Web viewChirurgie. wetenschap. Deconditioneren door de greep op de omgeving te versterken....
Transcript of Web viewChirurgie. wetenschap. Deconditioneren door de greep op de omgeving te versterken....
Samenvatting sociologie
Deel 1 Sociologie, een wetenschap van de samenleving
1. Op verkenning door een bekend gebied? sociologie= samenlevingskunde
Hoe mensen samenleven in allerlei sociale verbanden, door welke wetmatigheden dat samenleven en handelen wordt gestuurd en waarom.
1. Samenleving = speelveld en spelregels Spelregels geboden en verboden. Als men zich hier niet aan houdt, wordt men aan de
kant gezet Spelregels zorgen voor beperking en vrijheid. Het stemt de vrijheden van mensen op elkaar af en zorgt voor zekerheid zodat mensen hun vrijheid ten volle kunnen uitoefenen.
Zones ruimtes. Je gedrag, de geboden en verboden is afhankelijk van de ruimte waarin jij je bevindt.
Je moet een nuttige bijdrage leveren aan je samenleving Posities rol en status van mensen binnen een samenleving Interactie en communicatie Ploegverband hiërarchie en taakverdeling tussen de sociale actoren. Rond het speelveld mensen achter schermen die sturen wat er maatschappelijk gebeurt Tribune neutrale waarnemers die samenleving analyseren
2. individu en samenleving
Met elkaar verbonden
elk individu maakt deel uit van de samenleving, vanaf de geboorte door op te groeien in een samenleving nemen we stap voor stap stukken op we gaan relaties aan met andere mensen van de samenleving (op basis van hun positie! Menselijke conditie (Malraux): mensen zijn in wereld geworpen maar ze kunnen deze ook
veranderen. Er is ruimte voor zelfstandig handelen(Faust): aliënatie/vervreemding: het behoort tot het menselijk bestaan dat de eigen scheppingen een eigen leven leiden en tegen hem keren
Iedereen neemt deel! Ook zij doe er niets mee te maken willen hebben. Passief/averechts gedrag heeft ook een invloed op de samenleving
Er is een wisselwerking tussen individu en samenleving: we kunnen vorm geven aan de samenleving en ondergaan ook haar invloeden
1
3. Mogelijkheden en beperkingen
Mogelijkheden
Feitelijke solidariteit : koud. Het betreft mechanismen die het leven mogelijk en gemakkelijker maken. Deze hebben een ingrijpende en langdurige impact (bv RSZ)
Directe solidariteit= opvallend, waarneembaar Indirecte solidariteit: onderliggende mogelijkheid, gecreëerd door samenleving
Beperkingen
Handelingsmarges : sociale krachten die de sociale speelruimte van mensen verkleinen
Tweeslachtigheid
Eindige vrijheid : Beperkingen zorgen voor vrijheid. Samenleven is onmogelijk als er geen zekere routines en voorspelbaarheden aanwezig zijn.
4. Sociale feiten
Durkheim
De samenleving is geen veld van onpersoonlijke krachten of een verzameling losse individuen! Mensen zijn met elkaar verbonden en vormen samen een sociale werkelijkheid die geen van hen ooit ontworpen heeft. De bouwstenen van deze sociale werkelijkheid = sociale feiten. Menselijk handelen ligt aan de basis van deze sociale feiten
Eigenschappen
Objectief Extern: plichten/normen en waarden die buiten mij zijn vastgesteld Dwingend: vrijwillige confirmatie. Men voelt de aanwezigheid als men er zich tegen verzet Maatschappelijke voedingsbodem: het zijn de hoofdrolspelers van de maatschappij
Voorbeelden
Arbeidsethos: product van calvinistische reformatie: aanzetten tot wereldse arbeid om het hiernamaals te verzekeren. Vandaag is de koppeling met godsdienst verdwenen maar de visie “hard werken om iets te bereiken” leeft nog steeds
Regulering : sociale feiten zorgen ook voor regulering van ons gedrag. Er heersen bepaalde normen en waarden die ons gedrag ten opzichte van elkaar regelen
Toepassing => sociologen zoeken de verklaring voor echtscheiding niet bij het karakter van de mensen maar naar de sociale condities die veranderd zijn en verbinden dit zo met de wijze waarop de samenleving is ingericht en evolueert.
2
5. Solidariteit en strijd
Solidariteit: hoe komt verbondenheid tot stand en wordt deze geuit?
Paradox van individualisering: mensen richten zich op zichzelf/specialisatie met de zekerheid dat anderen zullen zorgen voor de invulling van andere behoeften. Maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele hulpeloosheid.
Durkheim
Mensen beschikken over een collectief bewustzijn. Een minimaal bewustzijn dat men samen met anderen een gemeenschap vormt en daarom ook verplicht is de eisen van de gemeenschap te honoreren. Door het collectief bewustzijn (= sociaal feit!), krijgt het individu ook een sociale identiteit!
2 typen samenlevingen volgens Durkheim
Traditioneel Modernarbeidsverdeling Eenvoudig
Lage graag van verdelingComplexHoge graad van verdeling, specialisatie
eigenschappen GemeenschapsbezitHomogene cultuurHoge graad van conformismeIndividueel en collectief bewustzijn valt samen
PrivébezitHeterogene cultuur, andere denkwijzenVrijblijvendVooral individueel bewustzijn
Solidariteit MechanischMet is met elkaar verbonden op een vanzelfsprekende manier. Samenhorigheid komt voort uit gelijkvormigheid
OrganischIndividuen zoeken elkaar op omdat ze elkaar nodig hebben om in de eigen behoeften te voorzien
Durkheim: de evolutie naar een moderne samenleving gaat samen met een verlies aan collectief bewustzijn en zal leiden tot desintegratie en normloosheid.
Strijd: sociale actoren hebben verschillende belangen. Deze conflicten zorgen voor dynamiek in de samenlevingsverbanden om zichzelf te veranderen en te reproduceren.
Soorten conflicten
Maatschappelijke conflicten: klassenconflict, religie, zingeving, taal en cultuur, communautair,…..
Individuele conflicten: ruzies, machtstijd, stakingen,… Belangenconflict: in een situatie van schaarste eisen 2 actoren hetzelfde op. Waarde conflict: de ene actor wordt gedreven door het eigen gelijk en wil dit opleggen. Manifest conflict: opvallend, uitdrukkelijke uiting Latent conflict: niet opvallen, ingetogen, niet waargenomen door buitenstaanders
3
Conflict paradox
Positief: een conflict is functioneel: het draagt bij een de continuïteit of groei van de samenlevingsverbanden
Negatief: de goede werking van de huidige verbanden kan bedreigd worden het resultaat van een conflict heeft meestal een functioneel effect voor de ene partij, maar
een disfunctioneel effect voor de andere partij
samenvattend
Individu en samenleving beïnvloeden elkaar. Samenleving komt tot stand door menselijk ingrijpen? De spelregels van de samenleving maken het mogelijk voor de individuen om er in te leven en bepalen het gedrag.
Solidariteit en collectief bewustzijn is essentieel. Zo kunnen conflicten voorkomen zonder vernietigend te zijn. Ze zorgen voor dynamiek. Conflicten kunnen zich manifest of latent uiten
2 waarmee zijn sociologen bezig ?1. dagelijks leven door de bril van de socioloog
door het analyseren en bestuderen van alledaagse fenomenen, kan men iets leren over hoe een samenleving georganiseerd is en wat de onderliggende structuren/sociale feiten zijn.
Social imagination: het relateren van individuele processen aan de sociologische context
Eten en drinken: hoe mensen omgaan met eten en drank is ingebed in sociale en culturele context
Emoties: de uiting van emoties is bepaald door sociale conventies. Er zijn bepaalde regels voor het uiten van emoties, emoties hebben een sociale functie en ondersteunen sociale interacties
Sport: de sport die men beoefent kan iets zeggen over de klasse waartoe men behoort, en het lichaamsbeeld dat als ideaal wordt beschouwd,…
Lifestyle en lijfstijl: hoe we er uit zien, welke modetrends we volgen etc zegt iets over de heersende opvattingen in onze samenleving
Liefde: de keuze van een partner is verbonden met het sociale milieu waaruit je komt. “soort zoekt soort” (Hendrickx): verliefdheid wordt sociaal bepaald.
2. Sociologie, een wetenschap als geen ander ?EvolutieTheologie => exacte wetenschap => sociologie => psychologie/psychiatrie.
De samenleving is geen gegeven, het is een maakbaar fenomeen. Verlichting Industrialisatie
Op zoek naar verklaring voor maatschappelijke orde!
4
3. Sociale wetenschap natuurwetenschap
WETENSCHAP NATUUR SAMENLEVING Elementen Identiek UniekVoorkomen Universeel SpecifiekAard Onveranderlijk VeranderbaarOnderzoek Experiment Experiment (zeer) moeilijk
Wetenschapper Afstand Deelnemer
Wetenschap Natuur Samenleving
Elementen Identieke en volkomen reproduceerbare elementen (moleculen, atomen, cellen …).
Actoren of subjecten die fundamenteel vergelijkbaar, maar niet verwisselbaar zijn; proberen hun omgeving aan te passen aan eigen verwachtingen en behoeften.
Wetmatigheden (Voorkomen)
Natuurwetten, altijd en overal dezelfde en altijd geldig; opgedane kennis is cumulatief.
Particuliere wetmatigheden. Kennis in principe enkel geldig is voor bepaalde samenleving in bepaalde tijd (’ceteris paribus’).
Wetenschap Natuur Samenleving
Aard Onveranderlijk (?) • Veranderlijk• Niet in elke samenleving
werkzaam• Niet elke actor schikt er zich naar• Zelf-veranderend (self-destroying
prophecy, self-fulfilling prophecy)
Onderzoek Experimenten. Geen experimenten (onmogelijk en onethisch).
Verbanden tussen variabelen
Causale verbanden met sluitende voorspelbaarheid.
Probabiliteitsverbanden: een bepaalde kans dat fenomeen B zich voordoet als A gebeurt – met onzekerheid over de richting van de oorzakelijkheid.
Self fulfilling prophecy: mensen gaan zich naar bepaalde verwachtingen gedragen waardoor deze verwachtingen ook werkelijkheid worden
Self destroying prophecy: doordat men uitgaat van een bepaalde voorspelling, doet men geen moeite meer om deze te veranderen en komt de voorspelling dus ook uit.
5
Sociologie structureert de empirische werkelijkheid
• Sociologie is een Wetenschap- Het waarnemen, beschrijven, analyseren en verklaren van de
werkelijkheid• Durkheim Mensen leven in een bepaalde tijd en in een bepaalde (sociale)
omgeving en worden daardoor getekend (sociologen).- Bv. nagaan hoe, wanneer, onder welke omstandigheden en met
welke gevolgen mensen inderdaad in hun eigen belang handelen !! De mens is nooit zomaar iemand - Die zijn morele persoonlijkheid wil ontwikkelen (moralisten) - Aan zijn behoeften wil voldoen met een zo klein mogelijke inspanning (utilitarisme)- Altijd op een zo rationeel mogelijke wijze zijn eigen belang nastreeft ( ‘economen’)
Sociologie = structurerende wetenschap. Het gaat om de relaties tussen elementen.
Definitie
Sociologie is de wetenschap die het “sociale handelen” van mensen bestudeert evenals de daaruit voortgekomen patronen en structuren in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen
Hoe we handelen heeft te maken met de samenlevingen die ons vormen en de sociale feiten die in de samenlevingen aanwezig zijn.
Ons sociaal handelen resulteert in bepaalde vaste structuren zoals gedragspatronen (tafelmanieren) en opvattingen (wat we belangrijk/mooi vinden)
Positionele dimensie: men kan de positie van actoren in een samenleving afleiden uit de manier waarop ze communiceren en interacteren. (interactie en communicatiepatroon)
Symbolische structuren gaan eerder over de al dan niet geïnstitutionaliseerde opvattingen
Probabiliteitsverbanden => relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
6
“Sociaal handelen” Handelen voor zover het wordt beïnvloed door het handelen van “anderen”
= De “sociale bepaaldheid” van het handelen (tijd en plaats)
Patronen en structuren ‘Positionele’ structuren: interactie- en communicatiepatronen
‘Symbolische’ structuren: waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen
Dynamiek OntstaanVoortbestaanVeranderen
Elke wetenschap zoekt systematisch naar structuren in de
waarneembare verschijnselen, naar regelmaat en
Sociologie ontdekt en verruimt
• Ontdekkend: beter inzicht in onze plaats in samenleving en hoe ons denken en handelen hierdoor wordt beïnvloed! Ontdekken wat de sociale feiten zijn achter situaties en gedragingen
• VerruimendOplossen van sociale problemen door inzicht te krijgen in andere sociale situaties. Begrip in andere domeinen hangt samen met begrip van maatschappelijke context
4. Sociologie: 1 van de huizen aan het plein
Verschillende wetenschappelijke disciplines hebben een ander kijk op de maatschappelijke werkelijkheid. Ze zijn niet concurrerend. Door het samenvoegen wordt onze kennis van de samenlevingsverbanden groter.
Karl Mannheim: de samenleving heeft baat bij het bestaan van relatief ongebonden mensen die een onthullende rol spelen = freischwebende Intelligenz. Intellectuelen waarvan de belangen niet samenvallen met die van dominante economische, politieke, culturele groepen.
Comte: ideaal: sociale metawetenschap: het tot elkaar komen van de verschillende sociale wetenschappen
Sociologie: het handelen van mensen krijgt pas betekenis als het gezien wordt binnen de samenlevingsverbanden, dit is vaan verschillend aan onze “common sense”. De sociologie ziet onderlinge samenhang tussen verschijnselen en ondergraaft zo zekerheden.
Waarneming van de werkelijkheid
7
Selectief waarnemen(referentie
kader)
‘Vanzelf-sprekend’
(sociale positie,
belangen, ….
Type informatie, voorkeur,
afkeer
…
Socialisatie , arbeids-ervaring,
voorkennis
Referentiekaders
kenmerk verklaringGeheel Iedereen heeft maar 1 sociale brilStabiel Stabiel kader maar niet onveranderlijkVele referentiekaders In een samenleving zijn verschillende
kaders, er kunnen onderlinge gelijkenissen zijn
Enkele cultuurpatronen De gelijkenissen in referentiekaders maken deel uit van een cultuurpatroon
Zakelijk en beleefde werkelijkheid We reageren verschillend op gebeurtenissen doordat we andere referentiekaders hebben. De zakelijke werkelijkheid en de beleefde werkelijkheid zijn dus verschillend
Gevolgen
• Thomas: als mensen situaties als werkelijk definiëren, worden die ook werkelijk in hun gevolgen
• Self-destroying en self-fulfilling prophecy!• Stereotypering: vereenvoudigde voorstellingen. Kan helpen voor minder complexe
sociale omgang. Negatief als het herleid wordt tot negatief gewaardeerd kenmerk
Breekpunt sociale wetenschap – common sense
‘Common sense’ Wetenschap
Directe en partiële ervaringen (niet representatief) Zo getrouw mogelijke weergave ‘werkelijkheid’ (representatief)
Waarneming: onbetrouwbaar, niet gestandaardiseerd en niet valide
Waarneming: betrouwbaar, gestandaardiseerd, valide
Absoluut: waarde vrijheid uitgesloten, wel waarde- of belangengeladen perceptie
Toetsbaar: waardevrijheid (aandachtspunt), wel verduidelijken (empirische cyclus)
Persoonlijk referentiekader en gericht op totale werkelijkheid
Paradigma (pluralisme) (uitgangspunten, theorieopvatting, methoden)
Dagelijkse taal Vaktaal (jargon)
Gericht op totale werkelijkheid Aspectueel (gezin, arbeid …)
8
Empirische cyclus
Verklaring
hypothese Wetenschappelijke veronderstelling, een verband tussen 2 of meer variabelen. Deze kan getoetst worden via onderzoek
toetsing Empirisch onderzoek om hypothese te toetsen kan op veel manieren. Toetsen is niet verifiëren, maar falsifiëren. De hypothese wordt aanvaard zolang het tegendeel niet is bewezen met verzamelde feiten
analyse Poging tot verklaring met verzamelde feiten. Zoeken tussen relaties tussen de variabelen. Causale verbanden. Uit het ene komt het andere voort
Afhankelijke en onafhankelijke variabelen
Causaal verband: uit het ene kunnen we het andere afleiden
Paradigmatisch pluralisme: er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor de sociale werkelijkheid. Dit maakt de andere verklaringen niet minder waar!
9
5. Sociale fysica verstehende wetenschap
August Comte Max WeberSociale fysica – objectieve feiten Verstehende wetenschap – sociaal handelenWetmatigheden
De vader van de sociologie Beoogde een wetenschap van de samenleving te scheppen, conform de werkwijze van de natuurwetenschappen = ‘Physique sociale’ of “sociale fysica” als basis voor sociale (be)vindingenDoelMaatschappelijke verschijnselen waarnemen en ordenen en uit die waarnemingen algemene wetten formuleren.“Savoir pour prévoir et prévoir pour pouvoir.” Gericht op beheersing van de samenleving door het modelleren van causale relaties of statistische correlaties, op basis van inzichten van sociale verbanden Besturing door een ‘elite’ van sociologenVoorbeeld wetmatigheden: Matheuseffect, Wet van Michels
Morele aspect
‘Verstehende Methode’ (interpretatieve sociologie)De regelmatigheden en de samenhangen in sociaal handelen onvoldoende verklaard door enkel naar het waarneembare te kijken en op basis daarvan wetmatigheden te formuleren. Belang: betekenis (‘Sinn’) van het sociaal handelenDie kan enkel worden achterhaald door te vragen naar de motieven (zin) die mensen tot handelen aanzetten of hen daarvan weerhouden.Sociologen trachten de ideeën, opvattingen, motieven en doelstellingen te begrijpen, die tot (sociaal) handelen aanzetten-doelrationeel handelen-Waarderationeel handelen-Traditioneel handelen- Emotioneel handelen
Evolutie volgens Comte
10
TheologischBasis is de godkennis in de vorm van mythen. Polyteïsme, animisme, hindoeïsme … .Een bovennatuurlijke uitleg voor natuurlijke en sociale feiten. Bv. bliksem is gevolg van een godenstrijd (Wodan, Zeus, Juno en Kali)! Gezag: tovenaars, ‘medicijnmannen’, goeroes …
MetafysischWaarheidsclaims op basis van metafysische kennis. Jodendom, christendom en Islam geven wijsgerige uitleg. Belang voor gezag is het ‘intellect’, gestuurd door de Kerk in Europa (als beschermer van intellectuele traditie), juristen … .
Modern Basis is alleen de wetenschappelijke kennis, niet langer gerelateerd aan universele waarden, maar zekerheid (geldig en betrouwbaar): vaststellen en bewijzen. Meten is weten. Belang causale oorzaak- en gevolgverbanden. Wetenschappers hebben monopolie op ‘waarheid’
3 Ramen aan het huis4 belangrijkste paradigma’s = 4 manieren om te kijken naar de sociale werkelijkheid en te verklaren
1. twee assen, 4 paradigma’s
Macroperspectief – Microperspectief
11
Macrosociol
ogie Bestudeert / situeert een fenomeen
binnen grotere gehelenBijvoorbeeld daklozen binnen een ‘model’ van een democratie of een type verzorgingsstaat.Plaatsen binnen de maatschappelijke contingentie.Bijvoorbeeld de organisatie van de economie of het fenomeen “sociale klassen”, globalisering, digitalisering, ‘social acceleration’,Structuur Mi
crosociol
ogie Bestudeert de kleine leefwereld
van mensen om hun gedrag te begrijpen. Bijvoorbeeld hoe daklozen” met anderen interageren en communiceren, binnen ‘hun’ leefwereld / zingeving. Klemtoon of begrijpen binnen de ‘zingeving’ van menselijke groeperingen.‘Face to face’ actoren
Macro Bovenindividuele realiteit / sociale gehelen; geïnstitutionaliseerde patronen / routines / structuren Postmoderne samenleving, verzorgingsstaat , laatkapitalisme, klassen, globalisering ... (abstract, anoniem, ver)
Meso Maatschappelijk middenveldVakbonden, buurt, ziekenhuizen, ondernemingen, rechtbanken, OCMW’s, universiteiten, etnische gemeenschappen …
MicroSociaal handelen actoren / interacties in het dagelijkse levenGezin, samenlevingscontract, huwelijk, hulpverleningsrelatie ... sociale relaties, ‘face to face’-interacties, onmiddellijke sociale omgeving
Conflict – consensus
Grondleggers
marxisme – conflictsociologie (Marx) structuurfunctionalisme (Durkheim) symbolisch interactionisme - etnomethodologie (Weber, Mead, Blumer - Garfinkel) sociale ruil (Homans en Blau)
2. Symbolisch interactionnisme en de etnomethodologie (micro – consensus)
Grondleggers
Max Weber MeadSociaal constructivismeEen samenlevingsverband = betekenisvolle constructieKennis wordt door iedereen individueel opgebouwd door de reacties en opvattingen in sociale omgevingMensen geven interpretaties aan elkaars handelen.Verstehen: begrijpen wat de motieven en doelstellingen zijn die ons aanzetten tot sociaal handelen. De sociale structuren zijn het vertrekpuntDe motieven en doelstellingen worden vaak beïnvloed door de ruimere sociale contextToepassing: verklaring kapitalisme
Gekenmerkt door gedisciplineerd winststreven .
Ontwikkeld bij protestanten en calvinisten tgv predestinatieleer.
Sociale interactieSociale werkelijkheid = continu proces van interactie waarbij de deelnemers betekenisvol met elkaar communiceren. Zelfbewustzijn komt voor uit interactie. We reageren niet instinctief op andermans gedrag, maar op de bedeling die we daarachter vermoeden. Menselijke eigenschappen komen tot stand door omgang met anderenMySelf: menselijk vermogen zichzelf als voorwerp te nemen van handelen en denken = uniekVoorwaarden:Taal: verbaal en non-verbale communicatieRole-taking: inleving in andermans rolFasenSignificant others = persoonlijke zelfGeneralizd others= groepszelf I: t.o.v. buitenwereld, bepalen van de houding tegenover anderen in alle vrijheid en op eigen initiatief.Me: innerlijke, persoonlijk bewustzijn van aangeleerde sociale houdingen. maatschappij in “mij”
12
Consensu
s
Samenleving als ‘sociaal feit’ beoogt: Een toestand van evenwicht, stabiliteit en continuïteit. Vormen tegenstelling of strijd zijn louter ‘accidents de parcours’.Consensus is een dominant maatschappelijk kenmerk (bewaakt door ‘Law and order’). ‘Collectief bewustzijn’.
Conflict
Samenleving als ‘sociaal feit’ getypeerd door:Een voortdurend conflict. Het is een arena, waar groepen en individuen voortdurend strijd leveren om de beschikbare (schaarse) middelen. In een samenleving zijn belangen niets anders dan tegenstrijdig (burgeroorlog, klassenstrijd …).Winnaars en verliezers.
Anderen:
Cooley: looking-glass-self. Hoe we ons zelf zien is een weerspiegeling van hoe we denken dat anderen ons zien en zich tegenover ons gedragen.
Thomas: if people define situation as real; they become real in their consequences. Ons sociaal gedrag is een product van wat we vinden date r rondo ns gebeurt en van de betekenis die we aan het gedrag van anderen toekennen. Zo’n proces van interactie gebeurt bij elke sociale ontmoeting
Symbolisch interactionisme
Mensen handelen ten aanzien van “objecten / subjecten” op basis van de betekenis die zij daaraan toedichten. Die betekenis is afgeleid of ontstaat binnen sociale interacties (de sociale samen-handeling).
Iets krijgt maar betekenis in het interactieproces. Zichtbaar handelen staat symbool voor de achterliggende betekenis
Betekenissen sturen het gedrag ten aanzien van bepaalde sociale situaties, actoren, binnen een specifieke culturele context.
Doordat we handelingen begrijpen en gemeenschappelijk hebben, is ons sociaal verkeer voorspelbaar en stabiel
(Blumer): sociale orde is een proces van continue creatie. We creëren steeds een meer aangepaste versie van sociale orde. Als we in een ongekende situatie komen, reageren we niet instinctief maar zullen we de situatie analyseren en ons gedrag hierop aanpassen.Symbolisch interactionisme in het kort
1. Handelen is gebaseerd op de betekenis die de sociale werkelijkheid voor ons bezit2. De betekenis van sociaal handelen wordt afgeleid ui de sociale interacties3. Betekenissen veranderen door middel van het verklaringsproces
De handelende persoon moet de betekenisvolle dingen aanwijzenDoor dit proces komt de persoon tot het hanteren van betekenissen; de instrumenten van communicatie en interactie
Etnomethodologie
Garfinkel: onderzoek naar de methoden en strategieën die de mensen gebruiken om hun bedoelingen duidelijk te maken, vooral in hun gesprekken en omgang met elkaar. Ethno verwijst daar de kennis die de individuen bezitten
Stelling
Er bestaat een morele orde. De mensen van een samenleving willen tot elke prijs sociale interacties in stand houden om deze morele orde te behouden. De morele orde vormt de basis van de sociale organisatie. De morele orde wordt dus continu bevestigt door interactie en communicatie en vormt zelf de bepalende achtergrond.
Alledaagse handelingen krijgen zin als we bij de interpretatie ervan refereren aan de morele orde. Dit alles is een uiting van het zelf organiserend vermogen van sociale “settings”
13
Bedenkingen
Overschatting belang van zingeving. Handelingen verlopen vaak routinematig en worden gestuurd/beperkt door onze plaats in samenleving
De interpretatie van gedrag is plaats- en tijdsgebonden. De betekenis wordt daardoor vooraf aan het gedrag opgelegd en er dus weinig bewegingsruimte voor het individu overblijft.
14
3. De sociale ruil (micro-conflict)
Sociale verschijnselen verklaren vanuit interactie. Deze interactie is een uitwisseling van sociale goederen (materieel/immaterieel.) de uitwisseling wordt louter gedreven door eigenbelang en vindt slechts plaats als de deelnemende partijen er voordeel bij hebben
Verschil met symbolisch interactionisme
Individuen gedreven door eigenbelang Geen uitwisseling van betekenissen maar van sociale goederen
Grondleggers
Individualistische stroming
Nadruk op directe ruilverhoudingen. Verklaren waarom we ons aangetrokken voelen tot mensen, relaties kunne aangaan, stopzetten, vermijden.
Equity: de verhoudingsgewijze gelijkheid. Wanneer de voordelen die men uit een relatie haalt, proportioneel gelijk zijn aan wat men investeert. De aanwezigheid van equity bepaalt de tevredenheid van ruilpartners en de duurzaamheid van de ruilverhouding
Homans Blau BurnsWat is de samenleving gebeurt, is het gevolg van de motiveringen van individuenWet: Hoe frequenter individuen interacteren, hoe samenhangender de groep
Aandacht op hoe de sociale ruil georganiseerd isMachtsverhouding: de deelnemer die het minst te verliezen heeft bij sociale ruil, heeft de bovenhand
Ook aandacht voor ruimere sociale contextGeïnstitutionaliseerde vormen van ruil zijn gebaseerd op verbonden rolverplichtingenDeelnemers in ruiverhoudingen denken soms ook aan het intrinsieke van de ruilrelatie zelf, niet enkel aan de kosten en baten.
Collectivistische stroming
Nadruk op indirecte ruilverhoudingen. Elke sociale ruil maakt een omweg via de samenleving. In die sociale omgeving worden uitgewisselde goederen met een specifieke betekenis geladen
Durkheim Mauss Lévi StraussDirecte ruil is niet bindend. Indirecte ruil is gebaseerd op vertrouwen van de deelnemers, wat een zeker stabiliteit aan het sociale leven verleent
Sociaal handelen opvatten als manifestaties va gemeenschapsvorming.Un fait social total: een feit dat zowel een economische, utilitaristisch als sociale betekenis heeft
Ruil is een spel dat bestaat uit (on)bewuste handelingen ter bevordering van eigen en maatschappelijke stabiliteit en zekerheid.We handelen en ruilen zonder dat we ons bewust zijn van de onderliggende elementaire structuren.
15
Economische ruil sociale ruil
Economische ruil is een specifieke vorm van sociale ruil.
16
4. Het structuurfunctionalismeAnalyseert het ontstaan en voorbestaan van structuren in de maatschappij vanuit hun functie. Het legt de nadruk op stabiliteit en zekerheid van de sociale orde
Durkheim: de voorvader
3 uitgangspunten
Fait social: de verklaring van het sociale leven moet worden gezocht in de sociale feiten, niet in het bovennatuurlijke
Conscience collective: de samenleving is een entiteit die niet volledig herleidt kan worden tot individuele leden
De samenleving is een morele orde. Geheel van op opvatting over hoe we omgaan met de andere
3 postulaten
Functionele eenheid: elk deel van het sociale systeem is functioneel voor het gehele systeem. Universeel functionalisme: alle geïnstitutionaliseerde, feitelijke, symbolische relatievormen
en de samenhangende patronen van handelen zijn functioneel Onmisbaarheid: sommige instituties zijn onmisbaar
Talcott Parsons: systeembouwer
Sociologie beperkt zich tot de verzameling en ordening van harde, eenduidige, niet ter discussie staande “sociale feiten”, die het maatschappelijke leven op diverse niveaus typeren (bovenindividuele gehelen). Anders dan biologische of psychologische feiten. EN geen kenmerken van ‘individuen’ of ‘mensen’.
17
‘Organicisme’‘Morele orde’
Durkheim
Systeembouw Continuïteit AGIL
Parsons
Functies Merton
Middelen Doelen
Extern Aanpassing (A)Economie (geld)
Doelbereik (G) Politiek (macht)
Intern Patroon handhaving (L) Verwantschap (betrokkenheid)
Integratie (I) Cultuur (invloed)
E4 hoofdsystemen in de samenleving
Behavioral system Personal system Organisational system Cultural system De laatste 2 vormen het social system
Het social system valt uiteen in 4 subsystemen met specifieke kenmerken
Economisch subsysteem
Politiek subsysteem Cultureel subsysteem Verwantschapsubsysteem
Ruilmiddel = geld Ruilmiddel = macht Ruilmiddel= invloed Ruilmiddel = betrokkenheid
Adaption A aanpassing. een systeem heeft een zekere graad van controle nodig over de omgevingBv RSZ
Goal attainment G Er moeten collectieve doelstellingen en prioriteiten zijn zodat daar sociale activiteiten naar worden gerichtBv wetgeving
Integratie I Onderlinge afstemming van de delen van het geheel, bv gerecht
Latency LPatroonhandhaving. Behouden van het fundamenteel cultuurpatroon binnen systeemverbandenBv godsdienst
extern extern intern internInstrumentale vereisten
Instrumentale vereisten
Expressieve vereisten Expressieve vereisen
Praktische behoeften Praktische behoeften Emotionele behoeften Emotionele behoeften
Elk subsysteem heeft instituties die bestaan uit posities, rollen, status. Deze worden verder verdeeld in waarden en normen en verwachtingen .
De normen en waarden waarmee instituties in een samenleving mee gedefinieerd worden, worden ondergebracht onder een centraal cultuurpatroon
Robert K Merton: Relativistisch/functionalist
Relativering van de 3 postulaten
Subsystemen moeten niet altijd bijdragen tot het in stand houden van hele systeem. Zij kunnen disfunctioneel zijn.
Verwerping premisse dat ieder maatschappelijk verschijnsel een functie vervult. Het is niet waar dat bepaalde onderdelen onmisbaar zijn voor het voortbestaan van het
maatschappelijke systeem.
18
Manifest (bedoelde gevolgen van interacties)
Latent
(niet bedoelde gevolgen van interacties)
Functioneel Bedoelde bijdrage stabiliteit
Onbedoelde bijdrage stabiliteit
Disfunctioneel Bedoelde destabilisering Onbedoelde destabilisering
5. Conflictsociologie
Structurele conflicten, ingebakken in de maatschappelijke ordening
Simmel (1858-1918)
Conflict is een belangrijk sociaal verschijnsel.(‘Der Streit’ (1908/1968) en heeft een positieve betekenis: integrerende werking. Conflict = een vorm van ‘Vergesellschaftung’: vermaatschappelijking
Weber (1864–1920)
Conflict is de uitdrukking van de essentiële pluraliteit van verschillende groepen, belangen en perspectieven waaruit de samenleving bestaat.
Binnen elke maatschappelijke dimensie is “een” strijd voor overheersing aan de gang. Binnen de economie: de klassenstrijd.
C. Wright Mills (1916-1962)
“The Power Elite” (1956)
Stelling: de VS worden niet geleid door gekozen besluitvormers, maar door drie massieve bureaucratische organisaties: die van de grote ondernemingen, van het leger en van de federale administratie.
Militaire definitie van de sociale realiteit. Bezitten een klasse-identiteit. Definiëren zichzelf als een aparte en superieure groep ten aanzien van de rest van de maatschappij
Horizontale uitwisselbare mobiliteit drie institutionele structuren (‘interlocking directorates’). Nieuwe leden zijn “gecloond”
Lewis Coser (1913-2003)
Onderscheid .Doelgerichte en expressieve conflicten
Variaties in de conflictintensiteit. Verhouding tussen ‘conflict’ en ‘sociale verandering’. Verband tussen structureel functionalisme een conflicttheorie
Vraagstelling: Welke zijn de functies van een sociaal conflict? Bijvoorbeeld de sociale cohesie van de Israëlisch Joden is te danken aan het langdurige conflict met de Arabische landen (‘Wij’ en ‘zij’).Dus een conflict met één groep kan de basis zijn voor cohesie met andere groepen (allianties) of binnen de eigen groep.
19
Karl Marx (1818-1883)
20
Arbeid Productie-middelen
Productiekrachten
Technische Sociale
Productie-verhoudingen
Onderbouw Bovenbouw
Klassen-maatschappij
21
6. Algemeen overzicht
Symbolisch interactionisme
Sociale ruil
22
Structureel functionalisme
conflictsociologie
23
Deel 2 Blokken, apart en gestapeld
4. Blokken uit de sociologische blokkendoosSociale werkelijkheid: alles wat er tussen mensen afspeelt en ze met elkaar verbindt
Sociale status = waardering. Sociale rol = verwachtingen. Sociale relaties = relaties tussen mensen met verschillende statussen en rollen. Onderzoeken aan de hand van de interactie en communicatie.
1. Sociaal handelen - Weber We reageren op elkaar We houden rekening met elkaar en stemmen ons gedrag op elkaar af Ons handelen is zinvol betrokken op anderen Sociaal handelen kan gericht zijn op het verleden, heden en toekomst Handelen gericht op objecten of op het innerlijke is GEEN sociaal handelen. Sociaal handelen wordt onderverdeeld in 4 categorieën
Affectief Emotioneel sociaal handelen. Een uitdrukking van een toestand die zintuiglijk, emotioneel, of passioneel wordt beschreven. De uiting van deze gevoelens zijn cultureel bepaald en tijdsgebonden en veranderen afhankelijk van de situatie = sociale regulering
traditioneel Quasi-automatisch handelen, het onbewuste gevolg van ingewortelde gewoontes
Waarderationeel Handelen dat is geïnspireerd door de overtuiging dat de handeling een diepere intrinsieke betekenis bezit
Doelrationeel Handelen dat is gericht op het systematisch verwezenlijken vel weloverwogen doelstellingen. Het verwachte gedrag van anderen wordt daarbij als voorwaarde of middel gehanteerd.
2. Interactie en communicatie
Sociaal handelen is een voortdurende wisselwerking. Deze wisselwerking heeft 2 dimensies.
Interactie
Karakteristieken
Wisselwerking Anticipatie Gemeenschappelijke interpretatie
Ordenende mechanismen
Beleefde inattentie: mensen ontmoeten elkaar ongewild Front stage: performance, strikte sociale beheersing Back stage: coulissen. Sociale beheersing is veel minder Fysieke afstand Intiem, persoonlijk, sociaal, publiek
24
Kenmerken
Frequentie: aantal interacties per tijdseenheid Regelmaat Uitgebreidheid: aantal situaties waarin de interactiepartners elkaar ontmoeten Coördinatie: mate waarin interactie van betrokkenen op elkaar is afgestemd Directheid : aanwezigheid van interactie tijdens communicatie
Communicatie
het overdragen van gedachten, gevoelens, boodschappen etc. de manier waarop dit gebeurt wordt bepaald door de interactie (direct of indirect)
pseudo-communicatie: aan een boodschap/uiting worden verschillende betekenissen gelinkt
Sociale relaties
Communicatie en interactie is een collectief gebeuren. Ze leiden tot groepvorming en houden ze bij elkaar. Communicatie en interactie vormen vaste patronen waardoor sociale relaties met een eigen dynamische structuur ontstaan. Sociale relaties berusten op een zekere waarschijnlijkheid dat communicatie en interactie op een bepaalde voorspelbare manier voorkomen. Het gaat om de stabiliteit van betrekkingen
Paul Ricoeur: 2 soorten sociale relaties
Primaire relaties = kort Secondaire relaties = lang Gevoelsgeladen relaties Peer groups Relatie met de ander als totale persoon Doelrationeel handelen Spontane en subjectieve voorkeur Face to face
Ontmoeten als vreemden, positiebekleder
Institutionele ontmoetingen Objectiever Duidelijk definieerbaar Functioneel
Sociale posities
een sociale positie is de plaats die je inneemt binnen een netwerk van sociale relaties, ze vormen de knooppunten. Actoren handelen steeds vanuit de posities die ze innemen. De eigen positie wordt steeds gedefinieerd aan de hand van andere posities. Een positie wordt bezit door een concreet handelende actor MAAR Posities zijn onafhankelijk van het individu zelf. Posities kunnen definitief en veranderd zijn.
Een positie kan op 2 manier bekomen worden
Ascription Achievement Overerving Zonder eigen inspanningen Zelf geen greep op de voorwaarden Traditionele samenleving
Bv: geslacht, huidskleur, afkomst,…..
Verwerving Eigen inspanningen Moderne samenleving
Bv: diploma halen, trainen,..
25
Continuüm: ook verworven posities worden vaak toegewezen. Posities die verworven lijken te zijn, blijken ook vaak een sociale bepaaldheid te hebben. Bijvoorbeeld kinder van dokter studeren meestal ook geneeskunde en behalen dit diploma
Sociale status
De status is de maatschappelijke waardering van een positie. Ook deze is niet NIET gerelateerd met het individu zelf. Elke sociale positie is verbonden met een bepaalde status. De status wordt bepaald door andere positienemers.
(status is niet gelijk aan aanzien, bij aanzien gaat het om de individuele manier waarop men een positie inneemt.)
Status(in)congruentiethese
Bij het aangaan van sociale relaties zal men rekening houden met de weerslag die deze hebben op de maatschappelijke status. Statuscongruentie wordt bekomen als de meeste componenten van een sociale status in evenwicht zijn. (bv beroep en hobby in overeenstemming)
Sociale rol
Sociale rol verwijst naar de gedragingen die we verwachten van mensen die een bepaalde positie innemen. Ook de sociale rol is geen element van het individu, meer van de positie!
Dahrendorf : 3 dimensies binnen gedragsverwachtingen
Muss Soll Kann Wetten en regels Strikt afdwingbaar Streng en negatief
gesanctioneerd
Normen, waarden en tradities
Sociaal gesanctioneerd en afdwingbaar
Directe omgeving Niet verplicht Bijdrage tot positieve
waarderingAfhankelijk van de mix van deze verwachtingen zijn de rollen belangrijker Ook materiele omgeving legt beperkingen en gedragsverwachtingen op (slagboom, verkeerslichten)
Rolconflicten
intern externBinnen 1 positie is er een conflict van verschillende rollen die het individu moet vervullen
De rollen die behoren tot verschillende posities zijn conflicteren
Rolstabiliteit (Merton)
4sociale mechanismen tot stabiliteit
Focus op de belangrijkste spelers Bevrijden van situatie 1 tegen allen door alle deelnemers op de hoogte te stellen van
conflicten Afschermen van bepaalde tegenspelers (structurele arrangementen) Inperken van het rollenspel: tegenspelers uitstoten of zelf rollenstel verlaten
26
Rolattributen en statussymbolen
Rolattributen: uiterlijke kenmerken van een positiebekleder of voorwerpen die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen. = non-verbale communicatieve en utilitaristische functie
Statussymbolen = kenmerken die verwijzen naar de sociale status die men bezit. Ze beïnvloeden het zelfbeeld en de eigenwaarde van de drager. = middel tot sociale controle.
5. een netwerk is geen groepgroepen NetwerkenEigen identiteitInteractie en communicatieGemeenschappelijke normen en waardenBeïnvloeden gedrag van individuen.
Structuur maar geen inhoudinteractie en communicatiegeen gemeenschappelijke normen en waarden
Uitdieping
NetwerkenWat ?
toegangstructuur bepaalt toegang.Hechte structuur = vlotte allocatie. Ruim netwerk = vlotte toegang tot sociale goederen
vertrekpuntpatroon van zichtbare en onzichtbare communicatie tussen actoren. Patroon is uitdrukking van sociale relaties. Sociale relaties bepalen mee toegang tot sociale goederennetwerkanalyse: relaties bestuderen. Patroon van relaties is van belang voor begrijpen van sociale werkelijkheid
persoonlijk netwerk: een sociaal netwerk bestuderen vanuit een persoonlijk netwerk dat deel uitmaakt van het totaalnetwerk. Een persoonlijk netwerk bestaat uit 3 zoneseerste zone = direct interactie met egotweede zone= interactie met ego via personen uit eerste zonederde zone= personen die het ego via-via kan bereikenpotentiële relaties zijn veel groter dan actuele relaties.
27
Kenmerken
Morfologie
Omvang Van belang voor stroom van sociale goederen. Bij een grote omvang is er een groter potentieel aan hulpbronnen
Dichtheid Onderlinge verbondenheid. Verhouding tussen actuele relaties en het aantal theoretische relaties. Hoe dichter, hoe groter toegang tot sociale goederen. De dichtheid is afhankelijk van omvang. Kleine netwerken = grotere dichtheid
Diversiteit Grote diversiteit = grote verscheidenheid aan sociale goederen. Mensen met gelijkaardige positie = toegang tot gelijkaardige sociale goederen => geringe diversiteit = geringe sociale goederen
Centraliteit Mate waarin de onderlinge relaties gestructureerd zijn rond 1 of meerder actoren (gatekeepers)
Interactie
Sterkte De wijze waarop de anderen aanwezig zijn in het leven van de ego. De betrokkenheid = emotionele draagwijdte en de multiplexiteit: het aantal domeinen.
Strenght of weak ties Granovetter. Belang van lossere kennissen voor connectief tot hun netwerken en instrumentele handelingen
Homofilie De neiging om frequentie en intieme sterke relaties op te bouwen. Soort zoekt soort.
Verwantschap Verwantschap tussen actoren. De druk om steun te verlenen aan verwanten is groot
samenstelling Positionele kenmerken van de leden. De toegang die men vanuit een positie tot de andere positie heeft en de middelen in die inherent zijn aan deze positie, vormen samen de sociale middelen van een positie.
28
29
GroepenTypologie
Type Sociale categorie Collectiviteit Samenzijn Primaire groepCultuurdimensie ? Nee Ja Nee Ja Netwerkdimensie?
Nee nee Ja Ja
Eigenschappen Geen volwaardige groepEnkel aggregaten met bepaalde gemeenschappelijke kenmerken en gedragspatronenGemeten door onderzoekers en statistici Verwijzingen naar betekenisvolle realiteitenMeestal onbewust lidGinsberg: quisi-groups
Grote groep.Geen direct en regelmatig contactBestaat uit kleinere samenhangende netwerken.Etnische gemeenschap. Gemeenschappelijke waardenVerworven en aangeborenVergelijkbaar referentiekaderMeest frequentSchakel tussen micro en macroSubsidiariteits-beginsel
Tijdelijke situaties Geen gem waarden. Extern en moment- gebonden
DuurzaamGem. waardenKleinMeest nabije levensgroep.Heel bepalend in sociaal handelen.Peer- groupAffectieve bandWaarde- rationaliteit: groep is het doel op zicht voor de ledenWederzijdse verplichtingen en verwachtingen“jezelf zijn”Interne conflictenSterfelijk Cooley
voorbeelden Mensen 65+Basis van inkomenonderwijsniveau
Politieke partijenUniversiteitSportvereniging
Supportersactiegroepen
Gezinbendes
Kenmerken
Collectieve dimensie
Groepen worden benoemd. Naast individuele dimensies zijn er ook collectieve groepsdimensies. Deze worden het groepsbewustzijn of groepscultuur genoemd
Aantal contacten Het aantal leden bepaalt het aantal mogelijke contactenDoelstellingen Interactie en communicatie blijven enkel bestaan als ze zinvol zijn. De
doelstellingen maken de gemeenschappelijke waarden concreet. Verschil tussen officiële doelstellingen en feitelijke doelstellingen
Gelijkheid Gelijkheid is afhankelijk van statussen en hiërarchie binnen een groep
30
Referentiegroepen
Groepen waarin individuen hun waarden of gedrag refereren. Als e de referentiegroepen van een individu kennen, kan men beter het gedrag van deze persoon verklaren. (The social bond)
Comparatieve referentiegroep Normatieve referentiegroepGroep heeft enkel een voorbeeldfunctie We willen effectief lid wordenRelatieve deprivatie
het goed niet hebben het goed willen hebben anderen zien die het goed wel hebben haalbaar om goed te bekomen
mate van deprivatie is afhankelijk van soort samenlevingsstructuur. Eenvoudige structuur, veel ontwikkeling = kleinere mate van deprivatie.
De waarden van de groep zijn uitdrukkelijk verbonden. Ze zijn de leidraad voor het gedrag van het individu. Anticiperende socialisatieSociaal gedrag, vertoont tot aan effectief lidmaatschap. Associatie met nieuwe waarden, dissociatie met oude waardenGevolgen
Individu: veranderd gedrag. Mogelijkheid tot marginaliteit: in geen enkele groep echt thuishoren
Groep: negatief voor oorspronkelijke groep
Gemeenschap: cohesie van kleiner groepen kan verzwakken. Algemenere verbondenheid
Gesloten gemeenschap: weinig referentie Open gemeenschap: grotere kans op referentiegroepen.
Groepen tussen conflict en solidariteit
binnengroepsconflict TussengroepsconflictTussen leden van eenzelfde groepInterne solidariteit ondergraven of cohesie verstevigenRealistisch: moet door groepsleden kunnen worden opgelost.Coser: hoe meer conflicten, hoe groter de groepsstabiliteit
Extern vijandbeeldVersterking van interne cohesieInterne geschillen opzij gezetNieuwe allianties en associaties tussen groepenDuurzaamheid van een groep wordt positief beïnvloed door samenhorigheidsgevoel en negatief door de omvang
Mc grath: voorwaarden voor ontstaan en bestaan van groepen
1. Eensgezindheid over normen en waarden => richting geven aan concrete samenwerking2. In staat zijn de nodige vaardigheden en middelen te mobiliseren voor het verrichten van
groepstaken3. Gemeenschappelijke normen ontwikkelen voor gedrag en samenhang te regelen4. Samenwerking om gezamenlijke doelen te bereiken5. Invloed op elkaar uitoefenen om goed te functioneren al groep
31
Type Sociale categorie Collectiviteit Samenzijn Primaire groepCultuurdimensie ? Nee Ja Nee Ja Netwerkdimensie?
Nee nee Ja Ja
Eigenschappen Geen volwaardige groepEnkel aggregaten met bepaalde gemeenschappelijke kenmerken en gedragspatronenGemeten door onderzoekers en statistici Verwijzingen naar betekenisvolle realiteitenMeestal onbewust lidGinsberg: quisi-groups
Grote groep.Geen direct en regelmatig contactBestaat uit kleinere samenhangende netwerken.Etnische gemeenschap. Gemeenschappelijke waardenVerworven en aangeborenVergelijkbaar referentiekaderMeest frequentSchakel tussen micro en macroSubsidiariteits-beginsel
Tijdelijke situaties Geen gem waarden. Extern en moment- gebonden
DuurzaamGem. waardenKleinMeest nabije levensgroep.Heel bepalend in sociaal handelen.Peer- groupAffectieve bandWaarde- rationaliteit: groep is het doel op zicht voor de ledenWederzijdse verplichtingen en verwachtingen“jezelf zijn”Interne conflictenSterfelijk Cooley
voorbeelden Mensen 65+Basis van inkomenonderwijsniveau
Politieke partijenUniversiteitSportvereniging
Supportersactiegroepen
Gezinbendes
32
6. moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel
waar staat cultuur voor ?antropologische oorsprong. doordat met symbolisch met elkaar communiceren, wordt cultuur mogelijk. Voornamelijk het immateriële staat centraal; maar ook materiele goederen kunnen cultureel bepaald zijn. Cultuurelementen kunnen achterblijven op maatschappelijke/materiele ontwikkelingen en ook 2 culturele aspecten kunnen verschillend van elkaar ontwikkelen.
Het cultuurpatroonEen cultuur bestaat uit verschillende componenten: het is een samenhangend geheel van waarden, normen, doelstellingen en verwachtingen dat door samenlevingsverbanden wordt gedragen, ze zorgen voor duurzaamheid en worden aangeleerd en doorgegeven door de leden (socialisatie)
Dominante cultuur: de cultuur die de toon aangeeft in een samenleving. Ze vormt het nationaal cultuurpatroon
Subculturen: culturen op levensbeschouwelijke grond of op grond van klassenpositie. 3 breuklijnen: taalkundig en communautair, ideologische tegenstellingen en tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid. Etnische diversiteit, multiculturalisme en transculturalisme
Contracultuur: de cultuur die afwijzend reageert op de dominante opvattingen. Het is een schepping van de dragers en hun strijdmiddel. De tegencultuur is een manier van bewustmaking van de tegenmacht
1. Waarden
Algemene opvattingen over wat moreel goed is. Het zijn de algemene beginselen en collectieve opvattingen, gedragen door de groep. Ze worden vertaald in normen, doelstellingen en verwachtingen.
Parsons
Traditionele samenleving(Pattern variables A)
mechanisch
Moderne samenleving(Pattern variables B)
Organisch
Ascription Achievement
Diffuseness Specificity
Particularism Universalism
Affectivity Affective neutrality
Collective orientation Self-orientation
Begripsverklaring
Toewijzing/verwerving Wie zijn de actoren en wat doen zeDiffuus/specifiek Primaire relaties en secundaire relatiesParticularisme/ universalisme Gepersonaliseerde relaties of relaties gestuurd door onpersoonlijke
regels en wetten
33
Affectiviteit / neutraliteit Gevoelens en bevrediging zijn belangrijk / zakelijkheid primeertCollectief / eigenbelang Gedeelde belangen / individuele belangen
Verschillende visies
Sociale ruil Gemeenschappelijk referentiekader, ondanks de tegengestelde belangen. Aan de sociale ruil en de sociale goederen moet een gemeenschappelijke betekenis worden toegekend. Enkel binnen dit gemeenschappelijk raamwerk proberen de ruilende partijen hun voordeel te optimaliseren
Symbolisch interactionisme Actoren definiëren de werkelijkheid vanuit hun eigen beweegreden. Interactie en communicatie vinden hun betekenis binnen een bepaalde context
conflictsociologie De algemene waarden dienen om de positie van de heersende klasse te ondersteunen en te bevorderen
2. Normen
Gedragsregels die een concrete houvast bieden. Het zijn opvattingen over hoe men zich moet gedragen in situaties en zo het dagelijks sociaal verkeer regelen.
mores Zeden en morele normen. Afwijking destabiliseert de samenlevingsverbandenWetten Normen, gevormd door formele instanties, gecontroleerd en opgevolgd.folkways “Kann erwartungen”: slechts is geringe mate afdwingbaar, tijdsgevoeliggeboden Positieve normenverboden Negatieve normenUniversals Gelden voor iedereen in een samenlevingsverbandSpecialities Slechts geldend voor sommige sociale groepenAlternatives Actoren kunnen vrij kiezenFormeel Exacte gedragsvoorschriftenInformeel Ongeschreven regels
3. Doelstellingen
Doelstellingen zijn de gewenste resultaten van gedrag.
4. Verwachtingen
Opvattingen over wat zal of kan gebeuren. Verachtingen gaan over het anticiperen op de normen
Samenhang norm-verwachting
34
Wat men verwacht te gebeuren, zal ook gebeuren. Een norm waarvan men niet verwacht dat hij wordt nageleefd, houdt geen stand
Aan verwachtingen worden dikwijls norm gekoppeld. Hoe hoort men zich te gedragen als men met bepaalde verwachtingen van de andere partij geconfronteerd wordt ?
Samenhang maatschappelijke ontwikkelingen
Verwachtingen inzake maatschappelijke ontwikkelingen spelen een grote rol bij het vormgeven van gedrag
5. Verschillen in tijd Op basis van contingente karakter van opvattingen Differentiatie van culturele sferen Het belang van het zelf
Traditionele cultuur Modern/postmoderne cultuurNormen en waarden onveranderlijk, direct afgeleid uit menselijke natuur, of door God gegeven.
Culturen zijn een mensenwerk die collectief worden geaccepteerd en gedragen
Homogene samenleving: bezit een overkoepelende blauwdruk ter ordening van de samenleving
Heterogeen: diverse domeinen met relatieve onafhankelijke waardesferen.
Posities en bijhorende status wordt toegewezen. Strikte houding ten opzichte van geïnstitutionaliseerde opvattingen
Positie en bijhorende status wordt meer verworven en we kiezen onze richtinggevende waarden en gedragsregels zelf“do it your selvers”Hoge waardering van privacy, steeds meer gereglementeerd. Paradox: privacy constante bereikbaarheid
6. Verschillen in de ruimte
Ook tussen verschillende samenlevingsverbanden zijn er culturele verschillen. Nationale culturen zijn verankerd in instellingen, systemen en verhoudingen => om tot succesvolle communicatie te komen is het belangrijk de culturele gewoonten te kennen
Geert Hofstede: nationale cultuur kan op 5 dimensies worden geïdentificeerd. Besluit: nationale cultuur heeft meer invloed op denken en handelen dan de klassieke variabelen zoals geslacht, beroeps etc.
35
Dimensie VerklaringMachtsafstand Samenlevingen met een grote machtsafstand laten het bestaan en het
groeien van ongelijkheid toe. In andere landen is het belang van gelijke kansen voor iedereen groter
Onzekerheidsvermijding Landen waar minder wordt gereglementeerd, hebben meer onzekerheid. Door initiatieven en geïnstitutionaliseerde ordeningen wordt de zekerheid gewaarborgd
Individualisme en collectivisme
Een individualistische cultuur stelt de prestaties en rechten van het individu centraal en het gaat veeleer om losse relaties. Een collectivistische cultuur is meer gericht op materiele en emotionele verbondenheid
Masculien en feminien Een masculiene cultuur wordt gekenmerkt door presteren, controle en macht. Concurrentie komt boven samenwerking. In een feminiene cultuur zijn rollen minder scherp verdeeld en is er een grote seksgelijkheid.
Lange termijn oriëntatie De lange-termijnoriëntatie refereert aan de mate waarin men in een samenleving respect heeft voor traditie en verbindingen op lange termijn. Als deze oriëntatie groot is, is het voor buitenstaanders moeilijk om veranderingen aan te brengen
7. Hoge en lage cultuur
Culturele consumptie wordt sociaal gestuurd
Hoge cultuur: de definitie en bepaling van hoge cultuur wordt vooral via het onderwijs doorgegeven en bestendigd. De school beïnvloedt de geldende culturele opvattingen.
Kaaykamp & de Graaf: er zijn 4 hulpbronnen die dienen voor participatie in de Hoge cultuur. Sociale netwerken vormen ten andere een relevante variabele om smaken en leefstijlen te verklaren.
hulpbron VerklaringFinanciële speelruimte
Men moet voldoende financiële middelen hebben op zich een bepaalde smaak en leefstijl te permitteren
Intellectuele vaardigheden
Meer intellectuele vaardigheden komen meer overeen met een hoogstaande culturele levensstijl. De culturele bedrevenheid is vooral een gevolg van de socialisatie in het ouderlijk gezin!
Vrije tijd Naarmate men meer vrije tijd heeft, zal men minder aan materiele consumptie doen en meer aan cultuurconsumptie
Hoge opleiding Een hoge opleiding versterkt en bevestigt het cultureel kapitaal van een individu in de samenleving
36
8. Institutionalisering en desinstitutionalisering
Instituties: de ankerplaatsen waar de cultuur is verankerd in het sociale gebeuren. Het is een gevestigde manier waarop de samenleving is georganiseerd en een manier waarop de samenleving gewaardeerd wordt
Institutionalisering: een proces waarin individuele handelingen worden geobjectiveerd in vaste
4 kenmerken
Kenmerk UitlegRaamwerk Instituties zijn een raamwerk waarbinnen fundamentele vraagstukken van
ons samenleven worden opgelost of hoe de essentiële functies van het samenleven moeten worden gerealiseerd. In het kader van de modernisering ontstonden er steeds meer gespecialiseerde instituties
Specifieke normen Institutioneel handelen = handelen volgens een bepaalde continue en georganiseerd patroon.
Functies Stabiliteit, gevoel van zekerheid, mogelijkheid tot anticiperen, rigiditeitConsensus Impliciete consensus: de verwachtingen over de verwachtingen van anderen.
Enkel wanneer de sociale orde wordt bedreigd is er nood aan expliciete legitimering
37
Toepassing: Het gezin als institutie
Klassiek gezin Modern gezinperiode Voor industrieel revolutie Na Tweede wereldoorlogKerngezin, prototype Ouders en meer dan 2 kinderen Ouders en (minder dan) 2 kinderenfuncties Sociale bescherming
Economische productiesocialisatie
Meer gespecialiseerde functies. Andere functies overgenomen door overheidKlemtoon op persoonlijke en gevoelsleven van gezinsledenDuidelijke scheiding publieke en private sfeer Consumptie-eenheid
huwelijk Praktisch arrangement Vrij gekozen engagement
Echtscheidingen
1. Verandering in culturele houdingen: huwelijk is geen permanente en bindende overeenkomst meer en godsdienstige overtuiging neemt af. Vrije partnerkeuze in standaard
2. Materiele wijzigingen zoals voorbehoedsmiddelen en ontwikkeling naar een kapitalistische maatschappij
3. Problemen van interpersonele communicatie: toename van verschillen in religieuze, culturele of sociale achtergrond
4. Positie van vrouw: economisch onafhankelijker 5. Toename levensduur
Desinstitutionalisering van de levensloop
Overgang van moderne naar postmoderne samenleving: levensloop wordt minder voorspelbaar en gestandaardiseerd.
Buchmann: belangrijkste veranderingen op 3 vlakken
vlak UitlegOnderwijs Uitbreiding leidt tot inflatie van diploma’s en daling van de waarde. Minder
berekenbare en voorspelbare opleidings- en beroepstrajectenArbeidsmarkt Minder stabiele levenslooptrajecten door economische herstructureringen en
overgang industriële naar postindustriële productiegezin Instabieler door echtscheidingen en relatiebreuken. Individu wordt onafhankelijker
waardoor de structurele en culturele vanzelfsprekendheid verdwijnt.
38
Deel 3: Socialisatie
7. Levenslang leren- om in het gareel te lopen ?
Over socialisatieHet aanleren van een cultuurpatroon, het aan anderen doorgeven van heersende normen, waarden en opvattingen, doelstellingen en verwachtingen om zo het samenlevingsverband te bestendigen en verduurzamen = cultuuroverdracht
Binnen een samenlevingsverband = socialisatie Tussen samenlevingsverbanden = acculturatie
Gehlen: Mensen = Mangelwessen: Ze beschikken niet over het natuurlijk primair verdedigingsmechanisme ten opzichte van het onzekere bestaan. Mensen bezitten echter wel de mogelijkheid om diverse prikkels op uiteenlopende manieren te interpreteren en in functie daarvan te handelen = secundair verdedigingsmechanisme = cultuur
Functies van Socialisatie
Voorhouden wat in bepaalde situaties gewenst of ongewenst is Zorgen voor inburgering: nieuwkomers gaan heersende cultuur eigen maken Verinnerlijking van cultuur- en omgangspatronen Bourdieu: Creëren van een “habitas” dat het individudeel handelen beperk = eindige vrijheid Het individu verwerft een eigen identiteit die hem/haar is staat stelt tot sociaal handelen en
het hanteren van de sociale orde.
Soorten Socialisatie
Primair Binnen de peer groups en de primaire relaties. Voornamelijk op informele wijze waarden, normen en opvattingen aanleren die sturend kader vormen voor de latere persoonlijkheid. Via de peer group gaan we ons gedrag aanpassen en vergelijken.. we vinden er steun, troost en een identiteit.
Secundair Het aanleren van hoe je te gedragen in formele omstandigheden en omgevingen. Aangeleerd door verenigingen en instellingenCollectieve rituelen spelen een belangrijke rol. Het zet waarden en normen in de verf en bevestigt het belang van een bepaald moment. Rituelen versterken het gemeenschapsgevoel en de groepsidentiteit Er is zowel formele socialisatie = uitdrukkelijk, volgens plan als informele socialisatie= niet specifiek voorzien, verborgen rooster
tertiair Socialisatie via de massamedia. We worden geconfronteerd met voorbeeldgedrag. Ontbreken van directe interactie communicatie Geen eenmakend karakter! De soort media die men gebruikt en de manier waarop blijft context gebonden
Differentiëring: in een samenleving doen steeds meer verschillende instellingen een socialisatie. Dit kan tot keuzedwang en rolconflicte.
Goffman: totale instituties
Instituties die het hele handelen en leven van de leden willen reguleren volgens een rationeel plan
39
Differentiële socialisatie Specifieke geëigende socialisatieprocessen => binnen een sociale klasse
Kohn
Arbeidersklasse Middenklasse opvoedingspatroon Repressief
Negatieve sancties Materiële sancties Afhankelijk Non-verbaal Eenrichtingscommunicatie Oudergerichte socialisatie Kind percipieert ouderlijke
wens
Partcipatief Positieve sancties Symbolische sancties Zelfstandigheid Verbale communicatie Interactieve communicatie Kindgerichte socialisatie Ouders percipiëren wens van
kindEffect op kind Door maatschappelijk, zwakke
positie van ouders worden er vooral straffen en beloning uitgedeeld zonder inspraak of verantwoordingWantrouwen van macht of en ontzag
Sneller handelingen en gevoelens verbaliserenDeferred gratification: het is zinvol iets uit te stellen met het zicht op een beloning in de toekomst
Effect op school Schoolgedrag afhankelijk of de leraar orde kan houden of niet Kloof tussen eigen verwachtingen en schoolse verwachtingen
Voorsprong op leeftijdsgenoten uit arbeidersklasse Gelijkheid tussen eigen verwachtingen en schoolse verwachtingen
Belang onderwijs
Durkheim Onderwijs is zelf onderhevig aan maatschappelijke invloeden en zal de heersende normen en waarden overdragen(competitieve examensysteem conform een competitieve maatschappij)
Bourdieu en Passeron
Scholen zijn een middenklasseninstitutie. De middenklasse voelt er zich beter thuis omdat ze dezelfde normen en opvattingen hebben als deze die ze thuis hebben aangeleerd. Arbeiderskinderen worstelen dus met een cultureel deficit
Bernstein De verschillende sociale achtergrond beïnvloedt het taalgebruik. Deze spraakgewoontes zullen de resultaten in het onderwijs beinvloedenArbeiders: restricted code: praktisch en situatiegebonden. Effectiever in beroepsonderwijsMiddenklasse: elaborated code: abstracter denkraam: beter aan universiteitNiet minderwaardig, gewoon afhankelijk leefomstandigheden
Gender: de cultureel bepaalde invulling van rollen, gebaseerd op geslacht
Horizontale segregatie: bestaan van typische mannen- en vrouwenberoepen Verticale segregatie: overwicht van mannen in de toplaag van de organisatie en van vrouwen
in de lagere uitvoerende banen
40
ConformismeDe overeenstemming tussen hoe mensen zich gedragen en wat hun omgeving van hun verwacht.
Experiment van Asch
Beloningsprincipe: mensen zijn bezorgd over de afkeuring van anderen Informatieprincipe: mensen twijfelen aan hun eigen oordeel
Sociale controle en sanctiesSociale controle: de processen om de leden op het rechte pad te houden. Door sancties worden mensen tot bepaald gedrag aangezet of er van weerhouden
soorten sociale sancties
intern ExternPositief Solidariteit beloningnegatief schuldgevoelens Straf
Spanning doelstellingen en middelenDeviantie: handelen dat de normen en waarden van een bepaald samenlevingsverband stelselmatig overtreedt
Mertons typologie: deviant handelen binnen een ruime context
Cultureel Aanvaardbare middelen
Geen cultureel aanvaardbare middelen
Cultureel aanvaardbare doelstellingen
Conformisme Innovatie: zoeken naar andere middelen om doelstellingen te realiseren
Geen cultureel aanvaarbare doelstellingen
Ritualisme : vasthouden aan traditionele waarden.
Retraitisme: terugtrekking
Deviantie Marge van overgangszone cultureel bepaald Witte boord criminaliteit: criminaliteit door beter klasse wordt niet gedefinieerd als
afwijkend gedrag
41
4 verklaringen voor deviant gedragDurkheim Soort Zelfdoding afhankelijk van hoe mensen samenleven
egoïstische zelfdoding: geïsoleerd en weinig geïntegreerd altruïstisch: te sterk geïntegreerd anomisch: geen regulerende waarden en normen, zelfbepaling
Becker Labellingstheorie: niet het afwijkende gedrag zelf maar de manier waarop de leden van de samenleving erop reageren staat centraal. Primair: alle handelen dat afwijkt van de normenSecundair: het niet-naleven wordt als deviant benoemd door de samenlevingBlaming the victim: anderen zien de kans schoon om door middel van labelling zichzelf van alle schuld vrij te pleiten
Learned Deviance
In een complex gedifferentieerde samenleving worden verschillende spelregels aangebracht in de verschillende groepen. Dit geeft dikwijls aanleiding tot gedrag dat als “afwijkend wordt bestempeld”
conflicttheorie Deviantie is het gevolg van de strijd tussen groepen om zo de eigen doelstellingen te realiseren
FunctiesPositief
Schandpaaleffect zorgt er voor dat de eigen normen en waarden bevestigd worden. Door uitsluiting van deviant gedrag want het samenhorigheidsgevoel versterkt innovaties
8. Een naamwoord en een werkwoord Een organisatie: zichtbare werkelijkheid, log en onpersoonlijk ? Organiseren: het voorspelbaar maken van menselijk handelen
Efficiëntie: optimaal werkenEffectiviteit: de gewenste doelstellingen behalen
Soorten organisaties volgens Weber
De associatieGeen bestuurlijke, administratieve of economische finaliteit. Voornamelijk vrijwillige verenigingen. Mensen met gemeenschappelijke belangen willen samen een doel realiseren.
Vrijwillige verbanden Hoge morele betrokkenheid Gelijkheid en democratie Lage complexiteit en formalisering
42
Pre-bureaucratische organisatieEen administratie onder een traditionele gezagsdrager
De gezagdrager beslist Gedrag bepaald door traditie, niet door wetten of voorschriften Alle posten zijn deel van het persoonlijkheid huishouden van de gezagdrager Mondelinge communicatie, niet op basis van documenten
BureaucratieEen formele, rationele georganiseerde sociale structuur met duidelijk gedefinieerde handelingspatronen waarbij de handelingen verbonden zijn aan het behalen van de doelstellingen van de organisatie.
Beginselen van een bureaucratie:
Afbakenen van bevoegdhedenDe posities en de relaties tot andere leden van de organisatie worden duidelijk bepaald. De functies staan los van de bekleders. Een functie wordt verworven, niet toegewezen.
ContinuïteitDe posities worden op elkaar afgestemd en bekleed door bekwame personen. Er wordt duidelijk vastgelegd wat de verwachtingen zijn zodat de organisatie efficiënt blijft werken
Formele gezagsstructuurPosities worden hiërarchisch geordend. Hiërarchie plaatst verantwoordelijkheid in bepaalde handen en maakt duidelijke beleidsvorming- en uitvoering mogelijk. Deze zekerheid voorkomt conflicten en bevorderd de zekerheid en continuïteit
PositieverwervingPosities worden verworven door competenties te bewijzen. Gebruik van selectieprocedures is dus cruciaal is een goed functionerende bureaucratie.
Expliciete voorschriftenEen geheel van expliciete regels coördineert het handelen van de positiebekleders. Dit zorgt voor eenvormigheid en minimaliseert de storende gevolgen van persoonlijke invloed op het handelen.
Zekerheid tot betrekkingDe organisatie in niet zo gevoelig voor druk van andere machtige personen. Deze onafhankelijkheid garandeert deskundige en onpartijdige dienstverlening.
Soorten bureaucratieSchertsbureaucratie: regels worden niet nageleefdVertegenwoordigde bureaucratie: regels aanvaard en nageleefdStrafbureaucratie: regels opleggen met straffen
Verwording van organisaties en bureaucratie
Ijzeren wet van MichelsZwakkeren moeten zich organiseren in hun strijd tegen de sterken. Deze organisatie is efficiënter bij een sterk bestuur, met een leider die de waarden en belangen belichaamt en zekerheid beidt door de verworden positie te handheven. Deze elementen vormen in de beginselen voor het ontstaan van een oligarchie en zo dus het verlies van het militante karakter van de organisatie
43
Bureaucratische persoonlijkheid van MertonDoor zich te beschermen tegen de druk van externen gaat men bureaucratische regels gebruiken om de eigen belangen te beschermen. Een te strikte toepassing leidt zo tot rigiditeit en inflexibiliteit
Organisatie: doel, middelen en omgevingModerne organisatie= contingent fenomeen
Een organisatie oefent invloed uit op omgeving en is gevoelig voor veranderingen in de omgeving. Deze contingentiebenadering houdt in dat organisaties een goede relatie moeten onderhouden met de omgeving om de basistransacties te laten plaatsvinden
Input, throughput, output en feedback
Soorten omgevingen Dynamische omgeving: veranderingen vinden onverwacht plaats Statisch: veranderingen zijn voorspelbaar Complex: er is hoge deskundigheid vereist om de omgeving te doorgronden Eenvoudig: snel te doorgronden Shareholders: focus op aandeelhouders en winstgevendheid Stakeholders: focus op alle belanghebbenden
Doelen Officiële doelen: vastgelegd bij oprichting Operatieve doelen: betrekking op reële handelen van de organisatie Systeemdoelen: betrekking op voortbestaan van organisatie
MiddelenVijf kenmerken
LiquiditeitMate van de inruilbaarheid. Geld is zeer liquide, engagement niet.
StabiliteitMate waarin iets kan worden behouden en gebruikt. Voorraad is stabiel, politieke steun niet.
Relevantiede betrokkenheid tot de activiteiten. Personeel is relevant, laaggeschoolde arbeiders niet
UniversaliteitMate waarin het door andere ook gegeerd is. Competitie is lager bij niet-universele middelen
VervangbaarheidDe mate waarin iets anders dezelfde bijdrage kan leveren. Groot bij unskilled opdrachten
44
Organisatiekenmerken
ConfiguratieDe verdeling van de verschillende taken en coördinatie van de werkzaamheden
Simpel: vlakke hiërarchie, 1 hoofdverantwoordelijke Functioneel: gespecialiseerde opdrachten Divisioneel: autonome entiteiten Procesorganisatie: primaire activiteiten met ondersteunende diensten Matrix: interdisciplinaire teams en projecten: functioneel en projectgericht Machinebureaucratie: routineoperaties volgens strikte regels Professionele bureaucratie: decentrale besluitvorming, hooggeschoolde werknemers Ad hoc: hoge horizontale differentiatie, lage verticale differentiatie, weinig regels en grote
flexibiliteit en reactievermogen
ComplexiteitDifferentiatieprocessen die leiden tot een hogere complexiteit
Horizontaal: verschillende sub eenheden Verticaal: ontwikkeling van hiërarchische niveaus en handelingsmogelijkheid
Compliance De mate van formalisering in een organisatie.
Formele structuur: verdeling van taken en bevoegdheden en de coördinatie ervan, vastgelegd in documenten en ontworpen door organisatiedeskundigen.
Handelingen bereiken hun doelen Variaties tussen individuele actoren en de opgelegde taken opvangen Raamwerk voor beslissingen en handelingen vormen
Taylorisme: 3 principes voor formele structuur
Scheiding tussen organisatie van arbeidsproces en kennis/kunde van de arbeiders Scheiding tussen denken en uitvoeren Management kan de stappen van productieproces beheren en controleren.
Arbeiders worden verdeeld over verschillende arbeiders zodat er efficiënt gewerkt kan worden. Controle kan leiden tot effectiviteit. Het management kan de macht gebruiken om de leden aan te sporen en de handelingsmogelijkheden te beperken.
Informele structuur: structuren die niet rechtstreeks verbonden zijn met het doel van de organisatie. De regels zijn minder duidelijk en niet neergeschreven of veralgemeend. De naleving wordt gesanctioneerd via formele procedures maar door sociale controle
Informeel formeel
45
CultuurOrganisatiecultuur: patronen van handelen die via formele en informele processen worden aangeleerd en die zorgen voor socialisatie en integratie van nieuwkomers.
De organisatiecultuur wordt niet altijd beleefd door alle leden. Elk organisatiecultuur is het resultaat van een compromis tussen macht/rol/taken of personen
MachtscultuurOmgeving beheersen, externe rigiditeit en interne controle van de hogere op de lagere
RolcultuurVoorspelbaar gedrag. Weinig flexibel
TaakcultuurResultaatsgericht, flexibel en complex
PersoonscultuurBehoeften van de leden staat centraal
Zie tabel p 233!
Typologie van Quinn
46
Behoeften omgeving
Strategische focus Flexibiliteit Stabiliteit
Extern Aanpassingsgerichte cultuur (‘developmental culture’)
Missiecultuur(‘rational goal culture’)
Intern Clancultuur(‘group culture’)
Bureaucratische cultuur (‘internal process culture’)
aanpassingsgericht Innovatie, creativiteit, grote veranderingsbereidheid, unieke en nieuwe producten
missiecultuur Duidelijke visie, geen behoefte aan veranderingen, gericht op winst en concurrentie, marktaandeel en penetratie
clancultuur Betrokkenheid van organisatieleden op veranderende verwachtingen, participatie, loyaliteit en traditie, aandacht voor behoeften van omgeving
Bureaucratische cultuur
Interne focus op stabiele omgeving. Stabiliteit en voorspelbaarheid. Kleine betrokkenheid op omgeving en medewerkers
47
9. Durkheim, Weber en Marx: sociale stratificatieSoorten verhoudingen volgens Dahrendorf
Natuurlijke soortverschillen
Natuurlijke eigenschappen zoals haarkleur, grootte en geslacht
Natuurlijke rangverschillen
Natuurlijke verschillen in competenties zoals snelheid, kracht, doorzettingsvermogen, intelligentie,…
Sociale differentiatie
Nevenschikkingen: specificaties van de verantwoordelijkheden en rechten die verbonden zijn aan een bepaalde positie. Differentiatie op horizontaal niveau
Sociale stratificatie
Sociale ongelijkheid, differentiatie op verticaal niveau. De ene positie is hoger dan de andere, bepaald door een hiërarchisch mechanisme
Sociale relaties kunnen onderverdeeld worden in 4 groepen, afhankelijk
HiërarchieOnderschikking: sociale ongelijkheidNevenschikking: sociale differentiatie
BreuklijnenRelationele breuklijnen: de plaats die actoren innemen in een netwerkInstitutionele breuklijnen: sociale en fysische ontoegankelijkheidRuimtelijke breuklijnen: processen van ruimtelijke segmenteringMaatschappelijke breuklijnen: ontwikkeling tot deelsamenlevingen
Sociale differentiatie Een samenleving is niet denkbaar zonder verscheidenheid. Er is geen
48
sprake van breuklijnen of onderschikkingSociale fragmentering Proces van versnippering: er zijn dus wel breuklijnen van de
afzonderlijke delen zijn niet ondergeschiktSociale ongelijkheid Er zijn geen breuklijnen en er is onderschikking. Men kan spreken van
individuele ongelijkheid en collectieve ongelijkheid van verschillende klassen (weber) of oppositionele klassen(marx)
Sociale uitsluiting Echte kloven tussen in en out. De buitenstaanders beschikken zelf niet over de middelen om de kloof te overbruggen
Georganiseerde vormen van ongelijkheid
49
Standen, kasten en klassen
Verklaringen voor sociale stratificatie
Durkheim - Functionalisme
Centrale stelling
Sociale stratificatie ‘helpt’ de maatschappij te functioneren, doordat zij de leden van die maatschappij motivatie en beloning geeft.
50
51
Marx-conflicttheorie
52
10. Hedendaagse benadering van stratificatie
Bourdieu
53
54
55
11. Macht en mobiliteit
Beïnvloeding, gezag en machtBeïnvloeding Een interactieproces waarbij het handelen van de ene actor een gevolg is van de
acties van de andere actorgezag De actoren bezitten aanvaarde posities met specifieke bevoegdheden. De
beïnvloeding wordt aanvaardmacht de handelingsmogelijkheden van de ene actor worden gestuurd door de andere
actor opdat deze zijn doelen zou bereiken. De macht die een actor kan uitvoeren is afhankelijk van de positie
Soorten gezagcharismatisch Gezag op basis van de persoonlijkheid.traditioneel Gezag op basis van tradities en gewoontenrationaal Gezag op basis van de competenties
Macht
Soorten machtManipulatie Een verborgen machtsuitoefening. De doelstellingen van e machthebber zijn niet
explicietDominantie De machtsverhouding is duidelijk en wordt door alle partijen erkendHegemoniaal De machtsverhouding is gekend maar wordt door beide partijen als vanzelfsprekend
beschouwd.
56
Machtstypes en machtsbronnenmachtstype MachtsbronnenPolitieke macht Mogelijkheid tot sanctioneren door mensen die posities met een
legitieme macht bezittenEconomische macht Mogelijkheid tot verdeling en beheersing van schaarse goederenSociale macht Mobilisatiemogelijkheid. De macht om mensen op basis van
solidariteit te mobiliseren en te activerenCulturele macht Het sturen van menselijk handelen door beroep te doen op
waarden en normen. Het is de mogelijkheid tot overtuigen
MachtsevenwichtElke machtsgroep gaat achter de eigen waarden en belangen aan. Er is geen sprake van duurzame machtsconcentraties. Ze bekampen elkaar en er wordt voortdurend afgewisseld op de machtsposities
Elite Publieke opinieHet combineren van verschillende machtstypes. Er is een intensieve uitwisseling tussen deze types
Invloedrijke macht op basis van politieke commentatoren, opiniepeilingen en massabijeenkomsten
MachtsmiddelenDe middelen die men kan aanwenden, de argumenten op het handelen van mensen te beïnvloeden:
Dwangmiddelen Lokmiddelen
Fysieke sancties Vrijheidsbeperking, pijn, ongemak.
Bewegingsvrijheid, comfort, genot.
Economische sancties Boete, verlagen inkomsten, verminderen gewin.
Gratificaties, verhoging inkomen of gewin.
Sociale sancties
Sociale afstand Isoleren, vermijden. Gezelschap zoeken, bereikbaar zijn.
Sociale integratie Vijandschap, afkeuring, negatieve bejegening.
Vriendschap, medewerking, goedkeuring.
Sociale rang Beknotting macht, degradatie.
Uitbreiding macht, promotie of invloed.
57
Sociale mobiliteit
Soorten mobiliteitHorizontaal Het verschuiven tussen posities die op dezelfde trede van de
sociale ladder staan. Proces van differentiatieVerticaal Het verschuiven van posities die hoger en lager in rang staan. Intergenerationeel Het veranderen van posities over verschillende generaties heenIntragenerationeel Het veranderen van posities binnen een mensenleven, binnen 1
generatie
Statuscongruentietheorie
Hoe lager de sociale herkomststatus, hoe kleiner de mogelijkheid tot een intergenerationele stijging in de hiërarchie. Een hogere sociale herkomststatus vermindert de kans tot een intergenerationele daling in de hiërarchie. Hoe groter de statusincongruentie die door de sociale mobiliteit in het vooruitzicht wordt gesteld, hoe minder de mobiliteit er uiteindelijk zal bestaan
Positionele mobiliteitEen verschuiving in rang van posities noemt men positionele mobiliteit. Dit is vaak het gevolg van structurele veranderingen
Verticale mobiliteitIdeological equilitarianism
Het geloof van “gelijkheid voor iedereen” is functioneel voor elke samenleving. Mensen van een magere sociale herkomst wordt voorgehouden dat ze kunnen opklimmen. Mensen met een hogere sociale herkomst en positie worden voorgehouden dat ze deze bereikt hebben door hun eigen inzet. Het verkleint dus de emotionele afstand tussen deze 2 groepen.
Mobiliteit is in werkelijkheid veel geringer
MachtsmiddelenDe hogere sociale klassen zullen verschillende middelen aanwenden om sociale mobiliteit te beperken
Controle over informatiekanalen
Men gaat via directe of indirecte controle de informatie die niet tegen hun belangen ingaat, bevoordelen. : gate-keeper rol
Sociale problemen Men gaat maatschappelijke problemen zo definiëren dat de oplossing het meest plausibel en effectief lijkt, in het voordeel van deze heersende klasse.
Sancties en barrières De hogere klassen zullen allerlei barrières en titels invoeren om de toetreding tot hun sociale laag te beperken
FunctionalistenIn een gesloten samenleving is geen mobiliteit. Enkel in een open samenleving met veel mobiliteit kan de juiste persoon op de juiste plaats terecht komen.
58
12. Sociale veranderingen en moderniseringstabiliteit VeranderingFuncties en onderdelen van systemenBestaande normen en waardenCollectieve rituelenSociale controle
structuurfunctionalisme
Tegenstellingen en conflictenBewustwording van sociale ongelijkheidOvergang tussen sociale handelingen en tussen samenlevingsvormen
Denken in dichotomieën
Tönnies
‘Gemeinschaft’ ‘Gesellschaft’
• Persoonlijk (private scène)• Affectief • Gehele betrokkenheid• Kleinschalig
• Zakelijk (publieke scène)• Affectief neutraal• Segmentale betrokkenheid• Grootschalig
• Dorp (ruraal)• Ambacht (kleinschalig)• Vereniging (associatie)
• Stad (urbanisering)• Fabriek (grootschalig)• Organisatie (bureaucratie)
DurkheimMechanische solidariteit Organische solidariteitEenvoudige samenlevingHomogene bevolkingPersoonlijke identiteit wordt gerealiseerd door identificatie met de hele groepConscience collective
Complexe samenlevingArbeidsverdelingStructureel op elkaar aangewezenNieuwe solidariteit die aansluit bij een toegenomen wederzijdse afhankelijkheid en individuele onafhankelijkheid
59
Meervoudig denken
Endogene en exogene factorenEndogeen Exogeen
ModerniseringOvergang van de agrarische feodale samenleving naar de kapitalistische en industriële open samenleving.
Vier cruciale processen, met paradoxen en voorbeelden
60
Verandering leidt niet tot vooruitgangsoptimisme.StellingToenemende rationele beheersing waardoor de mens tot een schakel in een gespecialiseerd systeem wordt herleid. Door de vooruitgang komen beheersingsmogelijkheden zodat systeem enkel meer onderdrukkend zal zijn.Kansen op emancipatie zijn erg gering.
Frankfurter School
Blijven geloven dat geschiedenis “vooruitgang” is en ons zo steeds dichter brengt bij “het rijk van de vrijheid”. Grote belangstelling voor sociale verandering.
Neo-marxisme
Modernisering = ‘Risicomaatschappij’Ecologische vraagstukkenIndividualiseringGlobalisering“Reflexieve moderniteit”
Ulrich Beck
Endogeen
Uitvindingen (auto) en ontdekkingenSocialisatie (niet perfect)Spanningen tussen heersende waarden en de feitelijke situatieUiteengroeien van productieverhoudingen en productiekrachten
Exogeen
Natuurlijke factorenMilieuramp … Sociaalfysische factorenDemografie Sociaal culturele factorenMcDonaldisation, kolonisaties, economisch imperialisme, …Massamedia (tv, ICT,…)
proces Betekenis voorbeelden ParadoxDifferentiatie Splitsing van het homogene karakter
in heterogene kleinere delen. Meer gespecialiseerde entiteiten. Grotere verscheidenheid in rollen en posities. Complexe machine met verschillende onderdelen
ZiekenverzorgingProductieGevangenissenHuwelijkGezin
Schaalverkleining door het uiteenvallen van grote bestaande structuren in kleine gespecialiseerde delen. Schaalvergroting door de onderlinge afhankelijkheid en verplichting tot samenwerking
rationalisering De werkelijkheid begrijpen, ordenen en systematiseren. Organisaties gaan doelgericht handelen. Individueel handelen is rationeel en overwogen. Doelrationeel: zo snel mogelijk en op de beste en goedkoopste manier het doel bereiken
Onttovering van de wereldGeneeskunde Wetenschap en technologie Rationele arbeidsorganisatie
Pluralisering door meer specifieke normen en waarden binnen de zelfstandige eenheden. Generalisering door de veralgemening en vervaging van overkoepelende normen en waarden.
individualisering Mensen leiden een persoonlijk leven. Men raakt los van de collectieve en regulerende samenleving. collectiviteit is een beperking
EmancipatieDalend kerkbezoekHoger schoolniveau,…verzorgingsstaat
Een groter vrijheidsgevoel door minder collectief handelen. Ook een groter afhankelijkheidsgevoel en gevoel van onmacht naar bureaucratische en professionele instellingen die bepaalde afhankelijkheden krijgen toegewezen
Domesticeren De levensomstandigheden en de natuur aanpassen aan het door ons gewilde samenlevingsconcept
Chirurgiewetenschap
Deconditioneren door de greep op de omgeving te versterken. Toenemende psychische en sociale conditionering doordat men afhankelijker wordt van de door hen gecreëerde instituties
61