voorstellende : De weduwe van J'Villein I met Imar lcur/, Frederik Ilendrik, op de kni en. Morgen is...
Transcript of voorstellende : De weduwe van J'Villein I met Imar lcur/, Frederik Ilendrik, op de kni en. Morgen is...
' - °
DE DICHTWERKENV AN
P. A. Dry GTNESTET.
VERZAMELD EN TJJTQEGEVEN ONDEB TOEZTCHT
VAN
C. P. TIELE .
EEHSTE DEED..
TWEEDS DRTJ1 .
AMSTERDAM,GEBROEI)ERS KRAAY.
1871 .
''
--''---e"dr"*^uo"="=="°a Ii °"" -^"=ra"" .
INHOUD.
LEVENSSCHETS VAN P. A. DE GNESTFT, DOOR C. P .
TIELE
EERSTE GEDICHTEN .
Aan do >> Hollandsehe Jongens" van Hildebrand
Het Penningske der Weduwe
Flz .
1
69
75
Dit versje is niets anders dais een Bijschrift, letterlijk gernaakt
voor een gravure in den Muzen-Almanak, naar de bekende schil-derij van den (leer J. A. Krnseinan. Zoo gij er nwen Bijbelniet bij opslaat, zult gij rnisschien zeggen, dat het de verdiensteheeft van ten minste zeer eenvoudig to zijn .
VI
INfIOUD .
1Hz .
Aan eon Lid der Kommissie tot afnerning van het
weleer beruchte Staats-Examen79
Gij viudt het inuners niet kinderachtig, dat 1k deze herinneringvan een zoo interessante periode nit het . . . . jongensleven heblaten drnkken? De "jongelul van tegenwoordig" - hoe gek! -molten hieruit leeren, hoeveel angsten wij hebben doorgestaan,maar ook hoeveel pleizier gehad . . . eer de poorte der Akademieook voor zuigelingen ontsloten werd . Het versje is geInspireerddoor de innemen1e wjze, waarop het negerend exanien weidafgenoinen, De zinspelingen zijn alle historisch. Het heugt niijnog levendig hoe grappig en akelig 1k reed op inathesis cum suis,
en hoe serieus 1k onder de eerste Frankische Koningen ook"Kiodion den Langharige" (zie pag 83, boven) noernde, asof deman mij bijzonder interesseerde.
Louise de Coligny . . . 85
Geschreven bij de schilderij van den reeds genoemden Kunt-schilder, voorstellende : De weduwe van J'Villein I met Imar lcur/,
Frederik Ilendrik, op de kni en.
Morgen is mijn dioliter jarig. Eon lied aan Mr . J . van
Lennep, in den nacht van 24 .Maart 1846
EgoIsmus
89
98
Geloof 99
Kritiek 100
Gij hebt Barbier's Jaaiibes gelezen ? . . . 1k ( ( k.
Levensfilozofie 133
Onrust 105
Dolee far niente 106
ISo handdruk 108
De ilertogin van Or1eau 110
Dit mijo dagbook .
Levooolust .
.
Aao een haerubou
AI lk demxomurs .
%om~rtochtjo .
I .
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Vliegovreugd en dichtmsmar
IRoizou ~
SDeelgoed ran ozijn kbnderjaroo .
Spreekwoordja .
't Latijnsche school
hit be mtudeotmnleveo
Epiknrisnh femstgezang
.
.
m^)larmisten 116
Vrienden'naod en 120
Op eeov,rvelendeaoir~e 123
Namuhrift 125
Idualen 120
128
131
\R8
140
142
147
150
151
153
156
159
161
164
167
167
169
L?3
1?6
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
In de bibliothock van aoo Defhobbez .
Stem des karten
Loot . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
I[ Eon lietjn aoo eon jong student .
[TI . De humorist .
IV . He ochctje . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Voo, ao o"ingnwUum` z" do umuata gesemoaouis van hetSountjo u" 't AmstordomscuoAthonaeom =o ik uo ^mak »ie' innm° met mm naar wooraen nitnou, t tno . ck begin met nmnnmmn" . 'Tat =U o, mm Athenaeum op oahouden . cij zult -
VIII
I`THOUD.
hope ik de vriendelijkheid hebben mij niet tegen to spreken.Dat gebou vtje is zeer wrak, zeer oud, zeer vans, maar vooreenigen tijd met onloochenbaren smack en savoir-faire opgeknapt.In dat Athenaeum is een bank, waar zich de professoren bijfeestelijke gelegenheden in nederlaten . In die bank was een
muurtje. Ja hat was er, hat is er niet meer. Eere can deKuratoren! eere den Sekretaris, die hat bevel tot slopping heeftgeteekend . Dat was ten minste een liefebjk verschijnsel in dazedagen van twist en scheuring. Maar toen dit versje geschrevenwerd, was bet er flog, dat muurtje. Antlers ware dit versje nietgeschreven . 1 )Welnu : can de eene zijde van dat schotje prijkte in glorL hat
gereformeerde Athenaeum, in de personen van zijn professorennatuurlijk ; can de andere zijde werden de Seminaria, door vijfprofessoren vertegenwoordigd, op elkander gedrongen, in hat ze-vende of vierde g~deelte (1k heb Been mathematischen bilk) vande geheele bank. Het verwor~dert mij, dat hat flog zoo langgoad is gegaan . De bespottelijkheid en onbillijkheid deter af-scheiding vial to meer in bet oog, wanneer men bedacht dat de
gereformeerde theologen ook gedeeltelijk werden gevoed en ge-kweekt, ill gsestelijken tin, door luthersche, re nonstrantscbe,menniste Professoren . Zie pag . 180, koeplet III.
B1z .
Dagelijksch brood 192Geduld 195
I) Zooals bekend is, werd ook hat gebouwtje, waarvan once dichter hier spreekt,sedert voor antler onderwijs ingericht, en de zetel van hat Athenaeum naar denOuden Doelen op den Singel overgebracht .
hoot van den Uitgever .
V. Aan mijn vriend Mr . E. H. 's Jacob, naarBatavia vertrekkende 185
De volksdichter 187Aan iedereen 189Het land (Bladvulling) 191
INxoUO .
TX
Blz,
In gelukkige daben
.
. 19ti
De Sint-Nikolaasavond 198
pag. 227. Hieronymus is hier 't volmaaktst epitbeton,Zoo joist en schoon als geen Homerus ooit verzon .
Hebt gij wel eens opgemerkt, welwillende, hoe innig sommigevoornamen met den geslachtsnaam niet slechts, maar ook met het
individu dat ze draagt, verbonden schijnen ? Hoe die voornamende menschen, als het ware, teekenen en kieuren ! Kunt gij uvoorstellen dat Mr. Willem Bilderdijk bijv. Hieronymus Bilder-dijk, of Rhijnvis Bilderdijk zoo hebben geheeten ? met geen mo-gelijkheid? Kunt gij u een George, een Michel Feith denken, ofjets antlers dan een Joost van den Vondel? een Huig de Groot?ook een Henri van den Vondel ? een Dirk of Joost de Groot ?Keen, Bilderdijk M o E s T Willem, Vondel Joost, de Groot Huiggenoemd worden, en Van Alphen Hieronyinus. l aar ligt voormij in dien naam jets gemoedelijks, jets zwaars op de hand, jets,hoe zal ik het noemen ? jets "de-naarstigheid-die-kinderdeugd-achtigs," dat bijzonder overeenstemt met het individu, beschouwdas vervaardiger van ouwe-mannetjes-gedichtjes en van allerlei
onaan rename, onnatuurlijke Jantjes en Pietjes, kleine Hierony-musjes. [let voorgeslacht vergeve mij . . . . ik ben terstond bereidtoe to geven, dat er wel vier aardige versjes in 't beroemdebundeltje to vinden zijn, en ddn enkel dat subliem is van gevoel .Toch is dat laatste eigenlijk geen kinderversje . Maar vele kin-deren van mijn kennis en ik vinden die gedichtjes in 't algemeen
to wijs en to pedant voor ons en de zedelijke heidjes van diegedichtjes min of meer onuitstaanbaar. Wij hebben meer sym-pathie voor Goeverneur en voor een 'Hollandsche jongen" van
Hildeb,•a nd . Van zoo een kan jets • groeien ! ,Maar wat moet erworden van zoo'n zoet wijsgeertje t la Van Alphen ? Arm kind,arme ., jongen, gij hebt uwen eisch niet gehad! Uw spelen wasleeren .flit alles neemt niet weg, dat ik Van Alphen bewonder en
liefheb op een antler terrein . Laat de kinderen liever zijn Cantate van bniten leeren dan die kindergedichtjes !
g
INHOCD .
lag. 243 . 0 Vorsten, wat geen goud of zilver kan betalen,Doe uw verlichte guest uw yolk in de oogen stralen .
her zweefde den auteur zeker het puntig dichtje -- op zijn
Poemer Visschers - van den edelen Staring voor den geest, flat
ik niet laten kan even uit to schrijven
De ster, op de borst van den braves man,Moest door de wolk van zijn nederigheid stralen,En wat geen zilver, geen goud mogt betalen,
Daar spreekt de guest des konings van .
Zoo strekc de brave ten bank voor ons alien !Maar de ster op den rok van een gek of een gait,Lokt bet regterlijk oog van de menigte uit :
Dat schande en spot verplettrend op hem vailen !
Waarlijk, geheel de "Sint-Nikolaasavond" schijait wel niet an-tlers dan een nitvoerige kommentaar van deze geestige regelen .
BIz.
Zachtheid .
2.15
De avondzon 246
Moeht iemand nieuwsgicrig zijn naar of belang ,tellers in denoorsprong van dit versje, the leze in "Proza en Poezy" van
Abraham des Amorie van der Hoeven Jr., de "Herinnering,"door Dr. J. J. van Oosterzee, pag. 7 . "Nog hengt mU eeriestille namiddngure," enz.
Album. . . . .. . 2=10
Demon 250
Bij bet beekje .
Bladvulling .
Gezond verstand
252
254r~Liberaal 256
Boutade 257
Bij een "fan ta z e' van den knnmtsohDdor J . A. Krn-
eeman .
LoveomlieJ
.
.
.
.
. .
.
.
. .
.
. . .
.
.
.
. .
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
Qomis 261
Errata
VogeDjes, die zoo rroog oingen krijgt Jo poe .
Boz^o~N .
Den lexer .
Woar en boo .
Iudivudialitoit .
INnnvD.
zz
A. Voorrado 6ij deo eorsteu drnk269
Eon woord ten goleidevuu den tw*edoo drvk . 273
.
.
.
. . .
. .
.
.
.
.
.
.
. . . . . . . . . . . . .
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Vorao8erbzg .
. .
. . .
.
.
.
.
.
.
.
.
Keerin it .
.
'
. .
.
'
' .
.
'
'
'
'
'
mz.
208
259
262
267
mm .279
281
282
202
284
xo
INnono
Soozteo . .
8eloof en kritieb .
E,oat mz rrij6eid .
Op 't
2woo bz ~~n hnis . .
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
Wetouaehmp ou oppervlakkigheid . . . . .
Versehil en vreda . . . .
Nietoordig .
.
Sti:htejk .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
JanDaD
VroombebI
.
.
.
.
.
.
. .
.
TJitgestold .
.
.
.
.
.
.
DnmDome
Monismo
Nbmbzm ooce
Syatematisob .
.
.
. .
.
.
.
. . .
. . .
Ibeorie en praktijk
Ihonlogna trinmghonm . . . .
Mihiconabat
8ereo an nemeu .
Nabetrachtbzg van geme0a oratiu
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.. .
.
.
. .
.
.
8ogel, met oit :ondering
Do waarhebl
Dogmatisobroosje
Machteld en Leonard
Question brulant
Determboisma
.
. .
.
.
.
.
.
. .
. . .
.
.
.
.
. .
. .
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
. 285
285
285
286
287
287
291
291
292
292
293
295
295
295
296
299
300
300
300
301
302
302
302
303
303
304
304
Van Heoades nprovko
Twee Koryphaen.
Do stand dur xaken .
Een moeDtoos .
Eeu unt vrodouu .
INHono
,o/
BIZ .
Methoden 05
De reuhtmaat 8O5
Leek,dichdjcm 305
Vermittlungstheologie .
.
.
.
Sancta Ibnologia .
.
.
.
.
.
Boor um benr
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
308
308
808
OOH
309
u1O
8II
311
@12
312
Wulgemuend 8l4
815
315
315
316
317
317
320
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
Een redeDjk kooeerratief .
Dn Lutberaau
Eooroorstao8ez
Do man van 't wore middon
In de huiskaozer .
. . .
. .
.
.
.
. .
.
.
.
.
. .
.
. .
.
.
.
Woarschowend voorbeold
oy
Ketturij
.
.
.
.
.
.
Eeugelooviga
Raabsolute. . . .
.
8aen Iglatos
Tout ohemin zuAno a Rome .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
De wureld dertr:ditie
Forrinliovan ^enigheid
Leer en ]evan .
.
.
.
.
306
306
306
307
8O7
II1'
INIIOUD .
.an eon Hollandsehen knaap . .
Paradox
Leekegebedje
Wetenschappelijke ontwikkelilig
Histoire contemporaine
Stichtelijke urea
Op heel en half licht .
den kind der eeuw on der een preekstoel .
In Huygens' vorm ,
Coon's opinie
In Nomine Dei .
Voor schriftverklaarders
Protest der liberalen .
Zeker materialisme
.
.
Ioderne wereldbeschouwing
Geloovig en religious
De tegenstanders van hot mo derne .
Houden en hebben
Qverwegend e argumenten
Kontrabande
Eon oud gediende
Hen stumperd
Illusie
Len aristokratisch tegenstander
Gemoedelijke ouderdom
Vasthouders .
Uitzetten .
. . .
nlz .320
324
324
325
326
327
327
328
329
329
330
330
331
331
332
335
335
335
336
336
336
337
33700388
339
uBoru
xv
mz.Eufant terrible . 33
Vuorziobtig! 340
io vor gamo 840
8ogiueo ou koooekweotie 340
Ma,telaar 841
Me ochaJe en achande 341
Afgebrokan disknesia 842
Hoe uomo de liu&l hearscht842
' ' ' ' ' ' ' ' . ' . . . 845
Dilemma 345
Tuo bo,oo nuar booedrn 345
Idaalisme 847
Voor de optiuistoo 847
Weumoml mz hope 840
Lubm 848
De yractin 349
Prabtisob 351Doobon 351
T, grif&e godeDoooerd 851Yroma raad 882vrijgovqguoid 88?
Doftighabl 8D&Aao Ds. Bnzoauos, IhooL Doct354
Torstan8 ao geweteu 808Mnrou 850Twnade,lel oordoa 350~`
'veruevon zoooa~ nxn. . .
. . . .. .. .
. .
Xm
INooco .
m, .Humor
357
Dogmatism, 357
Pebnzonaozoede 3578ij mz *ij 361
I .
L E V EN S S C II E T S
VAN
P. A . BE GH~NTSTb;T .
1
)
en zegt dik\vijs van dichters dat hun werken zeif
de gesehiedenis van hun levee hevatten. Van niemand
han dat ineer gehden dan van den vroeggestorven diehter,
wiens poetische werken thans andermaal, in edn ver-
zameling bijeengebracht, worden uitgegeven . De Genestet
wordt zonder twijfel het best lilt zijn vvzer gekend . Dezeto bewonderen, en hem lief to hebben is eri . Doch dat
maakt, hoe vreemd het khinke, de behoefte aan eenig le-
vensbericht des to grooter . Hoe meer de persoon zeif zich
uitspreekt in zijn werken, to meer zah men verlangen lets
omtrent hem to weten . Hoe meer invloed zijn omsf an-
digheden en Iotgevallen op de vruchten van zijn dichter-
lijken geest hebben uitgeoefend, van to meer belarig zal
het zijn voor hen, die den dichter wenschen to verstaan,
om die Iotgevallen en omstandigheden to keened . Met
dramatische en epische dichters is dat anders . Het zou
ons niet onverschillig zijn zoo wij lets van Homerus en
jets meer van Shakespere konden weten . Ma ar al ver-1 *
4
LEVENSSCHETS .
dwajnt de dichter der Iliac in een mythische duisternis,
zoodat men zelfs twijfelt aan zijn bestaan, al zijn de here
inneringen, die de Engelschen, flu zoo trotsch op hue
hoofddichter, omtrent den schepper van Itarnlet bewaarden,
onzeker en schaarsch, in weerwil daarvan kunnen wlj hue
werken begrijpen en waardeeren . »Onder onsjes" daaren-
tegen, zooals De Genestet zelf gewoon was zijn verzen
to noemen, verraden to veel van het innerlijk levee, dan
clot de lezers niet aanstonds verlangen, ja hehoefte ge-
voelen zouden, om zich den dichter zelven, zij het dan
ook slechts met breede trekken, to zien voorgesteld .
Het was dus inoodzakelijk om deze kompleete uitgave
door een beeldd an den dichter to doen voorafgaan . Een
uitvoerige levensbeschrijving zal men niet verwachten of
hegeeren. Meer dan een schets zal het niet kunnen zijn,
een schets van De Genestet's dichterlijke ontwikkeling en
van hetgeen daarop invloed heeft uitgeoefend . Ik zal te-
vreden zijn, zoo 't mij gelnkken mag let, heeld van den
beminnelijken dichterr to doen herleven voor den geest van
hen die hero kenden, en hit zoo weer to geven, dat hij,
ook voor hen die hem niet. gekend hebben, niet geheel
een vreerndeling blijft .
elijk alle waarachtige kunstenaars onderscheidde DeGenestet zich door een hijzonder vroege ontwikkeling .Toen iii hem leer~_le kennen, gevoelde iii hoever hij mijvooruit was iii levenservaring, in liter ~rische zelfkenniserr menschenken nis tevens, in oordeel, in zekerheid om-trent den wed; diem hij bewandelern moest., om niet tosprekerr vary die kunstvaardigtreid, dat meesterschap overrnaat err I in, dat {iern als ~4eboren dichter eigen was .Toclr was by riiij in teeftijd met veel rneer darn een jaarvooi'uit . Den 21_ 'e" November 182) to Amsterdam gebo-ren, was hij als aebttienjarig jongeling reeds zoo goed alsgevorrmd, en dielrtte hij reeds twee jaren vroeger verzen,niet onwaardig om under de oogen van 't publiek to ko-rnen . Wel is fret waar, wat eerr zijrner vrienden, de heerZirnnrrn'r'man, in eerr opstel aan zijn nagedaclrternis gewijd,heeft op emerkt, dat lrij ;eerr wouderkirrrk was, eern merk-waardig natuurversclrijusel, uitstekend door die vroe ;e r'ijp-heid, die meestal door spoedig verval wordt gevolgd ; rnaareen buitengewoorn kind was hij zeker . Zijn vroege out-wikkeling schaadde eclnter niet aan zij rn karakter, orndatzij niet kunstmati r maar natuurlijk was . Zij was niet ge-kweekt in ecru trekkas, zij kwarrn van-zelf, zij was ;ezorrd .
6
LEVENSSCHETS .
Daarom bleef hij een jongen met de jongens, vlug en
vroolijk, vol levenslust. en ondeugd, »prettig slecht", gelijk
hij-zelf het noemt .
Ons hoofd, ons hart was vol en dol,
Wij speelden nog gees menschenrol,
Wij warm vrome knapen !
zoo zegt hij-zelf in dat jolige very ; 't Lat-ijnsche school,gedicht in een tijd toen de »Latijnsche poort" zich reeds
sedert twee jaren achter hem had gesloten, en hij dus
rinds lang nit ))die wergild vol illuzie", dat »gezellig en
gezegend oord" was verdreven . Dat vers bewijst hoe le-
vendig de herinnering aail then heerlijken tijd bij hemwas gebleven, en tevens, dat hij char Been neuswijs pe-dantle, maar een echte kwak is geweest, en, al schreef
hij verzen, gevoeld heel t
Dat men altoos een bengel blijft,
En dat de Rektor groot is!
In 1843 begon die »zoete bluf van 't eerst Latijn", enin dat jaar wend hij ook huisgenoot in 't gezin van den
beer Jan Adam Kruseman, den man die niet slechts in
de nederlandsche schildersehool eerl eervolle plants in-
neemt, maar ook door zijn helder verstand en edel hartde liefde die zijn pleegzoon hem toedroeg ten voile ver-diende. Daar vond hij, wat hij vroeger nooit bezeten had,een ouderhuis. Zijn wader heeft hij nooit gekend . Zijn
moeder, een schoone vrouw, wier levensgroote beeltenissteeds op zijn studeervertrek hing, en op tivie hij mootgeleken hebben, ontviel hem ook reeds vroeg . Hij sprakvan haar altijd met groote, innige liefde . Maar schoon hij
EEVENSSCHETS . 7
haar germs bleef gevoelen, liefrrebbende verwanten deden
wat zij konden, om het hem to vergoeden. Eerst woondehij eenigen tijd to Breukelen hij zijn grootmoeder, en later
werd hij in het gezin van zijn oom en voogd, dien ik zoo
even noemde, niet in naam slechts maar werkelijk, een
zoon en eerr broeder . Hij bleef" er ook nog een paar ja-ren van zijn studententijd inwonen, err eerst toen de heer
krusernan met de zijnen naar het schoonst gedeelte vanlret Sticht vertrok, vestigde hij zich met zijn rreef en mede-
student H. L. Kruseman, thans zijn opvolger to Delft, in
de drukke l .alverstraat op kamers .
Hoeveel angst en inspanning het onzerr dichter gekosthad om student to worden, heeft hij in een zijner bekendste
verzen duidelijk genoeg uitgesproken . Wij, die hem ge-
kend hehben, kunnen ons voorstellen met welk een schrik
hij de instelling moet hebben vernomen van dat » weleer
beruchte staatsexamen", dat zich voor hem als een spook-
sel tussehen de Latijnsehe poort err die der Akadenrie
verhief, de of kondiging van dat decretum horribile, dat
flu ook over hem was uitgesproken . Hij, met zijn afkeer
van alle schoolsche geleerdheid ! Hij, die niets begrijpen
kon, dan datgene waarvan hij de schoonheid gevoelde, en
wien de schoonheid der Mathezis niet was geopenbaard!Hij, die niets belachebjker vond, dan zich in ernst bezi ;
te. houden met Kiodion den langharigen, en al zulke per-
sonen die hem rriet de rninste belangstelling inboezenoden!
Hij, met zijn » lichaarnshjtend. zenuwstel!" Hij heeft de
proef doorstaan, en is niet bezweken . Maar hij-zelf schreef
zijn redding nit dit schiikkelijk gevaar toe aan de vrien-
delijkheid en humaniteit van een der Examinatoren, den
zwolschen Hektor Thiebout, den rustigen, krachtigen man,
S
LEV.ENSSCIIETS.
wiens kalme bhk hem-zelf zijn kalmte liergaf, en wien hij
later in een jubellied zijn vurigen dank wijdde . Zoo be-
gan hij zijn studinn aan he ainsterdamsehe Atlieilewn en
aan hat Seniinai'iuin dei'
waartoe hij belioorde .De studiejaren van
van dat Seminal ium .
tar dan hat rinds tangei met wie liij gaarne
let
was
remonstrantselie Broedersclrap,
De C riestet vielen in den bloeitijd
getal der studenten was groo-geweest, en daaronder waxen
verkeei°de. Aan lief booed der kleiue
inriehtiiig, dock waaraan een roemrijk veiledeu ten zekereaelitbaarlieid gal', stond, nog in voile kraclit van hellaain
en geest, de man die als redenaar de plants van Vani dci
Palni lead ingenoinen, en die het beginsel van verdi aa,,-
zaamlie d en verbroedering, de lens der Rernonstranten,
zoo volliardend en met zulk een indrukwekkende wel-
sprekcntlheid verdetligde, Abraham der Amorie van dci
Floeven. Met warnie bewondering your zijn talent, met
levendige sympatliie voor zijn karakter sloot onze jongediciltei zich bij liens aan, en gaf zich vol liel'de aan zijn
leiding over . lederkeerig stond hij bij dawn in hooge
gunst, waarup hij zicli ecliter volstrekt shat voorstaan lief,en die hem Tin oak nietiiand beirijdde. Zij waren clkan-
der waard en verstonden elkander. Een dor en afgetrok-
ken geleerde, een man die looter your de wetensehapleefde, zoo voor deli diehterlijken student niet dat geweest
zijn vvat daze geniale redenaar, daze opreehte, liartelijke,
vaderlijke vriend voor hem gewest is . Natuur en waar-
heid! plat was, wat roan ook zeggen moge, de grondwetvoor beide. DES lessen van Van der lloeven waxen de
cenige die Bern blijvend boeiden, en hij schreef er zoi g-
vuldig, hij, wicus excerpten en diktaten andeis voor hat
LEVENSSCHETS .
9
grootste deel alit gapin en bestonden. Zonder eenige ge-maaktheid en als een recht dat hem door nienland betwist weed, nanr hij in llet dinsda.gsclle theeuor steedsde plants aan Van der° Iloeven's rechterzijde in, en waser de ziel van 't gesprek, was er - ik moot er `dit hij-voe ;̀en --- even onileUgend eel vrij als allUd. Geen wonderplan oak dat het Van der tioeverl was, die hero later ieDelft als leeraar bevesti`yde, erg dat de dood van dengeliel'deir leernleester, diet, veel jaren daarna, been datschoone gedicllt : Iii, Menwria-tea ingaf, wmuin li~j
Zijri lci(liug e« zijn less;it en espicI hcii,
Zijrt ,word ill jongiingsstrijd yank veida~~d voor zijn hJai L
nod; daiikhaar heidaclrt : welsprekend getuigenis van zijnsmart en zijn Belie .Theoloo .; in vollen zin is ooze dicliter noon geweest,
al studeerde hij in de Theolo ;,ie . Voor de wetenechap washij, in (lie d den altl~ans erl nog een geruni erl tijd later,niet zeer hill~jh . Hij kende liaar sledils in cL~~ vain, theneener onbezielde en vea waaude geleerdheid, en veroor-decide haar onineedoogend als :
Oiibegl ijhlijh duns » chino5„
of stelde baar in een -- ti ouwens diet Zuni gelukkigversa In ale btbl otfieeh van ((fl !te/'Iiebtief zooder bartn-
bartiglieid tell coon . Zoolai bij zicli nod; roet letterl+undigescathe mould bezighouden, grog het we!. Iioratius en Ovi-dius altlian ; trohkerl hens mm, en bet onderwijs van densyuaahvollen hossclia was beter in staat 001 hem rioteerlige 1ie!de voor de Ouden in tc hoezernerl, loll dat vatsec i streri ~ .; filoloog zou geweest zij11 . deer syrllpalljie had
0
LEVENSSCHETS .
hij voor de nieuweren, die hij rnisschien beter verstorid,en dus ook hooger waardeerde . 1k herinner mij nog zees
goed, met weak een warmte op zekeren avond een drorik,door een opgewonden studentje, aari schrijver dews niet
gehee l on bek end, op de nien were letteikunde uitgebracli t,
door Be Genestet weed heaiitwoord ; eeri ketterij, die onzeastheer - bet was eeri feest door Van der Hoeven ter
sere van De Genestet's veiloving gegeveri - ditrnaal met
zijn gewonen vriende1jken glimlach aanhoorde en . . . . nietbestrafte . Een groot gegraveerd portret van Byron hingsteeds in zijn studeerkamer ; hij had een diepe vereeringvoor zijn genie, evenals voor dat van Heine, hoewel hijzich altijd van de uitspattingen van 't Bronianisme heeft
vrijgehouden, en non de darteiheid van den geestigsten
der duitsehe dichters ht hem navoiging, noch dims sorn-
here levensbeschouwing hij hem weerklank vond . Van de
Frauschen las hj liefst Alfred de Musset, Flugo, ook La-martine en Barbeer, en Saints-Beiive mag wel een zijner
letterkundige leerineesters genoemd worden . Met Dingel-
stecit lisp hij hoop, ook en vooral met Rtickert, van wienhij flog al iets heeft vertaald . Niet bet minst boeide hem .Goths : en dat kon niet antlers i)ij een dichter, wiens ideaal
was : de schoonste gedachte uit to drukken in den een-
voudisten, edeisten, reinsten orm ; iiij vond dat ideaal
hij niemand z~~ ~ als bij den hoofddichter van I)uit .schlandterug. Ook de holiandsche diehters verwaarloosde hij niet .Van do ouden vond h j meer hehagen in Huygheris, den
punfigen leekedichter der I7 eeuw, dan in den eenigs-
zins gemaniereerden Hooft ; ofschoon do poezie van denMuiderkring ook hem getroffen had, zooals hlijkt nit zijn
droomen Op een vervelen(le soiree ; in Cats inner dan in
LEVENSSCHETS . 11
Vondel . Wie herinnert zich niet die laatste koepletten
van Fan tasio, \vaarin de schalke dichtei voor een wiji bet
fluweelen kalotje van )den lieven grijsaard" opzet, van dien
Christen zoo vol ziel en Richter zoo vol schats,
(den) lust an Prins en Boer, (dell) besten vader Cats!
oflh in den geest van dozen )Zanger van het leven" een
paar zedelessen aan knaap en maagd uit to deelen . lJcrch
ook bier warm bet de iiieuweren die hens meest bezig
hielden .
Hoe hij over Van Lenuep daclit kan dat warme vers
getuigen in den nacht van 4 Maart 1846 geschreven :
Morgen is rnjn dichtev jung, een vers, dat, ik zou haast
zeggen, een wale studio van de werken des jar igen dicli-
ters vei'raadt, en door dozen wend heaiitwoord, order an-
deren met ecu vriendelijke waarschuwing tegen dat : )1Q
den nacht", char ook podeteii peter doen 's iiachts to sla-
pen. Wel weed de hewondering van den zestienjarigeii
knaap in latere mcci kritische jaren, als ei een nieuw
work van den grooten romanselirijvei verscheen, nu en
dan een weinig getemperd, rnaar telkens kwam hij weder
tot zijn oude liefde terug, en toen hij in den laatsten tijd van
zijn leveri weei neder met Van Lennep in aanraking kwani,
zou hij met dezelfde geestdiift als vroeger en met geoefen-
den hand een jubellied op dims verjaardag hehben kunnen
sclirijveri . Mar iiiemand wellicht had zulk ecu indruk ge-
rnaakt op zijn dichtenlijkemi geest als i)a Costa en Beets .
Die zoowel doze beide als Dc G€inestet gehoord hebben,
zullen let niet loochenen . Be Genestet, anders zoo oor-
spronkelijk, had zich in zijn prozastiji hijna geheel naam
Ba Costa, in ziju voomdracht naar Pa Costa en Beets ge-
12 EEVENSSCHETS.
vorrnd . Las hij, of Never zong hij zijn verzen voor, gij
dacht onwillekeurig aan den zanger van Vij/' en tivintirj
iriieit ; pi eekte hij, gij voiidt in stijl en aktie dims gloeiende
iIllprovisatif n weder, niet widen afgewisseld met lien
pleeiitigeri en in goeden zin zalvenden toon, waarvaii Beets
lief geheim hezit . 1k hehoef wel nauwlijks to heritineren,
dat her Been sprake is van kinderacliti ge nahootsing, en
dat de overeenkoinst sleelits een gevolg was van den die-
pen indruk, door de heide dieliterlijke sprekers op De Ge-
nestet gemaakt, die in weerwil daarvan zijn oorspronke-
lijklieid wilt to hewaren . Het huffs vaii Da Costa stond,
evenals dat van Van Lennep, voor° hem open ; kon het an-
ders, dais dat lief voor van lien genialen dichtergeest
hem, den dicliter, islet geestdrift hezielde, en dat, hi] alle
versehil van godsdienstige ricliting, het kaiakter vaii then
Jm'ooten en noeden man hem gelieel voor zieh innernerm
irmoest `? Met Beets is hij, ineen ik, eerst later in aanraking
gekoinen. Dock de vorni van De GEsestet's verzen levert
hewijs genoeg, hoe goed liij lien van Beets' gediehten
hestudeerd liar en hoe hood; hij die sehatte . Voor den
sclirijver van de onsterfelijke Stwlerlteitt1/pen koesterde
hij groote vriendscliap . Reeds in '1849 hraclit hij in zijn
gezelsehap eeiiigeri tijd to Sclieveningen door, en meer-
malen was lnj zijn Bast op deii Hemelsehen Berg. 't was
ook zeer riatuurlijk dat en syrnpatliie hestond tussclien
twee let! erkundigen , waarvan de een in zijn proza ,
tie antler in zijn poezie, al vat stiff en deftig was
scliuvde, en mitnur eri waarheid huldigde iiovriial . lk
herinner mij, dat hij ook de verzen van Ter llaar zeer
waardeerde, vooral liens Ah l-el-I'adei en Joanu es eu Thea-
jenes . llet laatste had lrerii zelfs in eeii zeke ren wedijver
LEVLNSSCHETS . 13
ontstoken, en hij hoopte dat lief here flog eens gelukken
mocht een dergelijk onderwerp in de kerkgeschiedenis to
vinden. Zoo vervulden letterkunde en po zie hem geheel,
en voor de wetenschap was daarhij in zijn hart Been plaats .
De theologische studien warm hem een noodzakelijk ITtid-
del, om het doe! dat hem aanlachte to hereiken en eens
lief Evangelic to molten verkondigen ; dock meet zijn zij
hem, althans in zijn studenten-tijd, noon ;;eweest. De her-
innering aan de Latijnsche school, hovers reeds aan --
haald, en waarin hij het heerlijke levee betrem t dat hij
char eens voerde, dagteekent jnist tail, het jaar, waarin
hij van de propedentisehe tot de theolo ische sludif~n
overgin . Acll ! in deze wergild van »moraal, khitiek en
polemiek" voelde hij zich gansch niet t'huis . Zij was voor
hem niet gemaakt, en hij niet voor haar. Hij is er zich
in blijven hewegen, schoon eigenlijk als een vreemdeling ;
in lief stifle Delft heeft hij zich tells met eenigen crest
aan lief hestudeeren van de groote god eleerde vraagstuk
ken &s tijds genet ; - misschien wet omdat die vraa ~
stukken toen het schoolsche kleQd hidden of elegd, en in
anderen vorm midden onder de gemeente ebracht wa-
rm ; maar lief vermoeide hem ; en als hij zich ge-
durende eenigen tijd, hij voorbeeld in de kweslie van
den vrijen wit of zoo iets, had verdiept, was hij niet al-
leen zelf verbaasd over zijn volliarding, maar moest hij
aanstonds in letterkundige werkzaamheden verpoozing
zoeken .
De Mcti-lhrief nit de Laatste rler i;erste is talk een ver-
ademing van theologisch-wijsgeerige inspanniug . )Is 't ook',
zoo roept hij in het tweede koeplet nit
14
LEVENsscHE2s .
Is 't ook een tijd waarin wij levee! ach wij hooren
Geen geestig liedje schier nit Hollands dichterkoren!
En 't sieve vaderland, het schijnt me al sneer en meet
1 n godgeleerd dispuut, waar ik mij wende of keen . .
O Muzen Inljner jeugd, o schalken, zorgeloozen !
Laat me aan nw hart een wijl van al dien strijd verpoozen
Nooit heeft hij -- en ik zal de laatste zijn om het hem
ten kwade to duiden -- veel eerbied gehad voor de Theo-logie gelijk zij was ; en hi] voelde zich niet geroepen omhaar een andere richting to geven . ))Hebt. gij", zoo schreef
hi] mij later, ))hebt gij Sepp's bekroonde verhand cling al
gelezen 2 't Is een dik boek char veel belangrijks in staat
dock ik moet zeggen, dat de historic onzer vaderlandsche
Theologie mij, voor gemelde Theologie, weinig respekt
inboezemt ." --- In onze eigenlijke studien nam hij dan ookweinig deel, ofschoon hij zich niet opzettelijk afzonderde .
Ook toen hij predikant was bleef hij in den kring van
theologische geestverwanten, en woonde hij onder anderen
eenige samenkomsten bij door een aantal hunner uit ver-schillende plaatsen in 1858 en 59 gehouden . Pooh ka.rak-
teristiek is het volgende antwoord op een noodiging tot.
een diet bijeenkomsten, die ik hem had gezonden : ))Lieve
vriend, ofschoon de Theses van dien aard zijn, dat ze
iemand weg zouden jagen -- hen ik wel gedetermineerd"
(de hoofdkwestie was bet Determinisme) »Dingsdag tenuwent to komen . Il hoop dat lief colloquium wat minder
stiff en defog en langdradig zal wezen dan de vorige
keen.. . ."Dan, al vond hi] onze wetenschappelijke diskussies lang-
dradig en vervelend, al kon hi] Been theologisch vraagstuk
verteren, zoo het niet met een weinig attiseh zout was
LEVENSCHETS . 15
gekruid, al stale hij niet zelden den draak met onze def-
tigheid en geleerdheid en diepzinnigheid, hij was en bleefbij ons alien gezocht en geliefd . In bet eigenlijke studen-
tenleven mengde hij zich weinig. Niet, dat hij Been open
oog had voor hetgeen er frisch en aantrekkelijk in was ;zijn Liedje aan een jong student zou afleen genoeg zijn omhet tegendeel to hewijzen . Maar hij studeerde te Amster-
dam, en bleef dus in den tiring zijner betrekkingen en
oude vrienden, zoodat hij Been behoefte gevoelde vealnieuwe kennissen in de studentenwereld to maker . Daarbij
kwarn, dat ziju feeder gestel hem verbood om lief EpiIu-
risc/i feestgezang van zijn eerste studiejaar zelf veal iiitoepassing to brengen . Eu eindelijk - waarom zou ik hat
verzwijgen? - zijn huitengewoon talent bracht hem meer
in aanraking met letterkundigen dan met studenten, enplaatste hem in een eigenaardige stalling, die hem ver-
hood zich zoo geheel aan 't verkeer met zijn gelijken injaren en studie to gayer, als hij anders had kunnen doer .
Evenwel, met verseheidenen onzer ping hij veal om, en
voor degenen die zijn smpatMe hadden, was hij een
dienstvaardig en hartelijk vriend .
Nog stoat zijn heeld levendig voor mijn geese, zooals ik
hem in die dagen eerst leerde learner . Nog zie ik, dunkt
mij, dot edel, fijn-hesneden gelaat, met een rijkdom vankrullende lokken ornringd, dieti geestigen mond, dot hooge
voorhoofd, dot vriendelijk en toch zoo ondeugend oog,
waarmee hij u zoo open aanzag. Nog zie ik dot oog van
geestdrift vonkelen, als hij ons een zijner nieuwste ver-
zen of een gedicht van een lievelingspoeet voordroeg
op zijn zangerigen toon . Nog zie ik zijn schalken, spot-tenden hlik, ais we bijwijlen zeer defog of geleerd wilder
IG LEYENS3CIIETS .
wezen . Nog zie ik hem de lippen stiff op elkander kiem-
men, als iernand liet waagde hem een prullig versje voor
to bezel, een schaperig minneliede of zoo jets, ziek van
sentimentaliteit, tOt(lat hij zich niet lamer bedwingen kon,
en met koddige verontwaardiging uitiiep : )Maar dat is
ecu br!" Zijn oordeel, waar het de kunst gold, was on-
rneedoogend, zijn ondeugende plagerij spaarde zijn baste
vrienden lief. Maar van hem konden wij alles verdrageii .
Innemend en 1)eminflehJk was zijn orngang in de hoogsle
mate. Wij meenden web eels grieven, ernstige grieveritegen hem to hebThen, en namen voor, hem dat bij gele-
genheid eels goad onder de oogen to brengen. Maar
zoodra vij hem ontmoetten en liij twee minuten met orisspeak, waxen able grieven vergeten, en had hij ons wear
geheel met zi cli. verzoen d .
Zoo, onder velerlei afwisselende, dock noon overspan-
nende, studiEn en werkzaamheden, door liefitebbende hem
trekkingen en vrienden omgeven, aan de zijde (icr verloofde,die hem later, - helaas, voor weinige farm ! -- tot den
gelukkigsten echtgenoot zou maken, om zUn rijke gavel
door velen bewonderd en geerd, bereidde hij zich voor
Lot die betrekking, die liij uit Iiefde gekozen had . Meest
in Amsterdam, dat den jongen dichter zulke rijke hubp-middelen tot zijn ontwikkeling aanbood, dock 's zomers in
de vakantien liefst buiten, to T3loernendaal, zoo menigrnaal
door hem bezoiigen, en aan walks liefelijke natuur zijn
po~zie inderdaad verwant was, to Scheveningen, waar de
zee zijn teedere zenuwen sterke, zwevende", geljk hj niij
destijds schreef, )Van (ie zee iiaar hat bosch, van de dui-
nen naar de ontluikende heiden van dial fleereboer",
waaraan een zijner schoonste verzen (kernjesund zooals
LEVENSSCHETS . 17
onze Overrl'iijnsche naburen 't zouden rioemen) gewijd is,))ZiCh amuzeerend nu eens als een kluizenaar in de bos-scheri, (Ian veer als liomme du mouide NJ de lieve merischen,die er een huiten op na houden voor eens anderen manspeizier" ; - verzen schrijvend in zijn gezellig en gemak-kelijk studeervertrek, of, ))Ze zeggend in de lucht, ze gevend
aan den wind, die ze verstrooit, 't Been beter en frisschervoor hen is, dan dat ze in een of antler mooi boekje ge-
drukt worden", of ook wel ze, onder liiide toejuiching,
voorlezend in allerlei zalen en zaaltjes van ons Vaderland ;van tijd tot tijd, vijf- of zesmaal, naar het gebruik NJ het
remonstrantsche Seminarium, predikend met al den srnaak
en het vuur van een dichter1jken geest en met al denernst eener innige oeituiging ; vroolijk maar sober, on-gedwongen rraar zichzelf bedwingend, een ))mensch vai
vleesch en bloed", maar die wel zorgde dat vleesch et
bloed niet de overhand kregen, jong maar rein, doorleefdehij vijf gelukkige jaren . Wien kan het bevreemen, datde bundel Eerste Gedichten, lien hj aan het erode van
zijn studietijd uitgaf, den stempel van een blijden en
dankbaren geest droeg? Bij een karakter als bet zijnekon het niet antlers . Hij was gelukkig, waarom zoo hij
zich verbeelden ongelukkig to zijn? Waarom een wan-
hoop, een menschenhaat, een Weltsclirnerz veinzen, die dezijne niet waxen, die hiJ niet gevoelde? Van riiets hadhij zulk een afgrijzen, clan van het spelen eener rol . Ook
als dichter, als schrijver, hij voelde het instinktmatig vanden ))twang at, en het werd hem immer rneer bewust,moest men zich voordoen zooas men is. Menschen, tot
vie hij een strafrecle kon richten als deze :
18
ZlivLSSSCI1E'rs .
Al uw zeemlen, al uw zuchten,
Al uw doeti is )aria ;
Ieder zuchtjcu is ecu Judas,
Ieder glitnlach is een list . .
kon hij zien noch luchten . En al was nu die bestraffinrzoo erg niet bedoeld, at bleef die zveilt die humoristweed" en die later etoond heeft het in gezonderl zinto kunnen zijn, )die diepstgezonken Simia" steeds zijnvriend, er lag waarheid in die grappige overdrijving, eniii den grond van de zaak was 't gemeend . Nooit is hij
dan ook van dat beginsel afg•eweken . Zijn verzen zijn eendeel van hemzelf . llij sprak er in nit wat hij werkelijk`evoelde, niets meer, niets minder .
De Eerste Getlichten verschenen in December '1551, noch
wares reeds in November van dat jaar verzameld eii ge-drukt . De bundel bevat verzen varl de jaren I846--185l,
dus van het zestiende tot het twee-en-twidltigste van omendichter ; de voorrede is joist 9p z j a twee eii-twintigstenverjaardag geechreven .
Men moet dit in het oog houden, om aan deze eerstegedichten recht to doers en ze volkornen to waardeeren .`Vaut zij l;etuigden inderdaad van een merkwaardige ont-
wikkeling . Er zijn zwakke verzen in, wie zou't loochenen `d
1k althans zal 't. niet opnemen, hetzij voor : Vliegenvreugd-en ediclltersomar i, hetzij voor : In rlc Ilibliotlleck ran celllie/'lrebber, om slechts deze to noemen . 1k zal niet be-
weren dat llet Ep-ikurisclr feestrlezang jets adders bewijstdan groote kunstvaardigheid . 1k zal niet zeggen dat schet-sen als het Zomertoclitje, wenschell als E jo-servos, schert-
sende uitvallen zooals houlade of Vogeltjes (lie ZOO vroegZirtgert krijgt tie goes, jets toehren ell tot oplossiug vazt
LEVENSSCIIE'1'S .
19
de groote raadselen des levees ; ofschoon ik de meeste
niet gaarne zou willen missen, Maar hat is toch al jets,
dat een knaap zulk een meesterschap over den vorrn
heeft verworven, als De Genestet reeds in de jinn, waar-
uit daze verzen afkomstig zijn, toonde to bezitten, dat hij
reeds dadelijk aanving, 'ehjk Van Vloten zoo joist lteeft
aangernerkt, met dien gezonden, treffenden eenvoud, dien
anderen, zelfs Beets, eerst na veal tasten en zoeken ge-
vonden hebben. Neem bijvoorbeeld -- niet een van die
verzen, waarvan ik er straks eenige genoemd hob, en die
heist alleen om deli wil van den vorrn schijnen to be-
staan neem zelfs niet dat Aan iedereen, dat, uit hat
oogpunt van savoir-faire een kunststuk., nochtans ook goad
en gezond is gEdaclit ; maar neem er, wear hat onder-
werp bepaald hoofdzaak is, zooals (le Avoudzwi
Ja, in God is nlijn kracht, --
Speak hij innig en zacht,
Naar ik vocl plat mijn levee zal rent en
islet dal schoone slot
En ik hoorde here nan
Met can Inch en can train
'k had de zoo noon zoo )lcch.tJg zien dalcn
En dal blcckc ;ezicht
word zoo sprekend vcrlicht
Dcor de laatste, hear st~rvende stralen . --
of zooals de bekoorlijke sehjldering van den Muiderkring,
wier heugenis hens voor den geese kwani op een verveleiulesoiree, een sclijlderin g die eindigt met muziekale verzen
als daze2*
20
LEVENSSCHETS.
Vos hoort den weerklank van Ausoonje's veldschalmeien ;Barlaeus meent zich op d'Olympus, bij de goon,En vader Vondel, in verrukking van diets toots,Denkt aan zijn paradijs en dicht zijn englenreien ;
waarin bovendien de personen met een enkelen toets zoo
juist worden gekenschetst . Of liever, lees den gansehen
Bundel van 't begin tot het erode, en gij zult zien, datde taal dezen jongen dichter gehoorzaamde, omdat hij
haar geen geweld deed, al het gezochte en onverstaan-
bare zorgvuldlg vermeed, en zich-zelf gewillig aan haarwetter onderwierp . En die schoone, gemakkelijke vorm
was de vrucht, van eanhoudende en onvermoeide oefening .
De Genestet paarde een fijn dichtersgehoor -- to opmer-
kelijker omdat hij volstrekt geen gevoel voor muziek hadaan een kieschen smaak . Als geboren dichter viel het hem
gemakkelijker verzen to schrijven dan proza : dit laatste
was misschien zijn zwakke zijde . Toch vergenoegde hij zich
niet met improvizatien op het papier . Hij wide wel eens,
in navolging van Alfred de Musset : Je fais dif fcilementdes vers faciles, en toonde sams aan een zijner vriendeneen onvoltooid gedicht, waarvan hier een koeplet, daar
een par heele of halve repels met een aantal gapingen tns-
schenbeide waren opgeteekend, en dat nog tijd noodig hadoin to rijpen. Want hij achtte den vorm niet onverschillig.
Deze was hem, en terecht, een der twee hoofdzaken voor
den kunstenaar, den dichter . Een kunstwerk moest schoon
zijn, uiterlijk en innerlijk . Had men niets wezenlijks to
zeggen, men deed beter to zwijgen, ook al bezat men degaaf, een stroom van vloeiende repels zonder inhoud to
doer vlieten . Maar was men niet in staat zijn goede,
ware, verhevene, diepzinnige gedachten anders dun in een
LEVENSSCHETS.
21
stootenden, smakeloozen, gewrongen, meteenwoord, lee-
liiken vorm uit to spreken, dan mocht men onder dedenkers een plaats verdienen, op den rang van dichter
moest men geen aanspraak makers
Want prcza, man, en poezyZijn twee !
Zulke overleggingen warm het, die hem cars den vorm
zijner verzen van den aanvang of zulk een groote zorg
deden wijden . Hij rijmde niet wanneer hij niets op het
hart had ; maar als een gedachte, een aandoening hem
inspireerde, dan achtte hij het wel de moeite waard, haar
in een behaaglijk kleed aan anderen to doers kennen .Zonder to vijlen en to schaven als Feitema, was hij altijd
keurig. En terwijl hij apes wat den goeden smack zou
beleedigen zonder mededoogen verwijderde, wilt hij toch
ook alle stijfheid to vermijden en zijn gedichten die
losheid, dat levendige en natuurlijke, dat pikante to
doers behouden, dat er geen geringe verdienste van
uitmaakt.Of was dat misschien de eenige verdienste van then
eersten Bundel ? Toen hij verscheen, warm er die zoo
oordeelden . Ik herinner mij dat onze vriend in die
dagen, niet zonder zekere teleurstelling, een brief van een
onzer gevierdste dichters ontving, waarin deze hem voor
de toezending der Eerste Ged ichten bedankte, maar er geen
anderen lof bijvoegde, dan dat de vorm zoo schoon was .
En daar warm er velen, ook letterkundige orakels, die
met dat oordeel instemden . Tk erken, dat het mij onbillijk
voorkomt. Het zijn, men vergete dit niet, de gedichten
van een knaap en een jong student, en men wijze mij
22 LEVENS( :IIETS
dan uit de eerste werken van onze bests dichters jets
aan wat daarrnee, ook naar de innerlijke waarde geretrend, verb eleken kan worden . Hier waxen Been oude,ofgezaagde denkbeelden, vruchten van vroege lektuur, in
nieuwen vorm gegoten . I-Tier was een overtuiging, hider-daad, een overtuiging, waarvan men verschillen, dock
wier liestaan en wier opreelitheid men niet oochenenmag . Hier was een frissehe, oorspronkefijke levenshe-schouwing, werkelijk het eigendom van den diehier, en
waarvoor hij, welk onderwerp hU ook behandelde, een
gelukkige uitdrukking wilt to vinden . lEer kionk de blijde
toon eener levenslustige jeugd, docli her werd ook Beendiepte gemist, geen ernst vergeefs gezocht ; hier wend
bijwijlen met heiligen ernst gesproken, bijwijlen de toon
van weemoed aangeslagen, bijwijlen een stem uit het diepstdes harten vernomen . Men zal irnrners Been diepte onto
zeggen aan die schoone belijdenissen : (lit mjit Daqhoek,Stern des liarten, in gelnickige (lagen, Dagelijksch brood ;men zal den ernst niet \villen miskennen van Dc volksdichter,Kritiek en zoovele andere ver.zen . En vie woidt islet ge~
troffen door den stillen weemoed, (lie er over dat reeds
genoemde : Dc Avondzon, en over zijn afscheidslied AanJJr E . LI . ' s Jacob , dat werkelijk een a fseheid voor goe d
geweest is, ligt uitgespreid? - En dat hij uiet alleen
voor de zwakheden en kleine gebrekeri zijner rnedernen-schen een scherpen hlik had, dat niet alleen bet dic1iter
lUke van zulke jolige figuren als zijn Jong Stndcnt hemtrof, dat hij ook bet verhevene eener waar]ijk tragische
figuur wist to waardeeren en veer to geven, dat kan
jn liertogin van Orleans bewijzen, met dien heerhijkena an ef :
r,F fl NFSCTTFTS .
Gij alleen waart koningin,
Bij pet shatters van hun kroners,
Bij 't uiteenslaan van 't gezin,
Bij pet kraken van hun tronen
met die treffende herinnering aan haar vroeggestorvengemaal :e,
Was 't my blik die haar bestraalde,
Toers, in haar, uw vorstenzon
Koniuklijker nederdealde
Dan zij isomer rijzen kon?
en datt verheven slot :
Wedaw, wandel over 't pain
\ran 't paleis in arch verzonken,
En pet ingestort ardmn ;
Want een stemme heeft geklonken
Om uw opgeheven kruin :
Deze koningsweeuw is heilig,
Zniver van de vorstenblaamDeze konhigsweezen vei]i,
Tn de sehaduw van haar naam
Mar `,rat dozen Bundei zulk een groote en b1 vende
popula.riteit verzekerde, dat was de 'frischheid, die nietalleen den vorm, maar ook de gedachten kenrnerkte, de
jengdige kracht, die apes doortintelde . Men voelde zich
als bet ware een lenteadem nit doze verzen tegenwaaien .Deze dichter was een man van zjn
met een open
hart voor natunr en menschheid, seen vreemdeling in deWereld die hem omringde . Tot flog toe - Waarom zou-den wij pet verbloemen ? - hehoorden verreweg de mees-ten, en zeker de uitstekendsten onzer dichters met. hun
23
24 LEVENSSCHETS.
sympathie en denkwUs tot een vervlogen tijdp3rk . Tegenden geest der eeuw streden zij, in plaats van zich aande spits der beweging to stellen . Profeten van het verle-den. ijverden zij voor denkbeelden, die de meesten hunnertijdgenooten al hadden prijs gegeven, of verheerlijkten zijeen tijd, waarin men, zonder eenige dweeperij, zich moeilijkverplaatsen, en die nimmer terugkeeren kon . Wij --- ikbedoel het 'jongere geslacht -- wij bewonderden Bilderdijken Da Costa, om flu geen levenden to noemen, maar ge-lijk wij Vondel en Cats waardeerden, als manners van eenvorige eeuw, als welsprekende tolken van gevoelens, diede onze niet meer warm. Bovendien warm onze dichters,klassieken en romantieken, elk in hue soon, veel to ge-leerd, zelfs voor de beschaafden onder het yolk . Maar watdeze jonge dichter ons gaf, was noch geleerd, nosh ver-ouderd. Het leefde en was uit het voile levee gegrepen .Het was geen huldigen van den waan van den dag,maar ook geen miskennen van het streven onzes tijds .Gelijk hij dacht, zoo dachten wij ook . Vroom van harten waarlijk liberaal, waardeerde hij vroomheid in iederenvorm, zelfs al was zij eenigszins mystisch gekleurd, maarde zijne was niet geprangd in 't keurslijf van een versle-ten stelsel . Met welk een jeugdigen cooed wend hier hetSclzotje van onverdraagzaamheid en sektegeest bestormd !Met welk een ondeugenden humor wend hier Jan Salieaan zijn oor getrokken en om zijn alarmeeren uitgelachen !Hoe wend hier in de Spreekwoordjes en in de St. lVico-
laasavond (dat wij toen echter siechts gehoord hadden)met de menschelijke ijdelheid der ridderlintjes de draakgestoken ! Hoe vereenigde zich hier levenslust met wak-keren stervensmoed ! Geen wonder, waarlijk ! dat wij dit
LEVENSSCHETS. 25
nieuwe lied, voorbode van een nieuwen tijd, met innige
blijdschap begroetten . Geen wonder dat De Genestet, vandat oogenblik af, de lievelingsdichter werd voor al wat
j ong was, j ong van j aren en j ong van hart, en dat we
alien vrijwillig instemden met de stelling, die hier met-
terdaad en in zulke goede verzen werd verdedigd : Slechtswat waar en gezond en rein en natuurlijk is, slechts dat
is schoon !
IT .
n 1852 trail Dc Genestet het openbare leven in . InJuni werd hij proponent hi (Ic remonstrantsche Broe-
derschap, spoedig daarop to Moordrecht, in Au gusfns to Deift
beroepen, en in 't najaar op laatstgenoemde prat, door
Van der Hoeven bevestigd. Met lust en Iiefde aanvaardde
hij daze tank. Men heeft gevraagd, of Dc Gnetet wel
voor haar herekend was, en of hij niet hater gednan had,
zich in een arnhteloos leven geheel nan de letteren Ic
wjden Van de eene zide heeft men beweerd, dat hij
door den last van zulk een beroep op zich to nemen,
zjn eigenUjke roeping miskende ; clnt zijn dichter]ijk talent
in 't gareel deter praktische work; aamheden verst.ikken
of aithans ;route schade lij(Ien mnest, en dat de dag,
waarop hij besloot zijn ambt neder to leg en, in waarheid
de dag zijner bevrijding mocht worden genoernd. Van
de andere zijde heeft men aangevoerd, dat een dichter
zooals hij voor de betrekking van godsdienstleeraar niet
geschikt was ; dat hij haar niet kon waarnemen zooals 't
behoorde ; die zoo preekte moest spoedig uitgepeekt zijn ;
cii then hij zijn ontslag nam, then had men al lang voor
speld, dat dit let ein(le moest wezen . Er was wel een
greintje waarheid in beiderlel beweren, mnar ook niets
LEVENSSCi1 i :TS . 97
meer, en de gevolgtrekkingen, die men er nit maakte,
wane zeker onjuist. Het prediken, geregeld, iedere week,
voor een uitgelezen gehoor, vigil hem zwaar ; dock niet
omdat hij niets had to zeggen . Hij had veel to zeggen,
meer dan die hoofdschuddende wijzen, die er wel eens
over klaagden, dat zijn preken zoo vol warm . Hij had
een rijkdom van gedacllten, waarop menig ambtgenoot
zijn ganschc levee zou kunnen term . Maar hi] hac1 een
to grooten of keen van gemeenplaatsen ; hij droeg to groote
zorg voor den vorm waarin hi] zijn gedachten uitdrukte ;
hij was to veel kunstenaar metth nwoord, om niet eenigs-
zins rebukt, to gaan order de verplichting van iederen
Zondagmorgen op to treden met een stuk, dat naar zijn
scha,tting waardig was om gehoord to vvorden . Misschien
heeft zijn teer gestel daaronder wet wat geleden . Misschien,
waarschijnlijk zelfs, zou hij, indien hij uitsluitend letter-
kundige geweest ware, zijn krachten als dichter beproefd
hebben aan stouter onderwerpen dan die, `velke hij flu
met zoaveel gratie en meerterschap heeft behandeld . tlij-
zelf gevoelde, toen hij zijn laatstverschenen Pundel uitgaf,
dat hij »flog wel iets beters" zou kunnen geven dan hij
tot flog toe gaf, »dat er flog wel andere margin op zijn
speeltuig konden weerklinken dan die tot op (lien tijd
met hue teederen toon een vriendelijk oor hidden ge-
streeld"; en wij mogen ors verzekerd houden, dat hij dit
metterdaad zou hebben getoond, zoo hem een lHger levee
ware geschonken ; wij rnogen veronderstellen, dat (lit reeds
flu gebleken zou zijn, indien de plichten van zijn ambt,
en, vergeten wij het niet, de groote rampen die hem
trod'en, hem daarin niett hidden belernmerd. Maar als
wij bedenken, dat het niet de minsten zijner gedichten
28 LEVENSSCHETS .
uit de Laatste der Eerste zijn, die hun oorsprong dankenaan zijn pastorale ervaring, vooral dat wij die kostelijkeLeekedichtjes niet bezitten zouden, zoo hij door zijn be-trekking niet van-zelf gedwongen ware geworden, om zich
in to laten met de theologische vraagstukken van den
dag, dan hebben wij, ook nit een letterkundig oogpunt,geen reden ons to beklagen, dat hij een tijdlang als voor-
ganger eener gemeente is werkzaarn geweest .Pit is zeker, dat hij zijn beroep uit vrije liefde heeft
gekozen, en, zooveel zijn zwakke gezondheid toeliet, met
ijver heeft vervuld . Voor hetgeen deftig en officieel was,gevoelde hij zich ongeschikt, en hij had er een verklaar-
den a,f keer van . In een drukken werkkring, die al zijn
tijd ingenomen en de inspanning van al zijn krachtenvereischt zou hebben, zou hij misplaatst zijn geweest . Doch
daarom joist was de kleine remonstrantsche gemeente to
Delft voor hem a,ls gescha.pen . Hij was er geheel t'huis,
en zij had wederkeerig aan hem alles to danken . Devoorwaarden waarop hij zich aan haar verbond -- haar
middelen waren destijds nog niet toereikend om in het
onderhoud van een eigen leeraar to voorzien -- maakten
't haar mogelijk, reeds toen een zelfstandige gemeente toworden. Door hem kwam zij tot grooten bloei . Het kerkje,
schoon voor de gemeenteleden veel to ruim, was weldra
to klein om de schaar van toehoorders to bevatten, diezich door het rijke gehalte en den schooners vorm, bovenal
door den diepen godsdienstzin en den ernst zijner predi-king aangetrokhen voelden . Ook het hart zijner \veinigeleerlingen had hij al spoedig gewonnen ; want, wie zijn
verzen kept weet het, hij had de kinderen lief en vonder een groot behagen in orn, op zijn eigenaardige, onder-
LEVENSSCHLTS. `'9
houdende wijs, wat goed en rein en edel is bij hen aanto kweeken . Trouw bezocht hij zijn kranken en deelde
met hart en ziel in alles wat de leden zijner gemeentebetrof. »Ik verlang", zoo lees ik in een zijner brieven, »ik
verlang eens naar Rotterdam to komen -- maar ik heb hiereen lieve zieke, die ik dagelijks hezoek, en wier einde ikal Binds eenige dagen hel tegemoet gezien . Hierdoor henik gebonden. Antlers kwam ik eens praten." En thenhij dat schoone vers schreef : De lendenen omgord :
Op, nit uw armstoel naar dat stroodak in de verte!
Per armen Heiland roept in garen winternacht .
Op, uit uw blij germ, naar 't eenzaam huffs der smarte
weep met die weenen, trouw en zacht ;
of then hij in dat andere Then ik een knaap was gewaagdevan een ure die voor hem gekomen was :
Ure van roeping, van crust, van genat,
Pat in mijn hoezem die stem werd vernomen
I-Iebt gij mij lief P en mijn ziele sprak : ja ;
en betuigde then eerst gevonden to hebben, )trots banden
en zielstrijd en smart", »wat hij eens vruchteloos zocht
in zijn streven"
Vrijheid en vrede voor 't rusteloos hart !
then was het niet alleen de dichter die sprak . Kortom,
dichter mope De Genestet in de eerste en voornaamsteplaats zijn geweest, ook in zijn predikambt vond en ver-vulde hij een roeping, En then hij het eindelijk, na acht
jaren arbeids, nederlegde, was het niet nit tegenzin voor
die betrekking, die bij vrijwillig gekozen had, maar alleen
30
LEVEIISSCHETS .
omdat zijn krachten een zoo inspannend werk diet langer
gedoogden, en hij zich geheel aan een anderen plicht, deopvoeding zijner kinderen, verlangde to wijden .
Tevreden met zijn werkkring, was De Genestet diet
nninder gelukkig in zijn gezin, althans in de eerste jaren .
Bat waxen de jaren van weelde, waarvan hij spree kt ; `lievan weemoed kwarnen later . In hetzelfde jaar, diet hij
list openbare levee intrad, hegon voor hem ook lief hruse-li1jke . In September 1 tray hij in derl edit met1te .iffrouw Henriette Bienfait . Te Bloemendaal, waar de
fatnilie zijner Maid den zomer doorhracht, weal list huwe-
lijk gesloten. Daa,r waar hij zijn liefste pick had gevon-
den, door hens zoo weisprekend bezongen, wend hij ver-eeni,d met hair, die hem volkomen verstond en waardiG
was. Slechts eerl zevental jaren ongeveer mocht hij zich
iii haar bezit verheugen . Wat zij voor hem in dien korten
tijd geweest is, hoe innig hij haar liefhad, dat waaiii niet to besciirijven ; dat verraden sleehts eenige zijner
verzen, waarvall ik alleen dat onovertref bare : Lie/dcbehoef to noemen. Welk eeri tegenstelling, en welk eenovereenstemrning tegelijk, tussehen den levendigen, be-
weeglijken, opgewonden dichter en de zachte, kalme, dock
zoo verstandige en hoogstontwikkelde vrouw, die hem tei°,ijde stond . Floe gelukkig wa,rerl zij, eerst in 't mule lu, ,
dat char aau de vest
zoo vitjcs lacht in 't ,groin!
reset hloemen en hoomen omgeven, vriemmdelijk, vroolijk,en dat hij, meet al zijn gehreken en ongeniakken, nine
per vergeten ion ; later, in dat statige, dettige heir,
LEVESS(2HETS .
31
diclit bij de Haagpoott, waar hij meer coinlort en ruimte
vond, dock waar de dieliter zich waar half tehuis gevoelde,
en dat hij Welgelegen doopte, oindat bet zoo dielit bij 't
Kerkhof lag, winig vermoedend, helaas ! (lat bet vow hem
nod; in andereri zin met vet van deli dOOLleiiakker ZUU
zijn, Het was cell genot," hem daar to bezoeken . Ook bet
nieuwe huis was in den aanvang nog
vol liuwehjkszcgeu,
hiudcrliefde en moederiuin .
En daar, in 't niidden van zijn jong, bloeiend gezin,
leerde men hem eerst in al zijn beminnelijkheid kennen .
Tot die dichters, die, sterker van verbeelding dan van
gevoel, aandoeiilijke verzeri maken op lief huiselijk geluh
en intussclieil tehuis zeer ongezellig en lastig en tiranniek
zijn, behoorde hij geeriszins. Zooals liij zich in zijn gedicli-
t.en schetst, ))'t liefste speelgoed zijner kindereri", met lien
stoeiend en spelend, een kind als zij, zoo was hij werke-
lijk. Ik zie heir nog, bij een g root verdriet van een der
kleinen, dat bittete tranen scheen to kosteri, voor haar
nederknielen, en met koddigen crust smeeken, om toch
liet hart van haar armen vader niet to broken, zoodat de
tranen spoedig door lachjes vervangen werden . Alle stroef-
heid, alle hardheid, alle stijfheid warm uit zijn huis ge-
bannen. Anni's taal mocht vrij en ongedwongen in de
huiskamer weerklinken, en em was behalve de moeder hog
cell, die er met welbelia;en naar luisterde. Toch nam hij
de tank van de vorming zijner kin deren ernstig ter harte .
Die em zich van overtuigen wil, leze dat voorttetrelijke °
Opvoed itig
32 LEVENSSCHETS .
Ik heb een leelijk trekje
Ontdekt in 't kleine hart
Van ons aanvallig bekje -
Bat baart mij groote smart.
Ik heb tot God gebeden
Bat Hij mij raden won,
Hoe 'k best dat hartje kneden,
Bat plantje sturen zoua
Hun geluk was hem apes . Geen vuriger belle steeg
ooit op nit zijn hart, dan voor het behoud der moeder
met haar blondje en bruintje nevens haar. Niet dieper
troffen hem de smart en de ellende in de wereld, de smart
en ellende waarvan hij flu menigmaal getuige moest zijn,
dan wanneer hij dacht aan zijn huffs, nzijn zoet geluk"
Be moeder met haar kroost gezegend en bemind,
en zoolang hij de zijnen nog om zich had, mocht hij zijn
Dagboek nog dat van een gelukkige noemen . In den zomer
van '1856 deed hij met een vriend een refs naar Zwitser-
land ; hij waardeerde de ontzaglijke grootheid van de na-
tuur die hij daar aanschouwde, ofschoon zij hem, gelijkhij betuigde, nog meet overstelpte dan aantrok ; maar
>>mijn hart is t'huis !" riep hij uit. )De kopjes zijner lieven
zweefden voor hem uit", en al hoorde hij en verstond hijden lofpsalm, then de heilige Natuur tot eer van God aan-
stemde, toch, wide hij,
Toch dieper nog weerklinkt, door 't binnenst van mijn harte,
In 't vreemde sehoone land, altijd een zachte stem,
Die ruischt van uit de dierbre verte,
Fn die nog luider spreekt van HPn !
LEVENSSCHETS.
33
Van Flemwiens liefde en licht, uit drie paar vriendlijke oogen,
Zoo heerlijk op miju paden blinkt :
aliens lof uit kindermond steeds door miju wooing klinkt,
Mijn kluis vol vrede, die 'k ci strijdend ben ontvlogen
Van Hem . .. . wiens trouwe, wiens bescherming en gena,
1k al miju schat beveel, met duizend teederheden,
Terwiji ik 't vochtig oog naar gindsche bergen sla,Vol beirnwee en gebeden
Hoe spoedig zoo dat geluk, voor hem het hoogste opaarde, gesloopt worden! Nog geen drie jaren nadat hijdeze regels to Interlaken schreef, kiom zijn geluk tentop . Hem wend, bij zijn drietal dochters, een zoon ge-boren. ))Er is", zoo jubelde de blijde vader,
Er is een kind geboren,
Een jongetje in de Mel,
De feestmaand, de nitverkoren
Van Liefde en Poizv .
Wel had zijn lieve vrouw reeds rinds December vanhet vorige jaar aan koorts en zenuwzwakte geleden, maarnu liet alles zich geheel antlers aanzien . ))Weet gij," zooschreef hij den 288te Mel 1859, )weet gij dat ik eenzoon heb, een krullebol? Wij zijn in-gelukkig en dank-baar . De lieve kraamvrouw en miju edel knaapje makershet voortreffelijk flu - dock wlj hadden barre dagen enuren, voor die kleirie P . A. er was ." Maar joist tweemaanden later was het een geheel andere toon, dien hijaansloeg . )ft Is lang niet fleurig in miju huffs," heettehet toen. Sedert negen weken was alles veranderd . Dejonge moeder, kort na de gehoorte van haar zoon zoo
I
3
84 LE'VENSSC}IETS .
wel en gelukkig, leed weer aan koorts en hoesteii, ))WaS
zwak en bleef zwak." Men zou de buitenlucht gaan be-
proeven, loch de hezorgde echtgenoot stelde zich ookclaarvan niet veer voor . Zoo was het ook . In Augustus
was het niet beter . ))Wij hebben," zoo schreef hij toed,
))Wij hebben lijdzaarnheid van noode, is en hlijft onze
Dagtckst." li-i September ging de zieke hard achteruit .
1)e eneesheeien gaven gees hoop meei . Op de merle
deeling van dit vreeselijk vonnis, in ecu brief van
Sept. '1859, Iaat hij volgen : Voor ink], an! 1k kan vaak
niet oproeien tegen al de droef held en weemoed, die mij
oversteipt, nu, hier in alt oord van zooveel zegen en geze-gende herinneringen. Mijn liefste Plek wend mijn Olijvenhof .
Waaischijnlijk zat ik haar dezer dagen per jacht - rijden
kan niet meet - vervoeren naar Amsterdam, hij onze
moeder. Daar heeft zkj de ineeste rust en is omgeven
van alien die zj 't meest Iiefheeft. 1k heb beioofd hoar
diet to zullen verlaten, natuurlijk. Siechts ais 't redelijkis wenschte ik een enkelen Zondag 's avonds zeif to
gaan preeken."
)Onzen treurigen overtoeht," zoo heette het in ccii
brief van 8 Sept., )heIiben wij Zaterdag 11 . 'log al be-trekkelijk goed voibiacht . Maar het had ook niet langer
moeten duren! `Vie had ink] gezegd dat ik ooit op die
wze door Amstels grachten varen zou! Ach! het waszoo diep-melankoliek !"
Toch, in die sombeie dagen, bleef hij werkzaarn, en
dezelfde brieven, waaruit deze treurige bericliten out-
leend zijn, getuigen van levendige belangstelling in alies
wat nr omging op letterkundig en godsdienstig gebied .HIj had oog'enblikken dat het kruis hem bijkans to zwaar
LEVENSSCHETS.
35
vie! . Maar meestal was hij moedig en beiusteiid. Gelkl4j zegt in zijn Dooi zegea 'eIiei1igd, de herinnering vainGods zegenende Iiefde bleef hem een troost en kraclitin dageii van raadse1vol1e smart ." In deze dagen washet dat hij de weinige, inaar door vorm en gedachteuitstekende regels schreef, die ik mU niet ontz'eggen kenin him geheeE aaxr to hales
Boveit iiiijn hoofd can zijden dread
Slingert het zwaard ci heen en weder,
't Mlodt valien - valien, vioeg of iaat!
filet trip, het, velt mij seder!
Both one mijo lioofd ooh ruischt eec stein,
Te iiidden vait al mijn vreezen,
Die mij gebiedt met zachten kiem,
`loch niet bezorgd to wezen .
En in'' die dageim --15 Oktober 1859 --was het ook dathij schreef : De gure dagen, die wij gehad hebben -\varen voor mjn zieke niet gunstg . Schoon zij steeds hetbed houdt, de scherpe N . en 0 . wind dringt overal door .Nu onmerkbaar, dale weer merkbaar, wordt dat lief enliefehjk wezen gesloopt van dag tot dag. . . voor de oogen)nzer liefde . 1k hen ziek, hedroefd en lid erge pijn ookmnenigmalen, dock ik doe mnijn best mij over to geven .Mijn Christendom lost zich op - ten minste als ik chris-telijk hen gestemnd - in ecu Fiat vol-testes! uitgesprokerimeet een eeuwige hope in het hart . . . Doch in het leerstukder H. Triniteit vind ik geenerlei troost noch kracht ."
1k haal deze weinige revels uit verscheiden brieven aan,m eenigszins de stemming to does kennen, waarin hij
36 LEYEiSSCHE1S .
veikeerde, toeii de giootste slag, die hem treffeii koit, ha-
derde : urn eenigszins le doers gevoelen wat hij geledeiimoet hebben, toes die hem eindelijk trot' en weidra doorden flood van zijn zoontje gevolgd werd . Deze smart wasto groot, flan flat hij haar in zijn verzen had kunnen uit-storten . Zijn overvloeiend geluk kon hij daarin luclit ge-yen, rnaar niet wat hij teed, toen het zoo geheel werdverwoest . Hij kon slechts zeggen, hoe lief hi haar had,die hem flu was oritnomen, hoeveel liever toen hij ) wee-nend aan haar sponde zat", dan toen hij haar als jongebruid in de armen drukte, hoe hij van haar levee enhopend sterven leerde ; en hU wide het, zooals hij alleenhet zeggen kon, in flat heerlijke : )Die 1k het incest hebliefgehad," flat ik met behoef nit to schrijven, ondat iederhet zich herinnerl . Als een man iheeft hij zijn kruis ge-dragen. Zijn kraehtige geest, zijn ware, gezonde, onge-veinsde vioomheid hielden hem staande . Maai hij wasverbrijzeld ; en ik vermoed flat lief lichaamslijden van zijnIaatste levensjaar voor een groot deel moet worden toe-geschreven aan den schok den let verlies zUner echtge-rioote hem gegeven had .
Weinige maanden daarna nani lie Genestet zijn on!-slag als predikant der Broedersehap . De i-edenen die hemdaartoe bewogen heb ik reeds genoeind. Ook, naar Deinterug to keeren, zonder zijn kinderen, en in die stall, \vaalliij zulke gelukkige jareil gekend had, ccii eenzaam, droe-vig levee to leiden, daartegen zou hij niet bestand, en hijzou et niet toe in staat zijn geweest . Daaroni vestigdehij zich to Amsterdam, in de oiimiddeilijke nabijheid vanzijn schoonmoedei-, i\Ievrouw de Wed . Bientit, in \vierhuffs zijn kindei-en een liefderijke vet-zorging \onden, en
1E1TENSSCHETS.
37
bracht den zomer meest to Bloemendaal door. Doch ookdaar leefde hij ))als in stall, stil, op zijn kamer." In de
gezondheid en gelukkige ontwikkeling zijner lieve kinde-
ien vond hij zijn troost, en een zekere afleiding in drukkewerkzaaniheid. Zijn twee laatste Bundels bezorgde hij indit eerie jaar . De betrekking van lid der plaatselijke School-
kommissie to Amsterdam en die van sekretaris der Kom-
missie voor de oprichting van een standbeeld ter eere vanVondel iiam hij waar met een jver en riauwgezetheid
die Mi zijn aanleg, zijn afkeei van alle routine en zijn wan-
kele gezondheid to verdienstelijker wares. Het sekretariaat
der laatstgenoemde kommissie bracht hem in aanraking
met oudere en jongere letterkundigen, hem reeds bekendof riog onhekend, vooral met Van Lennep, dies hij ook
ais uitgever van Vondels werken bijzonder leerde schatten .
Bi] Potgieter vond hij groote sympathie, en hij betuigdedikwijls voor zijn literarische ontwikkeling aan dews
Girls-veteraan niet weinig verplicht to zijn . took Zimmer-
man, eens zijn wellicht al to strenge beoordeelaar, dock
wiens denkbeelden over De Genestet's poezie later zeer
gewijzigd wares, zag hij vee!, eIijk hij to BloemendaalCa. Busken Huet dikwijls, hij wijien ook A . Pierson ont-
moette, vrienden met wie hij in menig opzicht eeristem-
mig dacht. Niet het minst verkwikte hem het verkeer metlien ouden vriend, aan wien zijn : Vi iendev op 't kerkliofgewijd is, met wien hij ))de paden zUner jeugcl, de wegen
van zijn lot menigweif to zamen was gegaan," en aanwien hij zich simmer zoo innig gehecht voelde
Ms or dcn zwarei we naar gindsehe kerkhofdreven .
38 LEVENSSCHETS,
Liefliebbende hetrekkingen omgaven hem met allericizorgen . En toen eindelijk het uitzicht zich voor hem opende,
dal zijn verbroken huwelijksgeluk weer zou worden her-
steld, toen de zuster zijner overledene Bade haar lot methet zijne verbinden en ecu moeder voor zijn drie nog over-
gebleven kinderen zijn wilde, toen scheen het of de diepe
wonde niet slechts verzacht maar geheeld zou worden,en er nog betere dagen voor hem warm weggelegd .
Doch hett heeft niet alzoo molten wezen . Reeds in den
zomer van 1860 vertoonden zich de voorboden van de
ziekte, waaraan zjn leer gestel op den dour Been weer-stand zou kunnen bieden . Den 26sten Augustus van dat
jaar schreef hij : ) MIJn konstitutie en het gebruik van
staal dwingt mij tot . zer veel fyzieke heweging, en wan-delende kan ik wel dichten, rnaar diet steflen en schrij-
yen. Als ik in de lucht ben weet ik van Been vermoeie-
nis of jets ; als ik op mijn kamer zit ben ik meestal moe .1k heb de rustelooze natuur van een vogel : was ik 't maarZoo bleef het tot in 't begin van 86'I, toen een emstige
keelongesteidheid hem aantastte . Maar hij kwam ook dieto boven. ))Ik hen herstellende," zoo schreef hij in 't
vroege voorjaar . maar hood nog steeds mijn kamer .
Misschien malt ik van de week even met rijtniq naar mijnmoeder. Die historic heeft mij geducht aangepakt en ik
hen zwak geworden - van al die pijn en al die koorts ."Spoedig sterkte hij weder aa .n . Zeifs was hij weldra in
staat om flog eens naar Rotterdam over to vliegen, en
een paar vrienden to bezoeken . 1k zal then avond noonvergeten. Hij was geheel de oude, vol levee en vernuft, liar-
telijk en beminneljk. Cremer las then avond in de Holland-
sche Maatschappij en ons plan way eweet daar sameii keen
LEVENSSCHETS .
to gaan. Maar wi] bleven praten en I)1atefl, eu vergaten lezingen alles. Weinig dacht ik, toen ik van hem afscheid nam,dat ik hem voor het laatst de hand had gedrukt . Wanthet duurde niet lang of wij ontvingen veer ontrustendeberichten. De keelziekte, die geweken scheen, greep hemweder aan met nieuwe kracht, en grog over in een alge-meene ontsteking dei- slijmvliezeii . Het was bet erode . Tevergeefs wachtte men betersehap van 't verblijf to Rozen-daal met zijn schoone natuur en gezonde lucht ; hij koner niet meer van genieten . H1j was er slechts heenge-voerd om to sterven . )Nog den laatsten dag zijns levens,"-
het zij mij vergund bier de woorden van Zimmerman togebruiken, die hem, kort na zijn ontslapen, in de Gids zooweisprekend herdacht - ) nog den laatsten dag zijns leveeshad hij doorgebragt in den kring dergenen, die hem lief-hadden, in den dierbaren huisselijken kring, waarin hijzich 't liefst en meest bewoog ; vermoeid en zwak, maarzonder smarte of pjn, had Iii] zicli ter ruste begeven .Trouwe liefdeoogen bewaakten den saap van den kwij-nenden zieke : Been onrust of strijd vertoonde zich op betbleeke gelaat ; matheid en uitputting, maar liefelijke vredetevens blonken van zijn open, hooggewelfd voorhoofd ; Peterde Genestet was in den vroegen morgen den tweeden Jiilijter eeuwige ruste ingegaan ."
lJezelfde auteur heeft met eenvoudige trekkeii zijn uit-vaart geschetst . Slechts betrekkingen en vrienden bege-leidden hem naar zijn Iaatste rustplaats, en een drietalbanner voerde er hett woord. Op bet kleine kerkhof toRozendaal, mast die statige laan die naar Beekhuizenvoert, in 't madden van die liefelijke natuur waarvoor zijnhart altoos geopend was, rust zijn overschot . Poor de
40 LEVENSSCIIETS.
zorg van eenige vrienden is een smaakvol gedenkteekenin zoogenaamd gothischen stijl op zijn graf geplaatstHet Fiat voluntas, dat in zijn laatste jaren wel zijn levens-spreuk rnocht heeten, staat op den lijksteezl gegrift .
Men velwondert zich, als nlen ziet, hoeveel Be Gene-stet in dat negen- of tiental jaren, in weerwil van veleandere bezigheden en van zooveel overstelpende smart,nog op letterkundig gebied heeft gearbeid, en hoeveelvoortreffelijks hij heeft geleverd . Als nederlandsch dichterbracht hij aan de jaarboekjes zijn betamelijke schatting .Het meeste wat hij daartoe sours zuchtend bijdroeg, wendin zijn Laatste de Eerste herdrukt. Al bet andere is indeze uitgave opgenomen . Ook in de Gids en Nederlandverscheen nu en dan een zijner gediehten . Zijn in Memo-uiam, een schoone hulde aan de nagedachtenis van zijngeliefden leermeester en vriend Abraham des Amorie vander Hoeven, nerd afzonderlijk uitgegeven, ofschoon hid't aanvankelijk een andere bestemming had toegedacht .Voor een flier verzamelingen van gedichten bij uitheem-sche platen, die desti~ds aan de orde waren, en waaraan,wij moeten bet erkennen, onze letterkunde sommige barerschoonste sieraden to danken heeft gehad, de Historisclievuouwen, dichtte hij zijn Mademoiselle de la Valliere, waarinhij bet kiesche onderwerp met bewonderenswaardigen taktbehandelde, en toonde bet dichterlijk-schoone deter figuurjoist to lrebben gevat . In bet Zondagsblad schreef hijletterkundige brieven, dock slechts enkele ; die over denImprovizator Beerman toont flat hij ook over zijn kunst
LE'ENSSCHETS . 41
ernstig had gedacht, en zich rekensehap van haar hoogeeischen moist to geven . In Be Teekenen des Tijds was hij[tlij een trouw en bereidwillig medewerker ; de beoor-deelingen van dichterlijke werken van godsdienstigeninhoud, die daarin voorkomeri, zijn van zijn hand . In1855 names wij to zarnen de redaktie van den Cliriste-lijken Yolks-Ainianak op ons, en tot aan zijn dood toehad ik het voorrecht de uitgave daarvan niet hem to be-zorgen . Het was een klein en nederig boekje, maar hijhad het lief, en stelde zich ook voor die tack geen ge-ririge eischen . Metterdaad het bewijs to leveren, oatstichtend en smakeloos niet a1tjd behoefden samen to gaan, .oat was daarin zijn streven . Hij hoopte, oat door diesweg gezonde, heldere godsdienstige denkbeelden ingangzouden vinden ook in de harten des yolks ; en eheelouvruclitbaar is dit streven misschien toch niet geweest .Voor mij was dit samenwerken in menig opzicht genoeg-liJk. Mochten wj sours over ondergeschikte punten ver-schillen, wij werkten in Mn geest. En onze vrienden hiel-pen ons trouw.In twee Bundels heeft De Gdnestet zeif de meeste
zijner gedichten uit dit tweede tijdperk zijner dichterlijkeloopbaan bijeengebracht, in de Leekedicliljes en de Laatsteder Eerste. Van gene spreek ik straks. Eerst eenigewoorden over den laatstverschenen Bundel - de voor-rede is gedagteekend eind-Maart 1861, dus ruim driernaanden voor zijn dood - omdat die met de Eerste Ge-die/i ten nauwer samenhangt, en daarvan eigenlijk hettweede gedeelte uitmaakt . De Gdnestet zeif heeft ditingezien, en door de keus van zijn fuel een bewi.js vanliterarisehe zelfkennis gegeven .
42 LEVENSSCHETS .
Inderdaad, men behoeft, na de liersie Gedichien met aan-dacht to hebben gelezeri, dezen tweeden Bundel slechtster hand to nemei, one a] spoedig to bemerken dat hjmet voile recht Laatste der Erste mag heeten De dich-ter is ouder gewordeii, het zou, ook zonder dat men hetjaartal zijner verzen opmerkte, niemarid ontgaan . Slechtseen enkele maal keert die jeugdige, ondeugeride scherts,waarvan de eerste verzameling overvloeide, hier weder .Bijvoorbeeld in het Liedje in den nianescliij'n, of in hetKijkje in 't levee, van den zwarten koetsier die het zoowarm had in zijn maskeradepak, een versje, dat nietweinig ergernis gegeven en hedenkelijke schuddingen deshoofds heeft teweeggehracht, maar dat als satire op eentreurige vertooning wel verdiend, en uit. h t oogpunt vankunst een der beste is, die Be Genestet ooit heeft ge-schreven . In Dc Maiibrief herkent gij aanstorids den dich-icr van Fantasio, maar het gedicht bleef onvoltooid ; destormen des levees, die welds over hem ioshraken, doof-den bet vuur der vrootijke inspiratie nit ; en toen hj latertot kalmte was teruggekeeid, kon hij geen scherisendtafereel meer ophangen van het levee in dat Delft, waarvoor hem de groote tragedie begonnen was . Bovendien,vergelijkt men 't vers met Dc Si. lYicoiaasavond, die kos-telijke vertelling, zoo rjk, zoo stout, zoo vrij, zoo tintelendvan geese, zoo oorspronkelijk, dan bespeurt men in Dc
Maiibrief, met zijn wat al to sterke reminiscensen aanBeets' Maskerade, een zekere vermoeienis, en gevoelt mendat voor omen dichter een andere tijd was aangebroken .
Maar, al is hj ouder geworden, hij is dezelfde geble-veii. In Dc liefstc pick, in bet Voorjaarsiicjc, in datondeugende, haast al to cvnische preen ninnnermcer, zeifs
LEVENSCHETS .
43
niet, bezingt hij de natuur, de hollandsche, de liefelijke,met dezelfde geestdrift als in zoo menig koeplet van deneersten Bundel . De hartelijke, trouwe, deelnemende vrierd-schap, waarvan dear moor den een vers getuigde, spreektzich ook her krachtig slit in VriendenV op 't keriliof, enin dat roerende Ver van inns, toegewijd aan de herinne-ring van diem jonggisthrven dicliter met zijn
iDwepenci hoofd en vroom gemoed,
die, evenals zijn vader, in 't vreemde land was bezweken .Hier flog geheel dezelfde wereld- en levensbeschouwingals vroeger . Hij heeft geleden, hi is in een harde schoolgeweest, en good en wakker en moedig heeft hij zijnkruis gedragen . Maar dat beweegt hem rflU niet totdweepzieke geringschatting van 't geluk . Hij zingt vanzUn geluk, zijn groot ten vol geluk, in tal van liederen,die ik niet behoef to noemen . Hij dankt er voor, vurig,innig. Hi verbergt niet, dat hij siddert voor den dag vanrouw . Hij bidt dat zjn dierbaren hem gespaard mogenblijven . Hkj is er geheel van vervulcL en wa1 hij schrijftvloeit er van over . Ja zelfs als hij )des drijvers gewel-dige roede'gevoeld heeft, als hij ondervonden heeft, hoede smart oefent en loutert, wil liij niet toegeven dat dezegen zonder vrucht zou zijn . In zijn : Door wren gehei-iiqd hepleit hij de zaak van hen
Wie niet de Nood - maar Zegen bidden leerde,
Wie iedre bloom ontstak in liefcle en lof ;
en hij bekent in Men selieUjk, dat. hij ras near 't eind van
44
LEVENSSCEETS .
dorre Iijdensdreven" hijgde, en dat hij, na bet : Uw wil
geschiede ! ook wel gebeden heeft
Mijn God, Beef mij een bloem en zend me een zonnestraall
}~Levenslust en stervensmoed" was vroeger zijn gelief-koosd them a geweest . En dat bleef het . Hoe spreekt de
eerste uit zijn Jonge roeping, hoe geestig predikt hi] dentweeden in 't Lieclpe van verla tgeu, en hoe vereenigt hi]
ook bier deze beide in zijn Welgelegen, waarin hi] aan de)stifle vrienden", die men zijn woning voorbijvoert om ze
naar bet vlak daarbij gelegen kerkhef to brengen, de bood-
schap medegeeft
Dat (hi]) graag bij (zijn) beminden
:Tog wat blijven wou in vree ;
schoon hij bet ook gansch niet akelig vindt om zoo dicht
bij de graven to vonen
Waar ge fang om been kunt treden,
Main' toch eindlijk rusten moel .
Hij heeft ooh getwijfeld, want hi] heeft meer gezocht
en nagedacht darr voorheen . Het geloof zijner kindsheidweed menigmaal geschokt. tk kan al de verzen niet op-tellen waarin dit doorst.raalt, waarin hi] 't met zooveel
woorden belijdt. Maar dezelfde gezonde vroomheid, dezelfdegodsdienstzin van zijn jongelingsjaren zijn hem bijgeble-
ven . De Terugblik, waarmee de hundel geopend wordt,
draagt daarvan den stempel . Wat hi] ook wensche en wille,
waarheen hi] streven moge, hij welt dat een hooger geest
LEYENSSCHETS .
45
hem leidt en gebiedt, en to midden van de groote raad-selen des levees ziet en west hij op al zijn paden :
Aimaclit, Liefde, Trouw . Genade,
en dat geeft hem kracht . Had hij hens gezongen :
Daar spreekt een andre lath in 't oog der aaDgebeden',Waar gi haar drukt in darm als 't zoetst geschenk van God .;
Be vriendschap heeft, met Hem, verhoogde teederheden,Dc luite ecu refiner kiank, en 't levee meer genot ;
ook thaiss hetuigt hij in zijn Leveiesvornu'aarde, dat alles,
lief bests en dierste wat hij bezit, Been waarde voor hemheeft, dan in 't bewustzijn van een eeuwig levee ; d:t hijliever sterven zou daic list geloof to derven in de tiouwvan zijn Scheppei, een geloof, in zijn wezen gegrond . Zekerheeft hij riiet vermoed, dat een oud vriend hem na zijnflood nog hard valise zou ore zijn )ZOO ik u niet vooreeuwig had, ik had u liever niet," een gedachte die iktrouwens niet in bescherming zal nemen, en flat die hy-per-criticus hem daarom alien hiijvenden invloed op listjongele gesiacht zou ontzeggen! Ook de frischheid, de'waarachtigheid, de ongeveinsdheid zijner godsvrucht heefthij niet verloren door de theologie, waarin hij flu geenvreemdeling meer is, of door list ambt flat hij bekleedt,en flat maar al to vaak list natuuriijke en ongedwon-gene aan een overigens oprechte vroomheid ontneemt.Bat biijkt onder andereii nit : iViet voor de menselien,een parafraze van Mattheus 6, 6, en uit zijn Bekente-nit, flat hij maar een mensch van vleesch en bloed is,
46
LEVENSSCIIETS.
ais iedeieen, en zich dies op Been hoogeii poet zet, onedeftigheen" to zeggen . Bat blijkt vooial nit he sciweit-
lapper vai Alexandrie, geestige verdediging van lint Ovaet labora in tegenstelling met de pijnlijke zelfkwelling vanden vader der kluizenaars. Doorlees al deze b!adzijden,en gij moet erkennen, het is altijd dezelfde Be Genestetan zijn studentenj aren, vioom zondei dweepzucht, opge-uimd zonder lichtzinnigheid, schertsend met uw dwaas-heden zonder pn to doen, leerend zonder verwaandheicl,dezeifde vijand van alle komedie en onnatuurlijkheid . Beveranderde omstandigheden, waarin hij zich geplaatst ziet,hebben hem niet veranderd, maar gevormd en ontwikkeld .Hij is Been deftige domine geworden en geeli gewichtighuisvader. Hij is diet ))in de geleerdheid vervallen," atwent liij meer en betei dale een jaar of wat geleden . Hijpreekt niet noch zaift . FJij is onze oude hem innelijkedichter gebleven, en vrij zingt hij zijn lied .
Doch, bij alle overeeiikomst is er ook onderscheid. Eris groote vooruitgang ten minste, vooral in diepte van ge-dachte, in levensernst, in eclit-poetische opvatting . Benorm is niet s!ordiger geworden . Integendeel, hoewel hetscheen, dat hij daaiin niet veel meer to leeren had, hijis hem flu nog iieei meester dais unmet to voren. Hoe-zeer b!inkt in dit opzicht het Jlooi-tuners-lied nit :
Een zonnestraal,lEen wonderstraal
Is in mijn borst gedrongen :iMijn matte ziel herleefde weer,
1k twijfel en ik haat niet meerEn heb niijn Iid gezongen .
Ecu blip geruisch
®171 't zdnnig hues
Yerkondde rnij den vrede.
Van liefde en lof klinkt heel rnijn hof,
't Juicht alles en geeft juicbensstof :
En noodt : 0 dank toch merle .
Niet door zju losheid eu gernakkelijkheid vaui niaat,
zooals dit, maar door zijo stiji, door tie afwisselende, gaiisch
niet gemakkelijke schildering van het stoute zwitsersche
en bekoorlijke hollandsche natuurschoon, is Op -refs nierk-,waaidig, tevens door de diepte van gevoel die er uit spreekt .
Ook in Lie fde, dat onder De Gdnestet's schoonste verzen
moet \vorden gerangschikt, vindt gij heide, rein gevoel en
uitnemenden vorm, met elkander vereenigd . Maar niets
kornt, wat meesterschap over den norm betreft, in ver-
gelijking met tie Arme visscliers. Het is een vertaling, zoo-
ais men, weet, uit de Legende des Siecles van Victor Hugo .
In veitalen lag De Gdnestet's kracht niet, en ik zal de
laatste zijn om er over to kiagen ; want het was bij hem
het gebrek eerier deugd, hij liehoefde bij anderen niet to
borgen vat hijzelf bezat . Toch ondernain hij dit moeilijke
\verk, en zette hij zich kort daarna aan 't overbrengen
van een duitsch blijspel van Hahn (leer So/ut der Wild-niss), een overzetting die onvoltooid is gebleven en niet
weed uitgegeven . Want, hoe ook zijn worm weed geroeind,
hij liet zich daardoor niet tot gemakzucht verleiden. HIj
voelde dat hem flog iets onthrak, en schoon hkj reeds een
meester moclit heeten, hij versrnaadde zulk een oefening
niet. Ook gelukte tie proof volkomen . De .rune visschersis een hol!arudsch gedicht geworden, waaraan niemand bij
't lezen den vreemden oorsprong henneikt . Moor uuog dan
47
48
LEVENSSCHEI S .
in zijrl vrij talrijke vertalingen uit Ruckert, dien hij netbijzondere liefde vertolkte, meer zelfs dan in De Heid en-apostel, naar Beranger, zijn bier alle, en veal grooteremoeilijkheden overwonnen . Het is een triomf.
Maar, antlers dan bij 't lezen van de Eerste Gedicltten,
onder bet lawn vale de verzen uit daze tweede verzame-ling, moat men met opzet aan den vorm denken, om zijnschoonheden to bewonderen. Men vergeet hem door deschoonheid van inhoud en gedachte. Ik zou bijkans dervgeheelen Bundel moeten aanhalen, om to bewijzen hoezeer hij in rijkdom en diepte van gedachte heeft gewon-nen, vooral in diepte van gevoel . Men laze bijvoorbeeld(lit liet dagboek van een gelukkige . Een gelukkige, hij isbet flog . Maar hij heeft flu aanschouwd wat hij voorheenniet vermoedde . Helaas! roept hij uit,
Helaas ! ik zag meer rouwe en raadslen its dit !even,
Dan naar mijn zorgloos hart, mijn ijdle jeugd aan dacht .
Dood, armoe, krankte, zon"de, hij had ze flu in al haarellende gezien . Al worstelde hij, hij bleef gelooven . Maarhij had flu gezien, dat, al bloeide zijn levenshof flog alseen lentegaarde,
In 't midden, voor wie denkt en liefheeft, rijst - een kruis .
Zoo getuigen Bibl-ia en Ottvergankel~jk van een vealdiaper opvatting en juister waardeering der bijbelscheSchriften dan die hij vroeger bezat ; en hoe hij ook daarinechte poezie wilt to vinden, al was zijn beschouwing vande geschiedknndige waarde del evangelische verhalen yen-
LEVEXSSCHE1'S .
49
anderd, dat bewijzen : De en gel hij het graf, en dat heer-
lijke : 't Was tech- de Hovenier, naar Johannes `?0, '15 ; dat
bewijzen : De lendenen oingord, waar van de bekende uit-
spraak van Jezus, en Onverinoeid, waar van het welspre-
kende slot van Jesaja 40 zulk een gelukkig gebruik
wordt gemaakt. Tevens getuigen deze laatste gedichten
met hoeveel meer ernst hij flu het levee beschouwde . En
datt getuigen mee zooveel andere verzen, zijn lied Aan de
Zen, waaruit men zien kan, hoe hij over zijn levee en
bestemming had nagedacht, en hoe de slotsom was ge-
weest : Diet overdoen, maar voorwaarts gaan ; zijn Komen
en gnan
Dear is een tijd van komen,
Daar is een tijd van gaan ;
Dat hebt `ij meer vernonlen,
Maar hebt gij 't cok verstaan
zijn Werl~en, dei,ken, leeren, waarin hij flu begreep dat
eigenlijk het levee bestaat ; zijn De beste vriend, dat eigen-
lijk een loflieu is op den plicht, »zijn last en zijn lust" ;
niet het minst dat mannelijke gedicht : :'green, dat, als af-
komstig van een zoo liefderijk en liefelijk karakter als lie!
zijne, flog to greeter waarde bezit . En die weten wil,hoe het lijden niet neerdrukt a naar verheft, verheft boven
de nietigheden en ijdelheden der wergild en boven den
kleingeestigen twist der p artijen, hoe het hem daarbovenhad verheven, die leze en herleze zijn 0p de .Bergen, dat
ook als dichterlijke gelijkenis voortreffelijk is .
Ook als waarachtig dichter heeft De Gcnestet zich indezen Bundel meer flog dan in deft vorigen does kennen .
50 LEENSSCHETS .
Bat hi,j niet slechts zija eigen lijden en de ervaringen van
ziju eigen hart wist veer to geven in weisprekende taal,
dat hU ook van anderer leed een diep gevoel had, en zich
Iaarin wist to verplaatsen, dat blijktuit verzen als Kin-(lerloos en Het liaantje van den tone . 11-Jet laatste is ccii
uitvoerige schuldering - at to uitvoeri, hehhen sommi-
gen gezegd - liet eerste niet ineer dais ccii uitgewerkte
schets . Een schets, ineer niet, is ook dat kleine juweel :
yiiai' de iicttuur . Maar zoowel in de viugge teekening
als in de voltooide schildering herkent gij den meester .
't Zijn wel helangwekkende, maar loch zeer alledaagscheonderwerpen . Ecu rijk moedertje die haar kind heeft
verloreii, en zich flu arm welt tegenover de hedelares
die het hare in de armen heeft ; een troep jorigens en
meisjes spelend op 't kerkhof, bij het geopende graft Eventeringlijderes, die zoo gaarne herstellen zoo, en steeds
tuurt op 't haant.je van den kerktoren, hopend, immerflauwer, rnaar hopend nietfemin, dal het eindelijk ecu
zoelen zuide\vind zal verkondigen - ziedaar de figuren .
Maar hoe heeft Be Genestt nu daarover de poezie met
voile handers uitgeslro)id! Hoe levee deze beelden! Er
wordt in Het haantje iit den toreit niet gejammerci of
gedekiameerd, er is niets ziekelijks in, rnaar loch - of
liever joist daardoor grijpt het aan . Gij hebt die lieve
)Levenslust" niet gekend, zooals hij, maar zijn kunst \veet
u met Imar to doers lijden . Zij is zoo echt-menschelijk,
en tocli zoo wezenlijk vroom . Voordat zj zeggen kan :
)Uw wil geschie," heeft zij lang geworsteld, is zij gedu-
rig geslingerd ; dc onderwerping kost haar veel . En ~ls
zj het gezegd heeft, werpt ze 's anderen daags loch nog
even ecu hlik naar huiten,
LEVENSSCHETS .
51
Half zegevierend, kaim, beslist,
half strijdens-, hopens-moc ;
En then - niet meer .
1k weet niet wat schooner is, deze geniale trek, of het
freffende slot :
Naar 't E[aantje van den form ke.ek,
met droeven glimlach, en :'t Blonk in de blauwe lucht en wees -
naar 't zoelen Zoiden heen,
Ilet gedicht is een der populairste van omen dichtergeworden, en dat veidient het ten voile .
\T 17 de natitur is niet minder voortreffeiijk, al is het
kleiner. her is echte humor. Er wordt geen woord ge-
zegd over het treffend kontrast tusschen then grafkuil,
waar straks het lijk in zal worden nedergelaten, en die
\voelige spelende kinderen, stoeiend, vechtend, vrijend
Al op den grafkuilrand,
en dat alles in verwachting van hetgeen er komen zal :
Er wordt er ecu begraven,
Dat is een aardig get-al.
Er wordt geen bespiegeling geleverd over de onbezorgd-
heid der kinderen, die flog aan sterven niet denken, en
foch eerbied toonen voor den flood, zoodra straks de som-here staatsie nadert. Het wordt slechts afgebeeld, meteen paar toetsen, maar gij ziet het. Gij welt het kontrasi .
4 *
52
LEVERS5CHETS .
lets van een huivering gaat u over de leden, bij hetlaatste koeplet, zoo gelukkig veranderd sedert de eersteuitgave 1 }
Zij spelen -- char nadert lan zaaln
1)e staatsie het lvachtend graf . . .
Zij steken de hoofdcu to zainen .
Eli nemeui de petjes af .
vat is k rest, en de ware .
Er° zouu over menig vers van dezen Bundel nog vrij wat
to zeggen zijn . Over een flog slechts een enkel woord,
over het laatste . Ecn kruis met mace, wie kept lret niet ?Bet count door apes nit, door norm, door dichterlijke op-
vatting, door schoonlreid van gedachte . Beteekenisvol staat
het aan het slot vale de laatste verzameling door Be Genestetin 't licht bezonden . vat was ook inderdaad de slotsor r
waartoe het levee hem had gebracht . Het had met zijn
ernst en zijn pijnlijke slagen zijn levenslust niet uitge-doofd. Het zware kruis had hens de cozen niet doer ver-
deten, waarmee het omstrengeld was . En hij had geleerdde kleinste knobflog dankbaar to kweeken .
Dr bloeme lacht U,
0 lack haar toe!
Eu vloeh het kraiee
iNooit . levensmoe.
i} Ia deli Christelijken volhs- Xiinanak v oor 1S~9 ludde het
Zij speelt bij den gapenden graf hail,
Die onbezorgde jeugd . . .
Ach', wereld,
at duet gij auiciers
Maar antlers is o vr~ agd .
LE'VFSSCHETS .
Moog elke bloeme
Der aard vergaan .
De vrucht ales Levees,
Die rijpt er aan .
Leveien de Laatste dei' Eerste een spiegel van 's dich-
teis inneiIijk en huiselijk levee, de Leekediclttjes zijn de
vriicht van zijn godsdienstig denken en van zijn deelne-ming aan de wetenschappelijke beweging van zijn tijd . Zij
zijri, hoewel vroeger uitgegeven, inderdaad jonger dan de
eerstgenoemde verzarneling . Dc oudste dagteekenen van1857, de meeste van 1859 en 60 . In dit laatste jaar dichtte
hij bijna niet antlers . HjzeIf zegt dan ook in de Voorredevan de Laatste der Eerste : )dat dit boekske eigenlijk an-terieur is aan de Leekedielitjes, en voor een goad deal nogbehoort tot een vroegere periode van zijn levee, ook van
zijn dichter1jk levee ." En hij roemt den naam Tweede Ge-dicliten door een schrander vriend" (denzelfden critieiisvan zoo straks!) aan zijn vroeger verschenen Bundeltje
gegeven, als zeer juist gekozen . Hier was dan ook jets
nieuws en oorspronkelijks . De dichter, die tot hiertoeslechts uit liet maatschappelijk, hat huiselijk, hat inner]ijk
levee, een enkele rnaal uit de historic hat onderwerp
zijner zangen had genomen, begeeft zich her op een tindergebied. Men kan, hat is zoo, Ilet Sclzotje, met Cd. Bus-
ken Huet, een Leekedichtje noernen . Men kan in de an-
dere twee Bundels flog wel eenige kleine verzen meervinden, die dawn naani verdienen . Ook is onze (lich-
ter aan hat godsdienstig levee nooit vreemd gebleven,Saar heeft menigmaal zijn religieus gevoel in zijn verzen
uitgestort. Maar zich, zooals Iiij flu deed, Ic mengen in
53
54
LEVEXSscxrTS .
den strijd den w:jsgeeren en der' godgeleerden, met geen
aridere wapeneii dais de pijien van zijn vernuft, en enkel
toegerust met zijn schoon talent ; of liever, died fellen kamp
in puntige srijmen en dichten" of to schetsen en -- to he-
oordeelen, dat was een nieuwe, stoute gedachte, die bijde uitkomst Meek een gelukkige to zijn geweesL
Ik heb reeds gesproken over De Genestet's weinige in-
genomenheid islet de theologie, zooals hij haar kende, en
den weerklank daarvan vernemen wij nog in hot eeiste
der Leekedichtjes
Niet in de scholen, need, heb ih gevonde»,
En van geleerden, och, weinig geleerd .
hfaar zijn oordeel over haar was geheel antlers dais vroe-ger geworden . Hij kon, zoolang zij zich aan liens vertoonde
in haar schoolsch gewaad, hetzij met die deftigheid waar-door de hollandsche, hetzij met die 3makeloosheid waar-
door de duitsche godgeleerden zich gewoonlijk keninerk-
ten - hij lion maar niet begrijpen waartoe zij eigenlijk
diende. De eeni`re theoloog, then hij waardeerde, then hijsliefhad nioet ik zeggen, was Hase geweest ; Hase, den dich-
terflijken schrijver van de Gnosis, waarvan men gansche blad-
zijden onthoudt zonder het to weten, wiens kerkgeschie-
denis in miniatures zelfs den grootsten vijand van alle
geleerdheid niet vermoeien kari, en een van wiens gees-
tige brochures door omen dichten tot het thenla van zijn
eerste of tweede preek was genomes *). Op het standpunt
*) Ilct was over de zalving to Bethavia, emn edit anti-puritciusehe
preek . Zij gas hens ingegeven door dat islet geestdrift gestelde stu :.
LEVE\SSCHETS .
55
van dezen geleerde, wiens rationalisi'ne door zijn groote
`ernoedelijkheid verzacht en met een zeker poetiscli waas
werd overtogen, wiens zachte humor en oorspronkelijkheid
hens aantrokken, plaatste Be Genestet zich gaarne . En
hij is er, zoo iii mij niet beclrieg, ook na zijn studenten-tijd, nog een geruimen tijd oh gebleven . Daar kwam het
jaar 4857. Busker Huet's uneven oven den Bijbel brach-
ten de moderne godsdienstige beweging nit de school overin de kerk. Een pleidooi zoo welsprekend, zoo goed ge-
sclireven, zoo bondig, was wel geschikt om ook omen
dichter to winner. Aanvankelijk, bij 't verschijnen der
eerste afleveringen, flog tegel strevend, was hij welds
overtuigd. Nu verruimde zich zijn gezichtskring . Nu zag
hij dat de leelijke, oude loom der theologie, dien hij den
rug had toegekeerd om order de g roere heesters der
poezie schaduw to zoeken en geurige bloemen to plukkeii,
nu zag hij dat die vruchten gal, rijk en rljp . Nu verstond
hij het belang diet vraagstukken, waarrnee hij het niet de
inoei to waard geacht had zich liet hoofd to breken ; hij
begreep dat zij ook voor het godsdienstig levee van hethoogste gewiclt zijn, omdat er niet duurzaam een klove
kan zijn tusschen ors denken en ors gemoed . En hij wierp
er zich rudder in . werken, van wier strenge wetenschah-
pelijkheid hi] vroeger zou hebben gegiuwd, las liij nu met
van den jenasehen theoloog, waarin t'eze de heschlildiging van het Evan-
gelic afwerpt, als zou hot de vreugd des levers verdoemen . Tijdgenootenzullen zich de warmte waarmee dit voorstel werd uitgesprokeii nog wel
herinneren . Mij dunkt, ik hoot uog dat : » Wijn heeft hij gemaakt," enz .door De Genestet van Vase overgenomen en meesterlijk geparafrazeerd'en uitgesproken met die hens eigene intonatie, « aarin hij zijn gehceleziel wist to leggen .
56 LEVENSSCHETS.
aandacht en studio, sommige meer din eons . Niet o1n zeif
eon geleerde to worden : hot denkbeeld alleen zouu hem
vroolijk hebben gemaakt . Niet om zich als medestrijderto mengen in den tramp . Maar omdat hij geen vreemde-
ling zijn wilde in zijn tijd ; omdat hij lien verstaan wilde
en als dichter verstaan moest ; omdat hij als godsdienstig
mensch gevoelde dat doze strijd niet buiten hem omging,maar dat her zijn zaak word behandeld . Hij is geen the-
oloog geworden, want hij was meer. Richter was hij, enhi] is hot gebleven . Leek was hij tot-nog-toe geweest tegen-
over de felle kampioenen van wetenschap en kerk, en op
dat standpunt wilde hij zich blijven plaatsen . Vandaar nitspeak hij over alle partijen zijn oordeel, schertsend, gees-tig, ernstig ook bijwijlen . Zaar vooral maakte hij van die
voordeelige stelling gebruik om de tolk to worden van de
behoeften van 't godsdienstig gemoed en de dierbaarstebelangen flier leeken, onder wie hij zich vrijwillig scha .arde .
Zoo weed hij, lien al wit jong was in Nederland reedsals zijn dichter begroette, de zinger van dies onbloedigen
godsdienstoorlog, die met zulk eon felheid ontbrandde, en,
hoewel thins niet zoo hevig meer als toen, flog niet isbeslist.
't Is waar, die volkomene, gansch kleurlooze - ik zou
haast zeggen bovenmenschelijke onpartijdigheid, waarvansommigen droomen, moot men ook in de Leeked icir tjes
niet zoeken. De Genestet had zich zeer beslist bij de zoo-
genaamde Modernen aangesloten . Zijn geheele aanleg en
karakter dreef hem naar die zijde . Hoe vroom zijn hart
ook zijn mocht, zijn hoofd was to holder om hot oude su-
pranaturalisme aan to nemen, flat hij trouwens metterdoadreeds rinds lang lead prijsgegeven ; en wan geven en nemen
LEVENSS(1TETS.
was hij ook gees viiend. Bovenal hinderde hem het on-
natuurlijke en gekuristelde, dat een zeker snort van vro-men maar niet scheen to kunnen afleeren, en dat htj haatte
met een onverholen haat. Hoort slechts hoe hij de deftig-
heid geeselt, (lie )bastaard van den ernst" (CV), en gij zult
zijn vreugde hegrijpen, toen hij haar
Aari een witten alas verhangen,
Ergens pleclitig bunglers zag .
Hoort hoe hij smeeki om van den preektoon verlost to
worden (LX), en betuigt het met die vroomheid niet to
kunnen vinden, die zoo deftig en zuur kijkt, en waaraeh
ter zich dus zeker leelijke .gedachten moeten versehuilen
(XI) . Hoe ergerde hem het kinderschoolfje van die drj-
vers der leer, die de kleinen met burs dogmen vergeven,
en in plants van als de kinderen to worden, hun kinde-ren aan zich gelijk willen makers (XIV) ; en hoe ergerde
hij zich niet, maar hoe schreide hij over dien vriend, die
voorheen zijn hart )Op 't gelaat droeg,"
Ecu harte zoo gui en zoo warni en zoo want,
dock van wien men nu moest vragen : )Want zat toch zijn
hart`?" - die niet meer sprak, maar altijd preekte, ja zelfs
met zekere plechtigheid at en dronk, schoon srnakelijk
zeer," (III). Hoe roemt hij daartegenover Ds . Humanus,
die een mensch is, eenvoudig, mild, gewoon, en wiens
geest daai'om onmerki)aar heerschappij voeit (CVI) . Maaral koos hij partij, Been partjzucht verblindde hem een
oogenblik. Zelden s!echts was zijn satire niet zeer billijk.
Bijvoorbeeld als Dr. C. P. Hofstede de Groot de mm of
57
5$
LEYE!VSSCHETS .
meer overbodige verzekering geeft, dat zijn proponent Le-
onard »in 't geheel niet aardig" is, bedoelt hij jets antlersdan ooze dichter in zijn achtste Leekedichtje hem matzeggen ; erl toen het Milri coruslat van Prof. Doedes, voor
elk die Latijn verstaat duidelijk genoeg en zeer goed to
verdedigen, door Dr. A. Pierson op de bekende wijze wasgehruikt, liet De Gdnestet zich verleiden om er flog eens
mee to lachen . Doch dat zijn uitzonderingen . Meestal trof
fen zijn pijlen zeer joist . Ook spaarde hij zijn eigen vrien-
den geenszins . Als hij zich vroolijk maakt over bet the-
ologizeeren van Machteld en Leonard, dan ontvangt de
schepper van Reinout en Machteld van deze kritiek onge-
voelig ook zijn deel (XIX) . De »groote Beet", die »van
menig boei ons trouw hevrijdde,"
Man van liait en laoofd vol Mans ! (XXVIII)
voor wiell ooze leekedichter een diepe veneering gevoelde,
kan toch voor dezen zijn zwakke zijde niet verbergen, en
wordt er olimeedoogend mee geplaagd (XXV Yimiunu nocet,
X1TVI Systeunatisclr, en XXVII Theorie en prahtijk) . Ver-
klaarde hij dies Monist, dat hij flog liever Dualist zoo
wezen, dan zich zoo als een vlieg in 't web van dat sy-steern to later vangen, vriend Dualist blijft ook niet on-
genioeid (XXIII Dualisrne), en als deze zijn tegenstander •tot de bekentenis wil brengen, dat een van hen heiden
gek moet wezen, wordt hero door den leekedichter gliro-
lachend herinnerd, dat er flog een derde mogelijk is : eenvan heiden of heiden (XXXIX Tu e koryp1iathi . Peru nlid-
deutnuan roept hij toe
. . . . Wilt ge eon man zljn, - files partbj
LEVESSCHETS .
5
maar de liberalen van heden worded gewaarschuwd, orn
niet als die van gisteren kettermeesters to worden ; eu
het niet-gelooven op gezag stelt hij al niet veel hoogei
dan het gelooven op gezag (LI en LII) . Vooral dat ge-meene, platte, ongodsdienstige liberalisme, dat hij in Jan
Rap zoo onverbeterlijk heeft geschetst, was hem een gru-wel, en ik weet niet hoe men ziju minachting voor znlke
wansmakelijke wezens beter kan uitdiukken dan in LXXI
Zeler ffi/laterialisme :
Jan Rap veiklaart 1k bee can chensisch praeparat
Vriend Spiritualist, deswegens, jnaakt Zich kwaad ;
Niet 1k, inij gaf dit licht ; 1k dacht al vaak voordezen
Wat zou zoo'n snseerpoes toci wel wezen?
Metednwoortl, hij was eels echt liberaal, en elke rich-
ting was hem wel, mits zij naar boven streefde .
Niemand zal de Leekediclttjes van eentonigheid beschul-
digen . Er is iijkdorn en afwisseling in . Nu eens schul-
dert hij eenvoudig, maar met groote kunst, een type diemen aanstonds herkent, een type nit het levee gegrepen .
1k noeni nog eens Jan Rap, die nu voor goed onsterfelijkis geworden als Midas, en, zoo ik hoop, menigent inaat
heeft verloten . 1k herinner aan Twee vi cent liuis, het
huwelijk van leer en levee, aan Dc wergild dcv traditic,
van dat Lutheraanfje dat zeker een doopsgezinde eest
zou geworden zijn,
Zoo rneneer ziju oudste brooder
iIaar con meisje was geweest!
aan Leer en lereit vooral, ecu genrestukje zooals hij er
60
JEYENSSC}IETS.
meet heeft geleverd, tegeuhanger van het Kijkje in 't leveeuit de Laatste dci' Eerste . Gij ziet die jongens door el-kander woelen en warren, vechten, stoeien, hun zusjeplagen, totdat lief uur der kateehizatie slaat, en zj hun
van buiten geleerd geloof voor domine gaan opzeggen, engij sten-it in met den wensch des dichters :
Hoe 'k won, dat Hij haar tegenkwarn,
Die kindren in zijn armen nam,
En rant wel c'nlers leerde!
Dais veer chertst hij en hrengt lief ridendo dicere verumin praktijk . Een enkele maal nadert zijn scherts aan desatire, bijvoorbeeld als hij, in SCI Lie fde, de onliefelijkheidder iiefdepredikers hekelt, of dEn Vromen road geeft (CIII)
Neern dies awn, dat 's 't beste deal -
Ook finaneieei .
Magi lief is slechts ecu enkele rnaal, en het is altijd eensatire zonder bitteriteid . Hil raakt, en altijd zeer juist ;zijn scherpe blik heeft overal de zwakke zijde opgemeikt;
maar hij kwetst niet ; en degeen lien hij treft, aithans
zoo deze een veistandig man is, vergeeft het hem gaarne,om de bonl,oininie die zich in al zijn humor verraadt, en
orn de fljne geestigheid waarinee hij zich uitdrukt . Van
geest vloeit dit hundelte over, van den echten, ongezoch-ten, (lie alleen aan zulke versjes het pikante geven kan,
waardoor zijn LeekedicIijes zich van de rijrnen zijner na-
volgers onderscheiden .Toch scheitst hij niet altijd . Meet dan eens slant hij een
geheel anderen loon aan . Men leze bijvoorheeld LVIII
LEVENSSCfHET3 .
61
Aan een hollanclsclcen knaap, eli noeme mij dan jets, waar-
uit een dieper overtuigin spreektt van de noodzakelijk-
heid dies innerlijke roeping, die den Fvangelieprediker
a,lleen kan sterken tot zijn moeilijke tank . Of men hoore
then kreet van het hart : LYV Ecu kind dcteeuu order
ecu preel~stoel :
Gij Prediker, char in de luclit,
Hebt gij dais gees woordje oor iuij 9
waarin de dringende behoefte vats het vrooni genioed,
een hehoefte door Been leerstukken to voldoezi, zoo roe-
rend wordt uit ;esproken . Deze »Rijmen en Dichten"
waxen hens ;een spel . Zij welder op nit de diepten van
zijn hart . Zij liandelen over datgene, wat hij met grooten
ernst gezocht had, en flog altijd bleef zoeken . Het levergaf hem een raadsel op, en het kostte hem strijd, dat hij,
de oplossing flog niet had evonden . Als Zijn Hoobge-
leerde op de studeerkamer het schoone, wel-geslotenes~ steem ontvouwde, dan voelde liij zich bevredibd, maar
heneden order de »droeve kermisklucht" scheen het liens :
Of 't raadselvoils 1e ; en
Droev-ig laeht met elk systeem .
(ICIV ran locen near bene'dea .)
Met liet Belt van Piet, die tevreden was als liij wit dat
een komeet een ster is islet een steam (VI lI'etensclrapcir oppervlahkiyheid), vergenoegde hij zich niet, mai r devraag : ) Wat is waarheid ?" op anderen toon day door
62
LEVENSSCTIETS,
Pilatus gesproken, drong hem, kwelde hem, liet hem Been
rust . (XLVIII Geen Pilatus) . Zoeken wil hij, Never, clan
zi cli zelven paaien met o nmanlijk droomen ." Mj n vrome,zest hij
Slant het oog,
Voor het Al geopend,
Vorsehend rood en staeg ornhoog,
Lijdend sours, dock hopend!
Kan de zelfmoord van 't verstand
TJ slechts r?sfe geven,
Hij veil Never aan Gods hand,
Rust1oo zoekend - lever!
(LXXII Jfocierne were7dbescIiouwin .)
en hij darikte erGod voor, dat hij op zijn aardschen toclit,"
Order weernoed, scherts of lijden,
Met ceo hart voor al wie strijden,
Steeds naar 't hoogste zoeken mocht,
(XLVI Ecn geloovige.)
Both order dat zoeken gelooft hij onveranderlijk, dat een-
maal zeker de dag nit de reveler zal rijzen, ook al maghij hem niet begroeten . Naast weemoed en smart, ver-zekert hij (XCVII Weemoed en hope), rijst )in 't geslingerdrnenschenhart" de hope, en waakzaam, werkzaarn kunnen
wij wachten,
Dat het raadsel zich ontknoope :
'Wat ors korte lever zij!
Is hij )peinzensmoede," in de praktijk, in het voile levee,
LEVENSSCITETS.
63
in het vervullen veil een heiligen plicht vindt hij rust enverademing (XCIX-CI) . En welk een groot, we& eenonwankelbaar geloof, een geloof behouden in den strijd,een geloof, dat slechts dogmatisehe hekrompenheid kenmiskennen en als ongeloof brandmerken, spreekt hij uitin dat schoone Peinzensrnoede (CXIII), dat wij als de slot-sorn van heel zijn innerlijken kunp mogen besehouwen :
Dear is Been PriesterDe u vek1aart,
hear ii zoekt iiiernandVergcefs op card .
Dc weiking dci Leekedic/itjes is groot geweest en duititnog dtijd voort. Ons yolk heeft door de wijze waarophet deze verzen ontving, een blijk van goeden smaak enwezenlijken godsdienstzin gegeven . Ook ziillen zij b]ijven .wet ooit van omen dichter vergeten worde, 4j niet . Zijzijn kiassiek . Zij bevatten meer wijsheiE en vroomheiddan menig geschrift dat er op is aange!egd om to onder-wkjzen of to stichten ; van die g'ezonde wijsheid, die ge-zonde vroomheid, die voor alle iijden zijn .
Het zou nutteloos zijn, ons in bespiegelingen to ver-diepen over hetgeen onze dichter nog geworden zou zijnen zou hebben geleverd, zoo hij linger voor zijn yolk enorize, thins helaas! met dichters schraal bedeelde letter-kunde, gespaard ware gebleven . Groote planners woeldenin zijn geest. Gelijk hi] het godsdienstig levers in zijnLee/ edic/ijes had weergegeven, zoo wilde hij eveneens
6 LEVENSSC'H ETS .
het maatschappelijk levee afschetsen in gelijken vorrn .Ook scheen hij bet voornemen to hebben om zich opdramatisch gebied to gaan bewegen, en daartoe de vert.a-ling van Halm's So]iil der Wilduiss =begonnen to zijn, dieonafgewerkt is achtergebleven . Men mocht nog veel vanhem verwachten, van hem, die in zijn jeugd en eerstenmannelijken leeftijd reeds zooveel uitstekends had geleverd,
en volstrekt niet genegen was ore op de verworven lan-
weren to gaan rusten, maar, in de overtuiging dat dekunst sang en het levee kort is, zich onafgebroken oefende
en arbeidde en zocht . Doch in plaats van naar deze
mogelijkheden to vragen, hebben wij ream om dankbaar
to zijn voor hetgeen hij geweest is en volbracht heeft,voor de kostbare nalatenschap die wij van hem bezitten .
Ik heb getracht een schets to geven van De Genestet's
beminnenswaardig karakter en dichterlijke ontwikkeling .De eigenaardigheden van zijn talent zijn daarbij vanzelf
ter sprake gekomen. Een kritiek van zijn verzen to leve-
ren, laat ik can anderen over . Indien bet daartoe bierde plants ware, ik zou er mij niet onpartijdig genoeg toe
gevoelen. Maar zal ik ten slotte nog zeggen, wat, naar
mijn inzien, zijn dichterlijk karakter uitmaakt, wat hemvan andere poeten onderscheidt `? Ik zou bet willen zoekenin die zeldzame v ereeniging van fij een smack, tintelenden
geest, diep, innig, haast vrouwelijk gevoel, en fielder ge-
zond verstand, waarvan alles wat hij schreef getuigde . Hijheeft bewezen dat eestigheid de poezie niet schaadt, zoo-
als men wel eens beweerde, en dat alles afhangt van de
wijs waarop men haar gebruikt ; bewezen niet rnir,der, dat
een koel hoofd kan samengaan met een warns gelnoed,en dat een dichter zeer keLu ig zijn kan op den vorm zijner
LEYE ssCHETS .
65
verzen, zonder daaraan Toed en levee to ontnemen . Men
zou hens een humorist kunneri noemen, niet in de beteeke-
nis die men tegenwoordig daaraan geeft, flu al wat grap-
pig is humoristisch genoemd wordt, maar in den zin diet
hijzelf daaraan gaf. »Een rijke taal," zoo beschreef hij den
Humor in zijn honderd-elide Leekedichtje
Een rijke taal vol geest en - ingehouden tranen,
Yof zin, - ook zeer geschikt tot leeren eli vermanen
flits maar de vrienden hair verstaan .
Want velen klinkt ze als Grieksch ; `'oor andren tivcer profaan .
Niets beantwoordt beter aan deze beschrijving dan zijn
eigen gedlcht.en. Men zou het er als Motto boveli kaar-
JIeaa plaatsen .
Toch zouden hem deze uitstekende gaEen jlaisschien niet
die populariteit verworven hebben, waarin hij zich inoclit
verheugen. Wat hem tot den lievelingsdichter Aran velen
llaakte, dat was de waarheid, de oprechtheid, die {alles
kenmerkte wat hi] openbaar maakte . Hij beza.t in groovy
mate de eigenschap, die Carl,yle aIs het kenmerk der ge-
nien beschouwt : serIOUSneSS . De kunst was hens ernst,
verzen maf~~en kon hij niet. Zijn velzeia urerden. Hij ways
dichter van nature, en heeft zich getrouwelijk van al wat
rhetorisch, gemaakt, gekunsteld is, vrijgehouden . Lit het.
voile, i°ijke menschenleven greep hij, en nit zijn eigen
binnenste, en gaf zijn indrukken en aandoeuingen en
gedachten terug in een vorm, dien hij niet behoefde try
zoeken . Zij levee, die gedichten, want zij zijn waa.i . Hij
Leeft - en daa.r was hij dichter voor -- hij heeft. d e
werkelijkheid geidealizeerd, maar bet was dan toch ook
ale werkelijkheid, seen spook van zijn ve!. .beelding, dad hi]T .
LE1 ENSSCHETS.
idealizeerde. Dat voelden alien die hens lazed. Leap ge-
waarlde dichtersmart zouden zij niet verstaan llebben, eel
kuustige deklamaties zouden bij hen geeu vweerklankk heb-
hen gevonden . Maar deze smarten hidden zij ook op hun
yvyze geleden, dezen strijd ook gevoerd, met deze twijfe-
linjen ook geworsteld, en wit hij lion van ziju levenser-
varint;en heschreet; dat hidden zij ook gezien, at hidden
zij el Ilooit, zooats hij, de schooulieid, het poetische van
opgemerkt. De heeldefi, die hij uit de meuschenwereld,
vvaarin hij besteuidig verkeerde, overbiacht op ziju doek .
waien zoo gelijkend, dat ieder ze herkende . Dat bracht,
ziju werken in alley hander en doet ze hog altijd vvaar-
~leeren . De eerste toejuichin , waarmee ze be ;roet wer-
~ten, is verstonld, unaar ze worden nlet 111111dci geuoten,
ze ziju hog altijd friseh en llieuw. 1k geloof dat ze deze
trischlieid behouden zulleuu, deze eeuwige jeugd . Zij heb-
he i heuu eeu eereplaats verzekerd order de nederlandsehe
diehtei s, ~n eeu plaits in menig hart tegelijk . De eerste
kin hij niet nicer verliezen. 1k lieua groud om to ver-
tronweu dat hij ook de laat~te hehouden zal .
EERSTE GEllICFITEN .
1846---1851,
Annie dieiiter i,ij,Die Been laeter za een,
Hooger poezijoelt in 't, hart gevauge :~,Dan liet lieedrig lied,Pat zijn burst ontvlied, .
AAI PE „HOLLAII)SCIIL JO GEIr 5"
AN HILDEBK3ND .
~i
11Q
Sees Patriae .
h(~b ik lief, E»iju blauwekieltie,
NIijn Hollands friscli ontloke l jeugd,
Die Hildebrands heilseel bezielde,
lbw fikschen aiud, uw ronde deugd
Ik knin dell blos Bier rozenwangeii,
Ten halve door de zon v.=~rsehroeid,
Ges~ hraind en bout en blaitw ;;estoeid ;
1 ~e dartfe vrijheid uwer gangen,
Die schoolsche tucht en dwan verfoeit!
lk beh ze lie f, de blonde lokken,
Die roezig .daddren bm uw boofd ;
Den hetndsboord schier et inlet doort'okken,
Den glans vats 't linne .u lan verdoofd
(Jw voile knie n door~,esleten .
Die hroekspijp van uw rijkdorn zwaar -, ;
Uw ronden lath, uw hide kreten,
liw drok gejoel en wild gei)au ;
t'w spotzucht en uw guitenstukkeri,Den schrandren opslag van uw ooh : :
Uw jongenstrots . uw woeste nut ken,
Voor al wat vreenid is norsclr en droog ;
1k heh rt lid, mijii liksche knapen .Met. road ~remoed en ronde vuist .
En met een hi auwen kiel tot waperiVan d' add, die in 't lrarte heist!
Ii et is rnijn lust; uw wilde spelen,
[w dartle sprongen gae to slaar.t
No , ka n mij u ziel uw vreugd versl aan .
('w 1'lij gejoel mijne ooren streelen .
A_ls vol geruisch van rijpend ~iraan'1o ; mad,' uw vrerrgd rnijn geestdrift wekken,
Uw lacy weerklitikt. i n mijri gemoed .
En in nujn oog weerkaatst ow Toed :
Tot rr voel ih mijn harte trekken,
\rant heide zijn we nit Hollandsch blood'Ziedaar den naan~ vaarin wi.j roemen
Ctak user is hij lane.; Diet vreernd .Tie deel sours in uw spelen neon t
En trotsch is zicll uw vrlend to noeinen,
\Vant dierhaar is nlij 't. rijk tooneel .
\Vanneer 'k uw hiouwe en 10010 scharen,
VAX HILDERAN1) .
Oh 't mime plein van 't dorpskasteel,
Weerbalmend vaak van dwaas krakeel,
In 't lornrner van uw lindebla.eren,
En dartlend one nlij heels mgr, zicu,
Of -- vaak een les voor rijper jaren, --
Uw card en neigingen bespien .
Dan volgt mijn blik uw vrije gangen
Met tintlend oog en warm verlanben
Dat op een schooner toekomst doelt,
Terw jl mijn hart, vol frissche. zangen,
7,ich jong en sterk ass gij ,evoelt'
En daaat niet varl uw heldre wan en,
In 't vroolijk blosjen om uw koon,
Eels morgenstoncl, wiens middagschoon
Ons rleevhg duister gaol, vervangen'
Gij Gksche jeugd, vol moodd en kracht .
Echt.-Holla.ndsch flog van card en zeden,
ezond van hoofd en forsc~r van leden .
En eens - het beter na eslacht.'
Ons lief, ass de appel onzer oogen .
Een dierbaar en een heilig pawl .
Een blijde hoop van 't vaderla rid,
Gezegend erfdeel rut den Hoogen .
Err boost gescherlk van hooger hand!
Want o, ;een bloern van edelknapen,
Voor ons Been ridderlijke jcii d .
Fier op 't on schendbaar ridden wapen,
Ont. ~loeiil door oucIerlijke ~1en d q
AAN DE ,,}1OTLA?DS(HE JON(ES'
Eu net een iiaaai van oude jaren .
then lekkeloozen main getrouw,
En met oud-Flollandseh blood in de aei'e~i,
Dat wel vooi Holland stroomen wou .
Bij lien aeon herd of hell to zoeken,
Uws adels diep gezonken kroost,
Wier wufte lippen Holland vloekeii,
\Viei lletse swan; voor Holland bloosi
In 't yolk alleen is Neerlands hope .
Hun kiudien zijn nog niet. ontaard,
Bidt dat de Heere hen hewaart,
urn waakt, dat niets hun krachten slope !
Voor mij -hot is eeti SChOOR verschiet .
Pat rnkjn verbeelding op mag blauwen,
En ntijner is een vast vertrouwen,
En Hidlands knapen dreunt mijn
Uet zijn een reeks herinneringen
Van lteldengiootheid, l)urgeldeugd,
En vat van vroegei tkjden heugt
En lang verdoofde zoo uekri ngen,
Wier luistei Holland eons bescheer,
Die in inijn hoezeth zich verdringen,
Steeds dwepend met ons schoon voorheen -
Maai voor de toekomst iiiet verlegen ;
Waar ik ii aanzie, huijde jeugd!
Want uit uw oogen straalt de zegen
En nieer dart schalksnhe jongensvreugd ;
Waar ik ii aanzie, wakkre zoneri
tiA~ HlIDEbEAND .
Eetis yolks, dat -tuirters heeft gebaai d,
En liclit nog nienig kiem bewaart,
Wier wasdom Neerlands God zal kronen
filet zigen, voor hot 000 der card
En daaroin dat mien zangen strooliten,
En bruisen als mijn Hollaiidsch blood,
\ ool a mijn eerste dichterdrootnen,
Die, waar 'k uw vroolijk spel begroet
!,n in uw kleine kindertrekkeu
Mqn groote manuen wil ontdekkeu
Verrijzeu in mijti vol geinoed
Vaak moon ik u, mijn dierbre knapen,
Miju Nude room in 't jong geslacht,
U alien tot jets grouts geschapen !
1k vorm uw geest, iii neig uw kracht,
Ik baau ow weg en riclit uw gangen . . . .
n j zuit eon veldheerstaf ontvangen
De passer zij l w scherp geweer !
Vow ft de zorg der staatsbelangen !
En gij -zult strijden voor den Heer
V our a 't penseel ! voor ii --eeu veder r
En -- zangrig knaapjen, aan itw voet
Leg ik 't. ontroerde speeltuig veder,
\Vien ik als Neerlands dichter groet !
Ja, r, o lievling mijnes liar ten,
alien heel mijti yolkk zijn heeling iioem,
;en zaehte balsem onzer smarten
cu gear nit Hollands knapeubtoeni!
Tu1i 1348 .
Volksdichter, nit het volt: ~~el~o e91,
Near wien ons zan ;rig Holland srnaeht,
aliens lied ons ileerlijk rnisc'he in de ooren .En onzer wonden pi,jii verzacht ;
\Viens toon oud- HollDnds naam hezielrle,
1)ie klinkt voor vrijheid, volt ; en du rd,Eli ooh voor u-mijn hlauwgekielde,
~''iijn lioll~~uds friseh ontloken jeugd .
-IET L' E ?N[ GSKE DLR WEhIlWE .
1iar!r, XII : 41-41,
I wanklend kwan zij t~n'getr•eden,De zwakke vrouw, wier rninnend hart
Nog bloedde vahn de ver ;sche smart;
Want., ach, het was zoo host g~ledeit
Sinds 1taar een t.rouwe lade ontviel,
lie vreu d eens (her gebogen ziel,
Met wien ze, ootmoedi g en tevreden,Net zuur verdiend maar daag1Jksclr broo l,
Gekruid door lofzan ; en geheden.in vroornheid, liefde en vrei genoot .
En nu'~ die staf en steun in 't lever,Hair dle~ was haar zijde ontr~aold,
76 lIFT FEI!I1N6SKE UER V F1)L WE.
Haas was alleen ale zor
ebleven --
En biddend boog de vrome 't hoold .
want zwij geud in Zijn welbeha ;en,
Die racht geeft oni Gijn last t.e dragen,
3leef haar, to midden van lien rouw,
Een burg, een tent van schaiiwrijk lover,
Een what, een heilig etfdeel ove
't \Vas Isrel~ God, Jehovah's t rouw .
t) we! haai, vie Lw liefde sterkte,
Gij Ian der weduw, vrien(llijk God!
Die woudren in hair ziele werkte,
Bij al den weedom van hair lot .
Tot U tf~es in Lw term elhoveu,
Haar nooddruft hi engende U tet eel,
FJet loflie(l van hair ziel naar boverr
))Hoe lien ijk is I `w wooing, Ideer !"
'Grant zj was een Bier warnnbezielden,
Dierheilgen uit glen ouden stain,
I)ie voot hun God Jehovah knielden
In 'I heilreloof vair Abraham!
Ook nu had ze in fled heilgen teinpel
%Veer tr oost gezocht, bij 't koesttend licht
Van 's kleeren liellijh aan ezicht ;
Slechts bij 't ver°later van Zijn di enipet
Bledf uo ; een dierbre liefdeplicht :
En zie, daft rieergesla en oogen,
1IEI PENNING SKt . tiER W1F)UWE .
Beschaa rod, verlegen, 't hoofd ehoen\Toor Hem, die al hair nooden wise,
A'ierf:) ze alles, vat hear restte ire 't levee,
- Verzuehtende of zij meet km ;even
i-laar penningske in %ijn offer kilt .
Geen Frizeenw of Schriftgeleeide,
Die mid iehovah's naamn veieerde,'alien under 't. breedgezoonide kleed
Een hart sloeg. deelende in haar Iced .
Te nietig was ze in 't oog diet grooten,
Die de armen nit Gods hemel sloten1een, die een vriendlijk woord hair sc conk,
Gene blik, (lie tott hail nederzonk . . .
Maar 't. penn ingske was nief vemlomen
\Vat kleen en arm was en veiaeht
itt de oogen van een dwaas 'es1acht,
Bat kleene heeft, zich God verkoico . .En Die 't getuigde, vrtoiw, is dthu!
HI] rijst in 't irmidden van de sthaau,
Uw offer heeft genie verkregeuu!Ziju stem, o zaalge, klinkt u tegen
En 't wooed is eeuwig, troow en \vur
)\oOr\va am, 1kk zee; U . Ic enkle peon imig\an deze wednwvrouw geldt meet,
in '1 Iteilig oog 'an d Opperiteet',Bij wien geen maat is of miskennirt ;,
77
i$
han 'tgeen heel de offerkist hevat,
U rijken, vatt uw trotsellen schat
Ben overvloed is veel ;ehleven,
Maai daze heeft, in God verltlijd,
llaat laatste itooddruf't Hem ge`vijd . . . .
:n de en hen hebhen 't opgeschreven
in 't heilig Boek van 't eeuvviv levee,
Ga, vtouw, a wacht een heerlyk loot).Lienen 1i~~g: hefit gij \Iij egeven,"
Verklaart Gods ei tii ,~t=oote Zoo rt .
AAIN EL T Lii) PER KOMMISSIE
'lOT AFNEMIN( VAN SET
ELEER BEBU(l111E '!'ARTS-EXAMEN .
Deed weleci aEll seta s stranded
eroost u watertanden,
Bastaard van Pasphae :
Wreeder monster sliest ziju kakea
Uin een diehter klein to maker
,fan iC trust Icr Ziierzee
Deed Pelopoiue'siseli voedea
ilellas' in gewanden bluedeLl,
Van haai soern en rang ontzet :
Vat aijn drieinaal tiers tirannen,
l3ij de Zwoische Zeveinnan nen,
Wat Lysander bij Cobet? --
A AN E 1r LIII DEC Kf)MMI~SIC
Dacha weleer in ~~paansche dagen
Be Inquisitie duizend plagen
Voor den armen zondaar nit . . . .
Helseher foltring . wreeder schroevel
Ca.an die Heereii straps beprueven
op Inijn sidderende hnid!
Per iiuifl Sf~rfits-e,rainen .
en zangrig knaapje, tin-Ins \CI lost
Van al zijn zorg en laij n,
Al heeft pet zeeen zweets gekost
En ankers eendenw jn,
Een vroolijk kind van zestien jaai,
Vol liefde en levensgloed .
Ontworsteld aan zijn doods,evaai .
Zendt n zijn jubelgreet .
Lang zweeg niijn lien in 't v«nze stot,
In zak en arch en rouw,
Maar nu ontwaaht zij tot uw lof,
Gegeven woord Qetro«w'.
Maar nu ontwaakt ze wet to moe,
ijn jonge, versclte tuit
I .
VOOR ITET STAATS-EXAMEN.
En biengt u finks haar feestgalrn toe,
En stort haar danklied nit!
Mijn kioppend hartjen in de knel,
Mijn boezem gansch vervaard,
Mijn lichaamslijtend zenuwstel .
't Is alles nu bedaard .
Maar onbedaarlijk bleef mijn drift,
Mijn opgewonden Toed,
Een zenuw is mijn citherstift,Een bruisend lied, mijn bloed!
Hoe weeldrig ruischt nu Flaccus'
Mijn stille wanden door,
En kweelt van Lydia, de bruid,
MiJ zoete liedjes voor.
1k voel rnij dichter, vrij en blij,
Bj 't klinken van dien toon,
En ding, verliefd van poeij,Naar 's dichters lauwerkroon!
Neen! peen! nw vriendschap is mijn kroon . . . .
En andre verg ik niet ;
Geen frissche lauwer bloeit zoo schoon ;
Uw naam vervul mijn lied!
'k Heb, u ter eer, meer kelken wijn
Dan 'k bekers water dronk,
Gevifid - geleegd, op 't blij festijn .
Waar luid Uw naarn weerkionk!6
81
~N
AA\ EEK L11 DEn Ko1n1LssJE
0 wist gij, vvelk een heldre tail
Daar uit uw blikken sprak,
'roen in die groote, holle zaal
,:1ljn hart van weedom beak ;
Toett 'k riep : Odeons zaalgeweif,
Link op den stormingveer!
foett 'k twijfelde aan mijn ikiteid zelt,
is aan de fabelleer .
Uw blik was noordstai vooi mijn ziel
Kompas op d'oceaan ;
yen vuurbaak der verdoolde kiel
Bij 't bruisend golvenslaan .
'k Was haast in eigen drift gestikt,
t1w hand held mij o mhoog !
w vriends(leap heeft mij meer verkwikt,
Data wat~rtoo bij totig .
En holde ik, als eel schichtig ros,
Ttaalj e en Hellas door,
Nooit liet uw hand den teugel los,
Maar hieldd mij steeds in 't spoon.
GU hebt d'ontembren knaap getemd,
Hoe bandloos, woest en wild,
lien bergstrootn, in zijn vlucht, gestremd,
Veen meer! mijn angst gestild!
in dies, ik zweer bij d' ouden Styx,
3ij d' ouderaardsclien trooii,
VOOR HET STAAES-EXAMEN .
Of erger flog bij 2i en x,
Kwadraat en Polygooii ;
Bij 't ondergaan (icr Westerzoii,
Voor 't Gothisch roovrenzvaard ;
Bij 't lange haar van Kiodion,
En Meroveus haard!
Ia, 'k zweer u bij den duursten eed :
(Een eed in de elfde rnacht!)
Dat ik mijn algebra vergeet,
Mathesis diep veracht!
Dat 'k eenrnaal druipe als 't groolste lek,
in mijn proinotiekleed,
Ja, - breek de zenuw van mijn nek
Zoo 'k irnmei u vergeet!
Vergeten'? - hoe, wie uit dien kiank,
Dien rauwen dissonant?
Vergeef, o lievling van mn zang,
Nog eens mijn onverstand!
(j waart mijn goede geest, mijn vriend,
Mij onvergeetlijk waard!
tTw trouwe zorg heeft meer verdiend,
Maar 'k heb niet nicer - Aanvaard!
Nu zweef, o lied, o wensch, o bee
Eens boezems, meer dan vol,
Vlieg over II en Zuierzee,
Naar 't overdierbaar ZwoE!
83
84
1847 .
AN ELY LID DEE KOMMISSIE, ENZ .
Paar Muze, vindt ge een hatis, een hart,
Ga onbeschroomd, mijn lied!
Ileeft mijn Latijn then l)Iik getart . . . .
Mijn verzen vreezen niet .
o zie met de eigen vriendschap nee n
En luister naar mijn toon,
En vraagt en eischt gij altoos meer,
Pat. zij mijn heerlijkst loon .
Ja dan wellicht, Mj 't knappend vuni
In 't hoekje van 11W haard,
Wordt menig vers in 't avonduui'
Kritiek en scherts hewaard!
i\'Iaai zoo mijn hart, u trouw verknocht,
Mijn onvermoeide lust
Haar teerste wensehen slaken moth t,
Dan riep ik schaatrend uit :
Uw vriendschap bljf mijn loon, mjn kroon!
En - noem then wenseli niet laf!
Neem gij nog eens mijn oudsten zoon
Zijn Staats-exam en of !
LOUIS DL C OLIO Y.
Hier leeft de doehter, weeuw en nioeder van de Helderi,Die goedt en bloedt voor Godt, voor staet en vrijheit stelden .
OEERAARDT BRANDT,
breek lien sluimer niet vart't moegedarteld wiehtje !
De inoeder beurt het hoofd van 't blozend aangezichtje
-f cars lievlings op naar God den Heere ; 't brekend hart
Be~;eert, aan 't vragend oog zelfs vary haar kind ontheveis,
Be~;eert zich-zelf alleen voor de Almacht lucht to geven,
Alleen to zijn -- met al zijn smart .
F1elaas, de droeflieid schept somtijds eeri wreed behageti,
'Y'e wroeten in de wond, der teen ziel geslagen,
Haas rampen voor zich-zelf to ontleden, iedren drop
Per hittre kelk op nieuw to smaken ; maar ook 't lijden
Vordt in die woistling vaah een zegevierend strijdee,
Een zielsbe( -- iedre harteklop .
86 LOUSE DE COLIGNX.
Het lijden geeft jets groots, zelfs aan bedorven zielen ;
Flair zalig, die in 't leed geloovig nederknielen !
lie vrouw, die bidt en schreit, is voor den hern.el sclloo n .
Een refine bruidskrans moog der englen oogen boeien,
laai row des geloofs, rnaar 's hemels rozen bloeien
Liefst in der weduw doornenkroon !
Nu laat mij stareiI in die droeve wezenstrekketi ;
Laat me op dat bleek gelaat die eedle ziel ontdehken,
Die groote, heilge smart, geheel zicli-zelf bewust,
Die al de diepten peilt der opgereten wonder,
Maar, door dat lijden zelf to vaster Hem verhotl( en,
Te halmer in Gods wil berust .
U, al wit in haar ziel aandoerilijks lag verborgen,
De erinring hirer jeugd, haar liefde, hope en zor~~e r,
't Welt opwaarts in den train, voor't alziend dog gevloeid,
Zoo trekt den droppel dauw en stofjes scam en geuren
Straks mag de moede roos zich weer naar't zonlicht hens en,
Door 't koel en lavendd vocht besproeid .
Hoe biddend spreekt dat oog, ten hemel opgeslagen !
Die blik, die niets, helaas, van de aard rneer heeft to vragen,
.haar voor wiens toovermaeht het floers der wolken scheurt ;
Die blitz der ziel, den boei van 't knellend stof ontvlogen,
Die door des Heeren hand haar tranen a.f voelt di o gen
En aan Zijn v aderboezen i treurt .
LOtTSE Dl; f'OLIG_'+Y.
lie, tweemaal vial haar kroon -- de kroon der huwlijksweehi
Eerst in dien schrikbren storm, die met uw eiken speelde,
t'w hodem trhlen deed, op d' aem der Medieis,
0 Frankrijkn
in dien nacht der Bruiloft, toen ge uw telgen
Met wellust zaagt in 't bloed van kroost en oudren zwelgen --
Vloekwaardiger gedachtenis!
Hij vie(, de jonge }geld, die schitterde aan uw zijde !
Hij vial, de hooge stain, wiens lornmer u verblijdde !
11w echtkroon zonk in 't slijk, met 's waders bloed bespat :--
En daalde ook in dien naeht een troostende angel seder,
Fn vondt ge aan willems borst, uw gade, uw echtheilwader,
Fen ziel, die met a dankte en bad : --
0, 't was geeri blijvend lieu, plat God a her heste!nde !
Hoe trouw de klimoprank deli aehtbren eik omklemde,
\Veer stak de rukwind op, wear vial de kroon uws hoofds !
lien kraal -- een donderknal- Kastieljes kogel snor~le . . . .
lair weduw, 't rouwgewaad, dat toes uw burst om ordde,
weal a een pantser des geloofs !
Zij beurt hat hoofd omhoog, begroet door de englensehai en
Want haar geloof wies op, door 't bloed dien martelaren
Bevruchtigd, als een palm met hemeldauw gevoed !
Zij voelt zich dochter, Bade en weeuw Bier Christenhelden,
Die goad en bloed voor God., voor staat en vrijheid stelden,
En sterkt zich in (lien heldenmoed !
88
LOUSE DE COLIGNY.
Ginds ziet haar smachtend oog de kroon, die bier op aarde
Tot tweemaal haar ontviel, in goddelijker waarde
bran uit het slijk verhoogd, getooid met hemeipraclit ;
Haar ziele hijgt en bidt en reikhalst van verlangen ;
1)e zucht, die haar ontsnapt, ontinoet reeds de engleizangen :
))Kom, trouwe God, uw dienstmaagd wacht
Neen, Moeder! eerst uw zoon gevormd, in 't inoeilijk levee,
Ten held, wien 't heilverbond blijve in de ziel gesehieven,
flat Neerlands groote vorst met zijnen Bondsgod sloot ;
Leer hem, niet door zich-zeif, rnaar door Gods arm verwinnen,
Eu zijner vaadren God, zijn edel yolk bemninen
M~er dan uw moederlijken schoot!
Ja, leer hem aan uw burst, eu zeg hem, vuoune moeder,
l)at Ecu, der weeuwen Gae, der weezen trouwe Hoeder,
tier vorsten Koning, en hue Recht is en hue Kracht!
Hij teve, een schoone bloeni, op vaders mariner groeiend ;
Ecu lauwer nog to sneer orn moeders slapen bloeieuct,
De glorie van zijn nageslaclit . . . .
Zij bidt! hen vreugdeblos dooigloeit die bleeke wan
1k zie haar 't vriendlijk wicht aan 't kioppend haste prangen
Des Christens zielsgeloof staat als zijn hope pal!
En van den adem vol, den geest der profetien,
Floept ze nit : )Gezegend hij, die sluimert op mijn knieCti,
Die eens your Neerland strijden zal!"
Februari 847 .
MORGE 7 IS MIJN RICHTER JARIG.
EEN LIED A AN 1MB . J . VAN LENNEY,
IN DEN TACIIT VAN 24 MAART 1846 .
oet en zalig is de stilte
van het eenzaanl nachtlijk wir.
/,ij 't ook niet in 't groen prieeltje,
in het midden der natuur,
BIj cell beekje, met een zefir,
rornanesken inaneschijn
Cook bij lamplicht en sigaren
mag zoo'n uurtje zalig zijn .
Is een kostlijk, dierbaar tijdstip
voor de zoete mijmerij
Laat, o laat mij dan genieten
eenzaam, ongestoord en blij !
U slechts `vit
toegevend hoorezi,
rnijn welluidell( .( klokgetik,
MORGE\ IS MI.I1 DI(HTER JARTU.
t.
edits, o mijn smeulend lioutje .
vuurtjen in uw stervenssnik !
Last, o last mij flu genieten .
mijmren eenzaam en sheen!
Alter zwijg nu, niemand stoor mij . . . .
maar wie durft pier hmneiiti en `?
e , hoe drommel ! kan 't gesehieden?
'k sloott de dear zorgvu[dig dig ht.--
'kil o vie staat
daar voor de oogen`?
't een hemelsell droomgezieht ~ . . .,
Wie, wie zijt ge, die mij nadert,
in uw slepend, vorstlijk kleed ?
Naam en faam van tweepaar eeuwen,
die mijn s t.i l vertrek betreedt
))Morgen is mijn dichter jarig,
morgerl viert hij vroolij feet . . . ."
100, zoo juicht Gravin. Jakoba. --
('k doe 't niet minder!)-- of haar t,eest,
~t). roar hem, die in mijn lijden
mij zoo treffend heeftt bespied
~~ I t i e zoo teeder ml] deed zingen --
zinc° voor hem uw sehoonste lied !
~~Zie, o zie mijn bleeke wangen,
door de droefheid eens versellen (l,
~Op het hooren van die blijmaar
met, een vreugdeblos gekleurd .
)Morl;en is mijn Dichter jarig,
o strooi hloenie voor zijU schrP(fl,
)) \'Iorgen is
f
in uw hlijden zegeugroet :
s \Vie zoo schoon de ziel kon schetsen .
voegt de dank van 't, rein geinoed ;
sBied hem lose, dartle zangen,
want. voorzeker Tangs Let
sZn hem christelijk gedenken
in een zalvend, 111001 o'ebed
j)MOI gen, morgen is hij jarig
)IOILGEJN IS MiJN OIGIITER JARIG .
SLOoveel, als ill distlen oogstte,
tranen stortte Icier beneen .
~)taied hem wenselten en gezangen,
hi ed hem de eelste diehterkroon ;
DAIS mijn diadeem noodlottig.
zij die laliwer grootsch en schoon .
)) :Aiosgen is mijn Dichter jarig,
morgen viert hij vroolkjk {test,
D Wil hens digs een. liedje zislgen
vol van se..ltranderheid en eest ;
rniju Dichter jarig„
juicht een zoete meisjesstern -
I)F erdinand . . . . die maakt geen verzen,
'k vroeg )Let antlers vast ;pan lean . . . .
))En mijn Fielding is ail patres,"
(dal 's een woord van d'ouden H uc.k),
))Morgen is mijn Dichter jarig,
maak loch van dat feest gebrlaih
>> I;ren hem Henriette's wenschen
91
79
92 MORGEN IS MIJN IJJCHTER JARIG .
) Morgen rijst mijn vreugd in top!"
Zoo, zoo vangt een andere stem weer
Die verheugde tonen op .
)flee1 ook van de blonde Madzy
hem de trouwe zegenbee,
))i3j het rnischen der akkoorden,
in uw zoetste zangen mee!
Dat hij steeds die vieugd geniete,
die weleer zijn Reinout zag,
foeii Iii] eindlij k, zwervensmoede,
tot ons kwani, na jaar en dad;,
En een hernel vond op de aarde,
door mijns Dichters hand gemaald,
Deodaat, niet waar, den hemel
tot ons beiden neergedaald?" -
la den hem el, o mij n Madzy,
Edens vreugde rein en klaar,
Zoovee hell voor omen D'ichter,
mcci nog, zoo het mooglijk waar !"
aMorzen is mijn Richter jarig,
hrornt het nu weem, nit dieti hock,
MIj ontsteid op nieuw in de ooren,
met een Oud-Bataafschen vloek :
))ZIflg heiim (hlchtig schoone verzen,
hreng hem, als mjn tolk en loco,
ilJaimk, oprechtemi dank en hulde
van ziju ouden Brinio!
iZei . ja zeg heiii dat inijim boezem
MORGEN IS MIJN DICILTER EARTG.
steeds aan hem hlijftt toegewijd,)Die mijn naam sees riep in 't levee
en deed levee voor altijd .
'k Zal den )blauwen Beul" vertrappen,
met zijn heels santekraatn,
))TJurft hij nog den haat[ijk vlekje
werpen op zijri dichternaarn ;
'k Zal hem met den slag verplettren,
want mijn vuist is aanstouds klaar,
))Als weleer sees voor de slaves
van dies laffen dohhelaar!
))Morgen is mijn Dichter jarig,
flu is 't zingers meer dart plichl .,))Trip, o forschgespannen snares,
dreun, vermetel lofgedieht,
))Zing hem krachtig schoone veizen!
-
))Ness, de zoetste harmonic,))Ness, de weelderigste akkooic1en
en de rijkste poezie!
)Zing hem, op de wick der ode,
zing hem een verlieveit lied,
))Dat ge, rut name der Lesbiaansclie,
mijri verkoren Dicht.ei Meat .))Morgen is mijn Dichter jarig!
Van het Elvzeesche vela
))Kom ik, bij die schoone hlijmaar,
herwaart juichende aaneneld ;
)O, ik hen de smart vergeten
93
94 MOI :GEti IS MIJN I)I(IITEIt JAh1G .
van inijii onvernoorde mtii,
))Dankbre vreugd nam heel de ruimte
van mijn wreeden hartstoeht in,
i )want hij heeft ook mij gezong en ! . . . ."
)1A1 mn ij ook ! gelooft gij 't iiiet `r
9)d roetenis aan Ooiri van Lennep,
nogmaals dank voor 't geestig lied !
)) for gen is znijn Richter jarig,
neurie ik, op eigen wijs,
)) \Vijn en Mm zijn lang vergeten,
wear ik zulk een Ooine prijs !"
Zoo juieht hofnar Floor nlij tegen,
met een dwaas vertrokkeii mood,
Lustig, met zijn zotskap bellend,
huppelt hij mijn eel in 't rond .
))Mor;en is rnijn Richter jarig,
zing heirs toeli een blijden zan
))'k Zing Van Lennep ! 'k zing Van Lennep,
Lennep al niijii levee lang !
~Steek je duimeri in je vestzak,
trek een mond zoo seheef als ooita
~Breng hem dan een geestig liedje,
dat bij elk een lachje plooit .
))'k Zing Van Lennep, 'k zing Van .Lennep,
en 'k vergeet n Wijn en Miii :
)) lorgen, norgen is hij jarig,
kweel hem delnitjes, los van zin !" --
MOR EN IS MIJN I)ICFITER JARIG .
95
)) vIaak dan ook voor mij een versje `i"
smeekt op kinderlijken tools,
.fan de hand van Gather ijrle,
blonde Willem, (ulicks zoom
) Molgen is znijn Dichter jarig,
wat ik Item wel gevert zou`!
such, 1nijn heele routs kapellen,
als hij die maar hebbelt wou !"
)>Morgen is lniju Diehter jarig . ., ."
Dour, zoo galmt nu 't woest geluid,
In een zaal, die voor mij n oogen,
zieh (maar 'k weet niet hoe `?) ontsluit ;
Volgepropt, als de .rke Noachs,
rijk aan lnenig dwaas kontrast,
Door elkander been krioelend,
opgeladen, opgetast,
Saflo staat et vlak mast Floorneef,
Brinio mast tame Let,
fielder bij zijn jeugdig bruidje
half to gapes van de pret .
Flenriet, Jacoba, Madzy
staan er enkel juist bijeen,: is de trits der schoone zusters,
heilige Bevalligheen !
'k Sing daar even under 't woelen
nienig toontjen uit haar 1nond,
aar ik »Bouwkunst" en »Idyllen"
eu »Legen en nit \ erstond . . .,
96 MORGEN IS MIJN DIrJnER JA IG .
Nil schijnt alley rond to zwieren
en to draaien voor mijti oog :
>Morgen is rnijn lJichter jarig!"
galmt het schaatrend naar ornhoog ;
leder, dies hij heeft gezongen,
zingt met opgewondeii geest :
))Morgen, inorgen is hij jarig,
morgen viert hij vroolijk feest!
)Bied hem wenschen en gezangen,
breng hem uit ons-alley naam
))Odes, Hymnen" - Nog jets meer ook'? --
0 gij dwazen al to zaarn!
1k, ik zon uw Bichter zingen,
die afleen voor 't denkbeeld schrik . . . .Hoe! uw uitverkoren Zanger,
Saffo en Jakoba! ik?
Neen, voor Saffo's eigen luite,
waar 't een rijke zingensstof ;
In Jakoba's eigen tranen
vond haar Dichter slechts zijn lof!
In het hemelzacht ontgloeien
van een refine, schoone ziel,
In den lof van Henritte,
die hem straks to beurte viol .
1k, vermeetle, zou het wages
hem to zingen, in den naam
Van Voistin en tiende Muze . . . .
Neen, ik huig voor zulk een faam!
MOIWEN IS MIJN DICHTEK IARIG .
Ik, die zelf liet Iuidste jubelMorgen viert nlijn lliclit.e r feest,
Maar Been waardig liedd kan vindenin mijn armen dichtergeest . .
Ik, die . . . . moister, welk een `vanklank,o to ras vervlie,gend, itur
\'Veggesnlolten al lnijn olie,uitgeblon1Leu ill III jn vnur!
Siaap en Tijd ! iii tart uw woede .die met zooveel geestdiiftt spot,
'k Drooni no voor mijn Diehter droornen,'ail bet, zaligst lleilgt not.
AItijd droomeli -- dwaze droornen -of hij jets aan drooinen lead! . . . .
Juist ! niaar 'k bled hem al de wens iten
in inijn droomen saaengevat.
97
EGOISMUS .
'2L eef ccii meisje bruiiie lokkeii,
kippers, nimmer moe of hang
Om to kussen en to jokken
Heel het lieve levers lang ;
Fozenblosjes, sneeuwen handers,
(-ieuielsche oogen, elpen tanden,
Banke leest en viuggen voet ;
Arinpjes, om er in to vliegen,
Of ecu kindjen op to wiegen,
En een hlij gestemd genioed .
Lieve Hemel, hoot mijn beden,
Geef haar zachtheid, stille trouw,
En die duizend kleinigheden,
])ie zoo lief staan in een vrouw .
1S47 .
E&OISMUS.
Kleine zonden, teedre nukken,
Die een gloeiend hart verrukken,
Liefdes dartle poezij ;
Geef haar wat zich de en ; el denken
Fry uw rijkste gunst kari schenken,
Eu dan - Hernel, Beef haai rnij!
U E L 00 F .
eloof, gij vroolijk kind, in stralen, zangen, iozeu,
hi vriendenoogen, maagdenblikken, dichterlied ;
Geloof in lachen, schreiei, blown . . . .
Geloof, geloof - en twijfel niet!
We! zult ge, al vroeg misschien, uw liefste bloem zien stern eii,
Wel drijft gj-ze1f eens met uw eenvoud bitter spot . . . .
Maar och, de droomen, die wij morgen moeten derv eii,
Zij bien ons heden 't reinst genot .
1847.
99
7 *
K R I T I E K .
ijn boezein juieht it toe, waai, inachtig eu weispiekend,
Van voorhoofd reiu, vale hoofd gezond .
Liw iechten op de Faam en op 't vooioordee wiekeuid,
GIj fiks uw oogen slaat in 't rond!
Waai gij den dweig verplet, die zich cen reits verheeldde
Den kikvorseh, die zit1u zwellen doel ;
\Vaar gij den jongling gispt, die zijn talent verspeelde,
De dwaasheid of den overmoed :
Waar ge uit den laffen roes der onverdiende glori
De helden van een avond wekt
Waai gij fief stof hlaast van dc rollen pier historic,
Of ginds een nieuwe star ontdek t!' aai • gij die itevelen van damp en schijn doet zwkliten,
Als gij uw fielder voorhoofd toont ;
Waar LriJ koint heersehen, of besuitermen en verliuhien,
Maar rang, nosh jaren zeif, verschoont ;
RRITIEK .
waar gij de l'ijell der onsterIIijke genieeii
Poet scheuren voor een nieuwen naarn,
En 't versch gelauwerd yolk dringt op de trotsche knieen
Voor 't stief kind eenmaal van de Faam !
\Vaar gij, met, kalmen trod, voor alien eerbiedwaardig,
Irl 't, stuivend kamp der lettren treedt
l~let opgehaald vizier, ook in Iiw wraak grootaardig,
Een engel Gods, in 't wine kleed!
\iVaar gi], (ler waarheid trouw, uw zinlooze eeuw kornt rirhten,
En, donkre maze der kritiek,
Van hooter schoonheid blinkt bij 't snorren van de sehichten
En 't knallen van de strijd-muziek .
Ja 'k miii ii no ;', waar ge als een adellijke schoone,
Met vonklend oog en heidren blos,
In 't statig golvend kleed der strijdbare amazone
De toomen viert aarl 't steigrend ins ;
Als eerl hooghartig kind van koninklijken bloede,
Pat, liclit verbolgen en ontsticht,
De zilcren rijzweep zwiept door 't luchtruim, CI1 in woede
Den hoovting striemt door 't aangezicht .
I' .
Maar wee 11, waar ge, iiw plicht, uw eer, uw rang vergeten,
Eon l' urie van ons marktplein !} snheldt
EuI react ; Fin islet een heir van woede- en lasterkreten,
Iaau zonder oordeel, vonnis volt .
101
KRITIEK .
Wee, waar ge - uw harden vol met zinlooze pamfietten,Waarin Partijzucht blaast en schirnpt,
En die ge ors opdischt voor orakelen en wetter, --
De vrije Pers als troon beklimt!Of waar gij optreedt, met de jaloezie in de oogen,
Maar met een mom voor 't aarigezicht,En, huichelaarster! als gij faster spuwt en logen,
Zweert dat ge in naam der waarheid richt :O strenge Muze, wee, waar ge als een halfontzinde,
Een heks, in wie geen kind gelooft,Met schele blikken bert en rondtast in den blinde
En schaamtloos naam en eere rooft!Of waar gij, kind der eeuw, die 't al tot handelswaren
Verneert, en 't goud als Koning groet,PartU trekt van 't geloof der lichtverleidbre scharen
En de eerzucht van het laag gemoed -Waar, geen maltresse zelfs van weinige uitverkoorn en
En lievelingen der Fortuin,Gij hun uw cozen schenkt, eu schimpend al uw doornen
Stort op eens armen minnaars kruin . . . .Neen, waar ge uw lof, uw gunst aan ieder gaat verkoopen,
En 't beeld draagt van een slechte vrouw,Wier ademtocht de ziel des jongen kunstnaars sloopen
En 't rijk der kunst verpesten zou . . . .Had niet een kunstiaar nog wel zooveel bboed in de aeren
En zooveel eerhied voor zich-zeif,
Dat hkj (en zonder drift!) u sleurde bij de ilarenVan alit uw donker spookgewelf!
LEVENSFILOZOFIE .
'ij het ruischen van uw .boomer
Leeft gij matig en tevreen ;
Iloept Been menschen orn u been,
Ziet uw gasten gaan of korneii
Zonder leed en zonder lust -
Snoevende op uw wijze rust .
Gij heschuinpt die kalverzeden . . . .
,Eenzaarnheid is 't bangst verdriet :
Boomer zegt gij - spreken iiiet .
Smack uw groene eentonigheden!
Order mensehen, in de stall,
is het lever, is rnijn schat ."
104 zF Y ENSFILOLOI IL .
:>>'t. Buiten!even -- lanterfanten !
IJdelheid -- uw stadsgerucht !
'h Geef om mensell, noch boom, noch lucht :
Ik leef bij mijn folicilten
Dat zijn vrienden waar en wijs ;
In mijn cel is 't Paradijs !".
s aai ! die Iadehen': boomers, inenscllen,
Boeken `? - och, een aardig kind
1s mij boek en bloein en vrind,
Sumrnuin van mijn aardsche wenschen !
Waar het oog der liefde straalt
is nl jig Hemel neergedaald !'"
Boomenkweekers, wereldlin en,
.'<elbewoners, jongelien,
ii uw plaats, zou mU het spleenLit mijn jengdig vel doers springen !
Toch roem elk zijn keuze vrij
~ Is de slimste ; maar voor rn ij,
Oiu door 't levers been to komeii,
\Vijsheid zoekend, met een lacy,
Heb ik noodig dag can dag,
Mensehen, lneisjes, boekeli, boonieil,
Vreugden, smarten, dwaashe~~n, droomen,
Zielesti ijd eel luit-akkoord .
1847 .
1847 .
IEVENSHLOZOFIE .
Viiend en vijand, en zoo vooit 7Mel nog twintig kleinighedenUrn rnij telkens to vertreden .
ONRUST .
beii Been plan t : ik wil Been rust,'k Ben jong en - van rnijn tijd .
Bienge ieder uur rnij leed en lustEn telkens nieuwen stnjd!Ais het plan wordt een load,ZGnder read of beraad,Als ik lief heb en heat,
Als ik schrei, als ik lachWel honderd malen iedren dag,Dan hen ik 't leven mU bewust,Dan leef ik eerst near hartelust,Al wet ik levee mag!
105
DOLCE FAR NIENTE .
k leg in Hollands dierbaar drain,Zoo zacht in 't lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,Een dochter van het strand .
Een zilvren \volkje speelt en drjff
Aaii 's kernels blauwen bong ;En zoele vrede straalt en daalt
Op aarde van omhoog .
Het zilvren wolkje lacht en Iokt,
Als riep het : )O ga mee,
LiOLCE FAR NIENTE .
Reis net mij naar een betet land,
Ver over zee bij zee!
Zeg, knaap, indien ge eens vleuglen halt,
Zeg, vloodt gij de aarde niet?'t Is heerlijk in flees vre lueht,
In 't grensloos wolkgebied ."
Maar ik - ik leg in Hollands duin,
Zoo goed in 't lauwe zand,
En mast mij zit een blozend kind,
Een aardig kind van 't strand
Neen, schoon ik, wolkje, met it rnee
Mocht vlien naai 't schoonste land
'k Ben nu to lui, 'k heb flu fe lief.
'k Bleef liggen hier in 't zand .
101
DE I .NDDIt1JK .
lintel' uw hart in deli druk van uw hand
Ik dank voor een vinger twee, drie !
Ik walg van een kneepje, koket en pedant,
Een pink van een man van genie . . . .
En, vrindlief; uw bevende, kievende hand
Is waarlijk mijn aritipathie !
Verstijve de hand, die den hoveling speelt ;
Deleefde, vernedrende hand !
Verdorre de hand, die verraderl ijk streelt ;
'k Voel Never een klauw of een land'
Den handdruk, die louter een »gunstje" vei heetdt,
Dien wijs ik bepaald van de hand !
DE FLANDDRTK .
1k weiger uw handje zoo keurig ear teen,
Mij angstig en huivrend geboon!
1k vraag u gees handsehoen ; ik weiger die eer,
Al waart gij Jouvin in persoon
Uw harige recite, mijn Bello! zegt meet,
hall 't pootje, zoo keurig, zoo sclioon!
Een hand zonder zeniiw of lever of kracht,
't Is onzin, 't is faster, verraad
Ecu ledige norm, then de liefite veracht .
Dc vriendschap, de geestdrift versmaadt
Dc hand, die mij treft, die rnijn Iijden verzacht,
Die hand zij ecu druk, zij een load !
Neen, 'k vraag u geen woorden, geeit ijdel verhaal,
Uw hand zij mU folk van uw hart!
tJw handdruk, mijn vriend, zij weisprekende taal,
BJ weenier en blijdschap en smartt
la feeder en trouw, of veerkrachtig als staal -
tTw hand zij de tolk van uw hart!
Een hand zij een pand van een hartlijkk gemoed,
\'Vaarachtige troost in den rouw!
Gastvrjheid, 11W welkom, uw zegen, law groet .
Het zegel der liefde, der trouw .
En - 't kusje to-met zij verleidende zoet -
tJw handdruk zij heilig, o vrouw
109
DE HE1TOGIN VA1\ OIRLEAINS .
,S
1
ij alleen \vaalt Koningin,
BIj bet spatten van hun kioneii,
Bij 't uiteenslaan van t gezin,
Bij het kraken van hun troiien ;
Gij, vol cooed en moedermin,
1idden tusschen al de dolken
Van de fijnstgeslepen tail,
Uij (len oproerkreet dei volken,
Bij het dreigen van hun staal
BE HERTOGIN VAN ORLEANS.
Midden tusscheii al 't geschreeuw,
Kalm eu zwijgend - maar welsprekend!
Vorstenmoeder, Koningsweeiuw,
Iioor den vinger Gods geteekend
In het midden van uw eeuw,
Om de smaadheid, om de vlekken
JJer verworpen majesteit
Met den mantel to overdekken
Van uw koningsheerlijkheid!
Suneekend, zeegnend stondt gij char,
ails een vredebo~ verrezen,
Bj het dringen van 't gevaar :
Laat mU Frankrijks engel wezen .En dit kind . . . . uw martelaar!
Schooner nog dan in die dagen,
Toen, ornstraald van Juligans,
't Land der riddren roem mocht duaen
Op de Bruid van Orleans!
Schooner nog clan toes weleer,
thu de wieg van d' eerstgeboren,
't Zegelied van vrede en eer
Zich nit Frankrijks hart deed hoof eii
Voor zijn lievling en ziju Heer!
Thansdie volksstem bruit verwoeder,
Ongewisser dreigt do kans .
wider spreekt de stem der moeder
En der Weefiw van Orleans!
112 1)E TIERTOGIN VAN OGJF:ANS .
Maar dat moederhjke bloed
Moest wel tot den chide vloeien
Met cen onversaagden cooed,
En die vrouweboezem gloeien
Van een koninklijken gloed . . . .
Antlers, teig der Julidagen,
Kost gij wenschen, dat uw zoom
Op zijn hoofdje 't wicht zou dragon
Van zijn Fehruarikroon?
Moeder! zoo gij 't eischeii dorst,
0, gij wilt, dat ge in uw armen
Niet lief sieraad van 11W boast,
Maar hot hedge moot beschermen .
Maar hot weesje van uw Vorst
En, bij 't stormen der gevaren,
Kroost en yolk en vorsten saam
Een herinriri g grootsch bewares
flan een grooten,, flier hren main !
Koniugszoon, van God verhoogd,
Eer ecu kroon u 't hoofd zou drukkn
Wier gewicht gij simmer woogt,
Hebt gij-zelf in zielsverrukken
Uwer weduw traan gedroogd ?
Was 't uw blik die haar bestraalde
Toes, in haar, uw vorsteuzon
Koninklijker nederdaalde
Dan zij immer rizen kon?
DE HERTOGIN VAN ORLEANS.
Ja, zijn geest, o bleeke vrouw,
Streed met u dien strijd der smarte
»Wees, mijn gade, wees getrouw!"
Klonk het in uw biddend harte,
Klonk het in dien nacht van rouw !
Hij was 't, die a sterkte en steunde,
Tusschen vloek en lofgeschal,
Toen een halve wereld dreunde
Van dien daverenden val !
Lelie, Waar de ceder viel,
Deur uw stengel naar de wolken !
Pat het kroost der vorsten kniel'
Voor de Goden hunner volken -
Vlekloos blijve u~v vorstenziel ;
E n uw naar zal heerlijk suizen
Door de jongste orakelblaen,
Over 't pain der koningshuizen
Als een koning zal hij gaan !
Waar de balling zwerven moet,
let een kroon van schinip beladen,
Slechts door ballingen gegroet ;
aar hij, op zijn vreemde paden,
Geen getrouwen meer ontmoet ;
Waar zijn broederen hem honen,
Waar zijn voet zich scheuren za!
Aan de splinters van hun tronen,
Neergesmeten door zijn val ;
113
114 DE HERTOGIN VAN OitLEANS.
waar Been eigen graf hem wacht,waar de Pyreneen schateren
Sluwe staatsman, waar uw macht ?En alleen 't geruisch der wateren
Klagende antwoordt op zijn klacht ;waar op Frankrijks kluchttooneelen,
't Zedelooze yolk ten spot,'t Grijze hoofd een rol zal spelen
wreeder dan op 't moordschavot . . . .
Gij, vorstin in 't rouwge waad,Laat de vrije volken handelen
Naar des hoogsten Konings raid,Door de volken , zult gij wandelen
Zonder wrok en zonder smaad!Hell den bodem, hell den koning,
waar die koningsdochter huist !Vrede flier onschendbre woning,
Vrede, waar flat rouwkleed ruischt !
Paarlen der welsprekendheidOp dien rouw, o Lamartine,
In bewondering gespreid!Bat uw naam geen vloek verdiene
Bier verheven majesteit !Haar uw lauwren, volksgenieen,
Heldenmuze, haar uw klacht,Koningszonen, buigt de knieen,
Vrije volken, houdt de wacht
DE HERTOGIN VAN ORLEANS.
Voor haar wijkplaats houdt de wacht,Als op nieuw de driften wrokken,
Als in eenen wreevlen nachtweer die grijze tronen schokkenDoor een onweerstaanbre kracht
Als voor woede- en lasterkreten,Voor het spottend handgeklap,
Gij geen heul of heil mocht weten,Koningsbloed en koningschap. . . .
weduw, wandel over 't painVan 't paleis, in rich verzonken,
Fn het ingestort arduin ;Want een stemme heeft geklonkenOm uw opgeheven kruin
Deze koningsweeuw is heilig,Zuiver van de vorstenblaam
Deze koningsweezen veiligIn de schaduw van hear n aam !
11
ALARMTSTEN .
1S4
J}ch bevende alarm is ten ,
Och pruiken, podagristen,Och ouwe-wijvenkIiek,
Och nare leuterkousen,Och bankroetiers en smousen .Je malen maakt me ziek .
Je duffe konversatieIs eene lamentatie,
En nergens zie je Iicht :3e snatert en je snottert,Je steunt en stikt en stottert .
't Is wat een vies gezichi .
ALARMISTEN .
Gedaalde metallieken,Failliete republieken,
D' effektenhoek vol vrees ;Dc kooplui in perikel,Heel de aard op een karikel,
Be wergild op de sjees!
Het menschdom op zijn endje,Veel kindren en -- Been cent] e
Verdiensten op 't kantoor ;Den heelers hoel in 't honderd,En half Euroop geplonderd --
Eat 's apes, wat ik hoor!
Wie naar je praat wil luisteren,Die ziet de zon verduisteren,
Die weet niet, watt hij ziet,En zou zijn mooiste takenTerstond aan kant gaan makers,
Of stuurt ze recht - in 't net!
Die zou zich flood gaan kniezesi,En al zijn geld verliezen
Uit zuinigheid alleen ;Die laat zijn kroost verhongeren,En foetert op de jongerenDie spotters om hem heen!
117
118 Ak4RMISTEN .
Die ziet, owaai ! de Fransclaen
Al in zijn keuken dansen,
De meid tot dejeune ;
Die's nergens op zijn aise,
Die hoort een MarseillaiseIn 't lied van Isabe !
Die ziet in al zijn zonen
Al tijger-aardjes wovenEn kleine Louis Blanc's
Die 's bang voor Balinezen,
Die durft Been kraut meer lezen,Maar kijkt er rillend hugs!
Met al die bange wezels,Die kwezels en die ezels,
Wie drommel, weet er raad ?
Al trekken zich die Joppen
De haren uit hun koppen,
Ik weet niet of het baat !
Maar handen nit de mouwen,
Couragie en vertrouwen,En wat gezond verstand !
De mensch leeft om to hopen . . . .
En 't zal zoo'n vaart niet looperi't Leit immers
op zijn kant`!
ALARMISTEN.
Ook ik beken het garen :Wat onze tijden baren
Is ver van amuzant,'t Is vreeslijk en 't is ijselijk,'t Is schriklijk en afgrijselijk . . . .En ik heb ook het land!
Maar 't ergst van alle plagen,Zijn toch in onze dagen
Die kennissen van Job!Het zijn je die meneeren,Die steeds jeremieeren,Die altijd lamenteeren,Die 't weinig goeds negeeren,En eeuwig redeneeren
Als kippen zonder kop!
I1Q
VRIENDEN-TAAD EN DICIITERS-ANTWOORP
naap, were uw luite in 't vuur, ontspaii uw teere snaar,Leer aan het proza dezer wergild u gewennen!Wie hoog vliegt, al to vroeg, yerlamt zijn stoute pennen ;
Gij brengt u-zelven, uw gezondheid in gevaar .Verbreek met mannenkracht de zoete tooverketen,Die aan de borst der Muze uw ziel gekluisteid houdt :
Of wilt ge voor uw tijd verlept zijn en versieten,Gij, jong en warm thans, oud en koud?
Of wilt ge voor een dag, van dichterweelde dronken . . . .De dagen geven van uw leven, mannenbloeiEn grijsheid, om wier kruin een versche lauwer groei'
Door welbestede en kalme en wUze jeugd geschonken?
VRIENDEN-ROAD EN DICHTERS-ANTWOORD.
121
Bedeiik n, 't is flog tijd, en spot niet met uw kracht ;Vergeet uw droomen en uw roeklooze idealen ;
Beheersch, de taal niet, maar 11W geest ; ga langzaam, zacht,Leer wachten en leer ademhalen !"
Uw road is welgerneend en hartlijk, braaf en trouw,En klein gebrek alleen bederft hem in mijn oogen :'t Is onzin, onzin! Ach, onzinnig waar' mbn pogen,
Schoon ik, met hart en ziel, hem leidzaam volgen wouO boei mijn veder, boei mijn tong, ontsteel de zangen
Per dichtren aan mijn oog, en wees, uit liefde, hard -\rergeefs! daar gloeit een lied in 't tintlen van niijn wangen!
Het klinkt in 't kloppen van mijn hart!
't Is mooglijk dat de kunst des sevens krachten slope,'t Is mooglijk dat de geest het lichaam ondermijn', -
Laat de engel van mijn lied mijn stervens-engel ziju1k kreeg, ik heb haar lief, ass de engel mijner hope!
Htar ademtocht bezielt mijn seven, ass mijn suit ;Zij spreekt van troost en liefde in meet dan aardsche toners,Ms de Evangelieleer komt ze in de harten wonen ;
1k mm haar ass de knaap zijn bruid!
Och gij, verbie den knaap, dat hij zijn liefste kusse ;Verbie de lava dat zij gloei' ; de bergrivierPat zij door 't groene dal, fel kronklend, bruis en zwiei ;
Of zeg aan gindsche stet, dat zij haar fakkel blussche!
122
VRIENDEN-RAAD EN DICHTERS-ANTWOORD .
Neen, ga naar 't strand der zee, bij 't barnen op de trust,
En preek den hoogen vloed dat hij in eb verander ;Of breng, wanneer gij kunt, den storm, de golf tot rust
En keen dan met uw raadbegrijpen wij elkander ?
De maandroos weet wel, dat zij spoedig leeft, en kort ;
Maar kan zij dies bedaard, met overleg, gaan bloeien?Of we!, haar jonge blos van zachter kleur does gloeien,
Omdat haar vonnis luidt : wees schoon en -- ras verdord!Gelukkig prijkt ze een uur op frisschen maagdeboezem,
Pas juicht zij in die guest, of reeds bezwUmt haar gloedMijn jeugd, mijn fantazie is ook een lentebloezem,
Die op de trouwe borst der Muze sterven moet .
Het zij ! Ze heeft zich mij, ik heb lnij haar gegeven ;Zij bleef, waar menig Broom en dierbre mij ontvlood,\Vie scheurt ons van elkaer? Geen vrienden-raad, geen flood!
Onsterflijk als de ziel zal ze eeuwig met haar levee .
En, schoon zij de Eva waar', wier lelieblanke handMijn ziele laven dorst met streng verboden vruchten,
Een ballingschap met haar is mij een vaderland,En zonder haar zou ik een Paradijs ontvluchten !
1849 .
OR EEN VERA' ELENDE SOIR1 E,
is ik een jonge slaaf van de oude MaatschappijEn ors charmant verkeer - geboorzaam aan de wetterEn wat men plicht noemt en fatsoen en etiketten,
Mij-zelven treiter, en een avondje, een partijMet twintig andren mee moet rekken en bederven,
Waar mij mijn liefste vriend, in feestgewaad, verveelt.,Als ik wou heengaan of wou slapen of wou sterven,En eindiijk
om het niet voor eeuwig to verkerven -Mijn blijde trekken plooi of 't in mijn kiezen scheelt
Dan denk ik dikwij ls, om mijn geestj e to vertreden,Aan de oude feestjes op het dierbaar Muiderslot ;
Aan d' ouderwetschen zang, de minnehjke zeden,Gezegend en bemind bij onzer vaadren God!
Aan 't geestig lied van Hooft en de Italjaansche wijnen,Die vloeiden fangs den disch ; aan Tesselade's knie,Die bij 't verliefde vuur van 's Drossaarts poezie
124
OP PEN VERVELENDE SOIREE .
Barlaeus zachtkens stiet, wiens blijde minnepijnenOntwaakten, joliger dan ooit, daar 't achtbaar hoofdVan Vondel lustig schudde en hij het geurig ooft, -
Die pruimpjes, waarvan Hooft aan Tessel heeft geschreven :Pat zij verlangden naar heur frisschen rozenmondEn riepen in den hof : ei pink ons, kom terstond! -
Daar hij de zoete, fruit haar lachend aan mccht geven .1k zie haar muiitjes onder tafel, naar de maat
Van 't iustig watertjen" al tripplen op en neder,Daar Huyghens vast bepeinst of Tessels oog zoo teedei
Ais geestig schittert in 't verstandige gelaat .Hoor! Roemer roemt den wijn zoo kostiijk als de zang en,
En fljn geiijk de scherts, die al de spijzen kruidt ;Een ieder heeft de kieur der blijdschap op de wangen,
Elk bracht zijn liedje mee, zijn iiefjen en zijn mit!Daar schuift de schaike Drost het hooge venster open,En klaagt, dat hem de herfst geen nachtegalen zondIn 't heeriijk woud, hij zulk een zachten avondstond,
En ziet zijn Tesseltje aan, vol scherts en liefde en hopen ;'t Is of zijn oog haar smeekt, of zij den nachtegaaiNiet \vil vervangen in zijn feestelijke zaa,
Zij, die met de engelen verdient partij to zingen!En zij begrijpt hem . Eerst als 't koeitje van den nachtVioeit noot op noot haar van de lippen, balsernzacht ;
Straks maakt zij u beschaamd, o zanger der seringen,Zoo hoog-weiluidend stijgt haar vriendlijk lied, zoo zoetEn teeder, als uw jongste, uw schoonste lentegroet ;
Vos hoort den weerkiank van Ausoonje's veldschalmeien ;Bariaeus meent zich op d' Olympus, bij de goon,
OP EN VERVELENDE SOIREE .
125
En vades Vondel, in verrukking van then toon,
Denkt aan zijn Paradijs en dicht zijn englenreieu!
En ik - ontwaak nit zulk een drootu! - Weer zwerfl
De stijve rijen langs der vakerige vrinden ; (rnijn oog
1k kan Been lief gelaat of levend oog meer vinden,
En sa, in wanhoop schier, mijn blikken naar ornhoog . . . .
\Vie, Jonkers! zal ons met een lied van Flooft verrassen?
Wie, Dames, \vie van u zou Tassels muiltje passes ?
Aug ustus 1849 .
NASCHRJFT
eet flu een kleineii, viuggen voet,\\T ien toch dat muiltje passes moet .
Maar uit bescheidenheid alleen,
Roept de eignares : foei seen, o seen !
En wip! zij vlood, toes ik verzocht,
Of ik 't haar dan eens passes moehi
IDEALEN.
AAN
W. S., THE©Z . STUD .
at gij in uw liefste droomenOoit uw God hebt afgebeen,
't Kerkje tusschen lindeboomen,'t Vroolijk landschap om u been ;
Velden, die van welvaart ruischen,'t Rookwolkje uit de home kluizen,
.l de liefde van dat oordOp uw avondwandelingenKleinen, die zich om u dringen,
Grijsaards, luistrend rtaar uw woord .
1847.
IDEALEN.
Laat die toekomst-idealen,Van Gods zegen overstort,
Steeds uw weg, uw hart bestralen,waar het somtijds donkey wordt ;
Zoo geen vriendlijke aangezichtenMeer 't gezellig pad verlichten,Eens met bloemen overspreid,
Zoudt gij schromen, zoudt gij vreezenlag de weg niet eenzaam wezen,Die u naar uw dorpje leidt?
127
UIT MIJN DAGBOEK .
E ;aar zijn in 't levee van die vriendelijke dagen,Die ons de koude borst verwarmen door hull Toed,Den hemel brengen in het zoekende genioed,
Die alien twijfel, alie donkerheid verjagen ,Die ons verjongen, ons vervoeren van genot,
Dcii sluimerenden Broom des harten doer olltwaken,Ons nader voeren tot geloof en hope eh God,
En bijna weer tot kindren makers,
Waimeer geen wanklank in ons hart dringt of ens huffs,Oils oog alleenig rust op troostende aangezichten,Als heidre hlikken ons in de eenzaamheid verlichten,
Als 't kind de woning vult met feesteiijk gediuis ;Als we in de buitenlueht eens zuiver adernhalen,
En wandelen in gear en kleur, in lucht en lied ;
UIT MIJN DAGBOEK. 129
Als we in de zoete scheemring dwalen,En de armen strekken naar een, beeld, dat niemand ziet!
o buiten, buiten gait mijn hart zoo heerlijk openEn geurt en bloeit en zingt met bloemenhof en \VOUU :
1k ben gelukkig als een kind en dwaas en stout,1k durf weer veilig van het leven alles hoped !
Het morgenkoeltje waait miju opgeruimden geeseZoo vroolijk wakker met de bloemen in de dalen!
Mij kwelt een kwaal, die slechts van rozengeur geiieest,Een heimwee naar de lucht en zuivre zonnestraleitl
o buiten ken ik van die dagen, die zoo zaclitVoorbij mijn dankend oog en koeler voorhoofd zweven,Als stemmen uit dien oord, waar onze dooden levee,
Die om ons fluistren in het heilig uur der nacht,Pat iii geen wrevel in mijn hart meer kan bewaren,
Dat ik mijn vjand - vriend en broeder noemen zou ;Dat ieder blaadje ruischt, als de Evangelieblaeren,
Van Gods belofte en liefde-trouw!
Daar gaat mijn eenzaam pad fangs zegenruischend koren,Muziek slijgt uit het dal, muziek van golvend graari :
De koeltjes keuvien en de vogelkoren slaan . . .'t Gegons der wereld is verbannen uit mijn ooren .
Daar rust ik op het mos, het bruidsbed der natuui,
Aan mijner heuvien voet zoo zalig en tevreden,Als in het vleiend avonduur
Een jonge bruigom aan den voet der aangebeden'I .
9
13()
tIT MJJN DAGBOEK.
1k zwerf door 't \voud, gelijk een sombre kluizenaai,
Eu - als 't mij sours verveelt al zwijgend rond to dwaleuu -Dan, of een zoete stem mijn kianken mocht herhalen,
Noeun 1k een dierbren naam, op mijn verliefde snaar ;01 \veI, 1k tioost mij met mijn liefelijk verleden,
lie bleeke schoone, die ons aitijd volgt en mint,Die mij herinnert al mUn moeders, teederheden,En menig dierhre smart en jonggestorven kind!
1k vocal mij veilig in den lommer mijner Iindeui,Als in eeri tempel Gods ; 't is of mijn rustloos hoofdEerbiediger zich buigt, mijn ziele i'neer gelooft . . . .Lou graag op 't eenzaam mos een rustig sterf bed vinden!1k shep daar levenslust, en kalme stervensinoed
Daait neder in mijn borst ; met zonde en smart beladen,Vlucht ik naar buiten en - voor rnijn verdoolden voet
Strooit rod zijn woord, zjn troost, in bloemen op mijn padeiu!
Dan rust mnijn bilk zoo kahn op 't levee, dat ik milt,All op de kieuren, op het landschap voor mijn oogen,En - moedig, als 't geloof staart in de hemeibogen,
Staar ik de toekoinst van mijn jeugdig levee in .En aaii den avond van die dagen rijst mijn beds
Tot Hem, die jets van 't zoet der heem'len mij vertrouwt :Hetz ik leef! hetzij 1k sterf, - ik ga in vrede,
1k heb TJw zaligheid aanschouwd !"
Juli 1S49 .
LEVENSLIJST .
evensIust is 't ware levee,
Is het Iiefelijkste goed,
Dat de lachende aard kan geven
bran haar weelde eu overvloed .
t is Been trek der dwaze zinnen
t Jonge !even to beminnen
Levenslust is levenskracht ;
Levenslust is vroolijk strijderi,
Hopend en geduldig lijden --
[s een kinderlijk veublijden,
flat den Hemel tegenlacht .
132
LEVENSLUST .
Maar om 't levee wel to smaken,
Dient char flog een hooger gloed
In de vrome horst to blaken :
Vaste, kalme stervensmoed I
Vie geen moed heeft om to sterven,
Zal den moed tot levee derven
Steeds gaapt de afgrond aan zijn V)t
Urn langs rozen mij to leiden,
Oin mijn leger zacht to spreiden,
Ms dit minnend hart moet scheiden,
Geef, o God! Beef mij die beiden :
Levenslust en stervensrnoed .
Juli 1549 .
AAN EEN HEEREBOER .
(L : eflhinnensWaa1d, henj denswaard[1w keuze, uw weg, uw deel :
EJet vrije land, de bloeiende aard,lie velden, golvend geel,
De blauwe lucht, de blonde zee,Het schaduwrijk prieel,
iJet beste werk, de zoetste vreeEn --'t wambuis van Iluweel!
\Teigeet, vergee t onze arme stallEn haar pantoffeldos ;
Daar buiten blijve uw hart, uw schat,Bij bloernen, heide en bosch!
Vergeten - en vergeten zijnIs 't hechtst geluk op aard :
134 AAN EEN HEEREBOER .
Geluk hij ons is last of schijn,Geen zuclit, geen afscheid waard .
Wij term Bier in damp en gas .Verveling en fatsoen :
Gij colt in koren, mos en Bras,En hup in Iucht en groen .
1k stoot mij hier aan iedre keiEn hijg als levensmoe :
I)e frissehe koelte van uw heiWaait u het levee toe!
\ViJ sukklen en wij kuchen hier,De poet is ongezond
hat ginds uw jonkheid bloeie en tier,Word stevig, bruin en rond!
})aar knijpt Been hoest de dorre keelOp Gelders heuvelkling ;
i)e kwalen vlien voor 't woudgekweelEn 't geuren der wring .
Hier duurt des levees lente kort,De mensch wordt spoedig oud!
1)e bloem van liefde en hoop verdort,Flet hart wordt stag en loud .
Beklaagbaar de arme, die gelooftIn bloernen, straal of lied!
De wijzen schudden koeltjes 't hoofd,Want zij gelooven niet .
AAN EEN HEEREBOER.
Natuur, vertrouwde van haar God,
Die wUzer is dan wij,
Aemt leven, liefde, lust, genot,
Haar stem is harmonij ;
Zij zuivert, zij verjongt het bloed,
Zij troost in elke smart,
Zij strooit ons rozen in 't gemoed
En poezie in 't hart .
Tot u spreekt iedre morgenstond :
Werk met vernieuwden lust!
En de avond fluistert zoet in 't tonal :
Smack, met de schepping, rust .
Met vooijaarsbloesern, wintersneeuw,
Of najaarsgeel bestrooid,
Gij, blijde teig der gouden eeuw,
Verveelt u Binder noon !
Groei, jonker, scam met land en stand,
Sla riooit den tongv1 mis ;
De hutspot van uw Gelderland
Zij 't sieraad van uw disch!
Geen spijs zoo hartig en gezond,
Die meet 't gehemelt streelt,
Dan vrucht gebouwd op eigen grond,
Met eigen hand geteeld!
Schaam 't grove brood, het grove kleed
En 't grove werk u niet ;
I 5
136 AAN EEN HEEREBOER.
Be beste dauw is 't eerlijk tweet,Pat van uw voorhoofd vliet .
Wees de eerste knecht in eigen rijk,Wees hoer, met hart en vuist,
Wroet in uw goudmijn, - heide en slijkMet onversaagde knuist!
U w sluimerende heidegrondOntwake nieuw en blijd ;
Sluit' Moeder Aarde eelTI schoon verbondMet cooed, vernuft en vlijt!
Gj - trek partij van 't woeste land :Natuur is mild genoeg,
Ms maar de mensch zijn trage handWil strekken naar den ploeg .
l7\T ei k !" i s eeii goede, groo te we t
Geen bittre zondestraf ;Be kracht tot d' arbeid is 't gebed,Be rust van 't werk - het graf.
Waar arbeid en gebed zich paart,Daar, o Verhoorder! rijz',
Uit stuivend zarid en ledige aard,Een lachend Paradijs!
Wel hem, die 't Bond gedijen laatIn de omgeworpen kluit :
Natuur is de allerheste Staat,Die nooit haar schatkist sluit .
AAN FEN HEEREBOER .
Haar schalkist is een moederschoot.,
Die vloeit in 't oogstgetij ;
Natuur is mild en goed en groot,
En eerlijker dan v .
Och, knip nu geen koeponnen meer
Met de ouderwetsche schaar ;
TJw sikkel magi' ze heinde en veer
Van velden, vol en zwaar!
Tiw akker schiete welig op,
Schoon Rus en rente daal'! -
GiJ clankt voor iedren reendrop,
Voor elken zonnestraal .
maakt uw schoonen naarn bemind,
Dien de .arme biddend noemt ;
En 'k weet dat menig Geldersch kind
filet snugger heerschap roemt .
Uw hoeve is menig Buiten waard,
Uw hof verrukt mijn oog ;
Be zegen lachi u toe uit de aard,
Bestraalt u van omhoog.
Toch, zie aandachtig in het rond :
Is 't paradijs volmaakt?
Den k aan den winteravondstond,
Die telkens weer genaakt ;
Denk, niet altoos hlijft vader Cats
Be Bijhe van uw stand,
137
138 AAN EEN HEEREBO}R .
Sehoon, als uw grorid, vol gouden schats,
TJw wintertroost op 't land :
En dies, dat zoete liefdetrouw
Zich, order 't needrig dak,
Een vroolijk, veilig nestje bouw,
Ms 't duifje op d' eikentak .
Een nestje van pet bloemfestoen,
Den rozenkrans der Mei!
Van de eerste bloeserns, 't eerste roen .
Op uw herschapen hen !
1k weet een jong, een hiozend kind,
Als 't koren rank en blond,
Vol zoet gesnap als de avondwind,
Blij als de morgenstond ;
Een frissche bloem, een eedle sprint .
Geen vreemde wonderplant :
1k weet een blijde, blonde braid,
Die heft en leeft op 't. land!
Waar zij treedt, treedt de winter niet .
Daar laat ze een rozenspoor ;
Haar stem klinkt als een leniehied
Bet somber riajaar door ;
Zj hoort in Edens lustwarand
Bij here zustren thins,Of - bij de bloernen van uw land
En in uw veilge kluis!
AAN EEC' HEEREBOER.
Bloei', met uw heide, bloeie uw hitis
Van wen, onverpoosd !
Het veld weergalm' van 't oogstgeruisch,
Bet huffs van lachend kroost !
Hoor, hoor, hoe ginds de tortel kirt,
Hoe slaat de nachtegaal !
De lente strooit oranje en mirt
Dat is orakeltaal !
Pat veld en wood en bloemenkoor
Mijn kunsteloozen zang
Welluidender in 's landmans oor
En zoeter dan vervang .
Bet fluistert in den rozengaard,
Bet ritselt in 't prieel
Beminnenswaard, benijdenswaard
Uw weg, uw werk, uw deel !
131
TN PE BIBLIOTHEEK VAN EEN LTEFHEBBER .
eleerdheid grijnst van alle kanten
Bier door een stemmig donkey been :
A ch! met de eerwaarde folianten
In perkament, als achtbre tauten,
Ben ik, zoo jong, niet graag alleen .
Hu! ijzegrimmige kwarfijnen,
Gij staart mij zoo verschriklijk aan,
Als waar' hij erger dan profaan,
l)ie aan uw saaien schuifgordijnen
Zijn wuften handschoen durfde slaan .
't Is hock van onderen tot hoven!
Hier groeien boeken uit den grond :
1S49 .
IN BE BIBLIOTIIEEK VAN LEN LIEFHEBBER .
141
Ai help ! ik voel rnij zoo bestove -I,
Als render al die filozofen
Gelijk nit hun papieren mond
Hij, die deer achtbre rijen schikte,
Bouwde ears aan Babels toren mee,
Flier hebt gij de oudheid, stof op snee .
En -- hoe ik van de titlen schrikte --
Verwarring is hier 't groot idea .
1k zou vergeefs rnijn vriendeil zoekeli,
1k heb Been cooed en Been pleizier ;
llet is of gij uit alle heeken
M } toebromt, o pedante boeken
GU zijt gear boek, wat doet gij hier '
Floor! De oude grenen kasten krakeu,
De meester komt . . . . hat vunze stof
Dampt naar de zoldring duf en dof !
lk mag rnij uit de voeten maker,
1k voel een bitsen schouderklop,
lk zie twee opgesperde kaken . . . .
De boekeneter eat mij op!
STEM DES HARTEN.
1 .
1 ~
zou dat zonde zn, als 1k mijn blijde handers
Des avonds reik naar God en dankend uitriep : )Heer,
1k hers geheclit aan de aai'd, met meer data aards the harden
Van wereidlust, of goud of eer .
Ja, 'k ]ieb deze aarde lief ; ik ben gehecht aau 't [even .
Met tooversnoeren, als door engelen geweven ;
Mjn hoezem jaagt van levenslust,
Nu, luider dan weleer l)ij 't ruischen, vieren, blaken .
Van onbezonnen scherts en wufte zinvermaken,
En vreugde zonder rouw of rust'
Miju wilde jonklieid heeft gespeeld met haar talenteii,
Als 't onnadenkend kind met nutloos speelgoed speelt :
Dc gave, die 'k ontving, wierp vruchten of noch renter,
Al heeft mijn lied to-met een vriendlijk ocr gestreeld .
STEM DES HARTEN. 143
lk heb mijn jeugd verdroomd, verbeuzeld en verzongen q
filet vuur der fantazie, mijn adren ingedrongen,
bleeft de onschuld mijner ziel verpest ;
Eetii Broom van zinlijkheid ontrustte mijn gedaeht en,
Voor hersenschim op schim verspilde ik de eelste krachten --
En daar is wroeging, die mij rest .
't Vas zwerven zonder doe!, en zoeken zonder vinden,
Genieten zonder snnaak, en sluimren zonder rust ;
Daar was geen heilge band, die mij aan de aard mocht binders,
't Was !even zonder last en !even zonder lust!
':eii wreede nachtwaak sours vol wreevle fantazien,
Dcorworsteld in den arm van twijflaars en genieen,
Stale op mijn wang een koortsgloed aan ;
En 's morgens afgemat, vol onbestemde smarte,
Zocht ik een troost, een God, een !even voor mijn harte
En alles riep : »Vergaan, vergaan !"
o Heer, ik heb als knaap gestreden en geleden,
Gelijk een grijzaard, die naar 't donkey graf zich bukt,
En vruchteloos een ster, een staf zoekt voor zijn schreden,
Die kroost noch kruis in de armen drukt .
Iaar vluchtlg was mljn ernst en duurzaam was mijn zonde,,
Veryifte scherts vloeide als een balsem in de wonde
Van 't brekend en ontwaakt gemoed !
Waartoe mij !anger met Gods raadslen to vermoeien ?
Laat mij de purpren druif in 't tintlend schenkglas gloeien . . .M
Gelukkig hij, wien de aard voldoet ! . . . .
STEM DES MARTEN .
Helaas, ik meende 't nooit! 't was nutloos zelfmisleideu ;
Neen,'t was somtijds een zucht, een diepe wanhoopsklacht ;
0 wereld; waar uw stem, uw vreugde, uw eer mij vleiden,
'k Heb nooit van a mijn heil gewacht ;
'k Heb nooit mijn slingrend hart geheel aan u verloren,
'k Heb menig uur gevloekt, tat ik a toe moest hooren :
Gij, dwaze, waart mijn afgod nooit!
Iaar ook, mij bleef geen God, geen Hemel mij, daarboveii
Mijn hoop was met mijn ernst als ijdele rich verstoven ^
Die op den storm worth uitgestrooid!
'Ii Begreep het raadsel niet van 's menschen lotbestemining ;
Het levers was me een Broom, en de aarde een droomgezicht .
Ik wandelde in een wolk van angst en zielsbeklemming
't was duister in mijn ziel, hi] 's levens morgenlicht .
Ik vlood mij-zelf; ik vlood de wroeging der gedachten . . . .
Maar toch, in de onrush sours der halfdoorwaakte nachten,
Is 't voor mijn brnndend oog geweest,
Ms stond een engel tsar, wier teedre stem ik kende,
Die sprak, als zij haar oog, vol tranen, tot mij wendde
»\\''elzalig de armen naar den geest . . . ."
II.
En thans? mijn uchtendlied stijgt als mijn avondbede :
)}Heer, last mij arm van geest, en rijker zijn van 'ha it !'
STEM DES MARTEN .
En thans? een koelte Gods, een adem van zijn vredeRuischt om mijn twijflend hoofd en heelt mijn zondesmart,
Ik voel mij iedren dag een wankle schrede naderTot u, o bloedig kruis, tot u, o reddend Vader,
Al bee 'k bij die van verre st.aan ;Ook die van verre zijn, zij mogen zonder schromenTot U, die nimmer ver, die steeds nabij zijt, komen
De vreemden neemt Ge als zonen aan .
Nu is mij de aarde lief, en dierbaar werd mij 't levee,En hopend staart mijn blik op 't bloeiend levenspad
Mijn arme ziel kreeg rust, een rust van God gegeven,Ofschoon mijn jonkheid Hem vergat .
o Overvloedige ! hoe voedzaam is uw zegen !Het levee is woestijn - daar daalt uw mannaregen,
Het water stroomt uit elke rotsHoe heerlijk is nu de aard ! hoe warm gij, zonnestralen,Waar Hij die aard bezielt, waar gij in 't hart koomt dalen,
Als 't koestrend vuur der liefde Gods !
Daar spreekt een andre lack in 't oog der aangebeden',Waar gij haar drukt in d'arm als't zoetst geschenk van God
De vriendschap heeft, met Hem, verhoogde teederheden,De mite een refiner klank, en 't levee meer g enot ;
Daar is geloof en hoop bij iedre star to vinden,Daar spreekt een geestenstem in 't lied der najaarswinden .
In lentezang en wiekgeklep . . . .Maar ook, o menschengeest, die op uw aadlaarsreizen
,,
146 STEM DES HARTEN,
Den gouden sleutel vondt der wonderen-paleiz en,Ik weet geen rust dan bij een kreb !
En nit die krebbe klinkt een lied, een last u tegenWelzalig de armen Gods en de armen naar den geest ;
Wie zich het diepst verneert, ontvangt het hoogst den zegen,Wie 't minst bezit, ontvangt het meest.
o Laat me, bij dat woord, het hoofd ter ruste vlijen,Zacht, als een zalige in den schoot der englenreien,
Wier vleugel hem een tente spreidt !Laat me op de zee der eeuw mijn zeilsteen niet verliezen,Laat mij geloof met rust, voor trots en kennis kiezen
Uw kennis, God! is zaligheid!
Zoek eerst, o zondaar, zoek het Koninkrijk des Heeren,En al het andre wordt geworpen in uw schoot
Wie aan zijn poorte klopt, hij zal niet ledig keerenGod geeft geen aalmoes, geeft Been brood!
Hij schenkt de volheid van zijn beste zegeningen ;En somtijds geeft Hij aan zijn arme stervelingen
4ok levenslust bij hemelrust,En hecht hun hart aan de aard met meer dan aardsche banden .Die Hij eens zelf ontknoopt met de eigen vaderhanden,
Die ginds de heilige en gel kust .
1848.
L E N T F .
aat het strooien hoedje zwieren
Op 't kastanjebruin!
Pluk een knopjen in uw tuin :
Dierbre, wij gaan lente vieren
Op het hooge duin .
kj gaan juichen, wij gaan danken
Onzen rijken God,
Die nit bloemen weeft ons lot,
Die ons harte vult met kianken
Van het bjdst genot ;
148 LENTS .
Die zijn bloemen in uw gaarde,In uw ziele strooit,
Hart en hemelen ontplooit ;Die zijn schoone, bloeiende aarde,
En uw voorhoofd tooit !
Die de lelien en rozenKleedt met majesteit,
Zonneglans en heerlijkheid ;Die ons, kindren, zorgeloozen,
Onzen wensch bereidt.
Boven eike- en lindekruinenAemt de borst zoo vrij,
Laat ons danken vroom en blij ;Op de hooge, blonde duinen,
Eenzaam knielen wij !
Lachen wij den hemel tegen,Die ons tegenlacht
Met zijn vrede, met zijn pracht .Met nog ruimer, rijker zegen
Dan ons hart zich dacht !
Ja! ik wil mijn vroolijke ooLenNaar mijn Schepper slaan!
'k Feet, Hij, die zoo menig traan
1849 .
LE!TE
149
In zijn goedheid of wou drogen,Zal mijn lack verstaan!
Op, ter hooge tempeizalen!
Door geen mensch bespied,Wil ik juichen : 1k geniet!En aan Hem den dank betalen,
Die mijn hart doorziet!
Laat het strooien hoedje zwierenOp 't kastanj ebruin !
Pluk een knopjen in uw tuin :Lieve, wij gaan lente vieren
Op het hooge duin!
ALS 1k DES ZOMERS .
C
is ik des zomers, duffe stadswal, u ontweken,Mijn jonge jeugd geniet in zachte hemelstreken,En baad in morgenkoelte en dweep in maneschijnAan 't blauwe Sparen of den dichterlijken Rijn,
waar lieve menschen langs de groene heuvlen woven,waar 't hooge woud weerklinkt van blijde hemeltonen,Waar ik de bloempjes ken! waar ik den tijd vergeet,En van geen zorg - ei neen ! van dag noch datum weet ;
Waar ik geen last heb van mij-zelf noch van mijn vrinden,En mij in 't dichte bosch geen taaie brief kan vinden,
Daar'k ook geen nieuws verneem, dan 't eeuwig jonge lied,Dat uit den hemel klinkt en in mijn ziele vliet :
Dan is 't mij sours als liep ik pas in 't lieve leven,Als hadde ik niets gezien dan deze kalme dreven,
Als hadde ik niets gesmaakt dan deze zuivre lucht,Als hadde ik niets gehoord dan 't fluistrend windgezucht,
Als hadde ik niets beschreid, gevoeld, gedacht, geledenAnch'io de eerste mensch in 't nieuwgeschapen Eden!
1348.
Z0MERTOOHTJE .
~ooi weer ! was de kreet, en de blozende morgenBeloofde ons een pralenden, stralenden dag ;Het tochtje ving aan met een dankbaren lack ;
De vogelen zongen : verbant uwe zorgen !De bloemen verkondden : geniet uwe jeugd!Gods vriendlijke hemel : ik gun u de vreugd !
En 't opene hart hield geen smartje verborgenEen jonkheid van weelde, van liefde, van licht,Stroomde alien van 't prettig en vroolijk gezicht .
De sierlijke paarden, gelukkige slaven,Zij schenen alleen voor genoegen to draven ;De weg was zoo schoon of de milde natuur
Een bruidje verwachtte in dit feestelijk uur ;De kindren, met gretige, gulzige blikken,
Vertelden elkaer van den heerlijken roomLuilekkerlands geurigen, zuiveren stroom -
Die straks op de hoeve hun hart zou verkwikken
152 ZOMERTOCIITJE .
Van 't lekkere hooiland, dat noodle tot rustNa spelen en stoeien en dertelen lust ;
De meisjes - zij kleurden ; de knapen -- zij lachtenEn kweekten verwonderlijk zoete gedachten
Daar hief, na een pons, voor het vonkelend oog,De toren van 't dorp uit het groen zich omhoog,
Daar lachte de hoeve den juichenden tegen,Daar stroomde het welkom, de room en de zegen,Daar geurde de feestdisch -- een gaard in den gaard !Daar namen en harten en magen hun vaart!
wij vierden den zomer -- wij stoeiden en gloeiden,'pot we eindlijk, vermoeiden, als beekjes vervloeiden . --
Maar een had geen lust en geen rust en geen duur,Geen smack in den room en geen oog voor natuur,
Geen lack voor den lack van het glunder boerinnetje,Geen arm voor den arm van een geestig vriendinnetje. . .Och help ! hij was dwars door zijn hartje gegriefd,Betooverd, besluitloos, jaloersch en verliefd ;
De guit dacht zich gek op een liefdesverklaring . . . .Zijn liefjen intusschen . . . . had ik in bewaring .
1849 .
VLIEGEVIRETJGD }N DICHTERSMARL
ch, mijn plannen, och, rnijn droornen!'t Rijk der muggen is gekornen,
En de vliegen, zonder tal,Geven in mijn zonnig huisje,In mijn warm en stoffig kluisje,
Wesp en bij haar zomerbah
'k Ben van nacht schier opgevreten,Uitgezogen, stukgebeten,
Door een kannibaalsche mug ;En, Binds de eerste morgenglansen,Hoorde ik niets dan vliegen dansen,
Die ontwaakten versch en viug!
54 vLrEGEVREUGD EN DICHTERSMART .
Voor dat razen en dat snorren,Voor dat blazen en dat knorren
Is mijn meisjen al gevlucht :Voor haar steken half bezwekenZijn de zangstertjes geweken
En verdwenen in de lucht!
Monstervliegen, helsche korenpringen om en in mijn ooren ; --In mijn Karen, in mijn teals
lJanst een pommel, woest van Ininne,Met de vliegenkoninginne,
Een afgrijselijke Ovals.
Moor ze tieren . . . . kijk ze zwierenIn mijn boeken en papieren,
In mijn melk en op mijn brood,In mijn inkt en in mijn suiker,In mijn vruchten . . . . op den ruiker,
Dien een trouwe hand mij hood . . . .
'k Ben de monsters nageviogen,Dorst naar 't wine bloed in de oogen,
'k Heb ze op stoelen nagewipt ;Een doorboorde ik, twee versloeg ik,Drie vermoordde ik, vijf verjoeg ik,Een zelfs heb ik . . . . doorgeknipt!
1850 .
VLIEGEVREUGD EN DICHTERSMART .
Ondertusschen, nieuwe drommenRukten aan met turksche trommen,En een Simson hen ik niet : -
Op het werken is Been kijk meer ;'k Ben geen kwart ideetje rijk me®i
En prozaisch van verdriet .
0, genade voor den zanger!'k Zing en zie en denk niet langer,
Afgemarteld, afgesloofd . . . .Legioenen vliegen gonzen,Item Almanakken bonzen
Op mijn leeg en brekend hoofd!
155
REIZBN .
droomen van mijn jeugd en van mijn langen nacht !o zielsverlangen, dat mij langzaam doet verteren
Ik reikhals naar den top der bergen, en ik smacht,lk hunker naar de blauwe meren !
Ik heb al tang genoeg mijn effen pad betreen,'k wit rijzen, dalen, 'k wit genieten, leeren, zwerven ;
Ik wit voor lange jaren heen ;Voor ik Gods wondren heb gezien, kan ik niet sterven!
Ben ik niet moe en krank en leeg? o laat mij gaan !Alleen vermoeinis en genot doet mij herleven .Ik ben gevangen : 'k smacht, mijn vleuglen nit to slaan
In wlken en oranjedreven .Ach laat mij gaan ! 'k Heb nit een antler Paradijs
REIZEN .
De vleisten'i van een geest-mijn goeden geest-vernomen . . . .Voel hoe mijn voorhoofd gloeit, laat bij der bergen ijs
Min dorstig, brandend hart bekomen!
'k Wil leven sciteppen uit uw dichterlijken schooLBeroemde moron, fangs wier never schimmen warm
Van Vrijheid, Schoonheid, en Genie, als 't avondroodDer zon van Zwitserland vast wegkwijnt in uw baron . . . .
O God! een vloed van poezie zal in mijn hart,Mijn jong, rnijn open hart, als balsem nederstroomen,
Van groote liefde en groote smartEn goddelijke dichterdroomen!
Naar Spanje, Spanje! 'k wil in 't lauwe schemeruur,BIJ 't stargeflonker van twee Andaluzische oogen,
D' oranjelusthof zien der toovrende nataur,Den bong van 't Moorsch paleis, de azuren hemelbogen!
1k wil Aranj nez, Sevielje, Burgos - neon,Op afgelegen kerkhofhoeker,
Waar nooit de zon der glorie scheen,Wil ik, o Spanje! 't graf van uw Cervantes zoeken!
En ik zal drijven in den gondel, als de nachtOp Napels' waatren daalt, als de avondwinden hijgen
Van weelde, en 't golfje spreekt van Tasso's liefdeklacht,En Harolds zangen uit den schoot der baron stijgen!
Woes gij alleen rnijn girls, o wilde Fantazij,Mijn reisplan is een lied vol grillen en verlangen :
15
158 REIZEN.
Maar al die oorden roepen rnij,Waar rots of waterval dweept van verliefde zangen .
'k Zal reizen over zee en dolen over de aard ;I Wil vreemde menschen zien en zeden, verre kusten --
Pat is een kostlijk deel des korten levees \vaard -En ik moet zwerven eer mijn zwervend hart kan rust en ;
1k moet mij sterken met natuur en bergenlucht,Bij kunst en puin, in avonturen en gevaren!
Op dan, dit goede land ontvlucht,Om ehatten des gevoels, des geestes op to gaeren!
Mijn trouwe makker is gereed . Wij gaan, wij gaan,Als vrije vooglen aan het duffe nest ontvlogen ;
Laat de eerste lentestraal maar dalen uit den hoogen,En 't lentekoor voor ons het uur van scheiden slaan!
De toekomst Iacht ons aan van blauwe hemelbogen,Het voorj aar kornt! wij gaan, vaarwel, wj gaan aanstonds --
Tenzij een dierbaar kind, tenzij twee sprekende oogenMij schreiend smeeken : Blijf hij ons!
1 85 0 .
SPEELGOED VAN MIJN KINDERJARIEL
peeIgoed van mijn kinderjaien,'k Vraag u niet wanhopig veer :
'k Hield nog enkle wilde harmVan mijn zorgeloos weleer,
En, bij 't rijpen van rnijn leven,Heeft des Hemels trouwe gunst
Hooger rijkdom mj gegeven :Droomen, zangen, liefde en kunst
1k heb meisjes om to stoeien,Voor de vlinders van 't terras!
Andre kijkers die mj boeien,Dan 't geslepen toovergias!
'k Heb voor vliegers - luchtkasteelenDrijvende in den zornergians ;
160
?1 849.
SPEELGOED VAN MIJN KINDERJAREN .
Voor mijn drukke kinderspelen,Tonenspel en notendans!
1k weet zoeter, dwazer zangen,Dan der sprookjes poezij ;
Vroeger kon ik musschen vangen,En nu - duff jes, blank en bltj ;
k Heb een handvol mirteblaeren,Voor amandel en rozijn,
En op mijn vervlogen jarenDrink ik met den ouden wjn!
'k Wandel met een lied door 't levee,Blij als 't kind aan moeders hand -
Kennis, door uw rijke dreven,
Kunst, door uw gelukkig land!'k Heb een wereld voor mijn spelen,
En vermoeid van spel en lust,Of van menschen die krakeelen,Ook een Hemel voor mijn rust .
SPREEKWOORDJES.
Worst rnaakt van de frissche sirooinen,
Die den wandlaai doen bekorneit
Vats de hitte van zijn pad,
Meet dan kostlijk druivennat ;
Honger stooft de rauwste blaeren,
Harde boonen inaakt hij zoet ;
Slaap schudt veeren van de vareit,
En rnaakt nacht van middaggloed .
Zuinigheid maakt eerlijke armen,
Arbeid alle menschen rijk
Mededoogen en erbarmen
Maakt liet schepsel God elijk .
12 SFRE}1(WO0RDJES .
.seine handers, seine tanden
Makes alle meisjes rnooi ;
Liefde tooit de barste stranded,
Maakt eeri hernel van een kooi ;
\Vitte dassen, wine hares
Pruikjes maken dominees
Van wie vroeger losses wares
fan studenten op een sjees ;
Geld maakt nil en aap en ezel
Burgemeester, man van staat ;
\Vijn maakt d' allerfijnsten kwezel
Tot een wakkren kameraad ;
Zoute scheits rnaakt flauwe spijzen
Flaitig, water-wijntjes fijn ;
Eetlust, kippen tot patrijzen,
En een broodje" tot festijn ;
Gouden krioopen, modekleereii
Makes niof en intrigant
Vette hanzen, groote heeren ;
Twintig leugentjes - een kraiit .
Van gebrek aan krakelingen
Maakt u de angst een hongeisnood
Praatjes maken mensehen flood,
Die flog vrij door 't seven springen ;
Onbesehaamdheid maakt een nul
Nommer-~€n in t wereldspul ;
Lucht maakt kranken tot gezonden :
Edukatie maakt de honden,
De aapjes in de kerniistent,
SPREEK00RJ)JES .
Bijna inensehen van talent ;
Onze tijd inaakt diplomaten,
Filozofen, dernokraten,
Van rnijn kruier en mijn ))iall" :
Maar Been lost vol ridderstarren
Maakt van vijf-en-twintig narren
Ooit een knap, verstandig man,
11*
163
'T LArIIIJNSCHE SCHOOL
atijnsche school, LatUnsche poort!Gezegend en gezellig oord,
O wergild vol illuzie!
Vol lust en Grieksch en lief en teed,•
wergild, die ik noon vergeet,
Vol vriendschap en vol ruzie!
•
zoete 1)luf van 't eerst Latijn .•
heerlijkheid de tolk to zijnCornelii Nepotis!
Te voelen, als men verzen schrijft,Bat men altoos een bengel blijft,
En dat de Rektor groot is!
'P LATIJNSCHE SCHOOL,
o ieve standjes voor de poort!Mooi-rneisjes in haar vree gestooid,
Die Tangs den Singel kuierden ;Waar onverrnoeid, om klokke tweeNos patriae deliciae
Nog een kwartiertje luierden!
\Ve wai'eii toen zoo prettig slecht ;(Zij 't met een diepen zucht gezegd!)Wij gaven om geen pensa!
\Vij plaagden, wat zich plagen liet,En waren banjaarts op 't gebiedVan fl'7tTO en van mensa
this hoofd, ons hart was vol en dol,Wij speelden iiog geen menschenrol,
\Vij waren vrome knapen!Vol levenslust en levensmoed,stet Paris' grillen, . .jai' bloed,En - niet voor 't Grieksch geschapen .
\'Ve zochten van Coiiniia's GuitDc ondeugendste elegietjes nit ;
Zjii lied was onze harem!Wij schreven dikwijls u tei eer,Een duizend verzen mm of freer,
Am ice puellaium
165
16f
T LATIJNSCHE SCHOOL .
Trots al de classicissimosEn Bake en Reitz en hos en quos,
Epitome's et talia!Wat was ik jolig, wijs en jong,Eer ik naar hooger wijsheid dongErg promoveerde - ad alia!
Nu kruipt of wandelt elk zUn gang .En kept zijn wereld - zijn helang :
Nu leven we )1fl disputis ."IJe goede dagen zijn geweest .En uitgespeeld liet korte feest
Amoenae juventutis!
Sinds werd het levers politiek,Moraal, kritiek en polemiek!Maar - spijt de fraaie vormeti -
't Is alles leugen, kunst of kool - ---1k wou wer naar 't Latijnsche schoc
Katheders gaan bestormen!
189 .
jj
C
UIT HET STfDENTENLEYEN .
I .
EPIKURISCH FEESTGEZANG.
uischende vanden, en schittrende zalen,Bruisende bekers en ramlencje schalen,
Blinkende toortsen in flonkrend krislal,Klinkende kelken en juhelgeschal
Schaatrende buien vary lachen en zingers,Klaatrende stroomen en kurken aan 't springen,
Spreien van dons voor het uitgerekt lijf,Ti.eien van vririden in 't za1i verblijf!
Blazende wangen en smakkende uppers,Azende blikken op aadhjke snippen,
E68 EFICURISCH FEESTGEZANG .
Gouden fazanten en druipende kluif,Oude, gemerkte, gezegende druif!
Eleilige schotels van bruine pasteien,Veilige feestdisch en gladde geleien,
Geuien en fleuren van 't blinkend festiju .Keuren van spijzen en kleuren van wijn!
flappien, valt aan op uw puik-koteletten!Wappren, als vaandels, de blanke servetten,Spoedig met bloed van de druiven bemorst,Nfoedig vergoten nit weeldrige dorst!
Helden, valt aan op uw walmenden feestdisch!Melden de resten hoe goed hier de geest is!Harten en magen, organen en geest,Tarten tot morgen de drukte van 't feest!
Vloeie nu 't feestlied uit kokende longen!Gloeie de Pudding in vurige tongen!brake de Noga en zinke tot puin,Smake dat gruizel van eetbaar arduin
Ruikers en kransen en versche festoenen,Suikers, vanilj es, oranj en, citroenen,Adem van frischheid, verkwik ons genioed .Wadem eeii koeltjen in 't ziedende bloed!
Rompen van taarten en marmeren klippen ;Kiompen van ijzen versmelt op de lippen!
1847 .
EJIKURISCH FEESTGEANG .
Gloeiende dionken aan vriendsehap en mm,Vloeiende verzen vol boeienden zin!
Tonklende kelken en ruischende snared,
Kronklende wolken van fijne sigaren!
Volop van weelde, van lust en genot . . . .
Dolkop, bedenk u een zaliger lot!
Daiiipende kruien van 't weelderig Oosten,
Stampende voeten bij liartlijke toasten!
Buien van geestdrift doorgieren de zaal,
[ien doorkruisen het piachtige maal!
Eere dan, wie bij de feestbokaal rusten,Eere wie 't langste den bekerrand kthsten,
Eere, wie 't keurigst en fijnst heeft gesmuld ;
Eere, wie 't kundigst zijn maag heeft gevuld .
II .
EE LIEDJE AAN EEN JON€ STUDEiT .
Gegroet, o lievling van niijn zang,
o jong en jolig wezen!
Al duurt uw zoete Broom niet lang,
Gegroet en luid geprezen!
o lust en eere van uw stand,
Lang hlijve uw jeugd floreeren :
169
EEN LIEDJE PAN EEN JONG .STDENT.
Gij zijt zoo gloeiend arnuzant,
Lang moogt ge 11 amuzeeren!
Mij is geen mare, geen rang bekend,
Zoo edel, zoo verheven,
Zoo schoon als de uwe, o jong Student,
Die fladdert in het levee!
'k Heb eerbied voor den blijden roes,
Wat anderen ook preeken,
'k Heb eerbied voor den vrijen roe
Van doze - uw beste woken !
I)e jeugd zij als eon korenveld,
Verruklijk schoon voor de oogen,
Pat joelt en woelt en bruist en zweli,
Door d' uchtendwind bewogen!
Staan eons die wilde velden kahn,
Bij schoven saamgebonderi,
Dan wordt aan iedren gouden halt.
Een rijke yacht gevonden!
Die nimmer dwaas was in zijn jeugd,
Wordt nimmer recht verstandig,
Een fiksche jeugd - baart rnarmnendeugd,
Maakt handelbaar en handig.
'k Vertrouw die wUze jongens niet
Van achttien, twintig jaren --
EN LIEDJE AAN EEN JONG STUDENT.
in
Uw wijsheid is een gloeiend lied,
Eels pet op zeven Karen !
Laat vrj de blonde, zJ(Ien snor
Ore rozenlippen bloeien ;
Schreeuw nog uw keel aan Jo' selior
En laat champagne vloeien!
Tier - zoo 't uw borst veriuimeri kai :
Maar schuidloos en -- met gratis !
Scheld aan 't biljart den stommen Jan,
Maar scheld met variatie!
Sped bomber als een oude rot,,
Stop delicieuze ballen,
Moog tusschenheide een mooie pot
Uw kunst ten deele vallen!
Maar zoek bet liefst uw zoetste fees:
Bij zoute konverzatie,
Toon daar uw opgewonden geese
En tint eende facie!
Leer ons hoe gij uw blauwe pet
(Eeri pet van achttien jaren!)
Zoo onnavolgbaar, zoo koket,
Gooit om uw bruins harm !
Als vond ook zij de vreugde zoet,
Als kreeg zj geest en levee ;
172 EEN LIEDJE AN E1N JONG STUDENT.
1k zal een nieuwen zijden hoed
Voor dat geheim u geven!
Nog iiiet, vooreerst, dien schalken kop
In boekenstof verhorgen ;
Elijf frisseher dan de rozeknop
En jongel dan de Morgen!
Laat steeds de G-raties in haar gunst
lJw pad met goud bestrooien,
En met een onnavolgbre kunst
Uw almaviva plooien!
Bliji jong en wild en woest en rond ;
0, dat die lustige oogen
Altijd zoo helder, zoo gezond,
Zoo edel gloeien molten !
Vlieg, jonge vlinder, naai uw zin,
Laat niets uw viuclit heperkeii,
En- vlieg toch eens lief levers in,
Nog stofgoud op de vierken!
Die weiisch zij ijdel, als de drooiii
Van 't jong studentenleven,
Op! toch genoten, zonder schroom,
to deze tooverdreven!
Eeii wensch tot slot, een warme bee :Al schreeuwt ge niet, -- blijf zingers,
EEN LIEDJE AAX EN JONG STUDENT .
173
blink altijd mee - word nooit blazeEn doe Been domme dingen .
Noy. 1849.
ill .
J)E HUMORIST .
Horrible, horrible , moat horribl® .
Eenmaal had ik zeven vrinden,
Bloemen in mijn leverisgaard .
Die ik tot een krans mocht binder
Om mijn hoofd en ors mijn liaard .
Luister, en, van een tot zeven,Zeg ik in een hondig lied,
Waar zj alien zijn gebleven,
grant ik h ad - maar i ieh ze n ief .
Dc eerste, eels knaap met blonde Iokkcn
En een vriendelijk gemoed,
is naar 't verre land vertrokkeui,
1111 is been en - been voor fined .
Op zijn beeltnis blijf ik staren
En ik weef een lang gedicht ;
74 L)E HLMORISP.
Door xnijn droomen komt hij warm,Met een vreemd en bruin gezicht.
Nomner Twee liet zijn getiouwenLoopen voor een kleine meld,
Die hem strengen op leert houen,Smelters doet van zaligheid .
't was een fiere, forsche jongen,Die altijd mjn pokers brak ;
Onbedwingbaar, nu bedwongen,Door een zachte vrouweplak!
Nommer Drie, wieii ik het leversZoo vol gratie en talent
Door zag fladdren, zingers, zweveii,Half een vlinder, half student,
Zijn Eerwaarde zakte op kiompenIn een kleigrond, zes voet diep,
En tracht d'Urmensch in to pompen,Vie oars toch de wereld schlep ! .,, .
Nommer Viei werd ongenietbaai ;'t Is een pure filoloog!
't Is een Graecus, 't is een Piet - inaaiOngelooflijk dom en droog .
'k Moest den Vijfde later glijden,
Daar 'k met hem mijn rust verloor,
1E50.
i)E HUMO}UST.
Want op ongelegen tijden
was hij me altijcl verzen voor .
En de Zesde, jotg bedoiveti --Zwakke ziel en gioote geest -
-Is, mijn ziele schreit - gestorven!
:dear eel adder zegt, gesjeesd.
Moelit hij voor een vriend herleven,
I Zou hem in een dankbaar hart
't Liefste plekje wedergeven,Heilig door een lange smart .
Maar u kan ik zien itoch inch ten,
Diepst gezonken SIMIA!
Al uw zeemlen, al uw zuchten,
Al uw doers is laria,
leder zuchtje is een Judas,
leder glimlach is een list. . . .
o mijit help! ik menk het nu pas,
Ach, tie vent wend humorist!
176 UET S1HOTJE.
IV .
IIET SCHOTJE ;
Et nos! we hebben bier zoo jets,Een burg, een Athenaeum .
Ais 't binnen kort in duigen store ;Zing ik een klein rfe 1)enm!
Het is een wit gepleisterd gral,Behangen met portretten,
vie sours bij 't Amsterdamscli latiju\rerschriklijke oogen zetten!
'f Is opgelapt en opgeknapt,Een wrak, een reparatie!
't is opgeflikt en opgeschikt,En staat nog - . bij de gratie .
Bet is een afgeleefde best,Vol pleisters en op krukken,
En toch - een mannentreitrend nest .Vol onuitstaanbre nukken!
1k heb een hekel aan die kat,Pat huichelend gebouwtje .
Het is me een levende ergernis,Een ))gansch venijnig ouwtje
HET SCHOTJE .
En toch, mijn ziel miskent u niet,
Eerwaarden en Geleerden!
Wier zorgen met meer smack dan geld
Ons kastje restaureerden .
Voor wie het opneemt (met zijn news}
Is 't zaaltje vrij behaag1k ;
Voor mij - ik heb het al gezegd -
Voor mij is 't onverdraaglijk!
Ad rem! een lang weerhonden lied
Moog trillen door dit krotje,
Het is een ronde dichtervloek,
Geslingerd tegen 't Schotje!
Pat Schotjen in de breede bank,
De bank der Hooggeleerten,
Die eenmaal alien (een voor een
In diesem Hafle oreeren!
Die riu met toga's of met roam
De breede bank bezetten,
\Vanneer hun evenrnensch oreert
Naar oude saaie wetten!
Pat Schotjen in de breede bank,
Dc bank der Hooggeleerden,
Die in dit hol zich - joist als ik, -
Sorns grnwlijk eniheteerden!1.
177
176 BET SCIIOTJE .
Dat Schot.je, dat die bank verdeeltPotsierlijk in twee hokken . .. .
Zou 't eene voor de schapen zijn,En 't antler voor de bokken?
.fat west ik niet, maar wat ik west,Bij elk oratie-jooltje
Dan heb ik rust in voet noch vuist,1k zit - als op een kooltje!
Maar wat ik west, dat zeg ik laid,Dat zeg ik zonder schromen :
Kastanjes moeten eenmaal uitHet smeulend vuur genomen!
't Is Feest : kijk op, char naakt de reiDer breeds Professoren,
Zij nemen plaats in 't groote hokEn spitsen klassische ooren!
Dc orator klautert in de Broek 1 )En soest er zeer genottefljk .
't Jus Pilei 2 ) verbIjdt zUn hart --Al keedt zoo'n steek bespottelijk!
1 ) Broek houten broek = katheder . - Borger .2 ) Letteulijk : het hoede- recht ; het doctoral e recht orn met gedekten
)oofde to molten spreken .
BET SC'HOTJE .
Waar toeft ge, o Seminarie-trits?
Ei, zet u bij de vrinden ! . . . .
Floe flu? de hank is opgepropt,
Er is Been plaats to vinden? -
Men sluit hun 't deurtje voor den news,
Men laat hen opmarcheeren .
Adieu, kollega's! hier is 't nit
Met ons fraternizeeren!
Men sluit u 't deurtje voor den neus,
Gij hoort niet bij de heeren!
Vat meent gij? die Illustre School
Lou zich - - enkanailleerenn
o wee! o non-seas, o ellend!
o tijden, mensehen, zeden!
o Schotje, dat de broedren scheidt!
o gruwlen van 't voorleden!
o Schotjen, aaklig oversehot
Van langgestorven veeten,
Van broedertwist, van broederhaat,
Vervolging van 't geweten!
Gerechte Ilernel! ziet gij 't aan?
Daar sluit men ze op een plokje
Ms halve ketters bij elkaer,
Apart in 't kleine hokje!12*
179
180 lIFT SCHOTJE.
Een Lutheraan, een Remonstrant,Twee eerlijke Mennisten,
Die worden achter 't schot gezet,Als waxen 't antichristen!
Den Lutheraan, den Remonstrant,Bij zulk een feestgenotje,
Die schuift en dringt men op elkaer,Als uitschot- achter 't Schotje!
De Lutheraan et caeteri,
Dat zijn toch brave kerels :En, Athenaeum! aan uw kroon
Zeer schitterende perels!
De Remonstrant et caeteri,Die moeten u geneeren!
En bier alleen, bier durft, bier magZoo'n Schotje hen riegeeren!
Toch heeft onze eeuw zoo menig mumAls Jericho zien vallen,
Zoo menig breeden dam geslechtEn ontoegankbre wallen!
Zoo menig hooge toren vielAls Babylon in gruizelen,
1k zag de wijzen overhiuftEn starve hoofden duizelen!
TIET SCHOTJE.
Maar, trots de schokken onzes fijds,Dat triomfante Schotje
Maakt met partijgeest en behoudEen gruwelijk komplotje!
Al is 't een gruwel in ons oog,Wat narnen wij nog dragen,
Al kan dat onverwrikbaar dingteen Christenziel hehagen :
Al werd het zesmaal ridikuul,Sinds eentjen - o die stoutert!
Met viuggen, vrijen, fieren cooed,Er over is geklauterd : -
)
Het staat, het scheidt en scheurt, ten schandVan waarheid en verlichting!
Pat Schotjen is - een formulier,Pat Schotjen is - een richting!
Het heeft een kop, het heeft een ziel,Staat, vrinden, niet verwonderd!
Ja, in dat Schotje hoist een ziel,De geest van zestienhonderd!
1) Historisch ; een der professoren ,,van 't kleine hokje" is over hetsehotje gesprongen op den 9den van October, enno 1849 .
181
182 HET SCHOTJE .
Een schalke Dortsche grootpiepaZit in dat schot verstoken,
Die bij zijn levers tied uur verDe ketters heeft geroken!
Wj klemt de rotte planken vastVan 't waggelende rnuurtje,
Dat haast bij 's mans papieren darnMoog knettren op mjn vuurtje!
)Tot hiertoe en niet verder!'grijnstHet zieltjen in die planken .
G1j Heeren hebt e€n geest misschien .Maar ik heb bier - twee bankers !
Bezoek to grauwen middernachtDat spokende gebouwtje,
Dan hoort ge een bitsen hamersiag :Dat is rnijn timmrerd ouwtje!
Hij timmert losse spijkers vastMet wee_ en preektoon-galmen ;
WJ bromt en blaast : verdragen!! wal!En knarsetandt in psalmen!
o timmer, onverzoenbre geest,Ras brengt een vroolijk standje
U 's nachts een heuchelijk bezoek,En heipt -- temet -- een handje!
HET SCHOTJE .
Wij kornen, ja! wij komen, Boor !
Met fakkels en flambouwen,
Met feestwijn en triumfniuziek
En handen i'iit de mouwen!
Wij stroornen alien sarnen tot
Een monsterkonvokatie,
En trappen 't Schotje - krak! - ineen
Met vreeselijke staatsie!
15 vivat, IS vivat
Zal door 't gewelfje schailen,
En krakend bij den laatsten toori
Zal 't laatste Schotje vailen!
Dan wordt die ))ketter onzer eeuw"
In vuur en vtarn begraven
En 't ))Athenaeum floreat !"
Stroomt uit de borst der braver !
Zoo nu wie 't aangaat, grijnzencl laclit
En laakt die kromme sprongen .
Wel., dat men 't Schotjen overgeer'
Aan d' eersten krulienjongen!
184 HET SCIIOTJE .
Ja, 'k iaad u, laat, met stifle trom,Dat haatlijk Schotje sloopen,
En zet die laatste, lafste daisVoor liefde en eenheid open!
Mar 't is ook veer een uitgaaf, dieMet moeite wordt bedropen . . . .
1k zal de ))schoft" betalen, ja,En ik wil 't Schotje koopen .
1k wil het als een rariteitMiju leven fang bewaren
Een staaltje van humanen geest,Na zooveel honderd jaren!
En 't zieltjen? Och, dat zieltje zalBU mij Been kwaad meer brouwen,
Met primo Mei verhuist hij weer . . . .Bij rnij is 't niet to houen .
AAN MIJN VRIEND M . E. H . S'JACOB>
V
AA\ MIJN VRJEM Ma. E . H . S'JACOB .
i aar Batavia vertrekkende .
TER HERINNERING.
'k Zal niet schreien en niet klagen,Stille smart is - diepe smart ;
'k wil den last des afscheids dragen,Moedig als uw manlijk hart .
Maar een korte, vrome belle,Maar een handdruk zij mijn groet :
Lieve zwerver, ga in vred'e,Met uw God en met uw cooed!
Lievling van uw trouwe vrinden,wees de lievling der Fortuin ;
Vriendschap -- liefde moogt gij vinden,Taar gedenk aan Hollands duin .
Blijf de kracht der jonge jaren,Bhjf dien onbedorven geest,
En dat edel hart bewaren,Pat ons dierbaar is geweest
18
186
AAN MUN VRIEND MR. E . H . SJACOB .
Wij, wij zullen menigmalen
Spreken van den verren viind,
Van zijn droomen en verha1en,
Van zijn lack, die harten \vint ;
En in droevige oogenblikken
Za een trouwe groet missehien
Uw geliefden wel verkwikken
Met een Broom van wederzien .
Want - wij blijven u verbeiden,
Ach, het is nog veel to vroeg,
Dierbaarste, orn voor goed to scheiden,
En - wij zijn nog bong genoeg . . . .
Maar zoovelen zijn gebleven,
Velen hebben niet gewacht : -
Goede rein Ban voor Bit levee
En voor 't andre : Goeden nacht .
1850 .
DE VOLKSDICHTER .
ie is de wakkre held, dien 't luistrend yolk zal eeren,Wie heeft de gaaf, den geest, den cooed?
Wie zal hun Hollands taal, hun recht, hun roeping leeren,alien klopt de vrije borst van 't edel dichtrenhloed .
Wie zal hun leven, hun Historie, hun verleden,
Vie zal hun lief en leed in de echte vormen kteeden,Hen kluistren aan zjjn dichtertoon?
Wie zal het yolk, in ernst, zijn groote liefde schenken,En met hen lijden, met hen voelen, met hen denken,
Hun vriend en broeder zijn en zoon?
Dat is een leven waard van studie, strijd en smarte,Van zelfverloochning en geduld :
Een mensehenleven waard! en 't edeist menschenharteOoit van een heilig doel vervuld ! . . . .
Dat is een jonkheid waard in mijrnering gesleken
8S DE YOLKSDICJITER .
Die 't brood der tranen met Gods armen heeft gegeten,Die 't donkey leven kept, waar steaks haar licht op straal
Die troosteri kan - omdat ze als de armste heeft geleden,Die zeegnen kan - daar zij gewerkt heeft en gebeden,
Die spreekt en lacht in zieletaal!
Gezegend, als gij komt, gij lang verbeide Richter,Uw wooed zij 't yolk een troost, een staf, een lust, een wet ;
Uw viije zang maak hun den zwaren arbeid lichter,Uw blijde loon verheug, versterk als 't vroom gebed!
Geef hun een lied, als brood, verkwikkend voor hun harten,Ecu teuge frisschen wijns, een heulsap voor hun smarten,
Een lied, hun afkomst waard, dat op de toekomst wjst!En laat het maatgekweel van vaderlandsche zangenVoor vrijheid, liefde en vreugd, den schorren loon vervangen
Die Tangs de straten krast en krijscht .
o Jongling, wien de God der vaadren heeft verkoren,Die 't onbekende lied voelt worden in uw borst,
Rijs op, en laat mijn yolk uw blijde boodschap hooren,En wees hun Man, hun Held, hun Vorst!
Reeds is de melodic de zielen ingevioten . . . .
Geef stemmen aan de stof, en woorden aan de noten,Wees de echo van 't weleer en alley deugden tolk!
Geef- \vat Been brood alleen, Been goud vermag to geven,Geef krachten aan de hand, en kracht aan 't zieleleven ;
Een schoone toekoms t aan uw yolk!
1850 .
C
AA] IEI)EREEN®
is u liet hart tot spreken dringt,
Zoo spreek!
Maar `pat gij spreekt of preekt. of zingt,
Hou' steak
Nooit rake uw hol, wat zeng of zied,
Van streak !
fort, krachtig zij uw toast, uw lied .
Uw preek!
Geef riiinmer, zonder zin of slot,
Geluid!
En snoer, beleefd rnaar vrij, den zot
Den snuit.!
Leg , wat gij meant, waar 1)liCht gel)iedt,
Recht nit!
AAN IEDEREEN.
Dc thvaas alleen veischiet om niet
Zijn kruit .
En zoo uw proza roll en staat,
Hoezee!
Maar zoo gij steaks in 't Rijm vergaat,
0 wee!
Wees met uw stiji, zoo funk, zoo vrij,
Tevree!
Want Proza, man, en Poezij
Zijn twee !
Gij, Zanger, wien de boezem brandt,
Hef aan!
Lw lied zj ons een vrieridenhand
Of traan!
Maar weg met ijdle dichtersmart
En waan!
Gezond zj hoofd en harp en hart -
Verstaan?
reef, Meester in de kunst, kritiek,
Mar wik!
En seherni niet voor uw eigen kliek
Of ik!
Ei, gun den doormen dwaas Been rust,
Pik, prik!
Maar schreeuwt ge nit nijd of luim of lust,
Zoo -- stik!
AN JEDEREEN .
191
Weet, wat gij zegt ; denk, eer gij scInift
of dicht ;
Maar zoo gij eeuwig wischt en wrijft,
Zoo zwicht!
Ecu warkop, wat hij broedt of doet,
Ontsticht ;
Fen fielder hoofd, een rein gemoed
Brengt Iicht!
HET LAND .
(B1 a d v U lii n g) .
Uijn fijust sigaartje smaakt hem niet,
Zijn knappend vuurtje blaakt hem niet,
Zijn zoetlief meisje raakt hem niet,
Zijn vrienden, o genaakt hem niet!
Zijn baardje zelfs vermaakt hem niet,
Dc stumpert heeft zoo'n gioot verdriet . . . .
En wat'? - Nu juist, dat weet hij niet!
DAGELIJKSCH BROOD.
ijn brood is 't brood der bloeiende aarde ;Mijn brood is weelde en overvloed,
Be bloesems van mijn lentegaarde,Be frissehe lucht, die sterkt en voedt ;
Een uitgelezen sehat van zegen,Die, als van-zeif, vloeit in mjn schoot . . . .
Mijn hart, verwonderd en verlegen,0db, stamel van uw daaglijksch brood!
Mijn brood . . . . bet regent in de dalen!
I Is morgendauw en ochtendgoud,Het zijn Gods heidre zonnestralen,
Het is de lororner van bet wood,
DAGELIJKSCH BROOD.
't Is de avondwind der blonde duinen,
De gear van 't landschap aan mijil voet,
Bet koorgezang nit de eikekruinen,
Het golfgeruisch bii d' avond loed?
't. Is, 's morgens, van het woord des Heeren
Een dierbaar en een heilig blad,
't Zijn liedren, die mij spelend leeren,
Die mij verzellen op mijn pad,
En zachte toner en verhalen,
Die, uit de takken, uit de lucht,
In de open ziele nederdalen,
Des avonds op der winder zucht .
'I. Zijn, die mij wekken, blijde brieveri,
De vriendelijke morgengreet,
D e wenschen mij ner verre lieveit,
Die vragen ; smaakt u 't 'lever zoet ?
't Is vriendschap, zeegnend nit de verte,
't Is liefde, zeegnend en nabij,
Het is een Broom van 't. dichterharte
Of reeds het lever hemel zij 2
't Is dolen fangs de henvelklingen,
En droomen op het krakend mos,
En dwepen met de erinneringen,
Die flulstren in bet donkey bosCh ;I .
1 S4 DAGELIJKSCH BflOOD.
flat zjn de geuren deter dreven,
Dc stammers van den dierbren oord,
Waar al de trouwe zuchten zweven
Van 't lieve hart, dat mj baboon .
bet is de glass van heidre hlikken,
Die als de heme], btauw en zacht,
Mijn mijrnrend hoofd, rnijn hart verkwikkell,
Ecu zoete mond, die geeft en lacht ;
't Zijn frissche rotes, frissche wangen,
't Is dwaas gesnap, en druk gedruis
Van kinderspelen en gezangen,
Dc weelde van bet vroolijk huffs !
t Zijn vrucliten van beladen boomers,
Die, als wij schudden, nip en rood,
(ins, dwaze kindren, overstroorneu
En smelters in den open mond ;
flat is de room der moederaarde,
Die door de dales ruischt en vloeit,
't Is de uitgelezen vrucht der gaarde,
Die op des levees feestdisch bloeit
0. 'k \veet \vel dat bet brood den smarte
Ook rnij, als ieder stervling, wacht :
Maai nii - vergeef mij, zoo mijn bane
Niet aan bet oude vonnis dacht : --
1850.
DAGELIJKSCH BROOD .
1k inag van 't .brood der weelde zingers,
Van zegen, dien mij God bereidt,
in 't tweet. . . . van verre wandelingen,
Met tranen, ja . . . van dankhaarheid!
GED ULD.
en stile, groote deugd, die de engleii u benijden,
De vrueht van 't rijk geloof, een sieraad van den geest ;
Een refine lelie in de doornenkroon van '1 Iij den ;
't Geheimnisvolle kruid, dat iedre wond geneest!
Een stille psalm der ziel, beproefd . . . . en trouw bevonden ;
't Welluidendste gebed in 't zalig Vaderhuis ;
Als Magdalena's liefde, een iosprijs veler zonden ;
Een glazes om 't Eristlijk hoofd, als blonk om Jezus kruis,
1850 .
J3*
195
'l~~
IN GELUKKIGE DAGEN .
achte, frissche lentestralen,Liefdegeur en levensgloed
Stroomen door deer rijke daleit,Stroornen in mijn blij gernoed .
Zegen heb ik mild ontvangen . . . .Nochtans - in mijn eenzaamheid
Heb ik bij mijn blijdste zangenMenig sullen traan geschreid .
Neen, in 't groote rijk der smarteBen ik lang Been vreerndling mean ;
1850.
IN &EL1JKK1GE DAEIEN .
In rnijn pas ontloken harteKlinkt een stern reeds van weleer :
Waar ik van Gods gunst verhaalde,Dacht ik : Hoe 't rnij wezen zou,
Ms uw blik mijn lot bestraalde,Moederliefde, rnoedertrouw!
Maai niet luide zal ik klagen,\Toor de menschen - zeker niet .
Vriendlijk, als dees blijde dagen,Klink voor elk rnijn dankbaar lied .
Gi] slechts - geesten van 't verleden!Voert mijn diepe, stille klacht
Voor den Hoorder der gebeden,In dees stiller lentenacht
197
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
E N AMSTERDAMSCHE VEATELLI i .
I .
ie Ileeft char ooren voor een dwaas, ondeugend lied!\Vied helgt een lose scherts en ronde waarheid niet!
Wie laat rnij vrijheid om to zeggen en to zingenAl wat ik hoorde en zag, al zijn het vreemde dingen!
Datt zal wel mettertijd verandren, menschen! maarIk wit niet veinzen voor mijn drie-en-twintigst ,jaar .
Wie kijkt de wereld in met onbenevetde oogen:n wordt niet graag door schijn, hoe deftig ook, bedrogei~ °.
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
II .
G1J zijt mijn man en ik omhets u in den geest .Voor u to zingen is mijn blijde jeugd een feest!
Voor u mijn frissche lack, mijn opgeruimde zangen :Den ronden tack terug wil ik tot loon ontvangen .
Uw tranen \vil ik niet . Die kostelijke schatKomt beter u to pas op eigen levenspaci,
En, zoo ik u verveel - de hachlijkste alley kansen -Dan moogt gij bij mijn vets gaan slapen, fluiten, daitsen .
ilL
icc
1k zong mijn hiiidig lied alleen uit levenslust,Sours in een dwaze bui, sours in den arm der inst .
Natuurlijk, dat ik dus mijn zinnen niet vermoeideMet hopelooze Mm of moord en gruwlen broeide .
'k Ben zorgloos en tevreen, mijn lied moet vroohjk zijn :Brengt peper aan en zout, o Muzen! gees venijn .
Dees glimlach doet geen zeer, tenzij ge u boos zoudt rnaken,Ms ik met zeekren dwaas een nootje heb to kraken .
Iv .
Beziel me, o plaaggeest der heminde Poezij,Beziel me, o schalke nimf der fijne plagerij!
1k weet een klein verhaal vol vaderlandsche grappen,Dat ik met hart en ziel mijn vrienden wil verkiappen .En zoo het want mag zijn dat een verstaudig manUit vat hij hoort of ziet een lesje trekken kan,
Dan durf 1k veilig en vrijmoedig her heweren,Dat ge uit mijn kleen verhaal - al lacht gij - ookkunt leeren!
1E SINT-MKOLAASA'VOi1).
V .
1k put mjn stof uit geen bestoven foliant,
Maar 'k nam gedurig toch een aardig werk ter hand,
Een boek vol poezie en proza, diepte en klaarheid,
Vol onzin en vol geest, vol laster en vol waarheid :
Voor wie maar lezen wil is 't altijd hij de hand
En in gezelschap sours bijzonder amuzant,
Een werk voor iedereen door iedereen geschreven,
Vol studie, vol natuur : 't is, hoorders, 't is? Uw leven .
vi .
Mijn kunstloos drama, want dies naam verdient liet we!
Al breng ik niemand aan de poorten van de Hel,
Mijn vroolijk drama speelt in achttien lionderd zeven
En veertig ; dag en uur is lang niet our het even,
Raadt zelv' : 't speelt op een dag, die, wat hij brenge of baar',
Toch altijd is en hlijft de zoetste van het jaar,
De hitterste misschien, gelukkigen en rijken,
Voor d' armen snoeper, die bij, alles toe mag kij ken!
vi r .
.en vriendelijke dag, een trouwe kindervrind,
Een dag, dien elk van ons heeft liefgehad als kind,En die flog pas uw beurs, uw kroost, uw maag, uw woning
Bepaald in opstand hracht ; een bissehop en een koning,
Vol zoetheid voor den mond, vol zielezalIgheid,
Wiens naam gij langer niet kunt zwijgen, lieve meid,
Wie hij, jaar in jaar nit, een stroom brengt van cadeautjes,
Allijd incognito van twintig beaux en beautjes!
DE SINT-NIKOLAASAVOND.
ti H
VIII .
Si at-Nikolaas, niet waar `? 0 wel hem, wiie dat i'eest
Nog altijd meeviert met een kinderlijken geest
Wiens hoofd niet al to zeer vervuld is van die schatten
Der wijsheid, die, helaas, mijn brein niet kan bevatten,
'k Meen beursnieuws, politiek en soortgelijke meer,
Om, met zijn kindren mee, to leven in 't weleer,
Om dagen lang vooruit de winkels rond to dwalen,
Of aan een »vrijster" nog zijn hart eens op to halen !
IX .
lk rain lien winterdag vol bloemen, lied en gear,
Ik min dat zoete feest van suiker en likeur,flet zielverkwikkend Us, de schuim der limonade,
'k Zie, liever dan in druk, mijn naam in chocolade !
En, Epikurus, zeg, is niet de lekkre tand
Be trouwste paranimf der kies van 't waar verstand ?
Vindt me' in de Republiek der stille lekkerbekken
Niet meestal wijze lien of -- schddelooze gekken ?
X .
't Was, hoorders, Slnt-Niklaas . Be trouwe Bisschop had
Zijn aankomst reeds gemeld aan IJ- en .mstelstad,
En keur van industrie en kunst vooruitgezonden .
Reeds zweeft en leeft zijn naam op duizend, duizend monden,
Reeds had hij overal om gulheid en »belet"
Geschreven en gevraagd met brieven van banket ;
En - hoe me' ook elders nu een Bisschop zou ontvangen,
Slnt-Niklaas wacht men op met zoete kinderzangen .
202 DE SINT-NIKOLAASAVOD.
XI .
o Bissehop! schoon 'k niet licht een Heilige veitronw,
Gij zijt een Heilige, dien 'k haast aanbidden zou ;
Een daad van minzaamheid, van \veldoen was uw levee,
Uw liefde Iieeft uw naam de onsterffljkheid gegeven :
Och, dwazen, die een naam, een grooten naam begeerl,
Kent gij er een, zoo rein, zoo schoon, zoo stil vereerd,
Pie dus, eeuw in eeuw uit, met hartlijkheid bejegend,
In 't hart der kindren leeft, door kindren wordt gezegend ?
XII .
Ja, Kinderheilige, nog neemt mijn hart u aan!
En had de wereld slechts wat beter u verstaan,
Uw geest van weldoen en van liefde meer hegrepen,
'k Zou met uw naamdag nog geruster kunnen dwepen .
Want, lieve hoorders, is 't niet kannibaalsch en wreed,
Pat men op zulk een feest het hongrig yolk vergeet,
Pat met een zieklijk oog komt op i w lekkers azen,
En met zijn bleeken news kleeft aan de winkelgiazen'!
XIII .
Flet was dan Sint-Nikiaas . 't Is feest in stad en lmi .
Pe straten zijn vervuld van 't woelig koop'edruis,
En menig woning vol ver\vachting en gezangen :
Pe kindren vol respekt, de rneisjes vol verlangen .
Geen jonge bruigom, die zoozeer naar de' avond sniaclit,
Als menig schalke knaap flees grooten avond wacht,
P1ein de mysteres ;" zoo niet de eerste twijfelingen,Reeds schuldig en waanwijs, zich in zijn hartje dringen .
BE SINT-NIKOLAASAYOND.
XIV .
En nu, mijn vrienden, nu gij dag en datum \veet,
- Zoo duidlijk dat gij 't wis van avond niet vergeet, -
Geeft mij, na al die soep, nog weinige oogenblikken,
Orn mijn tooneel en personages wel to schikken .
Be klucht speelt binnenshuis ; 1k zou, vanneer ik wou,
Een wijk, een gracht en zelfs een nommer zeer getrouw
U kunnen noernen, maar om 't niet to ver to drijveii,
Zal iii dat maar blauw-blauw of blanco later blijven!
Xv.
203
1k leid u binnen in een lieve, ruime zaal,
Vol vroolijkheid en licht, vol kinderpret en pram ;
En 'k liet u graag de rest er zeif maar bij verzinnen,
Om daadlijk met de kern van 't sprookje to beginner,
Maar dat verbiedt de kunst! Eer toch, o hoorders, groeit
Be kokosnoot bevrijd van d' ijzren schil, eer vloeit
Flaar melk den wandlaar toe, eer, orn de minste taken,
Een schrijver niet een scliil beschrijvingen zal maker !
XVI .
Het zij dan zoo : rnijn zaal is als een andre zaal,
Jets grooter dan bj u ; 't kleed wordt een beetje kaal,
Juist als bij u, niet waar? 1k weet uw dochters droomen
flan danspartijtjes als dat kleed wordt opgenomen .
't Plafond is hoog en rijk als 't uwe ; tie, is dit
Niet ow behangsel, blauw met donkergiijs en wit?
Schoon ik erkennen moet, rnevrouw, dat uw gordijneii,
Die stiller zijn van kleur, mij veel gepaster scliijnen .
204
DE SINT-N1K0LAASAYOND
xvir .
De marmren schoorsteen is met luxe en licht beviacht,
Ginds prijkt een kastje vol van Japannesche pracht ;
Als mijn financier mij die grappen permitteeren,
Laat ik mijn zaal eenmaal precies zoo meubileeren :
Twee sofa's, een voor mij, een voor de lieve duif,
Die neerstrkt in inijn hof! zacht as haar zaclite kuif,
Haar nekje van fluweel! tenzij ik mocht bedenken,
Dat een voor twee wellicht nog meer genot kon schenken
xviii .
Et caetera ; de rest precies in de' eigen tram,
Zeer comfortable, zeer chicard, zeer elegant .
1k Beef u vrijheid, als gij duidlijk kunt bemerken,
Mijn schets naar eigen smack behoorlijk nit to werken .
Slechts dit flog diem vermeld : char, boven het buffet,
Praalt in eeii gulden lijst een blinkend mansportret,
Waarop ik niettemin voor geld noch goud won lijken,
En dat ik loch met u wat nader wil bekijken!
XIX .
Maar char 't origineel vast even dichtebij
En even leelijk is, als gindsche prachtkopij,
En char ik bovendien mijn hall niet heb to rekken,
Om 's mans fyzionomie en minnelijke trekken
Voor u to schetsen naar de levende natuur --
Zoo, hoorders, heb ik de eer den schalk, die Binds can 't vuur
ZiJn zielsgeiieirnen zeer intiem schijnt to vertellen,
U als den Fleer van 'tt huffs en . . . . leelijk voor to steilen .
DE SINT-NIKOLAASLYOND.
205
xx .
Ja lang niet mooi . . . . en toch vol fraaie deftigheid ;Hij vult zijn leuningstoel met breede majesteit :
Ztjn boezeni, wit als sneeuw - ik breng zijn stijfster hulde -Zet hj zoo hoog alsof zijn naam zijn eeuw vervulde!
IIij knjpt zijn oogen sours, zoo zalig, zoo vermoeid ,Als op een warme stoof het poesje dat zich broeit ;
Toch ziet de man er nit of hij van drift zou stikken,Als gij hem met een spell dorst in zjn beenen prikkeii .
o vaak is mij de lust bekropen deer of geeriTe prikken met een spell in 't molligst van zijn been!
Den reednaar in zijn vuur, den opgeb!azen dichter,Den stijfgeplooiden fat, den grooten volksverlichter,
Den schoolvos, die den grond doet kraken van zjn poids,Den hooggeleerden heer, wiens voetstap zegt : C'est moi!
En al die godjes, die zich zelven adoreeren,Zou 'k, met een speldeprik, hun menschheid willen leeren!
Voorts is mijn vijftiger zoo mm of meer gebuikt,Zoo mm of meer gedast en mm of meer gepruikt ;
Een man, die even stiff geschroefd zit in zijn boorden,Als in zijn prejugs ; die aan zjn minste woorden
Een kiank geeft en een kiem, een nadruk, een gewicht,Als bracht hij, waar hij sprak, een misdaad aan het licht ;
Nog bromt hij door een news, beroofd van alle gratie,Die paarsch wordt aan zijn punt, in 't vuur der konverzatie .
2O6 DE SINT-NIKOLAASAVOND .
XXIII .
Toch had Veneer een club, die aan zijn lippen lung
t Bewijst niet machtig veel voor dezen vriendenkiing -
't Was heusch! een knappe vent - zoo zel men - en in taken
Van Politick was 't best niet met hem slams to raken!
Nu was de Staatskrant ook zijn COUFS de politique"
En dat 's een deeglijk werk en duchtig satiriek ;
Weiks vroolijk mengeiwerk en geestige kolommen
Alle' oppositiegeest, zijns inziens, deep verstommen
XXIV .
lIij vigil niet machtig slim ; zelfs had hij in zijn jeugd,
Gerechte Hemel! voor de studie niet gedeugd ;
Maar hij 's nu ouderling en jonkheer ; kommissaris
Van zijn beminden club, waar apes even )flaar" is ;
Een groot vereerder van het- edel paardenras,
En - sours niet wel bij 't hoofd, schoon altijd wel bij kas .
Ook kocht hij alle-jaar den Al nianach de Gotha,
En \vist de titels van de vorstjes op een iota .
Xxv .
Dc man is op den duui zoo taamlijk in zijn schik
Met zijn positie in de wergild en zijn 1k ;
Een Iuie rentenier, geschapen voor eeu kussen,
Met truffels opgevuld, met zothedn en - met Russen .
Hij oordeelt alien - over apes - overal,
Heeft veel congesties, veel onaangnaams en veel gal ;
Is vOor het hangers, voor het geeslen, voor het branden,
En vindt zijn weerga niet in 't rijk der Nederianden .
PE S1NT-MKOLAASAYOND.
XXVI .
Bekrompen als cell best, die eeuwig kousen stopt,
En - bij cell onweer - om htar oude zonden tort ;Elij knort, als hij verliest, een flauw partijtje spelend,
is bar konservatief ell radikaal vervelend ;
KoItom ecu dwaas fignur in deze triestige eeuw,
En ook nog . . . . Ridder van den Nederlandschen Leeuw!
En dat 's nu joist zijn fort! want mijn gelukkig vriridje
Sprak van zijn geeltjes graag, maar liever van zijn lintje
XX VII .
Flij achtte 't lief k1einood, gelijk zich-zelveri, hoog :
hen onversierde rok in 's mans diepvorschend oog
Was geen gekleede rok ; een mooie dekoratie
Kon altd reeknen op zijn eerbied of zijn gratie,
Hij keek ziju rnenschen nooit naar hart of hoofd, maar 't was
Zijn lust to kijken naar het knoopsgat van hull jas ;
Zelfs zijn koetsier had, uit zijn diensttijd, ecu medaije,
n dus een streepje voor bij 't overig )kaflalje ."
XXVIII .
Hij vroeg nooit : Is die rnensch knap, eerlijk,braaf, geleerd?
Maar, heeft hij iets'? of \vel : Is hij gedekoreerd'?
Hij-zelf, hij droeg een star, zelfs als hij ziek en thuis was,
Ook op zijn chambre-cloak, zijn over- en zijn huisjas .
Dc man was op dat punt waarachtig monomaan,
Alleen met ridders kon hij goed nit \vandlen gaan .
't Is vreemd - maar as gij 't heer wilt in zijn glorie kennen,
'Met gij van lieverlee aan duizend dwaasheen wennen .
o7
2OS
DE SINT-NIKODAASAVOND .
En al die dwaasheen zal ik zeggen in mijn lied,Hoe laf, hoe min, hoe dom . De waarheid schaamt zich niet .
Mij zweett een eerlijk doel voor onbenevelde oogen,Maar die niet lieges kan, wordt ook niet graag bedrogen .
Ik moet vertellen wat ik hoorde, wat ik zag ;Ik dies de waarheid trouw, nu met een ronden lack,
Straks met een ernstig woord . --Dies, wat ik mag verlangen ;Is dit : och oordeel niet voor 't amen van mUn zangen!
't Was, hoorders, Sint-Niklaas. Ziet vender in het rond,De kindren hangers op de stoelen, Tangs den grond :
't Zijn en, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven kinderkopjes,Nu, bij het minst gedruis, schier onder pijpendopjes
Te vangen
clan weer, finks bemoedigd door de taalDer lieve moeder, aan het woelen door de zaal
Zoodat een heer aan 't voor al eens zijn »br" liet hooren,Maar nog to goed schijnt om de kindervreugd to stores .
YXZI .
Vier lieve diertjes zijn van 't ridderlijke nestEen manlijk oir, drie blonde dochtertjes ; de rest
Familie, neef en nicht, gewoon sinds vele jarenDees dag hors vreugd aan die den riddertjes to parel~ .
Straks wordt er braaf gestrooid, gegrabbeld en verrast :\V1J grabblen mee ! niet waar ? Elk uwer is hiei Bast,
En schoon gij mooglijk voor die kinderpret zult passes .Ik hoop a toch met een surprise to verrassen .
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
209
XXXII,
Een vriendlijk oogenpaar, vol refine moedervreugd,Bespieat de spanning van de feestelijke jeugd ;
't Is de eedle vrouw van 't huffs, in alles onderscheidenVan omen Ridder, want- zij heeft verstand voor beiden .
Zij ziet de dwaasheen van haar echtvriend met geduld,Zij i s in 't vrouwlijk hart van needrigheid vervuld,
In huffs een trouwe zorg, knap, ordlijk, lief en handig,En voor de wereld schoon en geestig en verstandig .
XXXIII .
De Ridder voert in huffs een despotieken toonHaar schepter is 't verstand, en zachtheid -- haar geboon .
Zoo geniaal weet zij met Manlief om to springen,Dat zij nooit kibblen, nooit ! en toch - de meeste dingen
Ten slotte naar hear wit geschieden . Bij veel liefsHeeft zij iets deftigs en van avond iets pensiefs .
Zoo tussehenbeide laat zij stil haar handwerk varer_En blijft glimlachend op haar oudste dochter staren .
XXXIV .
Wat peinst de brave vrouw? Dat zult gij later zien :
't Wordt tijd dat we omen groet der lieve dochter bien,Die voor het theeservies juist, enz . ! 'k hoor schellenEn ben genoodzaakt mijn verrukking uit to stellen
Tot nader ! -'k geef vooreerst het mooie meisjen opEn vlieg, niet langzaam, naar den blinkend koopren knop
Der dear . . . . denk niet dat iets bijzonders zal verschijnen,Want, sieve vriend, die hoop zou ms in rook verdwijnen.
I .
14
210 DE SINI-EIKOLAASAVOVD .
Twee ooms, twee tante,~ treden in, gedekoreerd,De tames niet, maar de ooms. Men rijst, men informeert
Naar weer en welvaart ; een van de ooms had pas het pootje,Den andren nemen finks twee neven in het ootje,
Die, to oud voor Sint-Niklaas, zich op de kanapeVrij bar verveelden, spes patris et patriae !
Kwajongens, die de taal der godlijke oudheid leeren,Sigaren rooken en den »Piepa" niet vereeren !
XXXVI .
Een ieglijk neemt zijn plaats, de dames aan den disch,De heeren aan den haard ; de konverzatie is
Het weer en 't pootje steeds . Straks zullen onze heerenZich mooglijk om den staat der fondsen alarmeeren . . . .wij luistren liever niet, tenzij des Bidders newsTot paarschheid overslaat, dan wordt de zaak kurieus .
Voorts weten we alien dat Jan Helmers' groote NatieNiet machtig groot is in de kleine konverzatie!
Voor mij althans (hoe egoist) ik luister we!Zoo graag en grager nog naar 't klinglen van de be!,
Die nu gedurig roept en 't lied der kindren zwijgenEn op hun schuw gelaat een aardige' angst doet stijgen .
De schel op Sint-Niklaas is als een tooverfluitEn zoet in 't oor der maagd als't lied van's minnaars luit ;
Pas klinkt haar stem en streelt de hooggespannen zinnen,Of' dienstbre geesten met kadeautjes stroomen binnen .
DE SINT-MKOLAASAVONn .
211
1ZxviII .
't was circa zeven uur toen voor de tiende maal
lien opgeprikte knecht trail in de mooie zaal
En de oudste dochter een klein pakjen overhandde,
Waaraan het lieve kind haar fijne vingers brandde ;
Want nauwlijks haalt zij uit het mysterieus pakket
Het elegant kadeau, een gouden bracelet,
Te voorschijn, met een blos en hemelvreugd in de oogen,
Of de oude heer kijkt scheel en fronst de wenkbrauwbogen .
TTXIZ .
Hij loert, hij gromt, hij draait en treedt op 't meisje toe,
Bekijkt met grammen.blik- \Vat is dat? ))God and you?"
Het was de inscriptie van de bracelet van binnen -
Wat, »God and you.?"-wat, zou die schelm jounogbeminnen?
H ij-jou-die-mij-wien-ik ! ('s mans news worrt purperrood),
alien ik (hij blaast) mijn huffs, (hij vloekt) mijn ooren sloot !
Die adder, die mijn eer, de mijne heeft geschonden !
l eken maar, 't is van hem! en --'t moet teruggezonden .
ZL .
Het ranke meisje bloost en siddert als een net,
Haar moeder knikt haar toe en fluistert : wanhoop niet !
Geen woord meer van dat prul ! zegt de oude heer flog bevend .
Maar daar ik meen dat, trots die toespraak zoo wellevend
En minzaam, vrienden, gij, de scene die gij hoort,
Toch niet ver taan kunt, zal ik daadlijk met een woord
T brengen op 't terrein van die familiezaken
Dan moogt ge tevens met de dochter kennis maken .14*
212 DE STMT-NIKOLAASAVOND.
XLI .
Het is een meisje zoo charmant en zoo pikant,
Zoo aherliefst lief en zoo gloeiend amusant,
Dat ik ('t is flu misschien een jaar twee, drie geleden,
En Binds dien tijd aanbad ik andre lieflijkheden !)
Dat ik sours dagen lang en menig langen nacht .
Dat vraagstuk der natuur, dat raadsel overdacht
En peinsde, als Bogaers in zijn onvergeetlijk »Truitje''
Hoe drommel ! kwam zoo'n aap aan zulk een geestigspruit,je `A
XLII .
Gij kept, mijn hoorders, niet ? gij kept Luilekkerland ?
Gij weet hoe de arme dwaas, die aan dat zalig strand
Des levens zorg en smart wil vlieden en vergeten,
Eerst door een Rijstberg heen moet worstelen en eten `?
Die Berg is de oude heer, het meisjen is die trust ;
Wie haar aanbidden dorst, moest voor zijn zoeten lust
Heen bijten door Papa ! dat werk was niet verrnaaklijk,
Een berg van rijstenbrij was haast nog wel zoo smaaklijk
XLIII .
Ja, schoorl hier alles veinst, het had niet weinig in,
Zich to verdraaien tot een schoonzoon naar zijn zin ;
Dien berg van domme idees en nonsens gansch to slikken
En niet bij ieder brok van walging haast to stikken ;
Te kij ken naar zijn lint, dat breed door 't knoopsgatt stale,
Gelijk to geven of - to zwijgen, waar hij sprak,
Al sloeg hij door op jets hoe dour ook en hoe grievend,
Al prees hij niet ))de Tijd", maar erger . . . . »'t Letterlievend ."
DE SINfi •NIKOLAASAVQND .
LIV .
Mar, 'k zweer u, 't lieve kind was wel die moeite waard,Ook halt gij haar niet lang en strafloos aangestaard
Was de oude gek - een Draak, zij wekte in 't minnend harteEen ridderlijke drift, die alle draken tartte !
Maar zoo de Hugo's en Tancredo's van weleerEen draak, een burg, een land bevochten voor hun eer
En voor een blauwe sjerp . . . gij mocht een kaartje spelenEn met een monster van verveling u vervelen !
XLV .
213
De jonge schenker van de gouden braceletHad zich om de eedle maagd gewaagd aan al die pret.
Reeds op haar eerste ball was hij haar liefste aanbidder,En schoon de Ridder had bepaald dat slechts een Ridder,
Van de' echten stempel, eens zijn schoonzoon worden zou,Toch had een knaap die liefst geen ridder wezen won,
tiTa duizend moeilijkheen, in 't eind acces gekregen,Vooral omdat Mevrouw hem hartlijk was genegen .
: LVI .
Hij had met nooblen zwier to Leiden gestudeerd,En was op theses en vernuft gepromoveerd .
Het corpus juris had zijn geest hem niet ontnomen ;Hij leefde van zijn geld en van zijn zoete droomen,
Hield veel van verzen, ale en nesters en muziek,was niet vervelend en toch ver in politiek,
En twee-en-twintig jaar, 't geen schoonpapa deed zeggen,>>Dat hij den ouden mensch nu spoedig of moest leggen .'
214
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
XLVII .
Een week tang Meld mijn vriend zijn leven reedlijk nit,
Kwam zevenmaal en had het zevenmaal verbruid .
Mevrouw maakte apes goed, het lieve kind souffreerde,
En hij, schoon de oude Draak hem »gloeiend" embeteerde,
Hield zich veer veertien daag vol zelfverloochning goed
En plooide zijn verstand, zijn trekken, zijn gemoed,
Toch ping de Ridder voort hem steeds to chicaneeren,
En bromde : 'k Zal dat heertje in 't eind wel mores leereit !
XLVII I .
Een schriklijke avond kwam . De Ridder knort en kniest,
Omdat hij gruwlijk heeft verloren bij zijn whist,
En zoekt een' antler om zijn noodlot op to wreken ;
Hij vindt dien in mijn held : »0 jongen,'k moet je spreken,
Ik hoor je gaat je sours to buiten . . . . wel verstaan `P
Te buiten aan het Rijm ? Dat 's dour, dat kan niet gaan,
Zoo krijg je nooit een . . ., maar dit uurtje is toch verlorell,
Kom, snijd eens op ! ik wit die prullen ook .rein hooren."
XLIX .
Toen voer de duivel in des jonglings ziel : )Meneer"
Zoo spreekt hij, bijtend in zijn lippen, - » Te veel eer ~"
De slang sist in zijn hart : Hier kan Been engel zwijgen,
Ik zal dien dommen dwaas het bloed naar't hoofd doer stijgeli!
Hij denkt volstrekt niet aan de suites van zijn load,
Hij heeft zijn wrack in 't hoofd - hij aarzelt niet -- hij gnat
Brutaal joist vis-a-vis den Ridder zich posteeren . . . .
En tieve hoorders, hij vangt aan to deklameeren
DE SINT-NIKOLAAS AVOND .
215
UIT HET LAND VAN KOKANJE .
1 .
Daar leefde
het sprookje schijnt 'wear op mijn eer --Een moedige, goedige koning weleer ;
In zijn zalige jeugdHad de roem hem verheugd,
Nu woonde hij stil in zijn land van Kokanje,Hield veel van zijn yolk en nog meer van -- champanje .
2.
Aan tafel, bij 't schuimen van d' edelen wijn,Met makke ministers aan, 't geurig festijn,
Sloeg hij dikwijls een ui,In een lustige bui,
En schreeuwde, verrukt door de flesch die hem lief was,Dat de eerste minister een oolijke dief was
3 .
Hij scheen met die heeren bepaald familjaar,Vaak zaten ze laat in den nacht bij elkaer,
Met een eerlijken roes,In een heerlijken soes,
En bragten het verder in snuggere zetten,Dan 't slimste, dan 't leepste der staats-kabinetten .
216 DE SINT-NIKOLAASAVOND .
4.
Het hof van mijn prins was zoo aardig als geen,Zijn Rijkskanselier was zijn Hofnar meteen :
't was een schrandere borst,Hij kwarn goed bij zijn vorst,
Want wie zoo bemind als de Heer van KokanjeOf geestig als hij, bij een beker champanje?
5.
Eens, 't was op een duchtig en kluchtig soupe :Riep de vorst aan 't dessert : ))Eh, v'la une idee!
O mijn zotskap, mijn Floor,Leen mij aanstonds het oor ;
1k zeg u, o puik alley grootkanselieren!1k wil al mijn vriendjes met lintjes versieren .
6.
)Ik wacht u op morgen bij tijds aan 't paleis,Dan trekken we fluks met ons tweetjes op refs,
Naar den Graaf CantenacEn den prins van Pauillac,
lit caetera, 'k zal eerst maar de heeren besehenkenEn dan wel mijn stomme Kokanjers bedenken .
7 .
Dat niemand het doel van ons toertje verkiap'Want dan heb ik eer noch pleizier van de grap!
Floor, we rukken er heenMet ons beidjes alleen :
En mope, als de vrienden niet wonder verrast zijn,Mijn hoogheid Been prins en jou zotheid Been kwast zijn !"
DD SINT-NIKOLAASAV OND.
S .
En d' anderen morgen voor dag en voor dauw,-- De stall was nog stil en de katjes nog grauw --
Daar kwam jolig en vlug,Met een zak op zijn rug,
Ons rijkskanseliertje, de bloem alter gekken,Met aardige deuntj es zijn Iaj esteit wekken !
9 .
Een vloek en een zucht, en de Prins stond gekleed 7Gepoetst en gespoord tot den aftocht gereed
Hij gaf Floor een sigaarAllergruwelijkst zwaar -
En 't geestigste paar uit het land van KokanjeTrok heen
na een stevig ontbijt met champanje .
10 .
Maar nauwlijks zit Floorneef nog stevig en vast,Of Sire roept uit : »Wat is dat voor een last?
Wat behelst, groote mug,Toch die zak op je rug?"
))Ik hen kanselier," - zegt de Nar - »dat zijn lintjesEn kroontjes en kruisjes voor jou en je vrindjes!"
11 .
De koning werd nurksch, maar hij vond toch per slot't Idee niet zoo gek en zijn Hofnar vrij zot,
En het tochtje ging voort,Amuzant, ongestoord,
Het zonnetje scheen, en zij zongen en kustenDe lieve Kokanjesche meisjes met lusten !
217
28 DE STNT-NIKOLA4SAVOND .
12 .
Zj naadren de gyms al in iIden galop,Daar krijscht het op eens : )Stop, je Majesfeit, stop
En ontdaan en vervaardTuimelt Floor van zijn paard,
En rolt op zljn zak : )Ik heb apes verloren!Genade, genade voor mj en rnijn ooren !"
13 .
Be koning verschrikte, werd rood en werd Meek :- ))Vat, leelijke zotskap, wat? Spreek, of ik steek
Dezen dolk, domme dwerg,Door je been en je merg! . . ."
- )OCh," snikt hij, )Siflt Jozef! hoe kon bet gebeuren,Heeft Sire to-met niet mjn zak hooren scheuren ?"
14.
))Om duidlijk to spreken, genadige vorst,Die zak, vol met ridders! zoo dapper getorscht,
Hij is leeg - als mijn hand!Als de schatkist van 't land!
We hebben zoo holderdebolder gereden .Kijk, apes is hier door dit gaatje gegleden ." -
15 .
Be goedige koning keek donkey en zuur,Maar hield zich niet goed op den duur bij 't figuur
Van den rollenden Nar,En hoe bitter en bar
In 't eerst ook zijn vorstlijke stem had geklonken,Hij had in zijn hart al vergeving geschonken .
DE SINT NIKOLAASAVOND .
16 .
- ))Mijfl Rijkskanselier, zijn nw tranen oprecht? . . . ."))Ze zijn," snikt de Hofnar, ))als paarlen zoo echt ."
- ))Nu rijs op dan, en viugNaar de stall maar terug!
Den zak weer gevuld in het land van Kokanje . . . .Betaal onderweg voor je straf mijn champanje !"
17 .
De rein ondertussehen van 't hoofd van den staatwas lang in Kokanje bekend en bepraat ;
0th, geheimen meetalZijn publiek overal ;
Maar meer nog! op markten en straten en wegen .Alom kwam men lintjes en ordetjes tegen .
18 .
Die had het bekoorlijk, verlokkend sieraadGekocht van een Jood of een beedlaar op straat,
En die vond het op weg,In een goot of een heg ;
Die liep er met drie, die met zes, die met negen ;Een vierde weer had het door vrouwlief gekregen .
19 .
Die kreeg het nit achting kadeau van een vrind,En die zocht zich blind om een leeuw en een lint
't Werd besteld en gezochtEn geruild en verkocht. . . .
De knappen, die 't vonden, zij lachten en dachten :
I-let best is den afloop van 't grapje to wachten .
219
220
D1 SINT-NIKOLAASAVOND.
20 .
)De koniug keen weer !" roept de faam door het land,De Riddertjes taken geducht in den brand .
Maar een oud-advokaatGaf hun eindlijk den raad,
Naar 's rijks kanselier met de vondst zich to wenden,Of- franko --'t kleinood naar de hofstad to zenden .
21 .
Be koning keen weei', nu bekend en begroet :Men joelt op zijn weg en men wuift met den hoed :
Daar op eens door 't gemeenDringt een manneke heen,
En legt aan den voet van den vorst van KokanjeTwee starretjes neer en - een rolletje franje .
22 .
En Sire, geroerd door zoo'n eerlijken borst :))Voor u !" - roept hij uit - een geschenk van uw vorst!
Hoit het vrij, goede vrind,En blijf steeds welgezind . . . ."
Maar pas is die uitslag, zoo gunstig, vernomen,Daar knelt het van eerhjke luidjes bij stroomen .
23.
Be goedige koning bleef goed en royaal,Trakteerde de zaak op een vorstlijke schaal,
En de rijkskariselierHad een gloeiend pleizier,
Men dronk hem ter eer alle dagen champanjeEn 't feest nam geen end in het land van Kokanje .
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
24 .
Be wijzen alleen bleven stilletjes thuisEn hielden zich of van het vroolijk gedruis,
En zij kermden : ))Helaas,Zijn de rnenschen toch dwaas!
Kan de eer, door het toeval ook zotten geschonken,Het hart van den eerlijkeri wijsgeer ontvonken !"
25 .
Daar leefde - het sprookje schijnt waar op mjri eer -Een moedige, goedige koning weleer,
En op aarde geen ijjkEens het zjne gelijk!
Nu ligt alles stil in het land van Kokanje,Al prijkf en er velen met lintjes en franje!
L .
'k Weet niet hoe mijn poeet dit lied ten erode zong,1k weet nog minder hoe de Ridden zich bedwong,
(Tenzij de schrik 's mans tong en voet en vuist bleefkluisteren!)En naar 't ondeugend rijm ten erode toe kon luisteren .
(Ook, order ors gezegd, des jonkers schalke zang -1k heb aan 't versje part noch deel - is veel to lang ;
Heet dat een liedje! dock zijn geest was pas aan 't hloeienEn vreemd nog in de kimst van schikken, sparer, snoeien !
221
222
DE SINT-NIKOLAASAVOND.
LI .
Maar 'k weet, dat zoo op slag het ridderlijke vatNu, als een zwermpot, uit elkander was gespat ;
Als hij subiet het een en 't ander had gekregenEn stikkend in zijn toorn voor eeuwig had gezwegen,Of - als duc d' Alva -- in zijn woede 't ridderkruis--Bedenk wat razernij ! vertrappeld had tot gruis,
Als hij den zanger van Kokanje half verscheurd had,waarom den Muzen koor zich zeker flood getreurd had :
LII .
Het had mij niemendal verwonderd,
maar 'k geloofDe man was niet recht op de hoogte en ietwat doof .
't Liep zonder manslag of ten minste, en minder kluchtig ;Hij keek bij elk koeplet steeds meer en meer wraakzuchtig,
En wend eenvoudig dol op 't einde . Raadloos stondHij eerst een heele pons genageld aan den grond,
Verbeet zich, nam een air, een pose, en dekreteerde(Terwijl zijn knoopsgat hem gedurig inspireerde)
LIII .
»Gij zijt to nietig voor mijn gramschap, kleine kwast,Gij waart mij al Binds lang een gruwel en een last
Nu is de mate vol, gij zult mij zeer verplichtenMet nooit uw wandling meet hier naar mijn huffs to richten ."
Ziedaar een zeer beknopt, fatsoenlijk resumeVan 's mans welsprekendheid . De knaap kreeg zijn conge,
De Ridden kreeg - de koorts, en ijlend zag hij NarrenDie sprongen om zijn hoofd met zulke ridderstarren !
D ; SINT-NIKOLAASAVOND .
LIV .
: ezint eer gij begirt: de grieve volgt de grail .Mijn held kreeg ras berouw van zijn vermeetlen stag,
Ach ! had hij nog een pons gestreden en geleden,Die strijd was thans bekroond met duizend zaligheden !
Hij schreef den dag daarna een mooien brief ; -- Mevrouwbeloofde voorspraak en zijn meisje bleef hem trouw . . . .
Maar de oude beer kreeg bij zijn naam alleen kongestie,Err won -- als Oostenrijk - niet hooren van amnestie !
Lv .
223
lie zachte politick van de allerliefste vrouw,De zuchten van de min, de tranen van 't berouw
Vermochten niets : hij moest zijn ridderlintje wrekenEn won mijn armen vriend niet hooren, zien of spreken .
't Was nu een jaar geleen ; flees kwijnde van verdrietEn zag in al dien tijd zijn sweetheart bijna niet .
Alleen 't vertrouwen op haar moeder deed hem lever,Die als zij d' arme zag nog altijd hoop bleef geven .
LVI .
Begrijpt gij flu waarom die gouden braceletDen vader zoo in vuur en vlammen had genet?
't Kadeau was op zich zelf ook taamlijk onverstandig,Maar minnaars, vrienden, zijn ook meestal vrij onhandig
En zoo lichtvaardig, dwaas, vermetel, onbedacht,Als ik of mijn verhaal, flat iedren vorm veracht,
En flat mij mettertijd ook wel eens op kon breken,Als 't, op den keper, door de heeren wordt bekeken
224
DE SIKT-NIKOIAASAVOND .
LVII .
Maar days van later zorg ! Nu . . . . is het Sint-Niklaas,
En--'k boor reeds in den gang, dunkt mij, een vreemd geraas,
lets, als 't rinkinken van een keten, yHij zal 't wezen,"
Staat in het schichtig oog van 't jonge yolk to lezen .
Toch houdt zich ieder taai en zucht : » Ik hen niet bang ."
))Courage !" roept een oom, en 't Sint-Niklaas-ge~zang
Wordt aangeheven met veel trillers in de toontjes,
Veel blikken naar de dear, veel lelies op de koontjes .
LVIII .
Be drift intusschen an den Ridden is bedaard,
Schoon hij flog woedend sours naar zeker doosje staart,
Daar Binds apart genet . De drukke kindren krijgen
Allengs weer de overhand, na pijnlijk spannend zwijgen,
Gevolgd op vaders speech . Ons meisje houdt zich goed
En schept in m oeders blik haar hoop, haar kracht, haar cooed .
En 'k zie de laatste wolk van 't dierbaar feest verdwijnen,
Nu 't uur genaakt waarop de Bisschop zal verschijnen .
LIZ .
De keten rammelt flog en vreeslijk luidt de bel,
Een stem hr omt in den gang : )Is alles bier flog wel ?"
Of zoo iets. Dan op eens boom m' aan de zaaldeur kloppen,
En eensklaps is de grond met krieken, manglen, moppen,
Bonbons en ulivels bezaaid . Be kleine schaar
Vliegt henen van de dent en dringt zich bij elkaer ;
En staat verlegen op de vingertjes to knabbelen,
En drrft in d' eersten schrik niet opzien en met grabbelen .
DE SINT-NIK0L4&SAYOND .
225
LX .
De deur slaat open en Sint-Nikolaas treedt in,Al grommlend in den baard, die afstroomt van zijn kin:
Een masker voor 't gelaat - afschuwelijk van kleuren,En wel geschikt den cooed der kleinen. . . . op to beuren ;
Een mijter op het hoofd, spits als een suikerbrood,Een mantel om, de voering buiten, purperrood,
En ruim voor z~s, een groenen reiszak in de harden,'t Land van belofte en zoeten koek en . . . . slechte tanderi .
LXI.
~Schuift, jongens,"
zegt Mevrouw -- »bij 't vuur den zorgstoelWant de oude man heeft veel vermoeinis uitgestaan ." (aari,
Dan, hoorders, volgen al die sprookjes, praatjes, vragen,Die ge u herinren zult nog uit uw kinderdagen
Of char gezorgd is voor het oude, grauwe paard,Waarmee de brave Sint zijn toer maakt over de card',
En : u komt zoo uit Spanje ? u zal de kou wel hinderen `!En heeft u ook een gard ? en : houdt u veel van kinderen
LXII .
Hebt gij op Sint-Niklaas, gij, hooggestropte vriendEn hoorder, ooit een gard gekregen of verdiend?
'k Vraag dit alleen om u een kompliment to makerMen zag de knapste lien toch meest als dwaze snaken
In 't lieve lever debuteeren ; ja 't verstandIs vaak de rijpe vrucht van de allerwildste plant .
En )o zoo'n achtbaar man, zoo'n knap, lief mensch, zoo'n engel ."Is meestal opgebloeid nit . . . . »o zoo'n barren bengel !"
I .
l :s
226
DE SINT-NIKOLAASAVOND.
LXIII .
GU glimlacht niet, hoe nu ? Gij schudt den kreeglen kop !Gij mompelt : » dat is flauw! wie haalt die dingen op?
't Komt niet to pas !" - aha, Meneer is 't al vergeten?\-Teneer wil liever van zijn lieve jeugd niet weten ;
Meneer verdiende nooit een gard en steeds een prijs,Ja, was als kind en knaap reeds deftig, groot en wijs,
Meneer is nimmer jong en dwaas geweest to voren,Maar met een rok, een bril en parapluie geboren!
LXIV.
Zoo zijn er, ja!
Enfin, vergeef mijn lossen toon,
Of geef mij, zoo gij wilt, mijn welverdiende loonZeg eens bijvoorbeeld- om u schrikkelijk to wreken, ---
Dat uit mijn keuvlen u zeer duidlijk is gebleken,Pat ik de eerwaarde School der Ouden snood verlietEn ver en verder dwaal van 't klassisch rijksgebied . . . .
Zeg dat er geen geluk is voor dien dwaas to vinden,Die voor 't ontbijt zich niet met de oudheid op kan winden !
LXV.
Bah! zie eens aan, hoe i ; van woede nu verbleekNiet, wijl ik bang ben voor wat Taster of een steek
Maar, voelt ge? een wanbegrip kan mij tot wanhoop jagen,En 't is een wanbegrip uit overgrootvaers dagen,
Pat niets klassiek noemt, dan wat oud is, overoud,En oudheid en klassiek voor »Siams tweeling" houdt .
0, lieve eenzijdigheid! - ik zweer u, dat klassiek isAl wat gezond en waar, bevallig, geestig, chiek is .
DE $ T-NIKOLAASAVOND.
27
LYVI .
Die kindren zijn klassiek : zie op ! zij scheppen rnoed,En brengen een voor een aan Sint-Niklaas hun groet
Die zegt een versjen op, een antler kept de namenDer maanden uit zijn hoofd, een derde doet examen,
Een vierde spreekt wat Fransch, een vijfde reciteert,;diet gestes van papa, een fabel versch geleerd
En elk, als zijn talent en deugden zijn gebleken,Mag bei zijn handjes in den groenen reiszak steken .
LYVII .
En dat is ook klassiek, hoe diep zoo'n kleine manZijn grijpers in een zak met lekkers domplen kan,
Nadat hij joist zoo pas het ouderhart mocht zalvenMet vrome verskens van Hieronymus van Alphen .
Hieronymus is hier 't volmaaktste epitheton,Zoo joist en schoon als Been Homerus ooit verzon ;
Voorts wil ik verder van Van Alphen liever zwijgen . . . .Om 't vrouwlijk Nederland niet aan den hals to krijgen .
LX,VIII .
En nog klassieker is die knaap, die, hooggekleurd,Ginds - bij den schoorsteen -- staat to wachten op zijn beurt,
En met een lachje, meer dan Cicero welsprekend,Zijn mouwtjes stilletjes wat opstroopt, en berekent
Of niet zijn kleine hand, die hij zoo schalk bekijkt,Meer dan zijn broer, die flu zich uit den zak verrijkt,
Zou kunnen halen . . . . schoon hij 't tevens aan wil leggenDat niet to veel valt op zijn gulzigheid to zeggen .
15*
228 DE SINT-NIKOLAASAVOND .
LXIX .
'k Voorspel dat nit dien knaap een braaf, fatsoenlijk manZal groeien, een die juist zijn voordeel vatten kan,
Iaar nooit zijn goeden naam to grabbelen zal gooien~ . . .Die, met verstand, gelaat en houding weet to plooien,En eenmaal in den zak der groote maatschappijZal tasten, met beleid, heel netjes en. . .. heel vrij
Die . . . . maar wat druk gejoel en opgewonden zangen,Die daar op eens 't verhoor der lieve jeugd vervangen
LXX .
De Bissehop strooit in 't rond, en 't jonge yolk vergeetZijn laatsten schroom, en schreeuwt en grabbelt zich in 'tt tweet .
Kijk, hoe ze rotten, hoe ze grijpen, gluipen, sluipenEn alien to gelijk naar 't beste hoekje kruipen,
Met welk een woede, welk een ijver, welk een your . . . .Ziedaar de maatschappij in mooi miniatuur,
Waar ze ook -- gij weet het wet -- niet minder grabblen kunnen,En, joist als bier, elkaer Been mop, Been kriek sours gunnen .
LXXI .
Die ziet een ulivel
een antler eet 'em op,Die gooit zijn broertje met een halfvertrapten mop
En grist wat beters voor zijn news weg, daar weer tuimeknZij alien over een, een kraakling l . . . . en verkruimelen
't Begeerde stuk tot niets ! Daar houdt er waarlijk eenZijn jonger zusje vast bij 't vruchtloos worstlend been
Al vercler ziet ge een beer, die op een vruchtbaar plek,jeOnopgemerkt en stil geniet net hand en bekje .
DE SINT •NIKOLAASAVOND .
229
LXXII .
Bat zit elkander in den weg en in het haali,Dat kribt, dat joelt en woelt, dat kwanselt met elkaer,
Als menschen van het yak ! 't Is hebzucht, woeker, handel,Drift, ijver, jaloezie om kraakling en amandel,
Als in de maatschappij om aanzien, geld of eerDe kleintjes krijgen iets - de sterken halen meer,
De slimmen pakken 't in, en -'t gaat hier zoo benedenDie eindlijk 't meest bezit, is nog het minst tevreden .
LXXXIII .
Zelfs de oude heer heeft pret . ))Wie speelt er dan toch voor?"Zoo fluistert hij, half luid, zijn wederhelft in "t oor~Kijk, kijk, ik heb plezier, zoo is 't de moeite waardig,
Hij doet het naar mijn zin, 't is waarlijk zoo heel aardig ."Glimlachend zegt Mevrouw : »Ik weet het zeif niet, maarIk denk wel juist zooals, ge weet, verleden jaar . . . ."
Zij blijven verder nog een oogenblikje fluisteren,Maar 'k zal er enkel uit diskretie niet naar luisteren .
LXXIV .
De reden, waarom onze ridder Sint-NiklaasZoo vreeslijk aardig vond, is ook al vreeslijk dwaas
't Was, primo, wijl de man, zijn gansche rol door, gromde,V"oorts, bij veel lievigheen, veel zedelessen bromdeIn dezen trant : Zorg dat je groot wordt, kleine vrind !Bat jij je vader eens tot eer verstrekt, lief kind ;
Wees dankbaar dat je zulk een vader hebt gekregen ;Wees steeds gehoorzaam en wanneer hij spreekt gezwegen !
230 J)E SINT-NIKOLA ASAVON]J .
LXXV .
Die taal deed niet alleen hot jonge volkje good,
Maar ook hot vaderlijk en ridderlijk gomoed .
Intusschen, hoorders, daar do liefolijkste taken -
Helaas, mjn jonkheid ook! - eons aan haar einde Taken,
Hot grabblen is godaan en do onuitputbre bron,
De groene reiszak vol van zoetheen en bonbon,
Is oindolijk leeggostroomd. Toch tie 'k de kindren smachton
En kijken - of ze flog eon kleinigheid verwachten .
LXXVI .
1k zou haast zweren dat ook gij flog iets verwacht,
En wou wel weten wat ge er oigonlijk van dacht :
Zegt, waart gj zoo attent bij 't vlechton van de dradon,Pat gij do ontknooping van 't vorhaaltjen al kunt radon'?
Neon, schalke vrienden, neon, hot klinko vrij pedant,
Maar do afloop, waarlijk, gaat ver bovon uw verstand,
En boven 't mijne! ja, do Hofnar van Kokanje
Vorzon zoo'n zothoid nooit, bij 't bruisers der chanipanjo .
LXXVII .
Do grijzo Bisschop richt zijn oudo stramme leers
Nu uit don lounstoel op : )GtJ zijt vast heel tovroen,
Mn kindortjos, niot waar? 1k zal 't flog beter maker,
'k lob flog eon kloinighoid die wel zoo good zal sinakon .
Ja! 'k bracht voor elk van u ook eon kadoautjo moo,
Dat 'k op mijn roizen kocht, ver over land on zoo ;
Maar dan is 't ook godaan! want 'k moot aan al do hoeken
Van doze groote stall flog lievorijos bezoeken ."
DE 5INT-NIKOIAA5AVOTD .
231
LXXVIII .
Terwijl hij, grommend steeds, die zoete woorden sprak .
Verscheen voor 't oog der jeugd een tweede groote zak
Van onder 't breed gewaad : de vuurge kleintjes stenden
Te happen naar 't kadeau met open rozenmonden .
Toen, van den jongste of aan, kreeg ieder, een voor een,
Een keurig pakjen uit dien zak der heimlijkheen,
WTaarop )van Sint-Niklaas" of zoo jets stond geselrreven,
En waarvoor elk een hand, een kus moest durum geven .
LXXIX .
Het warm altemaal surprises, wel bedacht
Door 't zusterlijk vernuft, licht in een bangen nacht,
Als, peinzende aan den vriend dien 't lot haar had o rtnomen,
Zij heul en balsem zocht voor al to bittre droomen .
Rijk wend haar moeite door der kindren vreugd beloond,
Door vruchteloos gezoek en dwaze drift bekroond
Zij zochten sours zoo lang terwijl zij »'t moois" niet vonden,
Als ik, toen 'k n en x moest zoeken voor mijn zonden !
LXXX.
De zak is nog niet leeg, de klucht niet afgespeeld.
De grooten worden na de kleintjes flu bedeeld ;
Elk krijgt een pakje en wordt verrast, een Oom en Tante,
Een dito
dito ; toen . . . . de Fransche gouvernante,
Van wie 'k tot flu toe zweeg, alleenig voor mijn rust.
Want, ik verzeker u, ik had haar graag gekust . . . .
Ach! kende zij 't Hebreeuwsch, ik zou dat schatje vragen
Mij les to geven in de taal van Abrams magen !
232
DE SINT •NIKOLAASAYOIfD .
LXXXI .
De beide jongelui van straks, Minerva's kruis,De lieve dochter en de brave vrouw van 't huffs,
Elk had zijn deel in 't feest . Toen, hoorders, bleef ten leste,Let op, want ik bewaar voor 't laatste het allerbeste ---
Toen bleef er in dien zak des heils, die op een stoelGeheel was uitgepakt to midden van 't gejoel,
Nog over - deu surprise, een klein, wit, aardig pakje !
leer netjes toegemaakt, mijn hoorders, met een lakje !
LXXXII .
))En days nu voor Papa!" zegt Sint-Niklaas, »'k heb de eerOp uwer kindren feest, gestreng en edel Heer,
Dit klein bewijs van dank voor 't lief onthaal, genotenVan u en de uwen, van de kleinen en de grooten,
U aan to bien ! bewaar 't in voorspoed en in vree,Versmaad dat kleintje niet, en geef me uw vriendschap mee ."
De stem des Bisschops scheen to trillen onder 't spreken,Als schroomde hij in ernst de kennis of to breken !
LXXXIII .
Des Bidders voorhoofd werd beneveld door een wolk,Dat hij behandeld werd precies als 't j onge yolk ;
Hij vond het eigenlijk heel naar en kinderachtig,
En zulk een wijs van iets to geven vrij omslachtig ;
Hij dacht, het ding was een surprise van zijn vrouw,En hield zich eerst of hij het straks wel oopnen zou
Maar kom, hij wil de vreugd van avond niet verstoren,
Het lakje vliegt er af, en opent thans uw ooren !
bE SINT-NIROLAASAVOND .
LXXXIV .
Ja, opent de ooren ! neen, mijn vrienden, stopt ze dicht !Vlucht, hoorders, vlucht van hier, verbergen we ons gezicht!
Tk heb een ridikuul zoo gruwlijk to openbaren,Bat ik nog hier mijn vers, mijn plan, mijn man lief varen,
Zoo keeren mooglijk was, zoo mijn geheim niet sprong,Niet brandde en gloeide en beet op 't puntje van mijn tong!
Zoo 'k niet mijn groot Paskwil ten voeten uit wou teekenenEn met de waarheid en de domheid of moest rekenen !
LXXXV,
23~
En zoo ik flu al zweeg en wierp dit prul in 't vuur,Toch kwam 't geheimpj en uit en - ter onzaalger uur
Het baat vorst Midas niet of hij met duizend zorgenZijn akelige kwaal geheim houdt en verborgen . ., .
Wat fluistert daar in 't veld? Zoo zouden vroeg of laat,
Waar onze Held passeert, de keien van de straat,De winden over 't plein dien schrikbren kreet doen hoorenDie man is ridikuul, die man heeft ezelsooren !
LXXXVI .
Dies, 't vonnis is geveld, daar niets den dwaas behoedtHij worde ridikuul van top tot teen! Grijpt cooed
En luistert! Als ik zei, de Ridder brak het lakje,Verscheurde de omslag toen en vond - een antler pakje,
Maar op dat pakje een brief, een brief aan zijn adres,Met al zijn namen (drie) en al zijn titels (zes),
En op dien brief een lak met een hoogaadlijk wapen,Bat hij een heele pons verbluft stond aan to gapen .
234
DE SINT-NIKOLAASAVOND .
LXXXVII .
Die brief, die hand, dat schrift, dat lak, dat wapen, 't is . . . .
Het schijnt me, neen, ja toch! ik heb het zeker mis . . . ."
Hij kan -- is 't hoop of angst of drift`? - met moeite spreken .
Hij durft het aadlijk lak zoo maar niet openbreken
En vraagt een schaartje -- en knipt met sidderende hand
Het heilig zegel los van de' een' en de' andren kant !
Hij rolt zijn blik in 't road en leest op ieders wezen,
Maar vindt Been antwoord en besluit den brief to lezen .
LXXXVIII .
Een groote stilte dealt en heerscht op ons tooneel ;
Eel ieglijk houdt zijn vraag, zijn uitroep in de keel ;
De Ridde~, door een kring van elastieke nekken
Olngeven, plooit vergeefs zijn geagiteerde trekken .
Hij schuift ter zijde, alleen, ontvouwt zijn brief, verteert,
Verslindt dien met zijn oog en -- wet den stumper deert
Stokstijf, bewegingloos, krankzinnig blijft hij staren,
Pal
als de huisvrouw Loth's, het puik der zoutpilaren !
LXXXIX.
Zijn oog is opgesperd, zijn mond gaapt wijder darn
Een kostschooljongen voor een biefstuk gapen kan !Zijn adem stokt, zijn pots houdt halt, zijn edel wezen
Is gansch verbouwereerd : die brief heeft hem belezen .
Zeg, is die man verstomd, verplet door vreugd of rouw `?
Dat wezen wij flog niet ! of liever gij ! maar 't zou
Te wreed zijn, zoo 'k, nog land thans met uw aandacht spelend,Bleef draaien om hem heen . . . .'t werdookbepaald vervelend !
DE
mna
xo .
TJuur komt bewc'g in den zoutklomy. Met zijn hand
%ich brubbeudincijunroJk : x't Baa bnveumtjoverstaud :Moar"tlmzoo, 'tuzoetzoooiju!"--En vauzijurraugdbebomeo,--
`tTYuo,reugddiedooheuutroC--tern/ij\dele,oomstroo,ueu,--
Want o hj was ve 'ougd` hij \oeKle noeer dao oob,
Mear dan eeo 8ruigoou voorxijujoogeBruid gntnoid!--
lenwij!dmo"tb)nod weerbruistdoor de`uazJeobeutaberuukol,
Caoft hij oom, uodonoua], eeo ougnzieu spektakul.
zc' .
Eeu atraa van vreugde ou trots baziekzijuroodgolaat `8ij hliukt en mobdtert als de 'ouge Dugaruad
Bij glio4 van vreugd . Bij gau met lacbee ,uu geooegeu
Ziob weder 1n den krbzg van ziju faooDio voegeu .
No roept van aDe zij , het oogeduld : Wod is `t7
Wat rram `t'? Wut zon `t7 xJu, ja, wie dat oeus `vlmt ! --
Muar boou` gij zolt bet xiau."Bij glimlachdzeerhooruacdig
En rraomd : xBno/ kno! die brief; die was ziju port vvel vruur6ig ."
zoz .
--xKumt uDeu mo mij boeu/" Terwd\JeRbldermprak,
Uotkoipt bij ooo drift he derde mu lautste lak
Auo ziju surprise envbzdt--oeu enuuakvn vierkautdn je .
xWie dorft da open doeu?" Zoo vruagtbij,ooeteeublo 'e
\ruu otomuzo lievioheid . xDc moueeb o o/o die eer `lk die o `t yade brocbt ik ` hnoggemtreuge Beer!"
En Siut-Niklauo, dien vvij ecbier uit bet uog ,orloreoDoor ,
tSiut-Nlkluaogeacbeok,treedteooskdapaweeruuurroroo .
236
DL SINT-,vIKOLAASAVOND .
XCIIII .
>>We1 ja, days aardig!" zegt de Ridder -- »goed bedacht!(Straks boor ik wel hoe gij bet toch hebt meegebracht !")
Hij keek gedurig naar Mevrouw, als wou hij zeggen»Ik weet van u dat gij mij alles uit zult leggen
Op 't oogenblik." Nu had de man bet veel to druk,Hij kon niet denken in den roes van zijn geluk,
Ook heerschte er zulk een drift en spanning bij de scharen,Dat verdre praatjes bier bepaald onmooglijk waren .
X CIA' .
De Held staart in bet rond met kalme majesteit,En ieder is, als gij, op alles voorbereid .
Een oogenblik, nog den en --'t doosjen is ontsloten . . . .)He !" roept uit eenen mond de kring der huisgenooten,
))He !" roept de Bisschop en blijft stomverwonderd staan ;))He !" valt de Ridde in en valt op 't doosjen aan ., . .
En o, voor mij, die weet wat ieder ))be" beteekent,Zijn, hoorders, al die »he's" 'hartbrekend en welsprekend .
zev.
In 't oog des Kidders welt een groote vreu detraan ;Hij ziet zijn vrouw, zijn kroost, zijn knoopsgat teeder aan,
Dan strekt hij de armen uit in theatrale ontroeringEn - als een slecht akteur in tragische vervoering
»Dees dag - zoo barst hij los -blijft onvergeetlijk schoon !Ho or, ik ben kommandeur ! kijk van den Eikekroon !"
En hij drukt alles aan zijn rok, zijn vrouw, zijn zoontje,Zijn dochter, broer, neef, nicht en 't meest zijn . . . . Eikekroontje!
DE SIYT-NIKOLAASAV0ND .
XCVI .
De groote kommandeur zijgt in een armstoel neer,Hij was kapot van zooveel vreugde, zooveel eer,
En met zijn flier kleinood flog beter in zijn nopjesDan met hun suikergoed mijn blonde kinderkopjes !Ik kan met dezen Leeuw flu doen al-wat ik wil,Zijn rijkdom maakt hem zacht, soetsappig, lief en stil,
Hij laat zich eindloos, als een lam, feliciteeren . . . .Ik wil oprechter zijn - ik zal hem kondoleeren .
XCVII .
Toen eindlijk iedereen in 't breed of in het kort,Een oom, bijzonder vol, het hart had uitgestort,
Toen de eerste roes der vreugde een weinig was geweken,Toen 't snuisterijtje flog wel twintigmaal bekeken,
En daar bepaald was flat onmiddellijk de faam,Bij monde van vier knechts, den versch gekroonden naam
Des nieuwen kommandeurs aan al zijn riddervrindenZou gaan verkonden naar de hoeken der vier winders ;
XCVIII .
Toen een der kindren op zijn vingers was getikt,Die - heilge onnoozelheid ! -- aan 't kruisje had gelikt. :
Toen Sint-Niklaas op nieuw zijn recht had laten gelden,Om 't kommandeurskruis vast bij 't ridderlint to spelden
Op 's mans doorluchte borst ; toen hij een groot kwartierZich zelf bewonderd had met kinderlijk pleizier
Toen sprak hij flog eens tot zijn vrouw : »'k Word ongeduldig
Mijn schat! Gij zijt mij flu een explikatie schuldig ."
237
238
DE STNT-NIKOLAASAVOND .
YCIY .
't Is treffend dat de man, als bij instinkt, zoo wistBat hij to doen had hier met vrouwelijke list,
En zoo gedwee zich onderwierp : mijn eedle Heeren,Laat ons dit groot geheim bescheiden respekteeren!
Een vrouw die zulk een dwaas door fijn verstand regeeit,Is waardig dat haar wil en wijsheid triumfeert ;
Zij liet den man volstrekt niet dansen naar haar pijpen,\Iaar wist hem enkel in zijn zwakste zwak to grijpen .
C .
Let op : zij knikt en blikt haar egae vriendlijk aanEn zegt : »Ik heb misschien uit hartlijkheid misdaan
En - uit - nieuwsgierigheid - rnaar zoudt gij 't niet vergeven,Althans op zulkk een dag, den blijdsten van ons leven'1"
~Welzeker, spreek, mijn schat!" Och, hoorders, na dien briefEn 't pakje annex werd toch de kommandeur zoo lief
Bat, schoon 'k mijn losse tong met honig had bewreven,Ik al die poezigheid hier moeilijk weer kon geven!
CI .
~Nu dan - herneemt Mevrouw -- zeg ik u alles graag!Van middag bracht men al dat pakjen . . ., uit den Haag. . . .
Gij waart niet thuis. Het kwarn natuurlijk in mijn handen,Be port was hoop ; ik keek - ik dacht-ik voelde'I branden,
Hier in mijn vingers - och, ik weet niet wat ik dacht,Een pakjen uit den Haag!? en dan zoo'n hooge vracht . . . .
Ik wist dat gij al lang, niet waar ? zoo lets verwachtte,En had het lakjen al gebroken in gedachte .
DE SINT-MKOLAASA`OND .
239
CII .
»Enf n, gij vat, de rest hoeft waarlijk niet verklaard,Nieuwsgierigheid, helaas, was steeds der vrouwen acrd,
Tk heb, gij zijt niet boos, dus eventjes gekeken . . . .Den brief- dat spreekt van-zelf- mocht ik niet openbreken . . . .Maar o ik wist genoeg en maakte een heerlijk planNu weet ik, riep ik uit, hoe 'k hem verrassen kan
Van avond ! welk een vreugd!" . . . . )Ja, vrouwlief, ja't is aardig !0 ik vergeef het u, 't idee was uwer waardig !"
CIII .
~Ik was in 't eerst nog bang dat ge op de societeitGehoord hadt . . . ."
»Neen, ik wist van niets, mijn lieve meid,Uw plan is wel geslaagd !" -- »Nog niet geheel, mijn beste,"(Let, meisjes, let wel op, het mooiste komt ten leste,Het neusje van de zalm .) Neen waarlijk niet geheel,Maar geef dat op dit feest elk in uw vreugde deel,
Dan is mijn plan gelukt ! ik heb niets meer to vragen,En zal a 't eerekruis met meer pleizier zien dragen."
CIV .
Zoo sprekend richt zij 't oog op onzen Sint-Niklaas,En neemt hem bij de hand : »Vergeef deez' armen dw aas,
Indien ge mij vergeeft!" - »Wat zal ik hem vergeven ?Hij heeft charmant gespeeld,'k zag't nooit zoo in mijn le en !" --
Nogtans de Bissch op, ziet eens aan ! zinkt op zijn knie,En, hoorders, met een stem, wier zilvren harmonie
Ons meisje van daar straks doet blown en verbleeken,Vangt hij bewogen aan to spreken en to smeeken
240 DE SINT-NIKOLAASAVOND .
cv .
Herken den boetling dan, die neerzinkt aan uw voet,En vraag, neen vraag hem niet, wat gij vergeven moet,
Vergeet een booze grap, die hij in ernst nooit meende,Die hij met diep berouw in eenzaamheid beweende,
En schenk hem, op deez' dag van zegen, roem en eer,Uw goede vriendschap en - uw lieve dochter weer . . . ."
Hij slaat zijn mantel op, zijn hoed is afgevallenEn -'k zeg niet wie hij is, want gij herkent hem alien
cvl .
0 zie dat rijk tooneel ! het teerverliefde kindVliegt aan haar vaders voet in de armen van haar vrind ;
De blonde kinderschaar staat lachende verlegen,Om t jonge paartje heen a!s Engeltjes van zegen ;
De moeder juicht, flu zij een tang verboden waarIn huffs gesmokkeld heeft en zond~r 't minst gevaar ;
De minnaar in 't gewaad van Sint-Niklaas verscholen,Had immers door 't kadeau des vaders hart gestolen ?
cv" .
Wat deed de kommandeur? Wat zou de stumper doen?Kon hij zijn hoop pardon nog weigren met fatsoen?
Twee tantes stonden met haar zakdoek aan haar oogen,En ieder smeekte en bad in stilte of luid bewogen .
Hij-zelf, hij was bijna getroffen, in de war,'t Scheen of hij raad vroeg zoo aan de eene of andre star,
En de eerste wrokte nog om 't liedje van Kokanje,Maar 't kommandeurskruis riep : vergifnis en . . . . champanje!
T) S1i\T-NIKOLAASAVOND .
241
CVIII .
Die tweestrijd duurde ecri pool . lie spanning ices ten top,
Men hoorde bier cen zucht en daar een haitekiop,
Maar eindlijk, door 't geluk en -- door de omstandigheden
Verwonnen, roept hij uit : Nu ja, ik wfl 't verleden
Vergeten, dezen dag van room en vreugd ter cci,
Ziedaai mijn hand, ziedaar . . . rnaak geen )Kokanjes'nicer
Nu is mijn plan gelukt!"
juicht hem zijn Bade tegen,
En dankte laid haar man en stil des Hemels zegen!
1k zing de weelde niet van 't weer verbondeii paar,
1k zeg niet apes wat zij fluistren met elkaer :
Terwiji haar dankhaar oog bleu op hear moeder staten,
Moest hij bet lieve kind flog eens de zaak verkiaren :
Wanneer Mevrouw hem toch haar plan had voorgesteld?
En wat hij had gedacht? En wat zij had verteld'?
En wie hem had geleerd voor Sint-Niklaas to spelen?
Hij moest van a tot z haar apes mededeelen .
cx .
lie gouden bracelet \verd uit den donkren hock,
Waar ze eerst verbannen was door barschen vadervloek,
In cer hersteld . Hij zeif haakt flu bet huwlijksbandje
Vast om haar arm, en kust bet bern geschonken handje .
En stamelt : )God and iou!" aan 't bane van zijn braid . . . .
iEn onze moeder!' - roept bet lieve meisjen nit-\\r ier trouw en wier vernuft deze u itkornst ons beieidde,
En die een Engel was, een En gel voor ons beide !"1.
16
42
BE SINTNIK0LAASAVOND .
CXI .
O vrouwelijk veinuft, zoo onuitputlijk rijk,Zoo geestig en gevat, geen wijsheid it gelijk!
Ook ik geloof, men had zoo's zotheid niet bedreven,
Had men des Ridders kruis aan 's Ridders vrouw gegeven!
't )Vntus nobilitat" zou dan geen parodie .
(ieen faster zijn geweest van wijsheid en genie . . . .
En schoon al inenigeen die stelling mij betwist heeft,
1k ho nog altijd vol dat men zich her vergit heeft!
CXII .
Wanneei toeli, vraagt ge in 't end, had ooze domrne vriend
lie kroon dei burgerdeugd verworveii of verdiend? --
Velars, de schijn bedriegt de kleinen en de grooten,
En, sehoori de waarheid Kiel den schijn heeli uitgesloten,
lie man had aanzien, geld en poids ; een domme faarn
Of ecu gedienstig vriend verkondde ver zijn main,
Men had missehien gehoord dat hij ccii heele baas was . . .
'Ic Wil toch niet denken dat het vooi zijn Siiit-Niklaas was!
CXIII .
De koinmandeur, vermoeid, kapot van al de piet,
Sliep wel their nacht niet veel, maar ging toch vroeg naat bed .
1k laat den stumper zich bier vieedzaani retireeren
En wil hens lieft niet in zijn . . . . droomen poursuiveereit .
Schoon hij den altocht hues, ging 't feest heneden voort,
lien kuste, lachte en sprak en schaterde ongestooid,
Meviouw gaf aan 't coupe een tijne Ilesch . . . . ehampaiije,
En -- niemand dacht meer aan bet liedje van Kokanje!
DL SJNT-NtKOLAASAVOND.
GXIV' .
Help ik nu lang genoeg islet dezen dwaas gespot,
De zoute scherts hekroon, zoo 't mag, een gulden slot!
Want, schoon ik nimrnermeer met 's werelds schijn zal dwepen,
Toch. vrienden, word ik heist ook niet vei keerd begrepen ;
Pus luistert, eer gij licht den armen dichter vloekt,
Die voor zijn ergernis bij u verluchting zoekt,
Die graag aan zotten geeft wat zotten is verschuldigd .,
:\'lair naast de waarheid liefst de ware grootheid huldigt .
uiv .
243
En dies, o sprekend beeld van Neerlands glorie-eeuw,
Eerwaardig rid derki uis van onzer vaadren Leeuw,
Gegroet op 't ridderhart vol eedlen gloed, vol zaden
Van licht en vrijheid en van mannelijke laden !
Gegroet op de eedle borst waardoor Gods adem ruischt
Pie van welsprekendheid of seine zangen bruist ;
Gegroet op de uwe, o trouwe kunstnaar, die de renten
I w tijd, uw yolk hetaalt net t odlijke talenten !
CXVI
'k FT eb lief dat eermetaal op 't onverschrokken hart
I)es jongen hells, die 't kocht islet nToed, met bloed, met smart!
Ell op de brave burst der burgers, die hue levee,
Hun lust of hue fortuin, hue land ten beste geven,
En op lief vvambuis van den zoon der Industrie . . . .
waar maar een haste klopt, een vonk gloeit van genie!
0, Torsten ! wat nosh goud nocla zilver kan betalen,
,~e uw tierlichte g ast uw yolk in de oogen stralen'
244
DE SLNT-NIKOLAAStVO&D,
CXVII .
Maar als in de eeuw des lichts Gotin en Trissotjp
Vadius, Prullius, Quibus, George Dandin,
Harpagon, Pourceaugnac, le marquis Mascarille .
Le bourgeois Gentilhomme et les sots en farnille,
Tartuffe en Don Juan en weet ik wie of wat,
Trots de eelsten, Knee verkondt : Virtus nobilitat!
Dan . . . . o dan trip in 't graf Moliere's )ki1 gebeente"
En draail. zich rammiend orn in 't verre lijkgesteenfe!
CX VIII .
Dan zou men schreien, neon, maar lachen, lachen dat
ilet als een donder kionk door deze dwaze stall,
Dan, dan vergeet een knaap zijn aclittieti jonge jaren,
Zijn onbezorgd geluk, zijn vriendelijke snaren,
Dan grijp ik, (want, heaas, geen wijzer kwarn mij voor)
Een groot karikatuur bij 't ellang ezelsoor,
En zeg hem in 't gezicht dat Neerlands eclite zonn
Niet buigen, flu noch ooit, voQr zulke lauwerkronen!
CXIX .
Helaas! ik zeg misschien de waarheid - als een kind!
Maar 'k ben Goddank, zoo dom, zoo ijdel r1iet, zoo blind,
Dat 'k ooit een eenig mensch zal om zijn knoopsgat eeren :
Doch lust het u, als mij, de kwestie om to keeren,
En vraagt gij : of ik, oni een groot en eerlijk man,
't Bewijs van add, zij 't een Iintjen, eeren kan?
Dan scheiden wj in vrede, en, hoorders, wat verander',
Ziedaar rnijn rechte hand, want wij verstaan elkander .
1849 .
ZAG F1TH Eli).
choonste deugd van schoone zielen .
Liefste trek in 't lief gelaat!
Mannetitrots en haitstocht knielen
Waar ge UW vriendlijke oogen slant .
Zachtheid is de kracht der zwakken,
Is haar schepter en hair zwaard,
't Bloernpje, dat een zucl'it zou knakkei,
Beeft en buigt - ea blijft gespaard!
J
Zachtheid zal den dwingland leiden :
In het heiligdom der trouw
Heerscht ontneik}aar en bescheiden
Dc almacht van de stifle vrouw .
Haar gebod riiischt als een bede,
En haar weaken is bebod ;
Vooi haar voeten dauwt het vrede,
En haar zonen zegent God!
a
BE AVONDZON.
in God is rnjn kraehf,
Sprak hij innig en zacht -
Maar ik voel dat rnijn levee zal ren1en ;
Meer dan zilVer en good
Hebt ge uw dienstknecht veitrouwd .
0 genadige fleer der taleaten!
'k Help naar kennis gedorst,
Zij verscheurde mijn hoist
Tiouwe liefde gerias rnijne wonder ;
'k Itch den prijs en - de ellend
Orizer kennis gekend
Maar den weg en de waai'heid gevon1en
DE AVONDZON .
Zijn rriijn kaken verhloeid,
is miin voorhoofd \rermoejd --1k geloof, ik hen jong, ik mag werken ;
Zoeie luehi die mij wachf,
Seherik rnijn iichaam weer kracht!
I1 genees, als ik zwakken mar sterken :
Schenk rnij . Heere, geduld!
Want mijn geest is vervuld
Van mijn planners, die hloeien en rijpen .
0 het levers is Schoon
Voor wie dingt naar de kroon,
Die de hand van den Christen snag grijpen .
En zijn vriendelijk oog
Staarde hiddend onihoog,
En liii schudde het hoofd in gedachten :
'k Heh Been kleiiien geleerd,
I Heb Been zondaar bekeerd,
Nog Been lijder getroost : laat rnij wachten .
1k heb lust in mijn lot,
1k heb rust, iii mijn God,
En rnjn strjdleus is : vrede des Heerei
Horn' de westewind suist,
En het korenveld iuischt . .
1)at is HIj, die den oogstt zal vermeren .
24T
248
Leid mij achtkens naar huffs,
En de dieist van uw kruis,
Die mijn ziel zich zoo lieitijk gedaeht heeft!
Dat ik werkend bezwijk'
Als ecu kneeht van uw iijk,
Die zjn dagweik geloovig volhracht heeft . . .
En ik hoorle hem aau,
Met een lack en een train
'k [lad de zon nooit zoo plechtig zien lalen
tn dat bleeke gezicht
Werd zoo sprekend veriicht,
Door de Iaatste, hair stervenle stralelL
DE AVONDZON .
1850 .
eggedorde en weggeteerde bl~ren
Bioernekens van geur en kleur beroofd,
Blonde, brume, zwarte, zUden haven,
Lokken van zoo inenig dierbaor hoofd,\[erzen van verl i efde dichters naren,
Zoete nonsens onzer kinderjaren!
Rozenstrikken, door den tijd verdoofd ;
Woordjes . . . ach zoo geulig eens - nog teeder,
Die U aarde en kernel hebt beloofd . . . .
Plechtige eeden van een kraaievedei!
Ach, hoe inocht ik eertijds uren fang,
Paradjs van bloeinen en gezang,
Bij den schat van uw satijuen bladen,
't Peinzend hoofd in liefde en weelde baden!
U bescheen der Hope stralenglans,
't Dwepend hart inocht nan uw geur zich lay en :
Ach! ecu aaklig kerkhof zijt ge thans ;
BiJ elk dorreud bloeinpje van uw krans,
Ligt een liefde, een vreunI, ecu Broom begraven .
ID E MI 0 N .
men duivelije sprint rood-end'-om in injn hart,
Een duiveltjen, ach, dat mij fopt en mij sart,
Een hatelijk knapje,
Een kittelig aapje,
Pat spot met het Iiefste, dat grijnst en grimast . . .
De bron van mn gruwlen, mm demon, mijn last .
Als deernis of liefde tot schreien Inij dwint,
Als hijkans een traan hij uw lied mij ontspringt .
Dan zel hij daarbinnen
Zijn leelijke zinnen
Op 't speuren van dwaasheen in 't roerende lied . . . .
Mijn eigene verzen . . ., hij spaart ze mij niet!
DEMON .
Als somtijds een zaak van belang, van gewicht,
Een droevig bezoek of een neetlige plicht,
Van cjfren en rekenen,
Bedistlen en teekenen,
Mj voert tot een ernstig of deeglijk gesprek
Dan plooit hij een lack. . . . van mjn deftigsten trek .
En als ik to-met, in een hui van herouw,
Geleerdheid - als krone des levens beschouw,
En 't Iicht mij gait schijnen
Uit grauwe kwartijnen
Vol pluizende noten, clan schudt hij het hoofd,
En zest dat hj Diets van die grappen gelooft .
TIIj spot met uw goedheid, gene ende vriend!
Hi vraagt of. . . . wien denkt ge ' . . . . mijn achting verdient ;
En als cv een steekje
Mocht los zijn can 't preekje
Des Zondags, dan neernt hij mijn stichting, mijn vree,
Die leelijke DuiveL vaak lachende mee .
En sours- als ik spreek viii ecu duivelsehe smart -
Dan knijpt hij, dan bkjt liij mij diep in het hart,
Dan knort hij, dan blaast hij .
Dan grinnikt en mast hij,
En maakt dat ik nurksch en, wreeder dan wreed,
Al plaag wat ik liefheb en lack met hun Iced!
'251
BIJ HET BEEKJE .
erwiji ik staar in 't. spiegelgiad
Van 't zilvren nat,
Schud ik rnijn Iioofd : vie hen ik'?
Ja, hooge Hemel : Hoe, wie, wat?
Wat wil, wat weet, wat ken ik'?
Zie hoe hij laeht -- die dwaas, die quit,
Die Ieelijkert in 't water :
Mijn help! rnij-zelven lacy ik nit
let wouderlijk geschater .
o inenschenhart., o inensehenhait,
Verstrikt, verward,
IS5 .
8[J RET 8EEKJI .
Vol zonden, dwaasheen, wonder
1k gaf mijn zoetste en liefste smart,
Mocht ik rn-ze1f doorgrondeii .
Een lath klinkt uit het go.lvenbed ;
fiat wil zich-zeif begrijpen!
Zoudt ge ook uw beeltnis bier to-met
In de ooren willen knijpen?
BLADVPLLTNG .
en bladvulling wilt gj gaan schrijven,
Hier voor dit slecht gevulde b1ad' . . . .
Och, - 'k zou het maar wit lateri blijven!
Daai wordt genoeg papier bekiad .
GEZOIND VEIRSTAND .
ij zijt het zout tier schoone dichtienzangeri,En zonder u is dichtkunst - ijdelheid ;Gij zijt de zon, die Iicht ti !even spreidt
In 't jong gernoed vol onbestemd verlangen .Vol droomen, vol gevoel, vol dweperij ;
Gij vormt ons hart tot ware poezij!
Gi] wijst den Man den rechten weg door 't !even,want gij verzoent den jongeling met de acrd,Die hij zijn werk, zijn kracht, zijn liefde onwaaid
1 ekeurd had ; en gij heiligt at zijn strevenTot menschenheil nit reins menschenmin,En prent hem 't doe! ass aardschen levees in
GEZOID VERSTANI) .
Gij runt van nit dci menschen scheeiniende oogen
lie balken van vooroordeel, zelfzucht, spot ;
Gij wijst ons van het levee 't waar genot.
hew heidre blik verfoeit de sehooiiste logen,
Maar vergt voor iedre waarheid ons ontzag,
Ook die 't vernuft oils iiiet ontraadslen mag .
GiJ leidt ons tot elkennen en gelooven
her waaiheid, die het zoo i ig hart geneest,
Gij zuit den mensch bescherinen, goede geest!
\Vair 't onveistand lieni alles won ontrooven .
't Gevoelloos limit en 't dwaze lioofd alleen
Spot met geloof en zija verborgenhein!
0, 't krank gevoel wek soles uw meded)ogen,
Toch molt gij 't hart zijn eerste rechten niet,
Of laclit en spot, waar hid zijn stem gebiedt .
Gij zijt een gave, een lichtstraal uit den Iloogen,Gij brengt dcii Vrede in 't rustloos zoekend bielu .
En leert het hart gevoelen diep en rein .
0, 't koele hoold, bij 't warm gevoeleiid haite,
iiwingt eerbied of en liefde! Pat spreidt liclit
En levee, waar zijn moedig oog zich richt .
Pat peilt de wonde en deelt en heelt de smarte .
En dat is mij uw beeld, gezond verstand :
Len schrandre geest, wien 't hart van liefde biandt .
2$6
GE2ON VEflSTAND .
Wel flag de man u tot zijn schutsgeest bidden,
Die Kerk of Kunst, of Wetenschap en Staat
Zal dienen met zijn licht, zijn kracht, zijn read ;
Opdat hij mensch en Christen zij to rudder
Der kranke, der geschokte rnaatschappij,
Vol onverschilligheid . alarm en dweperij .
I8s' .
Li BF]BJAAL
Die ?,,fxhre J,,be,',iit~( i .f An&r!cennviqi
ij zijn oitzagfljk liheraal-
Wj later ieder vrij
In does en denkeri, kunst of teal :
Wij zeggen : vr ij en blij 1
Door volkje, dat niet denkt ale; wij
En wroet voor zijn partij,
Pat hen de duivel heal
Wat ziJn we liner aal!
BOTJTADE.
land van mesa en mist, van vuilen, kouden regen,Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen!Vol jieht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp .
o same hrij-inoeras, o eif vary overschoenen,Vati kikkers, baggerlui, schoenlappers, moddergoon,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen,Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!
Uw kliemerig klirnaat maakt rnj Met bloed in de aderertTot inodder ; 'k heb Been lied, Been Monger, vreugd nocli vree .
Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen,Gij - iiiet op mijri veizoek - ontwoekerd aan de zee,
Nov . 1851 .
17
fflJ EEN ,,FANTAZIE"
VAN DEN KUNSTC11!HEP1 J . A . I(RuEnAN .
- -Jaai waait een
Op de Tcitoonstdlling 1850 .
geul VI1 helde en zegen
Van hernelziii en levensvieugd.
Van jong geloof en blijde jeugd
Van 's kunstnaais edel dock u tegeii :
En als ge uw blik, flog onveizaad .
Veiliefd, verteederd en hewogen,
Van dit zachtmoedige gelaat
En deze vrorne, vroolijke oogen
Weei in de koude wereld slaat
Pan voelt ge zooveel zoete smarten,
Also' gij 't heste deel uws harten
Bij 't lieve beeld uit 't droonigehied
Per kunst - voor eeuwig aehterliet .
LEVEINSLIED .
oe mm ik dat fier en dat vroolijk gelaat
Met h±!deren bloc op de wangerl,
Dat oog, dat rte reinheid der ziele verraadt,
Dat harte vol bloemen. en zangenHoe min ik u, heerlijk en hartelijk kind,
Die knielt voor uw God, en de lente bemitit
XEaar 'k gun a dat block en dat ziekelijk schooxa .
Die d.etse, die mUnierende oogen,
Pat blosje zoo kwijrlend, poetisch van toots!
Dat hart door illuzie bedrogen ;
Ik gun u 't hedorven en dwepende kind,
Dat kwijnt in het voorjaar, en -- 't maantje hemini .17*
260 LEVENSTIED .
Hoe boeit mij de rke, de manlijke luit,
Floe wensch ik den zanger to kronen,
Die gloeit voor zijn God, voor zijn land, voor zijn braid,
Die 't levee in zinrijke toner
Weerspieglend, al bloemen, vol kleurigen gloed,
Vol geuren des levees, ons strooit in 't gemoed!
:Mar weg iiit dat ijsiijk en kermend gezang,
Van zieklijke hersens en harten ;
Ons maakt goon wanhopende Demon sneer bang,
Ons waft al do tooi van uw smarten,
o wereIdveiachters, gij laat mU zoo ko1 ;
o pronkende lijders . . . . waar is uw gevoel'?
Hoe mm iii die seine, die godfljke leer,
Die moedig bert levee en strijden,
Do hlijdscliap ons heiligt als gaaf van den Deer,
En waarljjk kan troosten in 't lijden!Die spreekt : Din uw God met eon holder geziclit,
Ileb zout in u-zelven, en wandel in 't licht!
Maar, zieklijke dweper, ontpbooi uw gelaat :
'k Heb schaduw genoeg in hot levee !
Ach, spreek mij van God en zijn zegen goon kwaad,
En leer mij riiet zuchten en beven!
Die pruibende lippen, dat hangende hoofd . . ..
Hem voegen ze 't tninst, die vemlrouwt, die eloott
LEVENSLIE D .
O Fleer! laat nog lang een vertroostend gezicht
Mijn weg en mijn lever bestralen ;
O leer mij dat lied, dat bezielt en verlicht,
Of troost in den boezem doet dalen . . . .
Schenk mU dat geloof en (lie kracht en dien cooed,
Die strijdend - maar zingend, uw Hemel begroet!
oen ik hem daaglijks sprak en zag -J)at vriendlijk oog, dien milder lacy
Berninden wi] elkander ;
Toch Meld ik, zoo verbeeldde ik mij,
lets meet van menig antler ;
Van jonger vrienden, dwaas en vrij,
Vol opgewonden jong gevoel,
Want hij was kaim en scheen wel koel .
Maar nil de vriend mij is ontvalleii,
Nu voel ik 't aan miju large smart,
Nu klaagt, tm weet mijn eenzaam hart
Hem had ik 't Iiefst van alien!
61
ERRATA.
blonde Folly! o mijn engelachtig kind!
Die 't kopje looiend, voor een vriend, niet al to blind,
Juist op dii oogenblik een sproetje, puistje, wondje
Onldekte in 't blank gelaat, viak bU uw rozenrnondje!
O stipte gastvrouw! die een hinderlijk gernis
Van ruimte eh entre-mets bespeurdett aan UW discli,
Een Ilesch to mm, en Binds een schikking van twee gasten,
Wier neuzen aan die plants elkandren niet verrasten
Op aangename wijs! 0 handlaar, die een fontBernerkt heht in uw kas, al weken, maanden oud,
En nachten doorstrijdt in gezelschap van iiw boeken
En -- cijfergeesten, om een kwart proent to zoeken,
In eeuwge sommen diep hedolven, met elkaer
Vermenigvuldigd tot de veelheid van uw boar,
En eveneens verward, - biJ geese- en zielsverrekking,
Bij eindlooze op- en of-, kwadraat- en zenuwlrekking . . . .
ERRATA .
Vergeeft mij, zoo ik thans met u niet lijden kan :
1k weet, rarnpzaligen! een meer bedorven man,
1k weet een sort, waarbij ik 't owe voor geluk hood . . . .
ITet noodlot eens auteurs, vernietigd - door een drukfout .
Een drukfout - maar het is een dolksteek in uw oog,
Beklagenswaarde vriend, hoe kaim, hoe hoog of droog,
Jet is een vent, die onbeschaamd springt door uw glazen ;
IJet is een dief- ach, sours van onbetaalbre frazen,
Van verzen, kronen, ja, en )koninkrijken waard,"
Van geestigheden schier to geestig voor deze card !
Errata! rnaar lief zijn de gruwlijkste pamfietten,
Die in law eigen \verk de vuilste harden zetten,
Schoon gij met gierenblik gewaakt hebt voor kopij,
Proef en revizie van uw eerste poezij,
Uw defog proza! - Neen, 't zijn duiveltjes, die dansen
Voor de oogen des auteurs, of dreigend zich verschansen
in zinnen zonder zin en verzen zonder maat ;
Of; als beschonken liii die wagglen over straat,
Als orngekeerde p's, of n's met haar pooten
Hoog in de lucht, of als eeri woord omvergestooten
Door vinden, op lion news getuimeld-
, of als0
Een antler zonder kop, een alias, een hall
Zich voordoen ; want gij weet, naar ouderlijkQ zeden
Ran zich een duiveltje vrij wonderlijk verkleeden :
Nit eens in groot kostuum en straks in neglige,
Sows in uw hesten vriend, waarom niet in een P'?
Ja, dowels zijn lief, die met helsch-onnoozle bhkken
Zich aan de wanhoop van een arm auteur verkwikken :
23
264
ERRATA.
~> 'Vat is dat prachtig!" trilt hun plaagstem in zijn oor,))Een nieuwe taalvorm!" grijnst het wriemelende koor
))Dat versje is delicieus! vast ))zoo in eens" geschreven ?Inktkoker, pompstok 1 ) ! godlijk rij m ! Men zou wat geverl
Voor zoo'n genie! en kijk, dat geestig quiproquo,'t Lijkt wel moraal, en toch, is 't niet een fijn bonmot?"
Zoo bijt het ; tot de man, verlegen en verloren,Zijn werk in 't vuur smijt, om van de' eersten vriend to hooren
Als hij zich buiten waagt en snikt en snakt naar luchtHoe yammer van je hock! maar 't is toch wel een klucht . . . .
Een klucht . . . .! maar 't is een moord, een diepe zielewonde't Zij voor een knoeier loon naar werk, en straf voor zonde : -
Ik zeg u, op mijn woord, dat geen fatsoenhjk manDie wondere kritiek lam-lijdzaam lijden kan .
Ach ! ware ik souverein, despoot of potentaatje,Al was 't ook van een klein bespotlijk moffenstaatje!
Geprezen eenheid van ))das Deutsche Vaterland,"U lief ik zoeken als ver boven mijn verstand ;'k Heb van finanties geen begrip, maar 't zou zich vinden. ;
Want vorsten hebben steeds zees ijverige vrinden ;Doch wat ik doen zou `? 0, 'k heb wetten in mijn hoofd,Van wier effekt ik mij vast wondren heb beloofd
Voor lezers en auteurs : mein Gnade zou besluiten,Dat elk vervelend hock van oude en jonge guiten
1} Bilderdijk zest, y en e~' rijnieul op elkai i ,till ~nktknker op pmiipsfuk,
RRRATA . 265
Dat zondigde op het stuk van smack, gezond verstand
Taal, rijm of mast, ., . . misschien onmidlijk wend verbrand?
Neen, neen, gedrukt, gedrukt! ma,ar, schwarmende Ongelukken,
Begrijpt mij wel, ik zou 't met fouten laten drukken,
Geen enkle proef - laat staan revizie - zoudt gij zien,
En straks wl, als de pest, uw eigen werk ontvlien !
Want, volgens deze wet, zou 't schooner onzin wezen,
Dan ooit Frans Baltus can het menschdom gaf to lezen : --
En binnen 't jaar verscheen Been boek meer in mijn rijh,
Het prullenlegioen van iedren dap gelijk,
En eindlijk, daar ik graag rechtvaardig wilde blijven,
Zou nooit mein Gnade meer een enklen repel schrijven .
Secundo, ieder werk, de vrucht van rijp verstand,
Smack, kennis, geest, vernuft, een glorie voor mijn land,
Eerst door een kalligraaf in keurig net geschreven,
'Nerd, door den Staat beschermd, met zorg in 't licht gegeven,
In vriendelijken vorm, de letter grout als veer,
En niet, mijn vrienden! op dat gruwlijk grauw papier,
Dat mij van 't beste werk duet walgen, daar de heeren,
Geleerden van beroep, ons eeuwig op trakteeren . . . .
Versta 't papier' . . . . En dan beproefd, gerevideerd
Met arendsoogen, hondenneuzen hooggeleerd,
Door heel het snugger korps van wakkre schoolmonarch en,
En door een ezel -- want een ezel vi.ndt een font,
Waar 't, niemand d .enken zou'
'k Liet eindelijk met goud
let wansche zettersglld zeer vorstelijk betalen,
Maar wee hun, zoo 'k op h€ n er n komma kon verhalen,
266 ERRATA .
Een drukfeil, die het werk onteerde door hun scliuld,
Na zooveel zorgen, zooveel tobben en geduld :
Wee! op mjn wooed, ik liet de domme zetters zetten,
En gaf hun Speck noch Bier nocli Butterbrot - dock Ketten!
Neen, 'k liet ze-tot hun straf-den misdruk, door de wet,
Artikel n, vergaerd - eens door hun hand genet
in dagen van lortuin! - mij prompt van buiten leeren,
Steaks---al do auteurs present - then rommel dekiarneeren . . .
Ms Rederijkers van (le kroon in gala, met blauw lint,
Wit vest, gelakteii voet, vol ernst, vol puf, vol wind .
En . . . moor bola,, ik vrees tit grapje zal mU rouwen!
'k Machf zelters en auteurs nu wel to vrind aaii lioun,
IS 51 .
VQHEI/[JDS, D[E ZU()Y8UEU Z[MUEN,
KR[JO?DE POCS'
vroeg in den morppn `%ong nnnDk en zonder ,eel xmgen,
A s rogeD,np nijn, een lied .
U vngeUje, hoA loch un snute,Y
0 Jenk unn den \oereoJen knte,--
OU ,ingt . . . . ge ontnnapd hem nie! .
Een Jichterde, ,roag in den morgeu
Des !evens, ,m'g znnder vee zmgen,
A!s dichteren zUn` een lied.
268
VOGELTJES, DTE ZOO VR0G ZJNQFN, KRJJGT OF FOES .
o zangertje, hoft loch uw mater!
o zie toch dies loerenden kater,
IJien kritischen, spottenden safer-
Gij zingt . . . . ge ontsnapt hem nief .
Flet vinkje bezweek onder woiden
En klauwen, en werd versonden,
En 't was met het vinkje gedaan .
En de ander? - Iiij scheurde zijn kleertjes
En lief er een bundelije veertjes . . . .
Maar vloog loch weer op in de sfeerfjes,
En spoedig ook groeiden zjn veerfjes,
Veel mooier, Meneertjes,
SNeer aan .
1851 .
EERSTE GEDICHTEN .
269
BIJL r GEN .
VOORREDE EIJ DEN EERSTEN DRUK .
VIuEN11EI,IJ1 E LEZEII!
lisdaar Pen hoekske zol snkonzegarenties en vol rvaarhcid. Ik meen
dat de iaatste een gevolg is van ale eersten. Dc kunstrechier, die bier
een zekere eenheid, een zekere richting, een zeker geheel zoc willen
»inden, wordt r_ uingend gewcwrschrawd niet lanq to zoelcen . Gij ontvangt
bier verzen eri versjes, geschreZen wider den indruk van 't oogenblik err
de orngevingen des levens, als de Alarmisten, Vriendenraacl, 't Latijnsche
school (char zjn er bra, die coon niets sneer willen doorgaan dan voor
een gedruicten glimla¢h) ; widen gedicht onr m j •zelven Hollandseb to
leeren, ads Spreekwoorcljes, Epiknrisch feestgczniig eenige, die day
270
LERSTE GEDICHTEN .
&ruehten 2rjn van min of rneer gewichtige revs utien in hart of levee, als
Stem des harten af: . . . maar indien ik in blzonderheden wilde treden en
u vertellen hoe deze eerstelingen ontstaan z'n, zou ik geen voorrede, maar
een intieme biografie moeten sclarijven : en dat is waarlijk de moeite niet
waard. Voorts moet ik erkennen, dat ik mij eiyenhjk noon heb kunnen
begrijpen, waarom ;een n een crime heeft yemaakt van dat gebrek aan
richtiny, aan eenheid. IJie eenheid is zees noodzake4jk in een k'eurspel,
maar niet in emn jong levee of "eerste gedichten ."
Eerste gedichten : zoo heb ik dit boekske met voorbedachten rode ge~
mend. Herlees dat opschrift en volt' mine gedachten . Het is een voor-
rede in puce : char liyt een verzoek in opgesloten en emn belofte . Het
verzoek l uidt
Surtout, considerez, illustres seigneuries,
Comme l'auteur est jeune et c'est son premier pas !
I)at is, vrij vertaald : uwe vcrwachting zij nederiy, Owe belanystelling
hartehk, awe kritiek verschoonend . Geloof' rnrj, die belle is nicer dan
emn fraze van nederiyheid, van beleefdheid of van era voorrede, itch,
yij moest dens weten hoe wanhopig melankoliek de sehr jver-zelf over vele
der co/grade bladz/den dacht! - Haar dat "eerste yedichten" vooronder-
stelt en belooft ook, dat deze eerste door nieuwe, door andere moeten
gevolgd worden, indien de dichter levee era kracht may behouden, dot
spreekt. Alfet de uityave deter verzen recent h j de eerste korte periode
van zijn clchterlrjk levee to hebben geeindiyd en afyesloten, en dat very
iicht heat . Ook op het gebied der poezie in rneniy opzie'it 'wergetende
hetyeen achter is," b jft -'ontwikkelinlq" zijn leas en z iii lust . Het rijpere
EIJL 4GEN .
271
leven geef't rjkere stof; vaster worde de hand, scherper de bilk, deeper
de g dachte ; en de sympat/zie, die hij van vele zzjden zoo onverdiend en
loch zoo mild genoot, blzjve steeds zjn loon en z n kroon . En chit ohms
~~j geen illuzie.
Ik heb fog een plicht der belee, 'dlieid to vervuilen jegens ii, liere
mensc%en, die van ver en nabij met zooveel vuur lie/it aangedrongen op de
uitgave der verhaaltjes in verzen, die gi en de oven met zooveel weldoende
betauegstelling vereerd he/it bij de voorlezing in verse/ill/code ta/en en
zaaltjes van het Vaderland. 0 vergeeft mi) chat zk mjnen schroom wjzer
heb geacbt dan owe vriendschap en, hoewel met strijd en moeite, Fantasia
en Floorneef op yen genrig nzatrasje van gelegenheids-verzen en andern
lief bebberijen heb laten rusten in hun bordpapieren mausoleum . Een
fragment nit den Sint-Nikolaasavond (ik zeg waarl&k oiet let gelukkigste
moor• feet eenige chat ik em' nit kon breken) zende ik a oil dankbaarheid
its een album/lad tee. herinnering van gelukkige avonduren . Acb, weest
fist boos op mijn boekske, outs/at ik den cooed heb gehad a tegen to cal/en .
En waarom houdt gi dan bet minst vervelende thuis ? vraagt een
sc/tolls. Jmdat, antwoord ik, niet apes wat goed is oft to warden g e-
lroord ook geschikt is om to worden gedrukt ; omdat bet een groote waar-
held is, clie van 1e ton fait la musique, en omdat ik niet wil chat men
ha -lijkheden :iu meenen gedrukt to zien, waar eenmaat, zclf e de ge-
strenge toehoorder (niet wane.?) nets erger clan "den vroollke dwaas/aeid
vermin, cn eindelij/c . . . . ik belijd u met diepe schaumte deze berakemzde
~jdelhcicl. . . . omdat ik bet reel amuzanter rind to molten lzooren, chat lie!,
jabber is chat die bewuste verhaal jes ongedrukt bl jven, dun to moeten
vreezen dot totem' yell of andere gedienstige geest mj nit oprechte vriend-
schap de mededeelinq cloet, chat bet toch eigenhjk !amber is chat ze wel
272
EERSTE GEDICHTEN .
gedrukt zijn. Heb ik qel jk of niet? Vrienden en bekenden gelieven deze
oor al~/emeene zoowel c is bijzondere kennisgevinq van to nemen ."
De onbekende Lezer, die van deze verhaaltjes geen kwaad weet, wordt
erzocht mij niet onbeleet'd to vinden, omdat min onberoemdlmeid zich ver=
meet met derden to spreken over taken, die GEd . niet interesseeren.
Laat ons vu den tijd niet langer verpraten .
Alle liefelijkheen en vile liefderijken, vile belanystellenden en vile
welmeenenden wo1 den harte4jk yeyroet door
P. A. de G.Amsterdam, 21 November 1851 .
EEN WOORD
TEN GELEIDE VAN DEN TWEEDEN DRUK .
Dc herdruk van, deze » Eerste gedichten" weed, on, verschillende redP-
nen, a' sedert geruimen t jd - char was dan ook Been haast bij -
geduru uitgesteld. Ootmoedig erkenne ik, dat ik wel gaarne nog eerst
wederom eens een nieuw boekske in de wereld had gezonden, voor ik ten
tweedenniale aankwam met bet oude. Evenwel, dat nieuwe is er nog niet,
en bier (hoe armelijk bet ook staan nnoge!) is nu tochi bet oude, in rijker
doe. Alleen niaar en oclr of bet wezen mocht one de indiskretie
ran een tweeden druk eenigszins to verminderen - de inhoud is, ais gij
ziet, een weinig iermeerderd, vermeerderd met een gedicht niijner jeugd,
waarvan tot no toe slech.ts een nederig fragment verscheeii. De bezwaren
oeh -- men bee/'t ze we! eeizs kleingeestig genoenid - die lang geleden
bij niij bestonden tegen de uitgave van de ~'Sint-,! i olaasarond", zijn nor
274
EERSTE GEDICHTEII.
lanyzam,erliand yeheel, opgelost door den ti/d, die zooveel veranderen deed
het bewuste vers is thans hijna elf jaren oud ; en bovendien nog
cooral. . . . Mijn waarde lezer, ik heh evenais qi, ow duelrtiye redenen,
den diepsten ajkeer van al wat zweemt naar gegkte frazen ! Anders
wellieht zou de hescheidenheid nuj hier vrij dringend ,gehieden a de ver-
zekering to geven dat ik niet zdd vermetel hen geweest, zdd ingenomen net
cen produkt van weleer, ow nit eigen heweying, zonder velerlei vriendelijke
eoorlichting ; lief ~~nonum prematur in annum" (in ,gewijziyden zin!) toe
to passen op dit aloud verhaal -- welks inhoud nu tot de yesciiiedenis
hehoort -- geschreven "toes ik een jonq student was", en dat niets antlers
is of zrjn wil, dan
Un gros tire,
Gonfle de gaite franche et de bonne satire!
Moor dat is lief dan toc]r ook geloof ik, - imniers op yezag van an-
deren - en dit autoriteits-geloof alleen ge/t nui vrijrnoediglieid voor m%jn
.Sint-L'ikolaasavond" een kleen, kleen plaatsje to vragen op het yehied
der• Nederlandsche Letterkunde, als weiyemeende proeve in een drchtsoort,
die, oover ik weet, ten onzent alt/wins, nosy niet door afschrikkende mees-
terstukken is vertegenwoordigd. Voorts, ik geef lief, vets b na geheel
.'foals ik "t schreef -~ en zeker nn net nicer zou kunnen of willen schrij-
Pn - met al zjn "actualiteiten van weleer, 71 zijn frischheid eat z7n
yehreken, zajn eroolrjke r/meir en zijn 'studentikooze" woorden en uendin
gen, zijn losheid en zijn dwaasheid -- zrjn oehttien jaren! De lezer zal
daaronl wel doen, vooral ten mrjnen opzichte, hi1 de leziny van sign ver-
tel?iny zie/i die]) to doordriiigeir van dies u ij~eii revel : Ii faut juger 1e
BTJLAGEN . 275
ecrits, etc., qij meet bet! en meer bepaaldelijk noq, zmle geduriy to
herinneren dot bet gedicht werd geschreven in bet jaar 1849 -- enkele
repels slaan geheel, en al op de dinyen toen van den day, very . koeplet
X, XLIII, LIV -- bet jaar 1849, toen Pius IX Rome had verlaten .
toen Dostenrijk, met behulp van zijn Radetskq's, den vrm,jheidsyeest be-
dwonq; toen, onder onze vaderlondsche tijdechr ften, dot "Letterlievend
nzaandschrift" noq bestond, dot sedert evenals Radetsky van bet tooneel
dezer wereld is afgetreden .
Wat betreft andere ondeugende toespelinyen, die men "in der tijd" in
deze Sint-Nikolaashistorie heeft milieu vinden ; de menschen weten altijd
meer van a dan gij-zelf ; i!c heb er niet 'wee van doen en stet, ze geheel
en al op rekening van de, yelukkige vinders. Pen zaak alleen, ninemer
of nergens iets anders dan een zoo/c, een kolossale ijdelh'id dezer wereld
werd bier belachlijk gemaakt . Sapienti sat!
Noq een opneerking en ik zwijg . Het kan een eenigszins geoefend oog,
bij de lezing van mijn verhaal, hijna niet ontgaan, dot bet er eiyenlij/c,
loot mij zeggen, als geheel, op ingericht is, niet one in stilte to worden
gelezen, moor am to worden voorgedragen, vertoond, kwam mij boast emit
de pen. Ik beb don oak, am deze eigenaardigheid -- nu een eegenaardiy
gebrek misschien -- eerlijk to doenn uitkommmen, bet naar de Nutzaal rie-
kende ~dmijn Hoorders" -- moor niet veranderd in "mijma Lezers", yelijk
dit graders tegenwoordig de gewoonte is, wanneer opstellen, oorspronkelijk
roar toehoorders bestemd, straks eels lektuur worden opyedisclmt . Maar ik
liet dot "mijn Hoorders" onveranderd staan, bij den druk, oak noq one
andere redeem, met, andere gedachten. Ik meen, vooreerst, met goede en
dankbre, herinneringen awe de vrienden van weleer, icier belangstelling mij
eennmaol liefeliik was eea zoet - en doe, ook met deem wel oat vernmetelen18*
276
EERSTE GEDTCHTEN.
wench, dat het vroolijke lied van 7nijn jeugd than, na tiers jaren in zijn
rnausoleurn to hebben gerust -- sleehts van tijd tot tijd werd aan het ills.een uitstapje vergund - nag vele even welwillende lezers en lezeressen
ntocht ontmoeten, ale het eenmaal hoorders en hoorderessen vond bij de
coorlezing in Hoofd- en Flof en Maasstad, - en oak in die oude Veste,
waur ik later de schoonste en beste jaren van 7nijn levee heb gesleten --
helaas, flu voor altijd voorbij! Acli, mu n urine "Eer'ste gediehten!" Met
welk een vreugde zond ik uw eersten, rnet welk een weenmoed zend ik toe
tweeden druk 7nijn rrienden toe!
Y. A. de fix .Amsterdam, 1i aart 1860 .
LEEKE1)TCHTJES .
Will einer merken lassen
Dass or mit Gott es halt,
So muss or kec k erfassen
Die arge, bose Welt.
UJ1LMD.
DEN LEZER.
Brooder, die dit boekske leest,'k Ileb gerekend op uw geest .Zoeke of legge taw oordeel, in't Vluchtig rijrn, den rechten zin!Zegt ook rijrn voor rijrnn niet veel,Kleintjes makes hier 't geheel,Tal van dichten 't eene Dicht,Dat liw tUd a stelt in 't licht,Sehildert wat men hoort en zietOp des geestes wijd gebied,En hoe 't staat met menig manIn arcs Hollandsch Kanai n ;Welk eon geest in onze luchtStreeft en woelt en zinc en zuchtEn de feilen van den dagDie men niet bedekken mag.'t Boekske heeft zijn plieht gedaan,Spoort hot it tot denken aan -
Zoo 't u leeren kan nosh stichten,Desk: 't zijn ook maar leekedichten !
SS(.
LE1
It 1C1J TJ ES.
I .
WAA1i. EN HOE .
let in de scholen, riee11, heh ik gevonden,
En van geleerden, on, weinig geleerd ;
Wat ons de wijzen als waarheid verkonden,
Straks komt een wijzer, die 't wegredeneert .
't Levee sheen is de school van het levee,
Levees-ervaring het heilige boek,
Clod ! door Uw wijzenden vinger geschreven,
Daar ik niet vruchtloos de waarheid in zoek .
7elf tnoet gij 't zoekeu en zelf moet gij 't vinden,
Mensch, in uw hart, in het woord, in uw lot,
Antlers zoo spelen de wervlende winden,
Mensch, met uw hart, uw geloof en uw God .
281
282
LEEKEDICHTJES.
IL
INDIVIDUALITEIT .
Wees u-zelf !" zei ik tot iemand ;laar hij kon niet : hij was niemand .
IIL
VEP.IINDERING o
Elke verandering is geen verbetering.
Ja reinig en heilig, o mensch, uw rratuur,En, strijdend in hoogere kracht,
Vernieuw u, verwin u, beheersclr en bestuurU-zelven, met wijsheid, met macht .
Maar wee over hem, die, to onzaliger uur,Zijn aard en zijn wezen verkracht!
LEEKEDICHTJES .
Daai kwam hij, char stond hij, de vriend van weleer,In jar en niet wedergezien ;
Hij kwarn uit zijn Veluwsche dorpje, van veerEen groet in 't voorbijgaan ons Men ;
Daar stond hij, char sprak hij,
hij was liet niett meet,
Ztjn mummie, die was het misschien!
Hij . . . vuur was zijn oogblik en wild woei zijn hear,Maar op zijn geiaat lag zijn hart,
Ecu harte zoo gui en zoo warm en zoo waar,Sehoon nog - als zijn iokken - verward!
Nu glad en rechtvaardig en sluik zat zijn hear,:ear, hemel, waar zat toch zijn hart'?
't Gelaat nu geplooid in den deftigsten trek,Dcii doodstrek det refine Natuur,
Eeii liageiwit stropje om een zeer stijven nekSteil, als eeui gepieisterde muur,
Een wandlende punt voor elk open gesprek,Geen mensch, maar een vreemde figuur . . . .
Zoo stolid hij mij daai, hij, uw rninlijke zoon,Natuur, gij oprechte! weieer.
1k seIrikte - als hij sprak - van dien slatigen loon,Eilaci, hij sp r a k ook niet meet !
Zelfs at hij en dronk hij me gansch niet gewoon,Maar piechtig - schoori smakelijk zeer .
283
N84
E Etj heeft ons geergerd en wren verveeld,Toch dunke u mijn diehtje geeti spot' :
Neen, 'k sehreide om den man, die een rol lei j e , speelt,Door geestlijken lloogmoed . . . . een zot ;
En 'k dacht : zoo me dat nu een n i e u w in e n s c h verheeldt,Dan . . . . de oude was hetezvoor God !
a, reinig en heilig, o mensch, uw naluur,En, strijdend in hoogere kracht,
Vernieuw u, verwin u, beheersch erg hestunrU-zelven met wijsheid, net tnaclit .
Maar wee over hem, die, to onzaliger uur,Zijn card en zijn wezen verkracht
1857.
IV.
1iEEIL IN I
»Q mensch, keen tot u-zelven in !"1-loom, droomer, dat beduidt
I)aal in uw hart en zoek en ziri,Taar
haal em ook wat uit !
LEEKEDICHTJ ES.
LEEKI1)TCHTJES
V.
SOORTEN.
Sprekers, hoorders, denkers, daders
Vindt ge in soorten, rijp en groen .
Zeldzaarn vindt ge wel vereenigd
Spreken, hooren, denken, doers .
VI .
WETENSCHAP EN OPPERVLAKKIGHEID.
Wat een korneet is heeft Been wijze ons nog verklaard,
Men zoekt en vorscht, tot heden,
Maar Piet z'egt : )Dat weet ik, een star is 't met een staart !"
En met dat licht is Piet tevreden .
VERSCHIL EN VEEDE.
Uw Richting is niij wel - mits z naar boven streeft,
En, schoon de mijne niet, mij wat to denken geeft .
285
28G
LEEKEDICHTJES.
VIII .
NIET AARDIG .
Leonard is in 't geheel niet geestig,Dr. HOFSTEDE DE GROOT,
Brieven over den Bijbel .
In de vaderlandsche kerkIs daar plaats to vinden,
Eer en loon (schoon niet naar werk !)Wat ge ook zijn moogt, vrinden .
Wees mystiek, (cut blijft gezocht !)wees . zelfs miserabel ;
Kronkel u in iedre bocht,'t Is gansch respektabel .
wees vervelend, taai en droog,Heb een schat gebreken,
Houd een zeker rechter oog,Des noods -- steel uw preeken !
Maar een ding is streng verboon,Doodlijkste alley zonden
Wee u, zoo ge in taal of toonA a r dig wordt bevonden !
Geestigheid heet spotternij,Ongodisme, ketterij ;
)Defog, vormlijk, waardig"Blijft de lens, en, heil den man,Die het vroom verklaren kan
»'k Ben volstrekt niet aardig !"
LEEKE1)TCHTJES.
2 8 7
Ix.
STICHTELIJK.
Vat zich als stichtlijk aan komt melden,
Sticht ons maar zelden .
Wilt gij mij stichten, och, voortaan,
Och waarschuw niet, maar grijp mij aan!
Laat, bj uw zhirijke verhalen,
Gedachten in mijn ziele dalen,
Een glimlach om mijn lippen dwaleri,
En in mijn oogen bk een traan!
N .
JAN RAP .
Ware er, in het gerneen, Been aiidere keusals tusschen rechtzinnig en lichtzinnig, ik zouNever orn mijne orthodoxie voor ouderwetschdoorgaan, dan om rnijn liberalisme ingehaaldworden door lieden van verdachten ernst .
ban Rap is zeer vrijzinnig, zwer!
Hij houdt niet van die vrornen :
FIij geeft Been weerga orn de leer,
En smaalt van ))breede zoornen."
288 LEEKEDJCHTJES .
Hij vindt Been warm christengeestBij al die fijne kwezels ;
H1J zegt ))de Liefde is 't hoogst, is 't meest,"En scheldt hen nit voor Eze!s .
Jan Rap is zeer vrijzinnig, zeer!Een vijand van de vromen,
En, ik geloof, ook niet veel meerMet v r o o m h e i d ingenomen .
Jan Rap beweert na wijs beraad,))'t Bestaat'em niet in 't bidden,"
Maar waarin of 't'em dan bestaat,Pat !aat hU liefst in 't midden!
Jan is geen knecht der wet ; hij staat,Pus zegt hij, in de vrijheid!
Ook, a!s hij t'huiskomt, 's avonds laat,Psalmzingt hij : Vrijheid, B!ijheid!
Jan volgt in denken en in doerDe stern van zijn geweten,
Maar 't is er een van ruirn fatsoenEn, mm of meer, vers!eten .
Jan oordeeli - apes, zonder vrees,Wat hij zest staat op pooten ;
Hij weet vooral. van DomineerOnte!bare anekdoten .
LEEKEDICHTJI .
Ook voelt Jan Rap, die nienschen kept,
Nog al zijn eigen waaide :
Waar vindt ge zoo'n patentee vent,
Zoo liberaal, op aarde?
Jan Rap is zeer vrijzinnig, zees!
Een standje vol verlicliting ;
Afbreken is zijn vreugd, zjn eer,
In spotters vindt hij stichting .Vat knappe kop! wat diepe blik!
Hij hangt niet aan de letter ;
liij liangt veel meer aan eigen 1k
En nommer Een - die ketter!
Dc \vaarheid heel liel doe! alleen
Van deer geliefden broeder :
1-lij sierde onlangs met aardig1ien
Den Bijhel zijner moeder.
Fiij grijnst zijn k!eine zusjes an,Die wonderen gelooven ;
Want ziju geloof, 't geloof van Jan,
Staat vast cii ver daarhoven!
Jan is niet kerksc!i : dal spreekt van-zelf,
Hij denkt zoo heel verlieven :
))Zijn teiiipe! is het Jilauw gewe1f
))Z1JI] i.'odsi1ienst is -- zijn level!"19
289
290
1858 .
JEEKE I}ICTTT.JES .
Zoek hem iii 't ZondagsrnorgenunrNiet hij de viome seliaren
Hij, wel zoo goed, in Gods natuur,Houth kerk en - rookt sigaren!
og tegen 't Zendingswerk vooralRicht Jan zjn geestigheden ;
Hij han zijn geld - Jan is niet mal -Wel nuttiger besteden .
Het knelt - verklaar liij - orn ons keenVait Heidnen en Heidinnen :
Bekeer die eerst! Heel fraai ; alteertJan moest met Jan beginners
Jan Rap i zees vnijzinnig, zeerLichtziiinig, wet to weten :
Zoo zjn er -ja-
zoo zijn en mcci,Die liberaal zich heeten!
Moog Jan des levers in mijn liedEn heden en nadezen,
Opdat wie 't leze of hooie - nietI3egeer ztjn m a a t to wezen!
LEEKEIflCIJTJES .
XI.
VROOMHEID .
1k kan het met uw vroomheid
Niet vinden op den dour :
Zij kijkt me veel to deftig,
Zij kijkt me veel to zunr!
Gij, die in alle dingen
Slechts zonde vindt en schuld . . . .
Van leelijke gedachten
Is vast uw ziel vervuld .
X1L
CEIOOF EN KRiTIEI .
Vrees God, maar, vriend, wees niet vreesachti .
Wees kinderlijk, niet kinderachtig .
29
22 LEEKE1)1CHTJLS
X1IL
ERNST EN VRIJHEID .
Geen Vrijheid zonder Ernst : geeti Ernst ook zonder haar,
Want zij alleen inaakt de' Ernst opreclit, gezond en waar .
.IV.
OP 'T KINDERSCHOOLTJE.
Op '1 kinderseiiooltjen - aan dcii wand -rf.!oI tekst hij tekst nhijri oog,
Nul vooi het hart, - voor 't jong verstand
Te duister en te hoog .
\Vordt als tie kindreii" sprak de lie ei,
))Derzuiken is rnijn hick. . .''
Gij niaakt, o drijvers vaii de Leer .
Uw kindren ii gelijk .
LEEKEDTCHTJES .
293
xv.
TWEE TN IEN JHTJS.
FTiJ was ecu zees rechtzinnig man
Zij was een v:rome vrouw ;
Hij in elk punije van de Leer,
In 't, kleene zij, getronw.
1JiJ stond, voorwaar, in goeden rank
BiJ lieden van zijn kleur ;
Zij spreidde in huffs en kring, atom,
Per Liefde nardusgeur .
I-iij was ervaren in (le Schrift,
Zij kende 't grout gebod .
Wj was ecu Godgeleerde . . . . omtrenf . .ij was een kind van God .
IJIJ keurde preeken ; zijn gelaat
Bracht iedre indruk voort,
Geen ketterijtj e on lsn apte here . . . .
Zij, stifle, deed het. Woord .
294
LEEKEIMCHTJES.
Hij staarde somber voor zich been,
Zij wandelde in bet licit
Hij had een zeekre plooi, rnaar zij
G e e n plooi in 't kalnl gezicht .
Hij sloot den Hemel op en toe,
Met kort en hard betoog ;
Zij droeg den Hemel in haar° borst
En in haar zeegnend oog .
E[ij jamnrerde over D't zondig hart,"
Heel waar sours en heel goed
Doch elk die haar ooit kende en sprak,
Dacht : welk een rein er oed!
Hij hield vergaadring, dag aarr dag,
Voor schoolje~rgd en Chinees,
[ritusschen bouwde zij haar huffs,
In 's Heeren recite vrees .
Zij had het levee des geloof's,
Hij had de leer alle~n . . . .
Ocli of bier 't spreekwoord bates koii,
Dat man en vrouw zijn &n .
1857 .
LEE KEl)ICT-iTJrs,
REGEL, 1VIEl ITITZONDEII1NG.
De slechtste Christnen bier op aard,
't Zijn Theologen
zonder baartl .
xvII .
DE WAAUHEID.
AAN MEVROUW***
G ij hebt de Waarheid, eedle vrouw'L .
Vergeef, dat ik meteen
Ret flog maar half gelooven Woi -
Ik dacht, God had ze alleell .
DOGMATISCH IIOOSJE .
God heeft u lief en cchoon gemaakl .
Als een van Zijn verkoornen ;
Slechts als men zeekre puiitjes mart,
Dan welt men, roosje, 1IW doornen .
295
296
TEEKIDTCHTJ1S.
NIX .
MACHTELD EN LEONARD .
(THEOLOGISCHE BOMAN(E XIXe EETJW 2e HELFT .)
Zoo to theologisecren
Met een lieve, vrorne deeren,
\Vaar1jk neon, dat sehikt zieh
En natiinr en kunst, Meneerni
Protesteeren,
Met eon glimlach, in (lit lied .
IITMANUS .
K.euvtend doolt, Mj 'b vallend duister,
't Jonge past door 't jonge groen ;
Bloernen, knoppen, nachtegalen
Droomen in de lentedalen -
Zouden niet de harjes gloon?
Machteld i 't, de blonde schoone,
Met haar vriend, haai Leonard ;
Eigenlijk haar reef, dock never
Bieden omlijds in dit lever
Mooie nichijes hand en hart .
fiat,
TEEKEDTCIJTJES .
Leonard is wel wat houtrig,
En hoovaardig op zijrl stand,
Toch - ofschoon lij Proponent is-
Toch gevoelt hij dat bet Lente is,
Daar ziju horst van liefde hrandt .
Moegedrenteld vlijt ons paartje
Zich ter neder in 't prieel,
En, vast, naar verliefde wijzen,
Bouwt men nestjes - paradijzen I -
Onder fluistrend mingekwee! .
Floe ze keuvien, hoe ze kozen!
Had de zon veer stil gestaan
Licht we!, als twee purpren cozen,
Zaagt ge Machtelds koontjes blown --Both joist even kwam. de main .
Maar o mister! hiid en luider
Klinkt hun zoete liefdetaal :
'at de batten mag ontroeren?
llrengt hen de avond in vervoeren,
Maneschiju en nachtegaal'?
Dwepeu zij met dichtrenzangen,
't Hart vol jeugd en poezij'!01 is Jaloezie a,an 't spoken `?
\Vord t Ic huwlij ksreishesproken'?
is de Proponent walt vrij'!
297
298 LEEKEDICHTJES.
Neen, o Goon! --- maar zij bespreken,
Onder 't filomenenlied,
Bij het geuren der seringen . . . .
De echtheid van de Handelingen
Der A.postlen ! -- minder niet .
Ach !" zegt Leonard, ))die echtheid.
Staat, gelijk mijn liefde, pal
Al uw kritische bezwaren
.an een Proponent verklaren ;
Maakl aars weten niemendal ."
»Twijfelde ik aan uwe liefde"
Zegt flu 't meisje -- „Dierbaarste, ooit `r
Doch, hoe teeder gij moogt prates,
'k Rijm den Brief aan de Galaten
Met die Handelingen nooit!"
»Machteld ! apes laat .zich rijmen
Voor wie vroom is, vroom en knap
Dock uw zinnen zijn betooverd,
Reinout heeft u gansch veroverd
Met zijn halve wetensehap . . .
Reinout . . . ;" maar her trapt de Eerwaarde
Juist den Duivel op zijn staart
hensklaps toch schiet gait de hooinen,
Storend (lees verliefde droomen,
Rei~iout, in et een Tuhingscl~ zwaard .
LEEK E1YC}TTJES.
)Sta! verleider gij van de onschuld !" -
Roept hij uit - )Gij veinzaard, beef!
De echtheid van de Handelingeri
Aan mijn Machteld op to dringen!
Ken uw misdaad, ken ze - of sneef!"
Zwaaidgekruis. - Ores Proponentjerf u ffelt in ztjn bloed ter acrd .
Reinout juicht als oveiwinnaar :
Machteld is een beter minnaar,
Is een Leidsch professor waard!
xx.
QUESTION BRIJLANTE .
Dc Wil, de vrije Wil! dat was, mijn Theologen!
LIw spoorwegkwestie, ja, in onzer dagen strijd :
Elk had zijn richting, had zijn,lijn, die hij met vlijt,
En nijd,
Verdedigde voor 't yolk, - slachtoffer van een tijd,
Zoo veel-, zoo aaklig veel- en iiog eens v e e 1-b e w o g e n .
Doch ai! zoo hier als Binds voor kerk, als staat en stee,
Wat j ammer was van al die lij n e n en s s t e in e n -
Geen schepsel kwam ci vender mee,
Fn menig burger waar' tevree,
Zoo 't hasplen, hoe dan ook, nu maar een eirid noht iiernen
299
300 lEEK EDTCHTJFS .
DETERMINISME .
had ik een vrljen wil ('t kontrarie is gebleken !',
'k Zou met deer kwestie nooit mijn sterflijk hoofd rneerhreken .
Doch, swat ik wil of niet, zij laat mij ninirner rust . . . .Is geen Pelagiaan, wien 't lust!
UITGESTELTJ .
Wie voor ' Millennium wil strij den, nii, die korn
Maar over duizend ,lair weerom!
Voorloopig is er nog lets antlers to hepraten
Die kwestie kunnen we overlaten!
T)TTALTSME.
Mijn Wetenschap en mijn Geloof,
Die leven saam in onmin,
Want de eene houdt, wat d antler doe!
En denkt en meent, voor onzin .
Intusschen, beide heh ik lief,
Joist even trouw en innig,
En toch vim! ik mij-zelven niel
Oiireedlijk nocli krinkzinnig .
LEEKEDICHTJLS.
MON1SME.
1)riernaal hob ik 't Boek versionden,Veertien dagen lang geloofd :
't Groote Raadsel is gevondeii,Schoon 't mij duizelde in lid hoofd .
Toen - liet ik mijri vleuglen hanger,Als eon vliegje voelde ik me in
't Onontkoornbaar web gevangenVan ccii ijslijk groote spin ;
'k Voelde levend mij veislindenDoor dieii machtigen Monist. . . .
En zoo 'ii bier mijn lieu inoest vindenWaar' 'k nog liever Jualist!
1{et Bock, waarvan in dit gcdichtjc (goon verdichtscl!) sprake is, kannatuurlijk Been antler zijn dan bet zees merkwaardig geschrift des Leid .scheri Meesters : "De vrije wil."
Doze aariteekeninr is dns voor do ineesten mijner lezers overbodig .Brooder Leek: ovenwel, voor widn ze niet to veel, niaar to woinig
zegt tot recht verstand van ors rijmpje, verg . Dr . I'IEIISONS opstelin de Gids, Mel 1 859) : 'hot nionisme van Prof. SCHOLTEN ."
Col
302 LEEKE D1CHTJES
NLMIITM NOCET.
't Ts praehtig, konzekwent! Ge ontwikkelt oris u leer,
0 meester in de kunst 7 met. kienimende hewijzen ;
En eischt geloof! Gij-zelf hebt Been bezwaren meer,
Ja 't schjrit wel of gij 't weet, net als onz' lieve Heer, -
Maar d it joist doet in n twijfel rijzen
SYSTEMATISCH .
Ta lot's wel waar, dock i n 't s y s t e e ni
IDaar zoii 't volstrekt niet (leugen
En (lies - dat ik de vrijheid neem
Te zeggen : 't Is een leugen .
THEORIE EN PRAKTIJK.
Geioof niet op gezag, Meneer!
Onthou dit wel ter degen .
Geloof alleen wat ik u leer
En spreek m ij nimmer tegen .
LaEIcEPICIITJ ES .
Xxvi" .
THEOLOGTTS TRIUvllHANS
Groote geest! van menig boei
Hebt ge ons trouw bevrijd .
Man van hart en hoofd vol glens !
Nu, dear ge in zoo menig strjd
Koning en verwinnaar zijt,
Sineed Been nieuwe boejen tiians
Voor uw yolk, uw tijd!
XXIX.
Mill CONSTAT .
Dear wordt eenk1aps (IC tnjder opgesiomen iiide nj der Theorogiae prolessores . ikti1u ('onstaf
(bij m ij staat het vast) klinkt het uit de wolf,en de stem der profetie roept cns vertroostendtoe :
"Vindt mijne me th ode ingang, pan houdenalle twisten weidra op, enz ."
1)i' . PIERSON . "Een programme van theologischonderwljs . rids, Oktoher 1859,
Bravo! days orakeltaal!
Bat klinkt recht professoraal!
Bat zijn weer de goede zeden
Van een vijftig jaar geleden!
304
LEEKEDICHTJES .
Groote Goon! zoo je oak niet ni er
wilt,
eesliste en profeteerde
Dan een zeer geleerde heet---
~Vaarvoor was je een ho og eleerde`?
YYY.
GEVEN EN NEMEN.
OKATIO IN AtGL P AL IS .
Ki itiek nrag alles onderzoeken,
Want grensloos is haar rechtsgebied .
Z ell's de' i nh o ud der gewijde Foeken --4
Aileenig rnaar 't k r i t i e k s t e niet .
Men het getracht in doze vies rogels dell inhoud w eer to geven ---verkort, Joch joist --- van Dr. J . J. 1)0EDEs . Osetio de cithea studiosea heologee exerceida. Ti 1 . ad .Ilten . 1859 .
NAEETNAC11TING VAN GE11' {, LDE O1tiA`I'1E.
Vein iiiij zult gij nu(ir 'IC OirWetenschiipl)cliikeview eriug 1ioor .n : dit of dat i< onniogelijk .
llr . 1)OEDES .
11'Zeri viaagt : hoe ecu sclrcrpzinriig rrran
Zoo iets onnoozcts zeggeri kari `r --
Wj wit ons, in zich-zetf, bewijzen, naar ik gis,
Oatt waarlijk diets onmooglijk is,
I:KEKEDICHTJES,
XXXII .
METHODEN .
Men heeft de empirische en bespieglende methode -
Ook die van Bosco is bijzonder in de mode .
XXXHI.
DE RECHTE MART.
) Haast al to pikant" is -- jnist van pas.
Want zoo bet niet op 't kanije was,
Dan raar 't ook gauw
1Veer wel wa.t flauw!
XXXIV.
Lri,EKEDICIITJES.
) Zoo'rI Ilicbtje, nil, wat, wil dat zeg en .
Op wetenscbappelijk gebied ~"
N i et s, ~~ docb lief leere ii overleggeii .
Vat wait en beilig is, wat niet .
305
306 LEEKEDICHTJ~s.
.1NYV.
VERM1TTLUNGSTIIEOLOGIE .
Mijn Wetenschak en rniju Geloof,
Die leven saani en . . . . stoeien ! -
Il et is j e een lust orn aan to zi en,
Ioo'n recht ,eloovig knoeieri .
1ZZVI .
SANCTA ` IIEOLOGIA .
Scherts ik met ii, 't, is in 't gelooven
Dat gij de w a r e seliat niet zijt,
En dat gij geven kunt noch rooveii
Wat eeuwig mij het hart verhlijdl .
1xxvll .
PEUT OM BLURT.
VADERLANDSCIIE KLIi6GI :SCHiEI)EI~1~ .
In Utrecht heeft voor jaren her
Van Ileusde's licht ; escheiien .
\let 's iiiails disciplezi tong ziju leer
En lieu naar elders beiieu .
1859.
LEEKEI)ICHTJES.
In 't Noorderl heel t toed jaar op jaar
Eerl starretje eflonkerd ;
U w star, doorluchti g Leidenaar,
Heeft nu zijn Mans verdonkerd .
Doch - dit is duidlijk -- ook u w licht
Moet op zijn tijd weer kwijiien . . . .
En dan `? -- o Goon! dare is lief Sticlit
\Veer aan de heart, onl net nieuw Jiclit
Ons Neerland to o verschij neil .
XXVHI .
VAN IIEUSDE'S SI'ILETJKE .
Veel wordt hewezeil dat toch in deti grond niet waar is,
Erg veel is eeuwi ; waar, ofscllootl 't hewijs niet char is .
TWEE KOKYI HAE. N.
»Gek zijn wij eetl van heiden, wij,"
Lei de eene Theoloog tot de' antler.
» \Vat wij gelooven toch strijdt lijnrecht lrlet elkander
)bit's evident voor ii, lot's evident voor mij
Dus, een vary tweeen is maar mooglijk : i k of g ij . . . ."
Of heide, dacht er ecu erg
;in;; vuorhij .
307
808
TEEKEJ)ICIFTJES.
XL .
DE STAND PEE ZAKEN.
EEN SCEPTICITS .
Hoe 't n i e t is, zeggen ons de lieeren ;
Maar hoe het is, rnijn goede lien,Be Tijd o de Eeuwigheid zal 't leeren -
Misschien .
I'EN ONTEVEEDENE.
\Vij zijn thins i)ezig al den rommel om to balm ;
Be waarheid, voor-ais-nog, blijkt moeilijk to hepalen,
Maar 't komt terecht ; 't is slechis een lijd van overgan
'k won dat Iiij overging ; dat zeggen zeal zoo lang!
IEN EEDELTJK KONSE1TVATTEF .
Zij ztten 't al op lose scinoeven!
't J' oni de vromen Ic hedroeven,
Is racer din akelig - naar zacht,
1Ei1UD1CHTJES .
31)9
t Is zoo tocli .deter, wOl bedacht,
Dan tat ze t op de pijnbank schroeven
En u verhranden . . . . lieve Deer i . . .
Omdat gij afwijkt van hun leer .
XLIII .
DE LUTHERAAN,
);Ik hon 't met Luther maar, tot nil ."
Days 'oed, maai Luther held hel zeker niet met ii .
XLIV.
EEN VOORSTANDER.
)'k Ben v o o r de waarheid !" Goede man, 'k geloof het
Maai zijt ge er a c Ii t e r? dat's de vraag!giaag
L1 :EXI UlC1'Tdl+'S .
DE MAN VAN 'T WARE MIDDEN .
Mijn vader heeft mij eens geleerd,
Pat elk, die ware wijsheid eert,
Moest zijn : een Man van 't ware midden .
) Kind -- sprak hij -- wat ik u mag bidden,
Houd steeds, met ehristlijk overleg,
Als Van der Palm, den middelweg ."
Toch, schoon 'k niet twijfel of voordezen
Genoemde weg puik-puik mocht wezen,
'k Heb mijn bekomst van 't midden, want
Men krijgt er, als een kwade jongen,
Thans klop van de' een en de' andrerl karat,
En wrdt geduwd en plat gedrongen .
Zoo'n midde~man,
Wat heb je er an?
Zoo'n sukkelaar,
Zoo'n modderaar!
lnkonzekwent ! zoo luidt het heden .
De knappe lui van wederzij'
Zien op u neer met. medelij',
Alleen de stumperds staan a bij . . . .
'1 Zijn andre tijden, andre zeden !
Pus, wilt ge een man zijn, - tries partij
1859 .
LEEKEI) ECITT .JES .
XLVI.
EEN GELOOVIGE .
IJit tie neevien zal de DaLr
Eenrnaai zeker rijzen .
Schoon niet ik hem groeten mad; --
'k Zal er eeuwig God voor prijzen :
Dat ik op mijn aardschen tocht,
Onder weemoed, scherts of lijden,
Met een hart voor al wie strijden,
Steeds naar 't hoogste zoeken mocha .
XLVII .
II E T A B S 0 L U T E .
Den hoer J . A. Th-m .
- wont, ZOO loende, niet is theologie tot scepticisne
ten voeten wicDat in do - ,,ieeckedichies" g h e h e e 1 d e n d r a e ci
steeckt mettet absolute'
ClaeqI- code J'raeq1iliedt, enz.
Floe en? i k zou den draak met 't A b s ol u t e steken'!
Verkondigt ge, o mijrl Vriend, it schalke rijmlarij, -
Neen, 't Abs of ut e joist, veeleer, steekt, welbekeken,
Op onclerscheiden wijs, den drank met TJ en mij!
311
31
XLVIII .
GLEN YIL 'I U .
Vat is waaiheid ! - rich Pilatus,
En voorwaar, wel meer din een,
na Christus ijdlen Richter,
't 'Noord herhaalde hier heneeri .
Des nod; scheld hens een Pilatus ! ---
wit dit wooed tot zonde maakt,
t is alleen de tooil eri de uitdruh,
't is de wufte inond die 't slight .
Soins van nit tie ziei des strijders
Berst het ab eei~ vuurge bee,Ais een train vol diehen weeinoed
En -- het vrooni G eloof schreit inee .
ZLIN .
TOUT CIIEMIN MENE A IIOME .
Men zegt : de strijd
Van onzeii Tijd
Voert, zoetjens an, naar - Romeo .
1EEKKDIGi1TJES.
Straks nioe van de' onbeslisten slag,
De' on v ruchtbren karnp, den heeten (lag,
G aan wij, in de arrnen van 't G ezag,
\'Veer rusten, hiechten, dr =oomen !
Ai, welk een grit !
Profeet, zwijg still
't Kroost van April
Blijft eeuwig Rome vloekeri .
Eer wordt Sint-Peters stoel verbrand,
Ler ooit eerl yolk . . . . zoo protestant!
Daar rust en heil gaat zoeketi !
Zoo bout niet, man!
Al rilt e van
De heilige Pantolfel,
Pas jij rnaar op voor de oude kous
Van eon of andren kleinen Pans,
Daar zijn or velen - stoffel !
fl4 JEEKEDICfITJES,
L.
WELGEMEEND.
Vrijlieidj
vrijheid! been bezab,
Is de leuze in onze viag .
Zoo is 't wel! dat nit been leek
Veider mee- of tegenspreek' .
LI .
rAAlSCJJ1j\VENfl VOORBEELD .
De Liheralen van gistren - aclf,
't Zijn kettermeesters van den (lag .
Gij, Liberalen van heden,
Zult be in hun voetspoor trederi'?
JEE1EDICJ1TJ F:s.
AUTORITEITS-ONGELOOF.
Gelooven op gezag --
Dal mag
Niet nieer in onze dagen!
Maar ach,
'1. Schjnt, niet-gelooven op gezag
Komt nu aan de orde van den dag,
Bij zeker slag ;
Is 't beter'? - won ik vrageii .
KETTERIJ .
De ketterij die, zest men, st-nkt -
Een woord dat niet welluidend klinkt! ---
Dock ik voor mij .
Houd ketterij
Juist voor het zout der maatschappij,
Die, zonder haar, lang waar' ten roof
Van Heerschzueht, Doinheid, Bijgeloof .
Slechts, waar ze onzeedlijk wordt, char is
Ze rnij eeri st-nkende Eigernis!
X860 .
LEEKLJ)I(1]TJ1S .
LIV .
T)E WEREL1) T)ER TRADITIE .
(MninoKosMos. )
Voar het huwlijk wend besloten,
Door dit eehtpaai, lief, maar doni :
))Onze kindren ('t rneisje bloosde!)
Zullen worden o m en o in .
Schenkt ons God Fiet eerst ecu jongen,
Lutheisch word ons eerste kind,
En de tweede, knaap of meisje,
Volgt i en wordt Doopsgezind
Doch mocht de eeiste een meisje wezen,
In dat !iefelijk verschiet,
Dan wordt ook de nj geopend
Met cnn kleine Meuiiouiet." -
Tharis, hun huffs telt twalef kindien,
Die, tot eer van 't Christendom,
Luther eeren, Menno volgen,
Vroom en defog, o iii en o in .
Tocli waai 't koppigst Lutheiaantje
Daai een Doopsgezinde geest,
Zoo ineneer zijn oudste brooder
Maar een meisje was geweest
FOnltrUL ER 1/AN EEN1GITEII).
't Geloof van ale Eeuw, in 't hart gezegd,
Is d i t : Och, all es kom i terecht .
't . Is katechizatie : de dartele jeugd
Met ool ijke christenzieleri,'let glib e oogen en roezi hair,
t_;rauwe knrisjes of )knlwe hieleri,
De Ieugd joe{t aan (3e perk hijeen
Eu yyacht op he!. klokje van ne, en,
Dat Donoiru ~ treedi nit, de pastorie,
Viak hij de kerk gelegen .
317
:i 8 LEEKEDICHTJES .
ZiJ wordeii gevoed met de zuivre leer,iJees jeugdige Protestantjes ;
Hun levensbeschouwing is melankoliek,Al lijken het vroolijke klantjes!
Zij houden voor waar wat Domine zet,Geen twijfel rijst van binnen :
Toch werkt de kracht der zuivre leerMaai langzaam op hun zinnen!
Zij weten dat heel 't menschdom diepfn Adam is gevallen,
En dat verdoemd zijn, reeds voorlang,De meesten, zoo niet alien ..!
Intusschen schijiit het h(tn vroolijkheidVoorloopig niet to storm,
Of daar, op een die zalig wordt,Tienduizend gaan verloren!
Zij weten ook van 'tt wezen GodsVerwoiiderlijke taken !
Die trouwens hun lichtzinnig hart.Al nice niet wijzer maker .
Niet wijzer : slechter evenmin .teen kwestie haart hun zorgen .
Len \O4el tin 4 in 't jong gemoedEn \Ioolijk lachll de moreii .
LEEKEI)ICHTJES .
Ook, Pastor! preek die jeugd rnaar voorBat ze in dit stofgewemel
Moet leven, wars van 't aardsch genot,
Alleenig voor den hemel .
Zelfs Teunis, die op krukjes gaat,Be beste van die snuiters,
Leeft flog op 't oogenblik alleenVoor knikkers en voor stuiters!
Klaas, met een hoepel in de hand,Leert zijn geloof van buiten,
Boch loopt hij vast vraag Vier wel vrijEn
zal d.us 't boek niaar sluiten !
Piet, die zich strakjes in de lesEen zondaar zal verklaren -
Trekt flu, zoo'n zondaar als hij is,Zij n zusj e bij de Karen !
Be blonde Ko, de zwarte Jaap
Vertoonen ons Kaln en Abel ;En de andre schaar joelt wild dooreen,
Precies de Toren van Babel!
Slechts Keesje islet zijn »kort begrip"Zit in een boek to brommen --
Zijn godsdienst kostie '1 . stnnipertje
Helaas I al vrij wat groti mell . . . .
320
JEEKEPT(1TTJES .
Daar slant de kiok! daar stroonit de jeugd
Den tempel in der christendeugd .
Eenvoudige, onhekeerde!
Hoe 'k wou dat Hj haar tegenkwarn,
Die kindren in zjn armen nam,
En vast wel a n d e r s leerde!
IN T)E IIITJSKAMEB .
LU 't offlcieel gewaad ook nog zoo et"'1 van sues,
Den Christen keel men eersl in '1, tiuislijk nie 1ige .
AAN Il'N IIOLLANDS(IIEN KNAAJ' .
Jon en, reeds met lintlend oog
Ziet gij srnachtend op .
Naai den piee1stoe1, steil n Iioog,
Uwer wenischen top ?
LEEXEDICHTJ3S .
Lacht u 't zalig denkbeeld aan,Ook eons deftig char
Hoog en gansch alleen to staanNeerziende op de schaar?
Op de schare saarngestroornd,Zeker, aan uw voet ;
Want van leege kerken droorntNooit een vroom gernoed!
Kleuter van een Redenaar,Oefent ge a misschien
Reeds in 't plechtig handgebaar,Ginder afgezien ?
Doet ge al soils tot eigen schae,Jeugdige alias,
Law geliefden Preeker naVoor hot spiegelgkts?
Kweekt gij steeds died preektoon, die,Eenig in zijn soort,
'~~derlandsche oratorioKennieikt en - verrnoordt?
En verkondt je moeder a!Met een lack, vol vree,
Wat er van ii worden zal,Zegge : een Dornin& . --
1.
21
321
322 LEEK .l)ICHTJES .
Floor dan kind, ell overle ;
Eens dit hartig woorti
Op eeii gansch verkeerden wee;
lJwaalt ge : ga niet voort!
Weet let : Eerzucht, Lid elheid
Lokte at meer dan ecu,
Dikwijls werd de tout beschreid !
Naar lien preekstoel heen .
IJdelheid, door ouderzwak
Rock loos aangespoord ;
(Schoon de zoos ill rader_ s yak
Leer had thins gehoord !)
Eerzucht, die het inoeihjkst amht, -
iron van strijd eel teed
koor wie de echte kroon he ampt!
Licht )lens teller deed
IJdelheid, die schittrerl wou,
Met . . . . »een mooie preeh,"
Zwaaien met een priestermouw,
Fieerschen mett
een steek!
Nu, keep tot u-zelf eens in .
hleine Samuel :
Yrorne zin of ijdle Tin,
\Vat drijft a toch wet?
LEEKEDIC'IITJ ES .
lea mij, jongen, gul en goed,
Vat is 't dat uw oog
Van verlangen schittren doet,
Opziend naar zoo hood!
Eli -- mistrouw mij dat gevaart',
Die verhevenheid
Die 't eenvoudig hart hezwaait,
De' ootmoed strikken spreidt !
Weet het, nergens dreigt gevaar .
De' armen stervelin~~,
Als ,joist oh die hoogte char!
In (lien tooverkring !
Ach, Zoo licht, wat vrome 2111
Ook Zijn hart. behoed',
Sluipt er mee de Satan in,
Die hem ))Rabbi" ~;roet!
Die, terwijl hij de' ootmoed preekt,
-- IJdel Adamskind
In Zijn Ziel den hoogmoed kweekt
En --- Zijn oog verhlindt. :
Die, mijn jongen, licllt ook nu
Reeds uw hart belaagt,
Waar lnj, in u`v droomen, u
Op die hooGte draagt,, . .
324
LEEKEDICHTJES
Ken u-zelf dan, ken uw waan,
En wat groot u schijn',
\Veet, dat wie zoo hoog zal staan
Meek dan kleen moet zijn!
1860.
LIX .
PARADOX.
iHij is Been doniine" -
Dc Hernel zij geprezen!
Voor velen is men 't best, door 't ganschlijk n jet to wezen .
LX .
LEEKEGEBET)JF.
Verbs oils van den preektoon, Heer!
Geef ons natuur en waarheid weer!
LEEKE1JI(ITTJFS
LXI.
WETENSCHAPPELIJKE OXTWIKKELTNG .
Zij hebben saam gekonjugeerd,
Gedeklineerd,
Hun namen in de bank stain door elkander ;
Zij kwamen school steeds even laat .
Zij deden sarnen kwaad
En de een schreef p e n s a ?oor den tinder .
Ze zjn van de eigen slanke leest .
Op menig feest,
Met eenen geest
Verliefd geese est .
Zij deelden saam hun lief en leed, zelfs hun sigaren
In hun Latijnsche jaren!
Nil zonder schroorn, zonder schaarnte of ontzag
Deklineeren
Deze heeren
Elkanders talenten, moreel en gedrag ;
Benijden,
Bestrij den,
Verkoopen, verraden
Elkander in 't duister met woorden en laden !
\Vant beiden maakten naam in de eigen wetenschap .
Maar de een heeft in bet spoor des anderen geredeii .
Daar kwam verschil, niett zonder reden ;
't. Wing aan met vrienclelijk gekrab,
Maar steeg allengs van trap tot trap . . . .
Dat grijpt elkander flu in 't hart als in de haven . . . .
Ocli, of ze flog rnaar weer (in 't klein) kwjongens waxen
321' LEEK EUICII'iJ I'S
LXII .
HISTOIRE CONTE IPOPAINE.
Wat een levee, wat een levee,
Ten Peel I verscheen in 't licht!
Op de Beurs zelfs weed gekeven
',n een noodkreet aangcheven ;
.la, door al dat nieuwe Licht
was de Effektenhoek ontsticht .
Made nog wacht je een deel of zeven ;
!ill, in 't versehe strijdgewoel,
is voorlang de heele boel
Heeds vergeten en vergeven !
In 1873 begon Pr . 1iEIJBOOM met de uitgave vast een been 'an Jezue,dat, gcregeld voortgczet, clog niet voltooid is .
Groot gerucht in den laude bij tie verschijning van flit week! IIer-innert ge u diet? Wat al opspraak en ergcrnis verwekte, o. a., neeSchrijvers beschouwing van het verbaal tier verhcerlijking op dciiBerg! Maar sedert is er vi•ij wat niece, ook vrij `oat anders, v oor e-vallen op godgeleerd gebied, en het (betrekkelijk) nieuwc van 1853is in 1860 reeds tamelijk veronderd. -- Ilea usncl verloop der dingen"en den rasechen ontwikkelingsgang nee nieuwe idecn in de lactatevijf, zes jaren net een sprckend voorbeeld can to toonen, is dan ookvoornamelijk het noel van bovenstaaiid vcrsjc . Zen kan em' tevens airleeren dat bet geen tijd is om dikke bocken tc ,schrijven, want meet'plan ooit gelds het : Tempos rnntantur, etc .
1860 .
lu somniige genieeiiten pan ons vaderlaud lieeft men (le hebbelijkheid,ot ; wilt
EEEKE1)ICIiTJES .
L II .>'FI( .lITELI.l1 L lTl1EN .
))1k sticht het yolkan nit n u wolk ."Dirt zij 't verlicht'1s zonneplicht .
LXIV .
OF HEEL E N HALF LICr1I'l'
Eel Aizzstei'thnnsehe Wulteravon~l-herixuierin ;.)
)) d p l r e e 1 l i c lr t" staat cell enkle maar,)) O p half 1 i c h t" tier de meesten
Dat goat iaar de opkomst vary de scllaar,Want die beproeft de geesten .
rfoch, somtijds wa,ar het kerklicht kwijnt,
Daar schijnt het Woord niet luister,En vaah, waar 't voile gazliclrt schijnt,
Daar zit je in 't pikkeduister
327
de onhebbelijkheid, bij den avonddienst nicer of minderlieht to orltstekeu, naarmate de versehillende leeraars nicer of mindermensehen trekked . Vandaar pie uitdrukking : Op heel of half lichtstain ." "1k bell nu ook op half lieht genet," zei mij onlangs een zeergeacht vriend. In de Axiisterdamsche gemeente is deze 'zonde in denv of nt" --- niiar ons verzekerd werd ten minste -~ kort geleden afgeschatt .
38 LPEKEDLCHTJES .
LXV .
liEN KIND I)ER EEHW ODDER liEN PREEKSTOEL .
Gij Predikei, daar in de luclit,Hebt gij dan gees woordje voor mij?
Uw rede, als een galmend geruclit .
Rolt ledig mijn ziele voorbij .
Veiborgenheen, vreeind aan 't gernoed .Van hooger mysteries vervuld ;
Door kennis en twUfel gevoed,Verkondt ge rnn zoekend geduld!
Gij scheldt, wie het wooed iiiet gelooft,Bezegeld, door won~ren, met kraehl,
En vroom buigen alien het hoofd --Wee d' arme, die bidt en versrnach
Het ongeloof welt gij tee ricer)GelOOf of verga !" is 't betoog .
))De Twijfel is Hoogmoed, niets ineer!"Kiinkt troostend rnij toe van omhoog .
1359 .
LEFIKEDICHTJES.
Ach hoogmoed! Maar is dan de gaard,Is de akker, versmachtend van dorst,
Hoogmoedig? - rnij, strijder op acrd,Aldus ook versmacht mU de burst 1
Gij Prediker, daar in de Iucht,Hebt gij dan Been \voord voor mijn hart'
En weet ge dan niet wat ik zucht?En voelt ge dan niets van mijn smart'?
LXVI.
IN IIUYGENS' VORM.
))'t Houdt Been steek ;Maar een Steek
Houdt het toch! -"lei een Leek .
LXVII.
COTIN'S OPINIE .
't Is Been goed Christen, op miju woord,Die mij niet gaarne preeken hoort .
39
331) LEEKEDICIITJES .
LX VIII.
IN NOMINE DEl .
Len haan, heel hoog en rnooi gekapt,
(Braaf spits en nijdig stond zijn kuif!)
Kwam zeer tevreden aangestapt,
Hij had een kipje doodgetrapt! --
[a iiaam - natuurlijk! - van ecu DuiU,
1)ie, naar het zeggen van den haan,
Die arnie kip niet uit kon staan . . . .
\Vat. Teed zoo's Duif ook zonder haan!
Do Huari het Kleiicalisme .De Duif : Symbool van (len Geest des Vredes .Eon kipie : Ecu Kettertje .
LXIX .
VOOR SCHRIFTVETKLAA1:t1)ETiS.
Ach Heeroom, vat smart,
Die noot is zoo hard!
1k kan er den lof niet van zingen .
1k hijt at, maar vind dat het heel weinig geeft .
Wat of men dan toch aan die noten wel heeft?
't Zjn mire en onpraktische dingen .
))Ach, lurnmel! gij eet ze ook zoo als ik ze ii gal ;
Wie noten eet, haalt er den bolster eerst af."
LEEKEDICHTJ ES .
LXX .
P1)TEST DEI LTBEHALEN.
Bat wij hoogmoedig zijn en waneii 't a1 to weten,
Wordt, telkens, ons door (t naar
arme hoofd gesmeten .
0 valsche onnoozeiheid! - Wat immers is '1 geval?
(-ij weet vat niernand weet en wij - schier niernenial!
L .I.
ZEKER 1ATERIALISME .
Jan Rap veiklaait : 1k ben een c h e in i s cli pr 1 e p a r a a t .tlriend S p i n tua li st, deswegen, maakt zich kwaad ;
Niet ik, mij geeft dit Iicht ; ik daclit al vaak voordezen :
Wat zon zoo'n smeerpoes toch wet wezen
3 :31
Be noot weid door Heeioorn gekraakt en gepell,Naar regels, in boeken uitvoerig vermeld,
't Blank nootje kwarn kijkeri, maar 't Meld zich niet blank,!
Vant 't bleef in de handen van Oorn - v e e I t e 1 a ii
Toen Instte ic ondeugende jongen 't riiet nicer . . . .
PcI 't nootje, rnaar rnaak het niet morsig, Meneer!
332 LEEKEDJCHTJflS .
LXXII .
MODERNE WERELDBESCHO1ITWING.
Haizen, die uw tijd vervloekt!God verklaart Zijn wetteri
Aan den geest, die 't al doorzoekt .,\rie zich ook verzetten .
Geen traditie staat meer pal,Oude muren zwichten ;
Nieuive kjkjes overal,Stoute vergezichten!
Sinds Been Paus verhiridrert kon,Scioon 't ook zorgen baarde,
Dat onze aard draait orn de Zon,Niet de Zon om de Aarde ;
Sinds ach, grog er meer op aard,Mee ten onderst hoven I
Thal1s vooral, dat neemt een vaart!
Orn uw rust to rooven!Sancta Theologia,Hoe ze zich mocht weren,
Vlood voor jonge Physica,let gescheurde kleeren ;
De oude WereldkoninginZag hair huffs bestormen,
LEEKEDiCBTJJS.
Steenen viogen 't venster in,Zij ook m o e s t - hervormen!
Wat al levee! wat al strijd!Vat al ommekeeren!
Veel to leeren geeft de Tijcl,Meer nog - of to leeren!
Want, of 't u mishaag of niet,Klaar is 't, dat men heden
Alle dingen anders ziet,Dan in 't schoon verleden!
't Is niet anders! - of ge at zuelitVromer steeds en banger,
)'t Nieuwe licht" zit in de luchtVan gedachten zwanger!
't Is niet anders!
of wij 't atAnders graag geloofden,De aarde draait" - dat is 't geval,Trots de stijve hoof den!
Blijf dan, naar 't u lijkt en lust,Allen maar beschoawen,
Al 't onhoudbre oor uw inst(En gemak) behoien!
Vouw de handers saam en IoekIn uw zelfverblinding,
Tegen al dat onderzoek,Tegen de ondervinding!
Knijp, ai knijp 11W oogjes diclitAchter de gordijnen,
En eiklaar : I k zie Been licht,
333
3 :31
1850 .
LEEK EE)ICHTJES .
Ergo kan 't niet schijnen .
Doth, zoo 't wezen kan, bewaar
Nog edn greintjen oordeel
En gebruik dat, Femelaar!
Tot uw eigen voordeel ;
En begrijp dan, hoe ge ii draait
Oin ivv tijd to ontkomen,
Pat ge alleen u-zelven paaif,
Met onmanlUk droomen!
Op! - dat kan nooit Godsdienst ziju,
Pie den dag moot vreezen,
Altijd met den schernerschiju
Pwepend van rooidezeii ;
Nen, die char op elk gebied,
't Licht zal welkorn heeten,
S!eehts in zeker hoekje niet\' an zijn glans wig weten !
Op! - ni n v r o m e slant het oog
Voor het Al geopend.\Toiscl:ielnl rond en staeg om hoog,
Lijdend songs, docli hopend!
Karl de zelfmoord van 't verstand
U slechts r u s t e geven,
FlU wig lievei, aan Gods hand,
Itustloos zoekend - levee !
JEEKEDJCIITJES.
LXXIII.
(ELOOVIG EN IIELIGIEIJS .
Daar is die 't al gelooft nit scepticisme allc~ ~n,
Die luttel houdt voor waar is yr o me r licht, naar 'k meen .
333
LXXIV
J)E TEGENSTANDERS VAN RET MODEHNE.
HOITDEN EN HEBBEN.
)Ik h o ii d maar wat ik h e b ; dat nieuwe! 'k grow er vas !"
Goed, grow ; maar zeg, vat lieht ge dan?
LXX V .
OVEIIWEGENDE ARGUMENTEN
'k ileb met dat nienwe niets van doers .
Vooreerst, het strijdt mett ons fatsoen ;
En dan, ik heb een vrouw getrouwd,
Die '1 met den Catechismus houdt .
:386 LEE KEI)JCIITJES.
LXX VI .
KONTRABANPE.
DDie nieuwe idees! - bij mij aan huffs is 't konti°abande . . ."Zoo sluit uw deur, het knelt van smoklaars in den laude .
LXXVII .
EEN OUI) GEDIENDE.
Veel in dat n i e u w e is waar, ik kan het niet weerspreken ;Maar 'k neem het toch niet aan, 't strijdt met - mijn oude pree
LXXVIIL
EEN STUMPERI).
Eeii r e e d iij k Christen zijn, als 't Meet, in onze dagen,'t is riiet gemaklijk, 't is een tank, een stnijd, een yak,
Zeif moet ge denken, zeif! . .Al wel, dock iaat mij viagen :
Woudt ge ook een Christen zijn rnisschien voor law g e m
LLLVSFE.
:k
mij niet met al die zaketi,
fat nienwe lieht, die nienwe leer!
't Gaat veal to veer!
k Ben hang orn in de war to rakeii . . . ."
E r i n? Och koni, dat hoeft niet Illeel!
1LISTOUAi1SCH TEGENSTAN J)EF .
e ftnierd, (bEll figeI1iter1 .)
))J\.l die vriziiinh
l ! flz had er
inner teen ! . . . .' Is zoo 1 o ni go o i s ; oak mag iii zeggen, door Gods zegen,
VO~t k op mijo ijdien weg genadig werd gestuit,
Was irO reeds heel iniju hart DE Ptichting toegeaegen --
D
za
r ,oo ttoenhjk nit!"
3$ LEEK EI)ICUTJE
LXXXL
(I[OEI)ELi .JKE ()U1)ERT)()II .
.fat iiieuve is. . . . voor wie 't dragen kati!
Gun rnij den vrede, jonge man,
1k Iaat rnaai heist die dingen rusten :
1k kwam op '1 moeilijk pad an plieht
Door 't leven been, hj 't oude Licht --
l nader blauwen gindsche kusten!
.den kort geduld . . . . en peter dare
GiJ hier weet ik er 't Iijne van
LXXXII .
VAST' HO1TDERS .
s1k bond maar a l l e s vast ."
Dat strekt ii niet tot eer ;
Wie tocli den Iiolssteen heeft, i'angt aan .peen stiooa1m
peer .
LEEKEDICHTJES .
LXXXIH .
TTITZETTEN .
(AAN oNzi; IETTERJAGETt .)
e t ze ui t d e lee r k !" dus roept ge luid .
Z e t Never gj uw kerk wat u it!
LXXXIV.
ENFANT TEHIIIBLE,
Met den kinder-ketternaani
Kroon u! hij meldt lof voor blaam ;
1 eldi oprechtheid, rein van vonden,
Die, glimlachend in 't gevaar,
Onder de offlcieele schaar
t Ecri en antler kornt verkondeii,
Dat aan de Oomes wel mishaagt,
Taste schrik om 't harte jaagt,
Loch een merle van waarheid draagt :
339
LEEKFrnCHTJES .
LXXXV .
VOORZICIITIG!
\Teikond wat gij gelooft en dent t,flits gi 't maar zoo bewerkt,
Pat uw opinie nieinand krenkt,
En plat geen schepse
LXXXVI.
TE VER GAAN.
T e ver! wat rneent ge er mee? spreek juister! zeg lief inij,
r e ver - is plat bet doel, of wel ~w news voorbij `?
LXXXVII .
I3EGINSEL EN KONZEKWENTEE.
Het onderzoek is vrij ; loch, wat gij vinden mod
En adders hebt gij 't zwaai in dit en 't andre level :
Is bijgaand Rezuliaat ; want dit alleen is goed,
En al de rest worth door den Dowel ingegeven .
1 't merkt!
lEEK ED ICHTJE .
LXXX Vift
MARTELA ABS .
Ik heb geen mee1j met zoo'n would-he-martelaar."
1k v1 : het ijdle kruis der Eerzucht weegt zoo zwaai!
LXXXIX.
MET SCHADE EN SCHANDE.
Met schade en schande wordt men
Jawel! met Mien verstande,
Dat men de schade stelle op prijs,
En God dank' voor de schande
Maar wie de schae zich-zeif veiheeli,
flan schande niet wil hooren,
Wordt door de les, hens toehedeeld,
Nog dommer dun to wren .
wus,
34
:342
LEFKEDI4 UTJES,
AFGEBROKEN DISKLTSSIE .
Met ( strijd ik niet meet, fatsoen gehiedt mij 't zwijgen,
Een snuifje hood men u, gij . . . gooit
et p-i dev--gel .
HOE SOMS DE LIEIiDE HEI RSCIIT .
Tic licfde is lankmoedig, zij is goedertierett, de liefde
is niet afgmistig, de liefde handelt niet lichtvaardi,
zij is diet opneblazcu .Gij handelt niet ongeschikt, zij zoekt zich-zelve uiet,
zij wordt niet verbitterd, zij denkt Been kwaad .
lij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zlj
verblijdt zich in de wiuirheid .
Zij hedekt alle dingen -- zij verdraagt rile dinren .
De liefde is de meeste .
1? A.
I T 5 .
't is nu dei Liefde gouden tijd .
De tijd waarin wij levee !
Vraa ; toch meat rond? Men hijt en strijdt
Door Lief(le alleen gedreven .
1JEKEJ)1CUTJES .
Neen, stair inij niet zoo spottend aan,
Wien brooders hardheid griefde ;
Fiett komt op 't recht hegrip rnaai aan,
1-let iecht be rip van liefde!
Dc Liefde doet den riaaste iced,
Dat's tot zijn best, beweert ze ;
1)e Liefde is hard, is scherp, is \vleed,
flat is joist liefde, leert ze .
Dc Liefde zegt ook geestigheen,
Die de arme zielen plagen,
Maar 't is tot nut earl 't algemeen,
En niet uit zelfhehagen!
Daar ze in de waaiheid zich veibhjdt,
Zoo is ze, a lii c h 1 eons, aardig!
Docli scheidt u noo eon foutje kwijt :Dc Liefde is niet lichtvaardig!
Zij ringeloort, zij kritizeert
Dc stumperds naar den geeste,
En staaft hun \vat de A.postel loom
En toont : 1k bon de meeste!
Hair mantel- gaf zij u present .
Lichtzinnige Legende!
ZI] inaakt de Waarheid thins bekend,
'/Aj vilt Ic naakte ellende!
343
:44 LEEKEDICJIT .IES .
Ei inocht ze - uit zwakheid - in cen vrind
Nog sours een foil verhelen,
Straks toont ze wee hoe t r o u w zij mint
Hun, die haar 't snoocist vervelen
Pc Liefde diem : zij dierit, als 't moot . . . .
Ook kiappen toe en vegen
Pesnoods verrnoordt ze een zwakken bloed,
Per maatschappij tot zegen!
Pat kost haar strijd en zielsverdriet,
Verborgen tranenbeken ; -
Maar Liefde zoekit zich-zelve niet .
Zq zoekt slecht.s - uw gebreken!
Zoo spreidt de Liefde, (de Echte, boor
Dc Ware, streng van zeden!)
`[bans in bet road (pas op uv' oor!)
Haar goedertierenheden .
Zj werkt en - hidt, wat smaad ze droeg
Van ilauwe tegenstanders,
Die spotters : ))L I e f d e r ij k genoeg
Maar lieflijk is tool i anders"
LEI K EDICHT.ES.
xeri.
VEIWRAAGZAAMHEII).
\Vat in eer vrdiaagzaarnheid Voorwaai,
De strjd wordt onbehaag1jk!
Ooh wj zijn wel verdraagzaarn
- aar
T)e rest is onverdraaglijk!
XCIft
DILEMMA .
V e r d ia a g z a a iii was ik - zeer! Toen heeft dat volkje rn
\oor o n v e r sc Ii ill i g uitgekreten :
'k \Verd boos, dat spreekt! en nu - nii vragen ze, even vrij :
Of dat verdraagzaamheid moet heeten?
345
XCIV .
VAX BONE NAAR BENEI)E .
rfoe1 ik met dieii Hoogge leerde
Op zijo kamer redeneerde ;
In then heilgen, veilgen ki'ing
\Vijslieid van zin lippen dog
46 LEKEDICHTJES .
ben hij, zwevend boven de aaide,
't [Jniversum mj verklaaide,
Op zijn onweerspreekbren loon, -
Och, wat klonk dat waar en schoon!
Even logiseh als verheven!
Menschenvrijhe id, Godsbestuu r,
Be orde en wijsheid der natuur,
toed en kwaad, hot Joel van 't levee . . . .
Hi zette alle wonderbaai
lilt elkaer en in elkaer!
Zoo lets had ik noon vernomen
'k Was )hevredigd" en ik vond
Niets dan orde en licht iii 't rond . . . .
Maai op straat teruggekomen,
Op do Markt, daar ring mijn stiijdAlweer aan gelljk altijd ;
'k Raakte links de kluts veer kwjt ;
Al mija idealen vioden
Plotsling - vow 't verwad geruclit
Van de amore kerrnisklucht ;
Voor eon troop verkleede loden,
Die, de heenen in de Iueht,
under duizend apensprongen,
Vast naar 't doel des levees dongeii!
Voor hot Meek en school gezicht
Van eon zieklijk, jankend wicht,
Op eon orgel vastgebonden,
Lijdend voor zijn moeders zonden,
Reeds tot heedlen afgericht! --
1EEKEDICHTJES.
God! wat last van zwarigheden,
Die op eens mijn ziel bestreden!
En ik daclit, svie 't kwalijk neem'
Wijsheid moog ten hemel streven, --
't Sehijnt me, of 't raadselvolle levee
Droevig laeht net elk systeern
xcvc
I1)EALISVIE .
Doe ik mijn oogen toe,
Dan wit ik 't \vel gelooven ;
Dock als its ze open doe
Komt weer de iwijfel boven .
VOOR DE OPTIMISTEN.
GU weet het groote nieuws, en, hoe door 't nieuwe licl!t
Van Theotogen, Filozofen, Oekonomen
En andre Oomen,
Nu eeilang hier op aard de Hemel wordt gesticht ? -
Gedull maai, hongrig hart en hongerige magen!
t. Duurt flog een groote veertien dagen .
xcv' .
347
4g LEEKEDIC}iTJ}S .
VTEEMOEI) EN ISO E .
Op den hodern van het levee,
In de diepte van het hart
Ftnst de \Veernoed
En de Smart
Maai de Hope rijst er neveii,
In 't gesi ing'erd menschenhait .
Tussetien wee noel, strijd en hope
Vliedt het levee snel voorhij
Waakzaam, werkzaam
\Vacliten wij
Dat het Raadsel zich ontknoope .T at ons koite levee zij,
XCVIII .
L F I M.
La tristese est (lain le COCUI .
La gait€ est dims l'esprit .
Wat meent ge dat in iveemoedsdroomen,
In rouwrnisbaar, dat harten breekt,
treurgezarigen, tranenstroomen,
Het meest der ziele droefheid spreekt
Pant is cell ;lnnlach,
LEEKED1CHTJES .
34
gut en goedig,
Ecu Iachje, geestig, schalk en fiju,
En toch zoo grenslos diep weeinoedig
Pat zuchten daarbij vroolijk zijn!
XCLX .
DE PRAUTIC1.
lihirt to leve! kwel u niet
Met to eeI gedachten,
Werk uw werk en zing uw lied
Onder blij verwachten
Vrooni en vroolijk, frisch en vroeg
Met de zonne wakker,
Strk uw handeui naai den ploeg
Op den grooten akker
Blik in 't rod, dock wijd uw vlijt
Niet aan 't spekuleeren ;
Vriendje, hebt ge zooveel tijd
Tot (ilozofeeren?
Mooi! zoo kooint ge juist van pas
Voor ecu tal van taken ;
Menig stal van Augias
is nog schooii Ic makers!
1 sco .
LEEKEDICHTJES .
Denken doodt en doers verliclrt,
Op ! de mensch moet handlerr
Niet staeg met bedrukt gezicht
Als in droomen wandlen!
Kracht, gezondheid, raad en bast
Yoor uw zrelenooden,
is in de' ail eid, in de load
V an God geboden!
Werl en mm, ziedaar de troost
Bouw een huts op aarde
Leef en streef voor Bade en kroost'
Kweek de sciioone gaarde !
hlenig nokkencl filozoof
Wien zijn huffs bekeerde
Tot echt-menschelijk gelool'---
Pat zijn kind hens leerde i
'ie, nit liefde, een heilgen Plicht
Hart en lroofd wit geven,
Zal zijn God en vrede en licht
1'inden in het seven ;
peer dan hij die, suf en sip,
[)a g en nacht blijft zoeken
Naar een reedlijk Godshegri j
I ~1 de nieuwste boeken
IRAK11S(H .
1k zeg rnaar woes geleerd, lot's moor! maar woes verstandig,iYats rnooier riog! en mensch, worst woes niet onhandig!
L1t1Kt)I CRT . ES .
(1.
I )ENKEN.
Wie 't met, zijn denken slier boned nlog wel hot verste brengen kan v . . .
Mj dunkt somtijds, en dat orn redenEon needrig en wel denk en d man .
CIL
TER GRIFFIE GEDEPONEER1) .
(Zie XX .)
Verveling stemde poor do wetEn, naar uv zin of niet, ge krijgt eon spoor wegnet ;
Dat is nu uitgemaakt, en in eon ,jaar of wrenJs Groningen nict ver . . . .
zMaai hoe is 't net den WT ii?'
331
35 ; LEEKEJ)1CHTJkS.
Dat is niet uit.geinaakt, dock - hou' ei heist van :til
De kwestie sluimeit : teat haai rusten! ze is al-even,
Nu toch zes duizend jeer, in s t a t u q u o gebleven!
't Schijiit, vrkje \vil of Been, dus rnooglijk hier to levee!
't Schjnt ook dat onderzoek ons diet veel verdei leidt ; -
En ik voor mij wou (met de stukken van de heeren!)
Die gansehe zaak flu maar ter Griffle deponeeren,
Ter Griffie, meen 'k, van de Eeuwigheid,
Die over apes vast een nader hcht verspreidt! -
Juli '60 .
:III .
V 1OME HAAI) .
deem dues aan ; dats 't heste dee!
Ook financieel .
YRIJUEVIUHEI1) .
Be Dogmatiek - zegt Jan
die Beef ik je preseiiL .
Don wat hij meei ee1, bleef, tot heden, oribekend .
LEEKEDhHTJES,
373
Cv.
DEFTIGHEID .
Deze snort van deltigheid mist ahewaarheid ell waardigheid .
S. S . V .
Bastaard van den Ernst, die ,frazen'Tot een schijn van reden plooit,
En temet een schaar van dwazenHeilig zand in de oogen strooit !
Die onzinnige vertoogenUitbrenGt met een hoop gewicht,
Als gewerd u, alit den hoogen,(Ach!) een officieel bericht!
Farizeesche, die uw naaktheid,Die uw ijdel zielbestaan
Hult in plooien vol gernaaktheid,In den mantel van den Waan !
Gij, die noon een hart bekoorde,Brandend van wat heilig vuur ;
Schrik van Waarheid en Natuur,Die de Gratien vermoordde!
Ja, die ter onzaalger uurOm het h e i 1 g e to verkonden,Ons een toon hebt uitg evonden,
Die 't gebed van 't vroom gemoedIn een lath verkeeren doet . . . .
23
364 JEEKE1)ICHTJES .
Boor! wie u bewondren molten -
God vergeef mij zoo ik me ooiI
In uw plooien heb geplooid! -
1k veracht u als de Logen ;
En ik zegende den dag,
Dat ik u, door schrik bevangeri
Voor der Waarheid ronden lack,
Aan een Witten Das verhangen
Ergens plechtig bun glen zag!
cv' .
AAN Ds. HUMANTJS, THEOL . I)OCT .
Gj zijt een mensch, eenvoudig, mild, gewoon -
Doch zoo gewoon, als ik mij-zelf mocht wenschen! -
Gij gaat, gij doet, gij lacht als andre menschen,
Gij voelt als wij en spreekt op de' eigen toon .
Gij redeneert, dat elk u volgen kan ;
Gj hebt geen stel van sten'imen of gezichten,
Geen heilig soon van maters en gewichten ;
Gij vreest uw God en zijt oprecht : een man!
LEEKEHICHTJES.
cx'.
HUMOR.
Een rijke taal vol geest en - ingehouden tranen,Vol zip, - ook zees gechikt tot leeien en vermarien,
Mits maar de viienden haar verstaan,Want velen klinkt ze als Grieksch ; voor andren weer -
profaan .
cx" .
DOGMATISME.
De Geest, die 't brood dat zielen voedt,In steep of gif verandien doet
cx".
PEINZENSMOEDE .
Daar is geen PriesterDie Hem verklaart!
In raadslen wandeltDe mensch op aard .
357
358 LEEKEDICHTJES.
Wie 't Licht van HederiOok juublend eer',
Pit licht doet srnachtenVooral - naar meer!
Want ach, wat nevelVan Dwaling vlied' -
De Zon der Kennis,Zij schijnt hier niet .
Mysterie -'t levee !M'sterie -'t lot!
De schepping prediktGeen liefdrjk God.
Natuur - wat deem haarUw vreugde, uw leed'?
Ze is zielloos lietlijkEn reedloos wreed!
En Hij die alienIs voorgegaan?
Liet zonder antwoordOns Waarom $taan!
Het eind der wijsheidBljkt altoos meer :
Wj weten weinig -Te weinig, Heed
LEEKE E)CHTJF .
Maar toch, al bloeit soursMijn hoofd van smart -
In U, mijn Scheppei,Vertrouwt mijn hart.
Niet Omdat allesUw Liefde ontdekt,
Maar ondanks allesDat twijfel weft!
Trots 't onverk1aabrePat huivren doet,
En t onbewijsbrePer hoop, die 'k voed!
Trots ieder raadsel,Het Kwaad zoo groot,
Dc Smart zoo schriklijk,Trots rouw en flood . . . .
Ja toch, ik irieerieDat ik Uw hand
Wel speurde in 't leven -11w Vaderhand ;
En flat mijn ziele,Ter stille nacht,
Liw stem wel hooide,Zoo teen, zoo zacht .
359
860
J60
It EKEDICHTJES .
Na vuur en stormwindZweefde ook sours niij -
Schoon been Elia --De Heer voorbij . . . .
Uw starrenhemel,Hij trekt mijn oog, -
Ms 't woord des HeilgenMijn hart omhoog!
1k smacht, verrnoeideVan 's levees loop -
Mijn hope is weemoed,Mijn weemoed hoop!
En 'k beef rnij over,Met blind geloof,
Aan U den Vader,alien niet me ontroof!
Baar, is geeri PriesterDie U verklaart,
Doch U zoekt niemaiidVergeefs op aard .
LEEKEDIOHPJES.
GIJ EN WIJ.
Naar uw eng, fantastisch Hemeipoorije
Strumpelt gij op 't afgebakend pad,
En uw reisweg schijnt ii woord voor woorje
Uitgeschreven op een heilig blad .
Op des Geestes breede, diepe stroomen
Drijven, zwerven, zoeken, iijden wij ;
Nachten dalen, hooge waatren komen . . . .
En - we zijn zoo rustig niet als gij!
Toch vooruit steeds streven wij en staren .
Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht,
Reizen we op de wentelende baren,
En 't geloof dat Binds een wergild ligt!
361