Werkmodel groep 5 De haastige man – Michael Gerard Bauer

29
Werkmodel groep 5 De haastige man – Michael Gerard Bauer (door Wieneke Coupé) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Michael Gerard Bauer is in 1955 geboren in Brisbane, in Australië. Hij is leraar Engels en economie in een middelbare school en natuurlijk ook jeugdboekenschrijver. The Running Man (De haastige man) was in 2005 tot ‘Book of the Year for Older Reades’ door CBCA (Children's Book Council of Australia) uitgeroepen. Voor datzelfde boek stond hij ook op de shortlist voor de toekenning van verschillende prijzen. Zijn werk is vertaald in het Nederlands, het Duits en het Italiaans. Kort samengevat Joseph Davidson, een 14-jarige jongen, kan goed tekenen en voor een schoolopdracht besluit hij zijn mensenschuwe buurman, Tom Leyton, te portretteren. Eerst is Joseph bang en op z’n hoede bij Tom en ook Tom zelf is niet echt enthousiast. Hij is een oude getraumatiseerde Vietnamveteraan en in de buurt vaak het onderwerp van roddels door zijn mysterieuze teruggetrokken houding. Om Tom echt goed te kunnen weergeven op papier, moet hij ook de man achter het zwijgzame masker leren kennen. Langzaam groeit er dan ook een vriendschap tussen Tom en Joseph met als bindmiddel een schoenendoos vol zijderupsen. Samen volgen ze de hele levensloop van de diertjes: van het uitkomen van de eitjes tot de cocons. Vooropdracht De auteur van dit boek besteedt heel veel aandacht aan de formulering van zijn verhaal. Vraag je juryleden om tijdens het lezen enkele zinnen op te schrijven die ze mooi of origineel vonden. Je kan hen ook op de bijeenkomst zelf vijf minuutjes geven om er enkele te zoeken. Het zou kunnen dat de juryleden zich vragen stellen over de oorlog in Vietnam, aangezien die niet echt gekaderd wordt in het boek. Wikipedia is altijd een goeie bron om als begeleider je kennis erover eventueel op te frissen.

Transcript of Werkmodel groep 5 De haastige man – Michael Gerard Bauer

Werkmodel groep 5 De haastige man – Michael Gerard Bauer

(door Wieneke Coupé) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Michael Gerard Bauer is in 1955 geboren in Brisbane, in Australië. Hij is leraar Engels en economie in een middelbare school en natuurlijk ook jeugdboekenschrijver. The Running Man (De haastige man) was in 2005 tot ‘Book of the Year for Older Reades’ door CBCA (Children's Book Council of Australia) uitgeroepen. Voor datzelfde boek stond hij ook op de shortlist voor de toekenning van verschillende prijzen. Zijn werk is vertaald in het Nederlands, het Duits en het Italiaans.

Kort samengevat Joseph Davidson, een 14-jarige jongen, kan goed tekenen en voor een schoolopdracht besluit hij zijn mensenschuwe buurman, Tom Leyton, te portretteren. Eerst is Joseph bang en op z’n hoede bij Tom en ook Tom zelf is niet echt enthousiast. Hij is een oude getraumatiseerde Vietnamveteraan en in de buurt vaak het onderwerp van roddels door zijn mysterieuze teruggetrokken houding. Om Tom echt goed te kunnen weergeven op papier, moet hij ook de man achter het zwijgzame masker leren kennen. Langzaam groeit er dan ook een vriendschap tussen Tom en Joseph met als bindmiddel een schoenendoos vol zijderupsen. Samen volgen ze de hele levensloop van de diertjes: van het uitkomen van de eitjes tot de cocons. Vooropdracht De auteur van dit boek besteedt heel veel aandacht aan de formulering van zijn verhaal. Vraag je juryleden om tijdens het lezen enkele zinnen op te schrijven die ze mooi of origineel vonden. Je kan hen ook op de bijeenkomst zelf vijf minuutjes geven om er enkele te zoeken. Het zou kunnen dat de juryleden zich vragen stellen over de oorlog in Vietnam, aangezien die niet echt gekaderd wordt in het boek. Wikipedia is altijd een goeie bron om als begeleider je kennis erover eventueel op te frissen.

Bespreking * Tips

Het is leuk om eens een cyclus van een zijderups te kunnen zien. Op het internet zijn heel wat filmpjes te vinden (typ ‘silkworm’ in op www.youtube.com). Er zijn ook heel wat sites die gedetailleerd de verschillende stadia aan beeld brengen. Misschien is het ook wel leuk om zelf met je groepje eens creatief te werk te gaan. Een leuke opdracht is zelf eens een portret tekenen van een medejurylid, je begeleider of misschien wel de bibliothecaris…Het hoeft niet per se een kunstige tekening te worden, je kan er ook net iets heel grappigs van maken. * Vragen en gespreksonderwerpen Eén van de thema’s van het boek is de manier waarop mensen omgaan met tragische gebeurtenissen in hun leven, zoals oorlog. Mensen praten daar niet graag over, ze vergeten dat vaak liever. Misschien hebben de juryleden dat ook al gemerkt bij hun grootouders. Praten zij soms over de oorlog? Het boek gaat ook over de dood. Het begint zelfs met de begrafenis van Tom. Eigenlijk is die al veel eerder ‘doodgegaan’ in de oorlog. Joseph en zijn mama maken zich dan weer zorgen over Josephs vader die misschien omgekomen is bij een bouwongeval. Dat blijkt dan gelukkig niet zo te zijn. Al die feiten uit het boek kunnen misschien aanleiding geven om met de juryleden eens over de dood te praten. Denken zij dat er iets is na de dood? Wat zou dat dan zijn? Denken ze soms na over de dood? Wanneer? Wordt er soms over gepraat? Zijn ze er bang voor? * Stijl en vormkenmerken Wat vinden de juryleden van de titel? Is die goed gekozen of kunnen ze zelf eventueel een betere verzinnen? Je kan je samen met de juryleden nadenken over welke betekenis die ‘haastige man’ in het verhaal heeft. Een mogelijkheid is dat de ‘haastige man’ eigenlijk een soort van spiegel is voor verschillende personages uit het boek. In elke mens zit er dan misschien ergens een soort van ‘haastige man’ die wegvlucht van het verleden van het lot. Dat geldt voor Tom, die zich opsluit in zijn eenzaamheid, maar ook voor Joseph, die niet wil denken aan de grote ruzie met zijn vader net voor zijn afscheid. Naast die ‘haastige man’ komt er ook nog een gedicht een aantal keer terug: ‘Zijderupsen’ van Douglas Stewart. Het is volledig terug te vinden op p.94-95. Oorspronkelijk is dat eigenlijk een Engels gedicht, aan dit werkmodel toegevoegd als bijlage.

BIJLAGE bij De haastige man The Silkworms All their lives in a box! What generations, "What centuries of masters, not meaning to be cruel But needing their labour, taught these creatures such patience That now though sunlight strikes on the eye's dark jewel Or moonlight breathes on the wing they do not stir But like the ghosts of moths crouch silent there. Look it's a child's toy'. There is no lid even, They can climb, they can fly, and the whole world's their tree; But hush, they say in themselves, we are in prison. There is no word to tell them that they are free, And they are not; ancestral voices bind them In dream too deep for wind or word to find them. Even in the young, each like a little dragon Ramping and green upon his mulberry leaf, So full of life, it seems, the voice has spoken: They hide where there is food, where they are safe, And the voice whispers, 'Spin the cocoon, Sleep, sleep, you shall be wrapped in me soon.' Now is their hour, when they wake from that long swoon; Their pale curved wings are marked in a pattern of leaves, Shadowy for trees, white for the dance of the moon; And when on summer nights the buddleia gives Its nectar like lilac wine for insects mating They drink its fragrance and shiver, impatient with waiting, They stir, they think they will go. Then they remember It was forbidden, forbidden, ever to go out; The Hands are on guard outside like claps of thunder, The ancestral voice says Don't, and they do not. Still the night calls them to unimaginable bliss But there is terror around them, the vast, the abyss, And here is the tribe that they know, in their known place, They are gentle and kind together, they are safe for ever, And all shall be answered at last when they embrace. White moth moves closer to moth, lover to lover. There is that pang of joy on the edge of dying — Their soft wings whirr, they dream that they are flying. (Douglas Stewart)

Werkmodel groep 5 De cello van mevrouw Rozas – Piet de Loof

(door Wieneke Coupé) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Piet De Loof studeerde voor journalist in Gent. Hij schreef enkele Vlaamse Filmpjes, zoals ‘De trompet wil staken’. Zijn eerst echte jeugdboek is De cello van mevrouw Rozas. Muziek is heel belangrijk in dat boek en tegelijk ook in het leven van Piet de Loof. Hij houdt vooral erg van klassieke muziek. Zijn twee passies, muziek en schrijven, verenigde hij niet alleen in zijn eerste jeugdboek, maar er staan ook al twee non-fictie boeken over muziek op zijn naam: Waarom Für Elise een vergissing was en De dirigent is gevlucht.

Kort samengevat Orfeo heeft het moeilijk: zijn papa is weg en zijn mama blijft verdrietig achter. Ze is thuisverpleegster en moet een zekere mevrouw Rozas verzorgen. Bij mevrouw Rozas wordt Orfeo meteen verliefd op een oude cello die al jaren ongebruikt in het midden van de woonkamer staat. Pas na haar dood ontdekt Orfeo de geschiedenis van het instrument en van mevrouw Rozas zelf. Dit ontroerende boek leest heel vlot en zit vol liefde: liefde voor muziek, maar ook voor stilte. Vooropdracht Vraag de juryleden om in de dagen voor de KJV-bijeenkomst eens zelf een lijstje bij te houden van de geluiden die ze het mooiste vinden, net als Orfeo uit De cello van mevrouw Rozas. Bespreking * Tips Breng ook zelf een lijstje mee van je lievelingsgeluiden. Vergelijk de verschillende lijstjes van de juryleden met elkaar en met dat van Orfeo uit het boek.

Breng een mooi stuk cellomuziek mee. Bach heeft bijvoorbeeld verschillende cellosuites geschreven. * Vragen en gespreksonderwerpen Speelt iemand van de juryleden een muziekinstrument? Welk? Waarom heeft hij/zij precies voor dat instrument gekozen? Heeft iemand al eens met publiek gespeeld? Wie luistert er ’s avonds soms stiekem in z’n bed naar muziek met een koptelefoon? Is dat dan rustige muziek of eerder populaire liedjes uit de hitparade? * Stijl en vormkenmerken Wat vonden de juryleden van de epiloog waarin de personages gekaderd werden in de realiteit. Vinden ze zoiets nodig? Interessant? Of doorbreekt dat de ‘magie’ van het boek? Maakt dat het verhaal van mevrouw Rozas erger, nu je weet dat het echt gebeurd is? Wat vonden de juryleden van het einde van het boek? Denken jullie dat de papa van Orfeo terug thuis komt wonen? Eigenlijk gebeurt er niet zoveel in het boek, daarom zijn vooral de sfeer die het uitademt en de mooie zinnen heel belangrijk. Laat de juryleden even zoeken naar een zin of een uitspraak die ze heel mooi vonden. Welke sfeer komt uit het boek naar voren? Hoe voelen ze zich wanneer ze het boek lezen? Blij? Verdrietig? … Orfeo De naam van het hoofdpersonage, Orfeo, is niet zomaar gekozen. Orpheus is een figuur uit de Griekse mythologie, die heel mooie muziek maakte. Hij kon zo prachtig zingen en lier spelen dat niet alleen mensen maar ook de dieren en zelfs bomen, rivieren en rotsen in vervoering naar hem bleven luisteren. Hij was onder meer mee op tocht met de Argonauten, een groep Grieken onder leiding van Jason die op zoek gingen naar het Gulden Vlies. Orpheus gaf op dat schip de maat aan voor de roeiers met zijn lier, maar zijn muziek kalmeerde ook ruzies en angst. Hij redde hen zelfs van de Sirenen door nog mooier dan hen te zingen.

Nog bekender is hij door zijn huwelijk met Eurydice, een ongelooflijk mooie nimf. Ze waren samen heel erg gelukkig. Maar op een dag, terwijl de nimf buiten aan het dansen was met haar vriendinnen, werd ze gebeten door een adder. Hoewel het slechts een kleine wonde was, had deze Eurydice’s dood tot gevolg. Ze overleed en Orpheus was ontroostbaar, zonder haar kon hij niet leven.

Om haar terug te krijgen, daalde hij af naar de onderwereld. Daar nam hij zijn lier en speelde ontroerende muziek. Hades en Persephone, de heersers van de onderwereld, werden erdoor geraakt. Hades beval Eurydice te gaan halen en ze mocht haar geliefde Orpheus volgen naar het daglicht op voorwaarde dat hij gedurende de hele tocht niet achterom keek. Als hij toch zou kijken, was hij Eurydice voorgoed kwijt. Ze legden samen de weg uit de onderwereld af en net toen ze bijna aan de uitgang waren, sloeg bij Orpheus de twijfel toe: hij hoorde immers geen enkel geluid van voetstappen of ademhalen achterin. Vresend dat ze hem niet had kunnen volgen, keek hij toch achter zich. Hij zag nog net hoe zijn geliefde voor de tweede maal stierf en voor altijd opgeslokt werd door de duisternis van de onderwereld. Ongelukkig keerde Orpheus alleen naar de bovenwereld terug.

Jaren leefde de zanger eenzaam en probeerde zoveel mogelijk uit de buurt te blijven van de andere mensen. Zijn gedachten, liefde en muziek gingen nog steeds alleen naar zijn Eurydice uit. Toen hij op een dag in het bos zat op z’n lier zat te spelen, kwamen van overal nimfen en dieren naar hem luisteren. Toen een groep vrouwen die het feest van Bacchus, de god van de wijn, aan het vieren

waren, stootten ze op dit tafereel. Ze waren woest op hem omdat Orpheus sinds de dood van zijn geliefde niets meer van vrouwen moest weten en begonnen uitzinnig stenen en stokken in zijn richting te werpen. Orpheus werd echter door geen enkele steen geraakt, ze vielen allemaal net voor z’n voeten. De vrouwen werden nog bozer en stormden van alle kanten op Orpheus af zodat hij uiteindelijk toch door een steen werd geveld. Vogels, wilde dieren en stenen, slopen allemaal verdrietig dichterbij. De hele natuur treurde om hem. Orpheus’ ziel zweefde omlaag naar het schimmenrijk. Daar kon hij eindelijk zijn Eurydice weerzien en hij omhelsde haar dan ook innig.

Meer lezen De verboden vraag / Michael Morpurgo en Michael Foreman (ill.) (Arena) Verboden muziek / Roger Vanhoeck (Abimo)

Werkmodel groep 5 Anna was hier – Gerda De Preter

(door Els Debuyck) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Gerda De Preter (°1958) studeerde Germaanse filologie en is lerares Nederlands en Engels. Ze schrijft gedichten voor volwassenen en debuteerde in 1999 als kinderboekenschrijfster met De schommel, een verhaal over kindermishandeling. In 2001 verscheen Een koffertje voor opa, in 2005 Spookpijn. Gerda’s stijl is vaak poëtisch.

Vooropdracht Spoor de jongeren aan om de zinnen of hoofdstukken (pagina’s) uit het boek te noteren die ze mooi vonden. Kennen ze nog boeken over pesten? Laat hen die boeken een volgende keer meebrengen of de titel en auteur noteren. Het speelt geen rol voor welke leeftijd de boeken bedoeld zijn. Kort samengevat Eerst is Anna een nijlpaard, een zeekoe, een kalf. Maud en haar bende vernederen haar met woorden en met schuine blikken. Elke dag weer. Later wordt Anna lucht en een tegelkind dat eenzaam en alleen op de speelplaats staat. Het lukt Anna om net niet datgene te doen wat de pestkoppen willen: huilen. Wanneer Maud Anna heel erg kwetst, begint Anna aan een zwarte doos. Daarin zal haar verhaal voor goed bewaard blijven. Een stille schreeuw om eindelijk gehoord te worden. Bespreking Het boek leest heel vlot. In de korte hoofdstukjes in dagboekstijl vertelt Anna zelf haar verhaal. Wat mij betreft, zorgen het specifieke taalgebruik van Anna (droog, komisch, hilarisch, schrijnend, smekend,…) en de gelaagdheid in het verhaal absoluut voor een meerwaarde. Het lijkt me dan ook zeker de moeite om hierbij stil te staan met de juryleden. Dit kan het best door de verhaallijn te reconstrueren tijdens de bespreking. Volg de juryleden in hun keuze over zaken waar ze wel of niet dieper op in willen gaan.

• Wie is wie? - Heel mooi hoe Anna verschillende mensen beschrijft. (Let op het taalgebruik!)

mams en paps p. 15-17 oma p. 18-19 Maud p. 20 psycholoog (Mr. De Beul) p. 71 Pili Pili, leraar Nederlands p. 125

- Overloop het vliegtuig (de Nora Gay) van Anna (p.15 e.v.). Hier krijgen verschillende personages een plaats: het beste plekje is voor oma, paps en mams mogen eerste klas, Em (het schaap) hangt tussen eerste en derde klas in, derde klas is voor de geiten en de garnalen. Maud heeft Anna’s plaats weggekaapt en zit in de cockpit, terwijl Anna (samen met Laura) de verstekeling is.

• Pesterijen: van kwaad naar erger

- Opsommen en reageren: wat vind je zelf het ergst? Wat zou je doen als je het meemaakt, als je het ziet gebeuren bij een ander?

• Anna toont zich sterk doorheen het verhaal:

- Ze blijft zichzelf naar waarde schatten, waardoor ze buigt maar nooit breekt. - Ze vindt troost en kracht in verhalen die de leerkracht Nederlands vertelt (over

Medusa en de doos van Pandora), in het gedicht dat Mr. Daerden voorleest (Erfelijkheidstheorie van Blake Morrison). p. 32: ‘Ik zag het zo voor me, ik vond het vreselijk knap van die bleke dichter dat hij zoiets moeilijks zo eenvoudig kon zeggen. Mijn hele lijf trilde als een vlaggenstok in de wind en ik kreeg het warm en koud tegelijk. Opeens wist ik het: ik zou later schrijver worden, net als de bleke Morrison! Ik zou gedichten schrijven, en wie weet, misschien ook wel verhalen!’ Het is zeker de moeite om deze verhalen en het gedicht (en uitleg over Darwin) te bespreken.

• Anna bijt voor het eerst (letterlijk) terug: klassenfoto (p. 54) • p. 56: ‘Zo werd ik lucht.’

Na al het voorgaande wordt Anna hier een tegelkind, waar iedereen overheen kijkt. Verschillende aspecten komen aan bod:

- Anna troost zichzelf met taartjes. - Anna koestert haar luciferdoosje, klemt er haar vingers omheen op moeilijke

momenten, denkt aan wat ze ermee zou kunnen doen. - Ruzie tussen Anna’s ouders over Anna die te dik wordt en oma die pittig reageert

met spreuken, wat haar niet in dank afgenomen wordt. p. 68: ‘ “Ach, het kind is in haar puberteit. Dan heb je meer inhoud dan vorm,” zei paps. “Ze groeit er wel uit.” ’ p. 69: ‘ “Nora!” Oma’s naam knalde als een champagnekurk door de kamer… Haar mond ritste dicht.’ p. 69: ‘Het was gek om ze zo over mijn hoofd heen te horen praten, Laura. Alsof ik lucht was. Ook daar.’

• p. 70: ‘Ze besloten om me naar een zielenknijper te sturen, een psych. Die zou wel weten

wat er met me aan de hand was. Terwijl ze het gewoon hadden kunnen vragen. Misschien had ik dan wel alles verteld. Toen nog wel.’

- Hoe komen volwassenen over in dit boek? Kan je begrijpen waarom Anna veel dingen niet gezegd krijgt? Denk aan: Bambi (p. 48-49), Ems ouders (p. 44-45), de fotograaf, de turnleerkracht, de psycholoog (p. 78),…

- Vergelijk met oma: ‘Eigenlijk wil oma hetzelfde als ik. Dat anderen haar zien. Dat niemand over haar hoofd heen praat alsof ze er niet eens is.’ (p. 83)

- Wat vind je van Anna’s lijstje (p. 76)? Hoe zou jouw lijstje eruitzien? - Het is leuk om dit hoofdstuk nog eens samen te lezen (p. 76-77).

• De perikelen met Anna’s dementerende oma maken de situatie thuis onhoudbaar. Anna’s ouders denken aan een rusthuis, maar Anna wil haar oma in veiligheid brengen. Ze bedenkt een plan om samen weg te vluchten.

- Verwijzing naar de pianoman (p. 94-95) - p. 93: ‘Vroeger wiedde oma elke dag het onkruid. Ze praatte tegen haar plantjes,

want daar groeiden ze van, beweerde ze. Zou ik ook vlugger groot zijn als anderen wat meer met me praatten? Aan mij vraagt niemand ooit wat.’ Vluchtpoging mislukt.

- p. 108: ‘Ik kreeg een maand huisarrest. Het deed me niets. Er was toch niemand die met me wou praten.’

• Muffin, de rat van Maud, komt bij Anna terecht en moet uiteindelijk weer bij Maud

geraken. Anna vindt de moed om de rat terug te brengen en om Maud te vragen waarom ze haar pesten.

- p. 113: ‘De stilte kroop tegen de muren op. Ik slikte. Mijn keel was kurkdroog. Ik tastte naar het doosje lucifers in mijn zak en klemde mijn vuist eromheen. … “Waarom ik?” zei ik opeens. Ik schrok van het geluid van mijn eigen stem. Een stem die ik niet herkende. Eentje die knetterde en knisperde als smeulend vuur. Maud trok verbaasd haar wenkbrauwen op. “Waarom?” vroeg ik opnieuw. Maud zweeg. Toen haalde ze haar schouders op en zei onverschillig:“Waarom niet?”’

• p. 117: ‘Maud wist me altijd weer te vinden. Uiteindelijk gaf ik het op en liet ik haar begaan.

De dingen die ze zei, de dingen die ze deed, ik kan ze hier niet herhalen. Het doet teveel pijn. En het went nooit. Ik ben moe, Laura.’

• Anna schrijft op wat ze meemaakt en richt zich tot Laura.

Herlees p. 120 met de jongeren en bespreek.

• Anna wordt opgesloten in het kleedhokje op de dag van de selectie van de zwemploeg. Ze schreeuwt en tiert maar niemand hoort haar.

- p. 122: ‘In mijn hoofd vouwde een vlinder zijn vleugels dicht.’ - reactie Meneer Arnold

• Over Anna en Em: ‘Ik weet niet wanneer het veranderde. Het gebeurde langzaam, zonder dat we het wisten. En op een dag gingen we niet meer naar het park. Onze kleine geheimen werden te groot voor woorden. We hielden ze voor onszelf. Dat was veilig, zo leek het toch.’ (p.124)

• Pili Pili vertelt het verhaal over de doos van Pandora. ’s Avonds ziet Anna de film over het neergestorte vliegtuig en de zwarte doos: ‘Twee onheilsdozen op een dag, dat kon geen toeval zijn. Toen kwam ik op het idee om zelf een zwarte doos te maken.’ (p.127)

• p. 129: zwemwedstrijd – brieven posten Amnesty International – oma valt door Mauds schuld • p.134: verwijzing naar het sprookje over het meisje met de zwavelstokjes.

- Lees, bespreek en vergelijk: ‘Nergens lees je hoe het meisje met de zwavelstokjes heette. […] “Ik ben Anna.” ’

Anna schat zichzelf wel naar waarde. Waar vind je dat nog terug in het boek? - Ook de titel Anna was hier hoor je de hoofd-omhoog-borst-vooruit-mentaliteit.

• p. 136: ‘Ik hoef geen kruimels meer die van de tafel vallen. Ik ben geen schooiende hond. Ik ben een hond die bijt. Zo blijf je sterk. Dat heb ik van Maud geleerd.’ p.136: ‘Een zwarte doos is onverwoestbaar. Mijn verhaal dus ook, zelfs al ben ik er niet. Ik wil dat jij het bewaart, Laura. Voor kinderen van lucht.’

• Anna’s plan over de brand (‘In mijn hoofd zie ik precies wat er gebeurt’)

- p.137: ‘Ik wil zo graag vrolijk zijn.’ - p. 141: ‘Ik heb het niet gedaan.’

• Telefoon – Em heeft getuigd over het ongeval met oma – oma wil naar het rusthuis

• Open einde

Filosoferen (Kijk voor meer informatie ook bij info over filosoferen met kinderen in de handleiding voor begeleiders op www.kjv.be.) Wat doet Maud met Anna? Waarom? Wat is pesten precies? Wat is het verschil tussen pesten en plagen? Is iemand die pest gelukkig/ongelukkig/sterk/slim/bang? Is het moeilijk om aan anderen te vertellen dat je gepest wordt? Is het gemakkelijk om naar iemand die gepest wordt, toe te stappen, te luisteren? Is het moeilijk om zelf in te gaan tegen iemand die jou pest? Is het moeilijk om als buitenstaander in te gaan tegen iemand die pest? Vertel… En verder

• Wat vind je van het einde? Hoe zou het verder gaan met Anna? Met Maud? • Wie noteerde mooie zinnen of mooie stukjes die nog niet aan bod kwamen? • In verband met het kennismakingsspel (p. 28): hebben jullie ook al veel

kennismakingsspelletjes gedaan? Welke vond je het leukst? Welke vond je niet leuk?

Werkmodel groep 5 Candide – Kristien Dieltiens

(door Marijke Van Mullem) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Kristien Dieltiens (°27/09/1954) heeft vijf kinderen en geeft les aan de Guido Gezelleschool in Brugge. In 1996 verscheen haar eerste boek De gouden bal, een prentenboek voor jonge kinderen. Daarnaast schrijft Kristien verhalen voor tieners. Haar historische romans zijn de bekendste, maar ook andere thema's schuwt de auteur niet: in De moedervlek heeft ze het over seksueel misbruik, Bloemen op de muur brengt kansarmoede ter sprake en De stille pijn van Luca vertelt het verhaal van een Kroatische vluchteling. KJV-juryleden kennen wellicht ook Alles is Leander, het boek over een jongen wiens broer in coma raakt na een ongeval.

Kort samengevat Candide vormt na Aude en Olrac het derde deel van Kristien Dieltiens' historische cyclus over de middeleeuwen. In tegenstelling tot Olrac en Aude is de zestienjarige Candide geen verschoppeling maar een Catalaanse jonkvrouw. Samen met haar Vlaamse gezelschapsdame Thonijne reist ze in augustus 1280 naar Brugge om er te trouwen met een oude lakenhandelaar. Jacob van Maerlant en zijn stomme leerling Pelegrym begeleiden haar. Allerlei slechte voortekens en veel bijgeloof voorspellen niet veel goeds voor Candide. Gelukkig ontmoet ze de ziener Balder… Themathiek Candide is een historische roman met een aantrekkelijk liefdesverhaal. Balder, de jongen die de wolken 'leest', komt in contact met Candide. De twee hoofdpersonage worden op elkaar verliefd. Daar worden ze zich maar langzaam van bewust. Sleutelmoment: als Pelegrym (Balder dus) het portret van Candide schildert, geven ze uiteindelijk allebei toe aan hun gevoelens. Naast het liefdesverhaal is de historische situering van dit verhaal heel goed uitgewerkt. De twee afzonderlijke verhalen komen samen op het moment van de brand in de Brugse Halletoren in 1280. Het verhaal van Candide is goed te volgen aan de hand van de data die vermeld worden in het boek.

De tijdsaanduidingen in Balders verhaal bestaan uit volkse aanduidingen zoals Sint-Judasdag of de oogstmaand. Het volkse bijgeloof dat in die tijd heerste, wordt vooral door gezelschapsdame Thonijne naar voren gebracht. In de gesprekken tussen Jacob van Maerlant en Thonijne leert de lezer veel over de geneeskrachtige planten en over de angst voor de duivel. Wat kom je in het boek allemaal te weten over het leven in de middeleeuwen? Geloof je in de middeltjes die Thonijne en Jacob gebruiken? Werken ze echt of is het maar kwakzalverij? Overige thema's: volwassen worden, verraad, moord Vooropdracht Misschien zijn er juryleden die Olrac en/of Aude gelezen hebben. Ze kunnen kort vertellen over die boeken en uitleggen op welke manier de personages verbonden zijn. Laat de juryleden op zoek gaan naar een mooi, treffend, grappig of opvallend citaat uit het boek. Laat ze noteren uit welk verhaal (Candide of Balder/Pelegrym + bladzijde) het citaat komt. Tijdens de bespreking leest elk groepslid zijn citaat voor. De andere lezers kunnen dan raden uit welk verhaal de zin afkomstig is. Laat de juryleden daarna uitleggen waarom ze precies dat stukje gekozen hebben. De kaft Kristien Dieltiens ontwerpt vaak zelf de covers voor haar boeken. De prent op de kaft van dit boek is echter een kopie van het schilderij 'Portret van een meisje' van Domenico Ghirlandaio. Vind je dit een goede keuze? Misschien is het leuk om in de bibliotheek even de andere historische verhalen van Dieltiens te ontlenen. Op die manier kunnen de juryleden de gelijkenissen tussen de covers vergelijken en becommentariëren. Let op: de eerste cover van Olrac verschilt van die van de laatste druk. Wat vinden je juryleden van de kaft? Zouden ze het boek omwille van de kaft uitkiezen in de bibliotheek? Hoe vonden ze de kaft voor ze het boek gelezen hadden? En nadien? Welk kaft zouden de juryleden zelf gekozen hebben? Stijl- en vormkenmerken, discussiemogelijkheden 1. De structuur:

a. Het boek begint met een proloog waarin de geboorte van Balders broertje wordt beschreven. Wat vinden de juryleden van dit stukje? Waarom begint het boek daarmee? Is het volgens hen overbodig? Waarom wel/niet?

b. Het verhaal van Candide is in hoofdstukken ingedeeld. Na elke deeltje over Candide komt er een hoofdstukje over Balder/Pelegrym – al dan niet gedateerd. Het verhaal van Balder begint op vastenavond in Brugge. Candide ontmoeten we begin augustus 1280 net voor ze naar Brugge vertrekt. Hadden de juryleden het moeilijk met de onderverdeling in hoofdstukken? Het verhaal van Balder is niet genummerd. Wat vonden ze daarvan tijdens het lezen? Was het verhaal goed te volgen? Hadden ze een bepaalde periode liever wat uitgebreider beschreven gezien? Was er een bepaald stuk van het verhaal overbodig volgens hen? Welk? Vinden ze het verhaal geloofwaardig? Waarom wel/niet?

d. Epiloog: liefdesscène. Wat vonden de juryleden van dit stukje?

e. Achteraan in het boek vind je een uitgebreide lijst met noten. Hebben ze die lijst gebruikt? Welke woorden kenden ze zonder ze op te zoeken in de lijst?

2. De (hoofd)personages:

a. Candide is een zestienjarig adellijk Catalaans meisje dat naar Brugge reist om daar met Cornelius Van de Vyvere te trouwen. Wat vinden de juryleden van Candide? Vraag hen haar te typeren met vijf goedgekozen woorden.

b. Balder is de zoon van een herbergier in Brugge. Zijn ouders worden vermoord en hij moet, samen met zijn gehandicapte broertje, vluchten. In de wolken ziet hij Candide die zijn hulp nodig heeft. Hij vindt een baantje bij Cornelius Van de Vyvere en komt zo in contact met Jacob van Maerlant. Aangezien de moordenaars van zijn ouders zijn stem hebben gehoord, houdt hij zich stom. Jacob geeft hem de naam Pelegrym. Vinden de juryleden Balder een sympathieke jongen? Vraag hen hem te typeren met vijf woorden. Wanneer hadden ze door dat Balder en Pelegrym dezelfde persoon waren?

c. Andere personages: Thonijne, Jacob van Maerlant, Cornelius, Volcram, Flambeert... Wat vonden ze van de andere personages? Voor wie hebben ze het meest sympathie?Welk personage vinden ze minder goed beschreven?

3. Vertelperspectief: Dit verhaal heeft een meervoudig vertelperspectief. Afwisselend lees je het verhaal van Candide en dat van Balder/Pelegrym. Wat vinden de juryleden van die manier van vertellen? 4. Allerlei:

- Bespreking reisweg (eventueel met atlas) - reisomstandigheden vanuit Spanje naar Brugge

Werkmodel groep 5 Hij of ik? – Bettie Elias (door Annie Moenaert)

Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Bettie Elias schreef 26 boeken waarvan er verschillende vertaald werden, won viermaal een Boekenwelp en kreeg twee keer een bekroning van de Kinder- en Jeugdjury. Centraal in haar boeken staan levensechte situaties. ‘Mijn boeken en verhalen gaan niet over reuzen of heksen, maar over dingen die kinderen zelf kunnen meemaken. Over verliefd zijn, opa die naar het bejaardentehuis moet, vriendschap, verdriet, kattenkwaad, over uitgestoten worden omdat je anders bent... Echte gebeurtenissen zijn eigenlijk heel spannend,’ zegt Bettie. Voor Hij of ik? bezocht Bettie Elias tot twee keer toe ex-kindsoldaten in Oeganda. In het dagelijkse leven is Bettie Elias directielid bij een strategisch adviesbureau. Ze heeft vier kinderen en één kleinzoon. Ze woont in Hasselt.

Kort samengevat De Oegandese Sam en zijn drie jaar oudere zus Agnes werden ontvoerd door het rebellenleger van Kony. Ze moeten samen met andere ontvoerde kinderen materialen en eten dragen voor het leger, maar zelf krijgen ze amper eten of drinken. Ontsnappen is onmogelijk, bijna iedereen die het probeert wordt gesnapt en gedood. Sam houdt zich sterk en probeert te overleven. Hij ziet kinderen neervallen van vermoeidheid, vermoord worden na een ontsnappingspoging en gedood worden tijdens een aanval op een dorp. Hij vindt een sprankeltje hoop in de vriendschap met Robin, een oudere jongen die al langer door het leger ontvoerd is. Tijdens een aanval op een stad raakt hij gewond en ontsnapt aan het rebellenleger. Hij belandt in een opvangcentrum en durft weer geloven in een mooiere toekomst. Maar over het lot van zijn zus en zijn ouders blijft hij onzeker. Thema’s , tips en verwerkingsmogelijkheden * Vragen -Vind je het onderwerp van dit verhaal interessant, spreekt het je aan? Hoe komt dat?

-Is de problematiek van kindsoldaten iets waar je al eens over nagedacht hebt of is het nieuw voor je? Heeft het verhaal je nieuwe zaken laten zien? - Uit het verhaal blijkt een bepaalde mening over het onderwerp. Ben je het daar mee eens? - Ben je door dit verhaal anders gaan denken over kindsoldaten? Leg uit. - Verwachtte je dat dit onderwerp op zo’n manier beschreven zou worden? - Wordt het onderwerp goed en grondig uitgewerkt of blijft het oppervlakkig? - In sommige verhalen hebben een einde waarbij alles is opgelost, bij andere verhalen blijf je met vragen zitten. Hoe is het bij dit verhaal? Wat vind je van het einde van het verhaal? - Heb je wel eens een ander verhaal gelezen over kindsoldaten? * Kindsoldaten Ieder jaar worden wereldwijd 250.000 kinderen actief ingezet in oorlogen. Leven bij een gewapende groep heeft drastische gevolgen voor de toekomst van deze kinderen. Deze kinderen groeien op in een gewelddadige omgeving met andere normen en gebruiken die ze gewend zijn. Ze raken hun familie en vrienden kwijt en missen onderwijs. Laat de juryleden informatie opzoeken rond kindsoldaten in Oeganda. Internet is hierbij een grote bron van informatie. Zie ook: http://www.childsoldiers.net http://www.vormen.org/Kindsoldaten/KindsoldatenAanHetWoord.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Kindsoldaat Dit verhaal leunt inhoudelijk en thematisch aan bij Als olifanten vechten van Dirk Bracke en De stille soldaat van Herman Van Campenhout. * Boodschap Hij of ik? bevat een aanklacht tegen het inzetten van kinderen als soldaten in een oorlog. Kindsoldaten worden vooral gebruikt door rebellenlegers, maar ook regeringslegers rekruteren en gebruiken minderjarigen als soldaten. Getuigenis van een kindsoldaat: ‘Een jongen probeerde te ontsnappen, maar hij werd gevangen genomen... Nadat zijn handen werden vastgebonden moesten wij, de andere nieuwe gevangenen, hem doden met een stok. Ik kende de jongen van vroeger. Hij kwam uit mijn dorp. Ik weigerde hem te doden maar ze zeiden dat ze mij zouden doodschieten als ik het niet deed. Ze richtten een geweer naar mijn hoofd zodat ik het wel moest doen. De jongen vroeg mij: ‘waarom doe je dat nu?’ Ik zei dat ik geen andere keuze had. Nadat we hem gedood hadden moesten we zijn bloed op onze armen uitsmeren... Daardoor zouden we geen schrik hebben om te sterven. Ik droom nog steeds van de jongen uit mijn dorp die ik gedood heb. In mijn droom spreekt hij me aan en zegt hij dat ik hem voor niets heb gedood. Dan begin ik te huilen...’ (Susan, 16 jaar, ontvoerd door de LRA, Oeganda) * Tijd en plaats Het verhaal speelt zich af in Oeganda en Soedan. Het is een verhaal dat jammer genoeg realistisch is. Tot op de dag van vandaag worden nog steeds kinderen ontvoerd om als soldaat mee te strijden in het rebellenleger. * Stijl en vormkenmerken Het verhaal wordt vertelt door een alwetende verteller. Het is vlot geschreven in een duidelijke taal. Het nawoord is van Els De Temmerman, journaliste en coördinatrice van een opvangcentrum voor ex-kindsoldaten in Lira (Noord-Oeganda). Haar tekst zet aan tot nadenken, vooral de zin: ‘Zwart of

blank, kinderen zijn kinderen, overal ter wereld. Ze zijn per definitie onschuldig. Hen inzetten als goedkope en gemakkelijk te manipuleren soldaten in oorlogen is een van de grootste schandes van deze tijd.’ * Tot slot ‘Ik zou jullie iets willen vragen … alsjeblieft. Doe je best om de wereld te vertellen wat ons, de kinderen, overkomt. Zodat andere kinderen dit geweld niet moeten meemaken.’

Werkmodel groep 5 Een andere Elliot – Graham Gardner

(door Wieneke Coupé)

Auteursinfo Graham Gardner schrijft vanaf zijn achtste. Hij heeft gewerkt als onder meer boekverkoper, ober, fruitplukker, bibliotheekassistent en fabrieksarbeider. Vandaag is hij wetenschappelijk onderzoeker op 'power and politics' (sociaal-politieke geografie) aan de Universiteit van Aberystwyth in Wales. Inventing Elliot is Graham Gardners eerste roman. Het boek werd genomineerd voor de Branford Boase Award 2004 en bekroond met de prestigieuze Deutscher Jugendliteraturpreis 2005.

Kort samengevat Elliot wordt gepest. Hij besluit van school te veranderen en voortaan volledig onverschillig, cool en ondoorgrondelijk te zijn. Zijn plannetje lijkt te lukken, maar net dan dwingt een groepje pesters hem om zelf andere kinderen te pesten. Wanneer Elliot ook nog eens bevriend raakt met één van de gepeste jongens, raakt hij helemaal verstrikt in zijn net van verschillende maskers. Zal de ware Elliot opstaan? Een beklemmend en dreigend boek dat je niet onbewogen achterlaat. Bespreking Een andere Elliot is in de eerste plaats een boek over pesten, dat begint als het verhaal van een slachtoffer maar hoe langer hoe meer ook de kant van de pesters toont. Het dilemma waar Elliot voor komt te staan, is fascinerend en heel menselijk. Redt hij zijn eigen vel door anderen aan te doen wat hem zelf zwaar gekwetst heeft? Kunnen de juryleden zich voorstellen in dezelfde situatie terecht te komen? Hoe zouden zij reageren? Elliot wil zichzelf als het ware opnieuw uitvinden om zo komaf te maken met zijn lot als slachtoffer. Het gaat over een rol spelen en iemand proberen te zijn die je niet bent, tot je niet meer weet wie of wat je echt bent. Wat vinden de juryleden hiervan? Vinden ze Elliots gedrag en evolutie realistisch? Is

het überhaupt mogelijk om jezelf heruitvinden? Weten ze andere manieren om je lot te ontlopen? Je kan dit citaat aanhalen: ‘ En toch, begreep hij opeens, had een deel van hem niet willen sterven. Hoewel hij zijn uiterste best had gedaan om oude Elliots uit te roeien, hadden die zich koppig vastgeklampt aan het leven. Dat moest wel, want hij was nog steeds bang.’ (p. 167) Dit is het verhaal van Elliot, de andere personages komen minder aan bod. Volstaat dit voor de juryleden? Vinden ze Elliot als personage interessant genoeg om het hele boek aan op te hangen? Kunnen ze zelf achtergronden verzinnen bij de overige personages? Wat vinden de juryleden van het einde? Komt dit uit de lucht vallen? Over 1984 De pesters in Een andere Elliot zien hun gedrag gerechtvaardigd door 1984 van George Orwell. Ze voelen zich bijzonder aangesproken door de totalitaire maatschappij en hoe die in dit boek gehandhaafd wordt. Zij beklemtonen de macht en de controle in 1984. Volgens Elliots vriendinnetje Louise daarentegen gaat 1984 over je eigen weg volgen, kiezen voor je vrijheid – ook al betekent dat je eigen ondergang. Voor haar is het verzet van het individu tegen de totalitaire maatschappij het belangrijkst. Kennen de juryleden 1984? Zijn ze, na het lezen van Een andere Elliot, geneigd om ook 1984 te lezen? Welke interpretatie vinden ze – eerlijk! – het overtuigendst? Wat vinden ze van boeken die op twee heel verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden? Kennen ze zo nog boeken? Is Een andere Elliot zo’n boek? Wikipedia geeft een uitgebreide beschrijving van 1984. Het kan interessant zijn om de juryleden meer over dit boek te vertellen. Haal ook een exemplaar uit de bibliotheek dat je kan tonen. Meer lezen Over pesten en gepest worden: We noemen hem Anna / Peter Pohl (Querido) Heer der vliegen / William Golding (Athenaeum-Polak en Van Gennep) Het wonderlijke verhaal van Hendrik Meier / Roald Dahl (De Fontein) Verkeerde vrienden /William Sutcliffe (Prometheus) Over jezelf heruitvinden: Het toevallige leven van Justin Case / Meg Rosoff (Pimento)

Werkmodel groep 5 Markus en Diana – Klaus Hagerup

(door Els Debuyck) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Klaus Hagerup (Noorwegen,1946) debuteerde in 1969 met een dichtbundel. De laatste tien jaar specialiseerde hij zich als kinderboekenschrijver en won hij een aantal belangrijke Noorse kinderboekenprijzen. Zijn boeken worden in meer dan 20 talen gelezen. Van Markus en Diana bestaat ook een film.

Kort samengevat Daar had je hemzelf. Markus Simonsen, dertien jaar, gespecialiseerd in het niet zijn van Markus Simonsen. Markus is dertien, klein, dun, bang, laf, draagt een bril met dikke glazen en durft niet op een fiets rijden. Gelukkig heeft hij een veilige hobby: handtekeningen verzamelen van bekende mensen. Daarvoor stuurt hij melige brieven waarin hij zichzelf voordoet als iemand anders. Een hilarisch avontuur begint wanneer Markus een brief stuurt naar de Noorse actrice Diana Mortensen waarin hij zich voorstelt als miljonair. Diana wil hem heel graag ontmoeten. Samen met zijn beste vriend Sigmund – een grote, assertieve, slimme slungel – wringt Markus zich in alle mogelijke bochten om deze ontmoeting tot een goed einde te brengen. Opdracht vooraf Vraag de jongeren om roddels over bekende personen uit kranten en tijdschriften te knippen en mee te brengen. Het mogen ook artikels zijn over bekende mensen waar ze naar opkijken. Bespreking Deze vragen kan je als leidraad gebruiken voor de bespreking van het boek: Basisvragen - Wat vond je leuk, mooi, of goed aan dit boek? - Was er iets wat je nog nooit in een boek bent tegengekomen?

- Was er iets wat je totaal verraste? - Waren er elementen die jou stoorden? Algemene vragen *het verhaal - Is het verhaal voorspelbaar of verrassend? - Kan je het verhaal in één woord samenvatten? (bv. origineel, onnozel, hilarisch…) - Zijn er elementen die je overbodig vond? - Denk je dat de auteur een boodschap wil meegeven aan de lezers? Welke? *de personages - Hoe zou je Markus beschrijven? Wat vind je leuk/niet leuk aan hem? - Hoe zou je Sigmund beschrijven? Wat vind je leuk/niet leuk aan hem? - Wat vind je van de vriendschap tussen Markus en Sigmund? Bizar, bijzonder of…? - Hoe beschrijf je Mons en zijn relatie tot Markus? - Wat denk je over Diana? Komt ze over als een integer mens of een ‘poppetje’ dat zich laat leven? - Met wie zou je zelf het best overeen komen, denk je? *de stijl Dit verhaal leest als een trein. De auteur laat niet na om bepaalde dingen sterk uit te vergroten, waardoor ze erg grappig overkomen. Daarnaast verwerkt de auteur ook heel wat tedere, gevoelige elementen in het verhaal. Die zijn vaak ook verbonden aan een grappige gebeurtenis, wat enigszins voor een evenwicht zorgt. Wat vind je hiervan? Werkt het verhaal in deze stijl? Het lijkt me boeiend om bij de jongeren na te gaan welke fragmenten zij grappig, hilarisch vonden of misschien overdreven, storend. Dit overzicht kan helpen: *grappige elementen: p.12-13: lijst met wat Markus meeneemt op schoolreis + p.16: ‘En dan krijgen we nu de wereldrecordpoging powerlifting.’ p.18-19: liedje op de bus - Sigmund (een molecuul,…), Markus (een handtekening,…) p.34-37: waar het Markus niet lukt om te doseren. Uit angst doet hij domme dingen. Het gaat van kwaad naar erger. Ze noemen hem een wildebras en die reputatie wil hij dan weer hoog houden. p.41-44: zelfverzonnen verhaal van Markus over een gletsjertocht p.63: Markus: ‘Ik vraag me af of ik niet ook op dezelfde komische golflengte als Diana Mortensen zit.” p.83: De twee meisjes hadden bruine benen en droegen korte, witte rokjes. Zelf droeg hij een bruine broek en had hij korte, witte beentjes. Iedereen is verschillend.’ p.86: ‘Gids voor goede manieren en fatsoen in de twintigste eeuw’ p.104: restaurantperikelen met Ellen Christine en Mona – geld tekort om te betalen p.118: Markus’ dans p. 128-129: hoe Markus en Sigmund Mons ertoe kunnen brengen om op reis te gaan naar Horten i.p.v. naar Denemarken. p.142: Markus, de eeuwige doemdenker, voor de ontmoeting met Diana: ‘Het aftellen was begonnen en het was onmogelijk om niet na te denken. Toen hij in bed lag, begon hij de strepen van zijn pyjamajasje te tellen. Het waren er dertien, precies zoals hij gedacht had.’ *tedere, gevoelige elementen: p.7 onderaan: Waarom Sigmund Markus Worm noemt. p.13-14: ‘‘Dan heb je geen schep nodig,’ zei Mons opgelucht en hij gaf Markus een kameraadschappelijke stomp tegen zijn borst. ‘Wilderniszoon van me!’ Markus stompte terug. ‘Lievelingsvader van me.’’ p.45: Markus liegt vaak: ‘Maar hij deed het niet met opzet, alleen maar om te overleven.’

p.45: na het verhaal over de gletsjertocht: ‘‘Je hoeft tegen mij niet te liegen.’ ‘Denk je dat dromen hetzelfde is als liegen?’ Sigmund keek hem een beetje onzeker aan. ‘Ik weet het niet. Dat ligt eraan wat je droomt.’ ‘Ik droom dat alles anders is.’ ‘Dat is niet liegen, dat is hopen.’ ‘Wat ben jij toch slim, Sigmund.’’ p.58: speech van Sigmund voor meester Skog p.62: over de band tussen Markus en Sigmund: ‘Zonder dat ze van tevoren iets hadden afgesproken, waren ze tegelijkertijd naar elkaar op weg. Dat gebeurde wel vaker. Volgens Sigmund kwam dat doordat ze op dezelfde kosmische golflengte zaten…. ‘Jij en ik,’ had hij een keer gezegd, ‘wij hebben geen telefoon nodig. Het is al genoeg als we aan elkaar denken.’’ p.87-88: waar Markus in de gids voor goede manieren ontdekt hoe het zou kunnen komen dat hij geplaagd wordt met de naam Worm. Leuk om te herlezen en bespreken met de jongeren. p.139-140: waar Markus speelt hoe hij zich zal gedragen tegenover Diana. Herlees met de jongeren vanaf: ‘Maar Markus wist dat hij het niet snapte.’ tot en met ‘Alles was gemakkelijk als hij zichzelf maar kon loslaten.’ p.171-172: Markus na één maand middelbare school. Mooi fragment om te herlezen en bespreken (tot midden p.172): hoe hij zichzelf voorstelt aan de klas – ‘Fantasie is niet iets wat je denkt. Het is iets wat je voelt.’ – ‘Het is niet nodig om altijd alles te begrijpen.’ Andere opdrachten Maak met de juryleden een plakboek met roddels over film- en andere sterren. Laat hen vertellen over hun idool. Zouden ze blij zijn met een handtekening of brief of vinden ze dat niet belangrijk? Wie van hen houdt van schrijven? Wie van hen kan ook zo’n melige brief à la Markus schrijven aan een bekend persoon? Altijd leuk om in de bibliotheek uit te hangen. Dit boek kreeg een eervolle vermelding van de jury voor de Zoenen 2008. Je kan het artikel nalezen, samen met de jongeren (zoek via Google: juryrapport Zoenen 2008). Het boek is verfilmd. Welk fragment zouden de juryleden het liefst bekijken uit de film?

Werkmodel groep 5 De uitvinding van Hugo Cabret - Brian Selznick

(door Miche Bekaert) Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) De Amerikaanse auteur en illustrator Brian Selznick (°New Jersey, 1966) studeerde aan de Rhode Island School of Design. Hij begon met tekenen toen hij in een boekwinkel in Manhattan werkte. Brian debuteerde met The Houdini Box (1991) en won verschillende prijzen: de Texas Bluebonnet Award, de Rhode Island Children’s Book Award en de Christopher Award. Gert van Santen vertaalt romans, thrillers, biografieën, handleidingen, wetenschappelijke artikelen en magazines. Zijn werk beslaat o.a. een kleine 40 romans en honderden afleveringen van tijdschriften. Hij vertaalt liefst vanuit het Engels of Duits naar het Nederlands, maar ook náár deze talen.

Korte samenvatting 1931. Hugo Cabret is wees en werkt als klokkenmeester in een treinstation in Parijs. Zijn overleden vader liet een geheim na. Om het te ontrafelen krijgt hij de hulp van een leesgraag meisje en een verbitterde oude man. De auteur schetst Hugo’s verhaal afwisselend in woord én beeld. Zo speelt het verhaal zich letterlijk als een film voor je ogen af.

De uitvinding van Hugo Cabret schetst het leven van een heuse tovenaar aan het begin van de vorige eeuw, een Fransman die als goochelaar furore maakt. Wanneer hij op de kermis hoort hoe zijn tijdgenoten beginnen te gillen als ze op filmdoek een trein frontaal op zich af zien komen, besluit hij zijn kunsten voortaan met licht en bewegend beeld te vertonen. Zijn naam is Georges Méliès (1861-1938) en hij is de geschiedenis ingegaan als de maker van de eerste science-fictionfilm: Reis naar de maan uit 1902. Tot zover is zijn verhaal bekend – zelfs verplichte kost voor elke student filmgeschiedenis. (Bron: www.zozolala.com) Thema’s Film, fantasie, vriendschap

Stijl- en vormkenmerken Het boek valt meteen op door de mysterieuze tekening op de rug. Wanneer je het openslaat, word je verrast door de vele potloodtekeningen. Deze realistische zwart-wit tekeningen vormen een integraal onderdeel van het verhaal. Ze vertellen een deel van het verhaal, als een film. De beschreven pagina’s bevatten vaak weinig tekst. Deze bijzondere en spannende schrijfstijl in combinatie met de tekeningen zorgt ervoor dat het dikke boek zeer vlot leest. Een tekening, een notitieboekje, een gestolen sleutel, een mechanische man en een verborgen bericht van Hugo’s overleden vader vormen de spil van dit ingenieus, ontroerend en betoverend mysterie. Besprekingstips

• Spreekt de kaft de juryleden aan? • Wat dachten ze toen ze het boek voor het eerst zagen? Waren ze aangenaam verrast door de

vele tekeningen of vreesden ze dat het voor jongere kinderen zou zijn? • Bij welk soort boeken zouden de juryleden het onderbrengen? Bij de strips, bij de

prentenboeken of bij de leesboeken? • Wat vinden de juryleden van de opbouw van het boek? Hoe ervaren ze de afwisseling tussen

de stukken tekst en de tekeningen? • Voelden de juryleden de spanning aan in de tekeningen of gingen ze vlug over de

tekeningen heen? Wat is de bedoeling van de tekeningen die inzoomen op een gebeurtenis? Hoe geven de tekeningen beweging weer?

De personages

• Kunnen de juryleden zich inleven in de personages? Zo ja, in welk personage? • Bespreek kort de drie hoofdpersonages: Hugo, Isabelle en papa Georges. Wie zijn ze, wat

denken en doen ze? Wat zijn hun dromen? Zijn de juryleden geïnteresseerd in het tijdperk waarin het verhaal zich afspeelt of in de tijdsgeest van de eerste filmmakers? Eventueel kan je op zoek gaan naar een oude stomme film om de juryleden een idee te geven van de sfeer van zo’n zwart-wit film.

Werkmodel groep 5 Het beest – Wendy Stroobant

(door Ilse Trimborn)

Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) De Turnhoutse schrijfster Wendy Stroobant ziet overal verhalen. Zelf leest ze graag dikke boeken over geschiedenis en magie: die bezorgen haar inspiratie voor haar eigen verhalen. Behalve Het Beest mag ze ook al Orfeo, een historisch verhaal over een castraatzanger en Prins van de hel, een boek over de intriges aan het Franse hof in de 17e eeuw, op haar conto schrijven. Daarnaast schreef ze enkele toneelstukken en geeft ze les in een lagere school. Kort samengevat De zeventienjarige Lise wordt aangenomen als nieuwe gouvernante voor de drie, niet meteen sympathieke, kinderen van de vreemde graaf van Saint-Saveur. Al gauw merkt ze dat er iets niet pluis is. Waarom is de tweede verdieping van het huis verboden terrein? Lise ontdekt dat er iemand opgesloten zit en er ontwikkelt zich een vriendschap tussen haar en Louis, het Beest. Tegen de achtergrond van de Franse revolutie en onder de bedreiging van de graaf die steeds krankzinniger wordt, zal Lise samen met de kinderen en Louis moeten ontsnappen. Dat is hun enige kans op geluk. Belangrijkste personages Lise Janvier, Marie-Ange en Jean-Pol, de drie kinderen van de graaf en de verdronken gravin Louis, alias het Beest De graaf van Saint- Saveur, alias Rastenburg Christine, zusje van Lise Hubert, “verzorger” van het Beest, wil met Lise naar Amerika trekken Remy Dulac, leraar van Janvier Antoine, de babyzoon van Babette de dienstmeid Stijl en vormkenmerken Het verhaal verloopt chronologisch en is geschreven in de tegenwoordige tijd. Het boek telt 23 hoofdstukken, gevolgd door een kort hoofdstukje dat wordt aangeduid met een klein wolfshoofd, waarna het boek wordt besloten met een cursief gedrukt stukje dat kort verhaalt over de historische figuren die vernoemd worden in het boek. Tijd en plaats Het boek speelt zich af aan de vooravond van de Franse Revolutie in 1789. Op het einde van het boek maakt de lezer de opstand van de armere klasse tegen de rijken mee.

Thema’s Wolfskinderen, historische verhalen (vooravond Franse revolutie, 18e eeuw), klassieke verhalen (Belle en het Beest), liefde en haat. Mogelijke invalshoeken voor bespreking Begin met een rondvraag. Vraag iedereen om kort te vertellen of hij/zij het boek al dan niet graag gelezen heeft en waarom. Op die manier krijg je al meteen een aantal aanknopingspunten voor de bespreking en weet je meteen ook wat de lezer het meest is opgevallen aan het boek: bepaalde personages, verhaallijn, taal, einde etc. Onderstaande vragen kan je tijdens de bespreking aan je juryleden stellen:

- Wat vind je van de dubbele persoonlijkheid van de graaf, die naast graaf van Saint-Saveur ook de Pruis Rastenburg is? Was dit geloofwaardig? Wanneer wist je dat de twee personages één en dezelfde figuur waren? Wat denk je van zijn angst voor spiegels? - Wat vind je van Marie-Ange, die blijkbaar visioenen heeft en in de toekomst kan zien? Wat wordt er bedoeld met de zin ‘Hij is zijn hoofd kwijt’, een zin die ze herhaaldelijk gebruikt? - Doet dit boek je aan andere verhalen/boeken denken? - Hoe denk je over de figuur van Lise? Hoe zou je haar karakter omschrijven? Als kind van verarmde adel lijkt ze veroordeeld tot een leven als kindermeid. Denk je dat dit klopt met de tijdsgeest? - Wat denk je over Louis, alias het Beest? Is het realistisch beschreven hoe Hubert de hem tot dan toe onbekende wereld leert kennen? - Bestaan mensen als Louis echt? Ergens wel, er bestaat zoiets als het weerwolfsyndroom, waarbij mensen lijden aan een overmatige haargroei. Daarnaast zijn er diverse ziektebeelden, waarbij mensen, zowel mannen als vrouwen, een teveel aan haargroei vertonen. - Vind je het geloofwaardig dat Janvier zijn leraar chanteert? Wat te denken over de rol van de leraar? - Bijna terloops wordt er een baby, Antoine, in het verhaal ‘gesmeten’. Waarom denk je dat dit personage in het boek voorkomt?

Besteed ook aandacht aan het uitzicht van het boek en stel er enkele vragen over aan de groep: is de kaft aantrekkelijk? Wekt ze nieuwsgierigheid naar de inhoud van het boek? Welke gedachten komen bij je op bij het zien van de kaft en de titel? Kloppen deze gedachten ook nog na het lezen van het boek? Vonden de juryleden het een spannend boek? Zouden ze het aan anderen aanbevelen? Wie denken ze dat dit boek graag zou lezen? Het boek handelt over een man met een dubbele persoonlijkheid, een meisje dat helderziend is, een Beest, moord, wraak, op de achtergrond de Franse revolutie… Vonden de juryleden dit niet wat te veel van het goede voor een relatief dun boek (133p.) of bleef het allemaal realistisch? Wat vinden de juryleden van de kritiek van een recensent die het einde ‘er nogal aangebreid’ vond? Wat denken ze dat hij hiermee bedoelt? Wat vinden de juryleden van het einde? Hoe dachten ze dat het zou aflopen? Is het een te ‘happy end’? Hadden ze liever een ander einde gezien? Meer lezen Boeken die handelen over het klassieke thema van Belle en het beest:

De roos en het zwijn / Anne Provoost (Querido) Vuur / Karel Verleyen (Davidsfonds/Infodok) Disney-versie, zowel film als boek en strip

Werkmodel groep 5 Dood – Mats Wahl (door Ilse Trimborn)

Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Mats Wahl (°Zweden, 1945) schrijft zowel voor kinderen als volwassenen. Hij studeerde pedagogiek, literatuurgeschiedenis en sociale antropologie. Hij heeft jarenlang lesgegeven aan probleemkinderen en beschreef zijn ervaringen hierover in vakliteratuur. Naast boeken schrijft hij ook theaterstukken en (jeugd)series voor de Zweedse televisie. Zijn jeugdboeken werden meermaals bekroond. Zo kreeg hij voor de Duitse versie van Winterbaai de Deutsche Jugendliteraturpreis in 1996. Voor tieners schrijft hij de reeks rond inspecteur Fors. In boeken zoals Raak, Dood, Zoek en Wraak worden thema’s als discriminatie, racisme en zinloos geweld beschreven. Raak kreeg overigens in 2007 een Boekenwelp voor beste boek in vertaling.

Kort samengevat Een doodgewone dag in een Zweedse school ontaardt in een nachtmerrie als er schoten worden gelost. Er vallen drie onschuldige slachtoffers en inspecteur Fors en zijn team staan voor de moeilijke opdracht de dader te vinden. Het feit dat Fors’ dienstwapen werd gestolen tijdens een overval maakt de zaak er niet gemakkelijker op. Wie pleegde deze aanslag en waarom? Een boek dat naast een detective ook een boek is over geweld, pesten, gebrek aan toekomst en andere problemen in onze maatschappij. Belangrijkste personages Inspecteur Fors Annika Stjernkvist Emil en Tony Larsson Tijd en plaats Het verhaal speelt zich af in deze tijd in een Zweeds plaatsje.

Thema’s Detective, zinloos geweld, maatschappijkritiek Stijl- en vormkenmerken Wahl schrijft met zeer veel gevoel voor detail. De lezer krijgt niet alleen een zeer nauwkeurig beeld van de gebeurtenissen, maar ook van de gevoelens van de personages. Het verhaal verloopt chronologisch, al worden in sommige hoofdstukken de belevenissen van nevenpersonages (bijvoorbeeld andere politiemensen) verteld die in parallelle tijd plaatsvinden – of zelfs iets vroeger. Dat kan lichtjes verwarrend overkomen. Verder volgt het boek de klassieke opbouw van een detective/thriller/whodunit. Wahl hoort thuis in de rijke Zweedse misdaadschrijverstraditie. Mogelijke invalshoeken voor bespreking Begin met een rondvraag. Vraag aan elke lezer om kort te vertellen wat hij/zij van het verhaal vond. Op die manier krijg je snel een beeld van de zaken die de lezer getroffen hebben: de verhaallijn, de personages, het einde, stijl etc. Daar kan je je bespreking aan ophangen. Volgende vragen kunnen ook gebruikt worden:

‐ Inspecteur Fors is geen typisch hoofdpersonage voor een jeugdboek. Het gaat hier immers om een volwassen man en niet om een tiener. Is dit je ook opgevallen? Hoe sta je daar tegenover?

‐ Wat vind je van het genre van de thriller/detective? Lees je dit graag? Lees je in dit genre ook boeken voor volwassenen (Pieter Aspe, Henning Mankell, Stephen King etc.)?

‐ De uitgeverij bestempelt het boek als ‘dodelijk spannend en akelig actueel’. Ga je daarmee akkoord?

‐ De gedachten en gevoelens van hoofdinspecteur Fors en zijn collega worden uitvoerig beschreven, zodat je als lezer kan volgen hoe hij tegenover de zaken staat. Wat vind je van die gedetailleerde beschrijvingen?

‐ Wat vind je van de ontknoping? Was het een complete verrassing? Kan je de motieven van de dader begrijpen? Waarom denk je dat hij het gedaan heeft?

‐ Dit boek geeft ook veel maatschappijkritiek. Wat kan je zoal als kritiek zien? Ben je het daarmee eens? Geeft Wahl kritiek op de jeugd of eerder op de maatschappij die maakt dat sommige jongeren ontsporen?

‐ Wat denk je over de ‘relatie’ die ontstaat tussen Stjernkvist en Annika, het meisje dat in de nachtwinkel werkt?

‐ De auteur kiest ervoor om in bepaalde hoofdstukken het verhaal van nevenpersonages te vertellen, zodat je als lezer de gebeurtenissen te lezen krijgt die gelijktijdig plaatsvinden met zaken in een eerder hoofdstuk. Dit is misschien niet altijd meteen duidelijk voor de lezer, of wel? Werkte dit vertragend voor het verhaal? Was het nodig om het hele plaatje duidelijk te krijgen?

‐ Mats Wahl heeft al enkele jeugdboeken geschreven over inspecteur Fors. Heb je die andere boeken ook gelezen? Zou je ze willen lezen? Waarom wel/waarom niet?

‐ Wahl schrijft zeer gedetailleerd over het onderzoek. Werkte dit storend bij het lezen?

Meer lezen

Thrillers voor jongeren: Kevin Brooks: o.a. Het Dodenpad (De Harmonie) en Aanwezig (De Harmonie) Sandra Glover: o.a. Verzwegen (Clavis) en Beetgenomen (Facet) Norah McClintock: o.a. Verstrikt (Clavis) en In de val (Clavis) …