White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

18
WHITE PAPER 2 februari 2015 Voor professionele partijen Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 1 Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling Tom Steenkamp Hoofd Robeco Investment Research Jacqueline Lommen Directeur Europese Pensioenen Robeco

description

 

Transcript of White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Page 1: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

WHITE PAPER 2 februari 2015 Voor professionele partijen

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 1

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling

Tom Steenkamp Hoofd Robeco Investment Research Jacqueline Lommen Directeur Europese Pensioenen Robeco

Page 2: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 2

INHOUD

Inleiding 3

Het huidige wettelijk kader 5

De voorstellen van staatssecretaris Klijnsma 7

De optimale premieregeling 11

Evaluatie 13

Conclusie 17

Page 3: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 3

Inleiding

Collectieve premieovereenkomst

In een recente notitie getiteld ‘Hoofdlijnennota optimalisering wettelijk kader voor

premieovereenkomsten’1 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(SZW), Jetta Klijnsma, een aantal voorstellen gedaan voor een nieuw wettelijk kader voor

premieovereenkomsten. In deze notitie geven we een handzame samenvatting van deze

voorstellen en voorzien ze van commentaar.

We starten met een omschrijving van de huidige wetgeving voor beschikbare

premieregelingen. Vervolgens geven we aan welke veranderingen door de staatssecretaris

worden voorgesteld. Aansluitend evalueren we de voorstellen. Dit doen we aan de hand

van een korte samenvatting over hoe de wetenschappelijke literatuur een optimale

premieregeling beschrijft en we rekenen tevens de gevolgen van de voorstellen door.

Op basis van deze inzichten betogen wij dat de voorstellen van de staatssecretaris zeer

welkom zijn. Ze komen tegemoet aan de behoeften van sociale partners. De voorziene

aanpassingen optimaliseren de premieregelingen en bieden uitzicht op een hoger

pensioenresultaat voor deelnemers tegen een acceptabel risico. Wij voegen daaraan toe,

dat de wijzigingen wat ons betreft nog verder kunnen gaan, vooral voor wat betreft de

premie-inleg in de opbouwfase (premiestaffels).

Het vooruitzicht is dat de sociale partners op korte termijn, met ingang van 1 januari

2016, kunnen beschikken over de nieuwe, zogenaamde collectieve premieovereenkomst

en daarmee een additionele mogelijkheid tot hun beschikking krijgen voor een

toekomstbestendig pensioencontract.

Achtergrond

Het Nederlandse pensioenstelsel wordt van oudsher gedomineerd door zogenaamde

uitkeringsregelingen (‘Defined Benefit’ ofwel DB).2 In een uitkeringsregeling wordt

jaarlijks een bepaald percentage van het salaris als pensioen opgebouwd. De premie-inleg

wordt aangepast indien de opbouw en de uitkeringen in het geding komen. Deze

regelingsvorm staat om diverse redenen onder druk3 en wordt in toenemende mate, in lijn

met internationale trends, vervangen door beschikbare premieregelingen (‘Defined

Contribution’ ofwel DC). In de premieregelingen staat de premie-inleg vast. Deze wordt

jaarlijks in de pensioenpot gestort en bij pensionering wordt het totaal gespaarde bedrag

1 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ‘Hoofdlijnennota optimalisering wettelijk kader voor

premieovereenkomsten’, december 2014. 2 In de praktijk worden de begrippen premieovereenkomst (pensioenwetgeving), beschikbare premieregeling

(belastingwetgeving), DC (accounting wetgeving) en individueel contract door elkaar gebruikt. Hetzelfde geldt voor de

begrippen uitkeringsovereenkomst, uitkeringsregeling, DB en collectief contract. In dit whitepaper worden deze

begrippen naast elkaar gebruikt en verwijzen allen naar de soorten pensioenovereenkomsten zoals gedefinieerd in

Artikel 10 van de Pensioenwet. 3 In dit whitepaper staat de premieregeling centraal en gaan wij niet uitgebreid in op de veranderingen in het totale

pensioenlandschap en de achterliggende redenen voor deze veranderingen.

Page 4: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 4

omgezet in een levenslange, periodieke uitkering (annuïteit).

De verschuiving van uitkerings- naar premieregelingen vindt in de Nederlandse

pensioensector plaats via een geleidelijk, evolutionair proces. De financiële risico’s die

samenhangen met pensioenen verschuiven stap voor stap van de werkgever en/of de

pensioeninstelling naar de (collectiviteit van) werknemers. In figuur 1 wordt geïllustreerd

hoe dit proces plaatsvindt.

De geleidelijke evolutie van het traditionele DB-contract heeft plaatsgevonden via de

aanpassing van eindloonregelingen naar middelloonregelingen, toepassing van

conditionele indexatie en - in het uiterste geval – afstempelen. De overstap op het CDC-

contract zet deze evolutie voort. Dit laatste contract, een uitkeringsovereenkomst met

premiebegrenzing4, lijkt al sterk op een premieovereenkomst. Tegelijkertijd heeft het pure

individuele DC-contract zich ontwikkeld naar smart DC met collectieve elementen en

bescherming van deelnemers tegen onnodige risico’s.

Door de toenemende vraag naar premieregelingen is het hoog tijd om dit type regeling als

een volwaardig alternatief te zien, en vooral ook om te bekijken of het wettelijk kader een

nog meer optimale premieregeling mogelijk kan maken. Het maatschappelijk draagvlak is

verbreed. Tegen deze achtergrond kunnen de initiatieven van de staatssecretaris voor de

collectieve premieovereenkomst worden geduid.

Figuur 1: Nederlandse pensioenregelingen – een evolutionair proces

Bron: Robeco Investment Research

4 De naam CDC (Collectief Defined Contribution) is vanuit het perspectief van de Pensioenwet ten onrechte aan dit soort

contracten gegeven. Het gaat bij CDC namelijk niet over een premieovereenkomst, maar over een

uitkeringsovereenkomst met een bepaalde financieringsconstructie (een begrensde premie-inleg).

Page 5: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 5

Het huidige wettelijk kader

Wettelijk kader voor premieovereenkomsten

Het wettelijk kader rond de premieregelingen wordt gevormd door de Wet op de

loonbelasting, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de

Pensioenwet.5

Wet op de loonbelasting

De Wet op de loonbelasting faciliteert het pensioensparen door belastingaftrek van

ingelegde pensioenpremies. Door middel van zogenaamde premiestaffels geeft de

belastingdienst kaders voor de maximale aftrek. De staffels zijn uitgedrukt in een

percentage van de pensioengrondslag. In figuur 2 laten we zien welke premie per leeftijd

conform de wetgeving per 1 januari 2015 maximaal belastingvrij mag worden ingelegd.

Figuur 2: Fiscaal maximaal aftrekbare premie-inleg (3% premiestaffel)

Toelichting: Premie-inleg is uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag, per leeftijdcohort.

3% staffel voor opbouw van ouderdoms- en nabestaandenpensioen.

Bron: Belastingdienst

De maximaal aftrekbare premie wordt bepaald op basis van de gedachte dat met de

premie-inleg elk jaar een (uitgestelde) pensioenuitkering kan worden gekocht ter grootte

van 1,875% van de pensioengrondslag. De vastgestelde premie hangt af van de leeftijd:

hoe jonger, hoe lager de premie-inleg. Deze lagere premie heeft te maken met het feit dat

de premie voor een jonge deelnemer langer kan worden belegd om tot de 1,875%

opbouw te komen die voor alle deelnemers gelijkelijk als uitgangspunt geldt. Tevens is het

uitgangspunt bij het vaststellen van de premiestaffels dat de aankoop van pensioen

goedkoper is als men jonger is, omdat er een grotere kans is dat deze persoon voor

pensionering overlijdt en het ouderdomspensioen niet hoeft te worden uitgekeerd.

5 Het gaat hier om het wettelijke kader van zogenaamde ‘tweede-pijler’-pensioenuitkeringen. Dat zijn

pensioenregelingen die in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer zijn afgesproken.

Page 6: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 6

Het verwachte rendement speelt een belangrijke rol bij het door de belastingdienst

vaststellen van de hoogte van de premie per leeftijdscohort. De belastingdienst

presenteert premiestaffels voor een verwacht beleggingsrendement van 4% en van 3%. Bij

de 3%-staffel is een hogere premie-inleg toegestaan dan bij de 4%-staffel. Gezien het lager

verwachte rendement waar mee wordt gerekend is immers een hogere inleg nodig om

aan de 1,875% pensioenopbouw te komen. De premies in de 3%-staffel fungeren als de

fiscaal maximaal toegestane aftrekbare premie.

Wet Gelijke Behandeling

In de praktijk kunnen door de sociale partners andere premie percentages per

leeftijdscohort worden afgesproken dan in de gepubliceerde staffels van de

Belastingdienst, maar deze mogen het toegestane fiscale maximum niet overschrijden.

Deze afwijkende percentages moeten dan wel voldoen aan de Wet gelijke behandeling. De

interpretatie van deze wet is zodanig dat premies per leeftijd mogen afwijken, maar

volgens een ‘actuariële faire berekening’ moeten worden verantwoord. Concreet betekent

dit dat óf voor alle leeftijden gelijke premies kunnen gelden, maar die mogen het

belastingaftrek-maximum niet overschrijden6, óf de premies lopen op met de leeftijd en

wel zodanig dat, gegeven het verwacht rendement van 3%, elke deelnemer gelijkelijk een

uitgestelde pensioenuitkering kan aankopen ter grootte van 1,875% van de

pensioengrondslag. De staffels lopen dus of vlak of opwaarts volgens een vaste helling; ze

mogen niet knikken of worden afgetopt.

Pensioenwet

Vanuit de Pensioenwet gelden diverse eisen voor premieregelingen. Uit de wet volgt de

verplichting om het opgebouwde kapitaal te converteren naar een vaste, nominale,

periodieke en levenslange pensioenuitkering7. Pensioenuitkeringen die fluctueren in de

tijd, via een bedrag in eens of over een beperkte periode worden uitgekeerd worden

(afgezien van specifieke situaties) niet beoogd.

De deelnemer heeft op pensioendatum een shoprecht. In de praktijk wordt de vaste

uitkering veelal bij een verzekeraar aangekocht. De uitkering kan ook bij een

pensioenfonds worden ingekocht, maar alleen onder de strikte voorwaarde dat reeds

andere pensioenaanspraken bij het betreffende pensioenfonds worden opgebouwd.

Daarnaast bepaalt de pensioenwet dat de conversie van een opgebouwd kapitaal naar

een annuïteit op pensioendatum dient plaats te vinden. Eerdere conversie is niet

toegestaan8 en de mogelijkheid tot gedeeltelijk uitstel van conversie is in 2014 niet

verlengd.

Tevens worden vanuit de pensioenwet een aantal bepalingen opgelegd ten aanzien van

het beleggingsbeleid voor premieregelingen. Zo dient het beleggingsbeleid te voldoen

aan de ‘prudent-person-principe’ en dienen beleggingsrisico’s te worden beperkt als de

pensioenleeftijd naderbij komt. De AFM geeft aan dat dit impliceert dat er een

verschuiving plaatsvindt van risicovollere beleggingscategorieën naar minder risicovolle

vastrentende waarden naarmate de pensioendatum dichterbij komt9.

6 Dat zou volgens de huidige staffels ongeveer 6% van de pensioengrondslag zijn. 7 In sommige gevallen kan dit ook een conversie naar een met een vast percentage stijgende pensioenuitkering zijn. 8 Eerdere conversie door geleidelijke inkoop van een uitgestelde annuïteit via een rechtstreekse regeling bij een

verzekeraar is mogelijk. In 2014 is daartoe de Pensioenwet aangepast, zodat de opgebouwde aanspraken bij de

verzekeraar en het opgebouwde kapitaal bij andere pensioenuitvoerders via individuele waardeoverdracht op

pensioendatum kunnen worden samengevoegd voor aankoop van een levenslang ouderdoms- en

nabestaandenpensioen. 9 AFM, ‘Visie op open norm zorgplicht bij premieovereenkomsten’, 21-12-2007.

Page 7: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 7

De voorstellen van staatssecretaris Klijnsma

Gesignaleerde knelpunten in de huidige premieovereenkomst

De nieuwe voorstellen van staatssecretaris Klijnsma voor optimalisering van het wettelijk

kader voor premieovereenkomsten gaan vooral in op de uitkeringsfase. Klijnsma

constateert dat de huidige wetgeving twee belangrijke knelpunten kent.

Het eerste knelpunt betreft het feit dat niet optimaal kan worden belegd. Meer specifiek:

doorbeleggen is niet mogelijk. Oorzaak hiervan is dat in het kader van de prudent-person-

wetgeving het beleggingsbeleid in de laatste jaren voor pensionering verplicht minder

risicovol moet zijn om de opgebouwde kapitalen van de deelnemers te beschermen.

Daarnaast stelt de Pensioenwet dat de pensioenuitkering vast (dit wil zeggen

gegarandeerd) dient te zijn waardoor geen tot weinig beleggingsrisico in de uitkeringsfase

kan worden genomen. Als gevolg van deze beperkingen zijn het verwachte rendement en

de daarmee samenhangende pensioenuitkering lager dan mogelijk.

Het tweede knelpunt betreft de verplichte conversie van het opgebouwde kapitaal naar

een annuïteit op één tijdsmoment, namelijk het tijdstip van pensionering.

Door de wetgeving flexibeler te maken kan het pensioenresultaat van premieregelingen

verder worden verbeterd tegen acceptabele risico’s voor de deelnemer en wordt tevens

het pensioenresultaat niet meer beïnvloed door de rentestand op een bepaald moment.

Voorgestelde verbeteringen in de premieovereenkomst

Generiek omvatten de verbetervoorstellen de volgende drie elementen:

1. Mogelijk maken van doorbeleggen

Doorbeleggen wordt mogelijk door voortaan risicodragende in plaats van vaste uitkeringen toe te staan in premieovereenkomsten. De uitkering wordt variabel naar gelang de beleggingsrendementen en de biometrische risico’s10 wijzigen. De uitkering blijft wel levenslang; een centraal uitgangspunt. Door het wegvallen van de plicht voor een vaste uitkering kan zowel direct voor de pensioendatum als in de uitkeringsfase meer beleggingsrisico worden genomen en stijgen het verwachte beleggingsrendement en daarmee de verwachte pensioenuitkering. De beleggingsspagaat11 die (niet alleen in een uitkerings- maar ook in een

10 Biometrische risico’s is de verzamelnaam voor het overlijdens-, langleven- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Het

langlevenrisico kan daarbij worden opgesplitst naar micro (de ene deelnemer leeft langer dan de ander) en het macro

(we leven allen langer dan oorspronkelijk verwacht) risico. 11 De beleggingsspagaat verwijst naar keuzes in het pensioenbeleggingsbeleid. Een vaste (gegarandeerde)

pensioenuitkering vergt een relatief risicomijdend beleggingsbeleid om de toegezegde vaste uitkering gestand te kunnen

doen. Een risicomijdend beleggingsbeleid leidt echter tot een lager verwachte rendement en pensioenuitkering. Deze

afruil tussen een vaste, relatief lage uitkering of een variabele, relatief hoge uitkering en de keuzes die daartoe in

beleggingsbeleid moeten worden gemaakt wordt aangeduid met de term beleggingsspagaat.

Page 8: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 8

premieregeling) ons allen parten speelt, wordt aldus minder knellend gemaakt voor premieregelingen.

2. Faciliteren van ‘inkoop’

Inkopen12 wordt voortaan meer gefaciliteerd door aanpassingen in de Pensioenwet en

kan naar keuze wel of niet worden toegepast. Het betreft hier het inbrengen van het

door de werknemer bijeen gespaarde pensioenkapitaal in de opbouwfase in een

‘collectieve pot’. Het faciliteren van inkoop behelst een vijftal verschillende

elementen:

Het wordt mogelijk om de uitkeringsfase van een premieovereenkomst voortaan

makkelijker te laten plaatsvinden binnen een pensioenfonds of andere

collectiviteit en niet langer primair bij een verzekeraar.

Het wordt mogelijk om geleidelijk in te kopen, door vanaf tien jaar voor

pensioendatum de omzetting al toe te staan. Hierdoor verdwijnt de grote invloed

van de rentestand op pensioendatum op de hoogte van de pensioenuitkering en

behoort de pensioenknip tot het verleden.13

Een grotere, over een langere periode en ook met actieven gedeelde, collectieve

pot wordt gecreëerd, waarin risico’s kunnen worden gedeeld (zie ook het derde

element met betrekking tot herverdelen en spreiden van schokken).

Inkopen behelst ook dat het maatwerk life-cycle beleggingsbeleid voor de

deelnemer, waarin de risico’s zijn geijkt op de leeftijd en eigen risicotolerantie en

-voorkeur van de deelnemer, wordt vervangen door een standaard asset-allocatie

die voor de gehele groep (in)actieve deelnemers in de collectieve pot wordt

gehanteerd.

De persoonlijke eigendomsrechten van de deelnemers in de persoonlijke

pensioenrekeningen (kapitaal) worden omgezet in pensioenaanspraken in een

collectieve pot.

3. Herverdelen en schokken spreiden

Het derde element van de nieuwe voorstellen ter optimalisering van premieregeling

betreft collectieve risicodeling. De uitkering mag naar keuze wel of niet afhankelijk

worden gemaakt van de omvang van de collectieve pot in plaats van de omvang van

het persoonlijk bijeen gespaarde pensioenkapitaal in de persoonlijke

pensioenrekening. De beleggings- en langlevenrisico’s worden gedeeld met de

andere deelnemers in de collectieve pot. Ook mogen financiële schokken worden

gespreid in de tijd.

Uitwerking in twee varianten

Klijnsma stelt voor om een tweetal varianten van premieregelingen concreet nader uit te

werken. Overigens bieden beide varianten extra mogelijkheden ten opzichte van de

huidige premieregelingen met vaste, nominale uitkeringen. De beoogde wetgeving

beoogt alleen meer flexibiliteit en extra keuzemogelijkheden. De bestaande

premieovereenkomsten blijven toegestaan en de sociale partners kiezen als vanouds zelf

welke regeling het best bij hen past. Samengevat zien de beide varianten er als volgt uit:

12 ‘Inkopen’ niet te verwarren met de traditionele term inkopen in de zin van het inkopen van een vaste, gegarandeerde

pensioenuitkering bij een verzekeraar. 13 In de praktijk worden in een premieregeling de gevolgen van de pensioenknip veelal reeds via het beleggingsbeleid

ondervangen, waarbij via matching de toekomstig aan te kopen vaste annuïteit wordt gerepliceerd.

Page 9: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 9

Variant 1: premieregelingen zónder collectieve deling van beleggingsrisico’s

De eerste variant is een normale, bestaande premieregeling met persoonlijke

eigendomsrechten via een persoonlijke pensioenrekening (individual account) en met life-

cycle beleggingsbeleid. De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s worden als

vanouds via een verzekeraar collectief gedekt.

Nieuw is echter het toestaan van doorbeleggen. Er kan meer en langduriger

beleggingsrisico worden genomen. In de periode direct voor pensionering hoeven de

risico’s niet meer zo ver te worden afgebouwd en in de uitkeringsfase kan risicovoller

worden belegd. Dit laatste wordt mogelijk doordat de uitkering niet meer vast is, maar

variabel omhoog of omlaag mag worden bijgesteld naar gelang de behaalde

beleggingsresultaten hoger of lager zijn. De effecten op het verwachte pensioenresultaat

zijn aanzienlijk, zo blijkt uit een empirische doorrekening door Ortec.14

Nieuw is ook de wijze van dekken van het micro langlevenrisico. Doorbeleggen mét

behoud van een levenslange uitkering kan op verschillende manieren worden

georganiseerd. Momenteel gebeurt dit meestal door een levenslange, variabele annuïteit

aan te kopen bij een collectiviteit, zoals een verzekeraar of een pensioenfonds. Het nadeel

van deze oplossing is dat de persoonlijke eigendomsrechten en het kapitaal worden

vervangen door een collectieve pot en-mogelijk- intransparante aanspraken via een

variabele annuïteit.

Doorbeleggen met behoud van een levenslange uitkering kan echter ook op andere

manieren. Zo is een vorm mogelijk waarbij het gehele kapitaal eigendom blijft van de

deelnemer, via een persoonlijke pensioenrekening, en deze deelnemer geleidelijk aan

zichzelf gaat uitkeren. Deze variant is recent voorgesteld en uitgewerkt door Bovenberg en

Nijman15. Na pensionering vinden periodieke uitkeringen plaats op basis van een

projectierendement en veronderstelde sterftekansen. Afwijkingen van deze verwachtingen

worden (jaarlijks en transparant) verrekend met de uitkering. Het micro langlevenrisico

wordt binnen een bepaalde collectiviteit gedeeld door bij sterfte het overgebleven kapitaal

van de overleden deelnemers (sterftewinst) in de collectiviteit te verdelen, het

zogenaamde biometrische rendement.16 Dit wordt jaarlijks verrekend met het saldo op de

persoonlijke pensioenrekeningen.

Variant 2: premieregelingen mét collectieve deling van beleggingsrisico’s

Ook de tweede variant is geënt op een normale bestaande premieregeling zoals boven

beschreven en is inclusief het doorbeleggen en delen van micro langleven risico.

Nieuw is daarnaast, dat in deze variant in de uitkeringsfase – en maximaal in de 10 jaren

daaraan direct voorafgaand - ook beleggingsrisico’s collectief worden gedeeld. De

beleggingen uit de persoonlijke pensioenrekeningen worden ingebracht in een collectieve

pot en belegd volgens een voor alle deelnemers zelfde asset-allocatie. De

beleggingsresultaten worden vervolgens met alle deelnemers gedeeld.

14 ORTEC Finance, “Onderzoek naar mogelijkheden van collectieve risicodeling binnen beschikbare premieregelingen”,

25-11-2014. 15 Zie Bovenberg en Nijman, NEA paper 56, Netspar, 2014. 16 In het VK en de VS wordt deze variant, waarbij deelnemers na pensionering het persoonlijk eigendom van hun

opgebouwde kapitaal behouden via persoonlijke pensioenrekening, reeds langer toegepast. In deze landen wordt echter

veelal het micro langlevenrisico bij een herverzekeraar ondergebracht en/of via structurering in de markt bij een andere

risicodrager ondergebracht in plaats van binnen een bepaalde collectiviteit onderling gedeeld.

Page 10: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 10

Nieuw is ook, dat – naar keuze – de (macro)lang leven risico’s collectief gedeeld worden;

de kans dat alle deelnemers ouder worden dan voorzien. De sterftewinst wordt ingebracht

in de collectieve pot en daarmee niet alleen aangewend ter dekking van het micro-

langleven risico, maar ook om het macro-langleven risico te dekken.

Nieuw is ten slotte ook de focus op persoonlijke eigendomsrechten. Voor de wijze van

delen van risico in de collectieve pot gaan beperkingen en strikte regels gelden,

vastgesteld bij wet. Een voorbeeld is het spreiden van schokken in het financiële

rendement over meerdere (uitkerings)jaren. Schokken mogen maximaal over vijf jaar

worden gespreid om de uitkeringen voldoende te laten meebewegen met eventuele

tegenvallende beleggings- of langlevenrisico’s (‘kruiend ijs’ voorkomen) en om te

voorkomen dat mogelijke negatieve effecten bij toekomstige generaties worden

neergelegd. Er is geen tot beperkt sprake van intergenerationele risicodeling. De

risicodeling moet ook vooraf duidelijk zijn via een toedelingsmechanisme dat symmetrisch

is en dus voorkomt dat ex-post en discretionair herverdeling plaatsvindt. Op deze wijze

ontstaan persoonlijke eigendomsrechten. De activa in de collectieve pot worden elk jaar

‘ge-earmarked’ per deelnemer.

Vervolgstappen

In de Hoofdlijnennota van Klijnsma valt te lezen dat logischerwijze veel onderdelen nog

een nadere uitwerking vergen. Vooral het herformuleren van het prudent-person-principe

en het ontwikkelen van het toebedelingsmechanisme in variant twee. Ook moet nog

worden nagedacht hoe het toezicht en de deelnemerscommunicatie vorm moeten worden

gegeven bij de geoptimaliseerde premieregelingen. Verder pleit de staatssecretaris voor

maatregelen die de volatiliteit van de pensioenuitkering moeten beperken zodat de

risico’s voor deelnemers beperkt blijven. In de komende maanden zal de staatssecretaris in

nauwe samensprak met de sector dit ter hand nemen.

De planning is dat medio dit jaar een wetsvoorstel kan worden ingediend bij het

parlement. Het streven is, dat de sociale partners vanaf 1 januari 2016 gebruik kunnen

maken van de nieuwe collectieve premieovereenkomst.

Page 11: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 11

De optimale premieregeling Wetenschappelijke literatuur

Premie-inleg en pensioenuitkering

In de wetenschappelijke literatuur is veel aandacht voor de optimale inrichting van de

premieregeling. Dat biedt nuttige aanknopingspunten om de voorstellen van de

staatssecretaris te evalueren. In de literatuur wordt aangenomen dat individuen een

voorkeur hebben voor gespreide en stabiele consumptie gedurende de gehele

levenscyclus. Wanneer bijvoorbeeld een financiële schok optreedt, zal het individu de

gevolgen daarvan zoveel mogelijk willen spreiden. Stel dat het opgebouwde vermogen in

de pensioenpot 30% minder waard wordt dan zal het individu deze schok zoveel mogelijk

over alle resterende levensjaren willen spreiden. Minder consumptie in de opbouwfase (en

dus meer premiebetalingen) en minder consumptie in de uitkeringsfase (dus een lagere

uitkering). Dit pleit voor flexibiliteit in de premie-inleg.

Beleggingsbeleid

Met betrekking tot het beleggingsbeleid concludeert de literatuur dat risico nemen loont.

De mate waarin beleggingsrisico wordt genomen, hangt af van het risicodraagvlak en de

mate van risicobereidheid van de deelnemer. De mate van risicobereidheid bepaalt het

percentage van het totale vermogen dat een individu in risicovolle vermogenstitels wil

beleggen. Het risicodraagvlak wordt vooral bepaald door de toekomstige

verdiencapaciteit17, zowel naar grootte als naar mate van zekerheid en flexibiliteit. Het

totale vermogen bestaat aldus uit een combinatie van financieel vermogen en

toekomstige verdiencapaciteit.

Neem het voorbeeld van een jonge universiteitsprofessor. Deze heeft een hoge

toekomstige verdiencapaciteit en geniet nog vele jaren salaris, dat ook nog vrij zeker is.

Een groot deel van het totale vermogen heeft dan dus het karakter van een belegging in

risicomijdende obligaties. Dit betekent dat een relatief groot deel van het reeds aanwezige

financiële vermogen risicovol belegd kan worden. Naarmate de professor ouder wordt,

neemt de toekomstige verdiencapaciteit af, terwijl het financiële vermogen (de gespaarde

pensioenpot) juist toeneemt. Hij zal dan minder risico moeten nemen in de

beleggingsallocatie. Dit is de reden dat we in de praktijk voor premieregelingen veelal een

aflopende allocatie naar risicovolle vermogenstitels zien, naarmate de datum van

pensionering dichterbij komt, het zogenaamde life-cycle beleggen.

Uit de wetenschappelijke literatuur wordt ook duidelijk dat het optimale beleggingsbeleid

voor iedere individu anders kan zijn en een functie is van individuele karakteristieken als de

mate van risicobereidheid, salarisgroei en salarisvolatiliteit. Maatwerk per deelnemer of

deelnemers populatie is belangrijk. Zo zal een professionele voetballer, met een groot

financieel vermogen maar met naar verwachting een beperkte toekomstige

verdiencapaciteit, juist relatief risicoloos moeten beleggen. Dit in tegenstelling tot de

bovengenoemde professor en tot wat intuïtief vaak wordt gedacht.

Flexibiliteit en maatwerk

De kern van een optimale premieregeling, zoals beschreven in de wetenschappelijke

17 In de literatuur wordt de toekomstige verdiencapaciteit ook wel aangeduid met de term menselijk vermogen of

human capital.

Page 12: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 12

literatuur, is dus flexibiliteit en maatwerk. In de eerste plaats flexibiliteit met betrekking

tot de premie-inleg en uitkering. In een optimale premieregeling beweegt de consumptie

in alle jaren van de levenscyclus mee met schokken op financiële markten of in het salaris.

Dit betekent flexibiliteit in de premiebetaling in de opbouwfase en flexibiliteit van de

uitkering in de uitkeringsfase. In de tweede plaats is flexibiliteit in het beleggingsbeleid

gewenst. In een optimale premieregeling is de optimale asset-allocatie een functie van de

leeftijd en afhankelijk van individuele kenmerken. Ook de asset-allocatie beweegt mee

met schokken op de financiële markten en in het salaris. Opmerkelijk is dat De

Nederlandsche Bank in een recent position paper18 ook pleit voor meer maatwerk, waarbij

onderscheid wordt gemaakt naar groepen deelnemers.

Empirische doorrekening effecten optimalisering premieovereenkomsten

Geïnspireerd door het artikel van Bovenberg c.s. (2007)19 hebben wij uitgerekend wat de

welvaartsverliezen zijn door afwijkingen van de optimale premieregeling. Welke

verbeteringen in de premieregelingen zouden de meeste waarde toevoegen? Welvaart is

daarbij gemeten in reële consumptie in alle jaren van de totale levenscyclus20. Tabel 1

geeft een overzicht.

Tabel 1: Welvaartsverlies door niet optimale premieregelingen

Restricties Welvaartsverlies

1. Geen beleggingsrisico nemen 10%

2. Premie-inleg niet flexibel 8%

3. Vaste asset-allocatie (geen life-cycle) 5%

4. Geen individuele voorkeuren 5%

5. Geen flexibiliteit uitkeringen 3%

6. Leenrestricties 3%

Bron: Robeco Investment Research

Uit de tabel blijkt dat het nemen van geen beleggingsrisico en inflexibiliteit van de premie-

inleg in de opbouwfase tot de grootste welvaartsverliezen leiden. Andere bronnen van

welvaartsverlies zijn een vaste asset-allocatie in plaats van een flexibele die varieert met

de leeftijd (life-cycle-beleggen), geen flexibiliteit bieden in de uitkeringen (maar vaste

uitkering) en geen rekening houden met individuele voorkeuren.

Hoeveel ruimte er is om flexibiliteit en maatwerk, zoals in de wetenschappelijke literatuur

belicht, toe te staan en te implementeren wordt voor een groot deel bepaald door het

wetgevende kader.

18 DNB, Position Paper DNB ten behoeve van de nationale pensioendialoog, 15-1-2015. 19 Bovenberg c.s. (2007), Saving and Investment over the life cycle and the role of collective pension funds, Netspar

Panel Paper no. 1. 20 Hierbij wordt rekening gehouden met de tijdsvoorkeur (liever consumptie eerder dan later) van het individu. Het effect

is uitgedrukt in de waarde bij aanvang van de pensioenopbouw.

Page 13: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 13

Evaluatie Welkome verbeteringen

De voorstellen van staatssecretaris Klijnsma betreffen de uitkeringsfase van

premieregelingen en maken doorbeleggen en meer flexibiliteit in de risicodrager mogelijk.

Wij zijn van mening dat dit mooie en welkome verbeteringen zijn ter optimalisering van

premieregelingen.

Doorbeleggen – empirische onderbouwing

Doorbeleggen wordt ondersteund door academische inzichten en leidt tot een beter

verwacht pensioenresultaat. Tegelijkertijd leidt het ook tot meer risico. De hoogte van de

pensioenuitkering kan immers voortaan variëren.

Figuur 3 geeft de kwantitatieve effecten weer van doorbeleggen voor de verwachte

pensioenuitkering. Hiertoe vergeleken wij de verwachte pensioenuitkering van de

bestaande premieovereenkomst en die van de geoptimaliseerde, collectieve

premieovereenkomst. De resultaten zijn weergegeven als pensioenuitkering in procenten

van het laatstverdiende salaris21.

Figuur 3: Vergelijking verwachte pensioenuitkering - vaste en risicodragende uitkering

Y-as: Pensioenuitkering in % van het laatstverdiende salaris. X-as: leeftijd gepensioneerde. Een steady

state situatie is als uitgangspunt genomen.

Bron: Robeco Investment Research

De zwarte, horizontale stippellijn geeft de bestaande, vaste, nominale pensioenuitkering

(annuïteit) weer ter grootte van 70% van het laatstverdiende salaris die gemiddeld tot

stand komt; het ijkpunt van de vergelijking. De blauwe, horizontale lijn is de

risicodragende variabele annuïteit die gemiddeld tot stand komt in een collectieve

21 Uiteraard zijn de resultaten afhankelijk van de bij de berekening gehanteerde verwachte rendementen en risico’s. We

hanteren hier “steady state” lange termijn veronderstellingen van Robeco.

55%

65%

75%

85%

95%

105%

115%

125%

67 70 73 76 79 82 85 88 91 94 97 100

Vast

Risicodragend 10%

Risicodragend 50%

Risicodragend 90%

Page 14: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 14

premieovereenkomst. Hierbij is verondersteld dat het initiële vermogen 80% risicoloos en

20% risicovol is belegd. De doorrekening laat zien dat een risicodragende uitkering

gemiddeld leidt tot een hogere verwachte uitkering, namelijk 75% van het laatstverdiende

salaris.

Er is natuurlijk een kans dat de uitkering onder het gemiddelde uitkomt en onder die van

de huidige, vaste nominale annuïteit. Zie de oranje, dalende lijn. Maar er is daarnaast ook

een grote kans op een hogere uitkering. Dit opwaarts potentieel is weergegeven door de

groene, stijgende lijn.

Risicodrager en collectiviteit Welkom is ook het faciliteren van andere risicodrager-modellen en de grotere

mogelijkheid tot de creatie van eigen solidariteitskringen c.q. collectiviteiten. In de huidige

premieregelingen worden de risico’s van pensioen, vooral in de uitkeringsfase, veelal door

verzekeraars gedragen. De uitkeringsfase van een premieregeling kan voortaan echter én

met behoud van persoonlijke eigendomsrechten én bij meerdere soorten

pensioenuitvoerders worden ondergebracht. Op deze wijze krijgen sociale partners meer

keuzemogelijkheden in uitvoeringsmodellen, reikwijdte van de solidariteitskringen, mate

van afdekking van risico, risicopremielasten en uitvoeringskosten. In de woorden van

Bovenberg (2014) wordt in de verbeterde premieregeling aangesloten bij de Nederlandse

traditie van (lang-leven) risicodeling binnen een collectiviteit.

Wat moet er nog gebeuren - opbouwfase

De voorstellen van Klijnsma gaan wat ons betreft echter niet ver genoeg. Onze

aanvullende wensen betreffen de opbouwfase. Zoals in de vorige paragraaf is betoogd,

leidt een inflexibele premieregeling tot een groot welvaartsverlies. Naast de toegevoegde

waarde van focus op welvaart over de gehele levenscyclus (in plaats van focus op alleen de

uitkeringsfase) kan betoogd worden dat een andere verdeling in de tijd van de premie-

inleg tot een beter resultaat kan leiden.

Ter illustratie van het belang van de premie-inleg verdeling in de tijd verwijzen we naar

Figuur 4 op de volgende pagina. Daarin is de huidige (3%) oplopende premiestaffel

vergeleken met een systeem waarbij voor iedere leeftijd een gelijk premiepercentage

geldt, een zogenaamde vlakke staffel. In de huidige staffel stijgt de premie-inleg van 9%

van de pensioengrondslag op 25-jarige leeftijd naar 36% op 66-jarige leeftijd. Het

premiepercentage van de vlakke staffel hebben we zodanig gekozen dat de contante

waarde van de totale premiebetalingen over het hele leven van de deelnemer in beide

systemen hetzelfde is. De premie-inleg is dan constant 19,5% van de pensioengrondslag.

Vervolgens is voor beide staffels berekend welk deel van de totale inleg over de gehele

levenscyclus op welke leeftijd wordt ingelegd.

Page 15: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 15

Figuur 4: Premie-inleg per leeftijd (als % van de totale premie-inleg gehele levenscyclus)

Links de huidige situatie. Rechts de premie-inleg verdeling over de levenscyclus bij een vlakke staffel.

Bron: Robeco Investment Research

In de linker grafiek is te zien hoe bij de huidige premiestaffel de totale premie-inleg over

de gehele levenscyclus is verdeeld naar leeftijd22. Wat opvalt, is dat door een stijgende

staffel een relatief groot deel van de premie-inleg (50%) op latere leeftijd (vanaf 55 jaar)

wordt ingelegd. Dit zijn ook juist de jaren dat het risico in de beleggingsportefeuille – bij de

huidige door de aanbieders gehanteerde life-cycle paden – relatief sterk wordt afgebouwd.

Het nadeel van een oplopende staffel is dus dat relatief veel premie slechts een geringe

tijd rendeert en bovendien ook nog tegen een conservatieve beleggingsmix. In de rechter

grafiek is te zien hoe de premie-inleg is verdeeld bij een vlakke staffel en constant

premiepercentage. Omdat nu meer premie eerder en meer risicovol wordt belegd is de

waarde van de ’pensioenspaarpot’ bij pensionering veel hoger. Bij een (reëel) rendement

van 4% kan dit extra kapitaal oplopen tot ruim 20%.

Ons pleidooi is dus om in de opbouwfase flexibele premiestaffels mogelijk te maken die

beter passen bij de consumptievoorkeuren van een individu. Minimaal zou overwogen

kunnen worden om een constant premiepercentage per leeftijd mogelijk te maken. Een

constant premiepercentage levert een beter pensioenresultaat op dan de huidige in de

praktijk gehanteerde oplopende premiestaffels, zoals hierboven geïllustreerd. Een

verandering van systematiek betekent uiteraard dat een “legacy” probleem ontstaat. Bij

invoering van een constant premiepercentage voor alle leeftijden kunnen vooral ouderen

de dupe worden, omdat hun maximale premieaftrek fors minder wordt ten opzichte van

de huidige staffels. Door de nog geringe omvang van Defined Contribution regelingen zal

dit probleem qua omvang beperkt zijn.

Wellicht dat we dan ook toe moeten naar een systeem waarbij de totale premie-inleg over

de levenscyclus fiscaal wordt gemaximaliseerd in plaats van de premie-inleg per

afzonderlijk leeftijd cohort.

Naast een andere vormgeving van de premiestaffels zou ook meer flexibiliteit en dynamiek

22 Hierbij is uitgegaan van een constant reel inkomen dat op modaal niveau ligt.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

25-34 35-44 45-54 55-64 65-66

Per

cen

tage

tota

le p

rem

ie-in

leg

Leeftijd deelnemer

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

25-34 35-44 45-54 55-64 65-66

Per

cen

tage

tota

le p

rem

ie-in

leg

Leeftijd deelnemer

Page 16: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 16

in het premie-inleg systeem moeten worden gebracht. Naar de geest van een optimale

consumptiespreiding in de tijd zou na een schok op de financiële markten de premie in de

opbouwfase voor iedere leeftijd moeten kunnen worden aangepast. Een negatief

rendement op de aandelenmarkt van 40% zou voor een 35-jarige belegger zou dan

kunnen worden gespreid in 32 jaar premieverhoging en 20 jaar (afhankelijk van de

levensverwachting) uitkeringsverlaging. Voor een wat oudere werknemer is die

spreidingsperiode uiteraard korter, maar is ook het genomen beleggingsrisico in de

standaard beleggingsprofielen van de DC-aanbieders lager. Op deze wijze kunnen zowel in

de uitkeringsfase als ook in de opbouwfase schokken worden gedempt.

De bestaande fiscale ruimte voor belastingaftrek voor pensioenopbouw blijft

gehandhaafd, maar uiteraard heeft deze wijziging van de premie-inleg implicaties voor de

timing van belastinginkomsten en aldus voor de overheidsbegroting in enig jaar.

Page 17: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 17

Conclusie De stappen die staatssecretaris Klijnsma zet om te komen tot een premieregeling met een

beter pensioenresultaat voor de deelnemer zijn wat ons betreft zeer welkom. De

afschaffing van de verplichte conversie naar een vaste, nominale annuïteit, het

vasthouden aan persoonlijke eigendomsrechten, het pleidooi voor een

toedelingsmechanisme ter voorkoming van ex-post herverdeling, beperking van de

intergenerationele herverdeling en de extra keuzemogelijkheid tot het delen van micro

(en macro) langlevenrisico en eventueel beleggingsrisico’s binnen de bestaande

deelnemers van een collectief zijn allemaal maatregelen en randvoorwaarden voor een

transparante en faire pensioenregeling met een deugdelijk pensioenresultaat. Veel moet

logischerwijze nog worden uitgewerkt, maar de richting is zeer positief.

Het is jammer dat de maatregelen zich in dit stadium alleen richten op optimalisering van

de conversie- en uitkeringsfase en niet op de opbouwfase van premieregelingen. Ook in de

opbouwfase lopen we immers nog tegen een aantal wettelijke beperkingen aan met

betrekking tot de premie-inleg die rijp zijn om te worden geoptimaliseerd. Andere

premiestaffels en meer flexibiliteit in de premie-inleg over de levenscyclus kunnen ook

aanzienlijk extra bijdragen aan een beter pensioenresultaat.

De verbeteringen in de premieovereenkomsten zijn naar verwachting per 1 januari 2016

beschikbaar voor de sector. Met dit initiatief wordt in de Nederlandse pensioensector als

het ware de brug voltooid die de oevers van de uitkerings- en premieregeling met elkaar

verbindt. De sociale partners die dat wensen, kunnen de oversteek dan makkelijker

maken.

Page 18: White paper op weg naar een optimale beschikbare premieregeling 022015

Op weg naar een optimale beschikbare premieregeling | 18

Belangrijke informatie

Dit document is samengesteld door Robeco Institutional Asset Management B.V. (Robeco).

Het is bedoeld om de belegger te voorzien van informatie over Robeco’s specifieke vaardigheden, maar is geen

aanbeveling om financiële instrumenten te kopen of verkopen. De informatie in deze publicatie is mede ontleend aan

betrouwbaar geachte externe bronnen.

De informatie in deze presentatie is uitsluitend bedoeld voor professionele partijen als bedoeld in de Wet op het Financieel

Toezicht of personen die bevoegd zijn deze informatie te ontvangen op basis van andere van toepassing zijnde wetgeving.

Aan de informatie in deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Er wordt geen garantie of verklaring omtrent

de juistheid of volledigheid gegeven, noch uitdrukkelijk, noch stilzwijgend.

Dit document is niet bedoeld voor distributie aan of gebruik door enig persoon of entiteit in enige jurisdictie of land waar de

plaatselijk geldende wet- of regelgeving een dergelijke distributie of een dergelijk gebruik niet toestaat.

Alle copyrights, octrooien en andere rechten op de informatie in dit document zijn het eigendom van Robeco. Er worden

geen rechten van welke aard dan ook in licentie gegeven of toegewezen of op andere wijze overgedragen aan personen die

toegang hebben tot deze informatie.

Robeco Institutional Asset Management B.V. (Handelsregister nummer 24123167) heeft een vergunning van de Autoriteit

Financiële Markten te Amsterdam.