woordenschat uitdrukkingen
-
Upload
natasja-hoegee -
Category
Documents
-
view
224 -
download
1
description
Transcript of woordenschat uitdrukkingen
aan de slag gaan
(beginnen)
aan iemands
lippen hangen
(aandachtig luisteren)
de handen uit de
mouwen steken
(flink aanpakken,
werken)
een gat in de lucht
springen
(heel blij zijn)
een toontje lager
zingen
(minder opscheppen,
niet zo’n grote mond
hebben)
elkaar in de haren
vliegen
(ruzie maken)
ergens geen touw
aan vast kunnen
knopen
(iets niet meer
snappen)
met je mond vol
tanden staan
(niet weten wat je
moet zeggen)
zich een hoedje
schrikken
(heel erg schrikken)
zijn vuisten ballen
(de vingers naar
binnen oprollen, klaar
om te vechten )
Als een lopend
vuurtje
(heel snel)
Als een pijl uit een
boog
(met heel veel
kracht, snel)
De bloemetjes
buitenzetten
(feesten)
De wenkbrauwen
fronsen
nadenken
Door het dolle
heen zijn
(heel blij zijn)
Een kijkje nemen
(even gaan kijken)
Ergens een stokje
voorsteken
(iets niet door
laten gaan,
verbieden)
In een oogwenk
(opeens, heel
snel)
Op zijn dooie
gemak
(heel rustig)
Slapen als een
roos
(heerlijk slapen)
De benen nemen
(vluchten)
Ergens een
nachtje over
slapen
(niet meteen
beslissen)
Ergens een potje
van maken
(aanrommelen)
Honderduit
praten
(enthoustiast
praten)
Niet in zeven
sloten tegelijk
lopen
(voorzichtig zijn)
Over koetjes en
kalfjes praten
(gezellig kletsen)
Uit je duim zuigen
(iets verzinnen,
jokken)
Van de bovenste
plank
(van de beste
soort)
Wie A zegt, moet
ook B zeggen
(als je ergens aan
begint, moet je
het afmaken)
Wie niet sterk is,
moet slim zijn
(Met een list iets
bereiken)