fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik...

36
1

Transcript of fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik...

Page 1: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

1

Page 2: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Henry James

Vier ontmoetingen

vertaling: Frank Lekens© 21 april 2020

2

Page 3: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

InhoudVier ontmoetingen

IIIIIIIV

VerantwoordingAantekeningen

3

Page 4: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Vier ontmoetingen

Ik heb haar slechts vier keer gezien, maar alle vier de keren staan me nog levendig voor de geest; ze maakte indruk op me. Ik vond haar heel mooi en heel interessant—een charmante belichaming van een bepaald type. Het doet me verdriet om te horen dat ze is overleden; al denk ik bij nader inzien ook: waarom eigenlijk? De laatste keer dat ik haar zag, was ze bepaald niet... Maar laat me in de juiste volgorde verslag doen van onze vier ontmoetingen.

4

Page 5: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

I

De eerste vond plaats tijdens een winters theekransje op het platteland. Het moet zo’n zeventien jaar geleden zijn geweest. Mijn vriend Latouche bracht daar de kerstdagen bij zijn moeder door. Hij had mij overgehaald om mee te gaan, en ter ere van onze komst had de goede vrouw dat partijtje georganiseerd. Ik vermaakte mij er opperbest, ik had me nog nooit in dat jaargetijde in de binnenlanden van New England begeven. Het had de hele dag gesneeuwd, buiten kwam het tot je knieën. Ik vroeg me af hoe de dames het huis hadden bereikt; maar ik merkte dat de attractie van een conversazione met twee heren uit New York een gelegenheid was waarvoor men in Grimwinter wel wat ontberingen wilde doorstaan.

Mevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten in twee grote portfolio’s van haar zoon, die net als ik onlangs was teruggekeerd uit Europa. Ik keek om mij heen en zag dat de meeste jongedames hemzelf een veel interessantere bezienswaardigheid vonden dan de mooiste zonovergoten taferelen op een foto. Maar bij de schoorsteenmantel stond iemand in haar eentje om zich heen te kijken, met een vriendelijk lachje dat wat in tegenspraak leek met haar afzondering.

Na een korte blik op haar zei ik: ‘Aan die jongedame zou ik ze graag laten zien.’

‘O ja,’ zei mevrouw Latouche. ‘Haar moet u hebben. Ze houdt niet van flirten. Ik zal het haar voorstellen.’

Als ze niet van flirten hield, moest ik haar misschien niet hebben, wierp ik tegen; maar mevrouw Latouche was al weg om het haar te vragen.

‘Ze vindt het een enig idee,’ zei ze toen ze terugkwam. ‘Haar moet u echt hebben, ze is zo stil en zo intelligent.’ Ze zei dat ze Caroline Spencer heette en stelde mij aan haar voor.

Juffrouw Spencer was geen oogverblindende schoonheid, maar toch een hele leuke jongedame. Ze moet tegen de dertig zijn geweest, maar leek haast nog een kleine meid, haar teint was die van een kind. Ze had een heel fraai hoofd en een haardracht die gemodelleerd leek naar een Griekse buste, al viel te betwijfelen of ze ooit een Griekse buste had gezien. Ik vermoedde dat ze ‘kunstzinnig’ was, voor zover Grimwinter ruimte bood aan zulke neigingen. Ze had een vriendelijke, verraste oogopslag en haar dunne lippen omsloten een stel gave witte tandjes. Om haar hals droeg ze wat dames naar ik meen een ‘ruche’ noemen, vastgezet met een speldje van roze koraal, en in haar hand had ze een waaier van gevlochten stro met een roze lint. Ze droeg een sobere zwarte jurk. Ze sprak met een soort zachte precisie, waarbij die witte tanden te zien waren tussen die dunne maar zachte lippen, en ze leek bijzonder verheugd, een beetje nerveus zelfs, dat ik de foto’s met haar wilde doornemen.

5

Page 6: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Dat verliep heel vlot, toen ik de portfolio’s eenmaal uit de hoek had gehaald en twee stoelen bij een lamp had gezet. Het waren vooral foto’s van dingen die ik goed kende: karakteristieke beelden van Zwitserland, Italië en Spanje, landschappen, beroemde gebouwen, schilderijen en standbeelden. Ik vertelde erover wat ik kon, en bij elke foto die ik voor haar ophield keek mijn gesprekspartner roerloos toe, met haar strooien waaier tegen haar onderlip. Af en toe vroeg ze, wanneer ik een foto teruglegde: ‘Heeft u dat zelf ook gezien?’ Ik zei meestal dat ik het ettelijke malen had gezien (ik had al veel gereisd), en dan voelde ik dat ze met die mooie ogen even zijdelings naar mij keek. Ik had haar meteen gevraagd of ze al eens in Europa was geweest, waarop ze mij een haastig gefluisterd ‘Nee, nee, nee’ had toevertrouwd. Maar verder zei ze zo weinig dat ik, ook al kon ze haar ogen niet van de foto’s afhouden, toch bang werd dat ze er genoeg van kreeg. Toen we één portfolio hadden doorgenomen, bood ik dan ook aan het daarbij te laten. Ik voelde wel dat het haar niet verveelde, maar ik vroeg me af waarom ze zo stil was en wilde haar aan het praten krijgen. Toen ik haar aankeek, zag ik een lichte blos op haar wangen. Ze zat met haar waaier te wapperen. Haar ogen waren niet op mij gericht, maar op het andere portfolio, dat tegen de tafelpoot stond.

‘Wilt u me die niet meer laten zien?’ vroeg ze, met een lichte trilling in haar stem. Ik ging bijna denken dat ze van streek was.

‘Met alle plezier,’ antwoordde ik, ‘als u er nog geen genoeg van hebt.’

‘Nee, ik heb er geen genoeg van,’ verzekerde ze me. ‘Ik vind het heerlijk—verrukkelijk.’

En toen ik het tweede portfolio pakte, streek ze daar even met haar hand over.

‘Bent u hier ook geweest?’ vroeg ze.Toen ik de map opensloeg, bleek dat inderdaad het geval: een van

de eerste foto’s was een vergezicht op het Château de Chillon, aan het meer van Genève.

‘Daar ben ik vaak geweest,’ zei ik. ‘Is het niet prachtig?’ En ik wees haar op de rimpelloze weerspiegeling van de ruige rotsen en de torenspitsen in het heldere wateroppervlak. Ze zei niet ‘O, het is een spróókje!’ om vervolgens meteen door te bladeren naar de volgende foto. Nee, ze keek er een tijdje naar en vroeg toen of Bonivard daar niet was opgesloten, over wie Byron een gedicht had geschreven. Ik beaamde dat en probeerde wat van Byrons verzen te citeren, maar slaagde daar maar half in.1

Zij wuifde zich wat koelte toe en citeerde de dichtregels vervolgens correct, met een zachte, vlakke, maar toch aangename stem. Toen ze was uitgesproken, zat ze te blozen. Ik complimenteerde haar en zei dat ze helemaal klaar was voor een bezoek aan Zwitserland en Italië. Ze keek me weer zo zijdelings aan om te zien of ik dat echt meende, en ik voegde eraan toe dat ze haast moest maken als ze in Europa nog iets van Byrons beschrijvingen wilde herkennen: het continent begon danig ontbyroniseerd te raken.

‘Hoe snel moet ik dan gaan?’ vroeg ze.

6

Page 7: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

‘O, tien jaar geef ik u nog wel.’‘Binnen tien jaar moet het lukken,’ zei ze heel nuchter.‘U zult er in ieder geval enorm van genieten,’ zei ik. ‘U zult het

onweerstaanbaar vinden.’ Net op dat moment kwam ik bij een foto van een stil hoekje in een stad waarop ik bijzonder gesteld was en waaraan ik dierbare herinneringen koesterde. Daar deed ik overtuigend verslag van, denk ik, want zij hoorde me ademloos aan.

‘Heeft u érg lang in verre landen vertoefd?’ vroeg ze na een korte stilte.

‘Vele jaren,’ zei ik.‘En bent u overal geweest?’‘Ik heb veel gereisd. Ik hou van reizen, en ik was er gelukkig toe in

staat.’Weer keek ze mij zo van opzij aan. ‘En begrijpt u dan al die

vreemde talen?’‘Zo goed en zo kwaad als het gaat.’‘Is het erg moeilijk om ze te spreken?’‘Ik denk niet dat het u veel moeite zou kosten,’ zei ik galant.‘O, maar ik hoef daar niet te spreken—ik zou alleen willen

luisteren,’ zei ze. En ze zweeg weer even en zei toen: ‘Het Franse toneel is zo mooi, zeggen ze.’

‘Het mooiste ter wereld.’‘Ging u er vaak naar het theater?’‘De eerste keer dat ik in Parijs was, ging ik iedere avond.’‘Iedere avond!’ Ze sperde haar heldere ogen wijd open. ‘Dat lijkt

mij...’—en ze aarzelde even—‘gewoon wonderbaarlijk.’ Even later vroeg ze: ‘Welk land vindt u het mooist?’

‘Er is één land dat voor mij boven alle andere uitsteekt. En ik denk dat u mijn mening zou delen.’

Ze keek me even aan en vroeg toen zacht: ‘Italië?’‘Italië,’ zei ik al net zo zacht, en we bleven elkaar even aankijken.

Ze straalde alsof we niet slechts foto’s doornamen, maar ik haar het hof zat te maken. Als om die gelijkenis nog meer kracht bij te zetten sloeg ze blozend de ogen neer.

Er viel een stilte, die ze uiteindelijk verbrak met de woorden: ‘Dat is het land dat ik het liefst wil zien.’

‘O, daar moet u heen, daar moet u heen!’ zei ik.Zwijgend bekeek ze nog twee of drie foto’s. ‘Ze zeggen dat het niet zo duur is.’‘Goedkoper dan sommige andere landen? Ja, dat is niet de minste

van zijn charmes.’‘Maar het is allemaal heel duur, nietwaar?’‘Europa bedoelt u?’‘Daarheen gaan en rondreizen. Dat is het probleem. Ik heb heel

weinig geld. Ik geef les,’ zei juffrouw Spencer.‘Het kost natuurlijk iets,’ zei ik, ‘maar met een bescheiden bedrag

komt een mens daar wel toe.’‘Dat moet me lukken. Ik heb al iets opzijgelegd en doe daar steeds

wat bij. Allemaal daarvoor.’ Ze aarzelde even en ging toen verder met

7

Page 8: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

een soort onderdrukte gretigheid, alsof het haar een groot maar mogelijk onzuiver genoegen verschafte om haar verhaal te doen: ‘Het is niet alleen het geld, het is alles bij elkaar. Alles zit steeds tegen. Ik kijk er al zo lang naar uit, maar het is altijd een luchtkasteel gebleven. Ik durf er nauwelijks nog over te praten. Twee of drie keer leek het heel dichtbij, en toen heb ik erover gepraat en kwam er toch weer niets van. Ik praat er te veel over,’ zei ze zonder het te menen, want ik zag dat ze al pratend in vervoering raakte. ‘Ik heb een goede vriendin, die wil er zelf helemaal niet heen, en tegen haar heb ik het er steeds over. Het hangt haar de keel uit. Ze heeft weleens gezegd dat ze niet weet wat er van mij moet worden. Dat ik nog gek word als ik niet naar Europa ga, en dat ik zéker gek zou worden als ik het wel doe.’

‘Ach,’ zei ik, ‘u bent nog niet geweest, maar toch bent u niet gek.’Ze keek me even aan en zei toen: ‘Dat weet ik nog zo net niet. Ik

kan nergens anders meer aan denken. Het houdt me voortdurend bezig. Daardoor ben ik met mijn gedachten niet bij zaken dichter bij huis, zaken die mijn aandacht vragen. Dat is toch een soort gekte.’

‘De enige remedie is om erheen te gaan,’ zei ik.‘Ik heb ook goede hoop dat het er nog van komt. Ik heb een neef in

Europa!’ vertelde ze.We bekeken nog wat foto’s en ik vroeg of ze haar hele leven in

Grimwinter had gewoond.‘O, zeker niet,’ zei juffrouw Spencer. ‘Ik heb ook drieëntwintig

maanden in Boston gezeten.’Daarmee vergeleken konden verre landen alleen nog tegenvallen,

zei ik gekscherend, maar ik bracht haar niet van de wijs.‘Ik weet meer over die landen dan u misschien denkt,’ zei ze met

dat schuchtere, ingetogen glimlachje van haar. ‘Uit boeken, bedoel ik. Ik heb veel gelezen. Niet alleen Byron, ook geschiedenisboeken en reisgidsen. Ik weet zeker dat het me daar zal bevallen.’

‘Ik zie al hoe het met u zit,’ zei ik. ‘U hebt de ware Amerikaanse passie: de passie voor het pittoreske. Dat is volgens mij de passie waarmee alles voor ons begint—die aan onze ervaring voorafgaat. Onze ervaringen kunnen ons alleen nog tonen wat wij al hebben gedroomd.’

‘Ik denk dat u daar helemaal gelijk in heeft,’ zei Caroline Spencer. ‘Ik heb alles al gedroomd. Ik zal alles daar al kennen!’

‘Ik ben bang dat u er veel tijd aan heeft verspild.’‘Zeker, dat is mijn grote zonde.’Het gezelschap begon op te breken, de gasten namen afscheid. Ze

stond op en reikte me de hand, bedeesd maar met een typische fonkeling in de ogen.

‘Ik ga zelf ook weer terug,’ zei ik terwijl ik haar de hand drukte. ‘Dan zal ik naar u uitkijken.’

‘Ik laat het u weten,’ zei ze, ‘als het mij teleurstelt.’En ze vertrok, lichtelijk opgewonden en wuivend met haar strooien

waaiertje.

8

Page 9: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

II

Enkele maanden later keerde ik terug naar Europa, en een jaar of drie verstreken. Ik woonde al enige tijd in Parijs toen ik tegen het einde van oktober naar Le Havre ging om mijn zus en haar echtgenoot af te halen, die me hadden geschreven dat ze daar zouden aankomen. In Le Havre bleek de stomer al gearriveerd; ik was bijna twee uur te laat en begaf me onmiddellijk naar het hotel waar mijn verwanten hun intrek hadden genomen. Mijn zus lag op bed, afgemat en onmachtig door de lange reis. Een zeereis bekwam haar altijd slecht, en ditmaal had ze wel heel erg afgezien. Ze moest eerst even bijkomen en kon me niet langer dan vijf minuten te woord staan. We besloten dus in Le Havre te overnachten.

Mijn zwager was vol goede zorgen voor zijn vrouw en wilde haar niet alleen laten, maar zij drong erop aan dat hij een wandeling met mij zou maken om weer landbenen te krijgen. Het was die vroege herfstdag warm en aangenaam weer en er was genoeg te zien op onze wandeling door de drukke, kleurrijke straten van de oude Franse havenstad. We kuierden langs de luidruchtige, zonovergoten kades en sloegen een mooie brede straat in waarvan de ene helft in de zon en de andere in de schaduw lag—zo’n straat in een Frans provinciestadje die een aanblik biedt als op een oude aquarel: hoge grijze huizen met rode puntgevels, ramen met groene luiken en oud houtsnijwerk, balkons vol bloempotten, en vrouwen met een witte hoofdkap in de deuropeningen. Wij liepen in de schaduw; het was aan de zonzijde van de straat dat dit schilderachtige tafereel zich ontvouwde.

Terwijl wij dat liepen te bewonderen, bleef mijn zwager ineens staan, pakte mij bij de arm en staarde in de verte. Ik volgde zijn blikrichting en zag een café met een luifel waaronder wat tafels en stoelen op het trottoir waren gezet. De ramen stonden open, bij de deuropening waren wat tobbes met bloemen geplaatst en op de stoep lag vers strooisel. Een leuk stil cafeetje in de oude stijl; binnen zag ik in het halfduister een knappe mollige vrouw met roze linten aan haar muts en een spiegel achter zich, die op een barkruk zat te lachen naar iemand buiten ons blikveld. Maar dit alles drong pas later tot me door. Wat ik allereerst zag was een dame die buiten in haar eentje aan een van de marmeren tafeltjes zat. Dat was de vrouw die mijn zwagers aandacht had getrokken. Er stond iets op haar tafeltje, maar zij zat kalm achterovergeleund, met de handen in de schoot, de straat in te kijken. Ze keek de andere kant op, ik zag haar half van achteren, maar ik wist meteen dat ik haar eerder had gezien.

‘Het vrouwtje van de boot!’ riep mijn zwager uit.‘Zat zij op jullie boot?’ vroeg ik.‘Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ze werd nooit zeeziek. Ze

zat de godganse tijd op het dek, met haar handen zo in haar schoot, naar de oostelijke horizon te turen.’

‘Ga je haar aanspreken?’‘Ik ken haar niet. Het is er nooit van gekomen kennis te maken.

9

Page 10: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Daar was ik te ziek voor. Maar ik zag haar daar constant zitten en ze intrigeerde me, ik weet niet waarom. Zo’n schattig Amerikaans juffertje. Ik stel me zo voor dat het een schooljuf op vakantie is, en dat haar leerlingen een reticule voor haar hebben gemaakt.’

Toen ze opkeek naar de hoge grijze gevels zag ik haar en profil en zei: ‘Ik spreek haar zelf wel aan.’

‘Doe maar niet. Ze is heel verlegen,’ zei mijn zwager.‘Ik ken haar, kerel. Ik heb ooit foto’s met haar zitten kijken op een

theekransje.’En ik liep naar haar toe. Toen ze zich omdraaide en mij aankeek,

zag ik dat het inderdaad Caroline Spencer was. Maar zij herkende mij niet meteen, ze keek verschrikt. Ik trok een stoel bij en nam plaats aan haar tafeltje.

‘Ik hoop maar,’ zei ik, ‘dat het u niet tegenvalt!’Ze staarde me aan en bloosde een beetje. Toen veerde ze op, ze had

me herkend.‘U heeft me die foto’s laten zien, in Grimwinter!’‘Ja, dat was ik. Dit is wel een heel mooi toeval, want ik voel het als

mijn plicht om u hier formeel te ontvangen, u officieel welkom te heten. Ik heb u zoveel over Europa verteld.’

‘U heeft niets te veel gezegd. Ik ben zo gelukkig!’ riep ze zachtjes uit.

En dat was haar aan te zien. Ze was geen spat verouderd, ze had nog diezelfde keurige, serieuze, zedige schoonheid. Kwam ze me destijds al voor als een ranke pastelkleurige bloem van puritanisme, dan kan men zich voorstellen hoe die bloem in deze omgeving was opgebloeid. Naast haar dronk een oude heer absint; achter haar zat de dame de comptoir met de roze linten ‘Alcibiade! Alcibiade!’ te roepen naar de kelner met zijn lange schort. Ik legde juffrouw Spencer uit dat ze met mijn zwager op de boot had gezeten en stelde hem aan haar voor. Maar ze leek hem niet te herkennen, en ik bedacht dat ze volgens hem onafgebroken naar de oostelijke horizon had zitten turen. Ze had duidelijk geen oog voor hem gehad, en ze glimlachte bedeesd maar deed geen enkele poging dat te verhelen.

Ik bleef bij haar op het terras zitten en hij ging terug naar het hotel, naar zijn vrouw. Ik zei tegen juffrouw Spencer dat het wel heel toevallig was dat ik haar meteen na aankomst al tegen het lijf liep, maar dat ik heel blij was om nu haar eerste indrukken te kunnen vernemen.

‘O, die kan ik niet beschrijven,’ zei ze. ‘Het voelt als een droom. Ik zit hier nu al een uur en ik wil hier niet meer weg. Alles is zo pittoresk. Misschien ben ik beneveld door de koffie—die is zo heerlijk.’

‘Tjonge,’ zei ik. ‘Als u al zo verrukt bent van dit arme alledaagse Le Havre, houdt u straks geen bewondering meer over voor mooiere dingen. Verspil niet meteen al uw bewondering op de eerste dag—beschouw die als uw mentale kredietbrief. Denk aan al het moois dat u nog te wachten staat. Denk aan dat heerlijke Italië!’

‘Ik ben niet bang dat mijn vermogen tot bewondering snel uitgeput raakt,’ zei ze opgeruimd, haar ogen nog steeds op de huizen aan de overkant gericht. ‘Ik kan hier de hele dag zitten en bij mezelf denken:

10

Page 11: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

hier ben ik dan eindelijk. Het is zo donker en zo oud en zo anders.’‘Waarom zit u hier trouwens?’ vroeg ik. ‘Heeft u nog geen herberg

gezocht?’ Want behalve amusant vond ik het ook wel verontrustend om te zien hoe onbekommerd deze vrouw met haar tere schoonheid hier zo opzichtig alleen op het trottoir zat.

‘Mijn neef heeft me hier gebracht,’ antwoordde ze. ‘Ik had u toch verteld dat ik een neef in Europa heb? Hij heeft me vanochtend van de boot gehaald.’

‘Dat was dan ook de moeite niet, als hij u meteen alweer heeft verlaten.’

‘O, maar met een half uurtje is hij terug,’ zei juffrouw Spencer. ‘Hij is mijn geld gaan halen.’

‘Waar is uw geld dan?’Ze lachte. ‘Ik word weer helemaal blij als ik het u vertel. Ik heb een

aantal reiskredietbrieven.’‘En waar zijn die nu?’‘In de zak van mijn neef.’Ze zei het heel rustig, maar ik kreeg er—ik weet niet goed waarom

—de rillingen van. Ik kon daar toen geen enkele reden voor aanvoeren, want ik kende de neef van juffrouw Spencer niet. Dat hij haar neef was, sprak in zijn voordeel. Maar ik vond het ineens een onprettige gedachte dat haar karige fondsen al binnen een half uur na aankomst in zijn handen waren overgegaan.

‘Reist hij met u mee?’ vroeg ik.‘Tot Parijs maar. Daar volgt hij een opleiding in de schilderkunst. Ik

had hem geschreven dat ik kwam, maar ik had niet verwacht dat hij helemaal naar de boot zou komen. Ik had gedacht dat hij me gewoon zou afhalen van het station in Parijs. Zo aardig van hem. Maar hij ís ook heel aardig, en heel begaafd.’

Ik werd op slag razend benieuwd naar deze begaafde neef die zich in de schilderkunst wilde bekwamen.

‘Is hij naar de bank?’ vroeg ik.‘Ja, naar de bank. Hij heeft me naar een herberg gebracht, een enig

oud hotelletje, heel apart, met een binnenplaats en een galerij rondom, en een beeldige waardin, met zo’n prachtige hoofdkap en zo’n jurk, helemaal zoals het hoort! Van daaruit wilden we naar de bank lopen, want ik heb geen Frans geld bij me. Maar ik was nog duizelig van de deining op het schip en moest even gaan zitten. Toen heeft hij dit plekje voor me uitgezocht en is alleen naar de bank gegaan. Ik wacht hier tot hij terugkomt.’

Het lijkt misschien bizar, maar het kwam even in mij op dat hij nooit meer zou terugkeren. Ik maakte het me gemakkelijk op mijn stoel naast juffrouw Spencer en besloot het verdere verloop af te wachten. Ze zat heel alert om zich heen te kijken; het had iets aandoenlijks. Niets van wat op straat passeerde ontging haar: de karakteristieke kleding, de vorm van de voertuigen, de grote Normandische trekpaarden, de dikke pastoors, de opgeschoren poedels. Daar keuvelden wij over, en het was alleraardigst om te merken hoe zij alles met frisse ogen bezag, en hoe haar door boeken gevoede verbeelding alles herkende en gretig opzoog.

11

Page 12: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

‘En als uw neef terugkomt, wat gaat u dan doen?’ vroeg ik.Ze aarzelde even. ‘Dat weten we nog niet goed.’‘Wanneer gaat u naar Parijs? Als u de trein van vier uur neemt, reis

ik graag met u mee.’‘Ik denk niet dat we die trein nemen. Mijn neef denkt dat ik beter

nog een paar dagen hier kan blijven.’‘O!’ zei ik, en ik viel vijf minuten stil. Ik vroeg me af waar haar neef

eigenlijk ‘op uit’ was, om die volkse uitdrukking maar te gebruiken. Ik speurde de straat af, maar zag niets wat kon doorgaan voor een begaafde Amerikaanse schilder in spe. Uiteindelijk waagde ik het om te zeggen dat Le Havre moeilijk kon doorgaan voor een cultureel hoogtepunt op een reis door Europa. Het was een handig tussenstation, meer niet; een doorgangshaven die men beter zo snel mogelijk achter zich kan laten. Ik adviseerde haar die middag nog de trein naar Parijs te nemen en zich tot die tijd te vermaken met een ritje naar het oude fort in de monding van de haven, dat schilderachtige ronde gebouw dat vernoemd was naar François I en wel iets weg had van een Castel Sant’Angelo in het klein. (Het is onlangs gesloopt.)2

Ze hoorde me belangstellend aan en keek even heel ernstig.‘Mijn neef zei dat hij me iets moet vertellen als hij terug is, en dat

we niets kunnen doen of beslissen voordat ik dat heb gehoord. Maar ik zal het hem snel laten vertellen, en dan gaan we naar het oude fort. Parijs loopt niet weg, ik heb nog tijd genoeg.’

Die laatste woorden werden met een zachte maar onverzettelijke glimlach gezegd. Maar toen ik goed keek, zag ik toch een glimp van angst in haar ogen.

‘Vertel me nu niet,’ zei ik, ‘dat die ellendige kerel u slecht nieuws komt brengen!’

‘Ik vermoed dat het wel een beetje slecht is, maar waarschijnlijk niet heel slecht. Ik moet er in ieder geval naar luisteren.’

Ik keek haar weer even aan. ‘U bent niet naar Europa gekomen om te luisteren,’ zei ik. ‘U bent gekomen om te kijken!’ Maar ik wist nu zeker dat haar neef wel terug zou komen. Als hij vervelend nieuws voor haar had, zou hij beslist komen. We zaten daar nog een poosje en ik hoorde haar uit over haar reisplannen. Die kende ze uit haar hoofd, en met plechtige precisie somde ze de plaatsnamen op: van Parijs naar Dijon en dan naar Avignon, van Avignon naar Marseille en over de Corniche verder naar Genua, Spezia, Pisa, Florence en Rome. Het was blijkbaar geen moment bij haar opgekomen dat het lastig zou kunnen zijn om in haar eentje te reizen—en aangezien ze nu eenmaal geen reisgenoot had, wilde ik haar gevoel van veiligheid natuurlijk niet verstoren.

Na een hele tijd kwam haar neef terug. Ik zag hem een zijstraat uit komen en onze kant op lopen, en zodra ik hem in het oog kreeg wist ik dat dit de begaafde Amerikaanse schilder in spe was. Hij droeg een breedgerande vilthoed en een sjofel zwart fluwelen jasje zoals ik die in de Rue Bonaparte vaak zag.3 De openstaande kraag van zijn hemd liet een hals bloot die, van een afstand bezien, weinig statuesk was. Hij was lang en mager en had rood haar en sproeten. Dat kon ik allemaal waarnemen terwijl hij naar ons toe liep, waarbij hij mij van onder zijn lommerrijke

12

Page 13: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

hoofddeksel natuurlijk verbaasd aanstaarde. Toen hij ons had bereikt, stelde ik me onmiddellijk aan hem voor als een oude kennis van juffrouw Spencer. Hij staarde me even strak aan met zijn rode oogjes en vervolgens maakte hij, met een sierlijke zwaai van zijn sombrero, een plechtige buiging in de Franse stijl.

‘U zat niet op de boot?’ zei hij.‘Nee, ik zat niet op de boot. Ik zit al drie jaar in Europa.’Hij maakte weer een plechtige buiging en gebaarde mij om toch

vooral te gaan zitten. Dat deed ik, maar alleen met het doel hem nog even goed te bekijken; ik zag dat het tijd werd om terug te keren naar mijn zus.

De neef van juffrouw Spencer was een vreemde kerel. Hij had niet de bouw voor zo’n Rafaëleske of Byroneske uitdossing, en zijn fluwelen wambuis en blote hals detoneerden met zijn gelaatstrekken. Zijn schedel werd omsloten door een kortgeknipt kapsel en ontsierd door twee grote flaporen. Zijn lijzige houding en larmoyante gelaatsuitdrukking vormden een schril contrast met zijn priemende ogen, die curieus van kleur waren. Wellicht was ik vooringenomen, maar ik vond die ogen onbetrouwbaar. Hij zat enige tijd zwijgend om zich heen te kijken in de straat, met zijn handen op zijn wandelstok. Toen hief hij langzaam zijn stok om iets aan te wijzen: ‘Heel fraai stukje daar,’ zei hij zacht. Hij hield zijn hoofd scheef en kneep zijn ogen half dicht. Ik keek naar wat hij aanwees: een rode lap die uit een oud raamkozijn hing. ‘Fleurige toets,’ ging hij verder. En met zijn hoofd nog steeds scheef keek hij met die half toegeknepen ogen naar mij. ‘Mooie compositie,’ vervolgde hij. ‘Maakt het mooi af.’ Hij had een harde, ordinaire stem.

‘Ik zie dat u er oog voor heeft,’ zei ik. ‘Uw nicht vertelde me al dat u zich in de schilderkunst bekwaamt.’ Hij bleef me zwijgend aanstaren, en ik deed mijn best om beleefd te blijven: ‘In het atelier van een van de grote namen, neem ik aan?’

Zonder zijn ogen van mij af te halen zei hij zacht: ‘Gérôme.’4

‘Bevalt het u?’ vroeg ik.‘Verstaat u Frans?’ vroeg hij.‘Wel wat,’ was mijn antwoord.Hij hield zijn oogjes op mij gericht en zei: ‘J’adore la peinture!’‘O, dat Frans versta ik wel!’ zei ik. Met een gebaar van nerveuze

opwinding legde juffrouw Spencer haar hand op de arm van haar neef: wat een genot om onder mensen te verkeren die zo vloeiend in een vreemde taal converseerden. Ik stond op om afscheid te nemen en vroeg waar ik haar in Parijs mocht bezoeken. In welk hotel zou ze logeren?

Ze keek haar neef vragend aan en hij vergastte me weer op die zoetsappige blik van hem. ‘Kent u het Hôtel des Princes?’

‘Ik weet waar het is.’‘Daar breng ik haar naartoe.’‘Gefeliciteerd,’ zei ik tegen Caroline Spencer. ‘Dat is volgens mij

het beste hotel ter wereld. En mocht ik nog tijd hebben om u hier een bezoek te brengen, in welke herberg bent u dan te vinden?’

‘O, die heeft zo’n mooie naam,’ zei juffrouw Spencer opgetogen. ‘À la Belle Normande.’

13

Page 14: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

En bij mijn vertrek nam haar neef weer met een zwierig gebaar die schilderachtige hoed van zijn hoofd.

14

Page 15: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

III

Mijn zus bleek niet voldoende hersteld om die middag al de trein naar Parijs te nemen, zodat ik bij het vallen van de schemering op zoek kon gaan naar het uithangbord van de Normandische Schone. Ik moet bekennen dat ik al die tijd had lopen piekeren over de vraag welk vervelend nieuws mijn charmante vriendin van haar vervelende neef had gekregen.

De Belle Normande was een bescheiden herberg in een duister zijstraatje waar ik mij in ieder geval kon troosten met de gedachte dat het er juffrouw Spencer niet zou ontbreken aan couleur locale. Er was een vervallen binnenplaatsje, waar veel van de bedrijvigheid zich afspeelde; een buitentrap naar de slaapkamers; een murmelend fonteintje met een gipsbeeld in het midden; een jongen met een schort en een witte muts die in de grote deuropening van de keuken koperen pannen zat te boenen; en een babbelende waardin, keurig ingerijgd, die een kunstige piramide van druiven en abrikozen op een roze bordje stond te stapelen. Ik keek om mij heen en zag Caroline Spencer op een groen bankje bij de muur zitten, naast een open deur met het opschrift ‘Salle à Manger’. Zodra ik haar zag, wist ik dat er iets was voorgevallen. Ze leunde achterover op de bank, de handen gevouwen in haar schoot, en haar ogen op de waardin gevestigd, die aan de andere kant van de binnenplaats met haar abrikozen in de weer was.

Maar ik merkte dat zij niet aan die abrikozen dacht. Ze zat peinzend voor zich uit te staren; toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze had gehuild. Ik zette mij al naast haar op de bank voordat ze mij in de gaten kreeg, en toen draaide ze zich om, volstrekt niet verrast, en liet haar trieste blik op mij rusten. Er was iets heel ergs gebeurd; haar stemming was volledig omgeslagen.

Dat wierp ik haar meteen voor de voeten: ‘Uw neef heeft u slecht nieuws verteld! U bent totaal van streek.’

Ze zei niet meteen iets terug, en ik dacht dat ze zweeg uit angst dat de tranen weer zouden komen. Maar al snel begreep ik dat ze in de korte tijd sinds ons gesprek van die ochtend al haar tranen reeds vergoten had, en dat ze nu in een stemming verkeerde van stoïcijnse zachtmoedigheid, intense kalmte.

‘Mijn arme neef is van streek,’ zei ze uiteindelijk. ‘Hij had slecht nieuws.’ En na een korte aarzeling: ‘Hij zat vreselijk om geld verlegen.’

‘Uw geld, bedoelt u?’‘Al het geld dat hij—op eerlijke wijze—bij elkaar kon krijgen. Mijn

geld was het enige.’‘En nu heeft hij dat?’Ze aarzelde even, met een smekende blik in haar ogen. ‘Ik heb hem

gegeven wat ik had.’Door de toon waarop ze het zei, is mij dit altijd bijgebleven als een

zinnetje waaruit een goedheid sprak die niet van deze wereld was. Maar op het moment zelf sprong ik op, bijna alsof mij een persoonlijk onrecht

15

Page 16: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

was aangedaan. ‘Lieve hemel!’ zei ik. ‘Noemt u dát eerlijk verkregen?’Ik ging te ver. Ze bloosde diep. ‘Laten we het er niet meer over

hebben,’ zei ze.‘We moeten het erover hebben,’ zei ik, en ik ging weer zitten. ‘Ik

ben uw vriend. U heeft er wel een nodig, dunkt me. Wat scheelt uw neef?’‘Hij heeft schulden.’‘Ongetwijfeld! Maar waarom zou u die moeten betalen?’‘Hij heeft me zijn hele verhaal verteld. Ik heb erg met hem te doen.’‘Ik ook! Maar ik hoop dat hij uw geld teruggeeft.’‘Dat zal hij zeker doen, zodra hij kan.’‘En wanneer is dat?’‘Als hij zijn grote schilderij heeft voltooid.’‘Mijn beste jongedame, laat hem naar de pomp lopen met zijn grote

schilderij! Waar zit die wanhopige neef?’Nu aarzelde ze duidelijk. Toen zei ze: ‘Aan zijn diner.’Ik draaide me om en keek door de open deur de salle à manger in.

Daar zag ik, alleen gezeten aan het uiteinde van een lange tafel, het voorwerp van juffrouw Spencers mededogen, de begaafde jonge schilder in spe. Hij werd aanvankelijk te zeer door zijn maaltijd in beslag genomen om mij op te merken. Maar toen hij een tot de laatste druppel geleegd glas terug op tafel zette, werd hij gewaar dat ik hem gadesloeg. Hij onderbrak zijn maaltijd om mij, met zijn hoofd schuin en zijn magere kaken langzaam malend, strak aan te kijken. Toen kwam de waardin langs met haar piramide van abrikozen.

‘En dat fraaie schaaltje fruit is voor hem?’ riep ik uit.Juffrouw Spencer keek vertederd toe. ‘Wat doen ze dat toch mooi!’

prevelde ze.Ik was door machteloze ergernis bevangen. ‘Maar werkelijk,’ zei ik.

‘Vindt u dat die grote sterke kerel uw geld zomaar mag aannemen?’ Ze wendde haar blik af, mijn vragen deden duidelijk pijn. Het was hopeloos—die grote sterke kerel had haar interesse gewekt.

‘Neem me niet kwalijk dat ik het zo plompverloren zeg,’ ging ik verder. ‘Maar u bent werkelijk al te gul, en hij is niet tactvol genoeg. Schulden die hij zelf gemaakt heeft, moet hij ook zelf aflossen.’

‘Hij is dom geweest,’ zei ze. ‘Dat weet ik. Hij heeft me alles verteld. Ik heb vanochtend een lang gesprek met de arme jongen gehad. Hij is van mijn hulp afhankelijk. Hij heeft voor een groot bedrag aan schuldbekentenissen getekend.’

‘Dat is dan heel dom van hem!’‘Hij is totaal overstuur. En het gaat niet alleen om hemzelf—ook om

zijn arme vrouw.’‘O, hij heeft een arme vrouw?’‘Dat wist ik niet. Maar hij heeft alles opgebiecht. Twee jaar geleden

is hij in het geheim getrouwd.’‘Waarom in het geheim?’Caroline Spencer keek om zich heen alsof ze bang was dat er

iemand meeluisterde. Toen zei ze zacht maar plechtig: ‘Ze is een gravin!’‘Weet u dat heel zeker?’‘Ze heeft me een prachtige brief geschreven.’

16

Page 17: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

‘Waarin ze om geld vraagt, zeker?’‘Waarin ze mijn vertrouwen en begrip vraagt,’ zei juffrouw Spencer.

‘Haar vader heeft haar onterfd. Mijn neef had mij het hele verhaal al verteld, en in haar brief vertelt zij het op haar manier. Het is net een oude ballade. Haar vader was tegen het huwelijk, en toen hij ontdekte dat zij stiekem tegen zijn wil was ingegaan, heeft hij haar verstoten. Het is echt heel romantisch. Het is het oudste geslacht in de Provence.’

Vol verbijstering zag en hoorde ik het aan. De arme vrouw leek de ‘romantiek’ van een familieband met een onterfde gravin uit de Provence werkelijk zo intens te beleven, dat ze nauwelijks nog besefte wat het verlies van haar spaargeld voor haarzelf betekende.

‘Mijn lieve jongedame,’ zei ik, ‘u gaat uzelf toch niet tot de bedelstaf brengen voor zo’n vleugje romantiek?’

‘Ik breng mezelf niet tot de bedelstaf. Ik zal snel eens terugkomen om bij hen te logeren. De gravin staat erop.’

‘Terugkomen? Gaat u dan naar huis?’Ze sloeg de ogen neer en zei toen, met een lichte maar heldhaftig

bedwongen trilling in haar stem: ‘Ik heb geen geld meer om nog verder te reizen!’

‘Heeft u álles weggegeven?’‘Ik houd genoeg over om terug naar huis te keren.’Ik kon een geërgerde grom niet onderdrukken; juist op dat moment

kwam hij de eetzaal uit, de neef van juffrouw Spencer, in het fortuinlijke bezit van zowel haar dierbare spaarcentjes als de hand van een Provençaalse gravin. Hij bleef even in de deuropening staan om een grote abrikoos te ontpitten die hij van tafel had meegenomen; toen duwde hij de vrucht in zijn mond en stond er zichtbaar van te genieten terwijl hij ons aankeek, wijdbeens en met de handen in de zakken van zijn fluwelen jasje. Mijn gesprekspartner kwam overeind en keek hem vluchtig aan, waarbij ik in haar blik een vreemde mengeling bespeurde van berusting en fascinatie—een soort ziekelijke vervoering. Al vond ik het nog zo’n grove, vulgaire, pretentieuze en achterbakse kerel, hij had met succes een beroep gedaan op haar gretige en weerloze verbeelding. Ik vond het weerzinwekkend, maar het was niet aan mij om me hierin te mengen, en ik wist bovendien dat het vergeefse moeite zou zijn.

De jongeman gebaarde artistiek om zich heen. ‘Leuk binnenplaatsje,’ merkte hij op. ‘Leuk stemmig oud hoekje. Fraai coloriet in die baksteen. Fijne gammele trap.’

Ik kon het werkelijk niet langer verdragen; zonder iets te zeggen gaf ik Caroline Spencer een hand. Zij keek me even aan met dat blanke gezichtje en die grote ogen, en aangezien ik haar mooie tanden zag, neem ik aan dat ze een poging deed om te lachen.

‘Heb vooral geen medelijden met mij,’ zei ze. ‘Ik weet zeker dat ik nog wel iets van dat goeie ouwe Europa te zien zal krijgen.’

Ik zei dat ik nog geen afscheid nam, dat ik de volgende ochtend nog eens zou langskomen. Haar neef, die zijn sombrero weer had opgezet, tilde hem zwierig van het hoofd bij wijze van buiging, waarop ik vertrok.

De volgende ochtend trof ik op het binnenplaatsje de waardin, nu minder strak ingerijgd dan de vorige avond. Toen ik naar juffrouw

17

Page 18: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Spencer vroeg, zei ze: ‘Partie, monsieur. Gisteravond om tien uur is ze al vertrokken met haar ... haar... niet haar echtgenoot, eh? Enfin, haar monsieur. Ze gingen naar het Amerikaanse schip.’ Ik maakte rechtsomkeert. Het arme kind was krap dertien uur in Europa geweest.

18

Page 19: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

IV

Zelf trof ik het beter en bleef ik er nog een jaar of vijf. In die tijd verloor ik mijn vriend Latouche, die aan moeraskoorts bezweek tijdens een tocht door de Oost. Een van de eerste dingen die ik na terugkeer deed, was in Grimwinter een condoleancebezoek afleggen bij zijn arme moeder. Ik trof haar in diepe droefenis en zat er de hele ochtend na mijn aankomst (ik was laat op de avond gearriveerd) naar haar smartelijke klaagzang te luisteren en de lof te zingen van mijn vriend. We hadden het nergens anders over, en ons gesprek werd pas beëindigd door de komst van een kwiek vrouwtje dat zelf kwam voorgereden in een kariool, en dat ik de teugels op de rug van het paard zag smijten met de bruuskheid van een wakker geschrokken slaper die het beddengoed afwerpt. Ze sprong haar rijtuig uit en sprong de kamer in. Het bleek de vrouw van de dominee te zijn, tevens de grootste roddeltante van de stad, en in die laatste hoedanigheid kwam ze blijkbaar een sappig nieuwtje brengen. Dat was mij even duidelijk als het feit dat mevrouw Latouche niet zo diep in de rouw was dat ze daar geen oren naar had. Het leek me raadzaam om mij terug te trekken; ik zei dat ik vóór de maaltijd graag nog een wandeling wilde maken.

‘En als u me kunt vertellen waar mijn oude kennis juffrouw Spencer woont,’ voegde ik eraan toe, ‘dan loop ik die kant op.’

De domineesvrouw reageerde meteen. Mejuffrouw Spencer woonde in het vierde huis achter de baptistenkerk; de baptistenkerk was de kerk aan de rechterkant, met dat rare groene ding boven de deur; ze noemden het een portaal, maar het leek meer op een ouderwetse bedstee.

‘Ja, ga vooral even bij die arme Caroline langs,’ zei mevrouw Latouche. ‘Het zal haar goed doen om eens een vreemd gezicht te zien.’

‘Ik zou denken dat ze onderhand haar buik vol heeft van vreemde gezichten!’ riep de vrouw van de dominee uit.

‘Om bezoek te krijgen, bedoel ik,’ preciseerde mevrouw Latouche.‘Ik zou denken dat ze onderhand haar buik vol heeft van bezoek!’

wierp haar vriendin tegen. ‘Maar u bent vast niet van plan om tien jaar te blijven,’ zei ze tegen mij.

‘Heeft ze dan zo’n gast?’ vroeg ik verbluft.‘U zult wel zien wat voor gast het is!’ zei de domineesvrouw. ‘Je ziet

haar niet snel over het hoofd. Ze zit meestal in de voortuin. Maar pas op wat u tegen haar zegt, en wees vooral beleefd.’

‘Is ze zo lichtgeraakt?’De domineesvrouw sprong op en maakte een knicksje, een

bijzonder spottende reverence.‘Dat is ze welzeker, als het u belieft. Het is een gravin!’En dat woord kwam er zo schamper uit, dat het kleine vrouwtje de

gravin recht in haar gezicht leek uit te lachen. Ik stond daar even bevreemd voor me uit te staren, en toen begon het me te dagen.

‘O, ik zal heel beleefd zijn!’ riep ik, en ik pakte mijn hoed en wandelstok en begaf mij op weg.

19

Page 20: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Het huis van juffrouw Spencer vond ik zonder moeite. De baptistenkerk was duidelijk herkenbaar, en het oude witte huisje daarnaast, met een grote schoorsteen in het midden en wilde wingerd op de muur, leek me de woning bij uitstek voor een zuinige oude vrijster met een voorliefde voor het pittoreske. Toen ik het huis naderde, vertraagde ik mijn pas—mij was immers verteld dat er altijd iemand in de voortuin zat, en ik wilde eerst het terrein verkennen. Behoedzaam wierp ik een blik over het lage witte hek dat het kleine tuintje scheidde van de ongeplaveide straat, maar ontwaarde niets wat op een gravin leek. Een smal en kaarsrecht pad voerde naar het scheve stoepje, met aan weerszijden een gazonnetje omzoomd door aalbessenstruiken. In het midden van elk gazonnetje stond een grote kweeperenboom, oud en kronkelig, en onder een van die bomen stond een tafeltje met twee stoelen. Op de tafel lag een onvoltooid borduurwerkje naast twee of drie boeken met een felgekleurd omslag.5

Ik liep de tuin in en bleef halverwege het pad staan, zoekend naar een teken van leven van de vrouw des huizes, bij wie ik—ik weet niet goed waarom—ineens aarzelde om mezelf aan te dienen. Ik besefte dat het huisje er nogal armoedig uitzag. Ik begon te twijfelen of ik mij hier wel mocht opdringen; want nieuwsgierigheid was mijn motief geweest, en nieuwsgierigheid leek hier verre van tactvol. Terwijl ik stond te aarzelen, verscheen er iemand in de deuropening die mij bekeek. Ik herkende Caroline Spencer meteen, maar zij keek mij aan alsof ze me nooit eerder had gezien.

Vriendelijk, maar ook ernstig en bedeesd liep ik op haar af en zei, in een poging tot amicale scherts: ‘Ik heb daarginds op u zitten wachten, maar u kwam maar niet terug.’

‘Wachten? Waar, meneer?’ vroeg ze zacht, en ze sperde haar heldere ogen nog verder open.

Ze was een stuk ouder geworden. Moe en afgetobd zag ze eruit.‘Waar anders,’ zei ik, ‘dan in Le Havre?’Ze staarde me aan; toen brak de herkenning door. Ze glimlachte en

bloosde en sloeg de handen ineen. ‘Nu weet ik het weer,’ zei ze. ‘Ik herinner me die dag nog wel.’ Maar ze stond daar zonder de deur uit te komen of mij binnen te noden. Ze was in verlegenheid gebracht.

Ik was er zelf ook een beetje mee verlegen. Ik prikte met mijn rotting in het pad. ‘Ik bleef maar naar u uitzien, jaar na jaar,’ zei ik.

‘In Europa bedoelt u?’ prevelde juffrouw Spencer.‘In Europa! Natuurlijk! Hier blijkt u gemakkelijk genoeg te vinden.’Ze legde haar hand op de verveloze deurpost en hield haar hoofd

een beetje scheef. Ze keek me even zwijgend aan en ik meende in haar gelaat de uitdrukking te ontwaren die je in de ogen van een vrouw ziet als er tranen opwellen. Ineens kwam ze op het gebarsten stoepje staan en trok de voordeur achter zich dicht. Toen gleed er weer een intense glimlach over dat gelaat, en ik zag dat haar tanden nog altijd even mooi waren. Maar er waren ook tranen gevloeid.

‘Bent u al die tijd daar geweest?’ vroeg ze, bijna fluisterend.‘Tot drie weken geleden. En u—bent u nooit meer teruggegaan?’Ze bleef me met haar strakke glimlach aankijken en stak een arm

20

Page 21: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

achter haar rug om de deur weer te openen. ‘Ik ben niet erg beleefd,’ zei ze. ‘Wilt u binnenkomen?’

‘Ik ben bang dat ik ongelegen kom.’‘Welnee!’ zei ze, en ze lachte nog breder. Ze duwde de deur open

en wenkte me mee.Ik liep naar binnen en volgde haar. Ze ging me voor naar een kleine

kamer links van de kleine vestibule—haar salon, veronderstelde ik, al bevond de kamer zich aan de achterzijde van het huis en passeerden we de gesloten deur van een ander vertrek dat uitzicht moest bieden op de kweeperenbomen. De achterkamer keek uit op een schuurtje en twee kakelende kippen. Maar ik vond het er heel mooi, tot me opviel dat het in al zijn elegantie ook van opperste soberheid was—waarop ik het meteen nóg mooier vond: nooit had ik zo’n smaakvol ensemble gezien van vergeelde chintz en oude mezzotinten in lijstjes van gelakte herfstbladeren.

Juffrouw Spencer nam plaats op een piepklein stukje sofa, de handen stijf ineengeslagen op haar schoot. Ze zag er tien jaar ouder uit, en het zou pervers zijn geweest om haar nog steeds knap te noemen. Toch vond ik dat wel, ik vond haar althans aandoenlijk. Ze was nogal nerveus. Ik probeerde te doen alsof ik het niet zag, maar ineens, zonder de minste aanleiding—vanuit de onbedwingbare herinnering aan ons vriendschappelijk treffen in Le Havre—zei ik tegen haar: ‘Ik kom wel degelijk ongelegen. U bent van streek.’

Ze sloeg de handen voor het gezicht en bleef even zo zitten. Toen haalde ze haar handen weg en zei: ‘Omdat u herinneringen oproept...’

‘Aan die ellendige dag in Le Havre, bedoelt u?’Ze schudde het hoofd. ‘Het was geen ellendige dag. Het was een

heerlijke dag.’‘Ik kreeg de schok van mijn leven toen ik de volgende ochtend bij

de herberg hoorde dat u alweer was vertrokken.’Ze zweeg even. Toen zei ze: ‘Laten we het daar alstublieft niet over

hebben.’‘Bent u regelrecht hierheen gekomen?’ vroeg ik.‘Precies dertig dagen na vertrek was ik weer thuis.’‘En hier bent u sindsdien altijd gebleven?’‘O ja!’ zei ze zacht.‘Wanneer gaat u weer naar Europa?’Het was een brute vraag, maar de zachtmoedigheid van haar

berusting zat me dwars en ik wilde haar een blijk van ongeduld ontlokken.

Ze staarde even naar een klein vlakje zonlicht op het tapijt. Toen kwam ze overeind en liet de jaloezieën een eindje zakken om de zonnestraal buiten te sluiten. Meteen daarop zei ze, nog steeds op diezelfde zachtmoedige toon, ten antwoord op mijn vraag: ‘Nooit!’

‘Ik hoop dat uw neef u het geld heeft terugbetaald.’‘Het hoeft niet meer,’ zei ze met afgewende blik.‘U hoeft uw geld niet meer?’‘Ik hoef niet meer naar Europa.’‘Bedoelt u dat u niet zou gaan als u zou kunnen?’

21

Page 22: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

‘Het kan niet, het kan niet,’ zei Caroline Spencer. ‘Het is allemaal voorbij. Ik denk er nooit meer aan.’

‘Hij heeft u dus nooit terugbetaald!’ riep ik uit.‘Alstublieft—alstublieft,’ begon ze.Maar ze viel stil; ze keek naar de deur. In de hal hadden

voetstappen en geruis geklonken.Ik keek ook naar de deuropening, waarin nu iemand anders

verscheen, een dame die bij de drempel bleef staan. Achter haar doemde een jongeman op. De dame schonk mij een indringende blik, die lang genoeg duurde om mij een levendige indruk van haar te vormen. Toen wendde ze zich tot Caroline Spencer en zei, met een glimlach en een zwaar buitenlands accent: ‘Excuseer als iek stoor! Iek wist niet dat u had gezelskap, meneer is zo stilletjes binnengekoom.’

Waarna ze haar blik weer op mij vestigde.Het was een heel merkwaardige vrouw, en toch was mijn eerste

indruk dat ik haar al eens had gezien. Tot ik besefte dat ik alleen dames had gezien die sterk op haar leken. Maar dat was ver van Grimwinter geweest, en het was een vreemde gewaarwording om haar type hier nu tegen te komen. Waarheen voerde haar aanblik mij in gedachten terug? Naar een duistere overloop van een groezelig appartement op een Parijse vierde verdieping—naar een open deur waardoor een glimp kan worden opgevangen van een vuile antichambre, en naar Madame die met één hand haar vale ochtendjapon dichthoudt als ze zich over de trapleuning buigt en naar de conciërge beneden brult of die haar nog koffie komt brengen. De logee van juffrouw Spencer was een heel grote vrouw, van middelbare leeftijd, met een vlezig, lijkbleek gezicht en strakgetrokken haar à la chinoise. Ze had kleine, borende oogjes en wat Fransen een innemende glimlach noemen. Ze droeg een oude ochtendjapon van roze kasjmier en witte borduursels, waarvan ze evenals de vrouw in mijn vluchtige visioen de uiteinden op haar borst bijeenhield met een vlezige blote arm en een forse hand met diepe kuiltjes bij de knokkels.

‘Iek kom slechts vragen naar mijn café,’ richtte ze zich met haar innemende glimlach tot juffrouw Spencer. ‘Iek zou die graag krijgen in de tuin, onder de boompje.’

De jongeman achter haar was nu de kamer in gestapt, en ook hij stond mij aan te kijken. Het was een kereltje met een knap gezichtje en een provinciaal soort fatterigheid—een kleine Adonis van Grimwinter. Hij had een scherp neusje, een puntig kinnetje en, zag ik, piepkleine voetjes. Hij stond me dom aan te staren, zijn mond hing open.

‘Uw koffie komt eraan,’ zei juffrouw Spencer, met een lichte blos op beide wangen.

‘Dat is ’eel fijn!’ zei de dame in de ochtendjas. ‘Neem je boek,’ voegde ze de jongeman toe.

Hij keek verweesd om zich heen. ‘Bedoel u m’n grammatica?’ vroeg hij, op hulpeloze toon.

Maar de grote dame stond mij nieuwsgierig op te nemen en trok met haar witte arm de ochtendjas strakker om zich heen.

‘Neem je boek, vriend,’ herhaalde ze.‘Bedoel u m’n poëzie dan?’ zei de jongeman, die ook weer naar mij

22

Page 23: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

stond te staren.‘Laat ’et boek maar,’ zei zijn metgezel. ‘Vandaag zullen wij praten.

Wij zullen conversatie maken. Maar wij moeten ’en niet storen. Kom,’ en ze draaide zich om. ‘Onder de boompje,’ zei ze nogmaals, tegen juffrouw Spencer.

En met een soort groet in mijn richting en een ‘Monsieur!’ schreed ze de deur weer uit, gevolgd door de jongeman.

Caroline Spencer stond naar de grond te staren.‘Wie is dat?’ vroeg ik.‘Mijn nicht, de gravin.’‘En wie is die jongeman?’‘Haar leerling, de heer Mixter.’Bij deze beschrijving van de relatie tussen die twee schoot ik even

in de lach. Juffrouw Spencer keek me ernstig aan.‘Ze geeft Franse les. Ze heeft haar fortuin verloren.’‘Ik begrijp het,’ zei ik. ‘Ze wil niemand tot last zijn. Dat is heel

netjes.’Juffrouw Spencer keek weer naar de grond. ‘Ik moet de koffie

halen,’ zei ze.‘Heeft mevrouw veel leerlingen?’ vroeg ik.‘Alleen meneer Mixter. Ze schenkt hem al haar tijd.’Nu mocht ik niet meer lachen, al had ik die aanvechting wel; maar

juffrouw Spencer keek te ernstig. ‘Hij betaalt heel goed,’ zei ze simpelweg. ‘Hij is heel rijk. Hij is heel aardig. Hij neemt de gravin mee uit rijden.’ En ze draaide zich om.

‘Gaat u de koffie van de gravin halen?’ vroeg ik.‘Als u me even wilt excuseren.’‘Is er niemand anders die dat kan doen?’Ze keek me aan met onverstoorbare zachtmoedigheid. ‘Ik heb geen

bedienden.’‘Kan ze niet voor zichzelf zorgen?’‘Dat is ze niet gewend.’‘Ik begrijp het,’ zei ik, zo begripvol mogelijk. ‘Maar vertelt u me

eerst nog even: wie is die dame?’‘Ik heb u al over haar verteld—destijds. Zij is de vrouw van mijn

neef, die u toen gezien hebt.’‘De dame die vanwege haar huwelijk door haar ouders werd

onterfd?’‘Ja, die willen haar nooit meer zien. Ze is verstoten.’‘En waar is haar man?’‘Die is gestorven.’‘En waar is uw geld?’De arme meid kromp ineen, mijn vragen waren te doelgericht. ‘Dat

weet ik niet,’ zei ze vermoeid.Maar ik ging nog even door. ‘En na de dood van haar man is deze

dame hierheen gekomen?’‘Ja, op een dag kwam ze hier.’‘Hoelang geleden?’‘Twee jaar.’

23

Page 24: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

‘En al die tijd is ze hier gebleven?’‘De hele tijd.’‘Hoe bevalt het haar hier?’‘Helemaal niet.’‘En hoe bevalt het ú?’Juffrouw Spencer sloeg de handen even voor haar gezicht, zoals ze

tien minuten eerder ook al had gedaan. Toen ging ze snel koffie voor de gravin halen.

Ik bleef alleen achter in de kleine salon; ik wilde hier meer van zien, meer van weten. Na vijf minuten kreeg ik bezoek van de jongeman die door juffrouw Spencer was omschreven als de pupil van de gravin. Hij stond me even met halfopen mond aan te kijken. Ik zag dat het nogal een simpele jongen was.

‘Ze vraagt of u niet naar buiten wilt komen,’ zei hij uiteindelijk.‘Wie vraagt dat?’‘De gravin. Die Franse dame.’‘Heeft ze u gevraagd om mij te halen?’‘Jawel, m’neer,’ zei de knul zwakjes, met een blik op mijn één meter

vijfentachtig.Ik liep met hem mee en we troffen de gravin op een stoel onder een

van de kweeperenbomen voor het huis. Ze haalde een naald door het borduurwerk dat ze van het tafeltje had gepakt. Minzaam wees ze op de andere stoel en ik nam plaats. Meneer Mixter keek even om zich heen en zette zich toen in het gras aan haar voeten. Hij zat met open mond beurtelings naar mij en de gravin te kijken.

‘Ik weet zeker dat u Frans spreekt,’ zei de gravin, met die fonkelende oogjes op mij gevestigd.

‘Dat klopt, madame—ik spreek het wel een beetje,’ zei ik in haar eigen taal.

‘Voilà!’ riep ze uit. ‘Ik wist het zodra ik u zag. U bent in mijn arme mooie land geweest.’

‘Heel lang zelfs.’‘Kent u Parijs?’‘Door en door, mevrouw.’ En niet zonder bedoeling keek ik haar

recht in de ogen.Ze sloeg haar ogen meteen neer en keek naar meneer Mixter.

‘Waar praten wij over?’ vroeg ze haar aandachtige pupil.Hij trok zijn knieën op, plukte aan het gras, staarde voor zich uit,

bloosde een beetje. ‘U praat Frans,’ zei meneer Mixter.‘La belle découverte!’ zei de gravin. ‘Tien maanden geef ik hem nu

al les,’ legde ze mij uit. ‘Doe geen moeite om niet te zeggen dat het een idioot is, hij verstaat u toch niet.’

‘Ik hoop dat uw andere leerlingen u meer voldoening schenken,’ zei ik.

‘Ik heb geen andere. Ze weten hier niet wat Frans is. Ze willen het niet weten. U kunt zich dus voorstellen wat een genoegen het mij doet om iemand te ontmoeten die het zo goed spreekt als u.’ Ik zei dat het genoegen geheel mijnerzijds was; en zij zette haar borduurwerk voort,

24

Page 25: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

met uitgestoken pink. Af en toe hield ze het werkje dicht bij haar bijziende ogen en tuurde ernaar. Ik vond haar bijzonder onaangenaam. Ze was grof, geaffecteerd en achterbaks, en als zij een gravin was, was ik een kalief. ‘Vertelt u eens over Parijs,’ ging ze door. ‘De naam alleen maakt al emoties los! Hoe lang is het geleden dat u er was?’

‘Twee maanden.’‘Geluksvogel! Vertel er eens iets over. Wat deden ze daar? Ach,

voor één uurtje op de boulevard...’‘Ze deden zo’n beetje wat ze daar altijd doen: zichzelf enorm

vermaken.’‘In de theaters, hè?’ zuchtte de gravin. ‘In de cafés-concerts, aan de

kleine terrastafeltjes? Quelle existence! U moet weten dat ik een Parisienne ben, monsieur,’ voegde ze eraan toe. ‘In hart en nieren.’

‘Dan was juffrouw Spencer dus abuis,’ waagde ik, ‘toen ze zei dat u uit de Provence komt.’

Ze verstarde en drukte haar neus weer op haar borduurwerk, dat er nogal slordig en lukraak uitzag. ‘Ach, ik ben Provençaals van geboorte, maar Parisienne van... van nature.’

‘En uit ervaring, neem ik aan?’Ze keek me even vragend aan met haar priemende oogjes. ‘Ach,

ervaring! Over mijn ervaringen zou ik u heel wat kunnen vertellen. Ik had bijvoorbeeld nooit gedacht dat het leven dit voor mij in petto had.’ En met een zwaai van haar blote onderarm en een ruk van haar hoofd gebaarde ze naar al wat haar omringde—het witte huisje, de kweeperenboom, de gammele schutting, en zelfs meneer Mixter.

‘Een leven in ballingschap,’ zei ik glimlachend.‘U kunt zich voorstellen hoe het moet zijn! In de twee jaar dat ik

hier nu ben, heb ik uren beleefd... uren...! Je went aan dingen, en soms denk ik dat ik zelfs hieraan gewend ben geraakt. Maar er zijn dingen waar geen eind aan komt. Neem nu mijn koffie.’

‘Drink u altijd koffie op dit uur?’ vroeg ik.Ze gooide haar hoofd achterover en nam me eens goed op.‘Op welk uur had u dan gewild dat ik het drink? Ik kan niet zonder

mijn kopje koffie na het ontbijt.’‘O, u ontbijt op dit uur?’‘Rond de middag—comme cela se fait. Hier ontbijten ze om kwart

over zeven. Dat “kwart over” is charmant!’‘Maar u vertelde me over uw koffie,’ zei ik meelevend.‘Mijn cousine gelooft er niet in. Ze kan het maar niet begrijpen. Het

is een brave meid, maar dat kleine kopje zwarte koffie, met een scheutje cognac, op dit uur van de dag—het gaat haar verstand te boven. Dus moet ik elke dag opnieuw het ijs breken, en u ziet wel hoe lang het dan duurt voordat de koffie eindelijk komt. En als die dan komt, monsieur! Neem het mij niet kwalijk als ik u er niets van aanbied. Dat is omdat ik weet dat u de koffie op de boulevard hebt geproefd.’

Ik ergerde me dood aan deze misprijzende woorden over de eenvoudige gastvrijheid van die arme Caroline Spencer—maar om niet onbeschoft te worden zweeg ik maar. Ik keek alleen naar meneer Mixter, die met de armen om de knieën gefascineerd de gratie van mijn

25

Page 26: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

gesprekspartner in ogenschouw nam. Ze zag me kijken en schonk me een veelbetekenend glimlachje. ‘Hij aanbidt me, weet u,’ prevelde ze, en drukte haar handwerkje weer tegen haar neus. Ik zei dat ik dat graag geloofde, waarop ze vervolgde: ‘Hij droomt ervan mijn minnaar te worden! Ja, dat is zijn droom. Hij heeft een Franse roman gelezen—daar heeft hij een half jaar over gedaan. Maar sinds die tijd ziet hij zichzelf als de held en mij als heldin!’

Meneer Mixter had duidelijk geen flauw idee dat het over hem ging, in vervoering als hij was van haar aanblik. Op dat moment kwam Caroline Spencer het huis uit met een koffiepot op een dienblaadje. Ik zag dat ze onderweg van de deur naar de tafel een vlugge, vagelijk smekende blik op mij wierp. Ik vroeg me af hoe ik die moest duiden. Het leek me de uiting van een half bevreesd verlangen om te weten wat ik, als man van de wereld die in Frankrijk was geweest, van haar gravin vond. Dat bracht mij in een lastig parket. Ik kon haar niet vertellen dat haar gravin hoogstwaarschijnlijk de weggelopen vrouw van een of ander kappertje was. Daarom probeerde ik ineens juist de hoogste achting voor haar te tonen. Maar ik stond op; ik kon daar niet langer blijven. Ik kon er niet tegen om Caroline Spencer er als een dienstmeid bij te zien staan.

‘Verwacht u nog enige tijd in Grimwinter te blijven?’ vroeg ik de gravin.

Een verschrikkelijk schouderophalen was haar antwoord.‘Wie weet? Misschien nog jaren. Als men eenmaal in de miserie is

beland!—Chère belle,’ wendde ze zich tot juffrouw Spencer, ‘je bent de cognac vergeten!’

Ik hield Caroline Spencer tegen toen die, na even zwijgend naar het tafeltje te hebben gestaard, aanstalten maakte om deze ontbrekende lekkernij te gaan halen. Zwijgend gaf ik haar een hand ten afscheid. Ze zag er doodmoe uit, maar in de onverbiddelijke mildheid van haar gezicht las ik ook een vreemde hint van toekomstige volharding. Volgens mij was ze eigenlijk wel opgelucht dat ik vertrok. Meneer Mixter was overeind gekomen en schonk de gravin haar koffie in. Toen ik langs de baptistenkerk liep, bedacht ik dat die arme juffrouw Spencer gelijk had gekregen met haar voorgevoel dat ze nog wel iets van dat goeie ouwe Europa te zien zou krijgen.

26

Page 27: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Verantwoording

‘Four Meetings’ verscheen in 1877 in Scribner’s Monthly en werd in 1879 voor het eerst in boekvorm gebundeld met Daisy Miller en An International Episode. Die eerste boekversie, en niet de sterk uitgebreide en herziene tekst uit de New York Edition van bijna dertig jaar later, vormt de brontekst voor deze vertaling.

De omslagillustratie is een aquarel van William Turner (1775-1851), Le Havre: Tour de François Ier (ca. 1832), aanwezig in het depot van de Tate Gallery.

Voor meer vertaalde verhalen van James, zie mijn blog en mijn bibliografisch overzicht online.

27

Page 28: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

Aantekeningen

28

Page 29: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web viewMevrouw Latouche vroeg me in de loop van de avond of ik ‘geen zin had’ om enkele jongedames onze foto’s te laten zien. Die foto’s zaten

1 over wie Byron een gedicht had geschreven: ‘The Prisoner of Chillon’ (1816, en in 1838 door Nicolaas Beets vertaald als ‘De gevangene van Chillon’) is een op het leven van François Bonivard (1495-1570) gebaseerd gedicht over een aanhanger van Calvijn die, nadat zijn vader en twee broers in de Zwitserse godsdienstoorlog zijn gedood, met zijn twee resterende broers in een kerker belandt en als enige die opsluiting overleeft. Als hij na vele jaren eindelijk weer vrijkomt, is hij de wereld zo onthecht en het leven in zijn kerker zo gewend geraakt, dat de last van de vrijheid hem zwaar valt. In de vertaling van Beets (zie DBNL):

Doch eindlijk trad de redding toe;’k Was vrij—maar vroeg waarom noch hoe.Het was op ’t laatst mij reeds om ’t evenGeboeid of ongeboeid te leven:De wanhoop was mijn vriend alleen;En dus, toen men in ’t eind verscheen,En van mijn uitgedorde leênHet overschot der boeien slaakte,Was ’t hol, waar elk van gruwen zal,Mijn thuis, mijn eigendom, mijn al!En ’k schroomde schier, toen ’t uur genaakte,Mij af te scheuren van een krocht,Waaraan de tijd mij had verknocht,[...]Ja zelfs—al schijnt het bittre spot—Ik en mijn keetnen werden vrinden:Zoo kan gewoonte en tijd verbinden,En ons verzoenen met ons lot!Ja, wederkeerende in de lucht,Hernam ’k de vrijheid met een zucht.

2 dat schilderachtige ronde gebouw dat de naam droeg van François I en eruitzag als een Castel Sant’Angelo in het klein: De Tour François Ier, die sinds 1520 de ingang van de haven in Le Havre sierde en onder meer in de schilderijen van Turner is vereeuwigd. Wegens havenuitbreiding werd in 1861 besloten tot de sloop, die in 1869 was afgerond—nog geen tien jaar voordat James zijn verhaal schreef. De Castel Sant’ Angelo of Engelenburcht is een monument in Rome.3 Rue Bonaparte: in de Rue Bonaparte was (en is nog steeds) de École nationale supérieure des beaux-arts gevestigd.4 Gérôme: Jean-Léon Gérôme (1824-1904), Frans schilder en beeldhouwer.5 een felgekleurd omslag: Franse romans, met name goedkopere liefdesromannetjes, hadden doorgaans een felgeel omslag.