fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn...

35

Transcript of fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn...

Page 1: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’
Page 2: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

Henry James

Het echte werk

vertaling: Frank Lekens© 28 maart 2021

Page 3: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

InhoudHet echte werk

IIIIIIIV

NawoordAantekeningen

Page 4: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

Het echte werk

I

Toen de vrouw van de conciërge (zij liep meestal naar de deur als er werd aangescheld) kwam zeggen dat er ‘een heer en een dame’ voor mij waren, dacht ik, zoals zo vaak in die dagen—de wens was de vader van de gedachte—dat die twee geschilderd wilden worden. Dat wilden ze in zekere zin ook, alleen niet in de zin die ik had gehoopt. Maar in eerste aanleg wees niets erop dat ze niet gewoon een portret kwamen bestellen. De heer, een rijzige, kaarsrechte vijftiger met een licht grijzende snor en een donkergrijze overjas die hem als gegoten zat, twee dingen waarvan ik beroepshalve notitie nam—en dan bedoel ik niet als barbier of kleermaker—, was een knappe verschijning waarin ik een beroemdheid had kunnen vermoeden als beroemdheden vaak knap zouden zijn. Maar het was mij al eerder opgevallen dat figuren met een fraaie façade maar zelden, om zo te zeggen, een publiek instituut waren. Een blik op de dame bevestigde deze paradoxale wetmatigheid: ook zij zag er veel te elegant uit om een bekende naam te zijn. Bovendien liep je zelden twee beroemdheden tegelijk tegen het lijf.

Geen van beiden nam onmiddellijk het woord—ze bleven even staan kijken alsof ze elkaar het initiatief gunden. Ze waren zichtbaar verlegen; ze stonden daar en lieten zich door mij bekijken—en later besefte ik dat ze het niet beter hadden kunnen aanpakken. Zo diende hun schaamte hun doel. Ik had wel vaker mensen gezien die zich geneerden om te zeggen dat ze om zoiets vulgairs als een portret van zichzelf kwamen vragen; maar de schroom van deze nieuwe vrienden leek schier onoverkomelijk. De man had natuurlijk kunnen zeggen ‘ik zou graag een portret van mijn vrouw hebben’ en de vrouw ‘ik zou graag een portret van mijn man hebben’. Misschien waren ze niet gehuwd—wat de hele kwestie natuurlijk wat delicater zou maken. Misschien wilden ze samen op één doek worden vereeuwigd—dan hadden ze een derde moeten meebrengen om dat te vertellen.

‘Wij komen van de heer Rivet,’ zei de dame uiteindelijk, en haar flauwe glimlach had het effect van een spons die over een schilderij wordt geveegd om de kleuren op te halen, het was een vage verwijzing naar vergane glorie. Zij was op haar eigen wijze net zo rijzig en recht als haar metgezel en had tien jaar minder te torsen. Ze keek zo droevig als maar mogelijk is voor een vrouw wier gelaat geen uitdrukking vertoont; dat licht getinte ovale masker van haar was verweerd als ieder oppervlak dat aan de elementen is blootgesteld. De tijd had er vrij spel op gehad, maar had haar alleen vereenvoudigd. Ze was slank en stijfjes en zo goed gekleed, in donkerblauwe stof, met flappen en zakken en knopen, dat ze dezelfde kleermaker moest hebben als haar echtgenoot. Het stel had een air van

Page 5: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

welbestede zuinigheid—het was duidelijk dat ze waar voor hun geld wisten te krijgen. Als ze hun geld bij mij kwamen besteden, moest ik opletten dat ik niet te weinig vroeg.

‘O, heeft Claude Rivet mij aanbevolen?’ vroeg ik. En ik zei dat dat heel aardig van hem was, al dacht ik bij mezelf dat het hem niets kostte, want hij schilderde alleen landschappen.

De dame keek strak naar de heer, en die stond mijn atelier te op te nemen. Toen staarde hij even naar de grond en streek over zijn snor, om zijn vriendelijke ogen vervolgens op mij te vestigen met de woorden: ‘Hij vond u de aangewezen man.’

‘Ik doe mijn best, als mensen model willen zitten.’‘Ja, heel graag,’ zei de dame gretig.‘Bedoelt u samen?’Mijn bezoekers keken elkaar even aan. ‘Als u met mij ook iets kunt,

verdubbelt de prijs, neem ik aan,’ stamelde de man.‘Ja, twee figuren kosten natuurlijk meer dan één.’‘We willen wel dat het wat opbrengt,’ bekende hij.‘Dat is heel attent van u,’ zei ik, verrast door die onverwachte

meelevendheid—want ik dacht dat hij het over de opbrengst voor de schilder had.

De dame leek een misverstand te bespeuren. ‘Voor de illustraties, bedoelen we. Meneer Rivet zei dat u er misschien een kon gebruiken.’

‘Gebruiken? Illustraties?’ Nu begreep ik het ook niet meer.‘Een schets van haar, nietwaar,’ zei de man, en hij bloosde.Toen besefte ik pas welke dienst Claude Rivet mij had bewezen. Hij had

ze verteld dat ik zwart-witprenten maakte voor tijdschriften, voor kinderboeken, voor schetsen van het moderne leven, en dat ik daarvoor vaak modellen inhuurde. Dat was waar, maar het was ook waar dat ik bleef dromen (ik kan dat nu wel opbiechten—omdat die ambitie inmiddels volledig of juist volstrekt niet is vervuld, dat geef ik u te raden) van de status, om nog maar te zwijgen van het inkomen, van een succesvol portretschilder. Mijn ‘prenten’ waren mijn broodwinning, maar het was in een andere tak van mijn kunst (een tak die ik altijd verreweg de boeiendste had gevonden) dat ik ware roem hoopte te vergaren. Ik schaamde mij niet dat ik er tevens mijn fortuin mee hoopte te maken; maar dan had ik er dus niets aan als mijn gasten wilden dat ik ze gratis zou ‘doen’. Dat was jammer, want artistiek gesproken zag ik ze meteen zitten. Ik zag het type dat ze belichaamden—en wist precies wat ik daarmee zou doen. Iets wat hun volstrekt niet zou aanstaan, bedacht ik later.

‘O u bent... u bent, eh...?’ stamelde ik zodra ik over mijn eerste verbazing heen was. Dat ordinaire woord ‘modellen’ kreeg ik niet over mijn lippen, het leek zo slecht bij hen te passen.

‘We hebben nog niet veel ervaring,’ zei de dame.‘We moeten iets doen, en we dachten dat een kunstenaar als u misschien

wat met ons zou kunnen,’ legde haar man uit. Hij zei verder dat ze niet veel schilders kenden en dat ze eerst bij de heer Rivet hadden aangeklopt, min

Page 6: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

of meer op goed geluk (hij schilderde weliswaar landschappen, maar plaatste daar ook weleens figuren in, zoals ik wellicht wist), omdat ze hem enkele jaren geleden in Norfolk hadden leren kennen, toen hij daar zat te schetsen.

‘We hebben vroeger zelf ook weleens wat getekend,’ liet de dame weten.‘Het is heel vervelend, maar we moeten echt iets doen,’ vulde haar man

aan.‘We zijn natuurlijk de jongste niet meer,’ erkende zij met een trieste

glimlach.De man zei dat ik wellicht wat meer over ze wilde weten en gaf me een

visitekaartje, dat hij opviste uit een fraaie nieuwe portefeuille (ze hadden de allerbeste spullen). Daarop stond ‘Majoor Monarch’: het klonk indrukwekkend zonder me veel wijzer te maken, maar mijn gast voegde er meteen aan toe: ‘Ik ben majoor buiten dienst en we hebben de pech gehad om ons geld te verliezen. We zitten zelfs bijzonder krap.’

‘Vreselijk vervelend allemaal,’ zei mevrouw Monarch.Ze wilden zich duidelijk bescheiden opstellen—wilden vooral niet pochen

op hun goede afkomst. Ik merkte dat ze bereid waren om te erkennen dat die zijn nadelen had, en voelde tegelijkertijd dat ze ervan overtuigd waren—hun enige troost in tegenspoed—dat ze toch zo hun kwaliteiten hadden. Die hadden ze ook zeker, al leken mij die kwaliteiten vooral van sociale aard—het vermogen om bijvoorbeeld een salon op te fleuren met hun aanwezigheid. Maar ook een salon was in wezen een schilderij, of behoorde dat althans te zijn.

Omdat zijn vrouw al op hun leeftijd had gezinspeeld, zei majoor Monarch: ‘We hoopten natuurlijk vooral met onze figuur nog iets te kunnen. Aan onze houding mankeert nog niets.’ Ik zag meteen dat die figuur inderdaad hun sterkste punt was. Dat ‘natuurlijk’ was geen ijdelheid, het was verhelderend. ‘Haar figuur is het beste,’ ging hij verder, en hij knikte naar zijn vrouw met die aangename directheid van een tafelgesprek na een goede maaltijd. Ik kon, alsof we werkelijk aan de wijn zaten, alleen zeggen dat er aan het zijne ook niets mankeerde, waarop hij zei: ‘We hoopten dat u iets aan ons zou hebben als u ooit ons soort mensen moet tekenen. Aan haar vooral—voor een dame in een roman, begrijpt u wel.’

Ik vond ze zo amusant dat ik, om hun bezoek nog even te rekken, mijn best deed om met ze mee te denken; en al vond ik het gênant om ze aan een fysieke keuring te onderwerpen, alsof het dieren waren of twee zwarte bedienden—dit koppel van het soort dat ik normaal gesproken alleen tegenkwam op gelegenheden waar men zich van kritiek onthoudt—, ik bekeek mevrouw Monarch toch grondig genoeg om meteen met stelligheid te kunnen zeggen: ‘O, zeker, een dame in een roman!’ Ze leek sprekend op een slechte illustratie.

‘We kunnen wel even gaan staan, als u wilt,’ zei de majoor, en met majestueuze grandeur verhief hij zich van de divan.

Ik kon in één oogopslag zien wat ik aan hem had: hij was bijna één meter negentig en op en top een gentleman. Elke herenclub in oprichting die

Page 7: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

prestige wilde uitstralen, zou er goed aan doen hem in te huren en voor het raam te zetten. Ik zag meteen dat ze door bij mij aan te kloppen hun ware roeping misliepen: ze leenden zich veel beter voor reclamewerk. Ik wist natuurlijk niet precies hoe, maar ik zag ze nog weleens iemands fortuin maken—zij het niet dat van henzelf. Vestenmakers, hotelhouders of zeepverkopers zouden er wel raad mee weten. Ze konden wonderen doen met de tekst ‘wij gebruiken dit product’ op hun borst gespeld; ik zag al voor me hoeveel cachet zij een table d’hôte zouden verlenen.

Mevrouw Monarch bleef zitten, niet uit trots maar uit verlegenheid, tot haar man zei: ‘Sta op, liefste, en laat eens zien hoe chic je bent.’ Dat deed ze, al hoefde ze daar heus niet voor op te staan. Ze liep mijn atelier door en kwam blozend terug, met neergeslagen ogen en een steelse blik op haar man. Ik moest denken aan een voorval waarvan ik in Parijs ooit getuige was geweest toen ik daar met een vriend was—een toneelschrijver van wie een stuk zou worden opgevoerd—en hij werd benaderd door een actrice die om een rol kwam vragen. Zij gaf hem een demonstratie van haar kunnen, liep voor hem op en neer zoals mevrouw Monarch dat nu deed. Mevrouw Monarch deed het minstens zo goed, maar voor haar applaudisseerde ik niet. Het was heel raar om deze mensen naar zulk slecht betaald werk te zien dingen. Ze zag eruit als een vrouw met een inkomen van tienduizend pond per jaar. Haar man had haar perfect omschreven: zij was alles wat men in Londen tegenwoordig ‘chic’ noemt. Haar figuur was, naar diezelfde maatstaven, opvallend en onmiskenbaar fraai. Ze had een verrassend slanke leest voor een vrouw van haar leeftijd, haar elleboog beschreef de voorgeschreven hoek, ze hield haar hoofd helemaal zoals het hoort—maar wat deed ze dus bij mij? Zij had jassen moeten passen in een dure boetiek. Ik was bang dat mijn bezoekers niet alleen berooid, maar ook ‘kunstzinnig’ waren—wat het allemaal veel ingewikkelder zou maken.

Toen ze weer plaatsnam, bedankte ik haar en zei dat een tekenaar vooral modellen wil die goed kunnen stilzitten.

‘O, stilzitten kan ze,’ zei majoor Monarch. En gekscherend voegde hij eraan toe: ‘Ik heb haar altijd stil gehouden.’

‘Ik ben toch geen akelige zenuwpees?’ vroeg mevrouw Monarch haar man.

Zijn antwoord was aan mij gericht. ‘Ik mag hier misschien wel zeggen—we moeten zakelijk blijven, nietwaar?—dat zij ten tijde van ons huwelijk bekendstond als “de stenen schoonheid”.’

‘Ach gut,’ zei mevrouw Monarch weemoedig.‘Ik wil natuurlijk wel enige expressie zien,’ legde ik uit.‘Maar natuurlijk!’ riepen ze in koor.‘En ik denk dat het u erg zal vermoeien.’‘O, wij worden nooit moe!’ zeiden ze gretig.‘Heeft u er ook maar enige ervaring mee?’Ze aarzelden—keken elkaar aan. ‘We zijn enorm vaak gefotografeerd,’ zei

mevrouw Monarch.‘Daar werden we vaak voor gevraagd, bedoelt ze,’ vulde de majoor aan.

Page 8: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

‘Natuurlijk—twee zulke knappe mensen.’‘Ik weet niet waarom, maar ze moesten ons altijd hebben.’‘We kregen onze foto’s altijd voor niets,’ zei mevrouw Monarch met een

glimlach.‘We hadden er wel een paar kunnen meenemen, liefste,’ zei haar man.‘Ik weet niet of we er nog hebben. We hebben er heel veel weggegeven,’

legde ze uit.‘Met onze handtekening en dat soort dingen,’ zei de majoor.‘Liggen ze in de winkels?’ vroeg ik, een onschuldig grapje.‘O, zeker. Die van haar. Vroeger toch.’‘Nu niet meer,’ zei mevrouw Monarch, met neergeslagen ogen.

Page 9: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

II

Ik kon me voorstellen wat voor ‘dingen’ ze op hun foto’s schreven, en ik twijfelde er niet aan dat ze een prachtig handschrift hadden. Het was vreemd hoe snel ik conclusies over hen trok. Nu zaten ze blijkbaar zo krap dat ze al blij waren met de paar centen die ik ze kon betalen, maar heel veel breder hadden ze het nooit gehad. Hun knappe uiterlijk was hun kapitaal geweest en ze hadden welgemoed het beste gemaakt van de carrière die dat bood. Dat las je af aan hun gezicht, de wezenloosheid daarvan, de intense intellectuele rust van twintig jaar logeren op landgoederen waar ze hun wellevendheid hadden verfijnd. Ik zag al die zonnige salons voor me, bezaaid met tijdschriften die ze nooit las, waar mevrouw Monarch steeds gezeten had—ik zag de natte struiken waartussen ze gewandeld had; voor beide activiteiten even bewonderenswaardig toegerust. Ik zag de bosschages vol wild waarop de majoor had staan schieten, en het prachtige tenue waarin hij zich ’s avonds laat naar de rooksalon begaf om daarover na te praten. Ik zag ze voor me met hun beenkappen en regenmantels, hun warme plaids en wollen kleding, hun stapels wandelstokken en kisten met gerei en keurige paraplu’s; en ik kon me levendig voorstellen hoe ze met hun bedienden en hun bonte maar goed bijeengebonden bagage op de perrons van plattelandsstationnetjes hadden staan wachten.

Ze gaven kleine fooien, maar waren graag geziene gasten; ze gaven nooit een feestje, maar waren altijd welkom. Ze zagen er overal zo goed uit, ze stilden de algemene honger naar status, schoonheid en ‘beschaving’. Ze waren zich daarvan bewust zonder ijdel of vulgair te worden en ontleenden er hun zelfrespect aan. Ze waren niet oppervlakkig; ze waren grondig en ze verzorgden hun uiterlijk—dat was immers hun specialiteit. Mensen met zo’n behoefte aan activiteit hadden een specialisme nodig. Ik zag dat je op hen kon vertrouwen om zelfs een saai buitenverblijf nog een opgewekte sfeer te geven.

Nu was er iets gebeurd—het deed er niet toe wat, hun schamele inkomen was geslonken, was verdampt—waardoor ze genoopt werden zelf iets te doen om aan zakgeld te komen. Hun vrienden waren dol op hen, maar niet genegen om ze te onderhouden. Er was iets aan hen waardoor ze gemakkelijk krediet kregen—iets in hun kleding, hun manieren, hun soort mensen; maar krediet is als een grote lege broekzak waaruit af en toe wat muntgerinkel opklinkt: dat gerinkel moet wel te horen zijn. En ze hoopten dat ik daarmee kon helpen. Kinderen hadden ze gelukkig niet—dat had ik al snel door. En wellicht hoopten ze onze betrekkingen ook geheim te houden; vandaar dat ze mij ‘hun figuur’ wilden slijten: een tekening van hun gelaat zou te herkenbaar zijn.

Ik mocht ze wel—ze waren zo simpel; en ik had er niets op tegen om ze in te schakelen als het zo te pas kwam. Maar om de een of andere reden had ik er weinig fiducie in, hoe perfect ze er ook uitzagen. Het bleven tenslotte

Page 10: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

amateurs, en minachting voor de amateur was mijn diepste drijfveer. Daarbij had ik nog een andere afwijking: een diepgewortelde voorkeur voor de artistieke weergave boven de werkelijkheid. De werkelijkheid schoot zo vaak te kort in haar verschijningsvorm. Ik hield van dingen die iets voorstelden—dan wist je tenminste waar je aan toe was. Of ze ook waren wat ze voorstelden, was een ondergeschikte en bijna altijd vruchteloze vraag.

Ik had nog andere overwegingen, zoals ten eerste het feit dat ik al twee of drie vaste modellen had, met name een jongedame met grote voeten en een jurk van alpaca uit Kilburn, die al jaren geregeld model zat voor mijn illustraties en met wie ik nog steeds—wellicht tot mijn schande—dik tevreden was. Ik legde mijn bezoekers eerlijk uit hoe de zaken ervoor stonden, maar zij bleken beter voorbereid dan ik dacht. Ze hoopten een kans te maken omdat ze van Claude Rivet hadden gehoord over de voorgenomen luxe-editie van het oeuvre van een van onze hedendaagse schrijvers, een voortreffelijke romancier die nooit erkenning had gevonden bij de grauwe massa, maar hoog werd aangeslagen door de kenners (moet ik nog zeggen dat het om Philip Vincent gaat?), en die aan het eind van zijn leven nu mocht meemaken dat er een hoger kritiek was gaan gloren waarvan het licht stilaan tot het grote publiek begon door te dringen—waarbij die nieuwe waardering ook wel iets van een boetedoening had. De uitgave in kwestie, project van een uitgever met smaak, was een chique vorm van eerherstel. De boeken zouden worden verlucht met houtsnedes waarin de Engelse prentkunst haar hommage bracht aan een van de eigenzinnigste grootheden der Engelse letteren. De majoor en zijn vrouw zeiden te hopen dat ik ze in mijn aandeel aan dat project kon verwerken. Ze wisten dat ik de illustraties zou leveren voor de eerste roman, Rutland Ramsay, maar ik moest ze uitleggen dat mijn verdere deelname aan de hele uitgave—dat eerste boek diende als proef—afhing van de mate waarin mijn werk in de smaak zou vallen. Voldeed het niet, dan zouden mijn opdrachtgevers mij zonder pardon laten vallen. Het was dus een spannende tijd voor mij, waarin ik me natuurlijk zo goed mogelijk probeerde voor te bereiden, indien nodig nieuwe modellen zocht en zoveel mogelijk karakteristieke types verzamelde. Maar ik gaf toe dat ik uiteindelijk twee of drie geschikte modellen hoopte te vinden waarmee ik uit de voeten kon voor de hele reeks.

‘Zouden we ons vaak, eh... moeten verkleden?’ vroeg mevrouw Monarch bedeesd.

‘Lieve hemel, ja, dat is het halve werk.’‘En moeten we daar dan zelf kostuums voor meenemen?’‘Nee, hoor. Ik heb van alles hangen. Schildersmodellen trekken gewoon

aan—of uit—wat de schilder vraagt.’‘En dat zijn dan, eh... dezelfde, bedoelt u?’‘Dezelfde?’Mevrouw Monarch keek weer naar haar man.

Page 11: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

‘O, ze vraagt zich gewoon af,’ legde die uit, ‘of het kleren zijn die ook door anderen worden gedragen.’ Ik moest bekennen van wel en zei dat sommige van die kledingstukken (ik had heel wat authentieke vuile vodden uit de vorige eeuw liggen) honderd jaar geleden door echte mannen en vrouwen in het dagelijks leven waren gedragen. ‘We trekken alles aan wat past,’ zei de majoor.

‘O, daar zorg ik wel voor: op de prent past alles perfect.’‘Ik vermoed dat ik geschikter ben voor hedendaags werk. Dan kan ik

gekleed komen zoals u wenst,’ zei mevrouw Monarch.‘Ze heeft thuis zoveel kleren. Die zijn misschien wel geschikt voor het

moderne leven,’ vulde haar man aan.‘O, ik kan me zeker taferelen voorstellen waarin u volstrekt op uw plaats

zou zijn.’ En ik zag ze echt voor me, die lorrige samenraapsels van clichés, de verhalen die ik trachtte te illustreren zonder me de ergernis op de hals te halen om ze ook te lezen, die dorre vlakten die deze goede dame kon helpen bevolken. Maar dan kwam ik weer terug bij het feit dat ik voor dat soort werk—mijn dagelijkse corvee—al voorzien was; de mensen met wie ik al werkte voldeden daarvoor ruimschoots.

‘We dachten gewoon dat wij meer op een bepaald soort personage leken,’ zei mevrouw Monarch zacht, en ze stond op.

Haar man kwam ook overeind en stond me aan te kijken met een milde weemoed die roerend was in zo’n knappe man.

‘Zou het geen steun zijn om af en toe te kunnen beschikken over...’ Hij aarzelde; hij hoopte dat ik zou aanvullen wat hij wilde zeggen. Maar dat kon ik niet—ik had geen idee. Dus zei hij zelf een beetje schutterig: ‘Over het echte werk? Een heer, begrijpt u wel, of een dame.’

Dat wilde ik best beamen, ik gaf toe dat daar iets in zat. Dat gaf majoor Monarch de moed om te zeggen: ‘Het is verduveld lastig. We hebben alles al geprobeerd,’ waarna hij duidelijk iets moest wegslikken. Dat was een niet mis te verstaan signaal, en het werd zijn vrouw te veel. Voor ik het wist had zij zich weer op een divan laten vallen en barstte ze in tranen uit. Haar man zette zich naast haar en nam haar hand in de zijne, waarop zij met de andere snel haar tranen droogde en de ogen opsloeg naar mij, die bedremmeld stond toe te kijken.

‘Er is verdorie geen baantje waar ik niet op gesolliciteerd, op gewacht, op gehoopt heb. U begrijpt wel dat we aanvankelijk te hoog mikten. Secretaris of zoiets? Alsof je om een adellijke titel vraagt. Ik wilde alles aanpakken, ik ben sterk: bode of kolensjouwer. Ik wil best een pet met goudgalon opzetten om bij de deur van een fourniturenzaak klanten uit hun rijtuig te helpen. Op stations rondhangen, koffers kruien. Post bestellen. Maar ze zien je niet staan. Er zijn duizenden mannen die het net zo goed kunnen en die dat werk al doen. Heren van stand, ooit in het bezit geweest van een wijnkelder en een stal vol paarden, maar nu aan de bedelstaf!’

Ik stelde ze zo goed en zo kwaad als het ging gerust en al snel kwamen ze weer overeind en spraken we een tijdstip af waarop we het zouden proberen. We stonden daar nog over te praten toen de deur openging en

Page 12: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

juffrouw Churm binnenkwam met een natte paraplu. Juffrouw Churm nam de omnibus tot Maida Vale en moest dan nog bijna een kilometer lopen. Ze zag er wat verwaaid en verregend uit. Bijna altijd als ze binnenkwam, bedacht ik hoe vreemd het was dat zij als model zoveel mensen kon voorstellen, terwijl ze zelf zo weinig voorstelde. Het was een mager vrouwtje, maar voor een romantisch feuilleton kon ze een voluptueuze heldin zijn. Dat sproetige arbeidersmeisje kon van alles verbeelden, van een hooggeboren dame tot een herderin; het was een gave die ze had, zoals een ander is begiftigd met een fraaie stem of een weelderige haardos. Ze kon lezen noch schrijven en was niet vies van een biertje, maar ze had twee of drie hoeken van waaruit ze er heel voordelig uitzag, en ervaring, en aanleg, en gezond verstand, en een soort onvoorspelbare gevoeligheid, en een grote liefde voor het toneel, en zeven zusters, en geen greintje ontzag voor eender wie of voor de correcte uitspraak van haar moerstaal. Het eerste wat mijn gasten opviel waren de druppels op haar paraplu, waarvan zij, piekfijn gekleed als ze waren, zichtbaar schrokken. Het was gaan regenen sinds ze hier waren.

‘Ik ben drijf. De bus zat stampvol. Woonde je maar wat dichter bij een stasjon,’ zei juffrouw Churm. Ik verzocht haar zich zo snel mogelijk op te stellen, en ze liep naar het vertrek waar ze zich altijd verkleedde. Maar eerst vroeg ze me wat ze ditmaal moest aantrekken.

‘Voor de Russische prinses, weet je nog?’ zei ik. ‘Die met de “gouden ogen”, in zwart fluweel, voor dat lange verhaal in de Cheapside.’

‘Gouwe ogen? Welja!’ riep juffrouw Churm, en mijn twee gasten keken haar gespannen na. Als ze te laat kwam, wist ze zich altijd in een wip te verkleden; daarom hield ik mijn bezoekers met opzet nog even aan de praat, zodat haar verschijning hun een indruk kon geven van wat er van hen zou worden verwacht. Ik liet vallen dat zij echt mijn idee was van een voortreffelijk model—dat ze die kunst terdege verstond.

‘Vindt u dat zij eruitziet als een Russische prinses?’ vroeg majoor Monarch een tikkeltje verontrust.

‘Als ik dat van haar maak, ja.’‘O, maar als u het ervan moet máken!’ was zijn spitse reactie.‘Meer kun je niet vragen. Er zijn genoeg modellen waar niets van te

maken valt.’‘Maar deze dame,’ en glimlachend haakte hij zijn arm in die van zijn

vrouw, ‘krijgt u kant-en-klaar!’‘O, ik ben geen Russische prinses,’ wierp mevrouw Monarch tegen, nogal

koeltjes. Ik zag dat zij er een paar had gekend die haar niet erg waren bevallen. Dat was al meteen een complicatie waarvoor ik bij juffrouw Churm nooit hoefde te vrezen.

Die jongedame kwam terug in een zwartfluwelen japon—bruin verschoten en laag afhangend van haar dunne schouders—en met een Japanse waaier in haar rode handen. Ik legde uit dat ze in de scène die ik illustreerde over iemands hoofd moest kijken. ‘Ik weet niet meer wiens hoofd, maar dat doet er nu niet toe. Als u maar over een hoofd heen kijkt.’

Page 13: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

‘Ik kijk liever over de kachel heen,’ zei juffrouw Churm, en ze ging bij het vuur zitten. Ze nam de vereiste houding aan, rechtte de rug, hield haar hoofd wat achterover en haar waaier wat naar voren en leek mij zo, vooringenomen als ik was, gedistingeerd en charmant, exotisch en gevaarlijk. We lieten haar zo zitten terwijl ik de majoor en mevrouw Monarch uitgeleide deed.

‘Als dat volstaat, moet ik het ook wel kunnen,’ zei mevrouw Monarch.‘O, u vindt haar armoedig. Maar u rekent buiten de alchemie van de

kunst.’Toch vertrokken ze duidelijk met een gerust gevoel, op basis van het

evidente voordeel dat zij zelf ‘het echte werk’ waren. Ik stelde me zo voor dat ze hadden gehuiverd bij de aanblik van juffrouw Churm. Die maakte zich vrolijk toen ik vertelde waarvoor ze waren gekomen.

‘Nou, as die ken posere, ga ik boekhouwe,’ zei mijn model.‘Ze is een echte dame,’ zei ik om haar een beetje te plagen.‘Ben je vet mee. Die laat zich niet plooien.’‘Ze past wel in de populaire romans.’‘O, wel ja, past ze wel in!’ zei mijn model monter. ‘Alsof die nog niet erg

genoeg zijn.’ Want al keuvelend met juffrouw Churm had ik vaak genoeg op die werkjes afgegeven.

Page 14: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

III

Het was voor de ontknoping van de plot in een van die werkjes dat ik het voor het eerst met mevrouw Monarch probeerde. Haar man kwam mee, voor het geval hij ook nog van pas kon komen—het was duidelijk dat hij het liefst altijd meekwam. Aanvankelijk vroeg ik me af of hij de goede zeden wilde bewaken—of hij zich als een jaloerse bemoeial zou ontpoppen. Een vermoeiende gedachte, en iets wat spoedig het einde van onze betrekkingen zou hebben betekend. Maar ik zag al snel dat ik daarvoor niet hoefde te vrezen en dat hij mevrouw Monarch maar om één reden vergezelde (naast de eventuele kans dat ik hem kon gebruiken): hij had simpelweg niets anders te doen. Zonder haar wist hij zich geen raad met zichzelf—ze waren nooit van elkaar gescheiden geweest. Ik concludeerde dat die hechte band hun enige troost was in hun benarde situatie, en dat die band geen zwakke plek kende. Hun huwelijk was een ware echtverbintenis, een aansporing voor de weifelaars, een raadsel voor de pessimisten. Ze woonden in een bescheiden buurt (ik weet nog dat ik achteraf dacht dat hun adres het enige aan hen was dat echt bij hun professie paste) en ik kon me wel voorstellen in welke armzalige woning de majoor anders alleen zou moeten achterblijven. Met zijn vrouw erbij kon hij het daar nog aan—zonder haar zou hij het ondraaglijk vinden.

Hij was te tactvol om te proberen ‘gezellig’ te doen als hij zich niet nuttig kon maken, dus als ik te veel in mijn werk opging om nog met hem te praten, zat hij gewoon in stilte te wachten. Maar ik hoorde hem graag praten—het maakte mijn werk, voor zover hij me daar niet van afhield, minder dubieus, minder vreemd. Naar hem luisteren was een manier om de geneugten van uitgaan te combineren met de geldbesparing van thuisblijven. Er was maar één probleem: dat ik niet bekend was met alle mensen die hij en zijn vrouw hadden gekend. Ik vermoed dat hij zich, in de tijd dat wij met elkaar omgingen, verbijsterd heeft afgevraagd wie ik dan in vredesnaam wél kende. Verder was zijn hoofd volstrekt verstoken van ideeën, dus onze gesprekken namen geen hoge vlucht—we beperkten ons tot kwesties als de kwaliteit van lederwaren en zelfs van drank (zadelmakers, kleermakers en waar je voordelig goede tafelwijn kon inslaan) en onderwerpen als ‘handige treinverbindingen’ en kleinwild. Van die laatste twee zaken had hij verbluffend veel verstand, hij was stationschef en ornitholoog in één. Als hij het niet over grote kwesties kon hebben, sprak hij net zo vrolijk over kleinere, en aangezien ik niet kon meepraten over de mondaine wereld, daalde hij in het gesprek zonder zichtbare moeite af naar mijn niveau.

Het had iets aandoenlijks, dat oprechte verlangen om te behagen bij een man die mij met gemak had kunnen vloeren. Hij zorgde dat het vuur bleef branden en gaf zijn ongevraagde mening over de trek van de kachelpijp, en ik zag wel dat hij vond dat ik allerlei zaken slecht op orde had. Ik weet nog

Page 15: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

dat ik eens zei dat ik hem, als ik rijk genoeg was geweest, wel zou inhuren om mij te leren hoe ik moest leven. Soms slaakte hij zomaar een zucht, waarmee hij in wezen wilde zeggen: ‘Zelfs van zo’n kaal oud hok als dit zou ik nog wat maken!’

Als ik hem wilde tekenen, kwam hij in zijn eentje, waaruit maar weer blijkt hoeveel groter de moed van vrouwen is. Zij durfde het wel aan om alleen achter te blijven in hun etagewoning, en ze was ook in het algemeen wat discreter; met haar gereserveerdheid zorgde zij er op allerlei manieren voor dat onze betrekkingen zuiver vakmatig bleven—dat er geen vertrouwelijkheid in sloop. Ze wilde duidelijk maken dat zij en de majoor mij niet hun vriendschap, maar slechts hun diensten aanboden, en ze duldde mij wel als een superieur die ze op afstand kon houden, maar vond me nooit goed genoeg om mij als haar gelijke te kunnen zien.

In het poseren was ze fanatiek, ze deed het met grote concentratie en kon een uur lang haast zo roerloos blijven zitten als voor de lens van een fotograaf. Ik kon wel merken dat ze vaak gefotografeerd was, maar de gewoonte die haar voor dat doel geknipt maakte, maakte haar op de een of andere manier juist ongeschikt voor het mijne. Eerst was ik nog in mijn nopjes met haar deftige voorkomen en was het een genoegen om haar contouren op papier te zetten, te zien hoe fraai die lijnen liepen en mijn potlood als vanzelf over het papier geleidden. Maar na enkele sessies begon ik haar onmogelijk stijf te vinden. Wat ik ook deed, mijn tekening was steeds net een foto of een overtrek daarvan. Er zat geen enkele variatie aan uitdrukking in haar figuur—er zat geen enkel gevoel voor variatie in haarzelf. U zult misschien zeggen dat het mijn werk was om die erin aan te brengen, dat ik haar gewoon goed moest positioneren. Maar ik heb haar in iedere denkbare pose gezet en zij presteerde het om elk onderscheid daartussen weg te vagen. Ze was beslist altijd een dame, en altijd dezelfde dame op de koop toe. Zij was het echte werk, maar wel altijd hetzelfde werk. Er waren momenten dat ik het benauwend vond, dat kalme besef dat zij het echte werk was. Zowel zij als haar man liet me voortdurend voelen dat ik mezelf daarmee gelukkig mocht prijzen. Ondertussen trachtte ik types te bedenken die enigszins bij het hare in de buurt kwamen, liever dan te proberen haar tot een ander type om te vormen—op die kunstige wijze die bijvoorbeeld wel binnen het bereik lag van de arme juffrouw Churm. Maar hoe ik de scène ook arrangeerde en wat ik ook deed, ze werd op mijn tekeningen altijd veel te groot, zodat ik met het probleem zat dat ik een fascinerende vrouw van meer dan twee meter leek te hebben getekend—wat, wellicht ook vanwege mijn eigen veel kleinere postuur, bepaald niet strookte met mijn voorstelling van zo’n personage.

Met de majoor was het nog erger—hem kon ik al helemaal niet klein houden, zodat hij alleen bruikbaar was voor tekeningen van reusachtige krachtpatsers. Ik hield van verscheidenheid en variatie, ik koesterde het karakteristieke detail, de typische eigenaardigheid; ik wilde mijn figuren persoonlijkheid geven en had er een broertje dood aan om steeds op één type terug te vallen. Ik had daar ruzie over gemaakt met sommige vrienden,

Page 16: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

ik kon me niet vinden in hun stelling dat een kunstenaar zich juist in één type moet specialiseren omdat, zolang het maar een mooi type is (zoals bij Rafaël en Leonardo), juist in die beperking zich de meester toont. Ik was geen Leonardo en geen Rafaël. Ik was misschien maar een verwaande jonge kwast met mijn moderne zoektocht, maar naar mijn mening was karakter wel het laatste wat je mocht opofferen. Wanneer zij opperden dat het type waarvan zo’n schilder bezeten was best karakter kon hebben, vroeg ik, misschien een beetje flauw: ‘Wiens karakter dan?’ Allemans karakter kon het niet zijn—zodat het uiteindelijk misschien niemands karakter zou worden.

Nadat ik mevrouw Monarch een keer of tien had getekend, was ik er des te meer van doordrongen dat de kwaliteit van een model als juffrouw Churm er juist in school dat zij geen uitgesproken karakter had, maar natuurlijk wel dat vreemde en onverklaarbare talent voor imitatie. Haar alledaagse voorkomen was als een toneeldoek dat ze op verzoek kon ophalen om een schitterende voorstelling ten beste te geven. Die voorstelling bestond vooral uit suggestie; maar voor de goede verstaander volstond dat, was dat mooi en kristalhelder. Soms vond ik de voorstelling zelfs, hoe onooglijk haar eigen persoontje ook was, van een al te banale schoonheid; dan wreef ik haar aan dat de vrouwen die ik naar haar tekende steevast (bêtement, zoals wij zeiden) ravissant waren. Woest werd ze daarom: ze was er juist trots op dat ze model kon zitten voor de meest uiteenlopende personages, die niets met elkaar gemeen hadden. Ze verweet mij dan dat ik haar ‘reputaasie’ aantastte.

Dat was een onbekende grootheid die ook wel wat te lijden had onder het herhaalde bezoek van mijn nieuwe vrienden. Juffrouw Churm was alom in trek en zat dus nooit om werk verlegen, zodat ik haar met een gerust geweten nu en dan afzegde om het echtpaar op mijn gemak te kunnen uitproberen. In het begin vond ik het beslist boeiend om mij eens op het echte werk te storten—ik vond het boeiend om de broek van majoor Monarch te tekenen. Dat was het echte werk, ook al werd hij op papier een reus. Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’ spanning van haar strakke korset. Ze leende zich vooral goed voor poses waarin het gezicht wat weggedraaid of aan het oog onttrokken was; ze schonk me een keur aan afgewende blikken of profils perdus. Als ze stond, had ze van nature de houding die hofschilders hun vorstinnen en prinsessen geven, zodat ik me begon af te vragen of ik, om die kwaliteit uit te buiten, de redacteur van de Cheapside niet kon overhalen een verhaal te plaatsen over liefde in koninklijke kringen, ‘A Tale of Buckingham Palace’.

Maar het echte werk en de imitatie botsten ook weleens op elkaar. Ik doel op die momenten dat juffrouw Churm, als ik veel werk had, langskwam om model te zitten of daarvoor een afspraak met mij te maken en zich dan met haar aanstootgevende rivalen geconfronteerd zag. Zij voor hun part zagen zich nooit met haar geconfronteerd, want zij namen even weinig notitie van haar als van de dienstbode; niet vanuit een bewust superioriteitsgevoel,

Page 17: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

maar omdat ze simpelweg nog niet wisten hoe ze als collega met haar moesten omgaan, wat ze volgens mij wel graag wilden—de majoor althans. Over de omnibus konden ze niet keuvelen, want zelf kwamen ze altijd te voet; en verder wisten ze niet waar ze het over moesten hebben: voor handige treinverbindingen of goedkope wijn had juffrouw Churm weer geen belangstelling. Bovendien moest het echtpaar hebben aangevoeld dat zij zich vrolijk over hen maakte, zich er heimelijk over verkneukelde dat ze het vak nooit onder de knie zouden krijgen. Ze was er de vrouw niet naar om haar scepsis onder stoelen of banken te steken. Anderzijds moet mevrouw Monarch haar maar een slonzig type hebben gevonden; waarom ging ze anders zover om uitdrukkelijk tegen mij te zeggen (wat eigenlijk helemaal niets voor haar was) dat ze niet hield van morsige vrouwen?

Eenmaal, toen die jongedame zich tegelijk met mijn andere twee modellen in mijn atelier bevond (als het zo uitkwam viel ze ook weleens zomaar binnen om gewoon wat te kletsen), vroeg ik of ze misschien thee voor ons wilde zetten—een dienst die ze gewend was en waar ik, aangezien ik op kleine voet en zonder huispersoneel leefde, mijn modellen vaak genoeg om verzocht. Ze namen maar al te graag even mijn servies ter hand om de sleur van het zitten (en soms ook mijn kopjes) te breken—ze waanden zich dan bohemien. Maar de eerstvolgende keer dat ik juffrouw Churm daarna zag, veegde zij me tot mijn verrassing de mantel uit: ze verweet me dat ik haar had willen vernederen. Op het moment zelf had ze zich niet gekrenkt betoond, had het juist geleken alsof ze heel gewillig en geamuseerd op mijn verzoek inging en genoot van het toneelstukje dat ze opvoerde toen ze mevrouw Monarch, die er zwijgend en ietwat afzijdig bij had gezeten, meesmuilend had gevraagd of zij soms melk en suiker in haar thee wenste. Ze had een stemmetje opgezet alsof ze zelf ook voor het echte werk wilde doorgaan—zozeer dat ik bang was geworden dat mijn andere gasten er aanstoot aan zouden nemen.

Maar reken maar dat die vastbesloten waren om dat niet te doen; en dat deerniswekkende geduld gaf wel aan hoe hoog hun nood was. Urenlang zaten ze zonder klagen te wachten tot ik ze nodig had; ze kwamen onaangekondigd langs voor het geval ik ze die dag misschien zou kunnen gebruiken, en vertrokken even zo monter als dat niet het geval bleek. Ik liep altijd mee tot de deur om te zien hoe stijlvol ze de aftocht bliezen. Ik probeerde meer werk voor ze te vinden, stelde ze aan verschillende collega’s voor. Maar dat werd nooit wat, om redenen waar ik wel in kon komen, en ik begon me een beetje benard te voelen bij de gedachte dat ze na iedere teleurstelling weer des te zwaarder op mij leunden. Ze vleiden me met hun mening dat ze in mijn werk het best tot hun recht kwamen. Ze waren niet schilderachtig genoeg voor de schilders en er waren destijds niet zoveel collega’s die serieus in zwart-wit werkten. Bovendien aasden ze op de grote klus waarover we hadden gesproken: ze hadden er stiekem hun zinnen op gezet om de stof te kunnen leveren voor mijn getekende eerbewijs aan onze grote schrijver. Ze wisten dat daarbij geen kostuums kwamen kijken, geen strikjes en linten uit de oude doos—dat alles op die

Page 18: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

prenten modern en satirisch en vermoedelijk chic zou zijn. Als ik ze daarvoor kon gebruiken, was hun kostje gekocht, want dat project zou allicht een tijd gaan duren en een gestage stroom werk opleveren.

Op een dag kwam mevrouw Monarch langs zonder haar man—ze legde uit dat hij naar de City moest. Terwijl zij zoals gebruikelijk met een zekere gespannen stijfheid model zat, klonk er een klop op de deur waarin ik meteen de bedeesde roffel herkende van een model zonder werk. Daarop werd mijn atelier betreden door een jongeman waarin ik al snel een buitenlander ontwaarde. Het bleek een Italiaan te zijn die geen woord Engels sprak, behalve mijn naam, uitgesproken op zo’n wijze dat hij alle mogelijke namen leek te omvatten. Ik was destijds nog nooit in zijn land geweest en beheerste zijn taal niet goed, maar zijn talent voor mimiek—en welke Italiaan heeft dat niet?—was groot genoeg om mij woordeloos en met begrijpelijke maar sierlijke gebaren duidelijk te maken dat hij nu juist het soort werk zocht dat de dame daar op dat moment voor mij verrichte. Ik was niet meteen geporteerd van hem en zat aanvankelijk vooral afwijzend te brommen terwijl ik door bleef tekenen. Maar hij hield voet bij stuk, niet opdringerig maar met een blik van stomme hondse trouw in zijn ogen, een soort onbevangen schaamteloosheid—de houding van een verknochte bediende (het was alsof hij al jaren tot mijn huishouden behoorde) die ten onrechte ergens van wordt verdacht. Ik zag ineens dat precies die houding en gelaatsuitdrukking een fraai plaatje vormden, waarop ik zei dat hij maar even moest gaan zitten wachten tot ik tijd had. De manier waarop hij daaraan gehoor gaf, was meteen weer een plaatje, en terwijl ik doorwerkte zag ik er nog meer in de wijze waarop hij het hoofd in de nek wierp en vol verbazing om zich heen zat te kijken in mijn hoge atelier. Alsof hij een kruisje sloeg in de Sint-Pieter. Nog voordat ik klaar was, zei ik bij mezelf: ‘Het is een berooide sinaasappelventer, die kerel, maar het is een schatkist.’

Bij het vertrek van mevrouw Monarch schoot hij als een pijl naar de deur om die voor haar te openen en stond daar met de verzaligde, zuivere blik van de jonge Dante die vol bewondering naar de jonge Beatrice staart. Aangezien ik nooit veel op heb gehad met het uitgestreken flegma van Britse bedienden, bedacht ik dat hij behalve een geschikt model ook een goede knecht zou kunnen zijn (en ik kon er een gebruiken, maar kon me niet veroorloven hem alleen daarvoor in dienst te nemen); ik besloot mijn gewiekste avonturier dus te vragen of hij genegen was die dubbelfunctie te bekleden. Hij greep mijn aanbod met beide handen aan en mijn impulsiviteit (want wat wist ik van hem?) is me nooit opgebroken. Hij bleek een wisselvallige maar meelevende huisknecht en beschikte in ruime mate over het sentiment de la pose. Hij deed dat ongekunsteld en instinctief, met hetzelfde gelukkige instinct dat hem naar mijn deur had geleid en hem had geholpen de naam op het daarnaast gespijkerde kaartje uit te spellen. Hij was op niets anders afgegaan dan het vermoeden, gebaseerd op mijn hoge raam op het noorden dat hij vanaf de straat had gezien, dat daar een atelier was gehuisvest en zich daarin dus een kunstenaar moest bevinden. Hij was, zoals zoveel migranten, naar Engeland gekomen om fortuin te maken en

Page 19: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

had zich met een zakenpartner en een kleine groene handkar op de verkoop van ijsco’s gestort. De ijsjes waren gesmolten en de partner was in rook opgegaan. Mijn jongeman droeg een strakke gele broek met roodbruine strepen en heette Oronte. Zijn teint was vaalbruin, maar zijn haar was blond, en in mijn oude plunje gestoken kon hij zo voor een Engelsman doorgaan. Hij was al net zo bedreven als juffrouw Churm, die desgewenst voor een Italiaanse kon doorgaan.

Page 20: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

IV

Ik meende te zien dat mevrouw Monarch even een gezicht trok toen ze de volgende keer weer met haar man kwam en Oronte bij mij aantrof. Het was vast raar om in zo’n scharminkel van een lazzarone een rivaal voor haar magnifieke majoor te moeten erkennen. Zij was de eerste die onraad rook, want de majoor was zich nooit van enig kwaad bewust. Maar Oronte zette thee voor ons, met honderd-en-één leergierige vragen (zo’n curieus ritueel had hij nog nooit gezien), en ik denk dat ik iets in haar achting steeg omdat ik nu echt ‘personeel’ had. Ze zagen een paar tekeningen die ik van dat personeel had gemaakt, en mevrouw Monarch liet merken dat ze nooit had kunnen raden dat hij daarvoor het model was geweest. ‘De tekeningen die u van ons maakt, lijken precies op ons,’ zei ze met een triomfantelijk lachje; en ik besefte dat dit er nu juist aan schortte. Als ik de Monarchs tekende, kon ik op de een of andere manier niet van hen loskomen—kon ik niet bij het personage komen dat ik wilde weergeven; en ik wilde helemaal niet dat mijn modellen in mijn illustraties nog herkenbaar waren. Dat was juffrouw Churm ook nooit, en mevrouw Monarch dacht dat ik haar identiteit verdoezelde uit fatsoen, omdat ze zo ordinair was—terwijl het met haar verdwijning eerder werkte zoals met de doden die ten hemel varen: dan was er weer een engel bij gekomen.

Ik had inmiddels een begin gemaakt met Rutland Ramsay, de eerste roman van het verzameld werk; ik had althans een tiental tekeningen gemaakt, waaronder meerdere met de majoor en zijn vrouw als model, en had die ter goedkeuring opgestuurd. Mijn afspraak met de uitgever luidde, zoals ik al heb aangegeven, dat ik heel deze eerste roman naar eigen inzicht mocht illustreren, maar dat eventuele opdrachten voor de verdere reeks afhankelijk waren van de beoordeling van dit eerste deel. Er waren eerlijk gezegd momenten dat het fijn was om mensen bij de hand te hebben die echt uit de beau monde kwamen, want in Rutland Ramsay kwamen personages voor die sterk op hen leken. Mannen die vermoedelijk net zo kaarsrecht rondliepen als de majoor, vrouwen die net zo elegant gekleed gingen als mevrouw Monarch. Het verhaal speelde zich voor een groot deel af in landhuizen—weliswaar op fijnzinnig ironische en lichtelijk karikaturale wijze beschreven—en er kwamen flink wat kilts en knickerbockers in voor. Een aantal zaken moest ik meteen bij aanvang bepalen, zoals het precieze uiterlijk van de held en de specifieke allure van de heldin. De auteur wees daarbij natuurlijk wel de weg, maar liet enige ruimte voor interpretatie. Ik nam de Monarchs in vertrouwen, ik legde ze eerlijk uit wat me te doen stond, wat mijn problemen en mijn mogelijkheden waren. ‘O, neem hem,’ mompelde mevrouw Monarch, met een strelende blik op haar man; en ‘Wie is daar beter geschikt voor dan mijn vrouw?’ vroeg de majoor, met die gemoedelijke openhartigheid die ons contact inmiddels kenmerkte.

Ik hoefde daar niets op te zeggen—ik moest alleen mijn modellen positioneren. Ik was er niet gerust op en schoof, een beetje angstig

Page 21: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

misschien, de oplossing van dit vraagstuk voor me uit. Het boek bood een breed panorama met tal van andere figuren, dus werkte ik eerst wat scènes uit waarin de held en de heldin niet voorkwamen. Want zodra ik die eenmaal had getekend, zat ik eraan vast—mijn jongeman kon niet twee meter lang zijn in de ene tekening en een meter vijfenzeventig in de andere. Al met al had die laatste lengte mijn voorkeur, hoewel de majoor mij er meermaals aan herinnerde dat hij er nog steeds jong uitzag. En het was ook mogelijk om hem in die rol zo te tekenen dat zijn leeftijd moeilijk te schatten was.

Toen de ongedwongen Oronte een maand in mijn emplooi was en ik hem al ettelijke malen te verstaan had gegeven dat zijn volkseigen uitbundigheid een onoverkomelijke hindernis voor onze betrekkingen dreigde te worden, begon mij ineens het heroïsch potentieel van zijn uiterlijk te dagen. Hij mat niet meer dan één meter zeventig, maar de ontbrekende lengte was latent aanwezig. Ik probeerde hem eerst bijna in het geheim uit, bevreesd voor de afkeuring waarop dit bij mijn andere modellen zou stuiten. Als ze juffrouw Churm al te zot voor woorden vonden, wat zouden ze er dan niet van zeggen dat ik een door de Engelse kostschool gevormde jongeman liet verbeelden door iemand die daar zover vanaf stond als een Italiaanse straatventer?

Dat ik een beetje bang voor ze was, kwam niet doordat zij me op de kop zaten of mij op een of andere wijze in hun greep hadden, maar doordat ze in hun deerniswekkende decorum en het mysterie van hun immer nieuwe kleding zo zwaar op mij rekenden. Daarom was ik heel blij toen Jack Hawley weer thuiskwam: op zijn advies kon je altijd bouwen. Zelf was hij een belabberd schilder, maar niemand kon zo goed de vinger leggen op wat er schortte aan een schilderij als hij. Hij was een jaar het land uit geweest; hij was ergens naartoe gegaan—ik weet niet meer waar—om zich een frisse blik te verwerven. Ik was als de dood voor zo’n frisse blik, maar we waren oude vrienden; hij was maandenlang weg geweest en ik was hem stilaan gaan missen. Hij had al een jaar geen pijl meer op me kunnen richten.

Hij kwam terug met een frisse blik, maar met dezelfde ouwe fluwelen bloes, en de eerste avond dat hij me opzocht in mijn atelier, hebben we daar tot in de kleine uurtjes zitten roken. Hij had zelf geen nieuw werk gemaakt, hij had alleen zijn blik opgefrist, dus we hadden alle tijd om ons te buigen over de werkjes die ik had geproduceerd. Hij wilde zien wat ik voor de Cheapside had getekend, maar daar vond hij niet veel aan. Dat maakte ik althans op uit de twee of drie diepe zuchten die met de sigarettenrook aan zijn lippen ontsnapten toen hij, met één been onder zich gevouwen, op de divan mijn nieuwste tekeningen zat te bekijken.

‘Wat mankeert je?’ vroeg ik.‘Wat mankeert jou?’‘Niks, alleen dat ik je niet kan volgen.’‘Dat kun je wel zeggen. Je bent totaal van het padje. Wat is het idee

achter deze nieuwe trend?’ En met zichtbare minachting wierp hij me een tekening toe waarop mijn majestueuze nieuwe modellen toevallig allebei

Page 22: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

stonden afgebeeld. Ik vroeg of hij die niet goed vond en hij zei dat het een aanfluiting was, zeker gezien het doel waarnaar ik altijd zei te streven. Op dat laatste ging ik niet in, want ik wilde weten wat hij precies bedoelde. De twee figuren op de tekening zagen er kolossaal uit, maar ik vermoedde dat het hem daar niet om ging, want hij kon niet weten of dat wellicht de bedoeling was. Ik hield vol dat ik nog precies zo tekende als de laatste keer dat hij me daarvoor een compliment had gemaakt.

‘Toch is hier iets grondig mis mee,’ was zijn reactie. ‘Wacht maar, ik kom er wel achter.’ Dat hoopte ik maar: wat was anders het nut van zo’n frisse blik? Maar hij kwam uiteindelijk niet verder dan: ‘Ik weet het niet. Die types bevallen me gewoon niet.’ Dat was een zwaktebod voor een criticus die nooit over iets anders met mij had willen praten dan over lijnvoering, penseelstreken en het mysterie van kleurwaarden.

‘Ik vind de types in mijn tekeningen heel knap.’‘O, maar ze kunnen echt niet!’‘Ik heb een paar nieuwe modellen.’‘Dat zie ik. Die kunnen echt niet.’‘Hoe weet je dat zo zeker?’‘Hou toch op. Ze zijn idioot.’‘Dan ben ik eerder de idioot—dat ik er niet meer van gemaakt heb.’‘Dat gaat niet, met zulke mensen. Wie zijn het?’Toen ik hem had ingelicht, zei hij harteloos: ‘Ce sont des gens qu’il faut

mettre à la porte.’1

‘Je hebt ze nog nooit gezien. Ze zijn vreselijk goed,’ protesteerde ik vol mededogen.

‘Niet gezien? Ze verpesten al je recente werk. Ik wil ze niet meer zien.’‘Er heeft nog geen mens over geklaagd. Bij de Cheapside zijn ze er blij

mee.’‘Mensen zijn uilskuikens, en bij de Cheapside werken de grootste

uilskuikens van allemaal. Doe nou niet ineens alsof jij je nog illusies maakt over het publiek, en zeker niet over uitgevers en redacteuren. Het is niet voor die lui dat je werkt, maar voor de kenners, voor coloro che sanno.2 Dus als je voor jezelf al niet op het rechte pad kunt blijven, probeer het dan tenminste voor mij. Er is iets waar jij al van meet af aan naar streeft—en dat is iets heel fraais. Maar dat is deze rotzooi niet.’

Toen ik Hawley later vertelde over Rutland Ramsay en de vervolgopdrachten die dat kon opleveren, zei hij dat ik het roer snel weer in handen moest nemen voordat mijn schip naar de haaien ging. Ik was dus gewaarschuwd.

En ik nam die waarschuwing ter harte, maar ik zette mijn vrienden niet aan de deur. Ik was ze aardig beu; maar dat was juist een reden om ze—als ik ook maar iets met ze kon doen—niet simpelweg op te offeren aan mijn irritatie. Als ik op die periode in mijn leven terugkijk, lijken zij daarin wel erg aanwezig te zijn geweest. Ik zie ze het grootste deel van de tijd in mijn atelier rondhangen, op een oude fluwelen divan tegen de muur om niet in de weg te zitten, als een stel geduldige hovelingen in de voorvertrekken van

Page 23: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

de vorst. Ik weet zeker dat ze in de koudste winterweken bij mij bleven rondhangen om op hun stookkosten te besparen. De nieuwe kleding begon zijn glans te verliezen en het werd overduidelijk dat ze op andermans goede gunsten waren aangewezen. Zodra juffrouw Churm zich aandiende, vertrokken ze altijd, en toen ik eenmaal goed op dreef was met Rutland Ramsay, diende juffrouw Churm zich vrij vaak aan. Ze wisten woordeloos over te brengen dat ze meenden dat ik haar alleen nodig had voor scènes in de lagere milieus, en ik liet ze maar in die waan, want in hun pogingen de roman te lezen—die slingerde in het atelier rond—was hun blijkbaar ontgaan dat het verhaal zich uitsluitend in de hoogste kringen afspeelt. Ze hadden lukraak wat korte flarden van onze grootste romanschrijver gelezen zonder er veel van te begrijpen.

Ik liet ze, in weerwil van Jack Hawleys waarschuwing, nu en dan nog weleens een uurtje poseren: mocht het nodig blijken, dan kon ik ze altijd nog de laan uitsturen als de drukte van het seizoen achter de rug was. Hawley had inmiddels kennis met ze gemaakt—hij had ze naast mijn kachel aangetroffen—en vond het een belachelijk koppel. Toen ze begrepen dat hij eveneens schilderde, probeerden ze ook hem voor werk te polsen, hem ervan te overtuigen dat zij het echte werk waren; maar hij stond ze, van de andere kant van mijn grote atelier, aan te staren alsof hij mijlenver van ze verwijderd was: zij verenigden alles in zich wat hij verschrikkelijk vond aan het maatschappelijk bestel van zijn land. Dat soort mensen, een en al lakleer en conventies, vol dooddoeners die ieder inhoudelijk gesprek onmogelijk maakten, hadden in een schildersatelier niets te zoeken. Een atelier was een plek waar je leerde te kijken—maar wat zag je nog door twee donzen dekbedden heen?

Voor mij was het vooral lastig dat ik aanvankelijk wilde verhelen dat mijn behendige kleine knecht inmiddels ook voor Rutland Ramsay poseerde. Ze wisten dat ik de eigenaardige stap had gezet (en van kunstenaars verwachtten ze onderhand wel wat eigenaardigheden) om zo’n buitenlandse schooier van de straat te plukken, terwijl ik ook iemand met bakkebaarden en referenties had kunnen aannemen; maar het duurde even voordat ze door hadden hoe hoog ik zijn talenten aansloeg. Ze troffen hem meermaals in mijn atelier aan terwijl hij poseerde, maar gingen er voetstoots vanuit dat ik dan een orgeldraaier tekende. Sommige dingen hebben ze nooit geweten, zoals dat ik een tijdlang met de gedachte heb gespeeld om voor een opvallende scène waarin een livreiknecht voorkwam, majoor Monarch in de rol van die bediende te tekenen. Ik bleef dat maar uitstellen, ik durfde hem niet te vragen een livrei aan te trekken—nog afgezien van de onmogelijkheid om een livrei in zijn maat te vinden.

Tot ik op een dag tegen het einde van de winter zat te werken aan een tekening van de verfoeide Oronte (die altijd meteen begreep wat je van hem wilde) en net lekker op dreef was toen zij ineens binnenkwamen, de majoor en zijn vrouw, met hun society-lachje om niks (er viel steeds minder te lachen), als visite op het platteland—want daar deden ze mij altijd aan denken: mensen die na de kerkdienst door het park terug wandelen naar

Page 24: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

het landhuis, even ergens aanwippen en dan worden overgehaald om voor het middagmaal te blijven. Ik had mijn middagmaal al genuttigd, maar ze konden blijven voor de thee—ik wist dat ze daarop hoopten. Alleen was ik net door inspiratie bevangen en ik kon die, nu het daglicht al begon af te nemen, niet laten bekoelen en mijn werk stilleggen om te wachten tot mijn knecht de thee had gezet. Dus vroeg ik mevrouw Monarch of zij misschien zo vriendelijk wilde zijn—een verzoek dat haar heel even al het bloed naar de wangen joeg. Ze keek naar haar man en ik zag ze met hun ogen naar elkaar seinen. Het was snel voorbij met die dwaze weerspannigheid; zijn gewiekste jovialiteit maakte er korte metten mee. En in plaats van medelijden te hebben met hun gekrenkte trots, voelde ik me eerder gedreven om ze deze les eens goed in te wrijven. Ze gingen in de weer met kopjes en schotels en zetten water op. Ik wist dat ze nu het gevoel kregen dat zij mijn bediende bedienden, en toen de thee was gezet, zei ik: ‘Voor hem ook een kopje, graag—hij is moe.’ Mevrouw Monarch liep met een kopje naar de plek waar hij stond te poseren en hij nam het van haar aan alsof hij een deftige heer op een soiree was, met een klakhoed onder de arm geklemd.

Toen besefte ik dat ze—met een zekere edelmoedigheid—een groot offer voor mij had gebracht en dat ik haar iets verschuldigd was. Elke keer als ik haar daarna zag, pijnigde ik mij het hoofd over hoe ik het haar kon vergoeden. Ik kon geen werk blijven maken dat niet deugde, enkel om hun een plezier te doen. Want werkelijk, het deugde van geen kanten, het soort werk waarvoor zij model zaten—Hawley was niet langer de enige die het zei. Ik had een heel aantal tekeningen opgestuurd voor Rutland Ramsay, en dat had me een waarschuwing opgeleverd die harder aankwam dan die van Hawley. De artistiek adviseur van het uitgevershuis waarvoor ik werkte vond veel van mijn illustraties onder de maat. Dat betrof vooral de prenten waarop de Monarchs figureerden. Zonder verder nog te hoeven vragen wat de uitgever dan wel had gewenst, werd me al duidelijk dat ik op die manier niet meer voor de andere boeken in aanmerking zou komen. Wanhopig wierp ik mij dus op juffrouw Churm, ik liet haar alle registers opentrekken. En ik bombardeerde Oronte niet alleen openlijk tot mijn held, maar toen de majoor op een ochtend langskwam om te zien of ik hem nog nodig had voor de voltooiing van een prent voor de Cheapside waarvoor hij de vorige week had geposeerd, zei ik dat ik van gedachten was veranderd—dat ik daarvoor mijn knecht zou gebruiken.

Hij trok bleek weg en staarde me aan. ‘Is hij uw idee van een Engelse gentleman?’ vroeg hij.

Ik was bedrukt, ik was nerveus, ik wilde door met mijn werk, dus zei ik geërgerd: ‘Ach, mijn beste majoor—ik kan omwille van u mijn carrière niet verknallen!’

Hij stond me nog even aan te kijken en verliet toen zonder een woord te zeggen mijn atelier. Ik slaakte een zucht van opluchting na zijn vertrek, want ik dacht dat ik hem nooit meer terug zou zien. Hoewel ik hem niet met zoveel woorden had verteld dat mijn werk dreigde te worden afgewezen,

Page 25: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

stak het me dat hij die ramp niet in de lucht voelde hangen—dat hij nog geen lering had getrokken uit onze vruchteloze samenwerking: de les dat in de bedrieglijke sfeer van de kunst zelfs het deftigste uiterlijk zich niet altijd leent voor een geslaagde artistieke weergave.

Hoewel mijn vrienden geen geld meer van mij te goed hadden, zag ik ze nog wel een keer terug. Drie dagen later verschenen ze samen in mijn atelier, en gezien de hele situatie had hun bezoek iets tragisch. Het bewees voor mij dat ze verder nergens emplooi vonden. Ze moeten het samen in een somber gesprek hebben verstouwd—het slechte nieuws hebben verwerkt dat ze niet voor de hele reeks werden gevraagd. Als ik zelfs voor de Cheapside niets aan ze had, hadden ze in mijn atelier niet zoveel meer te zoeken, en aanvankelijk dacht ik dan ook alleen dat ze nog een laatste keer, uit beleefdheid en sans rancune, afscheid kwamen nemen. Daarom was ik stiekem blij dat ik geen tijd had voor een scène, want mijn andere twee modellen waren net samen aan het poseren en ik zat te zwoegen op een tekening waarmee ik enige eer hoopte in te leggen. Het tafereel was me ingegeven door de scène waarin Rutland Ramsay zich naast Artemisia aan de vleugel zet en haar gloedvol toespreekt, terwijl zij doet of ze zich blijft concentreren op het moeilijke stuk dat ze zit te spelen. Juffrouw Churm aan de piano had ik al eerder getekend, dat was een pose waarin ze een waarlijk poëtische gratie etaleerde. Ze moesten samen een fraaie compositie vormen, en mijn Italiaantje had mij daarin perfect aangevoeld. Het stel zat levendig voor me, de piano was van de muur getrokken: het was een betoverend tafereel van jonge mensen en gefluisterd minnevuur, dat ik alleen nog op papier moest zien te vangen. Mijn bezoekers stonden het aan te zien en ik heette ze van over mijn schouder hartelijk welkom.

Ze gaven geen kik, maar ik was gewend aan zwijgend gezelschap en werkte stug door, hooguit wat ontstemd (ondanks mijn blijdschap dat ik hier tenminste echt ideaal materiaal voor me had) dat ik toch nog niet van ze af was. Ineens hoorde ik de zachte stem van mevrouw Monarch naast me, of eigenlijk boven me: ‘Dat kapsel zou eigenlijk iets netter moeten.’ Ik keek op en zag dat ze met een merkwaardig gespannen blik stond te staren naar juffrouw Churm, die met de rug naar haar toe zat. ‘Vindt u het goed als ik dat een beetje bijwerk?’ ging ze verder—een vraag waarvan ik even opsprong, als uit een instinctieve vrees dat ze de jongedame iets zou aandoen. Maar ze bracht mij tot bedaren met een blik die ik nooit zal vergeten—ik geef toe dat ik die wel graag had willen schilderen!—en liep naar mijn model. Ze sprak haar zacht toe, legde een hand op haar schouder en boog zich over haar heen; en toen het meisje begreep wat ze wilde en dankbaar knikte, schikte ze in een handomdraai die woeste krullen zo dat het hoofd van juffrouw Churm er dubbel zo mooi uitzag. Zelden heb ik iemand een rivaal zo’n heroïsche dienst zien bewijzen. Vervolgens stapte mevrouw Monarch met een kleine zucht weer bij haar weg en keek om zich heen als om te zien of ze nog iets kon doen, waarop ze met grootse deemoed bukte om een vuile poetslap van de vloer te rapen die uit mijn verfdoos was gevallen.

Page 26: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

Ondertussen had ook de majoor staan rondkijken of hij iets kon doen, en hij zag dat mijn ontbijtspullen aan het andere uiteinde van het atelier nog niet waren afgeruimd. ‘Zeg, kan ik mij hier niet nuttig maken?’ riep hij met een onbedwingbare trilling in zijn stem. Ik stond het hem toe met een, naar ik vrees, wat ongemakkelijk lachje, en hoorde daarop tien minuten lang het zachte gekletter van porselein en het gerinkel van lepels en glazen, terwijl ik door bleef werken. Mevrouw Monarch schoot haar echtgenoot te hulp—samen deden ze mijn vaat en borgen alles op. Ze verdwenen ermee in mijn keukentje, waar ik naderhand zag dat mijn messen waren gepoetst en mijn bescheiden voorraad zilverwerk glom als nooit tevoren. Toen het tot mij doordrong, de stille welsprekendheid van wat ze daar deden, moet ik bekennen dat ik even een floers voor ogen kreeg—mijn tekening werd wazig. Ze hadden hun mislukking geslikt, maar konden hun lot niet aanvaarden. Verbijsterd bogen ze het hoofd voor de harde en bizarre wet dat het echte werk zoveel minder waard is dan de imitatie; maar ze wilden niet verhongeren: als mijn bedienden mijn modellen waren, konden mijn modellen misschien mijn bedienden worden. Ze zouden de rollen omdraaien: poseerden de werklui als deftige dames en heren, dan zouden zij hun werk doen. Zo zouden ze in het atelier kunnen blijven—hun hele pantomime was één grote zwijgende smeekbede om ze niet weg te sturen. ‘Huur ons in,’ zeiden ze daarmee. ‘We willen alles voor u doen.’

Zodra ik dat allemaal zag, was mijn inspiratie meteen verdwenen—mijn potlood viel uit mijn handen. De sessie was bedorven en ik stuurde mijn modellen weg—ook zij keken er vreemd van op en leken nogal onder de indruk. Eenmaal alleen met de majoor en zijn vrouw wist ik mij even geen houding te geven. Hij drukte hun hele verlangen uit in één enkele zin: ‘Kom, kerel—hiervoor kun je ons toch wel gebruiken?’

Dat kon ik niet, ik vond het afschuwelijk om ze mijn kliekjes te zien opruimen; maar ik deed alsof ik het kon en heb ze nog een week aangehouden. Toen heb ik ze een vertrekpremie gegeven en daarna heb ik ze nooit meer gezien. Ik heb de rest van het verzameld werk nog wel mogen illustreren, maar volgens mijn vriend Hawley hebben de majoor en mevrouw Monarch mijn werk permanente schade toegebracht—ben ik door hen in een goedkoop maniertje vervallen. Als dat zo is, dan heb ik er die prijs wel voor over—voor de herinnering.

Page 27: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

Verantwoording

‘The Real Thing’ verscheen voor het eerst in boekvorm in The Real Thing and Other Tales (1893). Die eerste editie, op internet o.a. te vinden op Wikisource, is de brontekst voor deze vertaling.

Als omslagillustratie is De pose (1889) van David Oyens (1842-1902) gebruikt.

Meer verhalen van James in vertaling via mijn blog.

Page 28: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

Aantekeningen

Page 29: fmlekens.home.xs4all.nl  · Web view2021. 3. 31. · Het was boeiend om het achterhoofd van zijn vrouw te tekenen (de mathematische precisie van dat kapsel) en de typisch ‘elegante’

1 Ce sont des gens qu’il faut mettre à la porte: je moet die mensen aan de deur zetten.2 Coloro che sanno: kenners, zij die er verstand van hebben.