KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van...

113
47 Discussiën in de staatscommissie.1840/1. 1 18 dec.[1840] 2 Geen illusie; maar de gansche uitgestrektheid van het kwaad. Vooral de beginsels niet miskennen; en als een voorregt beschouwen wat verderfelijk is.Ik wensch geene omverwerping.Gemengde scholen,waar de kinderen der onderscheidene christelijke kerkgenootschappen zich kunnen ontmoeten, zonder dat er eenige aanstoot aan de gezindheden gegeven worde. Objectie:Art.226 der grondwet. 3 Refutatie:Zorg;gelijke bescherming.Maar geene verpligting om gemengde scholen voor allen [daar te stellen?].Als art. 191 4 in den ruimsten zin genomen wordt, dan scholen voor alle gezindheden. Geen gelijke benadeeling. Nooit zo begrepen. De staatsregeling van 1805, art. 4, bepaalt:`gelijke bescherming aan alle Kerkgenootschappen.' 5 En echter in de Wet van 1806 christelijk: art.23 van het Reglement. 6 Art. 11 van de Verordeningen voor de examens. 7 Art. 6 der Algemeene schoolorde: christelijk gebed. 8 Wel niet de regte zin,maar toch uitsluiting van het Israëlitisch element: het mogt niet hinderlijk zijn in de christelijke inrigting der school. Vandaar Besluit van 10 mei 1817 over de godsdienstige Israëlitische scholen. 9 Ook in 'talgemeen voor zedelijke en maatschappelijke pligten,beschaving.enz. 10 Opmerkelijk Besluit: het verband van staat en kerk. Wij zijn geen protestantsche of catholijke staat, volgens de bedoeling der grondwet; maar wel een christelijke staat, die alle bestaande godsdienstige gezindheden niet slechts verdraagt, maar gelijkelijk beschermt. Dit is, ofschoon er dubbele interpretatie kan zijn, vastgehouden ook in dagen van meerdere onverschilligheid. De bisschop van Luik. 11 In België is de zaak dezelfde.Want hij spreekt van het openbaar onderwijs gegeven ten koste 12 van den staat.Zie p.11. 13 `C'est la religion positive qui sera la base de l'éducation dans les écoles':[Exposé,]p.545. Door gemengde scholen versta ik die waar de kinderen der verschillende christelijke gezindheden komen.Kan nu in die gemengde scholen geenerlei christelijk element worden geduld? Thans vooroordeel;wegens de onchristelijke rigting die, onder den naam van christelijk, gegeven is.Maar de gemeenschappelijke 14 oppositie toont reeds dat er dwalingen zijn,waartegen wij evenzeer ijveren en op denzelfden grond.Zij zijn er;

Transcript of KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van...

Page 1: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

47 Discussiën in de staatscommissie. 1840/1.1

18 dec. [1840]2

Geen illusie; maar de gansche uitgestrektheid van het kwaad. Vooral de beginsels niet miskennen; en als een voorregt beschouwen wat verderfelijk is. Ik wensch geene omverwerping. Gemengde scholen, waar de kinderen der onderscheidene christelijke kerkgenootschappen zich kunnen ontmoeten, zonder dat er eenige aanstoot aan de gezindheden gegeven worde.Objectie: Art. 226 der grondwet.3

Refutatie: Zorg; gelijke bescherming. Maar geene verpligting om gemengde scholen voor allen [daar te stellen?]. Als art. 1914 in den ruimsten zin genomen wordt, dan scholen voor alle gezindheden. Geen gelijke benadeeling. Nooit zo begrepen. De staatsregeling van 1805, art. 4, bepaalt: `gelijke bescherming aan alle Kerkgenootschappen.'5 En echter in de Wet van 1806 christelijk: art. 23 van het Reglement.6 Art. 11 van de Verordeningen voor de examens.7 Art. 6 der Algemeene schoolorde: christelijk gebed.8 Wel niet de regte zin, maar toch uitsluiting van het Israëlitisch element: het mogt niet hinderlijk zijn in de christelijke inrigting der school. Vandaar Besluit van 10 mei 1817 over de godsdienstige Israëlitische scholen.9 Ook in 't algemeen voor zedelijke en maatschappelijke pligten, beschaving. enz.10 Opmerkelijk Besluit: het verband van staat en kerk.

Wij zijn geen protestantsche of catholijke staat, volgens de bedoeling der grondwet; maar wel een christelijke staat, die alle bestaande godsdienstige gezindheden niet slechts verdraagt, maar gelijkelijk beschermt. Dit is, ofschoon er dubbele interpretatie kan zijn, vastgehouden ook in dagen van meerdere onverschilligheid. De bisschop van Luik.11 In België is de zaak dezelfde. Want hij spreekt van het openbaar onderwijs gegeven ten koste12 van den staat. Zie p. 11.13 `C'est la religion positive qui sera la base de l'éducation dans les écoles': [Exposé,] p. 545.

Door gemengde scholen versta ik die waar de kinderen der verschillende christelijke gezindheden komen. Kan nu in die gemengde scholen geenerlei christelijk element worden geduld? Thans vooroordeel; wegens de onchristelijke rigting die, onder den naam van christelijk, gegeven is. Maar de gemeenschappelijke14 oppositie toont reeds dat er dwalingen zijn, waartegen wij evenzeer ijveren en op denzelfden grond. Zij zijn er; tegenover die dogmata eristica.15 Ik treed niet in de vraag tot welke vakken zich het gezamenlijk onderwijs zal kunnen uitstrekken. Of de lezing van Gods Woord, in het bijzijn der roomsch-catholijke kinderen, volstrekt onmogelijk is; dan wel of er, zooals in Ierland, extracts16 [gelezen kunnen worden] of de bijbelsche geschiedenis [verteld kan worden] door een protestant aan een catholijk en omgekeerd. Maar ik vraag wat of17 voor catholijken en protestanten beide beter is: de volstrekte uitsluiting van het christelijke, of het op den voorgrond stellen ervan. Een gebed? Lezen en schrijven? De geboden, het gebed des Heeren, eenige spreuken?18 De opleiding der kinderen. De meesters. Alle grieven, hier te lande, tegen de onchristelijke rigting; maar tot dusver niet tegen de onderwijzers die zich bij die algemeene waarheden bepaalden. En nu kunnen nog meerdere waarborgen [verlangd worden]. In Pruissen zijn die gemengde scholen.19

Objectie: De onderwijzers?Refutatie: Betere vorming; ook niet te laag stellen. Een onderwijzer behoort christen te zijn en [een] handleiding van het onderwijs te hebben. En zou hij dan niet de eenvoudige bijbelwaarheden kunnen leeren?

En nu hoe is het facto hier te lande? De scholen, de boekjes.20 En echter de vreemdelingen!

Page 2: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

21 Vlugtig22: met23 schoolopzieners. Cuvier.24 Ook wij waarderen dat.25 De la Sagra.26 Daarentegen Cousin27 en Thiersch.28 Verkeerde aanhaling van Cousin door Binnenlandsch Departement.29

Het moet30 zoo zijn; volgens den zin en geest der Wet van 1806; die niet af te scheiden is van de reglementen en de circulaire. Slechts de uitvoering?31 Maar die uitvoering, terstond en voortdurend, bewijst toch ook iets. De geest des tijds, blijkbaar in den toestand der kerk, der Maatschappij [tot nut] van 't algemeen, en in 't algemeen van de toenmalige gewrochten. En ook in de handelingen der ontwerpers zelve. Geenszins hiermede het christelijk geloof van dezen of genen betwijfeld. De heer van Stralen32: maar dit juist.33 De circulaires der synodes34, enz. hebben voor mij weinig waarde. Getuige der flaauwheid van die periode, zoo ook de aartspriesters.35 Zij zullen zich voorgesteld hebben dat die gemeenschappelijke grondslag behouden was. Art. 22 en 2336

vereenigd met de periode uit de circulaire.37 Met geringe wijziging38: in de Wet. En door eene wet. Dit grondwettig. Teregt. Nadere toetsing wenschelijk.

Tijd van spanning.39 Geen maatregelen [nemen] die het karakter van die spanning dragen. Dus de gemengde scholen behouden. Geene weinig beduidende maatregelen, die het bezwaar gedeeltelijk zouden laten bestaan. Geene maatregelen die de spanning zouden verhoogen. Bij zulke gemengde ongodsdienstige scholen. De gansche Roomsch-Catholijke kerk, blijkens het adres der kerkvoogden.40 Ook de Hervormde kerk. Niet slechts bijbellezing, maar christelijke opvoeding ook op de school.

Het bezwaar moet, zooveel mogelijk, gepreciseerd worden: waar wij ons over beklagen, wat wij verlangen. Wij klagen over onchristelijk en antichristelijk onderwijs.41 Wie niet voor ons is, is tegen ons.42 Maar wat is antichristelijk? Daarbij kan veel overdrijving plaatshebben. Paulus, Jacobus, Christus zelf! Maar ik zeg ook met een ander Duitsch geleerden43 dat men dikwerf uit het christendom Christus weggenomen heeft. Antichristelijk [is] alles wat eene der fundamentele waarheden van het evangelie regtstreeks of zijdelings omverwerpt of ondermijnt. En dit nu gebeurt juist, als men geschiedenis en zedekunde afscheidt van het leerstellige. Het is ermee zamengevlochten. Geschiedenis, dogmatiek, en zedekunde is één. Elk feit is een dogma, en elk dogma is de bron van een voorschrift.44 Bijvoorbeeld: Onze eerste ouders zijn Gode ongehoorzaam geweest45; door één mensch is de zonde, enz.46; de noodzakelijkheid om zich tot den Zaligmaker te wenden.47 Bijvoorbeeld: Jezus is op aarde gekomen48; Joh. 3 v. 1649; indien Hij zijn leven voor ons gesteld heeft, enz.50

Dit slechts in het oog houden. Geen systema, geen dorre, stelselmatige voordragt. Geen indringen in verborgenheden.51 Trapsgewijze. Voorzeker; maar dit geldt de wijs en den omvang der voordragt, nooit het wezen der waarheid. Nooit mag iets in een valsch licht worden geplaatst. Dezelfde waarheid moet voorgedragen worden op verschillende manier, naar ieders vatbaarheid. Men zou minder zwarigheid erin gezien hebben om het leerstellige aan kinderen voor te dragen, zoo men dit niet te uitsluitend als voorwerp van het verstand had beschouwd.52 Mysteriën blijven mysteriën ook voor den wijsgeer. De kinderen [zijn] vatbaar voor de eenvoudige waarheid. Dus wenschen wij slechts dat die groote, eenvoudige, algemeene waarheden van het evangelie, welke den weg der zaligheid uitmaken in de scholen, zooal niet opzettelijk geleerd, toch bij onderwijs en opleiding zoodanig in het oog worden gehouden dat al het overige daaruit afgeleid en daarmede in verband worde gebragt.

De geschiedenis uit het oogpunt van een christen. De zedekunde evenzeer. Geene heidensche zedekunde?53 Elke zedekunde is ongenoegzaam, die niet gebouwd is op onvermogen en hooger kracht. De opvoeding. Eene godsdienstige strekking? Ik ken er geene die niet tevens christelijk is (religiositeit54). Dit brengt mij tot eenige tegenwerpingen. `De school is eene instelling van den staat; enkel tot onderwijs, niet tot opvoeding.'55 Het systema is nieuw. Dateert van den

Page 3: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

revolutionairen tijd.56 Vroeger kerk en school in het naauwste verband. Het is dan ook enkel in de gerevolutioneerde staten. In Pruissen.57 In Engeland.58 Peel.59 Stanley.60 Het is ook reeds oud. Guizot en Cousin.61 De opvoeding moet niet met het onderwijs verward worden; het onderwijs is niet de gansche opvoeding62, maar toch een middel, een deel der opvoeding. In de school moet niet slechts onderwezen, maar ook opgevoed worden. De opvoeding is de zaak van de ouders en van de kerk. Ook, maar niet uitsluitend. Waarlijk hun vereenigde poging is niet teveel. Elkander ondersteunen. Hoeveel te meer, als de huisselijke opvoeding voor een groot deel des volks verderfelijk is.

23 dec. [1840].

Geheele nieuwe organisatie.63 Wij kunnen niet in die details [treden]. Alleen de beginselen aangeven; de applicatie overlaten aan degenen die daarmede belast zullen worden. De bijbel geen overvraging; een ultimatum.64 Insgelijks geen transigeren met beginsels; maar in de toepassing kan er toenadering, wederzijdsche inlichting zijn. Ik wensch niet zoozeer te betoogen wat ik op zichzelf het beste reken, maar te beoordeelen hetgeen ik mogelijk acht.

De toelichting van den heer Meylink.65 Niet zóó verdienstelijk. Onnaauwkeurigheden. Een met overhaasting vervaardigd zamenraapsel van uitgelokte bezwaren. Nubes66: een nevel, die ligt het oog der commissie benevelen zou. Anders geene pièces justificatives en wij hadden onverrigterzake uiteen moeten gaan? Ik betwijfel het. Wij zouden, evenals Z.M., genoeg aan het getuigenis der kerkvoogden67 gehecht hebben. De bisschop zelf68 zou ons ingelicht hebben. Spanning; ook kunstmatig. Ik moet hier te meer op drukken, om het verband met het bezwaar der Afgescheidenen. Men heeft de behandeling hiervan als questieus voorgedragen. Geene andere bezwaren ter onzer behandeling. Maar die bezwaren in hun ganschen omvang, ten aanzien der klagers en van allen die erdoor bezwaard worden.

De adress[en]69 zelf. Binnenlandsch Departement.70 De aard der zaak.71 Zonderling dat een gouvernement zich met bezwaren die zij kent, eerst dan bezig zou moeten houden, als men er requesten over inzendt. Beschamend voor het vertrouwen der ingezetenen. Wedstrijd van petitiën. Die het hardste schreeuwt72 . . . Z.M. Ook mijne benoeming.73 In dien zin tot mij gesproken. Liever explicatie vragen.74 Noodige opmerking. Anders, als er een middel gevonden wierd, waardoor alleen de roomsch-catholijken bevredigd wierden, zouden wij gedefungeerd hebben. Er bestaan tegen het onderwijs hier te lande, bij de erkentenis van al het goede, zeer groote en zeer regtmatige bezwaren. Eigenlijk zich resumerende in het godsdienstig bezwaar, bijgebragt door roomsch-catholijken en protestanten.

Over de inrigting van het onderwijs der openbare scholen en het gouvernementsmonopolie. Sedert 34 jaren voldoet het niet aan de verwachting van protestanten en catholijken? Het voldoet niet aan den eisch der roomsch-catholijke en der christelijk-protestantsche leer.75 Maar men was er lang mede ingenomen.

Hoe dit ook zij, de bezwaren bestaan; zij zijn wezenlijk en hoogst gewigtig. Aan den een' kant veel overdrijving; maar toch: de bevordering van dat soort van onderwijs76 heeft in België de treurigste gevolgen gehad. Tweeledig bezwaar. De verkeerde rigting van het openbaar onderwijs; de moeijelijkheid om zich daarvoor schadeloos te stellen. In verband. In de Wet van 1806 en in den geest dier tijden.

Nu het redres, de wegneming der bezwaren. Instandhouding der gemengde scholen. Derhalve zuivering, van de strekking tot protestantismus, antichristendom, indifferentismus. Die aanval tegen de Roomsch-Catholijke kerk en die overhelling tot eene onchristelijke zedekunde

Page 4: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

kunnen worden voorgekomen. Sommige maatregelen ten voorbeelde: Meerdere evenredigheid der schoolopzieners. Waar tweederde der bevolking [roomsch of protestantsch is], stellig een roomsch-catholijk of een protestant [benoemen]. Revisie der schoolboekjes. Onderwijzers; naar de tweederde [der bevolking benoemen]. De school [zij] toegankelijk voor de leeraars.77

Gemeentelijke schoolcommissie. Examens ook door de geestelijken der gezindheden [af te nemen]. Waarborgen voor hetgeen wij niet, maar nu ook waarborgen voor hetgeen wij al78 zullen hebben. Er moet eene positive rigting ten goede zijn. Gemengde christelijke scholen? Zonder vooroordeel hooren. Drieërlei onderrigt:a. Leerstellig onderrigt der gezindheden. Voor de leeraars, voornamelijk: het hoogere; dus ook een lager. De school is voorbereiding.b. Onderrigt in vakken, waarop de bijzondere denkwijs der gezindheden een onvermijdelijken invloed heeft; de geschiedenis, de zedekunde en ook dat lagere leerstellig onderwijs. Catechismus, Kort begrip79; voor de protestanten de bijbellezing. Dit is eene conditio sine quâ non. Ik dacht dat dit gezamenlijk kon. De roomsch-catholijken [zijn] tegen onze vertalingen, niet tegen den bijbel; tegen de lezing van sommige boeken, niet tegen allen. Hieronymus80, Augustinus.81 In Ierland81a en elders. Wij hechten daaraan. Onderzoekt de Schriften.82 Tim[otheüs] van kindsbeen af.83 Maar dus ook in afzonderlijke uren. Doch een integrerend deel van het schoolonderwijs.c. Lezen, schrijven, taal, rekenen. Te zamen. Doch ook hier moet de geest der school godsdienstig, dat is: christelijk zijn. Is het noodig? Cousin [, De l'instruction publique I,] p. 41.84 Is het mogelijk? Ik ben niet voor leerstellige verdraagzaamheid. Christus onder een deksel; maar Christus85! De uitspraken van den Heer zelf, van Johannes, de brieven van Paulus zelf.86 Maar hier is de quaestie over leerstellige overeenstemming. Philipp[enzen] 3 v. 16.87 Genoeg overeenstemming om aan de kinderen eene christelijke opleiding te kunnen geven. Ne[i]gebaur, [Das Volks-Schulwesen,] p. 43.88

Zeer geringe wijziging in de Wet van 1806.89

Objectie: Het behoeft dáár niet.Refutatie: Er is geen quaestie van een meester die één uur les geeft; maar kinderen te zenden jaren achtereen in eene school, een groot deel van den dag. Welke scholen zullen dat zijn! Hoe is het uitvoerlijk! In dergelijken omvang. Hoe zal men daarvoor meesters vinden!Objectie: Het zal elders geschieden.Refutatie: Het moet geschieden op de school. Anders onzeker, ongenoegzaam.Objectie: De onderwijzers onbekwaam, onbevoegd hiertoe. Het wezen der school vervalt.Refutatie: Onbekwaam. Thans welligt; doch waarom? Zij zijn door het vigerend stelsel achteruitgegaan: Visser, Brieven, p. 69.90 Anno 1822. Normale school91 op dien voet. Onbevoegd, dewijl zij nu in geen verband [staan] tot de kerk.Objectie: Verward, onbestemd.Refutatie: Zie Cousin, [De l'instruction publique I,] p. 51; 88.92

Objectie: Het is niet geoorloofd volgens de grondwet. Deze moet daarstellen eene gemengde school voor allen, ook voor de joden. Refutatie: Verschillende explicatiën van de grondwet. Hetzelfde vague93 als op vele plaatsen. Zorg is zeer onbepaald; openbaar onderwijs evenzeer.94 Art. 19195: bescherming.96 Maar althans niets meer dan dat het gouvernement verpligt is scholen daar te stellen gelijkelijk voor alle de gezindheden. Geenszins dat zij zamengedreven moeten worden in ééne en dezelfde school. Eene school die aan alle gezindheden mishaagt. Ik beroep mij op den bisschop van Luik, [Exposé,] p. 11.97 Ook op den onzen.98 `Alleen op afzonderlijke scholen kan zoodanig onderwijs gegeven worden als de grondwet waarborgt.'99 Eene goede school, waar joden en christenen te zamen opgevoed worden, is bijna ondenkbaar. Doch een gouvernement mag gemengde scholen

Page 5: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

daarstellen, indien dit plaatsheeft met genoegen der gezindheden. Ik herhaal niet wat ik omtrent de exceptionele positie der joden, de vermelding van het christelijk beginsel in de Wet van 1806, enz. gezegd heb.

De grondwet is voorzeker niet christelijk, gelijk100 zij dit behoorde te zijn in verband met ons nationaal101 karakter; maar zij heeft het christelijk beginsel niet zoo stellig verloochend. Hier zou het zijn: la loi est athée102; practicale godverloochening; toepassing daarvan op de instellingen van den staat. Mogen wij dit? Wij kunnen trachten zulks door private inrigtingen te verhelpen; maar mag het daargesteld worden? Neem aan dat de grondwet dezen zin heeft. Welk christen zou deel kunnen nemen aan het bewind? Zou een eed op die grondwet kunnen doen? Dan zouden wij allereerst herziening der grondwet aan Z.M. moeten vragen.

Er zijn er geweest die met den heer van H[ugenpoth] meenden dat de school voor alle gezindheden toegankelijk moest zijn. Maar waarom? Omdat zij het niet verpligtend, maar raadzaam keurden, op hun standpunt meenende dat allen door eene algemeene zedekunde, het best zouden opgevoed worden. Zulke scholen of geene scholen is hetzelfde. Zij kunnen niet blijven bestaan. Alle christenen die prijs stellen op hun geloof, zouden een afkeer hebben van dergelijke inrigting. Van de Roomsch-Catholijke kerk is dit blijkbaar. Zooveel mogelijk, overal instellingen ertegen.103 Ik laat u edelmoedig het leven; maar ik omring u met magtige vijanden; ik ontneem u uwe wapenen; ik geef ze aan uwe tegenpartij in de hand. Het is een omweg om tot de splitsing te geraken. Voor mij hangt van dit punt alles af. Daarom, zal ik met het overige wachten.

Eén punt nog. Kan de zaak geregeld worden bij Besluit? In 't algemeen een onderwerp van wetgeving: art. 226104; 145.105

Objectie: Er is veel bij Besluit geschied.Refutatie: Zijn dit navolgenswaardige antecedenten? Er is geen onderwerp waarbij de natie meerder belang heeft.Objectie: De Wet106 blijft in haar geheel.Refutatie: Het gansche systema wordt ten ondersteboven geworpen. Algemeen opzigt van den staat. Scheiding van staat en kerk. Toenadering der gezindheden. Strenge beperking der vrijheid. Het is eene alteratie, eene vernietiging der Wet, maar die opgeteekend zou worden in een nieuw reglement. Mijn sustenu omtrent de noodzakelijkheid eener wet is steeds door de bekwaamste en ijverigste roomsch-catholijken verdedigd. De Staten-Generaal [zijn] lastig, omslagtig; zij kunnen tegenhouden, weigeren106a; de spanning kan hiertoe medewerken. Maar de grondwet.107 Maar zij kunnen ook nuttig zijn. Bijvoorbeeld zoo de Besluiten van 1825108 aan de wetgeving waren onderworpen. Het is zoo gemakkelijk met één persoon109 te doen te hebben. Gemakkelijke triumf is wel eens een kortstondige triumf en de voorbode van een nederlaag. Men wil dien weg heen; bij Besluit. Maar . . .Objectie: Onze werkzaamheden zullen ijdel zijn.Refutatie: Er zijn sommige punten die de regering zelve kan doen, ter billijke executie van de Wet. In die hypothese110, zou men dan een stelsel willen doordrijven hetgeen men erkent aan de meerderheid der nationale vertegenwoordiging te mishagen. Des te meer reden tot nadere overweging. Noodwendige matiging onzer eisschen. Ik zou welligt in abstracto ook zijn, zoo niet voor splitsing, toch voor meerdere concurrentie. Maar ik zou meenen thans door het systema van christelijke gemengde scholen veel gewonnen te hebben. Waarmede verklaarden de roomsch-catholijken in 1836 tevrede te zullen zijn? Met minder dan hetgeen zij nu verkrijgen zouden (Gev[aarlijke] str[ekking,] p. 72).111

Op dat punt is vereeniging der commissie mogelijk. Zoo er bij ons geene vereeniging is, zal er die ook bij de natie niet kunnen bestaan. Door dit plan wordt het bezwaar der

Page 6: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

roomsch-catholijken weggenomen; de bezwaren verdwijnen die tot dusver aangeheven zijn. Nu zou er bevrediging kunnen wezen. Thans geen gebed, geen lofzang, geen leesboek. Niets gemeen. Maar, gaat men nu veel verder, dan brengt men zichzelven, Z.M. en den staat in onoverkomelijke moeijelijkheden. De zaken kunnen niet zóó blijven. Het eenige remedie is gediscrediteerd: de wezenlijke hervorming der gouvernementsscholen; op zoodanige wijs dat er voor eene positieve christelijke opvoeding worde gezorgd. Het meerdere112 zou bij de protestantsche bevolking een onverwinbaren tegenstand ontmoeten.

28/?/dec. 1840.

[I.] Maatregelen die Z.M. zou kunnen nemen ook zonder uitdrukkelijk Besluit. Door dispositiën van Binnenlandsch Departement op last des konings. De evenredigheid113 tusschen de gezindheden meer in het oog houden bij de aanstelling der schoolopzieners, der onderwijzers.

Revisie der boekenlijst. Gemengde commissie. Ieder erkend kerkgenootschap [moet worden] uitgenoodigd om een afgevaardigde te zenden. Uitgaan van het beginsel: vermijden wat voor eenige gezindheid aanstootelijk is. Op den voorgrond stellen wat alle gezindheden gemeenschappelijk aannemen.

Circulaires ter bekendmaking van den geest waarin de regering wenscht dat het onderwijs plaatshebbe. Daaraan de meeste publiciteit [geven].II. Maatregelen bij Besluit. Deze kunnen plaatshebben ter executie van de Wet. Ampliatie en alteratie der reglementen in den geest der Wet.114

In aanmerking nemende de bezwaren welke, tegen den aard en de strekking van het godsdienstig onderwijs in de lagere scholen, op onderscheidene wijs ter onzer kennis zijn gebragt115; willende al aanstonds, in afwachting eener eventuele herziening van de wetten en reglementen op het lager onderwijs, de uitvoering dezer verordeningen in meerdere overeenstemming brengen met derzelver geest en bedoeling115a; gelet op art. 32116 van het Reglement; op het rapport der commissie, enz.; den Raad van State gehoord:Art. 1. De artikelen 22117 en 23118 van het Reglement voor het Lager Schoolwezen worden vervangen als volgt:22119. Alle schoolonderwijs zal moeten strekken om, onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, de kinderen op te leiden tot die zedelijkheid welke op de geloofswaarheden en voorschriften der openbaring berust.23. Ten aanzien der openbare120 scholen wordt bepaald:a. De onderwijzers zijn verpligt zich te onthouden van al wat hetzij aan elke, hetzij aan eenige gezindheid120a billijken aanstoot zou kunnen geven. Ten waarborge der rigtige nakoming dezer verpligting zalaa.121 De school toegankelijk zijn voor de leeraars van elke gezindheid, waarvan een kind ter schole gaat.bb. In elke gemeente eene plaatselijke schoolcommissie zijn, waarvan de121a leeraar der meest talrijke protestantsche gezindheid, ter keuze van den kerkeraad, en de roomsch-catholijke pastoor, zoodra een kind zijner gezindheid ter schole gaat, voor die school regtens medelid is.121b cc. Eene gemengde staatscommissie worden benoemd122, aan wier beoordeeling elke klagt tegen den onderwijzer, schriftelijk aan den schoolopziener en door dezen, met zijne c[onsideratiën] en a[dviezen]123 aan Binnenlandsch Departement opgezonden, ter beoordeeling123a zal worden voorgelegd. De onderwijzer zal door vermaning, intrekking der speciale admissie, intrekking der algemeene toelating, naar gelang der omstandigheden, kunnen worden bestraft.

Page 7: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

dd.124 Dezelfde staatscommissie zal worden belast met eene jaarlijksche revisie der gebeden, gezangen en boeken die, bij uitsluiting van alle anderen, ten dienste der scholen worden bestemd.b. Elk onderrigt dat, uit den aard der zaak, de kenmerkende leerstellingen eener bijzondere gezindheid regtstreeksch of zijdelings betreft, zal voor de kinderen dezer gezindheid afzonderlijk en met overleg der respectieve kerkelijke besturen, plaats moeten hebben.125

c. Het eigenlijk leerstellig onderrigt zal, in of buiten de school, door den leeraar of van zijnentwege geschieden.126

2.127 Normale scholen. Afzonderlijk voor de roomsch-catholijken en voor de protestanten, zoodra wij onderwijzers verlangen die voor de geheele school geschikt zijn.3. Welligt familiescholen.128

[Het] verzuim [moet] aan de kerk worden herinnerd.129 In 't bijzonder moeten wij, protestantsche leden, aan Z.M. verzoeken dat bij deze gelegenheid voor de dagelijksche bijbellezing worde gezorgd. Eerst hierdoor wordt een der grootste bezwaren van de protestanten uit den weg geruimd. Gods Woord weder op de scholen. Velen zeggen ons: `die lezing is in den geest der Wet'; zie de Instructie van Van den Ende130; het geschiedt op vele plaatsen. Het is ook niet onmogelijk. De roomsch-catholijken waren er vroeger niet zóó tegen. Maar zoo het voor catholijken niet mag zijn, laat dan tenminste voor protestanten gehandeld worden in den geest der Wet, en overeenkomstig het geloof dat wij belijden. Dat zijn de Schriften die ons en onze kinderen wijs kunnen maken tot zaligheid.131 Zware verantwoordelijkheid, indien wij daaromtrent thans niet een algemeenen maatregel provoceerden.132

28 dec. [1840].

Nu de wettelijke bepalingen. Het advis133 stellig en toch algemeen. Wij komen hier toch eenigzins als partij; als representanten eener bepaalde opinie; de catholijken, de protestanten die geklaagd hebben, de voorstanders van het bestaande134; een bemiddelaar.135 In een zeker opzigt onpartijdig. Vatbaar voor overtuiging, inlichting, teregtwijzing. Verlangend naar toenadering en overeenkomst, maar toch behoudens onze beginsels, onze denkwijs. Wij kunnen die beginsels niet terzijde stellen, onze individualiteit niet verloochenen; niet afgaan van ons standpunt. Zoodanig compromis zou ook niet doeltreffend zijn. Wederzijdsche opofferingen, maar binnen den kring onzer grondbeginsels. Zoo wij ons afscheiden van onze partij, zal onze partij ons niet erkennen; en het tractaat hier gesloten zal door de natie niet worden geratificeerd.

De verbetering der gemengde scholen is niet genoeg. Er moet ruimer vrijheid zijn om bijzondere scholen daarnevens te stellen. Anders blijven de bezwaren bestaan.a. Gesteld al eens het systema der gemengde christelijke scholen kon overal goed ten uitvoer worden gelegd, zoo zullen er toch velen zijn die meer verlangen: eene meer doorgaande protestantsche of roomsche strekking. Vrees voor onderwijzers van eene andere gezindheid.b. De uitvoering zal, vooral in den beginne, zeer gebrekkig zijn. Vastgewortelde verkeerdheden worden niet eensklaps uitgeroeid. Niettegenstaande alle bepalingen en waarborgen, zullen er op vele plaatsen scholen zijn, die niet aan den eisch van de thans klagende roomsch-catholijken en protestanten voldoen.c. Die klagten zullen, bij de beperking der bijzondere scholen heviger worden:aa. omdat er geen uitweg is;bb. omdat de meesters niet voor de mededinging zullen vreezen: het krachtigste middel om hen in toom te houden.

Page 8: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Dezelfde tegenstand zal zich weder verheffen. En wel van den kant dergenen die, om den aard hunner bezwaren, al deelt men er niet in, het meest verdienen te worden gehoord.

Eene herziening der wetten en reglementen op het lager onderwijs is volstrekt noodig.1. Om die wetten duidelijker te maken en in verband en zamenstemming te brengen. Ook de Raad van State dringt erop aan.136 Verouderde zaken. De straf van inbanning.137 Gebrek aan behoorlijke definitiën. Lager onderwijs.138 Openbaar onderwijs en openbare scholen. Aldus antinomiën. Verbeteringen: vernieuwing van het examen.2. Om die verordeningen in overeenstemming met de grondwet te brengen, die het onderwijs aan de zorg der regeering, maar als een onderwerp van wetgeving, toevertrouwd heeft. Bijvoorbeeld de autorisatie in het Besluit van 27 mei [1830].139 De koning heeft in 1829140 eene wet voorgedragen. Het onderscheid tusschen wet en besluit behoort niet willekeurig te zijn.3. Om, met behoud van het goede, wijzigingen daar te stellen in het systema der Wet van 1806. Teruggave van een regtmatigen invloed aan de kerk; geen uitsluitende leiding van het gansche onderwijs door het gouvernement.

Nader en ronduit mijn gevoelen over die Wet. Zoo men zegt dat zij het onderwijs uit een diep verval opgebouwd heeft, erken ik het; groote schuld rust op den staat en de kerk: volkomen verwaarloozing; het godsdienstonderrigt geschikt om tegenzin te verwekken. Vergelijkenderwijs voortreffelijk; doch zoo het, bij elk voorstel, genoeg is te zeggen: in de achttiende eeuw was het niet beter, was het erger dan nu, dan zou elke poging nutteloos zijn. Die Wet is een kleinood, een troetelkind der natie, uit den boezem der natie ontstaan, eene echt nationale wet. Niet door een gouvernementsbevel, [maar,] allengskens, uit maatschappijen, uit het volk. Maar [die Wet verdient] niet den naam van nationaal in een hoogeren zin. Zij was de natie niet meer; zij verloochende de grondtrekken van haar bestaan. Wat is het kenmerk der Nederlandsche natie geweest? Gehechtheid aan het christelijk geloof en zucht naar eene vrijheid bestaanbaar met de orde in de maatschappij. En, zonder een te ongunstig oordeel te willen vellen, zoo is de invloed van het ongeloof en van de revolutionaire theoriën onmiskenbaar in de achttiende eeuw ook hier te lande. De verwezenlijking dezer theoriën sedert 1795. Onverschilligheid met miskenning van de regten der kerk, jagen naar eene valsche vrijheid, welke in de willekeur eindigt van een centraliserend beheer.

De afspiegeling dezer twee antinationale hoofdtrekken vind ik terug in de Wet van 1806. Vereeniging der gezindheden op de school, niet uit christelijke verdraagzaamheid, maar uit philanthropie141; uit onverschilligheid omtrent het roomsche of protestantsche, ook wel omtrent het christelijke dogma.141a Weggenomen verband tusschen school en kerk, kerkleeraar en schoolonderwijzer. Deelneming der geestelijkheid, maar bij toelating; daarna poging tot uitsluiting. `On craint l'intervention du curé.'142 Willekeur. Ik vraag niet of zij zacht is in de praktijk; maar naar het beginsel. Art. 12 der Wet van 1806.143 De Raadt, [Lager onderwijs,] p. 233.144 Niet in het allerminste opgelost, ofschoon hij het ongerijmd noemt.145 Die ongerijmdheid ligt geheel in den geest der revolutionaire wetgevingen. Zoo in Frankrijk. Royer-C[ollard] zegt: `L'Université a [donc] le monopole146 de l'éducation, à peu près comme les tribunaux ont le monopole de la justice'; Van Bommel, [Exposé,] p. 170.

De resultaten van de Wet van 1806. In België. Dat stelsel van scheiding tusschen school en kerk, en van eigen algemeen beheer van het schoolwezen is welligt de voornaamste oorzaak der revolutie van 1830 geweest. In de Vereenigde Nederlanden. Het is de oorzaak der tegenwoordige spanning. Wat is de natie door dit stelsel geworden? De toestand der klassen die het volksonderwijs ontvangen. Algemeene klagten over toenemende onkunde in het ééne noodige147; over zedeloosheid en armoede.147a Maar is hier oorzaak en gevolg? `Non post hoc = propter hoc.'148 Zoo het onderwijs goed is, dan zou de gevolgtrekking verkeerd zijn; maar als hierover verschil is, zou dan de

Page 9: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

gesteldheid der natie geene praesumtie149 zijn? Even zooals Cousin in omgekeerden zin.150

De Wet van 1806 is het troetelkind der natie geweest. Ik wensch verandering, niet slechts der bepalingen, maar ook der beginsels. Ook van dat stelsel kan gezegd worden wat Royer-Collard zegt van de Fransche universiteit: `elle151 a été élevée sur cette base fondamentale que l'instruction et l'éducation publique appartiennent à l'Etat': Van Bommel [, Exposé,] p. 170. Op dien valschen grond heeft de staat zich maar al te zeer meester gemaakt van de regten van de ouders en van de kerk. Ons medelid K[ist]152 heeft deze aanmatiging verdedigd. In zijn oog is zij een regt. `De staat, niet de kerk heeft de verpligting om het onderwijs op zich te nemen.' Want, zeide hij, de kerk is in den staat en niet de staat in de kerk. Elders door hem ontwikkeld. 153 Doch ik protesteer ertegen, en hijzelf weet dat deze meening door zeer velen verworpen wordt. De staat in de kerk leidt tot theocratie, in den ongunstigen zin van het woord154, de kerk in den staat tot cesaropapie.155 Kerk en staat zijn beide onafhankelijk in hun kring156; zij hebben vele aanrakingspunten; regten en belangen doorkruissen zich; er moet wederkeerige eerbiediging en ondersteuning zijn.

`Imperium in imperio.'157 Ook dit is eene uitdrukking die tot politieke bangmakerij behoort. Eenheid van het oppergezag is de conditio sine quâ non van een staat. Maar, zoo men in den staat geen imperium binnen den kring van eigene regten erkent, vervalt men in ongerijmdheid. Vroeger berustte het denkbeeld van een welgeorganiseerden staat juist op de eerbiediging van status in statu. De revolutionaire theoriën hebben een revolutionair alvermogen daargesteld, hetwelk geenerlei zelfstandig aanwezen buiten zich erkent. Hiervan zal men terug moeten komen. Wij vragen voor de kerk eerbiediging van haar eigen regt. Dit is heilig, van corporatiën zoowel als van individuen.

`De kerk heeft geen regt van onderwijs.' Integendeel; zij heeft het regt, omdat haar de verpligting opgelegd is. Zij moet zorgen voor de zielen die haar toevertrouwd zijn. Die geestelijke belangen zijn van den aard en de strekking van het onderwijs onafscheidelijk. Juist daarom is het onderwijs altijd onder toezigt en grootendeels onder beheer der geestelijkheid geplaatst.

`De staat heeft ten allen tijde dit regt geoefend.' Ik behoef niet te onderzoeken of de scholen, waar Augustinus vóór zijne bekeering leeraar geweest is, volksscholen dan wel geleerde scholen zijn geweest; noch ook of Karel de Groote, bij het oprigten van scholen voor de geestelijkheid, uitgegaan is van de beginsels die men tweemaal158, met droevig gevolg, in België heeft willen toepassen; noch ook welke de geest der hoogeschool van B[elgië]159 geweest is. In 't algemeen is, door alle de middeleeuwen heen, het onderwijs uit den boezem der geestelijkheid voortgesproten.

De Hervorming in de kerk ging met hervorming in de scholen gepaard. De meest innige betrekking tusschen onderwijs en kerk. De vorsten en overheden rigtteden scholen op, maar als ledematen der kerk, ter ondersteuning van de kerk, volgens de belijdenis van de kerk, onder het toezigt en beheer van de kerk. Alleen voor de heerschende kerk; de andere gezindheden werden vrijgelaten; de heerschende had vrijheid en begunstiging. De staat had het toezigt: `vident ne quid resp[ublica] detrimenti capiat'160; maar geen verder beheer; of, zoo ja, dan werd het toevertrouwd aan de christelijke-protestantsche overheid, die, als zoodanig, ledemate was der kerk. Men brengt dikwerf dergelijke regten op onzen tijd over, die van de vroegere gesteldheid onafscheidelijk zijn. Ik mag niet nalaten hier te citeren een boekske van prof. Hofst[ede] de Groot, [Bedenkingen,] p. 7.161

Wij willen meerdere vrijheid van onderwijs. Men valt ons hierover zeer hard. Vele belangen en vooroordeelen leiden zeer ligt tot overdrijving: de onderwijzers, de schoolopzieners, de anticatholijken, die meer op regtstreekschen of zijdelingschen dwang dan op de kracht der waarheid vertrouwen.

De quaestie, zegt men, is in 1829 behandeld en beslist. Belangrijke bundel.162 H[ofstede] de Gr[oot, Bedenkingen, ] p. 1.163 De provinciale commissiën waren overal en de Gedeputeerde Staten

Page 10: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

in vele provinciën in den zin der regering zamengesteld.

28 dec. [1840].

Ik heb de moeite genomen den bundel door te lezen: ziehier het resultaat:`Bijna alle de Gedeputeerde Staten'164:Noord-Braband: voor164a (p. 21).Gelderland: voor, behoudens examen met opene deuren (p. 47).164b

Luik: voor.165

West-Vlaanderen: voor.166

Henegouwen: in den zin van het Besluit van 27 mei [1830].167

Zuid-Holland: voor (p. 119).Namen: voor in steden boven de 2500 zielen.168

Antwerpen: `eenige meerdere vrijheid'.169

Utrecht: gouverneur170 voor (p. 165); de Gedeputeerde Staten voor in de steden (p. 179).`Alle de Commissiën van onderwijs':Zuid-Braband: verdeeld.171

Gelderland: als boven.172

Namen: als boven.173

West-Vlaanderen: eenparig voor (p. 72 sqq). Merkwaardig: het wil deze vrijheid gepaard hebben met verbetering der communaalscholen.173a

Ik beschuldig den hoogleeraar niet van opzettelijk [liegen]. Maar slordigheid in de behandeling van zulk een onderwerp en op zulk een' toon. De wijs waarop de vraag gesteld werd, doet veel af. Anders indien dus was gevraagd: `Is het noodig dat, in het belang van godsdienstvrijheid, eenige meerdere gelegenheid ter oprigting van bijzondere scholen, onder toezigt van het gouvernement, worde verleend?'

`Wij hebben de vrijheid van onderwijs reeds!' H[ofstede] de Gr[oot, Bedenkingen,] p. 5.174

Vrijheid van keus voor de ouders? Vrijheid van oprigting van nieuwe scholen? Onder hoogere goedkeuring.175 Deze wordt evenzeer vereischt bij Besluit van 27 mei 1830.176 De vraag is niet of die vergunning doorgaans wordt verleend; maar of zij, naar goedvinden, kan worden geweigerd. De weigering kan plaatshebben uit partijdigheid, eigenbelang, vooringenomenheid. Wij wenschen dat, wanneer eene kerk of leden eener kerk, overeenkomstig haar belijdenis, scholen, onder toezigt van den staat en behoudens waarborgen van de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers, willen oprigten, zulks door geene hoogere of lagere autoriteiten willekeurig worde belet. Cousin [, Rapport-Allemagne] II, 103.177

Wij zouden wel verlangen dat er scholen, naast de gemengde scholen, opgerigt wierden voor de gezindheden. Daarin weinig gevaar; groot voordeel. Men heeft als hoofdbeginsel der Wet van 1806 de eenheid van onderwijs geroemd; daarmede stond de eenheid der natie in verband. Indien, op die wijs, het onderrigt nationaal kon zijn en blijven [zou ik dat toejuichen]; doch kan dit? De kracht der natie bestaat in haar godsdienst en historie; en, wanneer nu, door de combinatie der gezindheden, het onderrigt juist daarin flaauw, oppervlakkig, krachteloos wordt, dan vormt men eene karakterlooze volksmassa. Uit gedwongene vereeniging is zelden wezenlijke eenheid ontstaan. De beginsels van tweedragt kunnen daardoor een tijdlang sluimeren; op den duur ontwikkelen zij zich met des te meer kracht. Zoo was het met de vereeniging van Holland en België. Men dacht eene natie te vormen omdat wij, met voorbijzage onzer eigenaardigheden, zamengedrongen werden in één constitutionelen band. De weerzin werd te grooter. Op andere wijs had er welligt eene

Page 11: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Nederlandsche natie gevormd kunnen worden; op die wijs nimmer. Iets dergelijks zien wij reeds nu ten gevolge der vereeniging van de gezindheden op de school.

Men is in Pruissen voor de Confessions-Schulen (Ne[i]gebaur, [Das Volks-Schulwesen,] p. 69)178. Nooit wordt de vereeniging opgedrongen (Ne[i]geb[aur, Das Volks-Schulwesen], p. 70179; Cousin [, Rapport-Allemagne] II, p. 34)180. `De Stenden van Pruissen.'180a Wij zouden het verband der aanhaling moeten kennen. Vreemd; want `la constitution générale des écoles est la même pour tous les peuples d'origine diverse dont se compose la monarchie prussienne (Cousin [, Rapport-Allemagne] II, 41)181. Ook eene andere aanhaling van Binnenlandsch Departement is onjuist. Namelijk van Cousin, l[oco] l[audato]182. Hieruit blijkt juist dat men niet ligt tot een Simultan-Schule overgaat. Men lette ook op den strijd over de Agenda183, enz.

Nog iets over de goedkeuring van het Hollandsche stelsel in andere landen. Men admireert het, zegt men, in Pruissen; in Engeland; in België.183a Maar wie? Ik mag te vrijer spreken, omdat ons medelid184 ook in deze vergaderingen getoond heeft geen voorstander van ultraliberale of ultrarationalistische gevoelens te zijn. Het zijn de liberalen in België, de radicalen in Engeland, de rationalisten in Duitschland. Ook heeft men ons bijzonder gewezen op Man[n]heim en Heidelberg.185

Resumeren.

Groote bezwaren in de uitvoering en in de beginselen der Wet. Instandhouding der gemengde scholen en zuivering. Hieromtrent zijn wij het eens. Zuivering in algemeen-christelijken zin. Hieromtrent eenig verschil: sommigen willen geheele uitsluiting van het godsd[ienstig]186 onderrigt. Doch wij wenschen allen spoedige voorziening, bij Besluit; en bij Besluit kan niet tegen den geest der Wet worden gehandeld. Vooralsnog, en zonder prejudicie voor het vervolg, moeten wij ook hierin overeenstemmen. Naast die verbeterde scholen vrijheid van onderwijs. Evenals de bisschop en de heer van H[ugenpoth]. Evenwel eenig verschil. De bisschop draagt de examens van bekwaamheid op aan de commissiën der gezindheden (art. 8 d).187 Ik integendeel eisch dit regt voor den staat; behoudens de noodige waarborgen van onpartijdigheid. De bisschop verlangt in de Wet opgenomen te zien de organisatie der hoofdcommissiën met al haar toebehooren.188 Ik zou de bijzondere scholen der gezindheden eenvoudig opnemen in de gewone categorie der bijzondere scholen van de eerste klasse, die vrij zijn van vergelijkend examen, vrij in de keus der leerboeken189; en die een eigen gevestigd opzigt (Reglement van het lager schoolonderwijs art. 13)190 hebben. Dit opzigt zou door elke gezindheid naar goedvinden ingerigt worden.

De bisschop verlangt de vergunning enkel voor de kerkgenootschappen; de heer van H[ugenpoth] voor de kerkelijke gemeenten. Dit vrij aanmerkelijke verschil zou nadere overweging vereischen. Ik zou bovendien die vergunning wenschen voor individuen, overeenkomstig de belijdenis hunner kerk. Een waarborg tegen de overheersching van eene kerkelijke overheid ten aanzien der leeken. Het stelsel van den bisschop en den heer van H[ugenpoth] zou de gemengde scholen doen vallen. Tegen de bedoeling van den heer van H[ugenpoth]. Volgens de bedoeling van den bisschop. Het is eene soort van gedaantewisseling. De openbare scholen worden in gemengde en niet-gemengde verdeeld (art. 3a), en de mededinging wordt uitgelokt door de toegezegde ondersteuning eener eigene school die over de gouvernementsschool mogt hebben getriumfeerd (art. 3b; 3c).191 Ik wensch handhaving der gemengde scholen, overal, zelfs waar de bevolking geheel protestantsch of catholijk is. In de praktijk eenige oogluiking; maar het beginsel behouden. Anders [ontstaat] ligt misbruik: slechte behandeling van de minderheid, waar zich het uitzigt opent om spoedig eene eigene school te hebben. De catholijke leden wel.192 Maar mijne protestantsche

Page 12: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

medeleden? Versterking der openbare scholen. Vele bezwaren zijn weggenomen. Invloed van de kerk. Het lot der onderwijzers zou meer onafhankelijk van de schoolgelden kunnen zijn; de schoolgelden zeer laag stellen. De school meer gemeentelijk. Meer belangstelling der ingezetenen. Bij grooteren invloed op de keus der onderwijzers, [mag men de ingezetenen] ook verantwoordelijk stellen voor het lot des onderwijzers, bij het verloopen der school. Waarborgen tegen te groote concurrentie. Strenge examens. Verbod aan den onderwijzer om eenig ander beroep uit te oefenen. Welligt aanwijzing van een behoorlijk locaal.

De groote vraag is: kan het tegenwoordig systema geacht worden in het behoorlijk verband te staan tot de regten van staat, kerk en volk? De zorg der regering moet uitgeoefend worden, behoudens de regten van allen en de vrije medewerking en ontwikkeling der natie. De mededinging behoort moeijelijk, maar zij moet niet onmogelijk zijn. Op die wijs behouden wij het goede; en wij sluiten den weg tot aanvulling en verbetering niet. Dit [is] noodig; en alleen dit mogelijk.

Thans een tijdperk van transitie. Onze instellingen dragen het merk van den tijd waarin ze zijn gemaakt. De geest die toen heerschende was, is thans dezelfde niet meer. Er is hervorming noodig, geen omverwerping; maar, als men hervorming weigert, wordt omverwerping voorbereid. Dit is in andere opzigten, het is ook ten aanzien van het schoolwezen waar, `Nous ne voulons pas la contre-révolution, mais le contraire de la révolution.'193 Wij nemen het bestaande aan; doch wenschen het in overeenstemming te brengen met de beginsels die vroeger altijd erkend en niet dan tot verderf der volkeren in de laatste tijden miskend zijn geworden. En ik geloof dat, zoo ons advies aan Z.M. daarhenen strekt, wij, onder Gods zegen, een wezenlijke en zeer groote dienst aan het vaderland zullen bewijzen.

29 dec. 1840.

Van der Hoeven.194

Op een onzijdig standpunt. Ik behoor niet tot eene partij194a; waarmede heb ik verdiend voorstander van het bestaande195 te worden genoemd? Eer196 daarmede niet ingenomen; vroeger namelijk197; thans wel198: na bezoek der scholen, enz. Slechts verbetering noodig op den gelegden grondslag. De klagten [zijn] bij lange na niet algemeen. Vroeger werd niet geklaagd. Thans klagen de roomsch-catholijken alleen in Noord-Braband; te Rotterdam bezoeken de roomsch-catholijken, ofschoon eigene scholen hebbende, bij honderden de openbare scholen. Er bestaan grieven. Gaarne meerdere evenredigheid van schoolopzieners en onderwijzers. Ik verlang vrijheid voor allen, met mate: voor zoover met de regten van den staat doenlijk is. De staat kan niet bestaan zonder verbroedering. Daarom ijver ik voor het behoud der gemengde scholen; al moest het godsd[ienst]199onderrigt geheel worden weggenomen. Doch dit zou den stempel der ongodsdienstigheid, der onchristelijkheid op de school leggen; als er geen gebed mogelijk was! (Waarom niet met het teeken van het kruis?) Men stelt zich de klove te groot voor. (De proef is genomen: Jufer, Bar, Raemsdonk.200 Leven van Jezus door Schmidt.201) Algemeen christelijk onderwijs [is] mogelijk, voor geene gezindheid aanstootelijk en voldoende voor allen. Men heeft zich beroepen op de Israëliten en de Maatschappij van het nut van 't algemeen. Wat deze betreft, denke men aan den oorsprong der Wet: die scholen zijn thans vervallen. De Israëlitische scholen zijn armen-scholen.

Bepalingen die men bij de Schoolwet zou kunnen voegen. Doch een besluit of ministeriële dispositie zou welligt genoegzaam zijn. Klagten der roomsch-catholijken. Dat zij aan het onderwijs geene godsdienstige strekking in verband met hun geloof kunnen geven. Bedoelen zij daarmede hunne eigene leerstukken, dan zou het onderwijs op een geheel anderen grondslag moeten komen.

Page 13: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

En wij zijn hier ter tegemoetkoming. Maar zie art. 23 van het Reglement202 en voer het uit. Men verbinde aan de school een cursus van catechetisch onderwijs, te geven door den geestelijken van ieder kerkgenootschap. Niet door de onderwijzers.203 Het catechetisch onderrigt is de band tusschen leeraar en gemeente. De godsdienst is niet bepaald204; er kan een streng-, ook een liberaal-gereformeerde worden aangesteld; ook een doopsgezinde, die dus den kinderdoop zou tegenspreken.

Bij205 art. 6 der Algemeene Schoolorde206 van 1806. `Onder de uitdrukking op eene eerbiedige wijs is ook voor de roomsch-catholijken begrepen het maken van het teeken van het kruis.' Dat dit207 ontstaat door het weigeren van eigene scholen. Dat208 schoolboekjes. Dat redeneringen209 der onderwijzers. Dat teveel protestantsch onderwijs. Dat geene behoorlijke normaalscholen [bestaan].

Achter art. 12210 der Schoolwet: deze belangrijke concessie: `Hiervan zijn uitgezonderd de scholen in de weeshuizen van eenige godsdienstige gezindheid, welke scholen tevens zullen kunnen bezocht worden, mits uitsluitend211, door kinderen wier ouders door het diaconie- of armbestuur dier gezindheid gealimenteerd worden; terwijl die besturen in de groote steden mede uitsluitend voor de kinderen van door hen gealimenteerden afzonderlijke diaconie- of armenscholen zullen kunnen oprigten.'212 Bij de benoeming van onderwijzers bij die wees- en armscholen zullen de bestaande verordeningen in acht genomen worden (vergelijkend examen behouden; aspiranten alleen van die gezindheid)'.

Art. 24213 van het Reglement A wordt vervangen, als volgt: `De schoolhouders en schoolhouderessen zullen niet vermogen zich van eenige andere leer-, lees- of gezangboeken te bedienen dan die door den districtsschoolopziener, na overleg met het plaatselijk toeverzigt, of door de plaatselijke schoolcommissie zijn goedgekeurd, en zullen zij een lijst derzelve aan een der kerkleeraren van elke der beide gezindten aanbieden, en van het boek hetwelk deze mogten verlangen in te zien hun tot dat einde een exemplaar ter hand stellen. Ingeval deze daarin iets mogten aantreffen strijdig met de leerstellingen hunner kerk, zullen zij daarvan schriftelijk aanwijzing doen aan het plaatselijk toeverzigt, ter mededeeling aan den schoolopziener of aan de plaatselijke schoolcommissie en, zoo deze aanwijzing zonder gevolg mogt blijven, zullen zij zich aan het departement van hunne eeredienst kunnen adresseren, hetwelk, de aanwijzing gegrond bevonden hebbende, daarvan gemotiveerde mededeeling zal doen aan het departement van Binnenlandsche Zaken, ten einde door dit laatste, naar bevind van zaken, te doen beslissen, desnoods, met toepassing van art. 18214 der Schoolwet' (coll.215 art. 6216 van Besluit van 27 mei [18]30).

In 's rijks kweekschool voor onderwijzers te Haarlem zal aan de kweekelingen geen onderwijs gegeven worden in strijd met de godsdienstige leerbegrippen hunner kerk. Evenmin in de stadsscholen bij het gezamenlijk onderwijs dat de kweekelingen aldaar van de hoofdonderwijzers dier scholen ontvangen. De bepaling van art. 17 der Schoolwet217 uitbreiden, als volgt: `Bij schoolvervullingen zal218, waar slechts ééne lagere school bestaat, bij nagenoeg gelijke bekwaamheid, de voorkeur gegeven worden aan candidaten van dat kerkgenootschap, waartoe de meerderheid der ingezetenen behoort. Terwijl men, waar meer lagere scholen bestaan, doch het getal schoolhouders of schoolhouderessen van eenige gezindheid niet in evenredigheid is met het betrekkelijk getal ingezetenen van die gezindheid, insgelijks bij nagenoeg gelijke bekwaamheid, die evenredigheid zal trachten daar te stellen. Het gemeentebestuur, de districtsschoolopziener en de plaatselijke schoolcommissie zullen, bij het vergelijkend examen, de stiptste regtvaardigheid in acht nemen en deswege verantwoordelijk zijn aan Gedeputeerde Staten en verder aan Binnenlandsch Departement.' Art. 10 der Schoolwet219 zou kunnen vermeerderd worden alzoo: `de nominatie zal

Page 14: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

bestaan uit personen die de godsdienst van de meerderheid der ingezetenen van het opengevallen schoolressort (roomsch-catholijke of protestantsche)220 belijden, en de noodige kundigheden en geschiktheid voor die betrekking bezitten.'221 Doch geen leeraars of kerkelijke beambten bij eenige godsdienstige gezindheid.222

Achter art. 10 van het Reglement A223 zou, als bijvoegsel aan art. 9 en 10, kunnen volgen: `Het plaatselijk toeverzigt en de plaatselijke224 schoolcommissie zullen uit daartoe geschikte leden der beide godsdienstige gezindten (de roomsch-catholijke en protestantsche) bestaan. Het getal leden van iedere gez[indheid]225 (of kerk) zal nagenoeg in verhouding staan met het betrekkelijk getal ingezetenen. In iedere gemeente zal zoodanige plaatselijke schoolcommissie bestaan.'

Niet226 vereenigen met de voorgestelde wettelijke bepalingen. Eenigzins in strijd met 2.2.227

Gemengde christelijke scholen; en dan nog bijzondere scholen. Zullen het dan zijn écoles éminemment chrétiennes?228 Is het om concurrentie te hebben? Het is eene hulde aan den tijdgeest: vroeger sloot men alle concurrentie buiten. Het onderwijs is geen tak van industrie, van vrije mededinging.229 Men zou door kunstgrepen, door schitterende vertooningen leerlingen uitlokken. Dat proces is beslist in 1829. Rapport van Luxemburg, p. 104.230 De verwezenlijking dezer profetie in België. Bijvoorbeeld in Amsterdam is het getal van scholen op verre na niet vol. Ik acht de Wet van 1806 nationaal. Anders zou ik oneer doen aan Van der Palm en Van Stralen. Het gouvernement bemoeit zich niet met een bepaald gevoelen; het zorgt alleen voor kunde en bekwaamheid.231 Het lager onderwijs heeft heilzaam gewerkt; éclatant voorbeeld bij ons: in 1830 en volgende jaren: hier rust en kalmte tegenover den vuurkolk van België.

30 december [1840].

Kist.Vele ongegronde bezwaren, doch ook veel gegrond ten aanzien der roomsch-catholijke bevolking. Ongenoegzame waarborg. Waarborgen. Middelen die de roomsch-catholijken kunnen verzoenen met het onderwijsstelsel. De middelen moeten zijn: eenvoudig, dadelijk werkende, eenigzins in het oog vallend.1. Als algemeene beginsels:a. Niet de kerk of de kerkgenootschappen maar de staat is, volgens art. 224 der grondwet231a en overeenkomstig deszelfs heilige regten en verpligtingen, uit den aard der zaak belast, met de zorg bepaaldelijk van het lager onderwijs. De commissie ziet dus af van de poging om nevens het gouvernementaal schoolgebouw een of meer kerk[en . . .].232

b. Is de staat verpligt door het oprigten, enz. om zorg te dragen voor het algemeen heil, dan moet het onderwijs door gemengde scholen algemeen zijn, zoodat de jeugd, zooveel mogelijk, vereenigd worde op gemengde scholen.c. Gelijk de staat, als zoodanig, geene bepaalde godsdienstige belijdenis aankleeft, zoo moet zij ook op de school waken tegen elk leerstellig onderrigt; en elke oefening bijv[oorbeeld232a] eigen aan eene bepaalde godsdienstige gemeenschap, worde geweerd; [het staat] vrij aan de kerkelijke genootschappen. Evenwel het kan door bevoegden in afzonderlijke uren op het schoollocaal.d. De afsch[eiding233] van het godsd[dienst]ond[erwijs] van de school sluit niet in zich dat het onderwijs godsdienstloos is. Het doel blijve verstandelijke, zedelijke, en godsdienstige234

ontwikkeling van den jeugdigen mensch als een denkend en zedelijk wezen, bestemd voor eene christelijke maatschappij te leven en door leerstellig onderwijs tot een getrouw lidmaat der kerkgemeenschap waartoe hij behoort, door de kerkleer te worden gevormd (God lief te hebben boven alles235, enz. is de eenvoudige leer waardoor235a de lagere school voorbereiding is). Het

Page 15: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

bijbellezen en het onderwijs in de bijbelsche geschiedenis zijn in den regel van de lagere scholen uitgesloten, kunnen althans niet dan met overeenstemming der geestelijke schoolopzieners geschieden.e. Het lager onderwijs, zooals het door de Wet van 1806 op die beginsels is opgebouwd en, blijkens de resultaten doeltreffend en benijdenswaardig is, worde behouden, met kracht en ernst gehandhaafd; en de gelegenheid gegeven om den kiem van volmaking, dien het bevat, te ontwikkelen. Geweerd worde wat door overgroote vrijheid of dwang, hetzelve in zijn zelfstandigheid zou benadeelen, maar ook wat door eenzijdige uitvoering der reglementen tot mistrouwen mag hebben aanleiding gegeven.2. Ter bereiking van laatstgemelde oogmerk, volgende middelen van redres:a.236 Vermeerdering der leden van de provinciale commissiën van onderwijs, bij Koninklijk Besluit; door bepaaldelijk roomsch-catholijken te benoemen. In evenredigheid met de materiële en zedelijke verhouding der bevolking. Volgens art. 8 der Wet.237 De nieuwe roomsch-catholijke leden zouden, òf als ambtgenooten aan de schoolopzieners toegevoegd worden van roomsch-catholijke districten, òf aan een iegelijk hunner zou, door verdeeling der grootere districten, een bepaalde werkkring worden aangewezen. Aan de regering blijve overgelaten hoe of de schadeloosstelling zal worden gevonden. Schoolopzieners mogen niet geestelijken zijn.b. Aan de aldus zamengestelde provinciale commissiën drage men op zonder uitstel de boeken, gezangen en gebeden voor de scholen te herzien, en daaruit de aanstootelijke, zoolang er geene verbeterde uitgave is, te weeren, en goede aan te wijzen voor de provincie.c. Opwekking aan de stedelijke besturen om de zamenstelling der plaatselijke commissiën zoo te doen plaatshebben dat de verhouding der bevolking vertegenwoordigd worde.d. In alle steden en dorpen zal door de schoolopzieners, onder medewerking van het bestuur, eene plaatselijke commissie zijn, waarvan de geestelijken der gezindheid (één) suo jure leden zullen zijn.e. Bij de normaalschool zal een roomsch-catholijke onderwijzer worden gedesigneerd, om godsdienstonderwijs mede te deelen. Blijk van gunst van Z.M. aan de roomsch-catholijken, zonder de protestanten te grieven of in het harnas te jagen. Bij Koninklijk Besluit.3. Herziening der wetten op het lager onderwijs te verzoeken; om eenheid en overeenstemming te hebben, en om daarin op te nemen wat uit de bezwaren aanmerking mogt verdienen.

De algemeene beginsels als een resultaat van het besprokene. De staat voor het onderwijs. Art. 224.238 Salus publica.239 De individuen staan een deel hunner regten af. Evenzoo de corporatiën. In de geschiedenis. In geen enkel beschaafd land heeft de staat dat regt niet gehad. De Latijnsche en Grieksche kerkvaders.240 Karel de Groote.241 In de middeleeuwen was het anders. Kerk in de staat. Er is geen derde systema van collateraliteit.242 Resultaat buiten twijfel: jus majestaticum circa sacra243, niet in sacra. (Het jus canonicum is te weinig bekend en geeft verwarring van begrippen: zie de separatisten.244) Summum imperium245, behoudens de regten van de corporatiën en individuen.246

Vaderlandsche geschiedenis niet uitgezonderd. Met kieschheid behandelen; met gematigdheid. Hoogschatting van het bestaande schoolwezen. De natie in 1806 en in 1812! Het gouvernement leidt niet zelf het onderwijs, maar wel het schoolwezen. Van B[ommel, Exposé,] p. 169247 eene lofrede op hetgeen hier plaatsheeft. De univ[ersiteit]248 en de Hollandsche inrigting antipoden (hier vrij, zelfstandig). Ik wensch vrijheid van dat georganiseerde ligchaam, hetwelk met de zorg van het onderwijs is belast.

Van Hugenpoth.Vrijheid voor alle gezindheden ook voor eigene scholen (bijzonder van de eerste klasse); ook onder

Page 16: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

de tegenwoordige schoolautoriteiten. Komt terug van de uitsluiting der geestelijken van de post van schoolopzieners. Overal eene plaatselijke schoolcommissie. Provinciale commissiën voor de censuur der boeken. Met eenparigheid van stemmen. Het kostersambt, enz. worden afgescheiden van den schoolonderwijzer. Hatelijke herinnering. Grondwettig beginsel. Algemeene gangbaarheid der acten van algemeene toelating. Voor de examens bij het kerkelijk schoolonderwijs zou iets moeten worden gevonden. Een middel van appel. Ik wenschte eenparigheid en niet spoedig nieuwe bezwaren. In de eigene scholen waarborg. De roomsch-catholijken meenen somtijds dat het onderwijs hand aan hand moet gaan met het godsd[ienstonderwijs]. Zoo ook de Afgescheidenen en de naauwgezette protestanten. Pas religieux dans un système quelconque.249 Tegen een stil gebed van ieder voor zich zou ik niets tegen hebben. Vaderlandsche gezangen of aesthetische wel.250

30 dec. [1840].

Van der Capellen.De bezwaren in de uitvoering. Gehechtheid aan de Wet is versterkt. Alleen de geschrevene bezwaren door de roomsch-catholijken ingebragt. De b[isschop]251 nieuw systema, dat zou omverwerpen. Een catholijk, een protestantsch gebouw, in vele sectiën. Herstel van eene klove. Met grondwet de zuivering der gemengde scholen, als palladium van christelijke verdraagzaamheid. Voorbereiding van een leerstellig onderwijs. Niet aan onderwijzers, als gedelegeerden. In Van der Hoeven en Kist veel goeds. Evenredigheid van opzieners, onderwijzers. Van Hugenpoth in het resultaat eens met den b[isschop] (ofschoon geene hierarchie). In eigene scholen groote stap tot onverdraagzaamheid. Ook voor252 de herziening der Wet; zeer in 't algemeen. Wij zijn individuele leden der commissie.

31 dec. [1840].

Van Wijckersloot[h].253

Limburg geen table rase. Het komt uit een staat van volkomene vrijheid. Adres uit Limburg.254

630-1290 kinderen ter school in 1830 en 1831. De b[ijbel].255 Met weinig moed. Ik toch geloof dat de gemengde scholen niet gemengd kunnen blijven.A. Eenige gezegden beantwoorden.B. De Memorie van toelichting256 nog nader toelichten.

Bedreigingen?257 54 jaren oud zonder die beschuldiging te verdienen. Spanning sedert jaren bij de roomsch-catholijken; bijna algemeen petitionnement, door Z.M. tegengegaan.258 De démarche van de kerkvoogden door de beide koningen goedgekeurd. Aanmerking omtrent de justificatives, . . .259 Ik wil gelijke regten, geen voorregten. In Amsterdam zijn de catholijken tevreden: daar tusschenscholen. De weeshuizen zijn bijna overal in de groote steden. Voor de arm-kinderen moet de staat zorgen. Art. 228.260 Aan de Wet van 1806 de rust [te danken] in 1830? Bedreigingen261, mishandelingen van geestelijken. Aan de geestelijken te danken dat de rust niet verder gestoord is geworden. Vooral aan de kerkelijke overheden. Die rust is gelijk met de verdraagzaamheid van 1795. Al ontstonden er nieuwe bezwaren, zou dit nog geene reden zijn om de vorige niet weg te nemen. Men vreest voor onverdraagzaamheid. Maar te Amsterdam, Utrecht, Amersfoort, Rotterdam bestaan eigene scholen. Wet van 1806. Beneficium non obtruditur.262 Ook mijne leer is liefde; gegrond op het geloof.263

Aard van het onderwijs. De godsdienst kan er niet van afgezonderd worden; matière mixte, in alle beschaafde landen. Hier te lande althans was school en kerk zeer naauw verbonden. Het

Page 17: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

onderwijs is in zoover ons terrein; hier is geen empiètement. Van Bomm[el, Exposé,] p. 169 bestrijdt ook ons264 monopolie. Ik zou niet durven zeggen dat de constitutionele staat geen godsdienst heeft. De staat heeft alle godsdienst.

Normaalschool.265 Hoe daar het godsdienstonderrigt? De godsdienst er uitbannen?! p. 465-467.266 Daar althans moet de atmosphère religieuse267 zijn. Dus eigen normaalschool. Wij hebben vrijheid van onderwijs?268 In het rapport voor het Besluit van 2 aug. 1815269: hatelijk monopolie.269a Te veel en te weinig?270 Vaderlandsche geschiedenis. Onmogelijk in de gemengde scholen te behouden. Geene verandering van de Wet geprovoceerd? De Wet bij Besluit ingevoerd; maar toen de koning souverein was. Het spijt mij dat de pastoors zichzelven regt willen verschaffen; gevolg van de willekeur.271 Geen eigenlijk ultimatum nog. Doch zuivering en waarborg dat ze zoo blijven.272 Regt van eigene scholen; met waarborg voor het gouvernement. Partij?273 Uit den aard der zaak beschouwen wij de bezwaren uit verschillende oogpunten. Ik wil wel toezigt. Ik benadeel niemands belangen.274 Geene geldelijke bijdrage. Ik vraag275 voor allen. De hoofd-commissie276 wil ik wegnemen.

Memorie.277 Eigen278 scholen zijn niet in strijd met de bestaande wetten, maar worden door dezelve veroorloofd: Art. 1: naar den aard dier scholen.279 Geen verbod.280 Slechts al te groote vermenigvuldiging vreest men. Nergens ontzegd om eigene scholen voor eene gezindheid op te rigten.281 Eigene scholen voor godshuizen, diaconieën, enz. Art. 226: Openbaar.282 De regering moet de middelen verschaffen tot eigene scholen.283 Art. 1: aard. Andere personen en collegiën. Splitsing tusschen de wet en de reglementen. Alteratiën mogelijk. Art. 7284: veranderde omstandigheden. Art. 16285: examen voor daartoe bevoegde collegiën of personen. Geen verbod in art. 12.286 Er zijn reeds scholen voor godsdienstige gezindheden: godshuizen, pensionaten, armscholen. Ook art. 3 van het Reglement.287

Natuurlijk, burgerlijk en kerkelijk regt. `De ouders moeten hunne kinderen ``opvoeden''': Art. 353, 369 Burgerlijk Wetboek. 288 Ook de grondwet: Art. 190.289 Uit de woorden openbaar en zorg in art. 226 blijkt dat de regering noch het regt, noch den pligt heeft om allen te onderwijzen.290

Zij moet waken en behulpzaam zijn dat er een voldoend onderwijs gegeven worde, overeenkomstig met art. 190, 191291 en 192292 der grondwet. Zij is verpligt de godsdienstige gezindheid ook in haar onderwijs te beschermen, en dus tot eigene scholen de middelen te verschaffen; en in allen gevalle mag zij geene belemmeringen daartegen stellen. Zij moet degenen onderschragen die haar taak dragelijk en gemakkelijk willen maken, verre van hen af te schrikken en hun tegen te streven.

Bij art. 228293 is zij gehouden in de godsdienstige opvoeding der behoeftigen, desnoods, geheel ten haren koste te voorzien.

2 januarij 1841.

a. Hoe zal de gemengde school ingerigt worden?b. Welke waarborgen dat het onderwijs dat afgescheiden wordt, goed zal zijn?c. Eigen scholen.293a

A. Zuivering van de scholen. Een positieve rigting ten goede, `L'instruction primaire comprend nécessairement l'instruction morale et religieuse': Wet in Frankrijk, anno 1833.294 Evenzoo in de projectwet in België, anno 1834.295 Bijvoeging: `l'enseignement de la religion est donné sous la direction de ses ministres.' Dus buiten het leerstellig onderrigt ook positief-godsdienstige strekking. Dit toch ook bij ons; de school niet met den stempel der ongodsdienstigheid of der onchristelijkheid.

Page 18: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

a. De gemengde school. Gebed, lofzang, toespraak, omgang.b. Afzonderlijke uren; maar toch school. Bijbellezing, bijbelsche geschiedenis, geschiedenis van het vaderland. Protestantsche natie. Wij296 kunnen dit, ten gevalle der roomsch-catholijken, niet uitwisschen. Straks, om de joden, geene christelijke natie meer.B. Onderwijzer.c. Leerstellig onderrigt. `Sous la direction des ministres.' Zelve kunnen zij297 niet. Wel dubbel getal zou noodig zijn. Door anderen. Waarom den onderwijzer uitsluiten? Inzonderheid voor b. Hij moet lidmaat298 zijn. Hij is onder het gedurig toezigt van den leeraar. Zou dat de band losser maken? Anders drie personen!299 Althans het onderwijs b zou, in den regel, door den onderwijzer moeten geschieden. Alles facultatief door mij gesteld.Objectie: Hij kan liberaal-gereformeerd zijn.Refutatie: Het is te hopen dat hiertegen weldra eenige waarborg zal kunnen zijn. Dat er in dat opzigt, ook in het kerkwezen, verbetering plaatshebben zal. Ook de predikant kan het zijn. Objectie: doopsgezinde welligt.Refutatie: Ei, wat zwarigheid, zoo hij een christen is.Althans het onderwijs a.300 Zelfs welligt het leerstellig onderrigt. Hij zou zich van dat punt301

onthouden. Hij zou leeren wat aan de belijdenissen van gereformeerden, lutherschen en doopsgezinden gemeen is. Het zou zelden gebeuren. De onderwijzer moet behooren tot de gezindheid welke de meerderheid heeft. Slechts twee hoofdgezindheden: de Roomsch-Catholijke en de Hervormde kerk. Geenszins de protestantsche kerk. Van eene algemeene protestantsche maak ik mij geen regt denkbeeld; wel van onderscheidene christelijk-protestantsche gezindheden: de hervormden, de lutherschen, enz. door bepaalde en stellige geloofsbelijdenissen gekarakterizeerd. Ik beschouw die gezindheden, in menig opzigt, als zeer naauw verwant; ik wensch dat de banden, op eene goede wijs, mogen toegehaald worden. Maar ik beschouw ze niet als zamengesmolten, ik hecht aan hetgeen de Hervormde kerk karakterizeert. Over vele voorzieningen zijn wij het nagenoeg eens: secundaire punten. Welligt bij de opmaking van het rapport afzonderlijk te behandelen. Het kostersambt. Nooit vereenigd; maar vereenigbaar.302 Art. 9 der grondwet303 veeleer in het voordeel. Centrale commissie voor de boeken. Ook de boeken voor de afzonderlijke uren. Schoolopziener geen leeraar?304 Die bijna-verdubbeling der schoolopzieners welligt minder noodig, nevens de gemeentelijke schoolcommissie.304a Op de bijzondere scholen art. 22 en 23 van het Reglement305 niet toepasselijk. Moet er meer worden gedaan?

Prof. van der Hoeven plaatst achter art. 12 der Wet306, als belangrijke concessie, de vergunning tot het oprigten van diaconiescholen. Hierin geen beginsel van wetgeving, geen systema. Een geïsoleerd artikel. Een voorregt voor de gealimenteerden. Waarom moeten de gegoede burgers van erger conditie zijn? Eer eene locale bedoeling. Te Amsterdam vele kinderen alsnog zonder onderrigt. Maar aan de armbesturen zal die vergunning, behoudens toezigt en vergelijkend examen, niet worden geweigerd.

Maar is er meer noodig? Regt voor de kerkgenootschappen en de leden, volgens de leer van hun kerk, om eigene scholen te hebben?1. De kerk heeft het regt om eigene scholen te hebben.2. De leden eener gezindheid, overeenkomstig de belijdenis dier gezindheid.3. De wetgeving van 1806 heeft deze regten miskend.4. De teruggave dezer regten is in de tegenwoordige omstandigheden eene noodzakelijkheid geworden.5. Dit zal niet de vernietiging van het onderwijs ten gevolge hebben.

Page 19: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

6. Niet hierdoor zal tweedragt ontstaan.7. De belangen der Roomsch-Catholijke kerk niet.307

Ad primum.Prof. Kist [heeft] met cordaatheid zijne beginsels opengelegd. Daardoor den voortgang der discussie merkelijk bevorderd. Onze denkbeelden [zijn] lijnregt strijdig. Liefde tot het vaderland en tot hetgeen wij goed achten verbindt ons; maar wij beschouwen den toestand van staat en kerk, van wetgeving, van onderwijs, uit een tegenovergesteld standpunt.308 Algemeene protestatie. De kerk is voor het godsdienstonderrigt aansprakelijk. Godsdienstonderrigt en vooral godsdienstige opvoeding is van het gansche lager onderwijs, is van de volksschool onafscheidelijk. Daarentegen wenscht de staat waarborgen te hebben voor de noodzakelijke kundigheden. Daarom is hier een terrain mixte309, waarop de staat haar aanstaande burgers, de kerk de kinderen van haar ledematen volgt. Staat en kerk beide hebben de bevoegdheid om scholen daar te stellen, maar onder weêrkeerig toezigt en zamenwerking. De kerk heeft toezigt over het onderwijs van staatswege, en, is het haar niet voldoende, dan rigt zij eigene instellingen op. De staat waakt over de scholen vanwege de kerk daargesteld; en, des noodig zijnde, rigt zij er betere op. In het lager onderwijs werd steeds het godsdienstige als het voornaamste beschouwd. Goede christenen goede burgers; ander onderrigt, hiervan verstoken, onnut, ja schadelijk. Daarom voornamelijk de zorg bij de kerk. De kerk was steeds bevoegd om eene eigene opvoeding te geven aan haar leden; en ook om die aan anderen aan te bieden. Verpligting; regtmatig proselytismus. Aan de christelijke kerk is gezegd: `Predikt het evangelie: gaat henen en onderwijst.'310 Die hoogere roeping geldt. Daar zou geene grondwet tegen kunnen [ingaan].

Zoo was het overal. Hier te lande. Art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis.311 De scholen geheel naar den eisch der kerk. De magt van den staat ten behoeve der kerk; en als christelijke overheid, als hervormde overheid. Nu zou men aan eene overheid die, als zoodanig, niet anders dan, hoogstens, eene algemeen-christelijke belijdenis heeft, een gezag willen opdragen, dat toen, de hervormde overheid niet had. Zelfs de partij der Staten312 is nooit zoover gegaan als prof. Kist. Eerst door de revolutionaire theoriën is de school gescheiden van de kerk.Objectie: Jus majestaticum circa sacra.313

Refutatie: Neen: in sacra: want het betreft juist en regtstreeksch het geloof.Hier de Memorie van den bisschop.314

Ad secundum.In 't algemeen dient, in een land van vrijheid, aan de ouders ruimschoots de gelegenheid gegeven te worden om de kinderen te onderwijzen gelijk zij dat goed achten. Het behoort tot die vrijheden welke niet met karige hand moeten toegediend worden. Althans naar de belijdenis. Zij zijn ertoe verpligt. Thans voor de gereformeerde kerk noodig.

Ad tertium.Dit gevoelen regtvaardigen door de algemeene beschouwing van den toestand van Europa en van het vaderland. Niet bepaaldelijk 1806. Niet bepaaldelijk deze of geene personen. Van der Palm, Van Stralen. Eerbied voor die mannen. Somtijds [zijn ze] medegesleept. Vele verontschuldiging[en] daarvoor. Maar wij hebben die nu niet. Wij moeten onbevangen oordeelen. Een tijdperk van ongeloof, blijkbaar in kerk en staat, een tijdperk van willekeur; uit valsche vrijheid geboren. Vandaar overal een centraal gezag, hetwelk de leiding wilde geven aan alles. Het `laissez faire'315 vergeten. Zoo ook algemeen en opperschoolmeester worden. Die rigting spaarde ook de

Page 20: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

kerk niet. Geen wonder dat zij ook onderwijs en opvoeding, met terzijdestelling van de kerk en als een departement van bestuur onder zich bragt.Objectie: Anno 1812.316 Alsof ik de natie geen natie had genoemd wegens vreemde overheersching.317

Refutatie: Neen! Onder die overheersching is zij grooter geweest. Maar dewijl zij de beginsels, waardoor Nederland gebloeid heeft, verloochend had.318

Objectie: Anno 1830.319 Ik neem er niets van af. Ik hoor niet ongaarne onze redenaars en dichters. Maar niet al te zeer. Hoedanig de toestand! Geheel België tegen ons als voorhoede van Frankrijk; het belang, het aanzijn van Holland op het spel. Toen de stem van den vorst. Welk volk zou dan de wapens niet opgevat hebben. Geen illusie maken; en daarom320 het lager onderwijs verheffen.

En nu de Wet van 1806? De welmeenende bedoeling om het volk aan den leidband der regering of van het schoolwezen te houden. Dit schoolwezen in menig opzigt onder den invloed der regering. Art. 12.321 Facto. In België. Om door eene liberaal-catholijke rigting de streng-catholijke ten onder te houden. In de noordelijke provinciën. Hoe zou het mogelijk zijn? Maar men herinnere zich bijvoorbeeld de zaak der separatisten. De Raadt, [Lager onderwijs,] p. 234.322 Zelfs onwillig.323

Voor de autorisatie is telkens de vraag of er genoeg goede scholen bestaan. Bepaalt324 de dosis en de wijs hoe die zal toegediend worden. De kerk uitgesloten; verbod om zich schadeloos te stellen.

Ad quartum.Regt en staatkunde. Wij wenschen niet dat er spoedig nieuwe klagten oprijzen van roomsch-catholijken of protestanten. De roomsch-catholijken niet al te zeer bevoordeelen, zoodat er van de gereformeerde zijde wierd geklaagd. Zonder meerdere vrijheid zal dit het geval zijn.1. Eene dergelijke325 school zal niet voldoen aan de strenge roomsch-catholijken. Dat komt met hun wenschen en eisschen niet overeen. Dat is geene school doortrokken met een godsdienstigen geest. De bisschop van Luik. De bisschop van Curium. Het zal de wensch en de pligt zijn326 om daartegen te ijveren. Reeds om de vrees voor protestantsche onderwijzers; voor den omgang met protestantsche kinderen. Evenmin aan de Afgescheidenen. Evenmin aan de thans klagende protestanten.2. De onmogelijkheid eener algemeene uitvoering moet niet voorbij worden gezien. Trots alle wetten en bepalingen zal nog lang op vele plaatsen dezelfde onchristelijke geest in het onderwijs blijven heerschen. Althans in het oog van hen die klagen. De moeijelijkheid ligt juist hierin dat men zich omtrent de beteekenis van het woord christelijk niet verstaat. Zeer velen beweeren dat de geest van het onderwijs over 't algemeen christelijk is. Zoo ook met de leerboekjes. De hervormden hebben in dat opzigt niet den allerminsten waarborg in het toezigt van hunne kerk. Op vele plaatsen zal juist de invloed des leeraars strekken om hun de school verdacht te doen zijn.3. Dit alles klemt te meer bij de strekking om alle godsdienstig onderrigt van de school te verbannen. Ook de Roomsch-Catholijke kerk zal ertegen opkomen. Maar vooral de protestanten. Verbaasd327 over de rigting onzer deliberatiën, alsof de stem der protestanten in het geheel niet wierd geteld. Wat is de verwachting geweest? Verbetering; positief-christelijken grondslag. Verbroedering met de catholijken in christelijken zin. Hofstede de Groot, [Bedenkingen,] p. 10328; De Raadt, [Lager onderwijs,] p. 238.329 En nu! Dat er hier gehandeld is of er wel een gebed plaats kon hebben; een gezang; of de naam van den Zaligmaker genoemd, enz. Dat wij ons aan de roomsch-catholijken hebben onderworpen; de school ten hunnen gevalle bedorven; en het resultaat: de roomsch-catholijke invloed vermeerderd; de school nog godsdienstloozer; de goede onderwijzers aan banden gelegd. Op uwe gemengde scholen onafzienbare moeijelijkheden. Kreet van misnoegen en verontwaardiging. Wanneer men hetzelfde systema van uitsluiting en dwang

Page 21: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

[toepast]; dit onderwijs niet slechts aanbiedt, maar opdringt en voorschrijft.

Ad quintum.Als men nu de vrijheid tevens geeft, zal een groot deel der natie genoegen nemen met de gemeentescholen: men zal de proef willen nemen, eer men zich lasten oplegt. Maar zoo niet, dan zal juist de wensch naar eigene scholen vertiendubbeld worden door de onmogelijkheid om ze te verkrijgen. Men zal de gebreken der gemeentescholen te scherper zien. En als dan de vrijheid daarna toch moet worden verleend, wacht ons een veel sterkere schok.

Concurrentie, zegt men, zou de doodsteek van het goede onderwijs zijn. Ik twijfel eraan. Ik ben ook tegen overdrevene concurrentie, tegen het beschouwen van het onderwijs als eene tak van nijverheid. Uit hooger standpunt. Het is ons hier niet te doen om de vrije uitoefening van een beroep; maar om de regten van het geweten. Niet de belangen der onderwijzers op den voorgrond. Maar330 eenige concurrentie acht ik weldadig. Men kan den tijdgeest bestrijden en evenwel het goede erkennen dat daarin gemengd is.

De toestand van België! Dat is het groote argument. Zoo hierdoor niet, waardoor zullen wij dan worden overtuigd! Geene genoegzame kennis aan dien toestand. De bisschop van Luik. Berigten uit Limburg; van 600 op 1200331; weinig crediet voor Ducpétiaux332, een der meest oppervlakkige oproerschreeuwers; vijand der geestelijkheid. Alles wat deze oprigt, is voor hem niets; erger dan niets. Domheid en bijgeloof. Welke denkbeelden over het onderwijs. De Raadt, [Lager onderwijs,] p. 382.333 Déclaration des droits de l'homme.334

De veroordeeling partijdig; want sommige zaken die ten bewijze aangevoerd worden, vindt men evenzeer bij ons: bl. 384.335 Iets op rekening stellen van den revolutionairen toestand en van de reactie tegen een stelsel van dwang. Daarbij eene vrijheid die wij niet verlangen. Geen toezigt van het gouvernement: p. 383336; geene behoorlijke examens: p. 385.337 In 't algemeen verbetering en versterking der gemeentescholen. Voorregten boven de bijzondere.

Ad sextum.Niet hierdoor de tweedragt. Zonder vrijheid tweedragt van allerhanden aard. Wanneer eens die nieuwe bepalingen [zijn] ingevoerd, die talrijke schoolopzieners, dat wederkeering toezigt van pastoor en predikant. Naijver, mistrouwen, aanklagt, hatelijkheid. Zoowel van protestanten onderling als tusschen protestanten en roomsch-catholijken. Tweedragt vooral tusschen protestanten en roomsch-catholijken. Men denkt aan de verdraagzaamheid zooals die nu plaatsgehad heeft; maar die is niet wenschelijk: doodslaap der onverschilligheid; niet mogelijk: men is wakker geworden. En [men let] ook meer bijzonder op de punten van verschil. En veel werkt mede om wakker te houden.

Elkander verdragen in liefde.338 Maar zal dit nu door de gemengde school worden bevorderd? Men wil een goed onderrigt in de afzonderlijke uren; niet flaauw en ontzenuwd. Dus zal de aandacht op de punten van verschil worden gevestigd. De dagelijksche afzondering zelve maakt indruk. En dan weder tezamen in de school. De ervaring van Pruissen is ligt te begrijpen. In Engeland: [De Raadt, Lager onderwijs,] p. 16.339 En dan nog onderstellen wij liefderijke leeraars. Het gedwongen zamenvoegen van strijdige bestanddeelen is het teweegbrengen van den strijd.

Ad septimum.Niet voordeelig voor de Roomsch-Catholijke kerk. Wij wenschen liever catholijken dan onchristenen en ongeloovigen. Maar wij zijn ook niet bevreesd voor den voortgang der Roomsch-Catholijke kerk. In de zestiende eeuw. En zouden we dan nu wanhopen aan de kracht van

Page 22: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

het evangelie? Wij zijn zelfs niet bevreesd bij het zien der verdeeldheden in onze kerk. Die verdeeldheden zijn ook bij de roomsch-catholijken: een teeken van ontbinding, die slechts door materiële eenheid wordt tegengehouden. Zij zijn een teeken van herleving, van reactie. Zonder die verdeeldheid zou het catholic[ismus] in Nederland reeds veel meer vorderingen hebben gemaakt.

Dus ministeriële dispositiën en Koninklijke Besluiten, waardoor het openbaar onderwijs, zonder aanstoot te geven aan de gezindheden, op positief-christelijken grondslag worde gevestigd. Met genoegzame waarborgen. Voorts herziening der wetten; met uitdrukkelijke bijvoeging dat daarbij het beginsel van vrijheid ter oprigting van eigene scholen zal moeten op den voorgrond worden gesteld.

4 januarij 1841.

Wijnbeek.340

Normaalschool. 28341 voor 4 jaren à beurzen van  200. 10 voor 1 jaar. Eerst drie maanden als proeftijd; te 's Hage en Amsterdam kleine normaalscholen. Onderwijzersgezelschappen. Zóó broederlijk bij elkaâr. Schoolopzieners kunnen geen geld overhouden. Onderwijzers. Somtijds geen  150.342 Zou eene distinctieve kleeding niet wenschelijk zijn? Art. 22 en 23343: In de niet-gemengde bijzondere scholen kan meer leerstellig onderrigt gegeven worden. Cessante ratione legis, cessat lex.344 Uit den aard der zaak.

Prof. Kist.Over de beteekenis van het woord openbaar in art. 226345 der grondwet. Nota over de zaak van Oldenzaal (van den bisschop)346. Kist. Brieven uit Bommel en Driel.347

Hugenpoth.Huldigt de Wet. Verkeerde toepassing. De heer Groen van Prinsterer kan niet optreden als orgaan van personen die zich niet beklagen. Het lezen van den bijbel ressorteert onder de boekenlijst. Ieder mag in het Latijn de Vulgata lezen. Hier en in België is het lezen in de moedertaal verboden. De jansenistische leer is de hatelijkste. Vertaling van Mollendorf.348 Geautoriseerde evangelieboeken voor de kerkedienst (evangelie en epistelen). Aan de provinciale commissiën de beoordeeling overlaten. Aanvulling der schoolopzieners? Iedereen moet benoembaar zijn volgens de grondwet. Leeraars kunnen schoolopzieners zijn. De kerkscholen ondergeschikt aan de algemeene bepalingen. Gaarne twee normaalscholen. Protestantsche en roomsch-catholijke. De directiën zouden ook de bevoegdheid [moeten] hebben om rangen toe te kennen. Geldig het geheele rijk door. Daar ook appel van de schoolopzieners en plaatselijke schoolcommissiën.

Nader ontwerp van den heer van Hugenpoth.349

[Art.] 1a.350 De bepalingen van art. 1 Besluit van 27 mei 1830351 worden, voor zooveel des noods, verklaard van toepassing te zijn op de kerkelijke gemeenten van elke in het rijk bestaande godsdienstige gezindheid, met vrijstelling voor dezelve van de formaliteit der voorafgaande autorisatie; doch, onder gehoudenis van kennisgeving der oprigting aan het gemeentebestuur, hetwelk daarvan zal mededeeling geven aan de plaatselijke schoolcommissie en aan den districtsschoolopziener.b. De school behoort tot de categorie der bijzondere scholen van de eerste klasse (art. 3 Reglement A).352

Page 23: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

c. De scholen der godshuizen van eenige g[odsdienstige] g[ezindheid] zullen insgelijks mogen bezocht worden door kinderen van die gez[indheid] die daarin niet worden verpleegd; om het even of voor dezelve aan die gestichten al dan niet eenig schoolgeld wordt betaald.

[Art.] 2Het tweede artikel tweede alinea353 van Besluit van 27 mei wordt vervangen als volgt: In alle andere g[evallen] zullen de Gedeputeerde Staten de benoeming aan het stedelijk of plaatselijk bestuur overlaten.

[Art.] 3a. Ter verzekering der slotbepaling354 van art. 6 van 27 mei zal door ons in iedere provincie en het hertogdom Limburg355 eene gemengde commissie worden benoemd, welke belast zal zijn met het bij algemeene stemmen opstellen en bijhouden eener boekenlijst voor de openbare lagere scholen.b. De schoolonderwijzer die zich van andere boeken mogt bedienen, of zich mogt veroorloven mondelinge voordragten te doen strijdig met de maatschappelijke orde of de zeden, of wel die aan de eene of andere der gezindheden waartoe de kinderen behooren, aanstoot zou kunnen geven, zal vallen in de strafbepaling art. 18.356

c. Alle openbare lagere scholen zullen toegankelijk zijn voor de leeraars van iedere godsdienstige gezindheid in de burgerlijke gemeente.

Art. 4a. Er zullen in het rijk bestaan twee normale scholen of kweekscholen; de eene voor de roomsch-catholijke gezindheid.b. Het bestuur van elke dezer scholen357 zal mede bevoegd zijn tot het afnemen van alle examens en het afgeven van bewijzen van algemeene toelating voor de vier rangen.c. Al wie zich mogt bezwaard achten bij het van hem afgenomen examen, ingevolge de zooeven aangehaalde verordeningen, zal zich aan een nader examen van een der normale schoolbesturen kunnen onderwerpen.

Art. 5De betrekking van openbare - lagere - schoolonderwijzer (art. 2 Reglement A358) is onvereenigbaar met de kerkelijke bediening van leeraar, koster, voorzanger, organist, of dergelijke.

Art. 6Alle schoolopzieners, leden der plaatselijke schoolcommissie en openbare - lagere - schoolonderwijzers worden voortaan voor drie jaren benoemd.

5 januarij 1841.

Van der Hoeven.Bedreigingen in het rapport van Roomsch-Catholijke Eeredienst; bezorgdheid voor de toekomst van den bisschop. Niets personeels359 bij bedoeld. Of de bezwaren in onze handen gesteld te wijten waren aan de Wet. Ik geloof, alleen aan de uitvoering. Welke middelen? Zal de onbepaalde vrijheid gegeven worden tot oprigting van eigene kerkelijke scholen? Neen.a. Onnoodig (ter tegemoetkoming van de bezwaren. Niet [noodig] om aan alle bezwaren tegemoet te komen. Mijn plan genoegzaam. Groote waarde aan gebed, gezang, bijbellezing (geen bezwaar in

Page 24: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

het gebruiken der anthologie van Steenwijk360). Onderrigt in bijbelsche en vaderlandsche geschiedenis kan gegeven worden. Een dieper en nader onderzoek op eene andere plaats en op eene andere wijs. Aan de Gedeputeerde Staten van Noord-Braband wordt genoegen gegeven.361 Ik geef gaarne meerdere magt aan de Gedeputeerde Staten; meerdere evenredigheid der onderwijzers. Oprigting van twee normaalscholen. Volgens de Gedeputeerde Staten kan en zal er alleen gebruik van362 gemaakt worden in bevolkte steden. Zooals de Israëliten.363 Armscholen. Zooals de Maatschappij van 't nut van 't algemeen vervallen.364 De protestanten? Dat gaat ons aan. Ik geloof nog meer te geven dan de Gedeputeerde Staten vragen. Dit stellig uitdrukken in het rapport. Protestanten en catholijken volkomen gelijk.365 Geen plaats voor billijke bezwaren. Naar mijn plan. Volgens den bisschop voor elke gezindheid een afzonderlijk gebouw.b. Waar het noodig mogt zijn, is de weg ertoe open. Slechts autorisatie366 noodig. Art. 3a367

Reglement A. Elke schrede verder [leidt] tot losbandigheid. Zij368 tast geenerlei gevoelens aan. Zij verbiedt zelfs niet het hooger leerstellig onderrigt. Autorisatie369 voor stoombooten370, diligences, krankzinnigengestichten. Formaliteit? De Gedeputeerde Staten van Noord-Braband zeggen dat niet aan de kerkelijke gezindheden, maar aan de kerkelijke autoriteiten.371 Aan de kerken, volgens Hugenpoth, wat aan bijzondere personen? Een kerk mag geen legaat aanvaarden, niet verkoopen, niet vreemde effecten. Het gemeentebestuur is de wettige magt. Waarom bezwaar? Of wil men geenerlei autorisatie, dat is la liberté illimitée.372 De Gedeputeerde Staten en Van Hugenpoth wenschen vergelijkende examens. Er zullen in de schoolcommissiën vele roomsch-catholijken zijn. Men heeft appel. Nog mijne belangrijke concessie.373 Diaconiescholen van de protestanten; daarom ook roomsch-catholijke diaconiescholen. Gelijkmatigheid. Ook opnemen de kinderen der gealimenteerden. Art. 228 der grondwet.374 De grondwet van het koningrijk der hemelen: het arme is uitverkoren.375 Armen zalig gesproken.376 Het evangelie wordt den armen verkondigd.377 Zoo het een voorregt is, hebben de meervermogenden middelen om voor het godsdienstonderwijs te suppleren. Ik acht het geen voorregt.378 Bloot opdat zij zouden school kunnen gaan.379 Eene school ingerigt in theologischen zin zou ik niet wenschelijk achten: wel een379a atmosphère religieuse380, maar niet théologique381; kinderen zouden erin stikken. Ik zal gaarne van de zaak afzien; ten gevalle van hen die daartegen zulke zware bedenkingen hebben. Eerste aanleiding uit Amsterdam. [In] Utrecht en Amersfoort bestaan ook wettige armscholen.c. Nog meer onbepaalde vrijheid te verleenen tot eigene scholen zou eene onbillijkheid zijn jegens de roomsch-catholijken en binnen weinig tijds nieuwe en luidere klagten veroorzaken. De kosten382

uit bijzondere kassen, en toch bijdragen voor de openbare scholen.383

d. Het zou strijdig zijn met het verlangen van verre de meesten, althans zeer vele roomsch-catholijken384, en van genoegzaam alle de protestanten.385 Met zeer weinige uitzonderingen wenschen de protestanten het geenszins. Beneficia non obtruduntur.386 Te Amsterdam, Rotterdam, Schiedam verlangen de roomsch-catholijken het niet. Bij Goudoever387

waren geene klagten. In 's Hage heeft een roomsch-catholijke onderwijzer388 het request389

geteekend: De roomsch-catholijke leden der schoolcommissie wenschen geene verandering. De betuiging der Gedeputeerde Staten van Noord-Braband omtrent onbepaalde vrijheid.390

e. Het verleenen van onbepaalde vrijheid tot het oprigten van eigene scholen zou verderfelijk zijn. Is het een zaak van gewetensvrijheid, dan zoo algemeen mogelijk.391 Vernietiging van ons schoolwezen. België392: buiten Ducpétiaux.393 In Luxemburg: alle zijn catholijken die den brief (Vrijheid van onderwijs394) onderteekend hebben. Dat schoolwezen stelt de geheele natie op grooten prijs.395 Goede vruchten in 1830 en 1831. Feit[h]396 te Amsterdam. De eendragt van den staat zou verstoord en vernietigd worden.f. Het zou ongrondwettig397 zijn bij Koninklijk Besluit de vrijheid tot eigene scholen te verleenen.

Page 25: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Het wordt door de Wet niet verboden eigene scholen te hebben. Maar de autorisatie is noodig. Art. 12 der Wet.398 Zeer ernstig en krachtig wensch ik Z.M. te waarschuwen om niet, zelfs bij herziening der Wet, de vrijheid te verleenen. Wel is eene herziening der Wet wenschelijk en noodzakelijk. Het is een chaos geworden.

Prof. Kist.Geene specialiteiten; in het belang van vrede en liefde. Veel heeft mij gegriefd en bevreemd. De hoofdzaak. Dat zijn de bezwaren. Bij opzettelijk onderzoek zouden vele bezwaren zijn weggevallen. De klagten zijn zeer recent, ook sporadisch. Allen, behalve de heer Groen, [ermee] eens, dat het enkel de uitvoering was. Zuivering der scholen en waarborg dat zij zuiver blijven. Dat wensch ik ook. Maar welke consequentie is er nu om eigene scholen te hebben? Ook in het adres der roomsch-catholijke kerkvoogden? Den wensch van de roomsch-catholijke geestelijkheid erken ik niet als den wensch van de roomsch-catholijke bevolking. De heer van Hugenpoth wil de scholen slechts als uitzonderingen, als bijzondere scholen van de eerste klasse. Nu reeds klagten van roomsch-catholijke leeken in Noord-Braband, die gedwongen worden om hunne kinderen op bij[zondere] scholen te zenden. De geestelijkheid ontziet niet altijd de gewetensvrijheid der leeken. De eigen scholen liggen buiten de bedoeling der Wet. Alleen voor de diaconiën uitzondering. Eene nieuwe wettelijke bepaling zou noodig zijn. Bij de herziening zou ik de aandacht willen vestigen op dat punt; op hetgeen daaromtrent voorgedragen is. Ik zou mijn geweten met de medewerking niet willen belasten. Scheiding op de school is scheiding van de natie; gemengde school is het beeld van het gemengd Nederland. De natie wordt gedissolveerd in kerkgenootschappen. Zuivering. Verwijdering van alle stellig godsdienstig onderwijs. Geen catechismus, geen psalmzingen (scherpe paradox, niet om mijn ambts wille, uit overtuiging). Zuivering van de boekenlijst. De boeken zijn het materieel bewijs. Wij hadden dat punt naauwkeuriger moeten beschouwen. De kerk is belast met het godsdienstonderrigt. Kerk en school zijn afzonderlijke zaken: anders benadeelt men, en de kerk, en het lager onderwijs. En ten gevalle der gemengde scholen en ook buitendien moet het godsdienstonderrigt van de school verwijderd worden. Art. 22 en 23398a wijs, voorzigtig, christelijk. Zonder in de minste ontwikkeling van dogmata te treden, is er een gemeenschappelijke grondslag, waarvoor alle de gezindheden dankbaar moeten zijn. Een artikel nu gemaakt, in een tijd van spanning, zou anders luiden. Ik bewonder het; ik zie er het ideaal in van het lager onderwijs. Ik zal niet antwoorden op de aanmerkingen399 over den geest der Wet en der tijden. Art. 23 Reglement. Circulaires.400 Voor de hervormde kerken goede resultaten. Vooral in de latere tijden. Dat artikel401

bewijst dat men er prijs op gesteld heeft.402 Ik zal bij de eerste synode eene demarche doen.403

Bijbellezing zou ik wenschen: een florilegium; maar dit is de zaak der boekencommissie. Bijbelsche geschiedenis kan op gemengde scholen. Ook weder overlaten aan provinciale beschikkingen. De geschiedenis des vaderlands moet op gemengde scholen geleerd worden. Hoe superficieel blijft het bij de lineamenta.404 Eene polemische vaderlandsche geschiedenis; vindt men bijvoorbeeld bij Bilderdijk. Gebeen en gezangen. Maar de bisschop kan het kruis niet supprimeren, en er is geen waarborg tegen spotternij. Anders is er wel een gebed op te stellen. Onze Vader, Tien Geboden, Geloofsbelijdenis. Doxologie ingelascht?405 Godsdienstonderwijs op niet-gemengde openbare scholen? Ik zou mij liever houden bij den algemeenen regel. Anders bezwaren: de naburige gemengde school loopt ledig.

Nu de waarborgen. Ik meen in mijn concept afdoende waarborgen gegeven te hebben.1. De catholijken deel te doen hebben aan het schoolwezen. Er is thans een zelfstandig beheer over de scholen, in zeker opzigt onafhankelijk van de regering. Geene drijfveeren dan om het onderwijs zoo goed mogelijk te maken. Dat hebben Cuvier en Cousin zóó bewonderd. Niet in eene directie406;

Page 26: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

men heeft vele methoden beproefd. Niet langzamerhand, maar dadelijk de onevenredigheid herstellen.2. Aan de kerken toezigt geven. De leeraars roepen407 om de schoolcommissiën, en de collegiën van toeverzigt. La garantie la plus complète.408 Onderscheid van belijdenis moet niet overgebragt worden in de school.

Eene tweede normaalschool408a is mij wel. Maar ik zou tegen de afscheiding der gezindheden zijn. Herziening van de Wet nuttig en noodig.

Van der Capellen.Niet de bezwaren aliunde409 [behandelen].

7 januarij 1841.410

1. De aard en omvang der bezwaren. In betrekking tot het groote punt van de vrijheid tot eigene scholen. Ook die der protestanten. Het bezwaar van alle zijden toelichten; anders zouden zij het ergste lot hebben, die niet gerequestreerd, geene circulaires gezonden, geen onrust in de scholen gezaaid, maar zich op de wijsheid der regering verlaten hebben. Zijner Majesteits wensch; in de benoeming.411 Ook de rapporten van Binnenlandsch Departement412 en R[oomsch-Catholijke] E[ere]d[ienst].413 Zelfs een Israëlitisch consulent.414 Men kan ons niet terzijde stellen. Want de bezwaren der roomsch-catholijken moeten toch niet weggenomen worden op eene wijs die de protestanten bezwaren zou. Zoo wij het godsdienstig bezwaar niet in zijn geheel behandelen, voldoen wij niet aan de intentie des konings en aan de billijke verwachting der natie.

De bezwaren der catholijke kerkvoogden. Protestantsche rigting. Gegrond. Ongodsdienstige of valsch-godsdienstige rigting. Dit het voornaamste. En toch is dit juist bij onze discussiën op den achtergrond geraakt. Het is zeer gegrond. Die strekking is algemeen. Nog algemeen in het onderwijs, zoowel als bij de natie en in de kerk. De verwaarloozing van het christelijk leerstellige; daardoor valsche leerstellingen. Op zeer weinige uitzonderingen na, zijn de leerboekjes in dien geest. De toongevers van het onderwijs insgelijks. Zie bijvoorbeeld de Bedenkingen, Rotterdam, 1838.415

Er is thans eene heilzame terugwerking. Ik vraag niet naar het getal, maar naar de waarheid van hun sustenu. Spoedig zal het meer worden erkend. Dit bezwaar, niet wat alle feiten betreft, maar wat de hoofdklagt aangaat, is gegrond en gewigtig. Ik beschouw de klagten slechts als de aanvankelijke manifestatie van eene zeer wezenlijke kwaal. Deze beschouwing in het rapport.416

2. De oorzaak der bezwaren. In de uitvoering. In de reglementen. Ook en vooral in de Wet. Om de vereeniging der gezindheden417, welke dat onderwijs ten gevolge heeft. De willekeurige admissie of weigering van bijzondere scholen.3. De middelen van redres. De inconsequentie der roomsch-catholijke kerkvoogden zie ik niet. Of splitsing of eigene scholen. Meer inconsequent van tegelijk te beweeren dat de geest van de Wet eigenlijk een godsdienstloos onderrigt wil, en dat het bezwaar niet ligt in de Wet. Maar nu! Tegen de protestantsche rigting zijn vele middelen en waarborgen voorgesteld; nader te onderzoeken. Tegen de onchristelijke weinig of niets. Ik heb twee middelen voorgesteld: verbetering der gouvernementsscholen en vrijheid van bijzonder onderwijs. Ook thans nog. Maar ik hecht, nu tenminste, vooral aan het laatste. Gaarne wil ik ter verbetering medewerken, maar goede scholen, christelijke scholen ervan te maken, acht ik onmogelijk. Ik meende voor de gemengde school een basis te zullen hebben in de gemeenschappelijke waarheden, die in onze christelijk-protestantsche belijdenissen op den voorgrond gezet zijn, en die de Roomsch-Catholijke kerk niet heeft

Page 27: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

verloochend. Maar die hoop was een droombeeld, een ideaal. In de tegenwoordige omstandigheden. Ook deze discussiën hebben het mij getoond. Men gaat uit van het beginsel: Eene school voor alle gezindheden; welligt zelfs voor de joden; althans voor allen die zich christenen noemen. Niets dat hun aanstootelijk is.418 Dan zijn er slechts twee resultaten, en wij protesteren tegen beide:1. Godsdienstige strekking en christelijke zedekunde, waarmede zich de rationalist, de neoloog, en zelfs de jood vereenigen kan. Dit zagen en zien wij nog in werking. Alle scholen in een positief-christelijken geest zijn anomaliën. Niet eens het systema aannemen dat alle godsd[ienstig]419 onderrigt er vreemd aan is; reeds420, indien er geen aanstoot gegeven mag worden. Het positief chr[istendom] geeft aanstoot. Vandaar ook dat men nu, bij de klagt over een antichristelijk onderwijs en désespoir de cause, tot een godsdienstloos onderrigt de toevlugt neemt.2. De godsdienst buiten de school: vergoeding in afzonderlijke uren.a. De gemengde school. Zonder godsd[ienstig] onderrigt. Dus nu juist omgekeerd: de vereeniging niet op christelijken grond, maar op den bodem der ongodisterij. En dit niet te sterk. Van concessie tot concessie. Geen psalmgezang. Geen bijbel. Een florilegium. De vertaling der roomsch-catholijken. Wij zouden nog het Onze Vader, de Tien Geboden, enz. [behouden]. Niets van dat alles. Zelfs geen gebed. Om consequent te zijn, ook de naam van Christus niet meer. Ook ongodsdienstige onderwijzers. Anderen zullen voor zoodanige school bedanken; of telkens contraveniëren. Ook vreest men den invloed des leeraars. Aldus ontneemt men aan de school het karakter van een opvoeding-gesticht. Slechts lees-, schrijf- en rekenlessen. En dat [is dan] de volksschool. Bijna de eenige opvoeding die het volk ontvangt. Om een tweede voorbeeld van zoodanige inrigting te vinden, zou men den tijd der decades421 moeten raadplegen. Welk een voorbeeld! b. De afzonderlijke uren.1. Het zal zich waarschijnlijk reduceren tot het catechetisch onderwijs. De bijbelsche geschiedenis, de geschiedenis des vaderlands zal wel op de gemengde school blijven; zooals zij nu is, of erger.2. Ik zie nog geene waarborgen. Eene circulaire? Vroeger is er eenigzins aan voldaan. Voorstel aan het synode.422 Maar hoe kunnen de predikanten?423 Velerlei zwarigheden. De staat maakt er zich vanaf, en draagt alles over aan de kerk. Maar dit mag niet. De staat moet goede scholen hebben, en hiertoe behoort godsdienstonderrigt, het zij dan op afzonderlijke uren. Een vader, een voogd mag het evenmin overlaten: hij wendt zich tot den leeraar. Maar hoe de kerk te dwingen? De kerk zal het verlangen; doch zij moet ondersteund worden.3. In de praktijk ongenoegzaam en dikwerf nadeelig.aa. Een enkel uur daags: bijbellezing en godsdienstonderrigt geheel op zichzelf.bb. Welk onderrigt! In hoever evangelisch! Het godsdienstonderwijs onder den invloed der leeraars. Maar is dit thans een waarborg in de Hervormde kerk, in het kerkgenootschap dat dezen naam voert. Slechts een enkel woord hiervan. De bijbel naar ieders meening. Alles wordt geduld. De een neemt de verzoening niet aan; de ander doet onderzoek naar het wezen des christendoms en neemt alle de waarheden één voor één weg.424

Dus zullen de bezwaren niet weggenomen zijn. Noch omdat de school van al wat naar godsdienst zweemt, zal worden gezuiverd, noch omdat er nog welligt in eenige afzonderlijke uren leerstellig onderrigt zal gegeven worden. Veel erger dan vroeger. Leerstellig onderrigt moest ook nu. Een godsdienstig onderwijzer kon nog eenige heilrijke zaden strooijen. Thans verboden. Dat zal de vrucht zijn onzer commissies.

Ik onttrek mij niet aan de poging ter verbetering zooveel mogelijk. Indien wij zoodanige scholen moeten hebben, dan wil ik trachten bijbellezing en geregeld onderwijs, enz. te behouden. Maar ik wanhoop aan voldoende verbetering. Steeds half werk. Heilloos systema. Een gemengde

Page 28: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

school, aldus ingerigt zal teweegbrengen: onverschilligheid (De godsdienst als bijzaak, zonder invloed op het geheel.), twijfelarij, godsdiensthaat.

Is het wonder dat men dan vrijheid verlangt om iets beters te stichten? Maar hoedanige school wenschen wij?425 Niet verwaarloozen de kundigheden voor de maatschappelijke zamenleving. Niet overladen en hierdoor tegenzin wekken. Niet dringen in verborgenheden. Maar de waarheden die noodig zijn ter zaligheid, wenschen wij te maken tot het middenpunt der verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van het kind. Niet veel behoeft het kind te leeren; maar het nuttige; en bovenal het ééne noodige.426 Dit ons rigtsnoer. De onderwijzer zij een christen; niet enkel met het verstand, maar ook met het hart. De bijbel zij er het boek der boeken; de grondslag van onderwijs en opvoeding. De geschiedenissen, voorschriften, beloften der Heilige Schrift, de bijbelsche, de algemeene, de vaderlandsche geschiedenis met de evangeliewaarheid in verband. Ook andere deelen van het onderwijs. De omgang, toespraak, vermaning christelijk. Van het kwaad afmanen, omdat het zonde is, overtreding van Gods wet. Tot pligtvervulling opwekken, uit dankbaarheid voor Gods liefde jegens ons. Aldus leden der kerk, nuttige burgers van den staat.

Zoodanige scholen niet bij gouvernementsbevel. Maar in een christelijk land behoorde de regering, in zoover haar de zorg voor het openbaar onderwijs opgedragen is, daarnaar te trachten. Dergelijke scholen kunnen er zijn; zij zullen er wezen, overal waar een christen, zonder belemmerd te worden, de kinderen onderwijst. Nu is het op de openbare scholen niet mogelijk. Of het volgens de Wet op de thans bestaande bijzondere scholen plaats mag hebben, of het bij oogluiking zou mogen geschieden, hierover is nog verschil. Maar, zoo de regering niet kan, laat zij dan tenminste voor anderen den weg openstellen.Objectie: De weg is geopend; autorisatie.Refutatie: Een treffend voorbeeld in onze discussie.Prof. Kist ziet het ideaal in art. 22 en 23 van het Reglement.427 Hij vertegenwoordigt het gevoelen van velen. Zou hij nu voor dergelijke428 inrigtingen zijn?

Wij vragen de vrijheid tot oprigting van eigene scholen als een regt. Het regt van de ouders en vooral het regt van de kerk. Dit regt uit pligt jegens God. Wij vragen het als een grondwettig regt. Art. 190 en volgende.429 De geest van het zesde hoofdstuk.430 Daaruit volgt vrijheid van het bijzonder onderwijs. De Wet van 1806 strijdt daarmede. Art. 226.431 Kemper en Falck bij Besluit van 2 aug. 1815432 vrijheid voor middelbaar en hooger onderwijs. De regering moet zorgen dat er, naar gelang der behoefte, openbare scholen opgerigt worden. Zorg en openbaar. Twee bolwerken: de woorden worden dikwerf in restrictiven of ruimeren zin genomen. Maar de natuurlijke uitlegging is dat openbaar onderwijs gegeven wordt op de openbare scholen. Art. 3 van het Reglement.433 Zoo werd het ook steeds begrepen. Maar men kwam in verlegenheid. Toen werd de vague uitdrukking in het voordeel van het gouvernement gepreciseerd; en toen kwam men tot de aanmatiging uitgedrukt in de projectwet van 1829.434 Thorbecke [, Aanteekening], p. 305.435

L'instruction publique. Ministre de l'instruction publique? Hij laat zich gelegen liggen ook aan l'instruction privée; maar daarom is deze er nog geen deel van. Ministre des travaux publics. Werk van Cousin, sur l'instruction publique.436 Maar zie [Cousin, De l'instruction publique] I, p. 23 in fine.437 Loi sur l'instruction publique van 28 junij 1833 (Guizot).438 Art. 3: L'instruction primaire est privée ou publique.439 En dan Titre III: des écoles primaires privées.

Wij vragen het als eene noodzakelijkheid voor de rust en eendragt in het vaderland. Ik spreek nu niet van de tweedragt op de gemengde scholen zelve. Maar zoo die scholen voor het grootste deel der bevolking verpligtend blijven, zoo blijft ook het gewetensbezwaar hetzelfde voor de meeste roomsch-catholijken, zeer vele protestanten; en sterker nog, wijl de hoop op redres afgesneden wordt.

Page 29: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Men late dan de twee systemata naast elkander. Noch het een, noch het ander door dwang. Of de openbare scholen zullen vallen, of de bijzondere; of zij zullen zich wederkeerig ondersteunen. Men rekene dan ook een weinig op den goeden geest der door het lager onderwijs gevormde bevolking. Ik wil de openbare scholen versterken; de concurrentie niet gemakkelijk maken. Of liever, ik verzet mij ook thans niet tegen die versterking. Mijn gevoelen is door hetgeen ik in de discussie gehoord heb omtrent de gemengde scholen aanmerkelijk gewijzigd. Ik beschouw de gemengde scholen als een vooralsnog noodzakelijk kwaad. Gaarne zou ik medewerken tot maatregelen die de splitsing kunnen voorbereiden. `De staat opgelost in kerkgenootschappen.'440

Dat zie ik niet in; maar wel dat de natie ééne ongeloovige volksmassa zou worden, met verdrukking van al wie zich die combinatie niet zou laten welgevallen.

Voorts, na hetgeen ik omtrent den geest en de strekking der Wet heb gehoord, is mij het ongrondwettige daarvan duidelijk geworden. Kan de koning, eigener autoriteit, eene wet wijzigen of buiten werking stellen, die hij acht strijdig tegen de grondwet te zijn? Dit is een der meest delicate punten van het staatsregt. Ik zou niet toestemmend durven antwoorden. Hier althans onraadzaam. Doch, bij dit ongrondwettige, moet Z.M. doen al wat mogelijk is. Armscholen, familiescholen, circulaires. Spoedige voorziening. Zoo eerst de gansche herziening van wetten en reglementen plaats moet hebben, dan of broddelwerk, of ad calendas graecas. Maar reeds in deze zitting zou aan de Tweede Kamer het beginsel kunnen onderworpen worden; zooals vroeger met de jury in 1829.441

Objectie: De Staten-Generaal zullen het verwerpen.Refutatie: Het is mogelijk, zelfs waarschijnlijk. Zij hebben zich, behalve in de crisis van 1829, slechts met financiële aangelegenheden beziggehouden; zij zullen willen volharden. Groote ondienst aan het vaderland. Maar de koning zal niet meer verantwoordelijk zijn. Later zullen zij de wet aannemen. En in een dergelijke zegepraal, door overtuiging en ervaring, ligt de ware kracht van een gouvernement.

Ik zou mijn geweten niet durven bezwaren door mede te werken tot eene zoodanig gewijzigde inrigting der gemengde scholen. Thans: nu een betere geest bij de natie is ontwaakt. De wetgeving, in plaats van dien te ondersteunen, zou dien tegengaan. Hier: in Nederland, waar men steeds op het evangelie prijs gesteld heeft; terwijl nu in Frankrijk, Pruissen, Engeland, België men verbetert in een christelijken zin. Vooral ook niet tot handhaving van een stelsel van willekeur en dwang.

7 januarij 1841.

Van Hugenpoth.Er zullen weinige scholen opgerigt worden. Onze leeraars geven met ijver catechetisch onderrigt. Roede voor de schoorsteen is mijn doel met de eigene scholen.442 Bij Besluit. De lijn tusschen wetgevende en uitvoerende magt is niet scherp getrokken. De uitvoerende magt heeft geen regt van penale sanctie.

Van der Hoeven.Het christendom heeft dikwerf weinig goede vruchten gehad.

Kist.Dissentieert van G[roen] bijna in alle punten. Geheel eens met het resultaat. De quaestie van eigene scholen is een object voor de wetgeving.

Page 30: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Van der Capellen.Verbetering van de scholen. Herziening van de Wet.

8 januarij 1841.

Denkbeeld van den heer Piepers omtrent eene additie, na de eerste alinea van art. 1443 van Besluit van 27 mei 1830.

Van HugenpothGeen surrogaat, maar additamentum.

Van der Hoeven.Vindt er nogal bezwaar in. De voorstanders beschouwen het Besluit van [27] mei [1830] als eene wezenlijke en nadeelige verzwakking der Wet van 1806. Indien toenadering, eenstemmigheid . . .444

Het een of het ander. Zoo men aandringt op eigene scholen, dan moeten de openbare scholen blijven hetgeen zij zijn. De bijzondere scholen in de steden zijn veel minder goed dan de openbare. De scholen der Maatschappij van 't nut van 't algemeen waren gemengde scholen.

Kist.Geheel eens met Van der Hoeven. De zaak van mijnheer Mulder445 te Rotterdam.

Van der Hoeven.De bedoeling van art. 4446 zal wel geweest zijn aan ééne en dezelfde familie.447 Zou men welligt kunnen bepalen: de kinderen van hoogstens drie huisgezinnen?

Lezing der stukken.448

Binnelandsch Departement stelt voor om meerdere449 leerlingen door zes te verklaren.Raad van State merkt aan dat dit een weinig milde beperking zou zijn. Strijdig met de Wet

van 1806 en vooral met het Besluit van 27 mei 1830. Zoo geene herziening, dan moet de nota van toelating beperkt worden tot een of ander bijzonder vak.

Binnenlandsch Departement inhaereert zijn gevoelen. Circulaire van den inspecteur, van 15 mei 1812.450 Het was Van den Ende (die wil drie of vier leerlingen).451 Geene beperking. Het breidt den werkkring uit. Zes kinderen uit verschillende huisgezinnen.

Raad van State: De inspecteur had de bevoegdheid niet om de beperkende uitlegging te geven. Het kenmerkend onderscheid tusschen school en onderwijs niet in het getal der leerlingen, maar in den aard van het onderwijs.

11 januarij 1841.

Wijziging van art. 1 van het Besluit van 27 mei 1830.452 Wenschelijk reeds terstond, in afwachting der herziening, een weg te openen. Dan kan de herziening zelve meer bedaardelijk plaatshebben. Dan is er minder ongelegenheid te wachten van de moeijelijkheden en botsingen, in geval van tegenstand en weigering. Korte termijn moet er worden gesteld. De bijzondere scholen [moeten worden] vrijgesteld van het vergelijkend examen. De onderwijzers voor bijzondere scholen der tweede klasse zijn eraan onderworpen: Besluit van 13 aug. 1831.453 Voor de eerste klasse onzeker.

Page 31: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Onderwijzer van den tweeden, ondermeester van den derden rang. Art. 22 en 23 van het Reglement454 daarop niet toepasselijk.

Uitbreiding van het huisonderwijs. Art. 4 van het Reglement.455 De verklaring van K[ist]456

al te eenvoudig. Dan `door wie afzonderlijk aan de kinderen van één huisgezin onderrigt gegeven wordt.'457 `Eenen of meerdere'458: is onbepaald. Dus het art. 4 houden met dien verstande dat het `eenig gedeelte'459 gehandhaafd worde. Een huisonderwijzer zal aan de kinderen van hoogstens drie huisgezinnen in het gansche lager onderwijs onderrigt kunnen geven. Familiescholen?

Opzigt over de bijzondere scholen der eerste klasse: zie art. 13 van Reglement A.460 Dus hebben wij niets te doen met de hierarchie van den bisschop.

Bezwaren: de protestantsche rigting; de antichristelijke en onchristelijke rigting.Oorsprong: de protestantsche rigting tegen de Wet; de onchristelijke rigting: daartoe is

aanleiding, of althans daartegen is geene genoegzame waarborg in de Wet.Middelen: verbetering der openbare scholen. De voldoende verbetering is onmogelijk.

Daarom meerdere vrijheid van bijzonder onderwijs.Verbetering: positief-christelijk. Volksschool; geene461 lessen in schrijven, enz. Onderwijs

onafscheidelijk van de godsdienst; bovendien onderwijs en opvoeding gaan hier hand aan hand. Dien stempel der onchristelijkheid mogen wij niet drukken. De kerken hebben niet slechts regt op bijzonder onderwijs, maar ook op462 een openbaar onderwijs in verband [gebragt] met de godsdienstige behoefte en gesteldheid der natie. Niet aanstoot geven; maar men geeft aanstoot, als men weglaat wat voor eene gezindheid onmisbaar is op de school. Maar dan de suprematie van Rome? Tot dusver niet; doch dit zou geene reden zijn om alle godsdienstig onderrigt te weeren, maar een bewijs dat er geene gemengde school hier te lande mogelijk is. Hierin gaat de roomsch-catholijke geestelijkheid te ver. Dan zouden wij het doodvonnis van het schoolwezen onderschrijven. Ik wensch die gemengde scholen te behouden; maar door versterking, niet door verzwakking van het christelijk element.

De maatregelen waartoe de commissie Z.M. zou kunnen adviseren, zijn van drieledigen aard, naarmate zij door I. Ministeriële dispositiën,II. Koninklijke Besluiten,III. Wettelijke bepalingenzouden kunnen ten uitvoer worden gelegd.

I1. Meerdere evenredigheid tusschen de gezindheden bij de keuze van schoolopzieners.2. Evenzoo bij de aanstelling der onderwijzers.3. Aanstelling, ter revisie der boekenlijst, van eene gemengde commissie. Ieder erkend christelijk kerkgenootschap zou een afgevaardigde, als medelid der commissie, kunnen benoemen. De keus van nieuwe boeken kan niet geschieden dan met eenparigheid van stemmen.4. Circulaires ter meerdere bekendmaking van den geest waarin de regering verlangt dat de verordeningen op het onderwijs in de openbare scholen ten uitvoer zullen worden gelegd. Hieraan de meestmogelijke publiciteit [geven].

IIBesluiten kunnen genomen worden ter executie van de Wet; ter ampliatie en alteratie van de reglementen in den geest der Wet.1. Ter inrigting van christelijke gemengde scholen in den geest der Wet van 1806, zou in

Page 32: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

overweging kunnen komen een Concept-Besluit, als volgt:

Concept-BesluitWij Willem, enz.In aanmerking nemende de bezwaren welke tegen den aard en de strekking van het godsdienstig onderwijs in de openbare lagere scholen, op onderscheidene wijs ter onzer kennis zijn gebragt; willende al aanstonds, in afwachting eener eventuele herziening van de wetten en reglementen op het lager onderwijs, de uitvoering dezer verordeningen in overeenstemming brengen met derzelver geest en bedoeling; gelet op art. 32463 van het Reglement op het lager schoolwezen; op het rapport der commissie464, enz.; den Raad van State gehoord, enz.Art. 1. De artikelen 22 en 23 van het Reglement voor het lager schoolwezen worden vervangen als volgt465:

22.Alle schoolonderwijs zal moeten strekken om, onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, de kinderen op te leiden tot die zedelijkheid welke op de geloofswaarheden en voorschriften van de openbaring berust.

23.Ten aanzien der openbare scholen wordt bepaald: (1). In den algemeenen schooltijd zal onderwijs gegeven worden alleen in het lezen, schrijven, rekenen, en de Nederduitsche taal. De onderwijzer zal, behoudens inachtneming van hetgeen bij het vorig artikel is bepaald, zich onthouden van al wat aan eene erkende christelijke gezindheid billijkerwijs aanstoot geven zou.

Ten waarborge eener rigtige nakoming van deze verpligting zal a. De school voor de leeraars van elke gezindheid waarvan een kind aldaar ter schole gaat, toegankelijk zijn.b. In elke gemeente eene plaatselijke schoolcommissie zijn. Dezelve zal bestaan uit den burgemeester, twee personen ter keuze van het gemeentebestuur, een leeraar der meest talrijke protestantsche gezindheid en een roomsch-catholijk pastoor, ter keuze respectievelijk van den kerkeraad en van de kerkelijke overheid.c. Eene gemengde staatscommissie466 worden benoemd, aan welke de klagt tegen den onderwijzer, schriftelijk aan den schoolopziener, en door hem, met zijne c[onsideratiën] en a[dvies] aan het departement van Binnenlandsche Zaken opgezonden, ter beoordeeling zal worden voorgelegd. De onderwijzer zal, naar gelang der omstandigheden, door vermaning, intrekking der speciale admissie, of intrekking der algemeene toelating kunnen worden bestraft.d. Dezelfde staatscommissie zal worden belast met eene jaarlijksche revisie der gebeden, gezangen en leer- of leesboekjes welke, met uitsluiting van alle anderen, ten dienste der openbare scholen zullen worden bestemd.(2). Het onderrigt in de geschiedenis des bijbels en in de geschiedenis des vaderlands en in 't algemeen elk onderrigt, waarop het kenmerkend-leerstellige eener bijzondere gezindheid onvermijdelijken invloed heeft, zal niet gegeven kunnen worden dan afzonderlijk en met overleg der respectieve kerkelijke besturen aan de kinderen van iedere gezindheid. De onderwijzer zal voor de kinderen zijner gezindheid met dit onderrigt worden belast. Een derde gedeelte van den schooltijd zal aan dit afzonderlijk onderrigt worden bestemd. In elke plaats waar zich eene protestantsche gemeente bevindt, zal, hetzij door den protestantschen onderwijzer hetzij door of

Page 33: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

vanwege den leeraar, voor de protestantsche kinderen dagelijks in den bijbel gelezen worden.(3). Het eigenlijk leerstellig onderrigt zal, in of buiten de school, door de leeraars der respectieve gezindheden of van hunnentwege geschieden.2. Bij Besluit zou de oprigting eener tweede normaalschool, of eene gewijzigde inrigting der reeds bestaande467 plaats kunnen hebben.3. Welligt, bij de regeling der zaak van de huisonderwijzers, de vergunning van zoogenaamde familiescholen.

IIIEene herziening der Wet van 1806, waarbij zou worden uitgegaan van het beginsel dat, behoudens toezigt van staat en kerk, meerdere vrijheid ter oprigting van eigene scholen moet worden verleend.

11 jan. 1841.

Commissie van onderwijs468 te Utrecht. Meerdere afzondering van het godsdienstonderrigt van de openbare scholen.

Adres van den heer van Dubbelden, administr[ateur]469 apostoliek. Constatering van verscheidene feiten. `Gesteld dat in ééne gemengde school al wat naar godsdienstig onderrigt zweemt, moet weggelaten worden, enz.'470 De onmogelijkheid om het roomsch-catholicismus in te prenten.471

Eenstemmig over den aard der bezwaren.I. Welke zijn de bezwaren; en in hoever gegrond?II. Waaraan toe te schrijven?III. Welke maatregelen?472

I. a. (Naauwgezette protestanten die leerstellig onderrigt op de scholen zouden verlangen) zouden zich473 mogen hebben doen hooren.474 Alleen daarover.475 In het midden laten dat de poging [, om door middel van begrippen van algemeene geschiedenis en bloot natuurlijke zedekunde de jeugd tot maatschappelijke en christelijke deugden op te leiden, van den kant der Roomsch-Katholijke Kerk] altijd tegenstand zal ontmoeten.476 Een onderwijs [, ingerigt om de kinderen op te leiden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden, zoo als de wet van 3 April 1806 dit heeft begeerd] godsdienstloos te noemen [is haar eenigzins gewaagd, zoo niet overdreven toegeschenen . . .].477 De ondervinding heeft het niet met treurige voorbeelden gestaafd.478 Weinig zorg in de keuze der schoolboeken.479 Groote onevenredigheid tusschen de schoolopzieners.480 Ook tusschen onderwijzers.481 Zeer vele bezwaren gegrond.482

II. Nagenoeg met eenstemmigheid [moet de Commissie verklaren] dat in de Wet geen grond [voor gemoedsbezwaren van eene of andere godsdienstige gezindheid is te vinden].482a

Verdraagzaamheid, vrijgevigheid ten aanzien van godsdienstige begrippen. Alle die stukken ademen christelijke liefde.483 Die geest en strekking [is echter] niet in acht genomen. De Wet is op eene verkeerde en eenzijdige wijze toegepast.484 In aanmerking komt hier de vereeniging der onderwijzerspost met het kostersambt. En de vrij algemeen (?) [aan een schoolonderwijzers-plaats] verbondene voorwaarde.485

III. Veel verschil [van gevoelen is in de Commissie] blijven bestaan.486

12 januarij 1841.

Voortgezette behandeling van het rapport.

Page 34: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

14 januarij 1841.

Rapport.Vereeniging van de onderwijzerspost met eene kerkelijke bediening. De afschaffing tast het recht van bezit aan.487 Aan de Gedeputeerde Staten dezelfde, maar geen meerdere magt geven als nu de gouverneur heeft.488

15 januarij [1841].

Resumtie.Vereeniging.489 Niet meer verpligt: onderzoek hieromtrent. Doch wel facultatief. Schoolboeken. Centrale commissie. Art. 23490 niet toepasselijk op de bijzondere scholen. Inrigting der gemengde scholen.

Van Wijckerslooth: Niet opleiding tot christelijke deugden.491

Van Hugenpoth: Wil wel gebed behouden.Van der Hoeven: Het verschil in de hoofdpunten des geloofs bestaat tusschen

roomsch-catholijken en protestanten in het geheel niet. Kerkelijke dogmata. Het onderwijs wordt gegeven door roomsch-catholijke onderwijzers aan protestanten en vice versâ ten volkomen genoegen van de ouders. Een cursus van catechetisch onderwijs. Algemeen godsdienstig gezang.

Kist492: `zullende daardoor tevens gelegenheid zijn om de dagelijksche bijbellezing, door de protestanten als onafscheidelijk van een goed volksonderwijs beschouwd, zonder aanstoot voor de roomsch-catholijken, plaats te doen hebben.'493

16 januarij 1841.

Repliek van den bisschop op een stuk494 van prof. Kist.

18 jan. [1841].

Rapport der drie leden.495 [Het] verlichtste deel der natie verlangt niet het lager onderwijs in handen der geestelijkheid over te geven.496

c.497 Verderfelijk. Heerlijke vruchten, ook in de laatste tijden. Bewondering van vreemden. Bijzondere scholen veel minder goed dan de openbare. Leerboeken in uitsluitenden of overdreven zin van het kerkgenootschap. In Duitschland strekking tegen de Confessions-Schulen: Kaiserslautern498, Pruissen. Onder den paus. In de eenheid van het onderwijs ligt de eenheid van den staat. Conferentie met Dr. Stein.499

BIJLAGE A. RAPPORT VAN DEN DIRECTEUR-GENERAAL VOOR DE ROOMSCH-CATHOLIJKE EEREDIENST, VAN 1 AUGUSTUS [1840].1

De roomsch-catholijken beklagen zich niet slechts dat de verbanning der geloofsleer tot indifferentismus leidt, maar ook dat het onderwijs, in strijd met hetgeen het stelsel oorspronkelijk beloofde, eene rigting gekregen heeft overeenkomstig de leerstellingen der protestantsche

Page 35: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

gezindheid. Zij zijn tegen al wat strekt om met terzijdeschuiving van eenige harer positive geloofsstukken, leerbegrippen en beginselen van tucht een zoogen[oemd] algemeen christendom te helpen daarstellen. Geene opleiding tot maatschappelijke en christelijke deugden door begrippen van algemeene godsdienst en bloot natuurlijke zedekunde.

Bij gemengde scholen achten velen art. 23 van het Reglement2 onontbeerlijk. Art. 6 van Besluit van 27 mei 18303 baat niet, zoolang het onderwijs een bepaalden godsdienstigen grondslag blijft missen, en de schoolmeesters spreken en redeneren in den geest van hunne gezindheid. Onpartijdigheid is onmogelijk. Anticatholijke schoolboeken. Vele protestantsche onderwijzers, tegelijk voorlezers en kosters der Hervormde kerk. Zoo ook de opzieners, waaronder vele predikanten (benoeming van Robidé van der Aa).4 Door de gemengde scholen is de gewenschte verdraagzaamheid niet ontstaan. Beter is het dat zij het onderscheid eerst leeren kennen nadat de grondwaarheden van het evangelie door een stellig godsdienstig onderrigt in hun gemoed hebben geworteld.

Men mogt van overdrijving en vooroordeel spreken, dit baat niet, nu het geweten in het spel is gebragt. De handhaving van het stelsel zou nu maatregelen van dwang vereisschen. Zeer bedenkelijk, bij den invloed van het nu opgetreden gezag5; hetwelk de overdreven ijveraars nog tegenhoudt, en, den geoorloofden weg inslaande, het oor niet leent aan hen die het uitvaardigen van een kerkelijk verbod tegen het bezoeken der gemengde scholen en het gebruiken van de afgekeurde leerboeken reeds vóór lang hebben aangeraden.

Art. 2266 en 1907 der grondwet vereenigen. Toezigt van het gouvernement; maar geen invloed op het leerstellige, door boeken, meesters, of opzieners. Maar het oprigten van scholen voor de roomsch-catholijke jeugd zal langzaam gaan, wegens gebrek aan onderwijzers. Waar de protestantsche en katholijke bevolking ieder op zichzelve talrijk genoeg is om eene eigene of afzonderlijke school te hebben, is de zwarigheid der afscheiding weinig beteekenend. Elders zou de toepassing zooveel mogelijk plaats moeten hebben: het onderwijs naar de geloofsbegrippen der meerderheid; en voor de overigen zou door een ondermeester of anderzins worden gezorgd. Voorts afzonderlijke leerboeken; afzonderlijke schoolcommissiën en schoolopzieners. De vrijheid der ouders blijve onbeperkt. Verzoekt, zoodra mogelijk, de regeling door Binnenlandsch Departement.

BIJLAGE B. RAPPORT VAN DEN MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN.8

P. 1-12. Beschrijving van het stelsel. Goede vruchten. Cuvier, Cousin, De la Sagra, Minutes of the Committee of Council on Education.9

Drie hoofdpartijen tegen het stelsel: de naauwgezette protestanten; de naauwgezette roomsch-catholijken; de vrijzinnigen. Evenals eene tak van nijverheid, kan men de vrijheid van onderwijs beperken, doch door wettelijke bepalingen. Goed onderwijs noodig. Maar dan ook een genoegzaam bestaan voor de onderwijzers. Voortgaande zooals nu, zal er weldra op alle plaatsen een goed lager onderwijs zijn. Doch ook de schoolgelden zijn hiertoe onmisbaar. Daarom het getal bepaald, ook bij Besluit van 1830.10 Bij vrije concurrentie zouden veelal de openbare scholen tenietgaan, zonder dat de bijzondere op den duur zouden kunnen blijven bestaan. Om de openbare scholen desnoods geheel uit 's rijks kas te bekostigen, zou het dubbel der tegenwoordige bijdragen waarschijnlijk lang niet toereikende zijn. De gemeentebesturen en de Provinciale Staten zullen weigeren. Daarenboven op den duur zouden de openbare scholen zegevieren; doch hoeveel kinderen zouden de slagtoffers der proefneming zijn! In België ellendig. Aanhaling uit Ducpétiaux11, uit Ramon de la Sagra.12

Page 36: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

P. 27. Onderzoek van de requesten. De wet van 1806 wil leerstellig onderwijs; maar niet door den schoolmeester. Met toejuiching der kerkgenootschappen. Men wilde dus niet opleiden tot indifferentismus. Zoo er verzuim is, men wijte het aan de besturen der kerkgenootschappen. De schoollocalen zelve zouden nu voor catechizatiën buiten den schooltijd kunnen worden opengesteld.

P. 32. Ons onderwijs is niet godsdienstloos; want zelfs Cousin heeft gezegd: `en Hollande, en Ecosse, et en Allemagne l'éducation est profondément religieuse' (Cousin, Pruissen, II, 22713). Onderwijs is niet de geheele opvoeding.14 Art. 22615 is niet zooals art. 228.16 Binnenlandsch Departement helt over tot het gevoelen dat het vigerend stelsel en bepaaldelijk dat der gemengde scholen, waaruit alle leerstellig godsdienstonderwijs geweerd wordt, doelmatig is.

P. 39. Klagten tegen de wijze van toepassing der verordeningen.a. Leerboeken. Onbepaalde klagt. Weinig boekjes niet goed; men zal toch niet over de eerste lees- en taalboekjes klagen. Zoo noodig, zouden de onderwijzers gehouden kunnen zijn kennis van die boekjes te geven aan de geestelijken der verschillende gezindheden, welke casu quo zouden kunnen klagen bij de hoogere autoriteiten.b. Uitlegging door de onderwijzers. Men wijze slechts den proselytenmaker aan. Binnenlandsch Departement gelooft dat de onderwijzer zich kan onthouden van zijn dogma in het onderwijs te mengen. Hoe zouden anders de roomsch-catholijken het stelsel van 1806 goedgekeurd hebben? Op eene menigte scholen treden de onderwijzers niet in het leerstellige van eenige godsdienst (p. 47 sq.). De niet-catholijken hebben nooit over de proselytenmakerij der roomsch-catholijke onderwijzers geklaagd. De schoolcommissiën zouden bij circulaire kunnen aangeschreven worden om de onderwijzers hieraan te herinneren. Er zijn geen voorbeelden van roomsch-catholijken die door het lager onderwijs van hun geloof zijn afgevallen.c. Schoolopzieners.17 In Amsterdam is het lid van het stedelijk bestuur, met het schoolwezen belast, een roomsch-catholijk.18 Men heeft personen van kunde, braafheid, en geschiktheid genomen, zonder naar hun kerkgenootschap te vragen. Er zijn ook kerkleeraren; doch men heeft in den laatsten tijd U.M. geadviseerd om, zooveel mogelijk, leeken te benoemen. Het Staatsbesluit van 2 aug. 180819, waarbij de geestelijken geweerd werden, is niet, of slechts korten tijd, in werking geweest.

Het adres der Gedeputeerde Staten van Noord-Braband.20 Binnenlandsch Departement tracht in die provincie, bij voorkeur, roomsch-catholijke onderwijzers te plaatsen, maar kunde en bekwaamheid kan niet als bijzaak worden beschouwd.21 Binnenlandsch Departement wil wel een lid van Gedeputeerde Staten tot voorzitter der commissie22, in plaats van den gouverneur. Maar meer concessie niet.

Zoo men tot verandering van het geheele stelsel wil overgaan, lette men op het volgende. Er zijn reeds eene menigte scholen zooals men die verlangt. Bij de roomsch-catholijke arm- en weeshuizen; voorts andere roomsch-catholijke scholen, kostscholen, enz. Slechts toestemming van het stedelijk bestuur, als waarborg tegen overdrijving. Volledige vrijheid zou het openbaar onderwijs met volstrekten ondergang bedreigen. Zie de Verzameling der adviezen in 1829.23

Vermindering der openbare scholen; weigering der gemeentelijke en provinciale subsidiën. Het rijk zal dan niet uitsluitend subsidiëren kunnen de gemeenten waar de openbare scholen in stand gebleven zijn. Weldra geen ander toezigt dan uit het oogpunt van policie.

De directeur-generaal wil afscheiding der scholen volgens de kerkgenootschappen (gezindheden). Maar dan zullen ook de leden der verschillende gereformeerde gezindheden afzonderlijke scholen willen hebben. In groote gemeenten roomsch-catholijken, jansenisten, gereformeerden, lutherschen, remonstrantsche[n], doopsgezinden, enz. De grondwet zorgt gelijkelijk voor de gezindheden. In Pruissen zorgt men slechts voor twee gezindheden. Daar is de

Page 37: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

afscheiding niet systematisch ingevoerd, maar het gevolg van vroegere omstandigheden. Men helt er thans over naar ons stelsel.

Bij splitsing veel meer schoolgebouwen noodig; veel meer onderwijzers. Nu zijn in 1840 voor de verbetering van hun lot op 's lands begrooting reeds  125.000 toegestaan. Dan ook normale school24 voor de roomsch-catholijken en welligt voor andere gezindheden. Afzonderlijke schoolcommissiën. Meer dan één inspecteur. Afzonderlijke schoolonderwijzersgezelschappen. Hoe te doen met de vergelijkende examens? Het in werking brengen zal overgroote moeijelijkheden hebben.

----Noten bij no. 47. Discussiën in de staatscommissie.

1 ARA, G. v. P., no. 35 (De Vries no. 46 sub 5), eigenhandig ontwerp. Titel ontleend aan Groens aant. op de omslag van het desbetreffende deel van dit nummer: `Discussiën in de commissie.' Cf. Briefw. II, 336-360 (no. 477); 608, 2. Onder dit nummer vindt men de volgende stukken:1. Brief van De Kock d.d. 13 nov. 1840: mededeling van Groens benoeming tot lid der commissie.2. Afschrift van het benoemingsbesluit van Willem II (K.B. van 12 nov. 1840 no. 15, afgedrukt in Staatsblad no. 72, Ned. Staatsc. no. 273 van 14 nov. 1840, Hemkes, Handboek I, 377/8, Zeldam Ganswijk, Bijdragen I, 274/5, Flory, Vrijmoedige gedachten, p. 6-8).3. Brief van De Kock d.d. 4 dec. 1840: mededeling van plaats (Raad van State op het Binnenhof) en datum (14 dec. 1840) der eerste commissievergadering.4. Afschriften (vervaardigd door een klerk) van:a. Het Rapport der staatscommissie. Hierop is aangetekend: `Kopij' en `'s Gravenhage, 19 januarij 1841.' In ARA, Kabinet des konings, codenr.-inv. 2.02.04 bevindt zich onder inv.-nr. 4533 het originele hs. voor de koning, voorzien van zijn talloze onderstrepingen (cf. Bosscha, Leven van Willem II, 2e dr., p. 644). Met pen is erop geschreven: `Geheim. Exh. 13 febr. 1841 La U4.' Ook de Nota's A-C zijn hierbij. Nota B is wel door Groen ondertekend, maar niet in zijn hand (in tegenstelling tot de sub 5 genoemde `minute'). Dit hs. telt 102 p. Cf. Briefw. II, 373, 1; 1009; Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 239 sub j. In ARA, Binn. Z., geheim no. 51 (12 maart-29 april 1841), codenr.-inv. 2.04.26, bevinden zich vier gedrukte exemplaren van het rapport. Op de eerste is met pen geschreven: `Exh. 16 maart 1841 no. 157/geheim.' In 1848 sprak Groen er zijn bevreemding over uit, dat het rapport nooit gepubliceerd was. Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 55. Cf. Briefw. V, 305, 5. Het merkwaardige is, dat publicatie wel in de bedoeling gelegen heeft. De gedrukte tekst heeft immers tot opschrift: `Zitting 1849-1850. - (II.) Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1850. Vde Hoofdstuk. (Bijlage tot de Memorie van beantwoording). No. 71.' In de Hand. (en Bijlagen) van de Tweede Kamer is dit rapport echter niet te vinden. Cf. Briefw. V, 306, 5. Dat Groen als Kamerlid deze gedrukte tekst ontvangen heeft, is mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Cf. Briefw. V, 631. Mackay wekt de indruk deze stukken wel in zijn bezit gehad te hebben. Cf. Een ernstig antwoord, p. 8, 1. Groen noemt het rapport ook in Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 110; Adviezen 1856/7 II, 3; 5; 79; 238*; 256*; Brieven van Da Costa I, 67. De eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1-15. Samenvatting bij Van Otterloo, De lagere schol, (aant.) p. 21-27.b. De Nota A van Van Wijckerslooth (=Rapport, p. 16-19).c. Memorie van toelichting van het Ontwerp van ampliatien en alteratien van Van Wijckerslooth (=Rapport, p. 24-30). Het Ontwerp van ampliatien en alteratien beslaat p. 19-23 van het Rapport.

Page 38: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Dit ontwerp was vnl. opgesteld door Van Vree; cf. Witlox, De onderwijsstrijd, p. 67.d. Nota tot toelichting van twee brieven der Aartspriesters van Utrecht en Vriesland, betrekking hebbende op de verordeningen wegens het lager onderwijs, vastgesteld ten jare 1806 van Van Wijckerslooth (=Rapport, p. 31-33).e. Het Betoog (in het afschrift Vertoog genoemd) dat eigene scholen niet in strijd met de bestaande wetten zijn, maar door dezelve veroorloofd worden (=Rapport, p. 33-35). Het was in feite opgesteld door Van Vree; cf. Witlox, De onderwijsstrijd, p. 68.f. De Nadere toelichting van het Plan van alteratien en ampliatien der Schoolverordeningen (behalve de wet van 1806), aan de Commissie voor het Lager Onderwijs voorgesteld door Van Wijckerslooth (=Rapport, p. 35-38). Eveneens opgesteld door Van Vree.g. De Nota C van Van Hugenpoth (=Rapport, p. 48/9).5. Groens eigen door hemzelf ook geschreven Nota, als `Nota B' afgedrukt in het rapport van de commissie op p. 39-47. Op de omslag daarvan schreef Groen: `Minute van mijne Nota. 19 januarij 1841.' Deze tekst is herdrukt in De Tijd van 21-23 jan. 1850 (cf. Briefw. V, 307, 6) en in Verspreide geschriften II, 157-180 (cf. Briefw. II, 608, 2), waar Groen als datering 24 dec. 1840 geeft. Er zijn talrijke verschillen tussen de tekst van de Verspreide geschriften en die van het gedrukte Rapport. De meeste zijn van stilistische aard. Sommige hangen samen met het feit, dat het rapport voor de koning en zijn adviseurs bestemd was, terwijl de uitgave in de Verspreide geschriften op een niet alleen bredere, maar ook minder ontwikkelde lezerskring mikte. Allerlei `moeilijke' woorden van vreemde herkomst zijn door Nederlandse vervangen. Drie verschillen zijn met het oog op de interpretatie vermeldenswaardig:a. Op p. 159 r.3 spreekt Groen van `de meerderheid der Commissie', terwijl het Rapport op p. 39 i.f. `de Commissie' heeft. De eerstgenoemde versie lijkt de juiste.b. Op p. 167 r. 21 verdient de lezing `der' (openbare scholen) de voorkeur boven `door'. Zie Rapport, p. 43 r. 6.c. Op p. 173 loopt Groens zin vanaf r. 12 v.o. niet. De moeilijkheid wordt opgelost, als men conform r. 28 van p. 45 van het Rapport leest: `. . . omdat zij het leven der ziel voor hen was . . .'6. Groens eigenhandige samenvattingen van vier stukken, waarvan er twee zo beknopt zijn, dat ze als noot (40 en 361) opgenomen konden worden en het andere tweetal als Bijlage A resp. B afgedrukt is. Op de eerste omslag van het gehele nummer schreef Groen met pen: `Lager onderwijs. Besluit van 2 januarij 1842 (Rapport der staatscommissie van 12 nov. 1841)'. Op de derde omslag met potlood: `Rapport der staatscommissie van 12 nov. 1840'. Op laatstgenoemde plaats is het juiste jaartal vermeld. Op de tweede omslag schreef Groen: `Besluit van 2 januarij 1842 (over het lager onderwijs). Febr. [1842]. Stellige verklaring van Binnenlandsch Departement aan El[out] dat men slechts de gemengde bijz[ondere] sch[olen] der tweede kl[asse] bedoelt. Febr. 21 [1842]. Meening van V[an] d[er] Br[ugghen] dat het geven van catechetisch onderwijs op afzonderlijke uren aan iedereen vrijstaat.' Cf. Briefw. II, 439. Zie ook Siegenbeek, Eenige bedenkingen, p. 3; Van Bommel, Brief, p. 23; Candidus, Gronden, p. 4 e.v.; Hofstede de Groot, Toelichting, p. 1; Wennekendonk, Brief p. 4; Langedijk, Bibliographie, p. 353 s.v. Commissie - 1840. Belangrijk materiaal over het onderwijs in Rüter, Rapporten I, 15; 58; 61; 63; 149; 174; 250; 318/9; 337; 340; 346/7; 349; 383; 395; II, 119; 156; 225; 261; III, 155; 159-168; 187-190; 216; 223; 536/7.De tekst van het hele nummer wemelt van afkortingen. Slechts de z.i. dubieuze heeft de bewerker van vierkante haken voorzien. In een aantal gevallen heeft hij gemeend de lees- en verstaanbaarheid te moeten bevorderen door de tekst met zijn conjecturen aan te vullen. De volgorde van de manuscripten is waarschijnlijk bij het binden in de war geraakt. In het ARA gaan de vellen van 29 dec. 1840 voorop. De bewerker heeft de stukken chronologisch geordend. Een deel van de

Page 39: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

dateringen boven de diverse vellen is met potlood geschreven. Met deze notities heeft Groen - vermoedelijk vrij kort voor zijn dood - de summiere gegevens van 1840/1 willen aanvullen.2 Het nu volgende is een samenvatting van Groens eigen denkbeelden.3 `Het openbaar onderwijs is een aanhoudend voorwerp van de zorg der Regering. De Koning doet van den staat der hooge, middelbare en lage scholen, jaarlijks aan de Staten-Generaal een uitvoerig verslag geven.' Cf. Briefw. I, 143, 1.4 `Aan alle godsdienstige gezindheden in het Koningrijk bestaande, wordt gelijke bescherming verleend.'5 `Er bestaat geene heerschende Kerk. Het Gouvernement verleent gelijke bescherming aan alle Kerkgenootschappen, binnen dit Gemeenebest bestaande. Het handhaaft dezelve bij de ongestoorde uitoefening van hunne kerkelijke Instellingen, geschikt ter verbreiding van Godsdienstige beginselen en goede zeden, mitsgaders tot handhaving der goede orde. Het neemt de nodige maatregelen, welke de bijzondere omstandigheden van deze Kerkgenootschappen, met betrekking tot de openbare rust en algemeene welvaart, vereischen' (Van Hasselt, Verzameling, p. 115).6 Van het Reglement (A) voor het Lager Schoolwezen en Onderwijs binnen de Bataafsche Republiek: `Terwijl vastgesteld wordt het nemen van maatregelen, om de Schoolkinderen van het onderwijs in het Leerstellige van het Kerkgenootschap, waartoe zij behooren, geenszins verstoken te doen blijven, zal het geven van dit onderwijs niet geschieden door den Schoolmeester' (Hemkes, Handboek I, 114). Cf. Adviezen 1856/7 II, 28.7 `Eindelijk zullen eenige vragen worden gedaan omtrent het aanwenden der Grondbeginselen nopens het beloonen en straffen, en in het algemeen over de geschiktste middelen, om niet alleen het verstand der kinderen te ontwikkelen en te beschaven, maar ook inzonderheid om hen op te leiden tot Christelijke deugdsbetrachting. (Art. 22 van het Reglement.)' (Hemkes, Handboek I, 124).8 `De Schooltijd zal, het zij wekelijks, het zij dagelijks, met een kort en gepast Christelijk Gebed, op eene eerbiedige wijze ingerigt, geopend en gesloten worden, en zal bij dezelfde gelegenheden ook iets toepasselijks mogen gezongen worden' (Hemkes, Handboek I, 146).9 Cf. Hemkes, Handboek I, 258-262.10 Zie art. 2: `Bij iedere hoofd-synagoge zullen worden opgerigt ééne of meerdere godsdienstige armenscholen, waar de behoeftige jeugd in de godsdienst en in hare zedelijke en maatschappelijke pligten zal worden onderwezen . . .' In art. 5b wordt aan de joodse inspecteurs een jaarlijks honorarium in het vooruitzicht gesteld `naarmate van den ijver, waarmede zij, ten behoeve dezer scholen, bijzonder tot de beschaving der jeugd . . . zullen hebben medegewerkt . . .'11 C. R. A. van Bommel; cf. Briefw. II, 338, 5; 369, 4; Over de oprichting, p. 28 n. 14.12 Sc. op kosten van.

Page 40: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

13 Cf. Van Bommel, Exposé, p. 11: `Mais de même que l'article 17 qui veut que l'instruction publique donnée aux frais de l'état soit réglée par la loi, combiné avec l'art. 14 qui garantit la liberté des cultes, leur donnera droit à des écoles protestantes ou juives, de même cette combinaison assure aux quatre millions de catholiques le droit égal d'avoir des écoles catholiques.' Bedoeld is art. 17 van de Belgische grondwet (Exposé, p. 1). De toenmalige redactie vindt men bij Neut, La constitution belge, p. 13-27.14 Sc. van roomse en (orthodox-)protestantse zijde.15 Versta: tegenover die betwistbare dogmata (dwalingen) moet de orthodoxe leer gesteld worden.16 Sc. fragmenten van de bijbel; cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 351: `Zal men uittreksels uit den Bijbel bezigen, zoo als in Ierland geschiedt? of den geheelen Bijbel?' Zie ook p. 597 sub 20.17 Dit voegwoord is voor hedendaags taalbesef overbodig.18 De Proverbia Salomonis werden in Utrecht sinds 1631 als schoolboek gebruikt; cf. De Nooij, Eenheid, p. 19; Briefw. II, 345, 2; Om het algemeen volksgeluk, p. 405.19 Cf. Verspreide geschriften II, 8 en 170. Zie voor de visie van de minister van Binnenlandse Zaken op het onderwijs in Pruisen het hs. van het rapport van De Kock (Bijlage B n. 8), p. 74 e.v.20 Versta: deugen niet.21 Versta: zijn geestdriftig over het lager onderwijs in Nederland.22 Versta: was hun bezoek.23 Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 14: `onder de vriendelijke leiding van Schoolopzieners.'24 Zie over zijn bezoek aan Nederland n. 20 van no. 35 en de bibliografie s.v. Cf. Langedijk, Bibliographie no. 467 en p. 354 s.v. Cuvier en Noël.25 Versta: de lof van Cuvier; cf. Rapport sur les établissemens, p. 105: `Nous n'avons eu que des louanges à donner aux écoles primaires de Hollande . . .'26 Diens Voyage en Hollande kwam in 1839 uit; cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 13; Adviezen 1856/7 I, 141; Langedijk, Bibliographie no. 521 en 522; Hofstede de Groot, Zijn afzonderlijke scholen wenschelijk?, p. 80.27 Cousin werd `hoe gaarne hij anders onze school-inrigtingen prijst, door het niet-Christelijke daarin getroffen' (De maatregelen3, p. 12). Cf. Langedijk, Bibliographie no. 515.28 Bedoeld is F. W. Thiersch; cf. De maatregelen3, p. 11: `De Hoogleeraar Thiersch, in 1835 door het Gouvernement van Beijeren met het opnemen van onze scholen belast, moet over het niet

Page 41: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

gebruiken van den Bijbel zijne verbazing ondubbelzinnig hebben betuigd.' Cf. Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand II, 13. Zie ook Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 17; Langedijk, Bibliographie no. 520.29 Zie het hs. van het rapport van De Kock, p. 37. De minister citeert er Cousin, De l'instruction publique I, 223.30 Vormt de tegenstelling met het voorgaande `facto': de feitelijke situatie is slecht ten gevolge van de onchristelijke geest der Wet. Cf. Stukken betreffende de afwijzing, p. 28: `de Wetgever is aan die algemeenheid bevorderlijk geweest, niet bij voorkeur, maar uit noodzaak.'31 Versta: zou de schuld dragen van dit ondeugdelijk onderwijs? Die mening werd gehuldigd door de meerderheid van de commissie.32 Cf. Briefw. I, 7, 3; II, 340 (r. 9); Stukken betreffende de afwijzing, p. 28, 1; Nederlander no. 144, 277, 545, 599, 690 (14 dec. 1850, 23 mei 1851, 6 april, 11 juni, 25 sept. 1852); Hemkes, Handboek II, 33-36, waar Van Stralens `Circulaire missive' van 30 mei 1806 afgedrukt is (ook bij Van den Ende, Geschiedkundige schets, p. 216-218; Broes, De kerk en de staat IV, 1, 93-96; Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het koningrijk Holland VI (1806), 6e

stuk (junij), p. 13-16; Van Hoorn, De Nederlandsche schoolwetgeving, p. 260-262). Cf. Boekholt, Het lager onderwijs, p. 88-91.33 Versta: juist dit algemene, de `onbestemdheid in het Godsdienstige' was op een gemengde school onvermijdelijk; cf. Stukken betreffende de afwijzing, p. 28.34 Groen doelt op de instemmende reacties die Van Stralen na zijn circulaire van doopsgezinde, hervormde en lutherse zijde ontving. Het woord `synodes' is stricto sensu niet juist. De teksten bij Hemkes, Handboek II, 49-57; 59-61.35 Bedoeld zijn de missives van J. van Engelen (aartspriester van Utrecht) en H. de Haan (aartspriester van Friesland), gedrukt bij Hemkes, Handboek II, 45-49; Van den Ende, Geschiedkundige schets, p. 222-225; Zeldam Ganswijk, Bijdragen I, 402-405. Cf. Briefw. II, 340, 1 en 2.36 Art. 22 van Reglement A: `Alle Schoolonderwijs zal zoodanig moeten worden ingerigt, dat onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld, en zij zelven opgeleid worden tot alle Maatschappelijke en Christelijke deugden' (Hemkes, Handboek I, 113/4). Zie voor art. 23 n. 6. Cf. Stukken betreffende de afwijzing, p. 21.37 Van Stralen verwachtte van de uitvoering der Wet de aankweking van `zuivere beginselen van Christelijke en alle maatschappelijke deugden' (Hemkes, Handboek II, 34).38 Zie voor Groens wijzigingsvoorstellen p. 611 e.v.39 Versta: is het thans.40 De tekst (en de namen van deze `kerkvoogden') bij Van der Giezen Een halve eeuw, p. 222-224; cf.

Page 42: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Witlox, De Katholieke staatspartij II, 19; Van der Ven, Pastoor Zwijsen, p. 331. De vindplaats van het originele adres wordt door Van der Giezen (p. 238 sub a) opgegeven als `No. 200. Geheim La D30.' Een copie is ARA, Kabinet des Konings, inv.-nr. 4533. Onder ARA, G.v.P., no. 35 bevindt zich Groens eigenhandige samenvatting van dit adres o.d.t. Adres van de roomsch-catholijke kerkvoogden, van 30 mei 1840: `Tegen een onderwijs alleen op eene bloot natuurlijke zedeleer gegrond. Er worden leerstellingen ingeboezemd, strijdig, zijdelings of regtstreeks, tegen roomsch-catholijke geloof en gebruiken. Zij vragen volledige vrijheid van onderwijs. Vergunning om eigene scholen en inrigtingen [daar te stellen], waar onderwijs gegeven worde volgens de voorschriften van hun godsdienst en geweten, ook zonder bezwaar van 's rijks schatkist.'41 Cf. Adviezen 1840, p. 79, 3.42 Cf. Luk. 11, 23; 9, 50; Van Bommel, Exposé, p. 277.43 Niet met zoveel woorden gevonden. Misschien doelt Groen op Heinrich Dittmar, die in zijn voordracht Ueber den christlichen Religionsunterricht in Lateinschulen (8 sept. 1835) waarschuwde voor `dem Naturalismus, der . . . als perpetuirliche Negation, - obwohl noch unter christlichen Namen, den positiven Grund des Christenthumes untergräbt, somit es als solches vernichtet.' Deze passage is door Groen aangestreept in Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 30. Cf. Palmer in Verspreide geschriften II, 197, 2; Da Costa in Kompleete dichtwerken II, 218 r. 9.44 Cf. Adviezen 1856/7 II, 269*, 3; Verspreide geschriften II, 208; Over het ontwerp, p. 190.45 Het feit.46 Het dogma; cf. Rom. 5, 12.47 Het voorschrift.48 Het feit.49 Het dogma: `Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.'50 Het voorschrift. Zie 1 Joh. 3, 16. Het `indien' stamt wellicht uit 1 Joh. 4, 11. Het is ook mogelijk, dat Groen bij het tweede voorbeeld dogma en voorschrift combineert. Hij zou dan het cijfer 1 vóór Joh. 3, 16 vergeten hebben op te schrijven.51 Cf. Verspreide geschriften II, 125/6; Gilhuis, Memorietafel, p. 192/3.52 Marginale aant. van Groen: `Elever la jeunesse si bien dans la connoissance de ses rapports avec Dieu qu'il en résulte un désir efficace de régler sa vie selon l'esprit et les principes du christianisme'. Cf. van Bommel, Exposé, p. 543: `C'est par le clergé que l'école remplira sa principale mission, en élevant la jeunesse etc.' Zie voor de herkomst van deze stelling p. 25-27; 223; 361/2; 431; Cousin, Rapport sur l'état de l'instruction publique dans quelques pays de l'Allemagne et particulièrement en Prusse, nouv. éd. (1833), p. 192.

Page 43: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

53 Versta: Meent men, dat die op de Nederlandse scholen niet ingeprent wordt? Groen doelt op de `zoogenaamde algemeen Christelijke zedekunde'; cf. Bijdrage tot herziening, p. 71: `Heidensche zedeleer'; Adviezen 1840, p. 81; De maatregelen3, p. 11; De Tweede Kamer en de verzoekschriften, p. 91, 19; Adviezen 1856/7 II, p. XXII: `Heidensche zelfgenoegzaamheid'.54 Wellicht echo van Van Bommel, Exposé, p. 408, 1 waar Groen heeft aangestreept: `cette réligiosité [in de Hollandse schoolboeken] qui a tant surpris et méconté M. Cousin'. Het gaat om een religiositeit `sans dogmes' p. 429; cf. p. 416; 453; 500). Zie ook Verspreide geschriften II, 205 over deze `réligiosité mixte pour les écoles mixtes'; Van Bommel, Exposé, p. 279: `Il n'y a pas de religion en général, a dit M. Cousin'; p. 376 wordt eraan toegevoegd: `et en Europe aujourd'hui qui dit religion, dit christianisme'. Cousin schreef dit in zijn Rapport-Allemagne I,99 (nouv. éd. p. 256/7); cf. Verspreide geschriften II, 210; Over het ontwerp, p. 164; L'empire, p. 20; Manning, De betekenis, p. 190.55 Aanhalingstekens van de bewerker. Cf. De Tweede Kamer en de verzoekschriften, p. 12; Aan de kiezers [De Vries no. 96] V, 6; Adviezen 1856/7 II, 17; 21; 31/2; 38; 52; 63; 68; 156; 168; 269*; Verspreide geschriften II, 208; Brieven van Wormser I, 283; Rapport (van de commissie), p. 11. Er komt geen tweede tegenwerping of het moest zijn, dat de these `De opvoeding moet niet met het onderwijs verward worden' als zodanig bedoeld is en eveneens tussen aanhalingstekens geplaatst zou moeten worden. Met de tweede helft van die zin zou dan Groens weerlegging beginnen.56 Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 35; Bijdrage tot herziening, p. 14.57 Zie n. 19. Cf. Parlementaire studien I, 4, 23.58 Cf. Adviezen 1840, p. 85-87; De Tweede Kamer en de verzoekschriften, p. 51.59 Robert Peel prees in een rede te Glasgow op 13 jan. 1837 `that system of education, which taught the first lesson of infancy in the book of life and founded moral obligations on the revealed will of God'(De maatregelen3, p. 12, 2; Nederlander no. 563, 1380, 1403 (28 april 1852, 20 dec. 1854, 19 jan. 1855)). Cf. Adviezen 1856/7 II, 181; 197.60 Edward Geoffrey Smith Stanley (1799-1869), sinds 1851 14e graaf van Derby. Hij verdedigde het christelijk onderwijs aldus: `By education I do not mean the mere acquisition of temporal knowledge - the mere instruction which enables a man to improve his social condition in life . . . Valuable as such instruction may be, when I speak of education, I speak of that education which includes the culture of the mind and of the soul, laying the foundation of all knowledge on the basis of Scripture and evangelical truth' (Nederlander no. 520; 1403, 8 maart 1852, 19 jan. 1855).61 Groen voert beiden steeds ten tonele als voorstanders van christelijk onderwijs. Hij moet dus bedoelen, dat het gewraakte `systema' in hun geschriften als `reeds oud' beschreven wordt. Cf. Van Bommel, Exposé, p. 20; 22; 31; 177; 234; 294 e.v.62 Zie Groens aant. bij p. 32 van het rapport van De Kock.63 

Page 44: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Versta: is nodig.64 Versta: minimum. Cf. De Tweede Kamer en de verzoekschriften, p. 98, 30.65 Bedoeld is de memorie van Meylink d.d. 12 dec. 1840; cf. Langedijk, De geschiedenis, p. 41; Witlox, De Katholieke staatspartij II, 41/2. De samenvatting van dit stuk in de derde bijlage bij Van Wijckerslooths Nota (zie Rapport, p. 30/1). Men verwarre deze memorie niet met het pas in 1841 gepresenteerde `Klagtenboek' van Meylink (zie bibliografie s.v.). Cf. De Bruin, Het ontstaan, p. 121/2.66 Misschien toespeling op Aristophanes' comedie De Wolken (= Nubes).67 Zie n. 40.68 Het lid der commissie C. L. van Wijckerslooth van Schalkwijk, sinds 1833 bisschop van Curium (op Cyprus); cf. Briefw. II, 338, 2; Adviezen 1856/7 II, 241*; Bijleveld, Verscheidenheden, p. 111.69 Adress[anten]?70 Zie Groens aant. bij p. 27 van het rapport van De Kock: `Onderzoek van de requesten'.71 Marginale aant. van Groen: `Niet bevreesd voor de meerdere vereen[iging] van st[aat] en kerk, de meerdere concurrentie, verscheidenheid van gezindh[eid].'72 Groen doelt op de rooms-katholieken; cf. Adviezen 1840, p. 79; `Ik vind de meeste klagten der R. Catholijken overdreven, sommige ten eenemale ongegrond . . .'73 Versta: De koning wilde - door mij te benoemen - ook aan de bezwaren van de Afgescheidenen tegemoet komen, ofschoon zij geen adressen m.b.t. het onderwijs ingezonden hadden. Cf. Verspreide geschriften II, 158.74 Versta: Voor de orthodoxe protestanten, die ik hier vertegenwoordig, is het zinvoller vragen te stellen dan te petitioneren.75 Cf. Bijdrage tot herziening, p. 90.76 Het algemeen-christelijke, zoals de Wet van 1806 dat voorschreef.77 Sc. predikanten.78 Versta: nu wel.79 Kort begrip der christelijke religie, in de Statenvertaling afgedrukt achter de Drie formulieren van eenigheid. Op de Algemeene boekenlijst, p. 53 (ed. 1815) komt ook een Kort begrip der bijbelsche geschiedenissen voor (zie bibliografie).80 

Page 45: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Hieronymus komt in Groens oeuvre vrijwel niet voor. De twee plaatsen in de Nederlander (no. 887 en 1084) zijn irrelevant. Misschien las Groen Iets over de noodzakelijkheid van het godsdienstig onderwijs in de scholen, waar op p. 35 Hieronymus' aansporing tot het lezen van de H.S. benut wordt.81 Augustinus verschijnt nu eens in de rol van evenknie dan weer van voorloper van de reformatoren bij Groen. Cf. Beschouwingen, p. 57; Aan de Hervormde gemeente, p. 9; 143; 151; Handboek, p. 189; Het Nederlandsche zendelinggenootschap, p. 88; Brieven van Da Costa I, 68.81a Cf. O'Malley, Schets, p. 36(*).82 Cf. Joh. 5, 39.83 Cf. 2 Tim. 3, 15; Aan de kiezers [De Vries no. 96] VI, 12; Nijmeegsch schoolblad VII (1850/1), 48.84 Groen citeert hier de editie van 1838. Het bewuste citaat (I, 41/2) is identiek met I, 28/9 van de uitgave van 1837. Het is reeds gedrukt in Briefw. II, 240, 3.85 Cf. Filipp. 1, 18; Bijdrage tot herziening, p. 87; 91; Bruins Slot, G. v. P. bij het herstel, p. 24; 26.86 Marginale aant. van Groen: `Onverschillig of christelijk?'87 `Doch, daar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin naar denzelfden regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen.'88 Men leest aldaar sub art. 7 van het Schul-Reglement für die niedern katholischen Schulen in den Städten und auf dem platten Lande von Schlesien und der Grafschaft Glatz vom 18. May 1801: `In solchen gemischten Dörfern ertheilt der Schullehrer allen Kindern, ohne Unterschied der Religion, den Unterricht im Lesen, Schreiben, und allen solchen Kenntnissen, die nicht zur Religion gehören. Zu Lesebüchern sollen solche gewählt werden, die nichts von den Unterscheidungs-Lehren einer oder der andern Religion enthalten. Desgleichen müssen sich alle Kinder zu den gemeinschaftlichen Gebete oder Gesange bei dem Anfange oder Ende der Schule vereinigen, wie solches hergebracht ist, doch musz dieser Gebet oder Gesang nichts einseitiges einer Religions-Parthei enthalten. In der Religion ertheilt der Schullehrer, aber nur den Kindern seines Glaubens, Unterricht; die Kinder der andern Parthei bleiben in den dazu bestimmten Tagen oder Stunden weg . . .'89 Versta: zou ons tevreden stellen. Zie n. 38.90 Bedoeld is II, 69/70 van Philopaedus, Vrijmoedige brieven (zie bibliografie). Langedijk, Bibliographie no. 474 en De geschiedenis, p. 29 schrijft het werk toe aan C. Pothoff. In het Levensbericht van Mr. Cornelis Pothoff van H. J. Nassau (Geschriften I, 213-218) is hieromtrent niets te vinden. Groen ontleende het vermeende auteurschap van H. W. C. A. Visser, een Fries schoolopziener, waarschijnlijk aan A. de Jager, Bedenkingen, p. 27. Maar zowel de wijze waarop Philopaedus over Visser spreekt (zie b.v. III, 17 en 66) als zijn verwerping van het gebruik van de bijbel op de openbare school (I, 29 e.v.) verhinderen hem met Visser te identificeren. Men leest t.a.p.: `Het is eene waarheid, dat vele onderwijzers in Godsdienst en Bijbelkennis aanmerkelijk zijn

Page 46: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

afgenomen. Het is eene waarheid, dat de scheve gang, welke (en was dit wel te verwonderen?) de verbetering van het onderwijs aanvankelijk ging, veel heeft toegebragt, om de onderwijzers tot de beoefening der wetenschappen te bepalen, en daarin eene hooge volmaaktheid te zoeken; zonder ooit geleerd te hebben, wat het is, de kinderlijke ziel te vormen, door vroegtijdige opleiding tot godsdienstigheid en deugd'.91 Sc. de normaalschool alias kweekschool.92 Men leest in I, 51 (ed. 1838): `En Hollande, on fuit tout ce qui a l'air théorique et spéculatif comme un luxe stérile, surtout dans l'éducation, et on s'attache à la réalité, c'est-à-dire, ici, aux habitudes qu'on s'applique à former par un exercice continuel. Au contraire, en Allemagne, où le génie de la spéculation domine, il n'y a pas une seule école primaire élementaire où, sous les formes les plus simples, la vérité chrétienne, qui est faite pour les pauvres d'esprit comme pour les savants, ne soit enseignée dans ses principes dogmatiques les plus généraux et dans ses conséquences morales, comme le ferme fondement des moeurs privées et publiques. J'incline du côté de l'Allemagne. J'avoue que cette a[b]solue séparation de l'école et de l'église ne me parait pas meilleure que leur confusion. Il y aurait encore un juste milieu à saisir, que la Hollande est loin de réaliser.' Het direct voorafgaande (I, 50 = I, 36 in ed. 1837) vindt men gedrukt in Briefw. II, 340, 3. In I, 88 schrijft Cousin: `J'étais surtout curieux de voir comment s'enseignaient la morale et la religion dans le système hollandais, sans dogmes positifs pour la religion, ni sans abstractions métaphysiques pour la morale.' Hij krijgt dit antwoord: `On inculque la morale et la religion à toute occasion; il n'y a d'enseignement positif que celui de l'histoire biblique. Chacun des faits de cette histoire est naturellement la matière de réflexions pieuses qui développent le sentiment moral et le sentiment religieux.' Toch behoudt Cousin zijn twijfel over deze Hollandse methode: `je préfère toujours la méthode allemande, un enseignement moral et religieux, très-général, où on n'entre pas dans le détail des dogmes particuliers, mais où l'on fait connaître régulièrement les principales vérités de la morale et de la religion chrétienne avec les traits principaux de son histoire . . .' Cf. Hofstede de Groot, Over de verhouding, p. 58.93 Dit gallicisme komt meer voor bij Groen en zijn tijdgenoten; cf. Briefw. II, 381.94 Zie n. 3.95 Hs. abusievelijk: `190'.96 Zie n. 4.97 Zie n. 13.98 Sc. Van Wijckerslooth.99 Cf. Rapport, p. 25, 4e al. v.o.100 Versta: in die mate als.101 Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 52.

Page 47: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

102 Cf. Ong. en rev., 2e dr., p.232; Handboek, p. 680; Grondwetherziening, p. 454; Lamennais, Oeuvres complètes II, 143; Guizot, Histoire parlementaire I, 249.103 Versta: zouden door `alle christenen' in het leven geroepen worden tegen `zulke (atheistische) scholen'.104 Zie n. 3.105 `De Staten worden belast met de uitvoering der wetten opzigtelijk de bescherming der verschillende godsdienstige gezindheden, en derzelver uitwendigen eeredienst, het openbaar onderwijs en armbestuur . . .'106 Sc. van 1806.106a Van die weigering was Groen `bijna overtuigd'; cf. Verspreide geschriften II, 170.107 Versta: verlangt wettelijke regeling van het onderwijs.108 Van 14 juni, 14 aug. en 20 nov. 1825. Cf. De Nooij, Eenheid, p. 282. Zie ook n. 18 van no. 15.109 Sc. de koning. Cf. Verspreide geschriften II, 165; `het eenig steunpunt.'110 Versta: de veronderstelling, dat het veiliger zou zijn de zaak bij K.B. te regelen.111 Deze brochure - oorspronkelijk in de vorm van vijf artikelen verschenen in de Cath. Ned. Stemmen van 1837 - is van de hand van Theodorus Brouwer; cf. Boekholt, Het lager onderwijs, p. 210. De eisen waren (waar de katholieken geen eigen school konden hebben): 1. `Dat aan de Catholijke kinderen enkel lezen (en dit uit onschadelijke boekjes) schrijven en rekenen worde geleerd, en, 2. dat deze kinderen de school verlaten, wanneer de onderwijzers hunne predikatiën over geschiedenis en zedeleer beginnen . . .' (geciteerd naar de C.N.S., p. 130). Dit citaat ook bij De Kock, (De kerk, p. 256), die op p. 243-257 over deze brochure handelt. Zie ook Batavus, Geest en strekking, p. 23 e.v.112 Versta: verder gaande tegemoetkoming aan de eisen van de roomsen; cf. Briefw. II, 363.113 Marginale aant. van Groen: `Welligt eene vaste bepaling naar de 2/3 der bevolking. Dan een normaaltermijn: Ne[i]geb[aur, Das Volks-Schulwesen,] p. 43'. Groen heeft de artikelen 4-6 van het reeds in n. 88 genoemde Schul-Reglement op het oog: `4. Was die Religion der Schullehrer betrifft; so setzen Wir hiermit fest: dasz in der Regel jede Religions-Parthei einen eigenen Schullehrer ihres Glaubens haben solle, dasz daher in katholischen Dörfern der Schullehrer katholisch, so wie in protestantischen, protestantisch seyn müsse. 5. Für ganz katholisch oder ganz protestantisch soll auch ein Dorf gehalten werden, wenn gleich zur Zeit der Publication dieses Reglements der sechste Theil der Stellen-Besitzer zur andern Religions-Parthei gehörte. Auf nachmalige Religions-Veränderungen der Stellen-Besitzer soll hierbei nicht geachtet werden, und ist das Datum der Publication dieses Edicts zum Normal-Termin für die Religion des Schullehrers anzunehmen.

Page 48: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

6. In Dörfern vermischter Religion, wo nehmlich die Religions-Verschiedenheit der Stelle[n]-Besitzer gröszer ist, als das § 5 angegebene Verhältnisz, soll der Schullehrer von der Religions-Parthei seyn, von welcher derselbe bisher gewesen, und entscheidet hier wieder der bemeldete Normal-Termin . . .'114 Marginale aant. van Groen: `Welke is de geest der Wet? Jus constitutum? De vereeniging van alle christelijke gezindheden in de school; niet op een antichristelijk, onchristelijk, protestantsch, maar op een gemeenschappelijk christelijk terrein. Met uitsluiting van de joden en tegenover het ongeloof. In de aanwijzing van dat terrein heeft men gedwaald. Onverschillig [is het] of de makers der Wet in die dwaling al dan niet hebben gedeeld: zij hebben het christelijk beginsel gehuldigd. Anders zou de stelling dat alle goede zedekunde christelijk is, elk gebed christelijk moet zijn, weinig voegen in eene Wet die geen aanstoot wil geven. Het doel is geweest aan de kinderen gezamenlijk een godsdienstig en zedekundig onderrigt te geven dat, zonder eenige gezindheid te ergeren, nuttig zou zijn voor allen, zorg te dragen dat de onvolledigheid van dit onderrigt op andere wijs aangevuld werd.

De joden mogen niet in deze hinderlijk zijn (het protestantsche onderwijs heeft men aan de vereeniging der roomsch-catholijken, maar geen[s]zins het christelijk onderwijs aan de vereeniging met de Israëliten ten offer gebragt). H[ofstede] de Groot [, Bedenkingen], p. 8; 10. Geene klagten tegen dit systema.

Noch de Afgescheidenen noch de zoogenaamde naauwgezette protestanten, noch de roomsch-catholijken hebben geklaagd over te weinig. Noch de artikelen van het synode van Dordt, noch de aanbidding van Maria of van de heiligen. Ook niet over teveel. Men scheen juist die positieve strekking te willen.

Indien men nu wil, hetzij om de Israëliten, hetzij om de toegenomen naauwgezetheid der roomsch-catholijken, uitsluiting van het godsdienstig onderwijs, dan wil men iets strijdig met de letter en den geest van de Wet, met de uitvoering: met de interpretatie die er de catholijken zelve aan gegeven hebben. En dat, op grond eener uitlegging van de grondwet waarvoor wij, Gode zij dank, tot dusver bewaard zijn gebleven.

Dit kan niet bij Besluit. Toch eene reuzenschrede, zoo wij het onderwijs van een positief of negatief valsch terrein op een christelijken grondslag kunnen brengen'.

Ter toelichting van deze lange aant. slechts het volgende: 1. De onderscheiding van jus constitutum (positief recht) en jus constituendum (recht dat idealiter zou moeten gelden) vindt men dikwijls bij Groen. Zie b.v. Handboek, p. 191; Het regt der Hervormde gezindheid, p. 187; Ong. en rev., 2e dr., p. 110; Briefw. III, 193; 646; Bellefroid, Inleiding, p. 18. 2. Men leest bij Hofstede de Groot t.a.p. op p. 8: `Voorheen vond onze Staat zijne zedelijke eenheid in eene heerschende Kerk, welke vóór de 16e eeuw de Roomsch-Katholijke was, in de 16e de Hervormde werd. Toen er geene heerschende Kerk meer was sinds 1796, gevoelde de Regering, dat zij de zedelijke eenheid van het volk moest bewaren door gemeenschappelijke beschaving, die wel niet Roomsch-Katholijk of Hervormd, maar toch Christelijk behoorde te zijn. Zóó voerde de Regering een lager onderwijs in, op algemeen-Christelijke grondslagen gebouwd; terwijl aan de bij ons inwonende Israelieten gelijke burgerlijke regten en dus ook een eigen stelsel van onderwijs werd verleend, zonder dat hun gering getal de nationale eenheid behoefde te breken. Op deze wijze verkregen wij een nationaal onderwijs voor alle Christenen, met eene uitzondering ten behoeve der Israelieten, voor welke godsdienstige Israelietische scholen werden opgerigt, overal, waar zij talrijk genoeg waren, om dit der moeite waardig te kunnen achten'. Op p. 10: `De wet wil, dat men de kinderen algemeen-godsdienstige en zedelijke en vooral algemeen-Christelijke beginselen in de scholen leere kennen, op prijs stellen en

Page 49: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

volgen. Die algemeen-godsdienstige beginselen bestaan in eerbied en liefde voor God, liefde voor alle menschen, dienstvaardigheid, ingetogenheid, nederigheid, enz. Die algemeen-Christelijke beginselen leert men de kinderen kennen uit die zaken, waarin alle Christenen overeenstemmen (en deze zullen toch wel de gewigtigste zijn?), uit de Bijbelsche geschiedenis.' In een noot a.l. betoogt Hofstede, dat het door Groen (Adviezen 1840, p. 83) verlangde leerstellige onderwijs opgesloten ligt in de verhalen der bijbelse geschiedenis.115 Marginale aant. van Groen: `Het moet blijken dat de bezwaren ook der Afgescheidenen en andere protestanten zijn onderzocht.' Zie over de Afgescheidenen Verspreide Geschriften II, 158; 169; 171.115a Marginale aant. van Groen: `Zie nader sub III.'116 `De Raadpensionaris behoudt aan zich, om dit Reglement zoodanig te interpreteren, te altereren en te ampliëren, als in tijd en wijle nuttig en noodzakelijk zal worden geoordeeld' (Hemkes, Handboek I, 118).117 Zie n. 36.118 Zie n. 6.119 Marginale aant. van Groen: `Dit artikel is algemeen, voor openbare en bijzondere, christelijke en Israëlitische scholen. Het is tegen de ultraliberale vrijheid van begrippen gerigt. Zeer wel vereenigbaar met art. 190.' Het luidt: `De volkomen vrijheid van godsdienstige begrippen wordt aan elk gewaarborgd.'120 Marginale aant. van Groen: `De bijzondere school vrij.'120a Hierop heeft waarschijnlijk de aant. van Groen tussen art. 22 en 23: `Lid eener erkende gezindheid' betrekking. Met deze woorden schijnt Groen te zinspelen op art. 191 van de grondwet van 1815, waarin de `gelijke bescherming' beperkt wordt tot `alle godsdienstige gezindheden in het Koningrijk bestaande'.121 Marginale aant. van Groen: `Ad aa. Voor de ouders zou dit, in de praktijk, al te lastig worden bevonden. Als leden der kerk, hebben zij waarborg in het toezigt der kerk; ook nog de schoolcommissie. Voorkomende behandeling kan worden aanbevolen.'121a Hs. abusievelijk: `den'.121b Groen heeft zich hierbij laten inspireren door het begin van art. 17 van de Franse wet op het lager onderwijs van 28 juni 1833: `Il y aura près de chaque école communale un comité local de surveillance composé du maire ou adjoint, président, du curé ou pasteur, et d'un ou plusieurs habitans notables désignés par le comité d'arrondissement. Dans les communes dont la population est répartie entre différens cultes reconnus par l'état, le curé ou le plus ancien des curés, et un des ministres de chacun des autres cultes, désigné par son consistoire, feront partie du comité communal de surveillance.' In zijn exemplaar van Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 349 heeft Groen de woorden `curé', `pasteur' respectievelijk `curé', `et un des ministres'

Page 50: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

onderstreept. Evenzo in art. 19, dat de samenstelling van de `comités d'arrondissement' regelt (p. 350). Cf. art. 8 van het Belgische wetsontwerp van 31 juli 1834: `Le curé dans la paroisse duquel l'école est établie, ou le ministre du culte professé par la majorité des habitans de la commune, sera de droit membre du comité [local de surveillance]' (Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 395). Zie ook n. 294 en 295.122 Marginale aant. van Groen: `In die staatscommissie bij eenige leden door Z.M. te kiezen, een leeraar van elke gezindheid, ter keuze van het kerkgenootschap. Over de aanklagt slechts de leeraars der gezindheid, waartoe klager en beklaagde behoort' [laten oordeelen].123 A[dvi(e)s]? Cf. Hemkes, Handboek I, 50 art. 26; 148 art. 5 123a Groen merkte in zijn haast niet, dat hij dit woord al eerder in deze zin gebruikt had.124 Marginale aant. van Groen: `Ruime vrijheid voor aanmerkingen, gelegenheid ter verbetering. Telkens nieuwe boekjes. De gebeden en gezangen vatbaar voor verbetering. In elk geval ook jaarlijksche confirmatie.'125 Marginale aant. van Groen: `Mij dunkt, die waarborgen zijn nogal geschikt ter geruststelling van de Roomsch-Catholijke kerk. Meer kan zij nu niet [verlangen]. In deze artikels de meeste latitude. Het principe dat er een mixtum genus is waarop de kerk veel, en een geheel leerstellig onderrigt, waarop zij uitsluitend invloed hebben moet'.126 Marginale aant. van Groen: `Veel ruimte in de modus quo. Bepaaldelijk omtrent den werkkring van den onderwijzer. Deze zal zelfs voor het leerstellig ond[erwijs/errigt?] gebruikt kunnen worden; hij zal geen regt hebben, zelfs niet op het afzonderlijk dubbelsoortig schoolonderrigt. Spoorslag voor de onderwijzers; middel om hun stand te verbeteren, zonder eenig nadeel. Van der H[oeven heeft] de catechiseermeesters genoemd een verderf voor de kerk. Niet letterlijk [bedoeld?]; hij heeft het ongelukkig getroffen. De verhouding kan ook omgekeerd zijn. Uitzien naar betere onderwijzers. Heilzame band tusschen den leeraar en den onderwijzer. De kerk kan zich nu alle mogelijke waarborgen verschaffen; den onderwijzer aan een examen verpligten. Of candidaten, capellanen, proponenten, catechiseermeesters [het leerstellig onderrigt laten geven]. Aldus zal ook voor de minderheid gezorgd kunnen worden. En reeds buiten dat zou voor die minderheid beter dan nu worden gezorgd. Ook de omvang van het onderrigt is vrijgelaten. Bijbelsche geschiedenis, algemeene, geschiedenis des vaderlands, zedekunde, catechismus. Om de uitvoering dezer artikelen te verzekeren heeft de regering de medewerking noodig van de kerk. Eene soortgelijke circulaire als in 1806.' Bedoeld is weer de door Van den Ende opgestelde, door Van Stralen ondertekende circulaire van 30 mei 1806. Cf. Hemkes, Handboek II, 33-36; De Nooij, Eenheid, p. 28. Vgl. voor Van der Hoevens minachting voor catechiseermeesters Domela Nieuwenhuis, Leven, p. 163 waar hij zich even ongunstig uitlaat over `schriftverklaring op de scholen' door onderwijzers.127 De nu volgende cijfers 2 en 3 lijken te corresponderen met het voorgaande `art. 1'. Wellicht wilde Groen deze punten nog in de vorm van nieuwe reglementsartikelen gieten.128 Marginale aant. van Groen: `Aanvankelijk familiescholen'.129 

Page 51: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Marginale aant. van Groen: `Van de Roomsch-Catholijke kerk zal ik hier niet spreken. Zij deed welligt veel; ook is zij bevoorregt door haar onafhankelijkheid. Maar de Nederlandsche Hervormde kerk althans heeft haar verpligting verzuimd; ik zeg niet de afzonderlijke predikanten; overladen met bezigheden, maar de kerk. Deze had de hulp van den staat of van de gemeente kunnen inroepen. Naauwere betrekking tusschen den staat en de Nederlandsche Hervormde kerk [is noodig]. Met nadruk moet dit [gesteld worden]'.130 Bedoeld is de Instructie voor den Commissaris tot de zaken van het Lager Schoolwezen en Onderwijs in de Bataafsche Republiek, van 30 mei 1806 (Hemkes, Handboek I, 148-152). Het gaat daarbij pro forma om art. 10, waarin het voordragen van `een algemeene Boekenlijst' gevergd werd van de commissaris. In feite heeft Groen echter - gezien de context - de Ophelderende aanmerkingen betrekkelijk de Algemeene Boekenlijst ten dienste der Lagere Scholen in Holland (Hemkes, Handboek I, 179-201) van `Herfstmaand 1810' op het oog. Van den Ende betoogt er, dat de lijst is samengesteld `met de bedoeling, om niet alleen in het algemeen Bijbelkennis .  . . op verschillende wijzen aan te kweeken en te bevorderen maar ook om de zoodanige Godsdienstige gevoelens en beginselen, als alleen in staat zijn hen voor zich zelven gelukkig en in hunne volgende betrekkingen tot brave en nuttige menschen te maken' (I, 196). De onderwijzers drukt hij op het hart: `De bevordering en aankweeking van zedelijkheid en godsdienstigheid, beide gegrond op de Goddelijke Openbaring, zoo in de Natuur als in den Bijbel, moet in geheel hunne behandeling en onderwijzing hunner leerlingen de hoofdzaak zijn, en blijve hun dus steeds ten sterkste aanbevolen' (ibid.). Cf. Van den Ende, Geschiedkundige schets, p. 100; Langedijk, De geschiedenis, p. 15. Zie ook n. 4 van no. 58.131 Cf. 2 Tim. 3, 15; Brill, Adres, p. 73; 78.132 Marginale aant. van Groen: `Lord Brougham.' Brougham hield in 1825 een rede o.d.t. Practical observations upon the education of the people; cf. Briefw. I, 166, 1; 183. Deze redevoering gaat niet over het lager onderwijs, maar over de volwasseneneducatie. In 1839 kwam hij met een onderwijswetsontwerp, dat door Groens geestverwant, de Anglicaanse bisschop van Londen Charles James Blomfield, bestreden werd; cf. Briefw. II, 358, 5. Dit ontwerp was - blijkens An Address from the committee of the Lay Union - reeds in 1838 bij het Hogerhuis ingediend en had er het misnoegen van de anglicanen opgewekt. Het in 1855 door Groen aangehaalde citaat (uit 1837) lijkt ook hier van toepassing: `I certainly am one of those who think that the Bill should contain, in positive and express terms, a provision that in all schools founded, extended or improved under the Bill, the Scriptures shall be read' (Nederlander no. 1403, 19 jan. 1855). Het citaat in Brougham, Speeches III, 312. De cursivering is door Groen aangebracht. Enkele door Groen of zijn drukker veroorzaakte fouten zijn geruisloos verbeterd.133 Sc. het door de commissie uit te brengen rapport.134 De `drie leden': Van der Capellen, Des Amorie van der Hoeven en Kist. Zie ook n. 133 van no. 96.135 Van Hugenpoth?136 Cf. Briefw. II, 397, 6.137 

Page 52: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Volgens WNT s.v.: `gevangenschap, beperking van iemands vrijheid binnen een bepaald gebied.'138 Cf. De Nooij, Eenheid, p. 121.139 Art. 1: `De autorisatie, bij de thans bestaande verordeningen vereischt tot het oprigten van lagere scholen, zal voortaan, in het geheele Rijk, verleend worden in de Steden door de Stedelijke Besturen, en ten platten Lande door de Plaatselijke Besturen, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten der Provincie, alles, nadat de noodige inlichtingen zullen zijn ingewonnen omtrent het doel, den aard en de inrigting der op te rigtene scholen. De autorisatie zal op gelijke wijze verleend worden tot het oprigten van scholen en verdere instellingen voor het middelbaar of hooger onderwijs, en tot het houden van openbare voorlezingen, voor zooverre deze verschillende instellingen buiten medewerking of bezwaar van eenig openbaar Bestuur zullen bestaan' (Hemkes, Handboek I, 350). Cf. De Nooij, Eenheid, p. 156-162. Zie ook Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 52; Verspreide geschriften II, 165; Adviezen 1856/7 II, 89; 107.140 Op 26 nov. 1829. Groen was het brein achter dit wetsvoorstel; cf. De Nooij, Eenheid, p. 121-140; Langedijk, De geschiedenis, p. 32/3.141 Dit woord heeft bij Groen meestal de ongunstige betekenis van op humanistische beginselen teruggaande mensenliefde. Cf. Grondwetherziening, p. 373; 392; Ong. en rev., 2e dr., p. 288; 339: `filanthropische onmenschelijkheid'. Het is identiek met `indifférentisme religieux'; cf. De Rougemont, Les individualistes, p. 72.141a Cf. Cousin, De l'instruction publique (1838) I, 222.142 Groen zinspeelt hier op Cousin, De l'instruction publique (1838) I, 42 waar van Van den Ende wordt gezegd, dat hij elk godsdienstig-dogmatisch onderwijs uit de school wilde bannen. `Il m'a paru même redouter l'intervention officielle du curé ou du pasteur dans l'inspection de l'école . . .' Groen herinnert aan die panische angst voor `la moindre intervention ou influence du clergé' in zijn open brief aan Cousin van 1856 (Verspreide geschriften II, 210). Zie ook Van Bommel, Exposé, p. 238.143 `Geene Lagere School zal ergens, onder welken naam ook, mogen bestaan of opgerigt worden, zonder uitdrukkelijke vergunning van het respectief Departementaal, Landschaps- of Gemeente-Bestuur, na vooraf gevraagde inlichting en bedenkingen van den Schoolopziener van het District of de plaatselijke Schoolcommissie' (Hemkes, Handboek I, 100). Cf. Verspreide geschriften II, 161.144 Men leest t.a.p.: `Doen schoolopzieners, commissiën van onderwijs, schoolonderwijzers hier of daar hun' pligt niet; ontstaan er scholen zonder speciale vergunning; zijn er andere, die de haar toegewezene grenzen te buiten gaan; al deze en soortgelijke gebreken kunnen met behoud onzer schoolwetten bestreden en weggenomen worden. Wat zeg ik? Zij zullen verdwijnen, zoodra men slechts de werking onzer wet versterkt' etc. Het vervolg vindt men aangehaald in Adviezen 1840, p. 88. Repliek van De Raadt in Een drietal bedenkingen, p. 24 e.v.145 Deze zin blijft duister. Het woord `ongerijmd' komt in het hele boek niet voor.

Page 53: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

146 Cursivering van Van Bommel door Groen overgenomen. Zie ook p. 170, 1. Na `justice' volgt nog: `ou l'armée le monopole de la force publique.' Cf. De Raadt, Een drietal bedenkingen, p. 42.147 Cf. Luk. 10, 42. Tientallen zinspelingen op deze tekst bij Groen.147a Cf. Verspreide geschriften II, 172.148 Cf. Zwaan, G. v. P., p. 627 s.v. Post hoc ergo propter hoc.149 Groen gebruikt dit woord hier in de zin van het Romeinse recht. Cf. Monier, Vocabulaire, p. 252 s.v. praesumptio: `Croyance à l'existence d'un fait, fondée sur la corrélation qu'il y a généralement entre le fait supposé et un autre fait dont l'existence est démontrée; cette croyance, lorsqu'elle est fondée sur des indices sérieux ou déterminées par la loi, a la valeur d'une preuve et suffit à établir en justice l'existence du fait supposé, dans le droit de Justinien.' Meer over deze `Vermutungen im Rechtssinn' bij Kaser, Das römische Zivilprozessrecht, p. 487.150 Cousin schreef in De l'instruction publique (1838) I, 223: `Enfin, il faut apprécier les principes par les résultats. Si les résultats sont bons, la pratique hollandaise est bonne, au moins en Hollande; car on peut arriver au même but par des chemins différents.' In zijn eigen exemplaar heeft Groen `Si' onderstreept. Cf. Adviezen 1840, p. 81, 1; Verspreide geschriften II, 210; Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 16; Briefw. II, 361; Sagra, Voyage I, 111; Van Bommel, Exposé, p. 403; O'Malley, Schets, p. 13; Van den Ende, Geschiedkundige schets, p. 82.151 Bij Van Bommel: `L'université.'152 Cf. Briefw. II, 338, 4; 346, 2; 352 sub 25; 363 i.f.; 366.153 Groen zag in 1840 `eenige zijner geschriften' in; cf. Briefw. II, 365. Stellig was daarbij Kists prijsverhandeling over De christelijke kerk op aarde. Men leest er op p. 99 (2e dr.p. 120): `En de Kerk zelve was . . . in den Staat . . .'; op p. 106 (2e dr. p. 128/9): `Uit hetgeen wij namelijk, tot dus ver, als uit de leer des Christendoms voortvloeijende, voorgesteld hebben, volgt van zelven, dat de Christelijke Kerk, of, om duidelijker te spreken, dat de vereenigingen van Christenen tot Gemeenten en Kerkelijke Genootschappen, in den Staat, en geenszins deze in genen, aanwezig zijn.' Cf. Van den Ende, Geschiedkundige schets, p. 157.154 Cf. Zwaan, G. v. P., p. 250/1; 637 s.v. theocratie.155 Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 52 i.f.; Zwaan, G. v. P., p. 326/7; 632 s.v. caesaropapie. In ruimtelijke zin keurt Groen de uitdrukking `De kerk is in den Staat' niet af; cf. Handboek, p. 679.156 Kuyper betoonde zich ook in de leer van de `souvereiniteit in eigen kring' leerling van Groen; cf. Veenhof, Souvereiniteit, p. 21; 30; 43; 51; 86; 103-105. Groen zelf vond de grondbeginselen van deze theorie bij De Rougemont, Les individualistes, p. XVI; 133/4.157 Cf. Ong. en rev., 2e dr., p. 42-44.

Page 54: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

158 Onder Jozef II en Willem I.159 B[russel]? De Vrije Universiteit van Brussel dateert van 1834. Zie Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand II, 425-434 over de liberale en anticlericale geest van deze universiteit. Zie ook Van Bommel, Kort begrip, p. 56, 1.160 Cf. Kist, De christelijke kerk, p. 112 (2e dr. p. 136); Zwaan, G. v. P., p. 631 s.v. Videant consules.161 Men leest t.a.p.: `Elf eeuwen lang heeft de Staat in Nederland het onderwijs geregeld: eerst van de 8ste tot de 16e eeuw als dienaar der Roomsch-Katholijke Kerk; toen als heer en meester, door middel van zijne dienares, de Gereformeerde Kerk, van de 16de tot de 18de eeuw; eindelijk in onze eeuw zelfstandig, zoodat de regten aller Kerkgenootschappen wel werden ontzien, maar de Staat zelf toch het onderwijs inrigtte.'162 Verzameling van stukken etc. (zie bibliografie). Cf. Briefw. II, 352, 2.163 Bedoeld is p. 3 (de eerste bladzij na `Een woord aan den lezer'), waar Hofstede zich op de Verzameling beroept. Hofstede deed dat ook nog in 1848; cf. Wat hebben wij . . . te verwachten, p. 28/9.164 Aanhalingstekens door de bewerker toegevoegd. Groen citeert hier Hofstede de Groot, Bedenkingen, p. 3: `Alle Commissiën van Onderwijs en bijna alle Gedeputeerde Staten, ook die der Zuidelijke Provinciën, beantwoordden het eerste gedeelte dezer vraag ontkennend, en zagen in de vermeerdering dier vrijheid niet dan den ondergang van het onderwijs.' Cf. Stokman, De religieuzen, p. 123; Boekholt, Het lager onderwijs, p. 200.164a Versta: voor (meer) vrijheid.164b Zie ook p. 45.165 Zie p. 65.166 Zie p. 78/9.167 Zie p. 84-86; Hemkes, Handboek I, 349-354.168 Zie p. 137/8.169 Aanhalingstekens door de bewerker toegevoegd. Nl. meer vrijheid in de `groote gemeenten'. Zie p. 148/9.170 Van 1828-1830 was F. J. van Ertborn gouverneur; cf. Briefw. I, 112, 1; NNBW VI, 487/8; De Nooij, Eenheid, p. 129.171 Zie p. 23-28.

Page 55: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

172 Dus voor vrijheid. Zie p. 38-46.173 Zie p. 135-138.173a Zie p. 73.174 Men leest t.a.p.: `Onthoudt ons de Regering de vrijheid van onderwijs? En dan antwoorden wij vrijmoedig, neen, de Regering heeft haar sinds lang gegeven'.175 Cf. Hofstede de Groot, Bedenkingen, p. 5: `Ieder, die meent, dat hij ten nutte der bevolking hier of daar eene school hetzij alleen van lager, of ook van middelbaar onderwijs, kan openen, mag zich daartoe vervoegen bij het plaatselijk bestuur en zijn voornemen kenbaar maken, en, weet hij het met voldoende redenen te bekleeden, zoodat dit bestuur het nuttige daarvan ook inziet, onder deszelfs of onder hoogere goedkeuring zulk een school werkelijk oprigten.'176 Zie n. 139.177 Deze bladzij correspondeert met p. 260/1 van de nouv. éd. (1833): `Mais si, en face de nos écoles primaires communales, il se présente des personnes qui, sans avoir passé par nos écoles normales, veulent à leurs risques et périls établir aussi des écoles privées, il est évident que non-seulement il faut tolérer, mais qu'il faut encourager tous ces établissemens particuliers . . . Cette concurrence ne peut qu'être utile sous tous les rapports . . . Ainsi tous les intérêts sont conciliés, les devoirs de l'état et les droits des familles . . . Il ne faut imposer à quiconque veut élever une école primaire privée que deux conditions, dont nulle école publique ou privée ne peut être affranchie, le brevet de capacité donné par une commission d'examen, et la surveillance du comité cantonal et de l'inspecteur du département.'178 Hs. abusievelijk: `Negebauer'. Men leest t.a.p. sub no. 25 Ministerial- Rescript über Simultan-Schulen: `Die Erfahrung hat gelehret, dasz in Simultan-Schulen das Haupt-Element der Erziehung, die Religion, nicht gehörig gepflegt wird, und es liegt in der Natur der Sache, dasz dieses nicht geschehen kann [onderstreping van Groen]. Die Absicht, durch solche Schulen gröszere Verträglichkeit unter den verschiedenen Glaubensgenossen zu befördern, wird auch selten, oder niemals erreicht; vielmehr artet jede Spannung, die unter den Lehrern verschiedener Confession, oder zwischen diesen und den Eltern der Schuljugend ausbricht, gar zu leicht in einen Religionszwist aus, der nicht selten eine ganze Gemeine dahinreiszt; anderer Uebel, die mit Simultan-Schulen verbunden sind, nicht zu gedenken . . . Dergleichen Anstalten können daher nicht Regel seyn . . .' (27 april 1822). Zie ook II, 178.179 Groen heeft er in no. 27. Cabinetsordre über Simultan-Schulen aangestreept: `Ich [Frederik Willem III] habe zwar . . . Ihre Ansicht genehmigt, dasz die Vereinigung der Schulen weder der einen noch der anderen Confession aufgedrungen werde; es kann aber kein Bedenken finden, die Vereinigung zu befördern, wenn der Mangel an hinreichenden Fonds die zweckmäszige Einrichtung von Confessions-Schulen hindert, und die Gemeindeglieder beider Confessionen über die Organisation einer Simultan-Schule einverstanden sind . . .' (23 maart 1829).180 

Page 56: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

De bedoelde bladzij (lees echter: I, 34; cf.n. 25 van no. 69) komt overeen met p. 183 van de nouv. éd. (1833) van Cousins Rapport-Allemagne: `Si les membres de petites sectes chrétiennes veulent se séparer de la société à laquelle elles appartiennent naturellement et établir des écoles particulières, on le leur permettra, sous la condition de prouver qu'ils ont les moyens suffisans pour entretenir ces écoles, et qu'ils satisfont complétement aux obligations de la société de laquelle ils relèvent.'180a Zie Rapport, p. 12 r. 2 v.o. Volgens Van Swinderen, Gronden I, 18 waren de `Stenden van Pruissen' tegen splitsing der scholen naar gezindheden. Cf. Brugsma, Vrijheid van onderwijs?, p. 24.181 Deze bladzij correspondeert met p. 191 van de nouv. éd. (1833).182 Het woord Simultan-Schule komt op p. 191 niet voor. Groen baseert zijn bewering waarschijnlijk op deze bepaling: `La différence de religion dans les écoles chrétiennes produit nécessairement des différences dans l'enseignement religieux. Cet enseignement sera toujours approprié à l'esprit et aux dogmes du culte auquel l'école appartient.' Zie p. 176/7 over de Simultan-Schulen.183 Zie Oosthoek s.v. Agenden; Lexikon der deutschen Geschichte s.v. Agendenstreit; Kist, De christelijke kerk, p. 260 en 266 (2e dr. p. 313 en 320).183a Cf. Parlementaire studien II, 373.184 Kist.185 Cf. Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand I, 273-275 over het gymnasium te Heidelberg; p. 275-277 over het lyceum te Mannheim. Beide scholen waren gemengd-christelijk.186 Of godsd[ienst]?187 Zie Rapport, p. 21.188 Zie Rapport, p. 20 sub art. 8a en b.189 Wellicht hoort hierbij de marginale aant. van Groen: `De leesboekjes. De protest[antsche] rigting. Maar `de prot[estanten] zouden zoo iets niet geduld hebben; hiertoe behoort de christ[elijke] onderw[ijzer] der cath[olijken].'?! Waarlijk over 't alg[emeen] niet te klagen. Gedurige voortgang; alleen nu eenige reactie. De tegenstelling berust op miskenning onzer beg[insels]. Wij hebben diezelfde chr[istelijke] onderw[ijzers]. Slechts ééne uitzondering; en die is bij ons meer volkomen; dewijl wij aan geen vertegenw[oordiging] de magt toekennen om tusschen vorst en volk te treden. Opstand. Maar wat wij vòòr den opst[and] hebben geduld.' Zie voor het laatste Ong. en rev., 2e dr., p. 150.190 Cf. Hemkes, Handboek I, 109 sub 13: `Het toezigt over de Bijzondere Scholen der eerste Klasse (Art. 3 no. 1), is, voor zoo verre er geen gevestigd opzigt over bestaat, opgedragen aan den Schoolopziener van het District (Art. 5) of aan de Plaatselijke Schoolcommissie (Art. 10) maar

Page 57: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

blijft, voor zoo verre over dezelve een gevestigd opzigt aanwezig is, aan hetzelve toevertrouwd . . .'191 Zie Rapport, p. 20.192 Versta: zijn wel geporteerd voor splitsing van de openbare school.193 Men leest bij De Maistre, Considérations (1822), p. 199: `Enfin, c'est ici la grande vérité dont les Français ne sauroient trop se pénétrer: le rétablissement de la monarchie, qu'on appelle contre-révolution, ne sera point une révolution contraire, mais le contraire de la révolution.' Radowitz, Gespräche, p. 388 schrijft dit gevleugelde woord ten onrechte toe aan De Montlosier. Ook de veelvuldige toeschrijving aan De Bonald berust op een vergissing. Cf. Beschouwingen, p. 207; Ong. en rev., 2e dr., p. 225 (**); Grondwetherziening, p. 532; Nederlander no. 115 (11 juli 1850) en 191 (11 febr. 1851); Le parti, p. 76; Brieven van Da Costa II, 54; Gerlach, Von der Revolution I, 199, 6; II, 535, 1. Zie ook n. 11 van no. 46.194 Abraham des Amorie van der Hoeven; cf. Briefw. I, 418, 1; II, 178, 8. Hij had reeds op de eerste vergaderdag (13 dec. 1840) een `hartelijke toespraak' gehouden; cf. Domela Nieuwenhuis, Leven, p. 150.194a Cf. Amorie van der Hoeven, Verspreide geschriften, p. 222.195 Zie n. 134.196 Versta: Veeleer ben ik etc.197 Versta: was ik geheel tevreden met de toestand van het onderwijs.198 Versta: thans heb ik wel critiek op het bestaande.199 Of godsd[ienstig] onderrigt? Zie n. 186.200 Geen enkel aanknopingspunt gevonden in archief en literatuur over de schoolstrijd.201 Deze combinatie van auteur en titel hebben we bibliografisch niet thuis kunnen brengen, hoewel de titel Leven van Jezus (of gelijksoortige: De geschiedenis van Jezus etc.) vele malen voorkomt; cf. Meylink, Officiële geschiedenis, p. 361-363; Catalogus . . . van boeken . . . nagelaten door . . . Willem Bilderdijk, p. 29 no. 133. Indien alleen de titel juist is, is het verleidelijk aan Schrants gelijknamige - op de Index geplaatste - schoolboekje te denken. Cf. Colenbrander, Gedenkstukken IX, 2, 89-91; 318, 2; 348; Schrant, Het leven van Jesus verdedigd; Julius, De vrijheid, p. 35; Albers, Geschiedenis I, 267/8; Van Bommel, Essai, p. 123; Rogier, Terugblik I, 217; II, 174 e.v. Indien we vasthouden aan de auteursnaam, kunnen we kiezen tussen J. A. F. Schmidt en J. C. von Schmid. Van eerstgenoemde verscheen in 1844 De reizen van onzen Heer en Zaligmaker Jezus etc. (zie bibliografie). Dit werk wordt enkele malen genoemd in Van Oosterzee, Het leven van Jezus (zie register s.v. Schmidt). Het was vertaald naar het in 1833 verschenen origineel Die Reisen Jesu etc. Het ligt (ondanks de afwijkende spelling) meer voor de hand aan de - eveneens uit het Duits vertaalde - Bijbel voor kinderen van de r.k. auteur Johannes Christoph von Schmid te denken. Cf.

Page 58: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Brill, Adres, p. 248; 305-308; Brugsma, Kort overzigt, p. 233; Spijker in Van Voorst-Spijker, Tweetal memoriën, p. 60; Zal de wetgever . . .? p. 61; Van Swinderen, Gronden I, 8; Waarheid in liefde 1837, p. 613; 833; Nijmeegsch schoolblad I (1844/5), 29; Heldring, De bijbel op school; Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 218; Julius, De vrijheid, p. 35; Van Koetsveld, Bede, p. 18.202 Zie n. 6.203 Marginale aant. van Groen: `Het ond[erwijs] door den schoolm[eester] fakultatief.'204 Versta: door de Wet van 3 april 1806.205 Versta: Ik stel voor toe te voegen aan etc.206 De Notificatie van Van Stralen (Langedijk, Bibliographie no. 110 en p. 363 s.v. Schoolorde (Algemeene); gedrukt bij Hemkes, Handboek I, 145-147). Art. 6 werd reeds geciteerd in n. 8.207 Versta: deze ontevredenheid.208 Versta (hier en in het vervolg): reden tot ontevredenheid geven.209 Hs. onduidelijk. Misschien: `redevoeringen'.210 Zie n. 143.211 Marginale aant. van Groen: `Hierin is geen systema hoegenaamd. Waarom voor de gealimenteerden vrijheid van eigene catholijke of herv[ormde] scholen en voor de gegoede burgers niet?'212 Marginale aant. van Groen: `daar waar er behoefte is'. Versta: moet het stichten van scholen vergund worden.213 Cf. Hemkes, Handboek I, 114/5.214 Hiernaar werd aldus verwezen in art. 25 van de Wet van 1806: `Alle degenen, die nalatig of onwillig zijn, om aan het bepaalde bij de vier voorgaande Artikelen te voldoen, vervallen in de straffen, bij Art. 18 der Wet vastgesteld' (Hemkes, Handboek I, 115).215 Coll[atus?]: vergeleken met [?]216 Cf. Hemkes, Handboek I, 352. Het gaat hier om het slot van art. 6: ` . . . te waken dat men zich in die scholen van geen boek bediene, hetwelk iets bevatte strijdig met de maatschappelijke orde of de zeden, of wel dat aan de eene of andere der gezindheden, waartoe de kinderen behooren, aanstoot zoude kunnen geven'.217 `De Speciale Beroepingen, Aanstellingen en Admissiën, geschieden door daartoe bevoegde Personen of Collegiën, in dier voege, als nader bij het Huishoudelijke Reglement (Art. 20 vermeld) zal worden bepaald; zoo echter, dat geen Beroeping, Aanstelling of Admissie zal mogen

Page 59: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

geschieden, buiten behoorlijke voorkennis en medeweten van, en voorafgaande vertooning der bewijzen van Algemeene Toelating aan de Schoolopziener van het District of de Plaatselijke Schoolcommissie' (Hemkes, Handboek I, 102).218 Hs. abusievelijk: `zullen'.219 `Ter vervulling der in vervolg van tijd openvallende Schoolopzieners-plaatsen, leveren de respective Commissiën eene Nominatie van twee Personen in bij het Departementaal Bestuur, hetwelk dezelve, voorzien van zoodanige bedenkingen, als het dienstig mogt oordeelen, en voorts, zulks verkiezende, vermeerderd met één of twee Personen, inzendt bij den Secretaris van Staat voor de Binnenlandsche Zaken, die deze Nominatie aan den Raadpensionaris voordraagt, om daaruit één Schoolopziener te vekiezen' (Hemkes, Handboek I, 99/100).220 Marginale aant. van Groen: `Protestantsche kerk? - de prot[estantsche] gez[indheid] die de meerderheid bezit. `Cf. Nassau, Vlugtige gedachten, p. 9; Een woord van waarschuwing, p. 76-124. Ondanks zijn voorkeur voor de uitdrukking (Ned.) Hervormde kerk vindt men de hier gewraakte terminologie ook wel bij Groen. Zie b.v. no. 49 (p. 669, 677, 688 en 694) en Parlementaire studien I, 7,26.221 Deze sluitende aanhalingstekens zijn door de bewerker toegevoegd.222 Versta: mogen in aanmerking komen voor een benoeming tot schoolopziener.223 Cf. Hemkes, Handboek I, 107/8. Het art. handelt over het `plaatselijk opzigt over de Lagere Scholen en het Onderwijs.'224 Deze drie woorden zijn door Groen onderstreept en van een vraagteken in margine voorzien.225 Gez[indte]?226 Versta: Ik kan mij niet etc.227 Deze verwijzing is niet duidelijk. Zij lijkt niet op Reglement A te slaan.228 Niet letterlijk gevonden. Wellicht vrije weergave van de `écoles sincèrement et sérieusement chrétiennes' van Cousin. Zie Over het ontwerp, p. 164 en n. 54.229 Marginale aant. van Groen: `Met eigene scholen wijde deur open voor nieuwe bezwaren. Voortdur[ende] bijdrage voor de openb[are] sch[ool], gering locaal [van de eigen school er?] tegenover.' Cf. Rapport, p. 11.230 Van der Hoeven citeert hier naar de Ned. vert. van het rapport van Luxemburg, zoals deze voorkomt in Cousin, Over het openbaar onderwijs, p. 79-105. De Ned. vert. ook in de Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs van 1831, p. 198-258.231 Marginale aant. van Groen: `De gemoedelijke protest[anten] zouden niet tevrede zijn?' Het

Page 60: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

vraagteken is in de geest van Des Amorie van der Hoeven, niet van Groen.231a Bedoeld is weer art. 226 van de grondwet van 1815, dat 224 werd in die van 1840. Reeds aangehaald in n. 3. Cf. Verspreide geschriften, II, 166.232 Versta: in de gelegenheid te stellen tot de oprichting van eigen scholen.232a Of bijv[oorkeur]?233 Waarschijnlijker dan afs[chaffing] of afs[cheuring].234 Marginale aant. van Groen: `eenigermate chr[istelijke] strekking, zoodat de jood desnoods kan toegelaten worden (ontjoden en ontchristenen?)'.235 Sc. `en uwen naaste(n) als uzelven'. Cf. Matth. 22, 39; 10, 37; Adviezen 1856/7 I, 437; II, 258*; Brugsma, Kort overzigt, p. 221; Clemens, Iets over het lager onderwijs, p. 6; Van Otterloo, Bijdragen, p. 238; 291; 341; Vier brochures over het onderwijs, p. 670; Nijhof, De onafscheidelijkheid, p. 23.235a Sic! Versta: De toepassing van deze leer is het middel met behulp waarvan de lagere school voorbereidt op het latere leven.236 Het hs. heeft i.p.v. a-e: 1-5.237 `De eerste aanstelling der Leden van elke Commissie, als ook die der nieuwe bij eene eventuële vermeerdering van derzelver getal, zal geschieden door den Raadpensionaris' (Hemkes, Handboek I, 99).238 Zie n. 231a.239 Cf. Zwaan, G. v. P., p. 628 s.v.240 Cf. Kist, De christelijke kerk, p. 173 e.v. (2e dr. p. 203 e.v.).241 Cf. Kist, De christelijke kerk, p. 282 (2e dr. p. 343); Verzameling van stukken, p. 274.242 Sc. van kerk en staat; cf. Kist, De christelijke kerk, Register p. 306 s.v. (2e dr., p. 163 van de `bladwijzer' s.v.).243 Cf. Kist, De christelijke kerk, p. 112 (2e dr. p. 136); 253 (2e dr. p. 303/4); 257 (2e dr. p. 309).244 In verband met het jus canonicum ligt het in de rede aan roomse `Afgescheidenen' te denken. Kist critiseert protestantse separatisten in Duitsland en Nederland op p. 232 (2e dr. p. 276) en p. 110 van de Aanteekeningen in de 2e dr. Hij schijnt te bedoelen, dat alle afscheidingsbewegingen voortkomen uit weerzin tegen kerkrecht in welke vorm dan ook.245 

Page 61: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Kist zinspeelt hiermee waarschijnlijk op De imperio summarum potestatum circa sacra van Hugo de Groot; cf. De christelijke kerk, p. 252 (*) (2e dr. p. 303); Le Roy, Vrijmoedig woord, p. 27.246 Cf. Ong. en rev., 2e dr., p. 244.247 Groen heeft t.a.p. twee passages aangestreept: (1) `L'Université fut fondée par la loi du 10 mai 1806, qui décréta l'établissement d'un corps enseignant [onderstreping van Groen] . . .' (2) `. . . il n'y a aucun enseignement qui ne soit placé sous sa surveillance: elle [de keizerlijke universiteit] exerce cette surveillance selon des règles déterminées par des fonctionnaires revêtus de son autorité. L'Université, considérée sous ce grand point de vue, n'est autre chose que le gouvernement appliqué à la direction universelle de l'instruction publique . . .' Kist bedoelt vermoedelijk, dat Van Bommels afkeurende beschrijving van het napoleontische gouvernementsmonopolie een impliciete lofrede op de Hollandse vrijheid van onderwijs inhoudt.248 Sc. van Napoleon. Of univ[erseele]? Blijkens de potloodaantekeningen achterin zijn exemplaar was `Université' voor Groen het trefwoord m.b.t. p. 169, zodat de lezing `univ[ersiteit]' de voorkeur verdient.249 Groens bron niet gevonden.250 Niet duidelijk of men moet aanvullen: bezwaarlijk of aanvaardbaar.251 Versta: propageert.252 Versta: Ook hij is geporteerd voor etc.253 Hs. abusievelijk: `Wijgkersloot.' Hij had reeds op 21 of 22 dec. 1840 het woord gevoerd in de commissie ter inleiding van het hoofdzakelijk door Van Vree opgestelde Ontwerp van ampliatiën en alteratiën (Rapport, p. 19-23). Cf Witlox, De Katholieke staatspartij II, 43; De onderwijsstrijd, p. 67.254 Niet gevonden.255 Of b[isschop]?256 Zie Rapport, p. 24.257 Marginale aant. van Groen: Cath[olijke] St[aat], Noord-Brab[ant]. Sasse van Ysselt.' Laatstgenoemde was lid van de Provinciale Staten van die provincie en van de Dubbele Kamer van 1840. Zijn daar gehouden redevoering over de verdrukking der katholieken bij Witlox, De Katholieke staatspartij I, 339-341. Cf. Briefw. I, 183, 1; II, 397, 4. Misschien moet gelezen: `Cath[olijke Nederlandsche] St[emmen]. Cf. Briefw. II, 88, 4.258 Marginale aant. van Groen: `Wij dreigen ook niet, maar voorzigtigheidshalve. Men moet de protest[anten] niet opwekken, niet tergen. Ik geloof dat de r[oomsch-] c[atholijken] te weinig gedachtig zijn aan hunne positie hier te lande.' Groen waarschuwde ook in 1849: `wanneer ik mij

Page 62: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

op een onpartijdig standpunt plaats, met ter zijdestelling van godsdienstige gezindheid, juist dan zou ik tot de Roomsch-Katholijken in ons Vaderland zeggen: let op den specialen toestand waarin gij in dit land verkeert; let op de omstandigheid dat het niet mogelijk is, in welk land ook, het heden van het verleden te scheiden . . .' (Adviezen 1856/7 II, 292). Cf. Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 135.259 Zie p. 605 over de `pièces justificatives'. Het laatste woord is onleesbaar. Marginale aant. van Groen hierbij: `De aanmerking is van den bisschop zelven'.260 Sc. van de grondwet van 1815: `Als eene zaak van hoog belang wordt ook het armbestuur en de opvoeding der arme kinderen aan de aanhoudende zorg der Regering bevolen. De Koning doet insgelijks, van de inrigtingen dien aangaande, jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven'. Hierbij een marginale aant. van Groen: `Die `schorremorrie' zijn kinderen die tot christenen gevormd moeten worden. Men wil het niet als verpligting.'261 Marginale aant. van Groen: `Bedreigingen? Nescio. De Fransche invloed was niet zoo sterk? De geestel[ijkheid] vreesde zeer voor der liber[alen] invloed. En het leger? En de schutterijen? De grieven niet zóó sterk; factice gedeeltelijk. Daar was toch tolerantie. Vergelijkenderwijs.'262 Cf. Adagiarius, Latijnsche citaten, p. 160.263 Marginale aant. van Groen: `Christus onder een deksel. Men leze slechts het N[ieuwe] Test[ament].' Zie n. 85.264 Het onderwijsmonopolie van de Nederlandse regering. Zie n. 151 en 247.265 Marginale aant. van Groen: `maar in uw school?'266 Sc. van Van Bommel, Exposé. Deze bladzijden handelen over de normaalschool.267 Van Bommel hanteert deze formule in Exposé, p. 72; 234/5; 495. Hij ontleende haar aan Guizot; cf. Adviezen 1856/7 II, 23; Guizot, Mémoires III, 69. Zie ook De Tweede Kamer en de verzoekschriften, p. 68, 1 waar eveneens Exposé, p. 234 (er staat abusievelijk `224') in vertaling aangehaald wordt.268 Marginale aant. van Groen: `Vrijheid van het georganiseerd ligchaam. Veelhoofdige of eenhoofdige autocratie.' Cf. Zwaan, G. v. P., p. 632 s.v. autocratie.269 Het K.B. no. 14 van 2 aug. 1815 regelde de organisatie van het hoger onderwijs in de noordelijke provinciën. De tekst in Staatsbladen van het koningrijk der Nederlanden over de jaren 1813-1840, p. 95-102; Stuart, Jaarboek van 1815 II, 217-268; cf. Briefw. I, 94, 2; Luttenberg 's chronologische verzameling I (1813-1850), kol. 161. De Franse tekst bij Cousin, De l'instruction publique (1838) II, 129-188, de Duitse bij Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 250-307. De aanhef van dit K.B. luidt: `Geëxamineerd hebbende het rapport der commissie, bij Ons besluit van den 18 January 1814 no. 66, belast met het ontwerpen eener organisatie van het hooger onderwijs .  . .' Cf. Briefw. I, 125, 3 over het op 6 juli 1815 aan de koning aangeboden rapport. Zie ook n. 432.

Page 63: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

269a Cf. Rapport, p. 36, 3e al. v.o.; Verspreide geschriften II, 164 en 177 over het `Gouvernements-monopolie.'270 Marginale aant. van Groen: `De twee klagten kunnen wel tegelijk plaatshebben. Een dorstige.'271 Marginale aant. van Groen: `Strekking van het tegenwoordig systeem van wetgeving te veranderen.'272 Marginale aant. van Groen: `De Wet zou, in zeker opzigt, blijven voor cath[olijken] en oncathol[ijken], in een ander opzigt, vervallen voor cath[olijken] en oncath[olijken].'273 Zie p. 622 i.f.274 Marginale aant. van Groen: `Alle de bijzonderheden van het plan zijn van latere zorg.'275 Versta: vrijheid.276 Zie n. 188.277 Bedoeld is Rapport, p. 33-35.278 Marginale aant. van Groen: `Vrijheid van oprigting van eigene sch[olen bestaat momenteel?] niet. Vrijheid van de bijz[ondere] sch[olen], met leerstellig onderrigt te vereenigen. De openb[are] en bijz[ondere] scholen, de plaatsel[ijke] comm[issie] of het opzigt over bijz[ondere] sch[olen].279 Zie Rapport, p. 33 r. 7-1 v.o.280 Marginale aant. van Groen: `De bijz[ondere] scholen kunnen leerstellig onderrigt hebben. Dubieus.'281 Marginale aant. van Groen: `Vrijheid [is er] niet. Maar of de . . . sch[olen] die, volgens de bepal[ingen] der Wet toegelaten zijn? Bij oogluiking.' Misschien staat er `afz[onderlijke]' vóór sch[olen].282 Zie n. 3.283 Marginale aant. van Groen: `De reg[ering] moet de eigene sch[olen] ondersteunen!'284 Van de Wet van 3 april 1806; cf. Hemkes, Handboek I, 99.285 Van de Wet van 3 april 1806; cf. Hemkes, Handboek I, 102.286 Zie n. 143 en 210.287 Cf. Hemkes, Handboek I, 105.288 Het BW (1839) bepaalde in art. 353 o.a.: `De ouders zijn verpligt hunne minderjarige kinderen te

Page 64: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

onderhouden en op te voeden . . .' De verwijzing naar art. 369 is raadselachtig, aangezien dat handelt over het vruchtgenot. Cf. Rapport, p. 34 r. 14 v.o.; De Bruin, Het ontstaan, p. 222.289 Zie n. 119.290 Zie n. 3. Marginale aant. van Groen: `Hoogstens aan allen onderwijs aanbieden, maar niet opdringen.'291 Zie n. 4.292 `De belijders der onderscheiden Godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en politieke voorregten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen'.293 Zie n. 260.293a Deze samenvatting sub a-c is - misschien later - door Groen met potlood aangebracht. Ook de letters A en B (gevolgd door `Onderwijzer') zijn zo toegevoegd.294 Loi portant organisation de l'Instruction primaire van 28 juni 1833. De tekst van deze wet bij Gréard, La législation I, 236-245 en bij Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 334-353. Cf. Grimaud, Histoire, p. 240-246. Groen citeert hier het begin van art. 1: `L'instruction primaire élémentaire comprend' etc. De cursivering is van hem afkomstig. Hij heeft `l'instruction morale et religieuse' onderstreept bij Thiersch (III, 344). Zie ook Guizot, Mémoires III, 79; 423; Cousin, Rapport fait à la Chambre des Pairs, p. 107.295 Men vindt inderdaad precies dezelfde bewoordingen in art. 2 van Rogiers `projet de loi sur l'enseignement primaire, présenté aux Chambres, le 31 juillet 1834.' Ook de `bijvoeging' maakt deel uit van art. 2, dat daarna besloten wordt met deze regel: `Le voeu des pères de famille sera toujours consulté et suivi en ce qui concerne la participation de leurs enfants à l'instruction religieuse'. Dit wetsontwerp is afgedrukt in Nothombs rapport van 1842, verschenen o.d.t. Etat de l'instruction primaire en Belgique etc. (zie bibliografie s.v.), p. 274-277 en in Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand III, 394-400. Groen heeft hier dezelfde woorden onderstreept als in III, 344. Cf. Pasinomie III, 5 (1835), p. 291 sub no. 652; Moniteur belge du 1er août 1834.296 De protestanten. Hieruit blijkt, dat sub 2 jan. 1841 Groen weer aan het woord is.297 De geestelijken van de verschillende gezindten.298 Sc. van zijn kerkgenootschap.299 Versta: De kinderen zouden dan met drie soorten van onderwijs gevenden te maken krijgen.300 Versta: zou een doopsgezind onderwijzer zonder bezwaar kunnen geven.301 Sc. de belijdenis omtrent de doop.

Page 65: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

302 Sc. met het onderwijzersambt.303 `Tot alle andere bedieningen zijn alle de ingezetenen, zonder onderscheid, benoembaar, welke geboren Nederlanders zijn . . .'304 De anticlericale partij wilde alle geestelijken uitsluiten van het schoolopzienersambt.304a Wellicht hoort de marginale aant. van Groen: `doch waarborgen' hierbij. Zie o.a. p. 645 en 647 voor het woord `waarborgen'.305 Zie n. 36 resp. 6.306 Zie n. 143.307 Versta: speciaal gediend met vrijheid van onderwijs.308 Marginale aant. van Groen: `Duodecimos en folianten. Maar toch constateren.'309 Slecht leesbare marginale aant. van Groen: `gr[ond]w[et] . . . gesch[eiden?]'310 Groen combineert Matth. 28, 19 met Mk. 16, 15.311 Tot de taak van de overheid wordt daar o.a. gerekend `de hand te houden aan den heiligen Kerkedienst . . . het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen; het Woord des Evangelies overal te doen prediken . . .'312 Zie Nijhoffs geschiedenislexicon. s.v. Staatsgezinden. 313 Zie n. 243.314 Zie n. 277.315 Gewoonlijk bij Groen in malam partem. Zie b.v. Adviezen 1856/7 II, 304; 427. Hier in bonam partem.316 Zie p. 628.317 Cf. Handboek, p. 683: `De nationaliteit, dikwerf in hooger kringen naauwelijks merkbaar, was, op verre na, waar het kerk en vaderland gold, niet uitgedoofd bij het volk.'318 Versta: is de Nederlandse natie onder Franse overheersing geraakt. Cf. Handboek, p. 673; 682/3.319 Zie p. 626.320 Versta: en niet om die reden etc.

Page 66: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

321 Zie n. 143.322 Men leest t.a.p.: `Mij komt het verkeerd voor, de bestaande wetten en reglementen, aan welke zoo heerlijke vruchten te danken zijn, te willen opgeven voor eenen maatregel, die, ook bij den besten uitslag, niet meer dan gedeeltelijk . . . vergoeden kan, hetgene door den alomvattenden arm der wet zoo volkomen zou te herstellen wezen.' Cf. Adviezen 1840, p. 88.323 Vermoedelijk is de betekenis: Zelfs tegen zijn zin zal men zijn kinderen naar de bijzondere school zenden. Cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 237: `En wanneer het kwaad zal wortel geschoten hebben, zal het niet meer de geestdrijver alleen wezen, die dus handelt. Zelfs de weldenkende zal zich verpligt achten van zijne zijde te doen wat binnen zijn bereik valt.' Cf. Adviezen 1840, p. 89.324 Subject: de regering.325 Versta: gemengde, maar toch positief-christelijke.326 Sc. van de `strenge roomsch-catholijken.'327 Versta: Ik ben verbaasd etc.328 Men leest t.a.p.: `Welke beginselen der teedere jeugd worden ingeprent, kan aan Christelijke ouders, ook aan Protestantsche en Katholijke ouders, als zoodanig, niet onverschillig zijn . . . De wet wil, dat men de kinderen algemeen-godsdienstige en zedelijke en vooral algemeen-Christelijke beginselen in de scholen leere kennen, op prijs stellen en volgen.' Zie ook n. 114.329 Men leest t.a.p.: `De voorstanders toch van ons schoolwezen bestempelen met dien naam [godsdienstig onderwijs] het onderwijs in Christelijke waarheden en voorschriften, welke door alle Christenen gelijkelijk beleden en aangenomen worden.'330 Geen tegenstelling met de vorige zin, maar met `overdrevene concurrentie.'331 Sc. scholen.332 Auteur van De l'état de l'instruction primaire et populaire en Belgique. Terwijl Groen het bij Van Bommel houdt, zweert O'Malley (Schets, p. 44 (*)) bij Ducpétiaux. Cf. Verspreide geschriften II, 173; Van Bommel, Kort begrip, p. 37-43.333 De Raadt citeert t.a.p. uit Ducpétiaux, De l'état I, Dédicace, p. X: `Qui s'occupe chez nous d'instruction primaire? Quelques congrégations religieuses, quelques communes isolées, quelques hommes dont les efforts individuels sont dès lors condamnées à l'impuissance. Mais de vues d'ensemble, de système bien coordonné, il n'en est question.' Cf. Brugsma, Vrijheid van onderwijs?, p. 10.334 Cf. Ducpétiaux, De l'état I, Dédicace, p. VII: `L'éducation populaire est le corollaire du système constitutionnel représentatif. En effet, il ne suffit pas que le peuple ait des droits, il importe encore

Page 67: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

de le mettre à même de les exercer avec discernement.'335 Cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 384: `Zoo vindt men er [in het werk van Ducpétiaux] uittreksels uit Provinciale rapporten, die voor Nederlanders, welke, ter zake van het onderwijs van België willen leeren, curieuse berigten behelzen.' Het spreekt vanzelf, dat verschillende van de t.a.p. geuite klachten ook op Nederland van toepassing waren. Welke `zaken' Groen voor ogen stonden, is niet met zekerheid te zeggen.336 Men leest t.a.p: `L'action du gouvernement ne s'étend plus que sur les écoles qui en recoivent des subsides; le reste est abandonné au bon vouloir des particuliers et au caprice des conseils communaux . . .'337 `Plusieurs ont à peine les premières notions des connaissances dont ils se font les professeurs . . . presque partout les instituteurs sont exclusivement choisis par les parens, souvent fort mauvais juges en fait de capacités.'338 Cf. Efeze 4, 2.339 De Raadt citeert er uit het rapport van een deskundige (Kay) over het schoolwezen in Manchester omstreeks 1838: `Zoo ver mijne waarnemingen strekken bestaat er voor de mindere klasse geene school, waar echt godsdienstig onderwijs, zuiver zedelijke opleiding en toereikend onderwijs in datgene, wat behoefte is voor die klasse vereenigd zijn.'340 Kennelijk was Wijnbeek als deskundige op deze zitting aanwezig. Sinds 1832 was hij `Inspecteur der Latijnsche Scholen en van het Middelbaar en Lager Onderwijs' (Hemkes, Handboek I, 366). Wijnbeeks ideeën over het rapport blijken uit zijn brief d.d. 22 jan. 1841, afgedrukt bij Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 225.341 Sc. kwekelingen.342 Sc. per jaar. In 1853 ` 200 à 240'; cf. Briefw. III, 973 i.f.343 Zie n. 6 en 36.344 Cf. Jouanneau, Recueil no. 486: `La raison ou le motif de la loi venant à manquer, la loi manque.' Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 56.345 Zie n. 3.346 Niets over deze nota gevonden. Misschien is er verband met de `twisten over godsdienst' o.a. te Oldenzaal waarvan De Kock (De kerk, p. 279) gewag maakt.347 Niets hierover gevonden.348 Niet gevonden om welke Mollendorf en welke vertaling het hier gaat.349 

Page 68: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Cf. Witlox, De Katholieke staatspartij II, 48 i.f.; De onderwijsstrijd, p. 74-76.350 Marginale aant. van Groen: `eigenlijk ``Universitates gaudent jure privatorum''.'351 Zie n. 139.352 Zie n. 287.353 `In alle andere gevallen zal de Gouverneur der Provincie, na zich te hebben verzekerd, dat de bestaande verordeningen behoorlijk zijn opgevolgd, tot de beroeping, aanstelling of admissie dadelijk laten overgaan' (Hemkes, Handboek I, 350).354 Zie n. 216.355 Had van 1839-1866 (ook) een relatie met de Duitse Bond. Zie Nijhoffs geschiedenislexicon s.v. Limburgse Kwestie.356 Sc. van de Wet van 3 april 1806 (Hemkes, Handboek I, 102).357 Hs. abusievelijk: `school'.358 Cf. Hemkes, Handboek I, 104/5.359 Marginale aant. van Groen: `Al wat persoonlijk [is], terzijde stellen'.360 Waarschijnlijk is de Amsterdamse pastoor M. A. van Steenwijk bedoeld. Deze liet in 1835 Lessen en evangelien (zie bibliografie) verschijnen. Zie de twee art. over hem in NNBW II, 1364/5; X, 966/7; cf. Manning, De betekenis, p. 32; Rogier, Beschouwing, p. 269-271; Droës, Katholiek Nederland, passim.361 Marginale aant. van Groen: `De Gedep[uteerde] St[aten] v[an] N[oord-] Br[aband] zouden, geloof ik, niet geheel tevrede zijn. Hun stijl is ingewikkeld; niet zeer openhartig. Zij ondersteunen het verzoek der kerkvoogden. Zij vragen geene onbepaalde vrijheid; examens; maar toch meer dan V[an] d[er] H[oeven] geeft.' Dit adres in ARA, 5e afd., no. 90, exh. 10 aug. 1840; cf. Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 238 sub b. Onder ARA, G.v.P., no. 35 bevindt zich Groens eigenhandige samenvatting van hun adres o.d.t. Adres der Gedeputeerde Staten van Noord-Braband, van 31 julij [1840]: `Zij klagen over den geringen invloed der Gedeputeerde Staten en den overwegenden invloed der schoolopzieners. In Noord-Braband waar (behalve het district van Heusden) bijna allen roomsch-catholijk zijn, telt men onder de elf schoolopzieners zeven protestanten. Zij verlangen dat, op de rapporten beide van gemeentebesturen en schoolopzieners, aan de Gedeputeerde Staten worde overgelaten om de keuze der gemeentebesturen goed te keuren of in onderhandeling met hen te treden; alsmede om die onderwijzers die aan hunne bestemming niet voldoen, te ontzetten. Ten ware Z.M., naar aanleiding van het Besluit van 1830, ook aan de onderscheidene kerkgenootschappen de bevoegdheid toekenne, om, ten hunnen koste, afzonderlijke scholen voor het lager onderwijs daar te stellen. Dit verzoek geschiedt op last der Provinciale Staten.'

Page 69: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

362 Sc. van de vrijheid tot stichting van `eigene kerkelijke scholen'.363 Marginale aant. van Groen: `Als de Israëlieten; maar ook als de Maatsch[appij] v[an] 't nut van 't alg[emeen]. Maar aan het verlangen der kerkv[oogden] wordt niet voldaan. Ook [kan] niet [gesproken worden van] wegneming hunner bezwaren.'364 Hun scholen vielen onder art. 3,1 van Reglement A (Hemkes, Handboek I, 105). Blijkens p. 623 en Rapport, p. 10 bedoelt Des Amorie van der Hoeven: Hun scholen verkeren thans in vervallen staat.365 Versta: behandelen.366 Marginale aant. van Groen: `Slechts autorisatie! Eene vrijheid met autorisatie: dat is geene vrijheid. De slaaf heeft eene onbepaalde vrijheid, behoudens autorisatie van zijn' meester.' Cf. Aan G. graaf Schimmelpenninck, p. 71/2; Verspreide geschriften II, 170.367 Sc. 3,1. Zie n. 287 en 352.368 De Wet van 3 april 1806.369 Marginale aant. van Groen: `Althans hangt alles af van den aard der autorisatie. Men vraagt ons: Wilt gij liberté illimitée? Ik keer de vraag om.'370 Marginale aant. van Groen: `Het geldt hier een hooger belang dan de oprigting van stoombooten en dilig[ences]. [Het onderwijs is] geen tak van nijverheid. Het [komt neer op het] dwingen van een deel der bevolking om op uwe scholen te gaan.'371 Versta: de bevoegdheid tot stichting van scholen toekomt.372 Marginale aant. van Groen: `Ik wil geene lib[erté] ill[imitée]. Examens; inspectie; straffen; geene onchrist[elijke] leer. Nu [is er] geene behoorlijke vrijheid. Art. 1 van het Besl[uit] v[an] 1827. Ik geef alle noodige waarborgen aan den staat tegen onbekw[aamheid], onzedel[ijkheid], oproerige, ongodsd[ienstige] strekking. Maar ik wensch tevens de weigering om andere redenen onmogelijk te doen zijn: die vague weigering, waarachter elke beweegreden zich kan verschuilen. Dat willekeurige.' Daar geen van de drie m.b.t. het onderwijs in 1827 uitgevaardigde Koninklijke Besluiten (Hemkes, Handboek I, 342-346) in aanmerking komt, moet aangenomen worden, dat Groen zich verschrijft en ook hier het Besluit van 27 mei 1830 (waarvan art. 1 de autorisatie regelt) op het oog heeft. Zie over de `liberté illimitée' ook Verspreide geschriften II, 172; Adviezen 1840, p. 78.373 Marginale aant. van Groen: `Nu de belangrijke concessie. V[an] d[er] H[oeven] wil ze ten onzen gevalle terugnemen. Hoe! Overtuigd van het heilzame? Voor ons! Wij vragen meer; wordt ons hierom het mindere onthouden? Wij wenschen al wat ter betere uitvoering van art. 228 strekt.' Met `ze' moeten Van der Hoevens principiële bezwaren tegen kerkelijke scholen bedoeld zijn.374 Zie n. 260.

Page 70: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

375 Cf. Jak. 2, 5.376 Cf. Luk. 6, 20; Matth. 5, 3.377 Cf. Matth. 11, 5. Marginale aant. van Groen: `Wij zijn zeer voor de armen; maar niet uitsluitend. Vele bijbelplaatsen; maar armen van geest; en de rijke wordt niet uitgesloten. De rijke! Maar die niet gealimenteerd is, is nog niet rijk. Wij verliezen het grootste gedeelte der bevolking uit het oog; de meervermogenden zijn grootendeels onvermogend.'378 Marginale aant. van Groen: `Privilegium. Een voorregt: de vraag is niet of de h[eer] v[an] d[er] H[oeven] zoodanige school beter acht. Het is eene vrijheid uitsluitend aan hen. Ik heb er niet tegen, maar ik zou wenschen ook aan anderen.'379 Versta: Wij behoeven ons slechts in te spannen opdat etc.379a Of `un[e]'?380 Zie n. 267.381 Marginale aant. van Groen: `Geen atmosphère théologique. Er is zooveel misverstand dat wij tenminste moeten trachten het te voorkomen. Neen! Geen kweekscholen van godgeleerdheid of onverdraagzaamheid. De eenvoudige waarheden voorgedragen met liefderijken zin. Maar atm[osphère] relig[ieuse], dat is: positief-godsd[ienstig] en niet die religiosité, waarin alle waarheid verdwijnt. Die dampkring is te fijn, te luchtledig; daarin zouden zij ook stikken. Alg[emeene] gesch[iedenis]. Het standpunt v[an] Bossuet, of liever van den catech[ismus], of van den b[ijbel]. Vad[erlandsche] gesch[iedenis].'382 Sc. van hun eigen roomse scholen.383 Marginale aant. van Groen: `c. Men zal kunnen antwoorden: algemeene verpligting en algemeen voorregt. De regtmatigheid van het bezwaar.'384 Marginale aant. van Groen: `d. De r[oomsch-] c[atholijken] wenschen het niet. En evenwel de geestelijkheid vraagt het. Ik neem de mogelijkheid aan dat er groot verschil is tusschen de leeken en de geestelijkheid. Maar a. Zeer bedenkelijk daarop af te gaan, en de zijde der leeken te kiezen, wanneer de geestelijkh[eid] handelt volgens de leer en den eisch van haar kerk. Dit systema is ons in België noodlottig geweest. Men sprak evenzoo in 1825. Reyphins en Dotrenge. b. Welken waarborg hebben wij van de zelfstandigheid der leeken? Nu reeds zien wij hunne ondergeschiktheid.' Zie over de oppositie van Reyphins en Dotrenge Handboek, p. 823; 845; Witlox, De Katholieke staatspartij I, 121; 165; 219; Stokman, De religieuzen, p. 299; Albers, Geschiedenis I, 281; 325; 347; De Gerlache, Histoire, I, 415-425. Over Reyphins Briefw. I, 298, 3; over Dotrenge Briefw. I, 231, 5.385 Marginale aant. van Groen: `De protest[anten] op zeer weinige uitzond[eringen] na begeeren het niet. De Afgescheidenen. Alle de prot[estanten] die geen waarborg vinden in den tegenw[oordigen]

Page 71: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

gedesorganiseerden toestand van de Herv[ormde] kerk. Maar de aard der quaestie heeft men uit het oog verloren. Wij vragen opheffing van dwang. Nu is het niet genoeg dat anderen zeggen: ``Wij begeeren die opheffing niet, omdat wij er geen letsel van hebben.'' Niet bij numerieke meerderheid [dergelijke quaesties beslissen]. Is er dwang, zijn de klagten regtmatig? Op zeer weinige uitzond[eringen] na, begeerde men ook niet de opheffing der maatregelen tegen de Separatisten. Door dit stelsel ontstaat elke verdrukking, want eene verdrukking, waar de numerieke meerderheid tegen is, houdt vanzelf op.' Cf. Domela Nieuwenhuis, Leven, p. 151 over de verlegenheid van Willem II met het rapport.386 Zie n. 262.387 In het art. van Beresteyn, Het geslacht Van Goudoever, is geen aanknopingspunt met het lager onderwijs te vinden. De Utrechtse hoogleraar A. van Goudoever was echter tevens schoolopziener, zoals blijkt uit Cousin, De l'instruction publique (1838) I, 103. Bake maakt geen melding van dit feit in zijn Levensberigt.388 Niet duidelijk wie hier bedoeld wordt.389 Misschien het adres van 2 jan. 1841 (Langedijk, Bibliographie no. 289).390 Zie n. 361.391 Marginale aant. van Groen: `e. Is het een zaak van gewetensvr[ijheid] dan zoo algemeen mogelijk. Maar die algem[eenheid] is onwaarschijnlijk. Indien bijna niemand het begeert.'392 Marginale aant. van Groen: `Hier de aanhaling over België. Maar niet die vrijheid.' Niet duidelijk welke aanhaling Groen op het oog heeft.393 Versta: zijn er nog vele andere deskundigen die dezelfde mening zijn toegedaan. Zie n. 332/3.394 De titel Vrijheid van onderwijs komt dikwijls voor in Langedijks Bibliographie; cf. p. 344/5. Een `brief' valt daar echter niet bij te ontdekken.395 Marginale aant. van Groen: `De geheele natie stelt het op hoogen prijs. Met uitzonderingen. De goede vruchten. Feit[h] te Amst[erdam]. Maar de gansche toestand van onze bevolking [is treurig]. Vraagt het aan onze leeraars. Lezen en schrijven? Godsd[ienst]kennis? Zedelijkheid?'396 De naam Feit komt in Beresteyns Repertorium niet voor. Vermoedelijk is Rhijnvis Feith (1806-1876), lid van de Amsterdamse gemeenteraad, bedoeld. Cf. Vorsterman, Stam- en wapenboek I, 277.397 Marginale aant. van Groen: `f. De gr[ond]wet geeft de meest mogelijke ruimte. Openbaar. De regering zorgt dat er openb[are] scholen zijn, in evenredigheid met de behoefte.'398 Zie n. 143.398a 

Page 72: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Zie n. 36 resp. 6.399 Sc. van Groen. Zie p. 622; 634 e.v.400 Zie n. 32, 34 en 37.401 Sc. art. 23 van Reglement A.402 Sc. op christelijk onderwijs in het algemeen en `onderwijs in het Leerstellige' in het bijzonder.403 Kist deed als preadviseur in de synodale vergadering van 8 juli 1842 inderdaad een voorstel om `aan de Godsdienstige opleiding der schooljeugd de noodige uitbreiding te verschaffen.' Cf. Hand. 1842, p. 23/4; 54/5.404 Niet duidelijk of hier in algemene zin van een vluchtige `schets' gesproken wordt dan wel op de titel van een bepaald boekje over vaderlandse geschiedenis gedoeld wordt.405 Misschien was er in de commissie gesproken over het slot van het Onze Vader, de z.g. doxologie (Matth. 6, 13b), die in de belangrijkste hs. ontbreekt. Waarschijnlijker is het, dat de inlassing in het schoolprogramma van bepaalde doxologieën, zoals die voorkomen in christelijke liturgieën, bedoeld wordt. Dit voorstel zou zeer goed door Des Amorie van der Hoeven gedaan kunnen zijn. Deze besloot immers ook de door hem geleide kerkdiensten `soms met eene doxologie, korte Godsverheerlijking in plaats van een nagebed'; cf. Domela Nieuwenhuis, Leven, p. 107.406 Waarschijnlijk h.l. in de betekenis van richting. Een andere mogelijkheid is, dat gedoeld wordt op het `schooltoezigt'; cf. Rapport, p. 27.407 Versta: Ik adviseer de predikanten uit te nodigen om zitting te nemen in etc.408 Cf. Van Bommel, Exposé, p. 561: `Quant à l'instruction secondaire, la loi doit également donner aux pères de famille qui confieront leurs enfans aux colléges communaux, aux écoles industrielles communales, aux écoles spéciales de l'état, la plus complète garantie d'une éducation morale et religieuse.' Zie ook n. 1 a.l. (waar Groen de woorden `la plus complète garantie' heeft aangestreept) en p. 562, 563 en 565.408a Marginale aant. van Groen: `voor wie de tweede?'409 Sc. van elders dan via de aan de commissie ter hand gestelde stukken aangevoerd.410 In de nu volgende notities is Groen weer aan het woord.411 Zie n. 73.412 Van De Kock. Zie voor Groens samenvatting van dit rapport Bijlage B.413 Van De Pélichy, d.d. 1 aug. 1840, no. 2 (D 200/geheim); cf. Rapport, p. 2; Hemkes, Handboek I,

Page 73: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

379. Groens samenvatting van dit rapport in Bijlage A.414 De Haagse arts E. S. Stein; cf. Briefw. V, 344, 7; Kuiper, Geschiedenis, p. 74.415 Van A. de Jager (zie bibliografie s.v.), reeds genoemd in n. 90.416 Zoals uit de tekst van het rapport blijkt, werd Groens wens niet vervuld.417 Cf. Bijdrage tot herziening, p. 90: `De vereeniging der Gezindheden op de scholen is noodlottig; Verspreide geschriften II, 161; 167; 172; Over het ontwerp, p. 153; Antwoord aan J. de Bosch Kemper, p. 26; `Adviezen 1840, p. 56/7; 85; Het regt der Hervormde gezindheid, p. 149; Aan de kiezers [De Vries no. 96] II, 2. Zie ook n. 221 van no. 96.418 Versta: mag onderwezen worden.419 Of godsd[ienst]onderrigt?420 Versta: Dat is automatisch het geval etc.421 Sc. van de tiendaagse `week' der Franse revolutie; cf. De Tweede Kamer en de volksopvoeding, p. 102, 2.422 Dit woord werd in de negentiende eeuw vaak als onzijdig beschouwd. Zie b.v. het Algemeen reglement van 1816, Tweede afdeeling. Van het Sijnode (Van Loon, Het algemeen reglement, p. 225).423 Sc. al die uren geven.424 Potloodaant. van Groen hier rechts onder: `Ik ben genoodzaakt het te zeggen. Ik vrees het niet.' Hij zinspeelt op de in 1836 verschenen verhandeling van P. van der Willigen (zie bibliografie).425 Deze vraag keert telkens terug in Groens latere geschriften. Zie n. 9 van no. 69.426 Zie n. 147.427 Zie n. 398a.428 Sc. zoals Groen ze begeerde.429 Zie n. 119 en 289-292.430 Van den godsdienst (art. 190-196).431 Zie n. 3.432 Zie n. 269. Het Besluit is ondertekend door (Willem I en) A. R. Falck. Kemper was een van de acht

Page 74: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

leden der commissie die bij K. B. van 18 jan. 1814 no. 66 ingesteld was om een rapport te leveren over het hoger onderwijs. De tekst van het laatstgenoemde K.B. in Bijvoegsel tot het Staatsblad, nieuwe uitg., 1e serie, p. 15. Art. 2 van het K.B. van 2 aug. 1815 luidde: `Het staat ieder, die zich daartoe geschikt voelt, vrij, in de onderwerpen van dit onderwijs aan anderen onderrigt te geven, doch, bij de tijdsberekening der studiën, zal alleen in aanmerking komen het onderwijs, genoten van inrigtingen, door algemeen gezag gevestigd en erkend.' Ook de katholieken zagen Kemper als de kampioen voor vrijheid van (middelbaar en hoger) onderwijs. Cf. Witlox, De Katholieke staatspartij I, 198; II, 260.433 Handelt over de twee klassen van de `Bijzondere Scholen'. Zie n. 287; 352; 367.434 In de wetsontwerpen van 13 oct. en 26 nov. 1829 werd onderscheid gemaakt tussen huiselijk en openbaar onderwijs. Het laatste bestreek zowel de `gouvernementsinrichtingen' als de bijzondere scholen. De aanmatiging lag dus hierin, dat (ook) het bijzonder onderwijs tot het openbare gerekend werd. Cf. De Nooij, Eenheid, p. 110; 134; Thorbecke, Aanteekening (1906) II, 295; Witlox, De Katholieke staatspartij I, 149, 1.435 Hs. abusievelijk: `I, p. 305'. Thorbecke betoogt er op p. 305 van de eerste druk (die in één deel compleet is; cf. 2e dr. II, 295) m.b.t. art. 226 van de grondwet van 1815: `Men drong niet door, men hield zich aan de oppervlakte, en gaf een voorschrift, dat, als een flaauw overblijfsel van een krachtig, hoezeer vormloos, voorstel, zoo min mogelijk zeide. Het openbaar onderwijs: is openbaar dat van Staatswege, of in 't gemeen al wat met open deuren wordt gegeven? In de taal der wet heeft het woord zijne bepaalde, staatsregtelijke beteekenis, waar de zin niet duidelijk de andere eischt. En hier spreekt ook de zin voor de eerste. Der regering wordt aanbevolen, voor het publiek onderwijs aanhoudend zorg te dragen, in de behoefte of verbetering er van gestadig te voorzien. Is de inrigting van het publiek onderwijs aan het Gouvernement alléén gelaten? Het artikel treedt in die vraag niet.'436 Sc. De l'instruction publique en Hollande (zie bibliografie).437 Men leest t.a.p. (ed. 1838): `Quoique ma principale occupation au siége du gouvernement hollandais ait été l'étude du système général de l'instruction publique en Hollande, je ne pouvais entièrement négliger les écoles particulières qui se présentaient à moi à la Haye.'438 Zie n. 294.439 Cf. Gréard, La législation I, 236.440 Aanhalingstekens door de bewerker toegevoegd. Groen citeert hier waarschijnlijk een uitspraak van `de drie leden'. In het Rapport komt zij niet voor.441 De jury's waren in het zuiden ingesteld bij K.B. van 9 sept. 1817. Cf. Hemkes, Handboek I, 300; De Nooij, Eenheid, p. 49; Stokman, De religieuzen, p. 41-46.442 Zie voor de gedachtengang p. 628; voor de uitdrukking Harrebomée, Spreekwoorden II, 223.443 

Page 75: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Reeds geciteerd in n. 139. Twee marginale aant. van Groen hierbij: [1.] `Deze autorisatiën zullen niet dan om zeer gewigtige redenen kunnen geweigerd worden; en zullen in allen gevalle vóór zoodanige autorisatie te weigeren, de redenen der weigering, door tusschenkomst van B[innenlandsch] D[epartement], aan onze beoordeeling moeten worden onderworpen.' [2.] `De aut[orisatie] zal niet geweigerd worden dan om zeer g[ewigtige] redenen, die vooraf, door tusschenkomst v[an] B[innenlandsch] D[epartement], aan onze beoordeeling zullen w[orden] ond[erworpen]; zoodat de zaak, binnen twee maanden na de aangifte, geheel afgedaan zij.' De eerste aant. bevat vermoedelijk de door Piepers voorgestelde additie, de tweede Groens voorstel. De termijn van twee maanden vindt men niet terug in het rapport van de commissie. Zie Rapport, p. 9.444 Versta: vereist.445 Geen enkel aanknopingspunt gevonden.446 Hier is weer art. 4 van Reglement A bedoeld. Daarin wordt ook gehandeld over de huisonderwijzers, die `het zij in hunne eigene, het zij aan de huizen van anderen, aan eenen of meerdere leerlingen in eenig gedeelte van het Lager Onderwijs, boven in Art. 1 omschreven, onderrigt geven' (Hemkes, Handboek I, 106). Cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 373.447 Interpretatie van `aan eenen of meerdere leerlingen.'448 Uit het vervolg blijkt, dat er nieuwe stukken van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van de Raad van State ingekomen waren.449 Zie n. 447; Rapport, p. 14.450 Deze circulaire van Van den Ende `over het examineren in de Fransche taal' is afgedrukt in Hemkes, Handboek II, 108-123.451 Cf. Hemkes, Handboek I, 118: `Men zoude echter aan de woorden van de wet een of meerdere leerlingen eene te uitgebreide beteekenis geven, indien men vermeende, dat dezelve den Huisonderwijzer veroorlooven vele leerlingen tevens te onderwijzen. Neen, al wat het voorkomen verkrijgen zou van Schoolonderwijs is hem verboden; de zamenvoeging der woorden een en meerdere brengt ook reeds mede, dat met het laatste niet dan weinige kunnen bedoeld zijn, het welk men, mijns inziens, hoogstens op drie of vier zou moeten bepalen.'452 Zie n. 139.453 De koning gaf daarin de volgende toelichting op art. 1 en 2 van het K.B. van 27 mei 1830: `. . . Wij verklaren bij deze, dat de bedoeling van Ons Besluit van den 27 mei 1830 (Staatsblad No. 9) is geweest, om de vergelijkende examens, bij het toelaten van onderwijzers voor bijzondere scholen van de tweede klasse, in den regel bij te behouden . . .' (Hemkes, Handboek I, 360).454 Hier is Reglement B (Verordeningen op het afnemen en afleggen der Examens van degenen, welke Lager Onderwijs begeeren te geven in de Bataafsche Republiek) bedoeld. Art. 22 regelt de `Algemeene Toelating' van school- en huisonderwijzers; art. 23 handelt over de examens voor de

Page 76: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

`drie lagere Rangen van Schoolonderwijzers' (Hemkes, Handboek I, 127/8).455 Weer van Reglement A. Zie n. 446.456 Uit Groens résumé valt niet op te maken om welke verklaring het gaat. Misschien is zij vervat in de tussen aanhalingstekens geplaatste formulering van de volgende zin.457 Niet duidelijk of dit als nieuwe formulering dan wel als toevoeging van art. 4 van Reglement A voorgesteld werd. 458 Zie n. 446.459 Aanhalingstekens van de bewerker. Deze woorden komen voor in art. 4 (n. 446).460 Zie n. 190.461 Versta: niet alleen.462 Hs. abusievelijk: `om'.463 Zie n. 116.464 Zie Rapport, p. 1-15.465 Zie p. 611.466 Marginale aant. van Groen: `Raad van onderwijs?'467 De school van Prinsen te Haarlem.468 Waarschijnlijk is de constituering van de `gemengde staatscommissie' (n. 466) bedoeld.469 Of administr[ator]? Bedoeld is de `kerkvoogd' Henricus den Dubbelden, sinds 1831 `administrator apostolicus' van Den Bosch; cf. Katholieke encyclopaedie IX, 463/4. Hier moet zijn tweede adres aan de koning d.d. 31 dec. 1840 bedoeld zijn. Cf. Witlox, De Katholieke staatspartij II, 21.470 Niet duidelijk wie hier door Groen geciteerd wordt.471 Zie Rapport, p. 1.472 Zie Rapport , p. 1/2.473 Hs.: `zich zouden'. Men kan ook vóór de zin denken: `De commissie meent, dat etc.'474 Marginale aant. van Groen: `zaak'.475 

Page 77: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Sc. spreken.476 Zin aangevuld met behulp van Rapport, p. 2 r. 8-6 v.o.477 Aangevuld naar Rapport, p. 2 i.f.478 Zie Rapport, p. 3 al. 1.479 Zie Rapport, p. 3 al. 3.480 Zie Rapport, p. 3 al. 4. 481 Zie Rapport, p. 3 al. 5.482 Zie Rapport, p. 3 al. 7.482a Aangevuld naar Rapport, p. 3 r. 12-11 v.o.483 Zie Rapport, p. 3 r. 5 v.o.484 Zie Rapport, p. 4, 3e al. v.o.485 Zie Rapport, p. 4 al. 5.486 Zie Rapport, p. 5 r. 2.487 Zie Rapport, p. 7 al. 2.488 Zie Rapport, p. 6 sub b; p. 7 sub d.489 Sc. der gezindheden.490 Hoewel de vergelijking met n. 454 zich opdringt, lijkt de context in de richting van art. 23 van Reglement A te wijzen. Zie n. 6.491 Sc. art. 22 van Reglement A. Zie n. 36.492 De nu volgende zin staat niet onder Kist, maar in margine. Aanhalingstekens van de bewerker.493 Deze suggestie (van Kist?) werd vermoedelijk gedaan in het sub 16 jan. 1841 genoemde `stuk van prof. Kist'. Hiermee moet zijn Nadere beoordeeling van de Nadere toelichting van Van Wijckerslooth (Van Vree) bedoeld zijn. Cf. Witlox, De Katholieke staatspartij II, 45; De onderwijsstrijd, p. 69. Zie voor de Nadere toelichting: Rapport, p. 35-38.494 Geen afschrift hiervan sub ARA, G. v. P., no. 35. Witlox geeft de vindplaats van Kists stuk niet op.495 

Page 78: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

Des Amorie van der Hoeven, Van der Capellen en Kist. Zie Rapport, p. 10 r. 7.496 Zie Rapport, p. 11, 3e al. v.o.497 Het is onduidelijk waarmee deze c correspondeert. Groen vat hier het vijfde punt van de drie leden samen; cf. Rapport, p. 12/3.498 Zie Rapport, p. 12 r. 5 v.o.; Verspreide geschriften II, 170; Thiersch, Ueber den gegenwärtigen Zustand I, 26-40.499 Zie n. 414; Rapport, p. 15 r. 3.

Noten bij Bijlage A en B van no. 47.1 Zie n. 413. Een copie van het rapport van De Pélichy in ARA, Kabinet des konings, inv.-nr. 4533 (sub 19) als no. 2/D 200 geheim, exh. 23 nov. 1840 La E58 (= no. 3 van de `Lijst van stukken' behorende bij het rapport van de op 12 nov. 1840 benoemde staatscommissie). Het rapport van De Pélichy beslaat 28 p. Cf. Lastdrager, Bijdrage, p. 14; Boekholt, Het lager onderwijs, p. 214; 352 n. 130; Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 238 sub e.2 Sc. Reglement A. Zie n. 6; Rapport, p. 7; 9.3 Zie n. 216; Rapport, p. 4; 7 sub e; 9.4 De naam van deze Arnhemse advocaat die bij K.B. van 8 dec. 1839 tot schoolopziener benoemd was, wordt door De Pélichy niet genoemd, maar aangeduid met `de schoolopziener, wiens geschrift, getiteld Oproer en priesterdwang het doorslaandste bewijs van zijnen onverzoenbaren en blinden haat, jegens de Katholijke kerk en haar opperhoofd, heeft ten toon gespreid . . .' Cf. Briefw. II, 346, 1; Boekholt, Het lager onderwijs, p. 212 e.v.; Korevaart, Het dagblad, p. 167 n. 43.5 Sc. van de r.k. `kerkvoogden' en de Gedeputeerde Staten van Noord-Braband.6 Zie n. 3; Rapport, p. 5.7 Zie n. 119.8 Zie n. 412. D.d. 20 nov. 1840. Copie in ARA, Kabinet des konings, inv.-nr. 4533 als no. 530/geheim (sub 64). Dit hs. telt 95 p. Cf. Van der Giezen, Een halve eeuw, p. 239 sub g, samengevat op p. 134 en bij Witlox, De onderwijsstrijd, p. 44/5. Zie ook Boekholt, Het lager onderwijs, p. 226. Dit rapport van De Kock was identiek met dat van 11 nov. 1840 (no. 507/zeer geheim). Cf. Hemkes, Handboek I, 377; Witlox, De onderwijsstrijd, p, 44, 1; Lastdrager, Bijdrage, p. 14.9 [with appendices and plans of school-houses 1839-1840]. (London, Her Majesty's Stationary Office, 1840.) Cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 13; 191 e.v.; 229; 293. In deze Minutes werd op p.

Page 79: KNAWresources.huygens.knaw.nl/retrofiles/groen/word/Nr_047.doc · Web viewDe eigenlijke tekst van het rapport der commissie (zonder de bijlagen) beslaat p. 1 15. Samenvatting bij

50 over de Hollandse scholen beweerd, dat `Biblical history . . . and religious and moral instruction are imparted in all . . .'; cf. De Raadt, Lager onderwijs, p. 195; rapport van De Kock, p. 13.10 Sc. van 27 mei. Zie n. 139.11 Een citaat van bijna twee blz. uit De l'état de l'instruction primaire waarvan een gedeelte is aangehaald in n. 333. Zie het rapport van De Kock, p. 24/5.12 Zie het rapport van De Kock, p. 26: `Te dien opzigte kan ik mij wel vereenigen met het gevoelen van den roomsch-catholijken Ramon de la Sagra: `Il suffit de laisser l'instruction primaire abandonnée à l'instruction particulière pour que les partis politiques, les Sectes religieuses se saisissent des écoles pour les exploiter à leur profit et dans l'intérêt de leurs vues exclusives'.'13 Lees: [Rapport-Allemagne] I, 227 (= p. 394 in de nouv. éd. van 1833).14 Cf. O'Malley, Schets, p. 8.15 Zie n. 6 van Bijlage A. 16 Zie n. 260.17 Zie het rapport van De Kock, p. 49 e.v.18 A. A. Reael; cf. Briefw. II, 397, 8; Witlox, De Katholieke staatspartij II, 23; 310.19 Tekst in De Visser, Kerk en staat III, 668-672; cf. Hemkes, Handboek I, 175/6.20 Zie n. 361.21 Zie het rapport van De Kock, p. 61.22 Sc. van de provinciale schoolcommissie.23 Zie n. 162.24 Versta: normaalschool (kweekschool); cf. Sluys, Geschiedenis, p. 90, 1; 251, 2. Zie n. 408a.