Kennisportfolio

algemene economie (micro)

algemene economie: Economie in combinatie met de maatschappij. Er wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige behoeften.

middelen ------> behoeften

Macro-economie: Economie van een groter geheel (meestal een land)

Meso- economie: Economie van sectoren en bedrijfstakken.

Micro-economie: Economie van bedrijven en gezinnen.

Schaarse goederen: als er productiemiddelen of tijd moeten worden opgeofferd om het product voort te brengen. (Brood)

Vrije goederen:  Een vrij goed is een goed waarbij men geen productiemiddelen of tijd hoeft op te offeren om het te produceren. (zonlicht)

Prisoners dilemma: Een situatie waarin alleen door samenwerking en afspraken tot de 'juiste/beste' uitkomst kan worden gekomen.

Participanten en omgevingsfactoren >>

Participanten: betrokken bij of directe invloed op bedrijfsvoering.Omgevingsfactoren: Ondernemingsklimaat of maatschappelijke context.

SWOT-analyse

Aan de hand van dit model kun je de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een bedrijf bepalen.

intern - strengths/weaknesses

extern - Opportunities/ threats

Marktvormen

Prijselasticiteit

- Prijselasticiteit van de vraag:

- Inkomenselasticiteit:

- Kruiselingse prijselasticiteit:

Economische orde

vaste kosten/constante kosten: deze kosten blijven gelijk wanneer de productie word uitgebreid.

variabele kosten: Deze kosten nemen toe naarmate de productie wordt uitgebreid.

Bedrijfseconomie

balans

Een balans is een momentopname en deze is altijd in evenwicht.

Iedere transactie of gebeurtenis veroorzaakt een mutatie op de balans. Er wordt dan minimaal een debet en een creditboeking veroorzaakt.

wanneer de er een post aan de debetzijde verhoogt of aan de credit zijde verlaagd is er sprake van een debitering, wanneer er een post aan de debetzijde word verlaagd of aan de creditzijde word verhoogd is er sprake van creditering en word het woordje 'aan' ervoor gezet.

Resultatenrekening

De resultatenrekening is een overzicht van een periode. Deze bevat de mutaties op het eigen vermogen en geef het "resultaat" weer. Dit is het saldo van de opbrengsten en kosten. Andere benamingen voor een resultatenrekening, is verlies en winstrekening of exploitatierekening.

liquide middelen (kas/bank) --> liquiditeitsoverzicht --> genoeg geld beschikken

Eigen vermogen --> resultatenrekening --> winst/verlies

Communicatie

Basismodel communicatie

De zender stuurt een boodschap/medium naar de ontvanger. De ontvanger geeft hier feedback op, zodat de zender hier iets op kan aanpassen. De zender geeft hierop weer een terugkoppeling naar de ontvanger.

Theorieën6 verschillende theorieën die je kunt toepassen om massa's mensen te bereiken.

1. One step flow theorie: via deze theorie wordt een grote groep mensen bereikt. Deze mensen worden dan ook direct aangespoord om het product of dienst te gaan kopen. 

2. Two step flow theorie: de boodschap die de zender wil overbrengen komt het beste binnen via een tussenpersoon. Bijvoorbeeld als een bekende Nederlander een product geweldig vind dan gaan veel mensen het kopen.

3. Agendasettingstheorie: de media zelf bepalen de boodschap. Wat de media plaatst over een onderwerp bepaald voor een groot deel want mensen daar over denken. 

4. Usus-and-gratifications theorie: klanten gaan zoeken naar producten/diensten die ze kunnen gebruiken om in hun eigen behoefte te voorzien. Bijvoorbeeld, klanten gaan via Google opzoek naar een hotel i.p.v. via een krant. 

5. The medium is the message theorie: wat doet het medium met de gebruiker. Bijvoorbeeld Twitter, veel mensen die blijven op de hoogte van nieuws en trends via Twitter. Wat op die sociale media site komt bepaald de vraag naar producten/diensten bij de mensen. 

6. Selectieve perceptie theorie: mensen zien alleen dingen die in hun perceptie vallen, wat zij interessant vinden. Als jij bijvoorbeeld net een nieuwe auto hebt gekocht zie je die ineens overal rijden. 

Imago: Hoe zien anderen jou?Identiteit: Hoe zie jij jezelf?

corporate identiteit: Het beeld dat de organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te stralen.Corporate Imago: Het beeld dat publieksgroepen hebben van een organisatie.Persoonlijkheid:Hetgeen de organisatie karakteriseert, dat komt tot uiting in kernwaardes.Symboliek: Het visuele beeld van de organisatie, bijvoorbeeld huisstijl, logo mascotte.Gedrag: Dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders. Communicatie: Berichtgeving middels folders, brochures, advertenties eninternetpagina’s.

Corporate Identity Mix:

persoonlijkheid:-hetgeen wat het bedrijf karakteriseert.- bestaat uit kernwaarden.

Gedrag:- dagelijks handelen van medewerkers- omgaan met klanten

Communicatie:Berichtgeving middels folders, brochures, advertenties, etc.

Symboliek:Het 'visuele beeld' van de organisatie (Huisstijl, Logo, Mascotte)

Huisstijl: visuele identiteit van een organisatie

doel:- Vergroting herkenbaarheid

- Bindend element tussen alle uitingen- Visuele vertaling van de identiteit- Kwaliteitsonderstreping- Interne functie

Voordelen huisstijl:-verduidelijking identiteit -vergroting eenheid/uniformiteit- kostenbesparing- verkoopbevordering

DESTEPAan de hand van het DESTEP model kun je een externe analyse van een bedrijf maken.  Dit model geeft inzicht in ontwikkelingen in de omgeving die ingrijpende gevolgen voor organisatie kunnen hebben.

Demografisch Economisch Sociaal-cultureel Technologisch Ecologisch Politiek

Identiteitsstructuren

-Monolitische identiteit-endorsed identiteit-Branded identiteit

Communicatieplan:1. Probleem2. Analyse 3. Communicatiedoelgroepen 4. Communicatiedoelstellingen 5. Boodschap6. Communicatiestrategie 7. Communicatiemiddelen 8. Tijdsplanning 9. Budget 10. Evaluatie

Management

omgevingsfactoren: Omgevingsfactoren zijn factoren in de omgeving van een organisatie die de organisatie beïnvloeden maar waar organisaties zelf geen invloed op kunnen uitoefenen. (het overkomt de organisaties).partijen: Partijen zijn stakeholders in de omgeving van organisaties, waarmee interacties plaatsvinden. Er kan wederzijdse invloed uitgeoefend worden.

7S-model7S model:-Goed bedrijf: de 7 onderwerpen versterken elkaar. -Slecht bedrijf: de 7 onderwerpen gaan niet goed samen.

Het 7-s model bestaat uit harde en zachte S'en. De harde S: is tastbaar/zichtbaar (structuur, strategie, systemen)

De zachte S: laat de menselijke kant van de organisatie zien (staf, stijl van management, sleutel vaardigheden, visie)

harde S:-strategie- structuur-systeem

Zachte S:-sleutelvaardigheden-staf-Managementstijl

harde s`en zijn zichtbaar voor andere mensen.zachte s`en hebben te maken met de structuur van een bedrijf.

 Strategie (hard):het vaststellen van doelen en de manier waarop die doelen wordenbereikt.Wie maken de strategieën? De top managers maken de strategieën voor de toekomst.

Stappenplan voor het maken van een strategie:

1.Missiehet bestaansrecht van een organisatie is heel belangrijk, een organisatiemoet producten hebben die klanten willen hebben.Een aantal vragen die een bedrijf of organisatie aan zichzelf moet stellen:-Waarom bestaan we?-Voor wie bestaan we?-Wat is onze identiteit?-Wat is onze primaire functie?-Welke behoefte vervullen we?

 2.Visie (= visionair) dat wil zeggen in de toekomst kijken (technologie, vooruitgang)Voorbeelden van personen die visionair waren: Steve Jobs & Bill GatesEen aantal vragen die een bedrijf of organisatie aan zichzelf moet stellen:Hoe ziet de omgeving eruit in de toekomst?Waar willen we staan over x jaar?Wat willen we dan bereikt hebben?Hoe bereiken we dat?

3.Doelstellingen (smart)

SpecifiekMeetbaarAcceptabelRealistischTijdsgebonden

4.Strategieën

 Vaststellen van doelen & manier(en) bedenken om het doel te bereiken. Hoe ga je het doen? ( plan van aanpak maken)

volgens tracy en Wiersema moet je een van de drie aanpakken kiezen.

-Operational excellence:-laagste prijs- weinig keus- jong personeel- schaalvoordeel

- Product innovatie:- grensverleggende producten aanbieden- slimme hoogopgeleide werknemers

- Customer intimacy:- precies weten wat de behoefte van de klant is.-naast de klant staan.- langdurige relaties.

Organisatiestructuur (hard):

De externe afstemmingsfunctie:Bij het bepalen van de strategie wordt er veel rekening gehouden met de externe omgeving van een organisatie. (plan) De interne afstemmingsfunctie: Als de strategie helder is, volgt er aandacht voor de interne organisatie van het bedrijf (structuur)

Taak: is een geheel van concrete werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd. Functie:is het geheel van (meerdere) taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Interne differentiatie: bijdrage van elke afdeling aan het totale product. -F- indeling

Interne specialisatie:Bij interne specialisatie kijkt men naar wat er wordt geproduceerd of voor wie dit wordt gedaan. Er zijn drie verschillende manieren van interne specialisatie, namelijk:-De productindeling (P- indeling)-De marktindeling (M- indeling)-De geografische indeling (G -indeling)

-Functionele indeling (f-indeling) :

-De productindeling (P- indeling)

-De marktindeling (M- indeling)

-De geografische indeling (G -indeling)

Je let altijd op het tweede niveau, dus alleen onder de directe, daardoor weet je welke indeling er gebruikt is.Bevoegdheden en relaties

Bevoegdheden: is het recht om in een bepaalde situatie zelfstandig beslissingen te nemen over de uitvoering van een taak

relaties: zijn de verhoudingen die mensen in een organisatie tot elkaar hebben: de een kan de baas van de ander zijn en mag dus opdrachten geven.

in dat geval spreken we van een hiërarchische relatie ( de baas staat hoger in de hiërarchie)

Verticaal organiseren: verdelen van de taken die wat betreft niveau verschillend zijn (het aanbrengen van hiërarchie)

horizontaal organiseren: verdelen van taken en toewijzen van bevoegdheden op hetzelfde organisatieniveau (bijvoorbeeld afdelingsvorming)

organigram: een schema waarin de structuur van een organisatie wordt afgebeeld naar de verschillende functies, afdelingen en relaties. tekenen met de volgende stappen:-Je werkt van boven naar beneden- Je gebruikt altijd rechthoekjes in een organigram voor functies en/of afdelingen-De rechthoekjes verbind je middels lijntjes of een harkje-Functies vermelden (en eventueel namen)-Functionele relaties worden meestal niet getekend. Er wordt een stippenlijn getekend tussen de afdelingen waar tussen een dergelijke relatie bestaat.

Als een organisatie veel organisatielagen heeft noemen we het een steile structuur.Als een organisatie weinig organisatielagen heeft noemen we het een platte structuur.

Formele organisatie: Macht en functionele relaties zichtbaar (organigram)

Informele organisatie: de invloed die medewerkers in een organisatie kunnen uitoefenen ook al zou je die invloed qua functie wellicht niet eens direct verwachten .(Niet zichtbaar in een organigram)

Systeem: Een systeem is het geheel van formele en informele procedures en werkinstructies (processen) die een bepaald resultaat moeten opleveren.

gesloten systeem: Een gesloten systeem heeft geen wisselwerking met de omgeving.

open systeem: Een open systeem heeft alleen bestaansrecht als deze in verbinding staat met de omgeving.

Het proces: Ieder proces kent invoer(input), transformatie, uitvoer (output) en feedback.

Het bestuurlijke proces

Het proces in een organisatie

verkoopproces: Een klant te woord staan.

onderhoudsproces: het schoonmaken van het koffiezetapparaat.

Systemen bij

bij de filialen van McDonald`s kun je heel veel systemen ontdekken. Bij een strak geleide organisatie: Is vrijwel alles geregeld/ vastgelegd.

Productie, shiftmanagement, onderhoud, training, personeelsbeleid, voorraad, voedselveiligheid, veiligheid, interne communicatie, bedrijfsplanning, roosters, bestellingen, pewrsoneels- en management planning.

voor echt alles is er eenprocedurestappenplanprocesbeschrijvingwerkinstructiechecklistaftekenlijst

Ieder filiaal heeft een crewtrainer (taak 1e assistant) die met behulp van uitgebreide handboeken het personeel opleidt.

Theorieen.

Scientific Management theorieFrederick Taylor (1856-1915)Theorie van 1911 (publicatie)

Amerikaan Een ingenieur, een wetenschapper, Werkzaam in de staalindustrie, in het gedeelte van de ijzererts winning/ruw ijzer Een wetenschapper, deed onderzoek in de industrie

Wat wilde Taylor bereiken?

Wetenschappelijk benadering van werk: hij was steeds aan het meten, meten is weten.  Verregaande taakverdeling: arbeider moest zich specialiseren; je wordt steeds beter in

iets. Goede samenleving tussen de organisatieniveaus (werkte niet goed): chefs en

arbeiders moeten het SAMEN doen; een beetje te idealistisch, iedereen heeft eigen beweegredenen en belangen

Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor werkmethodes: de arbeider kreeg opgelegd hoe hij iets moest doen, de werknemer mocht dus niet zelf meedenken. 

Zorgvuldige selectie van werknemers: voor zijn onderzoeken selecteerde hij bewust bepaalde arbeiders. Alleen de besten mochten meedoen aan het onderzoek. 

Prestatiebeloning: de hoogste prestatie werd de norm. Vrijwel dus niet haalbaar voor de meeste arbeiders, erg frustrerend.

Door onderzoek van Taylor is de lopende band ontstaat (Ford autofabrieken)

Het achtbazenstelsel:1.       Tijd en kosten2.       Werkinstructies3.       Bewerkingen en hun volgorde4.       Werkvoorbereiding en uitgiften5.       Onderhoud6.       Kwaliteitscontrole7.       Technische leiding8.       Personeelsbeheer

De arbeiders kregen voor ieder facet van hun werk een andere baas toegewezen. Dit was voor de arbeiders erg verwarrend maar hierdoor konden de bazen zich wel specialiseren. Het doel van Taylor hierbij was, een hogere productiviteit in de productieomvang behalen. 

Resultaten:                 1 tijd en bewegingstudies                2 werkclassificatie systemen                3 werkvoorbereiding en planning                4 analyse van routine en vermoeidheidsverschijnselen

Algemene management theorieHenry Fayol (1841-1925)

Theorie van c.a. 1916 Het besturen van een organisatie Leiding geven kun je leren Algemene Management theorie: Fayol kijkt naar de hele organisatie, het betreft

algemeen management. Taylor hield zich meer bezig met de Productie-afdeling. Fransman 

Henry Fayol was een mijnbouwkundig ingenieur en directeur in de mijnbouw. Hij zei altijd "management is te leren". 

6 onafhankelijke managementgebieden1.       Technisch2.       Commercieel

3.       Financieel4.       Zelfbeschermend5.       Boekhouding6.       Besturing (zorgt voor de bovenstaande 5)

Besturen bestaat uit 5 taken1.       Plannen en vooruitzien2.       Organiseren3.       Coordineren4.       Controleren5.       Bevel voeren

Een belangrijk begrip van Fayol : eenheid van bevel ( 1 leiding gevende)

2 kerntaken van management: 

Constituerende taken (beleid formulerend, topmanagement)

        - Beleidsbepaling en planning        - Organiseren

Dirigerende taken (beleidsuitvoerend, midden en laag management)

       - Geven van oprdachte (en hulp)       - Coördineren       - Controleren en eventueel bijsturen

‘klassieke’ organisatie = steile organisatiestructuur, ‘moderne’ organisatie = platte organisatiestructuur, snellere communicatie, flexibeler

Theorie van de bureaucratie Max weber

Overheidsinstellingen Duitser Achtergrond van Weber: Socioloog, econoom, jurist.

Interesse in grote organisaties, grote overheidsinstellingen Theorie ca. 1940 gepubliceerd

Hoe ziet de ideale overheidsinstelling eruit volgens Weber: -          Sterke taakverdeling-          Hierarchische bevelstructuur-          Functie belangrijker dan de persoon-          Schriftelijke vastlegging-          Objectieve criteria en procedures

Human relations theorieElton Mayo (1880-1949)

Theorie van de “menselijke relaties” (gedragskundige benadering) Mayo is een Australiër maar werkt in Amerika (Harvard University) Theorie van ca 1945 Werkte in de Amerikaanse industrie: onderzoek

Elton Mayo deed vooral onderzoek in de fabrieken van General Electric. Hier was hij bezig met het onderzoeken van werkomstandigheden en hoe hij deze kon verbeteren, zodat de productiviteit ook zou verbeteren. Hieruit bleek dat het belangrijk was dat de medewerker aandacht kreeg, maar geld was hierbij niet van belang. 

Mayo: "Aandacht geven, waardering laten blijken etc. is het belangrijkste voor de effectiviteit van organisaties!"

Het revisionismeDouglas McGregor (1906-1964)

X en y theorie van Theorie van c.a. 1960 X theorie: mensen zijn lui en moeten beloont en gestraft worden. Y theorie: mensen zijn enthousiast en moeten mee kunnen praten.

Recht

Trias PoliticaDe Trias politica is de machtenscheiding binnen de staat van Montesquieu. Hij verdeelde de macht in 3 soorten:

Wetgevende machtdit zijn de Staten Generaal (eerste en tweede kamer) en de regering (koning en ministers)Deze macht is te vinden in art. 81 Grondwet Bestuurlijke machtde regering (koning en ministers)Deze macht is te vinden in art. 42 Grondwet Rechtsprekende machtde rechtersDeze macht is te vinden in art. 121 Grondwet

Wet in formele zin:een wet ‘gemaakt in Den Haag’ door Staten-Generaal en regering gezamenlijk volgens procedure van art. 81 GW