‘We waren een soort klokkenluiders’

4

Transcript of ‘We waren een soort klokkenluiders’

MEDNET TOPARTS EN ORTHOPEDISCH CHIRURG KEES VERHEYEN

‘ We waren een soort klokkenluiders’

We spreken Kees Verheyen niet in zijn werkkamer, maar ergens in een ruimte in de buurt van de hoofd-

ingang van de Isala klinieken in Zwolle. Hij heeft zijn werkjas nog aan, er is namelijk altijd wat te doen. Een gulle lach, een frisse blik en een vlotte babbel met licht Brabantse tongval, je zou niet zeggen dat hij er bijna een dag werken op heeft zitten, deze orthopedisch Mednet Toparts. Terug-kijkend op die uitverkiezing zegt hij: “Dat was wel bijzon-der, hoewel het natuurlijk niet wil zeggen dat ik de beste orthopeed van Nederland ben. Ik vergelijk mezelf eerder met de drager van de lapjestrui in de Tour de France. Die trui werd jaren geleden gedragen door de leider van het combinatieklassement. Ik werk hier in de kliniek, op de poli, maar doe ook onderzoek en geef onderwijs, en ik ben bestuurslid van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV). Die combinatie van functies moet het bij de Top-artsen-verkiezing zijn geweest; daar scoort iemand punten mee. Als dat allemaal bij elkaar opgeteld wordt, blijk ik ineens bovenaan te staan. Heel aardig, maar je moet er natuurlijk echt de betrekkelijkheid van inzien. Ik ben ervan overtuigd dat een arts met zijn zelfbeeld altijd ergens moet zitten tussen enerzijds zelfoverschatting en anderzijds valse bescheidenheid."Als middelbare scholier twijfelde Kees Verheyen tussen eco-nometrie en geneeskunde. Twee vakken die ogenschijnlijk

Kees Verheyen’s enthousiasme zou de vakidioot en workalholic in hem kunnen verraden. Hij werd begin dit jaar een van de Mednet Topartsen. Isala klinieken heeft juist een periode afge-sloten waarin bekend werd dat de zogeheten MoM-heupprothese (metaal op metaal) meer complicaties geeft dan verwacht. “We vervulden een soort klokkenluidersfunctie.”

niets met elkaar te maken hebben, maar waar in wezen wel overeenkomsten tussen bestaan. Verheyen: “Toen het moment van kiezen naderde, viel de keuze in het voordeel van geneeskunde. Ik vond dat toch minder afstandelijk, energieker. Met mensen werken is altijd plezierig. Met eco-nometrie zou dat naar mijn gevoel een stuk minder zijn geweest. Ik ben een bètaman die graag met mensen omgaat en dan kom je al snel bij geneeskunde terecht.” Zijn keuze voor orthopedie kwam in de loop der jaren. “Een vriend die anesthesieonderzoek deed in Salt Lake City regelde daar op mijn verzoek voor mij een onderzoek orthopedie en bio-materialen.”Na zijn afstuderen vervulde hij zijn dienstplicht (lichting 87-6) bij de afdeling orthopedie in het Militair Hospitaal in Utrecht. Daarna de opleiding orthopedie in het AMC bij professor René Marti. “Ik voel me nog altijd uiterst plezierig bij het beroep van orthopedisch chirurg. Het is veelzijdig omdat het poliwerk combineert met opereren. Ik doe werk met mijn hoofd én met mijn handen. Voor mij de ideale combinatie. Het basiswerk vindt wat mij betreft plaats op de poli. Daar moet een orthopeed de juiste indicatie stellen. Al kan hij nog zo fantastisch opereren, bij een slechte indicatie is het resultaat altijd twijfelachtig.” In die zin beschouwt Verheyen zichzelf als een ‘doener’. “Ik voel me echt een snij-dend arts, geen beschouwend. Over het algemeen wil

net

iemand met een beschouwend specialisme rustig met de patiënt praten en nadenken over het te volgen beleid. Dat wil de chi-rurg natuurlijk ook, maar op een bepaald moment moet hij toch echt aan de slag. Dan is het tijd voor actie.”Kees Verheyen staat in zijn omgeving bekend om zijn passie voor onderzoek en wetenschap, onderdelen van het vak die hem aantrekken. Erg veel tijd heeft hij daar overi-gens niet voor. Zijn werkdagen zijn gevuld met poli en OK. Wetenschap doet hij ‘erbij’. “Dat wordt dus verschoven naar de avond-uren, de weekends of naar het einde van de werkdag. Mijn klinische werk is altijd gepland van 8 uur ’s ochtends tot 18 uur ’s avonds. Dan heb ik weleens om 17 uur een afspraak om over onderzoek te praten. Niet zo veel tijd dus. Maar het is tegenwoordig gelukkig ook mogelijk om via e-mail van

gedachten te wisselen; dat is een enorme vooruitgang.”Verheyen promoveerde in 1993 op het proefschrift Resorbable materials with bone bonding ability over de botbindende eigenschappen van hydroxylapatiet in combinatie met een polymeer in de toepassing van osteosynthesemateriaal. “Eigenschappen die te maken hebben met het feit dat hydroxylapatiet op bot lijkt”, legt hij uit. “Dat geeft een mooiere binding dan vastzetten met schroeven en platen. Het materiaal bindt zich aan het bot en lost op. Het hoeft er dus ook niet meer worden uitgehaald. Helaas heeft het tot nu toe de klassieke materialen in de orthopedie niet kunnen verdrin-gen. We werken nog steeds met metalen schroeven en platen.”

In een perifeer ziekenhuis als de Isala klinieken wordt weinig of geen basaal wetenschappelijk onderzoek gedaan. Verheyen vindt dat niet jammer. “Des te enthousiaster richten we ons op toepasbaar, praktisch klinisch onderzoek”, zegt hij. “We zijn wat dat betreft een ideaal ziekenhuis, want we doen hier 1200 heup- en knieprotheses per jaar, de meeste operaties op dat gebied in Nederland, vijf keer zo veel als in een UMC. Mochten de plannen van de overheid doorgaan om bepaalde operaties in enkele centra te concentreren, dan zijn we wat heupoperaties betreft een perfect ziekenhuis.” Routine heeft in deze context volgens hem een positieve klank. “De angst

dat routine gemakzucht bevordert, is onterecht”, zegt hij. “Als een arts iets veel en vaak doet, kan hij het ook goed.”Volgens Verheyen is hard werken in dit opzicht een betere leermeester dan talent. “Talent wordt in het algemeen over-schat”, vindt hij. “Wij leiden hier soms assistenten op van wie ik denk: dat is een goede operateur. Maar het blijft natuurlijk de vraag of hij zijn indicaties scherp kan stellen. Een chirurg kan een slecht gestelde indicatie heel goed ope-reren; het resultaat zal niet goed zijn. Net zomin als dat een chirurg een goed gestelde indicatie op een slechte manier opereert. Iemand is in mijn ogen pas een goede chirurg als hij een invoelende dokter is met veel kennis, goed zijn indi-catie kan stellen en goed kan opereren.”Zelf heeft Kees Verheyen geleerd niet alleen naar de aan-doening te kijken, maar vooral naar de patiënt erachter. In zijn ogen geen dooddoener, want het gaat nogal eens mis in de medische wereld. “Ik vind dat een arts zichzelf steeds moet afvragen of een operatie echt noodzakelijk is. Bij som-mige patiënten is het zo klaar als een klontje, dat is goed in te schatten. Maar bij anderen denk ik weleens: die is er dui-delijk nog niet aan toe. Dan hoeft het ook niet. Je kunt op de foto een afwijking zien, maar als iemand niet de bijpas-sende klachten etaleert dan moet je het durven voorlopig zo te laten en af te wachten. Wat heeft het dan voor zin om te opereren? Mijn stelregel: ik opereer geen foto’s, maar men-sen. Bij slijtage van de heup of de knieën kijk ik niet pri-mair naar de mate van die slijtage, maar vooral naar hoe invaliderend die klachten zijn.”

NICHESDe vakgroep orthopedie van de Isala klinieken is niet alleen van de grote getallen als het om orthopedische ingrepen gaat, maar ook van de niches. “Wij kunnen dan wel geen kraakbeenlijn opzetten, maar we kunnen wel meewerken aan grote trials. Zo doen we mee aan diverse trials over tromboseprofylaxe. Die trials beginnen eigenlijk altijd in de orthopedie omdat we electieve operaties hebben en het tromboserisico bij heup en knie altijd hoog is, zo’n 60 pro-cent. We onderzoeken nu of het zinvol is om trombosepro-fylaxe toe te passen bij gipsen en simpele kijkoperaties. Tot nu toe is daar uit gekomen dat er bij gipsen geen strikte indicatie is om te doen. Het gebeurt wel, maar het is net zo'n grensgeval. Bij de simpele kijkoperatie, zoals bij een meniscus, is het echter een duidelijke zaak: daar hoef je geen tromboseprofylaxe toe te passen, zo blijkt nu.”Verheyen heeft zich de laatste jaren vooral gericht op heup-, enkel en voetoperaties. “We zijn hier met zijn achten en ieder heeft zijn eigen aandachtsgebied. Dit is de beste maat-schap van Nederland, zeg ik vaak tegen collega’s. Vergelijk het met een orkest waarin iedereen zijn instrument goed kent en zuiver speelt. De grote bulk doen we allemaal en het resterende deel verdelen we. Dan komt het dus voor dat

CURRICULUM VITAEKees Verheyen werd in 1961

geboren in Tilburg. Hij studeerde Geneeskunde aan de Universiteit Leiden. In het Sint Joseph Zieken-

huis in Veldhoven (nu Máxima Medisch Centrum) volgde hij de

vooropleiding tot orthopeed. Zijn opleiding tot orthopedisch chirurg

volgde hij in het AMC in Amster-dam. Hij promoveerde in 1993 op zijn proefschrift Resorbable mate-

rials with bone bonding ability, onder meer over de botbindende eigenschappen van hydroxylapa-tiet. Verheyen werd orthopedisch

chirurg in de Isala klinieken in Zwolle (1999) en specialiseerde

zich in heup-, enkel- en voetopera-ties. Verder richt hij zich op toege-past klinisch onderzoek. In januari

2011 won hij de titel Mednet Toparts. Kees Verheyen is

getrouwd en heeft drie kinderen.

‘ Wij kunnen geen kraakbeenlijn opzetten, maar wel meewerken aan grote trials’

‘ Mijn stelregel: ik opereer geen foto’s, maar mensen’

een arts bepaalde dingen helemaal niet meer doet. Ik doe nu al vijf jaar geen schouders of traumatologie meer. Des te meer richt ik me nu op heupen en voet/enkelchirurgie. Vandaag heb ik misschien wel mijn 2000ste nieuwe heup gedaan. Maar daar krijg ik geen genoeg van. Als dat wel zo zou zijn, stopte ik er acuut mee. Ik moet daar zeker plezier in houden en genoegen in scheppen.”Isala klinieken heeft juist een periode afgesloten waarin bekend werd dat de zogeheten MoM-heupprothese (metaal op metaal) meer complicaties geeft dan verwacht, zoals zwellingen als gevolg van het metaalslijpsel. Zodra onder-zoek dit had aangetoond, besloot het ziekenhuis dit wereld-kundig te maken. Kees Verheyen: “We vervulden een soort klokkenluidersfunctie. Wij zijn voorop gegaan, de andere ziekenhuizen zullen volgen. Achteraf zijn we blij dat we dit gedaan hebben. Als je er midden in zit, is het onbehaaglijk

en confronterend. Je kunt in dit soort kwesties het beste open en zonder voorbehoud met patiënten en pers commu-niceren. Dat werkt uiteindelijk alleen maar positief. Het werd door de patiënten ook heel erg prijs gesteld.”Kees Verheyen zit nu op de helft van zijn carrière. Zijn er nog ambities? Hij knikt. “Maar die houd ik liever wel voor mezelf ”, zegt hij lachend. “Ik heb het hier in Zwolle heel erg naar mijn zin. Hier heb ik the best of both worlds: patiëntenzorg in een drukke opleidingspraktijk en moge-lijkheden voor onderzoek in een groot perifeer ziekenhuis. Dat het vaak in de avonduren moet, daar moet ik niet zielig over doen. Een maat doet bijvoorbeeld trauma’s in de avonduren en weer een andere maat bezoekt de vergaderin-gen van het ziekenhuis. We hebben allemaal naast onze kli-nische taak nog een aantal specifieke taken.”Kees Verheyen heeft wel degelijk hobby’s, ofschoon hij onderzoek ook als hobby beschouwt, staat zijn gezin op nummer één, laat hij weten. “Mijn leven ligt thuis. Verder sport ik graag: hardlopen, voetbal en rugby.” Moest hij als rechtgeaarde Brabander niet wennen aan Zwolle? "Nee, niet echt. De mensen hier zijn soms wat kort van stof. Als een oudere man uit Dalfsen voor me zit die zijn leven lang boer is geweest, weet ik dat deze niet zo houdt van een preek van een kwartier. Dan kan ik alle complicaties noe-men van een nieuwe heup, maar dan kijkt zo’n man om zich heen en zegt: ‘Fijn, wanneer gaat het gebeuren?' Daar laat ik me overigens niet helemaal door leiden. Voorlich-ting blijf ik altijd geven. Ik zeg altijd: u krijgt het toch te horen. Of u dat nou wilt of niet.”