Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de...

6
Nominativus Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella 1 C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius Plinius groet zijn Marcellinus. 2 Tristissimus haec tibi scribo, Fundani nostri filia minore defuncta. Ik schrijf dit zeer ongelukkig aan jou, omdat de jongste dochter van onze Fundanus gestorven was. 3 Qua puella nihil umquam festivius amabilius, nec modo longiore vita sed prope 4 immortalitate dignius vidi. Ik heb nooit iets gezien vrolijker, beminnelijker dan dit meisje, niet alleen waardiger dan een langer leven maar dicht bij onsterfelijkheid. - Qua puella: ablativus comperationis 4 Nondum annos xiiii impleverat, et iam ill i anilis 5 prudentia, matronalis gravitas erat et tamen suavitas puellaris cum virginali verecundia. Zij had het veertiende jaar nog niet volgemaakt, en aan haar was al het verstand van een volwassen vrouw, het belang van een statige dame en toch jeugdige lieftalligheid met de schroom van een meisje. - Illi: dat. possessivus bij ‘erat’ 6 Ut illa patris cervicibus inhaerebat! Zoals zij aan de nek van de vader hing! - Illa: zelfstandig - Cervicibus: dichterlijk meervoud 7 Ut nos amicos paternos et amanter et modeste complectebatur!

Transcript of Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de...

Page 1: Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella. 1C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius. Plinius groet zijn

Nominativus Genitivus Dativus Accusativus AblativusStijlfiguren

10 – De dood van de jonge Minicia Marcella

1 C. PLINIUS MARCELLINO SUO S.

Gaius Plinius groet zijn Marcellinus.

2 Tristissimus haec tibi scribo, Fundani nostri filia minore defuncta.

Ik schrijf dit zeer ongelukkig aan jou, omdat de jongste dochter van onze Fundanus gestorven was.

3 Qua puella nihil umquam festivius amabilius, nec modo longiore vita sed prope 4 immortalitate dignius vidi.

Ik heb nooit iets gezien vrolijker, beminnelijker dan dit meisje, niet alleen waardiger dan een langer leven maar dicht bij onsterfelijkheid.

- Qua puella: ablativus comperationis

4 Nondum annos xiiii impleverat, et iam ill i anilis 5 prudentia, matronalis gravitas erat et tamen suavitas puellaris cum virginali verecundia.

Zij had het veertiende jaar nog niet volgemaakt, en aan haar was al het verstand van een volwassen vrouw, het belang van een statige dame en toch jeugdige lieftalligheid met de schroom van een meisje.

- Illi: dat. possessivus bij ‘erat’

6 Ut illa patris cervicibus inhaerebat!

Zoals zij aan de nek van de vader hing!

- Illa: zelfstandig - Cervicibus: dichterlijk meervoud

7 Ut nos amicos paternos et amanter et modeste complectebatur!

Zoals zij ons, vrienden van de vader, en liefhebbend en bescheiden omarmde!

- Nos: pers.vnw.- Amanter: bijwoord

8 Ut nutrices, ut paedagogos, ut preaceptores pro suo quemque officio diligebat!

Zoals zij de voedsters, de begeleider, de leraren voor ieder door zijn eigen plicht liefhad!

Page 2: Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella. 1C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius. Plinius groet zijn

= Ze hield van ieder om wat ze deden.

- Suo officio: congruent- Quam: uitroep hoe!

9 Quam studiose, quam intellegenter lectitabat! Ut parce custoditeque ludebat!

Hoe ijverig, hoe intelligent zij nauwkeurig las! Zoals zij inhoudend en voorzichtig speelde!

= Ze was niet wild en uitbundig, maar netjes en ingetogen.

10 Qua illa temperantia , qua patientia , qua etiam constantia novissimam valetudinem tulit!

Zij heeft met welke zelfbeheersing, met welk geduld, zelfs met welke vastberadenheid de laatste ziekte gedragen.

= Zelfs toen ze stervende was, hield ze zich sterk en bleef ze beheerst.

- Illa: onderwerp bij ‘tulit’- Qua: abl.ev.vr. vragend voornaamwoord

11 Medicis obsequebatur, sororem patrem adhortabatus ipsam que 12 se destitutam corporis viribus vigore animi sustinebat.

Zij gehoorzaamde aan de dokters, ze bemoedigde de zuster, de vader en ze verdroeg het zichzelf in de steek te laten door de krachten van het lichaam, door de levenskracht van het hart.

- Medicis: dat.mv.man.- Obsequebatur: deponens

13 Duravit hic illi usque ad extremum, nec aut spatio valetudinis aut metu mortis infractus 14 est, quo plures gravioresque nobis causas relinqueret et desiderii et doloris .

Dit heeft voor haar ononderbroken voortgeduurd tot het uiterste, en is of door de duur van de ziekte of door de angst voor de dood niet gebroken, waardoor zij meerdere en zwaardere oorzaken aan ons achterliet en van verlangen en van verdriet.

= Doordat zich zo goed hield tijdens de ziekte, geeft dat meer reden om haar te missen en verdrietig zijn.

- Hic illi: verwijst naar ‘vigore animi’ en het meisje- Doloris: gen. objectivus

15 O triste plane acerbumque funus! O morte ipsa mortis tempus indignius !

O absoluut trieste en wrange dood! O de tijd van de dood onwaardiger aan de dood zelf!

- Indignius: abl. comperationis

Page 3: Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella. 1C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius. Plinius groet zijn

16 Iam destinata erat egregio iuveni, iam electus nuptiarum dies, iam nos vocati.

Reeds was zij uitgehuwelijkt aan een voortreffelijke jongeman, reeds was de dag van het huwelijk uitgekozen, reeds waren wij geroepen.

- Ellips: eerst ‘erat’ herhalen, daarna ‘sumus’ toevoegen

17 Quod gaudium quo maerore mutatum est!

Welke vreugde is ingewisseld voor welk verdriet!

- Quod: vr.vnw.

17 Non possum exprimere 18 verbis quantum animo vulnus acceperim, cum audivi Fundanum ipsum, ut 19 multa luctuosa dolor invenit, praecipientem, quod in vestes margarita 20 gemmas fuerat erogaturus, hoc in tus et unguenta et odores impenderetur.

Ik kan niet met woorden uitdrukken hoe grote wond ik heb ontvangen in mijn hart, toen ik Fabanus zelf opdragend heb gehoord, want het verdriet heeft vele trieste dingen gevonden, dat wat hij van plan was geweest te besteden aan parels, edelstenen, kleding, werd besteed aan wierook en zalven en reukwerken.

= In plaats van luxegoederen te kopen om zijn status aan te geven, besteedt Fabanus zijn geld aan de begrafenis. Plinius vindt dat hij hierin wel heel ver gaat.

- Praecipientem: ppa- Antecedent quod: hoc- Errogaturus: pfa- Impenderetur: conj.impf.pass.- Variatio: eerst asyndeton, daarna polysyndeton

21 Est quidem ille eruditus et sapiens, ut qui se ab ineunte aetate altioribus 22 studiis artibusque dediderit; sed nunc omnia, quae audiit saepe quae dixit, 23 aspernatur expulsis que virtutibus aliis pietatis est totus.

Hij is tenminste opgeleid en verstandig, omdat hij zich immers vanaf beginnende leeftijd gewijd aan hogere studies en kunsten; maar nu verwerpt hij alles, wat hij vaak heeft gehoord, wat hij vaak heeft gezegd, en hij gaat geheel op in de liefde van een vader voor een kind nadat alle voortreffelijkheden verdreven waren.

- Dediderit: conj.pf.act.- Audiit: verkorte vorm van ‘audivit’- Aspernatur: deponens- Expulsisque virtutibus aliis: ablabs

24 Ignosces, laudabis etiam, si cogitaveris quid amiserit.

Page 4: Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella. 1C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius. Plinius groet zijn

Jij zult vergeven, jij zult zelfs prijzen, als je zult hebben bedacht wat hij heeft verloren.

- Ignosces: fut.act.- Cogitaveris: futex.act.- Amiserit: conj. interrogativus- Si: realis

25 Amisit enim filiam, quae non minus mores eius quam os vultumque referebat, totumque 26 patrem mira similitudine exscripserat.

Want hij heeft zijn meisje verloren, die niet minder het karakter van hem dan het gezicht en de gelaatsuitdrukkingen weerspiegelde, en de hele vader was het evenbeeld geweest van de wonderbaarlijke gelijkenis.

= Ze leek zowel qua innerlijk als qua uiterlijk op haar vader.

- Quae: nom. bij ‘filiam’- Alliteratie: minus mores- Pars pro toto: os (mond ipv gelaat)

27 Proinde si quas ad eum de dolore ram iusto litteras mittes, memento 28 adhibere solacium non quasi castigatorium et nimis forte, sed molle et humanum.

Daarom als jij naar hem een of andere brief over het zo rechtvaardige verdriet zult sturen, denk eraan dat jij de troost toevoegt niet als het ware terechtwijzend en te sterk, maar zacht en menselijk.

- Mittes: ind.fut.act.

29 Quod ut facilius admittat, multum faciet medii temporis 30 spatium .

En veel ruimte van tussenliggende tijd zal ervoor zorgen dat hij dit makkelijker toelaat.

= Naarmate er meer tijd verstrijkt, zal Fabanus’ verdriet afnemen en zal hij het verlies accepteren.

- Antecedent quod: solacium, daarom onz.- Multum, spatium: onderwerp- Medii temporis: congruent

31 Ut enim crudum adhuc vulnus medentium manus reformidat, deinde patitur 32 atque ultro requirit, sic recens animi dolor consolationes reicit ac refugit, 33 mox desiderat et clementer admotis acquiescit. Vale.

Want zoals een nog verse wond terugschrikt voor de handen van de artsen, vervolgens duldt en uit eigen beweging verlangt, zo wijst het verse verdriet van de geest de troostende woorden af en ontvlucht ze, weldra verlangt hij en nadat zij zacht waren toegepast, komt hij tot rust. Gegroet.

Page 5: Web viewNominativus. Genitivus Dativus Accusativus Ablativus Stijlfiguren. 10 – De dood van de jonge Minicia Marcella. 1C. PLINIUS MARCELLINO SUO S. Gaius. Plinius groet zijn

= Eerst zal Fabanus niet getroost willen worden, omdat het verdriet nog te vers is. Later zal hij juist troost nodig hebben zodat hij tot rust komt.

- Medentium: gen.mv.- Manus: acc.mv.- Admotis: abl. maar onderwerp ontbreekt