WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene...

19
LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES : LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND-UP NA 3 JAAR WERKING

Transcript of WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene...

Page 1: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

LA LOI SUR LA CONTINUITEDES ENTREPRISES : LE POINTAPRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

WET OP DE CONTINUITEITVAN DE ONDERNEMINGEN:ROUND-UP NA 3 JAAR WERKING

Page 2: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

HANDELSINFORMATIE bron van zekerheid

Van beknopte tot zeer gedetailleerde handelsrapporten over Belgische en buitenlandse ondernemingen. De gegevens worden geëvalueerd met betrekking tot kredietwaardigheid en zijn op diverse manieren raadpleegbaar.

DATABASE MARKETING bron van succes

Creatie, verrijking en optimalisatie van uw business-to-businessbestanden, gebaseerd op de gigantische Graydon-databank en een jarenlange knowhow in gegevensbeheer.

CALL CENTER bron van contact

Lead generation & qualification, telefonische opvolging van uw facturen in uw naam, verrijking van uw bestanden, opvolging van uw mailings, ... kortom, u kan zich toespitsen op uw kernactiviteit. Onze specialisten van het Call Center vullen u hierbij aan.

INCASSO bron van inkomsten

Curatieve maatregelen zorgen ervoor dat uw geld op uw rekening staat: van rappelbrieven, telefonische contacten tot juridische opvolging.

OPLEIDINGEN bron van deskundigheid

De Graydon Business Academy (voorheen Academy for Credit Management) verzorgt hoogstaande opleidingen en lunchcauserieën over creditmanagement en debiteurenbeheer, met medewerking van docenten uit de academische wereld en de praktijk.

INFOS COMMERCIALES source de sécurité

Pour des rapports commerciaux résumés ou détaillés concernant des entreprises belges ou étrangères. Evaluation de données. Informations consultables de diverses manières.

DATABASE MARKETING source de succès

Création, enrichissement et optimalisation des fichiers « business-to-business » à l’aide de la gigantesque base de données Graydon Belgium et d’un savoir-faire accumulé depuis de nombreuses années en matière de gestion des données.

CALL CENTER source de contact

Lead generation & qualification, suivi téléphonique de vos factures en votre nom, enrichissement téléphonique de vos fichiers, suivi téléphonique de vos publipostages,.... En conclusion, vous pouvez vous concentrer sur votre activité essentielle. Nos spécialistes du Call Center vous y assisteront.

RECOUVREMENT source de revenus

Grâce à des mesures curatives votre argent se trouve sur votre compte: de lettres de rappel, contacts téléphoniques jusqu’au suivi juridique.

FORMATIONS source de compétences

La Graydon Business Academy (appelée auparavant Academy for Credit Management) offre des formations de haut niveau et des déjeuners-causeries en gestion du crédit et des débiteurs, en collaboration avec des enseignants du monde académique et des spécialistes travaillant sur le terrain.

Page 3: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

INHOUD CONTENU

1. Évolution générale 5

2. Période de sursis et prolongations 6

3. Objectif du sursis 7

4. Répartition régionale et arrondissement 9

5. Selon la forme juridique 11

6. Selon le volume sur base du personnel 11

7. Selon le secteur 12

8. Chiffres financiers 13

9. Fin et faillite 14

10. Conclusions 16

1. Algemene evolutie 5

2. Periode van opschorting en verlengingen 6

3. Doel van de opschorting 7

4. Regionale spreiding en arrondissement 9

5. Naar rechtsvorm 11

6. Naar volume op basis van personeel 11

7. Naar sector 12

8. Financiële cijfers 13

9. Beëindiging en faillissement 14

10. Conclusies 16

Graydon Belgium nv /saUitbreidingstraat 84 b1 | BE-2600 BerchemT: 00 32 (0)3 280 88 00 | F: 00 32 (0)3 280 88 [email protected] | www.graydon.be

Tekst: Eric Van den BroeleLay-out: Nicky Sterck

Page 4: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

Reeds sinds het begin van deze eeuw ontwikkelde de U.R.H.B. verschillende samenwerkingsverban-den met Graydon Belgium, eerst via een aantal proefprojecten op lokale en kleinere schaal, later op een meer systematische en gestructureerde wijze. Zo goed als alle handelsrechtbanken en/of hun kamers voor handelsonderzoek putten actief uit de gegevens die Graydon ter beschikking stelt. Daarnaast ontvangen vele rechtbanken, op hun uitdrukkelijk verzoek en in samenspraak met de voorzitters van die handelsrechtbanken, een lijst van ondernemingen binnen het eigen arrondissement die welbepaalde knipperlichten vertonen. Dit gebeurt telkens bij het afsluiten van de studie ‘Gezondheidsbarometer van de Belgische ondernemingen’, die ook in dit tijdschrift wordt gepubliceerd.

Daarnaast wordt de toepassing van de Wet op de Continuïteit van Ondernemingen met argusogen gevolgd. Het maatschappelijk belang van die wetgeving en de mogelijkheden die het biedt om het ondernemerschap te ondersteunen kunnen onmogelijk voldoende benadrukt worden. Om de toepassing van de wetgeving van nabij te kunnen volgen en de discussie ter zake met correct cijferma-teriaal te voeden, doet de U.R.H.B. een beroep op Graydon Belgium nv. Omdat het bedrijf nog steeds de enige organisatie blijkt die in staat is hieromtrent stevig en up-to-date cijfermateriaal te bieden, ook omdat het bedrijf ter zake steevast haar positief maatschappelijk engagement inzake onderzoek in die materie bevestigt.

In dit tijdschrift dus opnieuw een tweeluik. In een eerste deel worden de WCO-cijfers uitgediept, in een tweede deel volgt een ingekorte versie van de Gezondheidsbarometer.

De toepassing van de Wet op de Continuïteit van Ondernemingen vierde op 1 april jongstleden een derde verjaardag. Daar waar de eerste opschor-tingen onder de nieuwe wet werden toegekend op 6 april 2009, tellen we per 31 maart 2012 precies 3.630 bedrijven wiens aanvraag tot opschorting onder de WCO werd toegekend. In vergelijking met het toepassingsniveau van de vorige wetgeving op het gerechtelijk akkoord waar op ruim 10 jaar hoop en al 1.397 opschortingen werden uitgesproken lijkt dit een onwaarschijnlijk succes. Toch blijkt ondanks een fel stijgend aantal bedrijven in moeilijkheden, het aantal bedrijven dat gebruikt maakt van de WCO niet in eenzelfde verhouding tot te nemen. Tijd dus voor een meer gedetailleerde round-up.

De in deze paragrafen weergegeven cijfers moeten zonder meer als ‘levende getallen’ beschouwd worden. Ze zijn het resultaat van een momentopname (13 april 2012) en zullen per definitie verder evolueren.

L’U.J.C.B a établi différents liens de collaboration avec Graydon Belgium depuis le début de ce siècle, d’abord par le biais de projets pilotes à échelle locale, plus réduite, ensuite de manière plus systématique et structurée. Pratiquement tous les tribunaux de commerce et/ou leurs chambres d’enquête commerciale puisent activement dans les données que Graydon met à leur disposition. De nombreux tribunaux reçoivent, à leur demande explicite et en concertation avec les présidents des tribunaux de commerce, la liste des entreprises présentant des clignotants dans leurs propres arrondissements à chaque clôture de l’étude ‘Baromètre de la santé des entreprises belges’, également publiée dans ce magazine.

Nous suivons de très près la Loi sur la Continuité des Entreprises: on ne soulignera jamais assez l’importance sociale de cette législation et les possibilités qu’elle offre pour soutenir l’entreprise. L’U.J.C.B. fait appel à Graydon Belgium SA pour ce faire, et pour alimenter la discussion concernant l’application de la loi avec des chiffres corrects. Parce que cette entreprise est la seule organisation capable de fournir des chiffres sérieux et actuels et qu’elle confirme sans cesse son engagement social positif au niveau des études en la matière.

Ce magazine présente à nouveau deux volets. Le premier approfondit les chiffres de la LCE, le second présente une version raccourcie du Baromètre de la santé.

La Loi sur la Continuité des Entreprises a fêté son troisième anniversaire le 1er avril dernier. Les premiers sursis dans le cadre de la nouvelle loi ont été accordés le 6 avril 2009 et au 31 mars 2012, 3.630 entreprises s’étaient vu attribuer un sursis dans le cadre de la LCE. En comparaison avec le niveau d’application de la loi précédente concernant le concordat judiciaire, dans le cadre de laquelle 1.397 sursis ont été prononcés en plus de 10 ans, cela semble un succès improbable. Pourtant, malgré le fait que de plus en plus d’entreprises se retrouvent en difficulté, le nombre recourant à la LCE n’augmente pas proportionnellement. Un petit tour d’horizon n’est donc pas inutile.

Les chiffres présentés dans ces paragraphes doivent être considérés comme des ‘chiffres vivants’. Ils résultent d’un instantané (13 avril 2012) et vont encore évoluer par définition.

Eric Van den Broele

Deputy Senior Manager Research, Graydon Belgium

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

4 Graydon Belgium

Page 5: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

1. Évolution générale

Après des débuts hésitants, les premiers mois suivant avril 2009, l’application de la loi régissant les trois procédures judiciaires possibles a atteint peu à peu sa vitesse de croisière. Si 906 entreprises ont obtenu le sursis provisoire la première année, ce chiffre est passé à 1.347 cas. Mois après mois, les nouveaux chiffres confirment cette tendance ascendante. La troisième année, on compte 1.377 entreprises ayant obtenu un sursis et ayant ainsi accédé à l’une des trois procédures judiciaires.

Toutefois, à partir du second semestre 2011, la croissance du nombre d’adhérents se ralentit. Le premier trimestre 2012 surtout, moins de sursis sont prononcés en comparaison avec la même période en 2011.

Ce qui appelle immédiatement des objections. L’année dernière, en 2011, le nombre d’entreprises en grande difficulté, notamment suite à la seconde vague de crise de ces dernières années, augmente à vue d’œil, comme le démontre notamment la seconde partie de cette publication. Pourtant, le nombre d’adhérents augmente à peine pendant cette période. Seuls 2% des entreprises présentant les caractéristiques d’une entreprise en grande difficulté font appel aux possibilités que la loi leur offre. Il est clair que non seulement les possibilités de la loi ne sont pas suffisamment mises à profit, mais surtout qu’elles sont soit méconnues, soit inconnues du public d’entrepreneurs.

En dehors des procédures judiciaires, la loi prévoit la possibilité pour le débiteur de proposer à tous ses créanciers, ou au moins deux d’entre eux, un accord amiable, le temps d’assainir sa situation financière ou de réorganiser son entreprise. Les parties fixent librement le contenu d’un tel ‘accord amiable’. Ce type d’accord n’engage pas de tiers. Il peut être déposé au greffe et est protégé sur certains points contre une éventuelle révocation en cas de faillite. Il est parfaitement logique que dans ces circonstances - il n’y a pas de jugement et il s’agit d’un accord mutuel - aucune publication ne soit requise. Il n’y a donc pas de données concernant le nombre d’entreprises qui empruntent la voie de l’accord amiable en dehors des procédures judiciaires.

Parmi toutes les entreprises ayant bénéficié d’un jugement d’ouverture de procédure, 192 étaient déjà impliquées dans une procédure juridique d’insolvabilité et 81 avaient déjà été déclarées en faillite, cette dernière ayant été annulée ensuite dans 52 cas.

L’ancienne procédure du concordat judiciaire avait été lancée pour 33 entreprises, mais arrêtée le jour même ou peu après, remplacée par un jugement dans le cadre de la nouvelle procédure.

1. Algemene evolutie

Na een aarzelende start de eerste maanden na april 2009, kwam de toepassing van de wetgeving met betrekking tot de drie mogelijke gerechtelijke procedures langzamerhand op kruissnelheid. Daar waar gedurende het eerste werkingsjaar 906 bedrijven de voorlopige op-schorting verkregen, steeg dit aantal gedurende het tweede werkingsjaar naar 1.347 cases. Maand na maand toonden nieuwe cijfers telkens een verder stijgende trend. Het derde werkingsjaar tellen we 1.377 bedrijven die opschorting verkrijgen en zo tot één van de drie gerechtelijke pro-cedures toetreden.

Echter, vanaf de tweede jaarhelft 2011 lijkt de verdere groei van het aantal adherenten afgevlakt. Vooral het eerste kwartaal 2012 worden er in vergelijking met dat van 2011 zelfs iets minder opschortingen uitgesproken.

Dit roept onmiddellijk bedenkingen op. Zeker het afgelopen jaar 2011 stijgt het aantal bedrijven dat, onder meer als gevolg van de tweede crisisgolf van de afgelopen jaren, in zware moeilijkheden verkeert zienderogen. Dit wordt onder meer aangetoond in het tweede deel van deze publicatie. Toch blijkt in diezelfde periode het aantal toetreders nauwelijks toe te nemen. Bovendien blijken slechts 2% van de bedrijven die kenmerken vertonen van een bedrijf in zware moeilijkheden zich op de mogelijkheden die de wet hen biedt te beroepen. Het is hiermee zonder meer duidelijk dat niet alleen de mogelijkheden van de wet on-voldoende worden benut, maar bovenal dat die hetzij worden miskend hetzij niet gekend zijn bij het brede ondernemerspubliek.

Buiten de gerechtelijke procedures om voorziet de wet in de mogelijk-heid waarbij de schuldenaar aan al zijn schuldeisers of minstens twee van hen een minnelijk akkoord kan voorstellen met het oog op de gezondmaking van zijn financiële toestand of de reorganisatie van zijn onderneming. De partijen bepalen dan vrij de inhoud van een dergelijk ‘minnelijk akkoord’. Een dergelijk minnelijk akkoord bindt geen derden. Het akkoord kan ter griffie worden neergelegd en wordt zo op bepaalde punten beschermd tegen een eventuele latere herroeping bij faillissement. Het is perfect logisch dat in die omstandigheden - er is geen vonnis én het gaat over een onderling akkoord - geen publicatie is vereist. Er zijn dus ook geen gegevens over het aantal bedrijven dat de weg van het minnelijk akkoord buiten de gerechtelijke procedures om volgt.

Van alle bedrijven die een vonnis verkregen voor het opstarten van de procedure, waren er 192 die reeds voordien in een juridische insolven-tieprocedure waren verwikkeld. Hiervan waren er 81 die reeds eerder failliet waren verklaard, waarvan in 52 gevallen het faillissement kort nadien was ingetrokken.

Voor 33 ondernemingen was de oude procedure van het gerechtelijk akkoord opgestart, maar werd die beëindigd om de dag zelf of kort daarna een vonnis geveld te krijgen op basis van de nieuwe procedure.

Jan. / Jan. Feb. / Fév. Maart / Mars April / Avril Mei / Mai Juni / Juin Juli / Juillet Augustus / Août Sept. / Sept. Okt. / Oct. Nov. / Nov. Dec. / Déc.2009 0 0 0 24 59 78 72 24 66 87 103 1202010 63 86 124 104 106 120 111 62 106 112 126 1322011 92 130 147 106 141 130 106 87 89 120 110 1312012 111 108 137 0 0 0 0 0 0 0 0 0

0

20

40

60

80

100

120

140

160

Evolutie van het aantal toegekende opschortingen in WCO • Evolution du nombre de sursis en LCEBron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 5

Page 6: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

2. Periode van opschorting en verlengingen

In principe dient de schuldenaar, dus het bedrijf in moeilijkheden, de opstart van de procedure te verzoeken. De zaak moet binnen de tien dagen na het indienen van het verzoekschrift worden behandeld, uiterlijk acht dagen later volgt een vonnis. Hoewel de betrokkene reeds bescherming geniet, blijft de aanvraag geheim tot op het moment van vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart.

De rechtbank kan bij de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie 6 maanden tijd toekennen (verlengbaar tot 12 en uitzon-derlijk zelfs 18 maanden) om tot een akkoord of om tot de overdracht te komen. De mediaan ligt voor alle eerste vonnissen van opschorting die vielen in 2009 op 172 dagen, voor de 1.252 vonnissen die vielen in 2010 ligt diezelfde mediaan op 151 dagen. Met betrekking tot 2011 ligt de mediaan op 122 dagen. Voor wat betreft de 356 cases waarvan een eerste vonnis van opschorting viel voor einde maart 2012, ligt diezelfde mediaan op 119 dagen.

Voor 25% van de dossiers geldt een eerste opschorting van niet meer dan 92 dagen in 2009 en 2010. In 2011 loopt dit terug naar 89 dagen. We zien zelfs dat dit met betrekking tot de initiële opschortingen toegekend in 2012 op het niveau van 90 dagen blijft. Deze waarnemingen beves-tigen duidelijk een tendens waarbij de rechtbanken - in het bijzonder voor minder degelijke dossiers - invloed proberen uit te oefenen op het verloop ervan, door de betrokkenen kortere opschortingsperiodes toe te kennen.

Gelijkaardige waarnemingen gelden ook voor de eerste en volgende verlengingen. Van de 633 dossiers die in 2009 werden opgestart werden er 291 (45,9%) een eerste keer verlengd, waarna 115 (18,1% van het totaal) een tweede keer, 27 (4,2%) een derde keer, 13 (2%) een vierde keer, 5 een vijfde keer en 2 een zesde keer. Hierbij lag de mediaan van de eerste verlenging nog op 112 dagen, terwijl voor 25% van de cases (Q1)

2. Période de sursis et prolongations

En principe, c’est le débiteur, l’entreprise en difficulté, qui doit demander la mise en œuvre de la procédure. Le dossier doit être traité dans les dix jours suivant l’introduction de la requête et le jugement suit dans les huit jours.

Bien que l’entreprise jouisse déjà d’une protection, la demande reste secrète jusqu’au moment du jugement, qui déclare ouverte la procédure de réorganisation judiciaire.

Au début de la procédure de réorganisation judiciaire, le tribunal peut octroyer un sursis de 6 mois (à prolonger jusqu’à 12 et exceptionnel-lement 18 mois) pour aboutir à un accord ou un transfert. Pour les premiers jugements de sursis tombés en 2009, la médiane est de 172 jours, et pour les 1.252 jugements prononcés en 2010, elle est de 151 jours. Jusqu’en 2011, la médiane se situe à 122 jours. Pour les 356 cas ayant bénéficié d’un sursis fin mars 2012, la médiane se situe à 119 jours.

Pour 25% des dossiers, le premier sursis ne dépassait pas 92 jours en 2009 et 2010. En 2011, celui-ci redescend à 89 jours. On voit même que pour ce qui concerne les sursis initiaux accordés en 2012, on reste à 90 jours. Ces observations confirment la tendance selon laquelle les tribunaux - et en particulier pour les dossiers moins importants - essaient d’influencer le déroulement de l’affaire en accordant des périodes de sursis plus courtes.

Ces observations s’appliquent également à la première prolongation et aux suivantes. Parmi les 633 dossiers ouverts en 2009, 291 (45,9%) ont été prolongés une première fois, puis 115 (18,1% du total) une seconde fois, 27 (4,2%) une troisième fois, 13 (2%) une quatrième fois, 5 une cinquième fois et 2 une sixième fois. La médiane de la première prolon-gation était encore de 112 jours, tandis que dans 25% des cas (Q1), cette première prolongation ne dépassait pas 66 jours. La médiane pour la

2009 2010 2011 2012Vierde verlenging • Quatrième prolongation 13 10 2 0

Derde verlenging • Troisième prolongation 27 49 28 0

Tweede verlenging • Seconde prolongation 116 171 137 0

Eerste verlenging • Première prolongation 291 511 541 10

Eerste periode • Première période 186 511 681 346

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2

2009 2010 2011 2012

Vierde verlenging • Quatrième prolongation 1 4 0 1 0 0 0 4 3 2 0 1 0 1 0 1 0 2 1 1 1 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Derde verlenging • Troisième prolongation 0 3 1 2 0 4 1 3 1 0 2 6 4 2 3 1 4 7 3 0 7 5 5 4 5 2 3 1 0 0 1 0 0 0 0

Tweede verlenging • Seconde prolongation 9 11 13 13 1 11 7 8 17 11 7 10 13 9 11 9 6 9 12 12 13 9 19 14 19 13 14 8 7 5 1 0 0 0 0

Eerste verlenging • Première prolongation 5 22 13 19 9 21 30 29 36 25 30 26 23 32 28 33 20 30 23 47 43 20 43 44 34 48 54 40 30 30 28 25 18 9 1

Eerste periode • Première période 9 19 51 37 14 30 49 59 63 25 47 81 64 62 78 67 32 58 73 66 68 58 62 84 48 78 59 57 50 54 90 85 113 102 107

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

WCO met verlenging van opschorting • LCE avec prolongation de sursis

WCO: evolutie verlengingen • LCE : évolution des prolongations

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

6 Graydon Belgium

Page 7: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

période de la seconde prolongation était de 80 jours, mais dans 25% des cas, une seconde prolongation de moins de 36 jours a été accordée. La médiane de la troisième prolongation était de 61 jours.

Parmi les 1252 dossiers de 2010, entre-temps 511 (40,8%) ont été prolongés une première fois, 171 (13,6%) une seconde fois, 49 (3,9%) une troisième fois et 10 une quatrième fois. La médiane de cette première prolongation chute à 93 jours, et dans 25% des cas (Q1), le juge n’a pas accordé plus de 63 jours. La médiane de la deuxième prolongation était de 84 jours et dans 25% des cas, pas plus de 51 jours. La médiane pour la troisième prolongation était de 64 jours et dans 25% des cas, le sursis ne dépassait pas 46 jours.

Parmi les 1.398 dossiers introduits en 2011, 541 (38,6%) ont été prolongés une première fois, 137 (9,7%) une seconde fois, 28 (2%) une troisième fois et 2 une quatrième fois. La médiane de la première prolongation chute à 91 jours, tandis que dans 25% des cas (Q1) 61 jours seulement ont été octroyés. La médiane pour la seconde prolongation se situe à 63 (!) jours, tandis que dans 25% des cas, le sursis octroyé ne dépasse pas 42 jours. La médiane pour la troisième prolongation est de 60 jours en 2011. Dans 25% des cas, la troisième prolongation ne dépasse pas 44 jours.

Parmi les dossiers introduits en 2012, 10 avaient été prolongés jusqu’au 30 avril dernier. La médiane de la première prolongation est de 59 jours.

La médiane de la durée totale du sursis, avec toutes les prolongations, se situe à 182 jours pour les dossiers ouverts en 2009. Dans 25% des cas, cette durée était inférieure à 131 jours. La durée la plus longue accordée est un sursis de 914 jours.

Pour ce qui concerne les dossiers lancés en 2010, la médiane de la durée totale se situait également à 182 jours, tandis que dans 25 % des cas, cette durée était inférieure à 121 jours. Jusqu’à ce moment-là, la durée la plus longue était de 729 jours.

Pour ce qui concerne les dossiers ouverts en 2011, la médiane provisoire pour la durée totale est de 163 jours. Mais ce chiffre va encore évoluer car bon nombre de ces dossiers n’étaient pas encore clôturés au moment de cette étude.

En comparaison avec la période initiale d’application de la LCE, on voit nettement que la période de sursis initiale diminue. Bien que cette tendance se maintienne dans toutes les régions, ces sont surtout les tribunaux flamands qui réagissent très rapidement.

La baisse des valeurs médiane, en termes de durée, s’explique par une attitude plus critique des divers tribunaux vis-à-vis des nouveaux dossiers, qui accordent des sursis plus longs - généralement six mois - aux dossiers dans lesquels ils croient vraiment.

3. Objectif du sursis

Avec le sursis de paiement, l’entrepreneur bénéficie d’une période où il peut souffler et mettre en œuvre l’une des mesures de reprise possibles:

� La procédure de réorganisation par accord amiable est conçue pour impliquer un nombre limité de créanciers (au moins 2) dans les négociations. L’accord est présenté au tribunal, qui clôture ensuite la procédure.

� La procédure de réorganisation par accord collectif vise la fixation d’un accord avec tous les créanciers. Le plan de sauvetage doit être voté par les créanciers à la double majorité (majorité des créanciers en présence, représentant ensemble la moitié du principal de tous les montants dus) et être ensuite homologué par le tribunal. La procédure est ensuite clôturée.

� La procédure de réorganisation par transfert sous autorité judiciaire peut être initiée par différentes parties intéressées et vise uniquement à sauver la valeur économique et/ou l’emploi, par le transfert (la vente) de toute l’entreprise ou de parties de celle-ci aux repreneurs intéressés.

die eerste verlenging niet meer dan 66 dagen bedroeg. De mediaan voor de periode van tweede verlenging lag op 80 dagen, terwijl voor 25% van de gevallen een tweede verlenging van minder dan 36 dagen werd toegekend. De mediaan van de derde verlenging lag op 61 dagen.

Van de 1.252 dossiers uit 2010 werden er ondertussen 511 (40,8%) een eerste keer verlengd, 171 (13,6%) een tweede keer, 49 (3,9%) een derde keer en 10 een vierde keer. De mediaan van die eerste verlenging zakt naar 93 dagen, voor 25% van de gevallen (Q1) werd niet meer dan 63 dagen toegekend. De mediaan voor de tweede verlenging lag uiteindelijk op 84 dagen, terwijl in 25% van de gevallen niet meer dan 51 dagen werd toegekend. De mediaan voor derde verlenging lag op 64 dagen, terwijl in 25% van de gevallen niet meer dan 46 dagen werden toegekend.

Van de 1.398 dossiers die in 2011 werden ingeleid werden er 541 (38,6%) een eerste keer verlengd, 137 (9,7%) een tweede keer, 28 (2%) een derde keer en 2 een vierde keer. De mediaan van de eerste verlen-ging zakt naar 91 dagen terwijl in 25% van de gevallen (Q1) slechts 61 dagen werden toegekend. De mediaan voor de tweede verlenging ligt op 63 (!) dagen terwijl in 25% van de gevallen niet meer dan 42 dagen worden toegekend. De mediaan voor de derde verlenging ligt in 2011 op 60 dagen. Voor 25% van de gevallen worden bij een derde verlenging niet meer dan 44 dagen toegekend.

Van de zaken die in 2012 werden ingeleid, waren er tot 30 april jongst-leden 10 een eerste keer verlengd. Hiervan ligt de mediaan van eerste verlenging op 59 dagen.

De mediaan van de totale looptijd van de opschorting, inclusief alle verlengingen, ligt voor wat betreft de dossiers die in 2009 werden opgestart op 182 dagen. In 25% van de gevallen was die looptijd minder dan 131 dagen. Het dossier met de langste looptijd besloeg 914 dagen.

Met betrekking tot de dossiers die opgestart werden in 2010, lag de mediaan van de totale looptijd eveneens op 182 dagen, terwijl 25% van de dossiers op minder dan 121 dagen werd beëindigd. Het dossier met de tot dan toe langste looptijd besloeg 729 dagen.

Wat betreft de dossiers opgestart in 2011 ligt de voorlopige mediaan met betrekking tot de totale looptijd op 163 dagen. Gezien bij opmaak van deze bijdrage een behoorlijk aantal van deze dossiers nog niet zijn afgesloten, is dit cijfer nog in volle evolutie.

In vergelijking met de beginperiode van de toepassing van de WCO zien we een duidelijke trend waarbij de initiële opschortingsperiode daalt. Hoewel de trend zelf in alle regio’s aanhoudt, blijken vooral de Vlaamse rechtbanken zeer kort op de bal te spelen. Hierbij moet duidelijk gesteld worden dat het zakken van de mediaanwaarden qua looptijd het gevolg is van een meer kritische houding van diverse rechtbanken ten opzichte van opstartende dossiers. Blijkt dat die dossiers waarin een rechtbank gelooft nog steeds ruime opschortingsperiodes - de gebruikelijke zes maanden - krijgen toegekend.

3. Doel van de opschorting

Door de opschorting van betaling krijgt de ondernemer een adempauze om te werken aan één van de mogelijke herstelmaatregelen:

� De procedure van de reorganisatie door minnelijk akkoord mikt erop slechts een beperkt aantal schuldeisers (minstens 2) bij de on-derhandelingen te betrekken. Het akkoord wordt voorgelegd aan de rechtbank die vervolgens de procedure sluit.

� De procedure van de reorganisatie door collectief akkoord streeft ernaar een overeenkomst te maken met alle schuldeisers. Het red-dingsplan moet door die schuldeisers bij dubbele meerderheid (meerderheid van de aanwezige schuldeisers die samen de helft van de hoofdsom van alle verschuldigde bedragen vertegenwoordigen) worden gestemd en wordt vervolgens door de rechtbank gehomolo-geerd. De procedure wordt daarna gesloten.

� De procedure van de reorganisatie door overdracht onder ge-rechtelijk gezag kan door verschillende belanghebbenden worden opgestart en is zuiver gericht op het redden van economische waarde en/of werkgelegenheid. Het volledige bedrijf of onderdelen ervan worden overgedragen (verkocht) aan geïnteresseerde overnemers.

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 7

Page 8: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

Na 36 maanden werking van de wet rijzen er steeds meer ernstige vragen bij de leveranciers en andere schuldeisers van de betrokken bedrijven.

Zo vernemen we voortdurend grote onzekerheid over de te volgen weg om de rechten van de schuldeiser te vrijwaren: de mogelijke pistes (min-nelijke reorganisatie, collectief of overdracht) worden niet eenduidig gepubliceerd, waardoor het voor de schuldeisers inderdaad koffiedik kijken is. Enkele rechtbanken publiceren systematisch het doel, ongeacht hetwelke. Andere publiceren zelfs niet indien de opschorting moet leiden tot een collectief akkoord, nochtans een vereiste die met nadruk in de wet is voorzien.

De wet stelt dat het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorga-nisatie open verklaart, door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen na dagtekening bij uittreksel bekend gemaakt moet worden in het Belgisch Staatsblad (artikel 26, paragraaf 1).

Moeten vermeld worden: identificatiegegevens, datum van het vonnis, naam van de gedelegeerd rechter en de eventuele gerechtsmandataris-sen, en indien mogelijk het tijdstip voorzien voor de stemming van het reorganisatieplan. Het doel van de procedure wordt ter zake niet uitdrukkelijk vermeld.

In de praktijk stellen we vast dat van de 3.630 cases die de afgelopen drie werkjaren werden ingeleid, slechts in 1.820 gevallen het doel effectief werd gepubliceerd. Opmerkelijk hierbij is de toch wel sub-stantiële stijging ter zake, vooral merkbaar vanaf de tweede jaarhelft 2011. Daarnaast maken vormvereisten het soms mogelijk ook bij niet-publicatie ervan het doel van de reorganisatie toch te herkennen (soms retroactief). In totaal is zo van 2.904 het doel met grote waarschijnlijk-heid, maar niet met zekerheid, gekend.

Indien de schuldenaar een procedure met minnelijk akkoord tot doel aangaat, is er in principe geen nadelig gevolg voor de schuldvordering

Après 36 mois d’application de la loi, de plus en plus de demandes urgentes émanent des fournisseurs et autres créanciers des entre-prises concernées.

La voie à suivre pour garantir les droits des créanciers est toujours très incertaine : les pistes possibles (réorganisation amiable, collective ou transfert) ne sont pas toujours clairement publiées, de sorte que pour les créanciers, c’est souvent la bouteille à encre. Quelques tribunaux publient systématiquement l’objectif, quel qu’il soit, d’autres ne commu-niquent même pas si le sursis doit aboutir à un accord collectif, pourtant une exigence sur laquelle la loi insiste lourdement.

La loi stipule que le jugement qui déclare ouverte la procédure de réor-ganisation judiciaire est, à la diligence du greffier et dans les cinq jours de sa date, publié par extrait au Moniteur belge (article 26 paragraphe 1). Doivent être mentionnés : les données d’identification, la date du jugement, le nom du juge délégué et ceux des éventuels mandataires de justice, et si possible le moment prévu pour le vote du plan de réorga-nisation. L’objectif de la procédure n’est pas explicitement mentionné.

Dans la pratique, on observe que parmi les 3.630 dossiers introduits ces trois dernières années, l’objectif n’était mentionné que dans 1.820 des cas. On observe toutefois une hausse substantielle, notoire surtout depuis la seconde moitié de 2011. Les exigences formelles permettent parfois, également en cas de non publication, de reconnaître néanmoins l’objectif de la réorganisation (parfois rétroactivement). Au total, l’objec-tif est connu avec une grande probabilité, mais pas avec certitude, dans 2.904 des cas.

Si le débiteur entame une procédure avec un accord amiable comme objectif, il n’y a en principe pas de conséquence négative pour le recou-vrement d’un créancier tant que celui-ci ne fait pas partie de cet accord amiable.

2009 2010 2011 2012Aantal vonnissen van opschorting • Nombre de jugements de sursis 633 1.252 1.389 356Aantal opschortingen met gepubliceerd primair doelNombre de sursis avec objectif primaire publié 253 522 818 227

Aantal opschortingen met minnelijk akkoord tot doel Nombre de sursis avec un accord amiable comme objectif 79 234 266 53

Aantal opschortingen met collectief akkoord tot doelNombre de sursis avec accord collectif comme objectif 159 248 484 150

Aantal opschortingen met gerechtelijke overdracht tot doelNombre de sursis avec transfert sous autorité judiciaire comme objectif 15 40 68 24

Aantal opschortingen met vermoedelijk primair doelNombre de sursis avec objectif primaire supposé 437 974 1.192 301

Aantal opschortingen met minnelijk akkoord tot doelNombre de sursis avec un accord amiable comme objectif 82 248 278 53

Aantal opschortingen met collectief akkoord tot doelNombre de sursis avec accord collectif comme objectif 340 686 846 224

Aantal opschortingen met gerechtelijke overdracht tot doelNombre de sursis avec accord collectif comme objectif 15 40 68 24

*De getallen vermeld onder ‘aantal opschortingen met VERMOEDELIJK PRIMAIR doel’ zijn het totaal van het ‘aantal opschortingen met GEPUBLICEERD PRIMAIR DOEL’ en deze waarvan het doel uit andere gegevens wordt afgeleid.*Les chiffres cités sous ‘nombre de sursis avec objectif PRIMAIRE SUPPOSE’ représentent le total du ‘nombre de sursis avec OBJECTIF PRIMAIRE PUBLIE’ et ceux dont l’objectif est dérivé d’autres données.

Overdracht onder gerechtelijk gezag / Transfert sous autorité judiciaire 0 7 0 2 5 0 0 2 7 0 0 2 3 7 1 0 7 1 1 5 1 0 2 1 0 0 0 0

Collectief akkoord / Accord collectif 0 73 4 0 54 5 17 30 25 0 9 0 6 2 7 17 20 34 0 6 0 0 17 26 0 0 0 0

Minnelijk akkoord / Accord amiable 0 47 0 11 33 7 4 5 16 0 0 1 7 3 1 7 5 16 3 3 5 2 13 9 0 0 1 0

Doel niet bekend / Objectif inconnu 0 1 7 24 28 28 4 24 0 15 0 40 34 96 3 16 24 3 11 70 12 16 7 5 51 34 8 2

0

20

40

60

80

100

120

140

Brus

sel

Brux

elle

sA

ntw

erpe

nA

nver

sA

arle

nA

rlon

Brug

geBr

uges

Char

lero

i

Den

derm

onde

Term

onde

Din

ant

Gen

tG

and

Has

selt

Hoe

iH

uy

Iepe

rYp

res

Kort

rijk

Cout

rai

Leuv

enLo

uvai

nLu

ikLi

ège

Mar

che-

en-

Fam

enne

Mec

hele

nM

alin

esBe

rgen

Mon

sN

amen

Nam

ur

Neu

fchâ

teau

Nijv

elN

ivel

les

Oos

tend

eO

sten

deO

uden

aard

eAu

dena

rde

Tong

eren

Tong

res

Doo

rnik

Tour

nai

Turn

hout

Verv

iers

Veur

neFu

rnes

Eupe

nN

éau

2011: Publicatie van het doel opschorting • Publication de l’objectif du sursisBron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

8 Graydon Belgium

Page 9: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

D’autre part, à défaut de connaissance de l’objectif de la procédure, le créancier doit s’assurer que les responsables concernés (chefs d’entre-prise, juge délégué, mandataire de justice, ...) sont au courant de cette dette, afin d’être certain de pouvoir faire valoir ses droits en cas d’accord collectif ou de transfert sous autorité judiciaire.

La loi exige en outre que le débiteur informe individuellement les créan-ciers des données du jugement dans un délai de quatorze jours à partir du jour où est prononcé le jugement approuvant la procédure.

Le débiteur doit remettre son état comptable au tribunal. La nouvelle loi ne demande pas que le créancier fasse une déclaration.

Pourtant, dans la pratique, et plus souvent encore dans le cas des entre-prises en difficulté, le débiteur reste en défaut administrativement et n’a donc pas une vue complète de ses dettes et/ou créanciers. Il n’est dès lors pas impensable qu’un créancier ne soit pas informé. Le créancier se doit donc de s’informer lui-même de l’évolution et des publications en la matière.

Un créancier bien organisé ne devrait donc pas attendre les notifi-cations du débiteur, surtout parce que la procédure à suivre n’est pas toujours connue, comme dans le temps, mais introduire lui-même une déclaration.

Mais il n’est plus possible d’introduire une déclaration. En revanche, conformément à l’article 20, le créancier peut prendre connaissance du dossier de réorganisation judiciaire et savoir quel est l’objectif de la procédure. Le créancier peut également verser sa demande de recou-vrement au dossier, ce qui a valeur de mise en demeure du débiteur et interrompt la prescription.

Cette disposition est mal connue, mais elle offre pourtant une bonne solution pour tous les créanciers qui craignent d’être oubliés : c’est une sorte de forme alternative de déclaration.

Pourtant, le point de contact est une donnée très floue : à qui faut-il remettre une liste des créances ? Cette incertitude occasionne donc une surcharge de travail pour le juge délégué et le mandataire de justice éventuel.

Jusqu’au 13 avril dernier, dans 197 des dossiers ouverts, un jugement modifiant l’objectif a été prononcé : 23 sont passés d’un accord amiable à un accord collectif, 38 d’un accord amiable à un transfert direct sous autorité judiciaire, 121 d’un accord collectif à un transfert sous autorité judiciaire. Dans trois cas (un dossier ouvert en 2009, un en 2010 et un en 2011), un accord collectif a été ramené à un accord amiable, dans 12 autres (quatre pour des dossiers ouverts en 2009, 5 en 2010 et 3 en 2011), un transfert sous autorité judiciaire est devenu un accord amiable. Ces deux derniers cas ne sont pas prévus dans la loi LCE (voir LCE art. 39).

4. Répartition régionale et arrondissement

L’ancienne législation était appliquée plus fréquemment dans les tribunaux wallons, les arrondissements de Nivelles et Charleroi, et cette dernière année Verviers aussi, arrivant systématiquement en tête.

En 2008, 16 jugements de sursis provisoire sur base de la loi relative à l’accord judicaire ont été prononcés en Flandre, 13 à Bruxelles et 49 en Wallonie. Nivelles a prononcé 10 jugements et Verviers 8.

L’application de la loi sur la réorganisation judiciaire est plus variée. Bruxelles est toujours en tête, suivie par Anvers et ensuite par Liège et Nivelles. Les tribunaux flamands prononcent également pas mal de jugements.

van een schuldeiser zolang die schuldeiser geen deel uitmaakt van dat minnelijk akkoord.

Anderzijds wil de schuldeiser, bij gebrek aan kennis over het doel van de procedure, erover waken dat de betrokken verantwoordelijken (be-drijfsleiders, gedelegeerd rechter, gerechtsmandataris, ...) op de hoogte zijn van die schuld. Dit om er zeker van te zijn dat hij zijn rechten kan doen gelden bij een collectief akkoord of bij een overdracht onder gerechtelijk gezag.

Daarnaast eist de wet dat de schuldenaar de schuldeisers individueel in kennis stelt van de vonnisgegevens binnen een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop het vonnis dat de procedure goedkeurt is uitgesproken.

Verder dient de schuldenaar zelf zijn boekhoudkundige staat over te maken aan de rechtbank. De nieuwe wet vraagt ook niet meer dat de schuldeiser aangifte doet.

Nochtans, in de praktijk komt het - net bij bedrijven in moeilijkheden vaker dan elders - voor dat de schuldenaar administratief in gebreke blijft en dus geen volledig zicht heeft op zijn openstaande schulden en/of schuldeisers. Het is zodoende zeer denkbaar dat een schuldeiser niet op de hoogte wordt gebracht. Hierdoor voelt de schuldeiser zich verplicht zichzelf te informeren over de evolutie en publicaties ter zake.

De goed georganiseerde schuldeiser zal dus, zeker omdat de gevolgde procedurepiste niet steeds gekend is, de berichten van kennisgeving vanwege de schuldenaar niet afwachten maar - zoals eertijds - zelf zijn aangifte willen indienen.

Echter, er is geen aangifte meer mogelijk. Wel kan men overeenkom-stig artikel 20 als schuldeiser altijd inzage vragen in het dossier van gerechtelijke reorganisatie, waardoor men weet wat het doel van de procedure is. Tevens kan de schuldeiser zijn schuldvordering neerleg-gen in dit dossier wat geldt als ingebrekestelling van de schuldenaar en de verjaring stuit.

Deze bepaling is slecht gekend, maar biedt dus een goede oplossing voor alle schuldeisers die vrezen uit de boot te vallen. Het is een soort alternatieve vorm van aangifte.

Toch blijkt daarbij grote onduidelijkheid over het aanspreekpunt (aan wie moet een overzicht van de vorderingen worden bezorgd?). De voornoemde onduidelijkheden creëren dus ook extra werklast bij de gedelegeerd rechter en de eventuele gerechtsmandataris.

Tot en met 13 april ll. volgde in 197 van de opgestarte gevallen een uitspraak waarbij het doel werd gewijzigd: 23 gingen er over van minnelijk naar collectief akkoord, 38 gingen van minnelijk akkoord direct naar overdracht onder gerechtelijk gezag, 121 stapten over van collectief akkoord naar overdracht onder gerechtelijk gezag. In drie gevallen (eentje voor een dossier opgestart in 2009, één in 2010 en één in 2011) werd een collectief akkoord teruggebracht naar een minnelijk akkoord, in 12 andere (vier voor dossiers opgestart in 2009, 5 in 2010 en 3 in 2011) een overdracht onder gerechtelijk gezag eveneens naar een minnelijk akkoord. Deze beide laatste cases zijn niet in de WCO-wet voorzien (zie WCO art. 39).

4. Regionale spreiding en arrondissement

De toepassing van de vroegere wetgeving was een materie die beduidend frequenter werd waargenomen op de Waalse rechtbanken. Steevast waren de arrondissementen Nijvel en Charleroi, het laatste jaar zelfs Verviers, koplopers.

Zo werden in 2008 16 vonnissen van voorlopige opschorting op basis van de wet op het gerechtelijke akkoord in Vlaanderen genoteerd, 13 in Brussel, maar 49 in Wallonië. Nijvel sprak 10 vonnissen uit, in Verviers telden we er 8.

De toepassing van de wet op de gerechtelijke reorganisatie toont een gevarieerder beeld. Nog steeds is Brussel koploper, echter gevolgd door Antwerpen en dan pas Luik en Nijvel. Inderdaad, ook op de andere Vlaamse rechtbanken worden behoorlijk wat vonnissen uitgesproken.

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 9

Page 10: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

Vlaanderen / La Flandre Brussels Hoofdstedelijk GewestRégion de Bruxelles Capitale Wallonië / La Wallonie

2012 173 58 125

2011 625 192 572

2010 558 146 546

2009* 289 75 269

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

1.800

*Vanaf april/à partir d’avril

NV • SA BVBA • SPRL EVBASPRU

S-BVBASPRL-S CV • SC CVBA

SCRLCOMV

SCSCommVA

SCACVOASCRI LV • SAGR VOF

SNC VBR ONBEKENDINCONNUE

FVASSF

2009* 197 273 37 0 0 12 10 1 0 0 92 9 2 0 02010 324 555 83 0 0 31 20 1 1 222 3 4 0 22011 298 649 104 0 1 20 15 5 2 271 18 3 0 22012 85 172 21 0 0 6 6 1 1 61 3 0 0 0

0

100

200

300

400

500

600

700

*Vanaf april/à partir d’avril

EenmanszaakEntreprise

unipersonnelle

Aantal WCO regionaal • Nombre de LCE au niveau régional

WCO naar rechtsvorm • LCE selon la forme juridique

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

9362

5 1149 24 10 39 23 5 6 22 26 51 3 8 29 25 2

553 9 14 16 17 15 4 7

194

140

726

104

25 21

6054

17 922 40

107

16 1858

3724

80

14 1739 38 44 35

3 3

221

128

11

37

120

4025

6148

159

4350

108

1240

5654

15

84

18 1839 41

5134

9 2

67

33

2

5

34

92

15

12

61

1713

17

517

1011

3

18

4 4

10 1122

5

1 20

100

200

300

400

500

600

2009 vanaf april/à partir d’ avril 2010 2011 2012

Brussel •

Bruxelles

Antwerpen • A

nvers

Aarlen • A

rlon

Brugge • Bruges

Charleroi

Dendermonde • T

ermonde

Dinant

Gent • Gand

Hasselt

Hoei •

Huy

Ieper • Ypres

Kortrijk

• Coutra

i

Leuven • Louvain

Luik • Liège

Marche-en-Famenne

Mechelen • M

alines

Bergen • Mons

Namen • Namur

Neufchâteau

Nijvel •

Nivelles

Oostende • O

stende

Oudenaarde • Audenarde

Tongeren • T

ongres

Doornik • T

ournai

Turnhout

Verviers

Veurne • Furnes

Eupen • Néau

Aantal WCO naar arrondissement • Nombre de LCE selon l’arrondissementBron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

10 Graydon Belgium

Page 11: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

5. Naar rechtsvorm

Het ligt in de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever de procedure van de gerechtelijke reorganisatie ook toegankelijker te maken voor de kleinere onderneming. Hoewel nog altijd een disproportioneel aantal nv’s (nv’s zijn gewoontegetrouw de grotere ondernemingen) zich op de procedure van de gerechtelijke reorganisatie beroepen, zijn er naar verhouding beduidend meer eenmanszaken en bvba’s dan voorheen die hun moeilijkheden via de toepassing hopen op te lossen. De beoogde grotere toegankelijkheid van de procedure, de gediversifieerde pro-ceduremogelijkheden en het feit dat het geheel in vergelijking met de vorige wetgeving beduidend goedkoper blijkt, wordt gunstig ervaren. Wel tonen de waarnemingen aan dat de ‘grotere’ rechtsvormen meer kans hebben op overleven dan de ‘kleinere’.

6. Naar volume op basis van personeel

Dezelfde vaststelling geldt bij een benadering op basis van personeel. Op federaal niveau wordt 97% van alle opgestarte procedures toegekend aan KMO’s. Hiervan stellen 25% geen werknemers tewerk. Hierbij valt op dat binnen het Vlaamse gewest beduidend meer bedrijven van der-gelijke categorie op de WCO een beroep doen.

Meer dan 80% van de bedrijven die tot de procedures worden toege-laten stellen minder dan 10 werknemers tewerk. 2% van de betrokken bedrijven stellen tussen de 50 en 99 werknemers tewerk. De afgelopen 3 werkjaren beriepen 27 bedrijven die tussen 100 en 199 werknemers tewerkstellen, waarvan 6 in 2011 en reeds 7 in het eerste kwartaal 2012, en 12 die tussen de 200 en de 499 werknemers tewerkstellen zich op de WCO (waarvan 7 in 2011 en reeds 3 gedurende het eerste kwartaal 2012).

5. Selon la forme juridique

Le législateur a voulu explicitement rendre la procédure de réorgani-sation judiciaire davantage accessible aux entreprises plus petites. Bien qu’un nombre disproportionné de SA (les SA sont traditionnellement des entreprises plus grandes) fait appel à la procédure de réorganisation judicaire, proportionnellement plus d’entreprises unipersonnelles et de sprl qu’auparavant essaient de résoudre leurs difficultés par cette voie. La plus grande accessibilité visée, les possibilités diversifiées et le fait que l’ensemble soit nettement moins cher en comparaison avec l’ancienne législation sont perçus comme des éléments positifs. Les premières observations laissent supposer que les formes juridiques ‘plus grandes’ ont plus de chances de survivre que les ‘plus petites’.

6. Selon le volume sur base du personnel

La même observation s’applique dans le cas d’une approche sur base du personnel. Au niveau fédéral, 97% des procédures initiées sont attribuées à des PME. Parmi elles, 25% n’ont pas de salariés. En Région flamande, nettement plus d’entreprises de cette catégorie font appel à la LCE.

Plus de 80% des entreprises bénéficiant de la procédure emploient moins de 10 collaborateurs. 2% des entreprises concernées emploient entre 50 et 99 collaborateurs. Ces 3 dernières années, 27 entreprises employant entre 100 et 199 collaborateurs, dont 6 en 2011 et déjà 7 le premier trimestre 2012, et 12 qui occupent entre 200 et 499 salariés ont fait appel à la LCE (dont 7 en 2011 et déjà 3 au première trimestre 2012).

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

120,00%

NV • SA BVBA • SPRL EVBASPRU CV • SC CVBA

SCRLCOMV

SCSCommVA

SCACVOASCRI LV • SAGR VOF

SNC VBR ONBEKENDINCONNUE

FVASSF

2009* 63,45% 71,06% 83,78% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%75,00% 70,00% 100,00% 56,52% 77,78% 50,00%2010 54,94% 61,98% 60,24% 0,00% 0,00%70,97% 60,00% 100,00% 40,99% 66,67% 50,00%2011 28,52% 34,67% 28,85% 100,00% 0,00%

0,00%0,00%

0,00%0,00%

0,00%0,00%35,00% 33,33% 40,00% 28,41% 16,67% 33,33%

2012 2,35% 3,49% 4,76% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

S-BVBASPRL-S

0,00%0,00%0,00%0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

*Vanaf april/à partir d’avril

EenmanszaakEntreprise

unipersonnelle

Naar rechtsvorm: % failissementen na aanvaarding van de WCO-procedureSelon la forme juridique : % de faillites après acceptation de la procédure LCE

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

0 1 - 4 5 - 9 10 - 19 20 - 49 50 - 99 100 - 199 200 - 499FV • ASSF 3 0 0 1 0 0 0 0ONBEKEND • INCONNUE 0 0 0 0 0 0 0 0VBR 3 2 0 1 1 1 0 0VOF • SNC 15 10 3 3 1 1 0 0Eenmanszaak • Entreprise unipersonnelle 285 238 39 31 18 8 2 0LV • SAGR 0 1 1 0 2 0 0 0CVOA • SCRI 1 5 1 0 0 0 0 0CommVA • SCA 1 0 0 0 0 0 0 0COMV • SCS 21 16 2 5 2 2 1 0CVBA • SCRL 14 26 11 7 10 0 0 0CV • SC 0 1 0 0 0 0 0 0EVBA • SPRU 52 111 30 29 16 1 0 1BVBA • SPRL 344 727 255 156 78 24 8 4NV • SA 140 298 145 131 88 45 15 6

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WCO: type bedrijf versus werkgeverscategorie (federaal niveau)LCE : type d’entreprise par rapport à la catégorie d’employeur (niveau fédéral)

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 11

Page 12: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

7. Naar sector

Observeren we de faillissementen van de afgelopen jaren, dan zijn steevast de horecabedrijven de grootste faillissementenleveranciers. Niet zo wat betreft die bedrijven die zich via de gerechtelijke reorganisa-tie een reddingsboei aanmeten.

De bouwnijverheid blijft al drie jaar de sterkst vertegenwoordigde gebruiker (676 of 18,62%), samen met de sector van de dienstverlening aan bedrijven (consulting, accountancy, ...) (564 of 15,53%). Pas dan

7. Selon le secteur

Quand on observe les faillites des dernières années, on remarque que l’horeca est le plus grand pourvoyeur de faillites, mais pas le secteur qui compte le plus d’entreprises faisant appel à la réorganisation judiciaire comme bouée de sauvetage.

Ces trois dernières années, l’industrie de la construction était la plus représentée (676, soit 18,62%), avec le secteur des services aux entre-prises (consulting, accountancy, ...) (564, soit 15,53%). Viennent ensuite

66

13105

3363

541124

98

10145

875

2675

3148

21

157

33239

79118

9934

37199

1216

24

24710

32711

4185

46

4

29

185

62256

88138

9523

35207

4124

3811

726

8

32139

48

77

35

39

1176

942

184

1260

84

710

63

96

33

3

4

11

HORECAREPARATIE COMPUTERS & CONSUMENTENART. • REPARATION D'ORDINATEURS & D'ART. DE CONSOMMATION

OVERIGE PERSOONLIJKE DIENSTEN • AUTRES SERVICES PERSONNELSBOUW • CONSTRUCTION

TRANSPORTKLEINHANDEL • DETAILLANTSGROOTHANDEL • GROSSISTES

HANDELSBEMIDDELING • COURTAGE COMMERCIALGARAGEHOUDERS & AANVERWANTE SECTOREN • GARAGISTES & SECTEURS APPARENTES

DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN • SERVICES AUX ENTREPRISESVERZEKERINGEN & VERMOGENSBEHEER • ASSURANCES & GESTION DE PATRIMOINE

SPORT & RECREATIE • SPORTS & LOISIRSIMMO • IMMOBILIER

LAND- & BOSBOUW • AGRICULTURE & SYLVICULTUREVISSERIJ & AQUACULTUUR • PECHE & AQUACULTURE

VOEDINGSINDUSTRIE & -NIJVERHEID • INDUSTRIE ALIMENTAIRE & ALIMENTATIONTEXTIEL- & LEDERINDUSTRIE • INDUSTRIE DU TEXTILE & DU CUIR

HOUTINDUSTRIE • INDUSTRIE DU BOISPAPIERINDUSTRIE • INDUSTRIE DU PAPIER

DRUKKERIJEN, UITGEVERIJEN & MEDIA • IMPRIMERIES, EDITEURS & MEDIASCHEMISCHE- & KUNSTSTOFINDUSTRIE • INDUSTRIE CHIMIQUE & DU PLASTIQUEBOUWMATERIALENINDUSTRIE • INDUSTRIE DES MATERIAUX DE CONSTRUCTION

METAALINDUSTRIE • METALLURGIEELEKTROTECHNIEK, ELEKTRONICA & COMPUTERS • ELECTROTECHNIQUE, ELECTRONIQUE & ORDINATEURS

MACHINEBOUW • CONSTRUCTION DE MACHINESBOUW VAN VERVOERSTUIGEN & COMPONENTEN • CONSTRUCTION DE VEHICULES & DE COMPOSANTS

MEUBELINDUSTRIE • INDUSTRIE DU MEUBLEANDERE INDUSTRIE • AUTRE INDUSTRIE

REPARATIE & ONDERHOUD • REPARATION & ENTRETIENENERGIEPRODUCTIE • PRODUCTION D'ENERGIE

WATER- & AFVALBEHANDELING, SANERING • TRAITEMENT DES EAUX & DES DECHETS, ASSAINISSEMENT ANDERE • AUTRES

2009 2010 2011 2012

De WCO versus de sectoren • La LCE vis-à-vis des secteursBron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

25%

41%

14%

11%

6%2%

0%1%

29%

40%

13%

10%

5%2%

0%1%

20%

43%

16%

10%

6%4%

0%1%

23%

42%

14%

11%

7%2%

0%1%

Federaal niveau • Niveau fédéral

Vlaams Gewest • Région flamande Brussels Gewest • Région bruxelloise Waals Gewest • Région wallonne

0

20 - 49

5 - 9

100 - 199

1 - 4

50 - 99

10 - 19

200 - 499

WCO en verdeling naar werknemerscategorie • LCE selon la catégorie de salariéBron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

12 Graydon Belgium

Page 13: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

komen de horecazaken (447 of 12,3%) en de detailhandel (361 of 10%).

Binnen de meer industriële sectoren blijkt vooral die van de metaalin-dustrie (107) en de sector van de drukkerijen, uitgeverijen en media (93) zich op de welwillendheid van rechtbank en leveranciers te beroepen.

Ondanks de bedenking dat het in vergelijking met de vele bedrijven die in moeilijkheden verkeren om kleine getallen gaat, is deze verhouding zonder meer opvallend. Men kan vermoeden dat in volle crisisperiode en zelfs nu nog net deze industriële sectoren in het bijzonder met vooral acute liquiditeitsproblemen worden geconfronteerd, wat de bedrijfs-leider aanzet tot het indienen van een verzoekschrift dat de procedure inleidt.

Inderdaad tonen eerdere - interne - Graydon-waarnemingen aan dat het net de hoofdleveranciers zijn die deze sectoren beleveren die tijdens de crisis systematisch zeer stringente betalingsvoorwaarden (tot en met het uitsluitend leveren tegen cashbetaling) hebben ingevoerd en aan hun klanten opgelegd.

8. Financiële cijfers

Van het totaal aantal bedrijven die zich beroepen op de WCO is er een belangrijke groep, de eenmanszaken in het bijzonder, die geen jaar-rekening publiceren. Dit onderdeel beperkt zich dus in het bijzonder tot de gegevens met betrekking tot vooral nv’s en bvba’s. Bovendien zijn enkel een beperkt aantal grote ondernemingen verplicht een volledige jaarrekening te publiceren, inclusief omzetgegevens (waardoor ratio’s zoals Dagen Klantenkrediet kunnen berekend worden).

Uiteraard kenmerken de publicatieplichtige bedrijven die zich op de WCO beroepen door minder gezonde financiële cijfers. Toch blijkt uit de financiële analyse overduidelijk dat vele bedrijven zich pas tot de rechtbank wenden op een ogenblik van al te zware problemen. Het is duidelijk dat het brede publiek de WCO - in zoverre de wet ter zake en de mogelijkheden ervan bekend zijn - niet begrijpen als reddingsboei die aangereikt wordt bij beginnende en dus beheersbare problemen, maar wel als een soort reanimatiekamer.

seulement les établissements horeca (447, soit 12,3%) et le commerce de détail (361, soit 10%).

Dans les secteurs plus industrialisés, ce sont surtout la métallurgie (107) et le secteur des imprimeries, maisons d’édition et médias (93) qui font appel à la bienveillance des tribunaux et fournisseurs.

Malgré le fait qu’en comparaison avec les nombreuses entreprises en dif-ficulté, il s’agisse de plus petits montants, cette proportion est frappante. On peut supposer qu’en pleine période de crise, et encore maintenant, ce sont surtout ces secteurs industriels en particulier qui sont confron-tés à des problèmes de liquidités, ce qui pousse les chefs d’entreprise à demander l’application de la procédure.

Et en effet, des observations antérieures - internes - de Graydon indiquent que ce sont les principaux fournisseurs de ces secteurs qui ont systématiquement mis en œuvre et imposé à leurs clients pendant la crise des conditions de paiement très strictes (allant jusqu’à la livraison contre paiement cash exclusivement).

8. Chiffres financiers

Dans l’ensemble des entreprises qui font appel à la LCE, il existe un groupe important, des entreprises unipersonnelles en particulier, qui ne publie pas de comptes annuels. Ce chapitre se limite en particulier aux données concernant surtout les sa et les sprl. Seules quelques grandes entreprises sont obligées de publier des comptes annuels complets, y compris le chiffre d’affaires (permettant de calculer des ratios comme le nombre de Jours de crédit client).

Les entreprises obligées de publier et qui font appel à la LCE se caractérisent par des chiffres financiers moins sains. Pourtant, l’analyse financière révèle clairement que de nombreuses entreprises ne s’adressent au tribunal qu’au moment où elles rencontrent des problèmes déjà trop importants. Il est évident que le grand public ne considère pas la LCE - pour autant que la loi en la matière et ses possibilités lui soient connues - comme une bouée de sauvetage proposée au début des problèmes, au moment où ils sont maîtrisables, mais comme une sorte de salle de réanimation.

Totaal / Total 2009 2010 2011LUIQUIDITEIT / LIQUIDITE

Gemiddelde / Moyenne 0,82 0,79 0,79 0,97Q1 0,41 0,36 0,41 0,47

Mediaan / Médiane 0,72 0,70 0,70 0,82Q3 1,03 1,04 1,01 1,06

ACIDGemiddelde / Moyenne 0,62 0,58 0,59 0,75

Q1 0,24 0,21 0,25 0,25Mediaan / Médiane 0,47 0,45 0,46 0,56

Q3 0,81 0,77 0,79 0,87

SCHULDGRAAD / DEGRE D’ENDETTEMENTGemiddelde / Moyenne 134,12 134,57 138,39 117,90

Q1 88,52 88,58 88,46 88,46Mediaan / Médiane 104,34 106,14 105,63 98,79

Q3 138,23 142,47 139,66 124,73

BRUTO MARGE / MARGE BRUTEGemiddelde / Moyenne 12,99 16,01 12,26 9,40

Q1 -9,58 -10,97 -10,55 -0,88Mediaan / Médiane 1,02 2,43 0,29 2,30

Q3 7,74 8,37 7,42 7,76

NETTO MARGE / MARGE NETTEGemiddelde / Moyenne 5,65 6,87 5,10 0,71

Q1 -15,17 -12,88 -16,60 -4,65Mediaan / Médiane -5,82 -3,60 -7,58 -1,08

Q3 0,91 2,68 -0,21 0,52

DKK / JCCGemiddelde / Moyenne 98,25 96,33 95,52 117,11

Q1 32,00 29,00 29,00 41,00Mediaan / Médiane 67,50 65,00 66,50 74,00

Q3 112,25 107,50 113,25 125,00

DKL / JCFGemiddelde / Moyenne 153,48 156,37 152,55 150,17

Q1 60,25 59,75 59,00 64,25Mediaan / Médiane 105,50 126,00 99,00 98,50

Q3 182,50 185,50 176,00 188,00

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 13

Page 14: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

Maar liefst 25% van de publicatieplichtige bedrijven die tot de procedure toetraden tonen op hun laatste jaarrekening een liquiditeitsgraad van minder dan 0,5 en een verfijnde liquiditeit (acidtest) van 0,26. Anders gesteld: op basis van de jaarrekening mag gesteld dat ze op korte termijn twee keer meer schuld moeten betalen dan de liquiditeiten waarover ze kunnen beschikken. Indien we ervan uitgaan dat de voorraden niet onmiddellijk in liquide omzetbaar zijn, dan komen we op vier maal meer schuld.

Opvallend en contra-intuïtief detail is dat binnen de populatie on-dernemingen die ondanks de WCO procedure toch failliet gaat, de mediaanwaarden van zowel liquiditeit als acidtest systematisch hoger liggen. De schuldgraad blijkt dan weer een betere indicator: hoe hoger de schuldgraad, hoe meer kans op debacle.

Voor de helft van de publicatieplichtige ondernemingen die tot de procedure toetraden stellen wij een schuldgraad vast van meer dan 100%; deze bedrijven werken dus met een negatief eigen vermogen. Nog eens 25% van de ondernemingen heeft een schuldgraad die ligt tussen de 85% en de 100%. Daarnaast zien we voor meer dan een vierde van de ondernemingen een beduidend zware negatieve brutomarge.

Naast de studie van de ratio’s zijn ook de absolute cijfers interessant. Zo zien we zelfs bij de 696 bedrijven die een beroep deden op de WCO én hun omzet publiceerden, dat ruim 25% een omzet draait van minder dan 250.000 euro, en nog eens 25% van niet meer dan 694.595 euro. De 696 bedrijven vertegenwoordigen gezamenlijk een omzet van 3.021.258.568 euro. Het valt hierbij op dat het eerste kwartaal 2012 reeds bijzonder sterk vertegenwoordigd is.

9. Beëindiging en faillissement

Voor 591 bedrijven (van de 633) waarvoor de procedures in 2009 werden opgestart is de opschortende periode beëindigd met een publicatie van een beëindigingsformat (waaronder ook het faillissement). Ook voor die 1.252 dossiers die in 2010 werden opgestart is dat al voor 858 cases het geval. Voor de 1.388 opschortingen die in 2011 werden ingeleid zijn er per 13 april 2012 - datum van afsluiten van deze studie- reeds 463 waarvan de procedure werd beëindigd. Zelfs voor die dossiers die tot einde maart 2012 werden opgestart, noteren we al 8 beëindigingen met publicatieformat.

Echter met betrekking tot de dossiers opgestart in 2009 zijn er 42 pro-cedures met een verstreken termijn, hoewel zonder enig gepubliceerd resultaat of vonnis. Dit is eveneens het geval voor 392 dossiers waarvan de procedure is opgestart in 2010 en zelfs al voor 657 dossiers uit 2011. In principe gaat het dus om bedrijven die tot op vandaag gewoon verder werken terwijl ze niet verder kunnen genieten van enige juridische bescherming.

Anders gesteld: van de 633 cases opgestart in 2009 zijn alle procedures beëindigd, 591 dossiers die definitief gesloten werden maar ook 42 cases waarvan de procedure is verstreken. Van de 1.252 cases opgestart

Mais 25% des entreprises soumises à la publication ayant fait appel à la procédure présentent dans leurs derniers comptes annuels un ratio de liquidité de moins de 0,5 et un ratio de liquidité affiné (acidtest) de 0,26. Autrement dit : sur base des comptes annuels, on peut dire qu’elles doivent payer deux fois plus de dettes à court terme que les liquidités dont elles peuvent disposer. Si l’on part du principe que les provisions ne peuvent pas être immédiatement converties en liquide, on arrive à quatre fois plus de dettes.

Détail frappant et contre-intuitif : dans la population d’entreprises qui font faillite malgré la procédure LCE, les valeurs moyennes des liqui-dités et de l’acidtest sont systématiquement supérieures. L’endettement semble un meilleur indicateur : plus l’endettement est élevé, plus le risque de débâcle est réel.

La moitié des entreprises obligées de publier qui ont fait appel à la procédure, présentent un taux d’endettement de plus de 100% ; ces entreprises travaillent donc avec des fonds propres négatifs. 25% des entreprises ont un taux d’endettement qui se situe entre 85% et 100%. Plus d’un quart des entreprises ont une marge brute très négative.

Outre l’étude des ratios, les chiffres absolus sont également intéressants. Parmi les 696 entreprises ayant fait appel à la LCE et qui publient leur chiffre d’affaires, plus de 25% réalisent moins de 250.000 euros et 25% pas plus de 694.595 euros. Les 696 entreprises représentent ensemble un chiffre d’affaires de 3.021.258.568 euros. Fait notoire, le premier trimestre 2012 est particulièrement bien représenté.

9. Fin et faillite

Pour 591 entreprises (sur les 633) pour lesquelles des procédures ont été lancées en 2009, la période de sursis s’est achevée par la publication du document officiel de clôture (dont également la faillite). Pour les 1.252 dossiers lancés en 2010, il en est allé de même pour 858 dossiers. Pour les 1.388 sursis introduits en 2011, au 13 avril 2012 - date de clôture de cette étude - la procédure était déjà terminée pour 463. Pour les dossiers ouverts jusqu’à fin mars 2012, on note 8 clôtures avec format de publication.

Pour ce qui concerne les dossiers ouverts en 2009 on compte 42 pro-cédures dont le terme est échu, sans résultat publié ni jugement. C’est également le cas pour 392 dossiers pour lesquels la procédure a été lancée en 2010 et même pour 657 dossiers de 2011 déjà. En principe, il s’agit d’entreprises qui continuent à travailler aujourd’hui alors qu’elles ne bénéficient d’aucune protection juridique.

Autrement dit : parmi les 633 dossiers ouverts en 2009, toutes les pro-cédures sont déjà clôturées, 591 cas sont définitivement clôturés et dans 42 cas, la procédure est échue.

Totaal / Total 2009 2010 2011OMZET / CHIFFRE D’AFFAIRES

Totaal / Total 1.777.402.091 592.511.522 1.053.749.290 131.141.279Gemiddelde / Moyenne 3.720.738 4.085.645 3.859.993 2.261.057

Q1 245.727 321.800 257.445 146.044Mediaan / Médiane 708.279 819.042 824.572 365.889

Q3 3.310.993 4.446.141 3.704.898 988.618Grootste / Le plus grand 88.167.380 53.488.447 88.167.380 41.361.618

EIGEN VERMOGEN / MOYENS PROPRESTotaal / Total -4.106.199 -20.297.188 -41.396.953 57.587.942

Gemiddelde / Moyenne -14.177 -44.066 -67.454 219.801Q1 -129.321 -194.522 -125.650 -64.065

Mediaan / Médiane -14.030 -29.859 -16.115 3.157Q3 65.481 69.908 63.503 62.689

Grootste / Le plus grand 29.634.594 14.528.581 7.808.358 29.634.594

NETTO BEDRIJFSKAPITAAL / FONDS DE ROULEMENTTotaal / Total -476.703.846 -186.169.514 -267.357.597 -23.176.735

Gemiddelde / Moyenne -294.055 -403.834 -297.707 -88.461Q1 -262.168 -356.691 -256.653 -136.713

Mediaan / Médiane -75.678 -119.819 -72.868 -41.317Q3 5.875 9.369 2.196 14.150

Grootste / Le plus grand 5.283.075 2.650.262 5.283.075 3.505.064

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

14 Graydon Belgium

Page 15: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

in 2010 zijn er 2 lopende, 857 definitief gesloten en 392 waarvan de procedure is verstreken.

Wat betreft de procedures die theoretisch beëindigd zijn wegens het overschrijden van de voorziene einddatum zien we steeds meer cases waarvan (in enkele gevallen zelfs meer dan drie maanden na de afsluitdatum) retroactief vonnis van verlenging wordt uitgesproken. Niet alleen een probleem voor de statistieken (wanneer mag men ervan uitgaan dat een procedure werkelijk en definitief is afgesloten?), ook een probleem van rechtsonzekerheid met betrekking tot de leveranciers.

In 350 gevallen werd het reorganisatieplan binnen het kader van het collectief akkoord gehomologeerd (145 op dossiers opgestart in 2009, 154 op dossiers uit 2010 en 51 dossiers uit 2011). De uitwerking van een dergelijk plan kan meerdere jaren beslaan (de wet voorziet de mo-gelijkheid tot 5 jaar), zodat de definitieve resultaten ter zake pas na een dergelijke periode kunnen gemeten worden. Tot op vandaag zijn er 149 bedrijven die na homologatie de boeken hebben neergelegd (53 voor dossiers uit 2009 of 36,5%, 72 voor dossiers uit 2010 of 46,7%, en 24 dossiers uit 2011 of 47%).

Voor 110 ondernemingen werd als gevolg van de procedure van over-dracht onder gerechtelijk gezag de toestemming tot verkoop gegeven.

In totaal noteerden we op de 3.630 opschortingen die de eerste drie werkjaren van de WCO werden toegekend al 1.569 (43,2%) faillis-sementsuitspraken. Voor de dossiers opgestart in 2009 zijn dat er 427 (67,4%), voor die opgestart in 2010 zijn dat er 706 (56,38%), voor die van 2011 zijn dat er 436 (31,4%).

Met betrekking tot de dossiers opgestart in 2009 werden 427 (67,4%) faillissementen uitgesproken. Hiervan waren er 89 uitgesproken voor het einde van de initiële opschortingsperiode, 263 erna. In 7 gevallen werd het faillissement uitgesproken voor de sluiting van de procedure, in 117 gevallen werd het faillissement dezelfde dag als de sluiting van de procedure uitgesproken en in 279 gevallen gebeurde dat na de sluiting van de procedure. Daarnaast noteerden we 15 gevallen waarvan het faillissement werd uitgesproken zonder sluiting van de procedure en 4 gevallen waarvan de opschorting voordien reeds werd herroepen.

Met betrekking tot de dossiers opgestart in 2010 werden 706 (56,38%) faillissementen uitgesproken. Hiervan werden er 143 uitgesproken voor het einde van de initiële opschortingsperiode, 563 erna. In 6 gevallen werd het faillissement uitgesproken voor de sluiting van de procedure, in 188 gevallen werd het faillissement uitgesproken op dezelfde dag als die waarop de procedure werd gesloten. In 479 gevallen gebeurde dat na sluiting van de procedure. Daarnaast noteerden we 33 gevallen waar het faillissement werd uitgesproken zonder sluiting van de procedure.

Met betrekking tot de dossiers opgestart in 2011 werden 436 (31,4%) faillissementen uitgesproken. Hiervan werden er 117 uitgesproken voor het einde van de initiële opschortingsperiode, 117 erna. In 140 gevallen werd het faillissement uitgesproken op dezelfde dag als die waarop de procedure werd gesloten. In 277 gevallen gebeurde dat na sluiting van

Parmi les 1.252 cas ouverts en 2010, 2 sont en cours, 857 sont définitive-ment clôturés et dans 392 cas, la procédure est échue.

Pour les procédures théoriquement clôturées pour dépassement de la date finale prévue, on observe des cas de plus en plus nombreux où un jugement rétroactif de prolongation est prononcé, parfois même plus de trois mois après la date de clôture. Cela pose un problème pour les statistiques (quand peut-on considérer qu’une procédure est réellement et définitivement clôturée ?), mais aussi un problème d’insécurité juridique du côté des fournisseurs.

Dans 350 cas, le plan de réorganisation dans le cadre de l’accord collectif a été homologué (145 pour les dossiers ouverts en 2009, 154 pour les dossiers de 2010 et 51 dossiers de 2011). La mise en œuvre d’un tel plan peut prendre plusieurs années (la loi prévoit jusqu’à 5 ans), de sorte que les résultats définitifs ne peuvent être mesurés qu’après cette période. Jusqu’à ce jour, 149 entreprises ont déposé le bilan après l’homologation (53 pour les dossiers de 2009 ou 36,5%, 72 pour les dossiers de 2010 ou 46,7%, et 24 dossiers de 2011 ou 47%).

Pour 110 entreprises, l’autorisation de vente a été donnée suite à la procédure de transfert sous autorité judiciaire.

Au total, sur 3.630 sursis octroyés les trois premières années de la LCE, 1.569 (43,2%) entreprises ont été déclarées en faillite. Pour les dossiers ouverts en 2009, elles sont au nombre de 427 (67,4%%), pour les dossiers lancés en 2010, elles sont 706 (56,38%), pour ceux de 2011, elles sont 436 (31,4%)

Pour les dossiers ouverts en 2009, 427 (67,4%) faillites ont été pronon-cées, dont 89 avant la fin de la période de sursis initiale et 263 après. Dans 7 cas, la faillite a été prononcée avant la clôture de la procédure, dans 117 des cas, la faillite a été prononcée le jour de la clôture de la procédure et en 279 cas, elle l’est après la clôture de la procédure. On note également 15 cas où la faillite a été prononcée sans clôture de la procédure et 4 cas où le sursis a été révoqué avant.

Pour les dossiers ouverts en 2010, 706 (56,38%) faillites ont été pronon-cées : 143 avant la fin de la période de sursis initiale et 563 après. Dans 6 cas, la faillite a été prononcée avant la clôture de la procédure, dans 188 cas, la faillite a été prononcée le jour de clôture de la procédure. Dans 479 cas, la faillite a été prononcée après la clôture de la procédure. On note également 33 cas où la faillite a été prononcée sans clôture de la procédure.

Pour ce qui concerne les dossiers ouverts en 2011, 436 (31,4%) faillites ont été prononcées. Parmi celles-ci, 117 ont été prononcées avant la fin de la période de sursis initiale, 117 après. Dans 140 cas, la faillite a été prononcée le jour de la clôture de la procédure. Dans 277 cas, elle l’a été après la clôture de la procédure. On observe également 19 cas où la faillite a été prononcée sans clôture de la procédure.

Pour 50% de toutes les entreprises pour lesquelles la faillite a été prononcée après le lancement de la procédure LCE, la faillite suit à

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 22009 2010 2011 2012

Lopend of beëindigd zonder faillissement / En cours ou �nie sans faillite 9 17 26 29 7 22 22 29 43 25 32 62 38 45 45 46 27 45 50 55 65 51 77 83 71 94 77 65 59 66 95 94 120 0 0Niet meer onderworpen aan de btw-administratie / Ne plus assujettie à l'administration TVA 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0Bedrijf ontbonden / Entreprise dissoute 3 4 1 0 0 0 1 2 0 0 1 1 4 0 2 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Faillissement na sluiting / Faillite après clôture 5 21 30 33 13 31 42 46 58 26 38 39 42 38 47 50 22 41 44 45 47 30 33 49 27 27 39 22 16 12 13 4 5 3 0Faillissement tegelijk met sluiting / Faillite concomitante avec la clôture 5 14 18 9 3 10 18 23 17 9 13 18 16 17 22 14 9 16 15 22 17 8 17 14 7 20 12 14 11 10 11 10 6 5 0Faillissement voor sluiting / Faillite avant clôture 0 1 3 0 0 2 1 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Faillissement zonder sluiting / Faillite sans clôture 2 2 0 1 1 1 3 3 2 3 1 4 3 5 4 1 3 2 2 3 2 3 3 1 1 0 2 5 1 0 1 2 0 0 0

0

20

40

60

80

100

120

140

160

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

WCO: evolutie van de faillissementen in functie van de maand waarin de procedure is aangegaanLCE : évolution des faillites en fonction du mois dans lequel la procédure a été appliquée

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 15

Page 16: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

10. Conclusies

De duidelijke evolutie waarbij steeds meer bedrijven van de nieuwe reddingprocedures gebruikmaken is bemoedigend. Bovendien wijzen verschillende indicatoren erop dat de wetgever minstens deels in zijn opzet is geslaagd. Er is een gelijkmatigere geografische spreiding, er is een duidelijke accentverschuiving naar kleinere ondernemingen die zich op de procedures beroepen, de portaalbenadering en de laagdrem-peligheid lijken aan te slaan.

Toch vergt dit na drie jaar meer dan ooit enige nuancering. Enerzijds stellen we vast dat het aantal bedrijven dat een oplossing voor zijn problemen zoekt via de WCO-procedure meer dan vertienvoudigt. Anderzijds blijkt dit nog steeds een peulschil in vergelijking met de 10.528 faillissementen die in 2011 werden uitgesproken, een uiterst klein fragment in vergelijking met de ongeveer 50.000 onderne-mingen die op dit ogenblik in zware moeilijkheden verkeren. Moet echter ook opgemerkt worden dat de toename van de procedures van gerechtelijke reorganisaties, de faillissementsstatistieken met meerdere honderden cases temperen.

Eerdere Graydon-publicaties, uitgevoerd in samenwerking met KUL-Lessius, toonden duidelijk aan dat het mislukken van de oude wet op het gerechtelijke akkoord minstens deels te wijten was aan een gebrek aan publiciteit.

Een studie, door NSZ en Graydon gepubliceerd op 22 maart 2011, toonde aan dat de wet bijzonder slecht gekend is bij de ondernemer: slechts 12,2% van alle respondenten verklaarde de wet te kennen. Van die bedrijfsleiders die zelf uitdrukkelijk bevestigden in moeilijkheden te verkeren, verklaarde slechts 16,1% op de hoogte te zijn van het bestaan van de wet. Bovendien blijkt uit diezelfde studie een ontstel-lend beperkte informatiestroom vanwege de diverse consultants die de bedrijfsleider bijstaan. Er is ter zake weinig veranderd.

De bedrijfsleider moet inzien dat de wet wel degelijk ook voor hem of haar een reddingsboei biedt, mits de reorganisatie in een fase van

10. Conclusions

L’évolution manifeste, à savoir que des entreprises de plus en plus nombreuses font usage des nouvelles procédures de sauvetage, est en-courageante. En outre, différents indicateurs révèlent que le législateur a atteint son objectif, du moins partiellement : on observe une répartition géographique plus uniforme, un déplacement manifeste de l’accent sur les plus petites entreprises qui font appel aux procédures. L’approche par portail et l’accessibilité semblent appréciées.

Mais après deux ans de plus, il convient de nuancer le tableau. On constate que le nombre d’entreprises qui cherchent une solution à leurs problèmes via la LCE a été multiplié par plus de dix, mais cela semble toujours une bagatelle en comparaison avec les 10.528 faillites pro-noncées en 2011, un minuscule fragment au vu des quelque 50.000 entreprises en très grande difficulté actuellement. Il faut également remarquer que l’augmentation des procédures de réorganisation judici-aire peut réduire de plusieurs centaines de cas les statistiques de faillite.

Des publications précédentes de Graydon, réalisées en collabora-tion avec la KUL, montrent clairement que l’échec de l’ancienne loi sur l’accord judiciaire est dû, au moins partiellement, à un manque de publicité.

Une nouvelle étude réalisée par NSZ et Graydon, publiée le 22 mars 2011, montre que la loi est très mal connue des entrepreneurs : seuls 12,2% de tous les répondants ont déclaré connaître la loi. Parmi les chefs d’entreprises qui avouent explicitement être en difficulté, seuls 16,1% se disent informés de l’existence de la loi. En outre, cette même étude révèle que les différents consultants qui assistent le chef d’entreprise commu-niquent très peu d’informations. Peu de choses ont changé à cet égard.

Le chef d’entreprise doit comprendre que la loi lui offre une bouée de sauvetage à condition d’entamer la réorganisation dans la phase où les problèmes débutent ou sont temporaires et non la considérer comme une salle de réanimation.

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 22009 2010 2011 2012

Aantal faillissementen per maand / Nombre de faillites par mois 0 1 0 2 3 13 13 19 22 21 29 35 27 36 48 30 23 50 54 54 54 59 61 87 56 72 76 54 29 84 81 77 68 93 79Aantal uitspraken zonder sluiting / Nombre de jugements sans clôture 0 0 0 0 1 1 2 0 0 0 0 3 1 1 3 2 4 3 0 5 0 2 5 8 2 5 3 2 0 0 1 6 2 1 2Aantal faillissementen voor sluiting / Nombre de faillites avant clôture 0 0 0 0 0 1 1 2 2 1 0 0 1 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0Aantal faillissementen tegelijk met sluiting / Nombre de faillites concomitantes avec la clôture 0 0 0 2 2 8 6 8 11 12 18 15 11 12 15 13 8 18 19 18 17 24 17 33 14 10 18 7 6 19 15 15 10 22 16Aantal faillissementen na sluiting / Nombre de faillites après clôture 0 1 0 0 0 3 4 9 9 8 10 16 14 22 29 14 11 26 35 31 37 33 39 45 40 56 55 45 23 64 64 55 56 70 61

-10

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Bron/source: Graydon Belgium nv/sa • www.graydon.be

Evolutie van de faillissementen per maand door dossiers ingeleid in WCOÉvolution des prononciations de faillites par mois pour des dossiers qui se trouvaient précédemment en LCE

de procedure. Daarnaast noteerden we 19 gevallen waar het faillisse-ment werd uitgesproken zonder sluiting van de procedure.

Voor 50% van alle bedrijven waarvoor het faillissement wordt uitge-sproken nadat de WCO-procedure werd ingeleid, volgt het faillissement op minder dan 210 dagen (voor de dossiers uit 2009 was dat 274 dagen, voor die uit 2010 244 dagen). In 25% van de gevallen is dat zelfs minder dan 123 dagen (voor 2009 was dat 140 dagen, voor die uit 2010 was dat 144 dagen). Wat betreft de dossiers opgestart in 2009 maten wij tot nog toe een maximale looptijd tussen opstart WCO en faillissement van 938 dagen.

moins de 210 jours (274 jours pour les dossiers de 2009, et 244 jours pour les dossiers de 2010). Dans 25% des cas, c’est même moins de 123 jours (140 jours pour 2009 et 144 jours pour 2010). Pour les dossiers de 2009, la durée intermédiaire maximale entre le lancement de la LCE et la faillite est de 938 jours.

WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN - ROUND-UP NA 3 JAAR 2011

16 Graydon Belgium

Page 17: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

beginnende of tijdelijke problemen wordt aangegaan en niet wordt gezien als reanimatiekamer.

De WCO biedt veelal geen oplossing voor interne bedrijfsproblemen zoals onderkapitalisatie en mismanagement. Ter zake kan de derde procedure, die van de overdracht onder gerechtelijk gezag, soms een oplossing bieden. Echter, net deze procedure wordt door confron-tatie met andere wetgeving (arbeidsrecht, milieuwetgeving, RSZ, ...) bijzonder bemoeilijkt.

De wetgever had ook de bedoeling de toepassing van de WCO goedkoper te maken. Hoewel er inderdaad een laagdrempelige instap is, blijkt dit op termijn een illusie, omdat een bedrijf dat de procedure succesvol wil doorlopen veelal professionele bijstand nodig heeft.

Daarnaast blijft de vaststelling dat RSZ-administraties zich steevast verzetten tegen een mogelijke regeling waarbij een gedeelte van de RSZ-schuld wordt kwijtgescholden. Dit kan het welslagen van collectieve procedures in het bijzonder bemoeilijken.

Wil dus de overheid de nieuwe wet op de gerechtelijke reorganisatie werkelijk kans op slagen geven, dan is een doorgedreven campagne meer dan aangewezen. Dit is niet alleen een overheidstaak, maar ook een opdracht voor elke belangenorganisatie die erop mikt zowel de bedrijfsleider, het bedrijf als dusdanig, als de werknemer te verdedigen.

Op dit ogenblik stellen we vast dat een aantal bedrijven de WCO-procedure moeten aanvragen, omdat een of enkele van hun klanten de opschorting van betaling hebben verkregen.

De wet slaat in die mate aan dat heel wat stakeholders - schuldenaars en schuldeisers, maar ook diverse belangenorganisaties - met een bijzonder kritisch oog de evolutie ter zake volgen, en soms vlijmschep reageren. Daarom moet, door juiste informatie en correcte duiding, des te meer geageerd worden om te vermijden dat de negatieve perceptie die heerste over de oude wet op het gerechtelijke akkoord overslaat op de nieuwe Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen.

Daarom moet meer dan ooit werk gemaakt worden van het bestrijden van excessen. Zo bijvoorbeeld kan men bezwaarlijk beweren dat de WCO is opgesteld ter bescherming van de schuldeiser-aandeelhouder, de familie of de dochteronderneming die via de procedure de eigen (achtergestelde) lening of vordering probeert veilig te stellen en dit ten nadele van de externe schuldeisers.

Hoewel principieel verdedigbaar, kan men zich ook vragen stellen bij de soms wel zeer verregaande benadeling van de ene groep schuldeisers ten opzichte van de andere. Ook worden best vragen gesteld en maatregelen genomen tegen het bewust niet bij de onderhandelingen betrekken van een groep schuldeisers, bij de vaak in gebreke blijvende informatieplicht vanwege de schuldenaar, in sommige gevallen ook bij de geloofwaardig-heid van de consultants die de schuldenaar bij de procedure betrekt. De rechtbank kan hier - zelfs zonder wetswijzigingen - op verschillende wijzen op ageren, onder meer door elk collectief akkoord ook te toetsen aan het criterium ‘openbare orde’.

Er moet duidelijk gemaakt worden dat de WCO, bij een juist gebruik ervan, een krachtig reddingsinstrument betekent. Anderzijds, de mo-gelijkheden tot misbruik zijn ondertussen gekend én waargenomen. Na vierentwintig maanden werking zien we dat de problemen waarvoor de wet geen oplossing biedt en reeds het eerste jaar werden vastgesteld, meer dan ooit en dringend een oplossing vergen.

Uiteraard kan niemand hopen dat de WCO elk bedrijf in moeilijkheden definitief uit het slop haalt, wel die bedrijven die op basis van hun fun-damentele rentabiliteit en interne structuur de moeite waard zijn. Op dit ogenblik is het ter zake te vroeg om duidelijke conclusies te trekken. Veel collectieve akkoorden kennen nu hun beloop en dit gespreid over meerdere jaren. Pas over goed vier jaar zal blijken of de WCO ook echt bedrijven redt.

Berchem, 30 april 2012

La LCE n’offre souvent pas de solution pour les problèmes internes de l’entreprise, comme la sous-capitalisation ou les erreurs de gestion. Dans ce cas, la troisième procédure, celle du transfert sous autorité judiciaire, peut parfois offrir une solution. Mais cette procédure est rendue par-ticulièrement difficile par la présence des autres législations (droit du travail, législation environnementale, ONSS, ...).

Le législateur avait également l’intention de rendre l’application de la LCE plus abordable. Si l’accès à la procédure semble facilité, c’est une illusion, à terme, parce que l’entreprise qui veut parcourir la procédure avec succès a généralement besoin d’énormément d’assistance profes- sionnelle.

Il faut aussi remarquer que les administrations de l’ONSS s’opposent fa-rouchement à un règlement éventuel quand une partie de la dette ONSS est remise, ce qui peut entraver considérablement l’aboutissement des procédures collectives.

Si les autorités veulent donner une chance de réussite réelle à la nouvelle loi sur la réorganisation judiciaire, une campagne percutante est plus que requise. Il s’agit-là d’une mission pour les autorités, mais aussi pour toute organisation d’intérêt désireuse de défendre le chef d’entreprise, l’entreprise en tant que telle et le travailleur.

En ce moment, certaines entreprises doivent demander la procédure LCE parce qu’un ou plusieurs de leurs clients ont obtenu un sursis de paiement.

La loi a un tel succès, que de nombreuses parties prenantes - débiteurs et créanciers, mais aussi différentes organisations d’intérêt - suivent l’évolution de la situation avec un regard particulièrement critique et réagissent parfois de manière incisive. Raison de plus d’agir, avec les bonnes informations et des explications correctes, pour éviter que la perception négative de l’ancienne loi sur le concordat judiciaire ne se répercute sur la nouvelle loi relative à la continuité des entreprises.

Plus que jamais il faut combattre les excès. On peut par exemple difficile-ment dire que la LCE est conçue pour protéger le créancier-actionnaire, la famille ou la filiale qui essaie via cette procédure de sécuriser son propre prêt ou sa propre créance (en souffrance) et ce au détriment des créanciers externes.

Bien que défendable en principe, on peut également se poser des questions quant au fait qu’un groupe de créanciers soit parfois fortement désavantagé par rapport à d’autres. Mieux vaut également poser des questions et prendre des mesures lorsqu’un groupe de cré-anciers n’est sciemment pas impliqué dans les négociations, lorsque l’obligation d’information de la part du débiteur n’est pas respectée, et dans certains cas également pour la crédibilité des consultants que le débiteur impliqué dans la procédure. Le tribunal peut réagir de différen-tes façons, même sans modification de loi, notamment en envisageant l’accord collectif en fonction du critère ‘ordre public’.

Il faut faire savoir que la LCE, quand elle est bien utilisée, est un puissant instrument de sauvetage. En outre, les possibilités d’abus sont à présent détectées et connues. Au bout de vingt-quatre mois de fonctionnement, on voit que les problèmes pour lesquels la loi n’offre pas de solutions, et qui ont déjà été détectés la première année, demandent plus que jamais une solution d’urgence.

Personne ne peut espérer que la LCE sauve définitivement toutes les entreprises en difficulté, mais bien celles qui, sur base de leur rentabilité fondamentale et de leur structure interne, valent vraiment la peine. Il est encore trop tôt pour tirer des conclusions claires : de nombreux accords collectifs sont en cours, pour plusieurs années. C’est seulement dans quatre bonnes années qu’on saura si la LCE sauve réellement les entreprises.

Berchem, le 30 avril 2012

2011 LA LOI SUR LA CONTINUITE DES ENTREPRISES - LE POINT APRES 3 ANS DE FONCTIONNEMENT

Graydon Belgium 17

Page 18: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

HANDELSINFORMATIE bron van zekerheid

DATABASE MARKETING bron van succes

CALL CENTER bron van contact

INCASSO bron van inkomsten

OPLEIDINGEN bron van deskundigheid

INFOS COMMERCIALES source de sécurité

DATABASE MARKETING source de succès

CALL CENTER source de contact

RECOUVREMENT source de revenus

FORMATIONS source de compétences

Page 19: WET OP DE CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN: ROUND …€¦ · 10. Conclusions 16 1. Algemene evolutie 5 2. Periode van opschorting en verlengingen 6 3. Doel van ... mais surtout

Graydon Belgium nv /saUitbreidingstraat 84 b1 | BE-2600 BerchemT: 00 32 (0)3 280 88 00 | F: 00 32 (0)3 280 88 [email protected] | www.graydon.be