WERKBOEK 2 - Wiskunde Plantynwiskunde.plantyn.com/content/assets/images/... · 13.1...

W E R K B O E K 2B L O K 3

2-3-13_Wiskanjers_Ljr2.indb 1 15-02-16 14:21

Dit kan ik al!■■ Ik kan het keer- of maalteken benoemen en correct gebruiken.■■ Ik kan de maal- en deeltafels van 2, 10 en 5 toepassen.

■ Tel de groepen op. ■ Zet ze om in een vermenigvuldiging.

+ + = + + + + =

maal = maal =

keer = keer =

= =

■ Maak groepen van 2. Omkring.

: 2 =

10 : 2 =

2 : 2 =

: 2 =

8 : 2 =

16 : 2 =

1

2

De maal- en deeltafel van 2, 10 en 5

66

Les 13

2 2 2 6 5 5 5 5 5 25

3 2 6 5 5 25

3 2 6 5 5 25

3 × 2 6 5 × 5 25

20 10

5

1

12 6

4

8



: 5 =

25 : 5 =

5 : 5 =

: 5 =

50 : 5 =

10 : 5 =

■ Kijk naar de kralenketting. Vul in.

4 groepen van 5 = 4 5 =

8 groepen van 5 = =

■ Los op.

5 × 10 = 2 × 10 = 1 × 2 =

3 × 5 = 7 × 2 = 0 × 5 =

8 × 5 = 4 × 5 = 3 × 2 =

6 × 2 = 9 × 5 = 7 × 5 =

9 × 10 = 8 × 2 = 6 × 10 =

3

■ 13.1

■ 13.1

4

67

× 20

8 × 5 40

50 20 2

15 14 0

40 20 6

12 45 35

90 16 60

30 6

5

1

15 3

10

2


45 : 5 = 8 : 2 = 100 : 10 =

70 : 10 = 16 : 2 = 50 : 5 =

80 : 10 = 10 : 5 = 18 : 2 =

14 : 2 = 30 : 10 = 20 : 2 =

25 : 5 = 35 : 5 = 20 : 5 =

■ Werk uit.

1. Annemieke heeft nieuwe kousen nodig. Samen met mama gaat ze naar de markt. Ze krijgt maar liefst 6 paar nieuwe kousen!

Hoeveel kousen heeft ze dan in totaal?

Bewerking:

Antwoord: Annemieke krijgt nieuwe kousen.

2. Voor een feest gaat opa boodschappen doen. Hij koopt 4 pakken frisdrank. In elk pak zitten 10 blikjes.

Hoeveel blikjes koopt opa?

Bewerking:

Antwoord: Opa koopt blikjes frisdrank.

■ 13.2

■ 13.2

5

68

9 4 10

7 8 10

8 2 9

7 3 10

5 7 4

6 × 2 = 12

12

4 × 10 = 40

40


3. ‘In onze klas zitten 16 leerlingen’, zegt juf Wendy. ‘Om op schoolreis te gaan, moeten jullie per 2 gaan staan, zodat ik jullie beter kan tellen.

Hoeveel groepen van 2 kunnen we in onze klas maken?’

Bewerking:

Antwoord: We kunnen groepen van maken in een klas van 16 leerlingen.

4. Papa gaat op zondag naar de bakker en koopt er 10 chocoladekoeken. Thuis verdeelt hij ze onder de 5 leden van het gezin, namelijk mama, papa en de 3 kinderen. Hoeveel koeken krijgt ieder gezinslid?

Bewerking:

Antwoord: Ieder gezinslid krijgt chocoladekoeken.

■ Los op.

: 5 = 10 0 × 2 = × 10 = 40 30 = 6 ×

35 : = 7 : 5 = 2 4 × = 8 × 5 = 0

18 = 9 × : 2 = 7 30 : 5 = : 10 = 9

= 10 × 5 30 : = 3 100 = 10 × 8 : = 4

= 5 × 5 40 = × 5 12 : = 6 5 = × 5

■ Vul de ontbrekende getallen in de roosters in.

: 2 10 5

20

10

5

30

0

12

8

6

7

69

16 : 2 = 8

8 2

10 : 5 = 2

2

50 0 4 5

5 10 2 0

2 14 6 90

50 10 10 2

25 8 2 1

10 2 4

5 1 2

1

15 3 6

0 0 0

6

4


× 2 10 5

3

5

0

10

1

6

4

Dit heb ik vandaag geleerd.

■ Ik oefende de maal- en deeltafel van 2, 10 en 5 in.

70

6 30 15

10 50 25

0 0 0

20 100 50

2 10 5

12 60 30

8 40 20


74

Les 13

■ Maak groepen. ■ Schrijf de bewerking erbij.

• Maak groepen van 2 meisjes.

groepen van

meisjes

keer =

+ + +

+ =

maal =

× =

• Maak groepen van 5 scharen.

groepen van scharen

keer =

+ + +

=

maal =

× =

• Verdeel eerlijk in 2 delen.

■ 13.1

5 2

5 2 10

2 2 2

2 2 10

5 2 10

5 2 10

4 5

4 5 20

5 5 5

5 20

4 5 20

4 5 20


75

16 verdeeld in 2 gelijke delen is per deel.

16 :

■ Los op.

3 × 2 =

4 × 5 =

6 × 10 =

4 × 2 =

7 × 2 =

8 × 5 =

9 × 2 =

7 × 5 =

6 × 2 =

3 × 5 =

7 × 2 =

6 × 5 =

2 × 2 =

9 × 5 =

■ 13.2

6

20

60

8

14

40

18

35

12

15

14

30

4

45

8

2 = 8


80

Les 13

■ Los op.

: 2 = 5 60 : = 6 : 2 = 2

: 5 = 4 40 : = 8 : 2 = 8

: 10 = 0 2 : = 1 90 : = 9

: 5 = 10 18 : = 9 : 5 = 9

: 5 = 1 20 : = 2 0 : = 0

× 10 = 80 3 × = 15 6 × = 12

× 2 = 16 6 × = 30 × 10 = 30

× 5 = 40 9 × = 90 4 × = 20

× 10 = 30 6 × = 60 1 × = 10

× 5 = 0 4 × = 8 × 2 = 18

■ Los op. ■ Noteer een tussenstap, zoals in het voorbeeld.

Voorbeeld:(3 × 2) + (1 × 2) = 6 + 2 = 8 OF 4 × 2 = 8

(6 × 5) + (2 × 5) =

OF

(2 × 2) + (4 × 2) =

OF

(3 × 10) + (6 × 10) =

OF

■ 13.1

■ 13.2

10 10 4

20 5 16

0 2 10

50 2 45

5 10 5

8 5 2

8 5 3

8 10 5

3 10 10

0 2 9

30 + 10 = 40 8 × 5 = 40

4 + 8 = 12 6 × 2 = 12

30 + 60 = 90 9 × 10 = 90


LESVERLOOPMATERIAAL

DOELEN LEERLIJNEN

NA DE LES

De maal- en deeltafel van 2, 10 en 5 Les 13 50

Aanzet 10

1 Even opwarmen

Kern 35

2 Oefeningen in het werkboek3 Rekenverhalen

Reflectie 5

4 Wat leerden we vandaag?

�� Werkboek p. 66-70�� Extra materiaal

– eventueel een fluitje

Op het einde van deze les kunnen de leerlingen:�� de producten van de maal- en deeltafel van 2, 10

en 5 en de quotiënten van de deeltafel van 2, 5 en 10 vlot reproduceren;

�� rekenverhalen m.b.t. de maal- en deeltafels van 2, 5 en 10 correct oplossen;

�� de wisseleigenschap toepassen waar mogelijk: 2 × 5 / 5 × 2 en 2 × 10 / 10 × 2 en 5 × 10 / 10 × 5.

Dit kwam eerder aan bod.�� De maal- en deeltafel van 2. (blok 2, les 14 en 18)�� De maal- en deeltafel van 10. (blok 3, les 4 en 6)�� De maal- en deeltafel van 5. (blok 3, les 9 en 11)

Dit komt later aan bod.�� De maal- en deeltafel van 4. (blok 4, les 3 en 5)�� De maal- en deeltafel van 8. (blok 4, les 11 en 12)�� De maal- en deeltafel van 3. (blok 5, les 1 en 4)

�� Je geeft de leerlingen als opdracht elke dag hun tafels te oefenen.

13.1


LESVERLOOP

1 Even opwarmen

Een rekenles start vaak het eerste lesuur. Je kunt bij het begin van deze les op de speelplaats blijven met de leerlingen en een ‘rekenopwarming’ doen. Je geeft telkens verschillende opdrachten. Je varieert daarbij in je verwoording. Afhankelijk van het aantal leerlingen in je klasgroep kunnen je opdrachten ook variëren. Soms kan het zijn dat er een ‘restgroep’ is.

• Ga allemaal per 5 staan.• Maak nu eens groepen van 2.• Kunnen jullie ook per 10 gaan staan? (Bij een grote klasgroep wel, bij een

kleine klasgroep is dat al niet meer mogelijk.)• Maak nu 5 keer 2, maar ik wil nog duidelijk de duo’s zien staan. Met hoeveel

staan jullie nu in een groep? (10)• Maak nu een groep van 2 keer 5. Met hoeveel staan jullie dan? (10)Hier kun je even aanhalen dat je door 5 × 2 te doen en 2 × 5 te doen wel telkens een groep van 10 vormt, maar op een andere manier. De ene keer heb je 5 duo’s, de andere keer maar 2 groepen van 5.• Maak nu 3 maal 2. Met hoeveel staan jullie nu in een groep? (6)• Maak een groep van 7 maal 2. Hoeveel leerlingen staan er in totaal in de

groep? (14)• Doe 5 keer 5. (alleen mogelijk bij een grote klasgroep) Hoeveel leerlingen

zijn dat? (25)Om de deeltafels te herhalen, zet je eerst 10 leerlingen op een rij. Door te kijken en te tellen zullen de leerlingen het antwoord vinden.• Hoeveel keer kan 2 in 10? (5 keer)• Welke deling hoort daarbij? (10 : 2 = 5)• Hoeveel keer kan 5 in 10? (2 keer)• Welke deling hoort daarbij? (10 : 5 = 2)Maak nu een rij van 15 leerlingen. Als je klas 20 leerlingen of meer telt, kun je ook 20 leerlingen op een rij zetten en de opdracht aanpassen. Je geeft één leerling de volgende opdracht.• Verdeel deze 15 leerlingen eens in groepen van 3. Hoeveel groepen heb ik

dan? (5)• Hoe kan ik dat nog zeggen? (15 : 5 = 3)• Hoeveel keer kan 5 in 15? (3 keer)

Zo, nu hebben we onze hersenen alvast even opgewarmd. Weten jullie met welke les we net begonnen zijn?De leerlingen komen zelf tot het lesdoel van vandaag.We gaan inderdaad de eerder geleerde maal- en deeltafels even opfrissen.

2 Oefeningen in het werkboek

De leerlingen van wie je weet dat ze deze leerstof al goed beheersen, kunnen in principe de kernoefeningen alleen maken. Daar waar nodig kun je bijsturen. Het is aan te raden om het werkblad kort klassikaal te overlopen en hier en daar iets toe te lichten of een voorbeeldoefening op het bord te schrijven, mocht dat nodig zijn.

De leerlingen maken twee reeksen oefeningen: een reeks maaloefeningen en een reeks deeloefeningen. Dit om het automatiseren te stimuleren. Als er leerlingen zijn die wel mee kunnen, maar nog niet helemaal op het gebied van tempo, kun je ook de kolommen selecteren die elke leerling moet maken.

AANZET 10

KERN 35

werkboek p. 67-68oefeningen 3-4

13.2


De leerlingen die nog moeite hebben met de kernoefeningen kunnen starten met de aanloopoefeningen.

De leerlingen groeperen in gelijke groepen van 2 en 5 en vullen de formule in. Ze kunnen dit het best eerst leggen met materiaal. In het werkboek wordt er een kring getrokken rond de groepen. Onder de oefeningen met tekening staan enkele losse oefeningen. Laat de leerlingen die ook eerst met materiaal leggen, voor ze de oplossing noteren in hun werkboek.

Tijdens de rest van deze les begeleid je de aanloopleerlingen en ondersteun je met materiaal.

3 Rekenverhalen

Hier kun je eventueel een rekenverhaal klassikaal behandelen, om te kijken of iedereen het begrepen heeft.Minder goede lezers kunnen samen met jou de rekenverhalen lezen.Een andere mogelijkheid is dat je de leerlingen hier in duo’s laat werken, rekening houdend met hun leesniveau: een sterke lezer met een minder goede lezer.

De leerlingen kunnen individueel of met een duopartner hieraan werken.

De leerlingen die de kernoefeningen volledig onder de knie hebben, kunnen verdergaan met de uitdagingsoefeningen.De leerlingen maken deze oefeningen individueel.

4 Wat leerden we vandaag?

De leerlingen herhaalden vandaag de maal- en deeltafel van 2, 10 en 5. Om dat klassikaal te memoriseren, zet je de cd nog een keer op, zodat alle leerlingen samen nog een keer al zingend kunnen oefenen.

Vandaag herhaalden we de maal- en deeltafel van 2, 10 en 5. We gaan ze nog eens zingen, zodat ze goed en fris in ons geheugen blijven zitten.

Je laat de leerlingen aanduiden of ze weer- of meeroefeningen zullen maken.

werkboek p. 66-67oefeningen 1-2

diff.: aanloop

werkboek p. 68-69oefening 5

werkboek p. 70oefening 7

diff.: uitdaging

REFLECTIE 5

13.3


Dit kan ik al!■■ Ik kan het keer- of maalteken benoemen en correct gebruiken.■■ Ik kan de maal- en deeltafels van 2, 10 en 5 toepassen.

■ Tel de groepen op. ■ Zet ze om in een vermenigvuldiging.

+ + = + + + + =

maal = maal =

keer = keer =

= =


: 2 =

10 : 2 =

2 : 2 =

: 2 =

8 : 2 =

16 : 2 =

1

2 2 2 6 5 5 5 5 5 25

3 2 6 5 5 25

3 2 6 5 5 25

3 × 2 6 5 × 5 25

2

20 10

5

1

12 6

4

8

De maal- en deeltafel van 2, 10 en 5

66

Les 13

45 : 5 = 8 : 2 = 100 : 10 =

70 : 10 = 16 : 2 = 50 : 5 =

80 : 10 = 10 : 5 = 18 : 2 =

14 : 2 = 30 : 10 = 20 : 2 =

25 : 5 = 35 : 5 = 20 : 5 =

■ Werk uit.

1. Annemieke heeft nieuwe kousen nodig. Samen met mama gaat ze naar de markt. Ze krijgt maar liefst 6 paar nieuwe kousen!

Hoeveel kousen heeft ze dan in totaal?

Bewerking:

Antwoord: Annemieke krijgt nieuwe kousen.

2. Voor een feest gaat opa boodschappen doen. Hij koopt 4 pakken frisdrank. In elk pak zitten 10 blikjes.

Hoeveel blikjes koopt opa?

Bewerking:

Antwoord: Opa koopt blikjes frisdrank.

9 4 10

7 8 10

8 2 9

7 3 10

5 7 4 ■ 13.2

■ 13.2

5

6 × 2 = 12

12

4 × 10 = 40

40

68


: 5 =

25 : 5 =

5 : 5 =

: 5 =

50 : 5 =

10 : 5 =

■ Kijk naar de kralenketting. Vul in.

4 groepen van 5 = 4 5 =

8 groepen van 5 = =

■ Los op.

5 × 10 = 2 × 10 = 1 × 2 =

3 × 5 = 7 × 2 = 0 × 5 =

8 × 5 = 4 × 5 = 3 × 2 =

6 × 2 = 9 × 5 = 7 × 5 =

9 × 10 = 8 × 2 = 6 × 10 =

30 6

5

1

15 3

10

2

3

× 20

8 × 5 40 ■ 13.1

■ 13.1

4

50 20 2

15 14 0

40 20 6

12 45 35

90 16 60

67

3. ‘In onze klas zitten 16 leerlingen’, zegt juf Wendy. ‘Om op schoolreis te gaan, moeten jullie per 2 gaan staan, zodat ik jullie beter kan tellen.

Hoeveel groepen van 2 kunnen we in onze klas maken?’

Bewerking:

Antwoord: We kunnen groepen van maken in een klas van 16 leerlingen.

4. Papa gaat op zondag naar de bakker en koopt er 10 chocoladekoeken. Thuis verdeelt hij ze onder de 5 leden van het gezin, namelijk mama, papa en de 3 kinderen. Hoeveel koeken krijgt ieder gezinslid?

Bewerking:

Antwoord: Ieder gezinslid krijgt chocoladekoeken.

■ Los op.

: 5 = 10 0 × 2 = × 10 = 40 30 = 6 ×

35 : = 7 : 5 = 2 4 × = 8 × 5 = 0

18 = 9 × : 2 = 7 30 : 5 = : 10 = 9

= 10 × 5 30 : = 3 100 = 10 × 8 : = 4

= 5 × 5 40 = × 5 12 : = 6 5 = × 5

■ Vul de ontbrekende getallen in de roosters in.

: 2 10 5

20

10

5

30

0

12

8

16 : 2 = 8

8 2

10 : 5 = 2

2

6

50 0 4 5

5 10 2 0

2 14 6 90

50 10 10 2

25 8 2 1

7

10 2 4

5 1 2

1

15 3 6

0 0 0

6

4

69

13.4


× 2 10 5

3

5

0

10

1

6

4

Dit heb ik vandaag geleerd.

■ Ik oefende de maal- en deeltafel van 2, 10 en 5 in.

6 30 15

10 50 25

0 0 0

20 100 50

2 10 5

12 60 30

8 40 20

70

13.5


WERKBOEK 2 - Wiskunde Plantynwiskunde.plantyn.com/content/assets/images/... · 13.1...

Documents

Transcript of WERKBOEK 2 - Wiskunde Plantynwiskunde.plantyn.com/content/assets/images/... · 13.1...