Waterstaat,T.Netelenbos.21augustus2001/CDJZ/WBI/2001-1084CentraleDirectieJuridischeZakenArtikelIIIDe

3
21 augustus 2001/CDJZ/WBI/2001- 1084 Centrale Directie Juridische Zaken De Minister van Verkeer en Waterstaat, Gelet op artikel 58 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer; Besluit: Artikel I De Regeling verkeersregelaars 1 wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 2 wordt een lid toege- voegd, luidende: 3. Tot verkeersregelaar worden uitslui- tend opgeleid: a. personen die in het kader van de uitoefening van hun beroep verkeersre- gelende taken verrichten, indien naar het oordeel van de voor de opleiding van verkeersregelaars verantwoordelij- ke korpschef het verrichten van die taken als een onderdeel van hun hoofdwerkzaamheden moet worden beschouwd of moet worden geacht nauw verband te houden met de uitoe- fening van hun hoofdwerkzaamheden; b. personen die bij evenementen een- voudige verkeersregelende taken ver- richten ter ontlasting van de politie. B Na artikel 9 wordt een artikel inge- voegd, luidende: Artikel 9a Landelijk werkzame verkeersregelaars mogen voor de uitoefening van hun taak slechts worden ingezet voor het begeleiden van exceptionele transpor- ten. C In artikel 11 wordt ‘een oranje retrore- flecterende jas of hes’ vervangen door: een oranje fluorescerende jas of hes. Artikel II Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling verkeersbrigadiers 2 komt te luiden: a. een oranje fluorescerende jas of hes en Artikel III Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagte- kening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos. 1 Stcrt. 2000, 79. 2 Stcrt. 1991, 202, zoals laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 april 2000 (Stcrt. 79). Toelichting Artikel I, onderdeel A De bij koninklijk besluit van 30 augus- tus 1999 (Stb. 395), houdende wijziging van het RVV 1990 en het BABW, tot stand gekomen wettelijke regeling met betrekking tot het toekennen van ver- keersregelende bevoegdheden aan ver- keersregelaars blijkt in de praktijk tot onduidelijkheid aanleiding te geven. Deze onduidelijkheid betreft met name de vraag in welke gevallen personen die in het kader van de uitoefening van hun beroep waar nodig verkeersrege- lend optreden, dienen te worden opge- leid tot verkeersregelaar. Blijkens de nota van toelichting is de regeling tot stand gebracht om een eind te maken aan het in de loop van de jaren hand over hand toegenomen verschijnsel van verkeersregelend optreden door personen die niet de daartoe vereiste wettelijke bevoegdheid bezitten en daartoe ook niet zijn opge- leid. De nota van toelichting noemt in dit verband vrijwilligers die in het kader van grote evenementen, ter ont- lasting van de reguliere politie, eenvou- dige verkeersregelende taken verrichten en personen die in het kader van hun werkzaamheden waar nodig verkeers- regelend optreden, zoals wegwerkers, brandweerlieden en begeleiders van exceptionele transporten. Bij het tot stand brengen van de wettelijke regeling inzake verkeersrege- laars heeft aanvankelijk het uitgangs- punt voor ogen gestaan dat alle zich in de praktijk voordoende vormen van verkeersregelend optreden door ande- ren dan door de reguliere politie onder het bereik van de regeling zouden moeten worden gebracht. Dit uitgangspunt is echter niet reali- seerbaar gebleken gezien de vele en zeer uiteenlopende situaties en omstan- digheden waarin in de praktijk sprake kan zijn van verkeersregelend optre- den. In een aantal gevallen gaat het bij verkeersregelend optreden door ande- ren dan door de reguliere politie om functies die speciaal zijn gecreëerd om de reguliere politie, die in verband met andere prioriteiten of in verband met gebrek aan mankracht voor de betrok- ken taken geen tijd (meer) heeft, te ontlasten. Met name valt in dit ver- band te denken aan de verkeersassis- tenten te Den Haag en aan de binnen diverse politieregio’s opererende toe- zichthouders die (mede) het verrichten van eenvoudige verkeersregelende acti- viteiten – ter ontlasting van de regulie- re politie – tot taak hebben. Daarnaast is er echter sprake van een aantal beroepen waarbij verkeersregeling wel- iswaar niet de hoofdtaak vormt, maar waar degenen die het betrokken beroep uitoefenen, bij de uitoefening van de aan dat beroep verbonden werkzaamheden met regelmaat worden geconfronteerd met (de noodzaak tot) regeling van het verkeer. Daarbij gaat het veelal om plotseling optredende, onvoorzienbare situaties als ongevallen en calamiteiten. Met name kan in dit verband worden gedacht aan brand- weerlieden en aan functionarissen van vervoerbedrijven die tot taak hebben bij storingen en bij ongevallen waarbij een bus of tram is betrokken, op te treden. Het aan artikel 2 van de regeling toegevoegde derde lid strekt ertoe de onduidelijkheid rond de reikwijdte van de regeling – in ieder geval voor een groot deel – weg te nemen door het formuleren van een aantal criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald in welke situaties personen die in het kader van de uitoefening van hun Uit: Staatscourant 30 augustus 2001, nr. 167 / pag. 20 1 VW Wijziging Regeling verkeersregelaars en Regeling verkeersbrigadiers

description

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos. 21 augustus 2001/CDJZ/WBI/2001- 1084 Centrale Directie Juridische Zaken Artikel III Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagte- kening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De Minister van Verkeer en Waterstaat, Gelet op artikel 58 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer; VW Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Toelichting Besluit:

Transcript of Waterstaat,T.Netelenbos.21augustus2001/CDJZ/WBI/2001-1084CentraleDirectieJuridischeZakenArtikelIIIDe

Page 1: Waterstaat,T.Netelenbos.21augustus2001/CDJZ/WBI/2001-1084CentraleDirectieJuridischeZakenArtikelIIIDe

21 augustus 2001/CDJZ/WBI/2001-1084Centrale Directie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer enWaterstaat,

Gelet op artikel 58 van het Besluitadministratieve bepalingen inzake hetwegverkeer;

Besluit:

Artikel IDe Regeling verkeersregelaars1 wordtals volgt gewijzigd:

AAan artikel 2 wordt een lid toege-voegd, luidende:3. Tot verkeersregelaar worden uitslui-tend opgeleid:a. personen die in het kader van deuitoefening van hun beroep verkeersre-gelende taken verrichten, indien naarhet oordeel van de voor de opleidingvan verkeersregelaars verantwoordelij-ke korpschef het verrichten van dietaken als een onderdeel van hunhoofdwerkzaamheden moet wordenbeschouwd of moet worden geachtnauw verband te houden met de uitoe-fening van hun hoofdwerkzaamheden;b. personen die bij evenementen een-voudige verkeersregelende taken ver-richten ter ontlasting van de politie.

BNa artikel 9 wordt een artikel inge-voegd, luidende:Artikel 9aLandelijk werkzame verkeersregelaarsmogen voor de uitoefening van huntaak slechts worden ingezet voor hetbegeleiden van exceptionele transpor-ten.

CIn artikel 11 wordt ‘een oranje retrore-flecterende jas of hes’ vervangen door:een oranje fluorescerende jas of hes.

Artikel IIArtikel 11, eerste lid, onderdeel a, vande Regeling verkeersbrigadiers2 komtte luiden:

a. een oranje fluorescerende jas of hesen

Artikel IIIDeze regeling treedt in werking metingang van de tweede dag na de dagte-kening van de Staatscourant waarin zijwordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting inde Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer enWaterstaat,T. Netelenbos.

1 Stcrt. 2000, 79.2 Stcrt. 1991, 202, zoals laatstelijk gewijzigd bijministeriële regeling van 11 april 2000 (Stcrt. 79).

Toelichting

Artikel I, onderdeel ADe bij koninklijk besluit van 30 augus-tus 1999 (Stb. 395), houdende wijzigingvan het RVV 1990 en het BABW, totstand gekomen wettelijke regeling metbetrekking tot het toekennen van ver-keersregelende bevoegdheden aan ver-keersregelaars blijkt in de praktijk totonduidelijkheid aanleiding te geven.Deze onduidelijkheid betreft met namede vraag in welke gevallen personendie in het kader van de uitoefening vanhun beroep waar nodig verkeersrege-lend optreden, dienen te worden opge-leid tot verkeersregelaar.

Blijkens de nota van toelichting is deregeling tot stand gebracht om eeneind te maken aan het in de loop vande jaren hand over hand toegenomenverschijnsel van verkeersregelendoptreden door personen die niet dedaartoe vereiste wettelijke bevoegdheidbezitten en daartoe ook niet zijn opge-leid. De nota van toelichting noemt indit verband vrijwilligers die in hetkader van grote evenementen, ter ont-lasting van de reguliere politie, eenvou-dige verkeersregelende taken verrichtenen personen die in het kader van hunwerkzaamheden waar nodig verkeers-regelend optreden, zoals wegwerkers,brandweerlieden en begeleiders vanexceptionele transporten.

Bij het tot stand brengen van dewettelijke regeling inzake verkeersrege-

laars heeft aanvankelijk het uitgangs-punt voor ogen gestaan dat alle zich inde praktijk voordoende vormen vanverkeersregelend optreden door ande-ren dan door de reguliere politie onderhet bereik van de regeling zoudenmoeten worden gebracht.Dit uitgangspunt is echter niet reali-seerbaar gebleken gezien de vele enzeer uiteenlopende situaties en omstan-digheden waarin in de praktijk sprakekan zijn van verkeersregelend optre-den.

In een aantal gevallen gaat het bijverkeersregelend optreden door ande-ren dan door de reguliere politie omfuncties die speciaal zijn gecreëerd omde reguliere politie, die in verband metandere prioriteiten of in verband metgebrek aan mankracht voor de betrok-ken taken geen tijd (meer) heeft, teontlasten. Met name valt in dit ver-band te denken aan de verkeersassis-tenten te Den Haag en aan de binnendiverse politieregio’s opererende toe-zichthouders die (mede) het verrichtenvan eenvoudige verkeersregelende acti-viteiten – ter ontlasting van de regulie-re politie – tot taak hebben. Daarnaastis er echter sprake van een aantalberoepen waarbij verkeersregeling wel-iswaar niet de hoofdtaak vormt, maarwaar degenen die het betrokkenberoep uitoefenen, bij de uitoefeningvan de aan dat beroep verbondenwerkzaamheden met regelmaat wordengeconfronteerd met (de noodzaak tot)regeling van het verkeer. Daarbij gaathet veelal om plotseling optredende,onvoorzienbare situaties als ongevallenen calamiteiten. Met name kan in ditverband worden gedacht aan brand-weerlieden en aan functionarissen vanvervoerbedrijven die tot taak hebbenbij storingen en bij ongevallen waarbijeen bus of tram is betrokken, op tetreden.

Het aan artikel 2 van de regelingtoegevoegde derde lid strekt ertoe deonduidelijkheid rond de reikwijdte vande regeling – in ieder geval voor eengroot deel – weg te nemen door hetformuleren van een aantal criteria aande hand waarvan kan worden bepaaldin welke situaties personen die in hetkader van de uitoefening van hun

Uit: Staatscourant 30 augustus 2001, nr. 167 / pag. 20 1

VW

Wijziging Regeling verkeersregelaars en Regeling verkeersbrigadiers

Page 2: Waterstaat,T.Netelenbos.21augustus2001/CDJZ/WBI/2001-1084CentraleDirectieJuridischeZakenArtikelIIIDe

beroep verkeersregelende taken ver-richten, daartoe dienen te wordenopgeleid tot verkeersregelaar (onder-deel a).

De criteria zijn zodanig gekozen datslechts diegenen tot verkeersregelaarworden opgeleid, die in het kader vande uitoefening van hun beroep structu-reel met verkeersregeling te makenhebben, indien en voorzover regelingvan het verkeer als een onderdeel vanhun hoofdwerkzaamheden moet wor-den beschouwd of moet worden geachtnauw verband te houden met de uitoe-fening van die hoofdwerkzaamheden.

Gezien de gekozen formulering val-len de eerdergenoemde verkeersassis-tenten, toezichthouders en begeleidersvan exceptionele transporten in iedergeval onder de regeling; brandweerlie-den zullen in beginsel wel, maar weg-werkers in beginsel niet onder de rege-ling vallen. Verkeersregelend optredendoor wegwerkers heeft veelal een inci-denteel karakter en is bovendien in demeeste gevallen van kortstondige duur.Indien bij de uitvoering van infrastruc-turele werken op grote schaal behoeftebestaat aan regeling van het verkeervoor langere duur, gebeurt zulks in depraktijk veelal met toepassing van tij-delijke verkeersborden of tijdelijke ver-keerslichteninstallaties, en niet fysiekdoor wegwerkers.

De vraag of een persoon in hetkader van de uitoefening van zijnwerkzaamheden structureel te makenheeft met regeling van het verkeer endaarmee of een opleiding tot verkeers-regelaar gewenst of zelfs geboden is, ister beantwoording overgelaten aan debetrokken korpschef van het regionalepolitiekorps of, indien het gaat om lan-delijk werkzame verkeersregelaars, dekorpschef van het Korps LandelijkePolitiediensten. Het is immers ook dekorpschef onder wiens verantwoorde-lijkheid de opleiding tot verkeersrege-laar plaatsvindt.

De geformuleerde criteria ten aan-zien van personen die in het kader vande uitoefening van hun beroep temaken hebben met verkeersregeling,gelden uiteraard niet voor personen dieals vrijwilliger worden ingezet om inhet kader van evenementen eenvoudigeverkeersregelende taken te verrichtenter ontlasting van de politie (onderdeelb).

Artikel I, onderdeel BIn de praktijk doet zich in toenemendemate het verschijnsel voor dat voor

verkeersregeling in het kader van eve-nementen die zich uitstrekken overmeer dan één gemeente, landelijkwerkzame verkeersregelaars wordeningezet.Bij het tot stand brengen van de wette-lijke regeling inzake het toekennen vanverkeersregelende bevoegdheden aanverkeersregelaars, bij koninklijk besluitvan 30 augustus 1999 (Stb. 395), heeftvoor ogen gestaan dat verkeersregelingin het kader van evenementen dient tegeschieden door verkeersregelaars dieper evenement worden aangesteld. Hetfeit dat bepaalde evenementen zich uit-strekken over meer dan één gemeenteof zelfs een regionaal karakter hebben,is derhalve niet van belang.

Zoals in de toelichting bij meerge-noemd koninklijk besluit is gesteld,worden verkeersregelaars die plaatse-lijk of uitsluitend binnen een politiere-gio hun werkzaamheden verrichten,aangesteld door de burgemeester vande plaats waar zij (het grootste deelvan) hun werkzaamheden verrichten.Indien nodig, vindt vooraf overlegplaats met andere betrokken burge-meesters. In de praktijk hebben veleburgemeesters de hen in artikel 56, eer-ste lid, onderdeel b, van het Besluitadministratieve bepalingen inzake hetwegverkeer toegekende bevoegdheidtot aanstelling van verkeersregelaarsgemandateerd aan de korpschef van depolitieregio waarin hun gemeente isgelegen. De aanstelling van verkeersre-gelaars ten behoeve van regeling vanhet verkeer bij evenementen die zichuitstrekken over meer dan één gemeen-te, is dan ook veelal in één hand. Inzoverre het gaat om evenementen diezich uitstrekken over meerdere politie-regio’s, kan aanstelling van verkeersre-gelaars ter regeling van het verkeer inhet kader van het betrokken evene-ment – in onderling overleg – plaats-vinden door de betrokken korpschefs.

Anders dan bij verkeersregelaars dieworden ingezet voor evenementen,waarbij het gaat om vrijwilligers dieeenvoudige verkeersregelende taken terontlasting van de reguliere politie uit-voeren, heeft de wettelijke regelinginzake verkeersregelaars bij landelijkwerkzame verkeersregelaars het ooggehad op particuliere personen die vanlandelijke verkeersregeling hun beroephebben gemaakt. De werkzaamhedendie door deze professionele verkeersre-gelaars worden verricht, brengen in depraktijk een belangrijke verlichting vande taak van het Korps Landelijke

Verkeersdiensten met zich mee. Gezienhet directe verband tussen de door lan-delijk werkzame verkeersregelaars ver-richte taken en de taakstelling van hetKorps Landelijke Politiediensten, is inde wettelijke regeling inzake verkeers-regelaars de verantwoordelijkheid voorde opleiding van landelijk werkzameverkeersregelaars in handen gelegd vande korpschef van het Korps LandelijkePolitiediensten. Ik acht het ongewenstdat de voorzieningen die door hetKorps Landelijke Politiediensten zijngetroffen en in stand dienen te wordengehouden in verband met de direct aanzijn taakstelling gerelateerde (verant-woordelijkheid voor de) opleiding vanlandelijk werkzame verkeersregelaars,mede worden aangewend voor hetopleiden van adspirant-verkeersrege-laars die na afronding van hun oplei-ding uitsluitend of mede worden inge-zet bij plaatselijke of regionaleevenementen. De geschetste ontwikke-ling in de praktijk is ook ongewenst uiteen oogpunt van toezicht op de wijzewaarop verkeersregelaars hun taak uit-oefenen. Ingevolge artikel 57 van hetBesluit administratieve bepalingeninzake het wegverkeer wordt op ver-keersbrigadiers en verkeersregelaarstoezicht gehouden door de politie.Daarbij heeft uiteraard voor ogengestaan dat op verkeersbrigadiers enop verkeersregelaars die per evenementworden aangesteld, toezicht wordtgehouden door de regiopolitie en datop verkeersregelaars die zijn aangesteldom landelijk werkzaam te zijn, toezichtwordt gehouden door het KorpsLandelijke Politiediensten.Teneinde een halt toe te roepen aan deoneigenlijke inzet van landelijk werkza-me verkeersregelaars, is in het nieuweartikel 9a expliciet bepaald dat lande-lijk werkzame verkeersregelaars voorde uitoefening van hun taak slechtsmogen worden ingezet voor het bege-leiden van exceptionele transporten.

Artikelen I, onderdeel C, en IIDe eis dat verkeersregelaars – ingevol-ge artikel 11 van de Regeling verkeers-regelaars – en verkeersbrigadiers –ingevolge artikel 11 van de Regelingverkeersbrigadiers – bij de uitoefeningvan hun taak moeten zijn uitgerustmet een oranje retroreflecterende jas ofhes, is een evidente misslag.Verkeersregelaars en verkeersbrigadierstreden vrijwel uitsluitend overdag op.Aangezien retroreflecterend materiaaluitsluitend tot zijn recht komt bij aan-

Uit: Staatscourant 30 augustus 2001, nr. 167 / pag. 20 2

Page 3: Waterstaat,T.Netelenbos.21augustus2001/CDJZ/WBI/2001-1084CentraleDirectieJuridischeZakenArtikelIIIDe

straling door een lichtbron, heeft hetoverdag dragen van een retroreflecte-rende jas of hes geen enkele zin. Omverkeersregelaars en verkeersbrigadiersbij de uitoefening van hun werkzaam-heden goed te laten opvallen, dienenzij dan ook een oranje fluorescerendejas of hes te dragen. Van de gelegen-heid is gebruik gemaakt om degeschetste misslag, die zo evident wasdat zij in de praktijk niet tot onduide-lijkheid heeft geleid, te herstellen doorde voor verkeersregelaars en verkeers-brigadiers voorgeschreven oranje retro-reflecterende jas of hes te vervangendoor een oranje fluorescerende jas ofhes.

De Minister van Verkeer enWaterstaat,T. Netelenbos.

Uit: Staatscourant 30 augustus 2001, nr. 167 / pag. 20 3