logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind...

11
12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. A. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden van groepen en maakt hierbij onderscheid in de begeleiding van baby’s, peuters en kleuters, schoolkinderen, pubers en adolescenten. B. De student kan demonstreren dat zij kan schakelen van het individuele kind naar de groep en andersom. C. De student kan reflecteren op de beheersing van schakelen van het individuele kind naar de groep en andersom en uitleggen waarom en wanneer zij dit doet. A. baby’s en peuters De opvoeding en begeleiding van de kinderen die op een kindercentrum komen, vindt voor een belangrijk deel thuis bij de ouders plaats. Bij hen ligt de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Kinderopvang is een aanvulling op de opvoeding thuis. Tijdens de afwezigheid van de ouders worden de kinderen hier in groepsverband opgevangen. Het is de verantwoordelijkheid van de kinderopvang om de kinderen goed te verzorgen, te begeleiden en op te voeden vanuit een aanvullend opvoedingsmilieu. Je hebt het contact met de ouders nodig om het kind goed te begrijpen en de begeleiding goed af te stemmen op de behoeften van het kind. En je hebt het contact met de ouders nodig om de opvoeding vanuit het kindercentrum goed af te stemmen op die van thuis. Een veilige sfeer bieden Als pedagogisch werker kun je ook baby’s en peuters opvoeden en begeleiden in instellingen voor de jeugdzorg. Of het nu binnen de kinderopvang of binnen de jeugdhulpverlening is, het is de taak van de begeleiders om voorwaarden te scheppen voor een optimaal pedagogisch klimaat. De groepen waar de kinderen deel van uitmaken zijn procesgerichte groepen. Voor kinderen die veel dagen op de kinderopvang verblijven, of voor kinderen in een leefgroep, is de groep mogelijk en primaire groep. De veilige sfeer in de groep vormt de basis voor een goede ontwikkeling. Jouw manier van omgaan met kinderen speelt daarin een zeer belangrijke rol, zo niet de belangrijkste rol. Iedereen heeft een eigen manier van omgaan met of begeleiden van kinderen. Voor iedere begeleider geldt echter dat de manier van omgaan positief moet zijn. Je hebt als begeleider te maken met het individuele kind en met de groep. Je moet aandacht geven aan het individuele kind, maar ook aandacht besteden aan de groep en aan de processen die zich daarin

Transcript of logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind...

Page 1: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom.

A. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden van groepen en maakt hierbij onderscheid in de begeleiding van baby’s, peuters en kleuters, schoolkinderen, pubers en adolescenten.

B. De student kan demonstreren dat zij kan schakelen van het individuele kind naar de groep en andersom.

C. De student kan reflecteren op de beheersing van schakelen van het individuele kind naar de groep en andersom en uitleggen waarom en wanneer zij dit doet.

A.baby’s en peutersDe opvoeding en begeleiding van de kinderen die op een kindercentrum komen, vindt voor een belangrijk deel thuis bij de ouders plaats. Bij hen ligt de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Kinderopvang is een aanvulling op de opvoeding thuis. Tijdens de afwezigheid van de ouders worden de kinderen hier in groepsverband opgevangen. Het is de verantwoordelijkheid van de kinderopvang om de kinderen goed te verzorgen, te begeleiden en op te voeden vanuit een aanvullend opvoedingsmilieu. Je hebt het contact met de ouders nodig om het kind goed te begrijpen en de begeleiding goed af te stemmen op de behoeften van het kind. En je hebt het contact met de ouders nodig om de opvoeding vanuit het kindercentrum goed af te stemmen op die van thuis.

Een veilige sfeer biedenAls pedagogisch werker kun je ook baby’s en peuters opvoeden en begeleiden in instellingen voor de jeugdzorg. Of het nu binnen de kinderopvang of binnen de jeugdhulpverlening is, het is de taak van de begeleiders om voorwaarden te scheppen voor een optimaal pedagogisch klimaat. De groepen waar de kinderen deel van uitmaken zijn procesgerichte groepen. Voor kinderen die veel dagen op de kinderopvang verblijven, of voor kinderen in een leefgroep, is de groep mogelijk en primaire groep. De veilige sfeer in de groep vormt de basis voor een goede ontwikkeling. Jouw manier van omgaan met kinderen speelt daarin een zeer belangrijke rol, zo niet de belangrijkste rol. Iedereen heeft een eigen manier van omgaan met of begeleiden van kinderen. Voor iedere begeleider geldt echter dat de manier van omgaan positief moet zijn.

Je hebt als begeleider te maken met het individuele kind en met de groep. Je moet aandacht geven aan het individuele kind, maar ook aandacht besteden aan de groep en aan de processen die zich daarin afspelen. Opgroeien in een groep kan heel positief zijn voor een kind, maar een voorwaarde is wel dat de sfeer in de groep goed is. Een groep kan een stimulerende werking hebben, maar een groep kan ook een remmende werking hebben op de individuele groepsleden. Voorbeelden hiervan zijn rivaliteit, plagen en buitensluiten.

Het is jouw taak als begeleider ervoor te zorgen dat alle kinderen zich veilig voelen in de groep en dat alle kinderen tot hun recht komen. Het spreekte voor zich dat de samenstelling en de grootte van de groep invloed heeft op het contact dat je kunt hebben met de kinderen en op de contacten tussen de kinderen onderling. Als je in je eentje op een groep van veel peuters staat met daarin een aantal druktemakertjes dan kom je niet echt toe aan de individuele begeleiding. Soms ervaren begeleiders de groep als een spanningsveld waarbinnen ze ‘de orde’ moeten bewaken. Ze doen dan hun uiterste best om met regels een bepaalde orde en discipline te scheppen in de groep. Het is echter belangrijk het pedagogische klimaat, de waarde die de groep heeft voor het individuele kind, niet uit het oog te verliezen. Factoren die het pedagogische klimaat beïnvloeden zijn onder andere de groepsgrootte, leeftijdssamenstelling en de persoonlijkheidskenmerken van de individuele kinderen. Het is jouw taak als begeleider voorwaarden te scheppen voor een optimaal pedagogisch klimaat.

Page 2: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

Begeleiders of opvoeders hebben de neiging te letten en te reageren op het negatieve, het ongewenste gedrag, meer dat het positieve. Gewenst gedrag wordt wel gezien, maar dat krijgen de kinderen niet te horen. Begeleiders zeggen bijvoorbeeld wel tegen elkaar ‘wat zijn ze leuk aan het spelen, he?’, maar de kinderen zelf krijgen eerder te horen ‘dat mag niet’ of ‘niet doen’ of ‘wat zijn jullie nu weer aan het doen?’ Het gevolg is dat er vooral corrigerend wordt opgetreden tegen zogenaamd vervelend gedrag. Dit zet een negatieve toon, want de nadruk ligt op wat niet mag. Natuurlijk is opvoeden wijzen op normen, in onze groepscultuur. Echter, drie dingen zijn belangrijk om mee te nemen:Ten eerste, spreek het kind aan op het gedrag, dus benoem het gedrag heel concreet, spreek het kind niet aan aan als gehele persoon, zeg dus niet ‘He, wat ben jij vervelend’ of ‘Jij verstoort altijd de sfeer’ of ‘Kun jij nu nooit eens doen wat ik zeg?’ of ‘Wat doe jij nou weer?’ Als je de laatste uitspraken hardop leest, dan merk je dat er een accent ligt op het woord ‘jij’ en op ‘altijd’ of ‘nooit’ of ‘weer’. Bovendien merk je dat je toon automatisch een negatieve klank krijgt. Je geeft het kind daarmee de boodschap dat hij afgewezen wordt.Je doet hiermee je eigen bedoeling tekort, maar vooral het kind. Ten tweede, spreek zo veel mogelijk het gewenste gedrag uit. Meestal kun je meteen al het gewenste gedrag benoemen. Als je deze uitspraken ook eens hardop zegt zul je merken dat je toon automatisch anders gaat klinken als je het gewenste gedrag uitspreekt, positiever.Ten derde, geef ook complimenten en laat de balans doorslaan naar het geven van complimenten naast het corrigeren van gedrag.

Er zijn ook begeleiders die zeggen dat het soms goed is om je stem te laten horen. Ook dat is ongetwijfeld waar, met een dreigende toon krijg je sneller het gewenste gedrag te zien. De vraag is echter of het doel de middelen heiligt. Met andere woorden: is de maatregel altijd goed, omdat het doel bereikt wordt? Is alles geoorloofd aan begeleider gedrag als we het effect maar bereiken, namelijk gedrag volgens onze normen? Er spelen ook nog andere aspecten een rol, zoals- een gezellige, positieve, uitnodigende groepssfeer;- een voorbeeld zijn voor kinderen in hoe je als groepslid een bijdrage kunt leveren aan een goede sfeer;- het zelfbeeld en zelfvertrouwen van kinderen vergroten.

De ontwikkeling van een positief zelfbeeldHet zelfbeeld van kinderen, wordt gevormd door de manier waarop andere met hen omgaan. Als begeleider of opvoeder heb je een heel belangrijke rol in het ontwikkelen van een positief zelfbeeld bij kinderen. Dit wordt gedaan door complimenten te geven, positieve bevestiging te geven, ze inspraak te geven, te laten horen en merken dat de aardig zijn en dat hun aanwezigheid op prijs wordt gesteld. En dat alles kan naast of tegelijkertijd met het aanspreken op ongewenst gedrag.

Het naar schoolgaande kind heeft minder behoefte aan hechting. Het kind krijgt langzamerhand meer behoefte aan een vertrouwenspersoon en aan iemand die laat merken dat het waardevol is. Het moet daarvoor dan, in een veilige omgeving, de ruimte krijgen. Het is belangrijk dat het kind zijn eigen gang kan gaan en toch deel uit blijft maken van de groep. Ieder kind wil zich op zijn eigen niveau betrokken voelen bij de dingen die in de groep gebeuren.

Ieder kind is anders. Ieder kind moet in de groep in eigen tempo de omgeving kunnen verkennen, zich kunnen bewegen en keuzes kunnen maken. Iedere groep is anders. Iedere groep heeft een eigen karakter. En iedere groep heeft gewoonten en rituele ontwikkeld die eigen zijn voor de groep. Bijvoorbeeld verjaardagen, feesten vieren, afscheid nemen, speciale weekend activiteiten maar ook taken verdelen, samen eten, afruimen en afwassen. Daarnaast vormd de taal een bindend element. In een groep ontmoeten kinderen elkaar, komen kinderen bij elkaar vanuit verschillende achtergronden. De communicatie tussen kinderen verloopt vaak anders dan die van tussen volwassenen en kind. Om het

Page 3: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

zelfvertrouwen te stimuleren, is het belangrijk dat je als begeleider het kind stimuleert zo veel mogelijk zelf te doen, complimenten geeft en prijst.

Positief communicerenPositief communiceren met kinderen is essentieel voor het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen bij kinderen. Niet iedereen vindt dat even gemakkelijk. Wij zijn dat in onze ‘nuchtere’ cultuur ook niet zo gewend. Wij zijn niet zo complimenteus, wij zijn meer gewend aan ‘geen bericht, goed bericht’. We laten van ons horen als het niet goed gaat, we zijn geneigd te onderstrepen wat fout gaat. Het is van groot belang te oefenen in positief communiceren. Niet alleen met woorden, maar ook in houding, in intonatie en in mimiek. De positieve benadering zit niet alleen in woorden, in het verbale, maar ook in het non-verbale. Je laat het positieve ook zien en voelen.- Vraag je bij ongewenst gedrag af of dit meteen tot correctie moet leiden. Niet elk ongewenst gedrag moet je meteen corrigeren: misschien is de ernst van het gedrag niet zo groot, en misschien is een andere manier van benaderen beter, bijvoorbeeld negeren.- Geef kinderen niet alleen complimentjes als het gaat om een bijzondere prestatie, maar ook als het ‘gewoon’ goed gaat.- Beloon niet alleen het (goede) resultaat, maar ook de inzet (ook al leidde die niet tot het optimale resultaat).- Ook al doen kinderen ongewenste dingen, laat merken dat je ze waardeert en respecteert om wie ze zijn.

kleuters en schoolkinderenHoe dan ook kinderen moeten zich geborgen en geaccepteerd voelen in de groep. Dan heeft de groep een pedagogische kracht. Allereerst betekent dat, dat er ruimte moet zijn voor individualiteit. Dat vraagt van jou als begeleider dat je houding getuigt van respect voor ieder kind. Er moet ook ruimte zijn voor onderlinge relaties.

Het kan zijn dat je met een groep werkt waarin kinderen zitten die lastig gedrag vertonen. of je werkt met een groep waarin kinderen geplaatst zijn wegens gedragsproblemen. Andere kinderen vertonen moeilijk gedrag omdat ze een stoornis hebben. Dit kan bijvoorbeeld ADHD, PDD NOS of een andere autistische stoornis zijn. Het moeilijke gedrag dat je ziet bij de kinderen komt voort uit onmacht. Als er iets mis gaat moet jij er iets mee of aan doen. Om iets te veranderen moet je je in de situatie gaan verdiepen. Je krijgt dan vaak meer begrip voor de kinderen. Bedenk dat je te maken hebt met een kind dat een hulpvraag heeft. Maak afspraken met het kind die voor hem of haar haalbaar zijn. Maak daarbij de omgeving en het dagritme zo duidelijk en voorspelbaar mogelijk, zodat ide houvast en veiligheid biedt. Het kan zijn dat je soms geïrriteerd raakt door het gedrag van een kind. Dit zijn een paar handige tips. Ieder kind moet de kans krijgen om een nieuwe start te maken. Als volwassene is het jouw taak om met een kind te praten. Neem de tijd om er achter te komen wat er aan de hand is. Begin met de vraag: Wat gaat er volgens jou fout tussen ons? Verspil niet al je energie en tijd aan kinderen waar je het moeilijk mee hebt. Er zijn nog veel andere kinderen die je aandacht nodig hebben. Probeer juist uit de kinderen die niet zo populair zijn of met wie je niet zo veel hebt te halen waardoor ze zich belangrijk voelen.

Puber en adolescentDe groep pubers en adolescenten kenmerkt zich door de overgang van een tamelijk veilige, stabiele schoolkind periode naar een volledig zelfstandig en onafhankelijke in de samenleving. In de fase van de puberteit vergroot het kind zijn leefomgeving en gaat het zelf bepalen welke relaties hij belangrijk vindt en welke niet. In de puberteit en adolescentie gaat de jongere zich meer op leeftijdsgenoten richten. Het gezin en de familie worden minder belangrijk. De jongere gaat meer zijn eigen keuzes maken op grond van persoonlijke interesse en voorkeuren.

Bij het werken met jongeren in deze ontwikkelingsfasen word er erg veel van je gevraagd. In

Page 4: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

de leeftijd van zestien tot eenentwintig jaar gaan de jongeren zich meer richten op hun toekomstige of eerste werkkring. Veel jongeren gaan studeren of werken. De ontwikkeling van een eigen identiteit en het pad naar de volwassenheid treedt op. Het vraagt van jou als begeleider niet alleen deskundigheid en zicht maar ook veel geduld en doorzettingsvermogen.

Om in de jeugdzorg aan te sluiten bij beginsituaties van de jongeren moet je inzicht hebben in hun achtergrond, de problematiek, de ontwikkelingsfase en hun persoonlijkheidsstructuur. Er zijn verschillende instanties en disciplines of deskundigen die diagnostisch werk doen. Zij brengen de achtergronden en de problematiek in kaart. Zo krijg je als begeleider meer inzicht en weet je dat deze jongeren het moeilijk kunnen krijgen als je over persoonlijke onderwerpen praat. Toch kun je als begeleider van jongeren met gedragsproblemen niet volstaan met de informatie van derden. Het echt begrijpen van de jongeren waar je dagelijks mee werkt, vindt plaats in het dagelijks leven in de groep, dagopvang of in het tehuis.

Het leren verstaan van de jongeren waar je als begeleider in groepen mee werkt, is geen gemakkelijke opgave. Je bent als begeleider vaak uitvoerend bezig. Als de diagnose is gesteld en het begeleidings of behandelplan is opgesteld, dan ben je actief betrokken bij de uitvoering ervan. Regelmatig sta je voor raadsels en zoek je naar antwoorden en naar begrip. Je hebt dagelijks met jongeren te maken. Daarmee lever je een belagrijke bijdragen aan de beeldvorming van de jongere. Jongeren verstaan kun je leren, kun je oefenen en kun je verdiepen. Je ervaring speelt daarin een rol, maar ook je kennis die je ontleent aan de sociale wetenschappen. Daarnaast is er het contact met collega’s, met specialistische medewerkers en met familieleden als belangrijke bron voor het leren verstaan van de jongeren. Daarnaast kan begrip alleen al belangrijk zijn voor de jongere. In ieder geval is de informatie die je verkrijgt over de jongeren door hen te leren verstaan heel belangrijk voor het methodisch handelen. Je kunt je afstemmen op de jongere, op wat hij nodig heeft.

Veel kinderen en jongeren waar je mee gaat werken, hebben lange tijd geen structuur gekend in hun leven. Ze hebben geen regelmatig leven gekend en hun leven was vaak chaos. Structuur ontstaat door het instellen van vaste tijdens waarop dingen gebeuren, door herhaling van gebeurtenissen of activiteiten en door het stellen van regels. Om de chaos uit het leven te verdrijven, zal het kind of de jongere anders moeten leren leven. Hij zal moeten leren dat er ook vrijheid van keuze is binnen bepaalde vastgelegde kaders. Eerst zullen de begeleiders die kaders en de keuzemogelijkheden strak moeten aangeven. Na verloop van tijd zal het kind of de jongere steeds meer eigen keuzes kunnen maken. Het is heel belangrijk de kinderen of de jongere uit te leggen wat de regels en afspraken zijn, waarom die er zijn, en uit te leggen wat de maatregelen zijn als die niet worden nageleefd. De jongeren zullen aftasten hoe strak de grenzen liggen, wat er gebeurt als hij die tart, hoe je als begeleider reageert en of begeleiders onderling verschillen in manier van reageren.  Vaak hebben de jongeren met probleemgedrag zonder heldere grenzen geleefd. Maatregelen waren niet gebonden aan afspraken of aan het gedrag van de jongere, maar aan de willekeur, de afstemming en de behoeften van ouders of opvoeders. De jongere is vaak met een dubbele boodschap opgevoed, aan de ene kant met de boodschap ‘’ je bent mijn kind en ik heb je nodig’’ en aan de andere kant met de boodschap ‘’ je bent een lastpost en je bezorgt me ellende.’’

Als begeleider moet je laten merken dat leefregels of normen er niet zomaar zijn. Ze hangen niet af van toevallige omstandigheden of van personen, maar ze bieden veiligheid en voorspelbaarheid en dus betrouwbaarheid. Als begeleider moet je ook laten merken dat een jongere niet als persoon wordt afgewezen als hij regels overtreedt of afspraken niet nakomt, maar dat hij op zijn gedrag wordt aangesproken. Je moet laten merken dat de relatie blijft bestaan en dat je er altijd voor hem bent, ook al moet je hem op zijn gedrag aanspreken. Zo kun je argwaan en wantrouwen overwinnen.

Page 5: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

Een manier om ervoor te zorgen dat de jongere zich niet persoonlijk aangesproken en afgewezen voelt, is het gebruik maken van humor. Humor kan relativerend werken, humor kan kwesties die uit de hand dreigen te lopen tot de juiste proporties terugbrengen. Humor kan de spanning eraf halen. Als zich een incident voordoet in verband met normoverschrijdend gedrag, dan kan de jongere zich snel bedreigd voelen vanuit zijn kwetsbaarheid. Hij heeft thuis ook geleerd op zijn hoede te zijn en zich schrap te zetten. Een grapje kan laten zien dat het om een afgesproken leefregel gaat en niet om een persoonlijke prestigezaak.

Het maken van regels en afspraken en het bewaken daarvan hoeft niet altijd een aangelegenheid te zijn tussen de jongere en jou als begeleider. Groepsleden kunnen ook met elkaar praten over regels en kunnen ook met elkaar tot afspraken komen, bijvoorbeeld over de taakverdeling en wat er gebeurd als iemand zich niet aan aan de afspraken houd. Jongeren hebben vaak goede ideeën als het gaat om welke regels of afspraken zinvol zijn. Het maakt het ook gemakkelijker voor de jongeren zich aan regels te houden als ze die zelf geformuleerd hebben. Er is geen sprake van argwaan, de regels zijn niet opgelegd door een begeleider. Zo zal de jongere zich meer verantwoordelijk gaan voelen voor zijn taak. Bovendien wordt de samenwerking tussen en de zelfstandigheid van de jongeren bevorderd.

Het bespreken van regels en het gezamenlijk maken van de afspraken geeft ruimte voor het oefenen in onderhandelen. Door onderhandelen leren jongeren welke verantwoordelijkheden zij zelf aankunnen en waar zij nog toezicht en gezag van de begeleider nodig hebben. Door onderhandelen leren ze zich aan te passen aan wat er uiteindelijk wordt besloten, ze leren zich conformeren. Structuur en regelgeving kan zo een basis vormen voor de jongeren om grip te krijgen op de omgeving en op zichzelf. Dit is de basis voor zelfsturing.

Er zijn jongeren die heel belangrijke voorwaarden als veiligheid en acceptatie langdurig hebben gemist. Het gevolg daarvan is dat deze jongeren binnen of buiten een instelling, in uitersten kunnen reageren. Ze kunnen in hun gedrag onberekenbaar zijn. Ze vertrouwen anderen niet zo snel en kijken wantrouwend naar de wereld. Ze testen je als begeleider op je betrouwbaarheid, ze testen uit of je hen ook laat vallen als ze een keer een afspraak niet nakomen, als ze zich niet aan de regels houden. Het is belangrijk dat deze jongeren vertrouwen krijgen in andere, maar natuurlijk vooral in zichzelf. Zelfvertrouwen is de basis voor zelfwaardering en zelfwaardering is de voorwaarde voor zelfbeschikking, voor eigen keuzes kunnen maken. Daarnaast moet de jongere de ruimte krijgen eigen initiatieven te ontplooien. Heel belangrijk is de jongere positieve ervaringen op te laten doen. Biedt de jongere activiteiten aan die hij aankan en die hij in zijn eigen tempo kan uitvoeren en waarbij hij kans van slagen heeft. Activiteiten die iets positiefs opleveren kan iemand positieve kracht geven. Het is belangrijk verwachtingen en verantwoordelijkheden aan te reiken die passen bij de leeftijd of het ontwikkelingsniveau van de jongere. Daardoor leert de jongere verantwoordelijkheden te dragen en vertrouwen te krijgen in het eigen kunnen. Als begeleider kun je jongere helpen inzicht te krijgen in wat hij aankan en laten ervaren dat hij ook aan bepaalde verantwoordelijkheden toe is.

B.

IlseFeedback stage begeleider

Page 6: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden
Page 7: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

Floor

C

IlseIn een groep is het belangrijk dat je iedereen de aandacht geeft die hij of zij nodig heeft. Dat

Page 8: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view12: De student schakelt snel van het individuele kind naar de groep en andersom. De student kan benoemen wat er belangrijk is in het begeleiden

betekend dat je bij een uitleg of bij een opdracht iedereen even aankijkt en contact maakt. Soms gebeurd er binnen een situatie iets waar je even moet inspringen. Een voorbeeld hiervan is als je staat te surveilleren op het plein tijdens het buiten spelen en je ziet ineens dat een kindje op de schommel staat. Ik loop dan naar het kind toe en ben op dit moment geschakeld van groep na een kind individueel.

FloorIn een groep is het belangrijk dat iedereen aandacht krijgt. Tijdens een activiteit met een groepje is het nog belangrijker dat alles goed verloopt en iedereen de activiteit begrijpt. Hiervoor is het uitlegmoment. Als hier dan kindereren doorheen scheeuwen of de hele tijd aan iemand anders zitten of niet aan het opletten zijn is dit vervelend voor de begeleider en voor de kinderen die wel proberen op te letten. Hierdoor zou ik dus dit kind invividueel ook even aanspreken.