zorgvuldig.webnode.nl · Web viewVoer de observatie uit waarbij je – binnen het gekozen kader –...

83
Oefenopdrachten MMZ Proeve B 2 e leerjaar Niveau 3 1 Oefenopdrachten 2 e leerjaar niveau 3 2014-2015

Transcript of zorgvuldig.webnode.nl · Web viewVoer de observatie uit waarbij je – binnen het gekozen kader –...

Oefenopdrachten MMZProeve B2e leerjaarNiveau 3

1Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Planning en werkwijze

Planning

Voor je liggen de oefenopdrachten voor proeve B. Zoals je al in het vorige leerjaar hebt ontdekt is het belangrijk dat je op tijd met de opdrachten start. Daarom in dit document een voorbeeld van een planning hoe je de oefenopdrachten gedurende het schooljaar kunt maken.

Uitvoering

Alvorens je de oefenopdracht mag uitvoeren, moet je eerst goedkeuring hebben van de docent die de oefenopdracht heeft uitgereikt en de werkbegeleider op je stage.

De werkbegeleider kijkt als eerste je oefenopdracht na. Daarna stuur je deze ter goedkeuring aan de docent..

Goedkeuring kun je krijgen door de docent te mailen dat je de opdracht op learning4u hebt gezet. Vergeet daarbij niet te vermelden om welke opdracht het gaat en welke proeve en werkproces het betreft.

Een andere manier is de docent het document te mailen.

Pas nadat je de goedkeuring hebt van de docent mag je de oefenopdracht uitvoeren. Als je de uitvoering op de juiste manier hebt gedaan, zal de werkbegeleider de opdracht met je nabespreken en aftekenen.

Achtereenvolgens komen aan de orde:

1. Overzicht oefenzicht oefenopdrachten proeve B Planmatig werken 2e leerjaar2. Voorbeeld van planning oefenopdrachten3. Eisen aan verslag en afronding4. Oefenopdrachten

- werkproces 1.1- werkproces 2.1- werkproces 2.3- werkproces 2.4- werkproces 3.2/3.3/3.5

2Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

1. Overzicht oefenopdrachten 2e leerjaar proeve B, niveau 3

Werkproces Naam proeve Docent1.1

2 oefenopdrachten

22. Neemt deel aan cliënt bespreking23. Verricht participerende Observatie49. Laat zien hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt54. Ondersteun bij het onderhouden van sociale relatie

Opdracht 23 verplicht en één naar keuze uit andere opdrachten

Ben de Geus

2.1

2 oefenopdrachten

69. Draag bij aan de persoonlijke verzorging van een cliënt70. Bepaal wanneer je wel of niet helpt71. Stem af op de wensen van de cliënt72. Speel in op een veranderde hulpbehoefte73. Overleg en werk samen met de familieleden74. Stimuleer de zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging75. Begeleid volgens een geschikte methodiek76. Ondersteun volgens procedures77. Besteed aandacht aan hygiëne en het belang er van78. Begeleid een cliënt die weerstand vertoont

Janny van Asselt

2.3 2 oefenopdrachten (al gemaakt bij A)2.4 1. oefenopdracht Agatha Roosloot3.2/3.3/3.51 oefenopdrachten

162. Verbetertraject Janny van Asselt

3Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

2. Voorbeeld planning oefenopdrachten 2014-2015 proeve B , 2e leerjaar niveau 3

Omschrijving Proeve B Proeve CWerkproces Aantal Oktober November December Januari Februari Maart April Mei

1.1 2 1 12.1 2 1 12.2 02.3 2 Zijn al gemaakt in proeve A2.4 1 1

3.2/3.3/3.5 1 1

1.1 1 12.1 1 13.1 1 1 1

3.2/3.5 1 15. -

Omschrijving Proeve B Proeve Cwerkproces September Oktober November December Januari Februari Maart April Mei

PVA 2.1 schrijven bijstellen uitvoerenPVA 2.2 schrijven bijstellen uitvoerenPVA 2.4 schrijven bijstellen uitvoeren

PVA Alle schrijven bijstellen uitvoeren

Beg.instr. proeve B Proeve CEvaluatie Tussen Eind

POP Tussen eind

6.

4Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

3. Eisen aan verslag en afronding

Je hebt samen met je werkbegeleider de oefenopdracht beoordeelt op doelstelling, competenties, kennis en uitvoering. In dit onderdeel schrijf je een verslag over hoe de oefenopdracht is verlopen en welke feedback je hebt gekregen.

3.1 Aan welke eisen moet het verslag voldoen:

Item Wat moet er worden beschrevenVoorblad Het is erg belangrijk hoe je de uitwerking van de oefenopdracht inlevert. Doe de oefenopdracht in een

Leitzmapje en zet op het voorblad het volgende:1. Proeve :2. Werkproces :3. Nummer en naam oefenopdracht :4. Naam student :5. Student nummer :6. Werkbegeleider :7. Stage instelling :8. Ingeleverd op :

9. Docent :Vergeet niet ook het afgetekende beoordelingsformulier in het Leitzmapje te doen. Dit wordt regelmatig vergeten !!!

Doelstelling De doelstelling is SMART geformuleerdS=specifiekM=meetbaarA= acceptabelR= realistisch/ haalbaarT= tijdgebonden

Theorie Naast de bronvermelding waar je de theorie hebt gevonden ook beschrijven welke theorie het betreft en waarom deze theorie door jou is gebruikt.

Voorbereiding Voor dit onderdeel kun je de antwoorden op de vragen gebruiken die je bij het onderdeel “PLAN” al hebt opgeschreven

Uitvoering Schrijf op hoe de activiteit/ oefenopdracht feitelijk verliep. Wat ging er goed/ wat ging er minder goed

Reflectie - Schrijf op hoe het komt of wat de oorzaken zijn dat de activiteit/ oefenopdracht goed of minder goed verliep. (Denk aan “oorzaak->gevolg)

- Wat is de feedback van je werkbegeleider op de uitgevoerde activiteit/ oefenopdracht ( zie het onderdeel Check)

- Schrijf op waaruit blijkt dat je de competenties van deze oefenopdracht hebt behaaldVerbeterpunten Schrijf op wat je verbeterpunten zijn als je deze activiteit/ oefenopdracht nog een keer zou moeten

voorbereiden en uitvoeren.Beoordelingsprotocol

Vul samen met de werkbegeleider het beoordelingsprotocol in. (geen kruisjes, maar paraaf, en vergeet niet dat deze een handtekening op het beoordelingsprotocol zet).

3.2 Afronding

Dit is de laatste stap die je neemt bij de oefenopdracht. Je levert het verslag met het ondertekende beoordelingsformulier in bij de docent. Deze kijkt hem na en zet als laatste zijn handtekening op het beoordelingsprotocol. Met deze handtekening geeft de docent aan dat hij akkoord gaat met de beoordeling. Je krijgt de oefenopdracht terug en zet het beoordelingsprotocol in learning4u. De uitgewerkte oefenopdracht bewaar je thuis.

5Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Oefenopdrachten proeve B

6Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 1.1

22. Neemt deel aan cliënt bespreking

23. Verricht participerende Observatie

49. Laat zien hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt

54. Ondersteun bij het onderhouden van sociale relatie

Opdracht 23 is verplicht en je maakt één opdracht naar keuze uit andere opdrachten

7Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 1.1

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt Learning4U

Keuze opdracht

Proeve B Opdracht 22 Neem deel aan een cliëntbespreking

Wat is de opdracht? Neem deel aan een (periodieke) cliëntbespreking waarin verschillende hulpverleners een cliënt bespreken. Verzamel de informatie over die cliënt.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg neemt deel aan verschillende overlegvormen, waaronder cliëntbesprekingen.

De medewerker maatschappelijke zorg geeft relevante informatie door aan het multidisciplinaire team.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert hoe je je voorbereidt op een cliëntbespreking. Je leert om informatie beknopt en effectief over te brengen. Je leert hoe je relevante informatie voor jezelf opslaat.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Overleg met je begeleider aan welke cliëntbespreking je gaat deelnemen.

Bereid je voor op de bespreking, bijvoorbeeld door stukken door te lezen.

Denk na over wat het doel voor jou is om aan deze bespreking deel te nemen. Wat wil je te weten komen? Wat wil je kwijt?

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Neem deel aan de bespreking en let goed op je communicatieve vaardigheden: luisteren, samenvatten, parafraseren, vragen stellen.

Maak aantekeningen, gericht op het doel van jouw deelname.

Verwerken:

Werk de aantekeningen uit.

Bespreek je bevindingen met je BPV-begeleider.

Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je

8Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

De aantekeningen van de bespreking. De uitwerking van de aantekeningen. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 22

Waar kan ik informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s) 10

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) 1 t/m 14 en 21, afhankelijk van gekozen cliënt

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat Je bezit over voldoende gespreksvaardigheden om actief deel te nemen aan een cliëntbespreking. Je bent in staat om van de hoeveelheid informatie de hoofdzaken van de bijzaken te onderscheiden met als doel een beter beeld te krijgen van de cliënt en zijn hulpvraag.

9Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 22 (Keuze)

Inventariseert de hulpvragen van de cliëntProeve B Werkproces 1.1 (learning4U)Competentie D Aandacht en begrip tonenComponenten Interesse tonen Luisteren

Prestatie-indicatoren O V G1 Je toont interesse in de aanwezigen.

2 Je luistert en kijkt aandachtig en vraagt door zodat anderen alle ruimte krijgt om zichzelf, zijn mogelijkheden, wensen en verwachtingen kenbaar te maken.

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliëntCompetentie N OnderzoekenComponenten Informatie achterhalen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je bent tijdens je werkzaamheden alert op relevante en nieuwe informatie betreffende de cliënt zodat zij deze informatie door kan geven aan het team.

Aftekenen oefenopdracht.

Datum Opdracht 22Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

10Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt (learning4U)

Verplicht

Proeve B Opdracht 23 Verricht een participerende observatie

Wat is de opdracht? Verzamel informatie over de cliënt en zijn hulpvraag door middel van een participerende observatie.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg verkrijgt door observatie (aanvullende) informatie over de cliënt.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert een participerende observatie uit te voeren. Je leert observatiegegevens te interpreteren.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Kies in overleg met je begeleider een cliënt om te observeren. Bepaal het doel/de aanleiding van de observatie. Waarom kies je voor

deze cliënt? Waarom wil deze cliënt observeren? Zet dit op papier. Bepaal waar je naar gaat kijken (let wel: het is een vrije observatie en

een interne observatie waarbij jezelf gewoon aan het werk bent en ‘tussendoor’ observeert wat er zoal gaat gebeuren. Dus je geeft niet exact aan op welke gedragingen je gaat letten, maar je geeft slechts het kader aan, bijvoorbeeld ‘ik let op de sociale contacten’, ‘ik let op de werkhouding’).

Bepaal hoe je je waarnemingen gaat registreren. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je

deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer de observatie uit waarbij je – binnen het gekozen kader – zoveel mogelijk probeert waar te nemen.

Maak aantekeningen van je observaties.

Verwerken:

Werk de aantekeningen van je observaties uit. Let op dat je objectief blijft. Het gaat hier alleen om waarnemingen, nog niet om interpretaties!

Omschrijf op een apart vel de betekenis (interpretatie) die je verleent aan je observaties.

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag 11

Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Het geformuleerde doel/de aanleiding van de observatie. De aantekeningen van de observatie. De uitwerking van de aantekeningen. De interpretatie van je observaties. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 23

Waar kan ik informatie vinden?

Boek: Communicatie en Organisatie; SAW 3 & 4, thema’s 17 en 18

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s) 17

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) 1 t/m 14 en 21

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat Je bent in staat om via een participerende observatie (aanvullende) informatie over een cliënt en zijn hulpvraag te verkrijgen.

12Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 23 (keuze)

Werkproces

Proeve

1.1

B

Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Interesse tonen Luisteren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je toont interesse in de persoon van de cliënt.

2Je luistert en kijkt aandachtig naar de cliënt en vraagt door zodat de cliënt alle ruimte krijgt om zichzelf, zijn mogelijkheden, wensen en verwachtingen kenbaar te maken.

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

Competentie N Onderzoeken

Componenten Informatie achterhalen

Prestatie-indicatoren O V G

1Je bent tijdens je werkzaamheden alert op relevante en nieuwe informatie betreffende de cliënt zodat zij deze informatie door kan geven aan het team.

Aftekenen oefenopdracht.

Datum Opdracht 23Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

13Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

Keuze

Proeve B Opdracht 49 Laat zien hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt

Wat is de opdracht?

Verricht een activiteit met een cliënt/paar cliënten en besteed speciaal aandacht aan de vertrouwensrelatie. Laat zien hoe je een vertrouwensrelatie opbouwt.

(Je kunt deze opdracht ook combineren met een andere concrete opdracht voor een activiteit. Je kunt denken aan een activiteit betreffende de persoonlijke verzorging.)

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg voert met de cliënt ontwikkelingsgerichte activiteiten uit.

De medewerker maatschappelijke zorg bouwt een vertrouwensband op met de cliënt zodat de cliënt zich optimaal kan ontwikkelen.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert in de praktijk aandacht te besteden aan een vertrouwensrelatie. Je leert je inzichten in het belang van vertrouwensrelaties toe te passen.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënten in aanmerking komen. Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten in aanmerking komen. Spreek eventueel met de cliënt over de activiteit die je met hem uitvoert. Bereid je activiteit voor en bespreek hem met de BPV-begeleider. Zorg dat de ruimte waar je werkt, op tijd klaar is voor je activiteit. Denk

aan eventuele materialen of apparatuur. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze

opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je activiteit uit volgens plan. Besteed bewust aandacht aan de vertrouwensrelatie. In een vertrouwensrelatie staan gelijkwaardigheid en respect hoog in het vaandel. Toon respect en laat in je houding zien dat jullie relatie weliswaar ongelijk maar niet ongelijkwaardig is.

Ruim de ruimte waar je gewerkt hebt, na de activiteit weer op. Schrijf een verslag van de activiteit. Omschrijf hierin:

- hoe de activiteit verliep;- wanneer je bewust aandacht besteedde aan de

vertrouwensrelatie, hoe je dat deed en waarom je dat zo deed;- hoe de cliënt hierop reageerde;- hoe je hebt laten zien dat je respect hebt voor de cliënt en

hem/haar gelijkwaardig behandelt. Geef aan wat goed ging en wat verbeterpunten zijn. Dit doe je voor de

activiteit zelf, en voor het aspect vertrouwensrelatie. Voeg indien mogelijk foto’s bij van situaties of van producten.

14Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Verwerken:

Bespreek je verslag met twee klasgenoten. Bespreek de motivatie waarom je op deze manier aan een vertrouwensrelatie werkte. Ga na of je klasgenoten het met je eens zijn. Noteer het als je andere meningen hoort.

Bespreek je verbeterpunten en noteer de tips die je krijgt van je twee klasgenoten.

Verwerk dit gesprek in een overzichtelijk gezamenlijke beschouwing. Bespreek je bevindingen met de docent of BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je docent of BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je eigen verslag. De gezamenlijke beschouwing. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 49

Waar kan ik informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 4, 8, 10

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) die bij cliënt (6 t/m 14 en 21) en activiteit (16 t/m 20) passen

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je docent, je BPV-begeleider en je groepje van klasgenoten.

Gewenst resultaat

Je bent vaardig in het opbouwen of in stand houden van een vertrouwensrelatie. Je bent transparant, betrouwbaar en belangstellend naar de cliënt. Je toont respect. Je benadert de cliënt op een gelijkwaardige manier.

15Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 49 (Keuze)

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

Proeve B Competentie D. Aandacht en begrip tonen

Componenten Interesse tonen Luisteren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je toont belangstelling en betrokkenheid.

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

Competentie N Onderzoeken

Componenten Informatie achterhalen

Prestatie-indicatoren O V G

1Je bent tijdens je werkzaamheden alert op relevante en nieuwe informatie betreffende de cliënt zodat zij deze informatie door kan geven aan het team.

Aftekenen oefenopdracht.

Datum Opdracht 49Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

16Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

Keuze

Proeve B Opdracht 54 Ondersteun bij het onderhouden van sociale relaties

Wat is de opdracht?

Ondersteun twee cliënten bij het in stand houden van hun sociale contacten.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij het aangaan, opbouwen en onderhouden van relaties en contacten met mensen in de omgeving.

De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij het leren omgaan met anderen en bij het naleven van algemene gedragsregels en normen en waarden op sociaal gebied.

Wat leer je door de opdracht?

Je verdiept je inzicht in het belang van sociale contacten voor de cliënten.

Je leert de cliënt te ondersteunen in de contacten die hij heeft, aansluitend bij de aard van deze contacten.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënten in aanmerking komen. Bespreek met de BPV-begeleider op welke sociale contacten van deze

cliënten jij je richt. Het kan om mensen gaan binnen of buiten de instelling. Observeer de manier van omgaan van de cliënt met deze sociale

contacten. Dit verschilt per cliënt en wordt bepaald door de persoonlijkheid van de cliënt en door wat hij graag met zijn contacten doet. De ene cliënt speelt bijvoorbeeld graag een spelletje, de ander kijkt graag naar buiten en praat over de vogels. Of een cliënt houdt van samen tv kijken of wil van de afdeling af, naar buiten. Of naar de eigen kamer. Voordat je kunt ondersteunen heb je een helder beeld nodig van de aard van elk contact.

Ga na hoe jij dit specifieke contact concreet kunt ondersteunen. Beschrijf de aard van elk contact en bereid je ondersteuning voor. Laat

zien op welke manier je aansluit bij de aard van de sociale contacten. Maak afspraken over data en tijdstippen van je ondersteunende activiteit. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze

opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je ondersteuning uit zoals gepland.*

Maak een verslag. Geef daarin aan of je ondersteuning effect heeft gehad, en welk effect. Geef aan wat er goed ging en geef verbeterpunten aan.

17Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

* De sociale relaties van elke cliënt zijn specifiek. Iedere cliënt heeft zijn eigen voorkeur voor mensen, zijn eigen sociale netwerk. De begeleiding is dus persoonlijk gericht. Tegelijk zijn er ook aspecten die voor elke sociale band gelden. Hierbij kun je denken aan belangstelling die van twee kanten moet komen, blijdschap tonen, vragen hoe het met de ander gaat, rekening houden met de ander, en dergelijke.

Verwerken:

Bespreek je verslag met je BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 54

Waar kan ik informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 8,9,10

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) 3, 9 t/m 14 en 21

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider en je collega’s.

Gewenst resultaat

Je kunt de aard van sociale contacten in kaart brengen. Je hebt inzicht in de meest voorkomende activiteiten die cliënten met hun sociale contacten uitvoeren. Je kunt cliënten ondersteunen bij het in stand houden van hun sociale contacten.

18Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 1.1 - opdracht 54 (Keuze)

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

Proeve B Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Interesse tonen Luisteren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je toont belangstelling en betrokkenheid.

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

Competentie N Onderzoeken

Componenten Informatie achterhalen

Prestatie-indicatoren O V G

1Je bent tijdens je werkzaamheden alert op relevante en nieuwe informatie betreffende de cliënt zodat zij deze informatie door kan geven aan het team.

Aftekenen oefenopdracht.

Datum Opdracht 54Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

Einde Proeve /werkproces 1.1

19Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1

69. Draag bij aan de persoonlijke verzorging van een cliënt

70. Bepaal wanneer je wel of niet helpt

71. Stem af op de wensen van de cliënt

72. Speel in op een veranderde hulpbehoefte

73. Overleg en werk samen met de familieleden

74. Stimuleer de zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging

75. Begeleid volgens een geschikte methodiek

76. Ondersteun volgens procedures

77. Besteed aandacht aan hygiëne en het belang er van

78. Begeleid een cliënt die weerstand vertoont

Je maakt twee oefenopdrachten naar eigen keuze.

20Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Proeve B

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase B Opdracht 69 Draag bij aan de persoonlijke verzorging van de cliënt

Wat is de opdracht?

Ondersteun een cliënt bij alle vijf aspecten van persoonlijke verzorging. Je kunt hiervoor één cliënt of vijf verschillende cliënten kiezen.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg stemt haar handelen af op de situatie, de gemoedstoestand en de gezondheidssituatie van de cliënt.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert welke ondersteuningsactiviteiten er zijn. Je leert de ondersteuningsactiviteiten toe te passen.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt of cliënten in aanmerking komt/komen.

Bereid je ondersteuning per activiteit voor en neem die door met de BPV-begeleider of een collega.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je ondersteuning uit. Maak een verslag. Geef aan wat je gedaan hebt, wat er goed ging en wat

verbeterpunten zijn.Verwerken:

Bespreek je verslag met je klasgenoten. Wissel tips uit voor de verbeterpunten. Maak een overzicht van de tien meest voorkomende verbeterpunten in je

klas, met de bijpassende tips. Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag.

Het overzicht met de meest voorkomende verbeterpunten en tips. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

21Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 69

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s) 9

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 4,12, 13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je docent, je BPV-begeleider, eventueel een collega.

Gewenst resultaat

Je kunt een cliënt ondersteunen bij de persoonlijke verzorging.

22Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 69 Proeve B

Learning 4 u; fase B

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase B Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden

23Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

Aftekenen oefenopdracht. Learning4u fase B, werkproces 2.1

Datum opdracht 69Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

24Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Fase B, werkproces 2.1.

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 70 Bepaal wanneer je wel of niet helpt

Wat is de opdracht?

Ondersteun een cliënt/ een paar cliënten op alle aspecten van de persoonlijke verzorging. Kies heel bewust de momenten dat je je even terug trekt.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg stemt haar handelen af op de situatie, de gemoedstoestand en de gezondheidssituatie van de cliënt.

De medewerker maatschappelijke zorg creëert voorwaarden voor een optimale ontwikkeling van de cliënt en een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en zelfstandigheid.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert in te zien wanneer je wel moet helpen en wanneer je beter even niet kunt helpen. Je leert je soms doelbewust terug te trekken.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt of welke cliënten in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties je met welke cliënt uitvoert.

Bestudeer schriftelijke informatie over de cliënt(en). Beschrijf in je eigen woorden het ontwikkelingsniveau op cognitief, sociaal of psychomotorisch gebied. Beschrijf ook de concrete vaardigheden op het gebied van persoonlijke verzorging.

Bereid per cliënt je ondersteuning voor, zodat die bij hem aansluit. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze

opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je ondersteunende activiteiten uit. Schrijf een verslag, per activiteit. Geef hierin aan wanneer je je even

terugtrok en motiveer waarom je dat deed. Leg een verband tussen het terugtrekken en het ontwikkelingsniveau/de vaardigheden van de cliënt.

Verwerken:

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

25Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Bewaren:

Je verslag. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 70

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s) 9

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 4,8 13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat

Je hebt inzicht in het belang van soms niet helpen en soms wel. Je weet wanneer je wel en wanneer je niet helpt.

26Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 70 Fase B

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

27Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B, werkproces 2.1.

Datum Opdracht 70Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

28Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Fase B, werkproces 2.1

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 71 Stem af op de wensen van de cliënt

Wat is de opdracht?

Ondersteun een cliënt (of een aantal cliënten) op verschillende gebieden van de persoonlijke verzorging waarbij je zoveel mogelijk aansluit bij de gemoedstoestand en de gezondheidstoestand van de cliënt.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg stemt haar handelen af op de situatie, de gemoedstoestand en de gezondheidssituatie van de cliënt.

De medewerker maatschappelijke zorg sluit aan bij de vragen, behoeften, voorkeuren, achtergrond en cultuur van de cliënt.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert signalen op te pikken over de gemoedstoestand en de gezondheidssituatie van de cliënt. Je leert om tijdens je ondersteuning hier bij aan te sluiten.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt (of cliënten) in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in aanmerking komen.

Verzamel informatie over de cliënt die voor deze opdracht van belang is. Denk aan karakter, voorkeuren, moeilijke momenten, de begeleiding door je collega’s. Leg dit vast in een voorwoord van je verslag.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je activiteiten uit. Sluit hierbij bewust aan bij de wensen van de cliënt, uiteraard binnen de randvoorwaarden zoals beschikbare tijd en afspraken binnen het team.

Maak een verslag. Hierin geef je aan wat goed ging en wat verbeterpunten waren. Ook geef je aan waarom je juist bij deze cliënt deed wat je deed. Verwijs daarvoor naar je voorwoord.

Verwerken:

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een

29Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 71

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s) 25 en 30

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 9 t/m 14

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, keuze uit thema (‘s) 6 t/m 14

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat

Je hebt inzicht in de wensen en behoeftes die bij cliënten kunnen leven. Je kunt je aansluiten bij die wensen en behoeftes van cliënten, voor zover dit past binnen het instellingsbeleid.

30Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 71 Fase B, werkproces 2.1

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

31Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 71Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

32Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 72 Speel in op een veranderende hulpbehoefte

Wat is de opdracht?

Signaleer op de vijf aspecten van de persoonlijke verzorging of zich bij een cliënt een verandering in de hulpbehoefte voordoet. Ga na wat de oorzaak kan zijn van de verandering. Pas begeleiding hierop aan.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg stemt haar handelen af op de situatie, de gemoedstoestand en de gezondheidssituatie van de cliënt.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert signalen van veranderende hulpbehoefte om te zetten in bewuste aanpassingen in je begeleiding.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt of cliënten in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in aanmerking komen.

Observeer de cliënten die je gaat ondersteunen en verzamel relevante schriftelijke informatie over hen.

Stel nu al vast wat je vast kunt stellen. Des te minder hoef te tijdens je begeleiding te signaleren. Leg dit vast. Het wordt het eerste deel van je verslag.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je begeleiding uit volgens plan. Blijf alert op mogelijke nieuwe signalen van een veranderende hulpvraag. Signaleren doe je met al je zintuigen: je kunt signalen ruiken, zien, voelen of horen. Je merkt bijvoorbeeld dat een cliënt onfris ruikt of dat de huid vlekken vertoont. Dit heeft een oorzaak. Mogelijk verzorgt de cliënt zich niet meer goed en heeft hij meer hulp nodig hierbij. Het komt ook voor dat cliënten minder hulp nodig gaan hebben en zelfredzamer worden. Ook dan zul je de hulp aanpassen.

Maak een verslag dat aansluit bij wat je in je voorbereiding al hebt vastgelegd. Laat zien op welk momenten en op welke manier je hebt afgestemd op de veranderende hulpvraag van de cliënt. Geef aan wat er goed ging en geef je verbeterpunten aan.

33Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Verwerken:

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 72

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 4, 9, 12 t/m 14

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, keuze uit thema (‘s) 6 t/m 14

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider, je collega’s.

Gewenst resultaat

Je kunt veranderende hulpvragen op het gebied van persoonlijke verzorging signaleren. Je kunt je begeleiding afstemmen op een veranderende hulpvraag.

Je hebt inzicht in de gebieden waarin de hulpvraag kan veranderen.

34Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 72

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

35Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum opdracht 72Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

36Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 73 Overleg en werk samen met de familieleden

Wat is de opdracht?

Overleg en werk samen met de familieleden van een cliënt bij de verschillende aspecten van de persoonlijke verzorging.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg betrekt - waar mogelijk en wenselijk – ouders, wettelijke vertegenwoordigers of mantelzorgers bij de ondersteuning.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert kiezen uit de mogelijkheden om met de familie te overleggen en samen te werken op het gebied van de persoonlijke verzorging. Je leert hierin aan te sluiten bij de lijn van de instelling. Je leert aan te geven welke reden je hebt voor het overleg en de samenwerking met de familie.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt(en) in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in aanmerking komen.

Verzamel informatie over de bestaande overlegvormen en samenwerkingsvormen binnen je instelling. Geef dit kort weer.

Verzamel informatie over de betreffende familie en hun wensen met betrekking tot de begeleiding. Dit wordt samen met het vorige punt het eerste deel van je verslag.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer overleg met de familie over alle vijf de aspecten van de persoonlijke verzorging van de cliënt: wassen, toiletgang, uiterlijke verzorging, mobiliteit en slaap/waakritme.

Ondersteun de cliënt bij de persoonlijke verzorging in samenwerking met de familie.

Maak een verslag. Hierin sluit je aan bij wat je in de voorbereiding al hebt vastgelegd.

- Geef concreet aan waar het overleg met de familie toe geleid heeft.

- Geef concreet aan hoe je met de familie hebt samengewerkt.- Geef het aan als je iets hebt gedaan omdat het aansluit bij het

beleid van de instelling, terwijl je het zelf anders gedaan zou hebben.

- Geef aan wat je goed vond gaan en geef aan wat je moeilijk vond. Bijvoorbeeld: voelde je je meer onzeker omdat de familie erbij was? In welk opzicht en waarom? Ervaar je de samenwerking met

37Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

de familie als een taakverlichting of een taakverzwaring? Geef zo concreet mogelijk aan waarom.

Verwerken:

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 – opdracht 73

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 5, 13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s) 1,8,9,16

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) 5

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat

Je kunt overleggen en samenwerken met de familie bij de persoonlijke verzorging van de cliënt.

38Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 – opdracht 73

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

39Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 73Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

40Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 74 Stimuleer de zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging

Wat is de opdracht?

Stimuleer de zelfredzaamheid van een cliënt tijdens je ondersteuning bij de persoonlijke verzorging.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg creëert voorwaarden voor een optimale ontwikkeling van de cliënt en een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en zelfstandigheid.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert afstemmen op en optimaal gebruik te maken van de zelfredzaamheid van de cliënt. Je leert uit te gaan van wat de cliënt kan in plaats van wat hij niet kan. Je leert de cliënt te stimuleren en te bemoedigen. Je leert je hierin te houden aan de lijn van de instelling.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt(en) in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten voor elk gebied van de persoonlijke verzorging in aanmerking komen.

Bestudeer schriftelijke informatie over de cliënt. Beschrijf in je eigen woorden zijn ontwikkelingsniveau op cognitief, sociaal of psychomotorisch gebied. Beschrijf ook zijn concrete vaardigheden op het gebied van persoonlijke verzorging. Dit wordt het eerste deel van je verslag.

Stel nu al zoveel mogelijk vast over hoe je de zelfredzaamheid gaat stimuleren. Houd wel ruimte voor een andere aanpak als de situatie daar om vraagt.

Bespreek je voorbereiding met de BPV-begeleider en ga na of je beantwoordt aan de lijnen die in de instelling aangehouden worden.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je begeleiding uit volgens je planning. Stimuleer en bemoedig de cliënt bewust.

Schrijf een verslag.- Geef aan wat je concreet gedaan hebt om de zelfredzaamheid van

de cliënt te stimuleren. Laat zien hoe dat aansluit bij zijn bestaande vaardigheden (het eerste deel van je verslag).

- Laat zien of je aansloot bij de lijnen van de instelling. Waar je dat niet deed, geef ja aan waarom niet.

41Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

- Geef aan hoe de cliënt reageerde. Was hij coöperatief? Wilde hij graag zoveel mogelijk zelfredzaam zijn? Of juist niet? Bood hij weerstand?

Verwerken:

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 74

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 5,9,13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s) 5

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider, je collega’s.

Gewenst resultaat

Je kunt een cliënt stimuleren in zijn zelfredzaamheid. Je kunt je hierbij houden aan de richtlijnen van de instelling.

42Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 74

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

43Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 74Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

44Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 75 Begeleid volgens een geschikte methodiek

Wat is de opdracht?

Begeleid vijf verschillende cliënten bij vijf aspecten van de persoonlijke verzorging en kies hierbij de meest geschikte methodiek.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg past begeleidingsmethodieken en interventies op een goede wijze toe.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert om de juiste methodiek te hanteren in je begeleiding.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënten in aanmerking komen. Maak een overzicht van de methodieken die je kent, en die bij het gebied

van persoonlijke verzorging aan de orde zijn. Bepaal welke methodieken je gaat gebruiken en waarom. Dit wordt het

eerste deel van je verslag. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze

opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Ondersteun de vijf cliënten volgens de methodieken die je hebt gekozen. Schrijf een verslag. Ga hierin na of je methodiek effectief is geweest en

geef aan waarom. Geef eventueel aan wat het nadeel van de gebruikte methodiek was (denk aan tijdsduur, ontwikkelingskansen, motivatie van de cliënt, afspraken in het team en dergelijke). Hoe kun je dit nadeel opvangen?

Verwerken:

Bespreek de verslagen in je klas. Maak een klassikaal overzicht, per gebied van persoonlijke verzorging.

Geef bij elk gebied de beschikbare methodieken aan. Overleg welke methodiek het meest effectief is gebleken. Geef dat aan in het overzicht door een cijfer van 0 tot 5.

Bespreek je verslag met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een

45Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. Het klassikale overzicht. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 75

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 1,2,8,9, 13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, keuze uit thema (‘s) die bij de gekozen cliënt passen (6 t/m 14)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider, je collega’s.

Gewenst resultaat

Je weet welke methodieken je kunt gebruiken op het gebied van de persoonlijke verzorging. Je kunt bewuste keuzes maken in een concrete begeleidingssituatie. Je hebt zicht op de mogelijke nadelen van een bepaalde methodiek en kunt die opvangen.

46Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 75

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

47Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 75Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

48Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 76 Ondersteun volgens procedures

Wat is de opdracht?

Ondersteun een cliënt of een aantal cliënten bij de persoonlijke verzorging waarbij je specifiek aandacht besteedt aan het naleven van procedures en protocollen.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg kent de procedures van de instelling en sluit zich hier bij aan.

De medewerker maatschappelijke zorg houdt zich nauwgezet aan bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert welke procedures je BPV-instelling hanteert, en waarom. Je leert deze procedures in je begeleiding toe te passen.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënt(en) in aanmerking komt/komen.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in aanmerking komen voor je begeleiding.

Vraag aan je BPV-begeleider of je een gesprek kunt voeren met een collega over de achtergronden van de procedures.

Bestudeer de procedures die in je BPV gelden, en maak per gebied van de persoonlijke verzorging een overzicht. Dit overzicht vormt het begin van je verslag.

Bespreek de achtergronden van deze procedures met je collega. Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze

opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Begeleid de cliënt(en) en laat zien dat je volgens de geldende protocollen en procedures werkt. Doe dit op de vijf aspecten van persoonlijke verzorging:

- wassen;- toiletgang;- uiterlijke verzorging (bijvoorbeeld aankleden);- mobiliteit (bijvoorbeeld van en naar het activiteitencentrum gaan);- slaap-waakritme (bijvoorbeeld naar bed brengen).

Schrijf een verslag. Beschrijf per gebied van de persoonlijke verzorging of je alle procedures hebt gehanteerd, en waarom wel of niet. Geef aan wat er goed ging, en welke verbeterpunten je ziet. Als de cliënt het goed vindt, kun je een foto van hem toevoegen.

49Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Verwerken:

Bespreek je verslag met een groepje van vijf klasgenoten. Wissel je verbeterpunten uit en geef elkaar tips.

Maak klassikaal een overzicht per gebied van persoonlijke verzorging, van de vijf meest gebruikte procedures en de reden waarom ze gehanteerd worden.

Bespreek je verslag met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag. De tips voor je verbeterpunten. Het klassenoverzicht van de 5 meest gehanteerde procedures. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 76

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 1,2,4,5,8,9

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat

Je weet welke procedures en protocollen in jouw instelling gehanteerd worden bij de persoonlijke verzorging. Je begrijpt waarom deze procedures en protocollen er zijn. Je kunt zelf werken volgens procedures en protocollen. Je weet welke procedures het meest in instellingen voorkomen.

50Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 76

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

51Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht76Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

52Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 77 Besteed aandacht aan hygiëne en het belang ervan

Wat is de opdracht?

Ondersteun cliënten bij de persoonlijke verzorging waarbij je specifiek aandacht besteedt aan de hygiëne.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg draagt in de ondersteuning maatschappelijke normen uit ten aanzien van hygiëne en persoonlijke verzorging.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert het belang van hygiënisch handelen en je leert hoe je hygiënisch kunt handelen bij het ondersteunen van cliënten.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënten in aanmerking komen. Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in

aanmerking komen. Bestudeer de protocollen en procedures die de instelling heeft op het

gebied van hygiëne. Maak hiervan een schema. Bereid je activiteiten voor en stel nu al vast hoe je specifiek aandacht gaat besteden aan hygiëne.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je activiteiten uit. Maak een verslag. Geef concreet aan hoe je datgene wat in je

voorbereiding staat, hebt uitgevoerd. Laat ook zien waarin je het anders hebt aangepakt, en waarom. Geef aan wat er goed ging en geef verbeterpunten aan.

Verwerken:

Bespreek je verslag in een groep van vijf klasgenoten. Geef elkaar tips om de verbeterpunten aan te pakken. Maak klassikaal een overzicht van de tien meest voorkomende regels of

protocollen die in instellingen gehanteerd worden op het gebied van hygiëne.

Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

53Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Bewaren:

Het schema. Je verslag. Het klassenoverzicht van de tien meest voorkomende regels of protocollen

op het gebied van hygiëne. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 77

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 7 en 13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, keuze uit thema (‘s) die bij gekozen cliënten passen ( 6 t/m 14)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider of je docent.

Gewenst resultaat

Je kent de protocollen die er in jouw instelling gehanteerd worden op het gebied van hygiëne. Je kunt deze protocollen of regels toepassen in je begeleiding. Je bent op de hoogte van de meest voorkomende regels of protocollen op het gebied van hygiëne die je kunt tegenkomen in instellingen.

54Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 77

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

55Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 77Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

56Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 2.1 Stimuleert de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Fase 2 Opdracht 78 Begeleid een cliënt die weerstand vertoont

Wat is de opdracht?

Ondersteun vijf cliënten die ieder op één gebied van de persoonlijke verzorging weerstand bieden.

Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij de dagelijkse persoonlijke verzorging overeenkomstig de afspraken in het begeleidingsplan.

De medewerker maatschappelijke zorg leeft zich in in de leefsituatie van de cliënt en kan noden en behoeften vertalen naar adequate zorg en ondersteuning.

Wat leer je door de opdracht?

Je leert om cliënten die weerstand bieden, effectief te begeleiden. Je leert om te gaan met weerstand, in aansluiting op de richtlijnen binnen je instelling.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden:

Bespreek met de BPV-begeleider welke cliënten in aanmerking komen. Kies cliënten die weerstand bieden op een van de vijf aspecten van persoonlijke verzorging (wassen, toiletgang, uiterlijke verzorging, mobiliteit, slaap-waakritme). Bijvoorbeeld, een cliënt die een hekel heeft aan zich wassen, een cliënt die niet naar de toilet wil of op de toilet weerstand biedt of zijn ontlasting ophoudt, een cliënt die niet naar bed wil of niet uit bed wil komen…etc.

Bespreek met de BPV-begeleider welke activiteiten of situaties in aanmerking komen.

Bestudeer informatie over de cliënten. Ga op zoek naar de aard van de weerstand en de achtergrond. Bepaal op grond hiervan hoe je hem het beste kunt begeleiden. Breng dit onder in een schema. Geef in je schema ook aan hoe je respect toont voor de cliënt, denk bijvoorbeeld aan de toiletgang. Dit schema is het eerste deel van je verslag.

Spreek met je BPV-begeleider een evaluatiemoment af waarop je deze opdracht kunt nabespreken.

Uitvoeren:

Voer je begeleidende activiteiten uit volgens plan. Maak een verslag, en sluit daarbij aan bij je voorbereiding. Laat zien hoe je

begeleid hebt, en laat de samenhang zien met de achtergrond van de weerstand. Geef aan wat er goed ging en signaleer verbeterpunten.

Verwerken:

Bespreek de verslagen in je klas. Maak een overzicht per situatie van de meest effectieve benaderingen bij

weerstand.

57Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Wissel klassikaal tips uit voor de verbeterpunten. Bespreek je bevindingen met de BPV-begeleider. Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met je BPV-begeleider. Ga in dit verslag met name in op jouw inbreng in dit gesprek en de feedback die je kreeg. Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren:

Je verslag Het klassenoverzicht van de meest effectieve benaderingen bij weerstand. De tips voor jouw verbeterpunten. Het reflectieverslag. Het beoordelingsprotocol.

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 78

Waar kun je informatie vinden?

Boek(en):

Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s) 8,9,13

Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s)

Maatschappelijke zorg; SAW 3, keuze uit thema (‘s) die bij de gekozen cliënt passen ( 6 t/m 14)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je BPV-begeleider.

Gewenst resultaat

Je hebt inzicht in de manier waarop cliënten weerstand kunnen vertonen. Je hebt inzicht in de achtergronden van weerstand en je kunt op grond hiervan bepalen hoe je begeleidt. Je weet welke benadering het meest effectief is bij weerstanden.

58Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 2.1 - opdracht 78

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie D Aandacht en begrip tonen

Componenten Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

O V G

1 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de mening van de ander.

2 Je laat in je houding zien dat je begrip hebt voor de gevoelens van de ander.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie C Begeleiden

Componenten Anderen ontwikkelen

Motiveren

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen te bereiken.

2 Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie F Ethisch en integer handelen

Componenten Integer handelen – Ethisch handelen

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je gaat discreet om met privacy.

2 Je komt gemaakte afspraken na die met de cliënt zijn gemaakt.

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Componenten Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden

Prestatie-indicatoren O V G

1 Je voert handelingen snel en accuraat uit volgens ergonomische voorschriften.

59Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 2.1

Datum Opdracht 78Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

60Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Proeve B, werkproces 2.4 (Maak je op school)

Workshop creatieve vaardigheden 2.4

Met 2 personen ontwikkel je een interessante en leerzame workshop voor je klas en/of cliënten. Al je know-how op het gebied van creatieve vaardigheden gebruik je om de anderen te verrassen met een inspirerende en leerzame workshop. Zomaar een snel lesje invullen is dus niet de bedoeling…….!

Werkwijze eerste les:

1. Team samenstellen2. Brainstormen m.b.t. de doelen en de uitvoering van de workshop3. Praktische voorbereiding van de uit te voeren activiteiten4. Optie: nadenken over de benodigde, aanwezige? eventueel aan te schaffen

materialen.Aandachtspunten voor de voorbereiding van je workshop:

- Je bepaalt met wie je de workshop gaat aanbieden en je legt de datum vast. Vervolgens ga je alle opties bespreken om je workshop tot een succes te maken!

- Je hebt 2 a 1.5 uur lessen om de workshop op papier voor te bereiden- De les duurt 1,5 uur, je maakt een les van minimaal een uur.- Je maakt een overzicht van o.a de tijd, de benodigde materialen, aanschaf in overleg

met de docent etc.- Je maakt een workshop boekje met een aansprekende voorkant, inhoudsopgave,

introductie op de workshop en een plan van aanpak.- Je maakt een plan van aanpak van je workshop, die je ter beoordeling

VOORAFGAANDE AAN JE ACTIVITEIT, indient bij de docent! Dit mag je gezamenlijk doen!

- Na de workshop maak je een reflectie en evaluatie, ieder voor zich! En die dien je ter beoordeling in bij de docent.

Succes en veel plezier!!!

61Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Oefenopdracht werkproces 3.2/3.3/3.5

62Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorgFase B Opdracht 162 Kennis van het vakgebied inzetten bij verbetertrajectenWat is de opdracht? Zet kennis van het vakgebied in bij verbetertrajecten.Beroepscontext De medewerker maatschappelijke zorg is in staat zijn kennis van het

vakgebied in te zetten bij verbetertrajecten.Wat leer je door de opdracht?

Je leert hoe jij je kennis van het vakgebied in kunt zetten bij verbetertrajecten.

Waar voer je de opdracht uit?

Tijdens de BPV.

Hoe voer je de opdracht uit (stappen)?

Voorbereiden: Inventariseer welke verbetertrajecten er binnen jouw instelling zijn. Geef aan op welk verbetertraject jij jouw vakkennis wil inzetten.

Uitvoeren: Maak een plan van aanpak waarin je jouw kennis van het vakgebied

inzet bij een verbetertraject. Beschrijf nauwkeurig wat er verbeterd dient te worden en hoe je dat denkt te gaan doen.

Presenteer je plan aan je collega’s en leidinggevende(n) en vraag om feedback.

Verwerken: Maak een reflectieverslag, waarin je terugblikt op de voorbereiding en

uitvoering en het gesprek met collega’s en leidinggevende(n). Verwerk er ook de prestatie-indicatoren, de theorie en eventueel een aandachtspunt voor je POP in.

Bewaren: Inventarisatie Plan van aanpak Reflectieverslag

Waar word je op beoordeeld?

Zie BEOORDELINGSPROTOCOL WP 3.2 - opdracht 162

Waar kan ik informatie vinden?

Boek(en):Cliënt en omgeving; SAW 3 & 4, thema (‘s)Methodisch begeleiden; SAW 3 & 4, thema (‘s)Communicatie en organisatie; SAW 3 & 4, thema (‘s) 12Maatschappelijke zorg; SAW 3, thema (‘s)

Wie kan je helpen bij de opdracht?

Je praktijkbegeleider.

Gewenst resultaat De medewerker maatschappelijke zorg heeft zijn kennis van het vakgebied ingezet bij verbetertrajecten.

63Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015

BEOORDELINGSPROTOCOL WP 3.2 - opdracht 162

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteitszorgCompetentie T Instructies en procedures opvolgenComponenten Instructies

opvolgenWerken conform voorgeschreven procedures

Werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen

Prestatie-indicatoren O V G

1

Je werkt conform de aanwijzingen van je leidinggevende/het team en houdt je nauwgezet aan bestaande protocollen, werkprocedures en voorschriften, zodat geen onnodige risico’s ontstaan en kwaliteit van de werkzaamheden gewaarborgd wordt.

Aftekenen oefenopdracht. Fase B werkproces 3.2/3.3/3.5

Datum Opdracht 162Naam Handtekening

Student

Werkbegeleider

Docent

Instelling

64Oefenopdrachten 2e leerjaar niveau 32014-2015