Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e...

33
1 Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder vind je de papierversie van de Woordbank-oefeningen. Er komen 1700 woorden aan bod, terwijl er 3000 op het computerprogramma geselecteerd zijn. Ten eerste zou je die 1700 woorden moeten kennen. Achteraf kan je je woordenschat met de extra 1300 woorden uitbreiden. Alle woorden zijn per thema geselecteerd. 1. Het woord wordt in een zin/ context gegeven. 2. Op het einde wordt het woord vertaald. 3. Bij sommige zinnen wordt een tweede oplossing gegeven: een ander woord dat ook i.p.v. het vertaalde woord gebruikt kan worden. De bedoeling is het vertaalde woord in de Nederlandse zin terug te vinden. Achteraf kan je nog op de computer oefenen om te testen of je alle woorden beheerst. Terre [aarde] Waar woont Wadongo Mbali? - Hij woont in Afrika. l'Afrique Woont Willy in New York? - Ja, hij woont in Amerika. l'Amérique de Verenigde Staten In welk deel van de wereld ligt Japan? - In Azië. l'Asie In welk land ligt Brugge? - In België. la Belgique Van welk land is Peking de hoofdstad? - Van China. la Chine Woont tante Mathilde in Bonn? - Ja, ze woont in Duitsland. l'Allemagne In welk land ligt de stad Manchester? - In Engeland. l'Angleterre Ligt Frankrijk in Amerika? - Nee, in Europa. l'Europe Waar ligt Lyon? - In Frankrijk. la France Van welk land is Athene de hoofdstad? - Van Griekenland. la Grce Van welk land is Dublin de hoofdstad? - Van Ierland. l'Irlande In welk land ligt Milaan? - In Italië. l'Italie Uit welk land komt Yoko Tsuno? - Ze komt uit Japan. le Japon Is welk land ligt Echternach? - In Luxemburg. le Luxembourg In welk land ligt Amsterdam? - In Nederland. les Pays-Bas Van welk land is Wenen de hoofdstad? - Van Oostenrijk. l'Autriche Van welk land is Lissabon de hoofdstad? - Van Portugal. le Portugal Ligt Glasgow in Groot-Brittannië? - Ja, in Schotland. l'Ecosse In welk land ligt Madrid? - In Spanje. l'Espagne In welk land ligt New York? - In de Verenigde Staten. les Etats-Unis Hoe noem je het noorden van België? - Dat is Vlaanderen! la Flandre Woon je in het zuiden van België? - Ja, in Wallonië. la Wallonie In welk land ligt Genve? - In Zwitserland. la Suisse Services [diensten] Rijdt je auto niet meer? - Nee, de band is gesprongen. le pneu Heb je nog geld? - Nee, ik zal straks naar de bank gaan. la banque post Zit Joris in de tuin? - Ja, op de witte bank onder die oude boom. le banc Heb je geld op de bank? - Ja, op de bankrekening die ik geopend heb. le compte en banque rekening Hebben we nog benzine? - Nee, ik stop aan het volgende benzinestation. la station-service Rij je nog veel met je wagen? - Nee, de benzine is veel te duur. l'essence brandstof Is er brand? - Ja, de brandweer probeert het vuur te blussen. éteindre bedwingen/doven Lees je dat boek graag? - Ja, het boeit mij erg! passionner Kijk, dat huis is nu zwart! - Ja, door die brand van vorige week. l'incendie Leg je die kranten onder het hout? - Ja, dan zal het hout zeker goed branden. brûler Kijk daar! Het brandt! - Snel, ik bel de brandweer op! les pompiers Maken ze daar elektriciteit? - Ja, het is de elektrische centrale van Kallo. la centrale Maken jullie een film over Amerika? - Ja, we draaien hem in Mexico. tourner Zijn de toeristen bang? - Ja, ze zien een leeuw rond de bus draaien! tourner lopen Moet je naar Canada telefoneren? - Ja! Welk nummer moet ik dan eerst draaien? composer Waar kan ik een treinkaartje kopen? - Aan het loket. le guichet Waar kan ik een treinkaartje kopen? - Aan het loket. le guichet Heb je een oude wagen? - Ja, maar de motor is nieuw. le moteur Wil je Frida opbellen? - Ja, maar wat is het nummer? le numéro telefoonnummer Het nummer van Jo is 413.56.62. - Goed, mijn zus belt hem wel op. téléphoner Het nummer van Jo is 413.56.62. - Goed, ik zal hem opbellen. téléphoner Heeft de postbode de bestelling al bezorgd? - Ja, ze zit nog in dat pakket!le colis Je bent te laat! - Ja, ik had pech met de wagen. avoir une panne Waar werkt de commissaris? - In het politiebureau. le bureau de police Is het een ernstig ongeluk? - Ja, we moeten de politie laten komen. la police rijkswacht/100

Transcript of Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e...

Page 1: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

1

Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur

Hieronder vind je de papierversie van de Woordbank-oefeningen. Er komen 1700 woorden aan bod, terwijl er 3000 op het computerprogrammageselecteerd zijn. Ten eerste zou je die 1700 woorden moeten kennen. Achteraf kan je je woordenschat met de extra 1300 woorden uitbreiden. Allewoorden zijn per thema geselecteerd.

1. Het woord wordt in een zin/ context gegeven.2. Op het einde wordt het woord vertaald.3. Bij sommige zinnen wordt een tweede oplossing gegeven: een ander woord dat ook i.p.v. het vertaalde woord gebruikt kan worden.

De bedoeling is het vertaalde woord in de Nederlandse zin terug te vinden. Achteraf kan je nog op de computer oefenen om te testen of je allewoorden beheerst.

Terre [aarde]Waar woont Wadongo Mbali? - Hij woont in Afrika. l'AfriqueWoont Willy in New York? - Ja, hij woont in Amerika. l'Amérique de Verenigde StatenIn welk deel van de wereld ligt Japan? - In Azië. l'AsieIn welk land ligt Brugge? - In België. la BelgiqueVan welk land is Peking de hoofdstad? - Van China. la ChineWoont tante Mathilde in Bonn? - Ja, ze woont in Duitsland. l'AllemagneIn welk land ligt de stad Manchester? - In Engeland. l'AngleterreLigt Frankrijk in Amerika? - Nee, in Europa. l'EuropeWaar ligt Lyon? - In Frankrijk. la FranceVan welk land is Athene de hoofdstad? - Van Griekenland. la GrceVan welk land is Dublin de hoofdstad? - Van Ierland. l'IrlandeIn welk land ligt Milaan? - In Italië. l'ItalieUit welk land komt Yoko Tsuno? - Ze komt uit Japan. le JaponIs welk land ligt Echternach? - In Luxemburg. le LuxembourgIn welk land ligt Amsterdam? - In Nederland. les Pays-BasVan welk land is Wenen de hoofdstad? - Van Oostenrijk. l'AutricheVan welk land is Lissabon de hoofdstad? - Van Portugal. le PortugalLigt Glasgow in Groot-Brittannië? - Ja, in Schotland. l'EcosseIn welk land ligt Madrid? - In Spanje. l'EspagneIn welk land ligt New York? - In de Verenigde Staten. les Etats-UnisHoe noem je het noorden van België? - Dat is Vlaanderen! la FlandreWoon je in het zuiden van België? - Ja, in Wallonië. la WallonieIn welk land ligt Genve? - In Zwitserland. la Suisse

Services [diensten]Rijdt je auto niet meer? - Nee, de band is gesprongen. le pneuHeb je nog geld? - Nee, ik zal straks naar de bank gaan. la banque postZit Joris in de tuin? - Ja, op de witte bank onder die oude boom. le bancHeb je geld op de bank? - Ja, op de bankrekening die ik geopend heb. le compte en banque rekeningHebben we nog benzine? - Nee, ik stop aan het volgende benzinestation. la station-serviceRij je nog veel met je wagen? - Nee, de benzine is veel te duur. l'essence brandstofIs er brand? - Ja, de brandweer probeert het vuur te blussen. éteindre bedwingen/dovenLees je dat boek graag? - Ja, het boeit mij erg! passionnerKijk, dat huis is nu zwart! - Ja, door die brand van vorige week. l'incendieLeg je die kranten onder het hout? - Ja, dan zal het hout zeker goed branden. brûlerKijk daar! Het brandt! - Snel, ik bel de brandweer op! les pompiersMaken ze daar elektriciteit? - Ja, het is de elektrische centrale van Kallo. la centraleMaken jullie een film over Amerika? - Ja, we draaien hem in Mexico. tournerZijn de toeristen bang? - Ja, ze zien een leeuw rond de bus draaien! tourner lopenMoet je naar Canada telefoneren? - Ja! Welk nummer moet ik dan eerst draaien? composerWaar kan ik een treinkaartje kopen? - Aan het loket. le guichetWaar kan ik een treinkaartje kopen? - Aan het loket. le guichetHeb je een oude wagen? - Ja, maar de motor is nieuw. le moteurWil je Frida opbellen? - Ja, maar wat is het nummer? le numéro telefoonnummerHet nummer van Jo is 413.56.62. - Goed, mijn zus belt hem wel op. téléphonerHet nummer van Jo is 413.56.62. - Goed, ik zal hem opbellen. téléphonerHeeft de postbode de bestelling al bezorgd? - Ja, ze zit nog in dat pakket!le colisJe bent te laat! - Ja, ik had pech met de wagen. avoir une panneWaar werkt de commissaris? - In het politiebureau. le bureau de policeIs het een ernstig ongeluk? - Ja, we moeten de politie laten komen. la police rijkswacht/100

Page 2: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

2

Is de postbode al geweest? - Ja, hij heeft de post bezorgd. le courrierIs de zieke nog in gevaar? - Nee, de dokters hebben hem kunnen redden. sauverWaar is die brief verzonden? - Ik weet het niet: de stempel ontbreekt! le cachetSchrijft Ivo je vaak? - Ja, hij stuurt me dikwijls een brief! envoyer zendtJe moet naar rechts! - Ja, maar ik kan het stuur niet draaien. le volantMoet je echt je moeder opbellen? - Ja, ik moet nog naar huis telefoneren. téléphonerMag ik eens telefoneren? - Ja, daar staat de telefoon. le téléphoneDie brief is niet voor An! - O, ze stuurt hem dadelijk terug! renvoyer zendt/geeftDie brief is niet voor mij! - Dan moet je hem terugsturen! renvoyerIs Martin voorzichtig met de auto? - Ja, hij draagt steeds de veiligheidsgordel. la ceinture de sécuritéProbeer je te telefoneren? - Ja, maar de verbinding is slecht! la communicationReis je snel met de trein van Gent naar As? - Hé, bestaat die verbinding? la liaisonHoe sturen we de pakjes naar Amerika ? - We verzenden ze met het vliegtuig. expédierIs Herbert met zijn fiets gevallen? - Ja, en nu moet het wiel vervangen worden. la roueIk heb Italiaans geld nodig! - Ga naar de bank om geld te wisselen. changerZijn er gewonden? - Vlug, telefoneer de ziekenwagen! l'ambulance ambulance/hulpdienst/100

Economie [economie] Vult de secretaresse al de papieren in? - Ja, ze doet de administratie. l'administrationHeeft de stad geld genoeg? - Ja, daarom is de belasting dit jaar gedaald. l'impôtIs dat de totale prijs van mijn radio? - Nee, de staat doet er nog de belasting bij! la taxeGa je een BMW kopen? - Nee, die beurs van mij laat dat niet toe! la bourse portemonneeGaan we naar keukens kijken op een heel grote markt? - Ja, op de beurs! la foireZijn er hier veel winkels? - Ja, dit is het commercieel centrum van de stad. commercialKopen de toeristen veel? - Ja, dat is goed voor de handel. le commerce economieZijn dat hier allemaal fabrieken? - Ja, in deze streek staan industriële gebouwen. industrielIk ben tegen fabrieken! - Nochtans, veel mensen vinden werk in de industrie. l'industrieKweken ze in België ananassen? - Nee, ze voeren ze allemaal in. importerKweken ze in België ananassen? - Nee, ze moeten ze allemaal invoeren. importerHebben de banken veel geld? - Ja, daar zit het groot kapitaal. le capitalZijn hier nog veel boeren? - Neen, het gaat slecht met de landbouw in deze streek. l'agricultureWordt het een groot project? - Ja, de hele onderneming zal 9 miljard kosten! l'entrepriseMaken jullie veel glas? - Ja, wij zijn de voornaamste producent. le producteurProduceren jullie nog altijd banden? - Nee, we zijn met de produktie gestopt. la productionKomt deze kaas van hier? - Ja, het is het bekendste produkt van dit dorp. le produitHebben ze te veel olie in Arabië? - Ja, ze kunnen het grootste deel uitvoeren. exporterHebben ze te veel olie in Arabië? - Ja, daarom voeren ze er uit. exporterWat een geweldig project! - Ja, maar wie voert het uit? exécuterWat een geweldig project! - Ja, maar wie zal dit idee nu uitvoeren? exécuterGaat dokter De Wilde de operatie doen? - Ja, ze gaat ze uitvoeren. effectuerDoet dokter De Wilde de operatie? - Ja, zij voert ze uit! effectuerHeeft Arnold zijn moeder verloren? - Ja! En dat verlies maakt hem erg droevig! la perteHeeft Geert zijn huis verkocht? - Ja, de winst die hij maakte is enorm. le bénéfice

Education [educatie]Heeft Karel wetenschappen gestudeerd? - Ja, hij heeft het diploma van bioloog. le diplômeProbeert Walter je te bedriegen? - Ja, maar dat zal niet lukken! réussirHebben An en Ben nog ouders? - Nee! Wie voedt die kinderen nu op? éleverHebben An en Ben nog ouders? - Nee! Wie zal hen nu opvoeden? élever grootbrengenWat is uw zoon beleefd! - Ja, we geven hem de beste opvoeding. l'éducationHeb jij je rijbewijs al? - Nee, de praktische proef was slecht! l'épreuve testWerkt dat produkt? - Wel, ik doe de eerste proef! l'essai proefneming/testKan ik eens naar je resultaat kijken? - Ja, het staat in het rapport. le bulletinIs de politie daar? - Ja, om het rapport te schrijven. le rapport verslagZal Stefaan zijn examen goed doen? - Ja, hij zal zeker slagen. réussirZal dit project lukken? - Het slagen hangt af van de financiële hulp! la réussiteMag het raam open? - Duw op de knop: dan zakt het automatisch! s'abaisser daalt

Nourriture 1 (Smakelijk!) [eten1]Is de taart klaar? - Nee, ik moet ze nog bakken in de oven. cuireIs het een moeilijk toestel? - Nee, wij bedienen het zonder enige moeite! manierWil je kip met rijst eten? - Mmm, dat is het gerecht waar ik het meest van hou. le platIs mama in de keuken? - Ja, zij gaat het eten klaarmaken. préparer bereidenIs papa in de keuken? - Ja, hij maakt het eten klaar. préparerMoeten we ons eten voor 's middags meebrengen? - Nee, het middagmaal krijgen we. le dînerBlijven jullie nog aan tafel? - Ja, het nagerecht moet nog komen! le dessert

Page 3: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

3

Breng je het eten mee? - Ja, ik zal het onmiddellijk opdienen. servirIs de ober er al met het eten? - Ja, hij dient het onmiddellijk op. servirMmm! Die pizza ruikt lekker! - Ja, wil je eens proeven? goûterKan jij chocolademousse maken? - Nee, ik ken het recept niet. la recetteWil je deze appel? - Ja, de andere is nog niet rijp. mûrIs de thee klaar? - Ja, je mag hem in de kopjes schenken. verserNee, Sneeuwwitje, eet daar niet van! - Te laat, het vergif zal haar doden. le poisonEen kilo rundvlees? - Ja, maar wil je het vet er af doen? la graisseHeb je veel boter gebruikt in het gebak? - Ja, het is veel te vet. grasGeeft de moeder haar kindje te eten? - Ja, zij voedt het zelf. nourrirHoe worden kinderen groot en sterk? - Door de gezonde voeding die ze krijgen! l'alimentationMoeten kinderen voldoende eten? - Ja, en het voedsel moet ook gezond zijn. la nourritureHeb je nog voedsel genoeg? - Ja, de voorraad die ik nog heb, is voldoende. les provisions

Nourriture 2 (Een portie frietjes...) [eten2]Een "Bintje", wat is dat? - Ik vind dat de beste aardappel. la pomme de terreIs die witte stok een groente? - Ja, dat is de asperge! l'asperge schorseneerIk wil een goed stuk vlees! - Neem dan deze malse biefstuk! le bifteckWat ruikt hier zo goed? - Dat is de bloem die Bartje geplukt heeft in de tuin. la fleurZullen we brood maken? - Ja, hier heb je water en daar is de bloem. la farineEen lange, groene groente die je klaarmaakt met ui? - De boon! le haricotEet Mitta 's middags op school? - Ja, en de boterham met jam eet ze altijd eerst op. la tartineIs het een goede bakker? - Ja, hij heeft het beste brood. le painGa je brood bakken? - Ja, ik maak eerst het deeg klaar. la pâteEet je graag wortelen? - Ja, die groente vind ik erg lekker. le légumeWil je een broodje met kaas? - Nee, liever eentje met die ham. le jambon hesp/salamiWaarom moet ik juist peterselie eten? - Ik ruik het knoflook dat je gegeten hebt! l'ailWelke groente kan paars, wit of groen zijn? - De kool. le chouHoe onderscheid je, voor je zaait, graan van maïs? - Ik kijk naar de vorm van de korrel. le grainMaak je thee? - Ja, met dit kruid uit de tuin. l'épiceSnijdt het vlees moeilijk? - Nee, het is mals. tendre zacht"ZH2", wat is dat? - Dat is de olie voor de motor van mijn wagen. l'huileHoe maak je die vis klaar? - Met die speciale olie die ik gekocht heb. l'huileHaaaa....tsjie! - O, heb je aan de peper geroken? le poivreWat heb je op de wortelen gedaan? - Een beetje van de peterselie uit de tuin. le persilEet oom Ben aardappelen bij zijn kip? - Nee, hij neemt liever de rijst uit dat schoteltje. le rizIs dat vlees van een koe? - Ja, dat is het beste rundvlees. le boeufEet je graag kip? - Nee, maar honger is de beste saus! la sauceEet je graag tomaten? - Ja, met de verse sla uit onze tuin. la laitueEten we eerst vlees? - Maar nee, eerst eten we de soep! le potageEten we vlees en groenten? - Ja, maar eerst deze lekkere soep. la soupeGeef me eens die grote, rode, ronde vrucht! - Ja, die tomaat kun je van me hebben! la tomateWaarom moet de kok wenen? - Hij heeft juist die ui in stukken gesneden. l'oignonKoop je vis? - Ja, het vlees is immers niet vers meer. la viandeZijn leeuwen gevaarlijk? - Ja, ze houden van het vlees van mensen. la chairHet deel van een plant in de grond? - De wortel. la racineDe soep is rood! - Ja, door de tomaten en die ene wortel! la carotte bietVind je de soep lekker? - Prima! Maar mag ik het zout misschien even? le sel

Nourriture 3 (... met mayo,) [eten3]Welke kleine rode vrucht groeit dichtbij de grond? - De aardbei, die Hugo zo graag eet! la fraiseWat is Sneeuwwitje aan het eten? - O, de appel die ze gekregen heeft. la pommeWelke gele, Afrikaanse vruchten ken je? - De ananas en de banaan. la bananeWat neem je bij je brood? - Kaas, maar kan je me eerst de boter geven? le beurreJe mond is bruin! - Ja, ik heb al de chocolade opgegeten. le chocolat chocoIs dat een gele sinaasappel? - Maar nee, die citroen toch niet! le citronGooi ik het eiwit weg? - Ja, maar de dooier moet je houden! le jaune d'oeufWelke vrucht geeft ons lekkere wijnen? - De druif! le raisinKwam de kip eerst? - Ja, misschien, of toch het ei? l'oeufHoe noem je het wit van een ei? - Het eiwit! le blanc d'oeufEet je graag sinaasappelen? - Ja, maar dat is het enige fruit dat ik niet mag eten. les fruitsBakt die bakker lekker brood? - Ja, en het gebak dat hij maakt is ook goed. la pâtisserieEen "Dame Blanche" voor Lies? - Dat is te veel! Het kleinste ijsje is nog te groot! la glace"Gouda", wat is dat? - Dat is de kaas die ik graag eet. le fromageEen kleine rode vrucht die aan een boom hangt? - De kers! la cerise kriekWat is een "Williams"? - Dat is voor mij de beste peer. la poireIs er al koffie voor de "capuccino? - Ja, ik moet enkel de room nog kloppen. la crème

Page 4: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

4

Is die oranje vrucht een citroen? - Nee, deze sinaasappel toch niet! l'orangeNeem je koffie met melk? - Ja, en de suiker mag je me ook geven. le sucreMaak je nu dat groot gebak met fruit? - Ja, ik maak dadelijk de taart. la tarteWat eten we bij de koffie? - De taart die oma van de bakker meegebracht heeft. le gâteauKoop je vlees? - Ja, de vis is immers niet vers. le poisson

Nourriture 4 (...en een pintje erbij.) [eten4]Verzorgt men de klanten hier goed? - Ja, de bediening is goed. le servicePapa praat met de ober! - Ja, hij bestelt zeker iets heel lekkers! commanderDrink je een Gueuze? - Ja, dat vind ik het lekkerste bier. la bièreWaar gaan we iets drinken? - In het café achter de kerk. le caféJe bent geslaagd! Dat gaan we vieren! - Ja, open de champagne maar! le champagneDrink je graag melk? - Ja, ik vind dat de beste drank! la boissonHeb je dorst? - Ja, ik wil graag iets drinken. boireHeeft Bacchus te veel wijn gedronken? - Ja, hij is dronken. ivreWaar ligt de E 313? - Dat weet ik niet. Ik zal op de kaart kijken. la carteWat kunnen we in dit restaurant eten? - Momentje, ik zal de kaart vragen. la carteWil je melk? - Ja, de koffie is immers nog te warm! le café theeWat is mineraalwater met citroen? - Dat is de lekkerste limonade die ik ken! la limonade drankWat drinkt dat kleine kind? - Het drinkt de melk die ik heb meegebracht. le laitWat gaan we eten? - Ik weet niet wat er op het menu staat. le menuWeet je al wat je wil eten? - Nee, ik moet eerst de menu bekijken. le menuAan wie moet ik de kaart vragen? - Aan de ober. le garçonMag ik je het geld geven? - O nee, zet het liever op de rekening van mijn ouders. le compteIs het een klein restaurant? - Ja, maar de rekening zal er duur zijn! l'additionEten we thuis? - Nee, we gaan in het restaurant eten. le restaurantEet je graag sinaasappelen? - Nee, maar ik drink wel graag het sap. le jusNeem je een douche? - Nee, het water is te koud. l'eauWat drinken we tijdens het eten? - Ik heb graag die rode wijn. le vin limonade

Santé 1 [gezond1]Hoe komt het bloed in het hart? - Langs de ader. la veineKan je dit pakje dragen? - Ja, ik neem het onder de arm. le brasHeeft Rudy wéér een nieuw pak? - Ja, hij is niet arm. pauvreIs de Sint oud? - Ja, kijk maar eens naar die lange, grijze baard! la barbeJe stapt zo langzaam, Margriet? - Ja, dat ene been wil niet meer mee. la jambeHeeft hij in zijn vinger gesneden? - Ja, tot op het been. l'osGeeft de dokter Nele een spuitje? - Ja, hij wil het bloed van dit meisje onderzoeken. le sangHeb je pijn aan je hart? - Ja, ik voel steeds die pijn in de borst. la poitrineGeeft Ada haar baby zelf te eten? - Ja, ze geeft hem de borst. le seinHeb je te veel sinaasappels gegeten? - Ja, ik heb pijn in de buik. le ventreHet deel tussen het been en de voet? - De enkel. la chevilleTeken je de ogen, de neus en de mond? - Ja, heel het gezicht. la figureViel Sofie op haar neus en haar mond? - Ja, recht op het gezicht. le visageKen je die man? - Ja, dat gezicht heb ik nog al gezien. la faceIs de soep lekker? - Ja, maar dat haar dat erin ligt, eet ik niet! le cheveuWaarmee maakt men die wol? - Met het haar van een bepaald soort konijnen. le poilProbeerde die gevaarlijke hond je te doden? - Ja, hij wou mij in de hals bijten! le couHeb je die man gezien? - Ja, hij had slechts vier vingers aan die ene hand! la mainGa je altijd te voet? - Ja, dat is gezond voor het hart. le coeurOei, Sofietje is op haar hoofd gevallen! - Ik hoop dat de hersenen niet geraakt zijn! le cerveauIs Willem de baas? - Ja, hij staat aan het hoofd van het bedrijf! la têteIk lig al 6 uur in de zon! - Dat is slecht voor de huid! la peauHet voorste deel van de hals? - De keel. la gorgeHeeft Dimitri een baardje? - Ja, alleen op de kin. le mentonDraagt Lea een lange rok? - Nee, een rok tot aan de knie. le genou knieënHeeft het slachtoffer overal brandwonden? - Ja, over het hele lichaam. le corpsIs hij gewond aan zijn mond? - Ja, aan de lip. la lèvreKan Obelix veel eten? - Ja, hij heeft de grootste maag van Gallië! l'estomac eetlust/buikHeb je een gezicht getekend? - Ja, dat zijn de ogen, de neus en de mond. la boucheIs er iets met je hand? - Ja, ik heb in de nagel van mijn vinger gesneden. l'ongleAdem je langs de mond? - Nee, ik adem door de neus. le nezZie je mij goed? - Nee, nu heb ik problemen met het andere oog. l'oeilHoort Bob slecht? - Ja, hij moet een operatie ondergaan aan het oor. l'oreilleWat doet de maag? - Ik ken de werking van dat orgaan niet. l'organeWaar draag jij je polshorloge? - Aan de pols die ik niet gebruik om te schrijven. le poignetKen je die lelijke kerel? - Misschien, maar ik kon enkel de rug zien. le dos

Page 5: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

5

Waar zitten de hersenen? - Juist onder de schedel. le crâneDraagt Ed zijn broer in zijn armen? - Nee, op de schouder. l'épaule schoudersWat heeft Charlie Chaplin onder zijn neus? - De mooiste snor die ik ooit zag. la moustacheWat is het hart? - Dat is de belangrijkste spier van ons lichaam. le muscleJe wang zit helemaal dik! - Ja, deze tand doet zo'n pijn! la dent kiesWeent Madeleine? - Ja, zie je niet die traan op haar wang? la larmeMag je in de klas soms iets vragen? - Ja, maar iedereen moet eerst de vinger opsteken. le doigtLeert Geertrui stappen? - Ja, kijk, ze zet de ene voet voor de andere. le piedHet deel van het gezicht boven de ogen? - Het voorhoofd. le frontWilde Michael weer vechten? - Ja, hij gaf zijn vriend een slag met de vuist. le poingHeeft Hans jou op het gezicht geslagen? - Ja, hier, op deze wang. la joueKan je die vinger niet bewegen? - Nee, bij het ongeluk is de zenuw geraakt. le nerf

Santé 2 [gezond2]Waar is die nieuwe kip nu? - Ik ben bang dat ze in de bek van de vos zit! la gueuleKijk eens naar de kop van die geit! - Ja, de ene hoorn is langer dan de andere! la corneHeeft die jager een leeuw geschoten? - Ja, en de kop van het dier hangt bij hem thuis! la têteHoe noem je het been en de voet van een hond? - Dat is de poot. la patteWaarmee jaagt de koe de insekten van haar rug? - Met de staart. la queueWaarmee schreef men vroeger? - Met de veer van een vogel. la plumeKan dat vogeltje nog vliegen? - Nee, kijk, die ene vleugel is gebroken. l'aile

Santé 3 [gezond3]Wat een goede lucht hier! - Ja, hier kan je nog echt ademen! respirerIs Bram 1 minuut onder water gebleven? - Ja, hij heeft de langste adem. le souffleHebben jullie genoeg te eten? - Nee, de behoefte aan voedsel is zeer groot. le besoinEmilie heeft zo'n wit gezicht! - Ja, haar wangen zijn erg bleek! pâleIs de arbeider van het dak gevallen? - Ja, hij heeft het evenwicht verloren. l'équilibreNeem je elke dag een goed ontbijt? - Ja, dat is goed voor de gezondheid. la santéHeeft elke mens genoeg te eten? - Nee, de honger blijft een probleem. la faim hongersnoodGedraagt Kim zich goed? - Nee, de houding van die jongen bevalt me niet. l'attitudeSta ik zo goed voor de tango? - Ja, dat is de goede houding. la positionHou jij van de warmte? - Ja, ik hou niet van de koude. le froidWerk jij met je handen? - Ja, ik doe lichamelijk werk. physiqueWil je met ons spelen? - Nee, ik ben te moe. fatiguéNeem je een bad met je kleren aan? - Nee, naakt natuurlijk. nuMoet je die wagen hebben? - Ja, ik heb hem echt nodig. avoir besoin deMoet je die wagen hebben? - Ja, ik heb hem echt nodig. avoir besoin deMoet Stefan in bed blijven? - Ja, hij heeft die rust echt nodig! le reposSlaapt opa? - Ja, hij is aan het rusten. se reposerBen je moe? - Ja, ik ga slapen. dormir rustenIs opa moe? - Ja, de reis zal hem wel uitputten! épuiser vermoeien/afmattenWordt opa moe? - Ja, de reis put hem erg uit! épuiserSlaapt Stefan nog? - Nee, hij ziet er goed wakker uit! réveilléIs het hier niet te warm? - Nee, ik hou van de warmte. la chaleurHeb je het koud? - Ja, ik ga mij warmen bij de kachel! se réchauffer verwarmen

Santé 4 [gezond4]Vind je die jurk mooi? - Ja, hij bevalt me wel! plaireKan Henri niets zien? - Ja, hij is blind. aveugleVerliest de gewonde bloed? - Ja, hij is erg aan het bloeden. saignerKan grootmoeder goed horen? - Nee, zij is doof. sourd hardhorend/hardhorigIs Ari niet klein voor zijn leeftijd? - Ja, maar hij zal nog wel een beetje groeien. grandirWeent de baby veel? - Ja, hij huilt de hele nacht! pleurerHeeft Gerard nog pijn? - Ja, het lijden van die zieke is vreselijk. la souffranceDoet de rug van opa pijn? - Ja, grootvader schijnt erg te lijden. souffrirHoe is het met je tand? - O, ik kan de pijn niet meer verdragen. la douleurDoet het pijn? - Ja, de wonde is heel pijnlijk. pénibleWaarom weent Joke? - De pijn bij de dood van Fifi is nog niet voorbij! la peineKun je die ziekte krijgen door élk lichamelijk contact? - Nee, enkel door seksueel contact!sexuelZijn er hier veel muggen? - Ja, ai, dat is nu al de derde steek. la piqûreKan Chantal niet praten? - Nee, ze is stom. muetZet het werk je erg onder spanning? - Ja, de stress is buitengewoon! le stressJe hebt je hand pijn gedaan? - Ja, maar de wonde is niet zo groot. la blessureHebben de studenten nog veel werk? - Ja, je hoort ze tot hier zuchten! gémirWanneer begint de baby te bewegen? - In de derde maand van de zwangerschap. la grossesse

Page 6: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

6

Krijgt mevrouw Peeters een kind? - Ja, ze is zwanger. enceinte

Santé 5 [gezond5]Wil je een douche nemen? - Nee, ik ga in het bad. le bainHoe verzorg ik het best mijn droge huid? - Met deze crme. la crème zalfBen je in de badkamer? - Ja, ik sta onder de douche. la doucheHeeft Frank een ongeluk gehad? - Ja, hij is aan zijn hoofd gewond. blesséWat zijn die mensen vuil! - Ja, de hygiëne daar betekent nog niet veel! l'hygièneHeb je kort dik haar? - Ja, daarom gebruik ik deze kam. le peigneWat is je werk slecht! - Weet je, die kritiek van jou stoort me niet! la critiqueDoet Johan je veel pijn? - Ja, hij wil mij echt kwetsen. blesserHeeft Fred zijn zoon verloren? - Ja, dat ongeluk maakt hem zeer verdrietig. le malheur verliesBen je gevallen? - Ja, het ongeluk was vlug gebeurd. l'accidentWat ruikt het hier lekker! - Dat is het nieuw parfum dat ik gekocht heb! le parfumWas het een hevig onweer? - Ja, de materiële schade was aanzienlijk! le dommageLeeft Bruno niet meer? - Nee, hij was het slachtoffer van een brand. la victimeMoest er een ziekenwagen komen? - Ja, voor dit spoedgeval. l'urgence ongeval/ongelukWat staat er in het glas op de lavabo? - Ah, dat is de tandenborstel van mijn broer. la brosse à dentsPoets jij je tanden met zeep? - Maar nee, met die nieuwe tandpasta! le dentifriceZit je nu nog op het toilet? - Ja, help! Waar is het toiletpapier? le papier de toiletteIs het water hier gevaarlijk diep? - Ja, wie niet kan zwemmen verdrinkt hier! se noyerGooit Linda haar kat in de beek? - Ja, ze verdrinkt ze liever dan haar te zien lijden! noyerIs Tim een beleefd kind? - Nee, hij gebruikt vuile woorden. gros vieze/lelijkeIs dat een proper glas? - Nee, het is vuil. saleIs er al water in het bad? - Ja, maar waar is de zeep? le savonHeeft Gunter een baard? - Ja, hij moet zich al scheren. se raserGaat hij zich wassen? - Ja, hij verfrist zich graag even. se rafraîchirOei, de kinderen zijn vuil! - Ja, ze moeten zich onmiddellijk wassen! se laverWil je een zakdoek? - Ja, ik moet mijn neus snuiten. se moucherIs de lucht bij jullie gezond? - Nee, hier is de lucht nog zuiver! purPjotrs gezicht is nat! - Ja, hij zweet van het lopen! transpirer transpireert

Santé 6 [gezond6]Een ziekte gekregen door seksuele contacten? - AIDS. le SIDANeem je geneesmiddelen? - Ja, ik volg al jaren dezelfde medische behandeling. le traitementIk eet kaas met citroen! - Wat een gek idee! drôleIk eet kaas met citroen! - Wat een gek idee! drôleStefan wil soep eten na zijn dessert! - Wat een gekke idee! fouIs Harold een eigenaardige jongen? - Ja, hij praat zo gek. drôlement raar/eigenaardigIs William dokter? - Ja, hij oefent de geneeskunde uit. la médecineGa je naar de apotheker? - Ja, om het geneesmiddel voor opa te halen. le médicamentIs Luc al gezond? - Nee, hij is nog niet genezen! guérirHeeft Mathilde een verkoudheid? - Ja, ik geloof zelfs dat ze de Spaanse griep heeft. la grippeIs Diederik erg ziek van het roken? - Ja, die kanker kan niet meer genezen! le cancerLigt Theo in het ziekenhuis? - Ja, hij moet een medisch onderzoek ondergaan. médicalGaan ze David opereren? - Ja, morgen ondergaat hij een operatie. subirGaan ze David opereren? - Ja, morgen moet hij een operatie ondergaan. subirMoet David geopereerd worden? - Ja, de operatie zal morgen doorgaan. l'opérationMoet Marc een operatie ondergaan? - Ja, ze gaan hem opereren. opérerHou je van beeldhouwen? - Ja, ik hou van plastische kunsten! plastique beeldendeHeb je je hand pijn gedaan? - Ja, maar met dit verband gaat het wel! le pansementEr moet een draad tussen die twee toestellen! - Dan verbinden wij ze wel! relierJe moet wel erg hoesten! - Ja, ik heb de ergste verkoudheid sedert jaren. le rhumeIs je zus ziek? - Ja, maar we verzorgen haar goed! soignerKomt de dokter ook op zondag? - Nee, wie doet dan de verzorging van je zieke opa? les soinsGa je naar de apotheker? - Ja, hier heb je het voorschrift van de dokter. l'ordonnanceWaarom is Manuela niet op school? - Oh, ze is ziek. maladeIs er een gewonde? - Ja, we moeten hem naar het ziekenhuis rijden. l'hôpitalWat is gele koorts? - Die ziekte is mij niet bekend. la maladie

Société 1 [groep]Alle mensen die in één streek wonen? - De totale bevolking van die streek. la populationKomen er daar veel voorbijgangers? - Ja, het is een drukke straat! fréquentéZijn je banden nog hard genoeg? - Ja, de druk is nog hoog genoeg. la pressionWelke organisatie bevat de meeste Europese landen? - De Europese Gemeenschap. la communautéGebruiken Carmen en Denise dezelfde garage? - Ja, ze is gemeenschappelijk. commun

Page 7: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

7

Zijn dat de 25 toeristen? - Ja, dat is de hele groep. le groupeZijn ze allemaal akkoord? - Ja, en iedereen is tevreden! tout le mondeIs de heer De Clerk de baas? - Ja, hij is de leider van het bedrijf. le dirigeantGa jij naar die vergadering? - Ja, ik ben het jongste lid van die organisatie. le membreStaat al dat volk samen? - Ja, de massa is zeer groot. la masse menigteDrukte het volk zijn gevoelens uit? - Nee, de menigte was stil. la foule massaRijd toch niet te vlug! - Dank je voor de goede raad. le conseilWat doet die groep jongens? - Die troep maakt de straten gevaarlijk. la troupe bendeIs Liesbeth nog actief? - Ja, in de culturele vereniging van haar dorp. l'associationWerkt de koning alleen voor zijn gezin? - Nee, hij werkt voor het hele volk! le peupleHoudt iedereen van die kunstenaar? - Nee, het gewone volk niet. les gensHoudt iedereen van die kunstenaar? - Nee, het gewone volk niet. les gens

Commerce 1 [handel1]Waarom zijn die groenten zo duur? - Omdat het aanbod te klein is. l'offreHeb je een nieuwe wagen gekocht? - Ja, en op die aankoop ben ik echt fier. l'achatIk wil 500 kg papier. - Goed, ik zal de bestelling noteren. la commandeHou je van de liedjes van Willem Vermandere? - Ja, hij zingt zeer goed. bien mooiMag ik je computer eens gebruiken? - Ja, goed, voor één keer! soitIs dat vlees nog vers? - Ja, het is nog goed. bonKoopt M. Coppens hier vaak? - Ja, hij is de beste klant. le clientGa je naar de markt? - Ja, ik wil fruit gaan kopen. acheterAan wie verkoopt die handelaar dat schilderij? - Aan de koper met het meeste geld. l'acheteurDie pot lijkt wel van goud! - Nee hoor, dat is het gele koper dat je ziet. le cuivreWanneer gaan ze alles verkopen? - Morgen begint de verkoop. la venteWerkt Magda op de markt? - Ja, ze verkoopt vlees. vendreMoet je de totale huur al geven? - Nee, ik moet nu alleen de waarborg betalen. la garantieHéél mijn uitleg staat in dat boek! - Dan ga ik het mij aanschaffen! se procurerDie uitleg staat in dat boek! - Dan schaffen wij het ons aan! se procurer

Commerce 2 [handel2]Wat is de gemiddelde temperatuur in de zomer? - Die bedraagt ongeveer 20 graden. être deStaat Lien bij de kassa? - Ja, ze betaalt haar inkopen. payerStaat Lien bij de kassa? - Ja, ze betaalt haar inkopen. payerHoe gaan we het geld krijgen? - De bank zal voor de betaling zorgen. le paiement uitbetalingKrijgt die arbeider zijn loon? - Ja, op de dag van de uitbetaling. la paye betalingHeb je nog wat geld? - Nee, ik heb het tot de laatste cent uitgegeven. le souHeb je geld bij? - Nee, ik betaal met deze cheque. le chèque kredietkaart/betaalkaartDuurt de film lang? - Van die film ken ik de juiste duur niet. la durée speeltijdSlechts 50 fr. voor een ananas? - Ja, dat is niet duur! cher veelHeb je weinig geld? - Ja, ik heb financiële problemen. financier geldelijkeMet wat voor geld betaalt men in België? - Met de Belgische frank. le francGa je nu betalen? - Ja, hier is het geld. l'argentMaar 1000 fr. voor die ladder? - Ja, zij is zeer goedkoop. bon marchéZijn die truien duur? - Nee, in die winkel kan je ze zeer goedkoop krijgen. à bon marchéMoet ik betalen? - Nee, het bezoek aan het museum is gratis. gratuitHoeveel kost deze brochure? - Je krijgt ze gratis. gratuitementMoeten we minder betalen? - Ja, maar de korting is niet groot! la réductionIs dat juweel veel waard? - Nee, maar voor mij is het wel zeer kostbaar. précieuxIs het 100 fr. voor één kaartje? - Ja, het kost veel geld. coûterHebben jullie geld uitgegeven? - Ja, we hebben veel kosten gehad. les fraisStaan er nu meer wortelen op dat veld? - Ja, nu is de opbrengst goed. le rendement oogstHeb je je geld meegebracht? - Ja, het zit in mijn zak, in die zwarte portefeuille. le portefeuilleHeb je je geld meegebracht? - Ja, het zit in mijn zak, in die zwarte portefeuille. le portefeuilleHoeveel kost die auto? - Ik ken de prijs niet. le prixZullen ze het goud en de juwelen gemakkelijk vinden? - Nee, ik heb de schat goed verborgen. le trésorHoeveel kost die auto? - De juiste waarde kan ik moeilijk schatten. estimerHoudt Julia van Romeo? - Ja, hij is voor haar de grootste schat! le chériMoet Maarten je een som geld? - Ja, het wordt tijd dat hij die schuld betaalt. la detteKost een glas bier 70 fr.? - Ja, dat is het tarief. le tarifHeb je 799 000 fr. voor je auto betaald? - Ja, het is de grootste uitgave dit jaar. la dépenseHeeft Steven nog geld? - Nee, hij geeft het altijd te vlug uit! dépenserHeb je nog genoeg geld? - Oh nee, ik heb al veel geld moeten uitgeven! dépenserVerdien je veel? - Nee, maar ik ga de gevraagde verhoging krijgen! l'augmentationMoet Piet je betalen? - Ja, hij is me nog 5 fr. verschuldigd. à devoirIs dat het geld dat ik nu krijg? - Ja, dat is het voorschot. l'avanceHeeft dat juweel veel waarde? - Ik weet niet hoeveel het waard is. valoir

Page 8: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

8

Weet jij hoeveel deze mooie oude kast kost? - Nee, ik kan de waarde ervan niet schatten. la valeur

Commerce 3 [handel3]Verkoopt u ananassen? - Ja, in de afdeling groenten en fruit. le rayonWaar zijn mijn nieuwe schoenen? - Nog altijd in de doos. la boîte schoenendoosHoe trekt die winkel zoveel klanten aan? - Dankzij de verzorgde etalage! l'étalageWaar moeten we onze inkopen betalen? - Aan de kassa. la caisseWaar leg ik dat fruit? - Je mag het meenemen in die kleine mand. le panierWaar kan je verse vis kopen? - Op de markt. le marchéWeet jij wat voor auto dat is? - Nee, ik ken dat merk niet. la marque modelHeb je veel koffie gekocht? - Nee, alleen dit ene pakje. le paquetDoen jullie je inkopen in dat winkeltje op de hoek? - Nee, wij gaan elke week naar de supermarkt. le supermarchéGa je boodschappen doen? - Ja, ik neem die grote tas mee! le sacHeb je geen tandpasta meer? - Nee, de tube is helemaal leeg. le tubeKocht je dit in de supermarkt? - Nee, in de kleine winkel hiernaast. le magasin kruidenierWaar doe jij je inkopen? - In de kleine winkel op de hoek. la boutique zaakWaar is je portefeuille? - In de zak van mijn jas. la pocheWaar is je portefeuille? - In de zak van mijn jas. la poche

Commerce 4 [handel4]Wil Greet een broek dragen? - Nee, ze doet steeds een jurk aan. mettre trektWil je een broek dragen? - Nee, ik ga mijn gele jurk aandoen. mettreMag ik mijn trui uitdoen? - Nee, het is koud, je moet hem aanhouden. garderMag Wim zijn trui uitdoen? - Nee, hij houdt hem best aan. garderWil Lisa een broek dragen? - Nee, ze trekt steeds een jurk aan. mettre doetWil je een broek dragen? - Nee, ik ga mijn gele jurk aantrekken. mettreZal de leeuw tot hier komen? - Ja, de geur van het bloed zal hem aantrekken. attirerZal de leeuw tot hier komen? - Ja, de geur van het bloed trekt hem aan! attirerDraag je links je ring en je polshorloge? - Ja, en rechts deze armband. le braceletIk zie niet goed meer! - Dan zul je toch die bril moeten dragen! les lunettesWelk pak zal ik vanavond dragen? - Neem die blauwe vest en die grijze broek! la culotteDoe je die jurk graag aan? - Ja, maar deze lange broek draag ik liever. le pantalon rokWat draag je op je wit hemd? - De zwarte das die je me gegeven hebt. la cravate strikWat draag je op je wit hemd? - De zwarte das die je me gegeven hebt. la cravate strikHoe komt dat water in huis? - Ah, door dat gat in de muur. le trouIs mijn das mooi? - Ja, vooral op het hemd dat je draagt. la chemise overhemd/pakIs mijn das mooi? - Ja, vooral op het hemd dat je draagt. la chemise overhemd/pakIs de zon gevaarlijk voor je hoofd? - Ja, maar je mag de hoed van Ben dragen. le chapeau muts/pet/zonnebrilDraag je het pak graag? - Nee, de broek is goed, maar de jas is te lang. le vestonWat draag je op die broek? - De jas die ik gisteren heb gekocht. la vesteHeb je nu nóg kou? - Ja, ik zal die dikke jas ook nog aandoen. le manteau mantel/truiWat draagt Laura op haar huwelijk? - De lange, witte jurk die ook haar zus droeg. la robeWat draagt Laura op haar huwelijk? - De lange, witte jurk die ook haar zus droeg. la robeKoop je een gouden polshorloge? - Ja, dat is het juweel dat ik het liefst zie. le bijouDraagt een soldaat speciale kleren? - Ja, de militaire kledij. l'habitWaarom koop je een nieuwe trui en rok? - Wel, de kleren die ik nu heb zijn te klein. les vêtementsGa je uit? - Ja, wil jij even de knoop in mijn das leggen? le noeudKathelijne, je schoenen zijn stuk! - Ja, en er zit ook een groot gat in die ene kous! le basPast dit hemd je op de hals? - Nee, de kraag is te smal. le col boordAan welk schoeisel doet Italië je denken? - Aan de laars! la botteMoet ik je alle vuile hemden geven? - Ja, ik ga het linnen wassen. le lingeWat een speciale rok! - Ja, ik draag steeds de laatste mode. la modeWat heb jij een lange vest! - Ja, en de ene mouw is langer dan de andere! la mancheDoe ik die rok met dat vest aan? - Ja, dat pak staat je goed! le completGaan de jas en de broek samen? - Ja, vind je dit pak soms niet mooi? le costumeHeeft Linda zich verloofd met Mark? - Ja, kijk maar naar de ring aan haar vinger. la bagueDoe je die jurk aan? - Nee, die blauwe trui en die rode rok. la jupe broekHeb je pijn aan je voet? - Ja, natuurlijk, déze schoen is te klein! le soulierIs je voet nat? - Ja, er is een gat in deze schoen. la chaussure laarsDraagt Yvonne een lange broek? - Nee, ze draagt altijd Ivo's short. le short korte broekWat is er met die ene korte kous van je? - Ach, die ene sok is witter dan de andere. la chaussetteWat draag je boven je hemd? - Die nieuwe trui. le pullWat is het warm! - Ja, kijk, papa doet zijn jas al uit. ôter trektWat is het warm! - Ja, ik ga mijn jas uitdoen. ôterWeet je hoe laat het is? - Nee, je kan kijken op het uurwerk van de kerk. l'horlogeJoke weent, haar gezicht is helemaal nat! - Geef haar dan de grootste zakdoek die je hebt.le mouchoirZoekt Nicole haar kleren? - Ja, ze gaat zich eindelijk aankleden. s'habiller

Page 9: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

9

Heeft Nicole haar kleren? - Ja, en nu kleedt ze zich eindelijk aan! s'habiller

Commerce 5 [handel5]Heb je lucifers? - Nee, gebruik dan de aansteker van David. le briquetHoe steek je het vuur aan? - Met deze lucifer. l'allumette aanstekerRuikt het hier naar sigaretten? - Nee, naar de pijp van grootvader. la pipe sigaarWillen Karel en Marcel óók een sigaret? - Nee, die roken niet meer. fumerBrandt het vuur? - Ik denk het wel, ik zie de rook al. la fumée vlammenJe mag hier niet roken! - Ah, dan zal ik deze sigaret maar weggooien. la cigarette sigaarRookt hier iemand? - Ja, je ruikt de verse tabak van opa's pijp. le tabac

Assistance [helpen]Is het een goed restaurant? - Ja, ik kan het sterk aanbevelen! recommanderIs het een goed restaurant? - Ja, wij bevelen het iedereen aan! recommanderWas uw vorige baas tevreden? - Ja, hier hebt U de aanbeveling van meneer Devos. la recommandationLaten we die bomen staan? - Ja, wij beschermen de natuur! protégerWaarom draag je zo'n dikke jas? - Wel, dat is de beste bescherming tegen de kou. la protectionDoe je dat werk alleen? - Nee, mijn collega helpt mij. aiderWat een ramp! - Ja, de hulpdiensten zullen de gewonden helpen! secourir bijstaan/verzorgenMoet de dokter dat werk alleen doen? - Nee, de verpleger zal hem helpen. assisterMoet ik de foto's teruggeven? - Nee, je mag ze houden. garderWat moet ik met de micro doen? - Je moet hem in je hand houden. tenirDie computer werkt niet! - Dan moet je de hulp van Wim vragen! l'aideIs Leo gevallen? - Ja, hij heeft de hulp van een dokter nodig. le secoursHoudt Jacob veel van Kaat? - Ja, hij kust haar op de wang. embrasser zoentHeeft Romeo Julia maar één maal gekust? - Ja, maar ze zal die kus niet vlug vergeten! le baiserSchrijf jij je brieven met de hand? - Nee, met behulp van een computer. à l'aide deSchrijf jij je brieven met de hand? - Nee, met behulp van een computer. à l'aide deIs 18 mei voor jou een goede dag? - Ja, die datum past me wel. convenir schiktKom je de derde maart? - Ja, die datum past mij! convenir schiktHelp je opa even de trap op? - Ja, hij mag op mijn arm steunen! sur s'appuyerHeeft Maggie hiervoor gezorgd? - Nee, het is de verdienste van Paula. le mériteKomt er nu vrede tussen die landen? - Wel, het verdrag is al ondertekend. l'accordLeven die landen nu in vrede? - Ja, ze ondertekenden het verdrag. le traitéWanneer komt de zomer? - Oh, voor de herfst! avantWat doet Monica? - Ze schrijft boeken voor de jeugd. à l'intention deWil jij mijn boodschappen doen? - Ja, voor jou doe ik alles! pourPlaatsen we de takelwagen achter de auto? - Nee, voor de auto. devantDoet Hendrik alles voor zijn kinderen? - Ja, hij wijdt zijn leven aan hen! consacrer àWil Lieve de anderen altijd helpen? - Ja, maar ze kan niet eens voor zichzelf zorgen. prendre soin de

Maison 1 [huis1]Wie woont in de Langestraat 12? - Dat is het adres van de heer Segers. l'adresseWoon je op de 12de verdieping? - Ja, boven het appartement van Klaas. l'appartementMaakt de metselaar een huis? - Ja, hij is een huis aan het bouwen. bâtirKomt er hier een nieuwe brug? - Ja, ze bouwen hier een brug. construireIs dit jouw huis? - Ja, ik ben de eigenaar. le propriétaireIs dat jouw huis? - Nee, dat is het eigendom van mijn vader. la propriétéWaar is het postkantoor? - Kijk, zie je dat gebouw niet op de hoek? le bâtimentWoon jij hier? - Ja, dit is het huis waar ik woon. la maison appartementHelpt Roeland zijn moeder? - Ja, hij helpt haar met het huishouden. le ménageDoet Wendy het huishouden zelf? - Ja, zij is de handigste huisvrouw. la ménagèreWil je het huis kopen? - Nee, ik ga het voor één jaar huren. louerMoet Gunther dat appartement verlaten? - Ja, hij kan de huur niet meer betalen! le loyerBehouden jullie die klacht tegen Dorien? - Nee, we trekken ze vandaag nog in! retirerBehoud je je klacht tegen Dominique? - Nee, ik zal ze intrekken. retirerKen je Schönbrunn? - Ja, dat is dat prachtig kasteel in Wenen! le château paleisDe auto verliest olie! - Is dat lek nog altijd niet hersteld? la fuiteKan je niet meer met je fiets rijden? - Nee, mijn band is lek! crevéHeeft de heer Vissers een rijk en comfortabel leven? - Ja, hij leeft in de grootste luxe. le luxeIs het salon comfortabel? - Ja, het is zeer luxueus. luxueuxWaar woont de koning? - In het paleis van Laken. le palaisGa je vanmiddag voetballen? - Ja, op het terrein van de school. le terrain veldGaat Bob naar Hasselt? - Nee, hij blijft thuis. à la maisonGaat er niemand weg? - Nee, iedereen blijft thuis. chez soiGaan jullie elders wonen? - Ja, we verhuizen volgende week! déménager

Page 10: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

10

Wil Armand zijn huis verkopen? - Nee, hij verhuurt het liever nog enkele maanden. louer houdtWie woont in dat mooie huis? - Het is de villa van mijnheer Vermeulen. la villaHeeft de familie De Meyer dit huis gekocht? - Ja, ze komen wonen te Gent. habiterHeeft Jules een huis gekocht in Utrecht? - Ja! Nergens zal hij liever wonen! demeurerGaat de slager het dorp verlaten? - Ja, hij wil zich in de stad vestigen. s'établir

Maison 2 [huis2]Waar staat de douche? - In de badkamer. la salle de bainsRegent het op zolder? - Ja, er is een gat in het dak. le toitIs dit het kantoor van mijnheer Verbeek? - Ja, zijn naam staat op de deur. la porteEten jullie in het salon? - Nee, in de eetkamer. la salle à manger keukenWaar is het toilet? - Op het einde van de gang. le couloirWaar plaats je 's nachts je wagen? - In de garage. le garageLijkt dat huis je mooi van op straat? - Ja, de gevel vind ik prachtig! la façadeGaan we via de keuken binnen? - Maar nee, zoals altijd langs de hal! le hallIs dit de uitgang? - Nee, het is de ingang. l'entréeWaar staat de microcomputer? - In de kamer van Daniël. la chambreWaar werken de vertegenwoordigers van het volk? - In de Kamer. la ChambreWaar liggen de flessen wijn? - In de kelder. la cave wijnkelderMaakt Martha de wortels klaar? - Ja, zij is in de keuken. la cuisineGa je langs de trap?- Ja, want de lift is defect! l'ascenseurIs de dief door het raam gekomen? - Ja, en het luik ervoor was nochtans goed gesloten! le voletVanwaar komen die groenten? - Wel, uit de moestuin achter ons huis. le potagerKan je buurman in je tuin kijken? - Nee, de hoge muur laat dat niet toe. le mur haag/heg/afsluitingLangs waar rijd je naar Brussel? - Langs de Naamse Poort. la porteLaat ik het venster open? - Ja, ik heb pas het raam geschilderd! la fenêtre houtIs het glas gebroken? - Ja, morgen laat ik de nieuwe ruit plaatsen. la vitreIs het glas gebroken? - Ja! Nu moeten we de ruit vervangen! le carreauWaar kijk je naar de televisie? - In het salon. le salonWaar is het graan? - In de schuur. la grangeSlaapt Astrid hier? - Nee, de slaapkamer van Astrid is boven. la chambre à coucherWaar staan de paarden in de winter? - In de stal. l'écurieDrinken we buiten een glaasje? - Ja, op het terras! la terrasseZoek je een WC? - Ja, ik moet naar het toilet. la toiletteHoe gaan we naar boven? - Daar is de trap! l'escalier liftWerkt Maarten achter het huis? - Ja, in de tuin. le jardinHoe verlaten we dit gebouw? - Langs ginder, daar is de uitgang. la sortieZien jullie het park? - Ja, door het venster van onze kamer. la fenêtreWaar is je slaapkamer? - Op de eerste verdieping. l'étageLeggen we de tapijten daar op de grond? - Ja, op die houten vloer! le solLopen wij in deze kamer op hout? - Ja, en die vloer hebben wij zelf gelegd! le plancherWaar moet je bij de dokter wachten? - In de wachtkamer. la salle d'attenteGa jij al die koffers beneden in de kelder zetten? - Nee, ik zal ze naar de zolder brengen. le grenier

Maison 3 [huis3]Is dat bord al droog? - Nee, ik moet het nog afdrogen. essuyer drogenIs dat bord al droog? - Nee, maar Frida droogt het wel voor je af! essuyerHeb je goed geslapen? - Nee, het bed was te klein. le litHeb je al een mes, een vork en een lepel? - Ja, het bestek heb ik, maar waar is mijn bord?le couvertWas Adriaan ongelukkig? - Ja, zag je niet die droevige blik in zijn ogen? le regardWaar is de dienstregeling? - Daar, op het grote bord. le tableauWaar is de dienstregeling? - Daar, op het grote bord. le tableauWil je soep? - Ja, maar het bord is niet proper. l'assietteWerkt je vader op kantoor? - Ja, en op die bureau van hem staan vijf telefoons! le bureauHeb je het nog altijd zo koud 's nachts? - Ja, ik kan niet slapen zonder die dikke deken. la couvertureWeet jij wat er in de pan zit? - Nee, ik zal eens onder het deksel kijken! le couvercleMag ik nog een glas limonade? - Wacht, ik neem de fles. la bouteilleDrink je uit de fles? - Nee, uit het glas dat je me gegeven hebt. le verreIs dat daar je oma aan het venster? - Ja, ze kijkt naar mij van achter dat witte gordijn! le rideauHeb je het huis alleen vanbuiten gezien? - Nee, ik zag ook het interieur. l'intérieurWaar staan de glazen? - In de kast. l'armoireHebben we een grote pot om soep te maken? - Ja, we kunnen die ketel nemen. la marmiteWil je koffie in een kopje? - Nee, liever in deze kom. le bolWaarin vang je het water op? - In de grootste kom. le récipient bak/recipiënt/emmer/tonMijn vogel is ontsnapt! - Inderdaad, hij zit niet meer in de kooi! la cageWil je nog iets drinken? - Ja, geef mij een beetje koffie in dat kopje. la tasseMag ik de fles openen? - Ja, je mag de kurk eraf trekken. le bouchon stop

Page 11: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

11

Ligt de sleutel in je bureau? - Ja, in de bovenste lade. le tiroirVan welke stof maken ze sterke hemden? - Van het laken van Kortrijk! le drapMag ik het deken al op mijn bed leggen? - Nee, wacht, eerst nog het laken. le drapLeg je de vork links van het bord? - Ja, het mes en de lepel liggen rechts. la cuillerWat neem je om je vlees te snijden, Tineke? - Dat mes daar, mama. le couteauWat vind je van onze nieuwe kast? - Wel, ik vind dat het mooiste meubel in jullie huis. le meubleIs het vlees al klaar? - Nee, het ligt nog in de pan. la poêleStaat het vlees op het vuur? - Ja, het ligt in de pan. la poêleHeb je de jam laten vallen? - Ja, en de pot is gebroken! le potHoe gaat de rook naar buiten? - Langs de schoorsteen. la cheminéeWaar leg ik het vlees? - Op die grote schotel. le platIs mijn haar mooi? - Ja, kijk maar in de spiegel! la glaceMoet Heleentje blijven rechtstaan? - Nee, je mag haar hier op deze stoel zetten. la chaiseIs het eten klaar? - Ja, het staat op de tafel in de keuken. la tableWat ga je op tafel leggen? - Het witte tafellaken. la nappeWat leg je op de vloer in het salon? - Het tapijt dat ik onlangs gekocht heb. le tapisIk heb bloemen meegebracht voor jou! - Dank je! Ik zet ze onmiddellijk in de vaas! le vaseZijn jullie klaar met eten? - Ja, we gaan de vaat doen. la vaisselleWil je dat mes en die lepel? - Ja, en natuurlijk ook die vork. la fourchetteWaar gooi ik het afval? - In de vuilnisbak. la poubelleMag ik die stoel nemen? - Maar opa, neem toch die zetel. le fauteuil

Maison 4 [huis4]Gooi ik de restjes weg? - Ja, daar, in de emmer met het afval. les orduresGa je de keuken vegen? - Ja, als je mij de bezem geeft. le balaiKom, we gaan schilderen! Heb jij de verf? - Ja, maar waar is de borstel? la brosseIs het gestolen schilderij al gevonden? - Ja, het doek is terecht. la toile werkIneke, ga eens 10 liter water halen voor mij! - Goed, maar geef me dan eerst de emmer. le seauHet is koud! - Ja, ik ga de kachel aansteken. le poêleWaar staat de melk? - In de koelkast. le frigoWaar zet ik de melk? - Daar, in de koelkast. le réfrigérateurHeeft u een afspraak met de directeur? - Ja, het onderhoud zal niet lang duren. l'entretienGa je met je wagen naar de garage? - Ja, voor het groot onderhoud. l'entretien nazichtIs er veel werk in huis? - Ja, en toch onderhoudt mijn moeder het alleen. entretenir poetstIs er veel werk in de tuin? - Ja, ik kan hem niet alleen onderhouden. entretenirWat doet de agent? - Hij moet de openbare orde verzekeren. l'ordreIs het vlees al klaar? - Nee, het zit nog in de oven. le fourIs de keuken al proper? - Nee, ik moet ze nog schoonmaken. nettoyerDe keuken is vuil! - Dan maken wij ze wel schoon! nettoyerDe vloer ligt vol zand! - Wacht, ik zal hem even vegen. balayerGa je de deur in het blauw schilderen? - Ja, de groene verf was te duur. la peintureIs je servet nog proper? - Nee, kijk eens naar die grote vlek! la tacheRuimt Karolien altijd alles op? - Nee, in haar kamer is het de grootste wanorde. le désordreMijn hemd is vuil! - Dan moet je het wassen. laverHoeveel wegen die peren? - Wacht, ik leg ze op de weegschaal. la balance balansHoe krijg ik die vlek uit je hemd? - Je moet goed wrijven! frotter

Maison [huis5]Zit daar een nieuw televisietoestel in? - Ja, en Pol sluit het straks aan. brancher koppeltWerkt het televisietoestel? - Nee, je moet het eerst aansluiten. brancherMoet je de deur zelf opendoen? - Nee, de werking is automatisch. automatiqueMoet ik op de knop van de airconditioning drukken? - Nee, hij stopt automatisch. automatiquementDe lampen gaan niet aan! - Inderdaad, de elektriciteit is defect geraakt. l'électricitéMoet ik een nieuw snoer meebrengen? - Ja, voor het elektrisch mes. électriqueProduceert de elektrische centrale elektriciteit? - Ja, ze levert de energie voor deze streek! l'énergieIk ruik iets! - O, je hebt het gas niet goed gesloten! le gazGa je naar het Zuiden? - Drink dan zeker geen water uit de kraan. le robinetSteek het licht aan! - Ja, maar ik ga eerst deze lamp vervangen. la lampeSlaapt de buurman al? - Nee, het licht in de slaapkamer gaat nu pas aan. la lumièreIs Ilse zwaar gekwetst? - Nee, ze is licht gekwetst. légèrementIs die koffer zwaar? - Nee, hij is licht. légerHou je van geel, oranje en roze? - Ja, ik zie graag lichte kleuren. clair heldereIs de wonde ernstig? - Nee, het is slechts een lichte wonde. légerKen je de Amazone? - Ja, dat is de langste stroom van de hele wereld. le fleuveHeeft die auto veel benzine nodig? - Ik weet niet hoeveel hij verbruikt. consommer7 liter op 100 km? - Dat is het gemiddelde verbruik van mijn wagen. la consommationWaarom zoek je een andere lamp? - Omdat deze hier niet genoeg verlicht! éclairer

Page 12: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

12

Welke verwarming gaan we nemen? - Wel, centrale verwarming verwarmt het best! chaufferDeze soep is koud! - Wacht, mama verwarmt ze wel even! réchauffer warmtWat is het koud! - Ja, de verwarming werkt niet. le chauffageIk heb het echt koud! - Kom dan bij het vuur zitten! le feu

Désagréments [incident]Verdedigt die ploeg zich goed? - Ja, maar ze is vooral sterk in de aanval. l'attaqueDurf je om 1 uur nog thuiskomen? - Na die bedreiging van mijn vader niet meer! la menaceWat doet de brandweer daar? - Ze bestrijdt het vuur! combattre blustKost dat project veel? - Ja, dat is het enigste bezwaar van de directie! la réclamationBen je met me akkoord? - Ja, tegen jouw plan heb ik niet het minste bezwaar! l'objectionAls je ons niet helpt, krijg je straf! - Aha, jullie dreigen met straf! menacer deWeet jij waar de schat verborgen is? - Nee, dat geheim mag ik niet vertellen. le secretMogen we iets over je voorstel weten? - Nee, het is een geheim project. secretHebben die mannen lang gevochten? - Ja, het gevecht duurde lang. le combatIs het een gemakkelijke wedstrijd? - Nee, de warmte hindert ons. gêner stoortVind je die muziek goed? - Nee, ze hindert mij! embarrasser stoortEn, heb je al iets gevonden? - Nee, het probleem is nog steeds niet opgelost! le problèmeWe hebben 3 examens op één dag! - Dan moet je toch protesteren! protesterEr komt minder vakantie! - Dan zul je het protest van de studenten horen! la protestationVechten Koen en Wim elke dag? - Ja, ik wou dat ze eens stopten met die ruzie! la disputeAd is zenuwachtig! - Ja, de spanning voor zijn examens is erg groot. la tension schrikIs die leerling gestraft? - Ja, en de straf die hij kreeg is erg zwaar! la punitionZal hij winnen? - Ja, Olaf verslaat de sterkste tegenstander! l'adversaireWat een grote fout! - Inderdaad, dat moet ik toegeven. reconnaître erkennenDit is een ernstig probleem! - Ja, iedereen geeft dat toe! reconnaîtreBeseft Erik nu dat je gelijk hebt? - Ja, hij geeft het toe! admettreZie je nu dat ik gelijk heb! - Ja, inderdaad, ik moet het toegeven! admettreToch denk ik dat ik gelijk heb! - Ach, jij kunt nu ook nooit toegeven. se plierToch denkt Leo dat hij gelijk heeft! - O, hij geeft nooit toe! se plierZoekt Joachim steeds herrie op school? - Ja, hij doet niets dan vechten. se battreZijn Tom en Jerry moe? - Ja, ze vechten tegen de slaap. lutterWat als de vijand een aanval doet? - Zorgen dat de verdediging goed georganiseerd is. la défenseDenkt men dat Thomas schuldig is? - Ja, men verdenkt hem! soupçonnerGaat de trein vertrekken? - Ja, kijk, hij verlaat het station. quitterHoe weet je dat dit briefje van Jo is? - O, zijn handschrift verraadt hem natuurlijk! trahirIs Matthias een vriend van jou? - Nee, hij is de grootste vijand die ik heb. l'ennemiGa je bij de zieke blijven? - Ja, ik ga bij hem waken. veillerIs Bruno gezond? - De weerstand van die man tegen ziekten is enorm! la résistance

Information [info]Hoe kreeg je die inlichting? - Oh, via de advertentie van iemand in de krant. l'annonceWat hang je daar aan de muur? - De affiche van ons toneelstuk. l'afficheStaat er vandaag iets speciaals in de krant? - Ja, dat artikel over die grote brand. l'articleIs die zanger gestorven? - Ja, ik hoorde het nieuws op de radio. le message berichtSchrijft Jo alle brieven? - Ja, hij is verantwoordelijk voor de briefwisseling. la correspondanceHeb je Lutgard al opgebeld? - Nee, ik zal haar deze lange brief sturen! la lettreIs de brief al aangekomen? - Wacht, ik zal eens in de brievenbus kijken. la boîte aux lettresWeet Vera al iets? - Ja, ze licht ons straks over alles in! renseignerWeet Sven wat er gebeurd is? - Nee, ik zal hem inlichten. informerWeet Sven wat er gebeurd is? - Nee, we lichten hem straks zeker in. informerWeet je al iets? - Ja, ik kan je over alles inlichten. renseignerHoeveel kost een kaartje naar Breda? - Voor die inlichting moet je aan het loket zijn! l'informationVan wie heb je dat gehoord? - Ik heb die inlichting van de commissaris. le renseignementWil die journalist Elie Wiesel spreken? - Ja, om het interview van zijn leven te doen! l'interviewBen je journalist? - Ja, ik werk voor de krant. le journalLuister je om 7 uur naar de radio? - Ja, naar het nieuws. les informationsWeet je wat er gebeurd is? - Ja, ik ken het laatste nieuws. la nouvelleStaat het nieuws in vele kranten? - Ja, de hele pers schrijft erover. la presseMag deze omslag in de brievenbus? - Wacht, ik ben de postzegel nog vergeten. le timbreHeb je een brief gestuurd uit As? - Nee, alleen die mooie prentkaart! la carte postaleIs de journalist klaar? - Ja, hij heeft de reportage beëindigd. le reportageMoet ik Wilfried vlug verwittigen? - Ja, stuur hem dit telegram. le télégrammeKen je Knack? - O, dat tijdschrift voor mensen die denken! la revueIs Flair een krant? - Nee, dat is het bekende tijdschrift voor vrouwen. le magazineKen je een tijdschrift dat elke week verschijnt? - Het weekblad Knack! l'hebdomadaire

Page 13: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

13

Justice [justitie]Heb je van Alfred een geschenk gekregen? - Ja, ik moet hem nog bedanken. remercierDoet Mitte veel voor jullie? - Ja! En daar bedanken wij haar voor! remercier dankenIs Denise stout geweest? - Ja, maar dat bekent ze niet graag! avouerVolgens hem heeft Suzanne ongelijk! - Ja, maar hij beoordeelt haar verkeerd. jugerJij hebt de karaf gebroken! - Niet waar! Je moet mij niet beschuldigen! accuserIs Olivier schuldig? - Ja, de politie heeft het bewijs gevonden. la preuveHeeft Klaus het juweel gestolen? - Ja, er zijn feiten die dat bewijzen. prouverHebben ze je portefeuille gestolen? - Ja, maar de politie heeft de dief gevonden. le voleurHeeft iemand je fiets meegenomen? - Ja, ik ga de diefstal bij de politie aangeven. le volHeeft Victor de dief gezien? - Ja, maar hij was de enige getuige. le témoinZit Rudolf alleen in de gevangenis? - Ja, hij is de enige gevangene. le prisonnierIs Joe Dalton vrij? - Nee, hij zit in de gevangenis. la prisonHoe vond de politie die gewelddadige kerel? - Hij kwam terug naar de plaats van de misdaad! le crimeBent u schuldig? - Nee, ik ben onschuldig. innocentKomt die zaak voor de rechtbank? - Ja, het proces begint morgen. le procsIs je vader rechter? - Ja, hij werkt op de rechtbank van Turnhout. le tribunalZal de dief gestraft worden? - Daar zal de rechter over beslissen! le jugeMag ik vier dagen vrij nemen? - Ja, je hebt het recht om vakantie te nemen! le droitIs er nog een plaats vrij? - Nee, we moeten recht blijven staan. deboutIs er nog een plaats vrij? - Nee, we moeten recht blijven staan. deboutHeeft de heer Sleeckx de juwelen gestolen? - Ja, hij is schuldig aan die diefstal. coupable deMag ik mijn geld hier leggen? - Nee, ze zullen het stelen. voler pikkenBelooft Willem de waarheid te vertellen? - Ja, hij zweert het. jurer

Art [kunst]Wie heeft dit beeld gemaakt? - Criel, de beeldhouwer die onlangs gestorven is. le sculpteurWat heeft Ed met dat stuk hout gedaan? - Hij heeft er dit mooie beeld uit gemaakt. la statueDenken de mensen anders dan vroeger? - Ja, ook de Europese beschaving verandert! la civilisationKleef je een foto of een tekening bij je taak? - O, de mooiste illustratie die ik heb! l'illustrationMaak jij de tekeningen voor het boek? - Ja, ik ga het boek illustreren. illustrerMaak je daarmee muziek? - Ja, dat is het instrument waar ik op speel. l'instrumentBezoeken we het museum van Le Corbusier? - O, ik hou niet zo van de moderne kunst. l'artMaakt Richard mooie dingen? - Ja, hij is de grootste kunstenaar van de stad. l'artisteLuister je naar Andreas? - Ja, hij zingt dat mooie lied van Schubert. la chansonGeeft Johan les in de lagere school? - Ja, hij is de meester. le maîtreKrijgt die held een beloning na zijn dood? - Dat is het monument dat men voor hem bouwt! le monumentKen jij het Louvre? - Dat is het grootste museum in Parijs. le muséeLuistert Joep naar Franse liedjes? - Ja, dat is de muziek waar hij het meest van houdt. la musiqueKen je "Aida"? - Ja dat is die bekende opera van Verdi. l'opéraKun je dat lawaai muziek noemen? - Je hebt gelijk; dat orkest speelt echt niet goed. l'orchestreBegeleid je je broer als hij viool speelt? - Ja, op de piano. le pianoSpeel ik dit lied te vlug? - Ja, ik kan het ritme niet volgen! le rythmeHeeft Pablo dit schilderij gemaakt? - Ja, hij kan heel goed schilderen. peindreKen je het "Lam Gods"? - Ja, het mooiste schilderij van Van Eyck. la peintureKijk je graag naar de kunst van Dali? - Ja, ik hou van de moderne schilderkunst. la peintureHeeft de architect het plan al gemaakt? - Nee, hij moet het nog tekenen. dessinerKan Bart goed tekenen? - Ja, kijk eens naar die mooie tekening . le dessinWil Ko zijn schilderijen laten zien? - Nee, hij stelt ze niet tentoon. exposerWil Raveel zijn schilderijen laten zien? - Ja, hij wil ze tentoonstellen. exposerToon je je schilderijen ook aan het publiek? - Ja, op de tentoonstelling in het museum. l'expositionSpeel ik mee op mijn viool? - Ja, ik geef je de juiste toon op de piano. le tonIs het een Stradivarius? - Ja! Deze viool heeft een enorme waarde! le violonZingt Johan Verminnen liedjes? - Ja, hij is de zanger van het liedje le chanteurIs Johan Verminnen een zanger? - Ja, hij zingt zelfs zeer goed! chanter

Lire [lezen]Ik moet onmiddellijk een brief schrijven. - Oei, en ik heb net het laatste blad papier gebruikt! la feuilleWaar zijn we gebleven in het boek? - Op bladzijde vier. la pageBrengt de ober alle glazen tegelijk? - Ja, kijk, ze staan op het blad! le plateauWat ben je aan het lezen? - O, het laatste boek van Hugo Claus. le livre werkStaan op deze papieren alle inlichtingen? - Ja, dat is de speciale brochure voor toeristen. la brochureIs dat de krant van vandaag? - Ja, het is de laatste editie. l'édition uitgaveIs dat het begin van het boek? - Ja, het is het eerste hoofdstuk. le chapitreIs je vulpen leeg? - Ja, de inkt is op. l'encreMag ik aan de wedstrijd deelnemen? - Goed, we schrijven je in! inscrire

Page 14: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

14

Mag ik aan de wedstrijd deelnemen? - Goed, ik zal je inschrijven. inscrireMama, is deze "A" verkeerd? - Nee, die letter heb je juist geschreven! la lettreKen je dat boek? - Nee, maar ik ga het tijdens de vakantie lezen. lireLees jij Nederlandse auteurs? - Ja, ik hou van de Nederlandse literatuur. la littératureHeb je pen en papier? - Ja, ik heb alles om te noteren. noter schrijvenMag ik die cheque hebben? - Momentje, mijn echtgenoot ondertekent hem eerst. signer tekentMag ik je cheque hebben? - Een ogenblik, ik moet hem nog ondertekenen. signerWat beschrijft het boek? - Het juiste onderwerp ken ik niet! le sujet themaHeb je iets om op te schrijven? - Ja, is dit papier goed genoeg? le papier bladSchrijf je met een Waterman? - Ja, dat vind ik de beste pen. le stylo vulpen/balpen/styloSchrijf je met een pen? - Nee, met dit potlood. le crayonKen jij de grammatica helemaal? - Nee, de ene regel ken ik beter dan de andere. la règleBen je een lang verhaal aan het lezen? - Ja, "De Witte", die roman van Claes! le romanGa je me een brief sturen? - Ja, als ik iets weet om te schrijven. écrireSchrijft die schrijver goed? - Ja, ik waardeer én de inhoud én de stijl. le styleKen jij Asterix? - Ja, hij is de held van dit leuke stripverhaal. la bande dessinéeHeb je mijn brief voor de directeur gelezen? - Ja, ik vind de tekst zeer goed geschreven. le texteWelke naam draagt die film? - O, ik ben de titel vergeten. le titreHeb je het boek "De Witte" gelezen? - Nee, maar ik ken het verhaal al. l'histoireDie zin heeft weinig betekenis! - Akkoord, dan laten we hem weg! supprimer doenDie zin heeft weinig betekenis! - Akkoord, ik zal hem weglaten. supprimer schrappen

Corps 1 [lichaam1]Is het bord heel warm? - Ja, en toch raakt Mieke het aan. toucherIs het bord heel warm? - Ja, je mag het niet aanraken. toucherWel, aanvaarden jullie het project? - Misschien! Wij bekijken het graag nog een keer! considérerIs Olga veel veranderd? - Nee, iedereen herkent haar onmiddellijk. reconnaîtreMoet ik luisteren? - Ja, je zal een geluid horen. entendreWat zie je daar? - Als je iets wil zien, moet je komen kijken! regarderHoort hij me niet? - Toch wel! Maar hij wil niet luisteren. écouterZal hij zien dat ik een nieuwe jurk draag? - Nee, hij zal het niet merken. remarquerKijkt de heer Mertens graag naar de vogels? - Ja, hij zit ze steeds te observeren. observerWat is het donker! Zie je iets? - Nee, ik kan niets onderscheiden. distinguerWat is het donker! Zien jullie iets? - Nee, we onderscheiden niets! distinguerHeeft hij die nieuwe wagen gezien? - Ja, dat merkt hij zeker op! remarquerBent u akkoord? - Ja, maar ik wil toch nog iets opmerken. remarquerZiet Micheline die boot echt niet? - O, als ze goed kijkt, zal ze hem wel opmerken. apercevoirZiet hij die boot echt niet? - Nee, dat merkt hij niet op! apercevoirSnijden die twee lijnen elkaar? - Nee, maar lijn A raakt lijn B wel even! toucherDe soep is klaar, Marleen! - Hmm, wat ruikt ze goed! sentirVind je knoflook lekker? - Ja, ik hou van die speciale smaak! le goûtWanneer gaan we op reis? - O, we stellen de datum nu nog niet vast! déterminer leggenWie heeft het ongeluk veroorzaakt? - Dat moet de politie nog vaststellen. déterminerIs het een breuk? - Dat moet de dokter nog vaststellen. constaterIs het een breuk? - De dokter stelt dat straks wel vast! constaterWaarom draagt Hugo een dikke jas? - Omdat hij de kou slecht verdraagt. supporterBlijf je dichtbij het vuur? - Ja, ik wil de warmte voelen. sentirDraagt Frank een bril? - Ja, hij ziet niet goed. voir

Corps 2 [lichaam2]Is Esther al hier? - Ja, kijk, ze komt daar aan! arriverIs Linda al hier? - Nee, maar ze zal onmiddellijk aankomen. arriverWil je een foto van mij maken? - Goed, maar dan mag je even niet bewegen! bougerZit Pietje rustig op de stoel? - Nee, hij beweegt altijd met zijn benen! remuerZijn er hier vissen? - Ja, kijk naar de beweging in het water. le mouvementIs het restaurant hier? - Ja, en langs deze deur gaat men binnen. entrerIs het restaurant hier? - Ja, je mag langs deze deur binnengaan. entrerBlijft iedereen binnen? - Nee, iedereen gaat buiten. sortirMogen we in de klas blijven? - Nee, jullie moeten buitengaan! sortirGaat de jager in het bos? - Ja, hij dringt er diep in door! s'enfoncerGaat de jager diep in het bos? - Ja, hij gaat er helemaal in doordringen. s'enfoncerKomt Davy vanavond? - Nee, hij gaat naar het circus! allerBlijven we staan? - Nee, we kunnen gaan zitten. s'asseoirIs deze tafel vrij? - Ja, jullie mogen hier gaan zitten. prendre placeZijn jullie klaar? - Ja, we gaan vertrekken! allerWat een lelijke bloemen! - Ja, maar het is het gebaar dat telt! le gesteMag je remmen op het ijs? - Nee, anders begin je te glijden. glisser slippen

Page 15: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

15

Is de kat snel in de boom? - Ja, ze kan goed klimmen! grimperMag ik langzaam stappen? - Nee, je moet lopen. courirMag ik langzaam stappen? - Nee, je moet lopen. courirIs de kraan goed toe? - Nee, ik hoor het water lopen. couler vloeien/druppelenMmm, hoor je de wekker ook? - Ja, we moeten opstaan. se leverMmm, hoor je de wekker ook? - Ja, maar we staan nog niet op, h? se leverWat doet die aap? - Hij springt van de ene boom naar de andere. sauterKom je elke dag te voet naar hier? - Ja, ik moet één uur stappen. marcher gaanHoe wist je dat Arnold aankwam in de gang? - Ik herken de stap van die man! le pas gang/pasIs er een halte aan de kerk? - Ja, de bus zal er stoppen. s'arrêterOma, hoe kan ik de deur openen? - Je moet maar aan het touw trekken, Rozemieke. tirerWaarom stap je zo langzaam? - Ik ben bang dat ik zal vallen. tomberIs Hansje moedig? - Nee, als er gevaar is, vlucht hij. fuirKomt de leeuw dichterbij? - Ja, we moeten vluchten! se sauver weglopenWat een kleine deur! - Ja, om binnen te gaan moet je je bukken. se baisserIs Mia Maes nog op tijd gekomen? - Ja, maar ze heeft zich moeten haasten! se dépêcherHelga loopt zo snel naar de halte! - Ja, zij moet zich haasten. se presserWaar is de cassette? - Ik denk dat ze in de cassetterecorder zit. être

Corps 3 [lichaam3]Geef ik hem 1000 fr. voor zijn hulp? - O nee, hij wil nooit geld aannemen. accepterGeef ik hem 1000 fr. voor zijn hulp? - O nee, hij neemt nooit geld aan! accepterGeef ik hem 1000 fr. voor zijn hulp? - O nee, hij aanvaardt nooit geld! accepter wilWanneer krijgen jullie je diploma? - Wij hopen dat wij het overmorgen behalen! obtenirZullen we vanavond in Amsterdam zijn? - Nee, die stad bereiken we vandaag niet meer. atteindreWeet Piet dat hij ontslagen is? - Nee! Wat als dat nieuws hem bereikt? parvenir àGaan we samen naar het circus? - Ja, ik zal je om 19 uur komen halen. venir chercher afhalen/ophalenIs de brief al aangekomen? - Nee, maar we zullen hem wel krijgen. recevoir ontvangenMag ik je fiets gebruiken? - Ja, je mag hem lenen. emprunterHeb je geld nodig? - Ja, de bank wil mij geld lenen. prêterKomt de boot naar deze haven? - Ja, je ziet hem langzaam naderen. s'approcherIs het ver van hier? - Ja, je moet de bus nemen. prendreWeet professor De Duve al veel? - Ja, en hij ontdekt alle dagen nog nieuwe dingen! découvrirHebben jullie gasten? - Ja, en we ontvangen ze goed! accueillirRegent het door het dak? - Tja, we zullen het in een emmer moeten opvangen. recueillirRegent het door het dak? - Ja, we vangen het water op in een emmer. recueillirWaarom loop je achter die hond? - Ik probeer hem te pakken. attraperBen je nog boos op Vera? - Nee, ik wil haar zelfs terug de hand reiken. tendreIs Dieter zijn bril verloren? - Ja, maar hij vindt hem wel terug! retrouverBen je je bril verloren? - Ja, ik wil hem zo snel mogelijk terugvinden. retrouverWat zoekt de vogel in het gras? - Hij probeert insekten te vangen! attraperZoekt Edwig zijn bril al lang? - Ja, maar hij kan hem niet vinden. trouverWaar is mijn bril? - Ik weet het niet, je moet hem zoeken. chercherWil de politie de dief vinden? - Ja, ze zijn hem aan het zoeken. rechercher opsporen

Corps 4 [lichaam4]Is dat de originele tekst? - Nee, we hebben hem moeten aanpassen. adapter wijzigenIs dat de originele tekst? - Nee, we passen alle teksten aan. adapterStaat die muur recht? - Nee, ik moet hem steen voor steen afbreken. défaireStaat die muur recht? - Nee, we breken hem steen voor steen af! défaireKan je in dat huis nog leven? - Nee, ze gaan het afbreken. démolir slopenKan je in dat huis nog leven? - Nee, morgen breken ze het af. démolirHeb je een deken voor de baby? - Ja, ik heb iets dat hem helemaal bedekt. couvrir dektGriet rookt nooit! - Die goede gewoonte behoudt ze best! garder bewaart/houdtJan heeft mij die trui doen kopen! - Hij beïnvloedt je zo gemakkelijk! influencerWaarom plaats je de melk in de koelkast? - Om ze beter te bewaren. conserverHeeft de dief je pijn gedaan? - Nee, hij heeft mij alleen op een stoel willen binden! lierGaat Bianca zingen? - Ja, alle ruiten zullen breken. se casserZal ik Mimi dat glas geven? - Nee, ze zal het zeker breken. casserHeeft Mimi het glas laten vallen? - Ja, ze breekt altijd alles! briserMoeten we trekken? - Nee, duwen! pousserWil je koffie? - Ja, met suiker en melk. etMag Jan met jouw pen schrijven? - Ja, hij gebruikt ze slechts voor zijn huiswerk. employer leent/neemtWat doen jullie met die computer? - We gebruiken hem voor tekstverwerking. utiliserGa je die gelegenheid gebruiken? - Ja, ik ga de kans grijpen. saisirWaar zijn de gordijnen? - Hier, we gaan ze op hun plaats hangen. pendreMag Jantje door het raam kijken? - Ja, maar hij mag er niet uit hangen. se pencher

Page 16: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

16

Die luidspreker werkt niet! - Dan herstellen we hem eerst! réparer makenBlijft de vrachtwagen leeg? - Nee, we gaan hem laden. chargerIs je broer journalist? - Ja, hij maakt reportages. faireMoet ik het water en de bloem in één pot doen? - Ja, je moet ze mengen. élangerMag Joke wijn drinken? - Ja, als ze hem met water mengt. mêler vermengtHeb je de dokter geroepen? - Ja, hij onderzoekt onze zieke opa! examinerHeb je de dokter geroepen? - Ja, hij komt me onderzoeken. examinerHeeft er iemand gebeld? - Ja, papa doet de deur al open. ouvrirHeeft er iemand gebeld? - Ja, ik ga de deur opendoen. ouvrirWat is het hier warm! - Ja, wil je het venster openen? ouvrirGelooft je moeder je? - Nee, ik kan haar niet overtuigen! convaincreZal je moeder je broer geloven? - O, hij overtuigt haar zeker! convaincreDuidt dat uurwerk het juiste uur aan? - Nee, ik moet het regelen! régler gelijkzettenNeemt Joe Dalton zijn revolver? - Ja, pas op, hij gaat schieten! tirerHoe kan je de appels van de boom doen vallen? - Je moet goed schudden! secouerMoet ik dat geneesmiddel drinken? - Ja, maar je moet de fles eerst goed schudden. agiterWaarom weent Leentje? - Haar broertje wil haar steeds in het gezicht slaan. frapperHebben Guy en Koen gevochten? - Ja, Koen wou Guy op het gezicht slaan. taperMoet ik de deur opendoen? - Nee, je moet ze sluiten. fermerBen je bang van muggen? - Ja, ze willen mij altijd steken. piquerGebruik je hier de algemene regel? - Ja, die moet je hier toepassen! appliquerGebruik je hier de algemene regel? - Ja, die passen we hier toe! appliquerWat doen jullie met dat huis? - We veranderen het in een winkel. transformerGa je op reis? - Natuurlijk! Behalve wanneer de situatie verandert! se modifierBlijft het programma zo? - Nee, we veranderen het nog. changerKrijgen we allemaal een stuk taart? - Ja, mama verdeelt ze! partagerKrijgt elk een stuk? - Ja, als Steven de taart verdeelt! distribuerMoet ik die cheque scheuren? - Ja, je moet hem vernietigen. détruireHangt Laura schilderijen aan de muur? - Ja, ze versiert haar kamer. décorer decoreertLegt Greet peterselie op die schotel? - Ja, ze versiert hem! garnirWerkt de metselaar nog aan dat gebouw? - Ja, hij versiert de gevel met torentjes. ornerGa je naar Amerika? - Ja, ik moet de reis nog voorbereiden. préparer plannen/boekenGa je volgende maand naar Amerika? - Ja, papa bereidt onze reis goed voor. préparer

Corps 5 [lichaam5]Is die verf duur? - Ja, daarom brengen wij ze met zorg aan! appliquerMag ik de muur schilderen? - Ja, maar je moet met zorg die verf aanbrengen! appliquerDoet je hoofd pijn? - Ja, mijn hoofd dreigt te barsten! éclaterMag Lotje de planten aanraken? - Alleen op voorwaarde dat zij ze niet beschadigt! abîmerVerschijnt je boek weldra? - Ja, ik heb het net laten drukken. imprimerZullen we bellen? - Ja, je moet op de witte knop drukken. pousserHeb je je tante ginds gezien? - Ja, ik ga haar vlug de hand drukken. serrerZit er al koffie in de machine? - Ja, je moet alleen nog op de knop drukken. appuyer duwenIs er daar een put? - Nee, ze moeten nog een put graven. creuser delven/makenWat moet ik met het eiwit doen? - Je moet het kloppen. battreMijn jurk blijft hangen aan die tak! - Wacht, we maken hem los! détacherMijn jurk blijft hangen aan die tak! - Wacht, ik zal hem losmaken. détacherStopt Maarten één jaar met studeren? - Ja, hij moet zijn studies onderbreken. interrompreStopt Marc één jaar met studeren? - Ja, hij onderbreekt zijn studies. interrompreWou Caesar Vercingetorix overwinnen? - Ja, hij wou hem onderwerpen. soumettre verslaanIs Leo een echte baas? - Ja, hij onderwerpt iedereen aan zijn wil. soumettreZet je de boeken volgens schrijver? - Ja, ik ga ze rangschikken. classerZetten ze de boeken volgens schrijver? - Ja, ze rangschikken ze! classerGooi ik die cheque weg? - Ja, maar je moet hem eerst scheuren. déchirerWat ga je met dat touw doen? - Ik ga het tussen die bomen spannen. tendreHeb je je hemd gewassen? - Ja, nu moet ik het alleen nog strijken. repasserWil de dief ontsnappen? - Ja! Maar de bewaker blijft hem vasthouden! maintenirHeeft de bewaker de dief? - Ja, hij houdt hem stevig vast! maintenirWat doet die hond met die schoen? - Hij verbergt hem onder de grond. cacher verstopt/stoptBlijft het water in de lavabo? - Ja, het haar verstopt de buis! boucherIs Stefan bij het leger? - Ja, hij vervult zijn militaire plicht. accomplir

Corps 6 [lichaam6]Wil die dief het geld? - Ja, anders slaat hij ons de schedel in! enfoncerMoet de spijker helemaal in de muur? - Ja, je moet hem er volledig inslaan! enfoncerWaarom heb je die schaar nodig? - Om dit blad papier in twee te knippen. couperHelpt Fideel zijn vriend? - Ja, hij ondersteunt hem met raad en daad! soutenir

Page 17: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

17

Ik kan niet meer recht blijven staan! - Wacht, we zullen je ondersteunen. soutenirZeggen ze jullie alles? - Ja, ze onthullen ons alle geheimen! révélerKrijgt Nadine haar dessert? - Ja, dat ontnemen we haar niet! priver deMoet Joe Dalton naar de gevangenis? - Ja, hij is gevaarlijk: daarom sluiten ze hem op! enfermerMoet Joe Dalton naar de gevangenis? - Ja, hij is gevaarlijk: ze moeten hem opsluiten! enfermerIk geef je mijn postzegel en ik krijg de jouwe? - Ja, laten we ruilen! échangerHebben ze wéér gevochten? - Ja, de politie is tussenbeide moeten komen. intervenirMoeten we ons voorstel veranderen? - Ja, we moeten het wijzigen. modifier

Corps 7 [lichaam7]Stop je voor de douane? - Ja, ik ga de aankoop van deze drank aangeven. déclarer meldenStopt Mon voor de douane? - Ja, hij geeft de aankoop van die drank aan. déclarerIs de regering gevallen? - Ja, ook de radio bevestigt dat nieuws. confirmer meldtHeeft Loesje echt alles verteld? - Ja, dat kunnen wij bevestigen. affirmerAh, de limonade staat al op tafel! - Wacht, Dieter brengt de glazen nog. apporterErnst heeft een mooi pak! - Ja, en hij draagt het graag. porterMag je zoiets zwaars op die tafel leggen? - Nee, ze zal het niet kunnen dragen! supporterWaar moeten die foto's liggen? - Je mag ze hier leggen. mettreCarl, heb je je vriendinnetje uitgenodigd? - Ja, ik zal ze zeker meebrengen. amenerKomen je vrienden ook? - Ja, Rik brengt ze mee in zijn wagen. amenerHeb je tomaten gekocht? - Nee, papa zal er morgen van de supermarkt meebrengen. apporterHeeft mama tomaten gekocht? - Nee, maar papa brengt er straks mee. apporterIk ga morgen naar de stad! - En mag ik ook meegaan? accompagner meeIk ga morgen naar de stad! - Dan gaat Pieter ook wel mee! iterugkeren, teruggaan accompagnerGaan jullie misschien naar Brugge met de wagen? - Ja, we nemen je wel mee. emmenerJij bent met de wagen. Ga je misschien naar Brugge? - Ja, ik kan je wel meenemen. emmenerVergeet je koffer niet! - Nee, ik zal hem meenemen. emporterVergeet Bert zijn koffer nooit? - Nee, hij neemt hem overal mee. emporterHet water van de rivier is erg wild! - Ja, het kan zelfs bomen meeslepen! entraînerHet water van de rivier is wild! - Ja, het sleept zelfs bomen mee! entraînerWaar leg ik die boeken? - Je mag ze hier neerleggen. déposer leggenWaar legt hij zijn boeken? - Gewoonlijk legt hij ze hier neer. déposerWaar moet dat schilderij? - Je mag het daar ophangen. accrocher hangenWat doet Ed met dat schilderij? - Hij hangt het op aan de muur. accrocherWaarom wil hij die plaat meenemen? - Wel, hij neemt graag alle liedjes op! enregistrerWaarom wil je die plaat meenemen? - Ik wil een liedje opnemen! enregistrer beluisterenAntwoordt Paul veel? - Ja, maar hij steekt altijd eerst zijn vinger op. leverMag ik antwoorden? - Ja, maar je moet eerst je vinger opsteken. leverZijn jullie daar met de nieuwe kast? - Ja, waar moeten we ze plaatsen? placerWaar moet de kast staan? - We zullen ze hier plaatsen. mettreZal ik meegaan? - Nee, dank je, mijn vader vergezelt me. accompagnerJo heeft de auto verkeerd geparkeerd! - O, hij verplaatst hem zeker nog! déplacerMijn auto is te klein! - Ad vervoert die kast wel met zijn vrachtwagen! transporter verhuistEr staan té veel bloemen bij de ingang! - Dan verwijderen wij ze wel! écarterLiep hij de 100 m in 9 seconden? - Ja, hij was de eerste om dat record te vestigen! établirLopen we te snel? - Ja, Hendrik kan niet meer volgen. suivreWaar moet ik de computer plaatsen? - Je mag hem hier zetten. mettre

Corps 8 [lichaam8]Laten ze het katje alleen in het bos? - Ja, ze willen het daar achterlaten. abandonnerLaten ze het katje alleen in het bos? - Ja, ze laten het daar achter. abandonnerWil Wim zijn plaats aan Magda geven? - Ja, hij staat ze haar af! céderWil Wim zijn plaats aan Magda geven? - Ja, hij wil zijn plaats afstaan. céderIs het een gevaarlijke hond? - Nee, hij zal je niet bijten. mordreDe melk is te warm! - Dan moet je blazen. soufflerMag ik een beetje zout? - Ja, Pieter geeft het je wel door. passerWil je zout? - Ja, kan je het even doorgeven? passerIs de match gedaan? - Ja, ik heb de scheidsrechter horen fluiten. sifflerWaar woont u? - Een ogenblik, ik zal mijn adres geven. donnerGeef mij dat boek eens! - Pas op! Ik zal het gooien. jeterGa je te voet? - Ja, ik moet mijn auto in de garage laten. laisserMag Karen het touw vastmaken aan de boom? - Nee, want zij laat het altijd los! lâcherMoet ik het touw vastmaken aan de boom? - Ja, je mag het zeker niet loslaten! lâcherHoe heet die zanger? - Wacht, zijn naam ontsnapt mij! échapperZit Joe Dalton nog in de gevangenis? - Nee, hij ontsnapt telkens weer! s'évader ontvluchtRuik jij ook gas? - Ja, het ontsnapt waarschijnlijk uit die buis! s'échapper komtHebben jullie Jo nog gezien? - Ja, en we brengen je zijn groeten over! transmettre

Page 18: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

18

Heb je Geert nog gezien? - Ja, en ik moest je zijn groeten overbrengen. transmettreHet begint te regenen! - Onder die boom daar kunnen we schuilen! s'abriterHoe kom je vanavond terug? - Stijn zal me met de wagen terugbrengen. ramenerKom je alleen terug van het feest? - Nee, Ed brengt me wel terug! ramenerHeeft Ward je schrift nog? - Ja, maar hij zal het vanavond nog terugbrengen. rapporterHeeft Ward je schrift nog? - Ja, maar hij brengt het vanavond terug! rapporterLaten jullie de sleutel hier? - Ja, we zijn bang dat we hem verliezen. perdreRookt hij nog? - Ja, maar hij vermijdt te roken in de auto. éviterWie vertelt dat nieuws overal? - Het is Els die het overal verspreidt. répandreMoet je die oude krant nog hebben? - Nee, je mag ze weggooien. jeter wegdoen/wegwerpenMoeten jullie die oude krant nog hebben? - Nee, nu gooien we ze weg. jeter werpen/doenGooi je de bal? - Ja, ik zal hem naar jou werpen. lancer gooien

Loisirs [loisirs]Wat doe je met de foto's? - Ik kleef ze in dit album. l'album fotoalbumWie speelt er nu? - Bert is nu aan de beurt. le tourZullen we van dit feest een film maken? - Dat zal niet gaan: de camera werkt niet! la caméraWat zit er in de cassetterecorder? - De cassette van Chris. la cassetteIk heb je vrouw nooit gezien! - Kijk, dit is de beste foto die ik van Magda heb! la photoLuister je naar Studio Brussel? - Ja, ik ben de luisteraar die men heeft opgebeld. l'auditeurGa je met je vriendjes spelen? - Nee, ik mag niet meespelen. jouer avecSpeelt Benjamin met zijn vrienden? - Nee, hij speelt nooit mee. jouer avecGa je wéér naar de film? - Ja, ik heb die ontspanning nodig! la distraction afleidingHou je van dat lied? - Ja, ik ga de plaat kopen. le disqueIs die wagen van plastic? - Nee, de plaat is zeker van staal. la tôleWelk nummer heeft die wagen? - Ik kan de plaat niet zien. la plaqueGa je naar de televisie kijken? - Nee, ik wil naar de radio luisteren. la radioWat een gek televisietoestel! - Ja, het scherm is rond! l'écranPeggy, zullen we gaan slapen? - Nee, ik wil nog even Pim-pam-pet spelen. jouerLuisteren jullie naar de radio? - Nee, we kijken naar de televisie. la téléGaat Hugo met ons mee? - Nee, vanavond wil hij uitgaan met Vanessa. avec sortirGaat Hugo met ons mee? - Nee, vanavond gaat hij uit met Vanessa. avec sortirWaarom mag ik niet blazen? - Wel, dan gaat mijn lucifer uit. s'éteindreWaarom mag ik niet blazen? - Dan zal mijn lucifer uitgaan. s'éteindreKijk jij vanavond naar "Panorama"? - Ja, die uitzending wil ik niet missen. l'émissionHad Petertje gedacht dat de Sint zou komen? - Nee, de verrassing was groot. la surpriseMoeten alle leerlingen naar de bus komen? - Ja, we kunnen ze daar verzamelen. rassemblerWanneer lees jij? - In de vrije tijd die ik heb! le loisir

Nature [natuur]Voor wie zijn deze bananen? - Voor de kleine aap in de zoo. le singeIs de leeuw een gevaarlijk dier? - Ja, het is het wildste beest in Afrika. la bêteIs Daniëlle thuis? - Nee, ze is bij Chantal. chezMag ik uitgaan? - Nee, je moet bij je zieke oma blijven. auprès deIk heb het écht koud! - Kom dan bij het vuur zitten! près deIs het een diepe put? - Ja, ik kan de bodem niet zien! le fondWelke bladeren lijken op naalden? - Die van de den. le pinWelke vogel is het symbool van de vrede? - De duif. le pigeonWie is Donald Duck? - Dat is de eend uit die filmpjes van Walt Disney! le canardEen grote, sterke boom? - De eik. le chêneIs dit melk van de koe? - Nee, deze melk komt van de geit. la chèvreDat brood is lekker! - Natuurlijk, het is klaargemaakt met het beste graan. le grainWat vervoert de boer naar de molen? - De zakken met het graan van zijn veld. le bléVindt de koe iets om te eten? - Ja, ze houdt veel van het verse, groene gras! l'herbeBen je met je fiets gevallen? - Ja, in de haag rond de tuin van onze buurman! la haieHeeft de boer een wekker nodig? - Nee, elke ochtend wordt hij gewekt door de haan! le coqWelk dier lijkt het meest op het konijn? - De haas. le livreVoor welk dier heb je die wortelen nodig? - Voor dat konijn hier. le lapinDe koning van de dieren? - Wel, de leeuw! le lionZingt u? - Ja, natuurlijk, ik ben zanger! bien sûrGebruik jij soms lippenstift? - Nee, dat is niet natuurlijk. naturelSpreekt u Frans? - Ja, en natuurlijk ook Nederlands. naturellementBen je blij dat je hebt gewonnen? - O ja, natuurlijk! évidemmentWaar zijn de eitjes van de koekoek? - Ze liggen in het nest van een andere vogel. le nidKen jij het grootste en sterkste dier? - De olifant! l'éléphantWat is een yucca? - Wel, zo heet die plant daar in de hoek. la planteM, m! - Hé, dat schaap is bang van jou! le mouton

Page 19: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

19

Hangen er bananen aan deze boom? - Ja, kijk, aan de hoogste tak. la brancheWat is ham? - Ham is vlees van het varken. le porcBertje, ken jij een roze en vuil dier? - Ja, het varken van boer Van Kerkhoven! le cochonEen klein, zwart, vliegend insekt dat niet steekt? - De vlieg. la moucheHou je van ananas? - Ja, het is de lekkerste vrucht die ik ken. le fruitIs een leeuw gevaarlijk? - Ja, het is een wild dier. sauvageWie wil de 7 geitjes opeten? - De wolf. le loup

Autour de la maison 1 [om_huis1]Zou je hier graag werken? - Ja, die baan zal me zeker bevallen. l'emploiWil je graag bediende worden bij IBM? - Ja, die baan zou ik wel willen. le posteIs er hier een kleine rivier? - Ja, dat is de beek die uit het bos komt. le ruisseauLoopt deze weg rechtdoor? - Nee, pas op voor die bocht naar links. le virageIs de weg recht? - Nee, maar de bocht die hij maakt is niet zo scherp. la courbeHoe noem je het begin van een rivier? - Dat is de bron. la sourceKan je de rivier oversteken? - Ja, daar is de brug. le pontWoont mijnheer Desmet naast jullie? - Nee, hij is de buurman van de mensen naast ons. le voisinKen jij Elba? - Ja, zat Napoleon niet gevangen op dat eiland? l'îleWas het prettig in de roeiboot? - Nee, de ene golf na de andere maakte ons nat. la vagueWat is er rond dat kasteel? - Zie je niet die brede gracht? le fosséGaat de straat hier naar beneden? - Ja, maar de helling is niet groot. la penteWaaraan doet de Côte d'Azur je denken? - Ah, aan de warme zon en die mooie blauwe hemel. le cielKan je door Panama met de boot? - Ja, langs het kanaal. le canalWaarom vertraag je? - Aan het volgende kruispunt moet ik rechts afslaan. le carrefourGa je tijdens de vakantie naar zee? - Ja, naar de Belgische kust. la côteHou je van de natuur? - Ja, daar is de lucht nog goed! l'airWie is Neil Armstrong? - Hij was de eerste mens op de maan. la luneKoopt Kurt veel disketten? - Ja, maar Peter koopt er nog meer! plusKoopt Kurt veel disketten? - Ja, maar Peter koopt er nog meer! plusWeet jij waar Nessie woont? - Ja, in het meer van Loch Ness. le lacHoudt Jan van zijn gezin? - Ja, maar van zijn werk houdt hij nog meer! davantageKan je met de wagen van Afrika naar Amerika rijden? - Nee, tussen de twee ligt de oceaan! l'océanLoopt er een kleine weg door het bos? - Ja, dit pad hier! le sentierWaar zal ik je zien? - Op het plein voor de kerk. la placeKen jij de Samber? - Ja, die rivier is kleiner dan de Maas. la rivièreIs de astronaut op aarde? - Nee, hij is in de ruimte. l'espaceHoe kan je zien dat er hier een leeuw was? - Aan het spoor van zijn poten. la traceWat een donkere nacht! - Ja, zelfs die ene grote ster zie ik niet! l'étoileMogen we op straat spelen? - Ja, maar op de stoep blijven! le trottoirWoon je ver van hier? - Nee, daar, in de tweede straat rechts! la rueWat doen jullie aan zee? - Wel, we spelen op het strand. la plageIs de kerk nog ver? - Nee, op ons balkon kan je de toren al zien. la tourKan je met de wagen onder het water rijden? - Ja, je kan de tunnel nemen. le tunnelIs dit een autoweg? - Nee, op deze weg rijd ik maar 60 km per uur. la routeWeet je waar we zijn? - Nee, we zijn de weg verloren. le cheminDe remmen van mijn auto werken niet meer! - Vermijd dan de openbare weg maar! la voieHou je van het centrum? - Ja, vooral van de oude wijk rond het stadhuis. le quartier kern/stadskern/buurtGa jij graag tijdens de vakantie naar de kust? - Ja, elk jaar gaan we naar de zee. la merWil je je zonnebril? - Ja, ik kijk al heel de tijd in de zon. le soleil

Autour de la maison 2 [om_huis2]Wonen wij op Mars? - Nee, op de aarde! la terreKen je de Mont Blanc? - Ja, dat is de meest bekende berg van Europa. la montagneGa je graag in het park lopen 's ochtends? - Ja, maar nog liever in het bos. le boisVind je veel winkels rond de stad? - Nee, die vind je in het centrum. le centreZijn het kasteel en het park van u? - Ja, ik kreeg heel dit domein van mijn vader! le domaineWat is "Kalmthout"? - Wel, dat is het dorp waar ik woon. le villageWoon jij ook in Kasterlee? - Dan zijn wij van dezelfde gemeente. la communeRegent het hier vaak? - Nee, de grond is zeer droog. la terreWaar rijdt de metro? - Hij rijdt onder de grond. le solWoon je in de vlakte? - Nee, daar, op die kleine heuvel. la collineLigt Parijs in Frankrijk? - Ja, het is de hoofdstad. la capitaleHeeft iedereen die stad verlaten? - Ja, deze man is de laatste inwoner. l'habitantHou je van België? - Ja, dat is het land waar ik altijd gewoond heb. le paysWoont Karel graag op het platteland? - Ja, hij houdt van een landelijk leven. ruralHeb je een mooi zicht in het Zwin? - Ja, het landschap is er heel mooi. le paysage uitzicht/panoramaIs Italië een deel van de UNO? - Ja, het is de 32ste natie. la nation

Page 20: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

20

Heb jij Kortrijk al bezocht? - Ja, de stad zelf en de omgeving. les environsWat heb je in Afrika bezocht? - Het nationaal park van Serengeti. le parcWanneer zul je aankomen in Amerika? - Om 19 uur, plaatselijke tijd. localWoont Xander nu in de stad? - Ja, maar zijn ouders komen van het platteland. la campagneWelk deel van België ligt aan de kust? - De provincie West-Vlaanderen. la provinceVerschijnt die krant alleen in deze streek? - Ja, het is de regionale krant. régionalHeeft de heer Rockefeller veel geld? - Ja, hij is zeer rijk. richeEen toeristische plaats ten zuiden van Spanje? - De rots van Gibraltar! le rocherKen jij Andorra? - Ja, dat is de kleinste staat van Europa. l'étatWoon jij in Antwerpen? - Nee, ik woon ver van de stad! la villeIs het mooi in de Kempen? - Ja, dat vind ik de mooiste streek van België. la régionWat een hoge berg! - Ja, je kan zelfs de top niet zien. le sommetLoopt de rivier tussen de bergen? - Ja, in de vallei. la valléeWaar werkt de boer? - Op het veld. le champ erfIs die streek laag en plat? - Ja, het is de vlakte tussen de bergen en de zee. la plaineKen je de Vesuvius? - Ja, dat is die vulkaan in Italië. le volcanStaat jouw schaap nu buiten? - Ja, in de wei. le préZijn de koeien buiten? - Ja, ze staan daar in de wei. la prairieWas Globetrotter een groot reiziger? - Ja, hij bezocht vele landen van de hele wereld. le monde aardeRegent het dikwijls in de Sahara? - Nee, het is zeer droog in de woestijn. le désertIs dat een groot bos? - Ja, dat woud is zelfs groter dan een gewoon bos. la forêt

En route 1 [op_weg1]Is dat het vertrek van de wedstrijd? - Nee, het is de aankomst. l'arrivéeStaat de auto goed geparkeerd? - Nee, rij nog wat achteruit! en arrière terug/vooruitGaan we lang lopen? - Ja, we leggen nog zeker 10 km af! parcourirGaan we lang lopen? - Ja, we moeten 10 km afleggen. parcourirNaar welke stad gaat deze trein? - Op de dienstregeling kunt u de bestemming zien. la destinationWat doet de koning? - Hij bestuurt het land! diriger leidtWat is die bus traag! - Ja, achter deze bocht halen we hem in! dépasserWat is die vrachtwagen traag! - Ja, achter deze bocht kan ik hem inhalen! dépasserKan ik je thuis spreken? - Ja, je mag altijd naar mij thuis komen. venirIs dat de vlucht met bestemming Parijs? - Nee, dat is de vlucht naar Bonn. pourGa je Parijs bezoeken? - Ja, dit jaar gaan we naar Frankrijk. enWaar is de ruimtependel? - Hij komt terug naar de aarde. versGa je naar huis? - Nee, ik ga naar school. àIs Benjamin al aangekomen? - Nee, hij is nog steeds onderweg. en cours de routeMoeten we nu een andere trein nemen? - Ja, hier stappen we over. changerMoet ik in Gent een andere trein nemen? - Ja, daar moet je overstappen. changerMama, is dit een gevaarlijke straat? - Ja, die mag je niet alleen oversteken. traverserIs deze straat gevaarlijk? - Ja, en toch steekt Gina over! traverserVoetbalt Ajax op dit moment? - Ja, het is een rechtstreeks programma. en directMoet ik mij tot de secretaris wenden? - Nee, je mag rechtstreeks naar de baas. directementPas op, een hond op de weg! - Vlug, remmen! freiner rem/stoppen/stopIs dit de juiste weg? - O, je gaat in de verkeerde richting! le sensIs Oostende langs ginder? - Ja, dat is de goede richting. la directionMoet Peter te voet komen? - Ja, hij kan nog niet met de auto rijden ! conduireWat is een SST? - Dat is een trein die zeer vlug rijdt. roulerBen je om 20 uur thuis? - Ja, dan ben ik zeker terug. de retourGa je met de trein naar huis? - Nee, voor de terugkeer neem ik de bus. le retourBlijft je Franse vriend hier? - Nee, hij keert naar zijn land terug. retourner gaatGaat Leen naar de winkel? - Ja, maar ze komt vlug terug. revenir keertGa je naar de winkel? - Ja, maar ik zal onmiddellijk terugkomen. revenirMoet Eef lang werken vandaag? - Ja, ze zal wel laat thuiskomen! rentrerMoet Eef lang werken? - Ja, ze komt altijd laat thuis! rentrerVindt Mark de weg gemakkelijk? - Nee, hij verdwaalt steeds. se perdreMoet ik stoppen aan dit kruispunt? - Dat staat toch op het verkeersbord daar! le panneau de signalisationIs het kalm op de weg naar de kust? - Nee, het verkeer verloopt moeilijk. le traficWat een verkeersopstopping! - Ja, het verkeer staat hier al uren in de rij. la circulationWanneer vertrekt het vliegtuig? - Het vertrek is om 14 uur. le départBlijft deze bus nog hier? - Nee, kijk, hij vertrekt al! partirHeeft de bus iemand overreden? - Ja, die voetganger die de straat wou oversteken! le piétonMoet dat voorstel doorgaan? - Misschien, maar aan dit project geef ik de voorrang. la priorité voorkeurBlijft Eddy achteraan staan? - Nee, hij gaat wat vooruit. avancerMoeten we nog verder gaan? - Ja, ik wil dat jullie een beetje vooruitgaan. avancerMoeten jullie vertrekken? - Ja, we moeten morgen weggaan. s'en allerMoet Lieselot vertrekken? - Ja, ze gaat morgen weg. s'en allerMoeten we heel stil zijn? - Ja, anders vliegt die kleine vogel weg! s'envoler is

Page 21: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

21

Is die kleine vogel er nog? - Ja, maar hij wil wegvliegen. s'envolerGaan ze naar buiten? - Ja, ze begeven zich naar de uitgang. se diriger wendenIs er overal mist? - Ja, je kan je niet meer oriënteren. s'orienter

En route 2 [op_weg2]Moet je in Brussel overstappen? - Ja, daar heb ik de aansluiting met Parijs. la correspondanceVertrekt de bus bijna? - Ja, jullie mogen al instappen. monterVertrekt de bus bijna? - Ja, de chauffeur stapt al in. monterIs alles van de vrachtwagen gevallen? - Ja, de volledige lading. le chargementIs de trein al vertrokken? - Haast je, of je zal hem nog missen. manquerZet je de auto hier? - Ja, ik ga hem hier parkeren. garerZet je je wagen hier? - Nee, het parkeren is hier verboden. le stationnementMag ik mijn wagen hier zetten? - Nee, je mag hier niet parkeren. stationnerWat zegt de stewardess? - Ze vraagt of die passagier wil gaan zitten. le passagerMag je met een autobus rijden? - Nee, het rijbewijs D heb ik niet. le permis de conduireZijn er om 8 uur al veel auto's op de weg? - Ja, dat is het spitsuur. l'heure de pointeZijn we er? - Ja, kijk, de leraar stapt al uit! descendreZijn we er? - Ja, iedereen moet uitstappen. descendreIs het vliegtuig te laat? - Ja, en van die vertraging word ik zenuwachtig! le retardIk zal voor het hotel zorgen! - Ok, dan zorg ik voor het vervoer naar Frankrijk! le transportKoop je een wagen of een motorfiets? - Ik wil het voertuig dat het minst lawaai maakt. le véhicule

En route 3 [op_weg3]Neem je de trein naar Den Haag? - Nee, ik neem de autobus. l'autobus busGa je met het vliegtuig naar Algerije? - Nee, ik ga met de boot. le bateauNeem je de trein naar Breda? - Nee, ik neem de bus. le bus autobusGaan we met de trein van Tienen naar Leuven? - Nee, we nemen de bus. l'autocarMaken jullie die reis met het vliegtuig? - Nee, we nemen de bus. le car trein/wagen/autoIs hout zwaarder dan water? - Nee, daarom blijft het op het water drijven. flotterWaar kunnen de leerlingen de bus nemen? - Aan de halte voor de school. l'arrêtZijn er veel boten in Antwerpen? - O, Antwerpen is de grootste haven van België. le portZiet de politie de weg goed? - Ja, van boven uit de helikopter! l'hélicoptèreIs het vliegtuig uit Rome aangekomen? - Ja, kijk, het gaat landen. atterrirIs het vliegtuig aangekomen? - Nee, het moet nog landen. se poserKen je Zaventem? - Ja, dat is de grootste luchthaven van België. l'aéroportKen je Lindbergh? - Ja, hij is dé held van de luchtvaart. l'aviationIs Philippe soldaat op een schip? - Ja, hij is bij de marine. la marineRijden er bussen in Parijs? - Ja, maar je kan er ook de metro nemen. le métroLeggen ze hier een spoorweg? - Ja, kijk, daar ligt de eerste rail! le railVier...drie...twee...één. Start! - Bravo! De raket gaat de ruimte in. la fusée ruimtependelWas de Titanic een grote boot? - Ja, het grootste schip ooit gebouwd. le navireStapt die oude Ferdinand nog snel? - Nee, hij sleept met de voeten! traînerWaarom stopt de trein plots? - Kijk, er staat een koe op de spoorweg! le chemin de fer rail/railsKunnen we daar de trein nemen? - Ja, daar is het station. la gareWaar kan ik hier de metro nemen? - Daar is het station. la stationIs dat een metro? - Nee, deze tram rijdt niet onder de grond. le tramGa je naar Amsterdam met de TEE? - Ja, ik neem de snelste trein. le trainGaan we met het vliegtuig? - Ja, we gaan vliegen. volerGa je met een Boeing naar Washington? - Ja, ik neem het vliegtuig. l'avionVertrekt je vliegtuig om 4 uur? - Nee, dat is de vlucht naar Keulen. le volHebben de soldaten gevochten? - Nee, ze hebben de vlucht genomen voor de vijand! la fuiteVertrekt de trein? - Ja, we moeten in de wagon stappen. le wagonVertrekt de trein? - Ja, we moeten in de wagon stappen. le wagon

En route 4 [op_weg4]Heb je een Volvo? - Ja, dat vind ik de beste auto. l'autoControleert de douane alles? - Ja, ze onderzoekt heel de bagage. les bagagesVan wie is die fiets met die motor? - Het is de bromfiets van Alfons. le vélomoteurKomt Ad vaak in Mol? - Ja, daar brengt hij zijn vakantie door! passerKom je vaak in Mol? - Ja, daar kan je een mooie vakantie doorbrengen! passerBlijft Nico bij zijn vriend? - Ja, hij brengt bij hem de nacht door. passerBlijf je bij je vrienden? - Ja, ik ga bij hen de namiddag doorbrengen. passerRijden jullie graag met de fiets? - Ja, wij fietsen graag. faire du véloIk heb een man met een fiets naast de weg zien liggen! - Ja, die fietser had een ernstig ongeluk! le cyclisteGaat Ria te voet naar school? - Nee, ze rijdt met de fiets. le vélo auto/wagen/bromfietsKomen we bij de douane? - Ja, we steken de grens over. la frontière

Page 22: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

22

Kunnen we nog sneller rijden? - Nee, ik heb de grens bereikt. la limiteWil die toerist in deze stad blijven? - Ja, hij zoekt het hotel l'hôtelHoe maak je die grote hond vast? - Je moet de ketting gebruiken. la chaîneVertrek je naar België? Wat neem je mee? - Alleen de bruine koffer. la valiseBlijf je in Berlijn? - Ja, en ik ga bij vrienden logeren. loger overnachtenIs dat jouw Yamaha 350 cc? - Nee, dat is de motorfiets van mijn broer! la motoWat controleert de douane? - Het paspoort van elke reiziger. le passeport visumZijn dat toeristen? - Ja, ze maken de reis van hun leven. le voyageWat doe jij het liefst in de zomer? - Vele landen zien, dus reizen. voyagerAl kwart over vier? Hoe ga je nu naar huis? - Met de taxi! Ik zal er een opbellen. le taxiKost die reis naar Zaïre veel? - 50 000 fr. voor het vliegtuig en het verblijf samen. le séjour hotelLiggen die tafels in je wagen? - Nee, in de vrachtwagen van het bedrijf. le camionHeb jij een Volvo? - Ja, voor mij is dat de beste wagen. la voitureYvonne rijdt steeds gevaarlijk! - Ja, ze mag niet zoveel wagen! risquer

La personne [persoon1]Is Chantal maar 45 cm lang? - Ja, zij is de kleinste baby in dit ziekenhuis. le bébéKom je van het kerkhof? - Ja, ik ben naar die begrafenis geweest. l'enterrementIs ook Ivo een zoon van de heer Baert? - Ja, hij is de broer van Erik. le frèreIs Eva het kind van mevrouw Martens? - Ja, zij is de dochter van mevrouw Martens. la filleKan Diederik nog genezen? - Nee, en hij is bang van de dood. la mortSluit het circus zijn deuren? - Ja, de laatste leeuw is dood. mortIs dat de heer Colpaert? - Ja, hij is de echtgenoot van mevrouw Colpaert. le mariGaat het gezin van Meines naar Friesland? - Niet alleen het gezin, de hele familie gaat mee. la familleHeeft de baby lang geleefd? - Nee, hij is gestorven na de geboorte. la naissanceIs de baby er al? - Nee, maar hij kan elk moment geboren worden. naîtreKen jij de familie Laureyssens? - Ja, dat is het gezin dat daar woont. la familleKijk, daar komt de moeder van mijn vader! - Ah, is dat die vriendelijke grootmoeder van je? la grand-mèreKijk, daar komt de vader van mijn moeder! - Ah, is dat die vriendelijke grootvader van je?le grand-pèreWordt Patricia weldra de vrouw van Geert? - Ja, het huwelijk is reeds volgende maand! le mariageWordt Patricia weldra de vrouw van Geert? - Ja, het huwelijk is reeds volgende maand! le mariageKomen er veel jongeren naar jullie feest? - Ja, heel de jeugd van ons dorp. la jeunesseNa u, opa! - Nee, eerst de jongeren! les jeunes jongelui/jeugd/kinderenIs Carl de zoon van M. Meeusen? - Ja, hij is het kind van M. Meeusen. l'enfantKan opa nog snel lopen? - Ja, en dat op de leeftijd van 80 jaar! l'âgeIs de leeuw tevreden in het circus? - Nee, het leven van die leeuw is hard! la vieIs Alex erg ziek? - Ja, hij zal niet lang meer leven. vivreIs de papa van Lieven thuis? - Nee, maar de mama is hier. la mamanMoet je elke dag 300 km doen? - Ja, en dat is niet meer menselijk! humain haalbaarIs de vader van Bart thuis? - Ja, maar de moeder niet. la mèreKomt zijn vader alleen? - Nee, de moeder van Steven komt ook. la mèreWie is die kunstenaar? - Ach, ik vergeet altijd de naam van die man. le nomIs dat de moeder van Leens vader? - Ja, dat is de oma van Leen. la grand-mèreIs Alfons de broer van je vader? - Ja, hij is de enige oom die ik heb. l'oncleIs dat de vader van Ivo's moeder? - Ja, dat is de opa van Ivo. le grand-pèreZijn dat jouw vader en moeder? - Nee, het zijn de ouders van Caroline! les parentsIs de mama van Pietertje thuis? - Nee, maar de papa is hier. le papaMag ik de brief lezen? - Nee, het is een persoonlijke brief. personnelWas Marie Curie een bijzondere vrouw? - Ja, die persoonlijkheid van haar bewonderen we! la personnalitéMoet Jan dat werk doen? - Ja, hij is de persoon die we nodig hebben! la personne manZijn de heer en mevrouw Demunck getrouwd? - Ja, maar ze willen scheiden. divorcerHoe kamt Alfred zijn haar? - Met de scheiding in het midden. la raieMoet die vis in het water blijven? - Ja, anders zal hij sterven. mourirHeb jij een zus? - Ja, zij is de tante van mijn zoon. la tanteWerner en Vera zijn verliefd! - Ja, ze gaan weldra trouwen. se marierHoudt Patricia veel van Geert? - Ja, ze wil met hem trouwen. épouser huwenIs de moeder van Lientje thuis? - Ja, maar de vader niet. le pèreKomt zijn moeder alleen? - Nee, de vader van Geert komt ook. le pèreWordt Ellen vandaag één jaar? - Ja, en het is ook de verjaardag van vader. l'anniversaireIs Helga nog een kind? - Nee, ze is al volwassen. adulteWat is uw naam? - Lanckmans. En Bram is de voornaam. le prénomWat is Adolf beleefd! - Ja, het is een zeer voorname jongen. distinguéIs Dries het kind van mevrouw Matthijs? - Ja, hij is de zoon van mevrouw Matthijs. le filsIs Maria je tante? - Ja, ze is de zus van mijn vader. la soeur

La personne 2 [persoon2]Dat is de vrouw van mijnheer Van De Velde! - Ja, die dame zie ik vaak! la dame

Page 23: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

23

Is dat mevrouw Claes? - Nee, die dame ken ik niet. la dameHoe worden de vrouwen soms genoemd? - Het zwakke geslacht. le sexeZeg je "de" of "het" kind? - O, het geslacht van dat woord ken ik niet. le genreVan wie is dat kasteel? - Van de heer Adelborst. le seigneurDat is de echtgenoot van mevrouw De Wilde! - Dat weet ik: die heer is mij bekend! le monsieurIs dat mijnheer Jacobs? - Nee, dat is toch de heer Lambert. le monsieurKen je die 3 kinderen? - De meisjes wel, de jongen niet. le garçonKen je Al Capone? - Is dat niet die gevaarlijke kerel uit Italië? le typeIs "vader" een vrouwelijk woord? - Nee, het is mannelijk. masculinWat is "directeur"? - Dat is het mannelijk van directrice. le masculinKan die okapi kleintjes krijgen? - Nee, het is een mannelijke okapi. mâleMaakt de vrouw vandaag het eten klaar? - Nee, vandaag is het de man. l'hommeKen je die 3 kinderen? - De jongens wel, het meisje niet. la filleKunnen de dieren spreken? - Nee, alleen de mens kan dat. l'hommeDit is de vrouw van mijnheer Willems! - Goeiedag, mevrouw! madameIs dat het handschrift van een man? - Nee, het is een vrouwelijk handschrift. fémininKen je het woord "actrice"? - Ja, het is het vrouwelijk van "acteur". le fémininKan elke okapi kleintjes krijgen? - Nee, enkel de vrouwelijke okapi. femelleIs dat mevrouw Lippens? - Ja, zij is de vrouw van de heer Lippens. la femme

La personne 3 [persoon3]Woont Wadongo Mbali in Afrika? - Ja, die Afrikaan vindt het hier te koud! l'Africain man/zwarteMbelele, wat is dat? - Dat is een Afrikaans dorp. africainKomt Billy Brown uit Amerika? - Ja, hij is de Amerikaan die bij ons logeert. l'AméricainLigt New York in Amerika? - Ja, het is een Amerikaanse stad. américainKomt Jef Janssens uit België? - Ja, dat is die Belg die ik dikwijls in Holland zie. le BelgeKomt die persoon uit Waregem? - Ja, het is een Belgische toerist. belge VlaamseGaat de heer Schepers naar de kerk? - Ja, hij gaat daar om te bidden. prierMocht de zwarte vroeger doen wat hij wilde? - Nee, hij moest luisteren naar de blanke. le BlancKomt Wang Shao-Chi uit China? - Ja, dat is die Chinees met zijn restaurant! le ChinoisGa je in het restaurant "Peking" eten? - Ja, ik hou van de Chinese keuken. chinoisWelke taal spreekt Wang Shao-Chi? - Het Chinees. le chinoisLigt Bonn in Duitsland? - Ja, het is de Duitse hoofdstad. allemandIs Billy Brown een Duitser? - Nee, maar het Duits dat hij spreekt is heel mooi! l'allemandKomt Heinz Hübner uit Duitsland? - Ja, dat is de Duitser die naast ons woont. l'AllemandLigt Londen in Engeland? - Ja, het is de Engelse hoofdstad. anglais BritseIs Petra Hübner een Engelse? - Nee, maar het Engels dat ze spreekt is zeer mooi! l'anglaisKomt Hugh Jones uit Engeland? - Ja, dat is die beleefde Engelsman. l'AnglaisKomt de heer Schumann uit Europa? - Ja, dat is die Europeaan die veel reist. l'Européen DuitserZijn Madrid en Londen steden uit Europa? - Ja, het zijn Europese steden. européenKomt deze zanger uit Frankrijk? - Ja, het is een Franse kunstenaar. français FransKomt Armand uit Tours? - Ja, en hij spreekt het mooiste Frans. le françaisKomt Michel Mouton uit Frankrijk? - Ja, dat is die Fransman uit Amiens. le FrançaisWie is Mars? - De god van de oorlog. le dieuGaan die mensen naar de kerk? - Ja, in de godsdienst vinden ze nieuwe hoop. la religionKomt Phaedon Patakos uit Griekenland? - Ja, dat is die Griek die in Athene woont. le GrecWoonde Homeros in Griekenland? - Ja, het is een Grieks auteur. grecWelke taal spreken ze in Griekenland? - Ze spreken er het moderne Grieks. le grecHoe noem je het land waar Jezus heeft geleefd? - Het heilig land. saint heiligeKomt Luigi Leone uit Italië? - Ja, dat is die Italiaan uit Siena. l'ItalienLigt Rome in Italië? - Ja, het is de Italiaanse hoofdstad. italienIs Rachele Rudini een Italiaanse? - Ja, ze spreekt het Italiaans van Napels. l'italienKomt Masayoshi Miki uit Japan? - Ja, hij is die kleine Japanner. le JaponaisLigt Tokyo in Japan? - Ja, het is de Japanse hoofdstad. japonaisIs Masayoshi Miki een Japanner? - Ja, hij spreekt het Japans zonder problemen. le japonaisVertrek je? - Ja, naar de kerk, naar het huwelijk van Ivo! l'égliseWorden de doden hier begraven? - Ja, dit is het kerkhof van Antwerpen. le cimetièreIs 21 juli een speciale dag? - Ja, dat is de Belgische nationale feestdag. nationalBent u Belg? - Ja, ik heb de Belgische nationaliteit. la nationalitéKomt Arie Haan uit Nederland? - Ja, hij is de enige Nederlander die ik ken. le HollandaisKomt deze toerist uit Amsterdam? - Ja, het is een Nederlandse toerist. néerlandais NederlandsKomt Kees Mol uit Leiden? - Ja, en hij spreekt het mooiste Nederlands. le néerlandaisWie staat aan het hoofd van de katholieke kerk? - De paus. le papeWie gaat de opa van Dina begraven? - De priester van het dorp! le prêtre pastoorIs dat de pastoor? - Nee, het is de priester die hem helpt. l'abbéWelke taal spreekt men in Rusland? - Het Russisch. le russeHebben de Romeinen dat gebouw voor Venus gebouwd? - Nee, het is de tempel van Vesta. le templeSpreekt men in Ieper Nederlands? - Ja, dat is een Vlaamse stad. flamand

Page 24: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

24

Komt Koenraad Meulemans uit Vlaanderen? - Ja, dat is die Vlaming uit Brugge! le FlamandIs die man in ons land geboren? - Nee, hij is de enige vreemdeling hier. l'étrangerHeb je alleen postzegels van je eigen land? - Nee, ook vreemde postzegels. étranger

La personne 4 [persoon4]Is deze leeuw gevaarlijk? - Nee, je moet niet bang zijn. avoir peurHoudt Anita veel van die acteur? - Ja, ze bewondert hem erg! admirerWas Iris tevreden met dat geschenk? - Ja, zij was zó blij. contentIk wil veel geld hebben om gelukkig te worden! - Ach, het geluk kan je niet kopen! le bonheurIs Liesje blij met haar geschenk? - Ja, ze is er erg gelukkig mee. heureux tevredenBezoeken jullie de stad? - Ja, gelukkig is het mooi weer vandaag! heureusement nuHeb jij de Lotto gewonnen? - Ja, het geluk is met mij. la chanceHoudt Martine van dat boek? - Ja, ze geniet er echt van! de jouirZitten jullie in de tuin? - Ja, wij genieten van het goede weer. de profiter profiterenIs het een reis zonder gevaren? - Nee, de reis is zeer gevaarlijk! dangereuxHeeft Piet een ongeluk gehad? - Ja, maar hij rijdt ook heel gevaarlijk! dangereusement vlug/snelHoudt Leo van Hilde? - Ja, maar voor haar verbergt hij dat gevoel. le sentimentGa je alleen eten? - Nee, dat vind ik niet zo gezellig. agréableGeniet Hugo van de film? - Ja, dat zie je aan de fijne glimlach op zijn gezicht. le sourire lachMag ik al die oude stenen weggooien? - Ja, de hele hoop. le tasHou je van groen? - Ja, groen is immers de kleur van de hoop! l'espoirZal Nancy hem nog opbellen? - Hij hoopt het. espérer verwachtLeest Lea graag? - Ja, dat boek interesseert haar zeker. intéresser boeit/bevaltInteresseren zich veel mensen voor je programma? - Ja, de interesse is groot. l'intérêtWe zijn weer te laat! - Ja, de leraar zal kwaad zijn. fâchéKwam je nog op tijd om dat ongeluk te vermijden? - Nee, het kwaad was al gebeurd! le malHahaha! Wat is dat grappig! - Maar het is ernstig, het is niet om te lachen! rireHahaha! Hihihi! - Zo? Jij vindt dat leuk? amusantWas het een gezellig feest? - Ja, het was zeer leuk. gai prettig/aangenaamHoudt Romeo nu echt van Julia? - Ja, maar de liefde tussen hen is onmogelijk. l'amourHeeft An pijn? - Ja, zij ondervindt moeilijkheden bij het gaan! éprouverWanneer heeft An pijn? - Ze blijft moeilijkheden ondervinden bij het gaan! éprouverIs Marjolein gelukkig? - Nee, ze is ongelukkig. malheureuxSpeelt Jo nog steeds met zijn computer? - Ja, hij heeft er het grootste plezier in. le plaisirWas het een aangenaam feest? - Ja, ik vond het echt prettig! agréableIs Samson vlug bang? - Ja, hij schrikt gemakkelijk. s'effrayerWas het feest gezellig? - Ja, de sfeer was goed. l'atmosphèreWerkt het programma van je vriend al? - Ja, en nu is hij eindelijk tevreden! contentYvan heeft gewonnen! Was hij tevreden? - Ja, hij heeft het ons heel trots verteld. fièrementIs Hector fier op zijn zoon? - Ja, die jongen is de trots van zijn vader. l'orgueilIs Annelies heel fier? - Ja, ze is erg trots. orgueilleuxBen je zeker? - Ja, ik heb niet de minste twijfel. le douteGebeuren er hier veel ongelukken? - Ja, die weg is helemaal niet veilig. sûrHoudt Romeo van Julia? - Ja, hij is verliefd op haar. de amoureuxMag Greet dat werk doen? - Ja, ik heb in haar het volste vertrouwen. la confianceWij hebben veel verf gebruikt! - Dan mogen jullie een dure rekening verwachten! s'attendre àIda heeft de eerste prijs! - O, dat verwondert mij helemaal niet! étonnerZijn alle mensen blij? - Ja, de vreugde is algemeen. la joie blijdschapIk ben bang! - Er is toch niets te vrezen! craindreIs het een leuk lied? - Ja, je moet het vrolijk zingen. gaiementZijn de kinderen droevig? - Nee, ze zijn juist erg vrolijk vandaag. joyeuxHeeft Raf veel problemen met zijn zieke moeder? - Ja, maar het is de enige zorg die hij heeft. le souci lastHeeft Martine het moeilijk? - Ja, de zorg om haar zieke man is groot. le souci

La personne 5 [persoon5]Zijn dat geen leuke meisjes? - Ja, ik vind ze echt aardig! joliVerstaat hij het nu? - Ja, nu begrijpt hij het. voir clairIs het een moeilijk lied? - Ja, wij begrijpen het niet. comprendreWeet Jan wat hij doet? - Ja, dat beseft hij heel goed! se rendre compte deWelke auto ga je kopen? - Dat beslist mijn man! déciderGa je nu toch in Amerika wonen? - Nee, ik heb die zware beslissing niet durven nemen. la décisionMoet Ronny nog lang leren? - Ja, maar hij droomt al van de vakantie! rêverIs Katrijntje plotseling wakker geworden? - Ja, door die verschrikkelijke droom die ze had. le rêveIs Alex te bang om te springen? - Ja, dat zal hij zeker niet durven. oserMevrouw, ik heb uw tas gevonden! - Dank je, wat ben jij een eerlijke jongen! honnête brave/lieveWil de rechter dat het publiek zwijgt? - Ja, hij eist absolute stilte! exigerIs Geert nog ziek? - Ja, en het is zeer ernstig! grave

Page 25: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

25

Zegt Linda iets om te lachen? - Nee, ze spreekt ernstig. sérieusementLacht Kim soms? - Nee, ze is altijd ernstig. sérieux serieus/droevig/triestWat doet Cousteau op de oceaan? - Het gedrag van vissen onderzoeken. la conduiteHeeft het lichaam rust nodig? - Niet alleen het lichaam, ook de geest. l'espritDenkt Frederik dat dit verhaal waar is? - Nee, hij gelooft het niet! croireKan Koen piloot worden? - Ja, hij is er echt geschikt voor! apte à bekwaamWeten jullie wie de heer Barend is? - Nee, we kennen hem niet. connaîtreWeten jullie wie de heer Barend is? - Nee, we kennen hem niet. connaîtreMag ik een boek kiezen? - Ja, je mag zelf de keuze maken! le choixWelke trui ga je kopen? - Ik moet nog kiezen tussen die rode en die witte. choisirGelooft Lea alles wat ze zeggen? - Nee, ze is erg kritisch! critiqueDenk je dat? - Ja, trouwens het is ook de mening van de directeur. l'avisIs er een probleem? - Ja, we moeten alles controleren. falloirIs er een probleem? - Ja, we moeten alles controleren. falloirIs het tijd? - Ja, we moeten vertrekken. devoir gaanKent Werner het antwoord? - Ja, maar hij denkt nog even na. réfléchirKen je het antwoord? - Moment, laat mij even nadenken. réfléchirWat een sportieve renner! - Ja, in elke wedstrijd valt hij op! se signalerWat een renner! - Ja, met zo'n snelheid moet hij opvallen! se signalerIs het al laat? - Ja, we moeten rekening houden met de tijd. de tenir compteWas dat jouw mening? - Ja, en nu volgt het standpunt van mijn vader. le point de vueIs de directrice daar? - Ja, maar je mag haar niet storen. dérangerVijf jaar gevangenis voor die diefstal? - Ja, de rechter was zeer streng. sévèreHeeft Evert het nummer genoteerd? - Ja, dan vergeet hij het zeker niet! oublierHeeft Evert het nummer genoteerd? - Ja, dan vergeet hij het zeker niet! oublierGelooft Leo dat jij het gedaan hebt? - Nee, maar hij vermoedt het. se douter de denktPas op voor het vuur! - Ja, ik zal voorzichtig zijn. prudentLet je altijd goed op met de auto? - Ja, ik rijd voorzichtig. prudemmentIs Pascale vriendelijk? - Ja, ze groet mij altijd heel vriendelijk. gentimentHelpt Gert zijn kleine zus? - Ja, hij is zeer vriendelijk. gentilWat zeggen jullie voor we vertrekken? - We wensen jullie goede reis! souhaiterZou Paco graag Parijs bezoeken? - Ja, dat wenst hij ooit te doen! désirer verlangtZoek je de naam van de kunstenaar? - Ja, ik wil zijn naam weten. savoir kennenZoek je de naam van de kunstenaar? - Ja, ik wil zijn naam weten. savoir kennenNeemt Gudrun kaas? - Nee, ze wil jam. vouloir verkiestNeemt Gudrun kaas? - Nee, ze wil jam. vouloir verkiestHij was blind en kan nu zien! - En jij gelooft in dat wonder? la merveille mirakel/fabeltjeIs het een eerlijke zaak? - Dat zal iedereen zich wel afvragen! se demanderIs het een eerlijke zaak? - Dat vraagt iedereen zich af. se demanderIs Jeanine vriendelijk en beleefd? - Nee, ze gedraagt zich slecht. se conduireHoe is Judith in de klas? - Nou, ze gedraagt zich slecht! se comporterWeet je waar Raf woont? - Nee, ik probeer me zijn adres te herinneren. se rappelerKen je dat verhaal nog? - Nee, ik kan het me niet meer herinneren. se souvenir deIk heb hem nog nooit ontmoet! - Dan stelt hij zich wel aan u voor! se présenterHeb ik U al ontmoet? - Nee, mag ik mij voorstellen? se présenterSpeelt Hugo toneel? - Nee, dat kan ik mij niet voorstellen. s'imaginerVerwacht Ad dat resultaat? - Nee, hij stelt het zich anders voor! se figurerVerwacht Ad dat resultaat? - Nee, hij zal het zich anders voorstellen. se figurer

Politique [polit1]Geeft Wannes de diefstal toe? - Ja, hij erkent zijn schuld. reconnaîtreWelk orgaan neemt alle beslissingen voor de gemeente? - Oh, de gemeenteraad. le conseil municipalKen jij de UNESCO? - Ja, dat is een internationale organisatie. internationalMag je stemmen zoals je wil? - Ja, dat is het recht van de kiezer als hij stemt. l'électeurWie is de belangrijkste persoon in België? - De koning. le roiIs dat de vrouw van de koning? - Natuurlijk, dat is de koningin. la reineIs Stefaan soldaat? - Ja, hij is in het leger. l'arméeMag Ronald over alles beslissen? - Nee, maar de macht die hij heeft is zeer groot! le pouvoirWaarom doe je dat steeds zo? - Dat is de macht van de gewoonte! la puissanceWie staat aan het hoofd van de regering? - De eerste minister. le ministreWerkt Christine voor de staat? - Ja, op het Ministerie van Financiën. le ministreKomt de koning naar onze stad? - Ja, voor een officieel bezoek. officielHoe lang moeten de soldaten nog vechten? - Tja, het einde van de oorlog weet ik niet. la guerreBen je tegen de regering? - Ja, ik ben bij de oppositie. l'oppositionDe regering, de ministers, ... - Kortom, de overheid. les autoritésZal je ploeg winnen? - Ja, we behalen zeker de overwinning. la victoireStelt de regering haar programma voor? - Ja, aan het parlement! le parlementHeeft die groep veel macht? - Ja, dat is de grootste politieke partij. le parti

Page 26: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

26

De regering is gevallen! - Ja, de politieke situatie is hier slecht! politiqueWil Wilfried minister worden? - Ja, hij heeft veel interesse voor de politiek. la politiqueWie staat aan het hoofd van de Republiek? - De president. le présidentIs Karel de jongste zoon van de koning? - Ja, hij is de jongste prins. le princeHeeft dat land problemen? - Ja, de regering is gevallen. le gouvernementIs er een koning in Frankrijk? - Nee, Frankrijk was de eerste republiek in Europa. la républiqueWie was Pheidippos? - De soldaat die van Marathon naar Athene liep. le soldatMoeten we een vertegenwoordiger kiezen? - Ja, we zullen stemmen! voterWordt in Frankrijk elk jaar een president gekozen? - Nee, die verkiezing gebeurt elke 7 jaar! l'électionBlauw, wit, rood? - Dat zijn de kleuren van de Nederlandse vlag. le drapeauKan je hier vrij een revolver kopen? - Nee, dat is tegen de wet! la loiIs je land in Frankrijk vertegenwoordigd? - Ja, de ambassade bevindt zich in Parijs. l'ambassadeMag de regering zoveel uitgeven als ze wil? - Nee, alleen wat in de begroting staat. le budgetMoet ik dat nu echt doen? - Ja, dat is het bevel van de baas. l'ordreBen je een dienaar van de koning? - Ja, ik werk aan het hof. la courWerkt Lisette graag alleen? - Ja, ze is erg onafhankelijk. indépendantIs de regering zwak? - Ja, ze slaagt er niet in te regeren. gouvernerTrouwen zij in de kerk? - Ja, maar eerst in het stadhuis. la mairie

1è relation (Ca y est!!) [relatie1]Is het Engels belangrijk? - Ja, de kennis van die taal opent vele deuren. la connaissanceIs René de baas van de onderneming? - Ja, hij heeft er de directie van. la directionKomt Koen weer thuis? - Ja, de relatie met zijn ouders is verbeterd. la relationZijn Janssen en Janssens er? - Ja, ze werken altijd samen. ensembleZijn Janssen en Janssens er? - Ja, ze werken altijd samen. ensembleDoet Adriaan alles voor Mark? - Ja, hij is de beste vriend van Mark. l'amiDoet Marieke alles voor Arthur? - Ja, zij is de beste vriendin van Arthur. l'amie

2è relation (Encore...)[relatie2]Voor wie is dit geschenk? - We willen het jou aanbieden. offrir geven/schenkenVoor wie is dit geschenk? - We bieden het jou aan! offrirIs Wangata teruggekeerd naar Zaïre? - Ja, het afscheid was droevig. l'adieuGa je naar de dokter? - Ja, de afspraak is om 17 uur. le rendez-vousMag ik dit huis binnengaan? - Ja, maar je moet eerst bellen. sonnerIs het toilet vrij? - Nee, het is bezet. occupéKomen de toeristen naar deze kerk kijken? - Ja, en dit bezoek vinden zij zeer interessant. la visiteWat doet Kurt in het huis van zijn tante? - Hij bezoekt er zijn zieke oma. Rendre visite àWat gaan de toeristen morgen doen? - Morgen bezoeken ze de zoo van Antwerpen. visiterBezoekt de koning het bedrijf? - Ja, daarmee bewijst hij ons de grootste eer. l'honneurIs dat uurwerk voor mij? - Ja, dat is het geschenk dat we voor je meebrachten. le cadeauSchrijft Koen over mij in zijn brief? - Ja, hij doet je de groeten. les salutationsZegt Irma altijd goeiedag? - Ja, ze zal steeds de mensen groeten. saluerWil je vader de leraar Nederlands zien? - Nee, hij ontmoet hem elke dag! rencontrer ziet/spreektHeb jij Béjart ontmoet? - Ja, dat was de ontmoeting van m'n leven! la rencontreKomt Kurt ook naar je feestje? - Wel, als je wil, zal ik hem ook uitnodigen. inviter vragenKomt Kurt ook naar ons feestje? - Ja, mama nodigt hem zeker uit! inviterMag je naar het feest van Geert en Patricia? - Ja, gisteren heb ik de uitnodiging gekregen. l'invitationIs dat een geschenk voor Dimitri? - Ja, we willen hem verrassen! faire une surpriseVerwondert dat nieuws je? - Ja, het verrast me. surprendre verbaastBegrijp je dat schilderij? - Nee, wat kan dat gele vierkant voorstellen? représenter betekenenMogen wij een voorstel doen? - Ja, wat stellen jullie voor? proposerBegrijp je dat schilderij? - Nee, wat stelt dat gele vierkant voor? représenterMag ik een voorstel doen? - Ja, wat wil je voorstellen? proposerWie is dat meisje? - Het is Kathleen. Ik zal ze aan je voorstellen. présenterWie is die dame? - Kom, mijn vader stelt ze u wel voor! présenterKom je deze namiddag? - Nee, ik ben niet vrij. libreHeeft Bart dit werk zelf gewild? - Ja, hij heeft het vrij gekozen. librement

3è relation (Jamais deux sans trois) [relatie3]Nog 20 frank, jongen! - O ja ..., alstublieft, mijnheer. voiciNog 20 frank, jongen! - O ja ..., alstublieft, mijnheer. voiciNeemt u die trein? - Ja, wanneer vertrekt hij, alstublieft? s'il vous plaîtHé, Patrick! - Ah, goedendag! Hoe gaat het? bonjourGa je mee iets drinken? - O ja, graag! volontiersHou je van melk? - Ja, ik drink graag melk. aimerBen je voor dat examen geslaagd? - Nee, helaas ! hélas

Page 27: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

27

Vertrek je te voet? - Ja, ik heb helaas geen wagen! malheureusementDus u wil nú vertrekken? - Ja, inderdaad, dat hebt u goed begrepen. en effetKun je niet wat voorzichtiger zijn? - Oh, sorry, maar ik had u niet zien staan! pardon

Ecole (Ca devient sérieux...) [school]Kijkt de architect op het plan? - Ja, hij bestudeert het met aandacht. étudier bekijktHeb je nog werk voor school? - Ja, ik moet dit huiswerk nog maken. le devoirZijn er veel leerlingen in 4 C? - Ja, het is de grootste klas van de school. la classeWat doet de leraar? - Hij praat met de leerling die te laat is. l'élèveSpreek je Nederlands? - Nee, maar ik hoop het te leren. apprendreKan Claudia al schrijven? - Nee, ze leert schrijven. apprendre àMoet je nog iets doen voor school? - Ja, ik moet deze les Nederlands nog leren. la leçon cursusIs Lia 14 jaar? - Ja, ze gaat naar de middelbare school. le secondaireWat danst Bianca mooi! - Ja, ze oefent elke dag! s'exercer àJuffrouw, ik ben klaar! - Goed, maak dan de volgende oefening maar, Liesje. l'exerciceGeeft Greet les? - Ja, ze werkt in het officieel onderwijs. l'enseignementHeb je het probleem opgelost? - Ja, ik heb de oplossing gevonden. la solutionZijn er veel leerlingen op St.-Lodewijk? - Ja, het is de grootste school van de stad. l'écoleHeb je alles goed genoteerd? - Ja, in het schrift dat ik gisteren gekocht heb. le cahierMoet Jurgen bijna altijd leren? - Tja, dat is het leven van de student. l'étudiantHeb je morgen examen? - Ja, ik zal nog lang moeten studeren. étudier leren/blokkenKen jij de Sorbonne? - Ja, dat is de oudste universiteit van Parijs. l'universitéIk begrijp dat Engels woord niet! - Wacht, ik geef je de vertaling. la traductionDit werk kan ik niet maken! - Kijk naar het voorbeeld, zo moet het. l'exemple

Société 2 [sociaal]De mensen hier verdienen bijna niets! - Inderdaad, de armoede is hier een groot probleem. la pauvretéWij óók komen op straat met die eis! - Neem dan deel aan de betoging! la manifestationHoudt Leo van een comfortabel leventje? - Ja, hij leidt het bestaan van de kleine burger. le bourgeoisDoet Marcel alles voor zijn land? - Ja, hij is de meest toegewijde burger die ik ken. le citoyenDie brand heeft 20 kinderen gedood! - Ja, alle kranten schrijven over het drama. le drameLeeft Jaak in ziekte en armoede? - Ja, hij leeft in de grootste ellende. la misreWoont Robin alleen op een eiland? - Ja, hij is tegen de maatschappij. la sociétéWat is Sabena? - Dat is de Belgische maatschappij voor de luchtvaart. la compagnieMag iedereen hier naar het toilet gaan? - Ja, deze toiletten zijn openbaar. publicHeeft die zanger succes? - Ja, hij is zeer populair! populaireMag iedereen naar het feest komen? - Nee, het is privé. privéIs de heer Van Acker rijk? - Ja, hij zwemt in de rijkdom. la richesseMoet Thomas alles doen wat ze zegt? - Ja, hij is echt de slaaf van zijn vrouw. l'esclaveHelpt Birgit dat gezin met problemen? - Ja, zij is de sociaal assistente. socialIs dat een sterke motor? - Ja, het vermogen van die motor is erg groot. la puissanceBelooft Thomas terug te komen? - Ja, dat verzekert hij! assurer zweertZal het resultaat mooi zijn? - Dat verzekeren wij je! garantir garanderen/belovenStuur je de juwelen met de post? - Ja, maar we verzekeren ze eerst! assurerHeeft het gebrand in je winkel? - Ja, gelukkig betaalt de verzekering! l'assurance

Jeu [spel]Werkt David met leeuwen? - Ja, hij werkt in het circus. le cirqueNemen jullie een camera mee? - Ja, voor de film die we gaan maken. le filmLuister je naar de radio? - Ja, het programma is zeer interessant. le programmeHeeft die zanger veel succes? - Ja, het publiek hoort hem graag zingen. le publicSpeelt Toon mee in het toneelstuk? - Ja, en hij heeft weer de belangrijkste rol. le rôleIs het toneelstuk origineel? - Ja, het schouwspel is prachtig! le spectacleHeb je "Romeo en Julia" gezien? - Ja, dat toneelstuk heb ik gezien. la pièceGa je naar de bioscoop? - Ja, naar de voorstelling van 19 uur. la séance

Faire du sport [sporten]Kunnen we nog een kaartje voor de film krijgen? - Nee, er is geen plaats meer in de zaal. la salleIs Carl sportief? - Ja, hij beoefent alle sporten. pratiquerBreng je je platen mee naar het feestje? - Ja, dan kunnen we dansen. danserDoet vader mee met de wedstrijd? - Ja, hij is de belangrijkste deelnemer. le participantIk zie Ingrid voortdurend in het water springen! - Ja, ze leert duiken! plongerIs het een belangrijke match? - Ja, ze spelen voor het Europees kampioenschap. le championnatZou ik meedoen? - Zeker! Dat is de kans van je leven. la chanceIs de boer zijn veld aan het bewerken? - Ja, hij rijdt er over met de ploeg. la charrue

Page 28: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

28

Gaat Anderlecht winnen? - Ja, het is de beste ploeg. l'équipeDenkt Anneke dat ze een kleine mama is? - Ja, vooral als ze met de pop speelt. la poupéeGaat Eddy de Ronde van Frankrijk winnen? - Ja, hij is de beste renner. le coureurMag de match al beginnen? - Nee, de spelers wachten op de scheidsrechter. l'arbitreSpeelt Roeland graag met die trein? - Ja, van dat speelgoed houdt hij het meest! le jouetSpeel je Scrabble met mij? - Nee, ik hou niet van dat spel. le jeuZullen we voetbal spelen? - Ja, maar de elfde speler ontbreekt. le joueurHou jij van voetbal? - Ja, dat vind ik de mooiste sport. le sportHoudt Vicky van lopen? - Ja, ze is heel sportief. sportifGa je naar de match? - Als er nog plaatsen zijn in het stadion. le stadeWerkt Birgit met deze sportlui? - Ja, ze traint deze ploeg. entraînerLoopt Rita sneller dan de anderen? - Ja, ze verslaat iedereen. battreKijk je straks naar Frankrijk-België? - Ja, elke woensdag kijk ik immers naar het voetbal. le footballWat gaan die 22 jongens doen? - Ze gaan voetballen. jouer au footballLoopt Eddy vóór de anderen? - Ja, maar de voorsprong die hij heeft, is klein. l'avanceHoe was de reis? - Prima, vooral die wandeling rond het meer! le tour trip/tochtZingt Elsa goed? - Ja, ze doet mee aan die bekende wedstrijd. le concoursDenk je dat Mechelen die wedstrijd zal verliezen? - Nee hoor, ze winnen bijna altijd. gagnerIs er genoeg wind aan zee? - Ja, vandaag kunnen we zeker gaan zeilen. faire de la voile surfenWaar ga je vanavond zwemmen? - Wel, in het openbaar zwembad! la piscineJoke is in het water gevallen! - Help! Ze kan niet zwemmen! nager

Parler [spreken]Heb je gevraagd of je naar Amerika mag? - Ja, ik heb de aanvraag gedaan. la demandeKen jij die streek? - Nee, maar de brochure beschrijft ze heel goed! décrireGaan we morgen over het huis praten? - Ja, dan bespreken we de prijs! parler deIs dat verhaal waar? - O, Jolanda beweert van wel. prétendreKan je dit woord omschrijven? - Ja, ik kan de definitie geven. la définitionIs dat professor Cousteau? - Ja, hij houdt die beroemde lezing over de zee. la conférenceWie vertelt me het laatste nieuws? - Tim deelt het je graag mee! apprendreWie vertelt me het laatste nieuws? - Ik kan het je meedelen! apprendreGaat hij nu wéér over vroeger spreken? - Ja, en vooral veel herinneringen oproepen! évoquerDoet die foto je aan vroeger denken? - Ja, hij roept veel herinneringen op. évoquerWaarom deed je dat? - Moet ik mijn gedrag tegenover jou rechtvaardigen? justifierWaar heb jij gezeten? WAAR? - Ik hoor je wel! Je hoeft zo niet te schreeuwen! crierIs dit een interview? - Ja, ik kom enkele vragen stellen. poserHeb je Arthurs blik gezien? - Ja, en de strenge uitdrukking op zijn gezicht. l'expressionBegrijp je het probleem? - Nee, wil je het nog één keer uitleggen? expliquerBegrijp je de les? - Nee, maar de leraar legt ze wel uit! expliquerLegt de leraar het probleem goed uit? - Ja, de uitleg die hij geeft is duidelijk. l'explicationZijn naam is Zrinski. - En hoe spreekt hij dat juist uit? prononcerMijn naam is Zrinski. - O, dat kan ik niet uitspreken! prononcerZijn er veel vertegenwoordigers? - Ja, ze houden een algemene vergadering. l'assembléeKan ik de directie spreken? - O, de vergadering is net geopend! la réunionSluit die firma? - Luister naar wat de directeur verklaart op de radio. déclarer meldtVerklaarde de minister dat alles zelf? - Nee, zijn secretaris gaf de verklaring. la déclarationIk begrijp dat Engelse woord niet! - O, de leraar vertaalt het wel in het Nederlands! traduireWeet Rosemarie dat je niet komt? - Nee, maar Sandra verwittigt haar zeker nog. avertirHeb je de politie al opgebeld? - Nee, ik zal ze onmiddellijk waarschuwen. prévenirSpreekt Carmen Nederlands? - Ja, zij kan zich al goed uitdrukken. s'exprimerSpreekt Carmen al Nederlands? - Ja, zij drukt zich al goed uit. s'exprimer

Langue [taal]Begrijp jij dat woord? - Nee, ik ken de betekenis niet. le sensWerkt hij veel? - Wel, ik ken hem niet op dat punt. le pointSchrijft dat potlood goed? - Nee, ik heb de punt gebroken. la pointeGaat de trein vertrekken? - Ja, de controleur geeft het signaal. le signalLigt Madrid in Spanje? - Ja, het is de Spaanse hoofdstad. espagnolIs Juanita Gómez een Spaanse? - Ja, ik vind het Spaans dat zij spreekt heel moeilijk. l'espagnolWeet jij waarom er een hartje op die boom staat? - Dat is toch het symbool van de liefde!le symboleSpreekt Harold Swahili? - Nee, die taal kent hij niet. la langueMag ik de straat oversteken? - Wacht op het teken van de politieagent! le signeBegrijp je dat technisch woord? - Nee, die term ken ik niet. le terme"Chip", is dat Engels? - Ja, dat woord komt uit het Engels. le motMag ik nog iets vragen? - Natuurlijk, het woord is aan u. la paroleHeb je mijn tekst al gelezen? - Ja, kijk, in die zin staat nog een fout. la phrase

Page 29: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

29

Vacances [vakantie]Was het huwelijk van Kurt en Pascale gisteren? - Ja, ik was op het feest. la fêteZijn de toeristen alleen? - Nee, ze staan rond de gids. le guideHebben de jongeren daar hun tenten geplaatst? - Ja, dat is het kamp. le campIs de trein naar Gent vol? - Nee, die man is de enige reiziger. le voyageurIs de trein naar Gent vol? - Nee, die man is de enige reiziger. le voyageurBreng je zo'n torentje mee uit Italië? - Ja, dat bekende souvenir uit Pisa. le souvenirWaarin slapen jullie op het kampeerterrein? - In de tent natuurlijk. la tenteBezoeken veel toeristen Brugge? - Ja, de stad leeft van het toerisme. le tourismeGaan die mensen de stad bezoeken? - Ja, maar deze ene toerist blijft in het hotel. le touristeBezoeken veel mensen Brugge? - Ja, dat is een toeristische stad. touristiqueHou je van juli en augustus? - Ja, dat is de tijd van de grote vakantie! les vacancesVertrek je op reis in juli? - Ja, dan begint de vakantie voor iedereen. le congéIk ben eindelijk geslaagd! - Dat moeten we vieren! fêter

Question [vraag]Wil je dat hij komt? - Nee, je moet niet meer aandringen! insisterWil Margriet echt komen? - Ja, ze dringt erop aan! insisterBeloof je mij vaak schrijven? - Ja, die belofte hou ik zeker! la promesseKomen jullie morgen zeker? - Natuurlijk, dat beloven wij je! promettre verzekerenWie is hier de baas? - Walter! Hij is het die beveelt. commanderIs Stefan een goed soldaat? - Ja, hij doet alles wat ze hem bevelen. ordonnerHeeft de leraar problemen in de klas? - Nee, hij heeft het nodige gezag. l'autoritéKan ik iets voor u doen? - Ja, ik zou u deze gunst willen vragen. la faveurMoeten we lang rijden? - Ja, dat is het nadeel van reizen. l'inconvénientMoeten we de anderen helpen? - Ja, dat is de plicht van ons allemaal. le devoirMag Bruno in die bioscoop binnen? - Nee, ze zullen hem daar niet toelaten! admettreMag Jo in die bioscoop binnen? - Nee, daar laat men hem niet toe! admettreGeven we dat feestje op school? - Nee, dat laat de directeur niet toe. permettre staatMogen we op school een feestje geven? - Nee, de directeur zal dat niet toelaten. permettreLaat de directeur jullie feest toe? - Ja, voor één keer wil hij het ons toestaan! autoriserLaat de directeur jullie feest toe? - Ja, hij staat ons toe het te organiseren. autoriser laatMag je de klas verlaten? - Ja, ik heb de toestemming van de leraar. la permissionRook je niet meer? - Nee, de dokter verbiedt het me! interdireMag ik die film zien, mama? - Nee, papa verbiedt het je! défendreMoet je studeren? - Ja, ze verplichten het mij. obliger àMag je elke week op reis gaan? - Ja, maar dat is het enige voordeel van mijn werk. l'avantageBen je met mij akkoord? - Ja, dit voorstel lijkt me erg redelijk. la propositionKun je antwoorden? - Nee, ik begrijp de vraag niet. la questionHoeveel kost die camera? - Dat moet je aan de verkoper vragen. demanderHoeveel kost die camera? - Dat moet je aan de verkoper vragen. demanderHeeft Maurice je hulp aangenomen? - Nee, hij verkoos ze te weigeren. refuser

Météo [weer]Komt er onweer? - Ja, ik heb de bliksem al gezien. l'éclairDenk je dat er onweer komt? - Ja, ik heb de donder al gehoord. le tonnerreRegent het door dit oude dak? - Ja, de ene druppel na de andere. la goutteEr valt ijs uit de hemel! - Ja! En die hagel zal je wagen beschadigen! la grêleWelk seizoen begint op 21 september? - Dan begint de herfst. l'automneHet vriest al drie dagen! - Eindelijk is het ijs van de vijver dik genoeg! la glaceWelk feest valt op 25 december? - Kerstmis. NoëlIs het meestal mooi weer in het Zuiden? - Ja, het klimaat is er zacht! le climatWelk seizoen begint op 21 maart? - De lente. le printempsKan je ver zien? - Nee, de mist is te dik. le brouillardHet zicht op de weg was heel beperkt! - Ja, door de mist! la brumeIs het 1 januari? - Ja, het is nieuwjaar. le Nouvel AnIs het 1 januari? - Ja, het is nieuwjaar. le jour de l'anZie je de bliksem en de grijze wolken? - Ja, ik hoor het onweer al. l'orageStijgt het water nog? - Ja, we kunnen de overstroming niet meer vermijden. l'inondationVertrek je de tweede zondag van april? - Nee, dan is het immers Pasen. PâquesBram heeft zijn kleren nat gemaakt op straat! - Ja, hij is in die plas gevallen! la flaqueIs het droog buiten? - Nee, alles is nat door de regen. la pluieIs het mooi weer? - Nee, het regent. pleuvoir hagelt/dondert/bliksemtIs het werk moeilijk? - Het lijkt misschien moeilijk, maar het is het niet. semblerIs er een ongeluk gebeurd? - Ja, en het schijnt ernstig te zijn. paraître lijkt

Page 30: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

30

Hou je van de lente? - Ja, dat is het mooiste seizoen. la saisonDie berg is wit! - Ja, je kan de sneeuw duidelijk zien. la neigeWat een koude, grijze lucht! - Ja, volgens mij gaat het sneeuwen. neiger regenenWist je dat de zee zo wild ging worden? - Ja, de radio had de storm voorspeld. la tempêteHet is in de tuin min 5! - Ja, het vriest! gelerDoet Yvan het opnieuw? - Ja, hij doet het weer. encoreZullen we dinsdag eindelijk zon hebben? - Ja, overmorgen zal het weer veranderen. le tempsWat een slecht weer! - Ja, het regent en de wind blaast hard. le ventWas het koud in januari? - Ja, zoals altijd in de winter. l'hiverZie je de zon? - Nee, ze zit achter die grote wolk. le nuageWelk seizoen begint op 21 juni? - De zomer. l'été

Travail 1 [werk1]Ik ken al 1000 Nederlandse woorden! - Dan ken je de basis van de woordenschat! la baseZou Mathias graag piloot worden? - Ja, dat is het beroep waar hij al lang van droomt. le métierIs Cyriel kunstenaar? - Ja, dat is het beroep van die man! la professionDiana gaat óók naar huis. - En jij, wat ga jij doen? faireDoet Maarten dat werk goed? - Nee, hij mist de nodige ervaring. l'expérienceHoe moet ik die micro gebruiken? - Ik ken het gebruik ervan niet. l'utilisationGebruik je vaak je wagen? - Nee, het gebruik dat ik ervan maak, is zeldzaam! l'usageGaan jullie eindelijk iets doen? - Ja, nu is het tijd om te handelen! agirSpeel je mee? - Ja, en Jimmy doet zeker ook mee! participerSpeel je mee? - Nee, vandaag kan ik niet meedoen. participer meespelenZoekt de politie de dief nu nog? - Ja, ze doen voort met het onderzoek. la rechercheLigt Erik in het ziekenhuis? - Ja, voor het onderzoek dat hij moet ondergaan. l'examenWerkt de commissaris veel? - Ja, hij is belast met het onderzoek naar de moord. l'enquêteMoeten de boeren hard werken in augustus? - Ja, dat is de maand van de oogst. la moissonGaan we de appelen en de peren plukken? - Ja, we beginnen dadelijk met de oogst! la récolteWerken er veel mensen bij IBM? - Ja, kijk maar, hier is de lijst van het personeel. le personnelWaar is de Pisastraat? - Moment, ik zal eens op het plan kijken. le planHet idee van het project is fantastisch! - Ja, maar het hele plan kost veel. le planWil je winnen? - Ja, ik zal in elk geval proberen. tenterKun je dat probleem oplossen? - Ik zal het proberen. essayerWerkt de airconditioning? - Nee, het systeem is defect. le système koelsysteemWie is verantwoordelijk voor dat werk? - Dat is de taak van de directeur. la tâcheVoetbalt Jos goed? - Ja, hij heeft de juiste techniek. la techniqueWil je mecanicien worden? - Ja, ik ga naar een technische school. techniqueHeb je al met zo'n vliegtuig gevlogen? - Nee, dit type ken ik niet. le typeSinds wanneer werkt Marleen hier? - Ze oefent dit beroep al één jaar uit. exercerWerkt Marleen nu hier? - Ja, ze wou dit beroep al lang uitoefenen! exercerHebt u dat ongeluk veroorzaakt? - Nee, ik ben niet verantwoordelijk. responsable deMoeten ouders voor hun kinderen zorgen? - Ja, die verantwoordelijkheid dragen ze. la responsabilitéBereid jij de reis voor? - Nee, Kurt houdt zich met de voorbereiding bezig. la préparationBent u deze namiddag vrij? - Nee, ik moet werken. travaillerHeb je de motor hersteld? - Ja, en nu werkt hij echt goed! marcher functioneertWeet jij hoe die machine werkt? - Ja, ik zal je de werking uitleggen. la marcheHoe werkt dat toestel? - Op dit blad staat alles over de werking. le fonctionnementMoet ik komen? - Ja, deze zaak is zeer belangrijk. l'affaire

Travail 2 [werk2]Zit Joe Dalton in de gevangenis? - Ja! Waarom begaat hij toch al die diefstallen? commettreWat doet de professor in het laboratorium? - Hij is bezig met dat experiment. l'expérienceIs die deelnemer nog steeds buiten adem? - Ja, de inspanning van de wedstrijd was groot.l'effortKrijgt Joris die baan? - Ik denk van wel, hij is de beste kandidaat. le candidatZie je deze jas graag? - Nee, het model bevalt me niet! le modèleIs het dak goed hersteld? - Ja, het is professioneel werk. professionnelWillen de arbeiders weer niet werken? - Ja, dat is al de tweede staking dit jaar! la grèveIs dat de theorie? - Ja, en de toepassing volgt dadelijk! l'applicationKomen jullie om 4 uur? - Wel, we zullen trachten op tijd te zijn! tâcherGa je me vanavond nog bellen? - Ja, ik zal trachten je te bereiken. tenter deIs André de baas waar jij eerst voor werkte? - Ja, hij is de eerste werkgever die ik had. l'employeurWaar is de brief van de heer Peeters? - Hij zit in het dossier om onderzocht te worden. le dossier

Travail 3 [werk3]Kan je dit uurwerk herstellen? - Nee, het mechanisme is oud en versleten! le mécanismeDe korte periode waarin je een beroep leert? - De stage. le stage

Page 31: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

31

Is het een goed project? - Ja, en wij verwezenlijken het in korte tijd! réaliserDat kind zit nu al uren voor de televisie. - Ach, het houdt zich goed bezig! s'occuper deDat kind zit nu al uren voor de televisie. - Ach, het moet zich toch bezighouden! s'occuper deSchrijven jullie programma's? - Nee, maar wij leggen wij er ons op toe! s'appliquer àSchrijf jij programma's? - Nee, maar ik wil mij er wel op toeleggen. s'appliquer à

Travail 4 [werk4]Werkt Ad voor een minister? - Ja, na zijn baas is hij de hoogste ambtenaar. le fonctionnaireWerkt Louis al lang in die fabriek? - Ja, hij is de oudste arbeider. l'ouvrier werknemerIs iedereen tevreden in die fabriek? - Ja, van de baas tot de kleinste arbeider. le travailleurMoet iedereen naar jou luisteren? - Ja, ik ben toch de baas. le chefIs dit bedrijf van u? - Ja, ik ben hier de baas. le patronIs er nog brood? - Nee, ik loop vlug naar de bakker. le boulangerIs er nog brood? - Nee, ik loop vlug naar de bakker. le boulangerWerkt je zus reeds lang op kantoor? - Ja, ze is daar de oudste bediende. l'employéWerkt je zus reeds lang op kantoor? - Ja, ze is daar de oudste bediende. l'employéWie werkt er daar op het veld? - August, de enige boer in ons dorp. le paysanWie houdt er koeien en varkens? - Wel, de boer. le fermierWie is de baas op het stadhuis? - O, dat is de burgemeester. le maireRijdt deze bus naar de kerk? - Ik weet het niet, vraag het eens aan de chauffeur. le chauffeurOpereert die dokter? - Ja, hij is de chirurg. le chirurgienSchreef Gezelle poëzie? - Ja, hij is de bekendste Vlaamse dichter. le poteIs Liesbeth ziek? - Ja, de dokter moet komen. le médecinZie je daar in het bos die man in het groen? - Ja, die jager zie ik dikwijls. le chasseur boswachterMaakt Edwin reportages? - Ja, hij is de beste journalist van zijn krant. le journalisteZijn de leerlingen in de klas? - Ja, met de leraar. le professeurAan wie moeten de soldaten gehoorzamen? - Aan de officier, die hen bevelen geeft! l'officierWie bestuurt het vliegtuig? - Wel, de piloot. le piloteOp wie wachten de studenten? - Ze wachten op de professor. le professeurKen je Hitchcock? - Ja, die regisseur van griezelfilms kent iedereen! le metteur en scneMaakte Rubens schilderijen? - Ja, hij was de beroemdste schilder van Antwerpen. le peintreWie heeft "De Witte" geschreven? - De naam van de schrijver weet ik niet meer. l'auteurHeeft Frederik dat boek geschreven? - Ja, hij is de schrijver ervan. l'écrivainWaar heb je het vlees gekocht? - Bij de slager. le boucherVerkoopt Gust ham? - Ja, hij is de slager van het dorp. le charcutierKon de tandarts Luc niet helpen? - Nee, hij gaat nu bij de specialist, mijnheer Pas. le spécialiste

Travail 5 [werk5]Werkt Hugo op de universiteit? - Ja, hij is de assistent van professor Decoo. l'assistantWerkt Gwen bij de NASA? - Ja, ken je die astronaut niet? l'astronauteMaakt men dat soort papier elders ook nog? - Nee, ik ben de enige fabrikant. le fabricantWie beveelt het leger? - De generaal. le généralVerkoopt Guy vers fruit? - Ja, hij is de enige handelaar uit het dorp. le marchandVerkoopt die man dranken? - Nee, die handelaar verkoopt slechts groenten. le commerçantTekent die man de motoren? - Ja, maar hij is niet de enige ingenieur. l'ingénieur ontwerperWie is de baas op het schip? - De kapitein. le capitaineWie gaat Pascales haar knippen? - De heer Van Deun, hij is de beste kapper. le coiffeurIs het een goed restaurant? - Ja, ze hebben de beste kok van de wereld. le cuisinierVerdorie, ik heb geen suiker meer! - Nico, haal eens suiker bij de kruidenier ! l'épicierPlant en verkoopt die man groenten? - Ja, hij is de enige landbouwer in de buurt. le cultivateurWie werkt er op het veld? - Wel, de landbouwer. l'agriculteurHeb je Frans van een leraar of een lerares? - Ik weet nog niet wie de leerkracht is. le professeurSpeelt Alfred muziek? - Ja, hij is de beste muzikant van onze school. le musicienHeeft de heer De Bie leerlingen van 8 jaar? - Ja, hij is de onderwijzer van de derde klas. l'instituteurHeb jij je brieven al gekregen? - Nee, de postbode is nog niet geweest. le facteurMijn tand doet verschrikkelijk pijn! - Ga toch naar de tandarts! le dentisteVerzorgt Tinneke de gewonden? - Ja, ze is de beste verpleegster. l'infirmière

Travail 6 [werk6]Wie verhuurt de appartementen aan de kust? - Het agentschap. l'agenceWerkt je vader bij IBM? - Ja, dat bedrijf maakt computers. la firmeIs dat het huis van boer Frans? - Ja, dat is de boerderij van Frans Keysers. la fermeWerk jij nog op het ministerie? - Ja, maar niet meer op het departement van Verkeer. le départementIs je tante arbeidster? - Ja, ze werkt in de fabriek. l'usineHebt u werk? - Ja, ik werk voor de firma Van Gorp. la firme onderneming

Page 32: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

32

Verdient Hans veel? - Nee, het inkomen van die arbeider is laag. le revenuWaar heeft Pasteur zijn onderzoek gedaan? - In het instituut waar men ziekten onderzocht. l'institutIs Frederik bediende? - Ja, hij werkt op het kantoor van de heer Verbiest. le bureauWordt die arbeider goed betaald? - Ja, het loon dat hij krijgt, is vrij hoog. le salaireWaar maakt men van graan bloem? - In de molen. le moulinErik mag niet meer werken in die fabriek! - Zonder reden ontslaan ze hem toch niet! renvoyerHoe noem je de periode van rust vanaf 65 jaar? - Dat is het pensioen. la retraiteWaarvan moet grootvader leven? - Van het kleine pensioen dat hij krijgt. la pensionVerdient de heer Maes veel? - Ja, het salaris dat hij heeft, is zeer hoog! le salaire loonIs die schoenmaker bekwaam? - Ja, hij is een meester in het vak! le métierMoeten Els en Veerle een beloning krijgen? - Ja, ze krijgen wat ze verdienen. mériterHeeft Philippe een goed salaris bij IBM? - Ja, hij verdient daar veel geld. gagnerMag ik naar het bouwwerk gaan kijken? - Nee, je mag niet op de werf! le chantierWerkt Fred voor de televisie? - Ja, en het werk dat hij doet, is interessant! le travailBegin je te werken? - Ja, ik ga mij aan het werk zetten! l'ouvrageLees jij de boeken van Claus? - Ja, het hele werk. l'oeuvre oeuvre

Travail 7 [werk7]Werkt je cassetterecorder? - Nee, ik moet de batterij vervangen. la pileBlijft het water in de lavabo? - Ja, er zit vuil in de buis. le tuyauWelk toestel kan heel vlug werken? - De computer. l'ordinateurWaar is het programma voor de computer? - Hier, op deze diskette. la disquetteWas het een lang verhaal? - Ja, en we konden de draad moeilijk volgen. le filDie foto is prachtig! - Ja, ik nam ze met het nieuwe fototoestel van vader. l'appareil photoKan je de auto herstellen? - Nee, daarvoor heb ik niet het goede gereedschap. les outilsWelk wapen gebruiken de jagers om te schieten? - Het geweer. le fusilHeb je op je vinger geslagen? - Ja, ik had de hamer niet goed in mijn hand. le marteauIs het een "AZERTY"? - Ja, dat is het klavier voor België en Frankrijk. le clavierMag ik bellen? - Ja, maar je moet eerst op de witte knop drukken. le boutonPapa, mag ik op het dak? - Ja, maar wees voorzichtig op de ladder! l'échelleZit iedereen in de bus, Frederik? - Ja, ik heb de lijst met de namen gecontroleerd. la listeWorden die kleren met de hand gemaakt? - Nee, met de machine. la machineGaan we kamperen? - Ja, ik heb de tent en het andere materiaal. le matérielMag ik dat gat in mijn trui zelf maken? - Ja, met deze fijne naald. l'aiguilleHeb jij de machine gecontroleerd? - Bijna, het laatste onderdeel nog niet. l'élémentWaarvoor gebruik je dat lang stuk hout? - Deze plank, wil je zeggen? la plancheKomt er water uit de put? - Nee, er is een probleem met de pomp. la pompeKan je het programma drukken? - Ja, met de printer van mijn vriend. l'imprimanteKnip jij dit blad papier even in twee? - Ja, ik neem de schaar. les ciseauxWil je de deur openen? - Een ogenblik, ik neem de sleutel. la cléWaarom zit je op je knieën voor de deur? - Ik probeer het slot te openen. la serrureHoe maak ik het broekje van de baby vast? - Met deze speld! l'épingleWaarmee heeft Nico zijn hond geslagen? - Met die stok daar. le bâtonIs dat de camera? - Ja, met dat toestel ga ik een nieuwe film maken! l'appareilEr ligt nog 1000 kg in de boot! - Jammer, die laatste ton verkopen we niet meer! la tonneKomt die wijn uit een fles? - Nee, uit de ton. le tonneauMaak jij ons bootje even vast? - Akkoord, gooi het touw maar. la cordeHeeft de gevangene op de bewakers geschoten? - Ja, met het wapen dat hij gestolen had. l'arme geweer

Travail 8 [werk8]Wat doet boer Nelis in de lente? - Dan bewerkt hij zijn veld. labourer ploegtIs de computer een nuttig toestel? - Ja, hij creëert nieuwe banen. créer scheptNeem je een foto van Sylvie? - Ja, ik ga haar fotograferen. photographierBrengen jullie een nieuwe pomp mee voor deze put? - Ja, en wij zullen ze ook installeren! installerWat gaat de jager doen in het bos? - Hij gaat jagen op vossen. chasserWaarmee houdt boer Nelis zich bezig? - Hij kweekt varkens. éleverVertrekt de raket? - Ja, ze gaan ze over 10 seconden lanceren. lancerWanneer brengen ze de nieuwe computers? - De firma IBM komt ze volgende week leveren. fournirBrengt de firma de nieuwe meubelen? - Ja, morgen komen ze ze leveren. livrerGaat Joris op reis naar Mali? - Ja, hij onderneemt vaak een grote reis. entreprendre maaktGaat Joris op reis naar Mali? - Ja, hij wil een verre reis ondernemen. entreprendre makenZijn de foto's al klaar? - Nee, de fotograaf ontwikkelt ze straks. développerVerliest Werner veel tijd bij het werken? - Ja, hij kan niet plannen. s'organiserHeb jij dat boompje gekocht? - Ja, maar ik moet het nog planten. planterWil je bloemen in de tuin gaan halen? - Ja, ik ga er plukken. cueillirWat gaan jullie in de nieuwe fabriek maken? - We gaan er auto's produceren. produireGa je volgende week naar "Ghandi" kijken? - Ja, ik ga nu al een plaats reserveren. réserver

Page 33: Nederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e ...ihecs-langues.be/documents/woordbank_syllabus01.pdfNederlands - zelfstudie woordenschat - Woordbank 1e kandidatuur Hieronder

33

Dat kasteel is oud en vuil! - Ja, ze moeten het restaureren. restaurerMaken jullie meubelen? - Ja, we vervaardigen kasten. fabriquerIs onze leraar ziek? - Ja, en de directeur vervangt hem. remplacerHeeft Jo nog oud gereedschap? - Nee, hij vervangt het steeds! renouveler vernieuwtVertrekt de visser met zijn boot? - Ja, hij gaat vissen. pêcherGaan jullie samen muziek spelen? - Ja, we willen een groep vormen. former oprichtenKan je die plank in je wagen leggen? - Nee, ik zal ze in twee moeten zagen. scier

Travail 9 [werk9]Wordt Lia jullie vertegenwoordigster? - Ja, wij vaardigen haar af. déléguerWordt Lia jullie vertegenwoordigster? - Ja, wij gaan haar afvaardigen. déléguerGaat Hubert vossen schieten? - Ja, de jacht is open! la chasseHeb je stof gekocht? - Ja, Emmy gaat een jurk voor mij naaien. coudre makenWerkt boer Nelis buiten in augustus? - Ja, dan moet hij appelen en druiven oogsten. récolter plukkenHeeft de boer veel werk in augustus? - Ja, dan moet hij het graan oogsten. moissonnerBegrijp je het probleem? - Ja, en ik zal het oplossen. résoudre uitleggenIk heb een probleem! - Dat lost Martine graag voor je op! résoudreZal Nora in de toekomst het werk van haar vader doen? - Ja, ze gaat hem opvolgen. succéder àDoet Nora in de toekomst het werk van haar vader? - Ja, ze volgt hem op! succéder àKan Kris alles duidelijk uitleggen? - Nee, hij moet leren zijn ideeën te ordenen! ordonnerSpelen ze die wedstrijd maandag? - Nee, ze stellen hem uit tot dinsdag. remettreSpeelt men die wedstrijd maandag? - Nee, men heeft hem tot dinsdag moeten uitstellen. remettreHeeft Gust een watermotor gemaakt? - Ja, hij vindt voortdurend iets uit! inventerIk zou een wagen willen die ook kan vliegen! - Dat moet men nog uitvinden! inventerWie is de heer Scrabble? - Wel, die man vindt steeds nieuwe spelletjes uit! imaginerIs dat je laatste boek? - Ja, ik kan geen verhalen blijven uitvinden. imaginerGaan we de voorwaarden bespreken? - Ja, we zullen ze vastleggen! fixerGaan we de voorwaarden bespreken? - Ja, we leggen ze vast! fixerGaat de match langer duren? - Ja, de scheidsrechter verlengt ze zeker! prolongerSpreekt Luc in naam van ons allemaal? - Ja, hij vertegenwoordigt ons. représenterWat een grote boom! - Ja, en hij brengt vele vruchten voort. donnerWat een grote boom! - Ja, hij zal vele vruchten voortbrengen. donnerHeeft Li Toeng gestudeerd? - Ja, hij kreeg de beste vorming die er is. la formationWat gaat die nieuwe fabriek produceren? - Ze gaan er stoffen weven. tisserWat moet je doen vóór je kan oogsten? - Wel, eerst moet je zaaien! semer