Voorbeelden jeugddialoog - VNG · 2019. 10. 14. · 2 VRIGIG VA N DRADS GMT Inhoudsopgave 1...
Transcript of Voorbeelden jeugddialoog - VNG · 2019. 10. 14. · 2 VRIGIG VA N DRADS GMT Inhoudsopgave 1...
-
Voorbeelden jeugddialoog
-
2 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Inhoudsopgave
1 Academische Werkplaats Transformatie Jeugd 3
2 Adolescentencontactmoment 4
3 Behandelen in de klas 5
4 Buurtteams Utrecht 6
5 Kennisnetwerk jonge kind 7
6 Relatie huisarts/CJG 8
7 Weg naar perspectief - Intermetzo 9
8 MBO 10
9 Werkwijze William Schrikkergroep 11
-
3Vereniging Van nederlandse gemeenten
1 Academische Werkplaats Transformatie Jeugd
Wat is het vraagstuk?Bij het voeren van een casusoverleg of het samenwerken bij het ondersteunen van kinderen, blijkt
het lastig om een gezamenlijke taal te spreken. Dat maakt een gesprek over wat er aan de hand met
een kind tussen partners ingewikkelder. Samenwerking tussen professionals verloopt niet optimaal en
samen leren wordt ingewikkelder.
De oplossingIn het kader van een academische werkplaats is een proeftuin gestart, waarbij aan de hand van casuïs-
tiek een gezamenlijke leer- en verbetercyclus wordt opgestart tussen de ouders en de professionals die
bij een kind betrokken zijn. Hierbij wordt de methode gevolgd van de evaluatie van perinatal zorg. Er
is een kwadrant van zorgtypen opgesteld, dat helpt om een zorgvraag te analyseren en het gesprek te
voeren.
Iedere vraag wordt ingedeeld in een van de vier vakken waarbinnen de zorg wordt geleverd. Het gaat
daarbij om de ernst en mate van acuutheid van de vraag. Als de ondersteuning voor een kind veran-
dert van categorie - zonder dat dat van te voren was ingeschat - wordt het besproken in een dialoog-
tafel. De inbreng van ouders komt hierbij aan de orde. Ervaringen in de somatische zorg laten zien dat
dergelijke cycli bijdragen aan betere samenwerking en hogere zorgkwaliteit. De partners krijgen zo
inzicht in (patronen in) zorguitkomsten, factoren die bijdragen aan geslaagde en minder geslaagde
zorg, knelpunten, dilemma’s en mogelijke oplossingen. Naast directe verbeteracties, vertalen de profes-
sionals de opgedane inzichten ook naar kennisproducten die breder benut kunnen worden in praktijk,
beleid en in de opleiding van professionals.
Wat maakt deze casus bijzonder?• Door de methodiek worden praktijk en wetenschap gekoppeld op een manier die praktisch toepas-
baar is en voldoende methodisch is om te dienen als basis voor kennisontwikkeling. Verschillende
professies komen zo naast elkaar te staan.
• Door aan de sluiten bij de systematiek van de perinatale zorg, is de aanpak voor een deel al bekend
en aanvaard vanuit de wetenschap.
• Het perspectief van de ouders heeft een duidelijke plek in de evaluatie. Doordat hun perspectief het
vertrekpunt is, zullen zij zich meer serieus genomen voelen en weten zij dat hun casus wordt
• Professionals weten dat er een plek is waar zij objectief kunnen reflecteren op hun functioneren.
-
4 Vereniging Van nederlandse gemeenten
2 Adolescentencontactmoment
Wat is het vraagstuk?Leerlingen van 15/16 jaar komen met nieuwe gezondheidsvragen in aanraking, bijvoorbeeld rond
seksualiteit welbevinden en drankgebruik Dankzij een landelijke impuls van het Rijk in het bevorderen
van een gezonde leefstijl van jongeren is er een adolescentencontactmoment ingevoerd door de jeugd-
gezondheidszorg voor jongeren van deze leeftijd. In deze leeftijdsfase willen zij graag zelf keuzes
maken en verantwoordelijkheid nemen. Tegelijkertijd hechten zij waarde aan hun privacy. Kortom: het
vraagt het een en ander om de inrichting van het adolescentencontactmoment goed aan te laten slui-
ten op de behoeften en belevingswereld van jongeren. De Jeugdgezondheidszorg van GGD Gelderland
Midden (JGZ) wilde hier op een vraaggerichte manier mee omgaan en ontwikkelde het preventieve
gezondheidsonderzoek ‘Gezond Leven? Check het even!’.
De oplossingHet adolescentenmoment is vraaggericht en oplossingsgericht gemaakt. Adolescenten worden be-
vraagd naar aanleiding van hun eigen vragen, Het uitgangspunt is positief en op maat insteken op
gezondheid in brede zin: medisch, psychisch en sociaal. In het onderzoek sluit de JGZ met een oplos-
singsgerichte werkwijze aan bij de beleving van jongeren, normaliseert waar mogelijk en bekrachtigt
jongeren in hun eigen verantwoordelijkheid als jong volwassene.
Het onderzoek start met het klassikaal bekijken van een korte introductiefilm. Daarna vullen leerlin-
gen een online vragenlijst in. Direct daarna ontvangen zij digitaal gezondheidsinformatie en advies op
maat met links naar relevante websites. Tot slot volgt een persoonlijk gesprek met de jeugdverpleeg-
kundige of -arts. Op het praktijkonderwijs en vmbo krijgen alle leerlingen een gesprek. Op de overige
niveaus alleen als leerlingen hierom vragen, hun ouders of mentor signalen hebben gegeven of op
indicatie. De eerste ervaringen laten zien dat 25% van de leerlingen op de overige onderwijsniveaus
zelf verzoekt om een persoonlijk gesprek.
De vragen en behoeften van leerlingen zijn leidend. Het onderzoek stimuleert jongeren na te denken
over zichzelf en biedt hen de mogelijkheid vragen te stellen over voor hen relevante gezondheids-
thema’s. Bij de antwoorden kunnen zij aangeven of ze meer informatie willen via het web en/of in
gesprek willen met een jeugdverpleegkundige.
Op basis van de gegeven antwoorden geeft de VGGM ook informatie aan scholen over hun leerlingen-
populatie en de gezondheidsvragen die zij hebben.
Wat maakt deze casus bijzonder?De urgentie van het invoeren van een wettelijke verplichting is aangegrepen om op een andere manier
naar jongeren te kijken: jongeren hebben een belangrijke rol gespeeld bij het totstandkomen van het
adolescentencontactmoment. De inbreng van jongeren heeft er aantoonbaar voor gezorgd dat de aan-
pak veranderde, namelijk van gericht op kennisoverdracht naar gericht op stimuleren van zelfevaluatie
en zelf verantwoordelijkheid nemen. Voor de professional betekent dit een andere manier van werken
omdat de leerling kiest welke vraagstukken hij wil bespreken.
-
5Vereniging Van nederlandse gemeenten
3 Behandelen in de klas
Wat is het vraagstuk?Het is de bedoeling dat kinderen - ook met beperkingen - onderwijs kunnen ontvangen dat bij hun
mogelijkheden past. Karakter bood vroeger onderwijs in een besloten setting aan voor kinderen die
waren opgenomen in één van hun klinieken. Scholen waren namelijk niet in staat om een dergelijk
zware populatie onderwijs te geven. Toen er een afname was van volume intramurale behandeling,
was er een alternatief nodig voor het onderwijs in de regio.
De oplossingMet behandelen in de klas kunnen kinderen met een psychiatrische aandoening worden ondersteund
in een schoolse omgeving met een onderwijszorgarrangement. In een klas zijn twee professionals aan-
wezig: een leraar die in dienst is van de school en een sociotherapeut van Karakter. De leraar draagt
zorg voor het onderwijs en de sociotherapeut zorgt dat de leervoorwaarden vervult zijn (blijven zitten
op de stoel, agressieregulatie etc.).
In de eerste instantie werd behandelen in de klas vooral toegepast in het speciaal onderwijs. Naar-
mate daar successen werden geboekt, kwam er ook vraag vanuit het speciaal basisonderwijs (regulier
onderwijs voor een specifieke doelgroep kinderen met leerproblemen) om daar ondersteuning te
bieden, zodat een kind geen zwaardere zorg nodig heeft. Zo draagt de specialistische ondersteuning
van Karakter er aan bij, dat zorg steeds dichterbij gegeven kan worden. School, ouders en omgeving
(bv. huisarts) worden betrokken bij de ondersteuning.
Wat betekent de oplossing voor de betrokkenen?• Een aanpak die in de derdelijns zorg is gestart, beweegt steeds dichter naar de ‘voorkant’ van het
proces, om kinderen steeds vroeger te kunnen ondersteunen.
• De problematiek van een kind wordt behandeld in een context van school en leren, waarbij profes-
sionals met verschillende expertisegebieden samenwerken en elkaar versterken.
• Karakter kan zijn expertise dichterbij kinderen inzetten en zo haar kennis in het netwerk versprei-
den, in plaats van dat zij kinderen uit de omgeving halen om ze te kunnen behandelen.
-
6 Vereniging Van nederlandse gemeenten
4 Buurtteams Utrecht
Wat is het vraagstuk?Jeugdhulp is lange tijd niet eenvoudig toegankelijk geweest, omdat de toegang en de hulpverlening
verbrokkeld was georganiseerd. Bovendien werkten de hulpverleners vanuit verschillende visies aan de
ondersteuning van jongeren en gezinnen.
De oplossingEr is in Utrecht in een vroeg stadium begonnen met het inzetten van buurtteams, die gezinnen en
jongeren kunnen ondersteunen bij verschillende vragen, variërend van schulden tot psychiatrie of
veiligheidsproblematiek De buurtteams bestaan uit de verschillende disciplines die noodzakelijk zijn
om generalistische basiszorg te kunnen bieden. Professionals werken samen op basis van een aantal
uitgangspunten, waarvan ‘met en niet over ouders spreken’ er één is. Door deze principes toe te pas-
sen, is het voor gezinnen beter haalbaar zelf regie te houden of te nemen. Het vasthouden aan deze
principes zorgt ook voor verandering bij de partners: door het strikt hanteren van bv de regel ‘alles
met de ouders’ veranderen ook de contacten tussen buurtteam en school en buurtteam en de specialis-
tische zorg. Zo gaat van de organisatie van de buurtteams een transformerende kracht uit. Contact met
de verschillende partijen in de wijk – zoals de school maakt deel uit van de samenwerking. In de buurt-
teams is veel aandacht voor kennisontwikkeling, onder meer door middel van casusbesprekingen.
Wat betekent de oplossing voor de betrokkenen?• Door het sturen op een beperkt aantal belangrijke waarden, kan een verandering worden bewerk-
stelligt die zowel ruimte biedt aan de professional als hen een gedeeld kader biedt.
• Het instellen van de regel dat en altijd ‘met de ouders’ wordt gesproken heeft uitstraling op de ou-
ders maar ook gevolgen voor de relatie met de aanbieders en andere organisaties, omdat van hen
verwacht wordt dat zij ook op basis van dit uitgangspunt handelen.
-
7Vereniging Van nederlandse gemeenten
5 Kennisnetwerk jonge kind
Wat is het vraagstuk?Als jonge kinderen afwijkend gedrag vertonen, is dat niet altijd eenvoudig te duiden. Jonge kinderen
kunnen zich niet verbaal uiten en (psychische) problematiek uit zich vaak lichamelijk en in gedrag.
Het diagnosticeren en behandelen van jonge kinderen vraagt dus specifieke kennis. Deze kennis zit
vaak over verschillende organisaties verspreid. Jonge kinderen kunnen niet wachten, het is in deze
levensfase essentieel om snel te handelen, omdat er op jonge leeftijd nog veel winst te behalen valt in
de ontwikkeling. Het is voor jonge kwetsbare kinderen en hun ouders zeer belastend om steeds weer
doorverwezen te worden naar de juiste specialist met telkens wachttijden.
De oplossingEr is een kennisnetwerk voor het jonge kind (10 maanden tot zes jaar) ingericht, waarin specialisten
‘Jonge Kind’ participeren. MOC ‘t Kabouterhuis dat zich in het jonge kind specialiseerde, is hiervan de
penvoerder. Sommige van deze specialisten hebben een meer generalistische inslag - anderen hebben
een super-specialisme. In totaal zijn er 21 instellingen die deelnemen aan het netwerk. Zij vaardigen
21 experts Jonge Kind af die als expertiseteam beschikbaar zijn voor consultatie en advies. Een mede-
werker van het ouder-kind-team (de toegang) kan direct bellen of mailen met het expertiseteam of via
een portal van het kennisnetwerk een vraag stellen. Via de portal kunnen deskundigen reageren op
vragen. Zo blijven er korte lijnen en kunnen jonge kinderen relatief snel geholpen worden. Daarnaast
leiden de specialisten van het netwerk ook medewerkers van de ouder en kind teams en bijvoorbeeld
kinderopvang en scholen op om problematiek te herkennen en er mee om te gaan.
Wat maakt deze casus bijzonder?• Ondersteuning en diagnostiek voor complexe vragen kunnen in de leefomgeving en relatief snel
worden opgelost. Ouders zitten korte in onzekerheid, voor kinderen is diagnose minder invasief.
• Door het uitwisselen van kennis leren professionals van elkaar – over de organisatiegrenzen heen.
Dit gaat zowel om uitwisseling tussen specialisten als om deskundigheidsbevordering van de ‘voor-
kant’.
-
8 Vereniging Van nederlandse gemeenten
6 Relatie huisarts/CJG
Wat is het vraagstuk?De huisarts heeft een eigenstandige positie in het stelsel ‘zorg voor jeugd’. Hij kan doorverwijzen naar
alle vormen van jeugdhulp. De wijze waarop de huisarts verbonden is , is niet bij wet geregeld – hier
geven gemeenten zelf invulling aan.
De oplossingIn De Bilt investeert het CJG in de relatie met de huisartsen, om samen met hen de verantwoordelijk-
heid te nemen om de jeugd van De Bilt te begeleiden met opvoeden en opgroeien. Het CJG maakt
gebruik van het vertrouwen dat cliënten hebben in hun huisarts. Om de huisartsen te faciliteren bij het
verlenen van jeugdhulp, zijn er twee zaken ontwikkeld:
• Aan alle huisartsenpraktijken is een ambulante hulpverlener uit de tweedelijns jeugdzorg (een ‘Han-
neke’, omdat de eerste hulpverlener Hanneke heette) gekoppeld. Wanneer een huisarts vermoedt
dat er in een situatie problematiek op meerdere niveaus speelt, verwijst hij niet op de klassieke
wijze, maar neemt Hanneke zelf contact op met het gezin en gaat op huisbezoek. Haar bevindingen
koppelt Hanneke terug aan de huisarts, en zij gaat aan de slag met het gezin of de jongere. Han-
neke is verbonden aan het CJG.
• Voor huisartsen is brede diagnostiek voor kinderen beschikbaar, waarin alle leefgebieden aan de
orde komen. Het onderzoek kan uit verschillende elementen bestaan: een gesprek met ouders en
kind, observatie op school, verschillende vragenlijsten, etc. Als het onderzoek is afgerond, krijgen
gezin en huisarts de resultaten. In samenspraak wordt gekeken of en welke vervolgstappen nodig
zijn.
Wat maakt deze casus bijzonder?• Een wettelijke bepaling over de rol van de huisarts wordt gezien als kans en aangegrepen om op
een goede wijze samen te werken waarbij van elkaar kracht gebruik wordt gemaakt. De huisarts,
die vaak een vertrouwensband heeft met gezinnen, werkt intensief samen het CJG, dat veel exper-
tise heeft op het gebied van ondersteunen van opvoeding.
• De werkwijze honoreert de wens van de huisarts om samen te werken met een hooggeschoolde
professional. Op deze wijze is een goede, professionele blik aan de voorkant gegarandeerd.
-
9Vereniging Van nederlandse gemeenten
7 Weg naar perspectief - Intermetzo
Wat is het vraagstuk?Intermetzo - een instelling voor kinderen met een zeer intensieve zorgvraag - bood tot enkele jaren
geleden 166 verschillende zorgproducten aan in verschillende financieringsstromen. Niet de vraag van
de patiënt, maar de financieringsstroom bepaalde de inrichting van het zorgaanbod grotendeels. Dit
leidde tot inefficiënties: medewerkers van verschillende organisatieonderdelen wisten onvoldoende
van elkaar wat ze deden, waardoor samenwerking beperkt van de grond kwam. Iedere professionals
startte opnieuw met een diagnose. Jeugdigen begrepen niet altijd wat het doel van een behandeling
was.
De oplossingHet perspectief waar de jeugdige naar toe werkt staat centraal. Ieder kind krijgt een hoofdbehande-
laar en een ‘weg naar perspectief-begeleider’ toegewezen. Samen stellen zij één behandelplan op,
waaraan verschillende professionals bijdragen op basis van gedeelde behandel- en zorgprincipes. De
weg naar perspectiefbegeleider verzekert dat alle onderdelen van de behandeling bijdragen aan het
perspectief, op zo’n manier dat de jongere dit begrijpt. Hij behandelt niet zelf.
Bij de start van het traject vindt er één keer vraagverheldering plaats, waarbij vanuit alle benodigde
specialismen, de jeugdige en zijn ouders inbreng is. Het perspectief van de behandeling wordt geza-
menlijk met de jongere bepaald. Van daaruit geeft Intermetzo integrale zorg vorm, waarin iedereen
zijn eigen verantwoordelijkheid heeft in een deelplan.
De deelplannen zijn omschreven naar resultaat (bv een kind kan zelfstandig wonen).
Het plan wordt uitgevoerd door verschillende professionals. Zij handelen vanuit dezelfde behandel-
en zorgprincipes. De professional die verantwoordelijk is voor een bepaald deel van het plan, neemt
verantwoordelijkheid voor een resultaat. Regelmatig evalueren de hoofdbehandelaar, de weg naar
perspectiefbegeleider, de professionals en de jongeren de vorderingen, om gezamenlijk de volgende
stappen te bepalen.
De behandeling duurt altijd zo kort mogelijk. Om kinderen een veilige basis te bieden, kunnen zij wel
zo lang als nodig bij Intermetzo blijven wonen. In de weg naar het perspectief kan ook aanbod van
buiten Intermetzo worden ingepast, zonder dat doorplaatsing noodzakelijk is. Met deze werkwijze kan
Intermetzo zijn positie als plek van ‘last resort’ van waaruit kinderen niet verder doorgeplaatst worden
waarmaken.
Wat maakt de casus bijzonder? • De basale wens van ieder mens om te weten waar hij naar toe gaat, is als uitgangspunt genomen
voor de gehele organisatie en bedrijfsvoering. Juist deze simpele zaken worden vaak uit het oog
verloren in complexe zaken. Door dit perspectief centraal te zetten weten jeugdigen wat het per-
spectief van hun behandeling is, wat maakt dat ze het makkelijker volhouden.
• Er is niet langer een strikte scheiding tussen enerzijds de thuissituatie en anderzijds de intramurale
situatie. Ouders worden betrokken bij de behandeling, doordat zij bijdragen aan en meegenomen
worden in het perspectief van de behandeling.
• Professionals spreken op een andere manier met elkaar: niet langer op basis van ‘vakinhoud’ die zij
toepassen op een casus, maar op basis van een doel dat bereikt moet worden en waar zij vanuit hun
vak een bijdrage aan leveren.
-
10 Vereniging Van nederlandse gemeenten
8 MBO
Wat is het vraagstuk?Het MBO in Amsterdam heeft 26.000 studenten/leerlingen in de leeftijd van 16-23. Een deel van de
studenten/leerlingen heeft extra ondersteuning nodig om hun opleiding te kunnen voltooien. Psychi-
sche problematiek komt regelmatig voor. De studenten/leerlingen maken niet altijd graag gebruik van
jGGZ, onder meer vanwege het eigen risico in de Zorgverzekeringswet.
In sommige gevallen is de problematiek ernstig: kinderen hebben geen netwerk om op terug te vallen
en hebben zelfs niet altijd een vaste woon- of verblijfplaats. De ondersteuning voor deze kinderen was
verbrokkeld georganiseerd: er zijn ondersteuningsmiddelen vanuit de school, GGZ vanuit de Zorgver-
zekeringswet en de Jeugdwet: het regime verschilt tussen leerlingen, omdat de leerlingen rond de
achttien zijn (18-/18+ problematiek).
De oplossingEr is een geïntegreerd MBO-breed team dat ondersteuning biedt aan de studenten/leerlingen. Hierin
is jGGZ expertise aanwezig. Het team wordt deels gefinancierd door de gemeente (op basis van de
Jeugdwet) en deels door de ROC’s. Zo wordt de 18-/18+ problematiek opgelost, omdat de middelen
van de school en de gemeente aanvullend op elkaar worden ingezet. Het team heeft een signalerende
functie, onder meer voor schoolverzuim. Het team kan daarnaast zelf hulp verlenen en eventueel door-
verwijzen naar bijvoorbeeld schuldhulpverlening, jongerenloket en armoedebeleid. In een convenant
zijn de afspraken vastgelegd. Er zijn resultaatsafspraken: de inspanningen van het jeugdteam moeten
ten goede komen aan betere leereffecten of obstakels bij het leren uit de weg ruimen.
Wat maakt de casus bijzonder?• Er is een laagdrempelig loket voor een groep jongeren, waarvan een deel kwetsbaar is, naar toe
kunnen. Dit loket sluit één op een aan bij de leefomgeving van de jongere. Van hieruit verwijzen
professionals door naar andere vormen van hulpverlening in de gemeente.
• Het loket is tot stand gekomen door intensieve gesprekken met de jongeren waar het om gaat,
zodat helder is welke hulp helpt. Dir verklaart de nadruk op GGZproblemen.
• Door het samenvoegen van gelden van gemeenten en ROC’s wordt een systeemprobleem (18-/18+)
praktisch opgelost waardoor voor iedereen dezelfde hulp bestaat. Voor jongeren van boven de 18
die naar een ROC gaan, betekent dat hulp bijvoorbeeld op het terrein van GGZ, waar ze anders niet
zouden krijgen vanwege het eigen risico.
• Gemeenten en verschillende ROC’s leveren samen middelen aan één team om zo aan de ondersteu-
ning voldoende omvang te geven. Dit zorgt voor duurzaamheid van de voorziening.
-
11Vereniging Van nederlandse gemeenten
9 Werkwijze William Schrikkergroep
Wat is het vraagstuk?Onder toezichtstelling is een laatste redmiddel als ouders hun kinderen geen veilige omgeving om op
te groeien kunnen bieden. In het geval van uithuisplaatsing kan de relatie tussen het kind en zijn om-
geving vaak ruw verstoord raken. Het conflict staat snel op scherp. De sociale omgeving van het kind
wordt niet optimaal benut. Terugkeer wordt bemoeilijkt.
De oplossingDe William Schrikkergroep werkt, ook in het geval van een onder toezichtstelling, samen met de
mensen uit de omgeving van het kind dat onder toezicht is gesteld (cliëntsysteem). Waar mogelijk is
er altijd een gesprek met de ouders om te bepalen wat de problemen zijn - hier wordt een gedeeld
probleem van gemaakt. Ook is vanaf het begin de vraag hoe de situatie van het kind zo kan verbete-
ren, dat de OTS kan worden opgeheven. Waar mogelijk zal het kind geplaatst worden bij mensen die
bekend zijn met het kind (bv. een tante). Ook zij worden betrokken, net als de school en hulpverleners.
Gedurende de gehele OTS wordt gewerkt aan eenduidige doelen, waarbij alle partijen worden betrok-
ken bij de beoordeling over of de doelen bereikt zijn - door middel van het geven en vergelijken van
een rapportcijfer.
Wat maakt de casus bijzonder?De complexe problematiek waar de Wsg mee te maken heeft – en de soms extreme escalaties – is geen
reden om af te wijken van de aanpak ‘met de ouders’. Het is juist in deze situatie dat de aanpak ont-
wikkelt is. De sociale omgeving blijft de omgeving waarbinnen men zoekt naar een oplossing. Ouders
zijn partners, ondanks de beperkende maatregelen die soms door de rechter zijn opgelegd. Daarmee
wordt de ondertoezichtstelling ingezet als stap in een toekomstperspectief.
-
Opening1Academische Werkplaats Transformatie Jeugd2Adolescentencontactmoment 3Behandelen in de klas4Buurtteams Utrecht5Kennisnetwerk jonge kind6Relatie huisarts/CJG7Weg naar perspectief - Intermetzo8MBO9Werkwijze William Schrikkergroep