WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … ·...

105
WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN HET VK Hélène Halsberghe Studentennummer: 01201190 Promotor: Prof. dr. Tom Ruys Commissaris: Laurence Lambert Masterproef van de opleiding “Master of Laws in de rechten” Academiejaar: 2016 - 2017

Transcript of WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … ·...

Page 1: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES

VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN HET VK

Hélène Halsberghe

Studentennummer: 01201190

Promotor: Prof. dr. Tom Ruys

Commissaris: Laurence Lambert

Masterproef van de opleiding “Master of Laws in de rechten”

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

2

Voorwoord

Reeds lang ben ik geïnteresseerd door de actualiteit. Misschien was deze drang om steeds

meer te weten te komen en om kennis te vergaren wel een van de redenen dat ik aan de

opleiding Rechten ben begonnen. Ze heeft alleszins niet teleurgesteld.

Toen ik de titel van deze masterproef zag staan in de lijst met voorstellen, was ik dan ook

onmiddellijk geïntrigeerd. Op dat moment zat het referendum over de onafhankelijkheid van

Schotland nog fris in mijn geheugen en wou ik mij wel verder verdiepen in dit onderwerp. Ik

herinner me nog dat mijn promotor Tom Ruys tijdens ons eerste gesprek zei dat mijn

onderwerp zeer hedendaags en actueel is, maar tevens een uitdaging zou blijken te zijn. Hij

kreeg gelijk. Gelukkig hou ik wel van een uitdaging. Hoewel het schrijven van deze

masterproef een zeer zware opdracht was, heb ik er tevens enorm van genoten. Ik heb veel

bijgeleerd en een beter inzicht gekregen in de problematiek.

In dit voorwoord zou ik graag mijn familie en dan vooral mijn ouders willen bedanken voor

de onvoorwaardelijke steun die ze me steeds hebben gegeven en voor het nalezen van deze

thesis op een toch wel zeer kort tijdsbestek. Een oprecht dankjewel gaat ook uit naar mijn

geweldige vriend. Hij schreef op het zelfde moment zijn thesis en we hebben vele uurtjes

samen doorgebracht in de bibliotheek van de rechten. Ondanks zijn eigen drukke schema,

vond hij toch de tijd om mijn masterproef na te lezen. Ten slotte zou ik nog mijn promotor,

Tom Ruys, en commissaris, Laurence Lambert, willen bedanken voor de fantastische

begeleiding.

Page 3: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

3

Inhoudsopgave

I. Inleiding .............................................................................................................................. 5

II. Kader ................................................................................................................................... 7

A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven ............................................ 7

B. Stand van zaken: huidige bevoegdheidsverdeling ....................................................... 11

III. Theorie statenopvolging ............................................................................................... 15

A. Terminologie en vormen van statenopvolging ............................................................. 15

1. Verbrokkeling/Dissolutie ......................................................................................... 17

2. Afscheuring/Secessie ............................................................................................... 21

3. Dekolonisatie ............................................................................................................ 22

4. Samensmelting ......................................................................................................... 23

5. Absorptie .................................................................................................................. 23

6. Overdracht ................................................................................................................ 24

B. Verdragen ..................................................................................................................... 25

1. Nieuw-onafhankelijke Staten ................................................................................... 25

2. Staten ontstaan via afscheuring of verbrokkeling .................................................... 27

3. Humanitaire verdragen ............................................................................................. 32

C. Lidmaatschap internationale organisaties .................................................................... 34

1. Verenigde Naties ...................................................................................................... 35

2. Europese Unie .......................................................................................................... 36

D. Staatseigendommen, -archieven en -schulden ............................................................. 38

1. Staatseigendom ......................................................................................................... 38

2. Staatsschulden .......................................................................................................... 43

3. Staatsarchieven ......................................................................................................... 45

E. Nationaliteit .................................................................................................................. 46

IV. Toepassing theorie op het specifieke geval van Schotland .......................................... 54

A. Toepasselijke vorm van statenopvolging ..................................................................... 55

B. Verdragen ..................................................................................................................... 59

C. Lidmaatschap internationale organisaties .................................................................... 61

1. Verenigde Naties ...................................................................................................... 61

2. Raad van Europa ...................................................................................................... 62

3. Europese Unie .......................................................................................................... 64

a) Onafhankelijk vóór Brexit .................................................................................. 65

Page 4: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

4

i) Crawford en Boyle ......................................................................................... 65

ii) Aidan O’Neill ................................................................................................. 68

iii) David Edward ................................................................................................ 70

iv) Schotland ........................................................................................................ 72

v) Eigen visie ...................................................................................................... 74

b) Onafhankelijk ná Brexit ..................................................................................... 77

D. Staatseigendommen, -archieven en -schulden ............................................................. 78

1. Staatseigendom ......................................................................................................... 78

2. Staatsschuld .............................................................................................................. 81

3. Staatsarchieven ......................................................................................................... 82

E. Nationaliteit .................................................................................................................. 83

V. Conclusie ........................................................................................................................... 89

Bibliografie ............................................................................................................................... 95

Page 5: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

5

I. Inleiding

01. Schotland streeft reeds lang naar onafhankelijkheid. In 2014 werd uiteindelijk een

referendum gehouden. De Schotten werden geconsulteerd omtrent de vraag of Schotland zou

moeten kiezen voor een onafhankelijk bestaan. Een meerderheid stemde toen tegen een

afscheuring van het Verenigd Koninkrijk.1

02. De Schotse eerste minister, Sturgeon, heeft echter aangekondigd dat een nieuw

referendum zal plaatsvinden tussen de herfst van 2018 en de lente van 2019.2 Het nieuwe

referendum komt er naar aanleiding van de Brexit. Uit de resultaten van het Brexit referendum

bleek namelijk dat een meerderheid van de Schotten ervoor opteerde om lid te blijven van de

Unie.3 Indien Schotland ervoor zou kiezen om zich af te scheuren van het Verenigd

Koninkrijk, zal er sprake zijn van statenopvolging.

03. Het onderwerp van deze thesis is brandend actueel. Laat dat nu juist het element zijn dat

mij aansprak. Er moet een groot vraagteken geplaatst worden bij de gevolgen van een

onafhankelijkheid voor Schotland. Niemand kon/kan met zekerheid weten wat er zal

gebeuren. Persoonlijk wou ik hier meer over te weten komen en wou ik weten wat er normaal

gezien gebeurt in een dergelijk geval en of de situatie van Schotland dan zo verschillend was

dat de heersende onzekerheid kon worden verklaard. In de zomer van 2016 kwam er nog een

extra dimensie bij, het Verenigd Koninkrijk had er voor gekozen om uit de Europese Unie te

stappen. Dit wakkerde de discussie over een nieuw referendum omtrent de onafhankelijkheid

van Schotland opnieuw aan. En inderdaad, zoals hierboven vermeld, als het van de Schotse

eerste minister afhangt, zal er effectief een nieuw referendum komen. Plots stond het thema

van mijn masterproef weer helemaal centraal op het internationaal toneel.

04. In deze masterproef zal er worden nagegaan wat de gevolgen van een dergelijke

afscheuring van Schotland van het Verenigd Koninkrijk zouden zijn op internationaal niveau.

Dit is een louter hypothetisch proces. Er zal worden nagegaan wat de theorie is inzake

statenopvolging en wat de standpunten zijn binnen de internationale rechtsorde, om daarna

weer te kunnen geven wat, mijns inziens, mogelijke uitkomsten en te volgen pistes zijn. Om

tot een dergelijk resultaat te komen, zal er gebruik worden gemaakt van een beschrijvende

analyse van wetgeving, rechtspraak en rechtsleer. Er wordt in de mate van het mogelijke ook

1 http://www.bbc.com/news/events/scotland-decides/results; 55, 3% stemde tegen de onafhankelijkheid en

44,7´% stemde voor. 2 https://news.gov.scot/speeches-and-briefings/scottish-government-debate-scotlands-choice.

3 http://www.bbc.com/news/politics/eu_referendum/results.

Page 6: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

6

steeds teruggekoppeld naar historische voorbeelden om iets te illustreren en duidelijker te

maken. Ten slotte werd er zo veel mogelijk gebruik gemaakt van primaire bronnen in deze

thesis.

05. De thesis kent de volgende structuur. Eerst zal er een kader geschetst worden (II) waarin

er een historisch overzicht wordt gegeven van het onafhankelijkheidstreven van Schotland

(A) en de huidige bevoegdheidsverdeling wordt uiteengezet (B). Vervolgens zal er gekeken

worden naar de theorie inzake de statenopvolging (III). Daarin worden de belangrijkste

vraagstukken behandeld. Eerst en vooral zullen de terminologie en de verschillende vormen

van statenopvolging bekeken worden (A). Ten tweede wordt gekeken naar de gevolgen van

statenopvolging inzake verdragen (B) en daarna inzake het lidmaatschap van de internationale

organisaties (C). Ten vierde wordt in detail behandeld wat er geregeld is inzake de

staatseigendommen, -archieven en -schulden (D). Ten slotte wordt nagegaan hoe het

vraagstuk van de nationaliteit binnen de statenopvolging wordt aangepakt (E).

In het derde en laatste grote onderdeel zal de theorie worden toegepast op de situatie van

Schotland (IV). In dit deel zal voor de overzichtelijkheid en de duidelijkheid een zelfde

structuur worden aangehouden als in titel III.

Page 7: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

7

II. Kader

A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven

06. Met de Union of the Crowns van 1603 werd het einde van de Schotse onafhankelijkheid

ingezet. Elizabeth I stierf ongetrouwd en zonder kinderen. De kroon ging bijgevolg over naar

de eerste in de lijn, haar neef James VI, Koning van Schotland. Op die manier deelden

Engeland en Schotland eenzelfde vorst. Ondanks de verschillende pogingen van James VI

bleven Schotland en Engeland twee aparte, soevereine staten.4 De Union is louter een

vereniging van de kronen van beide staten bij één persoon.

07. De katalysator van de Treaty of Union was de opvolging van de troon. Het Engelse

Parlement keurde in 1701 een wet goed die de troonsopvolging regelde. De Act of Settlement

van 1701 bepaalde dat de kroon zou overgaan naar het huis Hannover.5 Deze wet werd echter

goedgekeurd zonder het Schotse parlement te raadplegen. De Schotten reageerden via de Act

of Security 1704 waarin het parlement dreigde een eigen opvolger aan te duiden na de dood

van Koningin Anne indien niet werd tegemoetgekomen aan hun eisen.6 De Act stelde: “there

be such conditions of Government settled and enacted as may secure the honour and

sovereignty of this Crown and Kingdom, the freedom frequency and power of Parliaments,

the religion liberty and trade of the Nation from English or any foreign influence”.7

Paradoxaal genoeg was dit teken van verzet de rechtstreekse aanleiding tot de Treaty of

Union. Het Engelse parlement reageerde namelijk met de Alien Act 1705. Deze wet bood het

Schotse parlement de kans om een verdrag tot vereniging te sluiten met Engeland. Tegelijk

echter dreigde het Engelse parlement dat de burgers van Schotland als vreemden zouden

worden behandeld op het grondgebied van Engeland en dat de import van Schotse producten

zou worden verboden indien de Schotten de troonsopvolging binnen het huis Hannover niet

zouden aanvaarden.8

08. Op 22 juli 1706 sloten Engeland en Schotland de Treaty of Union. Daarin werd vastgelegd

dat dat de twee staten zouden worden eengemaakt tot “one kingdom by the name of Great

4http://www.parliament.uk/about/living-heritage/evolutionofparliament/legislativescrutiny/act-of-union-

1707/overview/union-of-the-crowns/. 5http://www.parliament.uk/about/living-heritage/evolutionofparliament/legislativescrutiny/act-of-union-

1707/overview/union-between-scotland-and-england/. 6http://www.parliament.uk/about/living-heritage/evolutionofparliament/legislativescrutiny/act-of-union-

1707/overview/the-scottish-parliament-in-revolt-1703/. 7 Act of Security 1704.

8 A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 1-09 tot 1-11.

Page 8: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

8

Britain”9. Het verdrag werd geratificeerd via de Union with Scotland Act 1706

10 enerzijds en

de Union with England Act 170711

anderzijds. De Treaty of Union trad in werking op 1 mei

1707 waardoor Schotland en Engeland één enkele staat werden, Groot Brittannië, en het

Schots Parlement en het Engels Parlement versmolten tot één Parlement. Dit parlement

vestigde zich in Westminster Palace, Londen. Schotland was vanaf die datum niet langer

onafhankelijk. Wel werd een apart religieus en rechtssysteem12

behouden in Schotland. De

regio bezat echter geen enkele wetgevende bevoegdheid.

09. In 1885 werd de Scottish Office opgericht. Dit was in feite een afdeling van de Britse

Regering in Schotland. De Scottish Office was verantwoordelijk voor een aantal

aangelegenheden zoals gezondheid, onderwijs, justitie, landbouw en visserij. Na de Tweede

Wereldoorlog breidden de bevoegdheden van de Scottish Office zich geleidelijk aan uit. Het

leek erop dat Schotland, via deze ‘administratieve devolutie’ meer autonomie verkreeg, maar

dat was in werkelijkheid niet helemaal het geval. Men verhuisde louter de administratie van

centrale overheidsrechtelijke aangelegenheden naar Edinburgh.13

Een deelgebied besturen is

namelijk makkelijker vanuit het desbetreffende grondgebied zelf dan vanuit een stad die

letterlijk en figuurlijk ver af staat van dat deelgebied en geen affiniteit heeft met de lokale

cultuur en traditie.

10. In 1969 werd de Royal Commission on the Constitution14

aangesteld als gevolg van de

opmars van nationalistische partijen in zowel Schotland als Wales. De Commissie vertrok

vanuit de ontevredenheid die heerste in deze gebieden ten opzichte van de Britse regering. Ze

stelde vast dat die ontevredenheid vooral voortkwam uit een gevoel van nationaliteit. Vanuit

Schotland kwam er onder andere de klacht dat Londen onvoldoende rekening hield met en

onvoldoende begrip had van het Schotse recht. De Commissie stelde een aantal algemene

principes voor in haar rapport. Ten eerste was ze van mening dat de samenhang binnen het

Verenigd Koninkrijk moest worden behouden. De kracht van het land bestond er net in dat er

diversiteit is binnen het grondgebied als gevolg van geschiedenis, traditie en cultuur en dat

9 Art. 1 Treaty of Union, 22 juli 1706.

10 Act aangenomen door het Engelse Parlement.

11 Act aangenomen door het Schotse Parlement.

12 Op deze manier bestaat er de mogelijkheid om de Britse Grondwet te interpreteren in het licht van het Schotse

recht en traditie, A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 1-24. 13

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 1-30 tot 1-31. 14

Ook wel de Kilbrandon Commission genoemd.

Page 9: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

9

moest ook in de toekomst worden gerespecteerd.15

Ten tweede vond ze dat democratie op de

voorgrond moest treden. De verkozen vertegenwoordigers zouden de effectieve controle

moeten hebben.16

11. In het rapport haalde de Kilbrandon Commissie drie verschillende manieren aan waarop

Londen bevoegdheden kon overdragen naar een bepaalde regio. De Commissie opteerde voor

devolutie.17

Via deze methode behoudt de centrale overheid soevereiniteit in alle materies,

maar wordt de uitoefening van bepaalde bevoegdheden gedelegeerd naar een regio. Schotland

(en Wales) kregen op deze manier meer invloed in materies die hen aanbelangen, maar

tegelijk werden de touwtjes in handen gehouden door Londen. Deze handelswijze zou

tegemoet komen aan het nationaliteitsgevoel in Schotland en Wales en zou de algemene

ontevredenheid met de Britse overheid reduceren.18

12. In 1989 werd de Scottish Constitutional Convention opgericht. Zij bestond zowel uit

vertegenwoordigers van Scotland zelf als uit vertegenwoordigers van enkele politieke

partijen. De Conventie kreeg als opdracht een blauwdruk te maken voor de devolutie. Ze

diende onder andere voorstellen te maken over het oprichten van een Schots parlement dat

rechtstreeks zou worden verkozen en een brede wetgevende bevoegdheid zou krijgen. Het

rapport van 1995 van de Conventie diende als basis voor de latere voorstellen die werden

gedaan aan de Britse Regering in 1997.19

De Conventie steunde op de popular sovereignty-

theorie. Deze leer houdt in dat de soevereiniteit van een staat ligt bij het volk.20

13. Op 11 september 1997 werd een referendum gehouden in Schotland met de vraag of een

Schots Parlement moest worden opgericht. Een zeer duidelijke meerderheid van 74% stemde

voor een dergelijke oprichting.21

15

Kilbrandon Commission, Report of the Royal Commission on the Constitution 1969-1973 (1973) Cmnd. 5460,

para. 417, verwijzing door A. PAGE in Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, 2-05,

voetnoot nr. 12. 16

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-02 tot 2-05. 17

Er werd verwezen naar separatisme, federalisme en devolutie. Separatisme zou echter neerkomen op de

onafhankelijkheid van Schotland en dus indruisen tegen het algemene principe van de Commissie dat de eenheid

van het Verenigd Koninkrijk moest worden behouden. Federalisme werd ook aan de kant geschoven door de

Commissie, aangezien dit nog te veel autonomie zou inhouden voor Schotland. 18

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-06 tot 2-07. 19

http://www.gov.scot/About/Factfile/18060/11550. 20

S. TIERNEY, Constitutional law and national pluralism, New York, Oxford University Press, 2004, 111 en

115-116; De Claim of Right (ondertekend en bevestigd op de openingsplechtigheid van de Scottish

Constitutional Convention op 30 maart 1989) stelde: “we (…) do hereby acknowledge the sovereign right of the

Scottish people to determine the form of Government best suited to their needs”. 21

http://www.gov.scot/About/Factfile/18060/11550; A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W.

Green, 2015, nr. 2-13.

Page 10: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

10

14. Volgend op dit positieve resultaat werd de Scotland Act 1998 opgesteld. Ten gevolge van

deze Act werd een Schots parlement en een Schotse Regering in het leven geroepen vanaf 1

juli 1999. Men opteerde ervoor om alle materies waarvoor het Britse Parlement en de Britse

Regering bevoegd zouden zijn, dit zijn de voorbehouden materies, expliciet op te nemen in de

Act. Alle overige aangelegenheden werden gedecentraliseerd naar het Schotse niveau. Voor

deze gedecentraliseerde materies waren vanaf dat moment het Schotse Parlement en de

Regering bevoegd.22

15. Na de overwinning van de Scottish National Party in de verkiezingen van 2011 stond het

vast dat er een onafhankelijkheidsreferendum zou komen. De vraag was alleen of Schotland

wel de bevoegdheid had om een referendum te organiseren, aangezien de Unie tussen

Schotland en Engeland een voorbehouden materie is.23

Op 15 oktober 2012 werd de

Edinburgh Agreement24

gesloten tussen beide overheden. Daarin werd besloten een Order in

Council onder sectie 30 van de Scotland Act25

uit te vaardigen waarbij de toestemming werd

gegeven om een referendum, dat bestond uit één vraag, te organiseren over de

onafhankelijkheid van Schotland vóór het einde van 2014. Op deze manier bleek duidelijk dat

het Schotse Parlement de wettelijke bevoegdheid had om het referendum te houden. Het

referendum was “legal and fair, producing a decisive and respected outcome”.26

Beide

overheden kwamen daarnaast ook overeen dat ze zouden blijven samenwerken, wat de uitslag

ook zou zijn van het referendum, met het algemeen belang van zowel de Schotten als de

inwoners van de rest van het Verenigd Koninkrijk voorop.27

16. Het referendum werd gehouden op 18 september 2014. Maar liefst 84,6% van de Schotten

ging stemmen. Uiteindelijk stemde een meerderheid tegen de onafhankelijkheid. Het betrof

een duidelijke meerderheid28

, maar ze was niet zo ruim dat de vraag omtrent de

onafhankelijkheid voor eens en voor altijd was beslist.29

17. In de aanloop naar het referendum beloofden de leiders van de drie grootste partijen van

het Westminster parlement om nieuwe bevoegdheden over te hevelen naar het Schotse

22

Ibid., nr. 2-15; infra, nr. 20-24. 23

Schedule 5, Part I, para. 1 (b) Scotland Act 1998. 24

Agreement between the United Kingdom Government and the Scottish Government on a referendum on

independence for Scotland, 15 oktober 2012. 25

Sectie 30 Scotland Act 1998. 26

Agreement between the United Kingdom Government and the Scottish Government on a referendum on

independence for Scotland, 15 oktober 2012, para. 30. 27

Ibid.; A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-27 tot 2-29. 28

55,3% stemde tegen een onafhankelijk Schotland en 44,7% stemde voor. 29

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-30.

Page 11: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

11

Parlement. Toen bleek dat de Schotten effectief tegen de onafhankelijkheid hadden gestemd,

werd de Smith Commission opgericht. Deze had als taak aanbevelingen te maken voor de

verdere devolutie van bevoegdheden voor Schotland. De Commissie bereikte op 27 november

2014 een akkoord en stelde daaromtrent een rapport op.30

18. Het rapport bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler zorgt voor een duurzame maar

toegankelijke grondwettelijke regeling voor het bestuur van Schotland.31

Zo werd

overeengekomen dat het Schotse Parlement en de Schotse Regering een permanent karakter

kregen in de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.32

Daarnaast zou de Sewel Convention33

een wettelijke basis krijgen.34

De tweede pijler geeft meer bevoegdheden aan het Schotse

Parlement en dan vooral voor wat betreft welzijn.35

De derde pijler, ten slotte, versterkt de

financiële verantwoordelijkheid van het Schotse Parlement.36

19. Niet onbelangrijk is het feit dat in het rapport ook werd overeengekomen dat niets

Schotland in de toekomst tegenhoudt om een onafhankelijk land te worden, indien de

Schotten daarvoor zouden kiezen.37

B. Stand van zaken: huidige bevoegdheidsverdeling

20. Het Schotse Parlement is bevoegd voor de gedecentraliseerde materies38

en het Britse

Parlement kan wetgevend optreden in de voorbehouden aangelegenheden39

. Deze laatste

werden expliciet opgenomen in de Scotland Act.40

30

Report of the Smith Commission for further devolution of powers to the Scottish Parliament, 27 november

2014; A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-31 tot 2-32. 31

Report of the Smith Commission for further devolution of powers to the Scottish Parliament, 27 november

2014, para. 20-41. 32

Ibid., para. 21. 33

Volgens deze Conventie “would [Westminster] not normally legislate with regard to devolved matters in

Scotland without the consent of the Scottish Parliament”. Niets hield het Britse Parlement namelijk tegen om

wetgevend op te treden in materies die gedecentraliseerd waren, zoals bleek uit sectie 28 (7) van de Scotland Act.

De toestemming voor een dergelijk optreden zal worden gegeven door het Schotse Parlement aan de hand van

een Sewel Motion; A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 2-22;

http://www.gov.scot/About/Government/Sewel/KeyFacts. 34

Report of the Smith Commission for further devolution of powers to the Scottish Parliament, 27 november

2014, para. 22. 35

Ibid., para. 42-74. 36

Ibid., para. 75-95. 37

Ibid., para. 18. 38

Dit zijn onder andere: gezondheid, onderwijs, huisvesting, toerisme, een aantal aspecten van transport zoals

het Schotse wegennet, busbeleid en havens, justitie en binnenlandse zaken waaronder de hoven en rechtbanken

en de meeste aspecten van burgerlijk- en strafrecht, politie, milieu, landbouw, sport, … (zie http://www.gov.scot/

About/Factfile/18060/11552). 39

Deze omvatten onder andere: grondwettelijke aangelegenheden, buitenlandse zaken, defensie en nationale

veiligheid, het fiscaal, economisch en monetair systeem, energie, handel en industrie, het arbeidsrecht, gelijke

kansen, … (zie http://www.gov.scot/About/Factfile/18060/11555).

Page 12: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

12

21. Het Schotse Parlement heeft enkel een beperkte wetgevende bevoegdheid.41

Een tekst

uitgevaardigd door het Parlement heeft geen wetgevende kracht indien de tekst buiten de

wetgevende bevoegdheid van het Parlement valt.42

Sectie 29 (2) van de Scotland Act 1998

somt de gevallen op waarin het Parlement buiten haar bevoegdheid optreedt. De belangrijkste

zijn de volgende situaties. Het feit dat het onderwerp betrekking heeft op de gereserveerde

materies zorgt er voor dat de limieten van de wetgevende bevoegdheid van het Parlement zijn

bereikt.43

Daarnaast mogen de wetten niet in strijd zijn met de beperkingen uiteengezet in

Schedule 4 van de Scotland Act 1998.44

Verder mag de wet niet onverenigbaar zijn met de

Verdragsrechten45

, noch met het EU-recht.

22. Om na te gaan of een tekst die wordt behandeld door het Schotse Parlement betrekking

heeft op voorbehouden materies, moet men het doel van de desbetreffende tekst nagaan en

daarbij rekening houden met het effect ervan in alle omstandigheden.46

Dit is de ‘purpose

test’.47

Wanneer blijkt dat het doel is toegestaan – dit is wanneer de bepaling betrekking heeft

op een gedecentraliseerde materie – dan mag de wetgeving aangenomen door het Schotse

Parlement de voorbehouden materies beïnvloeden.48

Het is echter niet makkelijk om hét doel

te achterhalen, daar een bepaling vaak om meerdere redenen in het leven wordt geroepen.

Indien er meerdere doelen zijn en één ervan betrekking heeft op een voorbehouden materie,

dan zal de regeling buiten de wetgevende bevoegdheid van het Schotse Parlement vallen,

tenzij dat doel als bijkomstig kan worden beschouwd.49

23. Een bepaling die op zich geen betrekking heeft op een voorbehouden materie50

, maar

wijzigingen aanbrengt aan het Schotse privaatrecht of strafrecht zoals dat van toepassing is op

voorbehouden aangelegenheden, wordt tóch beschouwd als een bepaling die betrekking heeft

op een voorbehouden materie. Dit is echter niet het geval indien het doel van de bepaling is

om een wet op een consistente wijze van toepassing te maken op voorbehouden en

40

Schedule 5 Scotland Act 1998. 41

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr 7-01. 42

Sectie 29 (1) Scotland Act 1998. 43

Schedule 4, 2 (1) Scotland Act 1998 bepaalt dat het Schotse Parlement de wet van toepassing op voor-

behouden materies niet mag wijzigen. 44

Dit hoofdstuk zet het kader uiteen van de wetgevende bevoegdheid van het Schotse Parlement. 45

Deze uitdrukking heeft dezelfde betekenis als in de Human Rights Act 1998: Sectie 126 (1) Scotland Act 1998. 46

Sectie 29 (3) Scotland Act 1998. 47

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 7-31 en 7-32. 48

Ibid., nr 7-30 tot 7-36. 49

Lord Hope in Imperial Tobacco v Lord Advocate, Supreme Court (VK) 12 december 2012, [2012] UKSC 61,

2013 S.C. (UKSC) 153, para. 43; A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr 7-37. 50

Zoals blijkt uit de toepassing van de purpose test van sectie 29 (3) Scotland Act 1998.

Page 13: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

13

gedecentraliseerde materies.51

Op deze manier kan het Schotse Parlement toch een algemene

hervorming van het Schotse privaat- en strafrecht doorvoeren, ook al wijzigt het daardoor de

wet die van toepassing is op voorbehouden materies.52

24. Het is belangrijk om te benadrukken dat het Britse Parlement de bevoegdheid heeft om

wetgeving te maken met betrekking tot de gedecentraliseerde aangelegenheden, mits het

Schotse Parlement daarin toestemt via een Sewel Motion.53

25. Er bestaat daarnaast een Memorandum of Understanding tussen de Britse Regering en de

gedecentraliseerde overheden.54

Hierin worden drie principes uiteen gezet die van toepassing

zijn op de onderliggende relaties tussen de verschillende actoren, namelijk communicatie en

raadpleging55

, samenwerking56

en ten slotte vertrouwelijkheid57

.58

Het Memorandum en de

aanvullende akkoorden zijn niet bindend. Het Memorandum is louter een politiek akkoord.

Dit houdt niet in dat een overheid niet kan en mag verwachten dat ze geraadpleegd zal worden

in bepaalde aangelegenheden.59

26. Het Memorandum en het aanvullende akkoord met betrekking tot de Europese

beleidskwesties60

bevatten de verbintenis van de Britse Regering om de Schotse Regering zo

veel mogelijk te betrekken in het EU-beleid van het Verenigd Koninkrijk voor wat betreft de

gedecentraliseerde materies.61

Als algemeen principe geldt dat er een ‘UK line’ wordt

gecreëerd.62

Dit is het beleid dat zal worden gevoerd op Europees niveau en dat een

weerspiegeling is van de belangen van het Verenigd Koninkrijk in zijn geheel. De Schotse

regering, en bij uitbreiding ook alle andere gedecentraliseerde overheden, zullen worden

51

Sectie 29 (4) Scotland Act 1998; De woorden “and otherwise” verwijzen naar de materies die niet zijn

voorbehouden, i. e. de gedecentraliseerde materies zoals blijkt uit de Explanatory Note voor sectie 29 (4)

Scotland Act 1998. 52

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 7-43. 53

Deze methode wordt doorgaans gehanteerd wanneer het noodzakelijk of alleszins redelijk is om een regeling

te maken die uniform van kracht is op het hele grondgebied van het Verenigd Koninkrijk; A. PAGE,

Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 19-32; http://www.gov.scot/About/Factfile/

18060/11555. 54

Memorandum of Understanding and Supplementary Agreements between the United Kingdom Government,

the Scottish Ministers, the Welsh Ministers and the Northern Ireland Executive Committee, oktober 2013 (hierna

‘Memorandum of Understanding between the UK and the devolved administrations’). 55

Memorandum of Understanding between the UK and the devolved administrations, para 4-5. 56

Ibid., para. 8. 57

Ibid., para. 12. 58

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 19-10 tot 19-14. 59

Ibid., nr. 19-17 tot 19-18. 60

Concordat on Co-ordination of European Policy Issues, oktober 2013. 61

In het Memorandum geldt de verbintenis ten aanzien van alle gedecentraliseerde overheden; Memorandum of

Understanding between the UK and the devolved administrations, para. 20; Concordat on Co-ordination of

European Policy Issues, para. B1. 2 en B1.4. 62

Concordat on Co-ordination of European Policy Issues, para. B1. 6.

Page 14: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

14

geconsulteerd bij de vorming van het te voeren beleid voor wat betreft de aangelegenheden

die onder hun bevoegdheid vallen.63

Aangezien de gedecentraliseerde overheden een legitiem

belang hebben bij de voorbereiding en uiteenzetting van het EU-beleid, daar waar het hun

bevoegdheden aanbelangt, mogen zij deelnemen aan de vergadering van de Raad van de EU

en aan andere onderhandelingen met EU-partners.64

Het is een minister van de Britse

Regering die aan het hoofd van de delegatie staat65

en de ministers van de andere overheden

dienen loyaal te blijven aan de ‘UK line’.66

Ook dit aanvullend akkoord is echter niet juridisch

bindend.67

Daardoor komt het er de facto op neer dat de gedecentraliseerde overheden

onderworpen zijn aan de good will van de Britse regering en zij op geen enkele manier

betrokkenheid in het vormen van een EU-beleid voor gedecentraliseerde materies kunnen

afdwingen.68

63

Ibid., para. B4. 3. 64

Ibid., para. B4. 13. 65

Ibid., para. B4. 14. 66

Ibid., para. B4. 15. 67

Ibid., para. B1. 2. 68

A. PAGE, Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, nr. 20-13.

Page 15: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

15

III. Theorie statenopvolging

27. In dit onderdeel zal de theorie inzake statenopvolging worden uiteengezet om deze

vervolgens toe te passen op de unieke situatie van Schotland onder titel IV.

28. Daarbij zal eerst een algemene uiteenzetting worden gegeven van de terminologie en de

verschillende vormen van statenopvolging (A) om vervolgens de oplossingen die worden

geboden in de praktijk voor de problemen die statenopvolging met zich meebrengt, te

bekijken. De gevolgen van statenopvolging voor onder andere verdragen gesloten door de

Voorgangersstaat (B), het lidmaatschap van internationale organisaties waaronder de

Europese Unie (C), staatsschulden, staatseigendom (D) en de nationaliteit van de onderdanen

van de Voorgangerstaat (E) zullen van dichtbij worden onderzocht.

A. Terminologie en vormen van statenopvolging 29. Statenopvolging wordt in het Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake

Statenopvolging met betrekking tot Verdragen (hierna ‘Verdrag van Wenen van 1978’)

gedefinieerd als volgt: “de vervanging van de ene Staat door de andere Staat in de

verantwoordelijkheid voor de internationale betrekkingen van dat gebied”69

. Het is duidelijk

dat statenopvolging enkel de gevolgen van de verandering van soevereiniteit regelt en niet het

proces van de verandering van macht of het ontstaan van een nieuwe staat zelf.

30. Dit verdrag identificeert verschillende soorten staten binnen een statenopvolging. Ten

eerste is er sprake van de Voorgangerstaat. Dit is de staat die vervangen is door een andere

staat bij statenopvolging70

. Daarnaast is er de Opvolgerstaat, de staat die de plaats van een

andere staat heeft ingenomen ten gevolge van de statenopvolging71

. Ten slotte is er nog de

Nieuw-onafhankelijke Staat. Dit is een Opvolgerstaat waarvan het grondgebied onmiddellijk

voorafgaand aan de datum van de statenopvolging een afhankelijk gebied was waarbij de

voorganger verantwoordelijk was voor de internationale betrekkingen. Hiermee worden de

voormalige kolonies bedoeld en dus niet een deel van een staat dat zich afscheurt en

onafhankelijk wordt. Dit onderscheid is belangrijk daar de regels voor diverse problemen

verschillen naargelang het gaat om een gewone Opvolgerstaat dan wel om een Nieuw-

onafhankelijke Staat.

69

Art 2, 1. b) Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen. 70

Ibid., art 2, 1. c). 71

Ibid., art 2, 1. d).

Page 16: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

16

31. Belangrijk om te stipuleren is het onderscheid tussen statenopvolging en staatscontinuïteit.

Het eerstgenoemde behandelt, zoals gezegd, de juridische problemen die rijzen in geval van

een verandering van soevereiniteit over een bepaald territorium.72

Bij staatscontinuïteit

daarentegen blijft dezelfde staat bestaan ondanks een verandering in de bevolking en van het

grondgebied.73

Het is echter niet steeds even eenvoudig om deze twee begrippen van elkaar te

scheiden in de praktijk, omdat deze vaak samengaan. Er zijn verschillende vormen van

statenopvolging waarbij de Voorgangerstaat op zich blijft voort bestaan, maar dan zonder het

stuk grondgebied dat onafhankelijk is geworden en dus de Opvolgerstaat vormt. Deze staat

wordt met een Engelse term aangeduid als de ‘Continuator state’. In het verloop van deze

masterproef zal ik de term ‘Verderzettende Staat’ gebruiken om de ‘Continuator state’ te

omschrijven.

32. Om te bepalen of de Voorgangerstaat ook de Verderzettende Staat is, zijn er een aantal

criteria die men in overweging dient te nemen. Zo zal de Voorgangerstaat doorgaans de

Verderzettende Staat vormen indien deze het grootste deel van het grondgebied en de

bevolking behoudt. Verder dienen de gouvernementele instellingen van de Voorgangerstaat

onveranderd te blijven. Ten slotte moet ook rekening gehouden worden met de reactie van de

internationale rechtsorde74

, de claim van de staat zelf inzake de verderzetting van de

internationale persoonlijkheid van de Voorgangerstaat en het standpunt van de overige

Opvolgerstaten.75

33. Deze criteria zijn een constante doorheen de statenpraktijk van statenopvolging. In het

geval van Bangladesh en Pakistan, bijvoorbeeld, scheurde Bangladesh zich af. Pakistan werd

beschouwd als de Verderzettende Staat. Zijn gouvernementele instituties bleven onveranderd

en het grootste deel van het grondgebied van de Voorgangerstaat behoorde Pakistan toe. Ook

al bevond de meerderheid van de bevolking zich op het grondgebied van Bangladesh, toch

72

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 71; J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New

York, Oxford University Press, 2012, 423; M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University

Press, 2008, 959. 73

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 71; J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New

York, Oxford University Press, 2012, 426-427; M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge

University Press, 2008, 960. 74

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 960. 75

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 67 en 82-83.

Page 17: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

17

aanvaardden de staten Pakistan als Verderzettende Staat. Dit hoogstwaarschijnlijk doordat

Bangladesh zich eenzijdig had afgescheurd.76

34. Hierna overlopen we de verscheidene vormen van statenopvolging die zich kunnen

voordoen in de praktijk. Er zal reeds een verwijzing worden gemaakt naar het specifieke geval

van Schotland bij vormen van statenopvolging die relevant zouden kunnen zijn bij een

onafhankelijkheid.

1. Verbrokkeling/Dissolutie

35. Bij dissolutie valt de bestaande staat uiteen in verschillende aparte staten. In een

dergelijke vorm van statenopvolging houdt de Voorgangerstaat op te bestaan en ontstaan er

binnen zijn voormalig grondgebied verschillende nieuwe staten, de Opvolgerstaten.77

Deze

definitie blijkt duidelijk uit een aantal mooie voorbeelden doorheen de geschiedenis. Zo is er

onder andere de verbrokkeling van de SFRY (Socialistische Federale Republiek Joegoslavië),

de voormalige USSR (Unie van Socialistische Sovjetrepublieken) en Tsjechoslowakije.

36. De SFRY werd opgericht in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en viel uiteen in

1991. Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Slovenië en de Federale Republiek

Joegoslavië78

vormden de vijf Opvolgerstaten. De FRY heeft lange tijd volgehouden dat zij de

Verderzettende Staat was. Ze was ervan overtuigd dat zij de internationale

rechtspersoonlijkheid van het voormalige SFRY kon voortzetten79

. De overige Opvolgerstaten

waren het daar niet mee eens.

37. De Badinter Commissie80

stipuleerde in haar opinie 8 dat de SFRY niet langer bestond.81

De Commissie herhaalde die vaststelling in opinie 9 waar ze daarenboven stelde dat alle

76

Ibid., 78-79. 77

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 979; A. BOYLE en J.

CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International Law Aspects, 10

december 2012, 83; P. DUMBERRY, “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent

and unjustifiable solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”,

L.J.I.L. 2015, (13) 17; P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the

context of Secession: From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of

treaties”, BaltYIL. 2013, (27) 29. 78

Deze werd gevormd door de staten Servië en Montenegro. Hierna ‘FRY’. 79

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 185-186. 80

Deze Commissie werd op 27 augustus 1991 opgericht door de Raad van Ministers (binnen de toenmalige

EEG) om de Conferentie over Joegoslavië te voorzien van juridisch advies. Ze heeft vijftien opinies gegeven

over “belangrijke juridische vraagstukken” in het kader van het conflict tussen de verschillende staten van de

Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. De commissie werd bekend onder de naam “Badinter

Commissie” doordat Robert Badinter de voorzitter was van deze Commissie. 81

The Badinter Arbitration Committee, 4 juli 1992, Opinion 8, 31 ILM 1992, (1521) 1523.

Page 18: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

18

nieuwe staten gelijke Opvolgerstaten zijn.82

Ten slotte was de Commissie van mening in

opinie 10 dat niemand de persoonlijkheid van de SFRY kon verderzetten83

.84

38. De FRY stelde dat zij het enige land was dat er niet voor gekozen had om de voormalige

SFRY te verlaten en dat zij dus de rechtspersoonlijkheid van de SFRY kon verder zetten. Ze

beweerden dat er in casu geen sprake was van een dissolutie van de SFRY maar wel van een

afscheuring door de overige staten van de SFRY.85

Dit is een zienswijze die niet werd

gevolgd door de internationale rechtsorde, zoals onder andere blijkt uit de houding van de

Verenigde Naties voor wat betreft de verderzetting van het lidmaatschap van de SFRY. De

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties stelde in een resolutie vast dat de claim van de FRY

tot automatische verderzetting van het lidmaatschap van de SFRY niet eensgezind werd

aanvaard.86

De Veiligheidsraad gaf dan ook de Algemene Vergadering van de VN de raad om

te beslissen dat de FRY nieuw lidmaatschap van de VN dient aan te vragen.87

De Algemene

Vergadering heeft de aanbeveling van de Veiligheidsraad ter harte genomen en besliste dat de

FRY niet automatisch lid kon blijven van de VN.88

Op 1 november 2000 werd de FRY

toegelaten als nieuw lid van de VN.89

39. In casu zien we dus zeer duidelijk dat het uiteenvallen van de voormalige Socialistische

Federale Republiek Joegoslavië een voorbeeld is van dissolutie. De Voorgangerstaat (de

voormalige SFRY) hield op te bestaan en op haar grondgebied ontstonden nieuwe staten, de

Opvolgerstaten.

40. Een ander voorbeeld is de verbrokkeling van de USSR90

of de Sovjet-Unie. De USSR viel

in 1990 uit elkaar na een mislukte staatsgreep. In de nasleep hiervan verklaarden alle

republieken van de Sovjet-Unie zich onafhankelijk. De Baltische staten (Estland, Letland en

Litouwen), Oekraïne, Wit-Rusland, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië,

82

The Badinter Arbitration Committee, 4 juli 1992, Opinion 9, 31 ILM 1992, (1521) 1524-1525. 83

The Badinter Arbitration Committee, 4 juli 1992, Opinion 10, 31 ILM 1992, (1521) 1526. 84

S. TERRETT, The dissolution of Yugoslavia and the Badinter Arbitration Commission. A contextual study of

peace-making efforts in the post-Cold War world, Aldershot, Ashgate, 2000, 177; K.G. BÜHLER, State

succession and membership in International Organizations. Legal theories versus Political pragmatism, Den

Haag, Kluwer Law International, 2001, 180-184. 85

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 186. 86

Resolutie 757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (30 mei 1992), UN Doc. S/RES/757 (1992);

(hierna ‘VR van de VN’). 87

Resolutie 777 VR van de VR (19 september 1992), UN Doc. S/RES/777 (1992). 88

Resolutie 47/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (19 september 1992), UN Doc.

A/RES/47/1 (1992); (‘hierna AV van de VN’) 89

Resolutie 55/12 AV van de VN (10 november 2000), UN Doc. A/RES/55/12 (2000). 90

Unie van Socialistische Sovjetrepublieken.

Page 19: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

19

Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan, Moldavië en de Russische Federatie (of Rusland)

vormden de Opvolgerstaten. De Baltische staten nemen een bijzondere positie in. Zij werden

in augustus 1940 bezet door de Sovjet-Unie en opgenomen als nieuwe republieken van deze

Unie. Het merendeel van de staten erkenden de annexatie van deze staten niet, althans niet de

iure.91

Reeds in 1990 claimden de Baltische staten een terugkeer naar hun onafhankelijkheid.

Na de mislukte staatsgreep herhaalden ze de claim om hun onafhankelijkheid te herstellen en

werden door de internationale rechtsorde ook als zodanig erkend, inclusief door Rusland. Het

merendeel van de staten erkenden dus dat de Baltische staten identiek waren aan de Baltische

staten voor de annexatie in 1940. Het is echter zo dat de meeste internationale organisaties,

waaronder de Verenigde Naties, pas ontstaan zijn na de Tweede Wereldoorlog. Bijgevolg

moesten de Baltische Staten toch het lidmaatschap aanvragen van deze organisaties na hun

hernieuwde onafhankelijkheid.92

Daarnaast waren Oekraïne en Wit-Rusland reeds lid van de

VN. Zij traden samen met de USSR toe ook al maakten zij op dat moment al deel uit van de

Sovjet Unie. De overige Opvolgerstaten dienden nieuw lidmaatschap aan te vragen. Zij

hebben dit dan ook gedaan en werden toegelaten tot de VN.93

41. Er werd gesteld dat de USSR na het uiteenvallen niet langer bestond. Het is echter zo dat

de Russische Federatie de internationale persoonlijkheid van de voormalige USSR verder

zette in de praktijk. Zo verklaarde Rusland onder andere dat zij het lidmaatschap van de

USSR binnen de VN zou verder zetten, zoals blijkt uit de brief gezonden naar de Secretaris-

Generaal van de Verenigde Naties: “I have the honour to inform you that the membership of

the Union of Soviet Socialist Republics in the United Nations, including the Security Council

and all other organs and organizations of the United Nations system, is being continued by

the Russian Federation (…) In this connection, I request that the name ‘Russian Federation’

should be used in the United Nations in place of the name ‘the Union of Soviet Socialist

91

R. MÜLLERSON, “The Continuity and Succession of States, By Reference to the Former USSR and

Yugoslavia”, 42 ICLQ 1993, (473) 480. 92

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 177-179; Estland: Resolutie 46/4 AV van de

VN (17 september 1991), UN Doc. A/RES/46/4 (1991); Letland: Resolutie 46/5 AV van de VN (17 september

1991), UN Doc. A/RES/46/5 (1991); Litouwen: Resolutie 46/6 AV van de VN (17 september 1991), UN Doc.

A/RES/46/6 (1991). 93

Moldavië: Resolutie 46/223 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/223 (1992); Kazachstan:

Resolutie 46/224 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/224 (1992); Kirgizië: Resolutie 46/225 AV

van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/225 (1992); Oezbekistan: Resolutie 46/226 (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/226 (1992); Armenië: Resolutie 46/227 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/227

(1992); Tadzjikistan: Resolutie 46/228 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/228 (1992);

Turkmenistan: Resolutie 46/229 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/229 (1992); Azerbeidzjan:

Resolutie 46/230 AV van de VN (2 maart 1992), UN Doc. A/RES/46/230 (1992); Georgië: Resolutie 46/241 AV

van de VN (31 juli 1992), UN Doc. A/RES/46/241 (1992).

Page 20: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

20

Republics’.”94

De Opvolgerstaat Rusland is in dit geval dus de facto tegelijk ook de

Verderzettende Staat.95

Rusland behield namelijk het grootste deel van het grondgebied en de

bevolking van de Voorgangerstaat en claimde zelf de verderzetting van de internationale

persoonlijkheid van de USSR. Daarnaast aanvaardden de overige Opvolgerstaten de status

van Rusland als Verderzettende Staat en maakte de internationale rechtsorde daartegen ook

geen bezwaar.96

42. Een derde voorbeeld is de dissolutie van Tsjechoslowakije. De Tsjechische en Slovaakse

Federale Republiek hield op te bestaan op 31 januari 1992 en twee nieuwe Opvolgerstaten

ontstonden op 1 januari 1993, Tsjechië en Slowakije. Beide staten dienden nieuw

lidmaatschap aan te vragen bij de VN, daar geen van beiden de rechtspersoonlijkheid van de

Tsjechische en Slovaakse Federale Republiek wensten verder te zetten.97

43. Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, zou de situatie verschillen van de

hier uiteengezette situaties. Wanneer het resterende deel van het VK zou claimen dat het de

internationale rechtspersoonlijkheid zou wensen verder te zetten van de Voorgangerstaat,

zoals het FRY gedaan heeft bij de dissolutie van de SFRY, dan zou dit hoogstwaarschijnlijk

wel worden aanvaard door de internationale rechtsorde.

44. Daarnaast is het grote verschil met zowel de SFRY als met de USSR het feit dat er maar

twee Opvolgerstaten zullen zijn ten gevolge van de afscheuring van Schotland. De situatie

zou dus het meest te vergelijken zijn met het voorbeeld van Tsjechoslowakije. Maar ook dit

geval lijkt niet toepasselijk te zijn op de situatie van Schotland, aangezien het mij zeer

onwaarschijnlijk lijkt dat het resterende deel van het Verenigd Koninkrijk zou aanvaarden dat

beide staten louter Opvolgerstaten zijn en dat zij dus beide onder andere nieuw lidmaatschap

dienen aan te vragen bij internationale organisaties. Het resterende deel van het Verenigd

Koninkrijk zal naar alle waarschijnlijkheid de internationale rechtspersoonlijkheid van de

Voorgangerstaat willen voortzetten.98

94

Y.Z. BLUM, “Russia Takes Over the Soviet Union’s Seat at the United Nations”, 3 EJIL 1992, (354) 356. 95

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 151-154; 157-166; 171-172. 96

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 79-80. 97

Tsjechië: Resolutie 47/221 AV van de VN (19 januari 1993), UN Doc. A/RES/47/221 (1992); Slowakije:

Resolutie 47/222 AV van de VN (19 januari 1993), UN Doc. A/RES/47/222 (1993). 98

Infra, nr. 163.

Page 21: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

21

2. Afscheuring/Secessie

45. Wanneer er sprake is van secessie scheurt een deel van een bestaande staat zich los van

die staat met het oog op onafhankelijkheid. De Voorgangerstaat blijft op zich nog bestaan,

maar er is een (grote) verandering op het gebied van territorium en bevolking als gevolg van

de afscheuring van een deel van haar grondgebied. De Voorgangerstaat vormt dan doorgaans

de Verderzettende Staat.99

Het deel dat zich afscheurde van de Voorgangerstaat vormt de

Opvolgerstaat. Voorbeelden na de Tweede Wereldoorlog zijn Pakistan en India, Syrië en

Verenigde Arabische Republiek, Singapore en Maleisië, Bangladesh en Pakistan…

46. Singapore en Malaya vormden samen op 16 september 1963 de nieuwe staat Maleisië.

Deze unie hield echter niet lang stand. Omwille van fundamentele verschillen scheurde

Singapore zich af van Maleisië op een vreedzame manier. De beide staten sloten een

overeenkomst100

omtrent de secessie en op 9 augustus 1965 werd Singapore een

onafhankelijke staat.

47. Indien de Schotse onafhankelijkheid werkelijkheid zou worden, zou de situatie

vergelijkbaar kunnen zijn met het hiervoor gegeven voorbeeld. Hoogstwaarschijnlijk zou de

onafhankelijkheid van Schotland worden verworven op een vreedzame manier en zouden de

beide Opvolgerstaten een akkoord sluiten omtrent de afscheuring.101

48. Brits-Indië was lange tijd een kolonie van het Verenigd Koninkrijk. Nochtans verwierf

deze staat nog tijdens deze periode reeds internationale persoonlijkheid. Zo was Brits-Indië

één van de originele lidstaten van de Verenigde Naties102

. India verkreeg zijn

onafhankelijkheid op 15 augustus 1947. Op dat zelfde moment scheurde Pakistan zich af van

India en werd zo een onafhankelijke en soevereine staat. Er is hier sprake van een enigszins

artificiële secessie103

wat niet wegneemt dat de gebeurtenis internationaal aanvaard werd als

een statenopvolging. India wordt aangeduid als de Verderzettende Staat en Pakistan is de

99

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 974; P. DUMBERRY, “State

succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent and unjustifiable solution adopted for

secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, (13) 17; P. DUMBERRY en

D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession: From the principle of

Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013, (27) 29. 100

The Independence of Singapore Agreement, 7 augustus 1965. 101

Infra, nr. 165. 102

De VN werd opgericht in 1945, te San Francisco. 103

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 35-37.

Page 22: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

22

Opvolgerstaat. Vandaar dat India het lidmaatschap van Brits-Indië in de VN kon verderzetten

en dat Pakistan zijn lidmaatschap diende aan te vragen.104

3. Dekolonisatie

49. In het geval van dekolonisatie wenst een kolonie zich af te scheuren van de moederstaat

en als een onafhankelijke staat verder te gaan. Deze vorm van statenopvolging lijkt zeer sterk

op de afscheuring. Het is echter zo dat er werd voorzien in een aparte categorie voor

gedekoloniseerde staten waaraan verschillende toepasselijke regels inzake statenopvolging

werden verbonden. Dit zien we bijvoorbeeld zeer goed in het Verdrag van Wenen inzake

statenopvolging met betrekking tot staatseigendommen, -archieven en -schulden105

.

50. Dit verdrag regelt de verdeling van de staatsschuld in geval van statenopvolging. In

principe is het zo dat de staatsschuld van de Voorgangerstaat over gaat op de

Opvolgerstaat.106

Wanneer het echter een Nieuw-onafhankelijke Staat betreft, hiermee wordt

een voormalige kolonie bedoeld zoals uiteengezet hierboven, dan gaat geen enkele

staatsschuld van de Voorgangersstaat over op deze Nieuw-onafhankelijke Staat, tenzij beide

staten een andersluidend akkoord hebben gesloten.107

51. Er werd bij de redactie van het Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 door de

Commissie voor Internationaal Recht (hierna ‘ILC’)108

geopteerd een onderscheid te maken

tussen dekolonisatie en afscheuring, aangezien algemeen werd aangenomen dat een kolonie

niet behoort tot het grondgebied van zijn moederstaat. Een afscheuring van het grondgebied

van de moederstaat is dus technisch gezien niet mogelijk aangezien de kolonie er nooit deel

heeft van uit gemaakt109

. Daarnaast is het zo dat bij deze vorm van statenopvolging zeer

duidelijk de creatie van een nieuwe staat met een volledig eigen en onafhankelijk

gouvernementeel systeem voorop staat daar waar de meeste vormen van statenopvolging zich

104

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 42-47. 105

Infra, nr. 101-130. 106

Art. 34 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 107

Ibid., art. 38. 108

De ILC werd in 1947 in het leven geroepen door de Algemene Vergadering om tegemoet te komen aan de

haar gegeven opdracht in artikel 13, 1. Handvest VN: “De Algemene Vergadering geeft opdracht tot het

verrichten van studies en doet aanbevelingen gericht op: (a) het bevorderen van internationale samenwerking op

politiek gebied en het stimuleren van progressieve ontwikkeling en de codificatie van internationaal recht; (…).”

http://legal.un.org/ilc/. 109

P. DUMBERRY, “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent and unjustifiable

solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, (13)

17-18.

Page 23: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

23

vooral concentreren op de verandering van soevereiniteit over een welbepaald grondgebied.110

Dit nuanceverschil verklaart en verantwoordt in zekere zin de verschillende toepasselijke

regimes binnen de twee Verdragen van Wenen inzake Statenopvolging voor langs de ene kant

de gedekoloniseerde, Nieuw-onafhankelijke Staten en langs de andere kant de overige

gevallen (zijnde de algemene regels die tevens spelen voor de gevallen van afscheuring waar

ook een nieuwe staat wordt gecreëerd).

4. Samensmelting

52. Wanneer twee of meer staten samensmelten, vormen de bestaande staten samen één

nieuwe staat.111

Dit is een praktijk die niet vaak voorkomt op het gebied van statenopvolging.

Een voorbeeld is de Verenigde Arabische Republiek. Syrië en Egypte vormden vanaf 1

februari 1958 deze nieuwe republiek. Beide staten hielden op te bestaan en versmolten tot één

enkele nieuwe staat.112

53. Daarnaast bestaat er ook het voorbeeld van de Republiek Jemen. Jarenlang bestond er

enerzijds Noord-Jemen (de Jemenitische Arabische Republiek) en anderzijds Zuid-Jemen (de

Democratische Volksrepubliek Jemen). Op 22 april 1990 sloten deze twee landen een

overeenkomst waarmee de eenmaking tot de Republiek Jemen werd gerealiseerd. Het eerste

artikel van deze overeenkomst stelde het volgende: “On the 26th of May 1990 (corresponding

to the first of Dhi'l-Qa'da of the Hegira year 1410), there shall be established between the

State of the Yemen Arab Republic and the State of the People's Democratic Republic of Yemen

(both parts of the Yemeni Homeland) a full and complete union, based on a merger, in which

the international personality of each of them shall be integrated in a single international

person called "the Republic of Yemen." The Republic of Yemen shall have one legislative,

executive and judicial power.”113

Ook hier hielden de Jemenitische Arabische Republiek en

de Democratische Volksrepubliek Jemen op te bestaan en kreeg de nieuw gevormde staat, de

Republiek Jemen, internationale persoonlijkheid.

5. Absorptie

54. Bij absorptie wordt een bestaande staat als het ware opgeslorpt door een andere bestaande

staat. De eerste staat verliest zijn rechtspersoonlijkheid daar waar de laatste zijn internationale

persoonlijkheid gewoon verder zet, ook al vond er een grote verandering plaats in zijn

110

Ibid., 23. 111

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 973. 112

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 50-51. 113

Agreement Establishing a Union between the State of the Yemen Arab Republic and the State of the People's

Democratic Republic of Yemen, 22 april 1990; eigen nadruk.

Page 24: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

24

grondgebied en wat betreft zijn bevolkingsaantal.114

Deze vorm van statenopvolging is, net

zoals de samensmelting, niet zo vaak voorkomend.

55. De eenmaking van Duitsland in 1990 is een voorbeeld van deze praktijk. Tot op 3 oktober

1990 bestond Duitsland uit twee aparte staten, Oost-Duitsland (de Duitse Democratische

Republiek) en West-Duitsland (Bondsrepubliek Duitsland). Hier is geen sprake van

samensmelting tot één nieuwe staat, aangezien niet beide staten hun rechtspersoonlijkheid

verliezen. In casu trad de Duitse Democratische Republiek toe tot de Bondsrepubliek

Duitsland. Zij verloor daarbij haar rechtspersoonlijkheid, daar waar de Bondsrepubliek haar

internationale rechtspersoonlijkheid verder zette.115

6. Overdracht

56. Wanneer er sprake is van overdracht, draagt een bestaande staat een bepaald stuk van zijn

grondgebied over aan een andere bestaande staat via een akkoord. De overdragende staat is

dan de Voorgangerstaat en de staat aan wie het stuk werd overgedragen zal de Opvolgerstaat

zijn.

57. Een voorbeeld is de overdracht van Hongkong. In 1842 werd het verdrag van Nanking

gesloten tussen China (het toenmalige Qing-keizerrijk) en het Verenigd Koninkrijk. Dit

verdrag voorzag in de overdracht van Hongkong aan het Verenigd Koninkrijk ‘tot in de

eeuwigheid’.116

58. Ook de overdracht van de Filipijnen in 1898 door Spanje aan de Verenigde Staten valt

onder deze vorm van statenopvolging. De Filipijnen zijn een afhankelijk gebied gebleven van

de VS tot in 1934.117

59. Belangrijk om te stipuleren is het feit dat een overdracht van een grondgebied maar

mogelijk zal zijn indien de staat die het gebied overdraagt een geldige titel heeft.118

Dit is

gebleken uit de Island of Palmas-arbitrage. Spanje wou het eiland Palmas overdragen aan de

114

M. N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 971. 115

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 127-128; K. HAILBRONNER, “Legal Aspects

of the Unification of the Two German States”, 2 EJIL 1991, (18) 34. 116

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 1008-1009. 117

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 37. 118

T. RUYS, Inleiding tot het internationaal recht, Gent, Gandaius, 2016, 120.

Page 25: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

25

Verenigde Staten. Uit de arbitrage bleek echter dat Spanje geen geldige titel had om het eiland

over te dragen, daar het eiland in werkelijkheid toebehoorde aan Nederland.119

B. Verdragen 60. Sinds jaar en dag zijn er twee stromingen binnen de theorie over statenopvolging inzake

verdragen. Langs de ene kant zijn er de aanhangers van de theorie van tabula rasa. Deze zijn

van mening dat de Opvolgerstaat niet gebonden is door de verdragen gesloten door de

Voorgangerstaat. Langs de andere kant zijn er dan de voorstanders van de theorie van

continuïteit die van mening zijn dat de Opvolgerstaat net wél gebonden is door de verdragen

gesloten door de Voorgangerstaat.120

61. Het Verdrag van Wenen van 1978 poogde deze discussie te beslechten. Het Verdrag werd

echter maar door 22 staten geratificeerd121

en werd fel bekritiseerd door de rechtsleer. Vooral

het onderscheid gemaakt door de ILC tussen de Nieuw-onafhankelijke Staten en de staten

ontstaan via secessie stuitte veel auteurs tegen de borst, daar uit de voorbereidende werken en

de statenpraktijk bleek dat dit onderscheid niet strookte met de realiteit. De ILC maakte deze

keuze op grond van politieke overwegingen en niet aan de hand van de statenpraktijk.122

62. De opstellers van het verdrag kozen er dus voor om een onderscheid te maken tussen

enerzijds de Nieuw-onafhankelijk Staten (1) en anderzijds de staten die ontstaan uit de

vereniging en scheiding van staten (2).123

In het volgende stuk wordt dezelfde indeling

aangehouden. Aangezien mensenrechtenverdragen een bijzondere positie innemen124

binnen

de verdragen, haal ik deze ook aan en met name de vraag of er sprake kan zijn van een

automatische opvolging bij deze soort verdragen (3).

1. Nieuw-onafhankelijke Staten

63. Het Verdrag van Wenen van 1978 voert als algemeen principe aan dat een Nieuw-

onafhankelijke Staat niet verplicht is een verdrag verder te zetten, louter en alleen omdat dit

119

Island of Palmas case (Nederland v. Verenigde Staten), 4 april 1928, RIAA Vol. II, 829-871. 120

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 28. 121

Ibid., 39. 122

Ibid., 44-45. 123

Termen gehanteerd in de titel van het Verdrag van Wenen. Daarmee wordt enerzijds gedoeld op de vorm van

samensmelting van staten (art. 31-33 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met

betrekking tot Verdragen) en anderzijds duidt de term scheiding zowel op de afscheuring van een deel van een

staat als op de verbrokkeling van een staat in meerdere staten (art. 34-37 Verdrag van Wenen van 23 augustus

1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen). 124

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 981.

Page 26: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

26

van kracht was onder de Voorgangerstaat.125

Daarna maakt het Verdrag, onder het hoofdstuk

voor de Nieuw-onafhankelijke Staten, nog een onderscheid tussen de regels toepasselijk op de

bilaterale en deze op de multilaterale verdragen.

64. Als we kijken naar artikel 17 van het Verdrag zien we dat de opstellers zeer duidelijk de

kaart van de tabula rasa theorie hebben getrokken voor de Nieuw-onafhankelijke Staten.126

Deze laatste heeft echter wel de mogelijkheid om lid te worden van elk multilateraal verdrag

waarvan de Voorgangerstaat ook lid was. Dit kan zij doen door middel van een schriftelijke

verklaring van voortgezette gebondenheid.127

Ten gevolge van een dergelijke verklaring zal

de Nieuw-onafhankelijke Staat partij zijn bij het verdrag vanaf de datum van de

statenopvolging.

65. Het tabula rasa principe werd gekozen voor de Nieuw-onafhankelijke Staten wegens hun

recht op zelfbeschikking128

. De gesprekken over de creatie van een verdrag inzake

statenopvolging en de gevolgen daarvan voor de verdragen werden opgestart in een periode

(jaren 60 en 70) van dekolonisatie. De staten die onafhankelijk werden, zetten zich af tegen

het heersende internationale recht dat naar hun mening enkel de belangen van het Westen

behartigde. Vandaar dat de opstellers van mening waren dat er andere regels dienden te

worden gehanteerd wanneer er sprake is van statenopvolging binnen het kader van

dekolonisatie.129

66. Voor wat betreft de bilaterale verdragen wordt aangenomen dat het verdrag van kracht

blijft tussen de Nieuw-onafhankelijke Staat en de andere staat (partij bij het verdrag) indien

dat uitdrukkelijk zo is overeengekomen of indien uit hun gedrag blijkt dat het zo is

overeengekomen.130

Ook bij de bilaterale verdragen opteerden de opstellers van het Verdrag

van Wenen duidelijk voor het tabula rasa principe. Toch verschillen de toepasselijke regels

bij de bilaterale verdragen van deze toepasselijk op de multilaterale verdragen. Daar waar bij

125

Art. 16 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen. 126

Het eerste lid van dit artikel bepaalt namelijk: “(…) kan een nieuw-onafhankelijke Staat, door middel van een

verklaring van voortgezette gebonden, zijn status bepalen als partij bij een multilateraal verdrag dat op de

datum van de statenopvolging in werking was voor het gebied waarop de statenopvolging betrekking heeft.”. 127

Art. 22 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen. 128

Een volk heeft het recht om vrij te beslissen over zijn politieke status en om vrijelijk een economische,

sociale en culturele ontwikkeling na te streven. Volgens het Canadese Supreme Court is het recht op

zelfbeschikking zo ruim aanvaard dat er sprake is van een regel van internationaal gewoonterecht, Reference re

Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM 1998, (1342) 1369,

para. 114. 129

P. DUMBERRY, “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent and unjustifiable

solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, (13)

23-24. 130

Art. 24, 1. Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen.

Page 27: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

27

de laatst genoemde categorie een Nieuw-onafhankelijke Staat lid kan worden van elk verdrag

louter en alleen door een (schriftelijke) verklaring van voortgezette verbondenheid, is dit niet

het geval bij de bilaterale verdragen. Een Nieuw-onafhankelijke Staat kan niet enkel op basis

van zijn eenzijdige wil partij worden bij een bilateraal verdrag. Daarnaast dient ook de andere

Verdragsstaat daar toe in te stemmen.131

67. De keuze voor het tabula rasa principe werd hier niet ingegeven door het recht op

zelfbeschikking van de gedekoloniseerde staten. Wel werd gekozen voor dit principe omwille

van het essentieel vrijwillige karakter van een bilateraal verdrag.132

De partijen bij een

dergelijk verdrag kiezen ervoor met elkaar te onderhandelen en een relatie op te starten

omwille van de tegenpartij. Een staat sluit dit verdrag enkel met een andere staat waarmee hij

wenst samen te werken. Vandaar dat in geval van statenopvolging de toestemming van de

andere partij noodzakelijk is. Men kan een staat niet verplichten een bilateraal verdrag verder

te zetten met een partij die ze niet zelf heeft gekozen.

2. Staten ontstaan via afscheuring of verbrokkeling

68. Het verdrag van Wenen van 1978 maakt onder de titel ‘vereniging en scheiding van

Staten’ geen onderscheid tussen bilaterale en multilaterale verdragen. Wat op zich een spijtige

zaak is. Het karakter van beide soorten is namelijk compleet verschillend en dat vraagt naar

mijn mening toch om een te onderscheiden aanpak. De redenering die de opstellers

hanteerden voor het onderscheid tussen bilaterale en multilaterale verdragen bij de Nieuw-

onafhankelijke Staten is hier niet verdwenen. Ook onder deze categorie behouden de

bilaterale verdragen hun essentieel vrijwillig karakter, wat vraagt om een verschillende

behandeling.

69. De opstellers kozen hier voor het principe van continuïteit voor zowel de gevallen van

verbrokkeling als de gevallen van afscheuring, zoals blijkt uit artikel 34 van het Verdrag van

Wenen van 1978. Wanneer er sprake is van dissolutie of afscheuring blijft elk verdrag dat van

kracht was op het grondgebied van de Opvolgerstaat op de datum van de statenopvolging en

dat werd aangegaan door de Voorgangerstaat, gelden voor de Opvolgerstaat.133

131

P. DUMBERRY, “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent and unjustifiable

solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, (13)

25. 132

Ibid., 24-26. 133

Art. 34 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen.

Page 28: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

28

70. De Opvolgerstaat is dus gebonden door de verdragen gesloten door de Voorgangerstaat.

De keuze voor dit principe is te begrijpen voor wat betreft de multilaterale verdragen. De

derde staten hebben recht op rechtszekerheid.134

De garantie dat een verandering van

soevereiniteit over een grondgebied of bevolking de verderzetting van een verdrag niet in het

gedrang zal brengen, biedt een dergelijke zekerheid. Voor bilaterale verdragen is dit toch

enigszins anders. De opvolging van bilaterale verdragen heeft in essentie een vrijwillig

karakter. Vandaar dat het regime van toepassing bij Nieuw-onafhankelijke Staten ook

toepasselijk zou moeten zijn op alle nieuwe staten.135

71. De ILC geeft nochtans zelf aan in haar voorbereidende werken dat uit de statenpraktijk

blijkt dat het principe van tabula rasa de heersende praktijk was in het geval van

afscheuring.136

Dit kan gestaafd worden aan de hand van een aantal voorbeelden van

afscheuring, die zich voordeden vóór het Verdrag van Wenen van 1978.

72. Ten eerste is er het geval van Pakistan. Pakistan scheurde zich af van India in 1947, net na

de onafhankelijkheid van India137

. Het akkoord gesloten tussen Pakistan en India ter regeling

van de afscheuring voorzag in de automatische opvolging van de verdragen gesloten door

India. Maar zowel de Verenigde Naties als andere staten verzetten zich daartegen. Daarnaast

besliste ook het Pakistaans Hoog Gerechtshof dat er geen opvolging was voor de

verdragen.138,139

73. Als tweede voorbeeld is er Singapore. Deze staat werd in 1965 onafhankelijk van Maleisië

via een afscheuring. Ook hier voorzag het devolutie-akkoord tussen Singapore en Maleisië in

een automatische verderzetting van de verdragen gesloten door Maleisië, maar uit de

134

P. DUMBERRY, “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent and unjustifiable

solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978 Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, (13)

23. 135

Ibid., 27. 136

Zo stelde de ILC bijvoorbeeld het volgende: “(…) evidence strongly indicates that the separated territory

which becomes a sovereign State is to be regarded as a newly independent State to which in principle the rules

of the present draft articles concerning newly independent States should apply” in INTERNATIONAL LAW

COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the International Law

Commission on the work of its twenty-fourth session”, ILC Yearbook 1972 vol. II, (219) 297. 137

India behoorde tot Brits-Indië en werd onafhankelijk in 1947. India werd aangeduid als de Verderzettende

Staat van Brits-Indië. De ‘afscheuring’ van Pakistan is in enige zin artificieel daar India en Pakistan op hetzelfde

moment onafhankelijk werden. 138

Pakistan, Karachi Court of Appeal, 18 februari 1959, Barlas Brothers (Karachi) v. Yangtze (London) Ltd., 27

ILR 1994, 35-44. 139

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 35-37.

Page 29: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

29

handelingen van Singapore nadien kan de toepassing van het tabula rasa principe worden

afgeleid, daar ze de meeste verdragen niet toepasten.140

74. Bovendien koos de ILC in haar eerste versie van het Verdrag in 1972 wel degelijk voor

het principe van tabula rasa, ook voor de staten ontstaan door afscheuring. Er werd in het

toenmalige artikel 28 namelijk gesteld dat wanneer een deel van een staat zich afscheurde, de

verdragen die van toepassing waren op de datum van de statenopvolging bindend bleven voor

het resterende grondgebied, tenzij men anders overeengekomen was of tenzij het verdrag

enkel van kracht was op het grondgebied dat zich afscheurde. De nieuw gecreëerde staat, de

Opvolgerstaat, werd geacht zich in een zelfde situatie te bevinden als de Nieuw-

onafhankelijke Staat en de regels van deze laatstgenoemde categorie waren dan ook

overeenkomstig van toepassing op de Afscheurende Staat.141

75. In het geval van afscheuring zou de Verderzettende Staat dus gebonden geweest zijn door

de verdragen aangegaan door de Voorgangerstaat, maar de Afscheurende Staat zou er dan

weer niet door gebonden zijn. De ILC was namelijk van mening dat de situatie waarin deze

nieuwe staten zich bevonden gelijkaardig was aan deze van de Nieuw-onafhankelijke Staten

waarvoor het tabula rasa principe gold. Er was met name de veronderstelling dat de nieuwe

staat niet heeft kunnen deelnemen aan de onderhandelingen en het implementatieproces van

een verdrag. Het zou dan ook niet eerlijk zijn voor een nieuwe staat om gebonden te zijn door

deze verdragen.142

76. Later vond de ILC echter dat de gevallen van afscheuring en verbrokkeling op gelijke voet

moesten worden behandeld en paste dit aan in haar definitieve ontwerp van 1974. Het

toenmalige artikel 33 bestond uit dezelfde bewoordingen als het huidige artikel 34 van het

Verdrag van Wenen, alleen bestond er op dat moment nog een derde paragraaf.143

77. De ILC opteerde vanaf nu voor het principe van continuïteit, niet alleen voor de staten die

onafhankelijk werden ten gevolge van verbrokkeling, maar ook voor de nieuwe staten die

ontstaan zijn via afscheuring. Toch werd er rekening gehouden met de realiteit en voegde men

140

Ibid., 37-38. 141

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its twenty-fourth session”, ILC Yearbook 1972 vol. II, (219) 295-

298. 142

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 41. 143

Infra, voetnoot nr. 144.

Page 30: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

30

een derde paragraaf144

toe aan het artikel. Hierin werd gesteld dat het principe van tabula rasa

zou gelden voor de nieuwe staat ontstaan via afscheuring indien deze nieuwe staat zich in

dezelfde situatie bevond als een Nieuw-onafhankelijke Staat. Om na te gaan of een nieuwe

staat zich in een gelijkaardige positie bevond als een Nieuw-onafhankelijke Staat onderzocht

men of de Afscheurende Staat, de toenmalige lokale entiteit, heeft kunnen deelnemen aan de

beslissing tot ratificatie van het verdrag. Zo ja, dan is het logisch dat de nieuwe staat daartoe

gebonden bleef, aangezien ze zelf mee heeft beslist. Zo niet, dan zou het oneerlijk zijn dat een

verdrag aan de nieuwe staat zou worden opgedrongen en dus was de Afscheurende Staat daar

niet door gebonden.145

78. Er kwam echter kritiek op dit onderscheid. Men stelde dat deze oplossing de bewegingen

die streefden naar een afscheuring bevoordeelden en dus net zou aanzetten tot een

afscheuring. Vandaar liet de ILC in de definitieve tekst van het verdrag de derde paragraaf

weg en zijn staten die ontstaan zijn uit verbrokkeling net zoals deze ontstaan uit afscheuring

automatisch gebonden door de verdragen gesloten door de Voorgangerstaat. De keuze voor

het principe van continuïteit is dus niet gebaseerd op statenpraktijk maar het gevolg van een

politieke keuze van de Commissie voor Internationaal Recht.146

79. Een voorbeeld van afscheuring na het in werking treden van het Verdrag van Wenen van

1978 is Montenegro. Na het uiteen vallen van de Socialistische Federale Republiek

Joegoslavië vormden Servië en Montenegro één staat. In juni 2006 scheurde Montenegro zich

af van Servië via een referendum. De eerstgenoemde staat vormt de nieuwe staat, de

Opvolgerstaat, en Servië werd aangeduid als de Verderzettende Staat. Montenegro bepaalde

zelf welke verdragen gesloten door de Voorgangerstaat, Servië-Montenegro, het wenste

verder te zetten. Er kan dus gesteld worden dat hier in zekere zin het principe van continuïteit

werd gehanteerd al is er zeker geen sprake van een automatische gebondenheid, daar

Montenegro zelf bepaald heeft door welke verdragen het zich gebonden achtte.147

144

“3. Notwithstanding paragraph 1, if a part of the territory of a State separates from it and becomes a State in

circumstances which are essentially of the same character as those existing in the case of the formation of a

newly independent State, the successor State shall be regarded for the purposes of the present articles in all

respects as a newly independent State.”; INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the

General Assembly: Report of the International Law Commission on the work of its twenty-sixth session”, ILC

Yearbook 1974 vol. II (I), (157) 260-266. 145

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 42-43. 146

Ibid., 44. 147

Ibid., 48-54.

Page 31: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

31

80. Twee auteurs, Dumberry en Turp148

, zijn van mening dat er in de praktijk eerder een

vermoeden van continuïteit zou moeten spelen in het geval van afscheuring. Persoonlijk sluit

ik mij daar bij aan. Als een staat zich afscheurt van een andere staat dan vermoedt men dat de

nieuwe staat gebonden is door de verdragen gesloten door de Voorgangerstaat tot wanneer de

nieuwe staat, de Opvolgerstaat, uitdrukkelijk een ander standpunt inneemt. Dergelijk

vermoeden is beter dan het principe van automatische continuïteit, zoals aangenomen door de

ILC, daar op deze manier de nieuwe staat zelf kan bepalen door welke verdragen hij zich

gebonden acht en welke internationale verbintenissen hij wenst op te nemen. Daarnaast is het

vermoeden van continuïteit ook beter geschikt vandaag voor nieuwe staten die ontstaan via

afscheuring dan het principe van tabula rasa. Het is namelijk zo dat als men zou aannemen

dat een nieuwe staat niet gebonden is door de verdragen gesloten door de Voorgangerstaat, de

nieuwe staat internationaal in een vacuüm zou terechtkomen.149

Bovendien creëert een

radicale breuk met de verplichtingen aangegaan door de Voorgangerstaat een destabilisatie

van de internationale rechtsorde.150

Vandaar dat een vermoeden in het hedendaagse

internationale recht beter lijkt te zijn. Het vermoeden biedt de nieuwe staat zekerheid en

standvastigheid, maar tegelijkertijd ook de vrijheid zelf haar internationale banden en

verplichtingen te kiezen.

81. In het recente geval van de afscheuring van Montenegro is een toepassing van dit

vermoeden terug te vinden. Op het moment dat Montenegro onafhankelijk werd, gaf het aan

bereid te zijn in eerste instantie alle verdragen gesloten door de Voorgangerstaat, Servië-

Montenegro, verder te zetten. Daarna heeft Montenegro specifiek voor elk verdrag

afzonderlijk bepaald of het het betreffende verdrag wenste verder te zetten of niet.151

82. Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk dat het vermoeden van continuïteit de Afscheurende

Staat de ademruimte geeft om zeer grondig na te gaan bij welke verdragen hij belang heeft en

bij welke niet. Gedurende deze periode wordt echter ook de rechtszekerheid behouden,

148

Auteurs van het werk State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession: From

the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties. 149

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 61-65. 150

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 148. 151

P. DUMBERRY en D. TURP, “State succession with respect to multilateral treaties in the context of Secession:

From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013,

(27) 63.

Page 32: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

32

aangezien de Opvolgerstaat tot nader tegenbericht wel gebonden blijft door de verdragen.

Daar schuilt, volgens mij, het grote voordeel van een vermoeden van continuïteit.

3. Humanitaire verdragen

83. Verdragen die mensenrechten bevatten, nemen een bijzondere positie in.152

Humanitaire

verdragen omvatten zowel het humanitair internationaal recht153

als de internationale

mensenrechten.154

Deze laatsten zijn verworven rechten van de burger, het zijn verplichtingen

die de staat moet nakomen ten opzichte van zijn inwoners.155

84. Dat dergelijke verdragen een bijzondere positie bekleden, blijkt zeer duidelijk uit hun

context. Zo bevatten de mensenrechtenverdragen onder andere geen beëindigingsclausule en

heeft nog geen enkele staat een mensenrechtenverdrag opgezegd, ook al vond er een grondige

verandering plaats in het bestuur van een land. Daarnaast stelt artikel 60 van het Weens

Verdrag inzake het Verdragenrecht dat ‘bepalingen betreffende bescherming van de

menselijke persoon, opgenomen in verdragen van humanitaire aard’ niet kunnen worden

beëindigd of opgeschort als reactie op een wanprestatie van een andere partij bij dat

verdrag.156,157

85. In de Application of the Genocide Convention zaak, was rechter Shahabuddeen van

mening dat een Opvolgerstaat gebonden is door een mensenrechtenverdrag waar de

Voorgangerstaat partij bij was omwille van de bijzondere aard van dergelijke verdragen. Een

breuk in de bescherming die zo’n verdrag biedt aan burgers omwille van een statenopvolging,

zou op zichzelf in strijd zijn met het doel van de humanitaire verdragen.158

86. De auteur Kamminga is van mening dat de rechten die een burger verkregen heeft op

grond van een mensenrechtenverdrag niet kunnen worden beïnvloed door statenopvolging en

dit op grond van de theorie van de verworven rechten. Hij baseert zich daarvoor op de

152

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 981. 153

Dit recht kadert binnen de gewapende conflicten en wordt voornamelijk gevormd door de verdragen van

Genève en hun twee aansluitende protocollen; “Internationaal humanitair recht (IHR) is het geheel van regels

die de humanitaire gevolgen van een gewapend conflict probeert te beperken. Dit recht beschermt het leven, de

gezondheid en de waardigheid van personen die niet (langer) deelnemen aan een gewapend conflict. Het recht

beperkt of verbiedt ook het gebruik van bepaalde wapens en methoden in gewapende conflicten.”,

http://www.rodekruis.be/wat-doen-we/hulp-wereldwijd/ihr/. 154

In het Engels: IHL (International Humanitarian Law) en IHRL (International Human Rights Law). 155

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 142-144. 156

Art 60, 5 Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het Verdragenrecht. 157

M. KAMMINGA, “State Succession in respect of Human Rights Treaties”, 7 EJIL 1996, (469) 472. 158

IGH, 11 juli 1996, Separate opinion of Judge Shahabuddeen, Case concerning Application of the Convention

on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide (Bosnia and Herzegovina v. Serbia and

Montenegro), Judgment on Preliminary Objection, ICJ Reports 1996, 634-639.

Page 33: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

33

German settlers zaak.159

Daarin oordeelde het Permanent Internationaal Gerechtshof dat

private rechten op een geldige manier kunnen worden ingeroepen tegen de Opvolgerstaat.

Mensenrechten en fundamentele vrijheden vormen één van de belangrijkste categorieën van

rechten die een burger kan inroepen tegen de staat. Vandaar dat de auteur meent dat de theorie

van de verworven rechten naar analogie van toepassing is op mensenrechten en dat de

Opvolgerstaten steeds gebonden blijven door deze verdragen.160

87. De auteur Rasulov gaat in zijn werk161

na of er vandaag effectief een ‘automatische’

opvolging van mensenrechten bestaat. Er is sprake van een automatische opvolging wanneer

de Opvolgerstaat gebonden is door het verdrag zonder dat het de wil daartoe heeft uitgedrukt,

noch enige stappen daartoe heeft ondernomen.162

88. Het in het artikel aangehaalde Kamminga-model baseert zijn principe van automatische

opvolging op de statenpraktijk. Daaruit blijkt namelijk dat het merendeel van de

Opvolgerstaten de verplichtingen die werden aangegaan door hun voorganger, verderzetten.

Rasulov nuanceert deze bevindingen. Zoals eerder aangehaald, vereist een dergelijk

automatisme dat de Opvolgerstaat zich gebonden acht door deze verdragen zonder dat de staat

daartoe expliciet zijn wil heeft geuit. In zijn onderzoek naar de statenpraktijk van de

statenopvolging in de jaren negentig, toont de auteur aan dat het merendeel van de staten zijn

wil om de mensenrechtenverdragen verder te zetten uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven. Zo

hebben onder andere de staten die ontstaan zijn na de verbrokkeling van het Oostblok

allemaal een lijst uitgevaardigd waarin de verdragen werden vermeld die de Opvolgerstaten

zouden verder zetten.163

In principe zou zo’n mededeling niet nodig zijn bij een automatische

opvolging in de mensenrechtenverdragen. Een Opvolgerstaat zou zijn verplichtingen

nakomen zonder dat daartoe stappen moeten ondernemen worden. Het probleem met een

dergelijke aanpak, is het feit dat dit voor onzekerheid zorgt. De internationale rechtsorde blijft

in het ongewisse en weet niet wat de positie is van de nieuwe staat. Vandaar dat de meeste

staten ervoor opteren uitdrukkelijk te melden wat hun bedoelingen zijn met betrekking tot de

mensenrechtenverdragen. Daarnaast haalt de auteur ook de handelingen van verschillende

159

PIGH, 10 september 1923, German settlers in Poland (Germany v. Poland), Advisory Opinion, PCIJ Series B

no 6, 36. 160

M. KAMMINGA, “State Succession in respect of Human Rights Treaties”, 7 EJIL 1996, (469) 472-473, 482. 161

“Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14 EJIL 2003, 141-

170. 162

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 149-150. 163

Ibid., 158.

Page 34: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

34

internationale organen en organisaties aan. Deze vragen aan de Opvolgerstaten om op een

formele wijze te melden dat zij de betreffende verdragen zullen verderzetten.164

89. Er is echter wel één voorbeeld te vinden van een automatische opvolging van

mensenrechtenverdragen. In 1992 diende Bosnië-Herzegovina voor de eerste maal een rapport

in, in het kader van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten op

vraag van het VN Mensenrechtencomité.165,166

Door dit rapport in te dienen bevestigde

Bosnië-Herzegovina de opvolging van de voormalige Socialistische Republiek Joegoslavië

voor wat betreft de verplichtingen aangegaan onder het voormelde verdrag. Al moet hier ook

worden vermeld dat het comité nadien Bosnië-Herzegovina heeft gevraagd om ook op

formele wijze de opvolging van het verdrag te bevestigen.167

90. Uit het voorgaande blijkt zeer duidelijk dat er dus geen sprake is van een ‘automatische’

opvolging van mensenrechtenverdragen door de Opvolgerstaat. Dat neemt niet weg dat de

meeste nieuwe staten die zijn ontstaan vanaf de jaren negentig formeel hebben laten weten dat

zij de verplichtingen aangegaan door de Voorgangerstaat zullen nakomen.168

C. Lidmaatschap internationale organisaties 91. Elke internationale organisatie bepaalt zelf wie het lidmaatschap van de Voorgangerstaat

kan en mag verder zetten en hoe dit dient te gebeuren. Dit volgt a contrario uit artikel 4 van

het Verdrag van Wenen van 1978. Het artikel bepaalt namelijk: “Dit verdrag is van

toepassing op de gevolgen van statenopvolging met betrekking tot: a) elk verdrag dat de

oprichtingsakte van een internationale organisatie is, zonder de regels betreffende de

164

In Resolutie 1993/23 stelde de toenmalige VN Mensenrechtencommissie: “Encourages successor States to

confirm to appropriate depositaries that they continue to be bound by obligations under relevant international

human right treaties”, UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international

human rights treaties, 5 maart 1993, UN Doc. E/CN.4/RES/1993/23; in Resolutie 1994/16 herhaalde diezelfde

Commissie haar vraag: “Reiterates its call to successor States which have not yet done so to confirm to

appropriate depositories that they continue to be bound by obligations under international human rights

treaties”, UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human rights

treaties, 25 februari 1994, UN Doc. E/CN.4/RES/1994/16. 165

Het VN Mensenrechtencomité mag niet worden verward met de VN Mensenrechtencommissie (vandaag de

VN Mensenrechtenraad). De raad is een intergouvernementeel orgaan opgericht binnen de Verenigde Naties en

heeft als taak de bevordering en bescherming van de mensenrechten over de hele wereld, http://www.ohchr.org/

EN/HRBodies/HRC/Pages/HRCIndex.aspx. Het comité daarentegen werd opgericht in het kader van het

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Het staat in voor de implementatie van dit

verdrag en bestaat uit onafhankelijke experten. Elke verdragsstaat moet op regelmatige basis een rapport

indienen waarin hij uiteenzet hoe de rechten worden geïmplementeerd, http://www.ohchr.org/EN/HRBodies/

CCPR/Pages/CCPRIndex.aspx. 166

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human rights treaties, 28

November 1994, UN Doc. E/CN.4/1995/80. 167

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 158-159. 168

Ibid., 149-159.

Page 35: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

35

verwerving van het lidmaatschap en zonder enige andere ter zake dienende regels van de

organisatie aan te tasten (…)”. De regels omtrent het bekomen van lidmaatschap van een

internationale organisatie worden met andere woorden uit het toepassingsgebied gehaald van

dit verdrag. Daaruit kan worden afgeleid dat elke organisatie vrij is om zelf te bepalen wie

mag toetreden en wie niet en onder welke voorwaarden.

92. De meest gehanteerde methode is de volgende. In het geval van een statenopvolging

moeten de nieuw gecreëerde staten, de Opvolgerstaten, een aanvraag indienen om lid te

worden van de internationale organisatie. De staat die echter de internationale

rechtspersoonlijkheid van de Voorgangerstaat verder zet – dit is de Verderzettende Staat –

behoudt het lidmaatschap.

1. Verenigde Naties

93. Onder andere de Verenigde Naties hanteren deze regel169

, zoals blijkt uit vele

voorbeelden. Op het moment dat Brits-Indië onafhankelijk werd, scheurde Pakistan zich op

een vreedzame manier af en vormde een onafhankelijke staat. Ondanks het feit dat Brits-Indië

afhankelijk was van het Verenigd Koninkrijk, was deze staat toch één van de oorspronkelijke

leden van de Verenigde Naties. India (het land dat overbleef na de afscheuring van Pakistan)

was de Verderzettende Staat. De eerste zette de internationale persoonlijkheid van de

Voorgangerstaat Brits-Indië voort en kon dan ook het lidmaatschap in de VN verderzetten.

Pakistan daarentegen diende nieuw lidmaatschap aan te vragen.170

Het was één van de eerste

gevallen van statenopvolging binnen de VN waarbij de vraag rees naar het lidmaatschap. De

ILC stelde in 1962 daarover een memorandum op, waarin ze daarnaast ook de eenmaking van

de Verenigde Arabische Republiek en de kort daaropvolgende secessie van Syrië bespreekt.171

De overgrote meerderheid van de internationale organisaties hanteert eenzelfde mechanisme.

Als we kijken naar de statenopvolging van Pakistan en India, zien we dat India inderdaad

169

De Algemene Vergadering van de VN stelde namelijk dat “a State which is a Member of the Organization of

the United Nations does not cease to be a Member simply because its Constitution or its frontier have been

subjected to changes, and that the extinction of the State as a legal personality recognized in the international

order must be shown before its rights and obligations can be considered to have ceased to exist.” en “when a

State is created, whatever may be the territory and the populations which it comprises and whether or not they

formed part of a State Member of the United Nations, it cannot under the system of the Charter claim the status

of a Member of the United Nations unless it has been formally admitted as such in conformity with the

provisions of the Charter”; INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “The succession of States in relation to

membership in the United Nations: memorandum prepared by the Secretariat”, ILC Yearbook 1962 vol. II, (101)

103, para. 16. 170

Resolutie 108 (II) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (30 september 1947), UN Doc.

A/RES/108(II) (1947). 171

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “The succession of States in relation to membership in the United

Nations: memorandum prepared by the Secretariat”, ILC Yearbook 1962 vol. II, (101) 104-105.

Page 36: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

36

doorgaans het lidmaatschap van Brits-Indië verder zette en dat Pakistan, overeenkomstig de

specifieke voorwaarden van de organisatie, het lidmaatschap diende aan te vragen.172

2. Europese Unie

94. De Europese Unie is ontstaan in de vorm van een intergouvernementele samenwerking en

is geëvolueerd naar een supranationaal orgaan. De lidstaten staan een deel van hun

soevereiniteit af aan de EU opdat deze, voor wat betreft de haar toegewezen bevoegdheden,

regelgevend kan optreden.

95. Het is vandaag de dag gissen naar de manier waarop de Unie met een secessie of een

verbrokkeling van één van haar lidstaten zou omgaan. Technisch gezien is de EU een

internationale organisatie en is bijgevolg het algemeen internationaal recht van toepassing.

Zoals eerder aangehaald, bepaalt een organisatie zelf hoe ze de verderzetting van haar

lidmaatschap in het geval van statenopvolging behandelt. Bestaat een dergelijke regeling niet

dan speelt de algemene regel. De Verderzettende Staat, de staat die de rechtspersoonlijkheid

van de Voorgangerstaat overneemt, behoudt zijn lidmaatschap en de Opvolgerstaat dient

opnieuw toegang tot de organisatie aan te vragen.173

96. De EU heeft geen specifieke regeling inzake statenopvolging binnen haar grondgebied.

Men zou dan ook kunnen aannemen dat de nieuw gecreëerde staat lidmaatschap van de Unie

dient aan te vragen. Dit lijkt te worden bevestigd door een duidelijke stelling van de

voormalige voorzitter van de Europese Commissie, de heer Prodi174

:

“When a part of the territory of a Member State ceases to be a part of that state, e.g. because

that territory becomes an independent state, the treaties will no longer apply to that territory.

In other words, a newly independent region would, by the fact of its independence, become a

third country with respect to the Union and the treaties would, from the day of its

independence, not apply anymore on its territory.”175

172

K.G. BÜHLER, State succession and membership in International Organizations. Legal theories versus

Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 42-48. 173

M. DAMM en M. MARTINI, “Succession of states in the EU”, Ancilla Iuris, 2013, (159) 166. 174

Deze stelling werd later ook door zijn opvolger, de heer Barroso, ingenomen, zie HOUSE OF LORDS

ECONOMIC AFFAIRS COMMITTEE, Economic Implications for the United Kingdom of Scottish Independence,

Second Report, 19 maart 2013, para. 112, https://www.publications.parliament.uk/pa/ld201213/ldselect/ldeconaf

/152/15207.htm#n134. 175

Antwoord gegeven door de heer Prodi in naam van de Commissie, Official Journal of the European Union,

C84 E/422, 3 April 2004.

Page 37: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

37

97. Er zijn echter auteurs die van mening zijn dat artikelen uit het Verdrag betreffende de

Europese Unie (hierna het ‘VEU’) op analoge wijze van toepassing zouden kunnen zijn op de

situatie van afscheuring en dissolutie binnen het grondgebied van de EU.

98. De auteurs Damm en Martini geloven dat via de combinatie van de artikelen 49176

en

50177

VEU een Opvolgerstaat lid kan blijven van de EU indien deze staat dat wenst. Zij zijn

van mening dat aan de hand van deze combinatie een nieuw gecreëerde staat de Unie kan

verlaten en op het zelfde moment weer kan toetreden en dit op grond van een ‘succession and

continuation agreement’. De Afscheurende Staat en de overheid van de lidstaat moeten de

Europese Raad op de hoogte brengen van hun bedoeling. Daarnaast dient de Opvolgerstaat

ook het Europees Parlement en de nationale parlementen in te lichten over de afscheuring van

de lidstaat en zijn wil om in de Unie te blijven als een aparte lidstaat. Op deze manier worden

de onderhandelingen over de ‘succession and continuation’ overeenkomst opgestart. Tijdens

deze periode blijven de verdragen van de Unie van kracht voor zowel de Verderzettende Staat

als voor de Opvolgerstaat, aangezien het doel van artikel 50 VEU net is om rechtszekerheid te

creëren op een moment dat er chaos kan heersen. Komen de onderhandelingspartijen tot een

akkoord dan moeten eerst alle lidstaten van de Unie zich nog uitspreken over de toetreding

van een nieuwe lidstaat, ‘overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke

bepalingen’178

.179

99. De auteur De Waele haalt dan weer de theorie aan dat artikel 50 VEU naar analogie van

toepassing is op het geval van een secessie van een deel van een lidstaat. De betrokken

partijen dienen dan een akkoord te onderhandelen. Daarna gaat men artikel 48 VEU180

hanteren om een ‘interne herschikking’ te creëren waardoor de Opvolgerstaat lid wordt van de

EU zonder dat deze eerst buiten de Unie (en dus buiten de toepassingssfeer van de Verdragen

van de EU) is komen te staan.181

100. Op dit onderdeel zal dieper worden ingegaan onder de hiernavolgende titel IV, waarin

het specifieke geval van Schotland zal worden onderzocht.182

176

Dit artikel bevat de procedure (en voorwaarden) voor de toetreding van een nieuwe lidstaat. 177

Dit artikel voorziet dan weer in de mogelijkheid om uit de Europese Unie te stappen. 178

Art 49, tweede lid VEU. 179

M. DAMM en M. MARTINI, “Succession of states in the EU”, Ancilla Iuris, 2013, (159) 175-180. 180

Dit artikel regelt de verschillende herzieningsprocedures in geval van een wijziging van een Verdrag. 181

H.C.F.J.A. DE WAELE, “Afscheiding van delen van EU-lidstaten: de Europeesrechtelijke implicaties, SEW

2016, (3) 5-6. 182

Infra, nr. 189-232.

Page 38: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

38

D. Staatseigendommen, -archieven en -schulden 101. De ILC stelde nog een tweede verdrag inzake statenopvolging op, met name het Verdrag

van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen, -

archieven en -schulden (hierna het Verdrag van Wenen van 1983). Dit Verdrag is nog niet in

werking getreden omdat onvoldoende staten het verdrag geratificeerd hebben. Vandaag zijn

zeven staten partij bij het Verdrag, maar om in werking te treden zijn vijftien ratificaties

vereist.183

102. Dit verdrag voorziet steeds in algemene regels per onderdeel en geeft vervolgens de

regels aan per categorie van statenopvolging.

103. De dissolutie van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië in vijf

Opvolgerstaten (Slovenië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië en de Federale

Republiek Joegoslavië) werd geregeld in een overeenkomst.184

Het akkoord regelt onder

andere de verdeling van staatseigendom, activa en passiva, archieven etc. Ook al vermeldt

deze overeenkomst het Verdrag van Wenen van 1983 niet expliciet, toch is duidelijk te zien

dat de partijen zich hebben laten inspireren door dit verdrag.185

Daarom wordt in de

hiernavolgende uiteenzetting van het verdrag steeds ter illustratie teruggekoppeld naar de

overeenkomst over de verbrokkeling.

1. Staatseigendom

104. Om te beginnen is er de verdeling van de staatseigendom. Het verdrag definieert dit

begrip als volgt: “State property of the predecessor State” means property, rights and

interests which, at the date of the succession of States, were, according to the internal law of

the predecessor State, owned by that State.”.186

Dit betekent dat het interne recht van de

Voorgangerstaat bepaalt wat wordt aanzien als publieke eigendom.187

183

Art 50 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen, -

archieven en -schulden, https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=III12&chapter

=3&clang=_en. 184

Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of Yugoslavia, 29 juni

2001. Hierna ‘Opvolgingsovereenkomst SFRY’. 185

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 382. 186

Art 8 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen, -

archieven en -schulden. 187

M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 987.

Page 39: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

39

105. Het internationaal gewoonterecht bepaalt dat de staatseigendom gelegen op het

grondgebied van de toekomstige Opvolgerstaat, zal overgaan naar deze Opvolgerstaat.188

Er is

een vermoeden dat de verwerving van de staatseigendom inherent is aan het verkrijgen van de

territoriale soevereiniteit waardoor de opvolging in het verkrijgen van staatseigendom

logischerwijze valt op het moment dat de Opvolgerstaat soevereiniteit verwerft.189

Het Weens

Verdrag van 1983 neemt dit principe over in haar artikelen.

106. Zo is er bijvoorbeeld artikel 17 dat de afscheiding van een deel van het grondgebied van

een staat regelt. Onroerende eigendom van de Voorgangerstaat dat zich bevindt op het

grondgebied van de Opvolgerstaat, zal naar die laatste staat overgaan. Roerende eigendom zal

maar overgaan op de Opvolgerstaat voor zover de eigendom verband houdt met de activiteit

van de Voorgangerstaat op het grondgebied dat het voorwerp uitmaakt van de

statenopvolging. Van de resterende roerende eigendom zal een billijk gedeelte overgaan op de

Opvolgerstaat. In principe zal er geen vergoeding verschuldigd zijn voor de eigendom, maar

de beide staten kunnen daar een andersluidende overeenkomst over sluiten.190

107. De Badinter Arbitrage Commissie poneerde in haar opinie 12 dat een internationaal

aangenomen regel binnen de statenopvolging stelt dat de betrokken staten een billijk resultaat

moeten bekomen via onderhandelingen en onderlinge akkoorden191

. Indien dit niet mogelijk

blijkt, kunnen de Weense verdragen van 1978 en 1983 een goede leidraad vormen bij het

vinden van een oplossing.

108. Tegelijkertijd gaf de Commissie in haar opinie 14 nog eens duidelijk aan dat de regel

gehanteerd in het Verdrag van Wenen van 1983 een erkende regel is binnen de

statenopvolging. Indien openbare eigendom zich op het grondgebied bevindt van de

Opvolgerstaat, is die staat exclusief eigenaar. Wie de eigendom oorspronkelijk financierde, is

van geen belang.192

188

J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford University Press, 2012,

430; PIGH, 15 december 1933, Appeal from a judgement of the Hungaro-Czechoslovak mixed arbitral tribunal,

(The Peter Pázmány University v. the State of Czechoslovakia), Judgement, PCIJ Series A/B no. 61, 237. 189

J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford University Press, 2012,

430-431. 190

Art. 17 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 191

The Badinter Arbitration Committee, 16 juli 1993, Opinion 12, 32 ILM 1993, (1587) 1590. 192

The Badinter Arbitration Committee, 13 augustus 1993, Opinion 14, 32 ILM 1993, (1593) 1594.

Page 40: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

40

109. Ook hier heeft de ILC een ander regime ingevoerd voor de Nieuw-onafhankelijke Staten.

Het algemene principe blijft hetzelfde, maar het desbetreffende artikel regelt een aantal andere

gevallen, die niet worden aangehaald bij de overige categorieën van statenopvolging.

110. Zo zal de staatseigendom, roerend en onroerend193

, welke oorspronkelijk toebehoorde

aan het grondgebied waarop de statenopvolging slaat en eigendom is geworden van de

Voorgangerstaat tijdens de periode van afhankelijkheid194

, opnieuw toebehoren aan de

Nieuw-onafhankelijke Staat.195

111. Daarnaast werd bepaald dat staatseigendom196

van de Voorgangerstaat waartoe het

afhankelijk grondgebied heeft bijgedragen, zal overgaan naar de Opvolgerstaat (de Nieuw-

onafhankelijke Staat) in verhouding tot die bijdrage.197

112. Belangrijk om te benadrukken is het feit dat voor wat betreft de Nieuw-onafhankelijke

Staten, de opstellers van het verdrag iets bepaald hebben omtrent de natuurlijke rijkdommen.

Dat deden ze niet met betrekking tot de overige Opvolgerstaten. Overeenkomsten gesloten

tussen de Voorgangerstaat en de Nieuw-onafhankelijke Staat raken niet aan het algemene

principe van permanente soevereiniteit van het volk over hun natuurlijke rijkdommen.198

113. De Opvolgingsovereenkomst van het SFRY wordt beheerst door het algemeen principe

dat staatseigendom automatisch overgaat in de handen van de Opvolgerstaat op wiens

grondgebied het zich bevindt en dat hiervoor geen vergoeding is verschuldigd. De

overeenkomst is vergezeld van meerdere annexen. Annex A behandelt het onderwerp

roerende en onroerende eigendom. Artikel 2, 1 van die annex stelt dat “immovable State

property of the SFRY which was located within the territory of the SFRY shall pass to the

successor State on whose territory that property is situated”. De gehanteerde regel ligt dus

volledig in lijn met het algemeen principe dat naar voren wordt gedragen in het Verdrag van

Wenen van 1983. In principe zal er geen vergoeding verschuldigd zijn voor de eigendom.199

193

Hier wordt enkel de onroerende eigendom bedoeld die zich buiten het grondgebied bevindt waarop de

statenopvolging slaat. Voor alle onroerende eigendom die zich wél op het desbetreffende grondgebied bevindt,

speelt namelijk het algemene territorialiteitsprincipe. 194

Dit is doorgaans de periode van de kolonisatie. 195

Art. 15, 1. (b) en (e) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 196

Opnieuw wordt bij de onroerende eigendom enkel gedoeld op de eigendom die zich niet bevond op het

grondgebied in kwestie. Bevond het zich wel op dat territorium, dan speelt de algemene regel. 197

Art. 15, 1. (c) en (f) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 198

Ibid., art. 15, 4; Infra, nr. 115-121. 199

Art 8,1 Annex A bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001.

Page 41: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

41

Ook deze regel stemt overeen met wat werd geponeerd in het Verdrag van Wenen van

1983.200

De Opvolgingsovereenkomst voorzag echter wel in de mogelijkheid om een

vergoeding toe te kennen indien de toekenning van de eigendom duidelijk onbillijk zou

zijn.201

Daartoe is wel vereist dat alle Opvolgerstaten instemmen met een dergelijke

vergoeding.202

114. Het verdrag van Wenen past het algemene territorialiteitsprincipe niet toe op de roerende

eigendom. Deze gaat maar over op de Opvolgerstaat indien de eigendom gelinkt is aan de

activiteit van de Voorgangerstaat op het betreffende grondgebied.203

De

Opvolgingsovereenkomst gaat ruimer. De roerende eigendom die zich op het grondgebied van

de Opvolgerstaat bevond, zal overgaan naar die staat. Wel voorziet hetzelfde artikel in een

aantal uitzonderingen op die regel.204

Ten eerste valt de roerende eigendom die van groot

cultureel belang is voor één van de Opvolgerstaten niet onder het algemeen principe. Deze

regel is geëvolueerd uit het Verdrag van Wenen van 1983. Artikel 30, 3 van dit verdrag

bepaalt namelijk inzake archieven dat “agreements concluded between the predecessor State

and the successor State in regard to State archives of the predecessor State shall not infringe

the right of the peoples of those States to development, to information about their history and

to their cultural heritage205

”. Ten tweede moet de Opvolgerstaat die dergelijk cultureel

erfgoed verwijderde van het grondgebied van een andere Opvolgerstaat tijdens het gewapende

conflict en zonder de toestemming van deze laatste, de eigendom teruggeven of volledig

vergoeden.206

115. Ten slotte is er nog het bijzondere principe van permanente soevereiniteit over

natuurlijke rijkdommen. Het internationaal recht voorziet in een recht voor staten en volkeren

om hun natuurlijke rijkdommen op een vrije wijze te kunnen exploiteren.207

Dit principe is

200

Art 11 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake statenopvolging met betrekking tot staatseigendommen, -

archieven en -schulden. 201

Art 8, 2 Annex A bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001. 202

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 386-388. 203

Art 17, 1, (b) en art 18, 1, (c) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 204

Art 3 Annex A bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001. 205

Eigen nadruk. 206

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 388-389. 207

D. DAM-DE JONG, International law and governance of natural resources in conflict and post-conflict

situations, New York, Cambridge University Press, 2015, 34.

Page 42: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

42

verweven met de soevereiniteit van een staat en met het recht op zelfbeschikking van een

volk.

116. De natuurlijke rijkdommen zijn materialen en stoffen van een plaats die kunnen worden

gebruikt om leven in stand te houden of voor economische exploitatie. Of anders, natuurlijke

rijkdommen zijn materialen uit de natuur die een potentiele economische waarde hebben of

voorzien in het in stand houden van leven.208

117. Het principe werd voor de eerste maal aangehaald in een resolutie van de Verenigde

Naties in 1952 met het oog op de ontwikkelingslanden209

en werd nadien verder uitgebreid in

resoluties van de Algemene Vergadering210

, opgenomen in verdragen211

en maakt volgens het

Internationaal Gerechtshof zelfs deel uit van het internationaal gewoonterecht212

.

118. Het principe van permanente soevereiniteit houdt het recht in om de natuurlijke

rijkdommen van het grondgebied te bezitten, gebruiken en vrijelijk te beschikken over die

rijkdommen en grondstoffen. Daarnaast omvat het ook de vrijheid om te beslissen over het

beste beleid met betrekking tot milieu, ontwikkeling en economie.213

119. Het principe brengt echter ook plichten met zich mee. Het recht van de volkeren en

staten moet worden uitgeoefend in het belang van de nationale ontwikkeling en het welzijn

van de bevolking.214

Bovendien moet er ook rekening gehouden worden met de

milieurechtelijke normen.215

120. Het principe van permanente soevereiniteit over de natuurlijke rijkdommen is ook van

belang binnen statenopvolging. Het Verdrag van Wenen van 1978 bepaalt dat niets in het

208

Ibid., 24. 209

Resolutie 523 (VI) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (12 januari 1952), UN Doc.

A/RES/523(VI) (1952).

210 Resolutie 626 (VII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (21 december 1952), UN Doc.

A/RES/626(VII) (1952); Resolutie 837 (IX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14

december 1954), UN Doc. A/RES/837(IX) (1954); Resolutie 1803 (XVII) van de Algemene Vergadering van de

Verenigde Naties (14 december 1962), UN Doc. A/RES/1803(XVII) (1962); Resolutie 41/128 van de Algemene

Vergadering van de Verenigde Naties (4 december 1986), UN Doc. A/RES/41/128 (1986). 211

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, 19 december 1966; Internationaal Verdrag

inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, 19 december 1966. 212

IGH, 19 december 2005, Case concerning armed activities on the territory of the Congo (Democratische

Republiek Congo v. Uganda), Judgement, ICJ Reports 2005, para. 244. 213

J.A. HOFBAUER, The principle of Permanent Sovereignty over Natural Resources and Its Modern

Implications, onuitg. LLM Master Degree Thesis, Faculty of Law University of Iceland, 2009, 10-15. 214

Resolutie 41/128 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 december 1986), UN Doc.

A/RES/41/128 (1986). 215

J.A. HOFBAUER, The principle of Permanent Sovereignty over Natural Resources and Its Modern

Implications, onuitg. LLM Master Degree Thesis, Faculty of Law University of Iceland, 2009, 29-30.

Page 43: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

43

verdrag de werking van het principe voor een volk of een staat zal verhinderen; niets in het

verdrag maakt inbreuk op het principe.216

121. Ook het Verdrag van Wenen van 1983 maakt melding van het principe van permanente

soevereiniteit over natuurlijke rijkdommen. Wel wordt er enkel verwezen naar het

internationaalrechtelijk principe in het artikel omtrent de Nieuw-onafhankelijke Staten.

Wanneer de Voorgangerstaat en de Nieuw-onafhankelijke Staat een akkoord sluiten omtrent

de verdeling van de staatseigendom naar aanleiding van de statenopvolging, dat afwijkt van

de algemene principes uiteengezet in de rest van het artikel, mag dat akkoord geen inbreuk

maken op het principe van permanente soevereiniteit – dat toekomt aan het volk – over de

rijkdommen en grondstoffen van het grondgebied.217

Een dergelijke paragraaf is niet te

vinden in het artikel dat handelt over de afscheuring van een deelgebied van een staat, noch in

het artikel dat gaat over de dissolutie van een staat. Men zou kunnen stellen dat in die vormen

van statenopvolging het principe van permanente soevereiniteit niet speelt. Persoonlijk ben ik

het daar niet mee eens. Naar mijn mening werd de verwijzing naar het principe enkel expliciet

opgenomen in het artikel over de Nieuw-onafhankelijke Staat, omdat dat kadert in de sfeer

waarin het verdrag werd opgesteld. Het hele verdrag door worden andere en soepelere

regelingen voorzien voor de voormalige kolonies, omdat men van oordeel was dat deze

nieuwe staten extra bescherming nodig hadden. Daarenboven werd het principe voor de eerste

maal geïntroduceerd door de Algemene Vergadering in het voordeel van

ontwikkelingslanden. Vandaag echter is het principe van permanente soevereiniteit een

algemeen aanvaard principe en volgens het Internationaal Gerechtshof zelfs een regel van

internationaal gewoonterecht.218

In dat geval is het principe bindend in de internationale

rechtsorde en dient er ook in het geval van secessie of dissolutie rekening mee te worden

gehouden.

2. Staatsschulden

122. Voor wat betreft de staatsschulden bepaalt artikel 40 van het Verdrag van Wenen van

1983 dat de staatsschuld van de Voorgangerstaat zal overgaan op de Opvolgerstaat in

216

Art. 13 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen. 217

Art. 15 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 218

IGH, 19 december 2005, Case concerning armed activities on the territory of the Congo (Democratische

Republiek Congo v. Uganda), Judgement, ICJ Reports 2005, para. 244.

Page 44: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

44

verhouding met onder andere de eigendom, rechten en belangen die verband houden met die

schulden en die overgegaan zijn op de Opvolgerstaat.219

123. Zoals gewoonlijk werd voor de Nieuw-onafhankelijke Staten opnieuw gekozen voor een

afwijkende regel. Deze staat zal enkel en alleen moeten instaan voor een staatsschuld van de

Voorgangerstaat indien dat zo is voorzien in een onderling akkoord. Bestaat er geen akkoord,

dan gaat geen enkele publieke schuld over op de Nieuw-onafhankelijke Staat.220

124. Wanneer een overeenkomst werd gesloten omtrent de staatsschuld tussen de Nieuw-

onafhankelijke Staat en de Voorgangerstaat, moet ook in dat geval het deel van de schuld dat

overgaat op de Opvolgerstaat, de Nieuw-onafhankelijke Staat, in verhouding zijn met de

eigendom, rechten en belangen die zijn overgegaan naar die Nieuw-onafhankelijke Staat.221

125. De onderliggende gedachte van het Verdrag van Wenen is dat de activa en passiva van

een Voorgangerstaat op een billijke wijze moeten worden verdeeld. Deze gedachtegang

vinden we ook terug over de hele lijn in de ‘opinions’ van de Badinter Commissie. Alleen is

het probleem dat de manier waarop het vermogen dient te worden verdeeld niet duidelijk is.

De Opvolgingsovereenkomst probeert aan die onzekerheid te verhelpen en hanteert een

verdeelsleutel die moet worden toegepast bij de verdeling van zowel de activa222

als de

passiva223

. Deze sleutel is gebaseerd op de praktijk van de Wereldbank en het IMF224

. Wat

betreft de verdeling van de schulden is er wel één uitzondering. De toegewezen schulden

vallen niet onder de opvolging. Deze schulden zijn schulden wiens uiteindelijke begunstigde

zich bevindt op het grondgebied van een welbepaalde Opvolgerstaat of van een groep

Opvolgerstaten. De Opvolgerstaat op wiens territorium deze begunstigde gesitueerd is, neemt

de schuld op zich.225,226

219

Art 40 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen, -

archieven en -schulden. 220

Ibid., art 38, 1; J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford

University Press, 2012, 431-432.; M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press,

2008, 986-987. 221

Art 38, 2. Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 222

Art. 5 Annex C bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001. 223

Ibid., art. 6. 224

Internationaal Monetair Fonds. 225

Art. 2, 1, (b) Annex C bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former

state of Yugoslavia, 29 juni 2001. 226

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 390-393.

Page 45: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

45

3. Staatsarchieven

126. Ten slotte is er nog de regeling van de staatsarchieven. Artikel 20 van het verdrag van

Wenen definieert dit begrip als volgt: “all documents of whatever date and kind, produced or

received by the predecessor State in the exercise of its functions which, at the date of the

succession of States, belonged to the predecessor State according to its internal law and were

preserved by it directly or under its control as archives for whatever purpose”.

127. De archieven die noodzakelijk zijn voor de normale werking van het grondgebied van

een Opvolgerstaat, behoren deze laatste toe. Daarnaast gaan ook de archieven die rechtstreeks

betrekking hebben op het grondgebied van een Opvolgerstaat over op deze staat. Dit is de

regeling voor de staten die zich afscheuren van de Voorgangerstaat.227

Het is echter zo dat het

verdrag niet specifieert wat bedoeld werd met de woorden ‘relates directly’. Er wordt

aangenomen dat de archieven moeten verworven zijn door of gemaakt zijn in opdracht van

het relevante grondgebied opdat er sprake kan zijn van een directe link.228

128. De regeling voor de Nieuw-onafhankelijke Staten is quasi gelijklopend met deze voor

secessie. Het enige verschil is dat archieven die toebehoorden aan het territorium van de

Opvolgerstaat en die eigendom zijn geworden van de Voorgangerstaat ten gevolge van de

kolonisatie, na de onafhankelijkheid opnieuw toekomen aan de Nieuw-onafhankelijke

Staat.229

129. De Opvolgingsovereenkomst voor de dissolutie van de SFRY is ook voor dit onderwerp

grotendeels gebaseerd op het Verdrag van Wenen van 1983 en dan met name op artikel 31.

Dit artikel zet de regeling uiteen voor de staatsarchieven inzake verbrokkeling. De archieven

die noodzakelijk zijn voor de normale werking van het grondgebied van de Opvolgerstaat,

zullen overgaan op deze laatste.230

Ook de archieven die rechtstreeks betrekking hebben op

het territorium van een Opvolgerstaat, behoren deze staat toe. De Opvolgingsovereenkomst

heeft rekening gehouden met de kritiek die werd geleverd op het Verdrag van Wenen, omdat

er geen definitie werd aangereikt voor het begrip ‘related directly’. Artikel 4 van annex D

geeft concreet aan in welke gevallen archieven behoren tot de Opvolgerstaat. Dit is onder

227

Art. 30 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 228

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 393-394. 229

Art. 28, 1. (a) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 230

Art. 3 Annex D bij Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001.

Page 46: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

46

meer het geval wanneer een archief rechtstreeks verband houdt met het grondgebied van één

of meerdere Opvolgerstaten van de voormalige SFRY of wanneer een archief gecreëerd of

ontvangen is in het grondgebied van één of meerdere Opvolgerstaten.

130. Artikel 6 van annex D is gebaseerd op artikel 31, 2 van het Verdrag van Wenen van

1983. Andere archieven dan deze die reeds werden aangehaald, zullen worden verdeeld onder

de verschillende Opvolgerstaten op een billijke wijze. De Opvolgingsovereenkomst stelt

daarenboven dat indien de betrokken staten geen akkoord kunnen sluiten omtrent de billijke

verdeling van de staatsarchieven, deze gemeenschappelijk erfgoed worden.231,232

E. Nationaliteit 131. Statenopvolging heeft ook gevolgen voor de inwoners van de betrokken gebieden.

Wanneer statenopvolging zich voor doet, rijst de vraag naar de nationaliteit van de bewoners.

Hebben ze de nationaliteit van de Voorgangerstaat of van de Opvolgerstaat? Wat indien de

Voorgangerstaat ophoudt te bestaan? Wat indien er meerdere Opvolgerstaten zijn?

132. De ILC heeft een tekst opgesteld met een aantal artikelen die deze situaties regelen. De

Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States233

werd in 1999 aangenomen door de ILC. Deze draft articles werden tevens vastgesteld door de

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die in dezelfde resolutie de staten opriep

rekening te houden met de principes in de tekst wanneer zich een situatie van statenopvolging

voordoet.234

133. De draft articles zijn zodanig opgebouwd dat het eerste deel de algemene principes en

regels betreffende de nationaliteit van natuurlijke personen in het geval van statenopvolging

omvat en dat het tweede deel de principes bij een aantal specifieke vormen van

statenopvolging bespreekt.

134. De draft articles hanteren de begrippen ‘betrokken staat’ en ‘betrokken persoon’. De

eerste is of de Voorgangerstaat of de Opvolgerstaat en de tweede is elk individu dat op de

231

Ibid., art. 6, (a). 232

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 393-394. 233

Hierna ‘draft articles’. 234

Resolutie 55/153 van de Algemene Vergadering van de Verenigde naties (30 januari 2001), UN Doc.

A/RES/55/153 (2001).

Page 47: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

47

datum van de statenopvolging de nationaliteit bezat van de Voorgangerstaat en wiens

nationaliteit zou kunnen aangetast worden ten gevolge van zo’n statenopvolging.235

135. De belangrijkste regel en de rode draad doorheen de draft articles is het recht op

nationaliteit.236

Elk individu dat op de datum van de statenopvolging de nationaliteit bezat van

de Voorgangerstaat, heeft het recht om de nationaliteit van tenminste één betrokken staat te

verwerven.237

136. Daarnaast wordt verwacht van de staten dat zij alle geschikte maatregelen nemen om te

vermijden dat personen die de nationaliteit bezaten van de Voorgangerstaat op het moment

van de statenopvolging, staatloos worden ten gevolge van zo’n opvolging.238

Dit betreft een

middelenverbintenis. Wanneer er bijvoorbeeld meer dan één Opvolgerstaat is, kan niet

worden verwacht van elke staat dat hij zijn nationaliteit toekent aan alle betrokken

personen.239

Dit zou leiden tot dubbele of meervoudige nationaliteit, wat niet de bedoeling

was van de ILC.

137. Het vermijden van staatloosheid is een belangrijke ratio van een groot aantal bepalingen

in de draft articles. Dit principe is ook in andere internationale rechtsbronnen terug te vinden.

Zo heeft de Raad van Europa240

een verdrag opgesteld dat louter en alleen handelt over het

vermijden van staatloosheid in het geval van statenopvolging.241

De Raad is namelijk van

mening dat dit een van de belangrijkste onderwerpen is binnen het domein van nationaliteit.

Vandaar zijn ook binnen dit verdrag de staten er toe verplicht alle nodige maatregelen te

nemen om te vermijden dat de personen die op het moment van de statenopvolging de

nationaliteit hadden van de Voorgangerstaat, staatloos worden ten gevolge van die

opvolging.242

Zo rust er op de Opvolgerstaat de verplichting om zijn nationaliteit toe te

kennen aan personen die op het moment van de statenopvolging de nationaliteit hadden van

235

Art. 2, (d) en (f) Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 236

Zoals vervat ligt in artikel 15 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948: “Een

ieder heeft het recht op een nationaliteit”. 237

Art. 1 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 238

Ibid., art. 4. 239

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 28. 240

Dit is de oudste Europese organisatie en bestaat vandaag uit 47 lidstaten. Zij heeft als taak om

gemeenschappelijke oplossingen voor de grootste maatschappelijke problemen aan te reiken en daarnaast dient

zij een gemeenschappelijke democratische en juridische ruimte te creëren en te waken over de eerbiediging van

de fundamentele waarden (bescherming van fundamentele rechten, eerbiediging van de democratie en de

rechtstaat), https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/internationale_instellingen/regionale_instellingen/raad_van_

europa. 241

Convention on the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006. 242

Art. 3 Convention on the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006.

Page 48: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

48

de Voorgangerstaat en ten gevolge van de opvolging staatloos zouden worden. Wel dienen de

betrokken personen een bepaalde link te hebben met de Opvolgerstaat.243

De Voorgangerstaat

op zijn beurt mag zijn nationaliteit niet intrekken van zijn onderdanen indien deze niet de

nationaliteit van een Opvolgerstaat hebben verworven en zij het risico lopen anders staatloos

te worden.244

In grote lijnen stemmen dit verdrag en de draft articles dus duidelijk overeen en

hebben ze eenzelfde doel voor ogen.

138. Daarnaast bestaat er nog een ouder verdrag omtrent de staatloosheid, namelijk de

Convention on the Reduction of Statelessness. Dit verdrag werd in 1961 opgesteld door het

Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties245

en trad in werking op

13 december 1975. Het verdrag tracht staatloosheid te vermijden en geeft op deze manier

uitwerking aan het recht van eenieder op een nationaliteit, zoals vervat ligt in de Universele

Verklaring van de Rechten van de Mens246

.247

139. De ILC heeft er in de draft articles voor gekozen om in het algemene deel een

weerlegbaar vermoeden op te nemen. De betrokken personen die hun woonplaats hadden op

het grondgebied dat onderhevig was aan statenopvolging, worden vermoed de nationaliteit

van de Opvolgerstaat te hebben verworven.248

Op deze manier kan men de periode tussen de

statenopvolging en het aannemen van de wetgeving op de nationaliteit249

overbruggen en

eventuele staatloosheid op die momenten tegengaan. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het

speelt onverminderd de andere bepalingen van de draft articles. Leidt de toepassing van deze

overige artikelen tot een ander resultaat dan zal het vermoeden niet langer spelen. Dit kan zich

bijvoorbeeld voordoen wanneer de betrokken persoon zijn keuzerecht toepast en er voor kiest

de nationaliteit van de Voorgangerstaat te behouden. De ILC koos voor het criterium van de

woonplaats, omdat in de statenpraktijk aan de hand van de woonplaats het grootste deel van

de onderdanen van een Opvolgerstaat werd bepaald.250

243

Ibid., art. 5. 244

Ibid., art. 6. 245

Hierna ‘UNHCR’. Dit agentschap werd opgericht door de VN en heeft de aansturing en coördinatie van het

internationale optreden inzake de bescherming van de vluchtelingen als taak en dient daarnaast ook oplossingen

aan te reiken voor de wereldwijde vluchtelingenproblematiek. De UNHCR moet de rechten en het welzijn van

vluchtelingen waarborgen, http://www.unhcr.be/nl/over-unhcr.html. 246

Art. 15 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948. 247

Introductory Note Convention on the Reduction of Statelessness, 30 augustus 1961. 248

Art. 5 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 249

Doorgaans wordt ten gevolge van statenopvolging een nationale wet aangenomen die de gevolgen ten

opzichte van de nationaliteit van de betrokken personen regelt. 250

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 28-29.

Page 49: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

49

140. Zo werd bijvoorbeeld bij de onafhankelijkheid van Ierland in 1921 bepaald dat elke

persoon die zijn domicilie had op het grondgebied van Ierland op het moment van de

inwerkingtreding van de wet en tegelijk geboren was op het gebied dat het onafhankelijke

Ierland is geworden ofwel daar woonde, de Ierse nationaliteit verkreeg.251

141. Bij de onafhankelijkheid van Bangladesh werden alle personen die op diens grondgebied

woonden, geacht de nationaliteit van Bangladesh te bezitten.252

142. Bij de dissolutie van de USSR bepaalde de wetgeving van Rusland dat alle burgers van

de voormalige USSR die op het grondgebied van Rusland woonden, de Russische

nationaliteit verkregen. Wit-Rusland kende zijn nationaliteit toe aan alle personen die hun

woonplaats hadden op zijn grondgebied. De personen die gedurende 5 jaar voorafgaand aan

de statenopvolging in Georgië hebben gewoond, verwierven diens nationaliteit. Ook

Moldavië, Kazachstan, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan hanteerden op de een of

andere manier de woonplaats als een criterium voor de verwerving van de nationaliteit.253

143. Wanneer een betrokken persoon in aanmerking komt om de nationaliteit van een

Opvolgerstaat te verwerven, maar reeds de nationaliteit bezit van een andere betrokken staat

dan kan de eerste Opvolgerstaat de verwerving van zijn nationaliteit afhankelijk stellen van

een afstand van de nationaliteit van de andere betrokken staat door de betrokken persoon.

Deze voorwaarde mag echter niet leiden tot de (tijdelijke) staatloosheid van de betrokken

persoon.254

Het is geheel aan de staat om ervoor te opteren een dergelijke voorwaarde in het

leven te roepen.

144. Langs de andere kant kan de Voorgangerstaat voorzien dat een betrokken persoon die

vrijwillig de nationaliteit van een Opvolgerstaat verwerft ten gevolge van de statenopvolging,

zijn nationaliteit verliest. Een zelfde recht komt toe aan de Opvolgerstaat wiens onderdaan

vrijwillig opteert voor de nationaliteit van een andere Opvolgerstaat of vrijwillig de

nationaliteit van de Voorgangerstaat behoudt. In zulke gevallen zal de betrokken persoon die

de nationaliteit van de eerste Opvolgerstaat had verkregen ten gevolge van de

251

A. ZIMMERMAN, “State succession and the nationality of natural persons : facts and possible codification” in

P.M. EISEMANN en M. KOSKENNIEMI (eds.), La succession d'Etats : la codification à l'épreuve des faits, Den

Haag, Nijhoff, 2000, (611) 625. 252

Ibid., 626. 253

Ibid., 628-632. 254

Art. 9 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999; art. 7, 1.

(a) Convention on the Reduction of Statelessness, 30 augustus 1961 bevat een gelijkaardige, algemene, regel: “If

the law of a Contracting State permits renunciation of nationality, such renunciation shall not result in loss of

nationality unless the person concerned possesses or acquires another nationality”.

Page 50: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

50

statenopvolging, deze opnieuw verliezen.255

Dit is een bepaling die zeer vaak terug te vinden

is in de wetgeving omtrent nationaliteit die ontstaan is omwille van de statenopvolging. Deze

werkwijze vermijdt namelijk de dubbele of meervoudige nationaliteit. Wel is het zo dat het

wegnemen van de eigen nationaliteit niet mag gebeuren tot op het moment dat de betrokken

persoon de nationaliteit van een andere betrokken staat effectief heeft verworven. Mocht dit

wel worden gedaan dan loopt die betrokken persoon het risico gedurende een bepaalde

periode staatloos te zijn256

.257

145. De betrokken staten dienen de wil van de betrokken persoon te respecteren indien deze

laatste de nationaliteit van meerdere betrokken staten kan verwerven. Op zo’n moment vallen

de betrokken personen namelijk onder de bevoegdheid van meerdere betrokken staten. Om dit

probleem op te lossen werd door de ILC in de draft articles voorzien in een keuzerecht in

hoofde van de betrokken persoon.258

146. Elke betrokken staat moet een keuzerecht toekennen aan de betrokken personen die een

voldoende link hebben met die staat in zoverre deze personen anders staatloos zouden worden

ten gevolge van de statenopvolging. Wanneer een persoon zijn keuzerecht heeft uitgeoefend,

zal de staat voor wie de persoon gekozen heeft de nationaliteit moeten toekennen. De staat

van wiens nationaliteit de persoon afstand heeft gedaan, in de uitoefening van zulk

keuzerecht, zal de nationaliteit van die persoon terugtrekken, tenzij die persoon daardoor

staatloos zou worden. Wel moet elke staat aan de betrokken personen een redelijke termijn

toekennen om zijn keuzerecht uit te oefenen.259

147. De verwerving van de nationaliteit van een betrokken staat via de uitoefening van het

keuzerecht betekent niet noodzakelijk dat een andere staat wiens nationaliteit de betrokken

persoon reeds bezat, die nationaliteit moet intrekken. De staat is daar enkel toe verplicht

indien daar zo werd in voorzien in een verdrag tussen de betrokken staten of indien de

255

Art. 10 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 256

Art. 8, 1. Convention on the Reduction of Statelessness, 30 augustus 1961 bepaalt een gelijkaardige, meer

algemene regel: “A Contracting State shall not deprive a person of its nationality if such deprivation would

render him stateless”. 257

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 31-32. 258

Ibid., 34. 259

Art. 11 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999.

Page 51: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

51

betrokken persoon tegelijkertijd met zijn keuze voor de verwerving van een nationaliteit, aan

de andere nationaliteit verzaakt.260

148. De keuze waarover de betrokken persoon beschikt, dient niet enkel te bestaan uit een

keuze tussen een aantal nationaliteiten. Zij kan ook bestaan uit de keuze voor een vrijwillige

verwerving van de nationaliteit via een verklaring of ze kan de vorm aannemen van een

verzaking aan een nationaliteit.261

Zo kende de Russische Federatie een keuzerecht toe in het

kader van de statenopvolging binnen de voormalige USSR. Rusland bepaalde bij wet dat alle

burgers van de Voorgangerstaat USSR, die hun woonplaats hadden op het grondgebied van

Rusland, de Russische nationaliteit hadden. De betrokken personen hadden één jaar de tijd om

aan die nationaliteit te verzaken.262

Dit is een keuzerecht in de vorm van een eventuele keuze

voor de verzaking aan de nationaliteit. De Russische Federatie voorzag ook in een keuzerecht

dat de vorm aannam van een keuze voor de vrijwillige verwerving van een nationaliteit. Alle

burgers die de nationaliteit van Rusland niet verkregen hadden via de wet – dit zijn de burgers

van de voormalige USSR die hun woonplaats hadden in één van de overige republieken –

konden alsnog kiezen voor de Russische nationaliteit.263

149. Deel twee van de draft articles bevat bepalingen die van toepassing zijn op specifieke

vormen van statenopvolging. In het licht van het volgende hoofdstuk, de toepassing van de

uiteengezette theorie op de situatie van Schotland264

, zullen hier enkel de artikelen omtrent

secessie worden besproken. Een ruimere bespreking zou namelijk te ver leiden.

150. Wanneer een deel van een territorium zich afscheidt en de Voorgangerstaat blijft

voortbestaan, zal de Opvolgerstaat zijn nationaliteit toekennen aan alle personen die hun

woonplaats hebben op zijn grondgebied, tenzij de betrokken persoon anders beslist via de

uitoefening van zijn keuzerecht. De betrokken personen die hun woonplaats niet hebben op

het grondgebied van de Opvolgerstaat, maar die wel een voldoende wettelijke band hebben

met het grondgebied of die geboren zijn op of hun laatste woonplaats hadden in het gebied dat

het territorium van de Opvolgerstaat is geworden, kunnen ook de nationaliteit van de

Opvolgerstaat verkrijgen. Dit is tevens het geval indien een betrokken persoon die zijn

260

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 34. 261

Ibid. 262

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Documents of the forty-ninth session”, ILC Yearbook 1997 vol. II (I),

(1) 66. 263

Ibid., 68. 264

Infra, nr. 253-267.

Page 52: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

52

woonplaats heeft in een derde staat265

aan geen van de vorige voorwaarden voldoet, maar wel

een voldoende link heeft met de Opvolgerstaat.266

De Opvolgerstaat kan zelf bepalen wat voor

hem een voldoende link uitmaakt. De ILC hanteerde in het artikel criteria zoals de

geboorteplaats en laatste woonplaats, omdat deze in de statenpraktijk het meeste werden

gebruikt, maar wou andere criteria niet uitsluiten en opteerde daarom voor een bewoording

die ruimte liet aan de staten om deze naar eigen goeddunken in te vullen.267

151. Wel dient er op te worden gewezen dat de toekenning van de nationaliteit aan de

personen die zich buiten het grondgebied van de Opvolgerstaat bevinden, onderworpen blijft

aan artikel 8 van de draft articles. Dit artikel bepaalt dat een Opvolgerstaat er niet toe

verplicht is zijn nationaliteit toe te kennen aan een betrokken persoon die zijn woonplaats

heeft in een andere staat en ook de nationaliteit bezit van die staat. Daarenboven zal een

Opvolgerstaat ook nooit zijn nationaliteit toekennen aan een betrokken persoon tegen diens

wil, tenzij deze persoon zonder de toekenning staatloos zou worden.

152. Wanneer een betrokken persoon de nationaliteit van meer dan één Opvolgerstaat kan

verwerven, zal een definitieve toekenning afhangen van de keuze van de betrokken

persoon.268

153. De Voorgangerstaat zal zijn nationaliteit intrekken indien de betrokken persoon voldoet

aan de criteria om de nationaliteit van een Opvolgerstaat te verwerven. De Voorgangerstaat

doet dit echter niet vroeger dan het moment waarop de betrokken persoon effectief de

nationaliteit van de Opvolgerstaat verkrijgt. Daarnaast zal de Voorgangerstaat zijn

nationaliteit ook niet intrekken indien de betrokken personen hun woonplaats hebben op zijn

grondgebied, een voldoende legale band hebben met de Voorgangerstaat, hun woonplaats

hebben in een derde staat maar geboren zijn op het grondgebied van de Voorgangerstaat, er

hun laatste woonplaats hadden of een voldoende link hebben met deze staat. Opnieuw is het

echter zo dat de Voorgangerstaat er wel toe gehouden zal zijn de nationaliteit in te trekken

indien de betrokken persoon daartoe gekozen heeft via de uitoefening van zijn keuzerecht.269

265

Dit is een staat die niet de Voorgangerstaat, noch de Opvolgerstaat is: art. 2 (e) Draft Articles on Nationality

of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 266

Art. 24 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 267

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 44. 268

Ibid. 269

Art. 25 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999.

Page 53: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

53

154. Er moet dus worden voldaan aan twee voorwaarden alvorens de Voorgangerstaat zijn

nationaliteit kan intrekken. Ten eerste mag de betrokken persoon die de nationaliteit van een

Opvolgerstaat kan verwerven, niet gekozen hebben voor het behoud van de nationaliteit van

de Voorgangerstaat. Ten tweede mag de intrekking niet plaats gevonden hebben vóór de

effectieve verkrijging van de nationaliteit van een Opvolgerstaat. Op deze manier wil men

staatloosheid, zelfs indien dit maar voor een korte periode zou zijn, vermijden.270

155. De Voorganger- en Opvolgerstaat voorzien in een keuzerecht aan de betrokken personen

die voldoen aan de net aangehaalde criteria en die daardoor de nationaliteit van de

Voorganger- en Opvolgerstaat kunnen verwerven of van twee of meer Opvolgerstaten.271

156. Niet elke betrokken persoon die de nationaliteit van een Opvolgerstaat kan verwerven,

heeft recht op een keuze tot behoud van de nationaliteit van de Voorgangerstaat. Deze keuze

kan enkel de betrokken personen toekomen die tegelijk voldoen aan de criteria uit artikel 24

en artikel 25, paragraaf 2. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn voor een persoon die zijn

woonplaats heeft in een derde staat, geboren is op het grondgebied dat de Opvolgerstaat is

geworden, maar voor zijn verhuis naar het buitenland zijn woonplaats had op het grondgebied

van de Voorgangerstaat.272

Op basis van de uiteengezette artikelen kan de betrokken persoon

de nationaliteit verkrijgen van beide staten. Hij had reeds de nationaliteit van de

Voorgangerstaat, aangezien op het moment van zijn geboorte de plaats van de geboorte nog

tot de Voorgangerstaat behoorde. Op grond van artikel 24 van de draft articles zal de persoon

ook de nationaliteit van de Opvolgerstaat kunnen verwerven, daar hij weliswaar niet woont op

het betrokken grondgebied, maar er wel is geboren. De Voorgangerstaat is niet verplicht zijn

nationaliteit in te trekken daar die persoon voor zijn verhuis naar het buitenland, zijn laatste

woonplaats heeft gehad op het grondgebied dat deel gebleven is van de Voorgangerstaat. In

dat geval zal de betrokken persoon kunnen kiezen voor het behoud van de nationaliteit van de

Voorgangerstaat. Had de persoon daarentegen zijn laatste woonplaats voor zijn verhuis niet

op het grondgebied dat bij de Voorgangerstaat is gebleven, maar wel op dat deel dat de

Opvolgerstaat is geworden, dan had hij geen recht gehad op de keuze tot behoud daar hij niet

viel onder artikel 25, paragraaf 2 draft articles en de Voorgangerstaat er dus toe gehouden zou

zijn geweest zijn nationaliteit in te trekken op grond van artikel 25, paragraaf 1.

270

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 47. 271

Art. 26 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 272

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 47.

Page 54: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

54

IV. Toepassing theorie op het specifieke geval van Schotland

157. Op 18 september 2014 werd een referendum gehouden in Schotland omtrent de

onafhankelijkheid. Op de vraag “Should Scotland be an independent country?” antwoordde

55% negatief.273

158. Dit was echter niet het eindstadium van het onafhankelijkheidsstreven van Schotland.

Eind maart 2017 kondigde de eerste minister van Schotland, Sturgeon, naar aanleiding van de

Brexit namelijk aan dat er opnieuw een referendum zal worden gehouden over de

onafhankelijkheid.274

Het Schotse parlement gaf de Schotse regering het mandaat om formele

onderhandelingen met de Britse overheid te starten. Dit met oog op het bereiken van een

nieuw akkoord met betrekking tot een Schots onafhankelijkheidsreferendum, vergelijkbaar

met het Edinburgh akkoord van 2012.

159. Het vorige referendum werd vergezeld van een akkoord tussen de Britse en de Schotse

overheid. Het Edinburgh akkoord275

bevatte een akkoord omtrent een aantal aangelegenheden

die verband hielden met het referendum. Zo werd beslist dat het Schotse parlement instond

voor het wettelijke kader van het referendum. Bovendien werd ook besloten dat alle partijen

het resultaat zouden respecteren.276

Dit hield in dat, ook indien de Schotten zouden gestemd

hebben voor de onafhankelijkheid, de Britse overheid zich aan dit resultaat zou gehouden

hebben en de onderhandelingen over de onafhankelijkheid gestart zouden zijn.

160. In wat volgt, zal worden nagegaan wat de internationaalrechtelijke gevolgen zijn indien

Schotland effectief onafhankelijk zou worden. Welke vorm van statenopvolging zou van

toepassing zijn (A)? Wat gebeurt er met de verdragen die werden gesloten door het Verenigd

Koninkrijk (B)? Wat met het lidmaatschap van internationale organisaties (C)? Wat met de

staatschulden en staatseigendom (D)? Wat met de nationaliteit van de inwoners van Schotland

(E)? De theorie die werd uiteengezet in het vorige onderdeel zal met andere woorden in dit

onderdeel worden toegepast op de situatie van Schotland.

273

http://www.bbc.com/news/uk-scotland-29270441. 274

https://news.gov.scot/speeches-and-briefings/scottish-government-debate-scotlands-choice. 275

Agreement between the United Kingdom Government and the Scottish Government on a referendum on

independence for Scotland, 15 oktober 2012. 276

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 362.

Page 55: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

55

A. Toepasselijke vorm van statenopvolging 161. Een onafhankelijk Schotland zou een nieuwe staat vormen binnen het internationaal

recht. Er dient echter te worden nagegaan wie in deze situatie de Voorgangerstaat en

Opvolgerstaat zou zijn en van welke vorm van statenopvolging er sprake zou zijn.

162. Een onafhankelijk Schotland zal zeer duidelijk de Opvolgerstaat zijn en het Verenigd

Koninkrijk de Voorgangerstaat. In wat volgt, zal hier dieper op worden ingegaan en zal

worden uiteengezet waarom dit het meest logische scenario zou zijn. De vraag is dan echter of

de Voorgangerstaat, het Verenigd Koninkrijk, tegelijk ook de Verderzettende Staat zal

vormen. Dit zal afhangen van de toepasselijke vorm van statenopvolging.

163. Dissolutie277

, de vorm waarbij de Voorgangerstaat ophoudt te bestaan en uiteen valt in

twee of meerdere Opvolgerstaten, lijkt een zeer onwaarschijnlijk scenario te zijn. Het

internationaal recht lijkt immers de continuïteit van staten te prefereren waar mogelijk.278

Noch Schotland, noch het resterende gebied van het Verenigd Koninkrijk zou de

Verderzettende Staat vormen. De internationale persoonlijkheid van het VK zou niet langer

bestaan. Persoonlijk ben ik van mening dat het Verenigd Koninkrijk een dergelijk scenario

nooit zou steunen. Het zal zonder twijfel de verderzetting van de internationale

persoonlijkheid claimen. De andere staten zullen deze claim ook hoogstwaarschijnlijk

aanvaarden.279

164. De auteurs Boyle en Crawford halen een andere, bijzondere, mogelijkheid aan, namelijk

een terugkeer naar de Schotse staat zoals die bestond voor 1707. In een dergelijk scenario zou

Schotland de Verderzettende Staat zijn van de vóór 1707 bestaande Schotse staat. Scott stelt

dat het Verenigd Koninkrijk namelijk werd gecreëerd door de Treaty of Union tussen

Engeland en Schotland. Wanneer een van beide partijen besluit om zich terug te trekken uit

het verdrag, keren Schotland en Engeland terug naar hun oorspronkelijke status als

onafhankelijke landen.280

Daarnaast bestaat er ook een terugkeer naar de oorspronkelijke,

onafhankelijke status indien het grondgebied illegaal geannexeerd werd. Zo claimden de

Baltische staten een terugkeer naar hun onafhankelijke status van voor de annexatie door de

USSR in 1940. De internationale rechtsorde erkende deze annexatie namelijk niet, althans niet

277

Supra, nr. 35-44. 278

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 371. 279

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 86-87. 280

P. SCOTT, Scotland in Europe: Dialogue with a Sceptical Friend, Edinburgh, Canongate Books, 1992, 41-42.

Page 56: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

56

de iure.281

Het is zeer duidelijk dat geen van beide situaties toepasselijk zou zijn op een

onafhankelijk Schotland. Deze laatste kan zich op geen enkele manier identificeren met de

Schotse staat die bestond voor 1707. Een terugkeer is niet mogelijk, aangezien in casu de

Treaty of Union een vorm was van een vrijwillige incorporatie in een staat en dit met het oog

op het creëren van een situatie die gedurende een zeer geruime tijd zou gelden. Daarnaast kan

er in het geval van Schotland geen sprake zijn van een illegale annexatie door het toenmalige

Engeland, aangezien het hier gaat om een vrijwillige unie in 1707. Ten slotte heeft Schotland

niets te winnen bij een terugkeer naar de Schotse staat zoals die bestond voor 1707.

Aangezien er op dat moment nog geen sprake was de Verenigde Naties of de Europese Unie,

kon het er ook geen lid van zijn. Dat zou betekenen dat, bij een terugkeer, Schotland geen

recht zou hebben op lidmaatschap in de EU, iets wat de Schotse overheid net wel wenst

verder te zetten.282

165. Secessie283

lijkt een plausibelere mogelijkheid te zijn. In dat geval blijft de

Voorgangerstaat, het Verenigd Koninkrijk, bestaan en vormt het deel van het grondgebied dat

zich afscheurde, Schotland, de Opvolgerstaat. In dit scenario behoudt het Verenigd

Koninkrijk zijn internationale persoonlijkheid en vormt het de Verderzettende Staat. Men

spreekt van een Verderzettende Staat wanneer de betrokken staat het grootste deel van het

grondgebied en de bevolking behoudt. Daarnaast moeten de gouvernementele instellingen van

de Voorgangerstaat onveranderd blijven. Ten slotte zal ook de houding van de internationale

rechtsorde van groot belang zijn. Een Voorgangerstaat zal pas een Verderzettende Staat zijn

indien het merendeel van de staten aanvaardt dat de staat de internationale persoonlijkheid

van de Voorgangerstaat verderzet.284

Het Verenigd Koninkrijk zal hoogstwaarschijnlijk aan

deze voorwaarden voldoen. Het feit dat het grondgebied van Schotland bijna één derde van

het grondgebied van het VK uitmaakt, is onvoldoende om te besluiten dat er in casu geen

sprake zou kunnen zijn van een verderzetting van de internationale persoonlijkheid door het

Verenigd Koninkrijk. De bevolking van Schotland bedraagt nog geen 10% van de totale

bevolking van de Voorgangerstaat en bovendien zal het Verenigd Koninkrijk zijn

gouvernementele instellingen zonder al te grote aanpassingen kunnen verderzetten. Het

281

R. MÜLLERSON, “The Continuity and Succession of States, By Reference to the Former USSR and

Yugoslavia”, 42 ICLQ 1993, (473) 480; K.G. BÜHLER, State succession and membership in International

Organizations. Legal theories versus Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 177-

179. 282

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 87-91. 283

Supra, nr. 45-48. 284

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 67 en 82-83.

Page 57: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

57

parlement zal kunnen blijven functioneren zoals vandaag, met dien verstande dat er niet

langer vertegenwoordigers van Schotland in zullen zetelen. De internationale gemeenschap

zal naar alle waarschijnlijkheid ook zonder problemen aanvaarden dat het Verenigd

Koninkrijk zijn internationale persoonlijkheid verderzet na de onafhankelijkheid van

Schotland. Uit deze factoren kan worden afgeleid dat het VK hoogstwaarschijnlijk de

Verderzettende Staat zal vormen in het geval van een afscheuring van Schotland.285

166. In Canada bestond er in de jaren 90 ook een streven naar onafhankelijkheid door

Quebec. Het Canadese Supreme Court heeft omtrent een referendum – dat gehouden werd

naar aanleiding van dit onafhankelijkheidstreven – een zeer belangrijke uitspraak gedaan.286

Op 12 juni 1995 sloten drie partijen die streefden naar onafhankelijkheid van Quebec een

overeenkomst waarin werd bepaald dat er een referendum zou worden gehouden omtrent de

secessie van Quebec van Canada. Indien dit referendum een positief resultaat zou hebben, dan

zou de National Assembly van Quebec eerst een akkoord trachten te sluiten met Canada

omtrent het opstarten van een economische en politieke relatie, alvorens de onafhankelijkheid

uit te roepen. Op 30 oktober 1995 werd een referendum gehouden waarin een nipte

meerderheid er toch voor koos deel te blijven van Canada.287

Een zekere Guy Bernard startte

een procedure tegen het referendum. De rechter verwees de zaak naar het Supreme Court.

167. Het Hof definieerde secessie als volgt: “the effort of a group or section of a state to

withdraw itself from the political and constitutional authority of that state, with a view to

achieving statehood for a new territorial unit on the international plane”.288

Indien Quebec

zich zou willen afscheuren van Canada, is daar volgens het Hof een aanpassing van de

Canadese Grondwet voor nodig. Een dergelijke wijziging van de Grondwet zal

noodzakelijkerwijs worden voorafgegaan door onderhandelingen.289

168. Indien de wil van de inwoners van Quebec om zich af te scheuren van Canada zeer

duidelijk geuit zou worden, dan moet daar wel degelijk gevolg aan worden gegeven volgens

285

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 372-374; A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland –

International Law Aspects, 10 december 2012, 82-83. 286

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM

1998, 1342-1377. 287

P. DUMBERRY, “Lessons learned from the Quebec Secession Reference before the Supreme Court of Canada”

in M.G. KOHEN (ed.), Secession: International Law Perspectives, Cambridge, Cambridge University Press, 2006,

(416) 418-420. 288

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM

1998, (1342) 1363, para. 83. 289

Ibid., 1363, para. 84.

Page 58: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

58

het Hof en dit op grond van het principe van de democratie.290

Op deze wijze bevestigde het

Supreme Court dat er een referendum kon worden gehouden met betrekking tot secessie. Wel

is vereist dat de inwoners van het gebied dat een referendum organiseert zich met een

duidelijke meerderheid hebben uitgesproken over de vraag van secessie en dat hen een

duidelijke en ondubbelzinnige vraag werd voorgelegd.291

Op basis van het principe van

federalisme, rust er op alle betrokken partijen een verplichting om onderhandelingen op te

starten omtrent de wijziging van de Grondwet en dus op die manier gevolg te geven aan de

wil van de inwoners van Quebec.292

169. Het Supreme Court benadrukte echter dat een referendum op zichzelf geen grond is voor

een unilaterale secessie293

.294

In het internationaal recht bestaat er noch een recht op een

unilaterale afscheuring, noch een uitdrukkelijke ontkenning van dit recht.295

De redenering

van het Hof stemt overeen met de doctrine die over het algemeen stelt dat Quebec de

onafhankelijkheid tevens op een illegale wijze zou kunnen verkrijgen. Indien een

onafhankelijk Quebec in dat geval controle zou verwerven over zijn grondgebied en de

internationale rechtsorde Quebec zou aanvaarden als een nieuwe en onafhankelijke staat, dan

zou een dergelijke ‘illegale’ afscheuring succesvol kunnen zijn.296

170. Ten slotte rijst er nog de vraag wat de impact zou zijn van een constante weigering van

Canada om de onafhankelijkheid van Quebec te erkennen indien deze laatste op grond van

een (ondubbelzinnig) referendum zich zou afscheuren. Een dergelijke weigering zou de

houding van de internationale rechtsorde kunnen beïnvloeden. Het is namelijk zo dat geen

enkel verzoek tot lidmaatschap van een nieuwe en onafhankelijke staat tot de Verenigde

Naties toegelaten werd tegen de wil van de staat van wiens grondgebied die nieuwe staat zich

afscheurde.297

Bangladesh298

bijvoorbeeld, vroeg het lidmaatschap aan van de VN in 1972,

290

Ibid., 1364, para. 87. 291

Ibid., 1364-1365, para. 87 en 92-93. 292

Ibid., 1364, para. 88. 293

Unilaterale secessie werd als volgt gedefinieerd door het Supreme Court: “the right to effectuate secession

without prior negotiations with the other provinces and the federal government”; Reference re Secession of

Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM 1998, (1342) 1363-1364, para.

86. 294

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM

1998, (1342) 1364, para. 87. 295

Ibid., 1369, para. 112. 296

P. DUMBERRY, “Lessons learned from the Quebec Secession Reference before the Supreme Court of Canada”

in M.G. KOHEN (ed.), Secession: International Law Perspectives, Cambridge, Cambridge University Press, 2006,

(416) 437. 297

Ibid., 441; J. CRAWFORD, “State Practice and International Law in Relation to Secession”, BYIL 1999, (85)

92. 298

Supra, nr. 33.

Page 59: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

59

maar werd pas toegelaten op het moment dat Pakistan (de staat van wie Bangladesh zich

afscheurde) het grondgebied erkende als een onafhankelijke staat in 1974.299

171. Deze uitspraak is van belang voor de Schotse situatie, aangezien het zeer waarschijnlijk

is dat Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven via een referendum en het Hof in de

Quebec zaak bevestigde dat afscheuring mogelijk is via een referendum. Wel zal het zo zijn,

dat net zoals in het geval van Quebec en Canada, onderhandelingen tussen Schotland en het

Verenigd Koninkrijk noodzakelijk zullen zijn om de afscheuring te regelen na een eventueel

positief resultaat.

B. Verdragen 172. De verdragen gesloten door het Verenigd Koninkrijk zijn bindend voor het hele

grondgebied van de staat. Wanneer Schotland zich zou afscheuren rijst de vraag wat er

gebeurt met deze verdragen. Blijven de verdragen gelden op het grondgebied van de

Opvolgerstaat of is er sprake van een tabula rasa?

173. Het Verdrag van Wenen van 1978 bevat beide regimes. De Nieuw-onafhankelijke Staten

genieten het tabula rasa principe300

daar waar de andere Opvolgerstaten gebonden blijven

door de verdragen gesloten door de Voorgangerstaat301

. De term Nieuw-onafhankelijke Staat

werd in het leven geroepen voor de voormalige kolonies. Een onafhankelijk Schotland zal dus

niet onder dit regime vallen en bijgevolg blijft het als Opvolgerstaat gebonden door de

verdragen aangegaan door de Voorgangerstaat, het Verenigd Koninkrijk.

174. Het Verenigd Koninkrijk is echter geen lid van het Verdrag van Wenen van 1978 en is

dus in principe niet gebonden door de bepalinge die daarin zijn opgenomen. Bovendien wordt

betwist of de regels in het verdrag deel uitmaken van het internationaal gewoonterecht.302

175. Wanneer Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, is het te verwachten dat de

partijen een akkoord zullen sluiten over de gevolgen van de statenopvolging. Daarin zal

hoogstwaarschijnlijk ook de opvolging tot de gesloten verdragen worden geregeld. Normaal

gezien zou de opvolging van Schotland tot de verdragen geen probleem mogen vormen en zal

299

J. CRAWFORD, “State Practice and International Law in Relation to Secession”, BYIL 1999, (85) 92, voetnoot

19. 300

Art. 16 en 17 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Verdragen; supra, nr. 63-67. 301

Art. 34 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen;

Supra, 68-82. 302

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 379; M.N. SHAW, International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 980.

Page 60: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

60

het merendeel van de verdragen van toepassing blijven op het Schotse grondgebied.303

Daar

anders over beslissen zou, mijns inziens, leiden tot een vacuüm en internationale én nationale

rechtsonzekerheid met zich meebrengen.

176. In titel III werd tevens verwezen naar humanitaire verdragen.304

Er werd gesteld dat

mensenrechtenverdragen een bijzondere positie innemen305

en er werd nagegaan of er voor

dergelijke verdragen sprake kan zijn van een automatische opvolging door de Opvolgerstaten.

177. Een automatische opvolging van de mensenrechtenverdragen doet zich voor wanneer de

Opvolgerstaat gebonden is door het verdrag en dit zonder dat de Opvolgerstaat daartoe zijn

wil uitte of zonder dat de Opvolgerstaat daartoe enige stappen ondernam.306

178. De auteur Rasulov kwam tot de conclusie dat er geen sprake is van een automatische

opvolging, aangezien uit de statenpraktijk bleek dat de Opvolgerstaten steeds hun wil om de

mensenrechtenverdragen verder te zetten expliciet hebben geuit.307

179. Er is echter een voorbeeld in de geschiedenis van statenopvolging waaruit de toepassing

van het Kamminga-model308

zou kunnen worden afgeleid, namelijk Tsjechoslowakije en het

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens309

. Zoals onder de volgende titel zal worden

uiteengezet, is dit een bijzonder verdrag.310

Men kan maar partij worden bij het EVRM indien

men lid is van de Raad van Europa. Zowel Tsjechië als Slowakije (de Opvolgerstaten van

Tsjechoslowakije) werden door de Raad van Europa toegelaten als lid op 30 juni 1993. Maar

er werd bepaald dat het EVRM geacht wordt reeds van toepassing te zijn geweest op deze

staten vanaf 1 januari 1993. De Europese Commissie voor de Rechten van de Mens311

besliste

303

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 379. 304

Supra, nr. 83-90. 305

M.N. SHAW, International Law, Cambridge University Press, 2008, 981. 306

Supra, nr. 87-90; A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for

automaticity?”, 14 EJIL 2003, (141) 149-150. 307

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 158. 308

Dit is het model dat de automatische opvolging van de mensenrechtenverdragen uiteenzet; M. KAMMINGA,

“State Succession in respect of Human Rights Treaties”, 7 EJIL 1996, 469-484; A. RASULOV, “Revisiting State

Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14 EJIL 2003, 141-170. 309

Hierna ‘EVRM’. 310

Infra, nr. 185-188. 311

Hierna ‘ECRM’. Het EVRM zelf voorzag in een mechanisme om de rechten en verplichtingen van de

Partijstaten af te dwingen. Daartoe werd in 1954 de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens

opgericht. Klachten konden worden neergelegd tegen Partijstaten door een andere Partijstaat of door een

particulier. Wanneer een klacht werd ingediend, werd deze eerst beoordeeld door de ECRM op de

ontvankelijkheid, http://www.coe.int/en/web/tirana/european-court-of-human-rights.

Page 61: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

61

echter anders. De ECRM besloot namelijk dat het EVRM voor zowel Tsjechië312

als

Slowakije313

reeds in werking was getreden vanaf 18 maart 1992, de datum waarop het

verdrag in werking was getreden in Tsjechoslowakije. De ECRM dwong Tsjechië en

Slowakije in feite om de Voorgangerstaat, Tsjechoslowakije, op te volgen als partij van het

EVRM. Op deze manier is er in dit voorbeeld wel degelijk sprake van een automatische

opvolging tot het verdrag. Deze rechtspraak geeft zeer duidelijk weer dat er een mogelijkheid

bestaat dat het Kamminga-model zich langzaamaan zou kunnen vestigen in het internationale

recht.314

180. Dit zou van belang kunnen zijn voor Schotland. Indien het grondgebied de

onafhankelijkheid zou verwerven, dan zou het nieuw lidmaatschap van de Raad van Europa

moeten aanvragen. Pas vanaf het moment dat de nieuwe staat toegelaten zou worden tot de

Raad, zou het EVRM (opnieuw) van toepassing zijn op diens grondgebied. Aan de hand van

de rechtspraak van het ECRM zou men dus kunnen stellen dat het EVRM van toepassing zou

blijven in Schotland, ook tijdens de periode tussen de verwerving van de onafhankelijkheid en

de toetreding tot de Raad. Ook de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de

Mens lijkt deze visie te volgen.315

C. Lidmaatschap internationale organisaties 181. Elke internationale organisatie bepaalt zelf de voorwaarden waaraan staten moeten

voldoen om lidmaatschap van hun organisatie te verwerven en welke regels er gelden ingeval

van statenopvolging.316

In het volgende stuk zal worden gekeken naar de Verenigde Naties,

de Raad van Europa en de Europese Unie.

1. Verenigde Naties

182. De Verenigde Naties hanteert de meest gebruikte methode binnen de internationale

rechtsorde. De nieuw gecreëerde staten, de Opvolgerstaten, moeten een aanvraag indienen om

lid te worden van de organisatie, daar waar de Verderzettende Staat het reeds bestaand

lidmaatschap behoudt. Het lijkt dan ook het meest waarschijnlijke dat het Verenigd

312

ECRM, Admissibility Decision, 13 mei 1996, nr. 23889/93, Nohejl v. Czech Republic. 313

ECRM, Admissibility Decision, 4 maart 1996, nr. 23131/93, Brezny v. Slovak Republic; ECRM,

Admissibility Decision, 1 juli 1998, nr. 38855/97, Malfatti v. Slovak Republic. 314

A. RASULOV, “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for automaticity?”, 14

EJIL 2003, (141) 167-168. 315

Infra, nr. 187. 316

Dit volgt onder meer zeer duidelijk uit artikel 4 van het Verdrag van Wenen van 1978 dat bepaalt dat het van

toepassing is op de gevolgen van statenopvolging met betrekking tot elk verdrag dat een oprichtingsakte is van

een internationale organisatie “zonder de regels betreffende de verwerving van het lidmaatschap (…) aan te

tasten”.

Page 62: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

62

Koninkrijk zijn lidmaatschap van de Verenigde Naties zal behouden in het geval van een

afscheuring van Schotland. Deze laatste zal dan echter nieuw lidmaatschap moeten aanvragen,

aangezien het binnen de internationale rechtsorde een nieuwe staat is.317

183. Artikel 4 van de VN Charter bepaalt de voorwaarden waaraan een staat moet voldoen om

lid te mogen worden. De aanvrager moet een staat zijn, vredelievend zijn, de verplichtingen

vervat in het Charter van de VN aanvaarden en deze tevens kunnen én willen nakomen.

Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, kan worden aangenomen dat het aan

deze voorwaarden zou voldoen en dus redelijk eenvoudig en zonder problemen het

lidmaatschap van de Verenigde Naties zou kunnen verwerven.

184. Het is de Veiligheidsraad die een aanbeveling geeft aan de Algemene Vergadering

omtrent de aanvraag van een staat om lid te worden. De Algemene Vergadering dient

vervolgens een beslissing te nemen. Een tweederdemeerderheid van de aanwezige leden die

een stem uitbrengen, moet voor de toelating stemmen.318

Wanneer Schotland zich zou

afscheuren van het Verenigd Koninkrijk zonder diens toestemming, is het niet ondenkbaar dat

deze laatste zijn invloed binnen de VN zou aanwenden en op deze manier zou verhinderen dat

de vereiste meerderheid wordt behaald. Dit is echter een zeer onwaarschijnlijk scenario, daar

toch te verwachten valt dat de beide staten een akkoord zouden sluiten omtrent de

onafhankelijkheid.319

2. Raad van Europa

185. Ook de Raad van Europa is een internationale organisatie.320

Het Statuut van de Raad

van Europa voorziet in een artikel om de Raad te verlaten321

en om toe te treden322

, maar

bepaalt niets over statenopvolging. Een bijzonderheid aan de Raad van Europa is het feit dat

het lidmaatschap verbonden is met het EVRM.323

Een staat kan maar lid worden van de Raad

indien het ook aanvaardt lid te worden van het EVRM.324

317

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 380. 318

Art. 18 (2) Handvest van de Verenigde Naties van 26 juni 1945. 319

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 381. 320

Supra, voetnoot nr. 240. 321

Art. 7 Statuut van de Raad van Europa, 5 mei 1949. 322

Ibid., art. 4. 323

Art. 59, 1. EVRM bepaalt dat het Verdrag openstaat voor de ondertekening door leden van de Raad van

Europa. 324

Parliamentary Assembly of the Council of Europe, Honouring of commitments entered into by member states

when joining the Council of Europe, 14 april 1994, Resolution 1031 (1994), para. 9.

Page 63: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

63

186. Er is reeds een precedent van statenopvolging te vinden binnen de Raad van Europa.

Servië-Montenegro was lid van de Raad en een partij bij het EVRM. Wanneer Montenegro

onafhankelijk werd, stelde Servië dat het de internationale persoonlijkheid van de

Voorgangerstaat zou verder zetten en het aldus lid zou blijven van de Raad en het EVRM. Het

Comité van Ministers325

aanvaardde dat Servië het lidmaatschap verderzette.326

Montenegro

vroeg het lidmaatschap van de Raad aan als een nieuwe staat.327

187. In principe geldt het beginsel van continuïteit voor wat betreft de verdragen, zoals

hierboven herhaald.328

Binnen de context van het EVRM is dat echter net iets complexer.

Wanneer een staat onafhankelijk wordt, zal het enkel kunnen toetreden tot het Verdrag

wanneer het tevens het lidmaatschap van de Raad heeft verkregen. Daardoor verliezen de

inwoners van het afscheurende grondgebied gedurende een bepaalde periode de bescherming

van het Verdrag. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens329

besliste echter in Bijelić

v. Montenegro and Serbia dat het EVRM ononderbroken van toepassing is gebleven op het

grondgebied van Montenegro, niettegenstaande het feit dat deze reeds onafhankelijk werd in

2004 en pas in 2006 lid is geworden van de Raad. Het betrof een zaak die oorspronkelijk was

gestart tegen Servië-Montenegro voor het EHRM. Wanneer Montenegro onafhankelijk werd,

gaven de eisers aan dat zij de zaak wensten verder te zetten tegen zowel Servië als

Montenegro. Daardoor rees de vraag of dat mogelijk was, vermits theoretisch gezien,

Montenegro niet viel onder het Verdrag voor de periode tussen diens onafhankelijkheid en het

toetreden tot het EVRM. Het Hof stelde dat het Verdrag doorlopend van kracht is gebleven in

Montenegro, ondanks de onafhankelijkheid. Het Hof haalde daarvoor een aantal argumenten

aan. Ten eerste baseerde het Hof zich op het feit dat het Comité van Ministers aanvaard had

dat Montenegro geen formele ratificatie van het EVRM diende voor te leggen omwille van de

eerdere ratificatie door Servië-Montenegro. Ten tweede keek het EHRM naar de eigen,

vroegere rechtspraak inzake de dissolutie van Tsjechië en Slowakije.330

De Raad van Europa

325

Dit is het besluitvormings- en beheersorgaan van de Raad van Europa. Het bestaat uit de Ministers van

Buitenlandse Zaken van de leden; https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/internationale_instellingen/regionale_

instellingen/raad_van_europa; http://www.coe.int/en/web/cm. 326

https://search.coe.int/cm/Pages/result_details.aspx?ObjectID=09000016805d8003. 327

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 95-96 en 98. 328

Supra, nr. 173-175; Het EVRM is tevens een mensenrechtenverdrag. Er werd reeds onderzocht of voor

dergelijke verdragen een automatische opvolging van toepassing is: supra, nr. 176-179. 329

Hierna ‘EHRM’. 330

Zo hield het EHRM in de zaak Konečný bijvoorbeeld geen rekening met de datum van 1 januari 1993 (de

datum waarop volgens de Raad van Europa het EVRM van toepassing was in Tsjechië en Slowakije) voor de

beoordeling van verschillende schendingen van het EVRM, maar wel met 18 maart 1992 (de datum waarop het

EVRM in werking trad in Tsjechoslowakije); EHRM, 26 oktober 2004, nrs. 47269/99, 64656/01, 65002/01,

Page 64: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

64

had beide staten aanvaard als nieuwe lidstaten van de Raad en aangenomen dat ze de

Voorgangerstaat hadden opgevolgd als lid van het EVRM en dit retroactief tot op de datum

van hun onafhankelijkheid. Ten slotte stelde het Hof dat er rekening moest worden gehouden

met het principe dat fundamentele rechten die opgenomen zijn in internationale

mensenrechtenverdragen, toebehoren aan de individuen die woonachtig zijn op het

grondgebied van de betrokken staat.331

188. Elke nieuwe staat die wenst toe te treden tot de Raad van Europa moet de principes van

een rechtstaat erkennen en moet aanvaarden dat elke persoon die zich onder zijn rechtsmacht

bevindt, de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden geniet.332

Als

Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, lijkt het aannemelijk dat het Verenigd

Koninkrijk het lidmaatschap van de Raad en het EVRM zal verder zetten en dat Schotland als

een nieuwe staat zal moeten toetreden. Aangezien Schotland vandaag al onder de toepassing

van het Verdrag valt, kan men aannemen dat het zal voldoen aan de voorwaarden om lid te

worden. Uit de aangehaalde rechtspraak van het Hof kan tevens afgeleid worden dat het

Verdrag ononderbroken zal blijven gelden in Schotland in de periode tussen de

onafhankelijkheid en het verwerven van het lidmaatschap van de Raad en de ratificatie van

het EVRM.

3. Europese Unie

189. Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, is één van de grootste vragen wat

er zou gebeuren met het lidmaatschap van de Europese Unie. De Unie is een internationale

organisatie die zelf de voorwaarden kan bepalen voor de toetreding. Het is echter zo dat de

Unie niet regelde wat er dient te gebeuren in het geval van statenopvolging.

190. Daarnaast is er binnen de Unie geen precedent voor een situatie zoals deze van

Schotland. Er zijn twee gevallen geweest binnen de Unie waarin een staat zich terugtrok.

Algerije maakte deel uit van Frankrijk en behoorde daardoor tot de toenmalige Europese

Economische Gemeenschap. Algerije verwierf de onafhankelijkheid in 1962 en verliet

bijgevolg de Gemeenschap, daar waar Frankrijk lid bleef. Ook Groenland werd lid van de

Konečný v. the Czech Republic, para. 62; Ook het ECRM bepaalde dat de datum van de inwerkingtreding voor

de beide Opvolgerstaten van Tsjechoslowakije 18 maart was en niet 1 januari 1993: ECRM, Admissibility

Decision, 4 maart 1996, nr. 23131/93, Brezny v. Slovak Republic; ECRM, Admissibility Decision, 13 mei 1996,

nr. 23889/93, Nohejl v. Czech Republic; ECRM, Admissibility Decision, 1 juli 1998, nr. 38855/97, Malfatti v.

Slovak Republic. 331

EHRM, 28 april 2009, nr. 11890/05, Bijelić v. Montenegro and Serbia, para. 67-69; A. BOYLE en J.

CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International Law Aspects, 10

december 2012, 97-98. 332

Art. 3 Statuut van de Raad van Europa, 5 mei 1949.

Page 65: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

65

EEG als gevolg van de toetreding van Denemarken in 1973. Er vond een devolutie van

bevoegdheden plaats en Groenland kon autonoom beslissen of het lid wou blijven van de

Gemeenschap. In een referendum koos het volk ervoor om de Gemeenschap te verlaten.

Denemarken voerde de onderhandelingen in naam van Groenland en in 1985 vond de

terugtrekking plaats. Denemarken bleef echter lid van de Unie. Deze beide situaties

verschillen van de situatie van Schotland daar de laatste streeft naar onafhankelijkheid en

daarbij de Unie niet wenst te verlaten.333

191. De recente ontwikkelingen binnen het Verenigd Koninkrijk zorgen ervoor dat een

nieuwe dimensie wordt toegevoegd aan dit vraagstuk. De Britten stemden namelijk in het

referendum op 23 juni 2016 vóór het verlaten van de Europese Unie.334

Uit de resultaten bleek

echter dat de Schotten ervoor kozen om in de Unie te blijven.335

192. Om na te gaan of Schotland lid zou kunnen blijven van de Europese Unie dienen er dan

ook twee hypothesen te worden gemaakt. In het volgende stuk zal enerzijds de situatie

worden belicht waarin Schotland de onafhankelijkheid verwerft vóór dat het Verenigd

Koninkrijk definitief uit de Unie stapt (a) en anderzijds de situatie waarin dit pas gebeurt

nadat het VK de Unie verlaten heeft (b).

a) Onafhankelijk vóór Brexit

193. Als Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven vóór dat het Verenigd Koninkrijk

definitief uit de Unie stapt, rijst de vraag of het lid kan blijven van de Europese Unie of dat

Schotland het lidmaatschap zal moeten aanvragen als een nieuwe staat. In wat volgt, zullen

een aantal theorieën worden uiteengezet inzake dit lidmaatschap. Vervolgens zal het

standpunt dat Schotland zelf innam naar aanloop van het referendum van 2014 worden belicht

en ten slotte volgt mijn eigen standpunt.

i) Crawford en Boyle

194. De auteurs Crawford en Boyle schreven een werk336

over de gevolgen van een

onafhankelijk Schotland op internationaal vlak en dit in opdracht van de Britse regering in de

333

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 382; S. TIERNEY, Accession of an Independent Scotland to the European Union: A View of the Legal

Issues, Briefing Paper, 2 december 2013, 1-2; A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the

Independence of Scotland – International Law Aspects, 10 december 2012, 99, para. 146. 334

Een nipte meerderheid van 51,9% stemde voor het verlaten van de Europese Unie, daar waar 48,1% stemde

om in de Unie te blijven; http://www.bbc.com/news/politics/eu_referendum/results. 335

62% stemde voor het behoud van het lidmaatschap van de Europese Unie en 38% stemde ervoor om uit de

Unie te stappen; http://www.bbc.com/news/politics/eu_referendum/results. 336

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012.

Page 66: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

66

aanloop naar het referendum van 2014. Daarin behandelden ze onder andere de positie van

Schotland binnen de Europese Unie indien de Schotten zouden kiezen voor een onafhankelijk

bestaan. Zij zijn van mening dat Schotland waarschijnlijk nieuw lidmaatschap zal moeten

aanvragen.

195. Artikel 49 VEU stelt dat een Europese staat die de waarden van de Unie337

eerbiedigt en

zich er toe verbindt deze ook na te leven, een verzoek tot lidmaatschap van de Unie kan doen.

Nadat de betrokken organen van de Unie geraadpleegd zijn en aan de procedurele

voorwaarden is voldaan, worden de onderhandelingen met de verzoekende staat opgestart.

Het is pas wanneer de verzoekende staat én alle lidstaten van de Europese Unie het

onderhandelde toelatingsverdrag ratificeren, dat de verzoeker lid wordt van de Unie.

Schotland voldoet reeds aan de voorwaarden om lid te worden, aangezien het Europees recht

er reeds van toepassing is. Om deze reden zou men kunnen stellen dat er eventueel zou

kunnen worden afgeweken van de normale toetredingsprocedure. Een andere toetredingsweg

zou echter op zichzelf ook onderworpen zijn aan onderhandelingen dus welke keuze ook

wordt gehanteerd, onderhandelingen zullen steeds noodzakelijk zijn.

196. Wanneer een nieuwe staat toetreedt tot de Unie moeten de verdragen telkens worden

aangepast. Zo moet onder andere de staat worden ingevoegd in de lijst van staten waarvoor de

Verdragen338

van toepassing zijn339

, moet het aantal rechters dat zetelt in het Europees Hof

van Justitie worden aangepast… Een dergelijke aanpassing zal ook vereist zijn wanneer

Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven en lid zou worden/blijven van de Unie.

Daarnaast zullen de Verdragen sowieso moeten worden aangepast om de nieuwe toestand van

het Verenigd Koninkrijk te incorporeren. Men zal in het geval van een afscheuring door

Schotland namelijk rekening moeten houden met de verminderde oppervlakte van het

grondgebied en de verminderde bevolking en dit voor de aangelegenheden binnen de Unie die

steunen op deze factoren.340

197. Bovendien is de vaststelling dat een onafhankelijk Schotland via artikel 49 VEU als

nieuwe staat zal moeten toetreden ook in overeenstemming met de mening van

337

Zoals vervat in art. 2 Verdrag betreffende de Europese Unie, 7 februari 1992. Deze waarden zijn onder andere

eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstaat en de eerbiediging van de

mensenrechten. 338

Dit zijn het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese

Unie. 339

Art. 52, 1. Verdrag betreffende de Europese Unie somt alle lidstaten op waar de verdragen van toepassing

zijn. 340

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 100.

Page 67: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

67

vertegenwoordigers van de Europese Unie. De heer Prodi, voormalig voorzitter van de

Europese Commissie stelde “When a part of the territory of a Member State ceases to be a

part of that state, e.g. because that territory becomes an independent state, the treaties will no

longer apply to that territory. In other words, a newly independent region would, by the fact

of its independence, become a third country with respect to the Union and the treaties would,

from the day of its independence, not apply anymore on its territory.”341

Ook zijn opvolger,

José Barroso, gaf een dergelijk antwoord.342

198. Tijdens de onderhandelingen (of dit nu de onderhandelingen zijn die opgelegd zijn in

artikel 49 VEU of de onderhandelingen omtrent een andere methode) zal ook moeten worden

onderhandeld over de privileges die toekwamen aan het Verenigd Koninkrijk en op deze

manier ook van toepassing waren op het grondgebied van Schotland. Schotland heeft

namelijk niet automatisch recht op deze voorrechten.343

199. Ten slotte zou er volgens de auteurs nog een mogelijkheid kunnen bestaan dat het Hof

van Justitie zich verzet tegen een automatische terugtrekking uit de Unie door een deel van

een lidstaat. Het bezwaar is vooral gericht tegen het feit dat een dergelijke terugtrekking de

individuele rechten van de huidige EU-burgers zou kunnen raken. Indien Schotland de

onafhankelijkheid zou verwerven, dan valt het land automatisch buiten de Unie en zouden de

rechten van diens inwoners daardoor kunnen worden beïnvloed.

200. Het Europees Hof van Justitie hecht een groot belang aan de burgers binnen de Unie. Dit

blijkt uit de rechtspraak van het Hof. In Van Gend en Loos bepaalde het Hof dat de

toenmalige Gemeenschap een nieuwe rechtsorde vormt waarbinnen niet alleen de lidstaten

gerechtigd zijn, maar ook de onderdanen van deze lidstaten.344

In Grzelczyk ging het Hof nog

een stap verder en stelde het dat het Europees burgerschap de primaire hoedanigheid is van de

onderdanen van de lidstaten. Op deze manier worden de individuen die zich in eenzelfde

positie bevinden op een gelijke manier behandeld, los van hun nationaliteit.345

341

Antwoord gegeven door de heer Prodi in naam van de Commissie, Official Journal of the European Union,

C84 E/422, 3 April 2004. 342

HOUSE OF LORDS ECONOMIC AFFAIRS COMMITTEE, Economic Implications for the United Kingdom of

Scottish Independence, Second Report, 19 maart 2013, para. 112. https://www.publications.parliament.uk/pa/

ld201213/ldselect/ldeconaf/152/15207.htm#n134. 343

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 98-104. 344

HvJ, 5 februari 1963, C-26/62, Van Gend en Loos v. Nederlandse Administratie der Belastingen, p. 23. 345

HvJ, 20 september 2001, C-184/99, Grzelczyk v. Centre public d’aide sociale d’Ottignies-Louvain-la-Neuve,

para. 31.

Page 68: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

68

201. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat het Hof zich over een dergelijk scenario zal moeten

uitspreken. Het Hof van Justitie moet eerst worden gevat alvorens het zo’n vooruitstrevend

oordeel kan vellen. Er moet een zaak die relevant is voor de onafhankelijkheid van Schotland

voor het Hof worden gebracht. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een individu in een

Britse rechtbank argumenteert dat een handeling gesteld door het Verenigd Koninkrijk,

verband houdend met de Schotse onafhankelijkheid, onverenigbaar was met het Europese

recht en deze rechter een prejudiciële vraag stelt aan het Hof. De kans dat een dergelijke zaak

zou voorkomen, is eerder klein.346

ii) Aidan O’Neill

202. Aidan O’Neill neemt een radicaler standpunt in voor wat betreft de wijze waarop

Schotland lid zou worden van de Europese Unie.347

Volgens hem zullen zowel Schotland als

het resterende deel van het Verenigd Koninkrijk de Voorgangerstaat opvolgen als lid van de

EU, maar dan als twee verschillende staten. O’Neill baseert zijn argument op het EU-

burgerschap en de waarde die daaraan wordt gehecht binnen de Unie en dan vooral door het

Hof van Justitie.

203. Wat het recht van de Unie zo bijzonder maakt, is het feit dat het EU-recht zowel plichten

rechtstreeks oplegt, als rechten rechtstreeks toekent aan individuen binnen de Unie. Dit

kenmerk is wat het EU-recht onderscheidt van het internationaal recht, dat zich enkel richt tot

de staten en internationale organisaties.

204. De auteur erkent dat artikel 20 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese

Unie stelt dat het EU-burgerschap bestaat naast het nationale burgerschap, maar er niet in de

plaats van komt. O’Neill verwijst echter naar de rechtspraak van het Hof van Justitie. In de

zaak Zambrano v Office national de l’emploi herhaalde het Hof dat “de hoedanigheid van de

burger van de Unie de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet

zijn”.348

Verder bepaalde het Hof in deze zaak dat artikel 20 van het VWEU zich verzet

“tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat burgers van de Unie het effectieve

genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende

346

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 104-107. 347

A. O’NEILL, “A Quarrel in a Faraway Country? Scotland, Independence and the EU”, Eutopia Law blog, 14

november 2011, https://eutopialaw.com/2011/11/14/685/. 348

Het Hof nam dit standpunt onder andere aan in: HvJ, 20 september 2001, C-184/99, Grzelczyk v. Centre

public d’aide sociale d’Ottignies-Louvain-la-Neuve, para. 31 ; HvJ, 17 september 2002, C-413/99, Baumbast

and R v. Secretary of State for the Home Department, para. 82 ; HvJ, 2 maart 2010, C-135/08, Rottmann v.

Freistaat Bayern, para. 43.

Page 69: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

69

rechten”.349

In de zaak Rottmann v. Freistaat Bayern bepaalde het Hof dat de lidstaten bij de

uitoefening van hun bevoegdheid inzake nationaliteit – waaronder ook de keuze om de

nationaliteit toe te kennen of te ontnemen aan een persoon valt – het Unierecht dienen te

eerbiedigen. Daarnaast was het Hof van mening dat het wel degelijk de bevoegdheid had om

kennis te nemen van een prejudiciële vraag inzake nationaliteit, aangezien de uitoefening van

een lidstaat van deze bevoegdheid ten opzichte van een onderdaan ook rechtstreeks gevolgen

heeft voor de rechten die aan die persoon werden toegekend krachtens het EU-burgerschap.350

205. Op grond van de net aangehaalde rechtspraak van het Hof van Justitie is de auteur er van

overtuigd dat het Hof, indien het geconfronteerd zou worden met een vraag omtrent de

Schotse onafhankelijkheid, zou besluiten dat zowel Schotland als het resterende deel van het

Verenigd Koninkrijk het lidmaatschap van de Voorgangerstaat zouden opvolgen, maar dan als

twee onafhankelijke staten en dus als twee verschillende leden. Dit zou zowel de primauteit

van het EU-recht als het standpunt dat het EU-burgerschap de primaire hoedanigheid is van

de onderdanen van de lidstaten, bevestigen.

206. Er bestaat echter veel kritiek op de zienswijze van de auteur O’Neill. Zo menen de

auteurs Boyle en Crawford dat dit argument gebaseerd op het EU-burgerschap geen navolging

zal krijgen in de praktijk aangezien dit afwijkt van de overtuiging van de Europese

Commissie.351

De voormalige voorzitter van de Commissie, de heer Barroso stelde namelijk

nog eens zeer duidelijk dat het EU-burgerschap niet in de plaats kan komen van het nationale

burgerschap.352

207. Ook volgens Stephen Tierney is de zienswijze van O’Neill niet waarschijnlijk. Zo wijst

hij op het feit dat het EU-burgerschap gekoppeld wordt aan EU-lidmaatschap. Een onderdaan

van een bepaalde staat kan maar genieten van het EU-burgerschap in zoverre hij de

nationaliteit bezit van een lidstaat van de Unie. Als Schotland zich zou afscheuren van het

Verenigd Koninkrijk, dan hebben de onderdanen van Schotland niet langer de nationaliteit

van een EU-lidstaat en kunnen zij dus niet langer het EU-burgerschap bezitten. Daarnaast

staat artikel 50 VEU staten toe om de Unie te verlaten. Het zou volgens Tierney dan ook

onlogisch zijn dat de onderdanen van een staat die voor deze keuze opteerden, nog als burgers

349

HvJ, 8 maart 2011, C-34/09, Zambrano v. Office national de l’emploi, para. 41-42. 350

HvJ, 2 maart 2010, C-135/08, Rottmann v. Freistaat Bayern, para. 42-46. 351

A. BOYLE en J. CRAWFORD, Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland – International

Law Aspects, 10 december 2012, 106. 352

Antwoord gegeven door de heer Barroso in naam van de Commissie, 28 augustus 2012, http://www.europarl.

europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2012-007453&language=EN.

Page 70: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

70

van de Unie zouden worden behandeld. De enige moeilijkheid die zou bestaan in de situatie

van Schotland, is het geval waarin het resterende deel van het VK wel nog lid zou blijven van

de Unie. In dit scenario zouden de Schotten hun EU-burgerschap pas verliezen wanneer

Schotland of het Verenigd Koninkrijk hen de Britse nationaliteit zouden ontnemen. Tierney

erkent dat dit niet het punt is dat O’Neill wenst te maken. Deze laatste stelt dat de Schotse

onderdanen vandaag EU-burgers zijn en Schotland om deze reden lid dient te blijven van de

Unie samen met het resterende deel van het VK. Maar deze veronderstelling houdt geen

rekening met een aantal zaken. Zo is er onder andere de vraag onder welke voorwaarden

Schotland lid zou worden van de Unie. Als Schotland namelijk de Voorgangerstaat zou

opvolgen, zou het dan ook kunnen genieten van de opt-outs die het Verenigd Koninkrijk

vandaag geniet? Dit zijn vragen van toetreding en niet van opvolging, waarover de andere

lidstaten zich unaniem dienen uit te spreken.353

iii) David Edward

208. David Edward354

, ten slotte, is van mening dat de EU en de lidstaten de verplichting

hebben om te goeder trouw te onderhandelen met Schotland indien het zich zou afscheuren

van het Verenigd Koninkrijk en dit vóór Schotland officieel een nieuwe staat zou worden.355

209. De Verdragen van de Europese Unie creëren een nieuwe rechtsorde wiens

rechtssubjecten niet enkel de lidstaten zijn, maar ook de onderdanen van die staten.356

Indien

er zich een probleem voordoet binnen de EU rechtsorde, dient eerst te worden nagegaan of de

oplossing uitdrukkelijk te vinden is in de EU Verdragen. Is dat niet het geval, dan moet het

antwoord toch eerst gezocht worden in de Verdragen maar dit maal rekening houdende met

hun geest en opzet. Het is pas wanneer ook op deze manier geen oplossing kan worden

gevonden dat men het conventionele internationale recht mag toepassen.357

210. Artikel 50 VEU – dat voorziet in de mogelijkheid voor een lidstaat om zich terug te

trekken uit de Unie – is een artikel waaruit zeer duidelijk de geest en de opzet van het Verdrag

blijkt. Indien een lidstaat er voor kiest om de Unie te verlaten, moet er eerst onderhandeld

353

S. TIERNEY, “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”, EuConst 2013,

(359) 384-385; S. TIERNEY, Accession of an Independent Scotland to the European Union: A View of the Legal

Issues, Briefing Paper, 2 december 2013, 3-4. 354

De auteur was eerst rechter in het Gerecht van 1989 tot 1992 en vervolgens rechter in het Europees Hof van

Justitie voor de periode van 1992 tot 2004. 355

D. EDWARD, “Scotland and the European Union”, Scottish Constitutional Futures Forum blog, 17 december

2012, http://www.scottishconstitutionalfutures.org/OpinionandAnalysis/ViewBlogPost/tabid/1767/articleType/

ArticleView/articleId/852/David-Edward-Scotland-and-the-European-Union.aspx. 356

HvJ, 5 februari 1963, C-26/62, Van Gend en Loos v. Nederlandse Administratie der Belastingen, p. 23. 357

D. EDWARD, “Scotland and the European Union”, Scottish Constitutional Futures Forum blog, 17 december

2012, para. 2.

Page 71: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

71

worden over deze terugtrekking. De terugtrekking zal maar uitwerking hebben op de datum

die men overeengekomen is in de onderhandelingen of twee jaar na de kennisgeving van het

aanwenden van het artikel. De keuze om de Unie te verlaten heeft dus niet onmiddellijk

uitwerking. Men wou op deze manier vermijden dat het EU-recht van de ene op de andere dag

zou ophouden van toepassing te zijn op het terugtrekkende land en zo chaos en

rechtsonzekerheid zou creëren.358

211. De verplichtingen voortvloeiend uit de goede trouw, de loyale samenwerking en de

solidariteit zorgen ervoor dat de EU instellingen en de lidstaten ertoe gehouden zouden zijn te

onderhandelen met Schotland. Dergelijke onderhandelingen dienen te gebeuren vóór

Schotland officieel onafhankelijk wordt en moeten als doel hebben om de toekomstige relatie

met en de positie binnen de Unie van een onafhankelijk Schotland te bepalen. Het resultaat

van deze onderhandelingen zou leiden tot een aanpassing van de bestaande Verdragen

waardoor een ratificatie door alle lidstaten vereist zou zijn. Het overeengekomen resultaat van

de onderhandelingen zou dus niet de vorm van een toetredingsakkoord aannemen.359

212. Volgens Edward zou het namelijk niet de bedoeling zijn geweest van de opstellers van

het verdrag om te voorzien in een onderhandelingsplicht wanneer een staat zich wenst terug te

trekken en niet wanneer een deel van een lidstaat zich afscheurt en op deze manier buiten de

Unie komt te staan. De ratio van de verplichting te onderhandelen is namelijk het vermijden

van de rechtsonzekerheid die zou ontstaan indien het EU-recht opeens, zonder interim

periode, na de keuze voor het vertrek zou ophouden van toepassing te zijn. Die onzekerheid

zou ook bestaan wanneer een deel van een lidstaat beslist om een nieuwe, onafhankelijke staat

te vormen.360

213. De auteurs Tierney en Boyle vroegen zich af of de hierboven aangehaalde verplichting te

onderhandelen over de toetreding van een onafhankelijk Schotland tot de Unie, afdwingbaar

is.361

Ze koppelen hiervoor terug naar de uitspraak van het Canadese Supreme Court inzake

de eventuele secessie van Quebec.362

Het Hof besliste in die zaak dat Canada de verplichting

had te onderhandelen over een secessie van Quebec indien de afscheuring steunde op een

positief referendum. De verplichting voor Canada vloeide volgens het Hof voort uit

358

Ibid., para. 3-5. 359

Ibid., para. 19-20. 360

Ibid., para. 21. 361

S. TIERNEY en K. BOYLE, An Independent Scotland: The Road to Membership of the European Union,

Briefing Paper, 20 August 2014, 16-18. 362

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM

1998, 1342-1377; supra, nr. 166-171.

Page 72: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

72

ongeschreven grondwettelijke principes zoals democratie, rechtstaat, federalisme en respect

voor de rechten van minderheden. Het Hof was van oordeel dat de inwoners van Quebec het

democratische recht hadden om hun verlangen om Canada te verlaten, te uiten. Quebec kon

echter niet unilateraal overgaan tot een secessie. Dergelijke afscheuring diende het voorwerp

uit te maken van onderhandelingen te goeder trouw.

214. De auteurs zijn zich er van bewust dat de situatie van Schotland binnen de Unie verschilt

van deze van Quebec binnen Canada, maar zijn niettegenstaande van oordeel dat de

bevindingen van het Hof kunnen worden doorgetrokken naar de situatie van Schotland. Zo

vermeldt artikel 2 VEU expliciet het principe van de democratie daar waar het Supreme Court

van Canada dit principe impliciet moest lezen in de Canadese grondwet. Daarnaast zou het

Hof van Justitie zich moeten buigen over de situatie waarin het betreffende grondgebied reeds

deel uitmaakt van de Unie en ook lid wenst te blijven van de EU. Het lijkt dan ook

eenvoudiger om een verplichting tot onderhandelingen in het leven te roepen met betrekking

tot het behoud van een lidmaatschap dan met betrekking tot secessie.363

215. Indien de Schotten zouden stemmen vóór de onafhankelijkheid, zou men daar ook een

keuze vóór het behoud van EU-lidmaatschap in kunnen zien, aangezien de Schotse regering

steeds zeer duidelijk heeft gemaakt dat een onafhankelijk Schotland lid zou blijven/worden

van de Unie. Als de uitspraak van het Canadese Supreme Court naar analogie zou worden

toegepast dan zou dit een verplichting inhouden voor de Unie om rekening te houden met de

uitdrukking van de wil van het volk om lid te blijven van de Unie en dienen er

onderhandelingen te worden gevoerd met het oog op het behoud van dit lidmaatschap.

Bovendien moeten de onderhandelingen worden gevoerd met de intentie om het resultaat

gewild door de Schotten, namelijk het behoud van lidmaatschap, te bekomen.364

iv) Schotland

216. Schotland zelf is van mening dat het lid kan ‘blijven’ van de Europese Unie. Volgens de

Schotse overheid is artikel 49 VEU niet van toepassing, daar Schotland lid is geworden van

de Unie in 1973, de datum van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk. Dit artikel regelt

namelijk de toetreding van staten die nog niet in de Unie zitten. Om deze redenen kan het dan

ook niet de juridische basis vormen voor de overgang naar een onafhankelijk EU

lidmaatschap.

363

S. TIERNEY en K. BOYLE, An Independent Scotland: The Road to Membership of the European Union,

Briefing Paper, 20 August 2014, 16-17. 364

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR 217, 37 ILM

1998, (1342) 1365, para. 92.

Page 73: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

73

217. Artikel 48 VEU vormt volgens de Schotse overheid wel zo’n juridische basis. Dit artikel

voorziet in de wijziging van de bestaande verdragen via een bekrachtiging door alle lidstaten

overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.365

Op deze manier zou

Schotland lid kunnen zijn van de Europese Unie op de datum van de onafhankelijkheid. De

Schotse overheid zou de onderhandelingen met de Unie over het onafhankelijke lidmaatschap

van Schotland willen opstarten na de beslissing tot onafhankelijkheid. Daarna zou een periode

van onderhandelingen volgen waarin Schotland deel van het Verenigd Koninkrijk blijft en

bijgevolg ook van de Unie. De Schotse overheid is van mening dat op deze manier de

overgang het vlotst zou verlopen. Zo zou ook vermeden worden dat van de ene op de andere

dag Schotland niet langer deel zou uit maken van de interne markt of dat de Schotse inwoners

en bedrijven opeens niet meer zouden kunnen genieten van de EU rechten.

218. Daarnaast is Schotland zich er van bewust dat er ook zou moeten worden onderhandeld

over de opt-outs die het Verenigd Koninkrijk geniet. Ook hier blijkt duidelijk dat Schotland

van mening is dat het geen aanvraag moet indienen voor nieuw lidmaatschap, maar dat het

zijn lidmaatschap van vandaag, als deel van het Verenigd Koninkrijk, als het ware omzet in

een eigen, autonoom en onafhankelijk lidmaatschap. De Schotse overheid heeft in de aanloop

naar het referendum van 2014 aangegeven dat het de euro niet zou aannemen. De munt

binnen Schotland zou de pond blijven. Daarnaast werd aangegeven dat Schotland, als lid van

de EU, geen lid zou willen worden van de Schengenzone. Een onafhankelijk Schotland zou

deel blijven van een ‘bredere sociale unie van nauwe economische, sociale en culturele

banden met het Verenigd Koninkrijk en Ierland’. Een belangrijk aspect van deze unie is het

vrij verkeer van de onderdanen binnen de grenzen van Schotland, de rest van het VK en

Ierland. Indien Schotland lid zou worden van de Schengenzone, zou dit aspect van de unie in

het gedrang komen. Bovendien is de Schotse overheid er van overtuigd dat de Europese Unie

hier geen probleem mee zou hebben, aangezien de Unie zelf doorheen de jaren streefde naar

het verwijderen van grenzen binnen de EU.366

Het is niet zo zeker of de Unie dergelijk

argument vandaag nog zou aanvaarden, aangezien het Verenigd Koninkrijk de Unie definitief

zal verlaten.367

In dat geval maakt het resterende gebied van het VK geen deel meer uit van

het grondgebied van de Unie. Al vermoed ik dat de Unie niet ongevoelig zou zijn voor het feit

365

Dit is de gewone herzieningsprocedure, art. 48, 2. Verdrag betreffende de Europese Unie, 7 februari 1992. 366

SCOTTISH GOVERNMENT, Scotland’s future. Your guide to an independent Scotland, November 2013, 220-

224, www.gov.scot/resource/0043/00439021.pdf. 367

BRITISH PRIME MINISTER, Article 50 notification letter from the United Kingdom, 29 maart 2017;

http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2017/03/29-euco-50-statement-uk-notification/.

Page 74: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

74

dat een buitengrens tussen Schotland en de rest van het Verenigd Koninkrijk voor problemen

zou kunnen zorgen. Er zal namelijk ook rekening worden gehouden met het feit dat ten

gevolge van de Brexit, er opnieuw een harde grens zou komen tussen Ierland (lid van de

Unie) en Noord-Ierland (deelgebied van het Verenigd Koninkrijk).

v) Eigen visie

219. Persoonlijk ben ik van mening dat een onafhankelijk Schotland wel degelijk zal moeten

toetreden als een nieuwe lidstaat. De onderhandelingen zullen worden opgestart op grond van

artikel 49 VEU en leiden tot een toetredingsakkoord dat moet worden geratificeerd door alle

lidstaten.

220. Wanneer een deel van een lidstaat er voor kiest om zich af te scheuren dan vormt het niet

langer een onderdeel van die staat en valt de nieuw gecreëerde staat buiten de werkingssfeer

van de Unie. Daarom meen ik dat de redenering van Schotland hier niet opgaat. Een

onafhankelijk Schotland zal niet langer deel zijn van de Unie en kan bijgevolg geen lid

‘blijven’. Een toepassing van artikel 48 VEU zal dan ook niet mogelijk zijn in dit geval.368

Wel ben ik akkoord met de redenering achter de keuze voor deze weg. Wanneer Schotland

van de ene op de andere dag buiten de Unie zou komen te staan, zou dit aanleiding geven tot

zeer veel rechtsonzekerheid.

221. De beste oplossing is een situatie waarin Schotland op de datum van onafhankelijkheid

lid kan worden van de Unie. Op deze manier is er geen periode waarbinnen het EU-recht niet

van toepassing zou zijn op het Schots grondgebied. Mijn inziens zou dit ook mogelijk zijn via

de weg van artikel 49 VEU. Onmiddellijk na de keuze van de Schotten om onafhankelijk te

worden, zouden de onderhandelingen met de Unie kunnen worden opgestart omtrent de

toetreding van Schotland. Het is namelijk zo dat Schotland reeds voldoet aan de voorwaarden

om lid te worden, aangezien het grondgebied onder de toepassing viel van het EU-recht. Het

onderwerp van de onderhandelingen zou dan vooral de voorwaarden van de toetreding

betreffen en met name wat er dient te gebeuren met de privileges die Schotland vandaag

geniet doordat het onderdeel is van het Verenigd Koninkrijk. Er zou moeten worden

onderhandeld of Schotland de euro dient aan te nemen, of het lid zou moeten worden van de

Schengenzone, of het ook de opt-outs bij zo vele verdragen zou kunnen behouden…

368

SCOTTISH GOVERNMENT, Scotland’s future. Your guide to an independent Scotland, November 2013, 220-

221, www.gov.scot/resource/0043/00439021.pdf.

Page 75: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

75

222. Schotland heeft van in het begin aangegeven dat het de pond als betaalmiddel wenst aan

te houden en niet de euro.369

Volgens mij zou de Unie hier niet zo veel problemen mee

hebben. Niet elke EU lidstaat gebruikt de euro. Ook het feit dat Schotland geen lid zou willen

worden van de Schengenzone, lijkt mij geen al te groot struikelblok te zullen worden. Zoals

hierboven reeds uiteengezet, wil Schotland ook deel blijven van de ‘bredere sociale unie van

nauwe economische, sociale en culturele banden met het Verenigd Koninkrijk en Ierland’.

Een belangrijk aspect van deze unie is het vrij verkeer van de onderdanen binnen de grenzen

van Schotland, de rest van het VK en Ierland. Indien Schotland lid zou worden van de

Schengenzone dan zou het niet in staat zijn dit aspect van de unie na te leven.370

223. Wat betreft de opt-outs, zal de Unie minder buigzaam zijn, vermoed ik. Schotland heeft

als nieuw lid nog niet zo veel onderhandelingsmacht en heeft ook geen recht op de privileges

die toekomen aan het Verenigd Koninkrijk. Een bijkomende moeilijkheidsgraad voor de

positie van Schotland is het feit dat het Verenigd Koninkrijk de Unie zal verlaten371

waardoor

een argument voor het behoud van de opt-outs weg valt. Indien het VK lid zou blijven, zou

men nog kunnen stellen dat Schotland met het oog op eenvormigheid ook de opt-outs zou

moeten genieten. Maar Schotland is zich er wel degelijk van bewust dat er over de opt-outs

zou moeten worden onderhandeld en dat het hoogstwaarschijnlijk niet alle voorrechten zou

kunnen behouden.

224. Tijdens de onderhandelingen zou Schotland nog een onderdeel vormen van het Verenigd

Koninkrijk. De bedoeling zou zijn dat de onderhandelingen zouden worden afgerond op het

moment dat Schotland een onafhankelijke staat wordt. Op deze manier zou het EU-recht

ononderbroken van toepassing blijven op Schotland. Ook hier zijn er echter een aantal

moeilijkheden.

225. Enerzijds is de vraag wie de onderhandelingen zou voeren. Aangezien Schotland nog

geen onafhankelijk land is op dat moment, kan het niet autonoom onderhandelen. Het Schotse

grondgebied zou nog vallen onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk waardoor deze

laatste de onderhandelingen dus zou kunnen voeren in naam van Schotland.372

Persoonlijk

lijkt mij dit onwaarschijnlijk. Wanneer de Schotten hebben gekozen voor onafhankelijkheid –

369

Ibid., 222. 370

Ibid., 222-224. 371

BRITISH PRIME MINISTER, Article 50 notification letter from the United Kingdom, 29 maart 2017;

http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2017/03/29-euco-50-statement-uk-notification/. 372

S. TIERNEY en K. BOYLE, An Independent Scotland: The Road to Membership of the European Union,

Briefing Paper, 20 August 2014, 4.

Page 76: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

76

net omdat ze van mening zijn dat er veel te veel zaken in Londen worden beslist die hen

aanbelangen – zullen ze niet aanvaarden dat Britse vertegenwoordigers de onderhandelingen

over hun toekomst zullen leiden. Meer waarschijnlijk lijkt mij dat het Verenigd Koninkrijk de

Schotse regering de machtiging zou verlenen om zelf de onderhandelingen te voeren. Een

dergelijk akkoord zou dan weer het resultaat zijn van onderhandelingen tussen Schotland en

het Verenigd Koninkrijk.

226. Anderzijds dient er een redelijke termijn in overweging te worden genomen voor het

proces vervat in artikel 49 VEU. Indien Schotland lid zou willen worden van de Unie op de

datum van onafhankelijkheid dan zou dit inhouden dat het toetredingsakkoord op die datum

reeds door alle lidstaten werd geratificeerd. Dit kan echter een tijdrovend proces zijn en de

kans zou bestaan dat op de datum van onafhankelijkheid nog niet alle lidstaten de ratificatie

voltooid hebben. Wanneer dat het geval zou zijn, dan zou er alsnog een periode zijn

waarbinnen het EU-recht niet van toepassing is op het grondgebied van Schotland. Vandaar

meen ik dat er tevens zou worden overeengekomen dat in een dergelijk geval het EU recht

tijdelijk van toepassing zou blijven op Schotland. Dit omdat deze situatie anders niet enkel

moeilijkheden zou meebrengen voor Schotland, maar ook voor de Unie zelf. Het zou namelijk

niet in het voordeel zijn van de EU dat Schotland zich gedurende deze periode buiten de Unie

zou bevinden.373

Deze rechtsonzekerheid heeft ook een weerslag op de Unie. Het zijn niet

alleen de Schotten die problemen zouden ondervinden, maar ook de onderdanen en bedrijven

van de andere lidstaten van de Unie.

227. Ten slotte dient er nog één bedenking te worden gemaakt. Het Verenigd Koninkrijk heeft

artikel 50 VEU ingeroepen374

, waardoor de verplichte onderhandelingen omtrent de

terugtrekking gestart zijn. Schotland zou dus onafhankelijk moeten zijn voor het einde van

deze onderhandelingen en sowieso binnen de twee jaar na de kennisgeving aan de Europese

Raad van het voornemen van het VK om de Unie te verlaten. De vraag rijst dan of de Unie

wel bereid zou zijn onderhandelingen op twee fronten te voeren? Dit zou een zware last

betekenen voor de Unie. De onderhandelingen met betrekking tot de Brexit zullen namelijk

niet eenvoudig zijn, integendeel. Mijns inziens zou de Unie hiertoe wel bereid zijn. De

onderhandelingen met Schotland zouden namelijk zonder al te veel problemen moeten

kunnen verlopen en snel worden afgehandeld.

373

Ibid., 10. 374

BRITISH PRIME MINISTER, Article 50 notification letter from the United Kingdom, 29 maart 2017.

Page 77: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

77

b) Onafhankelijk ná Brexit

228. Indien Schotland de onafhankelijkheid pas na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk

uit de Unie verwerft, is de situatie helemaal anders. Schotland zou niet langer deel uitmaken

van een lidstaat van de Unie en op deze manier zouden de meeste van de hierboven

uiteengezette theorieën niet meer van toepassing zijn op Schotland.

229. De theorie van Aidan O’Neill zal niet langer kunnen worden toegepast. Hij stelde dat

Schotland lid diende te blijven van de Unie, omdat de Schotten reeds EU-burgers waren. Het

Hof van Justitie zou, zich baserend op de eigen rechtspraak375

, besluiten dat zowel Schotland

als het resterende deel van het Verenigd Koninkrijk lid zouden blijven van de Unie, maar dan

als twee aparte leden.376

Het is zeer duidelijk dat deze theorie niet langer toepasselijk is

wanneer het Verenigd Koninkrijk de Unie heeft verlaten en Schotland pas nadien een

onafhankelijke staat wordt. O’Neill baseert zich namelijk op het EU-burgerschap en de

waarde die het Hof van Justitie daar aan hecht. De inwoners van Schotland zullen op het

moment van de onafhankelijkheid echter geen EU-burgerschap meer genieten en dus ook niet

op basis daarvan lid kunnen blijven van de Unie.

230. Ook de zienswijze van David Edward zal niet meer relevant zijn. Volgens hem kon de

verplichting vervat in artikel 50 VEU om te onderhandelen wanneer een lidstaat zich wenste

terug te trekken uit de Unie, naar analogie worden toegepast op de situatie van secessie van

een deel van een lidstaat.377

Indien een deel van een lidstaat ervoor koos om zich af te

scheuren van de Voorgangerstaat om een onafhankelijke staat te vormen, dan rustte er op de

EU instellingen en de lidstaten een verplichting om te onderhandelen over het behoud van het

lidmaatschap van de Unie. In casu zou Schotland zich echter reeds buiten de Unie bevinden

wanneer het zich zou afscheuren en zou het dus geen verplichting kunnen afdwingen van de

Unie om te onderhandelen over de toetreding.

231. Ook de theorie van Schotland zelf zal onmogelijk worden in een dergelijk scenario.

Schotland is van mening dat het niet zou moeten toetreden als nieuw lid, aangezien het al lid

is van de Unie. Vandaar dat de Schotse regering beroep zou willen doen op artikel 48 VEU in

375

HvJ, 20 september 2001, C-184/99, Grzelczyk v. Centre public d’aide sociale d’Ottignies-Louvain-la-Neuve,

para. 31 ; HvJ, 17 september 2002, C-413/99, Baumbast and R v. Secretary of State for the Home Department,

para. 82; HvJ, 2 maart 2010, C-135/08, Rottmann v. Freistaat Bayern, para. 42-46; HvJ, 8 maart 2011, C-34/09,

Zambrano v. Office national de l’emploi, para. 41-42. 376

A. O’NEILL, “A Quarrel in a Faraway Country? Scotland, Independence and the EU”, Eutopia Law blog, 14

november 2011, https://eutopialaw.com/2011/11/14/685/. 377

D. EDWARD, “Scotland and the European Union”, Scottish Constitutional Futures Forum blog, 17 december

2012, http://www.scottishconstitutionalfutures.org/OpinionandAnalysis/ViewBlogPost/tabid/1767/articleType/

ArticleView/articleId/852/David-Edward-Scotland-and-the-European-Union.aspx.

Page 78: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

78

plaats van artikel 49 VEU. Er zou geen nood zijn aan een toetredingsverdrag maar wel aan

een wijziging van de Verdragen van de Unie. Deze zienswijze is gebaseerd op het feit dat

Schotland nog binnen de Unie zat. Wanneer de Brexit echter een feit zou worden alvorens

Schotland een onafhankelijke staat zou worden, gaat ook deze redenering niet langer op.

232. Er zal voor Schotland in deze situatie niets anders opzitten dan artikel 49 VEU toe te

passen. Een onafhankelijk Schotland zal een verzoek moeten indienen om lid te worden van

de Europese Unie. Wel is het zo dat Schotland reeds in overeenstemming is met het Europese

recht en dus redelijk eenvoudig zou kunnen toetreden.

D. Staatseigendommen, -archieven en -schulden 233. De ILC stelde ook inzake dit onderwerp een verdrag op, het Weens Verdrag van 1983.

Het Verdrag trad nog niet in werking daar vijftien ratificaties vereist zijn en vandaag hebben

nog maar zeven staten het Verdrag geratificeerd.378

Hoewel het Verenigd Koninkrijk geen

partij is bij dit Verdrag, kan het toch een goede leidraad vormen.

234. Hoogstwaarschijnlijk zullen Schotland en het resterende deel van het Verenigd

Koninkrijk een overeenkomst sluiten met betrekking tot de statenopvolging indien Schotland

zich zou afscheuren van het VK. Hierin zullen de gevolgen van de secessie worden geregeld

tussen de staten, zoals wat er zou gebeuren met de staatsschulden en hoe de staatseigendom

zou worden verdeeld tussen beide staten. De partijen zouden zich bij zo een akkoord kunnen

baseren op de principes vervat in het Verdrag van Wenen van 1983.

235. In het hierna volgende stuk zal eerst de staatseigendom worden behandeld (1).

Vervolgens zal er worden gekeken naar de toebedeling van de staatsschulden (2) en ten slotte

zal nog een kort deel volgen over de staatsarchieven (3).

1. Staatseigendom

236. Het Verdrag van Wenen van 1983 bepaalt wat staatseigendom is.379

De publieke

eigendom van de Voorgangerstaat is de eigendom, rechten en belangen die op grond van het

interne recht van de Voorgangerstaat toebehoorden aan die staat op de datum van de

statenopvolging.

378

Art. 50 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en –schulden; https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=III12&

chapter=3&clang=_en. 379

Art. 8 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen, -

archieven en -schulden.

Page 79: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

79

237. Wanneer een deel van een staat zich afscheurt en een onafhankelijke staat wordt, dan zal

de onroerende eigendom van de Voorgangerstaat, welke gelegen is op het grondgebied van de

Opvolgerstaat, overgaan op die laatste staat. De roerende eigendom zal maar overgaan op de

Opvolgerstaat voor zover de eigendom verband houdt met de activiteit van de

Voorgangerstaat op het grondgebied dat het voorwerp uitmaakt van de statenopvolging. Van

de resterende roerende eigendom zal een billijk gedeelte overgaan op de Opvolgerstaat. In

principe zal er geen vergoeding verschuldigd zijn voor de overgang van de eigendom naar de

Opvolgerstaat, maar de betrokken staten kunnen een andersluidende overeenkomst sluiten.380

238. In het geval van Schotland en het Verenigd Koninkrijk zou de onroerende

staatseigendom die zich bevindt op het Schotse grondgebied toekomen aan Schotland.

Gebouwen die vandaag bijvoorbeeld de eigendom zijn van het VK maar gelegen zijn in

Schotland, zullen vanaf de datum van de statenopvolging de eigendom zijn van Schotland.

Voor een dergelijk overdracht is in principe geen vergoeding verschuldigd aan het VK.381

239. Wanneer de roerende eigendom van het Verenigd Koninkrijk verband houdt met de

activiteit van het VK binnen Schotland, dan zal ook deze eigendom overgaan op Schotland,

zonder dat daar een vergoeding voor verschuldigd is. Stel dat het Verenigd Koninkrijk

verantwoordelijk zou zijn voor het onderhoud en restauratie van oude gebouwen in Schotland

en daarvoor een aantal specifieke machines heeft aangeschaft, dan zal de eigendom van deze

machines overgaan op Schotland. In dit voorbeeld houdt de roerende eigendom, de machines,

namelijk verband met de activiteit van de Voorgangerstaat in Schotland, het behoud en

renovatie van oude gebouwen, en betreft het hier gebouwen gelegen in het grondgebied dat

het voorwerp uitmaakte van de statenopvolging, Schotland. Van de overige roerende

eigendom van het Verenigd Koninkrijk zal een billijk en proportioneel gedeelte overgaan naar

Schotland.

240. Artikel 17 van het Verdrag van Wenen van 1983 begint met de zinsnede “unless the

predecessor State and the successor State otherwise agree”. Hieruit vloeit dus voort dat de

partijen vrij zijn een afwijkende regeling te treffen. Er kan echter worden van uitgegaan dat

de principes in grote lijnen zullen worden gevolgd in een eventuele Opvolgingsovereenkomst

tussen het Verenigd Koninkrijk en Schotland. Ze zijn namelijk een weerspiegeling van het

380

Ibid., art 17; Supra, nr. 104-108. 381

Art. 11 en art. 17, 3. Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden.

Page 80: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

80

internationaal gewoonterecht.382

Dit recht bepaalt dat de staatseigendom gelegen op het

grondgebied van de Voorgangerstaat dat de Opvolgerstaat vormt, zal overgaan naar die

Opvolgerstaat. Er bestaat daarnaast ook een vermoeden dat de verwerving van staatseigendom

inherent is aan het verkrijgen van territoriale soevereiniteit.383

Ook de Badinter Commissie

bevestigde het principe dat openbare eigendom die zich op het grondgebied van de

Opvolgerstaat bevindt, zal overgaan op die staat.384

241. Specifiek van belang voor de situatie van Schotland, is het principe van permanente

soevereiniteit over natuurlijke rijkdommen.385

Natuurlijke rijkdommen zijn materialen uit de

natuur die een potentiële economische waarde hebben of voorzien in het in stand houden van

leven.386

Schotland bezit olie387

, wat een natuurlijke rijkdom is.388

Indien Schotland de

onafhankelijkheid zou verwerven zou de vraag rijzen wat er moet gebeuren met de olie en met

name wie er de voordelen van zou opstrijken.

242. Het Verdrag van Wenen van 1983 vermeldt het principe van permanente soevereiniteit

enkel in het kader van Nieuw-onafhankelijke Staten. Artikel 15 van het verdrag bepaalt dat

een akkoord tussen de Voorgangerstaat en de Nieuw-onafhankelijke Staat dat afwijkt van de

algemene principes inzake staatseigendom, geen inbreuk mag maken op het principe van

permanente soevereiniteit. Een dergelijke paragraaf werd niet opgenomen in het artikel

omtrent de afscheuring van een deel van een staat. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat

in het geval van secessie er geen rekening dient te worden gehouden met dit principe van

permanente soevereiniteit wanneer men een opvolgingsovereenkomst sluit omtrent de

verdeling van de staatseigendom.389

Het principe van permanente soevereiniteit over de

natuurlijke rijkdommen is volgens het Internationaal Gerechtshof namelijk een regel van

382

J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford University Press, 2012,

430; PIGH, 15 december 1933, Appeal from a judgement of the Hungaro-Czechoslovak mixed arbitral tribunal,

(The Peter Pázmány University v. the State of Czechoslovakia), Judgement, PCIJ Series A/B no. 61, 237. 383

J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford University Press, 2012,

430-431. 384

The Badinter Arbitration Committee, 13 augustus 1993, Opinion 14, 32 ILM 1993, (1593) 1594. 385

Supra, nr. 115-121. 386

D. DAM-DE JONG, International law and governance of natural resources in conflict and post-conflict

situations, New York, Cambridge University Press, 2015, 24. 387

Er wordt ook wel verwezen naar de ‘Noordzee olie’ van Schotland, aangezien de olie aanwezig is in de

wateren voor de kust van Schotland. 388

Visserij is daarnaast ook een zeer belangrijk element. Vissen zijn een levende, natuurlijke rijkdom en dus

speelt het principe van de permanente soevereiniteit ook voor deze categorie. Eens is vast komen te staan dat

natuurlijke rijkdommen effectief eigen zijn aan een staat, zal die staat over die rijkdommen een permanente

soevereiniteit hebben. De betrokken staat zal dan de rechten verbonden aan de uitoefening van dit principe

kunnen genieten, maar het zal tevens gebonden zijn door de verplichtingen (supra, nr. 199). Gezien het korte

bestek van deze masterproef, zal er echter niet dieper worden ingegaan op de visserij. 389

Supra, nr. 121.

Page 81: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

81

internationaal gewoonterecht.390

Omwille van deze kwalificatie is het principe bindend in de

internationale rechtsorde en dient er ook in de situatie van secessie rekening mee te worden

gehouden.

243. Op grond van het principe van permanente soevereiniteit van natuurlijke rijkdommen

heeft een staat het recht om de natuurlijke rijkdommen die zich binnen zijn grondgebied

bevinden, te gebruiken, te bezitten en er vrijelijk over te beschikken. Wanneer Schotland een

onafhankelijke staat zou worden, zou het zelf kunnen beslissen over de bestemming van de

olie die zich op zijn grondgebied bevindt (dit is inclusief zijn territoriale wateren391

) en zal het

daar ook exclusief de voordelen van kunnen genieten. Schotland zal met andere woorden de

exclusieve eigenaar zijn van de olie. Het principe kent echter niet enkel rechten toe. Een

onafhankelijk Schotland zal het recht moeten uitoefenen in het belang van de nationale

ontwikkeling en het welzijn van de bevolking.392

2. Staatsschuld

244. Het Verdrag van Wenen van 1983 definieert het begrip staatsschuld393

. Dit is een

financiële verplichting van de Voorgangerstaat ten opzichte van een andere staat, een

internationale organisatie of een ander subject van het internationaal recht, die ontstaan is in

conformiteit met het internationaal recht. Wanneer een deel van een grondgebied zich

afscheurt van een staat, zal de staatsschuld van de Voorgangerstaat op een billijke wijze

worden verdeeld. Het deel dat overgaat naar de Opvolgerstaat dient in verhouding te staan tot

onder andere de eigendom, rechten en belangen die overgegaan zijn op die staat en die

verband houden met de overgedragen schulden. Ook hier bepaalt artikel 40 dat de partijen een

andersluidend akkoord kunnen sluiten.

245. De ratio van het artikel en het gekozen principe is duidelijk. De staatsschulden dienen op

een billijke wijze te worden verdeeld. Er kan worden van uitgegaan dat Schotland en het

Verenigd Koninkrijk, wanneer zij onderhandelen over de gevolgen van de secessie, ook een

dergelijke billijke verdeling zullen nastreven.

390

IGH, 19 december 2005, Case concerning armed activities on the territory of the Congo (Democratische

Republiek Congo v. Uganda), Judgement, ICJ Reports 2005, para. 244. 391

Art. 2 Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee, 10 december 1982. 392

Resolutie 1803 (XVII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december 1962), UN Doc.

A/RES/1803(XVII) (1962). 393

Supra, nr. 122-125.

Page 82: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

82

246. Wanneer Ierland onafhankelijk werd, voorzag het verdrag tussen het Verenigd

Koninkrijk en Ierland van 1921 in een verdeling van de staatsschulden aan de hand van het

principe van billijkheid.394

247. Het probleem is echter dat er niet duidelijk wordt aangegeven in het Verdrag van Wenen

van 1983 welke verdeelsleutel men dient te hanteren om tot een billijk resultaat te komen. Dit

is een element dat bijgevolg in handen van de onderhandelende partijen zal komen te liggen

en moeilijk voorspeld kan worden. Zo opteerden de Opvolgerstaten van de SFRY ervoor om

in hun Opvolgingsovereenkomst een verdeelsleutel op te nemen. Deze sleutel was gebaseerd

op de praktijk van de Wereldbank en het IMF.395

Indien Schotland en het Verenigd

Koninkrijk er voor zouden kiezen een verdeelsleutel te hanteren voor de verdeling van het

vermogen ten gevolge van de onafhankelijkheid van Schotland, lijkt het mij logisch dat een

objectieve sleutel wordt gekozen.

3. Staatsarchieven

248. Ten slotte regelt het Verdrag van Wenen van 1983 nog de staatsarchieven.396

Dit begrip

wordt gedefinieerd als volgt: “all documents of whatever date and kind, produced or received

by the predecessor State in the exercise of its functions which, at the date of the succession of

States, belonged to the predecessor State according to its internal law and were preserved by

it directly or under its control as archives for whatever purpose”.397

249. Wanneer een deel van een staat zich afscheurt, zullen de archieven van de

Voorgangerstaat die noodzakelijk zijn voor de normale werking van het grondgebied van de

Opvolgerstaat, overgaan naar die staat. Daarnaast gaan alle archieven die rechtstreeks verband

houden met het grondgebied van de Opvolgerstaat, over op deze staat.398

Het verdrag

specifieert niet wat bedoeld wordt met de woorden ‘rechtstreeks verband houden met’. Men

neemt aan dat de archieven, om te kunnen spreken van een dergelijk rechtstreeks verband,

moeten verworven zijn door of gemaakt zijn in opdracht van het betrokken grondgebied.399

394

Art. 5 Treaty between Great Britain and Ireland, 6 december 1921. 395

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 390-393. 396

Supra, nr. 126-130. 397

Art. 20 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 398

Ibid., art. 30. 399

C. STAHN, “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of Yugoslavia”,

AJIL 2002, (379) 393-394.

Page 83: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

83

250. Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, dan zouden de archieven van het

Verenigd Koninkrijk die noodzakelijk zijn voor de normale werking van het Schotse

grondgebied overgaan op Schotland. Stel dat stadsarchieven eigendom zijn van het Verenigd

Koninkrijk, dan zou de eigendom van de archieven van de steden die zich bevinden op het

Schotse grondgebied overgaan op Schotland, aangezien die archieven noodzakelijk zijn voor

een normale werking. Ook de archieven die rechtstreeks verband houden met Schotland

zouden overgaan op de nieuwe staat. Indien archieven over de geschiedenis van Schotland,

bijvoorbeeld, eigendom zouden zijn van het Verenigd Koninkrijk, dan zouden deze archieven

bij een statenopvolging toekomen aan Schotland.

251. Het Verdrag van Wenen van 1983 voorziet nog in een aantal bijzonderheden. De

Voorgangerstaat dient de middelen aan te reiken die nodig zijn om de betekenis van de

documenten uit de archieven, die overgegaan zijn op de Opvolgerstaat, te achterhalen. Indien

de betrokken partijen een overeenkomst sloten, waarin ook de overdracht van de archieven

wordt geregeld, zal deze overeenkomst geen afbreuk mogen doen aan het recht van een volk

op ontwikkeling, op informatie over hun geschiedenis en op hun cultureel erfgoed. Ten slotte

zullen de betrokken staten een reproductie maken van de archieven die verband houden met

de belangen van de andere staat. Dit doen ze op eigen kosten of op een wederzijdse basis.400

252. Indien Schotland zich zou afscheuren van het Verenigd Koninkrijk, zouden ze er niet toe

gehouden zijn deze principes te volgen aangezien de Voorgangerstaat geen lid is bij het

Verdrag van Wenen van 1983. Wel lijken deze principes billijk te zijn. Het lijkt mij logisch

dat archieven die noodzakelijk zijn voor de normale werking van een grondgebied ook

toekomen aan die staat. Een regeling tussen Schotland en het VK omtrent de staatsarchieven

zou dus zeker in deze lijn kunnen liggen.

E. Nationaliteit 253. Indien Schotland effectief onafhankelijk zou worden, zou dat ook gevolgen met zich mee

brengen inzake de nationaliteit van diens onderdanen. Wie zou de Schotse nationaliteit

krijgen en wie behoudt de Britse nationaliteit? Kan het Verenigd Koninkrijk de Britse

nationaliteit van bepaalde personen ontnemen? In het stuk dat volgt, zal de algemene theorie

400

Art. 30, 2-4 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden.

Page 84: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

84

inzake nationaliteit, zoals onder titel III reeds uiteengezet401

, nog eens in herinnering worden

gebracht en vervolgens toegepast worden op de situatie van een onafhankelijk Schotland.

254. De ILC stelde de Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the

Succession of States op in 1999. Deze artikelen werden vastgesteld door de Verenigde Naties

die de staten opriep rekening te houden met de principes uiteengezet in de tekst wanneer ze

geconfronteerd worden met een situatie van statenopvolging.402

255. Volgens de draft articles heeft eenieder die op de datum van de statenopvolging de

nationaliteit bezat van de Voorgangerstaat, recht op de nationaliteit van tenminste één

betrokken staat403

.404

Daarnaast dienen de betrokken staten alle geschikte maatregelen te

nemen om te vermijden dat personen die de nationaliteit van de Voorgangerstaat hadden op

het moment van de statenopvolging, staatloos worden ten gevolge van die statenopvolging.405

256. Het vermijden van staatloosheid is een belangrijk element binnen het domein van

nationaliteit. De Raad van Europa heeft een verdrag opgesteld dat louter en alleen handelt

over het vermijden van staatloosheid in het geval van statenopvolging.406

Ook binnen dit

verdrag moeten staten alle nodige maatregelen nemen om te vermijden dat de personen die op

het moment van de statenopvolging de nationaliteit van de Voorgangerstaat bezaten, staatloos

zouden worden als gevolg van die statenopvolging.407

Daarnaast bestaat er nog een ouder

verdrag omtrent staatloosheid dat werd opgesteld door het UNHCR. De Convention on the

Reduction of Statelessness tracht staatloosheid te vermijden.408

257. De ILC heeft in het algemene deel van de draft articles een weerlegbaar vermoeden

ingevoerd. De betrokken personen409

die hun woonplaats hadden op het grondgebied dat

onderhevig was aan de statenopvolging, worden vermoed de nationaliteit van de

Opvolgerstaat te hebben verworven.410

Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven,

401

Supra, nr. 131-156. 402

Resolutie 55/153 van de Algemene Vergadering van de Verenigde naties (30 januari 2001), UN Doc.

A/RES/55/153 (2001). 403

Dit is de Voorgangerstaat of de Opvolgerstaat, art. 2, (d) Draft Articles on Nationality of Natural Persons in

relation to the Succession of States, 1999. 404

Art. 1 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999. 405

Ibid., art. 4. 406

Convention on the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006; Supra, nr. 137. 407

Art. 3 Convention on the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006. 408

Supra, nr. 138. 409

Dit is elk individu dat op de datum van de statenopvolging de nationaliteit van de Voorgangerstaat bezat en

wiens nationaliteit ten gevolge van de statenopvolging zou kunnen worden aangetast, art. 2, (f) Convention on

the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006. 410

Art. 5 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999.

Page 85: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

85

zouden de personen die woonachtig waren op het Schotse grondgebied op het moment van de

statenopvolging, vermoed worden de Schotse nationaliteit te hebben. Dit vermoeden speelt

maar inzoverre de toepassing van de andere principes niet tot een ander resultaat zou leiden.

258. Wanneer een persoon de nationaliteit van het Verenigd Koninkrijk heeft en hij in

aanmerking komt om de nationaliteit van een onafhankelijk Schotland te verwerven, dan mag

Schotland volgens de draft articles het verwerven van zijn nationaliteit afhankelijk maken van

de verzaking aan de Britse nationaliteit.411

Daarnaast kan het Verenigd Koninkrijk bepalen dat

de persoon die vrijwillig de nationaliteit van Schotland verwerft, zijn Britse nationaliteit

verliest. Schotland kan op zijn beurt bepalen dat de persoon die de Schotse nationaliteit kon

verwerven als gevolg van de statenopvolging, maar er voor kiest om de Britse nationaliteit

aan te houden, de Schotse opnieuw zal verliezen.412

Deze artikelen vermijden de dubbele of

meervoudige nationaliteit. Wel is het zo dat het wegnemen van de eigen nationaliteit niet mag

plaatsvinden voordat de betrokken persoon de nationaliteit van de andere staat effectief heeft

verworven. Deze voorwaarde dient er voor te zorgen dat de persoon niet het risico loopt om,

zelfs gedurende een korte periode, staatloos te worden.413

259. Wanneer er zich een statenopvolging voordoet, bestaat de mogelijkheid dat de betrokken

personen de nationaliteit van meerdere staten kunnen verwerven. Vandaar voorzag de ILC in

de draft articles in een keuzerecht voor de betrokken persoon. Een betrokken staat zal aan een

betrokken persoon, die een voldoende link heeft met de staat, het recht toekennen om voor

diens nationaliteit te kiezen indien de persoon anders staatloos zou worden ten gevolge van de

statenopvolging. Kiest de betrokken persoon effectief voor die nationaliteit, dan is de

betrokken staat er toe gehouden zijn nationaliteit toe te kennen. Langs de andere kant zal de

staat aan wiens nationaliteit werd verzaakt via de uitoefening van een dergelijk keuzerecht,

zijn nationaliteit intrekken. De betrokken staat mag echter niet tot die intrekking overgaan

indien de betrokken persoon daardoor staatloos zou worden. Ten slotte dienen de staten de

betrokken personen een redelijke termijn toe te kennen waarbinnen zij hun keuzerecht kunnen

uitoefenen.414

411

Ibid., art. 9. 412

Ibid., art. 10. 413

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 31-32;

art. 7, 1. (a) en 8, 1. Convention on the Reduction of Statelessness, 30 augustus 196 bepalen dat een verzaking

aan een nationaliteit, noch de intrekking van de nationaliteit staatloosheid tot gevolg mogen hebben. 414

Art. 11 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999.

Page 86: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

86

260. Indien Schotland een onafhankelijke staat zou worden, zou het bijvoorbeeld kunnen

bepalen dat eenieder die zijn woonplaats had op het Schots grondgebied op moment van de

statenopvolging, de Schotse nationaliteit verwerft. De betrokken personen krijgen vervolgens

één jaar de tijd om aan de Schotse nationaliteit te verzaken. In een dergelijk voorbeeld wordt

een keuzerecht toegekend aan de personen die woonachtig waren in Schotland. Zij krijgen de

keuze om de Schotse nationaliteit te behouden of er aan te verzaken. Een andere mogelijkheid

zou er kunnen in bestaan dat Schotland bepaalt dat ook eenieder die in de andere delen van

het Verenigd Koninkrijk woonachtig is en een link heeft met Schotland, voor de Schotse

nationaliteit kan kiezen.

261. Wanneer een deel van een staat zich afscheurt en de Voorgangerstaat blijft bestaan,

zullen de artikelen 24 tot 26 van de draft articles spelen. Deze artikelen werden in het

algemene deel reeds uitvoerig besproken.415

Hierna zullen de artikelen dan ook enkel nog

worden toegepast op de situatie van Schotland.

262. Indien Schotland zich zou afscheuren van het Verenigd Koninkrijk, zou de persoon die

zijn woonplaats heeft op het Schotse grondgebied, de Schotse nationaliteit verwerven, tenzij

hij anders beslist heeft via de uitoefening van zijn keuzerecht. Woonde de persoon niet op het

grondgebied van Schotland, dan zal die persoon toch de Schotse nationaliteit kunnen

verwerven indien hij een voldoende wettelijke link met Schotland heeft. Dit criterium kan

volgens de ILC enkel spelen indien een dergelijke band tussen de deelstaten van de

Voorgangerstaat en de betrokken personen bestond in het interne recht van die staat.416

Op

grond van artikel 24 zou een onafhankelijk Schotland in een aantal gevallen zijn nationaliteit

tevens kunnen toekennen aan personen die hun woonplaats hebben in een derde staat en die

geen voldoende wettelijke link hebben met het Schotse territorium. Dit zou zich kunnen

voordoen indien de betrokken persoon geboren is in Schotland of indien de persoon, voordat

hij de Voorgangerstaat verlaten had, zijn laatste woonplaats had op het Schotse gebied dat de

onafhankelijke staat is geworden. Ten slotte zou Schotland zijn nationaliteit ook nog kunnen

toekennen aan de personen die aan geen van de voorgaande voorwaarden voldoen, maar wel

een voldoende link hebben met het Schotse grondgebied.

415

Supra, nr. 149-156. 416

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly: Report of the

International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 44 en

46.

Page 87: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

87

263. Wel dient er rekening te worden gehouden met het feit dat de toekenning van de

nationaliteit aan de personen die woonachtig zijn buiten Schotland, onderworpen blijft aan

artikel 8 van de draft articles. Volgens dit artikel zou Schotland er niet toe verplicht zijn de

nationaliteit toe te kennen aan de personen die hun woonplaats hebben buiten zijn territorium

én de nationaliteit van de staat van hun woonplaats of van een andere staat bezitten.

Bovendien zou Schotland nooit zijn nationaliteit kunnen opleggen aan een persoon die elders

zijn woonplaats heeft, tenzij die persoon zonder de toekenning staatloos zou worden.

264. Op grond van artikel 25 van de draft articles zou het Verenigd Koninkrijk er toe

gehouden zijn de Britse nationaliteit in te trekken van de betrokken personen wanneer deze

voldoen aan de criteria417

om de nationaliteit van Schotland te verwerven. Het VK zou zijn

nationaliteit wel pas kunnen intrekken op het moment dat de betrokken persoon effectief de

Schotse nationaliteit verkregen heeft. Het artikel somt daarnaast een aantal gevallen op waarin

het Verenigd Koninkrijk er niet toe gehouden zou zijn om zijn nationaliteit in te trekken. Er

rust geen verplichting op het VK om zijn nationaliteit in te trekken wanneer de betrokken

persoon zijn woonplaats heeft op het Britse grondgebied. Is dit niet het geval, maar heeft de

persoon wel een voldoende wettelijke link met het resterende deel van het Verenigd

Koninkrijk, dan zal hij zijn Britse nationaliteit kunnen behouden. Heeft de betrokken persoon

zijn woonplaats echter in een derde staat, maar is hij geboren op het Britse grondgebied of

had hij daar zijn laatste woonplaats voordat hij naar het buitenland verhuisde, dan zal het

Verenigd Koninkrijk er ook niet toe gehouden zijn de Britse nationaliteit in te trekken. Ten

slotte geldt deze verplichting ook niet in hoofde van het VK wanneer de betrokken persoon

niet voldoet aan één van de vorige voorwaarden, maar wel een voldoende link heeft met het

resterende deel van het VK. Deze regels gelden echter enkel onder het voorbehoud dat de

betrokken persoon zijn keuzerecht niet uitoefent. Het zou namelijk kunnen zijn dat de

betrokken persoon op grond van deze twee artikelen de Schotse én de Britse nationaliteit kan

hebben maar er voor kiest om aan de Britse te verzaken.

265. Wanneer een betrokken persoon voldoet aan de voorwaarden van zowel artikel 24 als

artikel 25 en hij dus zowel de Schotse als de Britse nationaliteit zou bezitten, vereist artikel 26

van de draft articles dat Schotland en het Verenigd Koninkrijk de betrokken persoon een

keuzerecht toekennen.

417

Dit zijn de criteria zoals vervat in artikel 24 van de draft articles.

Page 88: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

88

266. Laten we het volgende voorbeeld nemen: een persoon woont vandaag in België maar is

geboren op het Schotse grondgebied en woonde vóór dat hij naar België verhuisde in Londen.

Op basis van de uiteengezette artikelen zal de persoon zowel recht hebben op de Britse

nationaliteit als op de nationaliteit van een onafhankelijk Schotland. Hij heeft namelijk recht

op de Schotse nationaliteit doordat hij daar geboren is. In principe zou het Verenigd

Koninkrijk er dan toe gehouden geweest zijn de Britse nationaliteit in te trekken. Deze

verplichting speelt echter niet doordat de persoon zijn laatste woonplaats, voor zijn verhuis

naar België, had in Londen. Indien de persoon zijn laatste woonplaats echter had in Glasgow

(Schotland), dan zou het Verenigd Koninkrijk verplicht geweest zijn de Britse nationaliteit in

te trekken.

267. De draft articles zijn weliswaar niet bindend, zoals de titel reeds doet vermoeden. Indien

Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, zouden beide staten er niet toe gehouden zijn

de principes die hier uiteengezet zijn, na te leven. Persoonlijk ben ik van mening dat het

regime dat uiteindelijk zou worden gekozen, niet zeer afwijkend zou zijn. De opgenomen

artikelen lijken mij zeer redelijk te zijn en overeen te stemmen met de reeds gehanteerde

methoden in andere gevallen van statenopvolging.418

418

Zo zijn er onder andere de situaties van Ierland, Bangladesh en de dissolutie van de USSR. Deze werden in

het algemene deel reeds uiteengezet, supra, nr. 140-142.

Page 89: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

89

V. Conclusie

268. Het onafhankelijkheidsstreven van Schotland kent een zeer lange geschiedenis en heeft

haar eindpunt nog niet bereikt. De Schotse eerste minister kondigde aan dat er een nieuw

referendum zal worden gehouden in de periode tussen de herfst van 2018 en de lente van

2019.419

Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, zou dit een schokgolf teweeg

brengen doorheen Europa en andere onafhankelijkheidsbewegingen kunnen aanwakkeren.420

269. Indien Schotland zich zou afscheuren van het Verenigd Koninkrijk zou er sprake zijn

van secessie.421

In een dergelijk scenario zou Schotland de Opvolgerstaat zijn en het

resterende deel van het VK zal, naar mijn mening, de Verderzettende Staat vormen. Het

Verenigd Koninkrijk behoudt namelijk het grootste deel van zijn grondgebied en bevolking,

de gouvernementele instellingen van de staat zullen zonder problemen kunnen worden

verdergezet en er kan ten slotte worden aangenomen dat de internationale rechtsorde ook zal

aanvaarden dat het resterende deel van het Verenigd Koninkrijk de internationale

persoonlijkheid van de Voorgangerstaat verderzet.

270. Een statenopvolging brengt een aantal internationale gevolgen met zich mee. Ten eerste

zal de Opvolgerstaat Schotland hoogstwaarschijnlijk gebonden blijven door de verdragen

aangegaan door het Verenigd Koninkrijk.422

Niettegenstaande het feit dat het VK geen lid is

bij het Verdrag van Wenen van 1978, lijkt het mij toch zeer plausibel dat in een overeenkomst

omtrent de gevolgen van de afscheuring van Schotland deze regel zal worden gevolgd met het

oog op rechtszekerheid.

271. Ten tweede zou de Opvolgerstaat, Schotland, er toe gehouden zijn het lidmaatschap van

de internationale organisaties opnieuw aan te vragen, daar waar het Verenigd Koninkrijk het

lidmaatschap van deze organisaties zal kunnen verderzetten. Dit is de meest gehanteerde regel

door de internationale organisaties. Elke organisatie is echter vrij om zelf de voorwaarden te

bepalen waaraan een staat moet voldoen om lid te worden en welke voorwaarden er gelden in

het geval van statenopvolging.

272. De Europese Unie regelde echter niets omtrent de verhouding tussen diens lidmaatschap

en statenopvolging. Er zijn geen precedenten van secessie te vinden binnen de Unie. Vandaar

is het onmogelijk te voorspellen wat de te volgen piste zal zijn voor een staat die ontstaan is

419

https://news.gov.scot/speeches-and-briefings/scottish-government-debate-scotlands-choice. 420

Infra, nr. 280-285. 421

Supra, nr. 165. 422

Art. 34 Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen.

Page 90: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

90

via de afscheuring van een lidstaat van de EU. Schotland wenst lid te blijven van de Unie

indien het de onafhankelijkheid zou verwerven. Welke scenario’s mogelijk zijn, zal afhangen

van het feit of Schotland die onafhankelijkheid kan verwerven vóórdat het Verenigd

Koninkrijk de Europese Unie verlaat ten gevolge van de Brexit of dat het dit pas kan

verwezenlijken nádat de Brexit een feit is geworden.

273. Indien Schotland onafhankelijk zou worden voordat het Verenigd Koninkrijk de Unie

verlaat, zal het volgens mij als nieuwe staat de normale toetredingsprocedure moeten

volgen.423

Omwille van de keuze van de Schotten om zich af te scheuren van een lidstaat van

de Unie, valt Schotland niet langer binnen die Unie en kan het zich dus niet beroepen op een

toepassing van artikel 48 VEU om lid te blijven de EU.424

Mijn inziens dienen de

onderhandelingen omtrent de toetreding van Schotland tot de Unie te starten kort na de

beslissing om zich af te scheuren. De onderhandelingen zouden in principe vlot moeten

verlopen, aangezien Schotland vandaag lid is van de Unie en dus volledig zal voldoen aan de

toetredingsvoorwaarden. Het beste scenario zou zijn dat Schotland de onafhankelijkheid pas

verwerft nadat deze onderhandelingen zijn afgerond en het akkoord door de overige lidstaten

werd geratificeerd. Op deze manier treedt de nieuwe staat Schotland toe tot de Unie op

dezelfde dag dat het de onafhankelijkheid verkrijgt. Zo wordt een interim-periode vermeden

waarin Schotland buiten de werkingssfeer van de EU zou vallen.425

274. Indien Schotland zich pas na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zou

afscheuren, zal het zonder twijfel artikel 49 VEU moeten toepassen. De onafhankelijke

Schotse staat zal dan als nieuwe staat moeten toetreden tot de Europese Unie. Het

onderhandelingsproces zou normaal gezien wel eenvoudig moeten verlopen, aangezien het

Schotse recht reeds in overeenstemming is met het Europese recht.

275. Ten derde dient er een regeling te worden getroffen omtrent de staatseigendommen,

-schulden en -archieven. Het Verdrag van Wenen van 1983 met betrekking tot deze

problematiek trad nog niet in werking, maar kan wel een goede leidraad vormen voor een

akkoord tussen Schotland en het resterende deel van het Verenigd Koninkrijk.

423

Dit is de toetreding via art. 49 Verdrag betreffende de Europese Unie, 7 februari 1992. Deze procedure

resulteert in een toetredingsakkoord dat moet worden geratificeerd door alle lidstaten van de Unie. 424

Schotland is van mening dat het lid kan blijven van de EU na diens afscheuring. De staat baseert zich

daarvoor op artikel 48 VEU. Dit artikel voorziet in de procedure om de Verdragen van de Unie te wijzigen. Ten

gevolge van de afscheuring van Schotland zou een wijziging van de Verdragen noodzakelijk zijn. 425

Supra, nr. 219-227.

Page 91: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

91

276. In het internationaal recht wordt alom aanvaard dat de staatseigendom426

die gelegen is

op het grondgebied dat de Opvolgerstaat vormt, zal overgaan op die staat.427

De roerende

eigendom van het Verenigd Koninkrijk welke verband houdt met de activiteit van het VK

binnen Schotland, zal overgaan op Schotland volgens het Verdrag van Wenen van 1983.428

Daarnaast zal het principe van de permanente soevereiniteit over natuurlijke bronnen

belangrijk zijn voor een onafhankelijk Schotland. Via dit principe zal de Schotse staat de

exclusieve eigenaar zijn van de natuurlijke rijkdommen die zich op zijn grondgebied bevinden

en zal de staat het recht hebben deze rijkdommen te gebruiken, te bezitten en er vrijelijk over

te beschikken.429

Wel zal Schotland er toe gehouden zijn dit recht uit te oefenen in het belang

van de nationale ontwikkeling en het welzijn van de bevolking.430

277. Het Verdrag van Wenen van 1983 bepaalt inzake de staatsschulden dat een billijke

verdeling tussen de Voorgangerstaat en de Opvolgerstaat vereist is. Indien Schotland zich

afscheurt, zal het deel van de staatsschulden431

dat overgaat op deze staat in verhouding

moeten zijn met onder andere de eigendom, de rechten en de belangen die verband houden

met die schulden en die overgegaan zijn naar Schotland.432

Het lijkt mij logisch dat in de

situatie van Schotland beide staten een billijke verdeling van de schulden zullen nastreven.

278. Ook de staatsarchieven433

worden behandeld in het Verdrag van Wenen van 1983.434

Dit

is echter een onderwerp waarvan moeilijk in te schatten valt of Schotland en het Verenigd

Koninkrijk de regeling die voorzien is in dit verdrag zouden volgen of niet. De principes die

worden gehanteerd in artikel 30 van het verdrag lijken mij echter billijk te zijn. Indien deze

principes zouden worden gehanteerd bij de onafhankelijkheid van Schotland, dan zouden

426

Supra, nr. 236-243. 427

Art. 17, 1. (a) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden; J. CRAWFORD, Brownlie’s Principles of public international law,

New York, Oxford University Press, 2012, 430; PIGH, 15 december 1933, Appeal from a judgement of the

Hungaro-Czechoslovak mixed arbitral tribunal, (The Peter Pázmány University v. the State of Czechoslovakia),

Judgement, PCIJ Series A/B no. 61, 237; The Badinter Arbitration Committee, 13 augustus 1993, Opinion 14, 32

ILM 1993, (1593) 1594. 428

Art. 17, 1. (b) Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en -schulden. 429

J.A. HOFBAUER, The principle of Permanent Sovereignty over Natural Resources and Its Modern

Implications, onuitg. LLM Master Degree Thesis, Faculty of Law University of Iceland, 2009, 10-15. 430

Resolutie 1803 (XVII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december 1962), UN Doc.

A/RES/1803(XVII) (1962). 431

Supra, nr. 244-247. 432

Art. 40 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden. 433

Supra, nr. 244-252. 434

Art. 30 Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot Staatseigendommen,

-archieven en -schulden.

Page 92: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

92

zowel de archieven die noodzakelijk zijn voor de normale werking van het Schotse

grondgebied als de archieven die rechtstreeks verband houden met Schotland overgaan op

deze laatste.

279. Ten slotte bestaat er nog het vraagstuk van de nationaliteit van de betrokken personen

bij een statenopvolging. Op grond van de draft articles van de ILC zou de persoon die zijn

woonplaats heeft op het grondgebied van Schotland, de Schotse nationaliteit verwerven, tenzij

de betrokken persoon daar anders over beslist via de uitoefening van zijn keuzerecht. Artikel

24 van de draft articles voorziet daarnaast nog in een aantal gevallen waarin de betrokken

persoon de nationaliteit van de Opvolgerstaat Schotland zou kunnen verwerven.435

Wanneer

een betrokken persoon voldoet aan de criteria uiteengezet in artikel 24 om de nationaliteit van

Schotland te verwerven, zou het Verenigd Konikrijk er toe gehouden zijn de Britse

nationaliteit in te trekken. Artikel 25 van de draft articles voorziet vervolgens echter

onmiddellijk in een aantal gevallen waarin de staat daar niet toe gehouden zou zijn.436

Wanneer een persoon zowel de Schotse als de Britse nationaliteit zou kunnen bezitten,

moeten de staten die persoon een keuzerecht toekennen.437

280. Om deze conclusie te beëindigen zou ik nog graag kort even belichten wat de gevolgen

van een afscheuring van Schotland zouden kunnen zijn voor andere regio’s die naar

onafhankelijkheid streven. Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven, zou dat

resoneren doorheen Europa. Andere regio’s die ook naar een onafhankelijk bestaan streven,

zullen zich gesterkt voelen door een succesvol voorbeeld.

281. Catalonië is een regio van Spanje en heeft vandaag een eigen parlement en regering.438

Niettegenstaande deze autonomie streeft het gebied al geruime tijd naar onafhankelijkheid.

Spanje is echter gekant tegen een afscheuring. De Spaanse regering verzet zich met hand en

tand tegen elke stap die gezet wordt in de richting van secessie. Zo verklaarde het

Grondwettelijk Hof van Spanje de soevereiniteitsverklaring van Catalonië439

435

Supra, nr. 261-262. 436

Supra, nr. 264. 437

Art. 26 Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999; supra,

nr. 265-266. 438

http://www.bbc.com/news/world-europe-20345071; P. CANNOOT, S. DEVRIENDT en J. GOOSSENS,

“Onafhankelijkheidsstreven van regio’s binnen de EU”, Belgian Constitutional Law Blog, 9 november 2014,

http://belconlawblog.com/2014/11/09/catalanen-stemmen-vandaag-symbolisch-referendum-alsnog-

onafhankelijkheid-onafhankelijkheidsstreven-van-regios-binnen-de-eu/. 438

http://www.bbc.com/news/world-europe-20345071. 439

Na de verkiezingen in 2012 werd deze verklaring afgekondigd. Daarin stond dat de Catalaanse bevolking het

recht heeft om te beslissen over haar toekomst; P. CANNOOT, S. DEVRIENDT en J. GOOSSENS,

“Onafhankelijkheidsstreven van regio’s binnen de EU”, Belgian Constitutional Law Blog, 9 november 2014,

Page 93: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

93

ongrondwettelijk. Daarop werd meegedeeld dat er een referendum zou worden georganiseerd

in Catalonië omtrent de onafhankelijkheid. De Spaanse regering stapte echter opnieuw naar

het Spaans Grondwettelijk Hof. Dit Hof schorste de wet op het referendum440

en schorste later

tevens het niet-bindende referendum. De Catalaanse regering besloot om toch een informeel

referendum te houden op 9 november 2014.441

80% van de bevolking stemde voor een

onafhankelijk Catalonië.442

282. Het moge duidelijk zijn dat de situaties van Schotland en Catalonië compleet verschillen.

Beide regio’s streven naar onafhankelijkheid, maar daar waar Spanje radicaal gekant is tegen

een afscheuring, kan er worden aangenomen dat Schotland de onafhankelijkheid zou

verwerven met de steun van het Verenigd Koninkrijk.443

Dit is een zeer belangrijk verschil.

283. Indien Schotland de onafhankelijkheid zou verwerven met de steun van het Verenigd

Koninkrijk, kan men aannemen dat de internationale rechtsorde deze secessie zou aanvaarden.

Tot voor kort was ik er van overtuigd dat Spanje dit echter niet zou aanvaarden en zeker niet

voor wat betreft de toetreding tot de Unie. Begin april stelde de minister van Buitenlandse

Zaken echter dat Spanje zich niet zou kanten tegen de toetreding van een onafhankelijk

Schotland. Deze stelling vloeit voort uit de Brexit. Daar waar de Engelsen stemden voor het

verlaten van de Unie, stemden de Schotten echter voor het behoud van het lidmaatschap.444

284. Dit standpunt van de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken is echter nog geen reden

tot juichen voor de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging. De minister antwoordde namelijk

het volgende: “We don’t want it to happen. But if it happens legally and constitutionally, we

would not block it”.445

De nadruk werd dus zeer duidelijk gelegd op het feit dat de secessie

http://belconlawblog.com/2014/11/09/catalanen-stemmen-vandaag-symbolisch-referendum-alsnog-

onafhankelijkheid-onafhankelijkheidsstreven-van-regios-binnen-de-eu/. 440

P. TEFFER, “Spain suspends independence bid, Catalans vow to go on”, EUobserver, 11 november 2015,

https://euobserver.com/political/131076. 441

P. CANNOOT, S. DEVRIENDT en J. GOOSSENS, “Onafhankelijkheidsstreven van regio’s binnen de EU”,

Belgian Constitutional Law Blog, 9 november 2014, http://belconlawblog.com/2014/11/09/catalanen-stemmen-

vandaag-symbolisch-referendum-alsnog-onafhankelijkheid-onafhankelijkheidsstreven-van-regios-binnen-de-eu/. 442

http://www.bbc.com/news/world-europe-20345071. 443

V. POP, “Scotland vs. Catalonia: Two independence quests, different paths”, EUobserver, 8 september 2014,

https://euobserver.com/political/125515; P. CANNOOT, S. DEVRIENDT en J. GOOSSENS, “Onafhankelijkheids-

streven van regio’s binnen de EU”, Belgian Constitutional Law Blog, 9 november 2014,

http://belconlawblog.com/2014/11/09/catalanen-stemmen-vandaag-symbolisch-referendum-alsnog-

onafhankelijkheid-onafhankelijkheidsstreven-van-regios-binnen-de-eu/. 443

http://www.bbc.com/news/world-europe-20345071. 444

http://www.bbc.com/news/politics/eu_referendum/results. 445

https://www.theguardian.com/politics/2017/apr/02/spain-drops-plan-to-impose-veto-if-scotland-tries-to-join-

eu.

Page 94: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

94

grondwettelijk dient te zijn. Indien Catalonië zich zou afscheuren, dan zou dit niet in

overeenstemming zijn met de Spaanse grondwet, daar deze geen secessie toelaat.446

285. Concluderend kan er dus worden gesteld dat de onafhankelijkheid van Schotland een

opsteker zou zijn voor de andere regio’s in Europa die streven naar onafhankelijkheid. Een

Schotland dat internationaal aanvaard wordt als een onafhankelijke staat, dat nog goede

banden heeft met Verenigd Koninkrijk, dat succesvol toetreedt tot de Europese Unie en dat

floreert, zou een inspiratiebron zijn voor al deze regio’s. Er dient echter op te worden

gewezen dat zelfs indien deze regio’s er in zouden slagen om zich af te scheuren, de weg naar

effectieve onafhankelijkheid, aanvaarding binnen de internationale rechtsorde en toetreding

tot de Europese Unie lang zal zijn.

446

V. POP, “Scotland vs. Catalonia: Two independence quests, different paths”, EUobserver, 8 september 2014,

https://euobserver.com/political/125515; P. TEFFER, “Spain suspends independence bid, Catalans vow to go on”,

EUobserver, 11 november 2015, https://euobserver.com/political/131076.

Page 95: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

95

Bibliografie

Verdragen en akkoorden

Treaty of Union, 22 juli 1706.

Verdrag van Nanking van 29 augustus 1842, Treaty of peace, friendship and commerce

between her Majesty and the Emperor of China.

Treaty between Great Britain and Ireland, 6 december 1921.

Handvest van de Verenigde Naties van 26 juni 1945.

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948.

Statuut van de Raad van Europa, 5 mei 1949.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, 4 november 1950.

Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, 25 maart 1957.

Convention on the Reduction of Statelessness, 30 augustus 1961.

The Independence of Singapore Agreement, 7 augustus 1965.

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, 19 december 1966.

Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, 19 december

1966.

Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het Verdragenrecht.

Verdrag van Wenen van 23 augustus 1978 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Verdragen.

Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee, 10 december 1982.

Verdrag van Wenen van 8 april 1983 inzake Statenopvolging met betrekking tot

Staatseigendommen, -archieven en –schulden.

Agreement Establishing a Union between the State of the Yemen Arab Republic and the State

of the People's Democratic Republic of Yemen, 22 april 1990.

Page 96: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

96

Verdrag betreffende de Europese Unie, 7 februari 1992.

Draft Articles on Nationality of Natural Persons in relation to the Succession of States, 1999.

Agreement on Succession issues between the five successor states of the former state of

Yugoslavia, 29 juni 2001.

Convention on the Avoidance of Statelessness in relation to State Succession, 19 mei 2006.

Agreement between the United Kingdom Government and the Scottish Government on a

referendum on independence for Scotland, 15 oktober 2012.

Rechtsleer

BLUM, Y.Z., “Russia Takes Over the Soviet Union’s Seat at the United Nations”, 3 EJIL 1992,

354-362.

BOYLE, A. en CRAWFORD, J., Annex A. Opinion: Referendum on the Independence of Scotland

– International Law Aspects, 10 december 2012,

www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/79408/Annex_A.pdf.

BÜHLER, K. G., State succession and membership in International Organizations. Legal

theories versus Political pragmatism, Den Haag, Kluwer Law International, 2001, 351 p.

CANNOOT, P., DEVRIENDT, S. en GOOSSENS, J., “Onafhankelijkheidsstreven van regio’s binnen

de EU”, Belgian Constitutional Law Blog, 9 november 2014, http://belconlawblog.com/2014/

11/09/catalanen-stemmen-vandaag-symbolisch-referendum-alsnog-onafhankelijkheid-

onafhankelijkheidsstreven-van-regios-binnen-de-eu/.

CONNOLLY, CK., “Independence in Europe: Secession, Sovereignty, and the European

Union”, Duke J. Comp. & Int’l L. 2013, 51-105.

CRAWFORD, J., Brownlie’s Principles of public international law, New York, Oxford

University Press, 2012, 803 p.

CRAWFORD, J., “State Practice and International Law in Relation to Secession”, BYIL 1999,

85-117.

CRAWFORD, J., The Creation of States in International Law, Oxford, Clarendon press, 2006,

870 p.

DAM-DE JONG, D., International law and governance of natural resources in conflict and

post-conflict situations, New York, Cambridge University Press, 2015, 484 p.

Page 97: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

97

DAMM, M. en MARTINI, M., “Succession of states in the EU”, Ancilla Iuris, 2013, 159-181.

DE WAELE, H.C.F.J.A., “Afscheiding van delen van EU-lidstaten: de Europeesrechtelijke

implicaties”, SEW 2016, 3-10.

DOUGLAS-SCOTT, S., “How easily could an independent Scotland join the EU?”, Legal

Resaerch Paper Series, juli 2014, 1-25.

DUMBERRY, P., “State succession to bilateral treaties: a few observations on the incoherent

and unjustifiable solution adopted for secession and dissolution of states under the 1978

Vienna Convention”, L.J.I.L. 2015, 13-30.

DUMBERRY, P. en TURP, D., “State succession with respect to multilateral treaties in the

context of Secession: From the principle of Tabula Rasa to the emergence of a presumption

of Continuity of treaties”, BaltYIL. 2013, 27-65.

EDWARD, D., “Scotland and the European Union”, Scottish Constitutional Futures Forum

blog, 17 december 2012, http://www.scottishconstitutionalfutures.org/OpinionandAnalysis/

ViewBlogPost/tabid/1767/articleType/ArticleView/articleId/852/David-Edward-Scotland-

and-the-European-Union.aspx.

EISEMANN, P.M. en KOSKENNIEMI, M. (eds.), La succession d'Etats : la codification à

l'épreuve des faits, Den Haag, Nijhoff, 2000, 1012 p.

GANTZ, D., “The Scottish referendum: another major step toward independence?”, Int.T.L.R.

2015, 1-7.

HAILBRONNER, K., “Legal Aspects of the Unification of the Two German States”, 2 EJIL

1991, 18-44.

HAMANT, H., Démembrement de l'URSS et problèmes de succession d'États, Brussel,

Bruylant, 2007, 615 p.

HAPPOLD, M., “Independence: in or out of Europe? An independent Scotland and the

European Union”, ICLQ 2000, 15-34.

HASANI, E., “The evolution of the succession process in former Yugoslavia”, T.Jefferson L.

Rev. 2006, 111-150.

HOFBAUER, J.A., The principle of Permanent Sovereignty over Natural Resources and Its

Modern Implications, onuitg. LLM Master Degree Thesis, Faculty of Law University of

Iceland, 2009, 85 p.

Page 98: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

98

JEFFREY, C. en PERMAN, R., Scotland’s Decision. 16 questions to think about for the

referendum on 18 September, Edinburgh, Birlinn Limited, 2014, 90 p.

KAMMINGA, M., “State Succession in respect of Human Rights Treaties”, 7 EJIL 1996, 469-

484.

KOHEN, M.G. (ed.), Secession: International Law Perspectives, Cambridge, Cambridge

University Press, 2006, 510 p.

LEVITES, B., “The Scottish Independence Referendum and the Principles of Democratic

Secession”, Brook. J. Int'l L. 2015, 372-405.

MRAK, M., Succession of States, Den Haag, Nijhoff, 1998, 218 p.

MÜLLERSON, R., “The Continuity and Succession of States, By Reference to the Former

USSR and Yugoslavia”, 42 ICLQ 1993, 473-493.

MURKENS, J. E., Scotland’s place in Europe, Londen, The Constitution Unit (UCL), 2001.

O’NEILL, A., “A Quarrel in a Faraway Country? Scotland, Independence and the EU”,

Eutopia Law blog, 14 november 2011, https://eutopialaw.com/2011/11/14/685/.

PAGE, A., Constitutional Law of Scotland, Edinburgh, W. Green, 2015, 334 p.

PERRY, F.V. en SCHEHERAZADE, R., “Secession, the rule of law and the European Union”,

Conn. J. Int'l L. 2015, 61-91.

POP, V., “Scotland vs. Catalonia: Two independence quests, different paths”, EUobserver, 8

september 2014, https://euobserver.com/political/125515.

RASULOV, A., “Revisiting State Succession to Humanitarian Treaties: Is there a case for

automaticity?”, 14 EJIL 2003, 141-170.

RUYS, T., Inleiding tot het internationaal recht, Gent, Gandaius, 2016, 254 p.

SCHRIJVER, N., Sovereignty over natural resources: Balancing rights and duties, Cambridge,

Cambridge University Press, 1997, 452 p.

SCOTT, P., Scotland in Europe: Dialogue with a Sceptical Friend, Edinburgh, Canongate

Books, 1992, 80 p.

SHAW, M. N., International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 1542 p.

Page 99: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

99

STAHN, C., “The Agreement on Succession Issues of the Former Socialist Federal Republic of

Yugoslavia”, AJIL 2002, 379-397.

STERN, B., Dissolution, Continuation and Succession in Eastern Europe, Den Haag, Kluwer

Law International, 1998, 211 p.

TEFFER, P., “Spain suspends independence bid, Catalans vow to go on”, EUobserver, 11

november 2015, https://euobserver.com/political/131076.

TERRETT, S., The dissolution of Yugoslavia and the Badinter Arbitration Commission. A

contextual study of peace-making efforts in the post-Cold War world, Aldershot, Ashgate,

2000, 395 p.

TIERNEY, S., Accession of an Independent Scotland to the European Union: A View of the

Legal Issues, Briefing Paper, 2 december 2013.

TIERNEY, S. en BOYLE, K., An Independent Scotland: The Road to Membership of the

European Union, Briefing Paper, 20 August 2014.

TIERNEY, S., Constitutional law and national pluralism, New York, Oxford University Press,

2004, 371 p.

TIERNEY, S., “Legal issues surrounding the Referendum on the Independence for Scotland”,

EuConst 2013, 359-390.

WOUTERS, J., Internationaal recht in kort bestek, Intersentia, 2006, 370 p.

Rechtspraak

a) Internationaal

PIGH, 10 september 1923, German settlers in Poland (Germany v. Poland), Advisory

Opinion, PCIJ Series B no. 6, 6-43.

Island of Palmas case (Nederland v. Verenigde Staten), 4 april 1928, RIAA Vol. II, 829-871.

PIGH, 15 december 1933, Appeal from a judgement of the Hungaro-Czechoslovak mixed

arbitral tribunal, (The Peter Pázmány University v. the State of Czechoslovakia), Judgement,

PCIJ Series A/B no. 61, 207-250.

IGH, 11 juli 1996, Case concerning Application of the Convention on the Prevention and

Punishment of the Crime of Genocide (Bosnia and Herzegovina v. Serbia and Montenegro),

Judgment on Preliminary Objection, ICJ Reports 1996, 595-795.

Page 100: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

100

IGH, 19 december 2005, Case concerning armed activities on the territory of the Congo

(Democratische Republiek Congo v. Uganda), Judgement, ICJ Reports 2005, 168-283.

IGH, 21 juni 2000, Case concerning the Aerial Incident of August 10th

(Pakistan v. India),

Judgement, ICJ Reports 2000, 12-106.

ECRM, Admissibility Decision, 4 maart 1996, nr. 23131/93, Brezny v. Slovak Republic.

ECRM, Admissibility Decision, 13 mei 1996, nr. 23889/93, Nohejl v. Czech Republic.

ECRM, Admissibility Decision, 1 juli 1998, nr. 38855/97, Malfatti v. Slovak Republic.

EHRM, 26 oktober 2004, nrs. 47269/99, 64656/01, 65002/01, Konečný v. the Czech

Republic.

EHRM, 28 april 2009, nr. 11890/05, Bijelić v. Montenegro and Serbia.

HvJ, 5 februari 1963, C-26/62, Van Gend en Loos v. Nederlandse Administratie der

Belastingen.

HvJ, 20 september 2001, C-184/99, Grzelczyk v. Centre public d’aide sociale d’Ottignies-

Louvain-la-Neuve.

HvJ, 17 september 2002, C-413/99, Baumbast and R v. Secretary of State for the Home

Department.

HvJ, 2 maart 2010, C-135/08, Rottmann v. Freistaat Bayern.

HvJ, 8 maart 2011, C-34/09, Zambrano v. Office national de l’emploi.

The Badinter Arbitration Committee, 11 januari 1992, Opinions 1 to 7, 31 ILM 1992, 1494-

1517.

The Badinter Arbitration Committee, 4 juli 1992, Opinions 8 to 10, 31 ILM 1992, 1521-1526.

The Badinter Arbitration Committee, 16 juli 1993, Opinions 11 to 13, 32 ILM 1993, 1587-

1592.

The Badinter Arbitration Committee, 13 augustus 1993, Opinions 14 to 15, 32 ILM 1993,

1593-1598.

Page 101: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

101

b) Nationaal

Pakistan, Karachi Court of Appeal, 18 februari 1959, Barlas Brothers (Karachi) v. Yangtze

(London) Ltd., 27 ILR 1994, 35-44.

Imperial Tobacco v Lord Advocate, Supreme Court (VK) 12 december 2012, [2012] UKSC

61, 2013 S.C. (UKSC) 153.

Reference re Secession of Quebec, Supreme Court (Canada) 20 augustus 1998, [1998] 2 SCR

217, 37 ILM 1998, 1342-1377.

Documenten

a) Verenigde Naties

Resolutie 108 (II) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (30 september

1947), UN Doc. A/RES/108(II) (1947).

Resolutie 523 (VI) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (12 januari 1952),

UN Doc. A/RES/523(VI) (1952).

Resolutie 626 (VII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (21 december

1952), UN Doc. A/RES/626(VII) (1952).

Resolutie 837 (IX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december

1954), UN Doc. A/RES/837(IX) (1954).

Resolutie 1803 (XVII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december

1962), UN Doc. A/RES/1803(XVII) (1962).

Resolutie 2010 (XX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (21 september

1965), UN Doc. A/RES/2010(XX) (1965).

Resolutie 41/128 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 december 1986),

UN Doc. A/RES/41/128 (1986).

Resolutie 46/4 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (17 september 1991),

UN Doc. A/RES/46/4 (1991).

Resolutie 46/5 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (17 september 1991),

UN Doc. A/RES/46/5 (1991).

Resolutie 46/6 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (17 september 1991),

UN Doc. A/RES/46/6 (1991).

Resolutie 46/223 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/223 (1992).

Page 102: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

102

Resolutie 46/224 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/224 (1992).

Resolutie 46/225 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/225 (1992).

Resolutie 46/226 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/226 (1992).

Resolutie 46/227 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/227 (1992).

Resolutie 46/228 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/228 (1992).

Resolutie 46/229 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/229 (1992).

Resolutie 46/230 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2 maart 1992), UN

Doc. A/RES/46/230 (1992).

Resolutie 46/241 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (31 juli 1992), UN

Doc. A/RES/46/241 (1992).

Resolutie 47/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (19 september 1992),

UN Doc. A/RES/47/1 (1992).

Resolutie 47/221 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (19 januari 1993),

UN Doc. A/RES/47/221 (1993).

Resolutie 47/222 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (19 januari 1993),

UN Doc. A/RES/47/222 (1993).

Resolutie 55/12 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (10 november 2000),

UN Doc. A/RES/55/12 (2000).

Resolutie 55/153 van de Algemene Vergadering van de Verenigde naties (30 januari 2001),

UN Doc. A/RES/55/153 (2001).

Resolutie 60/264 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (28 juni 2006), UN

Doc. A/RES/60/264 (2006).

Resolutie 29 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (12 augustus 1947), UN Doc.

S/RES/29 (1947).

Resolutie 213 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (20 september 1965), UN Doc.

S/RES/213 (1965).

Resolutie 709 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (12 september 1991), UN Doc.

S/RES/709 (1991).

Page 103: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

103

Resolutie 710 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (12 september 1991), UN Doc.

S/RES/710 (1991).

Resolutie 711 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (12 september 1991), UN Doc.

S/RES/711 (1991).

Resolutie 732 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (23 januari 1992), UN Doc.

S/RES/732 (1992).

Resolutie 735 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (29 januari 1992), UN Doc.

S/RES/735 (1992).

Resolutie 736 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (29 januari 1992), UN Doc.

S/RES/736 (1992).

Resolutie 737 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (29 januari 1992), UN Doc.

S/RES/737 (1992).

Resolutie 738 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (29 januari 1992), UN Doc.

S/RES/737 (1992).

Resolutie 739 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (5 februari 1992), UN Doc.

S/RES/739 (1992).

Resolutie 741 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (7 februari 1992), UN Doc.

S/RES/741 (1992).

Resolutie 742 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (14 februari 1992), UN Doc.

S/RES/742 (1992).

Resolutie 757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (30 mei 1992), UN Doc.

S/RES/757 (1992).

Resolutie 763 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (6 juli 1992), UN Doc.

S/RES/763 (1992).

Resolutie 777 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (19 september 1992), UN Doc.

S/RES/777 (1992).

Resolutie 800 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (8 januari 1993), UN Doc.

S/RES/800 (1993).

Resolutie 801 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (8 januari 1993), UN Doc.

S/RES/801 (1993).

Resolutie 1326 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (31 oktober 2000), UN Doc.

S/RES/1326 (2000).

Resolutie 1691 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (22 juni 2006), UN Doc,

S/RES/1691 (2006).

Page 104: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

104

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human

rights treaties, 5 maart 1993, UN Doc. E/CN.4/RES/1993/23.

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human

rights treaties, 26 november 1993, UN Doc. E/CN.4/1994/68.

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human

rights treaties, 25 februari 1994, UN Doc. E/CN.4/RES/1994/16.

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human

rights treaties., 28 November 1994, UN Doc. E/CN.4/1995/80.

UN Commission on Human Rights, Succession of States in respect of international human

rights treaties, 9 januari 1996, UN Doc. E/CN.4/1996/76.

b) Commissie voor Internationaal Recht

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “The succession of States in relation to membership in the

United Nations: memorandum prepared by the Secretariat”, ILC Yearbook 1962 vol. II, 101-

105.

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly:

Report of the International Law Commission on the work of its twenty-fourth session”, ILC

Yearbook 1972 vol. II, (219) 295-298.

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly:

Report of the International Law Commission on the work of its twenty-sixth session”, ILC

Yearbook 1974 vol. II (I), (157) 260-266.

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Documents of the forty-ninth session”, ILC Yearbook

1997 vol. II (I), (1) 7-69.

INTERNATIONAL LAW COMMISSION, “Report of the Commission to the General Assembly:

Report of the International Law Commission on the work of its fifty-first session”, ILC

Yearbook 1999 vol. II (II), (1) 23-47.

c) Raad van Europa

Parliamentary Assembly of the Council of Europe, Honouring of commitments entered into by

member states when joining the Council of Europe, 14 april 1994, Resolution 1031 (1994).

d) Europese Commissie

Antwoord gegeven door de heer Prodi in naam van de Commissie, Official Journal of the

European Union, C84 E/422, 3 April 2004.

Antwoord gegeven door de heer Barroso in naam van de Commissie, 28 augustus 2012, http://

www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2012-007453&language=EN

Page 105: WHAT IF? INTERNATIONAALRECHTELIJKE REPERCUSSIES VAN EEN SCHOTSE AFSCHEURING VAN … · 2017-08-03 · 7 II. Kader A. Historisch overzicht van Schots onafhankelijkheidstreven 06. Met

105

e) Verenigd Koninkrijk

BRITISH PRIME MINISTER, Article 50 notification letter from the United Kingdom, 29 maart

2017.

DEMOCRATIC PROGRESS INSTITUTE, The Experiences of Scottish Devolution, Londen,

Democratic Progress Institute, 2014, 75 p.

HOUSE OF COMMONS: FOREIGN AFFAIRS COMMITTEE, The foreign policy implications of and

for a separate Scotland, Mei 2013, http://www.parliament.uk/business/committees/

committees-a-z/commons-select/foreign-affairs-committee/inquiries1/parliament-

2010/scotland/.

HOUSE OF LORDS ECONOMIC AFFAIRS COMMITTEE, Economic Implications for the United

Kingdom of Scottish Independence, Second Report, 19 maart 2013, https://www.publications.

parliament.uk/pa/ld201213/ldselect/ldeconaf/152/15207.htm#n134.

LAWYERS - IN FOR BRITAIN, The UK & the EU: benefits, misconceptions and alternatives,

2016, http://lawyers-inforbritain.uk/wp-content/uploads/2016/03/Lawyers-In-For-Britain-

Report-on-the-UK-and-the-EU-Benefits-Misconceptions-and-Alternatives.pdf.

Memorandum of Understanding and Supplementary Agreements between the United

Kingdom Government, the Scottish Ministers, the Welsh Ministers and the Northern Ireland

Executive Committee, oktober 2013.

SCOTTISH GOVERNMENT, Scotland’s future. Your guide to an independent Scotland,

November 2013, www.gov.scot/resource/0043/00439021.pdf.

THE SMITH COMMISSION, Report of the Smith Commission for further devolution of powers to

the Scottish Parliament, November 2014, www.smith-commission.scot/wp-content/uploads/

2014/11/The_Smith_Commission_Report-1.pdf.

Wetgeving

Act of Settlement 1701 (Engeland).

Act of Security 1704 (Schotland).

Alien Act 1705 (Engeland).

Union with Scotland Act 1706 (Engeland).

Union with England Act 1707 (Schotland).

Scotland Act 1998.