Opdracht 1:

Schrijf de definitie op van “weer”:

Schrijf de definitie op van “klimaat”:

Maak bij de wereld bol zelf een legenda, geef aan waar jij denkt dat de koudste, warmste en gemiddeld warme lande liggen.

Legenda:

Maak een woordspin met tekeningen over het onderwerp:

WEER

Opdracht 2:

Lees het verhaal en maak een samenvatting van het verhaal, dit is je tekstopdracht voor deze week. Je maakt er een tekening bij met kleurpotlood.

WEER

Het weer is de toestand in de atmosfeer, dat heeft te maken met temperatuur, wind, neerslag, enzovoort op een bepaalde plak, tijdens een bepaald moment.

Op sommige plaatsen is het weer steeds het zelfde maar op ander plaatsen verandert dat elke dag.

Klimaat is de gemiddelde meting van het weer over een langere periode.

VROEGER

Vroeger geloofden de mensen dat de goden verantwoordelijk waren voor het weer. Zo dachten ze dat Donar, de god van de donder voor onweer zorgde.

Ze dachten dat Donar met zijn bokkenwagen heel hard door de lucht heen reed en dar het daardoor donderde en bliksemde.

KLIMAAT

Er zijn verschillende soorten klimaten. Elk klimaat heeft zijn eigen planten en dieren. Die verschillen.

Denk bijvoorbeeld maar eens aan de kamelen in de woestijn en pinguïns op de Zuid Pool. Deze dieren zouden niet van plaats kunnen verwisselen en zijn dus afhankelijk van hun omgeving.Deze dieren hebben zich aangepast aan hun omgeving.

AARDE

Doordat de aarde draait hebben we dag en nacht. Als het deel waar wij wonen naar de zon toe staat is het dag. Staan we aan de andere kant hebben we nacht. Doordat de aarde ook nog bol is

verschillende de temperaturen op de aarde erg. Hoe rechter de zon boven je staat, hoe warmer het is. Daarom zijn de polen koud en is het bij de evenaar heet.

VERONTREINIGING

De lucht wordt in de hele wereld vervuild en dat is een probleem. Daarom is het belangrijk dat landen afspraken maken over deze vervuiling en hoe we er voor kunnen zorgen dat er minder vervuiling is. Er worden op internationaal niveau afspraken gemaakt, zoals bij de wereldtop in Johannesburg in 2002. Want een betere wereld begint bij jezelf !!

Opdracht 3:

Voor deze opdracht heb je een atlas nodig. Je kiest 1 land zelf uit de atlas en het andere land dat je gaat onderzoeken is Nederland.

Je gaat zelf verzinnen hoe je deze opdracht vorm gaat geven, maak je 2 kaarten, een muurkrant…… Dat bepaal je met je tafelgroepje.

Wat ga je precies onderzoeken van beide landen?

Temperatuur in januari Temperatuur in juli Jaarlijkse neerslag Natuurlijke vegetatie ( wat groeit er allemaal)

Je gaat zelf een legenda bedenken voor je onderzoek, zorg dat deze duidelijk is zodat een ander snapt wat je bedoeld.

Wat is de hoogste plek in je land, teken deze erin, wat is de laagste plek in je land, teken deze er ook in.

Teken en schrijf de hoofdstad er ook in.

Vergelijk beide landen met elkaar en schrijf hieronder op wat je opvalt aan je onderzoek. Probeer ook uit te leggen waarom dat zo is.

Opdracht 4:

Onderzoek met je groepje hoe de nomaden vroeger leefden. Maak daar een mini muurkrant van.

Informatie over dit onderwerp vind je op de symbaloo pagina.

Zorg ervoor dat je de tekst verduidelijkt met plaatjes. Als de muurkrant af is, wordt deze beoordeeld door je klas genoten.

De volgende punten wordt naar gekeken:

Netheid Klopt de informatie Staat alles er op ( check list bij juf ophalen) Passen de plaatjes bij de tekst Zitten er geen spelling / taal fouten in

Voor ieder onderdeel kun je 2 punten verdienen, de andere kinderen bepalen hoeveel punten jullie krijgen.

Succes !

Opdracht 5:

Pak de kaart terug van opdracht 3.

We gaan de kaart aanvullen, in Nederland hebben we seizoenen, geldt dat voor alle landen? Zoek uit hoe dat met jullie gekozen gastland is. Schrijf dit op de kaart erbij, en leg uit wáarom dat zo is.

Onderzoek de volgende dingen en plak dit erbij op jullie kaart:

Voor beide landen:

Type huizen die daar gebouwd worden Het soort vervoer dat veel wordt gebruikt Kleding Landbouw activiteiten Vakanties, festivals Sport

Zorg voor plaatjes en voor tekst.

Opdracht 6:

Zoek op de symbaloo pagina verschillende weerberichten op, luister / kijk daarna met je groepje er staan er 3 in totaal ( de licht blauwe blokjes).

Schrijf op wat belangrijke punten waren, dingen die je opvielen, woorden die werden gebruikt.

Nu mag je met je groepje een weerbericht maken.

De presentatie kan op 2 manieren, filmen of met een powerpoint, dat beslissen jullie samen.

Denk goed na wat je nodig hebt en wat je wilt vertellen.

Opdracht 7:

Kijk naar de kring tafel.

Wat gebeurt er met het kokende water?

Het woord daarvoor is: ____________________________________

Wat gebeurd er met het water in de kom dat tegen het plastic aan komt?

Maak hieronder een schets van de kringloop van het water. Teken er pijlen bij in welke richting het gaat en schrijf de volgende woorden erbij: verdampen, condenseren, neerslag

Kleur het plaatje in:

Opdracht 8:

Maak een presentatie ( hoe, dat bepaal je samen) over:

3 verschillende soorten wolken Hoe heten deze wolken? Welk weer hoort bij deze wolken? Grootte en vorm van de wolken Hoe ontstaan wolken?

Maak elke dag een schets van de wolken die je ziet. Doe dit 4 dagen achter elkaar?

Wat valt je op?

Voor informatie over de wolken ga je naar de symbaloo pagina.

Opdracht 9: tekstopdracht

Denk even terug aan het nieuws van de afgelopen tijd, welke bijzonder weersgebeurtenis heeft er plaats gevonden? Of welke weersgebeurtenis van langer geleden zit nog vers in je geheugen?

Het mag iets in Nederland zijn of iets uit een ander land.

Als je er 1 weet, dan schrijf je deze op het bord, je gaat er onderzoek naar doen en gaat er een “leertekst” over schrijven in je tekstenboek. Met plaatjes, je verhaal komt eruit te zien las een soort bladzijde uit een tijdschrift waar je van kunt leren. Kijk maar eens in de National geografic junior !

Zorg ervoor dat alle feiten kloppen, wat is er precies gebeurd? Waardoor kwam dat? Wat voor soort weer was er aan de hand?

Wat waren de gevolgen? Hoe gingen de mensen er mee om? Kan dit in de toekomst voorkomen worden? Hoe zou jij je voelen als jouw dit overkwam?

Af ? Laten nakijken door juf en dan in je teksten boek plakken !

Opdracht 10:

Ontdekdoos “windmeter maken”.