & castigando, bonas virtutes plantando, vitiorumque radices exstirpando, vinum cum oleo veluti bonus Samaritanus sauciatorum vulneribus infundendo, denarium laborantibus in Dei vinea promissum vere meruit adipisci. Cujus precibus adjutus, meo calamo parum aliquid audebo de innumeris virtutibus ejus tradere paginae, praesentibus utile, dignumque posteris; quatenus inspecto speculo conversationis ejus, tergere valeant sese subjecta legentes, omne quod deforme apparet in oculis summi inspectoris; ut tandem mutata pelle veteris hominis, novum induere, & ad aeternae claritatis mansionem mereantur feliciter ac salubriter pervenire.

(dit inleidende hoofdstukje komt in heel weinig handschriften voor)

LEVENUit verscheidene oude handgeschreven en uitgegeven boeken.VOORWOORD 0 Voornemens met de hulp van God het leven en werken van de Zalige Odulph, Belijder en Priester, te schrijven, roep ik eerst aan de gena-de van Hem door wiens goedheid die heilige het verdiende te zijn wat hij geweest is in deze bal-lingschap, dat hij namelijk (p. 593) van zo’n strengheid jegens zichzelf en zo’n zachtmoe-digheid jegens anderen bevonden werd: en zo door te vermanen, te verbeteren en straffen, door goede deugden in te boezemen, door de wortels van fouten uit te roeien, door wijn met olie als een goede Samaritaan op de wonden van geblesseerden te gieten, verdiende hij werkelijk de aan de werkers in Gods wijngaard beloofde denarius te verkrijgen. Door gebeden tot wie geholpen zal ik met mijn pen een te gering deel van zijn ontelbare deugden durven toe te vertrouwen aan de pagina, voor tijdgenoten nuttig, en van waarde voor het nageslacht; opdat zij die het voorliggende lezen, kijkend in de spiegel van zijn levenswijze, in staat zijn van zichzelf af te wissen alles wat misvormd lijkt in de ogen van de hoogste toeziener; opdat zij, na de huid te hebben verwisseld van de oude mens, verdienen een nieuwe om te doen en tot het huis van het eeuwige licht tot geluk en tot heil door te dringen.

CAP U T I. (Van hier af geen vertaling meer; zie de vertaling bij het handschrift van St.-Omer, dat inhoudelijk heel weinig hiervan afwijkt)Ortus, studia, Sacerdotium, Acta Ultrajecti & in Frisia. 1 Temporibus Ludovici piissimi Augusti erat quidam vir venerabilis, ex nobili prosapia Francoruma) oriundus, nomine Ludgis: de quo, Deo predestinante, procreatus est filius nomine Odulfus: qui mox cum sacratissima Baptismatis unda renascitur, caelesti rore

Page 25: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

25

divinitus irrigatur. Ablactatus autem, illico sacrae eruditionis additur studiis, & sanctis ac Deo devotis hominibus canonica religione commendatur erudiendus. Cui Deus tale discendi studium tantaeque solertiae contulit ingenium, ut aevo majores mirum in modum in discendo praecelleret, suamque aetatem adhuc annis immaturam divino dogmate non segniter decoraret. Crevit autem aetate, sapientia & sanctitate in tantum, ut iis qui tunc temporis religiose Deo servire conarentur, novus Samuel exoriri videretur. Illi vero coram religiosorum virorum praesentia caelitus tanta conceditur gratia, ut unanimiter ab eis omnibus diligeretur, probabilisque vitae summa veneratione coleretur: quos & ipse condigna vicissitudine puraeque dilectionis dilexit amore. Jam enim puer venerabilis sub ipsis adolescentiae annis id praefigurabat, se velle continuo, quod operibus perficere satagebat in futuro quoniam jam tunc se non immemorem Dominici sermonis affuturum proposuit, quem Dominus discipulis suis loquens, ait: Qui amat patrem aut matrem plus quam me non est me dignus: &, qui vult post me venire, abneget semetipsum, & tollat crucem suam quotidie, & sequatur me. Hujus verba Euangelicae lectionis laudabilis puer sedulo recolens ac secum diu noctuque tacitus revolvens, piis moribus sanctisque operibus Deo devovit incessanter servire: spiritualique Matri sanctae Dei Ecclesiae inextricabiliter adhaerere , quod & factum est.ANNOTATA. G. H. a) Ita Ms. Rubeae-Vallis, additque fuisse de stirpe Karolidarum, sive Caroli Magni, cui anno 814 defuncto successit Ludovicus Pius, anno 840 mortuus: in Vita S. Frederici dicitur Bodgisus: nomen satis notum in Francica historia: pro quo tamen alia Mss. habent Lodgis & Ledgis.

AANTEKENINGEN VAN G.H.a) Aldus een manuscript in Rubea-Vallis (Rode Klooster) en deze voegde toe dat hij van de stam der Karolijnen, oftewel Karel de Grote, was, die, gestorven in 814, was opgevolgd door Lodewijk de Vrome die in 840 stierf. In het Leven van St. Frederik wordt hij Bodgisus genoemd: een welbekende naam in de Frankische geschiedenis; in plaats ervan hebben evenwel andere manuscripten Lodgis en Ledgis.

2 Sanctus igitur adolescens Odulfus, Deo dilectus, viris probatis admodum acceptus, sed soli Deo tantummodo famulari solicitus, sanctarum virtutum gradibus ascendit, quoad usque in virum perfectum occurreret. Semper etenim, ut moris est Sanctorum, mentem ad caelestia studuit erigere, secularisque pompae triumphaliter illecebras evadere, sicut scriptum est: ibunt de virtute in virtutem. Quid in tantis morabor? Omni virtute proficiens, per gradus ecclesiastici ordinis ascendit: & juxta divinam, ut credendum est, praedestinationem ad Sacerdotalis officii pervenit benedictionem; atque cooperante gratia Spiritus sancti, Sacerdos effectus est Regis altissimi. Quo rite peracto , statim sibi delegavit in animo, quod propter piae conversationis studium ad quoddam sacrae religionis tendere properaret monasterium. Quem sui parentes rogaverunt, non ita velle agere; sed ut voluntati eorum assentiret, atque ecclesiam quae nuncupatur Oresscothb) cum populo regeret: nam illic natus extitit & nutritus. Quorum precibus evictus, votis eorum pro tempore paruit vel invitus. b) Orschotum illustre Brabantiae municipium in territorio Silvaeducensi, plures protulit viros eruditione praeclaros, inter quos in Societate Iesu fuerunt Adrianus Crommius & Goswinus Metserus, in studiis Theologicis Lovanii olim professores.

b) Orschotum, een vooraanstaande gemeente in Brabant in het gebied van ’s Hertogenbosch, heeft verscheidene mannen voortgebracht vermaard om hun geleerdheid, onder wie in de Sociëteit van Jezus Adrianus Crommius en Goswinus Metserus waren, eertijds professoren in de Godgeleerdheid te Leuven.

3 Sed non multo post visum est ei adire summae reverentiae locum, nomine Trajectumc) ut inibi quamdiu in hac luce viveret, cum aliis Dei famulis, ibidem sub castris Christi degentibus, Christo Regi militaret. Quid plura? Vir Deo plenus, juxta veridicam vocem in Euangelio, dicentisc’): Qui non renuntiat omnibus quae possidet, non potest meus esse

Page 26: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

26

discipulus; postponens patrem, propinquos, agros, familiam, omnemque possessionem, quo visum est ei, Christo duce pergere, pauper rebus, dives meritis contendit properare. Nihil enim habere desiderabat in hoc seculo , ut a Domino secundum suam promissionem centuplum acciperet, & vitam aeternam possideret in futuro. Quo in loco tunc temporis erat quidam magnae sanctitatis Episcopus, nomine Fredericusd); qui sanctum virum cum magno suscepit gaudio & honore condigno: omnesque secum unanimiter servi Dei, qui inibi erant coadunati, Domino congratulantur tam sanctum tamque religiosum adventasse Dei famulum. c) Additur in Legenda olim excusa, more pristino Wilsenburgh nuncupatus; ac censetur id factum a Wilsis Australis Hollandiae populis, diciturque hoc nomine hodie locus esse haud procul ab urbe.

d) Colitur S. Fredericus 18 Iulii, in cuius Vita, ex Ms. Vltrajectino danda, ista leguntur: Quidam Sacerdos, nomine Odulphus, in vico qui dicitur Oreschot, deguit sanctissimus, nobili de patre Bodgiso satus, praedicator populorum, non minus sacris deditus Scripturis, & bonis in actibus nulli fuerat postponendus. Hic cum quadam nocte in suo fessus quiesceret lectulo, vidit in visione Angelum Dei sibi adstantem, claro lumine fulgentem, & talia roseo ore verba proferentem: Surge, serve Jesu Christi, surge: oportet te adire castrum, cui nomen est Trajectum: & cum ceteris Dei famulis ibi ad tuum manebis exitum: & ad praedicandum populo, B. Frederici cujus illud est Pontificium te decet esse fautorem, in quocumque jusserit locorum. Extemplo vir Dei, tali visione perterritus, de nocte surrexit; & quod ei in itinere necessarium foret praeparavit usque ad diei crepusculum. Relictis igitur omnibus Dominum secutus est: Trajectumque, quemadmodum illi jussum, pervenit post triduum: & cum sanctam ingressus esset urbem, Praesul Fredericus cum Clero illi obviam ruit. &c. Dictae visionis Angelicae, fit etiam mentio in Vita Orschotana.

c) In de eertijds gedrukte Legenda wordt toegevoegd, volgens oude wijze Wilsenburgh geheten; en men meent dat dit gedaan is naar de Wilsi, volkeren in Zuid Holland, en men zegt dat er tegenwoordig een plaats van die naam is niet ver van de stad.d) De H. Frederik wordt geëerd op 18 juli, in wiens Leven, uit een Utrechts handschrift dit staat te lezen: Zekere Priester, Odulphus van naam, verbleef in een dorp dat Oreschot heet, zeer heilig, uit een edele vader Bodgisus geboren, een volksprediker, niet minder de heilige Schriften toegedaan, en in goede werken bij niemand ten achter te stellen. Toen deze in zekere nacht vermoeid in zijn bed rustte, zag hij in een visioen een Engel Gods die bij hem kwam staan, stralend met een helder licht en woorden als volgt uit een rozen mond uitend: Sta op, slaaf van Jezus Christus, sta op: U behoort te gaan naar een veste, die de naam Trajectum draagt; en met andere dienaren Gods zult U daar tot Uw dood blijven; en om tot het volk te prediken past het U een medestander te zijn van de Zalige Frederik, van wie dat bisdom is, naar welke plaats hij u ook toe zendt. Onmiddellijk stond de man Gods, door zo’n visioen verschrikt, ’s nachts op; en wat hij van node zou hebben bij zijn reis, maakte hij in orde tegen de dageraad. Nadat hij dus alles achter zich had gelaten, volgde hij de Heer: en bereikte, zoals hem was bevolen, na drie dagen Utrecht; en toen hij de heilige stad was ingegaan, rende Bisschop Frederik met de geestelijkheid hem tegemoet, etc. Van genoemd visioen van een Engel wordt ook melding gemaakt in het Oirschotse Leven.

4 Sanctus autem vir humanae sagacitati diu celare nequivit, quod intus supernam majestatem non latuit: sed mox cum aliquantisper illic degissete), illis omnibus ardens divini luminis lucerna resplenduit. Nam erat ille pervigil in vigiliis, potens in jejuniis, in oratione sedulus, in sacra lectione studiosus; in eleemosynarum largitate dapsilis, in pauperum cura celebris, in hospitalitate fervens, in distribuendo res ecclesiasticas prudens; & quibus post Antistitem praeerat, eos omnes ultra modum humanum praecellebat. Non enim aliud ab illis omnibus & ab ipso Praesule, ut dignus habebatur, quam Pater monasterii vocabatur. Ad ejus oris imperium omnes habere decrevere consilium: quia omnibus omnia factus est, ut ait Apostolus, ut omnes lucrifaceret Christo.

Page 27: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

27

e) In hospitio satis decoro, in parte Australi castri. Ita Vita S. Frederici.

e)In een best mooi verblijf, in het zuidelijk deel van de stad. Aldus het Leven van de H. Frederik.

5 Eodem namque contigit tempore, quod Fresones, viri videlicet feroces, in tanti erroris dementiam deveneref), quod supradictus Episcopus Fredericus, neque per semetipsum, neque per suos Archidiaconos, ad viam veritatis possit eos revocare. Statim litteras inde cum legato fideli Trajectum direxit, sanctumque Odulphum Dei famulum voluntarie poposcit, ut quanto citius valeret transmenso sinu maris , qui nuncupatur Alechmeerg) ad se usque perveniret. Qua legatione vir Dei laetus in tantum efficitur, quasi jam ad caeleste convivium invitaretur, cupiens cum proprio Pastore sub eodem agone, si ita res se haberet, palmam martyrii subire. Cumque vir Deo plenus transmenso itinere perveniret ad Praesulem, confestim eo viso ultra solitum inaestimabili repletur gaudio; salutantes autem invicem in osculo sancto, seseque consolantes invicem divinae pacis solatio, ut summi Regis praecones incliti, caelesti romphaea viriliter armati, coeperunt per ecclesias simul iter agere, iterum atque iterum easdem repetere, populum praedicando, & ad viam veritatis Euangelica eruditione convertendo, crebrisque admonitionibus arguendo & increpando convertere; donec homines, qui erant ante velut lupi ferocesh), salutari dogmate in mansuetas converterentur oves. f) Additur in eadem Vita: Ut Sabellii Ariique sectam putares esse disseminatam & exortam. g) Iam diximus ad Vitam 3 S. Bonifacii litt. f. non Alemere sed Almere vel Elmere scribendum; & intelligi mare quod vocant Meridionale de Zuyder-zee: per quod a Narda in Staveren est trajectus leucarum 10. h) Eadem Vita, cor gerentes belluinum.

f) In hetzelfde Leven wordt toegevoegd: Zodat je zou bijna denken dat de ketterij van Sabellius en Arius was verspreid en opgekomen.g) We hebben reeds bij het Leven 3 van de H.Bonifacius dat juist gespeld niet Alemere, maar Almere of Elmere moet worden geschreven; en er onder verstaan moet worden, wat men “Meridionale” de Zuyderzee noemt: daarover is het van Naarden naar Staveren een weg van 10 leucae (Noot van Rietveld: een leuca is ± 2,2 km; 22 km is veel te weinig voor de afstand Naarden-Staveren: het is hemelsbreede een kleine 70 km; of Narda is niet Naarden!)h)In hetzelfde Leven, het hart van beesten hebbend.

p. 594 6 His ita per ordinem digestis, idem Pontifex inito consilio cum Clericis, non modicaque ejusdem patriae laicorum multitudine , sanctum Dei virum obnixe poposcerat, quo intra ipsius patriae fines persisteret; ac populum, qui nuper in seipsum reversus est, erudiendo sanaret , & ab antiqui hostis mortifera fauce salubriter eriperet. Vir autem Dei, multum renitens, asserebat aetate se fore provectum, & prorsus inbecillem ad id ministerium. Ast sibi non assentit Episcopus, qui eum flectere conatur precibus i). Tandem vero Odulfus , nolens volens, suo Pastori paruit, populique votis consensum praebuit; ea tamen ratione, quod aliquantis quandoque transactis annorum curriculis sibi Trajectum revisere liceret, quoniam illic in Dei servitio vitam finire proposuerat. Quid plura? Vir Spiritu sancto plenus, non cessabat populo Dei praedicare , caelorumque regnum instanter euangelizare. Omnibus igitur, ceu prudens dispensator, divini sermonis praebuit alimenta, fortioribus quippe fortiora, infirmioribus juxta Apostolum lactis exhibuit pocula: sicque suae sanctitatis exemplo omnes unanimiter repleti sunt gaudio. i) Eadem vita, Ei quamvis invito, Staverensem ad regendum commendavit Ecclesiam, Ioannes de Beka, in chronico Ultrajectino in S. Frederico, ita ait : B. Odulpho, sancti Salvatoris Concanonico, Stavriensem Ecclesiam commisit.

i)In hetzelfde Leven, Hij vertrouwde het hem toe, hoewel hij niet wilde, om de kerk van Staveren te besturen. Ioannes de Beka zegt in de Utrechtse Kroniek, bij de H. Frederik, als volgt: Aan de Zalige Odulphus, Medekanunnik van de S. Salvator, vertrouwde hij de Staverense Kerk toe.

7 Hac ergo obedientia rite peracta, repedavit ad propria, Deum collaudans, quod ejus

Page 28: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

28

adjutus auxilio tot lucrifacere mereretur in hoc seculo animas. Quamvis etenim jam longo fessus extitisset senio, tamen ejus animum aetatis victorem, non minus solito se piguit exercere in Dei servitio. Perseverabat enim, ut assuevit, in jejuniis assiduis, in vigiliis Deo placitis, in orationibus sacris, in eleemosynis largissimus, sibi parcus, omnibusque pro Christi nomine largus; nilque terrenum in hac luce curavit acquirere, quatenus post carnis debitum aeterna praemia mereretur accipere.

CAPUT II. Varia spiritu Prophetico praedicta. Incendium extinctum. Morbus, obitus, veneratio. 8 Sed inter haec silendum non puto, quod B. Odulfus in tantum repletus erat spiritu prophetico, ut ita ventura praediceret, quasi jam facta cerneret. Ex quibus quamplurimis pauca nobis huic lectioni libuit inserere; ne fides audientium tardior fiat eadem animadvertere. Cum a loco qui dicitur Staveren se praepararet discedere, antequam coepisset iter inde movere, accidit maximam Fresonum multitudinem illuc convenisse quatenus sua saluberrima munirentur admonitione. Quos Domino commendans, benedixit: quin etiam caritative eos admonuit, ne viam veritatis unquam desererent quam iterum sine gravi vindicta repetere non valerent. Scio etenim, inquit, vos facturos: quapropter Paganos a) super vos praenuntio venturos: qui istam devastantes patriam, vos et quae vestra sunt secum deducent in captivitatem. Quod ita fieri, ut prophetavit vir sanctus, postea rei probavit eventus. ANNOTATA G. H.a) Hic intelligi Normannos & Danos, satis colligimus ex Ioanne de Beka, & Notis Buchelii, ad proxime post S. Fredericum subsecutos Episcopos; & confirmatur supra ex Antiquo Martyrologio, in quo adduntur multi Martyres facti.

AANTEKENINGEN VAN G.H.a) Dat hieronder de Noormannen en Denen

verstaaan worden begrijpen wij voldoende uit Joannes de Beka en de Aantekeningen van Buchelius bij de na H. Fredericus volgende bisschoppen; en het wordt bovendien bevestigd uit het oude Martyrologium, waar wordt toegevoegd dat velen martelaar geworden zijn.

9 Sanctus autem vir, qui futura per spiritum Prophetiae praevidit, adhuc eidem populo Frisonum adstans, aliud magnae admirationis praesagium intulit, ita dicens: Cernitis, inquit, hanc? (ostendit eis non modicae magnitudinis petram, quae jacebat ante ipsius domus januam); scitote quod sine humano labore devolvetur in flumen, quod dicitur Flyeb); ibique jacebit sub undis, quamdiu divinae pacis munimine carebitis. Cum autem videritis eamdem, absque humana subvectione, hujus littoris oram subire; procul dubio corpus meum, creditotec), licet post mortem carnis, hanc patriam revisitare, vobisque pacem impetratam suppeditare: donec cum superbia, perjurio, homicidio, adulterio, totiusque generis peccato Deum offendatis; ut concessae pacis donum auferat a vobis. Hujus obstupendae prophetiae signique mirabilis, multi homines qui hoc se vidisse testantur, adhuc sunt superstites. Est etiam ibidem in ecclesia eadem petra perdurans immobilis, non minus in testimonium credulis, quam ad confusionem incredulis. b) Flye, antiquis Flevus, non tam fluvius, quam aestuarium Maris-Meridionalis in oceanum sese effundentis; quod a Stavera sic incipit appellari usque in Flilandiam insulam. c) Desolatione loci factum credo, ut nesciatur quando translatum Ultrajecto Staveram corpus sanctum sit, aut quid deinde sacris ejus ossibus factum: solum enim caput mansit Trajecti.

b) Flye, oudtijds Flevus, niet zozeer een rivier als een getijdenkreek die in de Mare Meridionale (i.e. Zuiderzee) uitvloeit; deze begint bij Staveren zo genoemd te worden tot aan het eiland Vlieland.c) Door de verlatenheid van het gebied geloof ik dat men niet weet wanneer het lichaam van Utrecht naar Staveren is overgebracht, of wat er nadien met zijn heilige beenderen is gebeurd: want alleen zijn hoofd bleef in Utrecht.

10 Postmodum vero contigit Trajectensem Ecclesiam existere Pastore viduatam, illo videlicet

Page 29: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

29

hinc ad caelestem migrante patriam. Nec mora: convenerunt in unum Clerici: ut cum beato viro conspirarent de electione Pontificis. Diu etenim illis inter se altercantibus, quem promovere vellent p.595 ad curam regiminis. Tandem Praepositum Ecclesiae, nomine Craftd) elegere. Ille quidem locuples divitiis, fastu arrogantiae inflatus, respondit: Habeo rerum quod sufficit: cur me cura tanti oneris aggravatis? Beatus autem Odulfus, id responsum indigne ferens, ait ad eum: Quid, inquis, miserrime? Spernis plane quod non mereris attingere. Forsitan si id nolles inire, verumtamen deberes dicere, te indignum fore tanti honoris culmen ascendere: nunc autem quia propter tuam innumeram possessionem Apostolici Ordinis sprevisti dignitatem, in eodem membro cum quo pertinaciter prolocutus es id nefandum, jam nunc in proximo hujus vitae pro vindicta patieris interitum. Quod non multo post subsecutum est. d) Hujus Craftonii nulla in Vltrajectinis historiis fit mentio, nomen ex veteri lingua verteretur Potentia, quae modo Crachi dicitur; Germani autem Kraffi pronuntiant.

d)Van deze Craft wordt geen melding gemaakt in de Utrechtse geschiedenissen; de naam zou uit de oude taal worden vertaald met “Potentia”, hetwelk nu Crach wordt uitgesproken, de Duitsers echter Kraff uitspreken.

11 Conventu autem Clericorum adhuc titubante, singuli eos, qui sibi optimi videbantur elegeree). Sacerdos vero Domini, non respiciens ad personam , sed potius ad meritum, dicebat inter eos probabiliorem inveniri posse Pontificem: nihil tamen illos vituperans , quos sibi elegerant. Ostendit ergo eis quemdam Presbyterum, nomine Hungerum: qui quamvis esset aspectu deformis, tamen clam hominibus, palam Deo, non minus merito quam opere claruit insignis. Cunctis autem huic electioni consentientibus, statuto tempore secundum Dei voluntatem, pastoralis officii suscepit benedictionem. Per gratiam vero Spiritus sancti sic impleta est prophetia viri justi , quod post sanctos Pontifices, videlicet Wilbrordum & Bonifacium, in illa Sede nequaquam inveniretur, qui sanctioris vitae tramitem usque ad obitum insequeretur. e) Idem Beka: Per B. Odulphum, S. Salvatoris Canonicum, Praepositus abdicatus est, & Alfricus in throno fratris sui laudabiliter collocatus, cui successit Ludgerus ac dein Hungerus, de quo sub finem ista habet Beka: Anno Domini 866, XI Kalendas Januarii Hungerus Episcopus obdormivit in Domino, postquam cum Alfrico et Ludgero annis viginti octo Trajectensi praefuisset Episcopio, qui per Danorum austeritatem a propria Sede propulsus fuit. Eadem habet Heda. An ergo Hungerus, primo electus, ut in hisce Actis indicatur, cesserit Alfrico & Ludgero, eisque successerit, proponimus indagandum viris eruditis.

e)Evenzo Beka. Door toedoen van de Zalige Odulphus, kanunnik van de S. Salvator, is hij als Proost afgezet, en Alfricus lofwaardig op de zetel van zijn broeder geplaatst, die is opgevolgd door Ludgerus en vervolgens Hungerus, over wie aan het eind Beka meedeelt: in het Jaar des Heren 866, op de elfde vóór de Kalendae van januari (i.e. 22 december) ontsliep Bisschop Hungerus in de Heer, nadat hij met Alfricus en Ludgerus acht en twintig jaar het bisschopsambt had bekleed, die door de rauwe rooftochten van de Denen van zijn eigen zetel verdreven was. Hetzelfde geeft Heda. Of dus Hungerus, als eerste gekozen, zoals uit deze Acta zou blijken, plaats gemaakt heeft voor Alfricus en Ludgerus, en hen heeft opgevolgd, leggen wij aan geleerde mannen voor om uit te zoeken.

12 Nec hoc praetereundum est, quod Deo vir plenus, jam provectae aetatis, fessus senio, nequibat ecclesiam adire nisi suffulciretur baculo, in cujus summitate ceratam habebat tabellulam; in qua, si ita res eveniret, nomina fidelium denotaret, donec congruo tempore describeret ea in libro vitae. Quadam vero die sanctus vir animo fortis, immemor suae imbecillitatis, dum festinanter ad Dei properaret obsequium, post se in cellula praetermisit baculum. Nec longo intervallo facto, eadem cellula insidiante diabolo inflammata est, cum omni suppellectili ipsius atque cum baculo. Cum sanctus vir interim divinis laudibus insisteret, ignique valido eam inflammari cerneret, ad nota praesidia cucurrit: Deum exoravit,

Page 30: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

30

ne loca Sanctorum ignis invaderet, parvipendens quod suae habitationis domicilium igni deperiret. Exauditur eius oratio, mansuescit incendium continuo, nec ultra praevaluit, nisi solummodo cellulam quam invaserat combussit. Igne igitur extincto, baculus ita invenitur illaesus omnino, quod, quasi sub incendio durante, nec cera, nec minutissimus apex deficeret in ea: quatenus liquide cunctis manifestaretur, quanti meriti, quantaeque virtutis coram Deo sanctus vir haberetur. Eumdem quoque baculum, post illius obitum, super sepulchrum ejus Fratres posuerunt infixum: qui in eodem loco ubi fixus fuerat, usque ad tempora beatae memoriae Radbodif) Episcopi perduraverat. f) Post dictum Hungerum fuerunt Episcopi Odilbaldus & Egilboldus. Huic successit S. Radbodus, mortuus anno 917 die 29 Novembris, quo erit vita ejus danda.

f)Na de genoemde Hungerus waren Bisschop Odilbaldus en Egilboldus. Deze laatste werd opgevolgd door de H. Radbod, gestorven in het jaar 917 op 29 november, zoals in diens levensbeschrijving zal moeten worden opgegeven.

13 Cum autem iam tempus adesset, quo sanctus vir diu optatam caelestis regni patriam adire deberet, modica febre correptus, suam intellexit imminere solutionem. Accersitis autem Fratribus ad se indicavit eis & diem & tempus suae remunerationis. Cumque se morti proximum agnovit, Fratres iterum admonuit, ut ad se convenirent, & cum eo Psalmos, pro exspectatione sui exitus, decantarent. Omnibus ergo exequiarum ministeriis secundum ipsius jussum rite peractis,valefecit Fratribus, deprecans eos pro se Domino preces effundere, promittensque pro eis, & loco, nec non pro habitatoribus loci, ad Deum se oraturum omni tempore. Mox conversus ad Dominum, nil mortem trepidans, quoniam sibi fuit mori lucrum, hilari mente dixit; In manus tuas, Domine, commendo spiritum meum. Inter haec verba de corpore sanctissima illius egressa est anima. Qua scilicet exeunte, tanta illic miri odoris aspersa est fragrantia, ut omnes illi qui aderant inaestimabili suavitate replerentur; ita ut per hoc patenter agnoscerent, quod Angelici cives animam egredientem suscepissent. 14 Celebratur autem ejus solemnitas pridie Idus Junii. Fiunt autem, non solum in Trajecto, verum etiam in Staveren, ejus intercedentibus meritis miracula innumerabilia, per gloriam & honorem Domini nostri Jesu Christi: qui cum Patre & Spiritu sancto coaeternus vivit & regnat Deus, per infinita secula seculorum. Amen.

Chronicon abbatiae de Evesham, ad annum 1418. ed. by Wm. Dunn Macray, M.A. London 1863.

OMNIA E CHRONICO ABBATIAE DE EVESHAM QUAE AD S. ODULFUM PERTINENTp. 37 A.D. 1039 Narrow escape from a shipwreck Nunc navi versus aethera fluctibus sublata, nunc ad ima eisdem dejecta, omnem spem salutis perdiderant. Exoritur nauticus clamor, stridor rudentium, undique lethalis dolor accumulatur. Tandem tempestate devicti et paene in

Kroniek van de Abdij van Evesham, tot het jaar 1418. uitg. Wm. Dunn Macray, M.A. London 1863.

ALLES UIT DE KRONIEK VAN DE ABDIJ VAN EVESHAM DAT MET H. ODULPHUS TE MAKEN HEEFT.p. 37 A.D. 1039 Ontsnapping ternauwernood aan een schipbreuk.Terwijl nu eens het schip door de golven hoog de lucht in werd opgetild, dan weer in de diepte geworpen, hadden ze alle hoop op redding verloren. Er ging een geroep op van het zeemansvolk, gekraak van riemen, van alle kanten bereikte de doodsangst een climax.

Page 31: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

31

ultimam desperationem deducti, post pacem in commune perlatam, Deo Omnipotenti se suasque animas lachrymose commendavere. Quum ecce venerabilis pontifex Aeilwardus, recordatus merita sancti Deoque dilecti patris Ecgwini, geminas ad sidera palmas extendens, talia refert : " 0 dilecte pater, Ecgwine, tui servi nunc miserere, nosque pariter a praesenti periculo mortis eripe." Vovit etiam hujusmodi votum: "Si Deus Omnipotens per tua dulcissima merita dignatus fuerit inpraesentiarum liberare, scrinium tibi ex auro et argento faciam praeparare, et sanctam solemnitatem tuam amplius quam antea fuerat jubebo cum honore frequentari." Vix verbum compleverat, quum mox, non paulatim verum gregatim, praecipiente Domino, tranquillitas redire, solaris radius illucescere, simul omnia in prosperum cedere; nautae vero cum gaudio cursum extendere, ac cum summa velocitate terram petere. Et statim ad Flandrense litus appulsi, nimium "optata potiuntur arena." Inde ad Heardecanutum pervenientes, qui ea tempestate cum matre sua apud comitem Flandriae hospitabatur, communem assensum populi sibi per omnia pandunt. Sicque ut futurum regem Angliae illum cum veneratione assumentes, cum ingenti laetitia in Angliam repedarunt, eumque regem, ut mos est, constituerunt. Praelibatus igitur episcopus Aeilwardus, non immemor sponsionis suae, statim ut ad propria venit opus quod voverat accelerari jussit. Perfectoque scrinio cum auro et argento adornato in quo nunc ossa patris nostri sancti Odulfi (p. 38) honorifice recondita servantur, indixit omni populo cum pontificali auctoritate, ut cum summa frequentia undique convenirent ad celebrandam solemnem translationem reliquiarum sanctissimi patris nostri Egwini, iiiio idus Septembris. Servabantur namque reliquiae ejusdem….

Uiteindelijk bevalen zij, door de storm verslagen en bijna tot de uiterste wanhoop gebracht, na elkaar de vrede te hebben toegewenst, onder tranen zichzelf en hun zielen aan bij de Almachtige God. Toen hief de eerwaarde bisschop Aeilwardus, indachtig de verdiensten van de heilige en door God geliefde vader Ecgwinus (stichter van hun klooster) beide handen naar de sterren en sprak als volgt: “Geliefde vader Ecgwinus, heb nu medelijden met Uw dienaar en ontruk ons tegelijk aan het huidige doodsgevaar.” En hij deed mede een gelofte als volgt: “Als de Almachtige God door Uw zeer welgevallige verdiensten zich verwaardigt ons te bevrijden uit dit tegenwoordige gevaar, zal ik voor U een schrijn uit goud en zilver laten vervaardigen en Uw heilige feest royaler dan voorheen met ere gelasten te vieren.” Nauwelijks had hij zijn woord voltooid, of plotseling, niet langzaam, maar ineens, omdat God dat opdroeg, keerde de kalmte terug, kwam er een zonnestraal tevoorschijn, week alles tegelijk voor zegen; de zeelui zetten met vreugde de tocht voort en zochten met de hoogste snelheid het land op. En meteen geland op de Vlaamse kust, “optata potiuntur arena” (Verg.) Vandaar zich naar Heardecanutus begevend, die in die tijd met zijn moeder bij de graaf van Vlaanderen te gast was, openbaarden zij hem de gemeenschappelijke wens van het volk in alles. En hem zo met betuigingen van eerbied aannemend tot toekomstige koning van Anglia, zochten zij onder geweldige blijdschap hun weg terug naar Anglia en stelden hem volgens gebruik aan tot koning. De voorheen aangestipte bisschop Aeilwardus dus, beval, zijn belofte niet vergetend, meteen toen hij op zijn eigen post was teruggekeerd, het werk dat hij beloofd had, snel in orde te maken. En nadat de schrijn, met goud en zilver versierd, voltooid was, waarin nu de beenderen van onze vader Sint Odulphus met ere geborgen bewaard worden, zeide hij het hele volk met bisschoppelijk gezag aan dat zij in de grootst mogelijke getale zouden samenkomen voor de plechtige overbrenging van de overblijfselen van onze Vader Egwinus, op de vierde vóór de Idus van September (i. e. 12 sept.) Want diens relieken werden bewaard….

Page 32: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

32

p. 44 De quodam artificeTempore pacifici regis Eadwardi, summi et ultra communem valentiam laudabilis principis, dominus abbas Mannius coenobium sancti Ecgwini devotissime regebat, vir Deo carus et omnibus subjectis amabilis. Hic inter caetera quae multum extollenda operatus est, scrinium sancto Odulfo fieri decrevit, quod opus ut vidit in melius ire studuit sancto Ecgwino dedicare. Aderant tum quamplures artificiosi, quorum omnium magister erat quidam, pater videlicet domini Clementis postmodum Eoveshamensis prioris. Is quum, sicut hujusmodi opus exigit, saepius fundendo et tundendo ac cum scalpro incidendo labori insisteret, quadam die more solito sedens et cum scalpro parvas imaginulas diligentissime coaptans, subito casu tam graviter manum sinistram cum ferro quod tenebat vulneravit ut per mediam manum gutta sanguinis alia ex parte stillaret. Commotus itaque tam repentino casu, “O sancte,” inquit, “Ecgwine, nonne hic assum in tuo servitio? Si quicquam de servitio miseri peccatoris curas, jam ostende.” Dixit; et statim, divina medela accedente, et dolore et vulnere per sancti viri merita caruit. O virum mirabilem, omniumque ore prae-dicandum! Non interposuit tempus medelae, sed, ad exemplum Marci evangelistae, mox post dolorem vulneris sanitatem per Deum superinfudit. (p 83)Iste etiam rex dedit huic ecclesiae Baddebi et Neueham. Idem vero Aeiluuardus episcopus et abbas sanctissimas corporis reliquias fere omnes beati Odulfi confessoris a mercatoribus eas Londonias portantibus mercatus est digno pretio, id est, centum marcis, atque ad istum locum quem maxime dilexerat transmisit, laudabiliter reservandas hic perpetuo. Libros etiam plurimos tam divinos quam grammaticos de Londonia transmisit.

Over zekere ambachtsmanIn de tijd van de vreedzame koning Edward, een hoge en boven alle normale waarde lofwaardige vorst, bestuurde de heer Abt Mannius het klooster van de heilige Ecgwinus zeer toegewijd, een God dierbare en voor alle onderdanen beminnelijke man. Deze besloot onder alle andere zeer prijzenswaardige daden die hij gesteld had, dat er een schrijn voor de heilige Odulfus moest komen, welk werk hij, toen hij zag dat het goed ging, aan de heilige Ecgwinus wilde wijden. Er waren toen flink wat ambachtslieden aanwezig, van wie allen de meester was, zekere man zoals bekend later de vader van heer Clemens, prior van Eovesham. Toen deze zoals zulke arbeid vereist, vaker al gietend en hamerend en met zijn guts snijdend ingespannen met zijn werk bezig was, verwondde hij op zekere dag op zijn normale manier zittend en met zijn guts heel zorgvuldig figuurtjes makend, plotseling per toeval zijn linkerhand zo zwaar met het ijzer dat hij vast had, dat midden door zijn hand aan de andere kant bloed vloeide. Geschokt daarom door zo’n plotseling voorval sprak hij: “Heilige Ecgwinus, ben ik hier niet in Uw dienst? Als U zich iets om de dienst van een ellendige zondaar bekommert, laat dat dan zien.” Hij zei het; en meteen, door tussenkomst van een goddelijke genezing, was hij door de verdienste van de heilige man van zijn pijn en zijn wond af. O, wonderbaarlijke man en door aller mond te roemen! Hij voegde geen genezingstijd in, maar, naar het voorbeeld van de Evangelist Marcus, goot hij spoedig na de pijn van de wond met Gods hulp heling erover.

Die koning gaf ook Baddeby en Neueham aan deze kerk. Dezelfde Aeiluuardus, bisschop en abt kocht de allerheiligste lichamelijke overblijfselen, bijna alle, van de belijder de zalige Odulfus van kooplieden die ze in London aanvoerden, voor een gepaste prijs, te weten honderd mark, en bracht ze over naar deze plaats, waarvan hij ten zeerste hield, om ze hier lofwaardig voor altijd te bewaren. Ook bracht hij een grote hoeveelheid boeken, zowel geestelijke als taalkundige.

Page 33: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

33

(p. 86) Miraculous healing of a goldsmith.Nam quidam inter aurifices post abbatem magister aliorum, Godricus nomine, quum sculperet quandam imaginem quae deberet poni in illo scrinio, contigit ut manum sinistram cum artificiali subula mediam perfoderet; at ille, statim sanguinem extergens nihilque doloris sentiens, sed quodam ligamine vulnus manus suae ligans, crastina die surgens de lecto, reperit ipsam plagam ex omni parte curatam. Quam rem mox ostendit abbati, qui simul cum fratribus gratias et laudes referunt Deo omnipotenti sanctoque Ecgwino suo patri. Idem artifex Godricus postea, tempore (p. 87) Walteri abbatis, monachus factus, plurimis annis vivens in bona conversatione sancto fine quievit in pace. Fecit etiam idem abbas Mannius fe-retra beati Odulfi et sancti Credani; missalem librum atque Psalterium magnum propria manu descripsit ac laudabiliter depinxit, nec non et plura alia opera huic ecclesiae laudabiliter operatus est. (p. 218) Added at the foot of the page.Habebit etiam coquinarius ad septem festivitates principales septem summas frumenti de granario ad frixuras, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum praebendarium, at aliud in festo sancti Odulfi, et tertium in Septuagesima, et quartum in die Parasceve ad pulmentum, et tria ad Pascha ad faciendum fiacones, et totidem in Rogationibus ad idem. Add. Aug. and Harl. (p. 219) Added at the foot of the page.3 siffuls] septem cyffoles. Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos, et in festo sancti Odulfi unum, et in die Omnium Animarum unum, et in anniversario beati Wlsini unum, ………..

(p. 224) Death of Thomas de NorthwichEodem vero anno post recessum ejus mortuus est ille in negotiis ecclesiae, constantissimus monachus, magister videlicet Thomas de Northwich, pro quo omnibus hujus ecclesiae amicis est

Wonderbaarlijke genezing van een goudsmid.Want één van de goudsmeden, na de abt baas van de anderen, Godricus genaamd, trof het, terwijl hij een beeltenis sneed die in die schrijn moest worden geplaatst, dat hij zijn linkerhand met een werktuig middendoor stak; maar hij, terwijl hij onmiddellijk het bloed afveegde en geen enkele pijn voelde, maar met een stuk verband de wond in zijn hand verbond, constateerde toen hij de volgende dag uit bed opstond, dat de steek uit zichzelf volledig geheeld was. Dit liet hij snel aan de abt zien, die tezamen met de broeders dank en lof bracht aan de almachtige God en hun vader de heilige Ecgwinus. Deze ambachtsman Godricus ontsliep in de tijd van abt Walter, monnik geworden, een groot aantal jaren in een goede gezondheid levend in heiligheid en vrede. Dezelfde abt Mannius maakte ook schrijnen voor de zalige Odulfus en de heilige Credanus; een misboek en een groot psalmenboek schreef hij eigenhandig en verluchtte ze prijzenswaardig, en vervaardigde voor deze kerk ook meerdere andere stukken.

Voorschriften voor de keldermeester.(p. 218) Onderaan de bladzijde toegevoegd.De keukenmeester zal ook voor de zeven hoofdfeesten zeven eenheden graan uit het graanpakhuis in voorraad hebben voor de koekenpan, en bij het feest van Sint Johannes vóór de Porta Latina één praebendarium, maar nog één bij het feest van Sint Odulfus, en een derde op de zondag Septuagesima, en een vierde op Goede Vrijdag voor pap, en drie voor Pasen om fiacones te maken en evenveel voor hetzelfde doel bij de Kruisdagen.(p. 219) Onderaan de bladzijde bijgeschreven.3 siffuls [i.e. koppen] zeven cyffoles (=siffuls). Terzelfder plaatse een achtste voor de crena, evenals voor het ontbijt en bij het feest van Johannes vóór de Porta Latina één sciffol voor wastelli en bij het feest van Sint Odulfus één, en met Allerzielen één, en bij de verjaardag van de zalige Wlsinus één………(p.224) De dood van Thomas van NorthwichEn in hetzelfde jaar na zijn verscheiden is die in zijn bezigheden betreffende de kerk voortdurend actieve monnik, te weten meester Thomas de Northwich gestorven, voor wie door alle vrienden van deze kerk moet worden gebeden; en de toren van de kerk stortte in en

Page 34: Web viewword. t. toegevoegd. ... Ibid. octavum ad crenam sicut ad prandium, et in festo sancti Johannis ante portam Latinam unum sciffol ad wastellos,

34