Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

69
Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

Transcript of Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

Page 1: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

Werkdocument:

Nadere analyse informatiehuis lucht

Page 2: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 2 van 69

Colofon

© RIVM 2015

Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde

van bronvermelding: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

(RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave.

Ronald Hoogerbrugge

Wim van der Maas

Contact:

Ronald Hoogerbrugge

RIVM-MIL

[email protected]

Dit onderzoek werd verricht in opdracht van I&M

Dit is een uitgave van:

Rijksinstituut voor Volksgezondheid

en Milieu

Postbus 1 | 3720 BA Bilthoven

Nederland

www.rivm.nl

Page 3: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 3 van 69

Voorwoord van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Het voorliggende analyserapport van het informatiehuis Lucht is in opdracht van het Ministerie van IenM opgesteld. Het Ministerie wil hiermee inzicht verkrijgen in de scope, governance, inhoud, datakwaliteit en de veranderopgave van de huidige situatie (gegevensverstrekking suboptimaal) naar de toekomstige situatie waarin de gegevensvoorziening per inhoudelijk domein optimaal georganiseerd is in een informatiehuis. De in de analyse gemaakte inventarisatie en voornemens betreffen nadrukkelijk een eerste verkenning, gemaakt in een nog flink in beweging zijnde beleidsmatige context. Uiteindelijke, definitieve keuzes kunnen pas gemaakt worden als de beleidsmatige en juridische kaders (amvb’s, ministeriële regelingen) stabiel zijn geworden. Dit rapport is mede tot stand gekomen door inbreng van diverse partijen, dit hoeft niet te betekenen dat dit rapport op alle onderdelen door alle betrokken partijen wordt onderschreven. Het is een eerste analyse van het informatiehuis en zal als basis dienen voor het vervolgproces, zoals een verdere verdieping van de analyse van het informatiehuis of het opstellen van een businesscase. De Omgevingswet wil nieuwe, duurzame ontwikkelingen in de samenleving mogelijk maken en wettelijk ondersteunen. Daartoe is een integrale benadering, waarin de diverse belangen in onderlinge samenhang worden beschouwd. Met de Omgevingswet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving streeft de regering vier verbeterdoelen na: 1. Vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak

van het omgevingsrecht. 2. Bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke

leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving. 3. Vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele

aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving.

4. Versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Digitalisering is een belangrijk hulpmiddel voor een goede en eenvoudige uitvoering van de Omgevingswet. Het stelt initiatiefnemers in staat om snel te beschikken over de juiste informatie over de kwaliteit van de leefomgeving en over de regels die daar gelden. Hierdoor kunnen onderzoekslasten worden verlaagd. Het stelt burgers, bedrijven en overheden in staat om eenvoudiger informatie met elkaar uit te wisselen. Het biedt kansen om besluitvorming en procedures te versnellen en te verbeteren. Om de uitvoering van de wet goed te ondersteunen moeten we ook sturen op samenhang bij de digitalisering en is gekozen voor een stelselbenadering. Alleen zo kunnen de doelstellingen van de Omgevingswet volledig worden ondersteund. De samenhang binnen het Digitaal Stelsel Omgevingswet kenmerkt zich door:

- Het koppelen van het ruimtelijk domein aan milieudoelstellingen met behulp van bestaande componenten als kaarten en regelbeheer.

Page 4: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 4 van 69

- Het beschikbaar stellen van gegevens over de fysieke leefomgeving die voldoen aan de kwaliteitseisen Beschikbaar, Bruikbaar en Bestendig.

- Het centraal stellen van vraagsturing. Het gebruikersperspectief bepaalt de inrichting van het digitaal stelsel.

Om betrouwbare gegevens uit de beleidsdomeinen van de Omgevingswet (denk aan bodem, lucht, ruimte, bouw, etc.) beschikbaar te stellen is voor elk domein een Informatiehuis voorzien. Een informatiehuis levert informatieproducten die nodig zijn voor besluiten met rechtsgevolgen.

Page 5: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 5 van 69

Samenvatting

Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

Een groot deel van de bouwstenen voor een toekomstig informatiehuis

luchtkwaliteit zijn al aanwezig. Een belangrijk wijziging die is voorzien betreft

de aansluiting van het informatiehuis op de centrale basis voorzieningen zoals

verkeersgegevens. Andere vernieuwingen betreffen de aansluiting bij het

informatieloket en te ontwikkelen en verbeteren informatie producten.

De komende jaren wordt de Omgevingswet- en regelgeving geschreven met een

aantal verbeterdoelen, zoals meer gebruikersgemak, snellere en betere

besluitvorming en minder onderzoekslasten. Om deze doelen te kunnen

realiseren is de “laan voor de leefomgeving” met een aantal informatiehuizen

voorzien. Dit rapport geeft een nadere analyse van de informatievoorziening die

nu al bestaat op het gebied van de luchtkwaliteit en de veranderopgave richting

een informatiehuis aan de laan. In de analyse zijn de relevante

informatiestromen zoveel mogelijk beschreven. De scope van de analyse richt

zich op het primaire doel van de laan namelijk het ondersteunen van

beslissingen met rechtsgevolgen onder het regime van de Omgevingswet.

Door de manier waarop de luchtverontreiniging zich verspreidt zijn de

concentraties in de buitenlucht een sommatie van vele bronnen zowel lokaal als

internationaal. Voor een adequate beschrijving van de luchtkwaliteit moeten al

deze bronnen worden meegenomen. Deze randvoorwaarde heeft geleid tot een

uitvoerige emissieregistratie, complexe modellen en validatie van de modellen

met metingen. Daardoor bestaat, in vergelijking met andere domeinen, al een

vrij complete informatiebasis. Dit betekent ook dat wijzigingen in één onderdeel

consequenties kunnen hebben voor andere onderdelen, en daarmee ook

consequenties kunnen hebben voor de betrouwbaarheid van het systeem en de

juridische bestendigheid.

De hier beschreven analyse is gebaseerd op het bestaande wettelijk kader. De

meest recente beschrijving, aangeleverd door het ministerie van IenM, van het

nieuwe wettelijk kader onder de omgevingswet, is opgenomen.

Een aantal voorbeelden voor de potentie van het digitale stelsel en het

informatiehuis lucht is geschetst in een apart laatste hoofdstuk.

Kernwoorden: Informatie huis, luchtkwaliteit, omgevingswet, laan van de

leefomgeving, digitaal stelsel

Page 6: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 6 van 69

Inhoudsopgave

1 Inleiding 9

2 Wettelijk kader en informatiebehoefte 12 2.1 Besluit kwaliteit leefomgeving 13 2.2 Informatiebehoefte 15 2.3 Decentrale omgevingswaarden 17

3 Inrichting 19 3.1 Wie zijn partners in het huis? 19 3.2 Welke partijen leveren data aan? 20 3.3 Hoe wordt de kwaliteitsborging georganiseerd? 20 3.4 Wie beheert de data? 21 3.5 Bestaat er een overleg met bestaande

governance/samenwerkingsstructuren? 21

4 Gegevens 23 4.1 Benodigde data/datastromen/databases tbv beslissingen met

rechtsgevolgen. 23 4.1.1 Implementaties standaardrekenmethoden 23 4.1.2 Generieke gegevens luchtkwaliteit 24 4.2 Achterliggende data/datastromen/databases 25 4.2.1 Concentratie metingen volgens de EU voorgeschreven

referentiemethoden of daaraan equivalent 25 4.2.2 Aanvullende concentratiemetingen NO2 (Palmesbuisjes) 26 4.2.3 Implementatie van modellen (door derden) 27 4.2.4 Referentiemetingen ammoniak 27 4.2.5 Passieve samplers ammoniak 27 4.2.6 Depositiemetingen 27 4.2.7 Samenstellingsmetingen fijn stof 27 4.2.8 Meteorologische gegevens 27 4.2.9 Emissies op individueel bedrijfsniveau 28 4.2.10 Landelijke emissies 28 4.2.11 Ruimtelijke verdeling emissies 28 4.2.12 Afhankelijk van centrale data basis 28 4.2.13 Geur 28 4.3 Gegevens- Wat zijn de (huidige) toetsingsinstrumenten en welke

mogelijke kansrijke zijn nieuw te ontwikkelen toetseninstrumenten

worden voorzien? 29 4.3.1 Concentratiemetingen volgens de EU voorgeschreven

referentiemethoden of daaraan equivalent 29 4.3.2 Rekentool NSL 30 4.3.3 AERIUS rekensysteem ten behoeve van de PAS 30 4.3.4 Toetsen van Geur 30 4.4 Gegevens - Wat is kwaliteitsniveau van de data in relatie tot 3b’s? wat is

nodig om het op niveau te brengen en wat gaat het kosten? 31 4.4.1 Bruikbaar 31 4.4.2 Bestendig voor de rechter 31 4.4.3 Eenvoudig beschikbaar 32 4.5 Welke onderwerpen en werkvelden behelst het informatiehuis? 32 4.6 Welke organisatie heeft welke soort informatie? 33 4.7 Waar is de informatie te vinden? 33

Page 7: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 7 van 69

4.8 Waar raakt het informatiehuis andere huizen en/of is er sprake van

overlap? 33 4.9 Welke informatiemodellen zijn er, wie zijn er voor verantwoordelijk en

lopen er acties om deze te integreren, uit te breiden of op te stellen? 33 4.10 Wie zijn bronhouders? 33 4.11 Welke standaarden worden gehanteerd? 34 4.11.1 Concentratiemetingen volgens de EU voorgeschreven

referentiemethoden of daaraan equivalent 34 4.11.2 Standaard rekenmodellen 34 4.11.3 Natte depositie 34 4.11.4 Emissie 34 4.12 Bij welke gegevens speelt privacy een rol? 35

5 Kwaliteitsborging 36 5.1 Kwaliteitsborging - Hoe wordt kwaliteit geborgd (kwaliteitsysteem)? 36 5.1.1 Metingen volgens de EU voorgeschreven referentiemethoden of daaraan

equivalent 36 5.1.2 Emissieregistratie 36 5.1.3 Standaard rekenmethoden 36 5.1.4 AERIUS/ PAS 37 5.1.5 Rekentool NSL 37 5.2 Kwaliteitsborging - Hoe en door wie wordt validatie uitgevoerd

(technisch en inhoudelijk)? 37 5.2.1 Metingen volgens de EU voorgeschreven referentiemethoden of daaraan

equivalent 37 5.2.2 Aanvullende metingen 38 5.2.3 Natte depositie 38 5.2.4 Actuele meetwaarden 38 5.3 Kwaliteitsborging - Domein specifieke uitwerking van de

kwaliteitscriteria (3b’s) 39 5.4 Kwaliteitsborging - Link leggen met doelarchitectuur 41

6 Vraagsturing 42 6.1 Vraagsturing: Aan welke informatieproducten/gegevenssets is er (nu al)

vanuit de gebruiker behoefte? En waarom? 42 6.2 Vraagsturing: Bij welke doelgroepen? Wat is daarvoor (nog) nodig? Wat

leveren die producten op? 42 6.2.1 Initiatiefnemers en vergunningverleners 42 6.2.2 Gemeentes 42 6.2.3 Provincies 42 6.2.4 Burgers/omwonenden 43 6.2.5 Issues/analyse punten 43 6.3 Hoe wordt vraagsturing gerealiseerd? 44 6.4 Stakeholderanalyse 44

7 Haalbaarheid 45 7.1 Wat is de verwachte planning, termijnen en groeicurve van het

informatiehuis? 45 7.2 Wat zijn de essentiële randvoorwaarden voor de start en ontwikkeling

van het informatiehuis? Wat is de verwachte planning 45

8 Informatiehuis lucht: Droomhuis langs de laan 46

9 Bijlagen 50

Page 8: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 8 van 69

9.1 1 Stakeholdersanalyse informatiehuis luchtkwaliteit 50 9.2 Bijlage 2 Informatie model 55 9.3 Bijlage 3, overzicht gegevensstromen 56 9.4 Bijlage 4, overzicht belangrijkste actoren 63 9.5 Bijlage 5: Kwaliteitsplan Emissieregistratie 65 9.5.1 Uitgangspunten kwaliteit 65 9.5.2 Structurele QA/QC acties 65 9.6 Overzicht met meetnetten van passieve samplers 69

Page 9: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 9 van 69

1 Inleiding

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. De

wet treedt in 2018 in werking. Met de Omgevingswet bundelt de overheid 26

bestaande wetten op het gebied van onder meer bouwen, milieu, water,

ruimtelijke ordening en natuur. Met de nieuwe Omgevingswet wil het kabinet:

de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur

beter op elkaar afstemmen;

duurzame projecten stimuleren;

gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte geven om hun

omgevingsbeleid af te stemmen op hun eigen behoeften en

doelstellingen.

Om deze doelen te kunnen realiseren is een verbeterslag nodig in de digitale

informatievoorziening. Dit gerealiseerd in de laan voor de leefomgeving waaraan

een aantal informatiehuizen is voorzien. Dit rapport geeft een nadere analyse

van de informatievoorziening die nu al bestaat op het gebied van de

luchtkwaliteit en de veranderopgave richting in informatiehuis aan de laan. De

scope van de analyse richt zich op het primaire doel van de laan namelijk het

ondersteunen van beslissingen met rechtsgevolgen onder het regime van de

omgevingswet.

Voor het digitale stelsel dat de invoering van de omgevingswet moet

ondersteunen is in 2014 GOAL programmadefinitie1 uitgevoerd en is de

Factsheet informatiehuislucht2 opgesteld. De termen en definities in de hier

voorliggende nadere analyse zijn gebaseerd op deze beide studies. In het kader

van de gegevens voorziening voor de Omgevingswet zijn al eerder meer

indicatieve analyses uitgevoerd, zoals de “Uitwerking gegevensvoorziening

Omgevingswet”3.Hierin wordt de gegevensvoorziening voor de luchtkwaliteit in

het algemeen als behoorlijk goed beschreven. In het rapport wordt ook een

aantal aandachtspunten benoemd zoals de continuïteit van de

gegevensvoorziening nadat het NSL is afgelopen en de kwaliteit van

verkeersgegevens.

Informatiebehoefte

Het primaire doel van de laan is het ondersteunen van beslissingen met

rechtsgevolgen. Deze ondersteuning betekent dat de laan voorziet in informatie

waarmee initiatiefnemers, bevoegd gezagen en andere belanghebbenden de

gevolgen van beslissingen voor de luchtkwaliteit kunnen beoordelen.

De informatiebehoefte voor lucht is afhankelijk van het wettelijk kader, en dan

met name het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en ministeriele regelingen

onder het Bkl waarin bijvoorbeeld de bepalingen in de huidige Regeling

beoordeling 2007 zullen terugkomen.

Het wettelijk kader voor projectonderbouwingen onder de Omgevingswet

verschilt van het huidige wettelijk kader (Wet milieubeheer). Er is een aantal

1 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2015/02/18/bijlage-2-naar-de-laan-van-

de-leefomgeving-bouwsteen-voor-een-digitaal.html 2https://omgevingswet.pleio.nl/file/download/27383702 3http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/december/Uitwerking_Geg

evensvoorziening_omgevingswet

Page 10: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 10 van 69

vereenvoudigingen doorgevoerd waardoor in minder gebieden en voor minder

projecten een toets op luchtkwaliteit vereist is. Deze vereenvoudigingen zijn

mogelijk in gebieden waar de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in

de bestaande situatie ruim voldoen aan de rijksomgevingswaarden.

Uitgaande van het wettelijk kader onder de Omgevingswet licht het voor de

hand de volgende gegevens en instrumenten op te nemen in het Informatiehuis

lucht:

Implementaties standaardrekenmethoden, zoals nu ook beschikbaar

worden gesteld door IenM (Rekentool voor berekeningen langs wegen

en ISL3a voor inrichtingen) en aanvullende tools, zoals de NIBM tool.

Generieke gegevens (GCN kaarten, emissiefactoren wegverkeer en

veehouderijen, ruwheidkaarten, meteorologische gegevens).

Rekenresultaten van de landelijke monitoring rijksomgevingswaarden

luchtkwaliteit, zoals voorzien onder de Omgevingswet en vastgelegd in

het Bkl.

De bovenstaande ‘basis’ gegevens en instrumenten’ worden weer ‘gevoed’ met

informatie vanuit verschillende projecten met een bredere reikwijdte dan alleen

lokale luchtkwaliteit (Emissieregistratie, Modellen, Meetnet).

De omgevingswet biedt ruimte voor lokale afwegingen. Lokale overheden

kunnen daartoe voor luchtkwaliteit decentrale omgevingswaarden vaststellen.

Indien een gemeente een decentrale omgevingswaarde vaststelt dan verbindt de

omgevingswet hieraan geen gevolgen voor vergunningen of projectbesluiten.

Het is aan het bestuursorgaan die de omgevingswaarde stelt, om deze te

“vertalen” in maatregelen om de omgevingswaarde te behalen. Mocht een

gemeente een decentrale omgevingswaarde stellen, dan is het aan de

gemeente/provincie om de monitoring van deze omgevingswaarde te regelen en

te financieren.

In hoeverre het Informatiehuis lucht de informatiebehoefte met betrekking tot

de decentrale omgevingswaarden moet en kan ondersteunen is nog een

aandachtspunt.

Het wettelijk kader en de daaruit volgende informatiebehoefte is nader

beschreven in hoofdstuk 2. De beschrijving van het wettelijk kader en de daaruit

volgende informatiebehoefte is aangeleverd door het ministerie van IenM. De

wet- en regelgeving is momenteel nog in ontwikkeling, en de beschreven

wettelijke kaders gaan uit van de ontwerp besluiten die in oktober 2015 de fase

van preconsultatie zijn ingegaan.

Huidige systeem

Luchtverontreinigende stoffen kunnen zich over grote afstanden verspreiden.

Daarom is er een lange historie van internationale afspraken voor de reductie en

monitoring van deze stoffen zowel in het kader van de EU als van de Verenigde

Naties. Vanwege het grote verspreidingsgebied wordt de luchtkwaliteit op een

bepaalde locatie beïnvloed door een groot aantal bronnen en is voor een

adequate monitoring veel informatie nodig. Daarmee bevat het bestaande

monitoringsysteem voor luchtkwaliteit al veel elementen van de

informatiestructuur die ook als basis voor het nieuwe “informatiehuis”

noodzakelijk is. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de bestaande meetnetten

voor bepaling van de luchtkwaliteit, de monitoring van het NSL en PAS. Veel van

deze infrastructuur, zoals bijvoorbeeld de “Emissieregistratie” (ER) is opgebouwd

Page 11: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 11 van 69

vanuit de eisen van allerlei wetgeving en verdragen. De ER is geoptimaliseerd op

het efficiënt vervullen van al deze verplichtingen. De Emissieregistratie heeft een

breder scope dan alleen luchtkwaliteit maar het deel van de emissieregistratie

dat met luchtkwaliteit te maken heeft is dominant. Het belang van informatie uit

de Emissieregistratie is momenteel dermate groot dat er vooralsnog vanuit

is/wordt gegaan dat de Emissieregistratie een onderdeel van het informatiehuis

lucht is.

Verandering

De basiscomponenten voor een informatiehuislucht zijn in essentie in de huidige

systemen aanwezig. Het ombouwen en verrijken naar een informatiehuis lucht

biedt de kans om het gebruikersperspectief van vergunningverlening en

planvorming centraal te stellen. Vanuit het gebruikers perspectief kan een veel

scherper beeld ontstaan van welke informatieproducten nodig zijn en een

daadwerkelijke bijdrage leveren aan bijvoorbeeld een soepele aanvraag en

beoordeling van een vergunning. Daaruit kan vervolgens blijken/volgen welke

aanpassingen in de basis componenten noodzakelijke zijn.

De presentatie van de resultaten in het voorliggende werkdocument is volgens

de template opgebouwd die bij de opdrachtverlening voor alle informatiehuizen

is verstrekt. De template is nauwgezet gevolgd omdat dit werkdocument

gemaakt wordt voor een overzicht over alle informatiehuizen.

Geur. Er is een grote overlap tussen de bronnen van geur en de wijze van

verspreiding van geur met luchtverontreinigende componenten. Er wordt gebruik

gemaakt van dezelfde rekenmodellen (op basis van het Nieuw Nationaal Model

(NNM)). Ook in de nieuwe omgevingswet zijn beslissingen met rechtsgevolgen

(vergunningen in ieder geval voor landbouw) op basis van geur voorzien. Het

koppelen van de informatievoorziening van geur aan het informatiehuis lucht

kan daarom in principe tot efficiency voordelen leiden. Een paar overeenkomsten

zijn in kaart gebracht.

Page 12: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 12 van 69

2 Wettelijk kader en informatiebehoefte

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. De

wet treedt in 2018 in werking.

Eén van de doelstellingen van de Omgevingswet is om besluitvorming over

projecten in de fysieke leefomgeving te versnellen en te vereenvoudigen zonder

afbreuk te doen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ook voor luchtkwaliteit is

gekeken hoe de besluitvorming vereenvoudigd zou kunnen worden. In

aansluiting daarop is tevens gekeken naar de wijze waarop de monitoring

ingericht moet worden om de besluitvorming te faciliteren. Tevens geldt de

monitoring, in combinatie met de verplichting om bij (dreigende) overschrijding

een programma met maatregelen op te stellen, als een waarborg dat de

omgevingswaarden niet worden overschreden.

De mogelijkheden voor vereenvoudigingen zijn onder meer afhankelijk van de

ontwikkeling van de luchtkwaliteit: de mate waarin aan de normen wordt

voldaan. Uit de monitoring van het NSL blijkt dat het aantal wegen met een

overschrijding van de grenswaarden de achterliggende jaren sterk is gedaald. In

2010 was langs bijna 1100 km weg sprake van NO2 concentraties boven de

grenswaarde. In 2014 is dit afgenomen tot ongeveer 30 km weg. Zie

onderstaande figuur.

Voor 2015 is langs ruim 12 km weg een overschrijding berekend. In 2020 doen

zich naar verwachting geen overschrijdingen langs wegen meer voor. Ook de

metingen en de berekende grootschalige achtergrondconcentraties (GCN

kaarten) tonen een dalende trend.

Deze positieve ontwikkeling van de luchtkwaliteit biedt ruimte voor

vereenvoudigingen in de landelijke monitoring van de luchtkwaliteit en de

onderbouwing van ruimtelijke projecten, zonder dat dit ten koste gaat van de

juridische bestendigheid van het systeem.

Page 13: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 13 van 69

De uitgangspunten voor de monitoring en projectonderbouwingen onder de

Omgevingswet zijn vastgelegd in het ontwerp Besluit kwaliteit leefomgeving

(Bkl), dat in oktober 2015 de fase van preconsultatie is ingegaan.

In dit hoofdstuk worden eerst de uitgangspunten in het Bkl nader toegelicht

(paragraaf 2.1). Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 beschreven wat dit betekent

voor de informatiebehoefte bij besluitvorming en de mate waarin het

informatiehuis in deze behoefte kan voorzien. Paragraaf 2.3 gaat in op de relatie

tussen decentrale omgevingswaarden en het Informatiehuis.

2.1 Besluit kwaliteit leefomgeving

Deze paragraaf gaat in op de volgende onderdelen in het Besluit kwaliteit

leefomgeving:

omgevingswaarden

monitoring

projectonderbouwingen.

Het rijk stelt voor een aantal onderwerpen, waaronder luchtkwaliteit,

rijksomgevingswaarden vast. De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit

vloeien voort uit Europese wetgeving. Daarnaast is voor luchtkwaliteit de keuze

gemaakt dat gemeenten en provincies afwijkende of aanvullende

omgevingswaarden kunnen stellen (art 2.2 Bkl) en hiermee een eigen invulling

geven aan de beleidsambities ten aanzien van luchtkwaliteit (zie paragraaf 2.3).

Ten aanzien van de monitoring luchtkwaliteit volgt uit de bepalingen in het

Bkl:

In heel Nederland vindt monitoring plaats op basis van metingen en

grootschalige berekeningen (GCN kaarten)

In verschillende agglomeraties/gebieden (zogenoemde kritische gebieden)

maken ook detailberekeningen langs wegen voor NO2 en PM10 deel uit van de

landelijke monitoring. Buiten deze gebieden liggen de niveaus van

luchtverontreiniging zo ver onder de norm dat detailberekeningen hier geen

deel uitmaken van de landelijke monitoring.

De begrenzing van de kritische gebieden, zoals opgenomen in het ontwerp Bkl,

is weergegeven in onderstaande kaart. De onderbouwing van de kritische

gebieden wordt voorjaar 2016 geactualiseerd. Dat kan leiden tot aanpassingen

in de begrenzing. De kritische gebieden zullen meerjaarlijks worden herzien, en

zullen dan naar verwachting qua grootte afnemen.

De huidige begrenzing van de kritische gebieden is zeer voorzichtig ingestoken

(ruime veiligheidsmarges onder de grenswaarde en een worst case benadering

met betrekking tot de bijdrage van toekomstige ruimtelijke projecten).

Page 14: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 14 van 69

Ten opzicht van de huidige monitoring luchtkwaliteit in het NSL vinden

detailberekeningen plaats in een aanzienlijk minder groot gebied (kritische

gebieden zijn kleiner dan NSL gebieden). Deze vereenvoudiging sluit logisch aan

bij de transitie van een situatie waarin normen worden overschreden en het

monitoringssysteem bedoeld is om te beoordelen of tijdig aan de grenswaarden

wordt voldaan, naar een situatie waarin vrijwel geen sprake meer is van

dreigende overschrijdingen en het monitoringssysteem bedoeld is om een

‘vinger aan de pols’ te houden.

Bij de onderbouwing van projecten maakt het Bkl onderscheid gemaakt

tussen ruimtelijke projecten en vergunningplichtige milieubelastende

activiteiten.

Voor vergunningplichtige milieubelastende activiteiten blijft in beginsel voor heel

Nederland een toets op luchtkwaliteit gelden. Voor ruimtelijke projecten vervalt

de toets wanneer het project geen effecten heeft in de kritische gebieden.

Uitzonderingen zijn ruimtelijke projecten die betrekking hebben op nieuwe

rijkswegen en nieuwe tunnels. Voor deze categorieën projecten geldt dat ook in

niet-kritische gebieden een toets op luchtkwaliteit vereist is.

Wanneer een toets op luchtkwaliteit aan de orde is, dient voor een

vergunningplichtige milieubelastende activiteit of een ruimtelijk plan te worden

beoordeeld of:

- de concentraties in de beoogde nieuwe situatie voldoen aan de

rijksomgevingswaarden, ofwel

- de concentratiebijdrage als gevolg van het project niet in betekenende mate

bijdraagt (minder dan 3 procent van de jaargemiddelde grenswaarden voor

NO2 en PM10).

Page 15: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 15 van 69

Toetsen aan omgevingswaarden of

NIBM grondslag?

Kritische gebieden Niet-kritische

gebieden

Ruimtelijke projecten Ja nee

Uitzonderingen:

- nieuwe rijkswegen

- tunnels

Ja

Ja

ergunningplichtige

milieubelastende

activiteiten

Ja Ja

De rekenmethoden die moeten worden toegepast bij de monitoring

luchtkwaliteit en de onderbouwing van projecten zijn vastgelegd in de Regeling

beoordeling luchtkwaliteit 2007. In die Regeling is ook voorgeschreven dat bij de

beoordeling van de luchtkwaliteit de generieke gegevens (GCN kaarten,

emissiefactoren wegverkeer en veehouderijen, meteorologische gegevens en

ruwheidkaarten) moeten worden gebruikt die IenM jaarlijks voor 15 maart

bekend maakt.

De bepalingen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 komen in beginsel

terug in ministeriële regelingen onder het Bkl.

2.2 Informatiebehoefte

Ten behoeve van de toetsing aan luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in het Bkl,

dient de initiatiefnemer, voor stoffen waarvoor rijksomgevingswaarden gelden,

inzicht te geven in:

de veranderingen in concentraties als gevolg van de nieuwe activiteit of het

nieuwe plan

de totale concentraties in de situatie met realisatie van de activiteit of het

plan.

Dit betekent dat behoefte is aan informatie over de:

- de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit.

- concentratiebijdrage van de activiteit of het plan in de beoogde situatie4.

De GCN kaarten kunnen voorzien in de informatie over de autonome

ontwikkeling van de luchtkwaliteit. De GCN kaarten kunnen daarom deel

uitmaken van het Informatiehuis.

De informatie over de concentratiebijdrage van de activiteit of het plan volgt

uit modelberekeningen. De toegepaste modellen maken hiertoe gebruik van:

- bronkenmerken die door de aanvrager worden ingevoerd (bijvoorbeeld

verkeersgegevens bij infraprojecten, of gegevens over emissies,

schoorsteenhoogte en warmte-emissie bij industriële activiteiten)

- generieke gegevens over de luchtkwaliteit (GCN kaarten, emissiefactoren

wegverkeer, emissiefactoren veehouderijen, meteorologische gegevens en

ruwheidkaarten).

4 Indien sprake is van een aanpassing van een bestaande activiteit of bestaand plan, is

ook inzicht gewenst in de concentratiebijdrage van de activiteit of het plan in de bestaande situatie.

Page 16: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 16 van 69

In regelingen onder het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt vastgelegd welke

standaardrekenmethoden bij deze berekeningen moeten worden toegepast en

welke generieke gegevens voor luchtkwaliteit moeten worden gebruikt.

Door IenM worden momenteel de volgende rekenmodellen beschikbaar gesteld,

die voldoen aan de wettelijke eisen: NSL Rekentool (voor wegen) en ISL3a (voor

inrichtingen). Verder wordt via InfoMil bijvoorbeeld ook de zogenoemde NIBM

tool beschikbaar gesteld5.

Daarnaast publiceert IenM jaarlijks op 15 maart de generieke gegevens voor

luchtkwaliteit.

Het ligt het voor de hand om deze wettelijk voorgeschreven en beschikbaar

gestelde rekenmodellen (en tools) en generieke gegevens deel te laten uitmaken

van het Informatiehuis Lucht, waar mogelijk aangevuld met ‘tools’ waarmee

voor relatief eenvoudige projecten snel en eenvoudig een toets voor

luchtkwaliteit kan worden uitgevoerd. Ook het rekenmodel AERIUS kan mogelijk,

op termijn, worden toegevoegd aan de beschikbare rekenmodellen voor

concentratieberekeningen.

Met deze rekenmodellen en generieke gegevens kunnen voor heel Nederland de

concentratiebijdragen worden berekend van stoffen waarvoor

rijksomgevingswaarden gelden6.

Aanvullend op de rekenmodellen en generieke gegevens (waaronder de GCN

kaarten) kunnen ook de rekenresultaten van de landelijke monitoring

luchtkwaliteit, zoals voorzien onder de Omgevingswet en vastgelegd in het Bkl,

deel uitmaken van het Informatiehuis.

Het gaat daarbij met name om detailberekeningen langs wegen die worden

uitgevoerd in gebieden waar de achtergrondconcentraties relatief hoog zijn

(‘kritische gebieden’). Indien effecten van geplande projecten zijn verwerkt in

deze monitoring, kunnen de monitoringsresultaten ook worden gebruikt bij de

toetsing van activiteiten en plannen.

In onderstaand schema zijn de drie basiselementen van het informatiehuis lucht,

die van belang zijn voor beslissingen met rechtsgevolgen, weergegeven:

- Rekenmodellen

- Generieke gegevens luchtkwaliteit

- Resultaten (detail)berekeningen monitoring luchtkwaliteit.

Deze basiselementen worden weer ‘gevoed’ met informatie vanuit verschillende

projecten met een bredere reikwijdte dan alleen lokale luchtkwaliteit

(Emissieregistratie, Modellen, Meetnet).

5 De NIBM tool is een rekentool voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben

op de luchtkwaliteit. Hiermee kunt u op een eenvoudige en snelle manier bepalen of een plan niet in

betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

6 Buiten de kritische gebieden vinden dus in beginsel geen detailberekeningen langs wegen plaats in het kader

van de landelijke monitoring, maar is het dus wel mogelijk voor overheden om detailberekeningen uit te voeren

op basis van beschikbaar gestelde rekenmodellen en generieke gegevens.

Page 17: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 17 van 69

2.3 Decentrale omgevingswaarden

Gemeenten en provincies kunnen afwijkende of aanvullende omgevingswaarden

luchtkwaliteit stellen (art 2.2 Bkl).

Met afwijkende omgevingswaarde wordt bedoeld: een andere waarde van de

door het Rijk gestelde omgevingswaarde, bijvoorbeeld een scherpere norm

voor fijn stof. Het is niet toegestaan om een lagere kwaliteit als lokale

omgevingswaarde vast te stellen.

Met een aanvullende omgevingswaarde wordt bedoeld: een parameter die

niet door het Rijk wordt genormeerd, bijvoorbeeld roet. Het opnemen van

een decentrale omgevingswaarde in een omgevingsplan leidt tot een

monitoringsverplichting en een programmaplicht bij dreigende overschrijding.

Indien een gemeente een decentrale omgevingswaarde vaststelt dan verbindt de

omgevingswet hieraan geen gevolgen voor vergunningen of projectbesluiten.

Het is aan het bestuursorgaan die de omgevingswaarde stelt, om deze te

“vertalen” in maatregelen om de omgevingswaarde te behalen.

Mocht een gemeente een decentrale omgevingswaarde stellen, dan is het aan de

gemeente/provincie om de monitoring van deze omgevingswaarde te regelen en

te financieren.

Wanneer decentrale omgevingswaarden betrekking hebben op stoffen

waarvoor ook rijksomgevingswaarden gelden (zoal PM10, PM2,5, NO2), dan kan

voor de monitoring en eventuele toetsing van projecten gebruik worden

gemaakt van de rekenmodellen en generieke invoergegevens die deel

uitmaken van het Informatiehuis.

Voor EC (roet) zijn gegevens beschikbaar over roetconcentraties en

emissiefactoren. Deze zullen naar verwachting ook deel gaan uitmaken van het

Informatiehuis. Dat betekent dat bij decentrale omgevingswaarden die

betrekking hebben op roet, voor de monitoring en eventuele toetsing van

projecten naar verwachting ook gebruik kan worden gemaakt van de

rekenmodellen en generieke invoergegevens die deel uitmaken van het

Informatiehuis. Informatie die nodig is voor de monitoring van of toetsing aan

Ondersteuning beslissingen met rechtsgevolgen

(vergunningen en ruimtelijke plannen)

Rekenmodellen en tools:

Rekenmodellen (vrij

beschikbaar gesteld) die

voldoen aan wettelijke eisen:

(NSL) Rekentool, ISL3a,

NIBM tool, AERIUS,…

Generieke gegevens luchtkwaliteit

Zoals voorgeschreven in Rbl:

GCN kaarten

Emissiefactoren wegverkeer

Emissiefactoren veehouderijen

Meteo, Ruwheidskaarten

Resultaten landelijke

monitoring luchtkwaliteit

conform uitgangspunten BKL

(metingen, detailberekeningen

in ‘kritische gebied’)

Modellen

OPS, LEO, LOTUS-

EUROS, TREDM, SRM

implementaties,…

Meetnetten

LML,…

Emissieregistratie

Beslu

it k

walite

it

leefo

mg

evin

g

Monitoring

rijksomgevingswaarden

Verkeersgegevens

Page 18: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 18 van 69

decentrale omgevingswaarden voor andere stoffen (anders dan stoffen waarvoor

rijksomgevingswaarden gelden en roet) kan in het informatiehuis worden

opgenomen. Maar zoals hierboven gesteld: het is aan de gemeente/provincie om

de monitoring te regelen en te financieren

Page 19: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 19 van 69

3 Inrichting

Toetsing binnen het domein van het informatiehuis lucht vindt traditioneel vooral

plaats in de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma

Luchtkwaliteit (NSL). Er zijn meerdere soorten data en informatiestromen binnen

het huis die nodig zijn om de toetsing binnen het NSL mogelijk te maken.

Samenvattend zien we metingen, modellen en de emissieregistratie. Binnen die

verzamelingen bestaan subsets van gegevens. Iedere set kan verschillende

partners, leveranciers, kwaliteitscriteria etc. Hebben, daarom worden die

eigenschappen telkens per informatiestroom beschreven in de volgende

hoofdstukken. Er is inmiddels meer dan 5 jaar ervaring met de aanlevering van

gegevens voor de NSL reken/toetsingsslag. Dit heeft geleid tot zowel

verbetering van de kwaliteit van de gegevens zelf als van de processen waarmee

ze worden verzameld.

Sinds kort is ook het rekeninstrument AERIUS ten behoeve van de toetsing van

Programmatische Aanpak Stikstof operationeel. De systematiek van AERIUS

heeft overeenkomsten met de systematiek van het NSL, waarmee ook gebruik is

gemaakt van de ervaringen uit het NSL. De toetsing in AERIUS is echter

dermate anders/complexer dan de toetsing in het NSL dat dit tot aanzienlijke

zorgen bij de stakeholders leidt (zie stakeholder analyse).

3.1 Wie zijn partners in het huis?

In het huis Lucht zijn schematisch een drietal functie te onderscheiden:

Bronhouders. Traditioneel zijn dit overheidspartijen, zoals gemeenten,

die gegevens aanleveren over meetresultaten, verkeer,

bevolkingsontwikkeling, etc. maar ook instanties als het CBS, Kadaster,

Topografische Dienst, KNMI etc. Een ieder die gegevens aanlevert aan

de Emissieregistratie is ook als bronhouder te zien.

Gegevensbewerkers. Dat is bv. het RIVM, die gegevens van de

Emissieregistratie en het meetnet bewerkt tot de GCN, die vervolgens

weer input vormt voor de modellen

Gebruikers. Deze zijn weer te onderscheiden in

o instanties, die met behulp van modellen uitkomsten genereren,

die weer gebruikt worden in beleidsprocessen en

eindgebruikers, zoals initiatiefnemers van projecten,

o ambtenaren en bestuurders, die besluiten voorbereiden en

nemen,

o burgers en ondernemers, die informatie over de luchtkwaliteit

willen hebben en

o uiteindelijk ook Europa, waaraan gerapporteerd moet worden

en die deze gegevens gebruikt voor normstellingsdiscussies.

De eerste twee functies zijn nu al operationeel met bestaande partners. Een deel

van deze structuren hoeft niet of nauwelijks te veranderen.

Een overzicht van de belangrijkste actoren met een schatting van de kosten is

gegeven in tabel 4. De kosten voor aansluiting van het huis aan het digitale

stelsel zijn vermoedelijk veel kleiner dan deze jaarlijkse kosten. Een schatting

van deze kosten is echter relatief onzeker omdat het stelsel met haar

aansluitvoorwaarden en centrale voorzieningen nog niet bekend is. Ook de

mogelijke nieuwe informatieproducten zijn nog onbekend. Hoofdstuk 8 beschrijft

Page 20: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 20 van 69

enkele mogelijkheden. Het ministerie van IenM heeft aangegeven dat het

monitoren van decentrale omgevingswaarden in principe in het Informatiehuis

Lucht kan worden opgenomen. Maar dit moet dan wel door de decentrale

overheden geregeld en gefinancierd worden.

Enkele veranderingen zijn nu al te voorzien, met mogelijk de behoefte aan

nieuwe partners.

Bronnenhouders: bijvoorbeeld voor verkeer heeft de monitoring van het NSL

een eigen bestand met zowel de baten (eigen gegevens op maat) maar ook de

lasten (zorg voor onderhoud en consistentie). Bij het uitrollen van de laan van

de leefomgeving is een centrale verkeersdatastroom voorzien.

De rol van de gebruikers komt meer centraal te staan dan in de huidige

systemen het geval is. Daarom wil het RIVM nieuw partners zoeken die

gebruikerswensen kunnen inventariseren en namens de gebruikers kunnen

prioriteren.

3.2 Welke partijen leveren data aan?

Dit zijn diverse verzamelingen van partijen die data aanleveren. De volgende

type bronhouders zijn geïdentificeerd. Voor meer informatie het hoofdstuk 3

over de “gegevens”.

Metingen volgens EU methoden: RIVM, GGD-A en DCMR

Metingen met alternatieve methoden RIVM, diverse gemeenten en

provincies en Milieudefensie

Verkeersgegevens Wegbeheerders zoals

gemeenten, prov. en RWS.

Meteogegevens KNMI

Emissiegegevens Via de ER zijn dit de rapportage

plichtige bedrijven, KvK, CBS,

RVO en vele anderen (zie Bijlage

2 en 3)

In totaal betreft het tientallen partijen.

De processen rond de datastromen die in het informatiehuis lucht spelen zijn

vorig jaar gevisualiseerd in een procesmodel (zie Bijlage 2). De voorliggende

nadere analyse moet uiteindelijk deze datastromen omvatten waarbij niet alleen

de procesgang maar ook de inhoudelijke kwaliteit wordt beschreven. In deze

versie wordt daarmee een begin gemaakt. Het procesmodel beschrijft

datastromen tussen instanties. Aanvullend op dit model zijn ook relevante

datastromen binnen instanties opgenomen.

3.3 Hoe wordt de kwaliteitsborging georganiseerd?

In het huis Lucht zijn verschillende blokken te onderscheiden (metingen,

modellen, Emissieregistratie). In ieder blok is kwaliteitsborging

geïmplementeerd, zowel via technische voorschriften als via technisch

inhoudelijke overlegorganen. Dit wordt bij de informatiestromen zelf in meer

detail beschreven. De kwaliteitsborging over het huis als totaal systeem is

minder systematisch geregeld.

Page 21: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 21 van 69

3.4 Wie beheert de data?

Zie beschrijving van de afzonderlijke data stromen.

3.5 Bestaat er een overleg met bestaande

governance/samenwerkingsstructuren?

Binnen de verschillende blokken bestaan overlegstructuren.

Monitoring van het NSL

Op de website van Infomil zijn de taken binnen de monitoring van het NSL

beschreven7. Hier zijn ook gedetailleerde procesafspraken te vinden8. Hierin

worden zowel de activiteiten als de overlegstructuren benoemt:

NSL overleggroep: enkele keren per jaar, deelnemers: I&M, provincies,

Gemeenten, RWS, Infomil en RIVM

NSL Managersoverleg: voor issues die “NSL overleggroep” ontstijgen. Kan

NSL-Bestuurlijkoverleg organiseren. Is de laatste jaren niet meer

bijeengekomen.

NSL-Bestuurlijkoverleg. Voor bestuurlijke issues. Is de laatste jaren niet

meer bijeengekomen.

NSL opdrachtgevers overleg: I&M, RIVM en Infomil gaat vooral over

aanpassingen van de monitoringstool.

NSL gebruikersgroep. Vertegenwoordigers uit NSL overleg groep die snel

feedback geven op voorstellen en testversie uitproberen. Was essentieel in

de eerste jaren van het NSL. Nu minder actie noodzakelijk

AERIUS

Op de website van de Programmatische Aanpak Stikstof zijn de doelstellingen en

de taken van diverse partijen beschreven9. Voor vergunningaanvragen en

verlening wordt gebruik gemaakt van het rekeninstrument AERIUS. De rol van

diverse partijen in AERIUS en de monitoring is beschreven in het

Monitoringsplan 2015-202110. Hierin zijn beschreven:

Stuurgroep ontwikkeling en implementatie PAS instrumenten (managers):

maandelijks, deelnemers: EZ, RWS, Pasbureau, RIVM, IPO

Regiegroep PAS (DG niveau): EZ, I&M, RWS, Defensie, IPO, VNG, Pasbureau

en unie van waterschappen.

Bestuurlijk overleg PAS: Stas EZ, min I&M, gedeputeerden Natuur

Diverse gebruikersgroepen AERIUS (inhoudelijk): EZ, I&M, RWS, Defensie, IPO,

Pasbureau, bedrijfsleven (LTO, havenbedrijven).

Emissieregistratie11

Stuurgroep Emissieregistratie

Werkgroepmonitoring

Taakgroep per werkveld

Metingen

De luchtmeetnetten in Nederland werken samen om de kwaliteit van de

meetresultaten en te borgen en verbeteren. Om de informatie te ontsluiten voor

7 http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/slag/monitoren/monitoring-nsl/

8 http://www.infomil.nl/publish/pages/57110/procesafspraken_monitoring_nsl_2015_definitief.docx

9 http://pas.natura2000.nl/pages/home.aspx

10 pas.natura2000.nl/files/pas-monitoringsplan-definitief.pdf

11 IenM heeft nog geen beslissing genomen of de PRTR register binnen het stelsel dient te vallen.

Page 22: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 22 van 69

het publiek, één van de eisen in de Europese luchtkwaliteitsrichtlijn, wordt de

gezamenlijke website en de app Mijn luchtkwaliteit gebruikt. Overleggen

structuren:

Overleggroep luchtmeetnetten (OLM): jaarlijks, RIVM, I&M, DCMR, GGD

Amsterdam, provincie Limburg, OMWB, provincie Gelderland.

Partneroverleg (managers): RIVM, DCMR en GGD A

Werkgroepen: meetinstrumenten, website/app en een jaarlijkse

meetnettendag

Modellen

ELM: expertgroep voor issue’s over modellen voor (lokale) luchtkwaliteit.

Vaste deelnemers I&M en RIVM en verder op uitnodiging op basis van

expertise.

WLM: werkgroep modellen. Voorzitter I&M. Gericht op uitwisselen informatie

en feedback.

Informatiehuis luchtkwaliteit als geheel

Er is nog geen overkoepelend overlegstructuur voor hele informatiehuis als

geheel. In de gewenste situatie (soll) wordt het informatiehuis meer als geheel

bekeken en niet alleen vanuit de al bestaande onderdelen. Hier zit zowel een

bestuurlijke als een technisch inhoudelijke kant aan.

Voor diverse onderdelen wordt voorzien dat het systeem afhankelijk gaat/zal

zijn van de inzet van derden zonder dat er bestuurlijke afspraken zijn over

continuïteit en financiering. Ook lijkt er een mismatch tussen enerzijds partijen

die relatief veel betalen maar zelf slechts beperkte inhoudelijke ambities hebben

en anderzijds partijen met meer inhoudelijke ambitie maar zonder financiële

bijdragen. Aanbevolen wordt om hierover bijtijds bestuurlijk akkoorden te

sluiten omdat zulke mismatches een bedreiging kunnen worden voor het

functioneren en daarmee de reputatie van het informatiehuis.

De bestaande onderverdeling in de diverse disciplines, meten, modeleren en

emissieregistratie is ontstaan om ieder van die disciplines optimaal te laten

functioneren. Optimalisaties over de grenzen van de disciplines heen is daarbij

geen prioriteit geweest. Versterking van discipline-overstijgende analyses en

overleg biedt de kans om nieuwe optimalisatierichtingen te benutten. Dergelijke

analyses kunnen ook helpen om de vraagsturing te ondersteunen.

Geur

Op dit moment loopt er een evaluatie over de geurwetgeving. Dit is een tijdelijk

project, waarin twee officiële overleggroepen zijn:

Bestuurlijk overleg van de Werkgroep geurevaluatie (IPO, VNG, GGD,

branchevertegenwoordigers, milieuorganisaties).

Ambtelijk overleg van de Werkgroep geurevaluatie (zelfde organisaties).

Regulier: Expertgroep V-stacks, met daarin ontwikkelaar, InfoMil, technische

experts en gebruikers. Voor adviezen voor gebruik en verbetering van de

rekenmodellen V-stacks vergunning en V-stacks gebied.

Page 23: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 23 van 69

4 Gegevens

4.1 Benodigde data/datastromen/databases tbv beslissingen met

rechtsgevolgen.

Een volledig overzicht van alle gegevensstromen is weergegeven in de bijlagen 2

en 3. Per cluster worden hier de karakteristieken beschreven (met code). In

Bijlage 3 zijn gegevens over de datastromen samengevat. Dit hoofdstuk

beschrijft de data instrumenten die primair nodig zijn voor beslissingen met

rechtsgevolgen. Het volgende hoofdstuk beschrijft de achterliggen gegevens en

modellen.

4.1.1 Implementaties standaardrekenmethoden

In de RBL12 zijn de methoden voorgeschreven waarmee de luchtkwaliteit moet

worden beoordeeld voor wegen (standaardrekenmethoden 1 en 213) en

inrichtingen (standaardrekenmethode 3). De concentratiebijdragen van deze

bronnen (wegen en inrichtingen) worden met deze rekenmethoden berekend.

Om te komen tot totale concentraties worden deze bijdragen opgeteld bij de

grootschalige achtergrondconcentraties (GCN kaarten). Dit zijn:

SRM-1 voor binnenstedelijk verkeer14

SRM-2 voor het hoofdwegennet15

SRM-3 voor puntbronnen16

NSL Rekentool

De NSL rekentool17 is bedoeld voor berekeningen van de luchtkwaliteit langs

wegen. De NSL rekentool bevat implementaties van SRM-1 en 2 voor verkeer,

en generieke gegevens zoals de GCN kaarten en emissiefactoren wegverkeer.

Rekentool ISL3a

ISL3a is een rekenmodel voor het berekenen van de luchtkwaliteit bij

inrichtingen (punt- en oppervlaktebronnen)18. Het wordt vaak toegepast bij het

doorrekenen van agrarische bronnen (stallen). ISL3a is een implementatie van

SRM-3. In ISL3a zijn ook de generieke gegevens verwerkt (GCN kaarten, meteo)

Monitoring NSL

In de monitoring van het NSL worden jaarlijks door RIVM de concentraties langs

wegen berekend met de NSL rekentool en de concentraties bij veehouderijen

met ISL3a. Hiertoe worden jaarlijks door de wegbeheerder en bevoegd gezagen

de brongegevens gecontroleerd en waar nodig geactualiseerd.

12 http://wetten.overheid.nl/BWBR0022817/geldigheidsdatum_28-07-2015 13

Standaardrekenmethode 1 is bedoeld voor binnenstedelijke wegen met bebouwing relatief dicht op de weg.

Standaardrekenmethode 2 is bedoeld voor wegen in een open omgeving met relatief weinig bebouwing

(bijvoorbeeld snelwegen). 14 Wesseling conceptrapport SRM1 15 Wesseling conceptrapport SRM2 16 http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/inhoudelijk-dossier/thema'/rekenen-

beoordelen/nieuw-nationaal/handreiking-nieuw/ 17 http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/rekenen-meten/nsl-rekentool/nsl-rekentool-

versie/ 18

http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/slag/rekenmodellen-0/isl3a/

Page 24: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 24 van 69

Wegbeheerders worden bijvoorbeeld geacht om voor elke potentiele

overschrijdingslocaties verkeersgegevens aan te leveren aan de NSL

monitoringstool. Dit kan in de vorm van GIS shapefiles of Excel csv files. De

monitoringstool staat elk jaar ongeveer 2 maanden open om de bestaande

gegevens te up daten. Elke wegbeheerder wordt geacht om jaarlijks de

relevante gegevens die in monitoringstool staan te autoriseren

De resultaten van deze berekeningen worden gepresenteerd als kaart

(https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) waarop gebruikers op straatniveau

informatie kunnen vinden over de locatie van het rekenpunt, de berekende

concentraties en de wegkenmerken (intensiteiten , verdeling over

voertuigcategorieën,…). Ook is het mogelijk de brongegevens, toetspunten en

rekenresultaten te exporteren (als csv of shape bestand).

NIBM-tool

De NIBM tool is een rekentool voor kleinere ruimtelijke plannen en

verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit. Hiermee kunt de

gebruiker op een eenvoudige en snelle manier bepalen of een plan niet in

betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de

buitenlucht.

Het grote voordeel van deze NIBM rekentool voor de gebruiker is dat er slechts

een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal

voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de

overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case omstandigheden.

Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is.

De onderzoekslasten voor een gemeente kunnen daardoor bij kleinere plannen

zeer beperkt blijven.

AERIUS

Voor stikstofdepositie wordt tegelijk met de GCN de Grootschalige Depositie

Nederland (GDN) uitgerekend. Met het AERIUS systeem wordt een detailleerde

berekening van de totale concentratie en depositie rond natuurgebieden

uitgevoerd op basis van de ER en verfijnde lokale emissies. Daarmee zijn de

instrumenten GCN/GDN en AERIUS op landelijk niveau afgestemd, maar op

detailniveau niet perse consistent. Om de depositie van stikstof te bepalen is ook

een berekening van de NO/NO2 concentraties noodzakelijk. Daarom is in het

AERIUS rekensysteem een groot deel van de concentratie berekeningen

opgenomen namelijk het OPS deel en het SRM-2 deel. De emissies die in de

AERIUS berekening worden gebruikt zijn identiek aan de emissies in de NSL

berekening. Voor de toekomst geeft dit perspectief om de functionaliteit van de

rekentool en AERIUS in één systeem te combineren. Als het bestaande AERIUS

systeem hiervoor als basis gebruikt wordt zijn er nog wel enige aandachtspunten

zoals de binnenstedelijke (SRM-1) wegen die niet in AERIUS berekend worden,

de kalibratie van de GCN kaart met metingen en de formele goedkeuring van

het totale systeem zoals in de Rbl voorgeschreven. AERIUS is ontwikkeld in

afstemming met de Rbl19.

4.1.2 Generieke gegevens luchtkwaliteit

Jaarlijks stelt het ministerie van Ien M op 15 maart de generieke gegevens

beschikbaar20 die gebruikt moeten worden voor de berekening van de

19

AERIUS PID (Project Initiation Document) 20

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/luchtkwaliteit/vraag-en-antwoord/hoe-kan-ik-luchtvervuiling-

berekenen

Page 25: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 25 van 69

luchtkwaliteit. Het beschikbaar stellen van deze gegevens volgt uit de

bepalingen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het betreft de

volgende categorieën generieke gegevens:

Achtergrondconcentraties: Stikstofdioxide; Fijnstof: PM10; Fijnstof: PM2.5;

Ozon; Zwaveldioxide; Koolmonoxide; Koolmonoxide p98; Benzeen, inclusief

kaarten met dubbeltellingcorrecties voor rijkswegen en de

Methode dubbeltellingcorrectie PM10 veehouderijen. De GCN wordt berekend

met het OPS model21.

Emissies van een voertuig; Emissiefactoren voor niet-snelwegen;

Emissiefactoren voor snelwegen; Emissiefactoren voor vrachtauto's in

milieuzones

Emissies fijn stof door dieren: Emissiefactoren fijn stof voor veehouderij

Meteorologie: Geïnterpoleerde windsnelheden; Meteo uur referentie Schiphol;

Meteo uur referentie Eindhoven; Meteo uur voor Schiphol en Eindhoven voor het

achterliggende jaar.

Ruwheidskaart

4.2 Achterliggende data/datastromen/databases

Dit hoofdstuk beschrijft achterliggende datastromen en modellen die

noodzakelijk zijn voor de opbouw en/of validatie van de data die in de vorige paragraaf beschreven zijn.

4.2.1 Concentratie metingen volgens de EU voorgeschreven referentiemethoden of

daaraan equivalent

De luchtkwaliteitsmeetnetten van het RIVM (A_LML), de GGD Amsterdam

(A_GGD) en de DCMR (A_DCMR) voldoen aan alle kwaliteitseisen die vanuit de

EU worden gesteld en zijn daardoor geschikt voor alle relevante toepassingen.

Data stroom “metingen” voor de GCN/GDN: Voor 14 januari van elk jaar leveren

de meetnetten de meetresultaten van NO2/ NO/ PM10/ PM2.5/ Ozon/ CO/ SO2

aan bij het RIVM. Hierbij wordt het standaardformat (in Excel) van de

aanleverende instantie gebruikt. Het RIVM combineert de gegevens in een

overzicht en voert hierop een consistentiecheck uit. Het overzicht wordt ook aan

de collega meetnetbeheerders verstrekt zodat zij ook alle informatie voor hun

eigen consistentie check kunnen gebruiken. Bij deze datastroom is slechts een

minimale hoeveelheid metadata aanwezig omdat zender en ontvanger default

hetzelfde begrippenkader hanteren.

De verzamelde meetgegevens worden vervolgens vrijgegeven voor de

berekening van de GCN. Voor de RIVM data kan de GCN programmatuur

rechtstreeks gebruik maken van de RIVM data base (RIL). De data van de

andere meetnetten worden “handmatig” aan de GCN programmatuur

aangeboden.

21 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/O/Operationele_Prioritaire_Stoffen_model

Page 26: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 26 van 69

Voor de luchtkwaliteitsmeetnetten van de provincie Limburg (A_L) en de

omgevingsdienst Midden en west Brabant (A_B) is nog niet vastgesteld dat zij

aan alle kwaliteitseisen voldoen. Daarom is ook de geschiktheid voor de

kalibratie en validatie van de GCN nog niet vastgesteld (zie kwaliteitsborging).

Zodra wordt vastgesteld dat de kwaliteit van (één van) deze meetnetten

voldoende is zal deze data in de hierboven beschreven datastroom worden

toegevoegd.

Gewenste verandering: de RIL (Reken en informatiesysteem luchtkwaliteit) data

base wordt vervangen door een nieuw database: GELUK (Gegevens

Luchtkwaliteit). De programmatuur voor de berekening van de GCN zal deze

database gaan gebruiken. Beoogd wordt om ook de meetdata van de partners in

deze data base op te slaan om het data transferproces verder te automatiseren).

De meetdata worden niet rechtstreeks gebruikt voor vergunningen en planning

in Nederland maar zijn essentieel voor de validatie en kalibratie van de

modellen. De meetdata worden wel verplicht aan de EU gerapporteerd

Datastroom EU rapportage: in de oude systematiek worden deze data met een

systeem van de ETC/EEA gerapporteerd (DEM/AQUI). Er wordt een nieuwe

systematiek gebouwd om deze datastroom aan de INSPIRE richtlijn te laten

voldoen.

4.2.2 Aanvullende concentratiemetingen NO2 (Palmesbuisjes)

In aanvulling op de metingen met de referentiemethode is voor NO2 een stroom

van metingen met passieve samplers (Palmesbuisjes) ontstaan. Deze meetdata

worden niet rechtstreeks gebruikt voor toetsing maar zijn essentieel voor de

validatie en kalibratie van de modellen. Het oudste en grootste meetnet is dat

van de gemeente Amsterdam. Als voorbeeld is die gegevens stroomhieronder in

wat meer in detail beschreven. Bij een nog lopende inventarisatie zijn ongeveer

20 gemeentelijke meetnetten geïdentificeerd (zie Bijlage 6). De meeste van

deze gemeentes zijn van pan om nog minimaal een jaar door te meten. Er is

meestal geen garantie voor de langere termijn.

Voorbeeld Amsterdam (B_Amst): jaarlijks wordt een excelsheet met

maangemiddelde/ jaargemiddelde concentraties plus locatie kenmerken

gepubliceerd van 50-60 meetpunten22 . Het RIVM wordt geïnformeerd dat

nieuwe data beschikbaar zijn en download vervolgens de gegevens.

Een bijzonder aanvulling is het meetnet van Milieudefensie omdat de

meetlocaties niet centraal worden vastgesteld en gefinancierd maar door lokale

vrijwilligers. In 2013 betrof dit 101 locaties.

Het gebruik van de meetresultaten van andere meetnetten kan worden gezien

als een eerste vorm van sensor data. Inhoudelijk functioneert het inmiddels

maar als systeem is het nog sterk in ontwikkeling. Het belang om zowel data als

organisatie goed te regelen wordt nog groter als ook real-time sensormetingen

aan de informatiestroom van het informatiehuis lucht worden toegevoegd.

AiREAS23 is een voorbeeld van een meetnet dat daar wellicht geschikt voor kan

worden.

22

http://www.luchtmeetnet.nl/download/41 23

http://www.aireas.com/

Page 27: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 27 van 69

4.2.3 Implementatie van modellen (door derden)

Partijen kunnen eigen implementaties van de standaardrekenmethoden bouwen.

Voor officiële toepassing moeten deze implementaties worden goedgekeurd, en

gepubliceerd, door het ministerie van I&M24. Voor deze goedkeuring is een

advies, van het RIVM, noodzakelijk waarbij de implementatie onder meer op de

resultaten, de documentatie en het beheer wordt beoordeeld.

4.2.4 Referentiemetingen ammoniak

Voor ammoniak is geen wettelijke referentiemethode vastgelegd. In Nederland

wordt de ammoniak met de AMOR25 gemeten. Deze zal spoedig worden

vervangen door de mini DOAS. Deze automatische ammoniakmetingen worden,

net als de hier boven beschreven data stroom jaarlijks op consistentie gecheckt,

in de RIL database gezet en vrijgegeven. De GCN programmatuur benadert

rechtstreeks de RIL database.

4.2.5 Passieve samplers ammoniak

Voor concentratiemetingen van ammoniak is een meetnet van metingen met

passieve samplers (buisjes) opgezet. Dit is het Meetnet Ammoniak in

Natuurgebieden26 (MAN).

4.2.6 Depositiemetingen

In AERIUS en de PAS wordt getoetst op de depositie van stikstof. Depositie

bestaat uit een droge bijdrage (gassen en deeltjes) en een natte bijdrage

(opgelost in regenwater evt sneeuw). Bij de berekening van de droge depositie

moeten berekende concentratievelden worden vertaald naar de daadwerkelijke

depositie van stikstof. Om deze processen goed te beschrijven zijn

depositiemetingen noodzakelijk. Droge depositiemetingen zijn erg kostbaar

daarom is er geen routinematig meetnet van depositie metingen. De relatie

tussen concentratie en depositie is bestudeerd in een aantal meetcampagnes27.

Vanwege de sterke afhankelijkheid van de depositieberekeningen, en dus de

toetsing in de PAS, is de noodzaak voor droge depositiemetingen te voorzien.

Natte depositie wordt gemeten in het Landelijk meetnet regenwater van het

RIVM.

4.2.7 Samenstellingsmetingen fijn stof

In het LML wordt op 7 locaties de concentratie van enkele anorganische ionen

bepaald. Deze componenten vormen een belangrijk onderdeel van fijn stof. Het

jaargemiddeld van deze componenten wordt gebruikt voor validatie/kalibratie

van de concentratie van de specifieke component van fijn stof.

4.2.8 Meteorologische gegevens

Weerparameters zoals temperatuur, windsnelheid en richting, luchtvochtigheid

etc. worden gemeten in het meetnet van het KNMI. Een deel van deze

meteodata wordt ook beschikbaar gesteld via de RIL/GELUK data base van het

RIVM, voor de diverse modelberekeningen zoals de berekening van de GCN.

24 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/regelingen/2011/07/04/overzicht-goedgekeurde-

rekenmethoden.html 25

Wyers, G.P., R.P. Otjes and J. Slanina (1993) A continuous-flow denuder for the measurement of

ambient concentrations and surface exchange fluxes of ammonia. Atmospheric Environment 27A,

2085-2090. 26 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/A/Ammoniak/Meetnet_Ammoniak_in_Natuurgebieden 27

Bijvoorbeeld Bargerveen

Page 28: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 28 van 69

4.2.9 Emissies op individueel bedrijfsniveau

Bedrijven met grote emissies (3000 bedrijven) moeten deze emissies

rapporteren via een Elektronisch Milieu Jaarverslag (eMJV). Deze data worden

gevalideerd door de bevoegde gezagen en zijn beschikbaar in de database van

de Emissieregistratie (ER).

4.2.10 Landelijke emissies

Werkgroepen van de Emissieregistratie stellen emissiefactoren per stof vast voor

een groot scala aan activiteiten (vele honderden). Voor deze emissiefactoren

baseert zij zich op internationale Guidelines (Kyoto, CLRTAP) of op

eigenonderzoek. Met deze emissiefactoren kan voor elk bedrijf uit een bepaalde

categorie de emissie berekend worden. Bijvoorbeeld voor landbouw worden de

emissiefactoren per stalsysteem vastgesteld voor fijnstof (RBL jaarlijks 15

maart). Voor ammoniak is dat de Rav (Regeling ammoniak en veehouderij)28 .

Voor geur is dat via de Rgv, zie een volgende paragraaf.

De omvang van deze activiteiten komen uit een groot aantal externe statistieken

en modellen. Beide gecombineerd leveren de landelijke emissies per stof per

activiteit.

4.2.11 Ruimtelijke verdeling emissies

De landelijke emissies worden voor verder gebruik binnen GCN/GDN, het NSL en

de PAS met hun karakteristieken ruimtelijke verdeeld (‘op de kaart gezet’). Denk

hierbij de locaties van de stallen, de verkeersintensiteit per wegvak, het

landgebruik of de locatie en typering van huizen. Dit levert enkele honderden

gegevensstromen, vele van het CBS (energiestatistieken) maar ook veel

basisstatistieken (BAK, KvK NHR, Kadaster, AIS scheepvaartdata van RWS etc.

4.2.12 Afhankelijk van centrale data basis

Het informatiehuis lucht is afhankelijk van diverse centrale registratie zoals

De basisregistraties zoals die ook in INSPIRE zijn benoemd (de BAG, NHI, het

wegennet, de Bodemgebruikskaart etc.)

Aangevuld met de basisdata buiten INSPIRE zoals deze binnen de diverse huizen

moet worden gedeeld (bijvoorbeeld intensiteit van het weg-, lucht en

scheepvaartverkeer voor zowel lucht als geluid en veiligheid)

4.2.13 Geur

Metingen

Er is geen landelijk meetnet “geur” en er worden ook niet centraal

meetgegevens verzameld.

Informatie over geurmetingen is te vinden op website van Infomil29. De NTA

9065 verschaft inzicht in de opzet en uitvoering van kwalitatieve en

kwantitatieve geuronderzoeken en is een hulpmiddel om in Nederland het

geurbeleid uit te voeren, de aanpak van geurhinder te ondersteunen, en de

naleving van het beleid te waarborgen. Het document bevat een stappenplan

voor het complete geurtraject met verwijzingen naar bestaande en nog op te

stellen normen/documenten. De NTA 9065 is in de eerste plaats bedoeld als

28

http://wetten.overheid.nl/BWBR0013629/Bijlage1/geldigheidsdatum_16-11-2015 29

http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/geur/meten-en-rekenen/

Page 29: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 29 van 69

hulpmiddel bij industriële geurhinder, maar is ook toepasbaar op andere soorten

geurhinder, bijvoorbeeld afkomstig van horeca, landbouw en houtkachels.

Enkele veelvoorkomende methoden zijn: geuremissiemetingen (om de

geuruitstoot te bepalen), hedonische metingen (om de mate van (on-

)aangenaamheid van de geur vast te stellen), geurhinderonderzoek (hiermee

wordt door middel van telefonische enquêtes het aantal gehinderden

vastgesteld) en klachtenanalyse.

Informatie over geur metingen is te vinden in praktijkblad L40-13P30. Bij geur

metingen wordt eerst een luchtmonster genomen.. Dit monster wordt

vervolgens in een laboratorium aan een testpanel voorgeleid die geurwaarde

bepalen volgens.. Het meetprotocol, voor stallen is anders dan dat voor

fabriekspijpen. Zie: http://edepot.wur.nl/179498.

Geur kan ook met een zogenaamde electronische neus worden vastgesteld.

Deze methode staat beschreven in NTA 9055.

Berekeningen

Geur berekeningen voor de industrie worden uitgevoerd met het Nieuw

Nationaal Model. Dit is een andere naam SRM-3 zoals dat voor luchtkwaliteit

gebruikt wordt

Geur berekeningen voor de landbouw worden uitgevoerd met V-STACKS.

STACKS is één van de modellen die is erkent als implementatie van SRM-3. V-

Stacks is een vereenvoudigde afleiding (dochtermodel) van het moedermodel

Stacks, maar gebaseerd op hetzelfde rekenhart. Er zijn twee varianten van V-

stacks, V-stacks vergunning voor het toetsen van geur van 1 veehouderij, en V-

stacks gebied voor het in kaart brengen van de geursituatie in een gebied. Het

gebruik van V-stacks vergunning is wettelijk aangewezen en verplicht te

gebruiken bij het toetsen van vergunningen. Het gebruik van V-stacks gebied is

niet verplicht, hier kan ook gebruik worden gemaakt van een ander model zoals

Stacks.

Emissiefactoren

Het ministerie beheerd de lijst met emissiefactoren die worden gebruikt in

modelberekeningen voor vergunningen. Dit is de Rgv, zie:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0020711/geldigheidsdatum_16-11-2015.

Leveranciers van emissiearme systemen leveren zelf meetrapporten aan,

ministerie laat dit beoordelen en gaat wel of niet over tot opname in de Rgv.

Meeste factoren zijn gebaseerd op onderzoek uit verleden van o.a. Wageningen

Universiteit.

4.3 Gegevens- Wat zijn de (huidige) toetsingsinstrumenten en welke

mogelijke kansrijke zijn nieuw te ontwikkelen

toetseninstrumenten worden voorzien?

4.3.1 Concentratiemetingen volgens de EU voorgeschreven

referentiemethoden of daaraan equivalent

De buitenluchtconcentraties voor verschillende in EU-richtlijnen beschreven

stoffen worden getoetst aan de EU grenswaarden. Het resultaat wordt aan de EU

gerapporteerd. In het verleden ging dit om de toetsing van individuele punten

30

http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/geur/meten-en-rekenen/

Page 30: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 30 van 69

aan een grenswaarde waardoor vooral de “hotspots” belangrijk zijn. Sinds 2008

is er met richtlijn 2008/50/EC een nieuwe vorm van toetsing in EU regelgeving

geïntroduceerd, waarbij gekeken word naar de gemiddelde concentratie op

stadsachtergrond locaties en een daarop gebaseerde reductie target voor de

periode 2010-2020. De reductietarget voor Nederland is inmiddels vastgesteld31

op 15%. Het is te verwachten dat bij aanpassing van de luchtkwaliteitsrichtlijn

de focus verschuift van hotspots naar (stads)achtergrond locaties omdat dit

soort locaties veel representatiever zijn voor de blootstelling van de bevolking.

4.3.2 Rekentool NSL

De rekentool van het NSL is ontwikkeld voor (modelmatige) toetsing aan de

eisen uit de EU regelgeving. Er wordt getoetst op alle locaties waar een

overschrijding zou kunnen optreden (ruim 300000). Hierdoor is het aantal

toetspunten veel groter dan het aantal metingen.

Lokale overheden hebben belangstelling lokaal beleid te formuleren waarin de

inzet van het NSL instrumentarium noodzakelijk is. Hierin zijn minimaal twee

sporen zichtbaar.

In de eerste plaats wordt er ook naar andere componenten gekeken, met name

naar roet. Toetsing op roetconcentraties heeft als voordeel dat deze

concentraties veel beter met lokaal beleid te beïnvloeden zijn en roet, als

onderdeel van fijnstof, een relatief grote impact op de gezondheid heeft.

De tweede ontwikkeling betreft de geografische schaal. Net als bij de metingen

is het een aantrekkelijk alternatief om niet uitsluitend op hotspots te focusseren

maar om het beleid (inrichting van de stad) te optimaliseren op de blootstelling

van de bevolking.

4.3.3 AERIUS rekensysteem ten behoeve van de PAS

AERIUS is het rekensysteem32 dat is ontwikkeld ten behoeve van de

Programmatisch Aanpak Stikstof (PAS). Het AERIUS systeem bevat meerdere

componenten zoals:

- De AERIUS Monitor waarmee de uitvoering en resultaten van de PAS op

gevolgd worden. Monitor geeft onder meer inzicht in de trend van de

stikstofdepositie en de beschikbare depositie- en ontwikkelingsruimte.

- De AERIUS Calculator berekent de emissie van stikstof als gevolg van

economische activiteiten en de depositie op Natura 2000-gebieden. De

resultaten kunnen onder de PAS worden gebruikt voor het aanvragen

van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of

het doen van een melding.

Met AERIUS worden berekeningen uitgevoerd voor het bepalen van de

stikstofdepositie per Natura2000 gebied. Het is een verplicht instrument voor de

vergunningsaanvraag in het kader van de Nb-wet. AERIUS is afhankelijk van de

datastromen van de Emissieregistratie (zie figuur modellentrein RIVM in Bijlage

2)

4.3.4 Toetsen van Geur

Er zijn twee varianten van V-stacks, V-stacks vergunning voor het toetsen van

geur van 1 veehouderij, en V-stacks gebied voor het in kaart brengen van de

geursituatie in een gebied. Het gebruik van V-stacks vergunning is wettelijk

aangewezen en verplicht te gebruiken bij het toetsen van vergunningen. Het

31http://www.rivm.nl/en/Documents_and_publications/Scientific/Reports/2013/november/PM2_5_Average_Exp

osure_Index_2009_2011_in_the_Netherlands 32

https://www.aerius.nl/nl

Page 31: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 31 van 69

gebruik van V-stacks gebied is niet verplicht, hier kan ook gebruik worden

gemaakt van een ander model zoals Stacks.33.

Voor industrie lijken de rekenmodellen voor geur ook op SRM-3. Dit is nog niet

verder uitgewerkt.

4.4 Gegevens - Wat is kwaliteitsniveau van de data in relatie tot

3b’s? wat is nodig om het op niveau te brengen en wat gaat het

kosten?

In de GOAL Programma definitie worden de 3b’s benoemd als Bruikbaar,

Bestendig voor de rechter en eenvoudig Beschikbaar.

4.4.1 Bruikbaar

De bruikbaarheid van de informatie voorziening zoals die op moment

functioneert kan natuurlijk het beste door de gebruikers beoordeeld worden. In

de “Stakeholder analyse” staan een aantal bevindingen over de bruikbaarheid:

- De huidige systematiek met voorgeschreven rekenmethodes in de RBL

en gefaciliteerd door de GCN kaart en het NSL heeft er toe geleid dat

de bepalingsmethode zelf geen onderwerp voor beleidsmatige discussie

meer zijn. Hiermee wordt bestuurlijke verwarring voorkomen.

- De mogelijkheid om projecten met een kleine impact op de luchtkwaliteit

via een eenvoudige procedure te vergunnen. Deze Niet In Betekende

Mate (NIBM) regel wordt tegenwoordig ook aan andere domeinen van de

Laan van de Leefomgeving genoemd als voorbeeld voor het verminderen

van onderzoekslasten. De berekening wordt ondersteund door de NIBM

tool34.

- verbeterpunten worden soms lang uitgesteld

4.4.2 Bestendig voor de rechter

De huidige systematiek van meten en modeleren via de GCN en de jaarlijkse

monitoring van het NSL, inclusief het beschikbaar stellen van de Rekentool, is

juridisch bestendig gebleken.

Het NSL eindigt op 1 januari 2017. Het ministerie van I&M heeft het voornemen

om het NSL te verlengen tot het moment waarop de Omgevingswet in werking

treedt (2018). Na het NSL zal een jaarlijkse monitoring van de luchtkwaliteit

worden voortgezet. Metingen en GCN kaarten vormen de basis voor een

landelijke monitoring, aangevuld met detailberekeningen langs wegen in

gebieden waar de achtergrondconcentraties nog relatief hoog zijn. De

uitgangspunten voor deze monitoring worden vastgelegd in het Besluit kwaliteit

leefomgeving.

In de zomer van 2015 voorzag het ministerie van IenM, gegeven de

verbeteringen van de luchtkwaliteit, mogelijkheden om de frequentie van

actualisatie van de GCN kaarten te verlagen. De omgevingsdiensten hebben

aangegeven dat zij risico’s zien ten aanzien van de bestendigheid van besluiten,

wanneer wordt uitgegaan van GCN kaarten die niet jaarlijks worden

geactualiseerd.

33

http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/geur/stacks/ 34

http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/inhoudelijk-dossier/regelgeving/wet-

milieubeheer/nibm/nibm-tool-0/

Page 32: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 32 van 69

Indien de GCN niet meer als de voldoende betrouwbare achtergrond wordt

beschouwd is niet uit te sluiten dat de discussies van een kleine 10 jaar geleden

weer terugkomen. Waarbij initiatiefnemers, bevoegd gezagen en appelanten elk

hun eigen methode hadden om tot een achtergrondwaarde te komen en het aan

de Raad van State was om keuzes te maken. Zie bijvoorbeeld de casus rond

Mahler 4 in Amsterdam35.

4.4.3 Eenvoudig beschikbaar

Voor een eenvoudig beschikbaarheid van de gegevens zijn via het internet

verschillende bronnen beschikbaar: de atlas van de leefomgeving,

monitoringtool NSL, GCN, AERIUS, Emissieregistratie, en diverse websites met

meetresultaten van metingen zoals luchtmeetnet.nl.

Of deze beschikbaarheid ook als eenvoudig ervaren wordt is ter beoordeling van

stakeholders en gebruikers. Bij stakeholder analyse is de huidige

databeschikbaarheid niet als een belangrijk knelpunt naar voren gekomen. De

stakeholders hebben zorgen geuit over de beschikbaarheid in de toekomst

vanwege de plannen van I&M om op de frequentie/toepassingsgebied van de

GCN en de monitoring van het NSL te reduceren.

Indata Het RIVM richt op dit moment een dataportaal in met de naam InData. Hierin worden alle ingaande en uitgaande data aangemeld en van Metadata voorzien.

Dit met dezelfde hulpmiddelen zoals voor het National Georegister. Wie

bepaalde gegevens zoekt, kan deze snel filteren via de gepubliceerde metadata. In veel gevallen is de geo-informatie via het register direct te raadplegen en te downloaden. Ook is met een eigen zoekclient de centrale catalogus van het Nationaal Georegister aan te roepen.

Tenslotte wordt via een RIVM-applicatie van de beslisboom rond OpenData

vastgesteld of de data ook als opendata wordt aangemeld en beschikbaar

gesteld.

Geur: geurvisies ter onderbouwing van een gemeentelijke geurverordening zijn

in principe voor het vaststellen openbaar gemaakt. Of ze later digitaal nog

beschikbaar zijn zal per gemeente verschillen. Omdat de geurverordening

meestal gekoppeld is aan een ruimtelijke ontwikkeling in een bestemmingsplan

verwacht de VNG dat daarmee de geur verordening ook meestal digitaal

beschikbaar zal zijn.

Emissies uit vergunningen zal zelfde zijn als voor industrie: in principe openbaar,

maar verschilt per gemeente hoe. Sommige provincies hebben op internet lijsten

met alle veehouderijen incl dieraantallen en stalsystemen (Web bvb), zodat

emissie te berekenen is. Immissiecijfers (dus belasting op de woning voor geur

en fijn stof) is niet zo te vinden.

4.5 Welke onderwerpen en werkvelden behelst het informatiehuis?

De uitvoering van de boven beschreven metingen, modellering, emissie

registratie en toetsing. Het overgrote deel van deze benodigde infrastructuur is

al aanwezig.

Borging en onderhouden van de kwaliteit van de instrumenten voor meten,

modellen, registreren en toetsen.

35 http://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/stab/2008/02/StAB_2008_009_002_036.pdf

Page 33: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 33 van 69

Het ontwikkelen van nieuwe instrumenten (voor meten, modellen, registreren en

toetsen) op geleide van de beleidsprioriteiten en genoemde systeem van

vraagsturing.

4.6 Welke organisatie heeft welke soort informatie?

Is aangegeven per gegevensstroom.

4.7 Waar is de informatie te vinden?

Is aangegeven per gegevensstroom.

4.8 Waar raakt het informatiehuis andere huizen en/of is er sprake

van overlap?

De informatiestroom die bij (lokale)luchtkwaliteit speelt heeft veel

overeenkomsten met de informatie die nodig is in het informatiehuis Geluid en

in mindere mate met andere huizen, zoals externe veiligheid. Ook in de

toepassing door de gebruikers zal informatie over luchtkwaliteit en geluid met

name in de kritische gebieden vaak beide nodig zijn. Het is daarom verstandig

om de opbouw van de beide huizen op elkaar af te stemmen en, waar

functioneel, te harmoniseren. Een belangrijk punt daarbij zijn de invoergegevens

voor de modellen als het gaat om de omvang van de activiteiten, zoals

verkeersgegevens, economische scenario’s en de omgevingskenmerken.

De resultaten van de monitoring van de stikstofdepositie in het AERIUS model

als onderdeel van de PAS heeft een directe binding met het informatiehuis

natuur. Hierbij is een praktische taakverdeling aangebracht waarbij de

monitoring van de stikstofdepositie in het informatiehuis lucht plaatsvindt. De

monitoring van de effecten op de natura 2000 gebieden vind in het

informatiehuis natuur plaats en bij de beoordeling komen deze twee

informatiestromen samen.

4.9 Welke informatiemodellen zijn er, wie zijn er voor

verantwoordelijk en lopen er acties om deze te integreren, uit te

breiden of op te stellen?

Bijlage 2 geeft schematische weergave van de informatiestromen zoals die in

het bestaande “huis” luchtkwaliteit bestaan. Voor de totale gegevensvoorziening

voor Digitale stelsel Omgevingswet wordt op de komende periode een

informatiemodel beschreven door GEONOVUM. Per gegevensstroom zal in

Bijlage 3 worden aangegeven hoe deze op het GEONOVUM model gemapt kan

worden.

4.10 Wie zijn bronhouders?

De bronhouder zijn in de tabel van Bijlage 3 aangegeven. De belangrijkste

bronhouders zijn:

Metingen volgens EU methoden: RIVM, GGD-A en DCMR

Metingen met alternatieve methoden RIVM, diverse gemeenten en

provincies en Milieudefensie

Verkeersgegevens Wegbeheerders zoals

gemeenten, prov. en RWS.

Meteogegevens KNMI

Page 34: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 34 van 69

Emissiegegevens Via de ER zijn dit de rapportage

plichtige bedrijven, KvK, CBS,

RVO en vele anderen (zie Bijlage

2 en 3)

4.11 Welke standaarden worden gehanteerd?

4.11.1 Concentratiemetingen volgens de EU voorgeschreven

referentiemethoden of daaraan equivalent

In de Europese richtlijn is voorgeschreven dan de CEN standaard methoden

moeten worden gebruikt of een methode die hieraan equivalent is. Er is ook een

voorschrift opgenomen voor het vaststellen van de equivalentie36 tussen

metingen. Equivalente methoden worden veel gebruikt voor de meting van

fijnstof (PM10 en PM2.5) omdat de toepassing van de referentie methode

duurder is en geen real-time informatie kan leveren. Voor het LML is

equivalentie in 2006 voor het eerst vastgesteld37 en dit is daarna jaarlijks

geborgd.

De richtlijn schrijft ook gedetailleerd de methode voor die bij het berekenen van

kentallen (toetswaarden) moet worden gehanteerd. Onderdeel hiervan zijn de

databeschikbaarheidscriteria. Deze criteria zijn streng (90 % beschikbaarheid)

waardoor waardevolle meetreeksen onbruikbaar lijken te worden als ze te veel

gaten hebben. Daarom is in Nederland een methode ontwikkeld en gevalideerd

waarmee ook voor data reeksen met gaten, dus een kleinere

databeschikbaarheid, valide toetswaarden kunnen worden berekend38.

4.11.2 Standaard rekenmodellen

De Europese richtlijn schrijft geen modellen voor maar een eis aan de

vergelijkbaarheid van het model met de metingen. Bijvoorbeeld voor NO2 moet

90% van de modelwaarden binnen 30% van de meetwaarde liggen. Op

Europees niveau is de uitwerking kwaliteitscriteria voor modellen bij FAIRMODE39

belegd. Hierin worden standaarden ontwikkeld waarin vooral de methode

waarmee de performance van een model moet worden vastgesteld wordt

beschreven. Voor een aantal van deze voorschriften is inmiddels een CEN

procedure gestart om de vergelijkingsmethode verder te formaliseren.

4.11.3 Natte depositie

Regenwater wordt opgevangen met “wet only” samplers volgens EMEP40. De

concentratie in de water monsters worden vervolgens analytisch chemisch

bepaald.

4.11.4 Emissie

Voor het bepalen van de emissies wordt gewerkt volgens vaste, internationaal

afgesproken methodieken:

36

http://ec.europa.eu/environment/air/quality/legislation/pdf/equivalence.pdf 37

http://www.rivm.nl/en/Documents_and_publications/Scientific/Reports/2009/maart/PM10_Equivalence_study

_2006_Demonstration_of_equivalence_for_the_automatic_PM10_measurements_in_the_Dutch_National_Air_Q

uality_Monitoring_Network_A_technical_background_report 38

http://rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2015/mei/Methods_used_to_compen

sate_for_the_effect_of_missing_data_in_air_quality_measurements 39

http://fairmode.jrc.ec.europa.eu/ 40

EMEP handboek

Page 35: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 35 van 69

voor broeikasgassen (Kyoto) volgens de IPCC Guidelines41,

en voor andere luchtverontreininging (EMEP-CLRTAP en NEC) volgens het

EMEP/EEA Guidebook42

In het algemeen kan per bron gebruik worden gemaakt van drie methoden, een

TIER1, een TIER2 en een landenspecifieke methodiek.

Afhankelijk van hoeveel een bron bijdraagt aan de emissies kan met de

eenvoudige TIER1 (activieitsdata * emissiefactor) worden gewerkt. Voor groter

bronnen wordt een TIER2 (informatie over de gebruikte technieken per activiteit

* emissiefactor voor die techniek) gebruikt. Bij de belangrijkste bronnen (key

sources) volgt een landenspecifieke (en internationaal gereviewde) methodiek.

Daarnaast is het verplicht om als land onderzoek te doen naar die bronnen die

het meeste bijdragen aan de onzekerheid in de nationale emissies en om

gebruik te maken van de meest recente informatie. Voor beide verplichtingen

(Kyoto en NEC) bestaat er de verplichting dat eventuele aanpassingen in de

gebruikte methodiek moet worden terugvertaald naar het basisjaar van de

verplichting (meestal 1990).

Tenslotte is er zowel voor de broeikasgassen als voor de overige

luchtverontreinigende componenten (CLRTAP) jaarlijks een internationale review

(door de VN en/of door de EU) en ééns in de drie-vier jaar een zwaardere (in

country) review. Het niet volgen van de guidelines of het niet opvolgen van de

uit de reviews voortkomende verbeterpunten kan leiden tot in gebreke stelling

vanuit de VN of EU en mogelijke boetes.:

4.12 Bij welke gegevens speelt privacy een rol?

Voor meten en modelleren speelt vertrouwelijkheid van informatie geen rol.

Voor emissies wordt de noodzaak of informatie vertrouwelijk behandeld dient te

worden beoordeeld aan de hand van de zogenaamde 'wasstraat' zoals deze door

IenM is ontwikkeld.

Het verdrag van Aarhus eist wel dat milieu informatie van bedrijven op het

niveau van de inrichting actief wordt gepubliceerd. Informatie op een fijner

niveau (installatie) en bijvoorbeeld informatie over productiehoeveelheden of

energieverbruik wordt per definitie als vertrouwelijk behandeld. Datzelfde geldt

voor informatie waarvoor het luchthuis niet de bronhouder is: eventuele

aanvragen worden naar de bronhouder doorgestuurd.

Voor alle systemen is bepaald of zij qua vertrouwelijkheidsniveau boven het

niveau van de BIR43 uitkomen. Dit bleek niet het geval te zijn.

41

http://www.ipcc-nggip.iges.or.jp/public/2006gl/index.html 42

www.eea.europa.eu/publications/emep-eea-emission-inventory-guidebook-2009 43

http://www.earonline.nl/index.php/Overzicht_Baseline_Informatiebeveiliging_Rijksdienst_(BIR_2012)

Page 36: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 36 van 69

5 Kwaliteitsborging

5.1 Kwaliteitsborging - Hoe wordt kwaliteit geborgd

(kwaliteitsysteem)?

5.1.1 Metingen volgens de EU voorgeschreven referentiemethoden of daaraan

equivalent

Iedere EU lidstaat heeft een instantie aangewezen die verantwoordelijk is voor

de kwaliteit van de meetmethoden. In Nederland is dit het RIVM44. Deze

instantie moet geaccrediteerd zijn op basis van ISO-1702545. De

partnermeetnetten van de GGD Amsterdam46 en de DCMR47 zijn ook ISO-17025

geaccrediteerd. Naast de individuele accreditaties wordt de onderlinge

vergelijkbaarheid nog extra geborgd door samenwerking in het

Samenwerkingsverband Luchtmeetnetten (SLN). In dit kader voeren de partners

kwaliteitsaudits bij elkaar uit. Werkgroepen bespreken technische issues en voor

fijnstof metingen is een praktijk richtlijn vast gelegd om de variatie in de

meetresultaten te verminderen48. Ook worden er ringonderzoeken georganiseerd

en worden de resultaten van equivalentie onderzoeken besproken. Het RIVM is

eindverantwoordelijk voor deze systematiek en door deze invulling wordt de

expertise van alle partners optimaal benut. Aan de samenwerking wordt verder

nog vormgegeven door een jaarlijkse meetnettendag, het uitwisselen van

informatie/validatie documenten, de gezamenlijke website49 en de gezamenlijke

luchtkwaliteit-app50.

5.1.2 Emissieregistratie

De Emissieregistratie, als project binnen het RIVM, voldoet aan ISO 9001/2008

kwaliteitssysteem van het RIVM. Ook uit internationale regelgeving vloeien

kwaliteitseisen voort. De meest vergaande op dit gebied zijn die van de IPCC

Good Practice guidance, waaraan (in ieder geval) het Nationaal Systeem voor

broeikasgassen moet voldoen.

Het kwaliteitssysteem van de Emissieregistratie is sterk gericht op borgen van

processen (zie bijlage 4.). Door de lange ervaring met het procesmatig

beschrijven en borgen van de kwaliteit is de filosofie en uitwerking van het

kwaliteitssysteem van de ER wellicht ook te gebruiken voor onderdelen van

informatiehuis waar de procesmatige benadering minder uitgekristalliseerd is.

5.1.3 Standaard rekenmethoden

In de RBL zijn de methoden voorgeschreven waarmee de luchtkwaliteit moet

worden berekend. De kwaliteit van de modellen wordt regelmatig door het RIVM

(technisch) gevalideerd. De laatste validatie was in 201351. De technische

validatie is door een tweetal externe deskundigen gereviewed. Vervolgens heeft

44 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-271.html 45 https://www.rva.nl/system/scopes/file_nls/000/000/034/original/L224-scn.pdf?1435649631 46 https://www.rva.nl/system/scopes/file_nls/000/000/058/original/L426-scn.pdf?1428390719 47 https://www.rva.nl/system/scopes/file_nls/000/000/286/original/l520-scn.pdf?1418638618 48 https://www.nen.nl/NEN-Shop/Norm/NTA-80192008-nl.htm 49 http://luchtmeetnet.nl/ 50

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2015/Nieuwe_app_mijn

_luchtkwaliteit_gelanceerd 51http://rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/april/Gemeten_en_berekende_

NO2_concentraties_in_2010_en_2011_Een_test_van_de_standaardrekenmethoden_1_en_2

Page 37: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 37 van 69

het ministerie van I&M besloten over de noodzaak voor eventuele aanpassing

van de modellen.

Met het jaarlijks berekenen van een nieuwe GCN wordt ook altijd een

kalibratie/validatie slag uitgevoerd en gerapporteerd52.

5.1.4 AERIUS/ PAS

Voor stikstofdeposite bestaan geen referentiemethoden. De grootschalige

depositie GDN wordt in de gelijk met de GCN berekend met OPS. De gehele

systematiek van emissie, metingen en modellering is recent door een

internationale commissie van deskundigen gereviewed.

5.1.5 Rekentool NSL

De operationele rekentool van het NSL is geïmplementeerd onder

verantwoordelijkheid van het RIVM. Om de werking van de rekentool te borgen

is een tweede, onafhankelijke, implementatie gebouwd (TREDM). De resultaten

van deze twee implementaties worden jaarlijks met elkaar vergeleken. De boven

beschreven validatie van het hele rekensysteem (GCN plus de standaard

rekenmodellen) wordt deels uitgevoerd met de rekentool van het NSL en deels

met TREDM omdat dat laatste model meer geschikt is voor het exact modelleren

van meetlocaties.

De resultaten van deze twee implementaties worden jaarlijks met elkaar

vergeleken en gerapporteerd samen met de resultaten van het NSL53.

5.2 Kwaliteitsborging - Hoe en door wie wordt validatie uitgevoerd

(technisch en inhoudelijk)?

5.2.1 Metingen volgens de EU voorgeschreven referentiemethoden of daaraan

equivalent

Iedere partij voert zelf de validatie van de metingen uit. Gedurende het jaar

worden gevalideerde meetgegevens vrijgegeven. Na afloop van elk jaar worden

de meetgegevens over heel Nederland door het RIVM in verzameld voor een

generieke consistentiecheck en eventuele laatste aanpassing. Eind januari (van

het volgend jaar) wordt de totale set van meetresultaten vrijgegeven

bijvoorbeeld voor de berekening van de GCN en rapportage aan de EU. Bij

wijziging worden de eerder vrijgegeven resultaten herzien54.

Naast de technische validatie van de metingen is ook de representativiteit van

de meetlocaties belangrijk. Iedere partner beoordeelt primair zelf de

representativiteit van haar meetlocaties in relatie tot de doelstelling van het

specifieke meetpunt/meetnet. De representativiteit van alle Nederlandse

meetpunten is recent ook in samenhang geëvalueerd55.

Voor ammoniak vormen AMOR metingen de basis. De meetmethode is

ontwikkeld door het ECN en daarna operationeel gemaakt bij het RIVM. De

52http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2014/juni/Grootschalige_conce

ntratie_en_depositiekaarten_Nederland_Rapportage_2014 53http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2014/december/Monitoringsrap

portage_NSL_2014_Stand_van_zaken_Nationaal_Samenwerkingsprogramma_Luchtkwaliteit

54 http://www.lml.rivm.nl/meetnet/validatie.html 55http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/augustus/Evaluation_of_t

he_presentativeness_of_the_Dutch_air_quality_monitoring_stations_The_National_Amsterdam_Noord_Holland

_Rijnmond_area_Limburg_and_Noord_Brabant_networks

Page 38: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 38 van 69

performance van de AMOR metingen is in 2008 beschreven en gerelateerd aan

de relatie tussen meten en modelleren56. De validatie wordt door het RIVM

uitgevoerd. Via uitgebreide parallelle meetreeksen wordt de vergelijkbaarheid

van de AMOR metingen met de toekomstige meetmethode (mini DOAS)

vastgesteld. De bruikbaarheid van de methode voor het vaststellen van trends is

daarmee geborgd. De AMOR/DOAS metingen fungeren als referentie voor

goedkopere alternatieve metingen.

5.2.2 Aanvullende metingen

De NO2 metingen met passieve samplers (buisjes) kunnen bruikbaar zijn voor

de vergelijking met modellen mits de technische kwaliteit geborgd is en de

meetlocatie past binnen het toepassingsgebied van het model. De technische

kwaliteitsborging wordt vaak deels door de leverancier van de samplers

verzorgd. Hierbij worden parallel metingen met de referentie apparatuur

gebruikt voor de kalibratie en de validatie van de alternatieve metingen. Of de

beheerder van het meetnet zelf nog een bepaalde validatie uitvoert is onbekend,

dat zal naar verwachting wisselend zijn.

De vaststelling of de locatie binnen het toepassingsgebied van het model valt

wordt door het RIVM in samenspraak met de beheerder van het meetnet

vastgesteld. De meeste meetnetten die hiervoor worden gebruikt beheerd door

gemeentes. Een bijzonder meetnet was het meetnet van Milieudefensie dat in

2013 operationeel was57.

De ammoniakmetingen van het MAN worden gekalibreerd met de DOAS

metingen. Validatie van de meetresultaten vindt zowel bij de leverancier van de

samplers als bij het RIVM plaats.

5.2.3 Natte depositie

De concentratie van diverse componenten in natte depositie (regenwater)

worden in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit gemeten. Binnen het kader van

EMEP zijn voorschriften over meetmethoden58 en kwaliteitsborging. De

resultaten worden niet rechtsreeks voor toetsing gebruik maar zijn wel van

belang voor de kalibratie van de natte depositie zoals die in AERIUS berekend

wordt.

5.2.4 Actuele meetwaarden

Actuele (uurlijkse) meetwaarde spelen geen expliciete rol in de

toetsingssystematiek. Strikt genomen hoort de actuele luchtkwaliteit niet of

nauwelijks in het informatiehuis luchtkwaliteit maar de systematiek van meten

en modelleren is zo sterk aan elkaar verbonden dat het efficiënter is bij de

inrichting van het huis de actuele luchtkwaliteit ook mee te nemen.

Actuele meetwaarden zijn wel bestuurlijk van belang vanwege de

smogwaarschuwing en de bevoegdheid van de Commissaris van de Koning om

tijdelijke maatregelen te nemen. Door de grote variatie in concentraties speelt

de actuele luchtkwaliteit een belangrijke rol bij het informeren van het publiek

om zo gezondheidseffecten zoveel mogelijk te beperken.

Validatie van actuele meetwaarden is alleen met automatische methoden

praktisch uitvoerbaar. De actuele metingen van het van landelijkmeetnet

luchtkwaliteit van het RIVM worden automatisch gefilterd voor publicatie op

56

http://rivm.nl/en/Documents_and_publications/Scientific/Reports/2008/oktober/The_ammonia_gap_research

_and_interpretation 57

https://milieudefensie.nl/publicaties/bestanden/artikel-tijdschrift-lucht-burgermetingen-luchtkwaliteit-in-

nederland/view 58

http://www.aces.su.se/reflab/dokument/EMEP_Manual.pdf

Page 39: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 39 van 69

teletekst en internet. Bij voorkeur wordt deze data filtering ge-update en zoveel

mogelijk gelijk getrokken voor de data van de andere meetnetten.

5.3 Kwaliteitsborging - Domein specifieke uitwerking van de

kwaliteitscriteria (3b’s)

In de programmadefinitie van het Digitaal stelsel omgevingswet zijn in

hoofdstuk 7 aansluitvoorwaarde gedefinieerd. De volgende tabel geeft deze

voorwaarden met een indicatieve inschatting van de status. Bij een aantal

onderdelen is er een complicerende factor dat het om aansluiting betreft bij

voorwaarden waarvan nog niet concrete formulering bekend is. In de laatste

kolom is het paragraaf nummer aangegeven waar het onderdeel behandeld

wordt.

Page 40: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 40 van 69

paragraaf

Eisen aan beschikbaarheid 4.4.3

Openheid: Gegevens zijn ontsloten als open data via een open standaard. in ontwikkeling

Duidelijkheid: Gegevens zijn voorzien van duidelijke metadata met betrekking tot de actualiteit,

de bron, de doelgroep, etc. in ontwikkeling

Bereikbaarheid: Informatiehuizen ontsluiten gegevens en informatieproducten met view en

download services volgens de methode van INSPIRE. in ontwikkeling

Vindbaarheid: Databestanden zijn opgenomen in het register. Deze beschrijft en maakt de

bestanden vindbaar en bruikbaar voor applicaties. in ontwikkeling

Eisen aan bruikbaarheid 4.11 & 5.1

Actualiteit: Gegevens zijn voldoende up-to-date voor het betreffende beleidsterrein. Wijzigingen

worden ten minste binnen een bepaalde termijn verwerkt en beschikbaar gesteld. OK 4.1

Consistentie: Gegevens zijn uniform van eenheden en komen op vergelijkbare wijze tot stand

(volgens een vastgestelde standaard), zodat zij onderling vergelijkbaar zijn. OK

Juistheid: Gegevens zijn tot stand gekomen middels duidelijke meet-, verzamel- en

bewerkingsmethoden, zodat duidelijk is in hoeverre deze een correcte weergave bieden van de

leefomgeving. OK

Nauwkeurigheid: Gegevens zijn voorzien van een bandbreedte of andere aangeduide mate

van nauwkeurigheid. OK

Volledigheid: Gegevens zijn voldoende dekkend voor het beoogde doel. De volledigheid betreft

de mate waarin gegevens aanwezig zijn in relatie tot de reikwijdte. Of andersom gezegd de

omvang van de witte vlekken. OK

Ondubbelzinnigheid: Gegevens zijn helder gedefinieerd in kwantitatieve parameters en/of een

semantische omschrijving. OK

Geo-gerefereerd: Gegevens zijn voorzien van geo-coördinaten (i.e. de plek op de kaart). OK

Eisen aan bestendigheid 3

Het werkterrein van het informatiehuis is duidelijk vastgelegd en sluit aan op één of meerdere

toetsingskaders en daarvan afgeleide toetsingsinstrumenten van de Omgevingswet. N.b. dit

werkterrein zal vaak breder zijn dan het domein van de Omgevingswet. Dit is geen probleem

zolang dit geen spanning oplevert met de specifieke eisen die vanuit de Laan aan het

informatiehuis worden gesteld. BKL/Rbl 1&2

Het informatiehuis heeft een stabiele organisatorische basis in de vorm van (samenwerkings)-

overeenkomsten en duurzame financiering voor onderhoud, beheer, exploitatie en

doorontwikkeling van de producten- en dienstenportfolio.

Nog niet

gerealiseerd

Het informatiehuis heeft een organisatie als huismeester gemandateerd. De organisatie die deze

rol vervult, is vanuit het stelsel aanspreekbaar. Er kunnen dus zaken worden gedaan met het huis

zonder dat kennis nodig is van de andere organisaties die binnen het huis actief zijn.

Alleen beoogd

huismeester en

nog geen stelsel

Het informatiehuis heeft processen ingericht voor besturing/regie, de afstemming van het

aanbod op de gebruikersvraag, semantische- en technische standaardisatie, kennisdeling en

beheer van standaarden, modellen/rekenregels, ict-tools en gegevens.

Bestaat

grotendeels. Nog

niet voor

gebruikersvraag

Het informatiehuis heeft zijn standaard producten- en dienstenaanbod en het daarvoor geldende

dienstenniveau op de binnen het stelsel afgesproken wijze vastgelegd en openbaar gemaakt.nog geen stelsel

Het informatiehuis heeft een kwaliteitsborgingsproces ingericht waarbij is vastgelegd aan welke

stelselbrede en domeinspecifieke kwaliteitsstandaards wordt voldaan en dat voorziet in

onafhankelijke kwaliteitscontrole en stelselconforme verantwoordingsrapportage over de

geleverde prestaties. nog geen stelsel

Aan het stelsel geleverde gegevens worden in principe beschikbaar gesteld voor hergebruik onder

een open data licentie (publiek domein, CC-0 of CC-BY). Afwijkingen van dit regime moeten

passen binnen de op stelselniveau vastgestelde kaders. nog geen stelsel

Aan het stelsel geleverde standaard producten en diensten zijn inputgefinancierd (aan de

afnemers mogen geen kosten in rekening worden gebracht). Voor maatwerkdiensten mogen

eventueel wel kosten worden gerekend. Het huis moet hiervoor dan wel eigen voorzieningen

implementeren.

nog niet

uitgewerkt

Het informatiehuis opereert vraaggestuurd. De besturing voorziet in niet vrijblijvende invloed

van de afnemers van producten- en diensten en het huis beschikt over een in overleg met deze

afnemers vastgesteld meerjarenplan waarin wordt toegelicht hoe aan gewijzigde behoeften van

de gebruikers van het digitaal stelsel Omgevingswet tegemoet wordt gekomen.nog niet

uitgewerkt

Aansprakelijkheid: Er is duidelijkheid over wie aansprakelijk is voor de kwaliteit van gegevens

bronhouder/

verder niet

uitgewerkt

Herleidbaarheid: Data trail vanaf de bron, via eventuele bewerkingen tot en met plaatsing in een

gegevensbestand en levering.

nog niet

uitgewerkt

Bestendig voor de rechter OK

Page 41: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 41 van 69

5.4 Kwaliteitsborging - Link leggen met doelarchitectuur

De link met de doelarchitectuur moet nog gelegd worden. Een paar

aandachtspunten:

Het monitoringstool van het NSL gebruikt een “eigen” database met

verkeersgegevens. In de toekomst zal deze database moeten opgaan in de

centrale faciliteit aan verkeersgegevens.

Naast de verkeersgegevens is de beoordeling van de luchtkwaliteit van meer

centrale registers afhankelijk zoals de BAG. Verbindingen met die systemen zijn

gerealiseerd met de middelen die toen beschikbaar waren. In het kader van de

laan van de leefomgeving zullen deze voorzieningen mogelijk in andere

informatiemodellen worden gevat waarmee ook de verbindingen met

informatiehuislucht vernieuwd moeten worden. Dit zal ongetwijfeld tot

datatechnische inspanningen leiden en mogelijk ook tot aanpassingen in de

luchtkwaliteitsmodellen zelf. Het rekensysteem en de vergelijking met de

metingen is zo opgezet dat een herijking en validatie van het model met iets

anders gedefinieerde invoer paramaters praktisch uitvoerbaar is, vermoedelijk

zonder een significant verlies aan model performance. De modeluitkomst op

individuele locaties zal wel wat veranderen met ook mogelijke veranderingen in

de locatie en ernst van individuele knelpunten.

Page 42: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 42 van 69

6 Vraagsturing

6.1 Vraagsturing: Aan welke informatieproducten/gegevenssets is

er (nu al) vanuit de gebruiker behoefte? En waarom?

Algemeen: een rekeninstrument dat het effect op de luchtkwaliteit van een

nieuw initiatief in beeld brengt voor een in te stellen zichtjaar. Voor het nieuwe

initiatief zelf betekent dit primair het rekeninstrument voor puntbronnen (SRM-3

of ISL-3) en de GCN kaart. Projecten kunnen ook tot veranderende

verkeersstromen leiden waardoor ook een rekeninstrumentarium zoals de

rekentool voor de monitoring van het NSL een basisvoorwaarde is.

Specifiek willen partijen ook maatregelen kunnen doorrekenen zoals een

milieuzone waarin een bepaald type voertuigen geweerd wordt. Nu vraagt zo’n

exercitie veel deskundigheid en de juiste contacten om aan specifieke emissie

factoren te komen. Het zou een ontwikkelrichting van het informatiehuis kunnen

zijn om dit soort berekeningen te faciliteren (zie de hoofdstukken 2 en 8).

De PAS/AERIUS is net van kracht en vraagt iets vergelijkbaars: een

rekeninstrument dat het effect op de depositie van een project in beeld brengt

voor een in te stellen zichtjaar. Voor het project zelf betekent dit primair dat het

rekeninstrument voor puntbronnen (SRM-3 of ISL-3) en de GDN kaart

beschikbaar moeten zijn.

6.2 Vraagsturing: Bij welke doelgroepen? Wat is daarvoor (nog)

nodig? Wat leveren die producten op?

We onderscheiden als doelgroepen Initiatiefnemers,

vergunningverleners, gemeentes, provincies en burgers/omwonenden.

6.2.1 Initiatiefnemers en vergunningverleners

Hebben vooral een geldende GCN en SRM-3 nodig om het gecombineerde effect

van het project en de achtergrond te berekenen. Indien er ook een weg in de

buurt is met een relevante verkeersbijdrage is de berekening van die

verkeersbijdrage ook nodig. Daarvoor zijn de modellen SRM-1 en SRM-2 nodig

en de invoergegevens. In de rekentool voor de monitoring van het NSL zijn

hiervoor deels actuele gegevens beschikbaar. Voor de initiatiefnemer levert het

mogelijk een vergunning en voor de vergunningverlener een (beter) gefundeerd

oordeel over de correctheid van de aanvraag op.

6.2.2 Gemeentes

Voor lokale overheden zoals gemeentes speelt vooral de planning van de

verkeerstromen met de bijbehorende effecten op de luchtkwaliteit. Daarvoor zijn

de GCN en modellen voor SRM-1 en SRM-2 nodig en de daarbij horende

invoergegevens. Dit zijn zowel de beschrijving van de wegen en de

verkeersemissie factoren voor de relevante zichtjaren. In de huidige / “ist”

situatie zijn in de rekentool voor de monitoring van het NSL de geautoriseerde

gegevens beschikbaar. Het staat ter discussie in hoeverre in de toekomstige

gewenste / “soll” situatie deze gegevens nog beschikbaar zullen gaan zijn

vanwege geplande bezuinigingen bij het ministerie van I&M.

6.2.3 Provincies

Page 43: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 43 van 69

Voor een deel kunnen provincies dezelfde informatie behoefte hebben als de

gemeente. De Provincies hebben een belangrijke rol in de uitvoering van de

PAS. Dit geeft een extra belang van het AERIUS rekensysteem voor de

provincies zowel bij vergunning verlening en handhaving. De monitoring van de

PAS heeft zowel een stikstof deel als een natuurdeel (informatievoorziening in

het informatiehuis natuur) dit kan invloed hebben op vraagsturing en de

benodigde informatieproducten.

6.2.4 Burgers/omwonenden

Burgers vormen een bijzonder heterogene groep. Het merendeel van de burgers

zal vooral gebaad zijn met informatie die gemaakt is op toegankelijkheid zoals

de Atlas Leefomgeving. Individuele bronnen zijn in de Atlas Leefomgeving niet

zichtbaar dus voor een kleine deel van de burgers (wellicht het meest prominent

aanwezige deel) wil over hetzelfde type informatie kunnen beschikken als de

initiatief nemers.

6.2.5 Issues/analyse punten

Bij de rondgang langs stakeholders/gebruikers van informatie is gebleken dat

naast de EU- grenswaarden ook maximaal toelaatbaar risiconiveau59 waarden

worden gebruikt voor de beoordeling of een vergunning verleent mag worden.

Het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) is de concentratie van een stof in

water, sediment, bodem of lucht waar beneden geen negatief effect is te

verwachten. De MTR zijn te vinden in een RIVM-rapport Luchtnormen voor 31

prioritaire stoffen -

http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601357003.pdf. Dit bevat een

overzicht van de 31 prioritaire stoffen met diverse kanttekeningen (in Bijlage 4).

Het gaat om jaarnormen, tenzij ander vermeld. Op de site van Infomil over het

zelfde onderwerp staat: “Naast de wettelijke grens- en richtwaarden dient de

vergunningverlener rekening te houden met de niet-wettelijke MTR- en

streefwaarden voor de luchtkwaliteit. Op de website van het RIVM staat een

overzicht met de prioritaire stoffen. Per stof is hieraan een factsheet gelinkt

waarin de meest recente MTR- en streefwaarden zijn opgenomen.” Het is

onduidelijk hoe een vergunning verlener op dit moment aan deze eis (“dient

rekening te houden”) voldoet. Voor diverse stoffen uit de MTR lijst is de MTR

waarde lager dan de spaarzame metingen van de achtergrond. Hier lijkt een

verbeterpunt mogelijk om wensen en praktische mogelijkheden meer op elkaar

af te stemmen en te analyseren hoe de informatievoorziening voor de partijen

gefaciliteerd wordt of zou kunnen worden.

Vergunningen versus (echte) emissies. De concentraties in de lucht worden

veroorzaakt door de emissies die bronnen daadwerkelijk uitstoten. Deze uitstoot

is meestal lager dan de uitstoot die in de vergunning wordt toegestaan. Als een

luchtkwaliteitsberekening op basis van vergunningen wordt uitgevoerd zal dit

waarschijnlijk een overschatting opleveren waarbij he model resultaat

ongeschikt is voor toetsing en vergelijking met metingen. Daarom wordt bij de

berekening van bijvoorbeeld de GCN zoveel mogelijk de reële emissie gebruikt.

Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat in de landbouw niet het vergunde aantal dieren

wordt gebruikt maar het aantal dieren dat in de landbouwtelling is vastgesteld.

Stakeholders geven echter aan dat zij bij het uitgeven van nieuwe vergunningen

berekeningen op basis van vergunningen nodig hebben. Bijvoorbeeld om in te

59

http://www.rivm.nl/rvs/Normen/Milieu/Milieukwaliteitsnormen

Page 44: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 44 van 69

kunnen schatten wat het risico op overschrijding van de normen wordt indien

alle vergunde emissies werkelijkheid zouden worden. Om dit te kunnen

faciliteren is naast de bestaande emissieregistratie een centraal systeem van

vergunde emissies noodzakelijk. Zo’n systeem kan het informatieprobleem

oplossen als in één gebied meerdere partijen vergunningen verlenen.

6.3 Hoe wordt vraagsturing gerealiseerd?

Diverse onderdelen van het informatiehuis hebben een systeem van

vraagsturing. Mogelijk is hier nog een verbetering in aan te brengen door ook

de vraagsturing voor het huis als totaal te beschouwen. Hierin kunnen de

wensen en ideeën bij de stakeholders meer centraal komen te staan, met

prioritering door opdrachtgevers en financiers (zie de hoofdstukken 2 en 8).

6.4 Stakeholderanalyse

Met het oog op deze nadere analyse is een aantal gesprekken gevoerd met

gebruikers van gegevens op het gebied van luchtkwaliteit. Een samenvattende

rapportage van deze gesprekken is in de bijlage opgenomen. Algemene

conclusie is dat na een aanvankelijke aarzeling ten aanzien van de meer centrale

aanpak in de beginperiode van het NSL de gegevensvoorziening van het

luchtkwaliteitsbeleid nu goed loopt, dat er een zekere routine is opgetreden in

de jaarlijkse monitoring en dat deze aanpak zich als solide heeft bewezen bij de

onderbouwing van projecten. Belangrijkste punt van aandacht is dat deze

verworvenheid na de formele beëindiging van het NSL in stand blijft. Daarbij

tekent zich een spanningsveld af tussen enerzijds de notie dat nu de

grenswaarden vrijwel overal zijn bereikt, de monitoring minder frequent zou

kunnen zijn en anderzijds de noodzaak te beschikken over actuele gegevens

over een belangrijk gezondheidsaspect als luchtkwaliteit. In de gesprekken is

een aantal overwegingen aan de orde gekomen die bij een keuze in dit

spanningsveld moeten worden betrokken, zoals stabiliteit van gegevens in tijd

en ruimte, relatie met de dynamiek van veranderingen in de luchtkwaliteit, de

mate waarin de grenswaarde is gehaald, de relatie met aanpalende

beleidsterreinen en de wijze van organisatie van het proces. Naast deze centrale

punten is er nog een aantal verbeterpunten op een brede reeks van thema’s

naar voren gekomen zowel ten aanzien van industriële inrichtingen als van

intensieve veehouderij-bedrijven. Belangrijkste daaruit zijn de wens naar meer

uniformiteit en consistentie in de basisgegevens, zoals die over verkeer en

economische scenario’s, maar ook de omgevingskenmerken en de netwerken,

specifieke verbeterpunten bij de vergunningverlening en verbetering van de

gegevens over specifieke fracties of stoffen, zoals roet en slijtagestof van

banden, remmen en wegdek, uitstoot van scheepvaart en benzeen, ook in

situaties waar de grenswaarden niet worden overschreden60.

Wat de PAS betreft is het algemene gevoelen dat het nog te vroeg is om hier

stellige evaluerende opmerkingen over te maken. Wel leeft breed de

verwachting dat als gevolg van de hoge mate van detail en de grote

geografische reikwijdte de PAS een enorme gegevensbehoefte met zich zal

brengen, terwijl tegelijkertijd de uitkomsten van de berekeningen met veel

onzekerheden omgeven zullen zijn. Zie Bijlage 1

60

De VNG heeft aangegeven dat dit deze wens van twee stakeholders niet voor alle gemeentes geldt

Page 45: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 45 van 69

7 Haalbaarheid

7.1 Wat is de verwachte planning, termijnen en groeicurve van het

informatiehuis?

De technische bouwstenen voor een informatiehuis lucht zijn grotendeels

aanwezig. Dit betekend dat er een basis is maar dat er altijd ook een systeem

zal moeten zijn om de basis te onderhouden en ook te vernieuwen.

De grootste verandering wordt verwacht bij het aansluiten op de centrale

voorzieningen van de laan en bij het ontwikkelen van nieuwe

informatieproducten. In deze nadere analyse zijn nog wel enkele issues die door

middel van desk research of het consulteren van deskundigen nog wat verder

verdiept kunnen worden. Een grotere stap voorwaarts, voor het informatiehuis

lucht, is naar verwachting in de komende fase realiseerbaar door een meer

prototyping achtige benadering.

Aan de inputkant is daarbij de verkeersgegevens een interessante optie. Hierbij

zou voor de meest betrokken huizen (lucht en geluid) bekeken kunnen worden

hoe een gecombineerde voorziening kan functioneren. De data set van

verkeersgegevens van de monitoring van het NSL kan daarbij als een deel van

de input dienen.

Bij nieuwe, inspirerende informatie producten, kan gedacht worden aan

bijvoorbeeld het faciliteren van eenvoudige vergunningen (zie de aanvraag voor

een nieuwe stal in AERIUS) of de bovengenoemde lokale maatregelen zoals

een milieuzone waarin een bepaald type voertuigen geweerd wordt (zie

hoofdstuk 8).

7.2 Wat zijn de essentiële randvoorwaarden voor de start en

ontwikkeling van het informatiehuis? Wat is de verwachte

planning

De financiële uitwerking van zowel de vraagsturing en governance. Planning is

onbekend.

Page 46: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 46 van 69

8 Informatiehuis lucht: Droomhuis langs de laan

In de voorgaande hoofdstukken is vooral stilgestaan bij de bestaande

gegevensstromen en de logische korte-termijn aanpassingen. Een dergelijk

overzicht is noodzakelijk om de huidige situatie gedegen in kaart te brengen en

behulpzaam bij de eerste aanpassingen. De opsomming belemmert mogelijk het

zicht op de verdere mogelijkheden die het te ontwikkelen digitale stelsel lucht

straks kan bieden. In dit hoofdstuk wordt de potentie en het perspectief van de

informatiehuizen geschetst.

Gebruikersgemak: nieuwe informatie product voor de (kleine) ondernemer

Een toenemend deel van de Nederlandse beroepsbevolking werkt bij kleine(re)

ondernemingen61. Het is dan ook van maatschappelijk belang om een

vergunningaanvraag voor het opstarten of uitbreiden van een kleine

onderneming zo veel mogelijk te faciliteren. Onderstaande figuur laat zien hoe

dat straks langs de Laan van de Leefomgeving zou kunnen gaan.

Als voorbeeld van kleine onderneming is hier een boerenbedrijf genomen. De

ondernemer selecteert op een kaart het juiste bedrijf en selecteert uitbreiding

van het bedrijf. Voor de aanvraag hoeft via een menu alleen het gewenste soort

en aantal dieren en het soort verblijf te worden ingevuld. Vervolgens analyseren

de verschillende huizen langs de Laan van de Leefomgeving of er in de

betreffende stukken regelgeving aandachtspunten voor het verlenen van een

vergunning zijn. De analyse resulteert in een verslag waarin is vastgelegd welke

gegevens de ondernemer zelf heeft ingevoerd voor de aanvraag, welke

relevante gegevens uit de informatiehuizen zijn gebruikt voor de toetsing en wat

het resultaat is. Als de aanvraag klaar is, hoeft de ondernemer deze alleen naar

het bevoegd gezag te sturen en de vergunningaanvraag is gereed. De

beoordeling door het bevoegd gezag wordt in dit voorbeeld ook eenvoudig

omdat alle relevante informatie onmiddellijk beschikbaar is. Dit lijkt misschien

toekomstmuziek, maar is bestaat al in het AERIUS pakket. Zie het onderstaande

schema.

61

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bedrijven/publicaties/artikelen/archief/2015/steeds-meer-

ondernemers-in-nederland.htm

Page 47: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 47 van 69

Gebruikers gemak: vereenvoudiging ontsluitingsweg

Bij veel projecten is één van de projecteffecten het ontstaan of veranderen van

de ontsluitingsweg van een woningbouwlocatie of de locatie van een nieuwe

industriële inrichting.

Met AERIUS (www.aerius.nl) kan snel en eenvoudig een berekening worden

uitgevoerd van wegverkeer. Via een laagdrempelige ‘user interface’ kunnen

gebruikers een weg tekenen en daar verkeersgegevens aan toekennen. Zie

onderstaande figuur, waarin een buitenweg (lijnbron 1) is gedefinieerd met 3000

voertuigen per etmaal (lichtverkeer).

Illustratie definiëren lijnbron in AERIUS

Vervolgens berekent AERIUS de depositiebijdrage op toetspunten in

Natuurgebieden, en genereert automatisch een rapport (pdf) met een overzicht

van de resultaten en een verantwoording van de gebruikte gegevens. Dit

rapport kan worden gebruikt als bijlage bij de vergunningaanvraag.

Een gebruiker kan in AERIUS ook zelf een toetspunt definiëren. Dus ook een

toetspunt waar toetsing vereist is voor lokale luchtkwaliteit. Zie bovenstaande

figuur waarbij een toetspunt (a) is geplaatst bij een woning. De benodigde

invoergegevens voor depositieberekeningen zijn in beginsel gelijk aan de

invoergegevens voor lokale luchtkwaliteitberekeningen. Dat maakt de

benadering in AERIUS ook geschikt voor onderzoek naar de luchtkwaliteit bij

wegen. Met een aangepaste interface is deze systematiek wellicht ook bruikbaar

voor toetsen in andere informatiehuizen zoals bijvoorbeeld geluid.

Page 48: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 48 van 69

Gegevensgemak: verkeer

In diverse beleidsterreinen (o.a. luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid,

natuur) worden verkeersgegevens gebruikt bij toetsing. Dit heeft geresulteerd in

een verzameling bestanden met grofweg vergelijkbare informatie, die onderling

echter nauwelijks gekoppeld of afgestemd zijn. Dit heeft als nadelen dat

gegevens meerdere keren moeten worden ingewonnen (inefficiënt) en,

belangrijker, dat er een aanzienlijk risico bestaat voor inconsistenties. Zo kan

momenteel gebeuren dat over een en hetzelfde wegvak (en dezelfde periode) in

een beleidsterrein meer of andersoortige voertuigen rijden dan in een ander

beleidsterrein. Dit komt de geloofwaardigheid van de systemen niet ten goede.

Om één centraal bestand voor verkeersgegevens te realiseren is niet eenvoudig.

Er zijn, bijvoorbeeld, aanzienlijke verschillen in de verkeersgegevens die in de

diverse milieudomeinen nodig zijn. Om praktische ervaring op te doen hebben

de informatiehuizen lucht, geluid, externe veiligheid en ruimte voorgesteld om

hun gegevens te combineren, waarbij gelijksoortige parameters in centrale

bestanden worden samengevoegd. Vervolgens wordt beoordeeld wat de

inhoudelijke en beleidsmatige effecten zijn indien deze nieuwe gecentraliseerde

gegevens worden toegepast in de bestaande toetsingspraktijk. Schematisch

weergegeven in de volgende figuur.

Informatie en organisatie

Ontwikkelingen in beleid of wet- en regelgeving kunnen aanleiding zijn voor

wijzigingen in het informatiehuis. In het ideale informatiehuis is voor

12

Page 49: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 49 van 69

aanpassingen een protocol “nieuwe inzichten” aanwezig, zoals dat momenteel

voor de besluitvorming bij luchtkwaliteit bestaat.

Een dergelijk protocol bevat een aantal logische stappen voor een “het goed

beschreven voornemen/wijziging/aanpassing” via een eventuele “consultatie van

anderen” een besluit wordt genomen en vervolgens wordt geïmplementeerd. Dit

alles binnen vooraf besproken redelijke termijnen. Een dergelijk protocol vereist

discipline, zowel bij de beleidsmakers als bij de uitvoerders.

Lokale afweging obv gezondheidseffecten; voorbeeld verkeersplan A of B

De omgevingswet voorziet in lokale afwegingsruimte en in de mogelijkheid om

gezondheid een grotere rol bij deze afwegingen te laten spelen. Een dergelijke

wens speelt nu al. In verschillende (grote) gemeentes worden voor dergelijke

afwegingen uiteenlopende gezondheidsindicatoren gehanteerd. In het kader van

een opdracht van de directie “Eenvoudig Beter” worden de eigenschappen van

een aantal bestaande of in ontwikkeling zijnde (integrale) beoordelings- of

afwegingsinstrumenten geïnventariseerd. Hierbij kan worden gedacht aan GES

Stad en Milieu of het afwegingskader Gezondheid en Milieu. Het gaat om een

palet van kwalitatieve en kwantitatieve instrumenten. Tevens wordt de

informatiebehoefte op dit terrein gepeild. Indien deze wens om gezondheid

integraal in rekening te brengen bij een voldoende groot aantal stakeholders

leeft zouden daar in het kader van de vraagsturing van het informatiehuis

informatieproducten voor kunnen worden ontwikkeld.

Zo worden momenteel bijvoorbeeld voor diverse verkeersscenario’s aparte

blootstellingskaarten voor NO2, roet, PM2.5, geluid enz. berekend en

geanalyseerd. Met de een Milieu Gezondheids Risico indicator kunnen

gezondheidsrisico’s verbonden aan de blootstelling van individuele parameters

worden gecumuleerd tot één indicator. Op basis van de BAG kan hiermee de

totale belasting van de bevolking op elk individueel huisadres worden berekend

en gecumuleerd. De meeste onderdelen in dit schema zijn voor verschillende

beoordelingsinstrumenten latent aanwezig. Voor daadwerkelijke realisatie is

evenwel nog onderzoek en implementatie noodzakelijk.

.

Page 50: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 50 van 69

9 Bijlagen

9.1 1 Stakeholdersanalyse informatiehuis luchtkwaliteit

In het kader van de nadere analyse van de informatiehuizen is een reeks

evaluerende gesprekken gevoerd met gebruikers van informatie over

luchtkwaliteit. Gesproken is met een provincie, een grote gemeente, twee

omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat. Op basis hiervan is een indruk verkregen

van de manier waarop met de producten uit het informatiehuis lucht wordt

gewerkt en wat knelpunten en verbeterpunten zijn. Samenvattend leidt deze

stakeholdersanalyse tot de volgende observaties en conclusies. De verslagen

van de afzonderlijke gesprekken zijn als bijlage bij deze rapportage opgenomen.

1) NSL monitoring

a) De NSL-monitoring staat centraal in de uitvoering van het

luchtkwaliteitsbeleid. De jaarlijkse update vormt de basis voor de toetsing van ruimtelijke plannen en vergunningen aan luchtkwaliteit. De ervaring is dat er een zekere routine is ontstaan in het aanleveren van gegevens voor de update, zodat dit aanzienlijk minder tijd kost dan in de beginperiode van het NSL.

b) Wat betreft de frequentie van de monitoring is er een spanningsveld

tussen enerzijds het belang om met zo actueel mogelijke gegevens te werken en anderzijds de monitoringsinspanning te beperken. Actualiteit van gegevens speelt een rol bij de toetsing bij de Raad van State en wanneer de gegevens minder actueel zijn is er het risico dat er in werkelijkheid òf minder, òf juist meer milieuruimte beschikbaar is. Algemene indruk is dat de komende jaren een jaarlijkse monitoring nog nodig is, maar dat daarna de frequentie omlaag zou kunnen. Om in dit

spanningsveld een lijn te kiezen zijn verschillende overwegingen van belang: i) Een keuze ten aanzien van de frequentie van de monitoring dient

duidelijk in de regelgeving te worden vastgelegd, zodat ook in het kader van toetsing door de Raad van State helder is dat de monitoringsuitkomsten de te hanteren juridische werkelijkheid weergeven.

ii) Daarbij is het van belang dat er stabiliteit in de gegevens is over tijd

en ruimte. De afgelopen periode is er nog te veel sprake geweest van schommelingen in de gegevensreeksen als gevolg van methodiekwisselingen en het verwerken van nieuwe wetenschappelijke inzichten.

iii) Frequentie van monitoring moet zijn gerelateerd aan de dynamiek

van de luchtkwaliteit en de mate waarin de luchtkwaliteit onder de grenswaarde zit.

iv) Bij een lage frequentie verdwijnt de routine uit de organisatie en zal een monitoringsronde meer tijd en inspanning kosten dan bij een hogere frequentie.

v) Gelet op de deels vergelijkbare invoergegevens verdient het aanbeveling om de monitoring voor geluid en lucht in hetzelfde ritme

te doen. (NB: hoe zit dat met de PAS??) c) Bij de monitoring is de keuze van het referentiejaar belangrijk. Bij de

geluidproductieplafonds heeft men op dit moment te maken met een

discrepantie die ontstaat doordat de kwaliteit van de gegevens ten opzichte van die over het referentiejaar is verbeterd. Het van kracht worden van de Omgevingswet zou een goed moment zijn om voor de monitoring van zowel lucht als geluid een nieuw referentiejaar te kiezen.

Page 51: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 51 van 69

d) Gebruikers willen graag dat de huidige programma-systematiek, waarbij grote projecten door kunnen gaan omdat ze in het NSL zijn opgenomen en kleine omdat ze onder de NIBM-grens vallen, gecontinueerd wordt. Het aflopen van de geldigheid van het huidige NSL per 2016 wordt als

een onzekere factor gezien, nu nog niet duidelijk is hoe het vervolg zal zijn. Datzelfde geldt voor de vraag hoe de Raad van State zal omgaan met het feit dat op grond van de EU-regelgeving de normen per 2015 overal gehaald moeten zijn en dit nog niet overal het geval is. Voor alle zekerheid volstaan sommige spelers niet met het NSL als onderbouwing voor projecten, maar verricht men een afzonderlijke

luchtkwaliteitsberekening om aan te tonen dat het project onder de

grenswaarde blijft.

2) Relatie met verkeersgegevens a) De meeste gesprekspartners onderkennen een aantal problemen rond

verkeersgegevens als input voor luchtkwaliteitsberekeningen. De volgende punten kwamen aan de orde:

i) Verkeersmodellen zijn in beginsel gemaakt voor planning van capaciteit van infrastructuur en niet voor milieuberekeningen. Zo is er vaak sprake van een aanzienlijke overcapaciteit of rijdt verkeers soms langs andere routes dat in het model voorzien. Voor milieuberekeningen zou je eigenlijk betrouwbaarder uitkomsten willen hebben.

ii) Elk overheidsniveau maakt zijn eigen verkeersmodel en kiest daarbij

zijn eigen uitgangspunten als het gaat om economische scenario’s

en tempo van ontwikkeling van nieuwe projecten. Hierdoor treden inconsistenties op bij de overgangen tussen rijks-, provinciale- en gemeentelijke wegen.

iii) Voor de thema’s lucht, geluid en externe veiligheid wordt soms met verschillende prognoses gewerkt.

b) Geconstateerd wordt dat de bij ii) genoemde inconsistenties in de

monitoringstool wel zichtbaar worden gemaakt, maar dat er niets mee gedaan wordt. Er is een algemeen gevoelen dat het goed zou zijn naar meer consistentie toe te werken. Te verwachten is dat wanneer de Omgevingswet van kracht zal zijn inconsistenties vaker aan het licht zullen komen, vanwege de noodzaak verschillende beleidsterreinen goed op elkaar af te stemmen. Men is zich er echter van bewust dat dit een

complexe opgave is, waarbij technische en bestuurlijke aspecten een rol spelen. Het zou al een belangrijke stap zijn om de verkeersmodellen zelf en de manier waarop ze worden toegepast te harmoniseren. Volgende

stap zou dan zijn om ook te zorgen voor consistentie in de invoergegevens en vervolgens in de uitkomsten.

c) Men is zich ervan bewust dat voor het maken van een centraal verkeersregister afzonderlijke overheden een deel van de controle over

de eigen gegevens uit handen moeten geven. Als voorwaarden om in zo’n proces mee te gaan zijn genoemd dat er stabiliteit in de gegevens moet zijn en dat alle spelers op een goede manier in het proces betrokken moeten worden.

3) Luchtkwaliteit en vergunningverlening a) Ook hier is de conclusie dat er sprake is van een goed werkende aanpak,

waarbij er natuurlijk altijd verbeterpunten resteren. Bij vergunningverlening wordt onderzoek gedaan naar de bijdrage van het desbetreffende bedrijf. Die wordt bij de GCN-waarde opgeteld en vervolgens beoordeeld. De knelpunten zitten vooral daar waar bedrijven

en verkeer samenkomen. Dat geldt voor bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking, maar ook daar waar veel verkeer op het

terrein van het bedrijf zelf plaatsvindt. Bij containerterminals spelen beide aspecten een rol. Kwetsbaar zijn verder ook de grote op- en overslagbedrijven (ivm ) en de verwarmingsinstallaties van

Page 52: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 52 van 69

kassencomplexen. Grote installaties van bv. raffinaderijen zijn minder een probleem omdat die hoge schoorstenen hebben en daardoor een relatief beperkte lokale bijdrage.

b) Bij bedrijven zijn met name de gegevens die in de vergunningaanvraag

zitten van belang. Hierbij wordt gebruik gemaakt van documenten, waarin toegestane emissiegegevens zijn opgenomen, zoals de NER, BEES en de NTA’s. Niet altijd is duidelijk wat de status van deze documenten is en ook de vindbaarheid is niet altijd voldoende. Hier zou een centrale database moeten worden gemaakt, waarin al deze gegevens, inclusief de kennis die bij de verschillende adviesbureaus

aanwezig is, vrij beschikbaar komen.

c) Aandachtspunt is dat initiatiefnemers een groter project presenteren als een serie kleine projecten of aanpassingen en op die manier onder de NIBM-grens blijven. Dat effect zou nog kunnen worden versterkt, wanneer in de Omgevingswet het begrip inrichting wordt vervangen door installaties, zodat een grote inrichting kan worden opgedeeld in een aantal kleinere installaties.

Tot slot kan bestuurlijke versnippering, d.w.z. dat vergunningen door verschillende instanties worden verleend, een reden zijn waardoor de totale omvang van de omgevings-effecten van een inrichting onvoldoende in beeld komt.

4) Luchtkwaliteit en intensieve veehouderij PM: in te vullen na gesprek met Brabant.

5) Relatie met basisgegevens a) De noodzaak om van dezelfde basisgegevens uit te gaan wordt breed

onderschreven. Daarbij gaat het om de gegevens over topografie, gebouwen, hoogten, de ligging en de kenmerken van de netwerken, maar ook om de hiervoor genoemde verkeersgegevens en economische scenario’s. Gegevens voor NSL en PAS en voor lucht en geluid moeten in

de basis consistent zijn. b) Als het gaat om omgevingskenmerken moet een onderscheid worden

gemaakt tussen gegevens over het verkeersnetwerk zelf en de overige omgevingskenmerken. De gegevens over het netwerk moeten in de basis dezelfde zijn voor lucht, geluid en externe veiligheid. Als het gaat om de topografie en de gebouwen, etc. zijn voor geluid veel

gedetailleerder gegevens nodig dan voor luchtkwaliteit. Als je kijkt naar welke gegevens nodig zijn voor het berekenen van lucht, geluid en externe veiligheid, dan zou je daar de omhullende voor moeten bepalen

en die gegevens beschikbaar moeten maken. De indruk is dat als je de gegevens hebt die voor geluid nodig zijn, je voor lucht ook bijna alles hebt. Externe veiligheid vereist aanvullend informatie over populatiedichtheid in de functies wonen, bedrijven en gevoelige

bestemmingen. c) Een afzonderlijk punt is de vraag hoe het bijhouden van basisgegevens

geregeld is. Voor een aantal zaken, zoals topografie, hoogtes, gebouwen, is dat duidelijk georganiseerd. Echter waar het de ligging en kenmerken van de netwerken betreft, waarbij ook zaken als wegdektypes, snelheden, etc. aan de orde zijn, zijn dat vaak de overheidspartijen. Daarbinnen moet de verantwoordelijkheid voor de

gegevens neergelegd zijn bij de partijen die verantwoordelijk zijn voor de bronnen en niet bij de milieu-afdelingen, die de gegevens nodig hebben.

6) Ervaringen met de GCN en de Emissieregistratie a) Ten aanzien van de GCN worden eigenlijk geen problemen

geconstateerd. Het zit ingebouwd in de modellen. Het totstandkomingsproces is vertrouwd en iedereen werkt er mee. Zoals hiervoor al is aangegeven is er een terughoudenheid wanneer de

Page 53: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 53 van 69

verlaging van de frequentie van de NSL-monitoring ook zou betekenen dat de GCN niet meer jaarlijks wordt geupdated.

b) Wat betreft de Emissieregistratie zijn ten aanzien van luchtkwaliteit geen knelpunten genoemd. Wel zijn knelpunten te verwachten in het kader

van de PAS. Dit als gevolg van het feit dat bij de PAS hogere eisen gesteld moeten worden aan de geografische informatie. Dit punt wordt verder benoemd onder punt 8, waar de ervaringen met de PAS aan de orde komen. Een ander aandachtspunt is benzeen. Verwachting is dat de EU op enige termijn de grenswaarde zal gaan aanscherpen naar het niveau waarop

nu de streefwaarde ligt. Dit zal dan om een verbeterslag vragen bij de

identificatie en locatie van bronnen. Bij benzeen is ook geconstateerd dat via remote sensing hogere waarden worden bepaald dan via de rekenregels.

7) Gegevens over specifieke fijn stof-fracties a) Verschillende overheden voeren vanuit gezondheidsoogpunt beleid ook

daar waar al aan de NO2 en fijn stof grenswaarden is voldaan. Het gaat daarbij met name om roet, oftewel ultrafijn stof. Het is dan ook belangrijk om over gegevens te beschikken. Het meetnet is op dit punt al uitgebreid, maar nog niet voldoende. Naast verkeer zouden ook andere processen moeten worden meegenomen. In verband met de berekening van roetuitstoot in verband met het bepalen van het effect van maatregelen is voorts meer gedetailleerde informatie

nodig over emissiefactoren van de verschillende typen voertuigen. Deze

gegevens zijn er wel, maar zijn onvoldoende beschikbaar op uitvoeringsniveau.

b) Bij besluitvorming over grotere projecten worden soms GES-studies uitgevoerd, waarin ook belastingen onder de grenswaarden in beeld worden gebracht. Dit speelt een rol bij de keuze tussen varianten met verschillende milieubelastingen. In die context speelt ook slijtagestof van

banden, remmen en wegdek een rol. c) Uitstoot van scheepvaartverkeer is nog een aandachtspunt. Het zit nu

wel beter in de achtergrond, dit vraagt nog verdere verbetering. Ervaring van Utrecht (Amsterdam-Rijnkanaal) is dat nog te veel moet worden uitgegaan van een worst case benadering, die onnodig beslag legt op de beschikbare milieuruimte.

8) Modelleren en meten

Ten aanzien van de modellen zijn in de gespreksronde geen knelpunten naar

voren gekomen. Voor verkeer werkt de rekentool NSL goed en voor andere of meer gedetailleerde toepassingen worden de standaard modellen gebruikt, al dan niet in de software uitvoering van een adviesbureau, zoals Geomilieu of Stacks.

Verschillende overheidspartijen voeren eigen metingen uit. Zij achten dit van belang om met name richting burgers en bestuurders te kunnen aangeven dat het voornamelijk op berekeningen gebaseerde beeld van de luchtkwaliteit voldoende betrouwbaar is. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van nieuwe technieken, zoals het meten met Palmes-buisjes. Deze hebben het voordeel dat op veel plaatsen gemeten kan worden. Echter ook hier dienen de uitkomsten met name ter verificatie van de berekeningen.

9) Ervaringen met de PAS

Algemene reactie is dat er nog zo weinig ervaring met de PAS is opgedaan, dat nog geen op de praktijk gefundeerde evaluerende opmerkingen kunnen

worden gemaakt. Wel zijn de volgende verwachtingen uitgesproken. a) In bepaalde situaties is sprake van een ontwikkelambitie en een

beperkte milieuruimte. Dit wordt deels veroorzaakt doordat er veel ruimte in bestaande vergunningen zit en dat vaak minder wordt geëmitteerd dan wat gelet op de capaciteit van de installaties mogelijk

Page 54: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 54 van 69

is. Dit maakt het noodzakelijk dat er veel scherper gestuurd wordt op het beperken van de ruimte in vergunningen en dat schept weer een grote informatiebehoefte.

b) Een ander knelpunt bij de PAS is, dat niet gestuurd wordt op emissies,

maar op depositie. Dat stelt veel hogere eisen aan de geografische informatie. Dat is op dit moment niet goed genoeg. Te verwachten is dat op dit punt de PAS en de Emissieregistratie uit elkaar gaan lopen. De Emissieregistratie werkt zo dat het totaal van een bedrijfstak bekend is op basis van CBS gegevens. Daarnaast is er informatie over de afzonderlijke grote bedrijven. De rest wordt ingeschat op basis van het

aantal arbeidsplaatsen. Problemen daarbij zijn dat soms de

arbeidsplaatsen op het hoofdkantoor zijn geregistreerd, waar niet het productieproces plaatsvindt. Ook zijn er typen bedrijven, die met een laag aantal arbeidsplaatsen toch een hoge uitstoot hebben, bijvoorbeeld de containerterminals, met al die op afstand bestuurde dieselwagens en de kassen met hun wkk-installaties

c) De PAS wordt gekenmerkt door een veel hogere mate van detail in het

rekenen dan bij het NSL. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat relatief kleine bijdragen al voor de toetsing aan de normstelling relevant zijn en doordat met gebiedjes van 100 x 100 meter wordt gewerkt. Gevolg hiervan is ook dat effecten over hele grote gebieden moeten worden berekend. Zo strekt de relevante invloed van het Rotterdamse Havengebied zich uit tot de Waddenzee. Gevolg hiervan is zowel een enorme gegevensbehoefte als een grote mate van onzekerheid in de

uitkomsten. Heel belangrijk zal zijn hoe de Raad van State zal gaan

oordelen over plannen, die op deze wijze onderbouwd zijn.

hv 25082015

Page 55: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 55 van 69

9.2 Bijlage 2 Informatie model

Schematisch ziet de keten van modellen en informatiesystemen binnen het

Informatiehuis Lucht er als volgt uit:

(Basis)registraties Emissie-

registratie GDN/GCN

Monitoringstool (en AERIUS PAS-

tool) LML / MAN

Ingave en validatie

eMJV bedrijven en

(lokale) overheden

Verkeersbeleid, (MIRT)

projecten maatregelen en

beleid (lokale) overheden

OPS-

model

Model-

ijking

Page 56: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 56 van 69

9.3 Bijlage 3, overzicht gegevensstromen

Go

vern

an

ce

Co

de

Afh

an

kelijk

van

G

eg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

EU

_n

orm

Lu

ch

tkw

alite

itsn

orm

en

uit

EU

reg

elg

ev

ing

xx

RB

L_

no

rmA

an

vu

llin

g r

eg

elg

ev

ing

in

RB

Lx

x

mo

dell

en

WL

M

SR

M_

1A

_*

+B

_*

Sta

nd

aard

reken

meth

od

e 1

(in

ste

den

)x

xx

WL

MR

IVM

Ien

M K

LG

SR

M_

2A

_*

+B

_*

Sta

nd

aard

reken

meth

od

e 2

(h

oo

fdw

eg

en

)x

xx

xW

LM

RIV

MIe

nM

KL

G

SR

M_

3A

_*

+B

_*

Sta

nd

aard

reken

meth

od

e 3

pu

ntb

ron

nen

xx

xx

WL

MR

IVM

Ien

M K

LG

OP

SE

Rx

xW

LM

RIV

MIe

nM

KL

G

LE

ER

LO

TO

S E

UR

OS

xW

LM

RIV

M/T

NO

/KN

MI

NIB

MN

IBM

to

ol

xx

Jaar

ER

+G

CN

Jaarl

ijkse g

en

eri

ek g

eg

ev

en

sx

x

meti

ng

en

A_

LM

LM

eti

ng

en

RIV

Mx

xx

xx

xS

LN

RIV

MIe

nM

KL

G

A_

GG

DM

eti

ng

en

GG

D A

xx

xx

xS

LN

GG

D A

Gem

A'd

am

A_

DC

MR

Meti

ng

en

DC

MR

xx

xx

xS

LN

DC

MR

DC

MR

A_

Nb

rab

an

tM

eti

ng

en

Om

gev

ing

sd

ien

st

mid

den

en

west

Bra

ban

tS

LN

A_

Lim

bu

rgM

eti

ng

en

pro

vin

cie

Lim

bu

rgS

LN

A_

Geld

erl

Meti

ng

en

Geld

erl

an

dS

LN

B_

AA

_*

Meti

ng

en

bu

isje

s A

mste

rdam

xx

GG

D A

Gem

A'd

am

B_

*A

_*

Meti

ng

en

bu

isje

s v

an

> 2

0 a

nd

ere

gem

een

tes

xx

Gem

een

teG

em

een

te

C_

1A

_*

EU

rap

po

rtag

e m

eti

ng

en

RIV

M+

part

ners

Ien

M K

LG

C_

2G

CN

EU

rap

po

rtag

e m

od

elg

eg

ev

en

s (

GC

N)

RIV

MIe

nM

KL

G

AM

OR

Refe

ren

tiem

eti

ng

en

am

mo

nia

kx

RIV

MIe

nM

KL

G

MA

N_

1A

_1

Meetn

et

am

mo

nia

k in

natu

ur

xx

RIV

ME

Z

DE

PD

rog

e d

ep

ossit

ie m

eti

ng

en

xR

IVM

Ien

M K

LG

/ E

Z

NA

TN

att

e d

ep

osit

iem

eti

ng

en

xx

RIV

MI&

M K

LG

BL

OO

Tst

NS

L+

BA

GB

loo

tste

llin

g b

ev

olk

ing

RIV

MIe

nM

KL

G

Mete

oM

ete

og

eg

ev

en

sK

NM

I

Verk

eer_

NS

LV

erk

eers

geg

ev

en

sw

eg

beh

eerd

er

Bo

om

_N

SL

Bo

men

facto

rw

eg

beh

eerd

er

BA

GA

dre

ssen

Kad

aste

r

Dir

ect

no

dig

G

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

No

dig

via

Page 57: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 57 van 69

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_1

Co

mp

oste

erm

od

el

x

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_2

Jaarl

ijkse H

an

dels

str

om

en

on

derz

oek n

aar

de h

an

del in

flu

orv

erb

ind

ing

en

in

Ned

erl

an

d

xx

xx

xx

EN

INA

RW

S

ER

_3

mo

del em

issie

s e

n e

nerg

ie A

VI's

x

xx

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_4

on

derz

oek f

racti

es h

uis

ho

ud

elijk

resta

fval

x

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_5

so

rteera

naly

ses h

uis

ho

ud

elijk

resta

fval

x

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_6

Sto

rtg

asm

od

el

x

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_7

WA

R a

fvals

toff

en

reg

istr

ati

e

x

xx

xx

xE

NIN

AR

WS

ER

_8

Sto

rtp

laats

en

(lo

cati

e e

n e

mis

sie

sto

rtg

as)

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gR

WS

ER

_9

Bestr

ijd

ing

sm

idd

ele

n lan

db

ou

w N

MI

(verd

elin

g e

n e

mis

sie

naar

luch

t en

wate

r) *

**

**

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

lterr

aM

in E

Z

ER

_10

Bo

dem

C k

aart

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

lterr

aM

in E

Z

ER

_11

Bo

dem

geb

ruik

(lo

cati

e)

(LG

N7)

*

xx

xx

Lan

db

ou

wA

lterr

aM

in E

Z

ER

_12

Basis

kaart

natu

ur

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

lterr

aM

in E

Z

ER

_13

GIA

B+

(V

erd

elin

g e

n e

mis

sie

uit

sta

l en

op

sla

g)

x

xx

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

lterr

aM

in E

Z/I

en

M K

LG

ER

_14

ST

ON

E a

f- e

n u

itsp

oelin

g (

N e

n P

, zw

are

meta

len

) *

**

x

xx

xx

xM

EW

AT

Alt

err

a/P

BL

Min

EZ

/Ien

M K

LG

ER

_15

N-

en

P-g

eh

alt

en

ru

nd

veem

en

gv

oer

op

basis

van

vo

ed

erw

aard

ep

rijz

en

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

SG

Min

EZ

ER

_16

ch

art

erv

aart

Ned

erl

an

d

xx

xx

xx

Verk

eer

Bero

ep

sv

ere

nig

ing

Bin

nen

vaart

ER

_17

Olie e

n g

asw

inn

ing

co

nti

nen

taal p

lat,

go

ed

keu

rin

g E

MJV

data

SO

DM

en

FO

-I

xx

xx

xx

xE

NIN

Ab

ev

oeg

d g

eza

gS

od

M

ER

_18

e-M

JV

xx

xx

xx

xx

xE

NIN

A e

n M

EW

AT

bev

oeg

d g

eza

gIe

nM

KL

G

ER

_19

Vo

ed

erw

aard

en

ru

wv

oer

en

kra

ch

tvo

er

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wE

uro

fin

s A

gro

/ C

en

traal V

eev

oed

er

Bu

reau

ER

_20

Eiw

it-v

ert

eerb

aarh

eid

div

ers

e v

oed

ers

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

en

traal V

eev

oed

er

Bu

reau

ER

_21

Verk

oo

pd

ata

aan

gele

verd

do

or

BM

WT

x

xx

xx

xV

erk

eer

BM

WT

ER

_22

Bra

nch

e-s

tati

sti

eken

VV

VF

(v

er

van

Verf

ab

rikan

ten

), N

CV

(N

ed

co

sm

eti

ca v

er)

, N

VZ

(N

ed

ver

v Z

eep

fab

rikan

ten

), N

AV

(N

ed

Aero

so

l v

ere

nig

ing

), V

NL

(v

er

Ned

lijm

ind

ustr

ie)

etc

x

xx

xx

xE

NIN

Ab

ran

ch

e-o

rgan

isati

es

ER

_23

Op

perv

lakken

zin

k v

ers

ch

ille

nd

e t

oep

assin

gen

met

ext

rap

ola

ties

x

xx

xx

xW

ES

PB

ran

ch

ev

ere

nig

ing

tan

dart

sen

ER

_24

lozi

ng

en

van

uit

tan

dart

sp

rakti

jken

, in

fo b

ran

ch

ev

ere

nig

ing

geco

mb

ineerd

met

sch

att

ing

en

x

xx

xx

xW

ES

PB

ran

ch

ev

ere

nig

ing

tan

dart

sen

ER

_25

Lo

zin

gen

van

uit

tan

dart

sp

rakti

jken

x

xx

xx

xW

ES

PB

ran

ch

ev

ere

nig

ing

tan

dart

sen

ER

_26

En

erg

ieb

ala

ns [

NE

H e

nerg

iesta

tisti

eken

]

xx

xx

xx

EN

INA

CB

S

ER

_27

Sta

tisti

ek D

uu

rzam

e E

nerg

ie

xx

xx

xx

EN

INA

CB

S

ER

_28

Sta

tisti

ek B

od

em

geb

ruik

[B

od

em

geb

ruik

(are

ale

n)

(LG

N6)

*]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_29

Lan

db

ou

wte

llin

g [

CB

S L

an

db

ou

wte

llin

g]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_30

Tra

nsp

ort

en

geb

ruik

van

die

rlijke m

est

[data

Verw

erk

ing

die

rlijke m

est]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_31

Lan

db

ou

wte

llin

g [

Gla

stu

inb

ou

w a

reaal g

ron

dg

eb

ruik

on

der

gla

s]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_32

Oo

gstr

am

ing

akkerb

ou

w e

n lan

db

ou

wg

ew

assen

(akkerb

ou

wg

ew

assen

/tu

inb

ou

wg

ew

assen

/gra

sla

nd

gew

assen

)

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wC

BS

ER

_33

Tra

nsp

ort

en

geb

ruik

van

die

rlijke m

est

[Sta

tisti

ek D

ierl

ijke m

est

(pro

du

cti

e e

n t

ran

sp

ort

)]

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wC

BS

ER

_34

Sta

tisti

ek G

rasla

nd

geb

ruik

[G

rasla

nd

op

bre

ng

st]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_35

Lan

db

ou

wte

llin

g [

Bew

eid

ing

van

melk

ko

eie

n e

n jo

ng

vee]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 58: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 58 van 69

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_36

CB

S-o

msch

rijv

ing

on

tbre

ekt

[Op

perv

lak k

an

too

rgeb

ou

wen

NL

ext

rap

ola

tie]

x

xx

xx

xM

EW

AT

CB

S

ER

_37

Op

en

bare

zu

iveri

ng

van

afv

alw

ate

r [C

BS

-en

qu

ete

Zu

iveri

ng

van

afv

alw

ate

r]

xx

xx

xx

ME

WA

TC

BS

ER

_38

Part

icu

liere

zu

iveri

ng

van

afv

alw

ate

r [C

BS

-en

qu

ete

Zu

iveri

ng

sslib

van

bed

rijv

en

en

in

ste

llin

gen

: zu

iveri

ng

scap

acit

eit

]

xx

xx

xx

ME

WA

TC

BS

ER

_39

Sta

tisti

ek B

od

em

geb

ruik

[O

pp

erv

lak in

du

str

iete

rrein

NL

ext

rap

ola

tie]

x

xx

xx

xM

EW

AT

CB

S

ER

_40

PR

OD

CO

M P

rod

ucti

esta

tisti

eken

in

du

str

ie [

PR

OD

CO

M P

rod

ucti

esta

tisti

eken

in

du

str

ie]

x

xx

xx

xM

EW

AT

CB

S

ER

_41

Verk

eers

pre

sta

ties v

rach

twag

en

s e

n t

rekkers

[D

-tab

ellen

Eu

rosta

t ]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_42

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

au

to's

[C

on

tin

u v

akan

tie-o

nd

erz

oek]

(vo

rmt

on

derd

eel v

an

nr

53 M

od

el b

ere

ken

ing

bu

iten

lan

ders

in

NL

vo

or

pers

on

en

wag

en

s)

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_43

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[Sag

itta

bin

nen

bre

ng

en

(o

nd

erd

eel p

ub

.besta

nd

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_44

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[afg

ele

gd

e w

eg

bin

nen

sch

eep

vaart

NL

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_45

Lu

ch

tvaart

(sta

tisti

ek)

[CB

S d

eta

ilb

esta

nd

vlieg

tuig

bew

eg

ing

en

per

vlieg

veld

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_46

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[CB

S p

ub

licati

eb

esta

nd

bew

erk

t d

oo

r R

WS

-DV

S]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_47

En

erg

iesta

tisti

eken

[E

lektr

icit

eit

sv

erb

ruik

van

ele

ktr

isch

vo

ort

bew

og

en

tre

inen

, tr

am

s e

n m

etr

o’s

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_48

Verk

eers

pre

sta

ties v

rach

twag

en

s e

n t

rekkers

[E

nq

uête

weg

verv

oer]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_49

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[IV

S-d

ata

verr

ijkt

met

afs

tan

den

(p

ub

licati

eb

esta

nd

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_50

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[Maan

dsta

ten

bin

nen

vaart

verr

ijkt

met

afs

tan

den

(v

oo

r p

ub

. B

esta

nd

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_51

Verk

eers

pre

sta

ties a

uto

bu

ssen

(sta

tisti

ek)

[Mo

del b

ere

ken

ing

bu

iten

lan

ders

in

NL

vo

or

au

tob

ussen

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_52

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

wag

en

s (

sta

tisti

ek)

[Mo

del b

ere

ken

ing

bu

iten

lan

ders

in

NL

vo

or

pers

on

en

wag

en

s];

zie

oo

k n

r 43

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_53

Verk

eers

pre

sta

ties v

rach

twag

en

s e

n t

rekkers

[M

od

el b

ere

ken

ing

tra

nsit

verk

eer]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_54

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

wag

en

s (

sta

tisti

ek)

[MO

N/O

VG

(S

tatl

ine: to

tale

verv

oers

pre

sta

tie v

an

de N

ed

erl

an

dse b

ev

olk

ing

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_55

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[Vaari

nte

nsit

eit

bin

nen

sch

eep

vaart

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_56

Bin

nen

vaart

(sta

tisti

ek)

[Vaart

uig

kilo

mete

rs o

p N

ed

erl

an

ds g

ron

dg

eb

ied

uit

gesp

lits

t n

aar

nati

on

aal en

in

tern

ati

on

aal tr

an

sp

ort

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_57

Verk

eers

pre

sta

ties t

ota

al [V

erk

eers

inte

nsit

eit

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_58

Verk

eers

pre

sta

ties b

este

lau

to's

[V

erk

eers

pre

sta

ties b

este

lau

to's

(S

tatl

ine)]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_59

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

au

to's

[V

erk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

au

to's

(S

tatl

ine)]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_60

Verk

eers

pre

sta

ties v

rach

twag

en

s e

n t

rekkers

[V

erk

eers

pre

sta

ties v

rach

tau

to's

en

tre

kkers

(S

tatl

ine)]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_61

Verk

eers

pre

sta

ties a

uto

bu

ssen

(sta

tisti

ek)

(Sta

tlin

e)

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_62

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

au

to's

Verk

eers

pre

sta

ties p

ers

on

en

wag

en

s 'o

ldti

mers

' (C

BS

-web

sit

e-m

aatw

erk

)

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_63

Verk

eers

pre

sta

ties b

ed

rijf

sb

este

lau

to's

[v

erk

eers

pre

sta

ties b

ed

rijf

sb

este

lau

to's

naar

bed

rijf

sta

k e

n leeft

ijd

van

het

vo

ert

uig

]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_64

Aard

olieg

ron

dsto

ffen

en

pro

du

cte

n [

Afz

et

van

mo

torb

ran

dsto

ffen

, S

tatl

ine]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_65

Sta

tisti

ek D

uu

rzam

e E

nerg

ie [

Afz

et

van

bio

bra

nd

sto

ffen

, S

tatl

ine]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_66

Verk

eers

pre

sta

ties m

oto

rfie

tsen

(in

on

twik

kelin

g)

[Verk

eers

pre

sta

ties m

oto

rfie

tsen

(m

aatw

erk

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_67

Verk

eers

pre

sta

ties s

pecia

le v

oert

uig

en

(in

on

twik

kelin

g)

[Verk

eers

pre

sta

ties s

pecia

le v

oert

uig

en

(n

ieu

we g

eg

ev

en

s in

2013)]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S

ER

_68

Verk

eers

pre

sta

ties m

oto

rfie

tsen

(in

on

twik

kelin

g)

[Verk

eers

pre

sta

ties b

rom

fiets

en

(m

aatw

erk

)]

xx

xx

xx

Verk

eer

CB

S

ER

_69

Co

nti

nu

On

derz

oek R

oo

kg

ew

oo

nte

n [

Aan

tal g

ero

okte

sig

are

n p

.p.]

xx

xx

xx

WE

SP

CB

S

ER

_70

Wo

nin

g O

nd

erz

oek N

ed

erl

an

d (

Wo

ON

) [A

an

tal w

on

ing

en

NL

]

xx

xx

xx

WE

SP

CB

S

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 59: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 59 van 69

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_71

En

erg

iesta

tisti

eken

; kla

nte

nb

esta

nd

en

[E

nerg

iev

erb

ruik

wo

nin

gen

(g

as e

n e

lektr

icit

eit

)]

xx

xx

xx

WE

SP

CB

S

ER

_72

Sta

tisti

ek S

lach

tin

gen

[kg

vle

esco

nsu

mp

tie p

.p.]

x

xx

xx

xW

ES

PC

BS

ER

_73

CB

S-n

aam

gev

ing

nie

t b

eken

d [

Pen

etr

ati

eg

raad

vaatw

assers

in

Ned

erl

an

d]

x

xx

xx

xW

ES

PC

BS

ER

_74

Verk

oo

p v

an

in

du

str

iële

pro

du

cte

n (

PR

OD

CO

M)

[Verk

oo

pcijfe

rs v

uu

rwerk

]

xx

xx

xx

WE

SP

CB

S

ER

_75

Bev

olk

ing

ssta

tisti

ek [

aan

tal in

wo

ners

NL

]

xx

xx

xx

WE

SP

/EN

INA

CB

S

ER

_76

Sta

tisti

ek I

nte

rnati

on

ale

Han

del [O

veri

g (

o.a

. in

- en

uit

vo

er

veev

oed

erg

ron

dsto

ffen

, m

en

gv

oed

erp

rod

ukti

e, in

div

idu

ele

cijfe

rs e

n e

mis

sie

cijfe

rs u

it a

nd

ere

werk

veld

en

bin

nen

de E

mis

sie

reg

istr

ati

e)]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_77

On

derz

oek v

erp

laats

ing

sg

ed

rag

/mo

bilit

iets

do

nd

erz

oek N

L [

Verk

eers

pre

sta

ties b

rom

fiets

en

(M

ON

/OV

G-d

ata

t/

m 2

007)]

x

xx

xx

xV

erk

eer

CB

S/T

NO

ER

_78

ER

I-W

ate

r

xx

xx

xx

xM

EW

AT

Delt

are

sR

WS

ER

_79

ER

-I

xx

xx

xx

xx

xE

NIN

AE

RIe

nM

KL

G

ER

_80

Mestr

eg

io (

beg

ren

zin

g)

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wE

RM

in E

Z

ER

_81

Rio

leri

ng

seen

hed

en

x

xx

x

M

EW

AT

ER

RW

S

ER

_82

Slu

izen

(lo

cati

e)

x

xx

x

M

EW

AT

ER

RW

S

ER

_83

Sch

ietb

an

en

(lo

cati

e)

x

xx

x

W

ES

PE

R

ER

_84

Eco

no

mis

ch

do

ssie

r F

ED

AG

RIM

x

xx

xx

xV

erk

eer

FE

DA

GR

IM

ER

_85

Verk

oo

pd

ata

aan

gele

verd

do

or

Fed

. A

gro

tech

nie

k

xx

xx

xx

Verk

eer

Fed

era

tie A

gro

tech

nie

k

ER

_86

Uit

log

ing

verd

uu

rzaam

d h

ou

t w

ate

rbo

uw

x

xx

xx

xW

ES

PG

een

actu

ele

geg

ev

en

s

ER

_87

Lo

od

- en

zin

kem

issie

s d

oo

r ja

ch

t

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wK

NJV

ER

_88

Nie

t-la

nd

bo

uw

bo

dem

s

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wA

lterr

a

ER

_89

Sch

eep

sw

erv

en

x

xx

xx

xM

EW

AT

Geen

actu

ele

geg

ev

en

s

ER

_90

Vlieg

veld

en

- o

veri

ge v

eld

en

(in

cl. m

ilit

air

e)

op

- en

ov

ers

lag

van

bra

nd

sto

f

xx

xx

xx

Verk

eer

TN

OIe

nM

KL

G

ER

_91

Bo

sb

ran

dsta

tisti

eken

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wG

roen

Mo

nit

or

ER

_92

Bin

nen

vaart

passag

iers

- en

veerb

ote

n

xx

xx

xx

Verk

eer

Geen

actu

ele

geg

ev

en

s

ER

_93

Verd

am

pin

g b

en

zin

e r

ecre

ati

ev

aart

x

xx

xx

xV

erk

eer

SR

N

ER

_94

Recre

ati

ev

aart

uit

laatg

assen

x

xx

xx

xV

erk

eer

SR

N

ER

_95

Mo

rsin

gen

hav

en

s A

mste

rdam

x

xx

xx

xM

EW

AT

Gem

een

telijk

hav

en

bed

rijf

ER

_96

Mo

rsin

gen

hav

en

s R

ott

erd

am

x

xx

xx

xM

EW

AT

Gem

een

telijk

hav

en

bed

rijf

ER

_97

acti

ev

e b

inn

en

vlo

ot

Ned

erl

an

d

xx

xx

xx

Verk

eer

IVW

ER

_98

Po

stc

od

eg

eb

ied

en

(4p

pc)

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gK

ad

aste

r

ER

_99

Pro

vin

cie

gre

nze

n

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gK

ad

aste

r

ER

_100

To

po

gra

fisch

e k

aart

en

(to

p10 e

n t

op

25)

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gK

ad

aste

r

ER

_101

Ad

res-

en

co

örd

inate

nb

esta

nd

BA

G

xx

xx

xx

xx

xW

ES

P/E

NIN

AK

ad

aste

r

ER

_102

Wo

nin

gty

pe-

en

bo

uw

jaar

(geo

mark

tpro

fiel)

*

xx

xx

xx

EN

INA

Kad

aste

r/ W

eg

en

er

Dir

ect

Mark

eti

ng

ER

_103

Han

dels

reg

iste

r *

x

xx

xx

xx

xx

EN

INA

Kam

er

van

Ko

op

han

del

ER

_104

Recre

ati

ev

aart

(lig

pla

ats

en

jach

thav

en

s)

x

xx

xx

xV

erk

eer

Ken

nis

- e

n I

nfo

cen

tru

m R

ecre

ati

e

ER

_105

Verb

ruik

en

kelv

ou

dig

e k

rach

tvo

er

t.b

.v. ru

nd

vee, v

ark

en

s, kip

pen

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wL

EI

Min

EZ

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 60: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 60 van 69

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_106

mo

del M

AM

BO

**

*

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wL

EI

Min

EZ

ER

_107

Data

bew

erk

t u

it V

IRIS

-besta

nd

do

or

LE

I-D

LO

+ V

isseri

j in

cijfe

rs

xx

xx

xx

Verk

eer

LE

IM

in E

Z

ER

_108

Ku

nstm

ests

tati

sti

ek

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wL

EI/

CB

SM

in E

Z

ER

_109

Sta

tisti

ek K

un

stm

est

(in

- en

uit

vo

er,

pro

du

cti

e e

n a

fzet)

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wL

EI-

WU

RM

in E

Z

ER

_110

kg

verk

och

t N

2O

x

xx

xx

xW

ES

PL

ind

eg

as

ER

_111

Vo

erj

aaro

verz

ich

t (g

eb

ruik

: N

- en

P-g

eh

alt

en

men

gv

oer

ho

kd

iere

n)

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

VO

Min

EZ

ER

_112

MF

V d

ata

- n

ieu

we c

yclu

s

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wE

Z-d

irecti

e A

GR

O k

en

nis

Min

EZ

ER

_113

Exp

ort

van

die

rlijke m

est

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

/RV

OM

in E

Z

ER

_114

Tra

nsp

ort

van

die

rlijke m

est

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

/RV

OM

in E

Z

ER

_115

Sta

tisti

eken

Cre

mato

ria L

VC

(la

nd

elijk

ver

v C

rem

ato

ria)

x

xx

xx

xW

ES

PL

VC

ER

_116

Zeesch

eep

vaart

bere

ken

ing

nati

on

ale

to

tale

n e

n r

uim

telijk

e v

erd

elin

g v

oo

r b

roeik

asg

assen

, v

erz

ure

nd

e s

toff

en

en

PM

10 o

p N

ed

erl

an

ds C

on

tin

en

taal P

lat,

ov

eri

ge N

oo

rdze

e (

OS

PA

R I

I) e

n g

rote

Ned

erl

an

dse h

av

en

geb

ied

en

(o

bv

AIS

-data

Rijksw

ate

rsta

at

en

sch

ep

en

besta

nd

van

LM

UI

(Llo

yd

s))

.

xx

xx

xx

Verk

eer

MA

RIN

, T

NO

Ien

M K

LG

ER

_117

Inv

en

tari

sati

e e

nerg

ieg

eb

ruik

min

iste

rie v

an

Defe

nsie

x

xx

xx

xV

erk

eer

Min

Def

ER

_118

Jaarl

ijkse C

H4 e

mis

sie

rap

po

rtag

e a

ard

gasd

istr

ibu

tie

x

xx

xx

xE

NIN

AN

etb

eh

eer

Ned

erl

an

d

ER

_119

Om

zetc

ijfe

rs e

n r

ein

igin

gsm

eth

od

ieken

ch

em

isch

e w

asseri

jen

x

xx

xx

xW

ES

PN

ete

x ja

arv

ers

lag

ER

_120

kg

afg

ed

an

kt

ko

el/

vri

esap

para

tuu

r

xx

xx

xx

WE

SP

NV

MP

ER

_121

Vo

ch

trijk k

rach

tvo

er

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wO

PN

V

ER

_122

Meem

este

n s

lote

n, m

estc

ijfe

rs u

it b

ere

ken

ing

en

MA

MB

O

xx

xx

xx

ME

WA

TP

BL

ER

_123

Actu

alisati

e v

erk

eers

sam

en

ste

llin

g (

Go

ud

ap

pel C

off

en

g)

x

xx

xx

xV

erk

eer

PB

L

ER

_124

Dep

osit

ie v

an

N, C

u, Z

n e

n C

d o

p lan

db

ou

wg

ron

d, v

. Ja

ars

veld

(N

) en

Berk

ho

ut

(zw

are

meta

len

)

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wP

BL

/RIV

M

ER

_125

Besch

ikb

aar

geko

men

kra

ch

tvo

ed

erg

ron

dsto

ffen

(d

ierv

oed

ers

tati

sti

eken

)

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wP

DV

/HP

A

ER

_126

Men

gv

oerp

rod

ucti

e p

er

die

rso

ort

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wN

ev

ed

i

ER

_127

N-

en

P-g

eh

alt

en

in

men

gv

oer

gra

asd

iere

n

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wN

ev

ed

i

ER

_128

Sp

oo

rweg

en

(sp

oo

rweg

kilo

mete

rs)

**

**

*

xx

xx

xx

Verk

eer

pro

Rail

ER

_129

Melk

pro

du

cti

e

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

VO

ER

_130

Besta

nd

en

acti

ef

park

van

bro

mfi

ets

en

en

mo

torf

iets

en

+ v

erk

oo

pcijfe

rs

xx

xx

xx

Verk

eer

RA

I/B

OV

AG

ER

_131

Ken

teken

reg

istr

ati

e R

DW

(S

tatl

ine: M

oto

rvo

ert

uig

en

; to

taalo

verz

ich

t p

er

peri

od

e e

n n

aar

tech

nis

ch

e k

en

merk

en

)

xx

xx

xx

Verk

eer

RD

W/C

BS

ER

_132

SO

2-c

on

cen

trati

e lu

ch

t: R

IVM

Lan

delijk

Meetn

et

Lu

ch

tkw

alite

it

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

IVM

Ien

M K

LG

ER

_133

meetg

eg

ev

en

s r

eg

en

wate

rmeetn

et

RIV

M

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

IVM

Ien

M K

LG

ER

_134

NM

I b

estr

ijd

ing

sm

idd

ele

n, v

erk

oo

pcijfe

rs v

ia P

lan

ten

ziekte

nku

nd

ige d

ien

st

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wR

IVM

Ien

M K

LG

ER

_135

SO

2-c

on

cen

trati

e lu

ch

t: R

IVM

Lan

delijk

Meetn

et

Lu

ch

tkw

alite

it

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

IVM

Ien

M K

LG

ER

_136

Zie

ken

hu

izen

x

xx

xx

xW

ES

PR

IVM

ER

_137

IVS

-data

(E

MS

-pro

toco

l n

iet

toeg

ep

ast

tot

nu

to

e)

x

xx

xx

xV

erk

eer

RW

S

ER

_138

Bin

nen

vaart

(v

aarw

eg

kilo

mete

rs)

x

xx

xx

xV

erk

eer

RW

S D

ien

st

Verk

eer

en

Sch

eep

vaart

ER

_139

Sp

oo

rweg

en

(lo

cati

e)

x

xx

xx

xV

erk

eer

RW

S D

ien

st

Verk

eer

en

Sch

eep

vaart

ER

_140

Weg

en

(N

WB

)

xx

xx

xx

Verk

eer

RW

S D

ien

st

Verk

eer

en

Sch

eep

vaart

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 61: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 61 van 69

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_141

% in

wo

ners

op

sep

tic t

an

ks

x

xx

xx

xM

EW

AT

RW

S W

ate

rdie

nst

ER

_142

RW

ZI

bere

ken

d (

eff

luen

t)

xx

xx

xx

ME

WA

TR

WS

Wate

rdie

nst

ER

_143

Wate

rkw

alite

itsb

eh

eerd

ers

(b

eg

ren

zin

g)

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gR

WS

Wate

rdie

nst

ER

_144

Afw

ate

rin

gseen

hed

en

(b

eg

ren

zin

g)

x

xx

xx

xM

EW

AT

RW

S W

ate

rdie

nst/

ER

ER

_145

Ing

eza

meld

bilg

ew

ate

r en

sch

roefa

sv

et

x

xx

xx

xM

EW

AT

SA

B

ER

_146

Sta

tisti

cal A

nn

ual R

ev

iew

Sch

iph

ol

x

xx

xx

xV

erk

eer

Sch

iph

ol g

rou

p

ER

_147

Sta

tisti

sch

Jaarv

ers

lag

Sch

iph

ol

x

xx

xx

xV

erk

eer

Sch

iph

ol g

rou

p

ER

_148

Data

base v

an

de N

AP

(kilo

mete

rsta

nd

en

Nati

on

ale

Au

top

as)

x

xx

xx

xV

erk

eer

Sti

ch

tin

g N

AP

ER

_149

Aan

tal g

ero

okte

sig

are

tten

x

xx

xx

xW

ES

PS

tiv

oro

ER

_150

OP

S b

ere

ken

ing

op

aan

vra

ag

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wT

NO

Ie

nM

KL

G

ER

_151

Dep

osit

ie n

aar

op

perv

lakte

wate

r , b

od

em

en

rio

ol *

**

**

x

xx

xx

xM

EW

AT

TN

O

Ien

M K

LG

ER

_152

Zeesch

eep

vaart

(h

av

en

s, v

isseri

j, e

mis

sie

s n

aar

wate

r) W

SA

aan

tallen

en

ty

pe s

ch

ep

en

xx

xx

xx

ME

WA

TT

NO

Ie

nM

KL

G

ER

_153

Vlieg

veld

en

(em

issie

s n

aar

luch

t)

xx

xx

xx

Verk

eer

TN

O

ER

_154

Zeesch

eep

vaart

(h

av

en

s, v

isseri

j, e

mis

sie

s n

aar

luch

t) a

an

tallen

sch

ep

en

x

xx

xx

xV

erk

eer

TN

O

ER

_155

Olie e

n g

asw

inn

ing

op

lan

d e

n z

ee (

locati

e e

n g

ew

on

nen

ho

ev

eelh

ed

en

)

xx

xx

xx

EN

INA

TN

O e

n E

ZM

in E

Z

ER

_156

Recre

ati

ev

aart

(v

aarw

eg

kilo

mete

rs)

x

xx

xx

xV

erk

eer

TN

O/A

lterr

a

ER

_157

Vers

it+

(em

issie

facto

ren

weg

verk

eer)

x

xx

xx

xV

erk

eer

TN

O-E

ST

ER

_158

Gem

een

teg

ren

zen

+B

181

x

xx

x

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gT

op

og

rafi

sch

e D

ien

st

Kad

aste

r (T

DK

N)

ER

_159

% o

nth

ard

wate

r

xx

xx

xx

ME

WA

TV

EW

IN

ER

_160

co

rro

sie

wate

rleid

ing

en

kan

too

rgeb

ou

wen

, %

on

thard

wate

r

xx

xx

xx

ME

WA

TV

EW

IN

ER

_161

m3 d

rin

kw

ate

r u

it g

rou

nd

wate

r

xx

xx

xx

ME

WA

TV

EW

IN

ER

_162

Geg

ev

en

s b

ag

gerv

rach

ten

xx

xx

xx

ME

WA

Tv

ia R

WS

-NZ

ER

_163

Geg

ev

en

s b

ag

gerv

rach

ten

vers

pre

idin

g o

p N

oo

rdze

e

xx

xx

xx

ME

WA

Tv

ia R

WS

-NZ

ER

_164

Geg

ev

en

s N

AT

-vlu

ch

ten

tb

v o

mv

an

g m

ors

ing

en

zo

ute

wate

ren

x

xx

xx

xM

EW

AT

via

RW

S-N

Z

ER

_165

Vers

ted

elijk

ing

sco

nto

ure

n

xx

xx

R

uim

telijk

e v

erd

elin

gIe

nM

ER

_166

Bo

uw

pro

gn

oses V

RO

M

xx

xx

xx

WE

SP

VR

OM

ER

_167

Jaarl

ijkse/2

-jaarl

ijkse V

oo

rtg

an

gsra

pp

ort

ag

e G

rafi

sch

e I

nd

ustr

ie

xx

xx

xx

EN

INA

VR

OM

/Fu

gro

-Eco

pla

nIe

nM

KL

G

ER

_168

Verb

ruik

bestr

ijd

ing

sm

idd

ele

n v

ia E

valu

ati

e D

uu

rzam

e G

ew

asb

esch

erm

ing

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wN

VW

A

ER

_169

Verd

elin

g t

yp

en

rio

ols

tels

el t.

b.v

. E

fflu

en

ten

RW

ZI

bere

ken

d

xx

xx

xx

ME

WA

TW

D

ER

_170

Bin

nen

vaart

mo

rsin

gen

ov

eri

ge b

inn

en

wate

ren

, aan

tal in

cid

en

ten

op

RW

S w

ate

ren

x

xx

xx

xV

erk

eer

WD

ER

_171

Riv

ierv

rach

ten

via

exp

ort

MW

TL

en

vra

ch

tbere

ken

ing

iB

ev

er

x

xx

xx

xV

erk

eer

WD

ER

_172

mo

del N

EM

A (

sp

read

sh

eetm

od

el v

oo

r b

ere

ken

ing

nati

on

ale

am

mo

nia

kem

issie

)

xx

xx

xx

Lan

db

ou

ww

erk

gro

ep

un

ifo

rmeri

ng

am

mo

nia

k­e

mis

sie

()

Min

EZ

Ien

M K

LG

ER

_173

WU

M-e

xcre

tiecijfe

rs

xx

xx

xx

Lan

db

ou

ww

erk

gro

ep

WU

MM

in E

Z I

en

M K

LG

ER

_174

Op

perv

lakken

zin

k v

ers

ch

ille

nd

e t

oep

assin

gen

Bra

nch

e-o

rgan

isati

e m

et

ext

rap

ola

ties

x

xx

xx

xM

EW

AT

0

ER

_175

bo

sm

od

el

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wA

lterr

a

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 62: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 62 van 69

De kolom financier is ingevuld indien deze anders is de dan de bronhouder

Co

de

afh

an

kelijk

van

G

ov

ern

an

ce

Geg

ev

en

s

vergunningen

planning

GCN

mon. NSL

AERIUS

EU dir. Metingen

EU dir. Rapportage

EU dir. Publ. info

LRTAP/NEC

Kyoto

EPTR

OSPAR

RIE

ov

erl

eg

/ ta

akg

roep

Bro

nh

ou

der

Fin

an

cie

er*

GC

NA

+R

+E

RG

CN

xx

GC

N o

verl

eg

RIV

MI&

M K

LG

NS

L

GC

N+

SR

MM

on

ito

rin

g t

oo

l N

SL

x

NS

L o

verl

eg

Ien

M K

LG

AE

RIU

SA

ER

IUS

(o

mv

at

GC

N/G

DN

)x

EZ

ER

ER

_*

Em

issie

reg

istr

ati

e

xx

xx

xx

xx

xR

IVM

Ien

M K

LG

/EZ

/RW

S/S

od

M/R

VO

ER

_176

Em

issie

facto

ren

ku

nstm

est

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

Min

EZ

ER

_177

Org

an

isch

e s

tof

geh

alt

en

mest

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

Min

EZ

ER

_178

Meth

aan

pro

du

cti

e p

ote

nti

eel

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

/LR

Min

EZ

ER

_179

Meth

aan

co

nv

ers

ie f

racti

e m

est

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

/AS

GM

in E

Z

ER

_180

Meth

aan

co

nv

ers

ie f

racti

e in

pen

s

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

/LR

Min

EZ

ER

_181

Gew

asare

ale

n a

kker-

en

tu

inb

ou

w [

CB

S L

an

db

ou

wte

llin

g]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

Min

EZ

ER

_182

Gew

asre

st

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

/LE

IM

in E

Z

ER

_183

N in

ho

ud

gew

as

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

/LE

IM

in E

Z

ER

_184

Leach

ing

fra

cti

e [

ST

ON

E]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

/LE

IM

in E

Z R

WS

ER

_185

Verd

elin

g m

est

ov

er

gra

s e

n b

ou

wla

nd

[M

AM

BO

mo

nit

ori

ng

mestm

ark

t]

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

/LE

IM

in E

Z

ER

_186

Em

issie

facto

ren

mestt

oed

ien

ing

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wW

UR

Min

EZ

ER

_187

Em

issie

facto

ren

sta

l

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

/AS

GM

in E

Z

ER

_188

Mesto

psla

g [

CB

S L

an

db

ou

wte

llin

g]

**

*

xx

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_189

Em

issie

facto

ren

mesto

psla

g

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

Min

EZ

ER

_190

TA

N

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

/AS

GM

in E

Z

ER

_191

Min

era

lisati

e/i

mm

ob

ilis

ati

e

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wW

UR

ER

_192

Die

raan

tallen

[C

BS

Lan

db

ou

wte

llin

g]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_193

Bew

eid

ing

melk

ko

eie

n e

n jo

ng

vee [

CB

S L

an

db

ou

wte

llin

g]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_194

Sam

en

ste

llin

g e

nkelv

ou

dig

e k

rach

tvo

ed

ers

(d

roo

g e

n n

at)

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wL

EI

Min

EZ

ER

_195

Op

bre

ng

st

sn

ijm

aïs

per

reg

io N

W e

n Z

O

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wL

EI

Min

EZ

ER

_196

Sta

tisti

ek m

elk

lev

eri

ng

en

aan

fab

rieken

[v

et-

en

eiw

itg

eh

alt

e]

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_197

Sam

en

ste

llin

g m

en

gv

oer

en

en

kelv

ou

dig

e v

oed

ers

sta

ldie

ren

in

Vo

erj

aaro

verz

ich

t

xx

xx

xx

Lan

db

ou

wR

VO

ER

_198

Imp

ort

en

exp

ort

van

veev

oed

ers

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

ER

_199

Pro

du

cti

e v

an

veev

oer

x

xx

xx

xL

an

db

ou

wC

BS

Dir

ect

no

dig

n

od

ig v

iag

ere

late

erd

e v

erp

lich

tin

gen

Page 63: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 63 van 69

9.4 Bijlage 4, overzicht belangrijkste actoren

De volgende tabel bevat de belangrijkste actoren van het Informatiehuis Lucht.

Actor Onderdeel Rol informatiehuis M€/jaar62

CBS, RVO, WUR

en anderen

Energie- en

milieustatistieken,

landbouwtelling etc.

Het in aanvulling op de

basisregistraties ver-

zamelen van activiteits-

data

4?

RIVM ER Berekenen en publiceren

actuele emissies op de

kaart, incl. verzamelen

industriële emissies via

het eMJV-verslag

2,5

Bedrijven /

lokale

overheden

Intergraal PRTR-

verslag

Invullen en valideren

Milieujaarverslagen

(eMJV’s)

18?

Min IenM en

provincies

Beleidspakket en

projecten,

ruimtelijke plannen

Vastgestelde beleids-

pakket milieu en (MIRT)

projecten

?

RIVM GDN/GCN Berekenen en publiceren

huidige en toekomstige

concentratie- en

depositiekaarten

0,3

KNMI Langjarige meteo Meteo van het huidige

jaar en het langjarige

gemiddelde

?

PBL/ECN Toekomstscenario’s Doorrekenen

toekomstige emissies

a.d.h.v. beleidspakket

en economische

ontwikkeling

0,5?

RIVM Monitoringstool Beschikbaar stellen

monitoringstool

0,5?

Lokale over-

heden en RWS

Toekomstige

verkeersintensiteit

per wegvak

Ingave en vaststellen

verkeersprognoses voor

het berekenen van

concentratiekaarten

?

TNO Emissiefactoren

wegverkeer uit

VERSIT+

Bepaalt jaarlijks de

emissiefactoren voor het

wegverkeer (PM10, NOx)

?

RIVM Landelijk Meetnet

Luchtverontreiniging

Meetnet (met DCMR en

GGD NH) voor ijking van

4

62 De kosten bestaan uit de jaarlijkse kosten voor het gebruik inclusief het

correctief en adaptief onderhoud. Echter zonder rekening te houden met de

oorspronkelijke ontwikkelkosten.

Page 64: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 64 van 69

de modellen

Met de vaststelling van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt de

tabel met actoren uitgebreid met:

Actor Onderdeel Rol informatiehuis M€/jaar1

Lokale over-

heden en RWS

Toekomstige

plannen

Berekenen van de

depositie, uitgifte

ontwikkelruimte

?

RIVM en PAS-

Bureau

AERIUS Doorrekenen

vergunningaanvragen op

depositie-effect

Natura2000 gebieden

(NOx en NH3)

1,5

Page 65: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 65 van 69

9.5 Bijlage 5: Kwaliteitsplan Emissieregistratie

9.5.1 Uitgangspunten kwaliteit

De Emissieregistratie, als project binnen het RIVM, voldoet aan ISO 9001/2008

kwaliteitssysteem van het RIVM. Ook uit internationale regelgeving vloeien

kwaliteitseisen voort. De meest vergaande op dit gebied zijn die van de IPCC

Good Practice guidance, waaraan (in ieder geval) het Nationaal Systeem voor

broeikasgassen moet voldoen. Conform de afspraken onder het Kyoto Protocol

speelt de Nationale Inventarisatie Entiteit (NIE; RVO.nl) een belangrijke rol in de

ontwikkeling, uitvoering en bewaking van het kwaliteitssysteem voor

broeikasgassen. In samenwerking met de ER heeft RVO.nl NIE een QA/QC

programma ontwikkeld als onderdeel van het Nationaal Systeem

broeikasgassen. Hierin zijn de eisen van de IPCC vertaald en ingevuld naar de

situatie in Nederland. Dit programma zal jaarlijks geactualiseerd worden.

De filosofie voor het kwaliteitsplan van de ER is dat kwaliteitsborging een logisch

onderdeel moet zijn van de activiteiten die de ER betrokkenen uitvoeren om

data te verzamelen, bewerken, controleren, vaststellen en uiteindelijk

rapporteren. Een dik handboek met vele voorschriften, standaard procedures en

checklists leidt snel tot een papieren tijger, die er per saldo niet automatisch toe

leidt dat de kwaliteit van het proces en de inhoud optimaal is geborgd. Het

kwaliteitsplan ER is daarom enerzijds dun, pragmatisch en sluit zoveel mogelijk

aan bij de praktijk van de werkveldtrekkers. Anderzijds worden wel de essentiële

aspecten waaraan een kwaliteitssysteem moet voldoen, vastgelegd. Het

kwaliteitsplan omvat een verwijzing naar algemeen geldende procedures onder

het RIVM-kwaliteitsplan; en daarnaast een aantal aspecten die voortvloeien uit

internationale voorschriften. Het werkplan zelf is een belangrijk instrument in

het kader van de kwaliteitsborging. Eisen die voortvloeien uit zowel het RIVM-

kwaliteitshandboek als de internationale voorschriften worden geborgd in het

werkplan.

Eén van de (internationale) voorschriften, is het ontwikkelen van een jaarlijks

“verbeterplan ER”, als onderdeel van het eerder genoemde QA/QC-programma

uit het Nationaal Systeem voor broeikasgassen. In het verbeterplan worden

minimaal de uit audits en evaluaties voortkomende verbeterpunten beschreven.

In de onderhavige paragraaf wordt het jaarlijkse verbeterplan beschreven. Deze

bevat de omschrijving van de acties/ afspraken gericht op kwaliteitsverbetering

die in de komende ronde – naast de meer algemene, jaarlijks terugkerende

acties – specifiek worden uitgevoerd om de kwaliteit van de ER te verbeteren.

Zoals gesteld zijn de hieronder weergegeven acties mede gericht op de

implementatie van het nationaal systeem broeikasgassen. RVO.nl (de NIE)

speelt een belangrijke rol in de coördinatie en bewaking van dergelijke

activiteiten. De activiteiten worden altijd in nauwe samenspraak tussen ER,

IenM, EZ en RVO.nl (NIE) opgesteld. De voor de ER relevante activiteiten

worden opgenomen in dit werkplan.

9.5.2 Structurele QA/QC acties

Afspraken over centrale borging van ER producten

Centraal staat dat er tweemaal per jaar emissiecijfers (voorlopige emissies

in juli en definitieve in december) worden vastgesteld. In het werkproces

zijn dit twee momentopnames van de database gedurende het jaar, die na

vaststelling worden geborgd in de database bij het RIVM (beschikbaar in de

Page 66: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 66 van 69

EmissieExplorer en EMB applicatie voor ER betrokkenen en de meeste

recente cijfers via de publieke website ook beschikbaar zijn voor derden);

Vaststelling van datasets vindt plaats in de WEM (via het WEM verslag) of

via e-mailakkoord van de instituut vertegenwoordigers van RWS-WVL, RIVM,

PBL en CBS richting projectleider ER bij RIVM. Onder verantwoordelijkheid

van de projectleider ER worden deze akkoordverklaringen gedocumenteerd;

Onder verantwoordelijkheid van de projectleider ER wordt aan alle

taakgroepen een bericht gestuurd dat de betreffende dataset formeel is

vastgesteld;

Vastgestelde datasets worden niet meer gewijzigd, tenzij achteraf (te

beoordelen door de instituut vertegenwoordigers) blijkt dat er ondanks alle

controles substantiële fouten in een vastgestelde dataset zitten die opgelost

moeten worden. Alleen dan wordt tussentijds een dataset aangepast. In de

afweging of een dataset wordt aangepast, geldt als belangrijke overweging

de vraag of de cijfers reeds gepubliceerd zijn. Als publicatie al heeft

plaatsgevonden en aanpassing van de dataset desondanks nodig wordt

gevonden, zal de projectleider dit melden aan de opdrachtgevers en andere

gebruikers (bijvoorbeeld projectleiders van andere projecten, waar gebruik

wordt gemaakt van de ER data). Na aanpassing wordt wederom de

bovenstaande goedkeuringsprocedure gevolgd;

Geconstateerde fouten in de data, waarvoor de dataset geen directe

aanpassing behoeft (kleine verschillen, geen groot beleidsmatig belang),

worden in de volgende dataset rechtgezet;

Definitief vastgestelde datasets die zijn afgeleid uit de ER dataset

(bijvoorbeeld het CRF en het NFR) en definitieve producten/rapportages

worden door RIVM geborgd op de project-schijf, in de ER project directory,

“leveringen uit”;

Op de ER-website www.emissieregistratie.nl staat een link naar de CRF/NFR-

tabellen;

Ieder instituut is zelf verantwoordelijk voor de producten die worden

gebaseerd op de vastgestelde emissiecijfers (bijvoorbeeld RWS-WVL voor de

KRW rapportages; CBS voor Statline en de rapportage DNE);

Interne checks (Quality Control) op rekenfouten; fouten in eenheden;

fouten in kopiëren van databestanden e.d. tijdens het proces van data

verzamelen en bewerken.

Interne checks op datakwaliteit binnen de taakgroepen vinden plaats in de

periode van een paar weken voorafgaand aan de trendanalyses. Vragen over

de data worden tussen werkveldtrekkers /taakgroepleden onderling

uitgewisseld, gecheckt en gecorrigeerd. Dit verloopt veelal via e-mail of per

telefoon;

Afgesproken wordt dat de werkveldtrekkers binnen de diverse taakgroepen

checken of:

o basisdata voldoende van kwaliteit zijn en goed zijn gedocumenteerd en

overgenomen (check op typefouten, juiste eenheden zijn gebruikt,

goede omrekening heeft plaatsgevonden); eventuele problemen en

oplossingen worden tijdig gesignaleerd c.q. vastgesteld met

taakgroepvoorzitter en indien nodig met de ER coördinator.

o of de berekeningen juist zijn uitgevoerd;

o aannames consistent zijn, specifieke parameters, bv. activiteitendata

consistent zijn gebruikt;

o complete en consistente datasets zijn aangeleverd.

De werkveldtrekkers communiceren per e-mail over deze QC checks,

resultaten en acties. Zij sturen daarvan een afschrift aan de secretaris van

de ER, die een logboek bijhoudt en de inhoud van de e-mails bundelt in een

Page 67: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 67 van 69

“actielijst”. Daarmee wordt expliciet gemaakt dat de benodigde checks en

correcties zijn uitgevoerd. Deze “actielijst” vormt de input voor de

trendanalyse, en wordt na afloop van de trendanalysedag aangevuld met de

acties die daar geformuleerd zijn. De secretaris bewaakt de voortgang van

de actiepunten ten behoeve van de vaststelling van de emissies;

Jaarlijks worden enkele deelsectoren benoemd, waar als QC checks een

aantal sample- en verkorte berekeningen zullen worden uitgevoerd, conform

IPCC eisen;

Voor vaststelling van de dataset wordt binnen de WEM gecheckt of de

actielijst en de QC checks zijn afgehandeld. Vaststelling van de dataset vindt

plaats in de WEM; ofwel schriftelijk door een e-mail van de

instituutsvertegenwoordigers aan de projectleider ER;

Documentatie van wijzigingen in historische datasets

Als gevolg van methodewijzigingen, nieuwe inzichten of foutcorrecties in

basisdata en emissiefactoren worden soms wijzigingen in historische data

doorgevoerd. Het toevoegen van nieuwe data (waarbij eventueel ook historische

data worden gewijzigd) en/of het optreden van een trendbreuk, wordt door de

werkveldtrekker kort gedocumenteerd;

Deze informatie is ook onderdeel van de trendanalyse. Daarbij wordt

afgesproken of en hoe deze wijzigingen verder worden gedocumenteerd: via

de documentatiesheets, of via een (geactualiseerd) methodenrapport /

factsheet;

Om efficiencyredenen geldt een ondergrens voor verplichte documentatie

van wijzigingen in historische jaren in een vorige dataset of van een

trendbreuk van 5% op doelgroepniveau en 0,5% op niveau van het

nationale totaal;

Documentatiesheets vormen een onderdeel van de trendanalyse en de

uiteindelijke vaststelling van de dataset;

De secretaris van de ER bewaakt de invulling en borging van de

documentatiesheets, indien nodig de vertaling van deze sheets in

methodiekbeschrijvingen en verzorgt versiebeheer. De verantwoordelijkheid

voor de documentatie berust bij de werkveldtrekkers/ taakgroepvoorzitters;

Wijzigingen in methoden voor de BKG verlopen volgens een vaste

procedure. Beheer hiervan vindt plaats door de NIE.

Audits

Voor zover van toepassing, sturen de instituutsvertegenwoordigers van de

bij de ER betrokken instituten verslagen van interne audits m.b.t. ER

gerelateerde activiteiten aan RIVM. Deze worden door het RIVM

gearchiveerd. Op basis van eventuele verbeterpunten die uit deze audits

naar voren komen vinden aanpassingen van werkmethoden/processen

plaats, en zullen met de ER betrokken instituten afspraken gemaakt worden

over verbeteringen, en/of SLA’s en opdrachten aangepast worden.

Reguliere kwaliteitscontroles zijn onderdeel van het normale werkproces van

de ER. (Controle op) kwaliteitsborging voor wat betreft broeikasgassen is

daarnaast een specifieke taak van de NIE. Voor zover de NIE dit

noodzakelijk acht, voert zij jaarlijks een audit uit bij één of meer bij de

ER/broeikasgassen betrokken instituten.

Reviews in het kader van CRF/NIR (UNFCCC)

De NIE bepaalt in overleg met de projectleider ER de wenselijkheid van een

mutual review;

Page 68: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 68 van 69

Op de draft NIR wordt in het kader van de QA door de NIE (RVO.nl) jaarlijks,

in de periode januari/februari, een peer review georganiseerd. Voor de

NIR2015 wordt de uitvoering van deze peer review apart overwogen;

Na 15 januari 2015 organiseert RVO.nl NIE op de draft NIR2015 een public

review;

Verantwoording en evaluatie

In de Stuurgroep ER wordt jaarlijks in het najaar het werkplan vastgesteld.

Op dat moment bestaat er overeenstemming tussen de departementen en

instituten over de activiteiten en te leveren producten. De projectleider ER

legt jaarlijks in het voorjaar verantwoording af aan de Stuurgroep over de

(stand van zaken ten aanzien van de) uitvoering van het werkplan. Hiervoor

wordt een jaarverslag opgesteld; en vastgesteld door de Stuurgroep. Daarnaast vinden jaarlijks verschillende evaluaties plaats: een interne evaluatie binnen RIVM; een externe evaluatie van de bij de ER betrokken instituten (vooruitblikdag). Daarbij wordt geëvalueerd hoe het ER proces is verlopen. Verbeterpunten worden geregistreerd als onderdeel van het kwaliteitssysteem

ER. Tevens wordt vooruitgeblikt naar de volgende ER ronde en geïnventariseerd welke inhoudelijke en procesmatige wensen er zijn voor de volgende ER ronde. Het resultaat daarvan is tevens de aanzet voor het opstellen van een nieuw werkplan.

Page 69: Werkdocument: Nadere analyse informatiehuis lucht

RIVM-Kenmerk 079/2015 MIL KvL/RH/ms

Pagina 69 van 69

9.6 Overzicht met meetnetten van passieve samplers

Dit overzicht bevat de tussenstand (17 dec 2015) van een lopende inventarisatie

Provincie Locatie opdrachtgever bronhouder gaan door? hoe lang?

Gelderland Arnhem Gemeente Arnhem Gemeente Arnhem ja nog jaren

Arnhem (provinciale weg Provincie Gelderland Provincie Gelderland ja vanaf 2006, einddatum niet bekend

N325/ A348)

Dieren (10 locaties) Provincie Gelderland Provincie Gelderland ja Nulmeting (2009, 2010, 2014, 2015)

bijna afgerond; Na reconstructie (2017)

van de N348 weer aantal jaren.

't Harde (7 locaties) Provincie Gelderland Provincie Gelderland ja in ieder geval t/m 2016

Lochem (13 locaties) Provincie Gelderland Provincie Gelderland ja Nulmeting t/m 2016; Na reconstructie

N346 (verwacht 2018) nog een aantal jaren

Nijmegen Gemeente Nijmegen Gemeente Nijmegen ja t/m 2017 zeker

Zutphen (8 locaties) Provincie Gelderland Provincie Gelderland ja nog een aantal jaren

(einddatum nog niet bekend)

Limburg Maastricht Gemeente Maastricht Provincie Limburg ja april 2013-april 2018

Noord-Brabant Den Bosch Gemeente Den Bosch

Eindhoven Gemeente Eindhoven Gemeente Eindhoven ja t/m 2016 zeker, waarschijnlijk 2017

Tilburg Gemeente Tilburg buro Blauw ja t/m 2016, daarna waarschijnlijk

geen budget

Noord-Holland Amsterdam Gemeente Amsterdam GGD Amsterdam

Leiden Gemeente Leiden Omgevingsdienst West-Holland nee alleen in 2015 (Wanneer er een sterke vraag komt vanuit de burgers kan er heel

misschien nog een keer een meetcampagne opgestart worden)

Ouderkerk-Duivendrecht Gemeente Ouder-Amstel GGD Amsterdam

Utrecht Nieuwegein Gemeente Nieuwegein Gemeente Nieuwegein nee wel nog in 2015

(nog maar op 8 locaties)

Utrecht Gemeente Utrecht GGD Amsterdam

Zuid-Holland Den Haag ja t/m 2017, misschien 2018

Rotterdam Rijnmond DCMR

Gemeente Den Haag (beleidsafdeling Stadsbeheer, Milieu,

Afval en ODH)