jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze...

35
Studentenhandleiding - Basiscommunicatie – VP & VZ & MZ Cohort 2019-2020 Renske van Berlo Noor van Overdijk Sultan Dogan

Transcript of jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze...

Page 2: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Lesprogramma:

Vak: Communicatie: basiscommunicatie

Opleiding: VP, VZ & MZ

Aantal bijeenkomsten: 9 x 90 minuten

Voorwaarden voor deelname: Op tijd zijn, actieve beroepshouding, voldoende aanwezigheid

Voorwaarden voor afsluiting: Opdrachtenbundel inleveren in week 10 & presentatie

1. Basiscommunicatie:- Uitleg vak- Uitleg studentenhandleiding

Theorie:- Wat is communicatie?- Verbale en non-verbale communicatie

Opdrachten:- 1 t/m 5

2. Theorie:- Samenwerken- Overleggen

Opdrachten: - 6 t/m 12

3. Theorie:- Relaties- Contact maken- Zones van contact

Opdrachten: - 13 t/m 17

4. Theorie:- LSD luisteren, samenvatten en doorvragen

Opdrachten: - 18 t/m 21

5. Theorie:- Vergaderen- Notuleren

Opdrachten: - 21 t/m 24

6. Theorie:- Reflecteren

Opdrachten:

Page 3: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

- 25 t/m 297. Theorie:

- PresenterenOpdrachten:

- 30 t/m 348. Theorie:

- PresenterenOpdrachten:

- 30 t/m 349.

Page 4: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Les 1

Communicatie lessen zijn ter voorbereiding/ ondersteuning van het projectonderwijs.Hierin ga je veel communiceren met allerlei mensen.Ook is communicatie een belangrijk onderdeel van jouw toekomstig beroep, omdat je de gehele dag met mensen omgaat.

Opdracht 1: Brainstorm ‘Communicatie’1. De klas wordt verdeeld in vier groepen. 2. Elke groep krijgt een vel A2-papier en schrijft hier al hun associaties m.b.t. het woord

‘Communicatie’ op. 3. Je krijgt 10 minuten de tijd om te brainstormen.4. Na afloop worden de vellen op het bord gehangen en worden ze nabesproken. 5. Voeg een foto van je brainstorm toe aan de opdrachtenbundel

Wat is communicatie? Communiceren doe je altijd en overal. Het is niet mogelijk om niet te communiceren. Zelfs als je stil zit, niet beweegt en niemand aankijkt, ben je nog aan communiceren. Hoe dat kan?

Communiceren is het uitwisselen van informatie.

Dat wil zeggen dat je informatie geeft aan een ander. Dat kan informatie zijn over wat je denkt, over hoe je je voelt, een mededeling of een gesprek over koetjes en kalfjes.

Informatie geef je niet alleen met woorden. Ook met je lichaam, je houding, je gezichtsuitdrukking, de gebaren die je maakt en de kleding die je aan hebt, geef je informatie aan anderen. 75 % communiceer je non-verbaal.

Denk maar eens terug aan de eerste keer dat je iemand ziet. Je krijgt een eerste indruk van iemand, op basis van zijn of haar uitstraling. Ook als je nog geen woord hebt gewisseld met elkaar, bepaal je voor jezelf of iemand je aardig lijkt of juist niet. Dat doe je onbewust.

Page 5: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Het communicatieproces:Communicatie gaat over en weer. Er zit voortgang in, en daardoor is het een proces. We hebben het hier dan ook over een communicatieproces. Dit proces kun je weergeven in een schema (zie afbeelding op vorige bladzijde)

1. Een zender geeft een boodschap aan een ontvanger. De zender is de bron van de informatie die gegeven wordt.

2. De boodschap kan van alles zijn: gedachten, gevoelens, een zakelijke mededeling of een vraag.

3. De boodschap kan op allerlei manieren verpakt worden. Dat is de manier waarop de boodschap gebracht wordt. De zender bepaalt hoe hij iets zegt, met welke woorden, op welke toon en met welke gebaren. We noemen dat coderen.

4. De ontvanger krijgt de boodschap van de zender. Met de informatie en de verpakking van de zender, moet hij de boodschap ontcijferen. Hij ontvangt de boodschap en heeft er dan betekenis aan. Dit heet decoderen.

5. De ontvanger kan dan weer een boodschap terugsturen naar de zender. Dat noemen we feedback.

6. Als de ontvanger zelf een boodschap terugstuurt, dan wordt hij zelf de zender van deze boodschap. Op deze manier blijft het communicatieproces op gang.

7. Ook als de ontvanger niets zegt, zendt hij een boodschap uit. Dan kan de zender namelijk denken: ‘hij heeft me niet gehoord’ of ‘het interesseert hem niet’.

8. Het kan zijn dat een boodschap niet goed aankomt. Dan is er sprake van ruis. Ruis zijn omgevingsgeluiden, maar ook hoe jij je op dat moment voelt.

Ruis is een communicatiestoring waardoor de boodschap niet goed overkomt.Dit kan zich voordoen in alle onderdelen van het communicatieproces, zowel intern als extern. Interne ruis is ruis die ligt bij de zender of ontvanger. Externe ruis is een storing buiten het communicatieproces.

Voorbeelden:RuisIntern Externhet spreken van verschillende talen, onduidelijk praten, vooroordelen, negatieve instelling, emoties (positief en negatief)afgeleid zijn, hoofdpijn hebben, met volle mond praten, dronken zijn.

lawaaierige ruimte, telefoontje in de klas, storende geluiden, kou, warmte, krakende telefoonlijn, onduidelijk handschrift, kapotte laptopslechte kopieën.

Page 6: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Voorbeeld van het communicatieproces: Anne staat met haar handen in haar zij, haar wenkbrauwen gefronst en zegt met verheven stem tegen Hans: ‘Heb je die opdracht nou nog niet af?’Hans antwoord: ‘Sorry Anne, ik wist niet dat het vandaag af moest zijn. Ik zie dat je boos op me bent.’

In het voorbeeld is Anne de zender en Hans de ontvanger. Anne stuurt de boodschap: ‘Heb je die opdracht nou nog niet af?’ De code bij deze boodschap is haar houding (handen in de zij), gezichtsuitdrukking (gefronste wenkbrauwen) en toon van haar stem (verheven).

Hans ontvangt de boodschap en decodeert deze: aan haar houding, gezichtsuitdrukking en toon kan hij merken dat Anne boos is.

Staan Anne en Hans in een drukke schoolkantine, dan kan het geluid van andere mensen ruis van buitenaf zijn. Is Anne erg verkouden en praat ze binnensmonds, dan is dit interne ruis.

Opdracht 2: de eerste indruk 1. Iedereen in de klas ziet een foto van een persoon (het hoofd). 2. Studenten kijken naar de afbeeldingen en schrijven op papier: Hoe zie je deze persoon? Wat zou dat voor iemand zijn? Waar aan zie je dat?

Opdracht 3: wat doe je met een eerste indruk?1. Wat doet een eerste indruk van mensen met jou?2. Hoe ga je om met een eerste indruk van mensen als deze niet positief zijn straks als

stagiaire begeleider, verzorgende of verpleegkundige?

Opdracht 4: voorstellen; een goede eerste indruk gevenAlle studenten komen naar de docent toe en stellen zich voor aan de docent. Dit zou straks in de praktijk ook een teamleider, ouder of praktijkopleider kunnen zijn.

1. Waarom is een eerste indruk van jou aan de cliënt belangrijk straks in de praktijk of 2. als je naar de praktijk moet voor je project?3. Hoe geef je een eerste goede indruk?4. Waar let jij op tijdens het voorstellen?5. Wat is een goede handdruk?6. wat is een goede non-verbale houding?7. Hoe stel je je verbaal voor? ( voornaam, achternaam??)8. Wie moet zich het eerste voorstellen?

Opdracht 5: verbale en non-verbale communicatie1. Kun je alleen met woorden communiceren? Licht je antwoord toe.2. In welke situatie stuur je liever iemand een appje of mailtje i.p.v. dan dat je belt? Wat

heeft dat met de inhoud van jouw boodschap te maken?3. Wat is verbale communicatie?4. Wat zijn voorbeelden van verbale communicatie?5. Wat is non-verbale communicatie?

Page 7: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

6. Wat zijn voorbeelden van non-verbale communicatie?

Les 2___________________________________

Tijdens je opleiding zal je veel samenwerken. Ook in je beroep werk je niet alleen. Je hebt collega`s om je heen met wie je samen een team vormt. Als je in en team werkt, betekent dat vanzelf dat je samenwerkt. Als iedereen op eigen houtje en naar eigen inzicht handelt, wordt het en zooitje.Hoe goed je kunt samenwerken en wat jouw eigen bijdrage aan de samenwerking kan zijn, gaan we in deze les bespreken.

Opdracht 6: samenwerken1. Wat versta jij onder samenwerken?2. Noem eens 3 voorbeelden van wanneer jij hebt samen gewerkt?3. Wat verliep goed tijdens die samenwerking?4. Wat verliep minder goed tijdens die samenwerking?5. Wat vind jij belangrijk tijdens het samenwerken? Noem 3 punten.

Voorwaarden voor samenwerken:1) Een duidelijk gezamenlijk doel.

Alle teamleden moeten duidelijk hebben welk doel ze nastreven en wat ieders taak hierbij is. In een team waar onduidelijkheid is, ontstaat verwarring. Dit kan leiden tot discussies en irritaties; niet bevorderlijk voor een goede samenwerking.

2) Functie en rolacceptatie.Teamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken. Bijvoorbeeld: een teamlid is voorzitter / leider. Laat de leiding dan ook bij deze persoon. Als hij / zij de leiding niet neemt, spreek deze persoon er dan op aan. Elkaar aanspreken kan moeilijk / eng zijn, immers: je weet niet hoe de ander zal reageren. Bij het onderdeel feedback komen we hier op terug.

3) Persoonlijke verhoudingen.Relaties op je werk / school (functionele relaties) zijn anders dan persoonlijke relaties. In een team zitten mensen bij elkaar die niet altijd voor elkaar kiezen en toch afhankelijk zijn van elkaar. Een veilige sfeer is hierbij erg belangrijk. Een sfeer waarin mensen zichzelf kunnen zijn en zich prettig voelen is een belangrijke basis voor een goede samenwerking.

4) Gemotiveerde teamleden.Dit is misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor het goed functioneren van een team: de motivatie van teamleden. Ieder dient zijn deel te doen en zich aan de afspraken te houden. Immers als iemand verzaakt dan is het werk niet (op tijd) af.

Voorwaarden samenwerkend leren. Positieve wederzijdse afhankelijkheid je hebt elkaar nodig. Individuele verantwoordelijkheid iedereen moet zelf het antwoord weten Directe interactie Samenwerkingsvaardigheden Evaluatie van het groepsproces

Page 8: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 7: samenwerkingsopdracht in een groepje1. Per groepje: 1 stift, 4 touwtjes, 1 vel papier.2. Bind de touwtjes om de stift. Ieder groepslid pakt een uiteinde van het touwtje.3. Samen tekenen jullie een vierkant en een cirkel op het vel papier (dus; zonder de stift

aan te raken).4. Zet er eventueel de namen bij…5. Hang jullie product op het bord.6. Maak een foto van jullie product en voeg dit toe aan de opdracht.

Opdracht 8: samenwerkingsopdracht met de klasDocent geeft uitleg in de les over samenwerkingsopdracht.

Jouw bijdrage aan samenwerkingWe hebben het gehad over de voorwaarden waaronder een team goed kan samenwerken. Het succes hangt van meer factoren af: bijvoorbeeld de samenstelling van een team of groep. Een andere belangrijke factor is jouw eigen bijdrage aan de samenwerking.

In een team heeft ieder lid een eigen, individuele verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van een team. Daarvoor moet je beschikken over 2 soorten vaardigheden:

1) Functionele vaardigheden2) Sociale vaardigheden

Functionele vaardigheden zijn vaardigheden die op het werk gericht zijn. Denk hierbij o.a. aan het maken en nakomen van afspraken, advies kunnen vragen en geven.

Sociale vaardigheden zijn gericht op omgaan met elkaar.Hierbij kun je denken aan: inlevingsvermogen, feedback geven en ontvangen, assertief zijn en echtheid.

Tijdens het samenwerken in een team of groep zal je je groepsgenoten weleens aanspreken op hun gedrag. Dit noemen we feedback.Als je de ander feedback geeft, wil je dat er iets verandert. Anders heeft de feedback geen zin. Degene die de feedback ontvangt, moet dit kunnen ontvangen en verwerken. Dit kan het beste als de feedback op een positieve en opbouwende manier gebracht wordt en in een open en veilige sfeer.

Page 9: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 9: energizer feedbackkaartenJe krijgt de opdracht van je docent.

Voorwaarden voor het geven van feedback1) Open staan voor elkaar2) Veiligheid en vertrouwen

Feedback is altijd gericht op het gedrag van de ander, nooit op de persoon zelf.Bijvoorbeeld:NIET: wat ben jij vervelendWEL: wat je nu doet, vind ik niet leuk

Jij stoort je aan bepaald gedrag van de ander, praat dus vanuit jezelf. Dit noemen we “ik-boodschap”.Geef feedback op wat je ziet in het gedrag van de ander (benoem feiten).

Regels voor het geven van feedback:1) Geef ik-boodschappen (ik zie, ik vind, ik hoor)2) Zeg wat het gedrag met je doet3) Geef zowel positieve als negatieve feedback (begin altijd met positief)

Ik vind het goed dat je….Ik vind het jammer dat je….

4) Vraag na of je feedback klopt5) Wacht niet te lang met het geven van feedback

Page 10: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 10: Feedback geven1. Je gaat feedback geven aan degene die naast je zit2. Geef elkaar feedback (volgens de regels die we net besproken hebben)3. 1 persoon start en geeft de ander positieve feedback, vanuit “Ik vind”…

a. Omdat je elkaar misschien nog niet zo goed kent, kan de opdracht best moeilijk zijn. Je geeft iemand dan feedback op wat je hebt gehoord / gezien van deze persoon. Benoem dit dan ook.

b. Bijvoorbeeld: ik zie dat je….En ik vind dat..4. Klassikaal nabespreken

Feedback ontvangen:Het kan lastig zijn om feedback te geven, maar het is ook lastig om op een goede manier feedback te ontvangen. Mensen zijn soms geneigd boos te worden als ze iets horen over hun gedrag wat ze niet leuk vinden. Dit komt omdat ze zich dan aangevallen voelen.Aan de andere kant; als je nooit feedback zou krijgen, zou je niet weten wat andere van jouw gedrag vinden. Je zou niet weten of je het goed deed of juist niet. Dat zou betekenen dat je jezelf ok nooit zou kunnen verbeteren. Op deze manier bekeken, geeft feedback je de kans om te leren.Als je feedback krijgt moet je dit zien als een cadeautje; de ander geeft je tips om je gedrag te verbeteren.

Regels voor het ontvangen van feedback:1) Beschouw de feedback positief2) Vraag zo nodig om verduidelijking3) Ga niet in de verdediging4) Maak afspraken voor de toekomst5) Neem de ander, en de feedback serieus (bedank de ander eventueel voor de gegeven

feedback)

Als je ervan uitgaat dat je je voordeel kunt doen met feedback, heb je er meer aan.Je schiet er niets mee op als je boos wordt. Ook als je vindt dat de ander ongelijk heeft, moet je proberen om positief te blijven. Kennelijk ervaart de nader jouw gedrag als storend, ook al bedoel je dat niet zo.

Page 11: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 11: Feedback ontvangen1. Vorm een tweetal2. Geef elkaar feedback (volgens de regels die we net besproken hebben)3. 1 persoon start en geeft de ander negatieve feedback, vanuit “Ik vind”…4. Omdat je elkaar misschien nog niet zo goed kent, kan de opdracht best moeilijk zijn.

Je geeft iemand dan feedback op wat je hebt gehoord / gezien van deze persoon. Benoem dit dan ook.

5. Bijvoorbeeld: ik zie dat je….En ik vind dat..6. Houd bij het ontvangen van de feedback, de regels hiervoor aan.7. Daarna wissel je van rol 8. Klassikaal nabespreken

Opdracht 12: 5G’sKies een moment en evalueer het proces. Pas de 5 G`s eens toe op jezelf en een klassensituatie.TIP: benoem bij de gebeurtenis ook concreet wat er gebeurde.Houd het bij deze gebeurtenis en ga niet op de persoon zitten.DUS: geen namen…..

Zie volgende pagina voor schema

De 5 G’sTussen een situatie die je meemaakt en het gevoel wat je hebt zit altijd één of meer gedachten. Soms denk je (of heb je het gevoel) dat dit niet zo is. Maar dit is alleen het teken dat je gedachten snel en automatisch hebben plaatsgevonden, je hebt ze niet 'bewust' gedacht. Gebeurtenissen en de interpretaties hiervan leiden tot bepaalde gevoelens, die op hun beurt weer de gedragingen van iemand bepalen. En dat heeft natuurlijk weer gevolgen voor de situatie waarin iemand zich op dat moment bevindt.

1. Gebeurtenis2. Gedachten3. Gevoel4. Gedrag5. Gevolg

Page 12: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Les 3 ___________________

Soorten relatiesIn je leven ga je verschillende soorten relaties aan. Voorbeelden hiervan zijn liefdesrelaties, broer-zus relatie, moeder-dochter relatie, docent-student relatie, zorgverlener/begeleider-zorgvrager relatie, etc.

Sommige van deze relaties kies je zelf, zoals een liefdesrelatie, en sommige relaties kies je niet zelf. Een relatie met een zorgvrager is een relatie die je niet zelf kiest, omdat je niet zelf je cliënten uit mag kiezen. Deze relatie is ook anders dan een liefdesrelatie. Het begrip ‘relatie’ heeft dus verschillende betekenissen.

In relaties maken we een onderscheid in: 1. Persoonlijke relaties2. Functionele relaties

Page 13: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Persoonlijke relatieEen persoonlijke relatie is een relatie wanneer mensen geïnteresseerd zijn in elkaar.

Het doel van de relatie is de relatie op zich, dus bijvoorbeeld vriendschap. De interesse richt zich op de persoon als geheel en heeft een onbegrensde duur. Dat betekent dat deze relatie bestaat zolang er wederzijdse interesse in elkaar bestaat. Van privacy is weinig sprake, omdat er veel persoonlijke onderwerpen gedeeld worden. De privacy kan bestaan waarin niets doorverteld wordt wat gedeeld wordt.

Privacy naar elkaar is er minder omdat onderwerpen in vertrouwen verteld worden. Tegen je beste vriendin vertel je hoe een spannende date gegaan is, tegen je zus vertel je over je ruzie met je moeder en tegen je echtgenoot vertel je wat je dwars zit op je werk. Dat deel je in vertrouwen met elkaar.

Beide partijen hebben ongeveer dezelfde verwachtingen en delen de behoefte om met elkaar van gedachte te wisselen. Je praat over alledaagse dingen, maar ook wat je bezighoudt en de gevoelens die je hebt.

Kenmerken van deze relatie zijn: Er kunnen persoonlijke dingen besproken worden. Beide partijen hebben ongeveer dezelfde verwachtingen. De emotionele band is een kenmerk van deze relatie. Men gaat vertrouwelijk met elkaar om. Hoe meer vertrouwen er is, hoe persoonlijker

het wordt.

Functionele relatieEen functionele relatie is taakgericht. In zorg en welzijn betekent dit, dat de relatie erop gericht is om hetzelfde hulpverleningsdoel te bereiken.

In een functionele relatie zoeken we de ander op vanwege zijn functie. Een functionele relatie is taakgericht. Dat maakt het een ‘zakelijke relatie’. In de zorg en welzijn is een functionele relatie bedoeld om een hulpverleningsdoel te bereiken.

In het project ga je ook een doel nastreven. Bv volledige en enthousiaste voorlichting geven aan vmbo studenten.Dat maakt jouw relatie met de student en ouders taakgericht en dus een functionele relatie. In je beroep ga je ook een functionele relatie aan.De verwachtingen hierin zijn verschillend: de een geeft hulp en de ander vraagt hulp. Er kan sprake zijn van een emotionele band, maar die is in het kader van de hulpverlening. Je bouwt dus geen vriendschappelijke of intieme relatie op met je zorgvrager. De emotionele band kan bestaan doordat er persoonlijke onderwerpen besproken worden, zoals liefde en dood. Ook doordat je de zorgvrager wast, doucht of lichamelijk verzorgt. Dat kan voor een zorgvrager heel intiem zijn.

Je zit een bepaalde rol, als beroepskracht of student. De sociale afstand is groter dan bij persoonlijk contact. De onderwerpen kunnen echter wel heel persoonlijk zijn. Van de zorgvrager wordt verwacht dat hij open over zijn problemen praat. Terwijl jij juist wat gesloten dient te zijn over je eigen privéleven. Een zorgvrager hoeft niet te weten in welke straat jij woont, waar je uitgaat of wat jouw medische geschiedenis is.

Page 14: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 13: eerste contact met stage.1. In periode 2 ga je stage lopen. 2. Je wordt (in de meeste gevallen) uitgenodigd voor een klikgesprek.3. Hoe kom je binnen?4. Waar moet je op letten?5. Spreek je iemand aan met u of met je?6. Wat moet je vertellen in een klikgesprek?7. Ga dit gesprek in tweetallen oefenen8. Klassikaal nabespreken

Opdracht 14: contact maken met de zorgvrager1. Maak groepjes van 4-6 2. Je krijgt klassikaal 2x een filmpje te zien. 3. De eerste keer kijk je naar het filmpje4. De tweede keer schrijf je individueel 6 punten op wat te maken heeft met: ‘Wat is

belangrijk in het contact maken met een zorgvrager?’ Deze punten schrijf je in de opdracht.

5. Je bespreekt dit in je groepje6. Uiteindelijk moeten jullie gezamenlijk tot 6 punten komen op de bovenstaande

vraag. Deze punten schrijf je in de opdracht. 7. We bespreken de opdracht klassikaal.

Opdracht 15: B1-K1-W6 begeleidt een zorgvrager 1. Onderstaande schema is afkomstig uit het BPV-boek2. Wat zijn je kwaliteiten?3. Wat zijn je verbeterpunten?4. Bedenk voor elke actie (hieronder beschreven) een leerdoel?5. Klassikaal nabespreken

Je hebt functionele contacten met je zorgvragers, maar ook met je collega’s. Als je bijvoorbeeld samen met hen een cliënt uit bed tilt. Je werkt samen met je collega’s om een doel te behalen. Dat maakt jullie relatie ook functioneel en taakgericht.

Kenmerken van deze relatie zijn: Alle betrokkenen zijn gericht op hetzelfde doel. Om het doel te bereiken werken zij samen. Een open opstelling naar elkaar is wenselijk, omdat het de samenwerking ten goede

komt. De deelnemers in deze relatie hebben een onwaardige positie ten opzichte van elkaar.

Uitgangspunten van een functionele relatie Grondhouding (beroepsprofiel) Beroepscode (regels en normen van het beroep) Behandelingsovereenkomst (tussen zorgvrager en zorgverlener) Gelijkwaardige samenwerkingsrelatie

Page 15: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Leerwerkplan Mbo-Verpleegkundige

Werkproces B1-K1-W6: Begeleidt een zorgvrager

Eindniveau: De zorgvrager heeft passende begeleiding ontvangen bij het kunnen hanteren van de situatie en het zo zelfstandig mogelijk functioneren.

Acties

Voert gesprekken met de zorgvrager rondom dagelijkse activiteiten, verwerking van ziekte, acceptatie van hulpmiddelen, etc.

Bejegening Laat in gesprekken (non)verbaal een professionele houding zien. Leeft zich in in de gevoelens van de zorgvrager en naastbetrokkenen.Benadert de zorgvrager en naastbetrokkenen met respect, inlevingsvermogen en geduld.

Zelfregie en zelfredzaamdheid Stimuleert de zorgvrager en naastbetrokkenen bij het nemen of behouden van zelfregie , zelfredzaamheid en samenredzaamheid. Stimuleert de zorgvrager en naastbetrokkenen op een overtuigende manier om handelingen en activiteiten zoveel mogelijk zelf uit te voeren.

Communicatie Luistert actief, vraagt door en vat samen.Communiceert op het niveau van de zorgvrager.Kan motiverende gesprekstechnieken toepassen om een zorgvrager in eigen kracht te zetten.Reageert op passende wijze op (non)verbale reacties van de zorgvrager en naastbetrokkenen. Bereidt de zorgvrager op passende wijze voor op onderzoek, operatie en/of behandeling. Zet de juiste hulpmiddelen in ter bevordering van de communicatie.

Betrekt zo nodig tijdig andere deskundigen bij het begeleidingsproces.

Reageert op passende wijze op onbegrepen en/of grensoverschrijdend gedrag.

Zones van contactIn het contact maken met anderen kun je op verschillende afstanden van elkaar zijn. Je kunt elkaar bellen of mailen, waarbij je zelfs aan de andere kant van de wereld kunt zijn. In het direct contact maken onderscheiden we drie zones waarin dit plaats kan vinden:

Intieme zone: 0 tot 45 cm. Persoonlijke zone: 45 tot 120 cm.Sociale zone: 120 tot 360 cm.

Page 16: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

De intieme zoneDe intieme zone is de zone waarin je vertrouwelijk met elkaar omgaat. Deze bestaat in persoonlijke relaties. Je kunt hierin op vertrouwelijke toon met elkaar spreken en emotionele signalen uitwisselen: troosten, knuffelen, beschermen, huilen, etc. Je kunt hierbij denken aan een liefdesrelatie, maar ook een vriendschapsrelatie of een familierelatie.

Wanneer mensen de liefde bedrijven, een hechte vriendschap of kinderen die lichaamscontact met hun ouders hebben, spreken we van een ‘dichtbije intieme afstand’. Wanneer je andere in je intieme zone toelaat, zijn ze binnen een afstand van 30 centimeter van je vandaan. Dit is dus niet iedereen die je kent! Soms is het vervelend als iemand in je ‘persoonlijke ruimte’ komt. Als het druk is in de lift of in de bus, dan wil je juist dat mensen niet tegen je aan staan, dan komen ze te dicht bij.

Als beroepskracht in zorg en welzijn zul je regelmatig de intieme zone van een zorgvrager ‘binnendringen’. Het is belangrijk dat jij je realiseert dat iedereen een intieme zone heeft en dat je rekening houdt hoe je daarmee om moet gaan. Niet voor elke zorgvrager is het prettig dat een nieuw gezicht hem of haar komt wassen. Bedenk dat je de zorgvrager op zijn gemak kunt stellen en houdt rekening met privacy.

Vraag: wat kun je doen om een zorgvrager op zijn gemak te stellen?

Persoonlijke zoneDe persoonlijke zone sluit aan op de intieme zone. Het is de ruimte waarin mensen persoonlijk contact hebben. Het varieert van iemands hand vastpakken tot een gesprek voeren op een afstand van een meter. Buiten deze zone wordt het voeren van een persoonlijk gesprek moeilijker.

Sociale zoneDe sociale zone is aanwezig is functionele en conventionele relaties. In deze zone is communicatie mogelijk zonder kans op lichamelijk contact. Deze afstand neem je in een zakelijk gesprek, in de winkel, aan de balie of bij een loket. Ook op school is er soms sprake van een sociale zone. Als iemand zich in jouw sociale zone bevindt, is het moeilijk om net te doen of hij er niet is. Soms ontstaat er een gesprekje, als je bijvoorbeeld in dezelfde treincoupé zit en de trein is onverwacht stil komen te staan. Als je geen contact wenst, dan ga je naar buiten zitten kijken of doe je je ogen dicht of zet je je mp3-speler aan. Daarmee geef je aan dat je geen contact wenst.

Initiatief tot contact makenContact maken is belangrijk in je beroep binnen zorg en welzijn. Ieder mens heeft behoefte aan contact, ook zorgvragers. Omdat je met zorg bezig bent heb je vooral veel fysiek contact met andere mensen. Daardoor kom je in de intieme contactzone. Het helpt dan om een contactgesprek te voeren.

Een contactgesprek is een persoonlijk gesprek met de zorgvrager waarbij je aansluit bij zijn of haar behoeften. Dit kan zijn:

Lichamelijk contact maken met iemand: aaien, strelen, knuffelenPsychisch gebied: emotionele ondersteuningSociaal gebied: een praatje maken

Page 17: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 16: ervaren van de zones1. Alle studenten komen vòòr hun tafel staan. 2. Er worden twee rijen gemaakt, waarbij de studenten tegenover elkaar staan en elkaar

aan kunnen kijken. 3. De rechterrij loopt langzaam naar de linkerrij toe. De studenten aan de linkerkant mogen

aangeven tot hoever de ander mag lopen, zodat het nog prettig aanvoelt. Dan zeggen ze ‘stop’.

4. Als je kijkt naar de rij, wat zegt dit? 5. Er wordt gewisseld: de rechterrij schuift allemaal één plek door en we doen de oefening

nog een keer. 6. Als je nu kijkt naar de rij, wat zegt dit?

Opdracht 17: te dichtbij komenDezelfde oefening als opdracht 17.1 Student loopt rustig naar ander student.2. De ander zegt stop daar blijft de student staan.3. Dan loopt student door en totdat ander stopteken geeft en blijft staan.4. Observatoren kijken wat we aan signalen zien bij de student waarbij over de grens wordt gegaan.

Les 4

Opdracht 18: hoe luister jij? Deze opdracht is bedoeld om te kijken op welke manier jij luistert. Beantwoord daarvoor de volgende vragen:

1. Ik luister altijd naar iemand als…2. Ik vind het moeilijk om te luisteren als…3. Ik kan niet goed luisteren naar mensen die…4. Mensen naar wie ik goed kan luisteren, zijn mensen die…5. Ik laat merken dat ik luister door…6. Ik merk dat iemand niet goed luistert als…7. Ik luister expres niet als…8. Wat ik moeilijk vind van goed luisteren…

LSD (luisteren, samenvatten en doorvragen)Je hebt verschillende niveaus van luisteren:- Passief luisteren

Nauwelijks Oppervlakkig Inhoudelijk

- Actief luisteren Empatisch luisteren

o aankijken, open houdingo non verbaal reageren, hummen, knikkeno vragen stellen, om te laten zien dat je geïnteresseerd bent en om aan de juiste

informatie te komen, doorvragen stelleno samenvatten, om te controleren of je de ander goed begrijpt, interpretaties te

checken

Page 18: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 19: luisteren in de groep1. De klas wordt opgesplitst in groepen van zes.2. Ga met je groep bij elkaar zitten en zorg dat iedereen elkaar kan aankijken. 3. Je gaat een groepsgesprek houden, waarbij vier studenten het gesprek voeren en de rest

observator is. 4. Hieronder staan twee stellingen waarover gepraat kan worden in de groep.

Stelling 1: Comazuipers moeten zelf de eerste hulp rekening betalen.

Stelling 2: Wie ongezond leeft moet meer zorgpremie betalen.

5. Ga met elkaar in gesprek en probeer actief naar elkaar te luisteren. Let hierbij op de regels die je zojuist hebt geleerd:

Kijk de ander aan Reageer Probeer je in te leven in de ander Let op je houding Stel vragen

6. De observatoren letten erop of deze regels in het gesprek worden nageleefd. 7. Hierna wordt het nabesproken en vertellen de observatoren wat zij gezien hebben. 8. Daarna wisselen de studenten van rol.

Opdracht 20: vragen stellen aan elkaar1. De klas wordt verdeeld in tweetallen. Je kiest een klasgenoot die je nog niet zo goed

kent. 2. Je gaat elkaar om de beurt interviewen over een bepaald onderwerp. 3. Je bedenkt vijf gesloten vragen en schrijft deze op. 4. Je neemt het interview af met de vijf gesloten vragen. Hierna wisselen jullie van rol. 5. Je bedenkt vijf open vragen en schrijft deze op. 6. Je neemt het interview af met de vijf open vragen. Hierna wisselen jullie van rol.

Soorten vragen Open vragen Gesloten vragen Dubbele vragen Suggestieve vragen Reflecterende vragen Doorvragen

Samenvatten1. Kort en volledig2. Inhoud en vorm3. Belangrijke zaken niet op details4. In eigen woorden ( Heb ik het goed begrepen dat..)5. Controleren of het klopt6. Goede manier om het gesprek af te sluiten

Page 19: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 21: filmpje maken “een goed gesprek”1. In tweetallen maak je een filmpje op je telefoon tussen 2 personen2. Je mag de inhoud creatief bedenken3. Laat hierin zien dat je je op een goede manier voorstelt4. Dat je een goed gesprek houdt, dat wil zeggen, goede houding, actief en empathisch

luistert. 5. klassikaal worden de filmpjes bekeken en wordt er feedback gegeven adhv de volgende

criteria:6. Wat vond je goed / minder goed (en waarom) van de volgende punten:

a. Voorstellenb. Kleding c. Non verbale houdingd. Start van het gespreke. Luisteren, samenvatten en doorvragen

7. Schrijf dit op. Deze bevindingen worden klassikaal besproken.

Les 5___________________________________Opdracht 22: brainstormWaar denk jij aan bij het woord “vergaderen”? Wat weet je er al van?

Wat is een vergadering?Een vergadering is een naam voor een overleg met een groepje collega’s of andere deelnemers in een organisatie. Denk bijvoorbeeld aan:

- Overleg met collega’s over het vakantierooster in een verzorgingshuis.- Overleg over de voortgang van jouw werk bij een mevrouw waar jij werkt in de thuiszorg.- Overleg over de sportmiddag die georganiseerd wordt in de instelling voor verstandelijk

gehandicapten.- Zorgoverleg in een verpleeghuis.- Of op school als je samenwerkt tijdens een project.

We noemen een vergadering pas een vergadering als er1. een agenda is2. een voorzitter is3. deelnemers zijn4. een schriftelijk verslag wordt gemaakt: notulen

Page 20: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

AgendaOm te weten welke onderwerpen in een vergadering aan bod komen, is er een agenda. Op die agenda staan de onderwerpen genummerd onder elkaar in de volgorde waarin ze in de vergadering aan bod komen.

Het procesOm een vergadering efficiënt en gestructureerd te laten verlopen is het belangrijk dat alle deelnemers voor de vergadering en per agendapunt op de hoogte zijn van ODAT: Onderwerp: waarover praten we? Doel: waarom / met welk doel praten we over dit onderwerp? Aanpak: hoe /op welke manier praten we over dit onderwerp? Tijd: hoe lang praten we over dit onderwerp?

TIP: gebruik dit ook tijdens de project bijeenkomsten.

Voorbeeld van een agenda:De voorzitter maakt de agenda en zorgt dat alle deelnemers deze een paar dagen voorafgaand aan de vergadering ontvangen. Een agenda heeft meestal ongeveer dezelfde inhoud:

Model voor een agenda1. Opening / welkom2. Notulen van de vorige vergadering3. Mededelingen4. Agendapunten (dit aantal verschilt per vergadering)5. W.v.t.t.k. ( = Wat verder ter tafel komt)6. Rondvraag7. Sluiting

De rollen

Om een vergadering goed te laten verlopen is er een bepaalde rolverdeling nodig. De belangrijkste rollen zijn die van voorzitter, notulist en deelnemer.

Taken voorzitter Vergadering voorbereiden en leiden Agenda opstellen en deze vooraf aan de deelnemers sturen Vergadering openen Agendapunten inleiden en doel en tijd bewaken Gespreksbeurten verdelen (mensen het woord geven) De orde en de sfeer bewaken Besluitvorming stimuleren Samenvatting geven Vergadering sluiten

Taken deelnemer Voorafgaand aan de vergadering de agenda en alle bijgevoegde stukken bestuderen Over een mogelijke inbreng nadenken Tijdens de vergadering een actieve bijdrage leveren Zich medeverantwoordelijk voor het proces en de sfeer van de vergadering voelen

Page 21: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 23: taken tijdens een vergadering.Als je nu eens kijkt naar de verschillende rollen en taken die er zijn tijdens een vergadering.1. Welke taken beheers jij al?2. Welke taken lijken je (nog) moeilijk?3. Zet bij bovenstaande taken een + als jij denkt dat je deze taak al beheerst4. En zet een – voor de taken die je moeilijk lijken.5. Schrijf 2 taken op die je verder wilt gaan ontwikkelen.6. Klassikaal nabespreken.

Opdracht 24: notulerenNotuleren vanuit een filmpje. Open een word document en typ mee…

https://www.youtube.com/watch?v=dksIZoVsfCw

Taken notulist Zich goed op de vergadering voorbereiden Goed luisteren en belangrijke informatie noteren Indien nodig om verduidelijking vragen Gemaakte afspraken en besluiten controleren

De notulenEr zijn verschillende redenen om notulen te maken:Besluiten en afspraken worden vastgelegdAfwezigen kunnen in de notulen nalezen wat er besproken en besloten isDeelnemers aan de vergadering kunnen achteraf opdrachten, afspraken en besluiten nog eens nalezen

Er zijn verschillende soorten notulen:1. Uitgebreide notulen

Bij uitgebreide notulen wordt de hele inhoud en het hele verloop van de vergadering schriftelijk vastgelegd. Er wordt vastgelegd wie wat waarover heeft gezegd, hoe daarop gereageerd werd, welke conclusies er getrokken werden en welke afspraken er gemaakt werden. Uitgebreide notulen zijn van belang als men niet alleen de besluiten wil nalezen, maar ook het hele proces dat geleid heeft tot die besluiten. Dit leidt uiteraard tot zeer uitgebreide verslagen.

2. Kort zakelijk verslag Meestal is een kort zakelijk verslag voldoende. In een zakelijk verslag staat de inhoud centraal. Meestal staan hierin alleen de conclusies en besluiten met daarbij de belangrijkste argumenten op grond waarvan men tot die besluiten is gekomen.

3. Besluitenlijst De notulen eindigen vaak met een besluitenlijst. Hierin staan kort en overzichtelijk de besluiten onder elkaar. Ook kan besloten worden dat alleen een besluitenlijst voldoende is. In dat geval beperkt de notulist zich tot het noteren van wat er in de vergadering wordt besloten en wie welke actie gaat ondernemen.

Page 22: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Les 6

Opdracht 25: Ik 1. Welke eigenschappen en vaardigheden heb je van je ouders geërfd?2. Welke vaardigheden heb je op school geleerd?3. Welke dingen die je in de toekomst kan gebruiken, heb jij jezelf aangeleerd?4. Wat is jouw ambitie in zorg of welzijn? 5. Wat wil je leren om het beroep dat je kiest te kunnen uitoefenen? 6. Wat zou je nog willen leren om jezelf op persoonlijk vlak verder te ontwikkelen?

Opdracht 26: de ontwikkelingsfasenBeantwoord per ontwikkelingsfase de volgende vragen

1. Identiteitsontwikkeling: wie ben ik, wat vind ik belangrijk, waarom vind ik het belangrijk, wat zijn mijn kwaliteiten en aandachtspunten?

2. Seksuele ontwikkeling: wat kan je vertellen over je geaardheid, seksualiteit, lichamelijkheid.

3. Cognitieve ontwikkeling: hoe leer je; plannen en organiseren; wat zou je beter in willen zijn.

LevensfasenDe levensloop van mensen bestaat uit een aantal fasen. Deze fasen hebben een vaste volgorde die voor elk mens hetzelfde verloopt.

Vraag: Welke levensfasen kun je benoemen?

Deze les gaat over de levensfase waar jullie zelf in zitten: de adolescentie. De adolescentie is de fase tussen de kindertijd en de volwassenheid.

In de adolescentie maak je als mens een verandering door op deze drie belangrijkste gebieden: IdentiteitsontwikkelingSeksuele ontwikkelingCognitieve ontwikkeling

Als jij weet welke ontwikkeling je hierin doormaakt, begrijp je beter waarom jij sommige dingen belangrijk vindt, zoals vriendschap of ergens bijhoren, en waarom sommige dingen lastiger zijn, zoals plannen of afspraken nakomen.

Page 23: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 27: Zelfkennis - Schrijf eens uitgebreid op waarom jij voor deze opleiding hebt gekozen. Probeer

daarbij alle factoren te benoemen die een rol hebben gespeeld bij jouw keuze voor een opleiding.

- Komt jouw motivatie voor de keuze van de opleiding van binnenuit of juist van buitenaf? Leg uit waarom.

- Vul de tabel op de volgende pagina in. - Tel je score per beoordeling op en vul in:

Beoordeling AantalGoed

Redelijk

Nog niet zo goed

- Welke conclusies kun je uit de tabel halen? Of uit het ingevulde schema? Waarom moet je bijvoorbeeld nog aan werken? En wat zijn je talenten?

Stelling Beoordeling

Goed Redelijk Nog niet zo goed

1 Ambitie (je wilt je best doen om nieuwe dingen te leren en vooruit te komen in je leven.

2 Je weet wat je wel of niet kunt.

3 Je bent je bewust van je eigen fouten.

4 Je doet je best om je fouten te verbeteren.

5 Je stelt jezelf doelen en doet je best om die doelen te bereiken.

6 Je kunt keuzes maken en beslissingen nemen.

7 Je bent wereldwijs (je kijkt het nieuws, weet wat er speelt in de wereld en hoe je dingen moet aanpakken om iets te bereiken).

8 Je leeft gezond (je zorgt dat je in goede conditie blijft en niet ziek wordt).

9 Je weet hoe belangrijk het is om diploma’s te halen.

10 Je bent bereid nieuwe dingen te leren.

Page 24: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

11 Je kunt je concentreren ( je aandacht ergens bij houden)

12 Je hebt doorzettingsvermogen (taken afmaken, niet ermee stoppen als je iets moeilijk vindt)

13 Je kunt taken voor school plannen.

14 Je kunt je mondeling goed uitdrukken (in het Nederlands).

15 Je kunt je schriftelijk goed uitdrukken (in het Nederlands)

16 Je kunt lezen wat er staat (niet te snel denken dat je het wel weet en dat achteraf blijkt dat je het verkeerd begrepen hebt).

17 Je kunt rekenen.

Wat is reflecteren?Reflecteren is het nadenken over je eigen ervaringen en kennis om te kunnen groeien in je beroepsbeoefening.

“Reflecteren is dus kijken naar jezelf en je eigen handelen”.

Je kijkt naar je eigen:

handelen, houding, kwaliteiten, leerpunten en leerproces.

Belangrijk hierbij is dat je hier conclusies uittrekt voor je handelen in de toekomst.

WAAROM?

Hierdoor word je je bewust van je handelen en je houding in verschillende situaties, herken je je kwaliteiten, verbeter je je leerpunten en kun je je eigen leerproces in kaart brengen.

Page 25: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 28: STARTT-methode1. Kies een situatie waarin het niet helemaal liep zoals je had verwacht. 2. Kan zijn op school, maar ook bijv. thuis of bij je bijbaantje.3. Reflecteer (en kijk terug op je eigen handelen) via de STARRT-methode4. Probeer de stappen zo uitgebreid mogelijk te beantwoorden

Verschil reflecteren en evaluerenBij het vak methodisch handelen leer je het 5-stappenplan. Bij stap 5 leer je hoe je moet evalueren.

- Evalueren is ook terug kijken, maar dan op wat je gedaan hebt (de activiteit) en niet op jezelf.

- Bij reflecteren gaat het er dus niet om of je je werk goed of niet goed hebt gedaan = evalueren. Je beoordeelt je eigen handelen dus nog niet.

STARTT-methodeDe STARRT-methode is een hulpmiddel om te reflecteren. Reflecteren is terugblikken op je ervaringen en gedrag. Reflecteren is een manier van leren. Je onderzoekt de wijze waarop je handelt en de betekenis daarvan voor je leerproces. Door te reflecteren ontdek je wie je bent, wat je motiveert, wat goed gaat en minder goed afgaat en waar uitdagingen voor je liggen. Door reflecteren leer je bewust en bekwaam te handelen.

Starrt- methode bestaat uit 6 stappen: S = situatie T = taak A = activiteiten R = resultaat R = reflectie T = toepassen

Page 26: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 29: reflecterende vragen

- Bedenk 2 reflecterende vragen nav deze les- En bedenk 2 evaluatie vragen nav deze les

Les 7

Opdracht 30: brainstormen over presenteren

Presenteren

Misschien heb je al ooit een spreekbeurt, presentatie of voorlichting gegeven. Denk hier eens aan terug: vond je dit lastig? Begon je te stotteren, snel te praten, kreeg je klamme handjes en wou je dat het snel voorbij was? Of ging het je makkelijk af, vond je het leuk om te doen en zou je wel vaker willen presenteren?

Opdracht 31: presenteren Beantwoord onderstaande vragen om na te denken over wat jij wil leren rondom het geven van een presentatie.

1. Wat vind je makkelijk als je een presentatie moet geven? En waarom?2. Wat vind je moeilijk aan het geven van een presentatie? En waarom3. Noem minimaal twee en maximaal vijf punten die jij zou willen leren om je

vaardigheden in het presenteren te verbeteren.

evalueren(op de activiteit)

doelwerkwijzetaakverdelingtijdsplanning

reflecteren(op jezelf)

handelenhoudingkwaliteitenleerpuntenleerproces

Page 27: jufnoor.webnode.nl  · Web viewTeamleden moeten op de hoogte zijn welke rol een ieder heeft en ze dienen zich ook aan deze rol houden. En accepteren dat ze op hun rol worden aangesproken.

Opdracht 32: presentatie voorbereidenOm te leren presenteren, ga je dit stapsgewijs oefenen. Je gaat in week 8 een korte presentatie (5 minuten) geven over een onderwerp dat je zelf kiest. Deze presentatie ga je voorbereiden, met een passende aandachtstrekker!

Voor een goede voorbereiding, doorloop je onderstaande stappen: 1. Wat is de opdracht? 2. Wat is het doel van de presentatie?3. Wat voor publiek heb ik?4. Welke aandachtstrekker ga ik gebruiken? 5. Op welke leerpunten wil ik feedback krijgen?6. Ga informatie verzamelen voor je presentatie en zet alles netjes op papier. 7. Werk je presentatie netjes uit.8. Oefen je presentatie en zorg ervoor dat je 5 minuten lang kunt presenteren. 9. In week 7: uitvoeren

Opdracht 33: STARTT-reflectie over je presentatieMaak een STARTT-reflectie over je presentatie. Pak de vragen uit de powerpoint erbij om terug te kijken op je eigen handelen.

Opdracht 34: reflectie over basiscommunicatieSchrijf een reflectie door antwoord te geven op de volgende vragen:Ben hierin kritisch en concreet (dit betekent dat je steeds voorbeelden vanuit de lessen geeft die met jouw houding en gedrag te maken hebben).

1. Geef met 3 voorbeelden vanuit de lessen aan, hoe de docent bij jou een actieve en betrokken houding zag.Bv.: Ik vind dat ik ….. dit heb ik laten zien door …..

2. Beschrijf hoe jij je aan de schoolregels gehouden hebt ( denk hierbij aan gebruik van je mobiel / laptop, aanwezigheid, op tijd komen, huiswerk maken, enz):

3. Wat vind jij dat er nog verbeterd kan worden in je houding in de lessen ( beschrijf minimaal 1 punt en maximaal 3 punten)? En geef aan hoe je dat wil gaan aanpakken.Bv: Ik kan nog groeien in….. dit wil ik gaan doen door…..

4. Reflecteer op je eigen samenwerking ( en geef voorbeelden):Wat was je rol tijdens de samenwerking?Wat vond je makkelijk tijdens het samenwerken?Wat vond je hierin lastig?Wat heb je van een ander geleerd tijdens het samenwerken?

5. Is er iets waar je trots op bent, gezien je ontwikkeling tijdens de lessen communicatie?