Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd...

35
308 10 Voor de vrijheid en tegen Oranje Aarzelende overgang De overgang van Gouda in 1572 naar de zijde van de Prins van Oranje heeft weinig kenmerken van een heldenepos. Het was veeleer een combinatie van toeval, opportunisme en angsthazerij, die het stadsbestuur als eerste in Zuid-Holland ertoe bracht zich aan te sluiten bij de opstande- lingen. Slechts één gewonde viel er te betreuren bij deze omwenteling, die nauwelijks voorbe- reid was en waarvan de kleine groep initiatiefnemers de ingrijpende gevolgen zelf amper over- zag. Het lag ook min of meer voor de hand dat de heersende elite van regentenfamilies, waarvan de meesten tot dan toe bekendstonden als Spaans- en katholiekgezind, niet zonder slag of stoot de rok wenste om te keren. De Goudse prinsgezindheid had aanvankelijk dan ook een zeer on- vaste bodem en zou in de jaren daarna nog tot twee keer toe ernstig bedreigd worden. Deze mis- lukte pogingen tot restauratie van het oude gezag kostten uiteindelijk wel mensenlevens. 1 Aan de basis van de verrassende Goudse ommekeer lag een paniekstemming die zich in het voor- jaar van 1572 meester had gemaakt van de bevolking, nadat berichten de stad binnen sijpelden over het oprukken van ongeregelde geuzenbendes, die op 1 april Den Briel hadden ingenomen. De angst dat de stad als gevolg hiervan opgezadeld zou worden met een Spaanse bezetting van het kas- teel en dat daarmee de door Alva’s 10de en 20ste penning toch al torenhoge financiële lasten nog verder verzwaard zouden worden, bracht de gemoederen hevig in beroering. Een opgewonden me- nigte reageerde de frustratie hierover af door het kasteel en het aanpalende minderbroederklooster te belagen. Slechts een klein aantal inwoners was echter voorstander van een breuk met Spanje en durfde hier ook openlijk blijk van te geven. Zo waagden drie leden van de schutterij zich tijdens de processie op Sacramentsdag (5 juni) op straat, met op hun wapens een afbeelding van Willem van Oranje, die de hertog van Alva triomfantelijk een voet op de keel zette. Ook binnen de regentenstand roerden zich enkele dissidenten, onder wie één van de vier bur- gemeesters, Jan Jacobsz van Rosendael. Nadat deze een brief had ontvangen van Oranje, die hem in het geniep was toegestuurd vanuit diens ballingsoord Dillenburg, zocht en vond hij binnen de schutterij in Cornelis Jansz Vlacq een bondgenoot om de zaak van de opstand te bevorderen. De gelegenheid daartoe diende zich aan, toen een klein groepje geuzen onder leiding van jonk- heer Adriaen van Swieten – op pad gestuurd om steden over te halen naar de zijde van de prins – voor enkele dagen neerstreek in het nabijgelegen Oudewater. Voor de Goudse prinsgezinden was dit op 20 juni aanleiding om Van Swieten via een van de hoofden van de Goudse schutterij, NIEUWE TIJD – POLITIEK (1572-1795) Historische Vereniging Die Goude

Transcript of Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd...

Page 1: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

308

10Voor de vrijheid en tegen Oranje

Aarzelende overgang

De overgang van Gouda in 1572 naar de zijde van de Prins van Oranje heeft weinig kenmerkenvan een heldenepos. Het was veeleer een combinatie van toeval, opportunisme en angsthazerij,die het stadsbestuur als eerste in Zuid-Holland ertoe bracht zich aan te sluiten bij de opstande-lingen. Slechts één gewonde viel er te betreuren bij deze omwenteling, die nauwelijks voorbe-reid was en waarvan de kleine groep initiatiefnemers de ingrijpende gevolgen zelf amper over-zag. Het lag ook min of meer voor de hand dat de heersende elite van regentenfamilies, waarvande meesten tot dan toe bekendstonden als Spaans- en katholiekgezind, niet zonder slag of stootde rok wenste om te keren. De Goudse prinsgezindheid had aanvankelijk dan ook een zeer on-vaste bodem en zou in de jaren daarna nog tot twee keer toe ernstig bedreigd worden. Deze mis-lukte pogingen tot restauratie van het oude gezag kostten uiteindelijk wel mensenlevens.1

Aan de basis van de verrassende Goudse ommekeer lag een paniekstemming die zich in het voor-jaar van 1572 meester had gemaakt van de bevolking, nadat berichten de stad binnen sijpeldenover het oprukken van ongeregelde geuzenbendes, die op 1 april Den Briel hadden ingenomen. Deangst dat de stad als gevolg hiervan opgezadeld zou worden met een Spaanse bezetting van het kas-teel en dat daarmee de door Alva’s 10de en 20ste penning toch al torenhoge financiële lasten nogverder verzwaard zouden worden, bracht de gemoederen hevig in beroering. Een opgewonden me-nigte reageerde de frustratie hierover af door het kasteel en het aanpalende minderbroederkloosterte belagen. Slechts een klein aantal inwoners was echter voorstander van een breuk met Spanje endurfde hier ook openlijk blijk van te geven. Zo waagden drie leden van de schutterij zich tijdensde processie op Sacramentsdag (5 juni) op straat, met op hun wapens een afbeelding van Willemvan Oranje, die de hertog van Alva triomfantelijk een voet op de keel zette.

Ook binnen de regentenstand roerden zich enkele dissidenten, onder wie één van de vier bur-gemeesters, Jan Jacobsz van Rosendael. Nadat deze een brief had ontvangen van Oranje, die hemin het geniep was toegestuurd vanuit diens ballingsoord Dillenburg, zocht en vond hij binnende schutterij in Cornelis Jansz Vlacq een bondgenoot om de zaak van de opstand te bevorderen.De gelegenheid daartoe diende zich aan, toen een klein groepje geuzen onder leiding van jonk-heer Adriaen van Swieten – op pad gestuurd om steden over te halen naar de zijde van de prins– voor enkele dagen neerstreek in het nabijgelegen Oudewater. Voor de Goudse prinsgezindenwas dit op 20 juni aanleiding om Van Swieten via een van de hoofden van de Goudse schutterij,

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Historische Vereniging Die Goude

Page 2: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

309

Carton (werktekening) van een gedeelte van glas 1 in de Sint-Janskerk, vervaardigd door Joachim Wte-wael uit Utrecht. Thema is De vrijheid van consciëntie. Het glas werd geschonken door de Staten vanHolland en is te beschouwen als de politieke beginselverklaring van de stad Gouda. Het Vrije Geweten,

gepersonifieerd door een vrouw, zit op een zegekar en heeft de blik naar de hemel gericht. In haar ene handheeft zij een mensenhart, de andere hand omklemt een opengeslagen bijbel. De zegekar – getrokken door

Liefde, Eendracht, Gerechtigheid, Getrouwheid en Standvastigheid – verplettert een man in koningsman-tel, die de Tirannie verbeeldt. In zijn banderol stond aanvankelijk Bescherming tegen Tirannie, hetgeen inde tweede helft van de zeventiende eeuw gewijzigd is in Bescherming des Geloofs, een veelzeggende ingreepdie waarschijnlijk gelijktijdig plaatsvond met de verwijdering van de originele grafsteen van Coornhert

uit de kerk. Zijn pleidooien voor gewetensvrijheid konden op dat moment in Gouda op veel minder sympa-thie rekenen dan een eeuw eerder en werden op deze wijze uitgewist.

Historische Vereniging Die Goude

Page 3: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Harmen Sterre, te laten inseinen dat de Kleiwegpoort de volgende ochtend om vier uur vrijwelonbewaakt zou zijn.

Van Swieten aarzelde geen moment en liet twee boerenwagens in gereedheid brengen omhem met een groepje medestanders naar Gouda te vervoeren. Bij de poort aangekomen kwamhet – ondanks de hulp van binnenuit – toch nog tot enige schermutselingen, waarbij een van dewachters aan zijn hoofd gewond raakte. Van veel verzet was echter geen sprake, zodat het geu-zenlegertje van nauwelijks honderd personen zich uiteindelijk vrij eenvoudig toegang tot destad wist te verschaffen. Op weg naar het stadhuis breidde het gezelschap zich uit met een veel-voud van medestanders en nieuwsgierigen, hoofdzakelijk dagloners en ambachtslieden die zwaarte lijden hadden van de heersende economische crisis. Op de Markt werd de bonte stoet tegen-gehouden door de schutterij. Even dreigde de zaak alsnog uit de hand te lopen, toen een van deschutters op het punt stond zijn geweer door te laden. Hij werd echter weerhouden door een col-lega, die hem waarschuwde niet op eigen burgers te schieten. ‘Ende alsoo wierdt Ter Goudegeus, sonder eenige bloetstortingen’, aldus de droge mededeling van een onbekende tijdgenoot,die een gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen heeft nagelaten.2

Het legertje van Van Swieten telde welgeteld één ruiter, die zonder zadel en toom een zwar-te merrie bereed, ‘hebbende sleghts een touw in den mont van ’t paert’. Daarmee reed hij voort-durend rondjes door de stad om de bevolking te imponeren en tot rust te manen.3 Ondertussenverscheen de geuzenleider zelf voor een inderhaast bijeengeroepen vergadering van de vroed-schap en hield daar een tirade tegen het grote onrecht dat de Hollanders werd aangedaan doorde koning van Spanje.4 Hij eiste dat de regenten en de schutterij een eed van trouw zouden af-leggen aan het nieuwe stadhouderlijke gezag van de prins van Oranje. Na enkele dagen be-denktijd waren zij hiertoe bereid, op voorwaarde dat de oude stedelijke privileges onaangetast

310

Gijsbert ’t Hart, de Goudse burgemeester die door baljuw Cloots een ‘waggelmuts’ werd genoemd vanwegezijn opportunistische handelen. De Goudse schutterij stond onder zijn leiding, toen het gezelschap in 1616

werd geschilderd door Jan Daemsz de Veth. Foto Tom Haartsen.

Historische Vereniging Die Goude

Page 4: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

bleven en dat niemand omwille van zijn geloof lastiggevallen zou worden. Over de beraadsla-gingen binnen het stadsbestuur is niets bekend, maar het ligt voor de hand dat Van Rosendaelen zijn kleine orangistische factie al hun gewicht in de schaal hebben moeten leggen om hunmedebestuurders overstag te laten gaan. Sommige Spaansgezinden onder hen wachtten de be-slissing echter niet af en verlieten schielijk de stad.

Gouda’s belangrijkste militaire bolwerk, het kasteel aan de IJssel, was intussen nog in han-den van de pro-Spaanse kastelein Cornelis van der Mijlen. Deze was vastbesloten de vesting voorde koning te behouden. Nadat hij echter door de geuzen was bedreigd met een oud kanon en zijnboodschapper, die Spaanse hulp vanuit Utrecht moest inroepen, gevangen was genomen, zag hijin dat hij geen schijn van kans had. Van der Mijlen verliet daarop het kasteel en werd als kaste-lein en baljuw opgevolgd door Van Swieten.

De grootste zorg voor de nieuwe machthebbers was nu om de verdediging in snel tempo oppeil te brengen, teneinde te voorkomen dat zij de stad weer uit handen zouden moeten geven.Met ijlings geformeerde strijdgroepjes werd getracht bevoorrading en versterkingen van deSpaanse legers te ontregelen. Bij confrontaties met de Spanjaarden in de omgeving sneuveldenverschillende Gouwenaars. Ook aan de andere zijde vielen slachtoffers. Een Waddinxveense boerwist zich in het waterrijke landschap sneller uit de voeten te maken dan zijn Spaanse belager. Hijwachtte de Spanjaard op, die hem nagesprongen was in een brede sloot, en sneed hem de keel af.Het hoofd van de ongelukkige soldaat werd op de Goudse markt tentoongesteld, waarbij eenpond Vlaams uitgeloofd werd voor elk nieuw Spaans hoofd dat aangebracht zou worden.5

De stad had echter dringend behoefte aan een meer professionele verdedigingsmacht en ver-zocht per brief aan graaf Willem van den Bergh een garnizoen van vierhonderd man te sturen.Kort daarop meldde zich een legertje aan de poorten, onder leiding van hopman Maerten Schets,die een aanbevelingsbrief liet zien van de genoemde graaf. Het stadsbestuur vertrouwde de zaakechter niet en aarzelde om de soldaten binnen te laten. De argwaan nam nog toe, nadat bleek dathopman Schets conspiratieve ontmoetingen had met enkele vooraanstaande Spaansgezinde bur-gers in de stad. Op 3 september 1572 liet Van Swieten de hopman daarom arresteren en over-brengen naar het kasteel.

Op de pijnbank bekende Schets dat zijn introductiebrief vals was en hij in werkelijkheiddoor de Spaanse legeraanvoerder Bossu naar Gouda was gestuurd om de stad weer in handen vanAlva te spelen. Hij onthulde tevens dat hij kon rekenen op de hulp van enkele tientallen Goud-se burgers, onder wie burgemeester Jan Gerritsz Stempels en tolhuisbewoner Dirck Corneliszvan Reynegom. Arrestaties volgden, nadat de hopman beide vooraanstaande burgers bij een con-frontatie had aangewezen. De ochtend daarna werd Schets dood aangetroffen in zijn cel. Het isonduidelijk of hier sprake was van zelfmoord of dat voormalige medestanders hem de mond had-den gesnoerd om nog meer pijnlijke onthullingen te voorkomen. Hoe het ook zij, door de doodvan Schets bleef het bewijsmateriaal tegen de samenzweerders aan de magere kant en kwamenStempels en Van Reynegom er met een gevangenisstraf en verbanning tamelijk genadig van af.6

De ontdekking van het complot deed de onderlinge haat en nijd onder de Goudse burgerijverder toenemen. De katholieken in de stad kregen het steeds zwaarder te verduren, onder meerdoor toedoen van ingekwartierde soldaten van de beruchte geuzenleider Lumey. Kerken enkloosters werden vernield, bezittingen geconfisqueerd en menigeen ontvluchtte de stad. In zijndagboek deed de naar Amsterdam uitgeweken prior van het klooster Stein aan de Raam, Wou-ter Jacobsz, uitvoerig verslag van de tragische lotgevallen van zijn geloofsgenoten. De onrust in

311

Historische Vereniging Die Goude

Page 5: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

de stad was groot en deed Oranje twijfelen aan de standvastigheid van Gouda. Daarom besloothij in april 1573 Van Swieten te vervangen door Jacob van Wijngaerden, een fanatiek pleitbe-zorger van de zaak van de Opstand. Toen deze geconfronteerd werd met heftige oppositie tegende inkwartiering van een Engels garnizoen, besloot hij op 26 juli tot een ingrijpende zuiveringvan de vroedschap. Van Wijngaerden joeg met deze wetsverzetting nog meer twijfelaars in hetpro-Spaanse kamp en legde daarmee de kiem voor een nieuwe couppoging.7

Onder de gevluchte en achtergebleven katholieke burgers werd steeds nadrukkelijker ge-sproken over de wens de stad terug te brengen onder ‘des coninks obediëntie’.8 Aangemoedigddoor een pardon van de Spaanse landvoogd Don Requesens, die alle Gouwenaars vergiffenis be-loofde voor hun afvalligheid als ze op hun schreden zouden terugkeren, smeedde de gevluchte enafgezette vroedschap Jan Gerrit Hey Daemsz met een twintigtal medestanders een ‘vloekver-bond’ om de stad bij verrassing in te nemen. De poging, die zou moeten plaatsvinden in de nachtvan 5 op 6 februari 1574, mislukte echter jammerlijk.

312

De Goudse schutterij onder leiding van kolonel Govert Suijs, in een ongewoon ontspannen pose geschilderddoor Ferdinand Bol (1616-1680), Rembrandts belangrijkste leerling. De betrouwbaarheid van de

schutterij was in tijden van crisis van cruciaal belang voor het stadsbestuur, omdat de schutters de eerstebescherming moesten bieden tegen een oproerige bevolking of vreemde indringers.

Historische Vereniging Die Goude

Page 6: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

Twee dagen voor de geplande aanslag arriveerde onverwachtseen compagnie soldaten in de stad, juist op het moment dat desamenzweerders bijeen waren in de Doelentoren. Een van hen,Adriaen Pietersz, gehuwd met de dochter van Jan Hey, beslootdaarop zijn schoonvader te waarschuwen, die zich buiten de stadmet een legertje gereed hield. De brief, waarin de boodschapin geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen enzou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uitgesmokkeld worden. Bij het Vlamingspoortje – dat later in devolksmond het verraderspoortje zou gaan heten – verloor de bodeechter in het gedrang zijn kluwen garen, waarna hij achter dochtwekte door het al te opzichtig terug te eisen. Toen kwam de brieftevoorschijn en was het voor de toegesnelde wachters duidelijkdat er groot onheil dreigde.

Het gerucht van een op handen zijnd verraad verspreiddezich snel door de stad. De schrijver van de brief trachtte zichnog te verbergen in een hooiberg, doch werd al snel opge-spoord. Ook enkele andere samenzweerders, de gebroedersAert en Pieter Jansz Teeuwen, werden in de kraag gevat.Eerstgenoemde wist uit de kerker te ontsnappen, doch met deandere twee werd korte metten gemaakt. In een kort proces werden zij ter dood veroordeeld, eenvonnis dat op 20 februari op de Markt werd voltrokken. Beide mannen werden onthoofd en ge-vierendeeld, waarna hun hoofden ter afschrikking op staken werden gezet en de lichaamsdelenop de vier stadspoorten.9 Met ettelijke andere gevangen genomen medeplichtigen werd aan-zienlijk minder hardvochtig afgerekend. Aangezien zij allen verwant waren met het zittendecollege van burgemeesters en schepenen, besloot de vroedschap hun lot in handen te leggen vanOranje, die genoegen nam met lichtere straffen.10 Het zal ook Oranje duidelijk geweest zijn, datde steun van Gouda aan zijn partij nog immer een wankele basis kende en dat hij de zittende re-genten niet van zich moest vervreemden met draconische maatregelen.

Het katholieke volksdeel in de stad werd thans nog sterker dan voorheen verdacht van heu-len met de Spaanse vijand. Daarom besloot de vroedschap onmiddellijk na de ontdekking vandit tweede verraad, dat alle nog in de stad verblijvende priesters en kloosterlingen een eed vantrouw moesten zweren aan Oranje en het stadsbestuur of anders vóór zonsondergang dienden tevertrekken.11 Pas geleidelijk zou het wantrouwen afnemen. Op basis van de afspraken in het ka-der van de Pacificatie van Gent, konden talrijke gevluchte of uitgewezen katholieke Gouwena-ren in de loop van 1576 terugkeren naar hun stad. Een uitzondering werd gemaakt voor enkeledeelnemers aan het ‘vloekverbond’ van 1574, die door een vlucht hun straf hadden weten te ont-lopen.12

Libertinisme, particularisme en pacifisme

Door toedoen van Jacob van Wijngaerden waren in de zomer van 1573 verschillende nieuwe re-gentenfamilies op de kussens gekomen, doch ook na deze wetsverzetting werd de dienst feitelijknog steeds uitgemaakt door ongeveer tien vroedschapsleden die al vóór de Overgang deel uit-

313

Jonkheer Adriaan van Swieten.Ets door H. Goltzius. Het portretdateert uit 1579, zes jaar nadatVan Swieten Gouda in handen

van de prins van Oranje had ge-bracht.

Historische Vereniging Die Goude

Page 7: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

maakten van het stadsbestuur. Zij monopoliseerden min of meer het burgemeestersambt endrukten een zwaar stempel op het beleid. Hun religieuze kleur was daarbij van ondergeschiktbelang. Zo zij zich al aansloten bij de nieuwe kerk, toonden deze regenten zich allerminst over-tuigde gereformeerden, maar ontpopten zij zich veeleer als politieke protestanten. Met een ei-genzinnige koers droegen zij er niet alleen toe bij dat Gouda op kerkelijk gebied een voor Hol-land afwijkende ontwikkeling doormaakte, maar gaven zij de stad ook in politiek opzicht eenbijzondere kleur. Het stedelijke bestuur en de opstelling in de Staten van Holland werden in deeerste halve eeuw na de Overgang gekenmerkt door drie leidende principes: libertinisme, parti-cularisme en pacifisme.13

Vanuit een afkeer van gewetensdwang, die was gegroeid door het meedogenloze optreden vanAlva en zijn ‘Bloedraad’, beleden de Goudse afgevaardigden die vanuit de vroedschap ter dag-vaart naar de Staten werden gestuurd consequent hun steun aan het libertinisme. Niemandmocht voortaan ooit nog omwille van zijn geweten in zijn vrijheid belemmerd worden en daar-om werd ‘vrijheid van consciëntie’ dé politieke ‘slogan’ van Gouda. Steeds opnieuw liet devroedschap in de Staten bezwaar aantekenen en hield zij voorstellen in de Staten op of tegen,wanneer dit elementaire uitgangspunt naar haar mening bedreigd werd. Dat gebeurde bijvoor-beeld bij de bespreking van talrijke gereformeerde ontwerp-kerkordes, maar ook bij het lang-durige Goudse verzet tegen de aanstelling van prins Maurits tot gouverneur, kapitein-generaalen admiraal van Holland en Zeeland. Pas nadat expliciet in diens aanstellingsbrief was opgeno-men dat de prins niemand mocht ‘onderzoucken ofte bedwingen in sijn consciëntie’, gingen deafgevaardigden in de Staten in 1585 overstag. Om de vrijheid te behouden tot het volgen vaneen geheel eigen koers, verzette Gouda zich in de Staten ook consequent tegen ‘overstemming’in zaken van religie, dat wil zeggen het opleggen van een meerderheidsstandpunt aan een min-derheid.14

Nauw verweven met dit libertinisme was het Goudse streven naar particularisme. De vroed-schap stelde alles in het werk om aantasting van het eigen beslissingsrecht, zoals dat in de loopder eeuwen was vastgelegd in talrijke privileges, tegen te gaan. De afgevaardigden naar DenHaag kregen per onderwerp dat in de Staten aan de orde was strikt omschreven mandaten mee,die werden vastgelegd tijdens voorbereidende vroedschapsvergaderingen. In de praktijk fun-geerden zij daarmee als waakhonden, die elke bedreiging voor de Goudse belangen moesten af-wenden. Dit verklaart waarom de gedelegeerden niet zelden extreme standpunten innamen, diede besluitvorming binnen de Staten aanzienlijk bemoeilijkten. Voorbeelden hiervan waren deGoudse onverzettelijkheid in een conflict uit 1577 over de Leidschendam en het voorrangsrechtvoor de eigen binnenvaart, de Goudse claims ten aanzien van vrijstelling van belastingheffing opturf voor de eigen burgers op grond van een vijftiende-eeuws privilege voor de brouwnering enhet aanhoudende streven naar administratieve decentralisatie van de belastingheffing. Met eni-ge overdrijving zou gesteld kunnen worden dat Gouda met zijn opstelling in de Staten op eengeheel eigen manier een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van een be-stuurssysteem in de jonge Republiek, dat gebaseerd was op overtuigen en het zoeken naar con-sensus.15

Anders dan de meeste andere Hollandse steden werkte de Goudse vroedschap in de Statenlange tijd niet met een permanente vertegenwoordiger in de persoon van een stadspensionaris,maar uitsluitend met een – overigens kleine – kring van gedelegeerden uit haar eigen midden.Pas in 1583 stelde de stad in de persoon van de begaafde jurist François Vranck ook een pensio-

314

Historische Vereniging Die Goude

Page 8: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

naris aan, die enkele keren met verve de verdediging van het Goudse particularisme op zichnam.16 Dat gebeurde onder meer naar aanleiding van pogingen om de van koning Philips II af-genomen soevereiniteit neer te leggen bij een buitenlandse macht, waarbij Gouda zich opwierpals een van de voornaamste pleitbezorgers van de soevereiniteit van de Staten en daarmee van hetbestaansrecht van een republiek. De pro-Franse politiek van Willem van Oranje, die leidde toteen mislukt avontuur met de hertog van Anjou als landvoogd, ontmoette zware kritiek vanuitGouda. Ook de komst van de graaf van Leicester namens de koningin van Engeland werd metscepsis begroet.17 Naar het oordeel van de vroedschap was het deze vreemde mogendhedenslechts te doen om eigen voordeel en niet om hulp te bieden. Ook vreesde zij door de buiten-landse regeerders meegesleurd te worden in ongewisse militaire avonturen.

De afkeer van militaire avonturen zorgde tevens voor het derde leidende principe van deGoudse vroedschap, namelijk het pacifisme. Gouda stelde zich vrijwel van meet af aan op hetstandpunt dat voortzetting van de oorlog tegen Spanje ongewenst was. De financiële lasten diede oorlog met zich meebracht, een gering vertrouwen in de militaire slagkracht van de Repu-bliek en de economische schade die de stad ondervond als gevolg van de krijgshandelingen la-gen ten grondslag aan deze opvatting. In de Staten werd door de Goudse afgevaardigden conse-

315

Bewijsstuk met een boodschap in geheimtaal van de samenzweerders aan hun pro-Spaanse medestandersbuiten de stad. Als bewijs is ook een kleine staal in het document geregen van het garen waarin het briefjegewikkeld was. Door ongelukkig optreden van de bode kwam de zaak uit, hetgeen twee coupplegers het le-

ven kostte. In het briefje, dat is ondertekend door ‘bij mij, u wel bekent’, is sprake van een ernstig zieknichtje dat niet zoals verwacht genezen kon worden door een ‘medicijnmeester’. Foto Bernard Bensdorp

Historische Vereniging Die Goude

Page 9: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

quent geklaagd over de hoge lasten van de oorlog en elke gelegenheid werd aangegrepen om vre-desonderhandelingen te bepleiten. De Pacificatie van Gent (1576) werd dan ook verwelkomd enhervatting van de strijd in de Zuidelijke Nederlanden betreurd. Met zijn hang naar vrede trokGouda zelfs de aandacht van de vijand: de Spaanse landvoogd en legeraanvoerder Parma stuurdede stad in 1585 een brief, waarin hij voorstelde vrede te sluiten omdat hem ter ore was gekomen‘dat uwe gemoederen (Gode lof) niet so geheel van de Koninklijke Majesteyt afgewent waren, alswel vele andere’. De vroedschap besloot wijselijk de brief niet eigenmachtig te beantwoorden,maar te melden in de Staten.18 De andere steden zagen niets in besprekingen en stuurden voorde zekerheid toch ook maar enige militaire versterkingen in de richting van Gouda.

De argwaan van de andere steden weerhield Gouda er niet van zijn pacifistische politiek ookin de daaropvolgende jaren onverdroten voort te zetten. In 1587 bepleitten de afgevaardigden inde Staten wederom het aangaan van onderhandelingen met Spanje en een jaar later lanceerdenzij zelfs een compleet vredesplan. Daarin werd onder meer voorgesteld niemand te vervolgen enwederzijds gewelddaden uit het verleden te vergeven, geen kastelen of andere militaire verster-kingen te bouwen (het Goudse kasteel was in 1577 om militaire redenen afgebroken) en inzakede religie alles te laten zoals het op dat moment was. Ook dit plan was in de Staten tot misluk-ken gedoemd. Met het keren van de militaire kansen gedurende de jaren negentig ten gunstevan de Republiek verstomde de Goudse vredesroep, doch toen Aartshertog Fedinand in 1607een langdurige wapenstilstand voorstelde, stond Gouda weer vooraan om het – met name Am-sterdamse – verzet tegen een bestand te breken. Vanaf het ingaan van het Twaalfjarige Bestandin 1609 zou de aandacht van de Goudse regenten echter geheel verschuiven naar de binnen-landse conflicten.

De eigen koers in gevaar

De eigenzinnige koers en hang naar particularisme brachten het Goudse stadsbestuur na deOvergang herhaaldelijk in aanvaring met de naar versterking van het centrale gezag strevendeOranjes. Het hardnekkige verzet van Gouda tegen de verheffing van Willem van Oranje totgraaf van Holland werd door hem niet in dank afgenomen, evenals de zware kritiek op zijn toe-nadering tot Frankrijk, het geklaag over de zware financiële lasten van de oorlog en de weinigcoöperatieve houding van de gedelegeerden in de Staten. Omgekeerd nam de vroedschap hetWillem van Oranje kwalijk dat hij er niet in geslaagd was zijn politiek van religievrede door tezetten en verweet men hem onder meer gebrek aan steun in de Leidschendamse affaire. Het stad-houderschap van prins Maurits bracht allerminst verbetering in de relatie met het Oranjehuis,gelet op de reeds gememoreerde Goudse clausule bij diens aanstelling in de militaire functies.Ook andere pogingen tot uitbreiding van de politieke macht van de Oranjes ontmoetten her-haaldelijk oppositie, alhoewel daarbij het militaire leiderschap van de stadhouders ook voor deGouwenaars altijd onomstreden bleef.

De moeizame verhouding tussen Gouda en Oranje verslechterde nog verder als gevolg van degodsdiensttwisten die de Republiek tijdens het Twaalfjarig Bestand verscheurden. In het geschiltussen rekkelijken en preciezen binnen de Gereformeerde Kerk koos het Goudse stadsbestuurvan meet af aan de zijde van eerstgenoemden – de remonstranten – als logisch uitvloeisel van heteigen libertinisme. Het was een politieke en religieuze koers die binnen de vroedschap kon re-kenen op brede steun. Van noemenswaardige meningsverschillen was geen sprake, ook niet na

316

Historische Vereniging Die Goude

Page 10: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

1616, toen de verhoudingen in Holland zich steeds verder toespitsten. Hoewel de vroedschapqua kerkelijke achtergrond tijdens de Bestandsjaren uit een zeer gemêleerd gezelschap bestond,onder wie ook enkele overtuigde katholieken,19 hadden de regenten elkaar gevonden in een af-keer van gereformeerd dogmatisme en een streven naar politieke dominantie in kerkelijke aan-gelegenheden.

De strijd tussen remonstranten en contraremonstranten ging op den duur zeker niet meeruitsluitend om theologische meningsverschillen. Het conflict liep op nationaal niveau uit op eenpolitiek titanengevecht tussen raadpensionaris Johan van Oldebarnevelt als verdediger van ste-delijke en gewestelijke autonomie en prins Maurits als pleitbezorger van een meer gecentrali-seerd generaliteitsgezag. Toen de stadhouder op 27 juli 1617 met een demonstratief bezoek aaneen contraremonstrantse dienst in de Haagse Kloosterkerk openlijk partij koos, was het voor ie-dereen duidelijk dat hij regelrecht afkoerste op een politieke en mogelijk zelfs militaire con-frontatie met de partij van Van Oldebarnevelt, waartoe ook Gouda behoorde. Als reactie beslo-ten de Staten van Holland een week later dat de steden, als zij zich bedreigd voelden, op kostenvan de provincie extra militairen mochten inhuren. Gouda aarzelde geruime tijd om deze zoge-heten waardgelders in dienst te nemen, doch naar aanleiding van ongeregeldheden in enkele an-dere steden besloot de vroedschap in het voorjaar van 1618 toch over te gaan tot het aantrekkenvan tweehonderd soldaten ter bewaking van de stadspoorten.20

De Goudse vastberadenheid om prins Maurits te weerstaan nam echter af naarmate de situ-atie zich ten nadele van de remonstrantse partij ontwikkelde. Weliswaar bleef de stad zich hetlangst van al verzetten tegen overstemming in religiezaken – waarmee het bijeenroepen van eenNationale Synode ter beslechting van de kerkelijke twisten tegengehouden kon worden – enprotesteerde zij fel tegen de arrestatie van Van Oldebarnevelt en enkele van zijn medestanders,doch de waardgelders werden op 23 augustus veiligheidshalve toch maar in alle stilte ‘afge-dankt’ (ontslagen) uit vrees voor een gewelddadige botsing met troepen van de stadhouder.21 Opdat moment had prins Maurits reeds een begin gemaakt met het systematisch zuiveren van debesturen van alle remonstrantsgezinde steden in de Republiek, door er persoonlijk de wet te ko-men verzetten.

Gouda, veruit het sterkste remonstrantse bolwerk in het land, kwam als laatste in de rij aanbod voor een wetsverzetting. Op 26 oktober 1618 koesterde de vroedschap nog een kleine hoopdat zij ongemoeid gelaten zou worden, aangezien er naar eigen zeggen noch in de kerk, noch on-der de regenten of burgerij van de stad sprake was van onrust. Besloten werd een poging te on-dernemen het dreigende onheil af te wenden. Een delegatie, bestaande uit burgemeester GerardCornelisz de Lange, oud-burgemeester Gijsbrecht Aelbrechtsz en oud-schepen Johan Vlack,moest proberen de stadhouder van ingrijpen af te houden.22 Alle moeite was echter tevergeefs,want vier dagen later meldde prins Maurits zich met een klein legertje bij de stadspoorten. Hijgelastte de vroedschap de volgende ochtend om 8 uur in het stadhuis bijeen te komen, om eendoor hem af te leggen verklaring aan te horen.

Bevreesd als zij waren voor hun politieke toekomst, besloten de regenten voorafgaand aan debijeenkomst op die eerste november nog één keer de prins om clementie te verzoeken, doch ookdeze ultieme poging haalde niets uit. In een korte verklaring deelde Maurits de veertig leden vande vroedschap mee dat zij waren ‘affgedanct ende ontslaghen van den eedt’. In de nieuwe vroed-schap die vervolgens door hem werd ingezworen, keerden tien leden niet meer terug, onder wiedrie regerende burgemeesters (Gerard Cornelisz de Lange, Pieter Pietersz Trist en Jacob Dircksz

317

Historische Vereniging Die Goude

Page 11: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Loncq). De vierde burgemeester, Gerrit Jansz Vroesen, bleef nog wel vroedschapslid. Alle zevenschepenen, die tezamen met de baljuw de rechtbank vormden, werden echter in hun ambt ge-handhaafd.23 Onder de regenten die door Maurits voor het eerst op de kussens gebracht werden,bevonden zich enkele personen die zich in de voorafgaande jaren hadden laten laten kennen alsleden van de kleine dolerende (contraremonstrantse) gemeente van Gouda.24 Alle wijzigingenoverziend kan geconcludeerd worden, dat de ingreep van de prins minder rigoureus was dan inveel andere steden. Klaarblijkelijk durfde hij het uit vrees voor onrust onder de in grote meer-derheid remonstrantsgezinde burgerij niet aan, volledig schoon schip te maken.

Al een jaar later achtte Maurits een tweede wetsverzetting in Gouda noodzakelijk. Het doorhem samengestelde stadsbestuur legde naar zijn mening onvoldoende daadkracht aan de dag bijhet tegengaan van clandestiene bijeenkomsten van de remonstranten en het wegnemen van deoppositie. Ditmaal kwam de prins niet zelf naar de stad, maar machtigde hij zijn neef graaf Jo-han Ernst Casimir. Deze ging volgens sommige berichten nogal driest te werk, door de schepe-nen – die verantwoordelijk werden gehouden voor het te slappe justitieoptreden – te ontbiedenin zijn logement en hen ter intimidatie korte tijd in de boeien te slaan. Op 30 december 1619verscheen de graaf vervolgens in de vergadering van de vroedschap en deelde mee dat nog eensdertien leden hun plaats moesten afstaan, onder wie twee regenten die nog maar een jaar gele-den door Maurits op de kussens waren gebracht. Ook alle zeven schepenen moesten het veld rui-men. Op last van de Staten werd korte tijd later de remonstrantsgezinde baljuw Dirk CorneliszSchaep eveneens ontslagen.25

Door de twee opeenvolgende ingrepen van het stadhouderlijke gezag in de samenstelling vanhet Goudse stadsbestuur werd uiteindelijk iets meer dan de helft (21 leden) van de oorspronke-lijke vroedschap vervangen door nieuwkomers. De onderlinge verhoudingen binnen het stads-bestuur, die in de halve eeuw daarvoor gekenmerkt werden door een opvallende eensgezindheid,zouden hierdoor duurzaam ontwricht raken. Regentenfamilies die hun aloude politieke machten invloed verloren zagen gaan, stelden alles in het werk om hun plek op de kussens terug tekrijgen. Zij botsten daarbij op nieuwe vroedschapsleden, onder wie diverse homines novi zoals destadsdokter Martinus Blonck en Gerardus Traudenius, rector van de Latijnse School; mannen dieniet behoorden tot de aloude regentenstand, soms van buiten de stad afkomstig waren en wei-nig of geen bestuurservaring meebrachten. De nieuw aangestelde baljuw Anthony Cloots droegop zijn eigen manier eveneens bij aan de verscherping van de onderlinge verhoudingen in de stadin de daaropvolgende twee decennia.

De strijd tussen de Schaepen en de Clooten

Anthony Cloots was geen Gouwenaar. Deze Dordtse notaris en procureur stond eind 1620 alsderde en laatste op de door de nieuwe vroedschap bij de stadhouder ingediende nominatie voorde opvolging van baljuw Schaep. Boven hem prijkten de edelman jonkheer Gijsbert van Ophe-mert en een geletterde kandidaat, in de persoon van rector Traudenius. Prins Maurits gaf echterde voorkeur aan een houwdegen. In de ogen van de remonstranten was Cloots een ‘veinsaerd’,aangezien hij ten tijde van de Nationale Synode nog aan hun zijde stond, terwijl hij zich in zijnnieuwe functie onmiddellijk ontpopte als hun fanatiekste bestrijder.26 Hij brak resoluut met hettolerante beleid van zijn voorganger en begon een ware klopjacht op deelnemers aan clandestie-ne kerkdiensten, hun voorgangers en de organisatoren.27 Daarbij had hij het vooral gemunt op

318

Historische Vereniging Die Goude

Page 12: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

remonstranten, doch ook katholieken en lutheranen moesten voortaan op hun tellen passen.Binnen acht maanden na zijn aantreden had de baljuw voor duizenden guldens boetes opgelegden kon hij de stadhouder zelfvoldaan melden dat hij ‘met vigeur, nochtans zonder rigeur’ de rustin Gouda had weten te herstellen.28

Het spreekt vanzelf dat Cloots met zijn drieste optreden weinig vrienden maakte in de stad.Bij de magistraat wist hij eveneens irritatie te wekken, door in zijn doen en laten de indruk tegeven dat hij zich als vertegenwoordiger van de grafelijkheid boven dit bestuurlijke en rechter-lijke college verheven achtte. Daarbij paarde hij een chronisch gebrek aan tact aan een opvlie-gend, om niet te zeggen cholerisch karakter, waarmee hij de kring van tegenstanders in de loopder jaren fors wist uit te breiden. Zijn vijanden hielden zich echter gedeisd zolang Cloots’ be-langrijkste beschermheer, prins Maurits, de macht in handen had. De stadhouder was echter nogniet overleden of het verzet tegen de gehate baljuw brak in alle hevigheid los.

De eerste tekenen van een afrekening dienden zich aan in het voorjaar van 1625. In de stadcirculeerden toen enkele schotschriften, waarin de baljuw beschuldigd werd van machtsmis-bruik, diefstal en heerszucht. De vroedschap nam weliswaar openlijk afstand van deze verwijten,doch een uitspraak van het Hof van Holland gaf nieuwe voeding aan de kritiek. Het Hof oor-deelde in hoger beroep dat de baljuw ten onrechte een boete had opgelegd aan de vrouw van ex-burgemeester Jacob Dircksz Loncq wegens het bijwonen van een remonstrantse kerkdienst. Deopposanten tegen Cloots, aangemoedigd door deze uitspraak, schoven vervolgens oud-baljuwSchaep naar voren als hun leider.

Dirck Cornelisz Schaep was bij de wetsverzettingen door prins Maurits in de Goudse vroed-schap gehandhaafd, niettegenstaande de zware kritiek op diens rekkelijke rechtshandhaving. Deremonstrantsgezinde regent liet zich echter jarenlang niet meer zien op het stadhuis. Hij ver-scheen er pas weer nadat Holland met prins Frederik Hendrik een nieuwe stadhouder had. Totontsteltenis van Cloots plaatsten achttien vroedschapsleden Schaep vervolgens onmiddellijk alshoogste op de nominatie voor het burgemeestersambt in 1626. De prins koos weliswaar voor detweede kandidaat, doch ook deze behoorde tot de Schaepgezinde factie. De toon was daarmee ge-zet voor een felle strijd binnen de vroedschap, die het stadsbestuur jarenlang zou verlammen.

Cloots reageerde ongemeen fel op de politieke wederopstanding van zijn voorganger en ri-vaal. Hij schold de vroedschappen die hun stem aan Schaep hadden gegeven uit voor ‘schelmen’en hervatte met verbetenheid zijn jacht op de remonstranten. Zijn tegenstanders verzameldenop hun beurt zoveel mogelijk bewijsmateriaal, teneinde de beschuldigingen tegen de baljuwhard te kunnen maken.29 In mei 1626 werd een klacht over zijn optreden door het Hof van Hol-land nog ongegrond verklaard. In het daaropvolgende jaar opende Schaep echter frontaal de aan-val op Cloots, door hem ten overstaan van de vroedschap te confronteren met zware beschuldi-gingen over afpersing en grootscheepse fraude.30 Frederik Hendrik mengde zich nu ook in deaffaire en gelastte een onderzoek. Hij zag echter geen aanleiding om de baljuw op voorhand teschorsen.31 Een drietal schepenen uit de Schaepfactie – Cornelis Cornelisz Vlack, Jacob de Voschen Joost Jansz van Ophemert – weigerde daarop nog langer samen met Cloots plaats te nemenin de schepenbank en recht te spreken, zolang zijn onschuld niet was aangetoond.32

De rechtspraak in Gouda lag door deze scheuring van de schepenbank gedurende enige we-ken volledig stil en kwam pas weer op gang nadat de stadhouder met kracht hervatting van dejustitie had geëist. De emoties liepen in deze dagen zozeer op, dat bij de woonhuizen van Clootsén Cornelis Vlack de ruiten werden ingegooid. Laatstgenoemde deinsde er ook niet voor terug

319

Historische Vereniging Die Goude

Page 13: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

zijn veder in gal te dopen om zijn kritiek op de baljuw en zijn medestanders te spuwen in fel ge-toonzette pamfletten. Temidden van alle rumoer deed rederijkerskamer ‘De Goudsbloem’ eenduit in het zakje, door in september 1627 de waarschijnlijk ook door Vlack geschreven Comme-dy van Maillioot op te voeren, waarin Cloots belachelijk werd gemaakt om zijn afkomst, machts-wellust en geldhonger.33

Het onderzoek naar de gedragingen van Cloots werd namens het Hof van Holland uitgevoerddoor de raadsheren Persijn en Dedel, die eerder de zaak-Loncq ten nadele van de baljuw haddenafgehandeld. Het optimisme van de Schaepen was dan ook groot, toen uitgerekend deze beideraadsheren in Gouda hun licht kwamen opsteken. Er werden al weddenschappen afgesloten datde ‘Clotisten’ in het stof zouden bijten. Groot was de teleurstelling toen het Hof op 4 december1627 uitsprak dat er geen gronden waren voor een afzetting van de Goudse baljuw.34 Daarmeewas de eenheid in het stadsbestuur echter allerminst hersteld en het wachten was dan ook op eennieuwe confrontatie.

De tweede massieve aanval op de positie van Cloots werd ingezet op Nieuwjaarsdag 1630,toen burgemeester Dirck Maertensz Westerhout verklaarde dat hij op basis van de oude privile-ges tot de slotsom was gekomen dat een baljuw geen deel kon uitmaken van de veertigraad.Deze stellingname werd door Cloots en de zijnen bestempeld als een poging om hem te verja-

320

Titelpagina van het in 1630 inHaarlem uitgegeven rederijkers-spel Baillju van Suydt-Hol-landt ofte Ghetoomde Ver-metelheyt, waarin AnthonyCloots over de hekel werd ge-haald. De schrijver verbergt zichachter het pseudoniem Gouda-nus. Waarschijnlijk was ditCloots’ aartsvijand CornelisVlack. De baljuw wordt doorhem afgeschilderd als een hard-vochtig en inhalig man, die eenarme boer op slinkse wijze diensenige koe afhandig maakt. Detitelprent toont de baljuw (uitallerlei subtiele toespelingen valtop te maken dat het hier omCloots gaat), die zich niets aan-trekt van een wanhopige boeren-familie. Het toneelspel eindigtmet een harde ingreep van delandsheer. Hij geeft de boer eenschadevergoeding en laat de bal-juw onthoofden.

Historische Vereniging Die Goude

Page 14: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

gen en te verstoten, maar vond warme instemming bij de Schaepfactie.35 Opnieuw kwamen dediepe scheuren binnen de Goudse vroedschap daarmee pijnlijk aan het licht. De partijen puttenzich uit in wederzijdse beschuldigingen en verdachtmakingen, waarbij zij niet aarzelden hunstrijd ook buiten het stadhuis, met name in de consistoriekamer van de gereformeerde kerk,voort te zetten. Het gekrakeel leverde weinig anders op dan een jarenlange verlamming van zo-wel de stads- als kerkregering, waaraan zelfs geen eind kwam toen één van de hoofdrolspelers,Cornelis Schaep, in mei 1632 overleed. De leiding van zijn factie werd overgenomen door An-dries van Swaenswijck, die via zijn vrouw verwant was met de andere toonaangevende regenten-familie in het Schaepkamp, de familie Vlack.

Murw geworden van alle onrust en onlust rond zijn persoon, deelde Anthony Cloots op 6 au-gustus 1633 in de vroedschap mee dat hij het baljuwschap wilde verlaten. Hij achtte het mo-ment aangebroken om zich ‘tot een gerustsamer leven te begeven’, nu hij in de persoon van An-thony van der Wolff – zoon van de secretaris van de Staten van Holland – een geschikte opvolgerkon presenteren.36 Het Goudse stadsbestuur verleende de baljuw eervol ontslag, maar was daar-mee nog niet verlost van alle discussies rond hem. Een jaar later stelde Cloots zich namelijk kan-didaat als raadsheer in de Raad van State. Voor zijn tegenstanders was dit aanleiding ten derdemale tegen hem in het geweer te komen. Het circus van verdachtmakingen en verweer begondaarmee aan een nieuwe tournee. Het lucratieve buitenambt zag de omstreden oud-baljuw uit-eindelijk aan zich voorbijgaan, doch met steun van zijn factie wist hij het nog wel te schoppentot burgemeester en ouderling in de gereformeerde kerk.

Cloots moest toezien dat zijn meest vasthoudende tegenstrever en lasteraar, Cornelis Vlack,die wegens zijn talrijke opruiende geschriften uiteindelijk door baljuw Van der Wolff voor hetgerecht werd gesleept, in ere werd hersteld.37 De oud-baljuw voelde zich door dit alles hetslachtoffer van onwil, onrecht en onbegrip en legde zijn frustratie hierover ook op schrift vast.Zijn visie op alle rumoer is niet alleen terug te vinden in het gedrukt pamflet Provisionele ope-ninghe uit 1637, maar ook in een handgeschreven en – in weerwil van de titel – omvangrijk Som-mier Verhael.38 De verbitterde regent, die ook nog moest meemaken dat hij ten tweede male ineen rederijkersspel voor schut gezet werd,39 stierf op 12 juni 1643. De auteur van het toneelstukverborg zich achter het pseudoniem Goudanus. Waarschijnlijk ging het ook in dit geval om degenoemde Vlack. Deze Goudse geus van het eerste uur overleefde alle Schaepen en Clooten enoverleed op bijna honderdjarige leeftijd in 1656.

Restauratie van de verhoudingen

Het jarenlange rumoer rond de gehate baljuw Cloots maskeerde lange tijd een ander strijdpunt,waarmee de vroedschap te maken kreeg als gevolg van de politieke aardverschuiving die prinsMaurits teweeg had gebracht. Goudse geslachten die door de wetsverzettingen hun invloed bin-nen het stadsbestuur kwijt waren geraakt, probeerden uit alle macht het verloren terrein terugte winnen. Zij botsten daarbij op regenten die niet van zins waren hun pas verworven machtweer af te staan. De belangrijkste van hen was de lakenverkoper Frans Hendriksz Herbers, diezich vanaf het midden van de jaren dertig opwierp als de sterkste man binnen het stadhuis. Hijstak als ‘nieuwe rijke’ zijn afkeer van de oude regentengeslachten niet onder stoelen of banken.Toen Cornelis de Lange en Anthony Vossenburch op de nominatie stonden voor een zetel in devroedschap – waarmee de terugkeer van twee vooraanstaande families een feit zou zijn – liet hij

321

Historische Vereniging Die Goude

Page 15: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

weten ‘liever een schoenlapper of een wever of diergelijke geringe luyden daar men staat op kon-de maken tot veertig te helpen kiezen dan iemand van qualiteit’.40 Toch kon hij hun politiekecomeback niet verhinderen, evenmin als de uitverkiezing van diverse andere representanten enverwanten van destijds uit het stadsbestuur verwijderde geslachten, zoals de families Vroesen,Cool, Van Groenendijck, Cant en Loncq.

Aandacht trok Frans Herbers ook door zijn pogingen de Goudse bestuursorganen te ontdoenvan de felste regenten uit het orthodox-gereformeerde kamp, de zogenoemde ‘Harde Geuzen’,die met hun scherpslijperij de onderlinge verhoudingen in de raadzaal en de consistoriekamer zolang hadden verstoord. Daarmee haalde hij zich vanzelfsprekend de woede op de hals van An-thony Cloots, die hem in zijn Provisionele openinghe besmeurde met beschuldigingen over pronk-zucht en een onstuimig leven. Nog meer richtte Cloots zijn giftige pijlen echter op Herbers’zwager Gijsbert ’t Hart, die zijn politieke carrière nota bene te danken had aan zijn partijkeuzevoor de gereformeerden, maar zich in 1634 plots aan de zijde van de remonstranten had ge-schaard. Voor Cloots was deze oud-burgemeester vanaf dat moment een onbetrouwbare ‘wag-gelmuts’, die de anti-gereformeerde politiek van Herbers ondersteunde.41

Rond 1650 waren de meeste van de oude contrahenten overleden en was de restauratie van deoude gezagsverhoudingen in Gouda nagenoeg voltooid. Tegelijk had zich een proces van be-stuurlijke elitevorming voltrokken, waarbij de regenten zich steeds meer terugtrokken uit hetactieve economische leven. Het besturen – zeker in de functie van burgemeester – groeide uit toteen professie, die maar moeilijk gecombineerd kon worden met het uitoefenen van een ambachtof koopmanschap. De vergoedingen voor bestuursfuncties waren laag, maar bestuurders haddenwel macht en aanzien, terwijl zij tevens de mogelijkheid hadden lucratieve ambten toe te bedelen aan familie en bekenden. In totaal ging het daarbij om zo’n vierhonderd banen en be-stuursfuncties binnen de gilden, de schutterij, de sociale en medische sector, waterschappen, hetkerkbeheer en het onderwijs. Door dit alles hadden politieke functies dan ook een grotere aan-trekkingskracht voor leden van rijke en aanzienlijke geslachten, dan voor ‘middenstanders’ dienog veel aandacht en energie moesten besteden aan hun nering. Ook deze ontwikkeling droegbij aan de terugkeer van oude regentenfamilies op de kussens en het afhaken van relatief nieuwebestuurders.42

Op 14 juli 1650 ontving de vroedschap sinds lange tijd weer eens een Oranje in haar mid-den, te weten prins Willem II. De jonge stadhouder werd met alle egards ontvangen en zijn uit-eenzetting over de ontberingen die de Republiek gedurende de met de Vrede van Münster(1648) beëindigde oorlog met Spanje had moeten doorstaan, werd vriendelijk aanhoord. Voorhet overige was het wat de Goudse regenten betreft echter voorzichtigheid troef; slechts onderprotest werd kennis genomen van een pleidooi van de prins voor uitbreiding van zijn bevoegd-heden en middelen, aangezien daarmee volgens de vroedschap de rechten van de Staten van Hol-land met voeten werden getreden. Een verzoek van de prins om voorlopige medefinanciering vanzijn militie werd daarom afgewezen.43 Het Goudse stadsbestuur liet opnieuw merken er weinigvoor te voelen de Oranjes meer macht en invloed te geven.

De onverwachte dood van stadhouder Willem II, vier maanden later, stemde de vroedschapweliswaar treurig, maar er viel tegelijk een zekere opluchting te bespeuren over de daarmee weg-gevallen dreigende aantasting van de eigen privileges door het stadhouderlijk gezag.44 Zijnoverlijden – en het daarmee aangebroken eerste stadhouderloze tijdperk – bood de op de kussensteruggekeerde regentenfamilies tevens een unieke kans hun herwonnen machtspositie te verste-

322

Historische Vereniging Die Goude

Page 16: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

vigen en af te grendelen tegen nieuwe ingrepen van buitenaf. Bij de Staten van Holland wistenzij toestemming te verkrijgen voor een inkrimping van de vroedschap. Via het uitsterven van le-venslang benoemde leden zou de veertigraad op termijn teruggebracht worden tot een gezel-schap van 28 mannen. De regenten maakten daarbij geen geheim van hun bedoelingen, want alsmotivatie voor de maatregel gaven zij aan dat zij wilden voorkomen dat ‘de oude geslachtenoverstemd zouden worden door lieden die als het ware op een stroowisch waren komen aandrij-ven, waaronder gevonden wierden die hunnen grootvader niet durfden noemen’.45

Haar weinig Oranjegezinde houding bracht de vroedschap in de daaropvolgende jaren totonvoorwaardelijke steun aan de politiek van Johan de Witt, die vanaf 1653 raadspensionaris wasvan Holland en zich een pleitbezorger toonde van de ‘Ware Vrijheid’ oftewel de autonomie vande zeven afzonderlijke gewesten. Een belangrijke rol bij de verwezenlijking van deze politiek,die uitging van een leidende rol voor Holland en een monopolisering van de macht in de stedendoor een gesloten regentenoligarchie, speelde Hieronymus van Beverningh.46 Deze Goudse re-gent en diplomaat was persoonlijk bevriend met De Witt, vertegenwoordigde Holland op deGrote Vergadering van 1651 en werd ingezet bij diverse belangrijke diplomatieke missies envredesonderhandelingen.

Van Beverningh was onder meer betrokken bij het sluiten van de Vrede van Westminister,die in 1654 een einde maakte aan de eerste oorlog met Engeland. Als geheim aanhangsel bij hetverdrag werd een zogeheten Akte van Seclusie toegevoegd, waarin bepaald werd dat de prins vanOranje en zijn afstammelingen nooit meer tot stadhouder of kapitein-generaal zouden wordenbenoemd. Hoewel vijf steden tegenstemden, werd de Akte door de Staten van Holland toch aan-genomen. Gouda behoorde tot de drie felste voorstanders.47 Toen het bestaan van de afspraakuitlekte, stak er een storm van verontwaardiging op in het land, waarbij Van Beverningh ervanverdacht werd dat hij Oliver Cromwell het idee van de politieke uitsluiting van de Oranjes aande hand had gedaan. Later bleek dat het plan wel degelijk afkomstig was van de Engelse staats-man, die beducht was voor de toen nog maar driejarige Willem III, wegens diens familierelatiemet de Stuarts. Bij het herstel van de Stuart-monarchie in 1660 trokken de Hollandse Staten deomstreden Akte weer in.

Van Beverningh was als het ware de verpersoonlijking van Gouda’s bemoeienis met de inter-nationale politiek. In deze jaren groeide de Republiek uit tot een wereldmacht, waarbij het bui-tenlands beleid vooral bepaald werd door het machtigste en rijkste gewest, te weten Holland endaarmee feitelijk vooral door de Hollandse steden. Een blik in de notulen van de Goudse vroed-schap laat zien dat ten stadhuize gesproken werd over de meest uiteenlopende internationaleaangelegenheden, ten behoeve van de standpuntbepaling van de Goudse gedelegeerden in deStaten. Met ogenschijnlijk het grootste gemak werd een bespreking over onderhandelingen methet Engelse koningshuis daarbij gevolgd door kleinschalige en lokale onderwerpen als de aan-stelling van een trompetter of de plaatsing van een man in het Leprooshuis. De stad trachtte van-zelfsprekend ook haar graantje mee te pikken van de economische expansie van de Republiek enwist in deze periode via de aankoop van actiën eigen bewindhebbers te krijgen in de kamers vande Verenigde Oostindische Compagnie (1665) en de West-Indische Compagnie (1667).48

Ondanks het intrekken van de Akte van Seclusie trachtten De Witt en de zijnen een terug-keer van de nu bijna volwassen prins van Oranje in politieke of militaire functies te verhinderen.Deze politiek leidde ertoe dat alle steden in 1667 akkoord gingen met een zogeheten EeuwigEdict, waarin voor Holland het stadhouderschap afgeschaft werd en in andere provincies het ka-

323

Historische Vereniging Die Goude

Page 17: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

pitein-generaalschap onverenigbaar verklaard werd met de stadhouderlijke waardigheid.49 Allevroedschapsleden, ook die van Gouda, legden in het openbaar persoonlijk de eed af op dit Edicten leken daarmee voor eeuwig de stadspoorten te hebben dichtgegooid voor de Oranjes.

De terugkeer van Oranje

Een dreigende militaire aanval van Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen op de Republiekbracht in het begin van het ‘Rampjaar’ 1672 een radicale politieke ommekeer, die ook voorGouda ingrijpende gevolgen zou hebben. De hoop van de benauwde Nederlandse vesting wasnu geheel gevestigd op het militaire leiderschap van de Oranjes. Zelfs de Staten van Holland be-sloten onder druk van de omstandigheden – en het volk – af te stappen van hun jarenlang ge-koesterde principes en stelden prins Willem III op 25 februari voor één veldtocht aan als kapi-tein- en admiraal-generaal. In april kwamen de oorlogsverklaringen binnen, die het startseinbetekenden voor de lang voorbereide ‘guerre de Hollande’. De troepen van de Franse koning Lo-dewijk XIV en zijn bondgenoten vielen de Nederlanden aan in het zuiden, oosten en noorden,wat onder de bevolking van Holland sterke gevoelens van rade-, rede- en reddeloosheid los -

maakte.Ook in Gouda nam de ongerustheid snel toe. Begin juni

liet de vroedschap de fortificaties inspecteren. Secretaris Vander Togt kwam terug van raadspensionaris De Witt met de te-leurstellende mededeling dat er geen milities beschikbaar wa-ren die de stad zouden kunnen verdedigen tegen een aanvalvan de Fransen.50 Berichten van de boodschappers te veldestemden evenmin hoopvol, want de legers van de prins kon-den aanvankelijk maar weinig weerstand bieden. Zij werdengedwongen zich achter de Hollandse waterlinie terug te trek-ken, waardoor het strijdtoneel zich van dag tot dag dichter inde richting van Gouda verplaatste. Een wanhopig stadsbe-stuur riep alle burgers op ‘als een Batavier met schep en spae’te werken aan de verdediging van de stad, maar de moed zonkde regenten in de schoenen toen zij op 23 juni vernamen datWoerden prijs was gegeven. Een dag later viel Oudewater. Deprins en zijn gevolg sloegen daarop tijdelijk hun tenten op inBodegraven.51

Op 28 juni kwam het tot relletjes onder de angstige be-volking van Gouda, toen bekend werd dat het stadsbestuurvan Dordrecht de prins van Oranje onder druk van de eigenbevolking had uitgenodigd voor een bezoek aan de stad. DeGoudse vroedschap trachtte de gemoederen te bedaren met detoezegging dat zij het Dordtse voorbeeld onverwijld zou vol-gen. Een delegatie, waartoe ook de inmiddels naar het Oran-jekamp overhellende Hieronymus van Beverningh behoorde,werd naar Bodegraven gestuurd om de prins alle steun toe tezeggen en te vragen voor een maaltijd naar Gouda te komen.52

324

Hieronymus van Beverningh(1614-1690). Deze Goudse re-gent zou zich ontwikkelen tot een

van de meest invloedrijke diploma-ten en bestuurders in de Republiekten tijde van raadpensionaris Jo-han de Witt. Hij was onder meerdeelnemer aan de Grote Vergade-

ring van 1651 en speelde eenhoofd rol bij de afsluiting van Vre-

de van Nijmegen in 1678.

Historische Vereniging Die Goude

Page 18: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

De prins nam de uitnodiging, die menige anti-orangist bin-nen de vroedschap zwaar op de maag gelegen moet hebben, indankbaarheid aan.

Het bezoek van Willem III aan Gouda vond plaats op 30juni. In de vroege ochtend overlegde de vroedschap over dewijze waarop men hem een ontvangst zou bereiden. Beslotenwerd dat secretaris Van der Togt de prins in een koets tege-moet zou rijden tot aan het einde van de Kleiweg of de kerkvan Reeuwijk om hem nogmaals te melden dat hij met openarmen zou worden ontvangen. Ook moest hij hem alvast la-ten doorschemeren dat Gouda zijn verheffing tot stadhoudervan Holland in de Staten onvoorwaardelijk zou steunen. Devoltallige magistraat zou zich bij de Kleiwegpoort posterenen de prins verder begeleiden naar het stadhuis. Als slotactevan de Goudse knieval voor Oranje werd hem een rijkelijkmet wild en wijn gevulde dis aangeboden in het Herthuis,die de stad blijkens de afrekening bijna duizend gulden kost-te.53 Er viel dan ook geen enkel Gouds protest meer te horen,toen de Staten van Holland op 3 juli 1672 besloten de prinstot stadhouder te benoemen. Nog dezelfde dag ontsloeg ookde Goudse vroedschap zichzelf van de eed, die zij in 1667 hadafgelegd en erkende zij de stadhouderlijke waardigheid vanOranje.54

Onder de nieuwe (Oranje) vlag verzette het stadsbestuur zich niet langer tegen plannen omgrote delen van Midden-Holland onder water te zetten teneinde de opmars van de vijand eenhalt toe te roepen. Op 12 juli werden de sluizen wagenwijd opengezet om het benodigde watervoor de inundaties te krijgen, ‘sooveel als de Gouwe sal connen swelgen’. Deze actie leidde totgroot rumoer op het omringende platteland. Boze boeren uit de wijde omtrek begaven zich, ge-wapend met spade en riek, op weg naar de stad en forceerden op 15 juli de Tolpoort. Zij trokkenop naar het stadhuis en eisten stopzetting van de waterinlating. In overleg met de prins werd deinundatie inderdaad stopgezet. Tevens gelastte hij het vertrek van de boeren. De oproerige sfeerin de stad was daarmee echter nog niet weggenomen. Een dag later werd de woning van burge-meester Gerard Cincq het mikpunt van vernielzuchtigen, die hem een anti-prinsgezinde hou-ding verweten. Het huis werd zwaar geplunderd, ‘tot boek en cleeren incluijs’. Uiteindelijk wistde schutterij de orde te herstellen.55

De strijd tegen de invasiemacht vereiste nu eerst alle aandacht, maar het was voor iedereenduidelijk dat de politieke afrekening met de anti-prinsgezinde partij van De Witt niet zou uit-blijven. Op 20 augustus werd de ‘Ware Vrijheid’ letterlijk de nek omgedraaid, toen Johan deWitt en zijn broer door Haags schorriemorrie uit de Gevangenpoort werden gehaald en op beest-achtige wijze vermoord. De liquidatie van zijn grote politieke tegenstrever maakte voor WillemIII de weg vrij om in de steden die het sterkst tegen hem gekant waren geweest de besturen tezuiveren. De Staten van Holland gaven hem op 27 augustus de vrije hand om waar hij dit nodigachtte wetsverzettingen door te voeren. Op 9 september werd hiermee een begin gemaakt inDordrecht, waarna Delft en Amsterdam volgden. Een dag later werd ook de Goudse vroedschap

325

Raadpensionaris van Holland Jo-han de Witt (1625-1672), diezich met zijn anti-Orangistische

politiek ten volle gesteund wist doorhet Goudse stadsbestuur. De afbeel-

ding is gemaakt door de Goudsegraveur Hendrick Bary naar eenschilderij van Caspar Netscher.

Historische Vereniging Die Goude

Page 19: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

gedwongen haar lot in handen van de stadhouder te leggen door alle functies ter beschikking testellen.

De personele veranderingen die Willem III in Gouda doorvoerde waren kleiner in omvangdan in andere steden. Slechts zes vroedschapsleden raakten hun zetel kwijt, onder wie één bur-gemeester – de eerder dat jaar door het ‘gepeupel’ zwaar belaagde Gerard Cincq – de Gecom-mitteerde Raad Jacob Bonser en de vertegenwoordiger van de stad in de Staten-Generaal, FlorisCant. De grote mate van eensgezindheid, die de Goudse vroedschap in de voorafgaande jaren hadgekenmerkt, maakte het voor de stadhouder kennelijk moeilijk (dan wel onnodig) af te rekenenmet één bepaalde politieke factie. Zijn ingrepen lijken er dan ook veeleer op gericht de eenheid– en daarmee ook de kracht – van het Goudse patriciaat enigszins te breken door enkele kandi-daten van buiten de stad naar voren te schuiven.56

De voornaamste zorg van het stadsbestuur, ook in de nieuwe samenstelling, was nog steedshet weerstaan van de Franse opmars. Toen in de stad het gerucht rondging dat drie vroed-schapsleden bij een pastoor op bezoek waren geweest om hem te vragen een goed woordje voorde stad te doen bij de Franse legerleiding, werd de bron van dit verhaal, een zekere CornelisCool, op het stadhuis ter verantwoording geroepen en bestraft. De regenten konden een derge-lijke ondermijning van de moraal van de bevolking absoluut niet gebruiken, zeker niet nu depositie van Gouda steeds nijpender werd.57

Op 20 december kwam het bericht dat de vijand de nabijgelegen dorpen Bodegraven enZwammerdam had veroverd en in brand gestoken. Een haastig bijeengeroepen vroedschapvreesde dat de vijand nu weldra ‘sijnen marsch wel recht op deese stadt soude aenstellen’. In al-ler ijl werd een verdedigingsplan opgesteld, dat onder meer voorzag in de afbraak van alle hui-zen tussen de Hanepraai en de Tiendewegspoort.58 De huizen vielen ten prooi aan de slopersha-mers, doch de stad bleef uiteindelijk gespaard. Een plots invallende dooi stuitte de opmars vande Franse legers en deed de krijgskansen keren. Het front verplaatste zich naar de landgewesten,waar de oorlog zich nog voortsleepte tot 1678, toen met de Vrede van Nijmegen de wapens wer-den neergelegd.

Binnenstaanders en buitenstaanders

De ooit zo eensgezinde Goudse vroedschap werd na de ingreep van Willem III wederom gerui-me tijd verscheurd door rivaliteit tussen verschillende sterke persoonlijkheden, die het middel-punt vormden van elkaar vijandig gezinde facties.59 De scheidslijnen vielen voor een belangrijkdeel samen met de spanningen tussen inheemse Goudse regentenfamilies en families die hunwortels elders hadden liggen. Daarnaast ontstond er een groeiende tegenstelling tussen de zoge-heten consulairen – zoals burgemeesters en oud-burgemeesters samen werden genoemd – en devroedschapsleden die doelbewust buiten deze kleine, maar invloedrijke groep werden gehouden.Een sterftepiek onder de consulairen in de jaren 1682-1685 bood de uit Schiedam afkomstigeregent Jacob van der Dussen de kans een positie op te bouwen als machtigste en invloedrijksteregent van Gouda. Via een uitgekiende huwelijkspolitiek wist hij zijn familie te verstrengelenmet die van de al veelvuldig genoemde diplomaat Van Beverningh, waardoor het voor hem mo-gelijk werd andere families uit de burgemeesterskamer en daarmee uit de belangrijkste functieste weren. Onmisbare steun ontving hij daarbij van zijn zoon Bruno van der Dussen, die in 1688het ambt van stadspensionaris kreeg toegeschoven.

326

Historische Vereniging Die Goude

Page 20: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

Het samenspannen van de factie Van der Dussen, waartoe slechts één ‘echte’ Gouwenaar be-hoorde, ging met name ten koste van de ooit zeer invloedrijke burgemeester Donatus van Groe-nendijk. Na tien jaar buitenspel gestaan te hebben vond deze uitgerangeerde regent bondgeno-ten in Hugo van Strijen en Cornelis Moeringh. Beiden waren weliswaar ‘import’, maar voeldenzich evenzeer buitengesloten door de heersende regentencoterie. Op aangeven van Moeringh,één van de zes nieuwelingen die in 1672 door Oranje op de kussens was gebracht, benaderde hetdrietal in 1693 Willem III en raadspensionaris Heinsius met een alternatief voorstel om burge-meesters te benoemen. Blijkbaar boekten zij daarmee succes, want een jaar later klaagde Jacobvan der Dussen erover dat hij uit de magistraat was gehouden door ‘de cabale’ die door Moeringhtegen hem was gemaakt. Vooralsnog was daarmee echter nog maar een kleine bres geslagen inhet Van der Dussen-bolwerk, want dat wist vele andere lucratieve functies nog wel voor zichzelfte behouden.

De oppositie rook evenwel kansen en richtte zich in november 1694 tot de raadspensionarismet ernstige klachten over de vriendjespolitiek van de Van der Dussens, waardoor jonge neefjesbijvoorbeeld de fraaiste baantjes kregen. Ook binnen de stad ventileerde zij haar ongenoegenhierover, waarbij met name het vroedschapslid Willem van den Kerckhoven van zijn hart geenmoordkuil maakte. Tegen iedereen die het maar horen wilde schamperde hij over de onbe-kwaamheid en jeugdigheid van vele regenten, waardoor het volgens hem zelfs voorkwam datjongens werden afgevaardigd naar de Statenvergadering die zo jong waren dat bij hun ‘het quijl

327

Bruno van der Dussen (1660-1741), Gouda’smeest invloedrijke regent in het laatste kwart vande zeventiende eeuw. Zijn lichaamshouding weer-spiegelt zijn lijfspreuk ‘Nec temere nec timide’(Noch roekeloos, noch bang). Gravure van Ber-nard Picart uit 1718 naar een schilderij van Janvan Helmont uit 1715.

Historische Vereniging Die Goude

Page 21: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

nog bij de bek hangt’. Ook spuide hij felle kritiek op de rijkdom van sommige leden van deheersende regentenkliek.

Toen bleek dat Van den Kerckhoven zich ook had aangesloten bij de groep-Moeringh, zonpensionaris Bruno van der Dussen op een list om hem monddood te maken. Hij wist dat devrouw en schoonmoeder van deze querulant als de dood waren voor diens regelmatig terugke-rende woedeuitbarstingen en speelde hier handig op in door beide vrouwen een verklaring af tetroggelen, waarin zij verzochten Van den Kerckhoven tegen zichzelf in bescherming te nemen.Daarnaast verzamelde de pensionaris belastende getuigenissen over een voorval waarbij de ra-zende regent ten stadhuize met een – overigens ongeladen – pistool had gezwaaid. Op grond vande aldus verkregen documenten liet hij Van den Kerckhoven vervolgens met geweld arresterenen overbrengen naar een beterhuis in Delft, waar hij vastgeketend werd en verstoken bleef vanfamiliebezoek.

De familieleden van Van den Kerckhoven reageerden furieus. Op geen enkele wijze wenstenzij instemming te betuigen met deze vorm van ‘gedwongen opname’. De zaak groeide uit tot eenaffaire, die zich jarenlang voortsleepte. De verhoudingen werden er niet beter op toen de opge-sloten regent in januari 1698 uit zijn gevangenschap wist te ontsnappen en een half jaar laterweer met veel geweld werd ingerekend. Pogingen van de pensionaris om Van den Kerckhovenlevenslang achter de tralies te krijgen en hem het lidmaatschap van de vroedschap te ontnemenliepen echter op niets uit, omdat het Hof van Holland hem eind 1698 vrijsprak. Hoewel dezeonverkwikkelijke affaire de naam Van der Dussen geen goed deed – ook elders in Holland werdmeewarig gekeken naar deze radicale vorm van politieke eliminatie – bleef zijn factie nog ge-ruime tijd de dienst uitmaken. Van den Kerckhoven probeerde nog zijn gram te halen met eenlastercampagne tegen de pensionaris, doch hij had door zijn onbeheerste optreden zoveel vijan-den gemaakt, dat een volledig eerherstel uitbleef.60

Aan het begin van de achttiende eeuw begon de heerschappij van de Van der Dussens daad-werkelijk te wankelen. In 1701 overleed vader Jacob, waarna zoon Bruno zich tegen alle regelsin als pensionaris een plaats toe-eigende in de veertigraad. Hij verzuimde evenwel zijn machts-basis de nodige verbreding te geven. Het aantal consulairen werd door hem met een totaal vanacht zo klein als mogelijk gehouden, waarvan er maar liefst zeven afkomstig waren van buitende stad. In 1706 kwam de omslag. Door een overlijdensgeval en een overloper naar de tegenpar-tij van ‘corresponderende heren’ stond Van der Dussen in de burgemeesterskamer plotseling al-leen tegenover drie anderen. Daarmee was de weg vrij voor een factie van ‘echte’ Gouwenaars omde dienst uit te maken in het stadhuis en de oude elite uit de baantjes te houden. De nieuwe bur-gemeesters onderscheidden zich overigens niet alleen door hun geografische herkomst, maar ookdoor hun sociaal-economische achtergrond. Zo stonden de drie genoemde burgemeesters res -pectievelijk als zilversmid, apotheker en textielhandelaar nog volop in het economische leven enmisten zij een academische graad. De beroepsbestuurders hadden door hun onderlinge kuiperij-en zoveel aan vertrouwen verloren, dat zij – in elk geval tijdelijk – hun plaats kwijtraakten aan‘middenstanders’.

Mede door bemoeienis van raadspensionaris Heinsius kwam Van der Dussen tussen 1713 en1720 nog wel weer enkele keren in aanmerking voor het burgemeestersambt, maar hij verwierfnimmer meer de overheersende rol van weleer. Er brak een periode aan van relatieve rust, die zichkenmerkte door een evenwichtige verdeling van de ambten en het respecteren van het anciënni-teitsbeginsel. De dienst werd thans uitgemaakt door een hechte groep van ‘autochtone’ regen-

328

Historische Vereniging Die Goude

Page 22: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

ten, onder wie Willem van den Kerckhoven junior, Arent van der Burgh, Theodore Jongkint enGeorgius Boudens. De door verzwagering uitdijende groep maakte naar verloop van tijd de helftvan de Vroedschap uit en stond onder leiding van Huijbert van Eijck, nota bene de enige die nietin Gouda was geboren, maar in het nabijgelegen Reeuwijk. Ten tweede male bracht daarmee eenstadhouderloos tijdperk het herstel met zich mee van de macht van uit Gouda afkomstige re-gentenfamilies.

Ook de nieuwe heersende regentenkliek verviel op den duur in de oude fout bij de begevingvan de lucratieve ambten. Kwalijke praktijken als het aanstellen van minderjarigen, het aanne-men van steekpenningen en het aanstellen van substituten, die tegen geringe vergoeding defunctie waarnamen, tierden welig. Steeds vaker werd ook publiekelijk afkeer geuit over dezegang van zaken. Wrevel en ongenoegen bestond er ook bij de Van der Dussen-factie, die nu zelfmoest ervaren hoe pijnlijk het was om buitengesloten te worden. Sommige families kwamen erzelfs door in de financiële problemen. Het gevolg van dit alles was een groeiende frustratie enontevredenheid onder de Goudse burgerij en de uitgerangeerde regentenfamilies, waardoor rondhet midden van de achttiende eeuw een explosieve situatie ontstond.

De regentenheerschappij wankelt

Andermaal was het een externe militaire dreiging die de politieke verhoudingen in de Repu-bliek, en daarmee eveneens in Gouda, op hun grondvesten deed schudden. Een aanval van deFransen op Staats-Vlaanderen in 1747 bracht een paniekstemming teweeg, die de Staten vanHolland weer eens deed besluiten de Oranjes te hulp te roepen. Op 1 mei schaarde ook Goudazich zonder voorbehoud achter een voorstel om de Friese stadhouder Willem IV aan te stellen alsstadhouder van Holland en kapitein-generaal van de gezamenlijke gewesten. Daarmee werdvanzelfsprekend ook de poort opengezet voor invloed van de prins op de samenstelling van hetstadsbestuur. In het besef dat interne verdeeldheid onherroepelijk zou leiden tot verregaandestadhouderlijke bemoeienis, trachtte de heersende factie Van Eijck-Van den Kerckhoven in elkgeval naar buiten toe de indruk te wekken dat alles in Gouda koek en ei was. De vele vijandendie zij in de loop der jaren had gemaakt dachten daar echter anders over en probeerden politie-ke munt te slaan uit de thans ontstane situatie.

Een aantal burgers diende op 28 oktober een verzoekschrift in bij de magistraat, waarin ge-vraagd werd alle publieke ambten voortaan in het openbaar te verkopen of beschikbaar te stel-len voor een vaste prijs.61 Eerste en belangrijkste ondertekenaar was schout Cornelis GerardMoeringh, die hoopte de macht van de heersende factie te breken door de onverkwikkelijkebaantjes-toedelerij een halt toe te roepen. De magistraat reageerde niet op het verzoek van de on-dertekenaars, maar stuurde het door naar de prins. Ongeveer tegelijkertijd circuleerde in de stadeen fel getoonzet pamflet, waarin de schrijver onder het pseudoniem Claudius Civilis felle kri-tiek aan het adres van burgemeester Van Eijck uitte, die zelfs zijn jongste kleinkinderen aanbaantjes en inkomsten wist te helpen. De pamflettist, achter wie naar alle waarschijnlijkheid de-zelfde Moeringh schuilging, appelleerde daarbij sterk aan de afkeer van Gouwenaars voor re-genten van buiten, door erop te wijzen dat Van Eijck bij de boeren was geboren. Volgens hembleek hieruit maar weer eens dat de inheemse bevolking goed genoeg was om belasting te beta-len, maar dat de mooie baantjes toevielen aan ‘vreemden, moffen en knoeten’.62

329

Historische Vereniging Die Goude

Page 23: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Een tegenreactie bleef niet uit. Twaalf burgers overhandigden op 4 december op hun beurteen verzoekschrift aan de magistraat, waarin zij een lans braken voor de zittende regenten. Deondertekenaars waren allen bekleders van lucratieve ambten en bang deze te verliezen. Zij we-zen Moeringh aan als aanstichter van alle onrust in de stad, terwijl hij als schout juist de orde ende rust zou moeten bewaren. De bekritiseerde schout liet deze aanval niet onweersproken en re-ageerde met een tegenpamflet, waarin hij op platvloerse wijze zijn tegenstanders neerzette als‘verraders’ en ‘luijden van het geringste soort’.63

Inmiddels was het de prins van Oranje door dit alles allang duidelijk geworden dat de Goud-se eenheid een façade was, waarachter diepe tegenstellingen schuilgingen. De allereerste moge-lijkheid om zich via de aan hem voorgelegde nominatie van dubbeltallen in te laten met de sa-menstelling van de magistraat, greep de stadhouder aan om de politieke verhoudingen in de stadgrondig te wijzigen. Op Nieuwjaarsdag 1748 plaatste hij met Lestevenon en Van Strijen tweeleden van de oppositie op de burgemeestersstoelen, tezamen met Van den Kerckhoven als verte-genwoordiger van de oude machthebbers en de min of meer neutrale Govert Suijs. De aldus doorde stadhouder afgedwongen ‘eenheid’ en het gezag van het vernieuwde Goudse stadsbestuurwerden in de zomer van 1748 zwaar op de proef gesteld, toen onder de bevolking groot rumoerontstond over een nieuwe belastingheffing en een dreigende inkwartiering van een garnizoen.Ten aanzien van de belastingen moesten de regenten vrezen voor relletjes onder de burgerij, ter-wijl de komst van een garnizoen op grote bezwaren stuitte van de schutterij. En deze schutterijhad het stadsbestuur nu net hard nodig om eventuele onrust in de stad de kop in te drukken.

In juli besloten de staten dat elke stad zelf verantwoordelijk was voor de belastinginning vande zogeheten gemenelandimposten. Uit angst voor oproer besloot de Goudse magistraat zeeromzichtig te werk te gaan en de invordering van de gelden in handen te leggen van enkele stra-

330

Titelpagina van Net en naauwkeurig verhaal,van hetgeen binnen Gouda geschied is, vanden 14 october tot den 2 november dezesjaars [1748].

Historische Vereniging Die Goude

Page 24: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

tegisch uitgekozen burgers, die deel uitmaakten van de rijke middenstand in de stad en tegelij-kertijd als officier betrokken waren bij de schutterij. De steun die het stadsbestuur met deze ver-pachting hoopte te verkrijgen van de schutterij kwam echter in gevaar, toen medio oktoberhardnekkige geruchten de ronde deden dat de al in de stad gelegerde militie zou worden uitge-breid met een veel groter aantal soldaten.

Een groep ongeruste burgers eiste op 14 oktober toegang tot de burgemeesterskamer envroeg daar om opheldering. De antwoorden die zij kregen waren tegenstrijdig, maar duidelijkgenoeg om daadwerkelijk te vrezen voor een kosten verslindende inkwartiering. Een opgewon-den menigte sloot daarop onder aanvoering van de schutterij alle stadspoorten en verzameldezich in de Sint-Jorisdoelen. Tijdens een rumoerige vergadering werd daar de volgende dag be-sloten een verzoekschrift te richten aan de stadhouder, waarin een groot aantal eisen werd gefor-muleerd. Alleen poorters zouden voortaan nog in aanmerking mogen komen voor de stadsamb-ten, er werd om een vrije krijgsraad gevraagd, officieren moesten uitgesloten worden van eenplaats in de stadsregering en schutters zouden met 60 jaar van hun taak ontheven moeten wor-den. Voorts werd gevraagd om het herstel van de oude rechten van de gilden, een beter toezichtop de instellingen van liefdadigheid en het aanstellen van twee kerkmeesters die afkomstig wa-ren uit de burgerij, opdat deze ook niet-regerende burgers goede zitplaatsen in de kerk kondenverschaffen. Tot slot stond nog op het verlanglijstje van de ontevreden burgers dat beter toezichtzou worden uitgeoefend op de ‘gemeentewerken’, dat er een predikant tot curator van de Latijn-se School werd aangesteld, dat burgerkinderen ook eens een prijsje zouden winnen op dezeschool en dat katholieken niet langer recognitiegeld aan de schout hoefden te betalen.64

De waslijst van ongelijksoortige eisen van de burgers had weinig weg van een politiek pro-gram, maar was eerder een opsomming van grote en kleinere ergernissen. Daarmee vormde deoproerige burgerij dan ook geen daadwerkelijke bedreiging voor de regentenheerschappij, te-meer daar pogingen om aansluiting te vinden bij invloedrijke burgers in de stad – zoals schoutMoeringh en stadsarts De Moor – weinig effect sorteerden. Uiteindelijk besloot de oproerigeburgerij de prins van Oranje schriftelijk te vragen zelf naar de stad te komen of commissarissente sturen om haar geschil met de regenten te beslechten. Nog voor het verzoekschrift met de uit-nodiging de prins bereikte stuurde hij zelf een brief naar de burgemeesters, waarin hij de lezingvan het stadsbestuur bevestigde dat niemand uit Gouda om het garnizoen had verzocht. Hij riepop tot kalmte en dreigde met ingrijpen. De prinselijke brief werd onmiddellijk gepubliceerdaan de pui van het stadhuis, in de hoop dat het gemor onder de burgerij zou verstommen.65

De brief bewerkstelligde echter het omgekeerde effect. De Goudse bevolking was diep te-leurgesteld dat Oranje de zijde van de regenten had gekozen en ging massaal de straat op. Ervolgde een rellerige nacht, waarin de woede zich richtte op bezittingen van de regenten. De vol-gende ochtend vertrok een delegatie van ontevreden burgers spoorslags naar Den Haag, om deprins het eerder opgestelde verzoekschrift persoonlijk in handen te geven. Nu slaagde Oranje erwel in de gemoederen tot bedaren te brengen, door de angel uit het conflict te trekken met debelofte dat er geen garnizoen zou komen. Op hun beurt moesten de burgers beloven hun be-stuurders voortaan weer te gehoorzamen en te respecteren. Op 18 oktober legden de burgers hunwapens neer en openden zij de poorten.

Op 26 oktober arriveerden twee commissarissen van de prins in Gouda om de andere klach-ten van de burgerij aan te horen. Na gesprekken met vertegenwoordigers van de verschillendefacties binnen de Veertigraad, onder wie Van Strijen, Moeringh en Van den Kerckhoven, verzet-

331

Historische Vereniging Die Goude

Page 25: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

ten zij op last van de stadhouder de wet.66 Met deze hernieuwde ingreep van Oranje in de sa-menstelling van het Goudse stadsbestuur werden zes heren van de kussens gestoten. De voor-heen machtige factie Van Eijck-Van den Kerckhoven werd het zwaarst getroffen en verloor haarleiders. De nieuwelingen waren eensdeels lid van oude regentengeslachten en voor een anderdeel gegoede burgers, die voor het eerst opgenomen werden in de politieke elite. De prins haddankbaar politiek gebruik gemaakt van de onrust onder de burgerij om het bestuur naar zijnhand te zetten en tegelijk het regentengezag tegenover de burgers te bevestigen. Aan hun klach-ten deed hij – afgezien van enkele concessies aan de schutterij – echter weinig of niets.

Een derde ‘stadhouderloos tijdperk’

Na de wetsverzetting van Willem IV was er in Gouda geen sprake meer van een overheersendefactie in het stadsbestuur. In plaats daarvan trad een groeiende machtsconcentratie bij de consu-lairen (burgemeesters en oud-burgemeesters), die ten koste ging van de rest van de vroedschaps-leden. Frustratie over de onbereikbaarheid van goede ambten bracht een zestal van hen er in1750 toe zich in een remonstrantie aan de stadhouder te beklagen over de inbreuken die door deburgemeesters zouden worden gepleegd op de rechten en prerogatieven van de vroedschap. Deklagers, onder wie ook weer eens Cornelis Moeringh omdat de pacht van zijn schoutambt afliep,bereikten weinig anders dan een vaag reglement voor de begeving van een aantal stadsambten,dat door prinselijke commissarissen werd opgesteld.

Na het overlijden van de prins-stadhouder in 1751 moest de Goudse vroedschap nog steedsrekening houden met externe bemoeienis, ditmaal van prinses Anna van Hannover, de moedervan de minderjarige Willem V, en haar raadgevers Bentinck en de hertog van Brunswijck. Hier-door was factievorming nauwelijks mogelijk en moesten de ambten over een grote groep regen-ten verdeeld worden. Bepalend voor de begeving van deze ambten was nu vooral het principevan de anciënniteit, waardoor jonge vroedschapsleden nauwelijks nog kans maakten op de be-langrijkste functies of zeer lang geduld moesten hebben. Doordat regenten met minder en min-dere ambten genoegen moesten nemen en daarnaast ook de vergoedingen door de jaren heen aan-zienlijk verlaagd waren, kampte menigeen ook met financiële problemen. De aantrekkelijkheidvan bestuursfuncties nam hierdoor sterk af, wat onder meer zichtbaar werd in een toenemendeabsentie bij raadsvergaderingen.

In 1759 overleed prinses Anna en gingen de stadhouderlijke rechten over op de Staten vanHolland, die optraden als voogden van de jonge prins. Voor de Goudse bestuurspraktijk bete-kende dit dat de vroedschap jaarlijks weer zelf de magistraatsfuncties kon invullen. Een oplaai-en van de conflicten tussen consulairen en niet-consulairen kon hierdoor niet lang uitblijven.Een aantal jongere raadsleden rook de kans om iemand uit hun midden tot burgemeester geko-zen te krijgen en schoof schout Pieter Hoogwerff naar voren. Zeer tegen de zin van de consulai-ren werd hij door een meerderheid van de negentien toen aanwezige vroedschapsleden gekozen.Een formeel protest van de acht tegenstanders bleef niet uit en richtte zich op de rechtmatigheidvan de ontslagprocedure, waarmee Hoogwerff zich kort voor zijn kandidatuur had ontdaan vanhet schoutambt. Het bezwaar haalde echter niets uit. Wel wisten de consulairen in 1760 in devroedschap acht gedragsregels door te drukken, die herhaling van het gebeurde moesten voor-komen en tegelijk de positie van de burgemeesters tegenover de vroedschap versterkten. Zowerd bepaald dat burgemeesters voortaan zelf mochten bepalen welke onderwerpen zij voor pre-

332

Historische Vereniging Die Goude

Page 26: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

advies aan de vroedschap zouden voorleggen.67

In een poging het aanhoudende gekrakeel ten stadhuize een halt toe te roepen en uitsluitingvan regenten te voorkomen, sloten de zestien oudste vroedschapsleden zich in 1761 aaneen ineen zogeheten ‘correspondentie’. Naast de op dat moment negen consulairen kregen hierdoorook enkele andere raadsleden op grond van hun leeftijd invloed op benoemingen en beslissin-gen, hetgeen ten koste ging van de kansen van de jongeren in de vroedschap. De corresponden-tie, die in de jaren daarna qua omvang varieerde van 14 tot 17 personen, kwam minimaal tweekeer per jaar bijeen; half december, als de nominaties voor burgemeesters en schepenen opge-steld moesten worden en eind december, voorafgaand aan de verkiezing van vroedschapsleden.Enkele uren later mochten de jongeren opdraven om vriendelijk aan te horen wat de ouderen inhun wijsheid hadden besloten. Dankzij een dagboek, dat werd bijgehouden door de regent Wil-lem Frederiksz van der Hoeven, zijn wij gedetailleerd op de hoogte van deze correspondentie-praktijken.68

De overheersende positie van de correspondentie binnen het stadsbestuur werd vanaf 1763enkele keren bedreigd door interne tegenstellingen. Zo scheurde het gezelschap voor korte tijdnaar aanleiding van onenigheid over de benoeming van een pensionaris. Vier leden lagen daar-bij dwars en werden voor hun obstructie ‘gestraft’ met een tijdelijke uitsluiting van de vergade-ringen. Toen burgemeester Aelbrecht van der Burgh in 1765 een voorstel tot oprichting van eenstadsarmenschool uit rancune torpedeerde, omdat zijn eigen zoon wegens wangedrag wegge-stuurd was van de Latijnse School, en hij zich vervolgens als dronkeman misdroeg bij de jaar-lijkse magistraatsmaaltijd in het Herthuis, kon hij een nieuwe ambtstermijn voorlopig wel ver-geten.

De correspondentie hief zichzelf in 1766 op. In maart werd Willem V achttien jaar en als erf-stadhouder in al zijn functies aangesteld, waardoor het benoemingsrecht van de magistraat weerin handen kwam van een prins van Oranje. In deze nieuwe situatie verviel de noodzaak van eenkrachtenbundeling om de verdeling van de stadsambten te reguleren. Van continuering van decorrespondentie werd eveneens afgezien, omdat het zou getuigen van wantrouwen en onbe-leefdheid tegenover de stadhouder.

Een groeiend democratisch ongeduld

Onder het bewind van Willem V stond de stedelijke politiek in Gouda in het teken van talrijkekleine en grotere conflicten. Nu er geen correspondentie meer bestond, die de scherpste tegen-stellingen kon wegnemen en er evenmin nog sprake was van effectieve factievorming, bleek be-sluitvorming soms een moeizame aangelegenheid. Er werd binnen de vroedschap gewerkt metwisselende allianties, die doorkruist werden met de aloude tegenstellingen tussen Gouwenaarsversus nieuwkomers en consulairen tegenover niet-consulairen. Beide tegenstellingen gingen el-kaar op den duur ook nog eens versterken, doordat de Gouwenaars in de vroedschap hun meer-derheid kwijtraakten, maar deze onder de consulairen behielden.

Het meest werden de gemoederen in deze jaren in beroering gebracht door de kwestie Mets-ke. Deze dominee trok in 1768 in een preek fel van leer tegen aanstootgevende zaken op deGoudse kermis. De zittende magistraat interpreteerde zijn woorden als een regelrechte aanval ophet functioneren van bestuur en rechtspraak en ontnam de dominee bij wijze van bestraffing zijntraktement. Het besluit ontmoette veel weerstand, ook bij een deel van de vroedschapsleden.

333

Historische Vereniging Die Goude

Page 27: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Toen de straf na jaren nog niet ongedaan gemaakt was, wendden zeven raadsleden zich in 1772tot de stadhouder, die het Goudse stadsbestuur daarop verzocht de salarisbetaling aan de domi-nee met terugwerkende kracht te hervatten. Deze ‘intercessie’ van de prins leidde echter tot woe-de bij baljuw Willem Griffioen en de twee burgemeesters die destijds verantwoordelijk warengeweest voor de strafmaatregel, François de Meij en Bartolomeus de Moor van Immerzeel. Zijlieten de stadhouder weten zijn ingreep te beschouwen als een ‘politique correctie’, die schade-lijk was voor hun goede naam en faam.

Deze en andere onverkwikkelijke affaires versterkten het beeld van een hopeloos verdeeld enverstard stadsbestuur, dat in steeds mindere mate in staat en bereid was op te komen voor de ac-tuele noden en wensen van de bevolking. Oudere regenten, een categorie die grotendeels sa-menviel met die van de consulairen, bleven zich echter halsstarrig verzetten tegen noodzakelij-ke aanpassingen van het bestuurlijke stelsel. Het ongenoegen hierover bij veel jongerevroedschapsleden nam dusdanig toe, dat elf ‘jongeluij’ eind 1783 besloten zich te verenigen ineen nieuwe correspondentie. Anders dan bij eerdere correspondenties lag het accent ditmaal nietop de verdeling van de ambten, maar op politiek-inhoudelijke zaken.

De gang van zaken in Gouda kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen elders in deRepubliek, in Europa en zelfs in Amerika. De Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783), waar-bij kolonisten het met succes opnamen tegen het machtige Groot-Brittannië, werd in de Repu-bliek met grote belangstelling gevolgd en commercieel uitgebuit. De Amerikaanse Onaf -hankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776, waarin fundamentele principes als mensenrechten,gelijkheid voor alle burgers en het recht op een menswaardig bestaan voor het eerst werden vast-

334

Magistraat der stad Gouda, zittende ter Vierschaar. Te zien zijn de schout (A), de vier burgemeesters (a-d), de zeven schepenen, de beklaagde (10), enkele rakkers (dienders) en secretarissen. Aquarel.

Historische Vereniging Die Goude

Page 28: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

gelegd, vormde ook voor velen in de oude wereld een inspiratiebron. De opkomst van deze nieu-we ideeën kreeg in de Republiek bijzonder gewicht, toen de stadhouder en de heersende regen-ten zichzelf in het nauw brachten met een omstreden diplomatieke koers, die uitmondde in eenrampzalig verlopen (vierde) oorlog met Engeland (1780-1784).

De kritiek op de stadhouder, wegens zijn veel te lang vasthouden aan zijn pro-Engelse enanti-Franse politiek en zijn verwaarlozing van de voor de bescherming van de Nederlandse zee-handel zo belangrijke vloot, leidde tot het ontstaan van een brede protest- en hervormingsbe-weging, die zich tooide met de geuzennaam ‘patriotten’. Deze beweging bestond voor een deeluit traditionele aanhangers van de staatsgezinde partij, die zich in lijn met de Ware Vrijheid vanJohan de Witt bovenal wilden ontdoen van het stadhouderschap. Een ander deel was vooral uitop hervorming van de starre regentenoligarchie en vergroting van de invloed van de burgerij opde politiek.

In Gouda, waar de Oranjegezindheid binnen de vroedschap traditioneel toch al zeer geringwas, toonde de grote meerderheid van de regenten zich patriottisch gezind.69 Ook hier liepen deargumenten om zich patriot te noemen echter uiteen. In grote lijnen was sprake van een gema-tigde ‘aristocratische’ groep, onder leiding van de uit Zwolle afkomstige Alexander HendrikMetelerkamp en een meer radicale ‘democratische groep’, onder aanvoering van Cornelis de Lan-ge, heer van van Wijngaerden en Ruigbroek. Beide groepen hadden elkaar via hun leiders ookgevonden in de correspondentie van 1783. Binnen de vroedschap was daarnaast nog een kleineorangistische aanhang te vinden, met als voornaamste vertegenwoordiger dagboekschrijver Wil-lem Frederiksz van der Hoeven. De laatste groep wist dat zij door dik en dun kon rekenen op desteun van het ‘lagere’ deel van de bevolking, dat – zoals overal – ook in Gouda altijd fanatiek opde hand van de Oranjes bleef.

De zich openbarende politieke tegenstellingen kregen een explosieve lading, doordat de pa-triotten overal in het land overgingen tot de oprichting van vrijkorpsen. In Gouda diende eenaantal leden van de schutterij in mei 1783 een verzoekschrift bij het stadsbestuur in om regel-matig schietoefeningen te mogen houden. Een maand later kregen zij het stadserf aan de Turf-markt toegewezen als oefenplaats. Het onervaren gezelschap, dat ook openstond voor vrijwilli-gers die niet tot de schutterij behoorden, vroeg en kreeg vanaf juli instructies van een officier vande krijgsraad. Al na drie maanden besloot de magistraat de oefeningen verplicht te stellen vooralle leden van de schutterij, waarmee feitelijk alweer een einde kwam aan het kortstondige be-staan van dit eerste Goudse vrijkorps.

De schutters reageerden enthousiast toen in 1784 op het stadhuis plannen werden besprokenvoor de aanschaf van nieuw geschut. Zij drongen onmiddellijk aan op de formering van een heusartilleriekorps, maar stuitten daarbij op een afwerende houding van de magistraat. De aankoop vangeschut werd zelfs geannuleerd, tot grote verontwaardiging van sommige vroedschapsleden, on-der wie Cornelis de Lange van Wijngaerden. Omdat de schutterij deze gang van zaken zonder noe-menswaardig protest accepteerde, besloot deze patriottische regent het Goudse vrijkorps onder denaam ‘Genootschap van wapenhandel’ nieuw leven in te blazen. Onder zijn leiding oefende een bontgezelschap van vrijwilligers vanaf september 1785 op een veldje aan de Blekerssingel, argwanendgadegeslagen door politieke tegenstanders. In het daaropvolgende jaar trachtte het gezelschap of-ficiële erkenning te krijgen. Pas na lang dralen gaf de magistraat in het najaar van 1786 toestem-ming aan de burgermilitie om korpsgewijs binnen de stadsmuren te verschijnen.

Inmiddels hadden de patriotten hun politieke eisen binnen de muren van het stadhuis her-

335

Historische Vereniging Die Goude

Page 29: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

haaldelijk verwoord in voorstellen tot inperking van de macht van de burgemeesters. Zo werdgevraagd om het intrekken van de gedragsregels uit 1760 en om een grotere invloed van devroedschap op het stemgedrag van Gouda in de Staten. De scheidslijnen liepen daarbij aanvan-kelijk tamelijk helder tussen prinsgezinden en patriotten, een schisma dat doorliep tot in deburgemeesterskamer, waar Van der Hoeven het in 1784 als burgemeester nog fanatiek opnamvoor Oranje. Weldra zou echter blijken dat de patriottische partij een gelegenheidsalliantie was,die door een grote verscheidenheid aan politieke voorkeuren geen lang leven beschoren was.

Scheiding der geesten

Tot de zomer van 1785 schaarde de overgrote meerderheid van de Goudse vroedschap zich zon-der voorbehoud achter de patriottische koers van de Staten van Holland. Daarna tekende zichgeleidelijk een scheiding van geesten af. Het was met name Metelerkamp die zich begon te ver-zetten tegen het stemgedrag van de Goudse gedelegeerden in de Staten, omdat hij een voor-zichtiger koers voorstond. Hij was weliswaar voorstander van bestuurlijke hervormingen, maarzag geen politieke rol weggelegd voor de burgerij. Deze veilige middenpositie had grote aan-trekkingskracht op een groeiend deel van de Goudse regenten, bij wie de ongerustheid toenamover de steeds verder gaande eisen van de ‘democratische’ patriottische vleugel. Zij zagen hunvrees nog eens bevestigd, toen op 8 augustus een Patriottische Sociëteit werd opgericht, die depolitieke eisen van een brede groep burgers via het indienen van petities en verzoekschriftenkenbaar maakte aan het stadsbestuur.

De Patriottische Sociëteit, met een koffiehuis op de hoek van de Markt en de Kerksteeg alsuitvalsbasis, kon binnen korte tijd 413 leden inschrijven, van wie er 364 afkomstig waren uitGouda en de overigen uit de directe omgeving. Enkele regenten uit het meer radicale kamp, on-der wie De Lange van Wijngaerden en Martinus van Toulon, speelden een vooraanstaande rolbinnen het bestuur. Het leeuwendeel van de leden behoorde tot de economische en intellectuelemiddenstandgroepen, onder wie opvallend veel katholieken en protestantse dissenters. Zij zagenin de patriottenbeweging een uitstekende gelegenheid om een eind te maken aan hun politiekeen maatschappelijke achterstelling. Pikant was ook het lidmaatschap van de meeste leden van deGoudse krijgsraad, die leiding gaf aan de schutterij, onder wie ook de bevelvoerende kolonel Ja-cobus Blauw.

De groeiende middengroep rond Metelerkamp botste nu regelmatig op de ‘democratische’factie van De Lange van Wijngaerden, waardoor de besluitvorming moeizaam en traag verliep.Laatstgenoemde had aanvankelijk het politieke tij mee en wist, mede dankzij de druk van eenpetitionerende sociëteit en een marcherend vrijkorps, verschillende hervormingsvoorstellen be-sproken te krijgen. Zo kwam De Lange van Wijngaerden op 27 september 1785 met het plande keuze van de magistraat niet langer over te laten aan de stadhouder. Er ontstond grote one-nigheid binnen de vroedschap over dit voorstel, waarop besloten werd de ontwikkelingen eldersaf te wachten.70

De partijstrijd tussen prinsgezinden en patriotten had de Republiek inmiddels tot op het botverdeeld. In Holland was de macht van stadhouder Willem V zozeer uitgebeend, dat hij in no-vember 1786 een veilig heenkomen zocht in het orangistische Gelderland en zijn intrek nam inHet Valkhof te Nijmegen. Het was aan de verdeeldheid van de patriotten en aan heimelijkesteun van de Engelsen te danken, dat zijn partij in de daaropvolgende maanden tekenen van her-

336

Historische Vereniging Die Goude

Page 30: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

stel ging vertonen. Onder aanvoering van de Engelse gezantsir James Harris, die zijn hoop had gevestigd op een herstelvan de aloude alliantie tussen de Republiek en Engeland,werd naarstig gewerkt aan een bundeling en versterking vande prinsgezinde krachten in het land. Zo werden als tegen-hangers voor de patriottische sociëteiten overal ‘Oprechte Va-derlandsche Sociëteiten’ opgericht om het gewone volk en deschutters te mobiliseren ten gunste van Oranje. Vanaf mei1787 werden deze sociëteiten landelijk gedirigeerd door graafWillem Bentinck van Rhoon vanuit een Centraal Correspon-dentiebureau in Den Haag.

Gouda kreeg zijn Oranje-sociëteit al in februari 1787,dankzij een initiatief van de regentenzoon Frederik van derHoeve. Doel van de oprichters was ‘een contrapart van de zo-genaamde volksstem te tonen’. Daartoe meldden zich enkelehonderden leden – onder wie veel eenvoudige lieden, maarook middenstanders – die regelmatig bijeenkomsten hieldenin het Herthuis om te overleggen over schriftelijke en ander-soortige acties tegen de patriotten en hun vrijkorps. In april dwarrelden de eerste orangistischestrooibiljetten door nachtelijk Gouda, gericht ‘aan de stille burgerij’. Hierin werd opgeroepende prins onvoorwaardelijk te steunen. Daarnaast richtte de nieuwe sociëteit zich met een doorzeshonderd burgers ondertekend rekwest tot de vroedschap om herstel van het stadhouderlijkgezag te bepleiten.

De reactie van de patriotten, die hun sociëteit aan de andere kant van de Markt hadden, bleefniet uit. De krijgsraad deelde berispingen uit aan schutters die hun handtekening onder hetorangistische rekwest hadden gezet. Steeds vaker kwam het tot relletjes, die door de schutterijde kop ingedrukt moesten worden. Wanneer deze in gebreke bleef – een flink deel van de schut-ters was immers Oranjegezind, in tegenstelling tot het kader – aarzelden de patriotten niet hunvrijkorporisten als ordedienst op te trommelen. Door een samenloop van omstandigheden zoudit Goudse vrijkorps van De Lange van Wijngaerden in de zomer van 1787 – zelfs internatio-naal – in het brandpunt van de belangstelling komen.71

Aanhouding bij de Goejanverwellesluis

Vanaf eind 1786 had het Staatse leger van de prins van Oranje terrein herwonnen, door in Fries-land, Gelderland en Utrecht de patriotten op de vlucht te jagen. De Staten van Holland beslo-ten daarop een militair kordon langs de grenzen met Utrecht te leggen, teneinde deze opmars testuiten. Verantwoordelijk voor de operatie werd een Defensiecommissie, die op 12 juni 1787 ophet kasteel van Woerden zitting nam en waarvan onder meer de Goudse patriot Van Toulon deeluitmaakte. Alle vrijkorpsen in Holland werd gevraagd burgersoldaten te sturen, ter versterkingvan de linies. Ook De Lange van Wijngaerden gaf gehoor aan deze oproep en marcheerde op 21juni met ongeveer honderd man de stad uit in de richting van Haastrecht. Ter hoogte van He-kendorp zou zijn korps posities innemen bij de Goejanverwellesluis, een strategisch belangrijkpunt in de Hollandse waterlinie.

337

Martinus van Toulon (1736-1818), vroedschap te Gouda en lid

van de Defensiecommissie.

Historische Vereniging Die Goude

Page 31: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

Tezelfdertijd werd in het Oranjekamp gebroed op een plan om het patriottenbewind in Hol-land van binnenuit ten val te brengen. Verwacht werd dat de brede Oranjegezinde volksbewe-ging in het geweer zou komen als Willem V zich in Den Haag zou laten zien om zijn stadhou-derlijke macht op te eisen. De prins wilde echter pas afreizen als de Staten erom zouden vragen.Daarop bood zijn kordate echtgenote, prinses Wilhelmina van Pruisen, zich aan als alternatief.Na ampele overwegingen gingen hof en raadgevers op 22 juni accoord. Onmiddellijk werdenvoorbereidingen getroffen voor deze riskante reis en voor de mobilisatie van de Oranje-aanhangdoor Bentincks correspondentiebureau.

Hoewel de missie van de prinses in het diepste geheim werd voorbereid, circuleerden in Hol-land weldra toch de eerste geruchten dat er iets belangrijks stond te gebeuren. In Gouda wektende veelvuldige bezoeken van de Van der Hoevens aan Den Haag argwaan bij De Lange van Wijn-gaerden, evenals een bericht over de bestelling van een groot ‘relais’ van vijftien wisselpaardenin Haastrecht ten behoeve van een onbekend gezelschap. Hij concludeerde dat een voornaam –misschien wel prinselijk – gezelschap in de nabijheid van zijn vrijkorps zou passeren en beslootvoorbereidingen te treffen voor het leggen van een hinderlaag. Hij liet kapitein Cornelis vanLeeuwen, in het dagelijks leven pijpmaker, en luitenant Jaques Brotier, dansmeester van beroep,met een aantal manschappen afmarcheren naar de Glijbaan aan de Vlist, nabij Bonrepas. TerwijlDe Lange van Wijngaerden persoonlijk in Woerden instructies van de Defensiecommissie ginghalen, stelden zijn manschappen zich verdekt op, in afwachting van de voor hen nog onbekendereizigers.

Intussen was prinses Wilhelmina op donderdag 28 juni bij het krieken van de dag uit Nij-megen vertrokken met een gezelschap dat verdeeld was over drie rijtuigen. De reis ging via Tielen Nieuwpoort. Bij Schoonhoven werd de pont genomen. Aan de overzijde werden de daar op-gestelde patriottische wachten afgebluft met de mededeling dat zij een prinses doorgang moes-ten verlenen. De reis leek voorspoedig te verlopen, tot de voorste sjees om half vier bij Bonrepaswerd tegengehouden door een drietal Goudse vrijkorporisten, onder leiding van Adam Schou-ten. Onder bedreiging van geweren waarop bajonetten waren gestoken, eiste Schouten, ook aleen pijpmaker, informatie over de identiteit van de reizigers. Toen het hem duidelijk was dat deprinses van Oranje aan boord was van een van de rijtuigen, dirigeerde hij het gezelschap geheelvolgens order naar het hoofdkwartier van Van Leeuwen bij de Goejanverwellesluis.

Bij de sluis aangekomen werden de prinses en haar gevolg ondergebracht in de woning vankaasboer Adriaan Leeuwenhoek. Daar arriveerde tegen de avond ook De Lange van Wijngaer-den, met in zijn kielzog diverse leden van de Defensiecommissie. Korte tijd later kwam ook VanToulon, die in Gouda was geweest, ter plekke. Er verstreken uren waarin het merkwaardige ge-zelschap van boeren, burgers en edellieden ongemakkelijk met eten en praten de tijd door-bracht, in afwachting van nadere orders van de Staten. Uiteindelijk was het de prinses zelf dieverzocht de nacht in Gouda te mogen doorbrengen. Van Toulon had hiertegen echter grote be-zwaren, omdat hij in zijn stad al het nodige rumoer had kunnen waarnemen onder het Oranje-volk en er bij afwezigheid van het vrijkorps onvoldoende mogelijkheden waren om een woeden-de meute in bedwang te houden. Uiteindelijk werd besloten de aangehoudenen rechtsomkeer telaten maken. De prinses wist op dat moment dat haar missie jammerlijk mislukt was en deed inNijmegen ontdaan verslag van alle vernederingen die zij had moeten ondergaan.

Uiteindelijk zou blijken dat de actie van de Goudse vrijkorporisten bij de Goejanverwellesluishet einde inluidde van het patriottenbewind in Holland. De prinses deed bij haar broer, koning

338

Historische Vereniging Die Goude

Page 32: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

Frederik Willem II van Pruisen, haar beklag over de schande die haar was aangedaan door een stel‘soldaatje spelende burgers’ en stuurde aan op een interventie. Mede door handig manoeuvrerenvan gezant Harris, die Engelse goedkeuring voor een Pruisische inval wist te bewerkstelligen,werden de Staten van Holland op 9 september geconfronteerd met een onmogelijk ultimatum.Pruisen gelastte dat de prins binnen vier dagen zou worden uitgenodigd naar Den Haag om her-steld te worden in zijn functie als stadhouder. Daarnaast moesten alle vrijkorpsen worden ontwa-pend. Toen de gewenste reactie uitbleef, trok een Pruisisch leger van 20.000 soldaten op 13 sep-tember 1787 de grens over om het patriottenbewind ten val te brengen.

De afrekening

Het grote Pruisische leger stuitte nauwelijks op tegenstand. Na drie dagen stonden de soldatenvoor de poorten van Utrecht, waar de burgermilities overhaast de benen namen. Een dag later,op 17 september, werd Schoonhoven bereikt. De voor spoedberaad bijeengekomen Goudse ma-gistraat overwoog nog even om weerstand te bieden, doch moest vaststellen dat elke poging omhet geordende Pruisische leger te stuiten bij voorbaat kansloos was. Terwijl de vrijkorporistenhun stellingen bij de Goejanverwellesluis overhaast verlieten en terugkeerden naar de stad, werdhet orangistische deel van de bevolking door de leiders van de Oranje-sociëteit opgejut om af terekenen met de patriotten. Bij de Koster Gijzensteeg kwam het tot een confrontatie tussen eenop de vlucht geslagen vrijkorporist, de pijpmaker Huibert Bik, en een jennende groep jongeren.Toen een van de achtervolgers, de boer Lambert Meijer uit Haastrecht, de bajonet van Biks ge-weer vastgreep, werd hij in zijn been geschoten. Het schietincident met fatale afloop – hetslachtoffer zou enige tijd later aan zijn verwondingen bezwijken – leidde tot een volksoploopvan met oranje versierselen getooide burgers, die Bik in de boeien lieten slaan en opbrachtennaar de gevangenis.

Die avond en nacht plunderde een opgewonden menigte een groot aantal woningen van voor-aanstaande patriotten, waarvan er velen de stad inmiddels waren ontvlucht. Bij anderen werdenalleen de ruiten ingegooid, per abuis ook bij de orangistische dominee Metske. Vooral het woon-huis van De Lange van Wijngaerden aan de Westhaven en dat van Van Toulon aan de Turfmarktmoesten het zwaar ontgelden. In totaal werden aan honderdveertig huizen vernielingen aange-

339

De aanhouding van prinses Wil-helmina van Pruisen op dezandweg nabij de Goejanverwel-lesluis op 28 juni 1787. Gra-vure.

Historische Vereniging Die Goude

Page 33: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

richt, zonder dat de schutterij ingreep. Sommigen wisten plunderingen af te kopen. De meutedwong verder de vrijlating van een burger af, die vastzat omdat hij ‘Oranje boven’ had gezongenen wist onder luid gejuich een Oranje vlag op de toren van de Sint-Jan geplaatst te krijgen. Bijde halsbrekende toeren die daarvoor nodig waren, verloor de vlaggendrager door de sterke windzijn hoed, doch deze schadepost kreeg hij later persoonlijk vergoed door burgemeester Van derHoeve.

De plunderingen hielden ook de daaropvolgende dag aan, waarna een delegatie van de magi-straat besloot het Pruisische leger, dat inmiddels voor de Tiendewegpoort lag, te vragen de ordete herstellen. Het duurde echter nog geruime tijd voor de rust in de stad terugkeerde, aangeziende Duitse soldaten zich eveneens vergrepen aan de bezittingen van de patriotten. Toen bekendwerd dat prinses Wilhelmina op 24 september Gouda zou passeren op weg naar Den Haag, be-sloot het stadsbestuur deze gelegenheid te benutten voor ‘Wiedergutmachung’. Een delegatieonder leiding van Metelerkamp trad haar tegemoet voor een hartelijke begroeting bij het Doe-lenpoortje. Onder luide toejuichingen reed zij vervolgens door naar het stadhuis om daar eenhalf uur te verpozen. Na afloop richtte Metelerkamp zich vanaf het bordes tot de bevolking meteen oproep tot rust en eensgezindheid.

De vriendelijke bejegening die de prinses in Gouda ten deel viel, weerhield haar er niet van

340

Prinses Wilhelmina van Pruisen in de boerderij van Van Leeuwen. Zij wordt bewaakt door Goudse vrij-korporisten met blanke sabel. Gravure door G.A. Lehman.

Historische Vereniging Die Goude

Page 34: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

V O O R D E V R I J H E I D E N T E G E N O R A N J E

genoegdoening te blijven eisen voor de ‘attentaet’ die het vrijkorps op haar had gepleegd. DeLange van Wijngaerden en Van Toulon werden uiteindelijk aansprakelijk gesteld en verlorenhun zetels in de vroedschap. Hun verwijdering was de voorbode van algehele wetsverzetting, die4 maart 1788 op last van Willem V plaatsvond. Negentien vroedschapsleden werden daarbij ge-handhaafd, die gezelschap kregen van negen nieuwe regenten. Daarmee had een Oranjestadhou-der na 1572, 1618-1619, 1672 en 1749 voor de vijfde keer in ruim twee eeuwen de politiekeverhoudingen in Gouda naar zijn hand gezet, ten koste van een deel van de regentenstand. Ditkeer zou de restauratie echter van korte duur zijn, want in de verte rommelde reeds de Franse Re-volutie, die het startsein zou betekenen voor ingrijpende veranderingen.

De opbrengst

De politieke geschiedenis van Gouda, zoals die hierboven is beschreven, was vooral een verhaalvan kuipende regenten en interveniërende Oranjes. Al te licht zou daarmee de indruk gewektkunnen worden dat de stadsbestuurders zich alleen bekommerden om hun eigen lot. In werke-lijkheid hebben zij zich vanzelfsprekend ook dag-in-dag-uit beziggehouden met het in goedebanen leiden van de stedelijke samenleving. Gedurende de ruim twee eeuwen die verstreken nahet verlaten van de Spaanse koning, stelde de magistraat, bestaande uit schout, schepenen enburgemeesters, vele honderden stedelijke keuren (wetten) op en zag zij ook toe op de nalevingervan. De vier burgemeesters beslisten over tal van aangelegenheden betreffende openbare ordeen politie, maar ook in waterstaatkundige zaken, plaatselijke belastinginning, bouwvoorschrif-ten, vuilverwerking et cetera. Voorts waren zij onder meer verantwoordelijk voor de verleningvan poorterrechten en het toezicht op tal van stedelijke instellingen op het terrein van socialezorg en onderwijs.

Het gerecht of de schepenbank, bestaande uit de baljuw en zeven schepenen, deed uitsprakenin civiele en strafrechtelijke procedures. Daarbij trad de baljuw op als openbare aanklager instrafzaken. De schepenmeesters, doorgaans de twee oudste schepenen in rang, hielden daarnaasttoezicht op de curatoren van failliete boedels en zorgden voor de uitbetaling van toegewezen gel-den aan schuldeisers. Het baljuwschap en het schoutambt was in Gouda in de handen van éénpersoon, waardoor deze functionaris niet alleen optrad als aanklager in strafprocessen, maar ookverantwoordelijk was voor de handhaving van de openbare orde. In laatstgenoemde hoedanig-heid van hoofdofficier werd hij bijgestaan door een stedehouder of substituut-schout en een aan-tal ‘rakkers’.

Om de schepenbank te ontlasten, werd in 1618 een college van drie politiemeesters – ook wel

341

Aankondiging uit 1664, waarin het stadsbestuurmededelingen doet over de Goudse paardenmarkt.Het is een voorbeeld van de vele honderden plakka-ten die het stadsbestuur uitvaardigde ter reguleringvan het stadsleven.

Historische Vereniging Die Goude

Page 35: Voor de vrijheid en tegen Oranje...De brief, waarin de boodschap in geheimtaal was weergeven, werd omwikkeld met garen en zou door een als boerenkleermaker vermomde bode de stad uit

N I E U W E T I J D – P O L I T I E K ( 1 5 7 2 - 1 7 9 5 )

aangeduid als vredemakers of commissarissen van kleine zaken – in het leven geroepen ter af-doening van zaken als beledigingen, woordenwisselingen, burenruzies en kwesties over lagerebedragen dan vijftig gulden of met een boete van maximaal 24 gulden. Hun ambt werd na 1750gecombineerd met dat van de commissarissen van huwelijkse zaken, die zorg moesten dragenvoor de regulering en registratie van de ondertrouw in de stad.72

Een bijzonder klein aantal bestuurders was dus verantwoordelijk was voor het reguleren vanvrijwel alle aspecten van het stedelijke leven. In Gouda bleek dit systeem lange tijd toereikendom de orde en rust in de stad te bewaren. Pas toen nieuwe ideeën over scheiding van wetgeven-de, uitvoerende en rechterlijke macht tot de Nederlanden doordrongen, werden ingrijpendeaanpassingen van het stelsel onvermijdelijk. De Franse inval van 1795 zou zorgen voor een ver-snelling van deze ontwikkeling.

342

Historische Vereniging Die Goude