nienkeab123.files.wordpress.com · Web viewAls je zelf niet pest maar je staat er wel bij te...

Naam: Nienke BosStageschool: De Zuidwesthoek Groep 3 en 4, 31 kinderenCursusnummer: CU06720Jaar: Semester 1, 2013/2014

InhoudHoofdstuk 1............................................................................................................................................3

Situatie van de school.........................................................................................................................3

Analyse van de klas.............................................................................................................................3

Diepte interview.................................................................................................................................3

Hoofdstuk 2............................................................................................................................................5

Theorie...............................................................................................................................................5

LEVO Lessenserie....................................................................................................................................7

Voorbereiding les 1............................................................................................................................7

WPA les 1.........................................................................................................................................11

Reflectie les 1...................................................................................................................................14

WPA les 2.........................................................................................................................................20

Reflectie les 2...................................................................................................................................23

Voorbereiding les 3..........................................................................................................................24

WPA les 3.........................................................................................................................................29

Reflectie les 3...................................................................................................................................32

Hoofdstuk 1

Situatie van de school

De school waar ik mijn LIO stage uitvoer is De Zuidwesthoek in Goes. De Zuidwesthoek is een openbare basisschool en maakt deel uit van de brede school De Symfonie. Naast De Zuidwesthoek is er ook een christelijke basisschool gevestigd in het gebouw, namelijk De Beatrixschool. Binnen het gebouw zijn ook de kinderopvang, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang van Stichting De Bevelanden gevestigd. De meeste kinderen die naar De Zuidwesthoek komen, wonen in de wijken Goes-West en Goes-Zuid.

De school telt ongeveer 200 leerlingen. De klassen zijn als volgt ingedeeld: groep 1 (aanvang groep), groep 1/2, groep 3/4, groep 4/5, groep 6, groep 6/7, groep 7/8, groep 8. Ik loop stage in de groep 3/4, deze groep bestaat uit 31 leerlingen. 22 leerlingen in groep 3 en 9 leerlingen in groep 4.

Analyse van de klas

Er is binnen mijn stageklas weinig verschil als het gaat om religieuze achtergrond. De kinderen krijgen iedere week HVO of godsdienst, waar de ouders van tevoren een keuze voor hebben gemaakt. Er is een jongen in de klas die moslim is.

Keuze HVO/godsdienst

HVOgodsdienst

Diepte interview

Mag je altijd mee doen met een ander?

- Waarom wel/niet?- Hoe voelt dat als je niet mee mag doen met een ander?- Wat zouden we kunnen doen zodat je wel mee kan spelen?

Is het erg als je ergens anders over denkt dan een ander?

- Waarom wel/niet?

- Hoe zou je dit kunnen vertellen dat je iets anders vindt?

Is er wel eens ruzie in de klas?

- Hoe komt dit dan?- Is ruzie erg? Waarom wel/niet?- Wat kun je doen om het samen goed te maken?

Samen met de leerkracht heb ik besloten om een lessenserie te maken over plagen en pesten. Wat is het verschil tussen plagen en pesten? We hebben hier voor gekozen omdat er binnen groep 4, soms kinderen worden buitengesloten. De ene keer mogen kinderen wel mee doen en de andere keer weer niet. Daarom heb ik besloten om dit onderwerp te behandelen.

Ook wanneer ik de kinderen vraag hoe het gaat in de klas door middel van de vragen die ik hiervoor heb beschreven, komt er ook een antwoord dat sommige kinderen niet altijd mee mogen doen. Wat ook opviel, niet alleen in het interview maar ook in de klas tijdens het werken, is het feit dat er tegen het ene kind wordt gezegd dat diegene niet mee mag doen maar een ander kind mag daarna wel mee doen. Dit zorgt voor wrijvingen tussen de leerlingen en zorgt er ook voor dat een aantal kinderen zich buitengesloten voelen.

Het was voor mij dus belangrijk om een lessenserie op te zetten waarin de onderwerpen behandeld werden die actueel zijn voor de kinderen. Daarom heb ik het onderwerp pesten en plagen gekozen.

Hoofdstuk 2

Theorie

Het woord pesten hoor je helaas erg vaak. Kinderen kunnen vaak zeggen dat ze gepest worden, maar is het pesten of is het plagen? Wat is het verschil en wat kun je er tegen doen?

Pesten is iets anders dan plagen. Plagen gebeurt tussen ongeveer gelijkwaardige of even sterke partners en gebeurt naar beide kanten, dus er is niet een plager en een geplaagde maar de kinderen plagen elkaar. En beide partijen zien het plagen vaak meer als een spel of een lolletje. De bedoelingen van het kind dat plaagt, zijn niet slecht, al kan een plagerij soms best even pijn doen. Bij pesten daarentegen is er sprake van een ongelijke machtsverhouding. De pester heeft macht over het kind dat gepest wordt. De pester heeft - bewust dan wel onbewust - de bedoeling om zijn slachtoffer te kwetsen. Kinderen kunnen elkaar om vele redenen pesten. Dit kunnen lichamelijke kenmerken zijn zoals een wijnvlek, gezet zijn, een donkere huidkleur hebben etcetera. Maar ook dingen als een accent, goed of juist slecht kunnen leren of verlegen zijn kunnen leiden tot pestgedrag. Er zijn vele verschillende eigenschappen waarmee kinderen gepest kunnen worden. http://www.opvoedadvies.nl/pesten.htm

Plagen PestenGebeurt onbezonnen of spontaan. Gebeurt met opzet: de pestkop weet vooraf wie hij of zij

zal pesten, op welke manier en wanneer.Heeft geen kwade bijbedoelingen. Wil iemand bewust kwetsen of kleineren.Duurt niet lang, gebeurt niet vaak en is onregelmatig. Kan lang blijven duren, gebeurt meer dan eens, is

systematisch. Houdt niet vanzelf op na een poosje.Speelt zich af tussen "gelijken". De strijd is ongelijk: de pestkop heeft altijd de

bovenhand: De pestkop voelt zich zo machtig als het slachtoffer zich machteloos voelt.

Is meestal te verdragen of zelfs plezierig, maar het kan ook kwetsend of agressief zijn.

De pestkop heeft geen positieve bedoelingen wil pijn doen, vernielen of kwetsend.

Meestal één tegen één. Meestal een groep (pestkop, meelopers en supporters) tegenover één geïsoleerd slachtoffer.

De rollen liggen niet vast: nu eens plaagt de ene, dan de andere.

Heeft een vaste structuur. De pestkoppen zijn meestal dezelfde, de slachtoffers ook. Als de slachtoffers wegvallen, kan de pestkop wel op zoek gaan naar een ander slachtoffer.

De pijn, lichamelijk of geestelijk, is draaglijk en van korte duur. Soms wordt ze als prettig ervaren (plagen is kusjes vragen!).

Als er niet op tijd wordt ingegrepen, kunnen de lichamelijk en geestelijke gevolgen ingrijpend zijn en lang nawerken.

De relaties worden na het plagen meteen hervat. Het is niet makkelijk om na het pesten een evenwichtige relatie te vinden; het herstel gaat moeilijk en traag.

Het geplaagde kind blijft een volwaardig lid van de groep. Het gepeste kind is geïsoleerd, voelt zich eenzaam en voelt dat het niet meer bij de groep hoort.

De groep lijdt niet onder plagerijen of vindt nadien meteen haar draai terug.

De groep lijdt onder een dreigend, onveilig gevoel. Iedereen is angstig, de kinderen vertrouwen elkaar niet meer, ze zijn niet erg open of spontaan er zijn weinig echte vriendjes in de groep.

http://www.vredeseducatie.nl/pesten/plagen.htm

Wat belangrijk is voor de kinderen om goed te weten, is het feit dat ze naar je toe kunnen komen om over dingen te praten die ze dwars zitten, bijvoorbeeld dat ze gepest worden en hier last van hebben. Wat hier dan belangrijk is, is dat er een goede band tussen de leerkracht en de klas is ontstaan zodat de kinderen je vertrouwen.

http://www.vredeseducatie.nl/pesten/plagen.htm

http://www.opvoedadvies.nl/pesten.htm

Op de site hoedoe.nl, schrijft Cindy Kamstra een stuk over pesten en hoe je er als leerkracht mee om moet gaan. Ze benoemt dat het belangrijk is om het verschil tussen pesten en plagen te weten, dus wanneer je door hebt dat het langer doorgaat, dat het dan om pesten gaat en niet meer om plagen. Het is ook belangrijk om je ogen open te houden en de signalen op te vangen van de gepeste. Je kunt soms aan een leerling zien of deze gepest wordt, het kind wordt bijvoorbeeld teruggetrokken of de schoolresultaten gaan achteruit. Wat ook een goed signaal was, die ik las, of er regelmatig spullen verdwijnen van dezelfde leerling of kapot gaan. Nadat je hebt gesignaleerd dat het kind gepest wordt, is het belangrijk om met dit kind het gesprek aan te gaan. Er wordt beschreven dat het goed is om met het kind te praten en dat je er achter moet komen hoe het kind gepest wordt en wie de pestkoppen zijn. Wat hier van belang is, is dat het kind geen namen hoeft te noemen. Het benadrukken van dat je te vertrouwen bent en dit nakomt is ook belangrijk. Op de site www.pestweb.nl staan verschillende aanpakken die je als leerkracht kunt toepassen wanneer een kind in je klas gepest wordt. Wat ook nog wordt geschreven door Cindy Kamstra is dat voorkomen beter is dan genezen. Het is dus belangrijk om al vroeg in je klas te beginnen over dit onderwerp en samen regels en afspraken over dit onderwerp op te stellen, bijvoorbeeld door middel van ene antipestprotocol. http://www.hoedoe.nl/maatschappij/samenleving/hoe-ga-ik-als-leerkracht-om-met-pesten-op-school

http://www.hoedoe.nl/maatschappij/samenleving/hoe-ga-ik-als-leerkracht-om-met-pesten-op-school

http://www.hoedoe.nl/maatschappij/samenleving/hoe-ga-ik-als-leerkracht-om-met-pesten-op-school

http://www.pestweb.nl/

LEVO Lessenserie

Voorbereiding les 1

Opleiding tot leraar Basisonderwijs

Student(e): Nienke BosStageschool: De Zuidwesthoek Groep: 3/4 Datum: 4-11-13Groepsmentor: Ilse Parsowa en Conny BomWpa-f les ko-fase:Beginsituatie: De kinderen hebben al gewerkt met het thema regels en afspraken. In de klas zijn we nog niet verder ingegaan op het thema pesten, wel op het mee mogen doen met spelen binnen en buiten. De zwakkere kinderen weten wat pesten is. De gemiddelde kinderen weten wanneer er gepest wordt en wanneer er geplaagd wordt. De sterke kinderen kunnen zich inleven als gepeste.Doelstellingen Les: De zwakkere kinderen kunnen verwoorden wat pesten is. De gemiddelde kinderen kunnen hoe het voelt voor een gepeste, ze kunnen zich in deze situatie verplaatsen en wat je kunt doen om het pesten tegen te gaan.De sterke kinderen kunnen verwoorden waarom het meedoen net zo erg is als het zelf pesten. Persoonlijke doelstellingen voor de student: Ik zorg voor een veilige sfeer waarin iedere leerling zich op zijn gemak voelt om te durven praten over dit onderwerp. Ik zorg voor een gestructureerde leeromgeving waarin respectvol gedrag centraal staat. Ik ben duidelijk in het feit dat ieder kind een andere mening mag hebben. Gebruikte bronnen: Kijk en beleef ‘plagen’ http://www.123lesidee.nl/files/pesten_leerkrachtenbundel.pdf http://wonderwhy.nl/pesten.html Wat doen de kinderen? Timing: Wat doe ik? Hoe organiseer ik dat?

http://wonderwhy.nl/pesten.html

http://www.123lesidee.nl/files/pesten_leerkrachtenbundel.pdf

Halte Extra zorg Leer/hulpmiddelen


Inleiding:

- De kinderen luisteren naar wat ik vertel en naar het verhaal.

5 min.

Inleiding:

- Ik vertel de kinderen dat ik een verhaal heb gelezen wat ik ook graag aan de kinderen wil vertellen. Het is belangrijk dat ze goed luisteren omdat ik er straks vragen over ga stellen, dit vertel ik de kinderen dan ook.

- Ik vertel dat het over een jongetje gaat die Berend heet en een meisje wat Floortje heet. Deze kinderen zitten bij elkaar in de klas.

- Ik lees het verhaal voor.

Inleiding:

- Ik toon enthousiasme en nieuwsgierigheid door te vertellen dat ik graag iets aan de kinderen wil vertellen.

- Ik vertel de kinderen dat wanneer ik iets vertel dat de rest van de klas stil is.

- Door middel van het verhaal worden de kinderen tegemoet gekomen in de belevingswereld.

Kern:

- De kinderen vertellen over het verhaal.

- De kinderen leggen uit wat het verschil tussen pesten en plagen is.

10 min.

Kern:

- Ik vraag aan de kinderen na het verhaal wat er gebeurde. Was het grapje van Floortje een leuk grapje? Wat zegt Berend erover? Wat zou jij tegen Floortje willen zeggen?

- Wat doet Floortje? Pesten of plagen? Wat is pesten en wat is plagen? Ik laat de kinderen aan het woord, ik vraag door zodat de mening duidelijk naar voren komt.

Kern:

- Ik probeer door middel van door te vragen verder discussie tussen de kinderen uit te lokken.

- Ik wijs de kinderen erop dat we luisteren naar elkaar en wanneer we iets willen zeggen dat we onze vinger opsteken zodat we niet door elkaar heen praten.


- De kinderen bedenken waarom kinderen gepest worden en geven hun mening hierover.

- De kinderen proberen zich in de gepeste te verplaatsen. Hoe zou ik me voelen als ik gepest zou worden.

- De kinderen bedenken wat je kunt doen om het op te lossen en vertellen of het netz o erg is als meeloper als dat je pest.

- Waarom pesten sommige kinderen andere kinderen? Heb je wel eens gepest, hoe voelde dat?

- Hoe voelen de kinderen zich die gepest worden? Ben je wel eens gepest? Hoe voelde dat?

- Als je zelf niet pest maar je staat er wel bij te kijken, ben je dan aan het pesten of niet? Is dit net zo erg als pesten?

- Wat kun je doen om het voor degene die gepest wordt op te lossen? Wat kan de gepeste doen om het op te lossen?

Verwerking / afsluiting

- De kinderen bedenken samen hoe we in de klas niet hoeven te pesten.

- De kinderen geven aan wat ook alweer het verschil is tussen pesten

5 min.

Verwerking / afsluiting:

- Wat kunnen wij in onze klas doen zodat er niet gepest wordt? Hulp vragen, elkaar helpen.

- Ik vertel de kinderen dat ik een aantal voorbeelden heb waarin er gepest of geplaagd wordt. Wanneer was het ook alweer pesten en plagen?


- Door de kinderen met elkaar in gesprek te laten gaan komen we samen tot een mening.

en plagen. - De kinderen geven aan

wanneer het pesten is en wanneer het plagen is. Ze proberen ook te vertellen waarom.

- Wanneer een kind zijn haar heeft geknipt en iemand uit de klas ziet dat het stekeltjes zijn. Dit kind noemt het kind met de stekeltjes een egel en lacht erom. Het kind met de stekeltjes kan er niet om lachen, is dit pesten of plagen?

- Als je samen met een aantal kinderen verstoppertje aan het spelen bent en een van de kinderen laat je schrikken wanneer jij aan de beurt bent om te zoeken. Is dit pesten of plagen?

- Ik laat de kinderen uitleggen waarom ze een bepaalde keuze hebben gemaakt. Kunnen ze hun mening uitleggen? Wanneer ze dit moeilijk vinden help ik ze op weg met het geven van hun mening.

WPA les 1

Reflectie les 1

Fase 1Ik wilde bereiken door middel van een verhaal dat de kinderen erachter zouden komen wat het verschil is tussen plagen en pesten. In het verhaal ging het over een meisje die af en toe grapjes uithaalt met verschillende klasgenoten. Sommige klasgenoten vinden een aantal grapjes niet grappig. De kinderen konden door middel van het verhaal vertellen waarom een grapje wel grappig was en sommige grappen niet grappig waren. Ook wilde ik bereiken dat de kinderen zelf gingen nadenken of ze zich ook wel eens gepest of geplaagd hebben gevoeld en wat het verschil hier tussen was. Waar ik in deze les op wilde letten was het feit dat de sfeer in de klas goed moest zijn zodat de kinderen gewoon konden vertellen. Ook wilde ik ervoor zorgen dat de kinderen realiseerden dat ik als leerkracht hun verhaal begreep en ook luisterde. Ik wilde uitproberen om een gesprek aan te gaan over plagen en pesten in deze groep en ik wilde ervoor zorgen dat de kinderen naar elkaar luisterden, wat best lastig is met 31 kinderen in de groep.

Fase 2De kinderen waren erg enthousiast over het boek en het verhaal over Floortje. Ze konden zich er wel in vinden. Wat ik wel merkte is dat de aandacht langzaam minder werd wanneer we verder gingen met een gesprek. Ik wilde ervoor zorgen dat het duidelijk werd dat er een verschil zit in pesten en plagen en dat ook niet ieder grapje leuk is voor iemand, ook al vind je het zelf wel grappig. Ik las een verhaal voor over een meisje die grapjes uithaalt met klasgenoten maar de klasgenoten vinden het niet altijd even grappig. Ik vond dat de les wel goed verliep maar dat ik er meer uitdaging in had kunnen stoppen voor de kinderen. Sommige kinderen vonden het wel interessant om mee te praten en te luisteren maar niet voor iedere leerling was deze les passend. Ook was het wel makkelijk voor sommige kinderen omdat ze verder niet veel hoefden te doen. Ik voelde me goed door het feit dat ik nu beter weet wat ik in de volgende lessen moet verwerken. Ik denk dat een aantal leerlingen de les erg leuk vonden om te discussiëren over wat nou plagen en pesten is, maar dat niet iedere leerling zich hier tegemoet gekomen voelt in zijn behoeften.

Fase 3Door de vragen die ik hierboven heb beantwoord ben ik erachter gekomen dat ik in de volgende lessen iets meer uitdaging moet stoppen. De kinderen vinden het onderwerp wel interessant en voelen zich geroepen om er over te werken maar er moeten dan wel meer uitdagende aspecten in de lessen zitten. Dit betekent nu voor mij dat ik voor de volgende lessen goed moet bedenken wat ik wil bereiken en hoe de kinderen die doelen op een uitdagende manier kunnen bereiken. Het onderwerp pesten is natuurlijk belangrijk op iedere school om over te praten en oplossingen voor te bedenken. De positieve ontdekking is dat de kinderen het onderwerp goed ontvangen en zich er in kunnen vinden. Het probleem wat ik heb ontdekt en waar ik de volgende keer aan ga werken is het feit dat de kinderen meer uitdaging zoeken in zo’n soort les.

Fase 4Ik zou in mijn volgende lessen coöperatieve werkvormen kunnen toepassen zodat de kinderen met elkaar samenwerken en waardoor de les ook dynamischer wordt. Dit heeft als voordeel dat de kinderen meer betrokken worden, dit betekent wel dat ik hier goed over na moet denken hoe ik dat in elkaar ga zetten. Voor de volgende keer neem ik mee dat ik de les dynamischer maak, zodat het voor iedere leerling interessant is en passend.

Voorbereiding les 2


Student(e): Nienke BosStageschool: De Zuidwesthoek Groep: 3/4

Datum: 19-11-13

Groepsmentor: Ilse Parsowa en Conny Bom

Wpa-s les ko-fase: 2

Beginsituatie:

De zwakkere kinderen hebben in de vorige lessen geleerd wat het verschil is tussen pesten en plagen en kennis gemaakt met het begrip vriendschappen. Ze hebben samengewerkt om een vertelplaat in te kleuren.

De gemiddelde kinderen hebben in de vorige lessen kennis gemaakt met het begrip vriendschappen. Ze hebben geleerd om elkaar de beurt te geven om antwoord te geven en elkaars opdrachten op te volgen.

De sterkere kinderen hebben laten zien dat ze ‘zelfstandig’ kunnen samenwerken en naar elkaar kunnen luisteren door om de beurt een opdracht te geven en op te volgen voor het inkleuren van de vertelplaat.


Doelstellingen Les:

De zwakkere kinderen kunnen aan het einde van de les door samen te werken aangeven wat buitensluiten is en kunnen uitleggen waarom dit een vervelend gevoel geeft, ze kunnen een positieve karaktereigenschap benoemen over een bepaald persoon in hun omgeving aan het kind wat tegenover hen staat.

De gemiddelde kinderen kunnen aan het einde van de les uitleggen wat een karakter is en enkele karaktereigenschappen noemen, ze kunnen een positief karaktereigenschap benoemen over een speciaal persoon in hun omgeving aan het kind wat tegenover hen staat en uitleggen.

De sterkere kinderen kunnen aan het einde van de les laten zien dat ze kunnen aangeven wat een persoon uit hun omgeving speciaal maakt en uitleggen waarom ze dit vinden aan het kind wat tegenover hen staat.

De kinderen werken individueel, in heterogene groepen en klassikaal.

Persoonlijke doelstellingen voor de student: Ik zorg ervoor dat de kinderen worden uitgedaagd omdat zij veel aan het woord zijn en niet ik. Ik stimuleer dit en het samenwerken door gebruik te maken van coöperatieve werkvormen. Ik zorg voor een gestructureerde leeromgeving waarin respectvol gedrag centraal staat, door consequentie wil ik dit behouden. Door conflicten uit te praten, zorg ik ervoor dat er geen spanningen heersen en dat dingen waar kinderen mee zitten besproken worden.

Gebruikte bronnen: Leeslijn, Taalmap.

Wat doen de kinderen? Timing: Wat doe ik? Hoe organiseer ik dat?

Inleiding:

- De voorkennis van de kinderen wordt geactiveerd door de activiteit stijgen/dalen.

- De kinderen luisteren naar het verhaal.

- De kinderen luisteren naar wat ik vertel, denken na over het

10 min.

Inleiding:

-- Ik activeer de voorkennis van de kinderen, door

de activiteit stijgen/dalen.

- Na het activeren van de voorkennis lees ik het verhaal voor.

- Aan het einde van het verhaal zegt Pim dat ze op het nippertje zijn ontsnapt. Waar zijn ze aan

Inleiding:

-- Ik ben kort en duidelijk. - Ik ben consequent in hanteren van regels

en afspraken. - Ik ben enthousiast en nieuwsgierig, ik

daag de kinderen uit om mee te denken.


antwoord op mijn vraag.

- De kinderen luisteren naar de instructie, worden gemotiveerd om mee te denken omdat iedereen het antwoord moet kunnen geven.

- De kinderen overleggen met elkaar.

- Nummers 3 beantwoorden de vraag.

ontsnapt? Jullie krijgen even denktijd om te bedenken waar ze aan ontsnapt zijn.

- Na de denktijd, leg ik aan de kinderen uit dat ze in hun groep de koppen bij elkaar moeten zetten, moeten zorgen dat iedereen straks weet waaraan de jongens zijn ontsnapt. Ik benadruk dat ik straks een nummer noem en dat het antwoord dan gegeven moet worden door het kind wat dit nummer heeft.

- De kinderen steken hun koppen bij elkaar.

- Ik laat de nummers 3 aan het woord komen om een antwoord te geven.

- (Leerling gestuurd)

- Bij de groepen waar het niet zo goed lukt om een antwoord te vormen, geef ik hulpvragen: Wat doen de jongens eigenlijk? De meisjes mogen niet meedoen, hoe noem je dat? (Leerkracht gestuurd)

Kern:

- De kinderen bedenken wat buitensluiten is en hoe het voelt.

Kern:

- Ze sluiten de meisjes buiten, is het leuk om buitengesloten te worden? Hoe voelt dat?

- Het is toch veel leuker om vrienden te maken?

Kern:

- Ik ben kort en duidelijk. - Ik ben consequent in hanteren van regels


daag de kinderen uit om mee te denken. - (leerkracht gestuurd)


- De kinderen bedenken wat je karakter is.

- De kinderen proberen uit te leggen waarom Jan in het verhaal heel dapper is.

- De kinderen krijgen verschillende eigenschappen te horen waarvan er plaatjes staan op het smartboard, hierdoor wordt het visueel voor de kinderen.

5 min. - Als je nieuwe mensen leert kennen zijn ze

nieuwsgierig naar je karakter. Wie weet wat je karakter is?

- Jan is in het verhaal heel dapper, wat betekent dapper?

- Ik benoem verschillende karaktereigenschappen: vriendelijk, brutaal, eerlijk, verstandig, behulpzaam, dapper, geduldig.

- Ik laat de kinderen in groepjes karaktereigenschappen bepalen met behulp van kaartjes waarop eigenschappen zijn afgebeeld.

- Ik laat de sterkere kinderen helpen wanneer het de andere kinderen niet goed lukt om het te verwoorden. Ik help ook om te vertellen, dat het is hoe je bent.

- Door een aantal eigenschappen te noemen krijgen de kinderen er een beter beeld bij, ook door de plaatjes te laten zien met de eigenschappen op het smartboard.


- De kinderen bedenken of ze iemand kennen die ze heel bijzonder vinden.

- De kinderen bedenken waarom ze deze

25 min.


- Ik vraag de kinderen of ze misschien ook iemand kennen die heel dapper is. Of misschien wel heel lief, waarom is je moeder bijvoorbeeld zo lief?

- Ik geef de kinderen denktijd om iemand te bedenken die heel speciaal voor hen is. Bijvoorbeeld je moeder, of je oom, je beste vriend of misschien wel een nichtje of een




daag de kinderen uit om mee te denken. - Wanneer de kinderen moeite hebben met

bedenken van een speciaal persoon, help ik mee te denken, ken je iemand die heel lief is, of die je altijd wilt helpen?

persoon bijzonder vinden.

- De kinderen gaan binnen 1 minuut aan elkaar vertellen welke persoon ze bijzonder vinden en waarom.

- De kinderen vertellen wat degene die tegenover hen staat verteld heeft.

- De kinderen luisteren naar de instructie van de volgende opdracht.

neefje. Waarom is diegene zo bijzonder? Is diegene heel lief, heel dapper of heel geduldig.

- Door middel van tweetalpraat laat ik de kinderen binnen 1 minuut elkaar vertellen waarom zij deze persoon bijzonder vinden. De afspraak wordt gemaakt dat degene die luistert echt luistert, maar als je een vraag wilt stellen mag dat. Ik geef aan dat de grootste mag beginnen. Na 1 minuut wordt er gewisseld.

- Ik controleer of er geluisterd is door de kinderen te vragen over wie degene die tegenover hen staat heeft verteld.

- Ik vertel de kinderen dat we nu deze persoon, waar we over hebben verteld, gaan tekenen op een blad. Aan het einde van de les, wanneer de portretten af zijn, kunnen we onder aan het portret een zin maken waarin we vertellen over diegene die op je papier staat. Voorbeeld: dit is mijn tante Ans, ze is heel lief, ze leert me schaken.

- Ik geef aan dat ze dit met potlood mogen doen, dat de nummers 2 de potjes mogen halen en dat de nummers 4 blaadjes voor hun tafel komen halen.

- Ik bouw de tijd in door middel van de klok op het bord.

- Ik mix de groepjes zo dat een zwakkere leerling samen komt met een sterkere/gemiddelde leerling. Ik laat ze wisselen van stoelen. (leerling gestuurd)

WPA les 2

Reflectie les 2

Fase 1Ik wilde bereiken dat ik de les uitdagender zou maken bijvoorbeeld door het gebruik van coöperatieve werkvormen. Ik wilde erop letten dat het uitdagend was voor iedere leerling. Ik wilde met kaartjes werken om kinderen samen te laten werken en karaktereigenschappen te zoeken. Ook wilde ik ervoor zorgen dat kinderen iemand bedachten die ze bijvoorbeeld heel lief of heel dapper vonden en deze gingen tekenen.

Fase 2Door op het begin de kinderen al uitdagen met een coöperatieve werkvorm, namelijk stijgen en dalen waren de kinderen al gelijk gemotiveerd om mee te doen. Er werd ook een verhaal verteld door mij waardoor de talige kinderen het ook leuk vonden om mee te doen. Door van te voren te zeggen dat ze goed moesten luisteren omdat er later vragen kwamen die ze moesten beantwoorden had ik het idee dat ze dan al beter hun best gingen doen om goed te luisteren. Het werken met de kaartjes ging ook erg goed. Ik heb veel verschillende werkvormen toegepast zodat de kinderen met elkaar moesten samenwerken en van elkaar kunnen leren. Ik heb er voor gezorgd dat de kinderen samen werkten met kinderen waar ze normaal niet veel mee werken, zodat ze niet altijd met dezelfde kinderen werken maar ook eens nieuwe inzichten krijgen. Ik vind dat de les goed verliep, ik het idee dat de kinderen het erg leuk vonden om de opdrachten uit te voeren en ook om samen te werken. Beweging is in deze groep erg belangrijk, daarom startte ik met het stijgen en dalen waar ze even van hun stoel mogen opstaan. Het samenwerken zorgt er ook voor dat de les dynamisch wordt omdat de kinderen constant bezig zijn en aan het werk zijn. Ik voelde me goed omdat de les goed verliep. Ik denk dat de kinderen zich ook goed hebben gevoeld. Ik denk dat ze hebben gedacht dat het erg leuk was om de verschillende opdrachten uit te voeren in verschillende werkvormen.

Fase 3Uit de vorige vragen blijkt dat de les best goed gegaan is. Door het gebruiken van de coöperatieve werkvormen is de les uitdagender geworden voor de kinderen en was de les dynamischer en ook veel leuker om te geven. Daarbij heeft de school een groot aandeel, de school is fanatiek bezig met de coöperatieve werkvormen. Het betekent voor mij dat ik mijn coöperatieve werkvormen veel meer kan toepassen in alle lessen die ik geef en dat het echt zijn vruchten afwerpt binnen de klas. De positieve ontdekking is dus dat de coöperatieve werkvormen mijn lessen echt veel beter maakt en dynamischer. Iets om rekening mee te houden is dat je dan wel erg goed moet bedenken hoe je het gaat inbouwen en bij welke opdrachten je deze vormen wilt inzetten.

Fase 4Hier kan ik in andere lessen ook mijn voordeel mee doen. Het moet wel goed georganiseerd worden, het is voor de kinderen heel erg leuk wanneer je er goed over na hebt gedacht. Het moet wel zinnig zijn. Ik neem me voor de volgende lessen voor dat ik werkvormen toepas die de kinderen erg leuk vinden.

Voorbereiding les 3


Student(e): Nienke BosStageschool: De Zuidwesthoek Groep: 3/4

Datum: 26 november 2013

Groepsmentor: Ilse Parsowa en Conny Bom

Wpa-f les ko-fase:

Beginsituatie:

De zwakkere kinderen weten wat buitensluiten is en kunnen uitleggen waarom dit een vervelend gevoel geeft, ze kunnen een positieve karaktereigenschap benoemen over een bepaald persoon in hun omgeving aan het kind wat tegenover hen staat. Ze weten wat het verschil is tussen pesten en plagen.

De gemiddelde kinderen kunnen uitleggen wat een karakter is en enkele karaktereigenschappen noemen, ze kunnen een positief karaktereigenschap benoemen over een speciaal persoon in hun omgeving en uitleggen. Ze weten wat het verschil is tussen pesten en plagen.

De sterkere kinderen kunnen aangeven wat een persoon uit hun omgeving speciaal maakt en uitleggen waarom ze dit vinden. De kinderen weten wat het verschil is tussen pesten en plagen.


Doelstellingen Les:

De zwakkere kinderen kunnen aan het einde van de les laten zien dat ze verschillende emoties kunnen uitdrukken. Ze kunnen een emotie herkennen bij een ander.

De gemiddelde kinderen kunnen aan het einde van de les laten zien dat ze verschillende emoties zelf kunnen uitdrukken. Ze kunnen een emotie herkennen bij een ander en uitbeelden.

De sterkere kinderen kunnen aan het einde van de les laten zien dat ze verschillende emoties zelf kunnen uitdrukken, ze kunnen ook vertellen wanneer ze zich zo hebben gevoeld. Ook kunnen ze een bepaalde emotie laten zien, zodat een ander dit kan herkennen.

Persoonlijke doelstellingen voor de student: Ik ben enthousiast en uitdagend. Ik ben kort en duidelijk, waardoor de kinderen veel aan het woord komen en de activiteiten kunnen doen.

Gebruikte bronnen: www.jufanke.nl www.slo.nl

Wat doen de kinderen? Timing: Wat doe ik? Hoe organiseer ik dat?

Inleiding:

-- De kinderen activeren

de voorkennis door het stijgen en dalen.

- De kinderen vertellen over buitensluiten, wat is dat?

- De kinderen leven zich in. Vertellen hoe je jezelf dan voelt.

5 min.

Inleiding:

-- Door de activiteit stijgen en dalen blik ik met de

kinderen terug op de vorige les.

- In de vorige les hebben we het gehad over buitensluiten, wat was dat ook alweer?

- Hoe voel jij je dan wanneer je wordt buitengesloten? Wanneer je niet mee mag doen? En hoe komt dit dan, dat je jezelf zo voelt?

- Verdrietig zijn is een gevoel. Gelukkig zijn er

Inleiding:

-- Ik ben kort en duidelijk. - Ik ben consequent in hanteren van regels


daag de kinderen uit om mee te denken. - Ik zorg voor een veilige sfeer in de klas

waarin ieders mening geaccepteerd wordt. Dit doe ik door duidelijk te zijn over dat we naar elkaar luisteren en dat je elkaars mening respecteert.

http://www.slo.nl/

http://www.jufanke.nl/


- De kinderen luisteren. veel meer gevoelens, die niet verdrietig zijn.

Kern:

- De kinderen luisteren naar wat ze moeten doen. Worden uitgedaagd door wat ik vertel.

- De kinderen luisteren naar wat ik vertel.

- De kinderen doen mee aan de activiteit.

- De kinderen keren terug naar hun plaats.

10 min.

Kern:

- Ik vertel de kinderen dat we een reis gaan maken. Niet zomaar een reis, maar een hele bijzondere reis. We gaan een reis maken door Gevoelens land.

- Deze reis gaan we maken met een trein, dus we maken een hele lange trein, door middel van achter elkaar te gaan staan en elkaar schouders vast te pakken. Iedere keer wanneer er gefloten wordt door de achterste persoon (conducteur) in de trein, stopt de voorste persoon (machinist). De conducteur noemt een gevoel en de hele trein beeldt dit gevoel uit.

- Nadat er verschillende gevoelens zijn uitgebeeld (boos, verdrietig, blij, teleurgesteld, moe), laat ik alle kinderen weer terug op hun plek zitten.

- Ik laat de kinderen vertellen welke emoties we allemaal tegen zijn gekomen met de trein. Deze emoties schrijf ik op het bord.

- Ik vraag per emotie, wie zich er zo wel eens

Kern:



daag de kinderen uit om mee te denken.


- De kinderen benoemen de verschillende emoties.

- De kinderen proberen zich in te leven in de verschillende emoties en bedenken wanneer zij zich zo gevoeld hebben of wanneer je jezelf zo kunt voelen.

heeft gevoeld en wanneer. Hoe kan je aan iemand zien dat hij zich zo voelt?


- De kinderen luisteren naar wat ik vertel.

- De kinderen doen mee aan de activiteit. De kinderen worden uitgedaagd door het spelelement.

10 min.


- Ik vertel de kinderen dat we nu een spel gaan spelen met deze gevoelens.

- Ik stuur een van de kinderen naar de gang met de opdracht op een gevoel te bedenken van het bord. Nadat dit is gebeurd komt de leerling terug op zijn plaats zitten, in de tijd dat de leerling van de deur naar zijn plaats loopt beeld hij het gevoel uit die hij had bedacht. De andere kinderen proberen te raden welk gevoel er wordt uitgebeeld. Dit doen we een aantal keer.

- Hierna vraag ik de kinderen, wat we vandaag hebben geleerd. We hebben een aantal




daag de kinderen uit om mee te denken. - Samen met de kinderen maken we

afspraken over hoe iedereen blij kan blijven in de klas.

- De kinderen evalueren op de les.

- De kinderen bedenken wat we kunnen doen om iedereen blij te laten voelen in de klas.

gevoelens leren uitbeelden en gepraat wanneer jij je zo kunt voelen.

- Het is heel fijn om blij te zijn met zijn allen in de klas in plaats van boos of verdrietig. Het is dus belangrijk dat we er samen voor zorgen dat iedereen zichzelf blij voelt. Hoe kunnen we hiervoor zorgen? We kunnen de afspraken op papier schrijven.

WPA les 3

Reflectie les 3

Fase 1Ik wilde bereiken dat de les uitdagend blijft voor de kinderen. Ik wilde er op letten dat de kinderen de les leuk vinden en interessant vinden. Dat de juiste werkvormen op de juiste manier worden gebruikt. Ik wilde uitproberen om er mee door te gaan en ook op andere manieren mijn les dynamisch te maken.

Fase 2Ik heb eerst met de kinderen teruggeblikt op de vorige les. Daarna heb ik de kinderen proberen uit te dagen om over gevoelens te praten, ik heb dat gedaan op een manier waarvan ik vond dat deze wel aansluit bij de belevingswereld van de kinderen. Ik heb ze verteld dat we op reis gingen naar een land, maar niet zomaar een land, namelijk gevoelens land. Op de weg ernaar toe kwamen we allemaal verschillende gevoelens tegen en de kinderen moesten deze ook met zijn allen na doen. Dit was erg leuk. Vervolgens hebben we besproken welke gevoelens we allemaal tegen zijn gekomen op de reis naar gevoelens land. Ik heb de kinderen een emotie laten bedenken en deze voor laten doen voor de klas. Omdat we dit al een keer met zijn allen hadden gedaan was naar mijn mening de drempel lager voor de kinderen om dit voor de klas te doen. Wanneer de leerling een emotie uitbeeldde, moest de rest van de klas raden om welke emotie het ging. Daarna hebben we samen afspraken gemaakt waardoor we als klas ons beter voelen en beter met elkaar kunnen omgaan. Ik wilde bereiken dat de kinderen verschillende emoties leerden kennen en ze ook konden herkennen. Ik heb vooral de les begeleid, de kinderen hebben vooral veel voor gedaan en gepraat. Ik vond dat de les goed verliep, de kinderen vonden de reis naar gevoelens land erg leuk om te doen. Ik voelde me zeker omdat ik het idee kreeg dat het een goede les is geweest. Ik denk dat de leerlingen het ook erg leuk vonden en ik denk ook dat ze erg gemotiveerd waren om mee te doen omdat het aansloot bij de belevingswereld en ze mochten bewegen en er een spelletje in zat.

Fase 3Door verschillende vormen toe te passen in mijn lessen worden de lessen beter en leuker voor de kinderen maar ook voor mij. Ook zijn de opdrachten beter te begrijpen wanneer we eerst dingen samen hebben uitgebeeld wanneer we er een spel van maken. De school staat voor uitdagende lessen. Dit betekent voor mij dat ik er heel veel van heb geleerd en dat ik dit zeker toe ga passen in mijn verdere loopbaan. De positieve ontdekking is dat de kinderen het veel leuker vinden en dat de sfeer er veel beter van wordt. Het worden leuke lesdagen wanneer er een aantal werkvormen in verweven zijn.

Fase 4Deze lessen kan ik meenemen wanneer ik nog eens wil werken met dit onderwerp. Ook kan ik de werkvormen meenemen en de opdrachten die daar bij horen. Het is belangrijk om goed mijn dagen te blijven organiseren zodat ik dagelijks een werkvorm kan gebruiken.

nienkeab123.files.wordpress.com · Web viewAls je zelf niet pest maar je staat er wel bij te...

Documents

Transcript of nienkeab123.files.wordpress.com · Web viewAls je zelf niet pest maar je staat er wel bij te...