· Web viewBloktoets 2013-2014 blok 1.1 #PICTURE plaatje1.jpg 1 Gegeven is de sequentie van gen...
Transcript of · Web viewBloktoets 2013-2014 blok 1.1 #PICTURE plaatje1.jpg 1 Gegeven is de sequentie van gen...
Bloktoets 2013-2014 blok 1.1
#PICTURE plaatje1.jpg
1
Gegeven is de sequentie van gen BGLAP3 dat codeert voor het bot eiwit osteocalcine.De bindingsplaats van RNA polymerase II aan het BGLAP gen is gelegen in regel (zie figuur):A. 03B. 04C. 05D. 06
#PICTURE plaatje1.jpg
2
Gegeven is de sequentie van gen BGLAP3 dat codeert voor het bot eiwit osteocalcine.De eerste vier aminozuren van het pre-osteocalcine eiwit zijn (zie figuur):A. LeuAlaArgMet.B. LeuMetAlaArg.C. MetAlaArgLeu.D. MetArgAlaLeu.
3
De moeder van Kees heeft darmkanker. Om een mogelijke genetische oorzaak/bijdrage te achterhalen wordt een DNA onderzoek uitgevoerd op een bekend gen waarbij naar specifieke mutaties wordt gekeken.De meest geschikte techniek hiervoor is:A. Polymerase chain reaction.B. Northern-blotting.C. Reverse-transcriptase polymerase chain reaction.D. Sequencen van het genoom.
4
De moeder van Kees heeft darmkanker. Om een mogelijke genetische oorzaak/bijdrage te achterhalen wordt een DNA onderzoek uitgevoerd waarbij naar specifieke mutaties in het coderende deel van het DNA wordt gekeken.De volgende DNA sequenties worden gevonden voor Kees en zijn moeder:Kees: ACT GTG CAA CTG GTA ATG TGG TCA AGTMoeder: ACT GTG CAA CTG GTA CTG TGG TCA AGTDe consequentie van de gevonden mutatie/SNP is zeer waarschijnlijk:A. Geen binding van het ribosoom aan het mRNA.B. Geen of verkeerde aanmaak van het bij dit gen behorend eiwit.C. Geen transcriptie van RNA.D. Slechte stabiliteit van het mRNA door afwezigheid polyadenylering.
5
De buitenkant van de DNA dubbele helix bestaat uit:A. Twee stengen elk met alternerende suiker-fosfaat groepen.B. Eén streng met alleen suikers en één streng met alleen fosfaatgroepen.C. Twee strengen met gepaarde basen.D. Twee strengen met ongepaarde basen.
6
Eén van de onderstaande eiwitten vervult een spilfunctie bij de controle op beschadigd DNA. Het eiwit wordt een 'quality control' rol toegedicht.Het eiwit is:A. Cycline.B. Cycline afhankelijke kinase (cdk).C. E2F.D. p21.E. p53.
7
Een onderzoeker wil prolifererende cellen ophopen bij één van de checkpoints in de celcyclus om een karyogram te maken.De stof die hij hiervoor het beste kan gebruiken is een:A. cdk remmer.B. DNA-synthese remmer.C. Eiwit-synthese remmer.D. Tubuline-polymerisatie remmer.
#PICTURE plaatje2.jpg
8In de afbeelding is het proces van celsignalering weergegeven.Geef de juiste combinatie van termen aan.A. A = alpha, beta en gamma subunits; B = G-protein-coupled receptor; C = ligand.B. A = ligand; B = G-protein-coupled receptor; C = alpha, beta en gamma subunits.C. A = ligand; B = integrine receptor; C = IP3.D. A = integrine trimeer; B = ionotrope receptor; C = cAMP.
#PICTURE plaatje3.jpg
9
Glutamaat kan twee soorten receptoren activeren. De snelheid waarmee het signaal wordt overgedragen verschilt echter.Hierbij geldt:A. Ionotrope signalering zoals afgebeeld bij A is sneller dan de metabotrofe receptor signalering zoals weergegeven bij B.B. Ionotrope signalering zoals afgebeeld bij A is trager dan de metabotrofe receptor signalering zoals weergegeven bij B.C. Metabotrofe receptor signalering zoals afgebeeld bij A is sneller dan de ionotrope signalering zoals weergegeven bij B.D. Metabotrofe receptor signalering zoals afgebeeld bij A is trager dan de ionotrope signalering zoals weergegeven bij B.
10
Het directe gevolg van binden van groeifactoren aan hun receptor complex is de initiatie van:A. DNA replicatie.B. Eiwit afbraak.C. Eiwitsynthese.D. Kinase cascades.E. mRNA transcriptie.
11
Aminoacyl-tRNA synthetase is een groep van enzymen die een specifiek molecuul aan het eind van zijn complementaire tRNA molecuul bindt.Het betreft een:A. Aminozuur.B. Nucleinezuur.C. Pentosesuiker.D. Hexosesuiker.
12
Een onderzoeker isoleert een DNA sequentie uit een tumor cel en amplificeert het met behulp van een PCR reactie. Hij voert dezelfde procedure uit met een normale cel. De amplificatie producten worden behandeld met een restrictie enzyme en vervolgens op grootte gescheiden en aangekleurd. Het DNA uit een normale cel laat 2 reactieproducten zien van resp. 200 en 400 bp. Het DNA uit de tumor cel laat 1 band zien van 600 bp.De meest voor de hand liggende conclusie is een:A. amplificatie van het gen in de tumorcel;B. breuk in het DNA van het normale gen;C. inactivatie van het restrictie enzym door het tumor DNA;D. mutatie in de restrictie site in het DNA van de tumorcel.
13
De uiteinden van genen worden gekenmerkt door de posities van de:A. Operator en repressor.B. Promoter en operator.C. Repressor en promoter.D. Terminator en operator.E. Terminator en promoter.F. Terminator en repressor.
14
Een crossover in meiose is een uitwisseling van genetisch materiaal tussen:A. Non-sister chromatiden van homologe chromosomen.B. Non-sister chromatiden van non-homologe chromosomen.C. Sister chromatiden van hetzelfde chromosoom.D. Sister chromatide van homologe chromosomen.E. Sister chromatiden van non-homologe chromosomen.
15
Tijdens de ontwikkeling van een embryo ondergaat deze een serie van celdelingen en differentiatie stappen. Dit resulteert in speciale structuren die zich in de tijd vormen en die elk een eigen naam hebben.Hoe oud is een embryo als het zich bij een regelmatige humane ontwikkeling naar een morula ontwikkelt?A. 1-2 dagen.B. 3-4 dagen.C. 5-6 dagen.D. 7-8 dagen.
16
De drie kiembladen endo-, meso en ectoderm vormen verschillende weefsels.Uit welk(e) van de kiembladen ontstaat de lever?A. Ectoderm.B. Endoderm.C. Endo- en ectoderm.D. Endo- en mesoderm.E. Mesoderm.
17
Een van de eerste indelingen van het lichaam is de vorming van segmenten. In elk segment vormen zich dan weer specifieke onderdelen.Welke genfamilie is het meest belangrijk voor deze segmentatie?A. BMP.B. FGF.C. HOX.D. Wint.
18
Elk van de kiembladen van een embryo vormt uiteindelijk een set van weefsels.Welk van de volgende kiembladen vormt bloedvaten?A. Ectoderm.B. Entoderm.C. Mesoderm.
19
Tijdens de embryonale ontwikkeling worden verschillende holtes gevormd.Welke holte is de eerste die gevormd wordt?A. Amnionholte.B. Blastocoel.C. Chorionholte.D. Dooierzak.
#PICTURE plaatje4.jpg
20
Meneer en mevrouw Simpson proberen al jaren kinderen te krijgen, maar het lukt niet. Zij raadplegen een klinisch geneticus die enkele testen doet. Eén van de testen liet zien dat meneer Simpson een te laag aantal spermatocyten produceert. Ook de chromosomen zijn bestudeerd. Een testisbiopt laat zien dat de chromosomen van meneer Simpson allen normaal zijn behalve chromosoompaar 12. De figuur laat het normale chromosoom paar van mevrouw Simpson zien alsmede dat van meneer Simpson.Welke chromosomale mutatie heeft plaats gevonden in het chromosoompaar van meneer Simpson?A. Amplificatie.B. Deletie.C. Inversie.D. Translokatie.
21
De recombinatiefrequentie van de genen A en B, A en C en B en C zijn respectievelijk 0.17, 0.10 en 0.07.In welk van onderstaande volgorden zijn de genen in het DNA gelokaliseerd?A. A-B-C.B. A-C-B.C. C-A-B.D. C-B-A.
#PICTURE plaatje5.jpg
22
Een gezin waarvan de vader drager is van een Robertsoniaanse translocatie 45 XY t(14;21) en de moeder een normaal karyogram heeft (46 XX) consulteert de klinisch geneticus omtrent de kans op een kind met Down syndroom.Wat zal de kans op een kind met Down syndroom zijn:A. 1 op 2.B. 1 op 4.C. 1 op 6.D. 1 op 8.
23
Bij welke leeftijd is het op basis van de theorie van Piaget GEEN goed idee om een grote pil doormidden te breken zodat het kind ze makkelijker door kan slikken?A. 0 tot 2 jaar.B. 2 tot 6 jaar.C. 6 tot 11 jaar.D. 11 jaar en ouder.
24
De ouders van Jill denken dat hun dochter hoogbegaafd is.Bij hoeveel kinderen komt dit voor?A. 1.25%B. 2.5%C. 5%D. 10%
#PICTURE plaatje6.jpg
25
Bij de geboorte was de lengte van Anne Spronk 49 cm en woog zij 3000 gram. Na twee maanden was haar lengte met 6,5 cm toegenomen en het gewicht met 1400 gram. Deze gegevens zijn door de arts ingevuld in de groeicurve grafiek.Welke stelling is juist voor de geschatte lengte (58 cm) van Anne toen zij 3 maanden oud was:A. Haar lengte viel binnen het gemiddelde plus of min 1 maal de standaard deviatie.B. Haar lengte viel binnen het gemiddelde plus of min 2 maal de standaard deviatie.#PICTURE plaatje7.jpg
26
Elke weefselcel heeft zijn eigen karakteristiek beeld. In de figuur zijn 5 cellen gemarkeerd.Welke van de 5 cellen stelt een botcel voor?A. Cel A.B. Cel B.C. Cel C.D. Cel D.E. Cel E.
#PICTURE plaatje8.jpg
27
De figuur laat vier uitvergrotingen van een licht microscopische coupe van een epifysair schijf zien.Welk beeld laat de botvormingszone zien?A. Afbeelding A.B. Afbeelding B.C. Afbeelding C.D. Afbeelding D.
28
Botweefsel is opgebouwd uit cellen en extracellulaire matrix.Welke van deze cellen in een bot ontstaat door fusie van voorloper cellen van monocyten?A. Osteoblast.B. Osteoclast.C. Osteocyte.
#PICTURE plaatje9.jpg
29
De in de afbeelding afgebeelde cel is een:A. Osteoblast.B. Osteoclast.C. Osteocyte.
30
In een volwassen vrouw gebeurt de menstruatie:A. Als de ovulatie gebeurt.B. Als fertilizatie niet heeft plaats gevonden.C. Direct na fertilizatie.
31
Een toename in de vascularisatie van het endometrium gebeurt gerekend vanaf het begin van de een cyclus:A. Gedurende de proliferatieve fase.B. Gedurende de secretoire fase.C. Na de ovulatie.
32
Ovulatie wordt getriggerd door:A. Een afname in de FSH spiegel.B. Een afname in de LH spiegel.C. een toename in de FSH spiegel.D. Een toename in de LH spiegel.
33
De huid heeft meerdere mechanische eigenschappen zoals trekkracht, elasticiteit en compressie.Welk van de volgende moleculen is grotendeels verantwoordelijk voor het opvangen van compressie.A. Collagenen.B. Elastines.C. Laminines.D. Proteoglycanen.
#PICTURE plaatje10.jpg
34
Jan leest graag overzichtsartikelen in Nature Reviews. In een artikel uit 2006 komt hij deze afbeelding tegen.Deze afbeelding beschrijft het proces van?A. Eiwit afbraak.B. Eiwit translocatie.C. Receptor mediated endocytose.
#PICTURE plaatje11.jpg
35
Benoem de structuur die is aangegeven met een pijl:A. Bloedvat.B. Haarfollikel.C. Talgklier.D. Zweetklier.
36
In solide tumoren worden vaak mutaties in het p53 gen aangetroffen, die het genproduct inactiveren. Het eiwitniveau van p53 in deze tumorcellen wordt vergeleken met dat van normale cellen.In het merendeel van de gevallen is het eiwitniveau van p53 in deze tumoren ten opzichte van normaal?A. Verhoogd.B. Verlaagd.C. Gelijk.
37
Een belangrijk tumorsuppressorgen, dat gemuteerd is in meer dan 50% van alle kankers, is:A. Cycline D.B. Een centomeer.C. Een oncogen.D. p53.
38
Wat betreft hun telomerase activiteit lijken de kanker cellen het meest op welk celtype?A. Geslachtscellen.B. Kraakbeencellen.C. Rode bloed cellen.D. Spiercellen.
39
De Nederlandse bevolking wordt gemiddeld steeds ouder.De gestegen levensverwachting van de bevolking is vooral verkregen door verbetering van:A. Chirurgische technieken.B. Diagnostiek van ziektes.C. Maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid.D. Medicatie voor veel voorkomende aandoeningen.
40
Een poging om veroudering te verklaren wordt gevonden in de evolutie theorie.In de disposable soma theorie wordt gesteld dat sommige genen worden geselecteerd op:A. Het ontbreken van ongunstig effect laat in het leven.B. Het regelen van een lang leven.C. Het verzorgen van reproductie.D. Een gunstig effect vroeg in het leven.
41
De vrije radicalen theorie van veroudering heeft vooral veel gemeen met een andere theorie van veroudering.Deze theorie is de:A. Inflammatie theorie.B. Mitochondriële theorie.C. Neuro-endocrine theorie.D. Telomeer theorie.
42
Met betrekking tot de telomeer theorie is een van de onderstaande uitspraken niet juist:A. Bij normale veroudering worden de telomeren korter.B. Het verlies van telomeren verklaart het "Hayflick" fenomeen.C. In onsterfelijke cellijnen is het telomerase verloren gegaan.
D. Telomeren stabiliseren het chromosoom zodat het niet voortijdig wordt afgebroken.
43
De immunologische theorie van veroudering ziet een centrale rol in het verouderingsproces voor de:A. Biologische klok.B. Biosynthese en turnover van eiwitten.C. Chronische inflammatie.D. Energie huishouding.
44
Succesvol verouderen is vooral niet goed mogelijk zonder een van de volgende factoren:A. Adaptatie vermogen. B. Goede fysieke conditie.C. Productiviteit.D. Sociale activiteit.
#PICTURE plaatje12.jpg
45
In het gynaecologisch onderzoek kan de HA/gynaecoloog of dermatoloog een direct preparaat maken. Dit type wordt tijdens of direct aansluitend aan het consult bekeken.Het preparaat wordt gemaakt door een kleine hoeveelheid fysiologisch zout te mengen met het lichaamsmateriaal, in dit geval fluor vaginalis.In de afbeelding ziet u een microscopisch beeld bij objectief 40x en oculair 10x.Benoem de structuren aangegeven met de pijlen.A. Bacteriën.B. Epitheelcellen.C. Erythrocyten.D. Leucocyten.
#PICTURE plaatje13.jpg
46
Bij fysisch diagnostisch onderzoek van de buik wordt gebruik gemaakt van onderstaande onderverdeling in regio's.De regio hypochondriaca wordt in onderstaande afbeelding aangeduid met?A. 1 en 3.B. 4 en 6.C. 5.D. 8.
47
Bij percussie kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende percussietonen afhankelijk van onderliggend weefsel.Een tympane percussietoon past bij?A. Lever.B. Longen.C. Maag.D. Spieren.
48
Welk aspect van een oppervlakkig gelegen tumoris het beste met de handrug te onderzoeken?
A. Beweeglijkheid.B. Consistentie.C. Fluctuatie.D. Temperatuur.
49
Op zoek naar de oorzaken van de verspreiding van de cholera voerde de Engelse arts John Snow (1813 -1858) in de negentiende eeuw een van de eerste moderne epidemiologische studies uit.Hij stelde de oorzaak van de epidemie vast door:A. De sterfte en het klimaat in London met elkaar in verband te brengen.B. De vaststelling dat stadswijken met verschillende drinkwaterbronnen ook verschillende sterftepercentages hadden.C. Een bacteriologische analyse van het drinkwater in verschillende stadswijken.
50
Gedurende de twintigste eeuw maakte in het medisch-wetenschappelijk onderzoek het observeren van individuele patiënten steeds meer plaats voor de systematische toepassing van statistisch onderzoek van grote groepen patiënten.Wanneet werd de 'Controlled clinical trial' de standaard in het medisch-wetenschappelijk onderzoek?A. In de jaren tachtig van de 20e eeuw.B. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw.C. In het midden van de jaren vijftig van de twintigste eeuw.
51
Bij niet-kleincellige longkanker wordt de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid, uitgedrukt in het stadium van longkanker: I - IV. In stadium I zijn er geen uitzaaiingen, in stadium II alleen uitzaaiingen in de lymfeklieren in de longen, in stadium III uitzaaiingen in de lymfeklieren tussen beide longen en in stadium IV zijn er uitzaaiingen in andere organen.Op welk meetniveau is deze variabele (stadium van longkanker) gemeten?A. Nominaal.B. Ordinaal.C. Interval.D. Ratio.
52
In een studie naar het effect van een dieet op het lichaamsgewicht is de lengte en gewicht van deelnemers gemeten. De onderzoeker gebruikt zowel lichaamsgewicht in kg, als BMI (body mass index = gewicht in kg / (lengte in meter)2) in kg/m2 als uitkomstvariabele. Deze variabelen zijn op bepaalde meetniveaus gemeten.Welke meetniveaus zijn dit?
A. Lichaamsgewicht: interval, BMI: ordinaal.B. Lichaamsgewicht: interval, BMI: interval.C. Lichaamsgewicht: ratio, BMI: interval.D. Lichaamsgewicht: ratio, BMI: ratio.
53
Een onderzoeker wilt weten of een gemiddelde waarde geschikt is als centrummaat bij elk meetniveau, dat wil zeggen of een gemiddelde waarde berekend en correct geïnterpreteerd kan worden als de variabele gemeten is op een nominale, ordinale, interval of ratio niveau.Bij welk meetniveau is een gemiddelde waarde geschikt?A. Nominaal: geschikt, Ordinaal: geschikt, Interval: geschikt, Ratio: geschikt.B. Nominaal: ongeschikt, Ordinaal: geschikt, Interval: geschikt, Ratio: geschikt.C. Nominaal: ongeschikt, Ordinaal: ongeschikt, Interval: geschikt, Ratio: geschikt.D. Nominaal: ongeschikt, Ordinaal: ongeschikt, Interval: ongeschikt, Ratio: geschikt.
#PICTURE plaatje14.jpg
54
Klik op bovenstaande image-knop.In een studie wordt gekeken naar de ligduur van een patiënt na een kleine operatie, dat wil zeggen het aantal dagen dat een patiënt in het ziekenhuis ligt na een kleine operatie. Het blijkt dat de meeste patiënten binnen een week het ziekenhuis hadden verlaten en dat er slechts enkele patiënten een langere tot veel langere ligduur hadden. De verdeling van ligduur is in de figuur weergegeven.Hoe wordt zo'n verdeling genoemd?A. Links-scheef.B. Normaal.C. Rechts-scheef.D. Symmetrisch.vraag 55 t/m 59 horen bij elkaar55
Bij welk van onderstaande processen in de collageen synstese hoort het compartiment cytoplasma:A. afsplitsing signaal peptide;B. afsplitsing van N-propeptide;C. ribosoom binding;D. splicing;
E. vorming van zwavelbruggen;
56
Bij welk van onderstaande processen in de collageen synstese hoort het compartiment endoplasmatische reticulum:A. afsplitsing signaal peptide;B. afsplitsing van N-propeptide;C. ribosoom binding;D. splicing;E. vorming van zwavelbruggen;
57
Bij welk van onderstaande processen in de collageen synstese hoort het compartiment extracellulaire matrix:A. afsplitsing signaal peptide;B. afsplitsing van N-propeptide;C. ribosoom binding;D. splicing;E. vorming van zwavelbruggen;
58
Bij welk van onderstaande processen in de collageen synstese hoort het compartiment Golgi apparaat:A. afsplitsing signaal peptide;B. afsplitsing van N-propeptide;C. ribosoom binding;D. splicing;E. vorming van zwavelbruggen;
59
Bij welk van onderstaande processen in de collageen synstese hoort het compartiment kern:A. afsplitsing signaal peptide;B. afsplitsing van N-propeptide;C. ribosoom binding;D. splicing;E. vorming van zwavelbruggen;
vraag 60 t/m 68 horen bij elkaar#PICTURE plaatje18.jpg
60
De afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 1?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
61
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 2?
A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
62
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 3?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
63
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 4?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
64
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 5?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8
D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
65
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 6?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
66
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 7?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
67
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 8?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8
G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
68
Vervolg van vorige vraagDe afbeelding toont het proces van apoptose waarbij enkele termen zijn vervangen door cijfers (1 t/m 9)Welk van onderstaande termen hoort bij cijfer 9 in de figuur?A. ApotoseB. Actief caspase 3/7C. Actief caspase 8D. Actief caspase 9E. Caspase 3/7F. Procaspase 8G. Procaspase 9H. ReceptorI. Bcl2
vraag 69 t/m 77 horen bij elkaar#PICTURE plaatje15.jpg
69
Drie antwoorden zijn gegeven:1. = Non-proliferating Cell7. = proliferating cell12. = expression of S-phase genes activated
Welke term hoort bij het cijfer 2 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
70
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 3 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2F
D. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
71
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 4 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
72
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 5 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
73
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 6 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibited
G. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
74
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 8 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
75
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 9 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
76
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 10 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
77
Vervolg vorige vraag.Welke term hoort bij het cijfer 11 in de figuur?A. active p16B. active RbC. active E2FD. active protein kinase complexE. E2FF. Expression of S-phase genes inhibitedG. inactive RbH. inactive protein kinaseI. p16 inactive or absent
vraag 78 t/m 80 horen bij elkaar#PICTURE plaatje16.jpg
78
Welk stadium van follikel rijping aangegeven in figuur 2 hoort bij letter A in figuur 1.A. 1B. 2C. 3
79Vervolg vorige vraag.Welk stadium van follikel rijping aangegeven in figuur 2 hoort bij letter B in figuur 1.A. 1B. 2C. 3
80
Vervolg vorige vraag.Welk stadium van follikel rijping aangegeven in figuur 2 hoort bij letter C in figuur 1.A. 1B. 2C. 3
vraag 80 t/m 87 horen bij elkaar#PICTURE plaatje16.jpg
81
Welke onderstaande term hoort bij cijfer 1 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
82
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 2 uit figuur 1?A. Developping follicle
B. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
83
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 3 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
84
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 4 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
85
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 5 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron86
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 6 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phase
E. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
87
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 7 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
88
Vervolg vorige vraag.Welke onderstaande term hoort bij cijfer 8 uit figuur 1?A. Developping follicleB. Early and regressing corpus luteumC. EstrogenD. Follicular phaseE. Mature FolicleF. Luteal phaseG. OvulationH. Progesteron
vraag 89 t/m 93 horen bij elkaar#PICTURE plaatje17.jpg
89
Het bovenste deel van de figuur toont een serie afbeeldingen (a t/m f)
Hieronder staat een lijst termen (1 t/m 6):
blastocyste (1)tweecellig embryo (2)morula(3)oocyte (4)spermium (5)zygote (6)
Het onderste deel van de figuur toont een schema. Dit vertegenwoordigt de opeenvolgende stappen in de ontwikkeling van een embryo. Voor de duidelijkheid is één juiste combinatie al ingevuld. Welke combinatie van cijfer en letter hoort achter II te staan?A. 3AB. 3DC. 4AD. 4D
90
Vervolg vorige vraag.Welke combinatie van cijfer en letter hoort achter III te staan?A. 4BB. 4EC. 6BD. 6E
91
Vervolg vorige vraag.Welke combinatie van cijfer en letter hoort achter IV te staan?A. 2EB. 2BC. 6BD. 6E
92
Vervolg vorige vraag.Welke combinatie van cijfer en letter hoort achter V te staan?A. 3CB. 3DC. 4CD. 4D93
Vervolg vorige vraag.Welke combinatie van cijfer en letter hoort achter VI te staan?A. 1CB. 1DC. 3C
D. 3D