WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN...

38
WERKDOCUMENT ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e Werkgroep Slootafvoeronderzoek 1978-239 Ahw september ' -1 n lL,,8 j ,* JKSDIENST V O O K DE IJSSELMEERPOLUERS I SMCDIMGHUIS L E L Y STAD

Transcript of WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN...

Page 1: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

W E R K D O C U M E N T

ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN I N HET LANDELIJK CEBIED

(doe1 en o p z e t van h e t onde rzoek )

d o o r

I)e Werkgroep S l o o t a f v o e r o n d e r z o e k

1978-239 Ahw september

' - 1 n l L , , 8 j ,* J K S D I E N S T V O O K D E I J S S E L M E E R P O L U E R S

I S M C D I M G H U I S L E L Y S T A D

Page 2: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Werkgroep - De Werkgroep slootafvoeronderzoek Landelijk gebied bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpoldcrs is als volgt samengesteld:

Ing. J. Ardon afd. Waterhuishouding Ing. W. Brinkhorst

W. Ockeloen J. Scholten H. Slager

Ing. G.A. Ven (projectleider) ( 1

H. Witteveen I 8

E. v. Denzel Technische Dienst Pl. v.d. Meulen

Page 3: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Inhoud

I. INLEIDING 1 . 1 ~oorgeschiedenis 1.2 Doelstelling 1.3 Verslaggeving

2. Keuze en beschrijving meetplekken 2.1 Algemeen 2.2 Gedetailleerde gegevensbcschrijving per kavel

3. INRSCHTING VAN DE WEETPLEKKEN 3. I De meetstations 3.2 Situering van de apparatuur 3.3 Bodemvochtme tingen 3.4 l ~ a t e r l ~ w a l i t e i t s m e t i n g e n

4. ONDERHOUD EN CONTROLE VAN IIE MEETSTATIONS 4.1 Onderhoud en service 4.2 Controle d.m.v. liandwaarnemingen 4.3 Waterpassingen

5. VERWERKSNG VAN DE GEGEVENS 5.1 Eerstelijnsverwerking 5.2 Tweedelijnsverwerking 5.3 Verwerking van bodemvochtmetingen

6. VERZMEI,DE GEGEVENS

Page 4: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

1. INLEIDING

1.1 . Voorgeschiedenis In het overleg tussen de Directie der Zuiderzeewerken en de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, is in 1973 het plan geopperd voor een geza- menlijk onderzoek naar "de afvoerhydrologie van gerijpte IJsselmeerpol- dergronden".

Het onderzoek zal kunnen aantonen of de empirische afvoernorm van 1,5/sec/ha die wordt gehanteerd bij het ontwerpen van sloten en tochten, juist is 'voor de hier 'voorkomende bodemtypen. Voor dit onderzoek valt de keuze op een drietal meetgebieden nahij de kavelsloten C 41/42, S 53/54 e n V 28/29 in Oostelijk Flevoland. Later is J 25/26 gekozen in plaats van C 41/42, met het oog op de toekomstige stedelijke ontwikkeling in sectie C. De kosten voor apparatuur en voor gegevensverwerking door een reken- centrum zullen door beide diensten gezamenlijk worden gedragen. De inrichting van de meetplekken is een gezamenlijke activiteit van de beide diensten. De verwerking en de analyse van de gegevens zullen in onderling overleg plaatsvinden, waarbij de afdeling Waterhuishouding een belang- rijk deel van deze verwerking voor haar rekening neemt.

Tot zo ver enkele afspraken die zijn vastgelegd in een gezamenlijke nota van de beide diensten nr. 4243 van 13 november 1973. Met de inrichting van de drie meetplekken is in 1975 een begin gemaakt. De meetstuwen, waarmee de slootafvoeren kunnen worden gemeten, zijn . " . hierbij geleverd en aangebracht dooi de Directie der Zuiderzeewerken. De opname- en registratie apparatuur zijn door de R.IJ.P:geplaatst. . ' , . ' . . .

. . . In juni 1976 is met de metingen begonnen. . . . . . . In sectie X in Oostelijk Flevoland is in 1969 een onderzoekgestart..

, . naar de waterhuishouding van grasland op zware grond met kwel, bij een, . . . verschillende detailontwatering. Gezien de overeenkomsten in opname- en verwerkingssysteem is besloten dit onderzoek eveneens onder te bren-. gen bij het hiervoor genoemde onderzoek naar de afvoerhydrologie van - gerijpte IJsselmeerpoldergronden.

1.2. Doelstelling

De oorspronkelijke doelstelling van het onderzoek is: door metingen na te gaan of de empirische afvoernorm van 1,5 Ilseclha juist is en of differentiatie van deze eis naar bodemtype mogelijk is. Het zal duidelijk zijn dat voor deze doelstelling langjarige waarne- mingsreeksen nodig zijn om een frequentieberekening mogelijk te maken. Steeds meer rijst de gedachte dat deze en soortgelijke vragen met een rekenmodel kunnen worden opgelost uitgaande van bekende neerslagreek- sen. Het probleem bij deze rekenmodellen is echter dat de omzetting van neerslag tot drain- en slootafvoer onvoldoende nauwkeurig bekend is. Voor deze "door de grondse"-stroming zijn verschillende rekenmodellen bekend, die echter voor onze gescheurde gronden niet direct toepasbaar . . zijn. ; Bovendien zullen bij elk rekenmodel de invoerparameters zodanig moeten worden gekozen dat het berekende afvoerverloop bij een bepaalde neer- slag overeenkomt met de werkelijkheid. Het doe1 van de ~eldwaa~nemin- :. gen zal dan ook vooral liggen in het vinden van een aantal geschikte . . neerslag/afvoerverlopen waarop een te ontwikkelen rekenmodel moet wor- den afgestemd en op bruikbaarheid kan worden beoordeeld.' Het verzamelen van langjarige reeksen afvoergegevens is daarvoor niet

Page 5: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

nodig . Een onderzoek t egen deze ach te rg rond kan een k o r t e r e l o o p t i j d hebben en h e e f t e e n b redere t o e p a s s i n g . Met z o ' n aan de p r a k t i j k aan- g e p a s t rekenmodel, kan u i t g a a n d e van n e e r s l a g r e e k s e n de afvoernorm op z i j n waarde worden beoordeeld . Bovendien kunnen daarmee ook v e l e andere v ragen worden o p g e l o s t op h e t gebied van te v e w a c h t e n p e i l s v e r l o p e n i n watergangen.

1.3. Verslaggeving

Na deze i n l e i d i n g over de voorgesch ieden i s van h e t onderzoek en over de ontwikkel ing i n d o e l s t e l l i n g v o l g t een b e s c h r i j v i n g van h e t onder- zoek en van de r e s u l t a t e n t o t nu t o e . E e r s t z a l i n hoofdstuk 2 een a a n t a l bodemkundige gegevens van de 4 meet- p lekken worden weergegeven. I n hoofdstuk 3 e n 4 z a l de appara tuur wor- den besproken d i e op de plekken i s o p g e s t e l d en d e v e r z o r g i n g d i e deze nodig h e e f t . I n hoofdstuk 5 z a l worden besproken op welke manier de ge- gevens worden ve rwerk t . I n deze e e r s t e v i j f hoofdstukken i s daarmee de opze t van h e t onderzoek i n a 1 z i j n f a c e t t e n beschreven. Hoofdstuk 6 t en s l o t t e g e e f t een o v e r z i c h t van de gegevens d i e nu be- s c h i k b a a r z i j n . De r e s u l t a t e n van h e t onderzoek z u l l e n i n a f z o n d e r l i j k e v e r s l a g e n worden weergegeven.

Page 6: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

2. KEUZE EN BESCHRIJVING IIEETPLEKKEN

2.1. Algemeen

Het slootafvoeronderzoek vindt plaats op de volgende kavels in. Ooste- lijk Flevoland: (zie bijlage 1) .J 25, (zware zavel op lichte zavel op kleihoudend zeer fijn zand)

De meetstuw staat in sloot J 25/26 S 54, (klei op lichte zavel)

De meetstuw staat in sloot S 53/54 V 28, (klei)

De meetstuw staat in sloot V 28/29. Daar de drainreeksen op het mi&den van de kavels over een afstand van ongeveer 4 m onderbroken zijn, registreren de meetstuwen het debiet van de twee kavelhelften die aan de sloten grenzen. De keuze van de genoemde meetplekken houdt verband met de wens het af- voeronderzoek te doen plaatsvinden op verschillende bodemtypen die re- presentatief waren voor 0. Flevoland, 2. Flevoland en de Markerwaard. Daarnaast dienden de plekken nog aan de volgende eisen te voldoen: I. In exploitatie als bouwland 2. Een zodanige diepteligging van het pleistocene zand ten opzichte

van het maaiveld dat geen kans bestaat op directe afstroming van overtollige neerslag naar de zandondergrond.

3. Een goed gerijpte bodem op de zware grond tot tenminste 80 cm bene- den maaiveld.

4. Een hoogteligging van de slootbodem ter plaatse van de meetstuw van tenminste 30 cm boven het normale tochtpeil, teneinde zoveel moge- lijk een vrije overstort van de meetstuw te waarborgen.

5. Een goede bereikbaarheid. De plekken moeten als regel tweemaal per week worden bezocht voor controle en onderhoud en er moet dikwijls materiaal en brandstof naar de stations worden vervoerd.

Behalve op de drie hiervoor genoemde plekken vindt nog neerslag-afvoer- onderzoek plaats op de graskavels X 67, X 68, X 69 en X 70. (80 S 90 cm zware zavel op pleistoceen dekzand, met sterke kwel). Op deze tneetplek vindt geen continue registratie van het slootdebiet plaats.

Bijgehouden zal worden welke gewassen er op de kavels aan weerszijden van de meetsloten worden verbouwd.

2.2. Gedetailleerde gegevensbeschrijving per ka=

J 25 - bodemprofiel: 0- 25 cm bouwvoor, zware zavel, lutumgehalte 20%

25- 55 cm Zu, zware zavel, zwak gelaagd met fijnzandige bandjes, lutumgehalte 15%

55- 63 cm Zu, fijnzandig, met enkele dunne zavelbandjes lutumgehalte 6%, U 110

63- 95 cm ~ l ~ , vrij sterk gelaagd met fijnzandige bandjes, lutumgehalte 12%

95- 130 cm AICI, fijnzandig, matig gelaagd met zavelband- jes, lutumgehalte 3%, U 250

130- 180 cm AIC1, fijnzandig 180- 200 cm A1CI, fijnzandig, matig gelaagd met humeuze

band j es 200- ~ 1 ~ ~ + ~ sterk humeus, lutumgehalte 20%, humus-

gehalte 13% diepte pleistoceen + 450 cm beneden maaiveld

Page 7: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 8: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

drainafstand: 48 m draindiepte: onderkant 95 cm - maaiveld (gemeten in 1977) maaiveld: 360 cm beneden N.A.P. (april 1978) slootdiepte: 170 cm aeratie: resp. 100 en 0% grens;60/115 cm beneden maaiveld (oktober 1977) Op deze kavel komt zwakke kwel voor (t 0,2m per dag) . ' . '

Kavels X 67 t/m X 70

Deze kavels worden gezxploiteerd als grasland, waarop pinken worden in- geschaard. Een gedeelte van de eerste grassnede wordt gemaaid voor hooi- winning. De kavels X 67, X 68 en X 6'9 zijn 200 m breed. De kavellengte varieert. In I970 zijn aan de dijkszijde van deze kavels 10 drains gelegd op een onderlinge afstand van 8 m. De drains liggen horizontaal. De draindiepte varieert per kavel. De drainreeksen bestaan uit gebakken buizen met op X 67 en X 68 turfmolmafdekking. Kavel X 70 heeft een driehoekige vorm '

(bijlage 13) en is evenalsde rest van de andere kavels begreppeld. De greppelafstand is 8 m. Het bodemprofiel op deze serie kavels bestaat globaal uit 80 2 100 cm zware zavel op pleistoceen dekzand. Er komt sterke kwel voor.

Verdere gegevens per kavel:

X 67 - Bodemprofiel: 0-40 cm, Zu, lutumgehalte 27%

40-50 cm, Ala, lutumgehalte 28% 50-80 cm, ~ l ~ ~ + ~ lutumgehal te 20%, humusgehal te 8% 80-90 cm, verspoeld pleist. zand

>90 . cm, c-pleistoceen Draindiepte: onderkant 110 cm beneden maaiveld De drains voeren ononderbroken water af (kwel) AGratie: resp. 100.en 0% grens: 45/65 cm - maaiveld (1977) Gemiddelde maaiveldshoogte: 265 cm beneden N.A.P. (juli 1977)

X 68 - Bodemprofiel: 0-40 cm, Zu, lutumgehalte 30%

40-50 cm, ~ l ~ , lutumgehalte 26% 50-75 cm, ~1~ lutumgehalte 20%, humusgehalte 7%

1+3 > 75 cm, c-p elstaceen Draindiepte: onderkant 130 cm beneden maaiveld De drains voeren ononderbroken water af (kwel) Asratie: resp. 100 en 0% grens: 60175 cm - maaiveld (1977) Gemiddelde maaiveld~hoo~te: 275 cm beneden N.A.P. (juli 1977)

X 69 - Bodemprofiel: 0-35 cm, Zu, lutumgehalte 28%

35-45 cm, Ala, lutumgehalte 30% 45-80 cm, ~ 1 ~ ~ + ~ lutumgehalte 20%, humusgehalte 8%

:80 cm, c-pleistoceen Draindiepte: onderkant 60 cm heneden maaiveld Tijdens langdurige droge perioden voeren de drains geen water af Agratie: resp. 100 en 02 grens: 35/50 cm - maaiveld (1977) Gemiddelde maaiveldshoogte: 270 cm beneden N.A.P. (juli 1977)

Page 9: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

X 70 - Bodemprofiel: 0-45 cm, Zu, lu tumgehal te 28%

45-55 cm, Ala lu tumgeha l t e 28% 55-90 cm, ~ 1 ~ ~ + ~ lu tumgehal te 20%, hunusgeha l t e 3%

> 90 cm, c -p le i s toceen Greppeldiepte : +_ 6 0 cm. T i jdens l angdur ige droge pe r ioden voeren de g r e p p e l s geen wa te r a f . I n h e t middengedeelte van de g r e p p e l s b l i j f t we1 a l t i j d wa te r s t a a n . Agra t i e : r e s p . 100 en 0% grens : 40160 cm beneden maaiveld . Gemiddelde maaiveldshoogte : 265 cm beneden N.A.P. ( j u l i 1977).

Doorlatendheidsmetirigen i n p l e i s t o c e e n dekzand -

Op de kave l s X 67 e n X 68 i s i n 1970 de d o o r l a a t f g c t o r van h e r p l e i s - toceen dekzand bepaald met behulp van de boorgatenmethode. De d o o r l a a t - f a c t o r K l i e p u i t e e n van 2 t o t 3 m p e r dag ( l a a g 85-170 c m beneden maai- v e l d ) .

Azratiewaarnemingen

0p e l k d e r kave l s z i j n vanaf 1 9 6 9 r e g e l m a t i g aeratiewaarnemingen'ver- r i c h t d.m.v. bor ingen e n p r o f i e l k u i l e n .

pF bepa l ing

I n de w i n t e r p e r i o d e 19751'76 z i j n op e l k e kave l pF-monsters genomen van de geaereerde bodemlagen ( t a b e l I ) . Daarb i j i s tevens d e s t r u c t u u r van de lagen beschreven vo lgens de me- thode Jonger ius ( t a b e l 2 ) .

Grasmonsters - De buizen waar in bodemvochtmetingen met de neutronensonde worden ver- r i c h t , worden beschermd door middel van g raskoo ien . Vanaf 1975 wordt h e t g r a s i n deze koo ien v i j f m a a l p e r j a a r gemaaid, gewogen e n bemon- s t e r d voor droge s t o f en N- to taa l bepa l ingen .

Page 10: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Tabel 1 Gegevens van pF-bepalingen i n ve r sch i l l ende bodemlagen op de kavels X 6 7 , X 6 8 , X 69 en X 70 i n Oos te l i j k Flevoland. Voorjaar 1976.

1 [A-c i j fe r / l aag j i n veld- kavel j cm-maaiv. 8

A-c i j fe rs b i j pF ! / Porign vo- I

volume j lume ( i n

::SW;:t cm3 / 1 00 cm3) van de ver- zadigde 1 grond

I vocht ig 0 0 0.4 1 . O 1 .3 1.7 2.0 , rlngmon- berekend bepaald I I . , i s t e r

! I j

Page 11: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 12: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

3. INRICHTING VAN DE MEETPLEKKEN

3.1. De meetstations

Op elke meetplek worden met een frequentie van 66n keer per uur de vol- gende parameters opgenomen: - neerslag - grondwaterstand - drainafvoer - slootafvoer - slootpeil beneden de meetstuw. Voor de opnamen is een meetstation,ingericht.

Ieder meetstation is opgebouwd uit de vo'lgende groepen: I. registreereenheid 2. servo-eenheid 3. kanaalaftaster met klok 4 . voedingseenheid 5 . opnemers met meetwaarde omvormers.

Als regis treereenheid is een Ott-ponser toegepas t. Biermee wordt een bepaalde hoekverdraaiing van een ponscommando digitaalvastgelegd in een ponsband. Een aan de Ott-ponser gekoppelde servo-eenheid zet de analoge meetspanning van de opnemers om in een hoekverdraaiing. De aftaster zal in iedere registratie-cyclus de aangesloten opnemers verbinden met de servo-eenheid. Nadat de servo zich heeft ingesteld ver- zorgt de aftaster een ponscommando. Met dit ponscommando wordt ook een cyclusmarkeringseenheid gestuurd die alleen reageert op de eerste pons- puls van de cyclus. Aan de eerste waarnemingsregistratie van de cyclus wordt hierrnee een extra teken toegevoegd. Bij de verwerking kunnen dan de opvolgende meetcycli duidelijk worden onderscheiden. Via de aftaster kunnen maximaal 10 kanalen aangesloten worden die een spanning leveren van 0 tot I Volt, of een weerstandsverandering in een potentiometerschakeling van 1000 Ohm. De overeenkomstige waarde van de registratie ligt tussen 0 en 1000 eenheden. Niet aangesloten kanalen kunnen worden uitgeschakeld. Afhankelijk van de instelling van de tijd- klok zal de cyclustijd 1 5 , 30 of 60 minuten bedragen. Het hele systeem wordt gevoed uit een 12 Volts accu. Een tweede accu dient ter uitwisseling, als de eerste opgeladen moet worden. Het bij- laden geschiedt met een 300 Watt benzine-aggregaat. Ter controle wordt G n van de kanalen gebruikt voor het registreren van de voedingsspanning (referentie). Variaties in deze spanning werkt namelijk door in de geregistreerde meetwaarde van de opnemers.

De opneners

De te bepalen grootheden worden allen vastgesteld in een niveauregi- stratie. De meting van de waterniveaus vindt op twee manieren plaats; de ene is een vlottersysteem, de andere een elektroni'sch gestuurde af- taster.

De vlotter niveau-opnemer

In een a1 of niet met golfdemper uitgevoerde peilbuis is een vlotter opgehangen, die een 3-slags potentiometer aandrijft. Deze potentiome- ter ontvangt een voedingsspanning, die ingesteld kan worden tussen 1 en 1 .4 Volt, gedurende de tijd dat het betreffende kanaal is doorverbon- den met de registratie-eenheid. De ~otentiometer geeft een elektrische spanning af, die rechtevenredig is met het peil.

Page 13: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

De servo-ges tuurde a f t a s t e r -- De servo-ges tuurde a f t a s t e r i s opgebouwd u i t een t a s t s t i f t van ongeveer I cm doorsnee , d i e door een k l e i n e ge l i jks t roommotor op en n e e r bewogen kan worden. Onder aan de t a s t s t i f t z i j n twee naa lden b e v e s t i g d , d i e 1 mm i n l e n g t e v e r s c h i l l e n . De t a s t s t i f t wordt zodanig ges tuurd t o t de lange pen z i c h i n he? water en de k o r t e z i ch boven water b e v i n d t . Via de aan de k a t r o l beves t igde p o t e n t i o m e t e r i s dan een met h e t p e i l evenred ige spanning verkregen. De voeding van deze opnemer wordt ingeschake ld op h e t moment d a t h e t b e t r e f f e n d e k a n a a l wordt a f g e t a s t . Zodra de t a s t s t i f t h e t wa te r - oppervlak h e e f t b e r e i k t , z a l d e e l e k t r o n i k a de m o t o r s t u r i n g onderbreken. Op deze wi jze i s voorkomen, d a t de motorstroom h e t mee t s ignaa l bein- v l o e d t .

De meetpunten -

Neers lag

De n e e r s l a g wordt gemeten met een grondregenmeter waarvan de opvang- t r e c h t e r een opperv lak van 3 8 , 4 6 5 dm2 h e e f t . De n e e r s l a g wprdt opge- vangen i n een sys teem van twee ondergronds gekoppelde bu izen , waarb i j i n EBn b u i s h e t n i v e a u kan worden gemeten met een door een v l o t t e r aan- gedreven opnemer ( z i e b i j l . 5 ) . De d iamete r s van de buizen a i j n zoda- n i g gekozen d a t e e n n i e r s l a g h o e v e e l h e i d van I mm e e n n i v e a u s t i j g i n g van 10 mm v e r o o r z a a k t . Het mee tbe re ik van d e opnemer b e d r a a g t 1 m (= 100 mm n e e r s l a g ) . Aangezien de r e g i s t r a t i e l i g t t u s s e n 0 en1000 een- heden, wordt de n e e r s l a g i n s t a p p e n van ca . 0 , l nun gemeten. De nauwkeu- r i g h e i d bedraagt 0 , l 2 0,2 nun n e e r s l a g . Rond de t r e c h t e r i s een r o o s t e r aangebracht t e r voorkoming van i n s p a t - t e n van regenwater . De regenmeters worden p e r i o d i e k leeggepompt met een handpompje. Ter c o n t r o l e e n v e r g e l i j k i n g i s op X 6 8 t e v e n s , e e n p luv io - g raa f e n een K . N . M . I . regenmeter aanwezig.

Grondwaterstand,

De grondwaterstand wordt gemeten i n p .v .c . -bu izen met een inwendige diameter van 8 5 mm. Aan de onderkant z i j n de buizen over h e t gehe le meetbere ik g e p e r f o r e e r d . Het g e p e r f o r e e r d e d e e l i s met j u t e omhuld. De opnemer d i e voor d e z e buizen wordt toegepas t i s a fgebee ld op b i j l a g e 6.' Opgemerkt wordt d a t v l o t t e r en con t ragewich t i n d e z e l f d e b u i s z i t t e n . I n sommige g e v a l l e n kan d i t problemen geven b i j een zodanige wa te r s t and d a t v l o t t e r en con t ragewich t e l k a a r passe ren ; Er o n t s t a a t dan e x t r a w r i j v i n g . H e t m e e t b e r e i k van de opnemers l o o p t u i t e e n van 0 ,70 t o t 2,00 m ( z i e t a b e l 3 ) .

Tabel 3 Meetbereik van de grondwaterstandsopnemers. -- Meetbere ik S t a t i o n Kanalen

Omdat de bovenz i jde van d e bu izen i s afgeschermd, v inden controleme- t ingen p l a a t s i n e e n normale g r o n d w a t e r s t a n d s b ~ i ~ (0 25 mm) d i e i n de d i - - r e c t e omgeving van de opnemer i s g e p l a a t s t .

Page 14: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Drainafvoer

De d r a i n a f v o e r wordt gemeten i n een a f v o e r b a k j e van 0 ,30 x 0 , 4 0 m d a t i n de s l o o t onder de dra inui tmonding i s g e p l a a t s t . I n h e t b a k j e z i t

een V-vormig meetschot met een hoek van 300. Golfbewegingen i n h e t b a k j e worden tegengegaan door een dempschot. Het waterniveau i n h e t b a k j e wordt gemeten met e e n opnemer met een se rvo ges tuurde a f t a s t e r ( b i j l . 7 ) . Het meetbere ik bedraag t 0 ,25 m. De e l e k t r o d e n van de a f t a s t e r v e r s c h i l l e n I mm i n l e n g t e , zodat de r e - g i s t r a t i e i n s t appen van ca . 1 mm p l a a t s v i n d t . Problemen kunnen o p t r e - den a l s b i j l angdur ige pe r ioden zonder d r a i n a f v o e r h e t bak je d r o o g v a l t of a l s h e t water b e v r i e s t . De opnemer moet dan b u i t e n b e d r i j f worden g e s t e l d . Voor de berekening van de a f v o e r u i t h e t niveau wordt de vo l - gende f ormule g e b r u i k t :

O( = hoek van h e t meetschot (300) q = a f v o e r i n m3/sec. h = o v e r s t o r t h o o g t e i n m

De r e l a t i e t u s s e n a f v o e r en o v e r s t o r t h o o g t e i s g r a f i s c h weergegeven op b i j l a g e 9 .

S l o o t a f v o c r

D e s l o o t a f v o e r wordt gemeten met e e n s p e c i a l e meetstuk7 (zgn. H-f lume) , d i e op een damwand i n de s l o o t i s g e p l a a t s t ( z i e b i j l . 8 ) . Het boven- stroomse niveau wordt gemeten i n een v l o t t e r b u i s met een d iamete r van 200 mm, door een v i a een pennewiel aangedreven 3-s lags po ten t iomete r . Wet meetbere ik bedraag t 0 ,45 m , zoda t GEn r e g i s t r a t i e - e e n h e i d overkomt met ca . 0 ,45 nun. De a f v o e r over de stuw b i j v r i j e u i t s t r o m i n g kan u i t h e t bovenstroomse n iveau worden berekend met d e formule:

log q = 0,0238 + 2,5473 log h + 0,2540 ( l o g h ) 2

3 q = a f v o e r i n m / s e c . h = o v e r s t o r t h o o g t e i n m

De toegepas te afvoerformule i s afkomst ig van i jkmet ingen aan s o o r t g e - l i j k e meetstuwen door h e t l a b o r a t o r i u m voor Afvoerhydrologie e n Hydrau- l i c a t e Wageningen. De r e l a t i e t u s s e n a f v o e r e n o v e r s t o r t h o o g t e is g r a f i s c h weergegeven op b i j l a g e 9 . B i j hoge t o c h t p e i l e n kan v e r d r i n k i n g van de meetstuw op t reden . Om d i t t e kunnen opsporen i s benedenstrooms een opnemer i n de s l o o t g e p l a a t s t . Van v e r d r i n k i n g i s sprake a l s de wa te r s t and benedenstrooms t . 0 . v . de bodem van de stuw (h2) g r o t e r i s dan een k w a r t van de gemeten bovenwa- t e r s t a n d ( h l ) . A l s d i t h e t geva l i s d i e n t h l m e t een bedrag a h t e wor- den verminderd a l v o r e n s de afvoerformule wordt toegepas t . Er g e l d t :

h 2 + l o g h l - 2,6822 l o g a h = 2,2522 - h l

(Bron: "Discharge Measurements S t r u c t u r e s " , M . G . Bos, I L R I ) .

S l o o t p e i l beneden de meetstuw

Het benedenstrooms s l o o t p e i l wordt gemeten m e t een opnemer van h e t z e l f - de type a l s b i j de grondwaters tanden ( z i e b i j l . 6 ) met d i t v e r s c h i l d a t de bu i sd iamete r 200 mm bedraag t . Het mee tbe re ik bedraag t 0 ,50 m, zoda t EGn r e g i s t r a t i e - e e n h e i d overeenkomt met een niveauverander ing van 0 , 5 mm.

Page 15: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

IJkprocedure voor opnemers van de meerkanalenponser

De r e l a t i e tussen h e t w a t e r p e i l en de ge reg i s t r ee ' rde waarde moet be- paald worden om l a t e r de verwerkte gegevens t e kunnen h e r l e i d e n . Deze r e l a t i e i s bepaald met twee g e t a l l e n , t e weten d e gevoe l ighe id en de b i j h e t r e f e r e n t i e n i v e a u behorende r e g i s t r a t i e w a a r d e .

De gevoel igheid g e e f t aan hoevee l de r e g i s t r a t i e w a a r d e veranderd b i j een bepaalde v e r p l a a t s i n g van de v l o t t e r . D a a r b i j i s de gevoe l ighe id p o s i t i e f a l s de r e g i s t r a t i e w a a r d e toeneemt b i j opgaande v lo t t e rbewe- g ing . Neemt de r e g i s t r a t i e w a a r d e af b i j opgaande beweging, dan i s de gevoe l ighe id n e g a t i e f .

Na i e d e r e w i j z i g i n g , r e p a r a t i e of i n s t a l l a t i e i s een i j k i n g en/of con- t r o l e van deze g roo theden n o o d z a k e l i j k .

Werkwij ze

A l l e r e e r s t d i e n t d e k a n a a l k i e z e r geblokkeerd t e worden op h e t t e i j k e n kanaa l . De meerkanalenponser wordt d a a r t o e op handbediening geschakeld . Op de k a n a a l k i e z e r worden de kan.alen v66r h e t gewenste kanaa l u i t g e - schakeld . Met de s t a r t k n o p wordt nu h e t s t a t i o n i n werking g e s t e l d . Zodra h e t t e i j k e n kanaa l i s ingeschake ld kan de k a n a a l k i e z e r geblok- keerd worden door d e s c h a k e l a a r om t e s t e l l e n , d i e z i c h i n de k a s t a c h t e r op de k a n a a l k i e z e r b e v i n d t . A l s de i j k i n g v o l t o o i d i s kan door op h e t e r n a a s t l i g g e n d e drukknopje t e drukken overgeschakeld worden n a a r een volgend k a n a a l .

Vast leggen u i t g a n g s s i t u a t i e

Voordat met de i j k i n g wordt.begonnen moet de bes taande s i t u a t i e worden v a s t g e l e g d . Daartoe n o t e e r t men van h e t b e t r e f f e n d e k a n a a l de r e g i s t r a - t iewaarde i n loggereenheden. Daarna ook h e t p e i l i n de meetbuis t . 0 . v . h e t r e f e r e n t i e v l a k . Pas daarna mag de v l o t t e r b a n d van h e t pennewiel worden afgenomen zodat de gevoel igheid bepaa ld kan worden.

Gevoeligheid

De gevoe l ighe id wordt v a s t g e s t e l d door de ve rander ing van r e g i s t r a t i e - waarde t e bepalen b i j twee omwentelingen van h e t pennewiel c .q . de po- t e n t i o m e t e r . De po ten t iomete r i s met een s l i p k o p p e l i n g verbonden aan h e t pennewiel . Voor een goede u i t g a n g s s i t u a t i e wordt h e t pennewiel g e d r a a i d i n de r i c h t i n g van omhoogbewegende v l o t t e r s door de s l i p k o p p e l i n g heen t o t h e t merkteken op h e t pennewiel h e t corresponderende merkteken op h e t h u i s ongeveer 5 cm i s gepassee rd . ( I n d e nieuwe u i t v o e r i n g i s een b l o k k e e r i n r i c h t i n g aangebracht voor h e t z e l f d e d o e l ) . Dan wordt h e t pen- newiel t e r u g g e d r a a i d t o t de merktekens corresponderen. I n deze s i t u a - t i e wordt de r e g i s t r a t i e w a a r d e geno tee rd (b.v. 900 LE) . tJa" wordt h e t pennewiel p r e c i e s twee s l a g e n t e r u g g e d r a a i d (meegaande v lo t t e rbeweging) en de r e g i s t r a t i e w a a r d e weer v a s t g e t s e l d (b .v . 850 LE). B i j een penne- w i e l van 25 cm omtrek i s de s c h i j n b a r e v l o t t e r v e r p l a a t s i n g 50 cm ge- weest ofwel 0 ,5 m i n gebruikerseenheden (GE). De gevoe l ighe id i s dan:

e e r s t e r e g i s t r a t i e - l a a t s t e r e g i s t r a t i e - - (900 - 850) LE = +, 100 2 x omtrek pennewiel 2 x 0 ,25 m

Page 16: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

. ., . . , . , , .

' 5 . . . .. . ,

Referentieniveau , . . . . , .

Indien nodig wordt weer het peil gemeten t.0.v. het referentievlak in de peilbuis en genoteerd. Dan worden de vlotterband en het.meetsysteem . . .

weer gernstalleerd. Er moet op worden gelet dat door de peilverandering '. de slipkoppeling niet in werking gaat treden. Tot slot wordt ook de re- gistratiewaarde genoteerd. Met deze informatie en de waarde van de ge- voeligheid is te berekenen welke registratiewaarde bij het referentie- vlak hoort.

peil x gevoeligheid + prilreigistratiewaarde = 1,50* 100 + 850 = 1000

Op het veldformulier zal b.v. onder referentieniveau ingevuld worden: 1000 LE en 3.15 m - N . A . P . waarbij de laatste waarde vastgesteld is via waterpassing.

Drainafvoermeters

Bij de drainafvoermeteres is de ijkprocedure niet zo eenvoudig te rea- liseren, omdat de taststift motorgestuurd is. De meest voor de hand :.

liggende werkwijze is met behulp van twee bekendewaterniveau's; Voor ',

het eerste kan het nulniveau gelden. Wanneer geen afvoer'aanwe.zig,is..:. komt het waterniveau gelijk te staan aan de onderkant vaq d e <itst'=bom-'.

. . , ~ . . .~ opening. . . . . .

. . :'.% ., .'. : ... .. Bij dit niveau dient de registratiewaarde bepaald te worden. ' j . . ,. . . .

Vervolgenswordt de'uitstro~mo~ening afgedicht, waarna de opvan'gbak: . . , ,

aangevuld wordt met water tot.het waterniveaul0 cm is gestegen. Ook de daarbij behorende registratiewaarde wordt genoteerd. ~ e t ' deze inL '

'

formatie is dan zowel het nulpunt als gevoeligheid bepaald. Regelmatige controle met het meetkannetje geeft daarnaast extra infor- matie over de correlatie tussen registratie en afvoer.

3.2. Situering van de apparatuur

De opstelling van de apparatuur en de aansluiting op de registratieka- nalen is op de meetplekken J 25, S 5 4 en V 28 identiek. Op de meetplek in sectie X is de opstelling en aansluiting afwijkend. De opstelling is weergegeven op de bijlagen 10 t/m 13 en de kanaalaan- sluiting in tabel 4.

Tabel 4 Kanaalaansluiting bij de meetstations.

Kanaal Geregistreerde grootheid

J 2 5 , S 5 4 , V 28 sectie X

1 referentie referentie 2 neerslag grondwaterstand pleistoceen 3 slootafvoer grondwaterstand holoceen 4 slootpeil beneden stuw grondwaterstand pleistoceen 5 grondwaters tand neerslag 6 grondwaterstand grondwaterstand holoceen 7 drainafvoer grondwaterstand pleistoceen 8 drainafvoer drainafvoer 9 - drainafvoer 10 - drainafvoer (2 drains ge-

koppeld)

Page 17: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

3.3 . Bodemvochtmetingen

Het doe1 van deze metingen i s h e t v e r k r i j g e n van i n f o r m a t i e over ber- g ingsverander ingen i n d e onverzadigde zone'. Deze z i j n van be lang voor h e t o p s t e l l e n van neerslag-afvoermodellen. De bodemvochtmetingen worden u i t g e v o e r d met de NEA-neutronensonde. Op de o b j e c t e n J 25, S 54 en V 28 is daarvoor b i j e l k e grondwaters tands- b u i s een vochtmeetbuis g e p l a a t s t op een a f s t a n d van 1 5 1 ,5 m. De meet- buizen hebben een u i t e r s t e m e e t d i e p t e van ongeveer 150 cm beneden maai- v e l d . Gedurende v o o r j a a r , zomer en h e r f s t wordt h i e r om de 2 2 3 weken' geme t e n . Op de o b j e c t e n X 68 en X 69 worden voor de bodemvochtmetingen bu izen g e b r u i k t d i e a 1 e e r d e r waren g e p l a a t s t i n h e t kader van h e t n e e r s l a g - afvoeronderzoek i n s e c t i e X . Vanwege de o o r s p r o n k e l i j k e opze t van d i t onderzoek bevinden de vochtmeetbuizen z i c h d a a r n i e t i n de onmidde l i jke on~geving van grondwaters tandsbuizen. Ze s t a a n midden op de d e r d e akker vanaf de kwels loo t ( z i e b i j l a g e 13) .0p e l k van deze plekken s t a a n d r i e buizen, waarvan de twee d i e h e t meest n a a r h e t noordoosten z i j n ge- p l a a t s t worden g e b r u i k t . De m e e t d i e p t e i s maximaal 120 cm beneden maai- v e l d . Op a l l e o b j e c t e n wordt gemeteri vanaf 10 cm beneden maaiveld met tussen- a f s t a n d e n van 10 cm. Op e l k e meetplek wordt met de sonde t evens j a a r l i j k s de droge d i c h t h e i d ( h e t droge volumegewicht) van de grond gemeten.

3 .4 . Waterkwal i te i t smet ingen

Naast h e t k w a n t i t a t i e v e onderzoek n a a r de a f v o e r i n l a n d e l i j k e gebieden, wordt onderzoek gedaan naa r de w a t e r k w a l i t e i t . D i t onderzoek kan g e z i e n worden a l s een v o o r t z e t t i n g , e n u i t b r e i d i n g van een i n de w i n t e r p e r i o d e 1969170 u i tgevoerd onderzoek n a a r de u i t s p o e l i n g v a n - f o s f a t e n v i a de d r a i n s en de s l o t e n n a a r h e t o p p e r v l a k t e w a t e r . Om i n z i c h t t e k r i j g e n i n de k w a l i t e i t van h e t d r a i n - en s l o o t w a t e r i n O o s t e l i j k Flevoland, wat b e t r e f t meer pa ramete r s , i s i n 1976 g e s t a r t met h e t p e r i o d i e k bemonsteren van d r a i n - en s l o o t w a t e r . Bemonstering v i n d t p l a a t s aan de k a v e l s l o t e n J 25/26, S 53/54, V 28/29, W 28/29 e n 1.1 34/35. De e e r s t e d r i e o b j e c t e n z i j n meetplekken voor h e t afvoeronderzoek. 'De l a a t s t e twee o b j e c t e n b e t r e f f e n twee we idebedr i jven , waar geen kwant i t a - t i e v e metingen worden u i t g e v o e r d . Door zowel h e t v a s t s t e l l e n van de kwan- t i t e i t als de k w a l i t e i t ' kan e e n i n z i c h t worden ve rkregen i n d e b e l a s t i n g van h e t polderwater met eu t ro f iGrende s t o f f e n .

I n d i e n e r afvoer i s wordt Gnmaa l p e r 14 dagen bemonsterd. De volgen'de parameters worden b e p a a l d : t empera tuur , zuurgraad, z u u r s t o f g e h a l t e , chemisch en b i o l o g i s c h z u u r s t o f v e r b r u i k , n i t r a a t , f o s f a a t , c h l o r i d e en i j z e r . Ten behoeve van de i n t e r p r e t a t i e wordt t evens de hoeveelheid en samen- s t e l l i n g van de g e s t r o o i d e m e s t s t o f f e n op de k a v e l s nagegaan.

Page 18: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

4. ONDERHOUD EN CONTROLE VAN DE MEETSTATIONS

4.1. Onderhoud en service

Een vast onderhoudsschema is in de aanloop fase van de meetstations niet opgesteld, de afspraak was dat iedere gesignaleerde storing direct zou worden verholpen. Dit gaf we1 een zware belasting voor de Technische Dienst, daar de storingen talrijk waren en verschillend van aard. Toch kan worden vastgesteld dat deze afspraak goede resultaten heeft opge- leverd, wat betreft de werking van de meetstations. Tijdens de inrichting is gebleken dat het leggen van de signaalkabels zorgvuldig moet gebeuren om kabelbreuk te voorkomen. Het hoge stroomverbruik in het begin werd veroorzaakt door het hoge aanloopkoppel van de registratie apparatuur en de servomotoren van de drainafvoermeters; dit is opgelost door modificaties aan te brengen in de mechanische overbrenging van de registratie apparatuur en de asge- leidingen van de servomotoren. De aggregaten zijn voorzien van grotere benzinetanks om de accu's vol- doende bij te kunnen laden. De servicebeurten van de aggregaten werden volgens fabrieksvoorschrift uitgevoerd. Het is gebleken dat dit ook beslist nodig is om ze operationeel te houden. De Ott-ponsband apparatuur vertoont op diverse punten een grotere slij- tage dan verwacht werd. Bij de servicebeurten zal hieraan speciale aan- dacht gegeven worden. Jaarlijks wordt in de maanden meiljuni een grote onderhoudsbeurt gege- ven, waarvoor de apparatuur naar de werkplaats wordt gehaald. De stations worden om de beurt afgewerkt zodat niet meer dan 66n sta- tion tegelijk buiten bedrijf is.

Ter lering aan hen die a1 te lichtvaardig een dergelijk onderzoek willen opzetten, volgt hier een opsomming van de voornaamste moeilijkheden die in de beginperiode zijn opgetreden: - Problemen bij de spanningsvoorziening met accu's en bij de aggregaten die deze moeten opladen.

- Hoge aanloopweerstanden bij opnemers enservomotors met als gevolg een te snelle uitputting van de accu's.

- Storingen in de ponsapparatuur en in het uurwerk dat het ponscommando geef t .

- Schommelingen in de "vaste" referentiewaarde ten opzichte waarvan de logger registreert.

- Storingen en hoge aanloopweerstanden bij de opnemers door onvoldoende beluchting van de meetbuis.

- IJs in de drainafvoermeters waardoor de niveau-taster geen wateropper- vlak vindt.

4.2. Controle d.m.v. handwaarnemingen

IJanneer de apparatuur in werking is, wordt deze als regel tweemaal per week gecontroleerd. Tijdens deze controlebezoeken wordt een handcyclus afgedraaid, waarbij het apparaat niet ponst (dus geen moeilijkheden door extra ponsingen). De loggereenheden van elke handcyclus worden genoteerd met daarbij de tijd waarop de waarneming heeft plaatsgevonden. Eveneens wordt dan met de hand de stand van de diverse opname-apparaten in het veld gemeten, te weten: le de hoogte van de waterspiegel in de regenmeter (t.0.v. onderkant

trechter) 2e de stuwhoogte in de H-flume (t.0.v. bodemstuw)

Page 19: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

3e het slootpeil v66r de meets tuw (t .o .v. bovenkant vlotterbuis) 4e de grondwaterstand in een controlebuis (t.0.v. bovenkant buis) 5e de drainafvoer (draindebiet + hoogte overstort). Deze gegevens worden genoteerd.en naderhand uitgezet tegen.de bijbeho- rende'l~g~ereenheden. Door middel van regressie worden daaruit de om- rekeningsfactoren berekend (zie 5.1.1, waannee de loggereenheden ver- taald kunnen worden naar gebruikseenheden. Daarnaast vinden indien nodig werkzaamheden plaats zoals opladen van accu's, leegpompen van de regenmeter en het verwijderen van slibafzet-- tingen in de meetstuw e.d.

4.3. Waterpassingen

Voor de installatie van de meetstuwen is door de Landmeetkundige Afdeling de N.A.P. hoogte overgebracht naar tijdelijke vaste punten bij de meet- ~

stuwen. Nadat de meetstuwen waren geplaatst zijn deze als vast punt voor de uit te voeren waterpassingen gekozen (de stuwen rusten op damwanden die een lengte van 3,50 m hebben). Door Schaapman van afd. Drainage zijn daarna regelmatig waterpassingen verricht om de hoogte van de verschillende waarnemingspunten en het maaiveld bij de grondwaterstandbuizen vast te stellen. De gegevens van de diverse waterpassingen zijn vermeld in de tabellen 5 en 6.

Tabel S Afvoeronderzoek landelijk gebied. Waterpassingen van meetpunten.

Kavel Omschrijving meetpunten hoogten in m beneden N.A.P.

J 25 bovenkant stuw (H-flume) uitstroomzijde 5.401 (bodem van de stuw = 4.942) bovenkant deksel van vlot- terbuis naast stuw 5.237 5.237 5.235 bovenkant deksel van vlot- terbuis in de sloot 5.200 5.200 5.199 bovenkant grondwaterstands- buis 110.5 4.194 4.194 4.192 3.97gx bovenkant grondwaterstands- buis no. 6 4.255 4.255 4.048~ maaiveld bij grondw.stands-' buis no.5 4.26 4.26 4.31 maaiveld bij grondw.stands- 7

buis no.6 4.29 4.29

S 54 bovenkant stuw (H-flume) uitstroomzijde 5.394 (bodem van de stuw = 4.835) bovenkant deksel van vlot- terbuis naast stuw 5.226 5.223 5.226 bovenkant deksel van vlot- terbuis in de sloot 5.063 5.058 5.063 bovenkant grondwaterstands- buis no.5 4.168 4.153 4.165 3.968X bovenkant grondwaterstands- buis no.6 4.223 4.212 4.233 4.026~ maaiveld bij grondw.stands- buis no.5 4.34 4.34 4.35 maaiveld bij grondw.stands- buis no.6 4.30 4.30 4.33

Page 20: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

V 28 bovenkant stuw (H-flume) u i t s t r o o m z i j d e 4.867 (bodem van de stuw = 4 . 4 0 8 ) bovenkant d e k s e l van v l o t - t e r b u i s n a a s t s tuw 4.703 4.702 4 .675 bovenkant d e k s e l van v l o t - t e r b u i s i n de s l o o t 4.388 4.392 4.391 bovenkant grondwaters tands- b u i s no. 5 3.472 3.274' bovenkant grondwaters tands- b u i s no . 6 3.426 3.209' maaiveld b i j grondw. s t ands - b u i s no. 5 3.57 3 .58 maaiveld b i j grondw. s t ands - b u i s no. 6 3.56 3 .57

'Tabel 6 . Neerslag-nfvoeronderzoek s e c t i e X , O . F levoland wa te rpass ingen van de meetpunten.

hoogten i n kave l Omsciirijving van de meetpunten m beneden N.A.P.

X 67 bovenkant d e k s e l s t i j g b u i s no. 2 maaiveld b i j s t i j g b u i s

X 68 bovenkant d e k s e l grondwaterstands- b u i s no. 3 bovenkant d e k s e l s t i j g b u i s no. 4 maaiveld

X 69 bovenkant dekse l grondwaters tands- b u i s no. 6 bovenkant dekse l s t i j g b u i s no. 7 maniveld

X 70 bodcmplaat 0 t t-ponser maaiveld

x o p z e t s t ~ ~ k op b u i s g e p l a a t s t

Page 21: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

5 . VERWERKING VAN DE GEGEVENS -

Door de m e e t s t a t i o n s worden e l k uur de meetwaarden van a l l ' e a a n g e s l o t e n opnemers g e r e g i s t r e e r d . De r e g i s t r a t i e ~ e b e u r t op een 5-gats ponsband i n CCITT-code. Deze ponsbanden moeten een bas i sve rwerk ing ondergaan, waarb i j de metingen p e r opnemer worden g e s o r t e e r d en waarb i j een fou- t e n c o n t r o l e p l a a t s v i n d t . Deze ve rwerk ings fase word t de e e r s t e l i j n s v e r - werking genoemd. I n de tweede l i jnsverwerk ing d i e n e n de meetwaarden t e worden v e r t a a l d naa r b r u i k b a r e eenheden z o a l s m t . 0 . v . N.A.P., I / s e c . e . d . Tevens moeten e r even tuee l nog c o r r e c t i e s worden aangebrach t . Ten s l o t t e d ienen de gegevens i n een o v e r z i c h t e l i j k e vorm gepresen tee rd t e kunnen worden, z o a l s g r a f i e k e n , t a b e l l e n e n l i j s t e n .

Gezien h e t g r o t e a a n t a l gegevens i s computerverwerking onmisbaar. Voor de e e r s t e l i j n s v e r w e r k i n g z i j n programma's besch ikbaar b i j de R.I.J.P. Voor de tweedel i jnsverwerking is e e n programmapakket i n on twikke l ing . I n de volgende p a r a g r a f e n z a l nader op be ide ve rwerk ings fasen worden ingegaan.

5 .1 . E e r s t e l i j n s v e r w e r k i n g

De invoer voor h e t e e r s t e l i j n s v e r w e r k i n g p r o g r a m b e s t a a t u i t een 5-gats ponsband met r e g i s t r a t i e s van een a a n e e n s l u i t e n d e p e r i o d e van w i l l e k e u r i g e l e n g t e . Daarnaas t moet de g e b r u i k e r een a a n t a l gegevens over h e t m e e t s t a t i o n e n over de opnemers opgeven. Het programma v o e r t 0 . a . de volgende bewerkingen u i t : - de ponsband wordt g e c o n t r o l e e r d op mogel i jke ponsfouten. A l s er f o u t e n

on tdek t worden kunnen deze m e e s t a l g e c o r r i g e e r d worden met behulp van de voorgaande en volgende meetwaarde;

- de meetwaarden worden g e s o r t e e r d naa r opnemer; - de meetwaarden worden g e c o n t r o l e e r d op g rove f o u t e n ; - h e t a a n t a l meetwaarden wordt ve rge leken met h e t opgegeven begin- en

e i n d t i j d s t i p van de ponsband. Klopt d i t a a n t a l n i e t dan kunnen meet- waarden weggelaten of toegevoegd worden;

- h e t a a n t a l waarnemingen wordt gereduceerd d o o r opeenvolgende g e l i j k e meetwaarden weg t e l a t e n . Ook i s he? m o g e l i j k een verdergaande re- d u c t i e t o e t e passen door meetwaarden d i e minder dan e e n w a a r d e x van hun voorganger v e r s c h i l l e n , weg t e l a t e n . De r e d u c t i e f a c t o r x wordt door de gebru ike r opgegeven;

- voor ontbrekende meetwaarden wordt een n e g a t i e v e waarde ingevu ld . B i j l a t e r e verwerking kan hiermee rekening worden gehouden.

De u i t v o e r van h e t programma b e s t a a t u i t een 8-gats ponsband i n ASCII- code. Deze band bevat blokken gegevens d i e van e l k a a r z i j n gesche iden door een blanco s t u k ponsband. Elk blok b e v a t de meetwaarden van E6n bepaalde opnemer en een a a n t a l bas isgegevens . De l e n g t e van een b lok i s n o o i t l a n g e r dan 66n maand. A l s e r maandovergangen i n de ingevoerde band voorkomen, worden e r meer blokken p e r opnemer u i t g e p o n s t . Elk da tab lok bevat de volgende gegevens: - h e t projectnummer van h e t onderzoek - de gebru ike r scode . D i t i s e e n door de g e b r u i k e r opgegeven g e t a l , d a t

een bepaald m e e t s t a t i o n a a n d u i d t . Voor de s t a t i o n s J 25, S 54 , V 28 en X 68 worden ~ e s ~ e c t i e v e l i j k de codes 272, 547 , 632 e n 692 g e b r u i k t . Tevens wordt h e t nummer van h e t kanaa l aan de gebruikerscode toege- voegd

- begin- e n einddatum van de gegevens i n d a t b lok

Page 22: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

- de opnemercode. Voor elk type opnemer (niveau-, debiet-- of regen- meter b.v.) wordt een speciale code opgegeven

- drie get'allen met behulp waarvan de meetwaarden (LE) omgerekend kun- nen worden in gewone eenheden ( G E ) . . . Als gewone eenheid wordt gebruikt: . . a. voor grondwaterstand en slootpeil: m t.0.v.. N . A . P ; , : . . b. voor regenmeters : cm neerslag ' ' . . . .

c. voor H-flumes en drainafvoerbakken ? m overstorthoogte De omrekening is voor allegebruikte opnemers..lineair. De r'echte .. . lijn wordt vastgelegd met de refqrentie meetwaarde (x ) en het exter- ne referentie niveau (yI) en de gevoeligheid (tg x) (Aijlage 14). Voor eel1 niveaumeter waarvan b.v. een meetwaarde 900 overeenkomt met een peil van 4,65 m f N.A.P. en waarbij'1 m peilverhoging een meet- waarde toename van 100 veroorzaakt, geldt dus y , ='goo: = 4 . 6 5 : t.g.d.=lOO

- het ponsinterval in minuten . '

- de minimum en maximum meetwaarde in dat blok - alle meetwaarden, vergezeld van een volgnummer waaruit de tijd kan worden berekend. Dit volgnummer is noodzakelijk vanwege de uitgevoer- de datareductie.

De voor de verwerking noodzakelijke gegevens worden van te voren op standaardformulieren vastgelegd. Behalve het begin- en eindtijdstip van de band, worden hierop de in'het veld verzamelde handwaarnemingen en controle-gegevens vastgelegd.

5.2. Tweedelijnsverwerking . Na de eerste lijnsverwerking moeten de gegevens verder warden bewerkt ten behoeve van de interpretatie. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende bewerkingen.

a. Verdere foutencontrole en opschonen van het databestand. Foute en niet zinvolle meetwaarden moeten worden verwijderd. Er moet gecorri- geerd worden voor het leegpompen van de regenmeters. Blokken met meetgegevens moeten worden samengevoegd tot blokken van 6e'n maand.

b. Wet berekenen van afvoeren uit de overstorthoogten van de H-f lume en de drainafvoerbakken.

c . Wet overzichtelijk presenteren van de gegevens, d.m.v.'maandgrafie- ken, lijsten en tabellen.

d. Het selecteren van interessante afvoerperioden en het toepassen van neerslag-afvoer modellen.

Vanwege het grote aantal gegevens, de kwetsbaarheid en moeilijke toe- gankelijkheid van de ponsband als informatiedrager, zal de verdere, verwerking op een computersysteem plaatsvinden dat aan de volgende eisen moet .voldoen: - mogelijkheid voor ponsband invoer - plot faciliteiten - data opslag op magneetband of schijvengeheugen - voldoende verwerkingscapaciteit - mogelijkheid voor interactieve verwerking - zo mogelijk moet een eenvoudig data base management systeem aanwezig zijn, om gemakkelijk met het gegevensbestand te kunnen werken.

5.3. Verwerking van bodemvochtmetingen

De gegevens verkregen uit de bodemvochtmetingen worden geheel afzon- derlijk verwerkt. Voor de omrekening van meetwaarden naar volumepro- centen vocht is een rekenprogramma beschikbaar.

Page 23: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

6. Verzamelde gegevens

Tabel 7 geeft een overzicht van de wijze van opname en van de lengte van de waarnemingsreeks. De reeks waarnemingen is niet altijd sluitend. Handwaarnemingen worden achterwege gelaten wanneer geen interessante waarnemingen worden verwacht, zoals in droge zomermaanden. Registra- ties via de dataloggers zijn hier en daar onderbroken door storingen in de registratie- oE opname apparatuur. Vooral in de beginperiode zijn veel storingen opgetreden bij de opgestelde apparatuur, en zijn verbeteringen aan het registratiesysteem aangebracht. Deze beginperiode moet daarom beschouwd worden als een aanloopperiode, nodig om tot een goed werkend registratiesysteem te komen. Als gevolg daarvan zijn uit de eerste anderhalf jaar vrijwel geen bruik- bare registraties aanwezig. Aanvankelijk is gestart met 6En registratie-cyclus per kwartier. Dit bleek te veel voor het beperkte spanningsaanbod van de accu's. Boven- dien was hierbij onvoldoende tijd beschikbaar om per kanaal de juiste loggerwaarde op te sporen. Daarom is op uurponsing overgestapt. De drainafvoermeters werken aanvankelijk met strookregistratie. Deni- veautasters die op de logger kunnen worden aangesloten waren toen nog in ontwikkeling. Deze strookregistratie van een vlotterniveau is min- der bedrijfszeker, maar kan bij nauwgezette controle bruikbare resul- taten opleveren. Samenvattend kan worden gesteld dat in de periode juni 1976 tot juni 1978 de volgende gegevens voorhanden zijn: - bruikbare ponsband-registraties van de 4 dataloggers vanaf november.

1977 - een aantal bruikbare strookregistraties van de drainafvoer uit de periode sept. 1976 tot april 1977

- de E6n 2 twee keer per week verrichte handwaarnemingen - vochtgehalte-metingen met de neutronen- en gammasonde sinds april

1978. Voor sectie X zijn bovendien nog vele gegevens voorhanden van he pe- riode v66r juni 1976.

Page 24: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Tabel 7 . Overzicht van de verrichte waarnemingen.

meet- soort waarneming wijze van opname meetperiode nagestreefde aantal meetpunten object begin einde opname per object

frequentie

S 54,J25 ,V28 neerslag ponsband registratie 6 / 7 6 1 x per uur 1 handwaarnemingen 10176 I 2 2 x per week I

s lootafvoer-s loot-ponsband registratie 6 / 7 6 1 x per uur 1 peil b0venstr.v.d. meetstuw

handwaarnemingen 10176 1 5 2 x per week 1 slootpeil beneden-ponsband registratie 6 /76 1 x per uur 1 str.v.d.meetstuw drainafvoermeting ponsband registratie 10177 1 x per uur 2

strookreeistratie 10176 10177 continu 2 . ~- ~ - handwaarnemingen 1.01 76 I 2 2 x per week 2

grondwaterstands- ponsband registratie 6 / 7 6 I 5 2 x per uur 2 meting

handwaarnemingen 10176 I 5 2 x per week I vochttoestands- neutronen sonde 4 / 7 8 periode I april - 1 dec. I ( 2 buizen per meting I x per I 5 3 weken meetpunt)

sectie X neerslag ponsband regis tratie 6 / 7 6 I x per uur I strook renistratie 11/69 continu 1 - handwaarnemingen 11/69 I 5 2 x per week

drainafvoermeting strookregistratie 10/71 11/77 continu s trook regis tratie 10/71 continu ponsband registratie 10177 1 x per uur ponsband registratie 11/69 10/71 1 x per 15 min. enkelkanaals handwaarnemingen 11/69 I 2 2 x per week

grondwaterstands- ponsband registratie 6 / 7 6 I x per uur meting -

ponsband registratie 11/69 I x per 15 rninlvanaf 10177 enkelkanaals I x per uur 2 handwaarnemingen 11/69 I x per week 7

vochttoestands- neutronen sonde 8 /72 12/77 1 x per 2 2 3 weken 6 (3 buizen per plek) meting

neutronen sonde 4 / 7 8 1 x per 2 2 3 weken 2 (2 buizen per plek) - Opm.: In de aangegeven waarnemingsreeksen komen onderbrekingen voor.

Page 25: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 26: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Bijlage 2 -

Kavel J 25 0.Flevoland Structuurbeschrijving (6 juni 1978)

Plek: akker 9 vanaf de tocht, 55 m uit sloot J 25/26 0 - 25 cm bouwoor, zware zavel, compact 25 - 55 cm zware zavel 25 - 40 cm nootjes 0 2 - 4 c m 40 - 55 cm prisma's 0 5 - 7 cm 55 - 60160 cm fijnzandig, gelaagd met zavelbandjes 60 - 70 cm prisma's 0 10 cm, die uiteenvallen in prisma's 0 5 cm

scheidingsscheuren 1 - 2 mm veel Fe-afzetting op de scheurvlakken.

70 - 80 cm enkele niet aaneengesloten scheurtjes, wijdte $ mm Vrij veel Fe-afzetting op de scheurvlakken.

Vanwege de geringe scheurvorming in dit profiel kon geen scheurschets worden gemaakt.

Page 27: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 28: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

. . ' 0 ' . I . . . - loo.^.. . : . .

. . . . . .

. . .

. .

. ,

. , , . . . . , . - . . Plekrakke r 3 var..af L-? t o c h t . . , . . . , . . . . . 7 C m 7 1 2 s 1 3 o t ~?.?,/7:2?

I . , . ,

bou-moor : n a t i g compact .. . . , . . .

22-35 &I : p r i s m a ! ~ ' @ ' /2 -4 cm,,'po%eu,s,, i n t e n s i e f doorwor te ld . . - . 35-39 c m ' 1 ZU, f i j nza i i . d ig , s c h e l p r i j k . '

. . .. .. . . . . : 39-50 cm . 8 . Ala,ael .a t ie , . 100%. z u i l e n . .. @ '4-8 cm, , s che id ingnsches ren :'

. . . 1-20 mm. I n de g r o t e r e a u i l e n s c h e u r t j e s , m e e s t a i n i c f

: ' - doorlopend. Veel i j z e r a f z e t t l n g op s c h e p r v l a k k e n . . . , . .

. . . ~. .

50-100cm : Zui l en $ .20-35 cm. I n - de 'zk:'tlen enke le . scheuren l-5..n:in . . . .. .

. , w i j d , m e e s t a l n i e t aaneenges lo t en . Wqrtelbacrrden ( b i e t e n )

.. . op soheurvlakken. Tot 60 s 70:km v r i j v e e l Fe' op scheur -

v l a k k e n . . .

~ . . . . A&at ie : t o t . 60 cm d i e p t e 1 0 0 $'

. . o p 9 0 . cra d i e g t e c a . 5 75 . . ! . .

0 $. @ens op ? 15 ::m - m.v. . .

Page 29: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 30: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 31: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 32: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 33: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 34: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 35: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 36: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e
Page 37: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

L Ql w

n u -6 2

r: 0 >" L-C

*J- : , f 2 r

0 - a s - C c y a 0)

u " J -

O Y - f u * 01 -- L - - A ;

LI ; cp I: -. G 3 * j

01 u < E .cG @A- & ;;2f b

ci t 2 ) P s C > --Y '+ L g 6 0 a, 2-f

Page 38: WERKDOCUMENTpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/29501/... · ONDERZOEK NAAR HET VERLOOP VAN SLOOTAF- VOEREN IN HET LANDELIJK CEBIED (doe1 en opzet van het onderzoek) door I)e

Omrekening van loggereenheden (LZ) nanr

gewonc eenheden (GE)