Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

4
Vragen Publieksactie Wereldmuseum over -Onderzoek Wereldmuseum Rotterdam uitgevoerd door Gitta Luiten & - Rapport Inspectie Wereldmuseum uitgevoerd door de Erfgoedinspectie. Onderzoek pagina 17: 'Echter, behalve de wisseltentoonstellingen bestaat ook de huidige vaste opstelling voor een substantieel deel (tussen de 50 en 80%) uit bruiklenen van derden en niet uit objecten uit de eigen collectie.' De schatting van de directie en de voornaamste bruikleengever liggen ver uiteen. Daarnaast is er naast de Bodhimandha Stichting sprake van andere bruikleengevers, zoals de Ger Eenens Collection. vraag 1. Is het mogelijk om aan de hand van de inventarisnummers en een inspectie op zaal exact vast te stellen hoeveel objecten uit de gemeentelijke collectie en hoeveel bruiklenen momenteel worden gepresenteerd in de vaste opstelling? (zie ook vraag 21). vraag 2. Indien dit niet mogelijk is, hangt dit dan samen met de bevinding van de Erfgoedinspectie, in het rapport op pagina 15: 'Volgens de collectieregistratie bevinden zich bijna 2.100 objecten in het museum. Bij een nadere analyse van de geregistreerde standplaatsen in het museum is vastgesteld dat bij 113 objecten 'museum' als standplaats is geregistreerd, zonder nadere verblijfplaatsaanduiding'? Onderzoek pagina 17: 'Het museum beschouwt de bruiklenen als een rijke aanvulling op de gemeentelijke collectie, die volgens haar wel omvangrijk is, maar relatief weinig topstukken omvat.' vraag 3. Is bij de onderzoeker bekend welke criteria het Wereldmuseum hanteert om te bepalen of een object een topstuk is? Het gebruik van de term topstuk is afkomstig uit de kunstgeschiedenis - het Wereldmuseum heeft daarentegen een volkenkundige collectie waarin per definitie meer gebruiksvoorwerpen zijn opgenomen. Onderzoek pagina 19: 'Het aantal leerlingen en contacturen voor leerlingen uit het Primair onderwijs en buitenschoolse educatie is in 2013 minder dan in het Beleidsplan werd aangegeven (respectievelijk 1.093 in plaats van 1.250 en 607 in plaats van 800), maar daar staat tegenover dat het aantal leerlingen uit het Voortgezet onderwijs hoger is dan verwacht (2.775 in plaats van 2.500). In totaal zijn 4.475 bezoeken gerealiseerd, tegen een prognose in het Beleidsplan van 4.550. Het is de vraag of die cijfers op peil blijven nu niet meer wordt geïnvesteerd in specifieke werving en nieuwe activiteiten.' In het rapport van Luiten wordt m.b.t. onderwijs en het aantal ontvangen leerlingen gebruik gemaakt van cijfers uit 2013. Het jaar 2014 is van belang, omdat het museum functioneerde zonder educatieve dienst. Omdat het derde kwartaal van 2015 inmiddels is verstreken, is het niet onwaarschijnlijk dat de cijfers over 2014 beschikbaar zijn. Met meer recente cijfers is het mogelijk (deels) de vraag te beantwoorden die het onderzoek stelt: komen minder leerlingen naar het museum nu er niet meer wordt geïnvesteerd in werving en educatieve activiteiten. vraag 4. Kunnen de cijfers m.b.t. primair onderwijs en voortgezet onderwijs in 2014 door het museum worden aangeleverd? vraag 5. Kunnen de cijfers m.b.t. primair onderwijs en voortgezet onderwijs in het eerste kwartaal van 2015 door het museum worden aangeleverd? Onderzoek pagina 20: 'Het museum heeft weinig informatie over de opbouw van het bezoek of de waardering voor het museum: publieksonderzoek wordt sinds de bezuiniging nog slechts in

Transcript of Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

Page 1: Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

Vragen Publieksactie Wereldmuseum over

-Onderzoek Wereldmuseum Rotterdam uitgevoerd door Gitta Luiten &- Rapport Inspectie Wereldmuseum uitgevoerd door de Erfgoedinspectie.

Onderzoek pagina 17: 'Echter, behalve de wisseltentoonstellingen bestaat ook de huidige vaste opstelling voor een substantieel deel (tussen de 50 en 80%) uit bruiklenen van derden en nietuit objecten uit de eigen collectie.' De schatting van de directie en de voornaamste bruikleengever liggen ver uiteen. Daarnaast is er naast de Bodhimandha Stichting sprake van andere bruikleengevers, zoals de Ger Eenens Collection. vraag 1. Is het mogelijk om aan de hand van de inventarisnummers en een inspectie op zaal exact vast te stellen hoeveel objecten uit de gemeentelijke collectie en hoeveel bruiklenen momenteel worden gepresenteerd in de vaste opstelling? (zie ook vraag 21). vraag 2. Indien dit niet mogelijk is, hangt dit dan samen met de bevinding van de Erfgoedinspectie, in het rapport op pagina 15: 'Volgens de collectieregistratie bevinden zich bijna2.100 objecten in het museum. Bij een nadere analyse van de geregistreerde standplaatsen in het museum is vastgesteld dat bij 113 objecten 'museum' als standplaats is geregistreerd, zonder nadere verblijfplaatsaanduiding'?

Onderzoek pagina 17: 'Het museum beschouwt de bruiklenen als een rijke aanvulling op de gemeentelijke collectie, die volgens haar wel omvangrijk is, maar relatief weinig topstukken omvat.'vraag 3. Is bij de onderzoeker bekend welke criteria het Wereldmuseum hanteert om te bepalen of een object een topstuk is? Het gebruik van de term topstuk is afkomstig uit de kunstgeschiedenis - het Wereldmuseum heeft daarentegen een volkenkundige collectie waarin per definitie meer gebruiksvoorwerpen zijn opgenomen.

Onderzoek pagina 19: 'Het aantal leerlingen en contacturen voor leerlingen uit het Primair onderwijs en buitenschoolse educatie is in 2013 minder dan in het Beleidsplan werd aangegeven(respectievelijk 1.093 in plaats van 1.250 en 607 in plaats van 800), maar daar staat tegenover dat het aantal leerlingen uit het Voortgezet onderwijs hoger is dan verwacht (2.775 in plaats van2.500). In totaal zijn 4.475 bezoeken gerealiseerd, tegen een prognose in het Beleidsplan van 4.550. Het is de vraag of die cijfers op peil blijven nu niet meer wordt geïnvesteerd in specifiekewerving en nieuwe activiteiten.' In het rapport van Luiten wordt m.b.t. onderwijs en het aantal ontvangen leerlingen gebruikgemaakt van cijfers uit 2013. Het jaar 2014 is van belang, omdat het museum functioneerde zonder educatieve dienst. Omdat het derde kwartaal van 2015 inmiddels is verstreken, is het niet onwaarschijnlijk dat de cijfers over 2014 beschikbaar zijn. Met meer recente cijfers is het mogelijk (deels) de vraag te beantwoorden die het onderzoek stelt: komen minder leerlingen naar het museum nu er niet meer wordt geïnvesteerd in werving en educatieve activiteiten. vraag 4. Kunnen de cijfers m.b.t. primair onderwijs en voortgezet onderwijs in 2014 door het museum worden aangeleverd?vraag 5. Kunnen de cijfers m.b.t. primair onderwijs en voortgezet onderwijs in het eerste kwartaal van 2015 door het museum worden aangeleverd?

Onderzoek pagina 20: 'Het museum heeft weinig informatie over de opbouw van het bezoek of de waardering voor het museum: publieksonderzoek wordt sinds de bezuiniging nog slechts in

Page 2: Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

beperkte vorm uitgevoerd.'

vraag 6. Heeft de onderzoeker de bestaande publieksonderzoeken die zijn opgesteld voorde bezuiniging ingezien, en is hierdoor een beeld kunnen ontstaan van de verandering van de bezoekerssamenstelling?

Onderzoek pagina 20: [...] in 2013 telde het museum in totaal 91.833 bezoeken aan het museum, het restaurant en de zalen tijdens verhuur. Slechts 56.413 daarvan waren museumbezoeken [...]Onderzoek pagina 20" ' De wisseltentoonstellingen zijn vitaal belang voor hetpublieksbereik, aldus het museum.[vraag 7. Is het totaal van 56.413 uitgesplitst naar het aantal bezoekers dat de thematentoonstelling en dat de vaste opstelling bezocht? Als de wisseltentoonstellingen van vitaal belang zijn, hoe wordt het aantal bezoekers van de wisseltentoonstellingen in de periode 2009-heden gemeten? (Een uitsplitsing naar bezoekersaantallen in de vaste opstelling en de thematentoonstelling is ook nodig om de inschatting van het Wereldmuseum te beoordelen (pagina 35) : het heffen vanentree bij de vaste opstelling (€ 50.000 meer in 2016). Een dergelijk nauwkeurig bedrag suggereert dat dit op precieze aantallen bezoekers is gebaseerd). vraag 8. Zijn er cijfers beschikbaar voor de periode van 2013? Bijvoorbeeld: Van 2009 - 2014 was de vaste opstelling gratis te bezoeken. Heeft het museum cijfers van de bezoekersaantallen van de vaste opstelling in deze periode?Van 2009 - 2012 was het museum in de avonduren te bezoeken (aanvankelijk tot 23.00 uur, vanaf 2011 tot 20.00 uur). Heeft het museum cijfers van het aantal bezoekers in de avonduren?

vraag 9. Als de thematentoonstelling een belangrijk marketinginstrument is, hoe meet het museum: de effectiviteit van de marketing die voor de thematentoonstelling is ingezet? Het gaatbijvoorbeeld om advertenties op televisie en dagbladen - die een groot deel van het marketingbudget bepalen.

Onderzoek pagina 20: 'Het museum organiseert ook andere activiteiten om publiek te trekken, zoals soirees in de Balzaal.' vraag 10. Wat wordt verstaan onder een 'soiree in de balzaal' en hoe onderscheidt dit zich van de concerten die Sinfonia in de balzaal geeft? De concerten van Sinfonia draaien primair om de muzikale activiteit en minder om het museumbezoek. Wordt bijgehouden hoeveel concertbezoekers na afloop het museum bezoeken? Zo ja, heeft de onderzoeker hier inzicht in gehad en zijn deze cijfers beschikbaar?

Onderzoek pagina 21: [..]het reisbureau heeft wel een nieuwe reis aangeboden, maar deze trekt te weinig belangstelling.[...]vraag 11. Moet hieruit worden geconcludeerd dat de reis geen doorgang heeft gevonden? Indien de reis wel is doorgegaan, is deze dan met verlies uitgevoerd?

Onderzoek pagina 23:'In ieder geval één object is zo hard achteruit gegaan dat dit zo goed als afgeschreven is.' In voetnoot 34 wordt vermeld dat het om een 'monnik in de balzaal' gaat. Echter, binnen het museum worden voorwerpen frequent verhuisd (zie tevens het rapport van deErfgoedinspectie, pagina 15).vraag 12. Is bij de onderzoeker bekend om welk inventarisnummer het gaat en kan dit

Page 3: Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

gedeeld worden?

Onderzoek pagina 24: [...] 'is in het kader van dit onderzoek de Erfgoedinspectie gevraagd de kwaliteit van de collectieregistratie en het bruikleenbeleid te beoordelen. In afwachting hiervan heeft de Gemeente de voorgenomen verhuizing van de collectie van het depot naar het museum(zie onder ontzamelen) bevroren.'

Luiten pagina 25: ' Een aanzienlijk deel van de collectie is niet geautomatiseerd, standplaatsen zijn (onder meer als gevolg van de verhuizing) niet actueel of niet (goed) controleerbaar.' vraag 13: Was het bekend bij de onderzoeker dat in dezelfde periode waarin de quick scan werd uitgevoerd, in het Wereldmuseum verbouwingen plaatsvonden om de gemeentelijke objecten te tonen? Een voorbeeld is totstandkoming van de ruimte 'Art of Oceania' en de bouw van vitrinekasten boven het trappenhuis van het museum om hier sieraden tentoon te stellen. Kan worden verklaard waarom deze aanpassingen aan het gebouw werden gedaan, terwijl de verhuizing was bevroren?

Onderzoek pagina 25: ' De Erfgoedinspectie constateert dat het museum objecten aan particulieren uitleende; het gaat om 8 bruiklenen van in totaal 19 objecten aan 5 particulieren,waaronder de directie van het museum.'vraag 14: Waarom zijn de inventarisnummers van de gemeentelijke objecten in de privé-woning van de directie wel vermeld (in voetnoot 40) en de inventarisnummers van bruikleennummers aan verzamelaars niet? Is het mogelijk deze inventarisnummers alsnog openbaar te maken?

Onderzoek pagina 39, voetnoot 82: ' Voor de BV’s zijn in 2013 jaarrekeningen opgesteld door deeigen accountant op basis van een zogenaamde samenstellingsopdracht. De accountant heeft zich daarbij gebaseerd op de door de directie verstrekte gegevens, maar geeft geen verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening.vraag 15: Wordt met 'de eigen accountant' bedoeld 'Borrie accountants?vraag 16: Is het gebruikelijk dat een accountantskantoor geen verklaring geeft van een jaarrekening die het zelf heeft opgesteld of is dit een bijzondere situatie?

Onderzoek pagina 41: 'De BV’s droegen in 2013 dus € 490.600 bij aan de exploitatie van het museum. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat voor deze vergoeding ook werkzaamheden worden verricht, die anders niet uitgevoerd zouden hoeven worden.'vraag 17: Kan de onderzoeker enige concrete voorbeelden geven van werkzaamheden die zijn verricht 'die anders niet uitgevoerd zouden hoeven worden.' ?

Onderzoek pagina 43: 'De beide medewerkers van het Wereldmuseum traden op 15 januari 2015uit het bestuur en werden vervangen door vier nieuwe bestuursleden, die niet in dienst zijn van het museum.' vraag 18: De vervanging van het bestuur van de Stichting Vrienden van het Wereldmuseum Rotterdam vond plaats gedurende het onderzoek van Luiten. Hoe zijn de nieuwe leden van het bestuur van de vriendenstichting geworven en waren zij eerder (als vriend) betrokken bij de Stichting Vrienden van het Wereldmuseum?

Onderzoek pagina 45: 'De directie heeft de Raad herhaaldelijk gewezen op de aflopende termijnen en aangedrongen op het spoedig benoemen van opvolgers, zoals blijkt uit notulen en

Page 4: Vragen publieksactie over onderzoek wereldmuseum, april 2015

correspondentie.'

vraag 19: Heeft de onderzoeker gesproken met de leden van de Raad van Toezicht over problemen zoals geconstateerd op pagina 45 ( de aflopende termijnen, het volgen van de Code Cultural Governance, het niet volgen van de voorschriften rond de financiële verantwoording) ? Zo niet, waarom niet?

Erfgoedinspectie - Rapport Inspectie Wereldmuseum

pagina 11: 'Dit deel van de depotcollectie staat deels nog op de vaste standplaats in het depot en is ook deels ingepakt in afwachting van verhuizing naar het museum of opslag bij het verhuisbedrijf.'vraag 20: Kan de onderzoeker 'opslag bij het verhuisbedrijf' toelichten? Ook op pagina 16 is sprake van 'medewerkers van het verhuisbedrijf' die niet continue zijn begeleid. Klopt het, dathet Wereldmuseum de huur van het depot aan de Metaalhof wilde opzeggen om vervolgens delen van de gemeentelijke collectie op te slaan bij een verhuisbedrijf?

pagina 15: 'Volgens de collectieregistratie bevinden zich bijna 2.100 objecten in het museum..'vraag 21: Bevinden zich onder de 2.100 objecten uitsluitend objecten uit de gemeentelijke collectie, of omvat dit ook de stukken van grote bruikleengevers als de Bodhimanda Stichting ende Ger Eenens Collection?