Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI ....

109
Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2015-2016 Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle voedselresten welkom? Helena Goubert Promotoren: Prof. dr. ir. Mieke Uyttendaele Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens Tutor: ir. Elien De Boeck Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Landbouwkunde

Transcript of Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI ....

Page 1: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen

Academiejaar 2015-2016

Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle

voedselresten welkom?

Helena Goubert

Promotoren: Prof. dr. ir. Mieke Uyttendaele

Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens

Tutor: ir. Elien De Boeck

Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van

Master in de bio-ingenieurswetenschappen:

Landbouwkunde

Page 2: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen
Page 3: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen

Academiejaar 2015-2016

Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle

voedselresten welkom?

Helena Goubert

Promotoren: Prof. dr. ir. Mieke Uyttendaele

Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens

Tutor: ir. Elien De Boeck

Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van

Master in de bio-ingenieurswetenschappen:

Landbouwkunde

Page 4: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen
Page 5: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

De auteur en de promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en

delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruikt valt onder de beperkingen van

auteursrecht, in bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij

het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.

Gent, juni 2016

Promotor Promotor Tutor Auteur

Prof. dr. ir. M. Uyttendaele Prof. dr. ir. L. Jacxsens ir. E. De Boeck H. Goubert

Page 6: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen
Page 7: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

I

Woord vooraf

Met deze masterproef sluit ik een fantastische periode in mijn leven af. Het behalen van de graad

van Master in de Bio-ingenieurswetenschappen: Landbouwkunde is iets waar ik bijzonder trots op

ben. Verschillende mensen hebben me geholpen om deze uitdaging tot een goed einde te brengen,

dit is dan ook het uitgelezen moment om hen te bedanken.

Allereerst zou ik graag mijn promotoren Prof. Uyttendaele en Prof. Jacxsens willen bedanken voor

het interessante thesisonderwerp, het opvolgen van deze thesis en het mogelijk maken van de

verschillende boeiende interviews. Speciale dank gaat uit naar Prof. Jacxsens voor de frequente

meetings, constructieve feedback en het vele naleeswerk.

Ook ir. Elien De Boeck wil ik graag bedanken voor het vele naleeswerk, de antwoorden op al mijn

vragen en de hulp in het labo. Ook bedankt om me telkens te vergezellen naar de verschillende

liefdadigheidsorganisaties en de interviews. Ik vond het telkens zeer aangenaam!

Graag zou ik ook alle personen bedanken die ik gedurende dit jaar geïnterviewd heb voor deze thesis.

Bedankt voor jullie tijd! Speciale dank gaat uit naar de liefdadigheidsverenigingen die deelgenomen

hebben aan het onderzoek voor hun tijd en hun vertrouwen.

Tot slot zou ik ook zeer graag mijn ouders bedanken, die gedurende heel mijn studieperiode zorgden

voor veel aanmoediging en steun. Ook mijn zussen en broer, nichten en neven zou ik willen

bedanken voor de zeer leuke en aangename jaren op kot. Daarnaast zou ik ook nog Gilles willen

bedanken voor z’n ondersteuning en naleeswerk. Als laatste zou ik ook nog mijn vrienden willen

bedanken voor het ‘samen’ afzien in de blok, de leuke feestjes en de gezellige avonden in Gent.

Dankzij jullie kijk ik terug op een zeer leuke studententijd, bedankt!

Page 8: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

II

Page 9: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

III

Inhoud

Woord vooraf ....................................................................................................................................... I

Lijst met afkortingen ........................................................................................................................... V

Abstract ............................................................................................................................................. VII

Inleiding ............................................................................................................................................... 1

1 Literatuurstudie ............................................................................................................................... 3

1.1 Oorzaken van voedselverlies ................................................................................................... 3

1.2 Schema en definities inzake voedselverlies ............................................................................ 4

1.3 Wetgeving................................................................................................................................ 5

1.3.1 Beleid binnen de EU ........................................................................................................ 6

1.3.2 Beleid in België ................................................................................................................ 7

1.3.3 Beleid andere EU-lidstaten .............................................................................................. 9

1.3.4 Beleid buiten de EU ....................................................................................................... 11

1.4 Micro-organismen in gedoneerd voedsel ............................................................................. 13

1.4.1 Houdbaarheidsdatum .................................................................................................... 13

1.4.2 Voedselveiligheidsgedrag en hygiëne in Voedselbanken/ liefdadigheidsorganisaties . 14

1.4.3 Bewaarcondities in de donatie-/acceptatieketen ......................................................... 15

2 Materiaal en methode ................................................................................................................... 17

2.1 Interviews met de verschillende stakeholders binnen de donatie-/acceptatieketen .......... 17

2.1.1 Geïnterviewde stakeholders ......................................................................................... 17

2.1.2 Vragenlijsten .................................................................................................................. 19

2.2 Zoektocht naar liefdadigheidsorganisaties ........................................................................... 19

2.3 Microbiologische analyses..................................................................................................... 20

2.3.1 Staalname ...................................................................................................................... 20

2.3.2 Geanalyseerde producten ............................................................................................. 21

2.3.3 Groeimedia voor kwantificatie ...................................................................................... 24

2.3.4 Verdunning .................................................................................................................... 26

2.3.5 Aanrijking en detectie van Listeria monocytogenes en Salmonella spp. ...................... 26

2.3.6 Bevestiging van de aan/afwezigheid van L. monocytogenes ........................................ 27

2.3.7 Data-analyse .................................................................................................................. 27

2.4 Literatuurreview .................................................................................................................... 29

3 Resultaten en discussie ................................................................................................................. 31

3.1 De donatie-/acceptatieketen in België .................................................................................. 31

3.1.1 De donatiezijde .............................................................................................................. 31

3.1.2 De acceptatiezijde ......................................................................................................... 34

Page 10: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

IV

3.2 Bespreking van de interviews van de verschillende stakeholders ........................................ 37

3.2.1 Regulatoren ................................................................................................................... 37

3.2.2 Facilitatoren ................................................................................................................... 40

3.2.3 Donoren ......................................................................................................................... 44

3.2.4 Acceptoren .................................................................................................................... 50

3.2.5 Verbeterd schema donatie-/acceptatieketen met behulp van de interviews .............. 54

3.3 Microbiologische veiligheid, hygiëne en kwaliteit van de gedoneerde bederfbare producten

............................................................................................................................................... 56

3.3.1 Karakterisatie van de liefdadigheidsorganisaties .......................................................... 56

3.3.2 Bespreking van de algemene kenmerken van de geanalyseerde levensmiddelen ....... 56

3.3.3 Bespreking van de kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de gedoneerde bederfbare

producten, herverdeeld door liefdadigheidsverenigingen ........................................................... 60

4 Conclusie ....................................................................................................................................... 71

5 Suggesties voor verder onderzoek ................................................................................................ 74

6 Referenties .................................................................................................................................... 75

7 Bijlagen .......................................................................................................................................... 81

Bijlage 1: Niet-limitatieve lijst van levensmiddelen opgesteld door het FAVV die door de

Voedselbanken en liefdadigheidsorganisaties kan gebruikt worden als richtlijn bij het beoordelen

van de houdbaarheid van levensmiddelen indien de houdbaarheidsdatum van het product is

bereikt of overschreden. ................................................................................................................... 81

Bijlage 2: Lijst van de temperatuur voorschriften zoals opgenomen in de bijlagen van het KB van 13

juli 2014 (KB 2014). ........................................................................................................................... 83

Bijlage 3: De gegevens van de contactpersonen van de gecontacteerde instanties. Ook de datum

van interview en door wie het interview werd afgenomen is weergegeven. ................................... 84

Bijlage 4: Begeleidende brief (Nederlands) ....................................................................................... 87

Bijlage 5: Begeleidende brief voor de Europese Commissie (Engels) ............................................... 90

Bijlage 6: Protocol Vidas L.monocytogenes ....................................................................................... 94

Bijlage 7: Protocol Vidas Salmonella spp. .......................................................................................... 94

Bijlage 8: Bevestiging van de aan-/afwezigheid van L.monocytogenes ............................................ 94

Page 11: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

V

Lijst met afkortingen

ALOA Agar Listeria Ottoviani Agosti

aw wateractiviteit

BP Baird-parker Agar base

CAP Common Agricultural Policy

CBL Centraal Bureau Levensmiddelenhandel

COMEOS Belgische Federatie van de Handel en Diensten

EC Europese Commissie

EVIRA Finnish Food Safety Authority

FAVV Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen

FEAD Fund for European Aid to the Most Deprived

FEVIA Federatie Voedingsindustrie

FUSIONS Food Use for Social Innovation by Optimising Waste Prevention Strategies

GHP Good Hygiene Practices

GMP Good Manufacturing Practices

HACCP Hazard Analysis and Critical Control Points

KB Koninklijk Besluit

KOMOSIE Koepel van Milieuondernemers in de Sociale Economie

kve kolonievormende eenheden

MAP Modified Atmosphere Packaging

MB Ministrieel Besluit

MDP European Union Food Distribution programme for the Most Deprived Persons

MRS de Man, Rogosa and Sharpe agar

MYP M.Y.P. Agar base

MZB

NVWA

Melkzuurbacteriën

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

OVAM Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

PCA Plate Count Agar

POD MI POD Maatschappelijke Integratie

PPS Pepton fysiologische zoutoplossing

RE Rapid ‘Enterobacteriaceae

REC Rapid E.coli 2 Agar

TGT te gebruiken tot

THT ten minste houdbaar tot

TKG totaal aeroob kiemgetal

TSC Perfringens Agar base

VLAREM Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning

YGC Yeast Glucose Chloramhenicol

Page 12: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

VI

Page 13: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

vii

Abstract

In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen ton per jaar. Té veel voedsel gaat

dus zomaar verloren. In navolging van de afvalhiërarchie is de belangrijkste stap dit voedselverlies

doorheen de reguliere keten te reduceren. Dit behoort echter niet tot de scope van deze thesis. Deze

thesis focust op de tweede trap van de afvalhiërarchie: hoe het voedselverlies nog kan ingezet

worden voor humane consumptie. Zo kan het voedselverlies dat nog geschikt is voor humane

consumptie verdeeld worden naar de mensen in armoede. In Vlaanderen leeft nl. nog steeds 1 op de

10 Vlamingen onder de armoedegrens. Een betere afstemming tussen het voedselverlies en de vraag

naar voedselhulp zou dan ook een grote stap zijn in de armoedebestrijding en het hergebruiken van

het voedselverlies. Echter, een goede afstemming kan enkel bereikt worden indien de betrokken

partijen intensief samenwerken. Vier soorten partijen werden hierbij geïdentificeerd: de donoren en

acceptoren (die de basis van de donatie-/acceptatieketen vormen), de regulatoren en de

facilitatoren. Elke partij bestaat bovendien nog eens uit verschillende organisaties.

Qua wetgeving ziet Europa de acceptoren als operatoren binnen de voedselketen. In principe dienen

de Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen dus aan dezelfde regelgeving te voldoen als de

andere operatoren in de voedselketen. Echter, om het voedselverlies te beperken en het aantal

donaties te verhogen, werd aan de lidstaten toegestaan om zelf nationale versoepelingen op te

stellen. Grote verschillen tussen de Europese lidstaten vallen hier dan ook op te merken. Ook in

België werden enkele versoepelingen opgesteld met als voornaamste doel de wettelijke horden weg

te nemen om meer schenkingen te verkrijgen, zonder hiervoor in te boeten aan voedselveiligheid.

In de eerste fase van deze thesis werd de huidige donatie-/acceptatieketen in België in kaart

gebracht. Dit gebeurde op basis van de literatuur en met behulp van interviews met de verschillende

betrokken partijen. Hieruit bleek dat de donatie-/acceptatieketen in België zeer versnipperd is en

bestaat uit tal van kleine verenigingen die elk op hun eigen manier werken. Bovendien bleek dat

bijna de helft van de producten verdeeld door de Voedselbanken aangekocht zijn met Europese

steun. Ook werden met behulp van de betrokken partijen de verschillende pijnpunten in deze

huidige keten geïdentificeerd. Eén van de voornaamste pijnpunten bleek de beperkte capaciteit van

de liefdadigheidsverenigingen te zijn. Door deze beperkte capaciteit zijn de donoren bezorgd dat hun

producten niet correct behandeld worden. Hierdoor blijven de schenkingen, zeker van risicovollere

producten (zoals vlees), nog beperkt. Deze beperkte capaciteit bleek te wijten te zijn aan enerzijds

het werken met vrijwilligers waardoor het efficiënt opzetten van organisatie en logistiek niet zo

evident is maar anderzijds ook de beperkte financiële middelen waarover liefdadigheidsverenigingen

beschikken. Dit wordt in de hand gewerkt doordat ze voor de verkregen producten meestal geen

bijdrage mogen vragen aan de mensen in armoede.

Daar ook mensen in armoede recht hebben op veilig voedsel, werd in de tweede fase van deze thesis

nagegaan of de levensmiddelen die bij de mensen in armoede terechtkomen, nog van voldoende

kwaliteit en veiligheid zijn. Hiervoor werden stalen genomen van voedingswaren in vier

liefdadigheidsverenigingen. Er werden gedoneerde bederfbare producten geanalyseerd daar deze

het beste weergeven of de verkregen producten correct behandeld en snel genoeg herverdeeld

worden. Deze snelle herverdeling is noodzakelijk daar de meeste producten slechts een beperkt

aantal dagen voor het overschrijden van hun houdbaarheidsdatum geschonken worden. Uit de

resultaten bleek dat ondanks dat de producten op het einde van hun houdbaarheid zaten, slechts

ongeveer een kwart van de onderzochte stalen een kwaliteitsreductie ondergaan had. Ook op vlak

van hygiëne en voedselveiligheid scoorden de producten over het algemeen vrij goed. Al bleek één

product te hoge aantallen L. monocytogenes te bevatten. De oorzaak van deze overschrijding kan bij

Page 14: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

ABSTRACT

VIII

de liefdadigheidsorganisatie liggen maar kan even goed veroorzaakt geweest zijn door een andere

schakel binnen de keten. Op basis van de resultaten van deze steekproef werden een aantal

pijnpunten omtrent hygiëne, voedselveiligheid en kwaliteitszorg in de donatie-/acceptatieketen

blootgelegd.

In de donatie-/acceptatieketen valt dus een zekere spanning op te merken. Zo dient er steeds een

afweging gemaakt te worden tussen enerzijds het wegschenken van voedsel om voedselverlies en

armoede te reduceren en anderzijds het waarborgen van kwaliteit en veiligheid van de gedoneerde

producten om de gezondheid van de mensen in armoede niet in gevaar te brengen.

Page 15: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

1

Inleiding

In Europa werd in 2010 90 miljoen ton voedsel per jaar verspild, in België wordt het jaarlijkse

voedselverlies (vermijdbaar en onvermijdbaar) geschat op 3,6 miljoen ton per jaar (Monier V.,

Mudgal S. et al. 2010) (Roels and Van Gijseghem 2011). Dit voedselverlies is het gevolg van

verschillende oorzaken zowel binnen de voedselketen als bij de consument. De focus van dit

onderzoek ligt vooral op de voedseloverschotten en -verspilling binnen het laatste deel van de

voedselketen, namelijk op het niveau van de voedselverwerkende bedrijven en de voedseldistributie.

Ondanks de vele inspanningen blijven overschotten en verspilling bestaan. Deze worden vooral in de

hand gewerkt door vraagvoorspelling, marketingstrategieën, voorraadbeheer, esthetische

overwegingen en houdbaarheid (Roels and Van Gijseghem 2011).

Deze voedseloverschotten zomaar verloren laten gaan, is enerzijds niet duurzaam en anderzijds ook

in strijd met de aanwezigheid van armoede en voedseltekorten in Europa en België. Zo liep in 2014 in

Europa 24,4% van de bevolking risico op armoede en was 9,6 % van de Europese bevolking niet in

staat om elke dag een kwaliteitsvolle maaltijd te betalen (FEBA 2014). In België liggen deze

percentages iets lager, maar toch leeft nog 1 op 10 Vlamingen onder de armoedegrens (Vandevoort

2013). Een betere afstemming tussen deze voedseloverschotten en de vraag naar voedselhulp zou

een grote stap zijn in deze armoedebestrijding en in het hergebruiken van deze voedseloverschotten.

Een betere afstemming kan enkel veroorzaakt worden indien de betrokken partijen intensief

samenwerken. Bij de betrokken partijen behoren enerzijds voedselverwerkende bedrijven en de

voedseldistributeurs die hun voedseloverschotten kunnen doneren. Anderzijds zijn er dan ook de

acceptoren, zoals de Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen, die het voedsel tot bij de mensen

in armoede brengen. Zij vormen de basis van de donatie-/acceptatieketen. Daarnaast zijn er nog

partijen die een invloed uitoefenen op deze keten. Ten eerste zijn er de regulatoren die de wetgeving

rond deze keten opstellen om de kwaliteit en veiligheid van de levensmiddelen, net als in de

reguliere keten, te kunnen garanderen. Als tweede zijn er ook nog verschillende facilitatoren. Deze

organisaties proberen elk op hun eigen manier om de doorstroom van voedseloverschotten in de

donatie-/acceptatieketen te vergemakkelijken. Elke betrokken partij bestaat bovendien nog eens uit

verschillende organisaties. Een goede afstemming tussen alle betrokken partijen is dus niet

eenvoudig.

Niet alleen België maar ook andere landen bekijken hoe ze een betere afstemming tussen de

betrokken partijen kunnen verkrijgen. In Europa is rond het donatieproces (nog) geen algemeen EU-

beleid opgesteld, dus elke lidstaat heeft zijn eigen regelgeving (Bio by Deloitte 2014). In bepaalde

lidstaten zijn er sterke versoepelingen op de reguliere levensmiddelenwetgeving om de doorstroom

van de voedseloverschotten sterk te stimuleren. Andere lidstaten vinden dat de regelgeving in de

donatie-/acceptatieketen even strikt moet zijn als in de reguliere keten opdat er niet aan

voedselveiligheid en –kwaliteit zou ingeboet worden.

Deze voedselveiligheid en –kwaliteit van de levensmiddelen in de donatie-/acceptatieketen is naast

de hoeveelheid voedseloverschotten die doorstromen naar de mensen in armoede, een nog

belangrijker gegeven. De veiligheid en kwaliteit van deze voedseloverschotten moeten nl.

evenwaardig zijn als die van de levensmiddelen in het reguliere traject. Dit is niet altijd even

eenvoudig daar extra horden zijn in dit proces die een impact kunnen hebben op de veiligheid van

het product. Zo moet er extra aandacht besteed worden aan het doordacht overschrijden van de

houdbaarheidsdatum, voldoende voedselveiligheidsgedrag vanwege de vrijwilligers en goede

bewaar- en transportcondities van de levensmiddelen.

Page 16: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

INLEIDING

2

Deze masterproef bestaat uit twee delen. In een eerste fase werden verschillende interviews

afgenomen van meerdere betrokken organisaties. Op basis van deze interviews en literatuur kon de

huidige donatie-/acceptatieketen in kaart gebracht worden en konden de pijnpunten in deze keten

geïdentificeerd worden. De tweede fase van het onderzoek bestond uit het evalueren van de

voedselveiligheid en –kwaliteit in de huidige donatie-/acceptatieketen op basis van een steekproef

van 61 stalen. Deze stalen waren afkomstig uit twee sociale kruideniers, één voedselbedeelpunt en

één sociaal restaurant, op die manier werd elke soort acceptor in rekening gebracht.

De centrale vraag van dit onderzoekswerk is dan ook:

Wat zijn de pijnpunten rond hygiëne, voedselveiligheid en kwaliteitszorg in de keten van

voedseldonatie en -acceptatie (met als focus vooral be- en verwerkte levensmiddelen vanuit

verwerkende bedrijven en voedseldistributie)?

Volgende specifieke onderzoeksvragen zijn:

Hoe ziet het schenkingsproces er uit in België (in kaart brengen van de donatie- en

acceptatieketen)?

Welke hygiëneregels omtrent donatie van voedingsproducten zijn er vanuit Europa en wat is het

beleid in België omtrent voedseldonatie/-acceptatie?

Welk beleid is er in andere EU-lidstaten omtrent voedseldonaties/-acceptatie?

Hoe gaan bedrijven met voedseloverschotten om en retailers met voedselverspilling en hoe

kunnen deze gevaloriseerd worden in de strijd tegen armoede?

Hoe gaan liefdadigheidsverenigingen om met de verkregen voedseloverschotten?

Zijn de producten die via voedselhulp bij minderbedeelden terechtkomen nog kwaliteitsvol,

hygiënisch en voedselveilig genoeg?

Figuur 1: Schematische voorstelling van het onderzoek in deze masterproef

Page 17: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

3

1 Literatuurstudie 1.1 Oorzaken van voedselverlies

Tijdens de verwerking van grondstof tot voedsel geschikt voor humane consumptie gaat er heel wat

voedsel verloren. Op wereldschaal wordt dit verlies geschat op 1,3 miljard ton voedsel per jaar, wat

ongeveer neer komt op 1/3 van het voedsel dat geproduceerd wordt voor menselijke consumptie

(Roels and Van Gijseghem 2011). In Vlaanderen wordt het voedselverlies geschat op 1,94 miljoen tot

2,29 miljoen ton per jaar. De oorzaken van dit voedselverlies zijn te vinden in elke schakel van de

voedselketen. Welke schakel welke hoeveelheid voedselverlies veroorzaakt, is weergegeven in Figuur

2 (Vlaamse Regering 2015).

Figuur 2: Geschatte voedselverliezen in Vlaanderen binnen de verschillende schakels van de voedselketen (Vlaamse

Regering 2015).

Grote verliezen worden veroorzaakt tijdens de primaire productie. Denk aan voedselgewassen die

beschadigd worden door ziektes of schimmels of verliezen veroorzaakt doordat het gewas niet meer

aan de kwaliteitseisen van de consument voldoet (Roels and Van Gijseghem 2011). De grootste

voedselverliezen echter worden veroorzaakt tijdens de verwerking. In de industrie is er zowel

onvermijdbaar als vermijdbaar voedselverlies. De vermijdbare voedselverliezen worden er

veroorzaakt door overproductie, technische tekortkomingen, beschadiging van producten of

verpakkingen… In de distributie (o.a. supermarkten en de detailhandel) wordt het vermijdbaar

voedselverlies dan weer veroorzaakt door strenge houdbaarheidsdata, verkeerde afstemming van

vraag en aanbod, beschadigde verpakkingen… Daarna zijn er nog de voedselverliezen die veroorzaakt

worden door bedrijven die bereid voedsel aanbieden zoals restaurants en catering. Deze worden in

de hand gewerkt door o.a. verkeerde portiegroottes, moeilijke vraagvoorspelling… Een vijfde oorzaak

van voedselverlies ligt in de huishoudens. Verkeerde portiegroottes, onvoldoende kennis en

keukenvaardigheden en onvoldoende bewustzijn… leiden tot verlies (Roels and Van Gijseghem

2011). Ook het fout interpreteren of twijfel over de houdbaarheidsdatum leveren binnen de

huishoudens een bijdrage aan het voedselverlies (Monier V., Mudgal S. et al. 2010). Als laatste is er

nog het voedsel dat verloren gaat door het transport doorheen alle stadia van de voedselketen. Dit

kan veroorzaakt worden door het niet onderhouden van de koudeketen, door beschadiging of door

onhygiënische omstandigheden (Martínez Z, Menacho P et al. 2014).

Er gaat dus té veel voedsel zo maar verloren. De belangrijkste stap om dit voedselverlies te

reduceren is preventie. In de Ketenroadmap Voedselverlies 2015-2020 werden actieprogramma’s

opgesteld om de doelstelling, 15% minder voedselverliezen in Vlaanderen tegen 2020, te helpen

realiseren. Zo bestaat actieprogramma 1 uit verschillende acties om de voedselverwerkende

bedrijven in de keten te helpen om hun voedselverliezen te reduceren vb. door een gratis

voedselverliesconsultancy aan te bieden aan voedingsbedrijven. Het voedselverlies doorheen de

reguliere voedselketen reduceren, behoort echter niet tot de scope van deze thesis. In een tweede

instantie kan men dan bepalen welke mate dit voedsel nog geschikt is voor humane consumptie. Dit

deel kan dan eventueel geschonken worden aan de minderbedeelden. Niet alleen de

Page 18: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

4

minderbedeelden maar ook de bedrijven en de retailers winnen hierbij. De bedrijven en retailers

zouden op die manier namelijk geld kunnen besparen door het verminderen van hun kosten voor

hun afvalverwerking (Schneider 2013).

1.2 Schema en definities inzake voedselverlies

In de literatuur zijn er verschillende definities omtrent voedselverlies, voedseloverschot,

voedselafval en voedselverspilling te vinden. Ter verduidelijking van deze definities werd

onderstaand stroomschema opgesteld (Figuur 3).

Figuur 3: Stroomschema ter verduidelijking van de definities omtrent voedselverlies, voedselverspilling,

voedseloverschot en voedselafval. De definities van voedselverlies en voedselverspilling zijn gebaseerd op het document

‘Voedselverlies in ketenperspectief’ (OVAM 2012), de definitie van voedseloverschotten werd opgesteld op basis van

Tarasuk V., & Eakin J. A. (2005). De definiëring van hetgeen niet meer kan dienen voor menselijke consumptie is

gebaseerd op het document FUSIONS Definitional Framework for Food Waste (Östergren K., Gustavsson J. et al. 2014).

Page 19: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

5

In de reguliere keten worden grondstoffen omgezet in voedsel geschikt voor menselijke consumptie,

benoemd als levensmiddel. Tijdens deze omzetting zijn er tal van oorzaken (zie 1.1. Oorzaken van

voedselverlies) waardoor het voedsel uit de voedselketen kan verwijderd worden. Echter, eens uit de

voedselketen verwijderd, kan het niet terug in de voedselketen terecht komen. Deze fractie behoort

dan tot food waste of voedselafval. Voedselafval wordt gedefinieerd als “levensmiddelen en

oneetbare delen die verwijderd worden uit de voedselketen” en kan niet meer dienen voor menselijke

consumptie of herverdeling naar minderbedeelden. Deze producten kunnen wel nog dienen voor de

productie van diervoeder, bio-energie (door anaerobische vertering, cogeneratie of verbranding) of

voor het behoud van organisch materiaal in de bodem (via inploegen, compostering, overschotten op

het land te laten liggen of as van verbranding). Een laatste deel van de voedseloverschotten kunnen

echter niet gerecupereerd worden nl. diegene die gestort worden en diegene die terechtkomen in

het afvalwater. Dit deel is zeer minimaal aangezien dit bij voedseloverschotten wettelijk streng

beperkt is. De ladder van Lansink beperkt streng het storten door bevordering van hergebruik en

terugwinning (De Raad van de Europese Unie 1999). Indien er toch gestort wordt, moet dit op

reguliere en vergunbare stortplaatsen gebeuren. Ook het lozen van afvalwater is streng

gereglementeerd in VLAREM II. Het lozen van afval in de riolering of in het oppervlaktewater is

verboden (Vlaamse Regering 2015). De definiëring van hetgeen niet meer kan dienen voor

menselijke consumptie is gebaseerd op het document FUSIONS Definitional Framework for Food

Waste (Östergren K., Gustavsson J. et al. 2014).

Echter, tijdens de omzetting van grondstof tot menselijke consumptie zijn er ook oorzaken waardoor

levensmiddelen in een soort nevenketen van de reguliere keten kunnen terechtkomen. Hierdoor

blijven ze binnen de voedselketen en kunnen ze dus nog wel geconsumeerd worden (Östergren K.,

Gustavsson J. et al. 2014). Dit wordt als het voedselverlies gedefinieerd. ‘Voedselverlies is elke

reductie in het voor menselijke consumptie beschikbare voedsel, die in de voedselketen, van oogst tot

en met consumptie, plaatsvindt.’ Binnen dit voedselverlies kunnen dan nog 2 termen

voedseloverschot en voedselverspilling gedefinieerd worden. ‘Voedselverspilling is de meest pure en

bewuste vorm van voedselverlies die zich op het einde van de keten, dus op het niveau van het

huishouden en de retail, voordoet’ (OVAM 2012). Voedseloverschot wordt door Tarasuk end Eakin

(2005) dan weer gedefinieerd als ‘onvoordelige landbouwgewassen, nieuwe producten die falen bij

het in de markt zetten of verwerkt voedsel dat niet geschikt is voor de retail door productiefouten of

schade tijdens transport, verwerking of bewaring’ (Tarasuk V. and Eakin J. A. 2005).

Voedseloverschot is dan het voedselverlies dat eerder structureel is van aard en dus vroeger in de

keten gebeurt (primaire productie, verwerking, groothandel, distributie). Dus zowel de

voedseloverschotten als de voedselverspilling kunnen herverdeeld worden naar minderbedeelden.

Ze hebben de menselijke voedselketen nooit verlaten en kunnen dus beschouwd worden als een

donatie/acceptatie alternatief van de reguliere voedselketen.

1.3 Wetgeving

Ondanks de verschillende mogelijkheden voor herverdeling van voedseloverschotten en

voedselverspilling, gebeurt dit slechts in beperkte mate. De reden waarom recuperatie van

voedseloverschotten en voedselverliezen nu nog maar in beperkte mate gebeurt, is omdat er tal van

wetten en regels zijn die belangrijke barrières vormen bij die herverdeling. Dit zowel op Europees als

nationaal niveau (Hansens, Ekegrem et al. 2014).

Page 20: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

6

1.3.1 Beleid binnen de EU

Wanneer men Artikel 2 en Artikel 3 binnen de Verordening (EU) Nr. 178/2002 (‘General food law’)

strikt interpreteert, moeten de Voedselbanken volgens Europa bekeken worden als operatoren

binnen de voedselketen (EC. 2002). Gevolg, Voedselbanken moeten aan dezelfde regels voldoen als

alle andere operatoren in de voedselketen (Hansens, Ekegrem et al. 2014). Dit wil zeggen dat

Voedselbanken volgende regelgeving moeten opvolgen:

- The General Food Law of Verordening (EU) Nr. 178/2002 (Hansens, Ekegrem et al. 2014).

Hierin staan regels omtrent de voedselveiligheid. Zo mag er vb. geen onveilig voedsel op de

markt terecht komen (Artikel 14). Ook de vereisten omtrent traceerbaarheid staan hierin

beschreven. Zo moeten de operatoren in de keten voor elk product kunnen documenteren

van wie ze een bepaald product gekregen hebben en aan wie ze dit product verkocht hebben

(Artikel 18) (EC. 2002).

- Verordening (EU) Nr. 852/2004 en Verordening (EU) Nr. 853/2004 (Hansens, Ekegrem et al.

2014). Deze wetgevingen gaan over hygiëneregels wanneer men in aanraking komt met

levensmiddelen (EC. 2004) en waarbij de Verordening Nr. 853/2004 een uitbreiding vormt

met regels specifiek voor voedsel van dierlijke afkomst (EC. 2004). In deze verordeningen zijn

de goede hygiënepraktijken en HACCP-principes uitgewerkt.

- Verordening (EU) Nr. 1169/2011 (Bio by Deloitte 2014). Deze wetgeving behandelt de

etikettering van levensmiddelen en hun datummarkering (EC. 2011).

Echter, wanneer voedseldonoren aan alle regels zullen moeten voldoen, zullen ze eerder geneigd zijn

om voedseloverschotten weg te gooien dan ze te schenken aan de Voedselbanken om zo risico’s

omtrent vb. aansprakelijkheid en bijkomende hygiëne-inspecties te vermijden (Bio by Deloitte 2014)

(Europees parlement en de raad 2004). Daarom definiëren sommige lidstaten (vb. Noorwegen, Italië)

de Voedselbanken als eindverbruiker i.p.v. operator. Hierdoor is er een verschuiving van B2B naar

B2C waarbij de acceptoren dus bekeken worden als eindconsument. Door deze verschuiving moeten

zowel de donoren als de acceptoren aan minder regels voldoen (Hansens, Ekegrem et al. 2014).

Om voedseldonatie te vergemakkelijken wil Europa deze definitie nu ook deels doortrekken. Normaal

moeten retailers, die onverpakte dierlijke producten zoals vlees, vis, kaas en eieren alleen verkopen

aan de eindconsument (B2C), enkel voldoen aan Verordening (EU) Nr. 852/2004. Wanneer een

dergelijke retailer echter voedsel schenkt aan de Voedselbanken of andere liefdadigheidsinstellingen

(niet enkel dierlijke maar ook plantaardige of voorverpakte producten), beschouwd als operatoren in

de voedselketen, dan verschuift het naar B2B en moet het voldoen aan de bijkomende wetgeving

Verordening (EU) Nr. 853/2004 en volgens Verordening (EU) Nr. 882/2004 ook meer hygiëne-

inspecties van de overheid ondergaan.

Om de donatie te vergemakkelijken, heeft Europa deze wetgeving versoepeld. Zo volstaat het dat de

retailer maar voldoet aan Verordening (EU) Nr. 852/2004 zolang de activiteit ‘marginal, localised and

restricted’ is. In praktijk echter, verkiezen retailers vaak uit logistieke overwegingen om het

gedoneerde voedsel centraal te verzamelen en dan pas te schenken. Zo is het echter geen ‘marginal,

localised and restricted’ activiteit, waardoor er toch weer aan de Verordening (EU) Nr. 853/2004 zou

moeten voldaan worden (DG SANTE 2015).

Binnen de EU is er dus nog geen duidelijk beleid uitgestippeld omtrent voedseldonatie, hierdoor

varieert dit sterk tussen de verschillende lidstaten (Bio by Deloitte 2014). Wil men donatie van

levensmiddelen vergemakkelijken, dan is een verduidelijking van deze EU regelgeving noodzakelijk.

Daarom stelt de EU voor dat elke lidstaat een leidraad opstelt voor voedseldonor en

Page 21: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

7

voedselacceptor. Wanneer deze leidraad opgevolgd wordt, wordt er voldaan aan de relevante EU

wetgeving. Deze leidraad zou, onder andere, informatie kunnen omvatten rond taken en

verantwoordelijkheden, welke voedingsmiddelen geschikt zijn voor donatie, interpretatie van

houdbaarheidsdata, invulling van goede praktijken en HACCP principes, voorwaarden voor opslag,

transport en traceerbaarheid, legale aansprakelijkheid en fiscale voordelen (DG SANTE 2015).

1.3.2 Beleid in België

Rond de meeste van bovenstaande onderwerpen zijn er al Belgische regels opgesteld. Zo heeft het

FAVV een omzendbrief opgesteld met de bepalingen die van toepassing zijn op Voedselbanken en

liefdadigheidsverenigingen. Hierin worden richtlijnen beschreven met betrekking tot de interpretatie

van houdbaarheidsdata, traceerbaarheid, etikettering en het invriezen van levensmiddelen (FAVV

2015). In deze omzendbrief staat echter niet vermeld of liefdadigheidsverenigingen een erkenning,

toelating of registratie nodig hebben. Ook de mate waarin liefdadigheidsverenigingen een eigen

intern controlesysteem op het respecteren van GMP en HACCP dienen uit te voeren, wordt niet

vermeld. Daarnaast worden hierin ook geen richtlijnen meegegeven omtrent transport,

verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. In België zijn er dus wel richtlijnen maar die zijn nog

steeds niet overal gekend en ook nog niet samengevat in 1 document die als leidraad zou kunnen

dienen. Eerst zullen de onderwerpen die toegelicht worden in de omzendbrief van het FAVV

besproken worden. Daarna volgt wat in de Belgische wetgeving staat omtrent de andere

onderwerpen.

1.3.2.1 Omzendbrief FAVV

Omtrent houdbaarheid en welke levensmiddelen geschikt zijn voor donatie kan gesteld worden dat

de belangrijkste bron van voedselverlies veroorzaakt wordt door producten die hun

houdbaarheidsdatum overschrijden (Garrone, Melacini et al. 2014). De grootste hoeveelheid van de

producten die geschonken worden, zijn dan ook levensmiddelen waarvan de THT bereikt of

overschreden is. In bepaalde gevallen kunnen deze levensmiddelen nl. nog worden verdeeld aan de

consument zonder risico voor een negatief effect op de gezondheid. Met behulp van een niet-

limitatieve lijst opgesteld door het FAVV (zie Bijlage 1), kunnen Voedselbanken en

liefdadigheidsverenigingen oordelen of deze producten nog geschikt zijn voor donatie. Men zoekt tot

welke van de 4 categorieën (zeer lang houdbaar – lang houdbaar – beperkt houdbaar – kort

houdbaar) het levensmiddel behoort, waarna men een richtlijn kan lezen omtrent de maximale

houdbaarheid van dit product. Zo kan men vb. een pakje koffie dat behoort tot de categorie ‘zeer

lang houdbaar’, tot 1 jaar na de THT bewaren mits er geen gebreken aan de verpakking of het

product zijn. De opgegeven inschatting van het FAVV omtrent de houdbaarheid na overschrijden van

de THT is louter indicatief en moet dus geval per geval gebeuren. Voor deze regelgeving omtrent THT

moet wel gegarandeerd kunnen worden dat de verpakkingen ongeschonden blijven en de

koudeketen en bewaaromstandigheden van de levensmiddelen gerespecteerd worden. Echter,

producten waarbij de TGT-datum overschreden is, mogen niet meer verdeeld worden tenzij deze

ingevroren worden (zie invriezen). Na deze datum kunnen deze producten nl. een schadelijk effect

hebben op de gezondheid (FAVV 2015).

Naast richtlijnen met betrekking tot de houdbaarheid staan er in de omzendbrief ook nog richtlijnen

met betrekking tot etikettering. Elke consument heeft recht op de volledige informatie over de

levensmiddelen die hij zal consumeren (FAVV 2015). Welke informatie op de voorverpakte

levensmiddelen dient te staan, is vermeld in de Verordening (EU) Nr. 1169/2011 van oktober 2011

(EC. 2011). Om deze verplichte etikettering te verduidelijken, werd door het FAVV een brochure

opgesteld voor alle operatoren van de voedselketen. In deze brochure staat welke informatie op het

Page 22: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

8

etiket moet en mag. Zo moet er o.a. duidelijk op de verpakking staan welke allergenen er in het

product zitten, de houdbaarheidsdatum, de ingrediëntenlijst, de bewaarmethode… Daarnaast moet

bij diepgevroren producten ook duidelijk vermeld worden dat ontdooide producten niet opnieuw

mogen ingevroren worden (FAVV 2012).

Ook liefdadigheidsverenigingen die gekoelde voorverpakte levensmiddelen willen invriezen, moeten

dit op het etiket vermelden. Daarnaast zijn er in de omzendbrief van het FAVV ook nog andere

richtlijnen weergegeven die liefdadigheidsverenigingen dienen te volgen indien ze levensmiddelen

willen invriezen. Zo moeten de liefdadigheidsverenigingen - volgens de richtlijnen van de

omzendbrief van het FAVV - beschikken over diepvriesinstallaties met voldoende capaciteit.

Daarnaast moet het invriezen ten laatste plaatsvinden op de uiterste houdbaarheidsdatum. Ook

dienen de ingevroren producten tussen 48 uur en 2 maand na invriezen herverdeeld te worden.

Uiteindelijk moet een liefdadigheidsvereniging er ook voor zorgen dat de koudeketen nooit

doorbroken wordt (slechts een korte schommeling van de temperatuur van max. 3°C is toegelaten)

en dat de temperatuur bij ontvangst van de producten steekproefsgewijs gecontroleerd wordt (FAVV

2015), (KB 2014). Een lijst van de temperatuur voorschriften (zie Bijlage 2) die hierbij gelden, is

opgenomen in de bijlagen van het KB van 13 juli 2014 (KB 2014).

Als laatste komen in de omzendbrief van het FAVV enkele richtlijnen omtrent traceerbaarheid aan

bod. Traceerbaarheid van de gedoneerde producten is noodzakelijk. Zo kan er bij crisis snel

ingegrepen worden. Voor Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen voorziet België een

versoepeling op de wetgeving over traceerbaarheid voor operatoren in de keten. Deze versoepeling

houdt in dat donoren enkel een lijst van vestigingen van liefdadigheidsorganisaties en

Voedselbanken moeten bijhouden waaraan geleverd werd en dat de acceptoren enkel een lijst

moeten bijhouden van bedrijven waarvan de producten afkomstig zijn (FAVV 2015). Door die

versoepeling op de traceerbaarheid worden de gevraagde inspanningen van de bedrijven

gereduceerd. Op die manier wordt geprobeerd bedrijven te stimuleren hun overschotten te

schenken.

1.3.2.2 Belgische wetgeving omtrent de onderwerpen niet besproken in de omzendbrief

In België dient elke operator in de voedselketen gekend te zijn bij het FAVV. In het KB van 16 januari

2006 heeft men een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten bedrijven en hun

activiteiten daar deze invloed hebben op de te vervullen formaliteiten en verplichtingen. Zo worden

de operatoren toegewezen aan één van volgende categorieën : erkenning, toelating of registratie

(KB 2006). Volgens de activiteitenfiches van het FAVV volstaat een registratie voor Voedselbanken en

liefdadigheidsverenigingen indien er uitsluitend levensmiddelen, met een houdbaarheid van

minstens 3 maanden bij omgevingstemperatuur, gegeven worden aan de mensen in armoede (FAVV

2014). Vanaf dat de levensmiddelen minder dan 3 maand houdbaar zijn of de levensmiddelen langer

dan 3 maand houdbaar blijven mits een bijkomende maatregel (vb. invriezen), dienen de

Voedselbanken en liefdadigheidsvereniging een toelating aan te vragen (FAVV 2014). Ook een sociaal

restaurant dient een toelating aan te vragen (FAVV 2014). Liefdadigheidsorganisaties worden dus

gezien als onderdeel van de voedselketen en dienen bijgevolg te voldoen aan Verordening (EU) Nr.

852/2004 en aan het KB autocontrole. In principe zouden de liefdadigheidsverenigingen dus aan

dezelfde wetgeving omtrent GHP, HACCP en traceerbaarheid moeten voldoen als elke andere

operator. Echter, in het MB van 22 maart 2013 staan versoepelingen op vlak van autocontrole en

traceerbaarheid. Voor Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen, die onder Art 3 §2 van dit

ministerieel besluit vallen, is het voldoende indien ze GHP en een versoepelde HACCP toepassen (MB

2013). De versoepeling op vlak van traceerbaarheid werd eerder al besproken.

Page 23: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

9

Daarnaast is in België de fabrikant/retailer verantwoordelijk voor zijn producten tot op het moment

dat ze afgehaald worden. Daarna zijn het de Voedselbanken of charitatieve verenigingen die

verantwoordelijk zijn. Belangrijk is dan ook dat bij afhaling de verpakking, de houdbaarheidsdatum

en de opslagtemperatuur gecontroleerd worden (Belgische Federatie van Voedselbanken). Ook voor

het transport zijn deze accepterende verenigingen verantwoordelijk. Deze levensmiddelen kunnen

getransporteerd worden naar een opslagplaats van een overkoepelende organisatie (vb.

Voedselbanken) of een onafhankelijke organisatie (POD maatschappelijke integratie 2015). Deze

overkoepelende organisaties zorgen dan voor verdere verdeling naar kleinere afhankelijke

organisaties en worden dus gezien als operatoren in de keten. Wanneer de producten dan bij de

liefdadigheidsverenigingen zijn toegekomen, zijn zij verantwoordelijk voor het naleven van de

uiterste gebruiksdatum (POD maatschappelijke integratie 2015).

Goede opslagcondities zijn vooral van belang bij overkoepelende organisaties (vb. Voedselbanken),

omdat de voedingsmiddelen daar een langere periode kunnen aanwezig zijn. Deze organisaties

moeten dan ook beschikken over een opslagplaats erkend door het FAVV (POD maatschappelijke

integratie 2015). Naast het zorgen voor hygiënische omstandigheden is de temperatuur tijdens

opslag ook belangrijk. Zo moeten, wettelijk gezien, de gekoelde ruimtes waar levensmiddelen liggen

een temperatuur van 1°C bedragen. Ook mogen producten slechts geschonken worden indien hun

temperatuur niet hoger is dan hun voorgeschreven temperatuur, terug te vinden in het KB

betreffende levensmiddelenhygiëne van 13 juli 2014 (KB 2014) (zie Bijlage 2).

Een groot deel van het budget van de Voedselbanken en van liefdadigheidsverenigingen gaat naar

transport (POD maatschappelijke integratie 2015). Idealiter worden hiervoor koelwagens gebruikt,

transport met behulp van koelboxen wordt als minimum gezien (FAVV 2015). Tijdens bereiding,

vervoer, opslag, uitstalling en levering is een korte schommeling van de temperatuur toegelaten

zolang de schommeling niet meer dan 3° C bedraagt en er geen gezondheidsrisico’s kunnen optreden

(KB 2014).

Als laatste zoekt België, naast het bewaken van de hygiëne en de voedselveiligheid, naar middelen

om het aantal donaties te stimuleren. Dit kan o.a. door fiscale voordelen voor de donor in het

nationaal beleid op te nemen. In België dienen donoren sinds 2013 geen BTW te betalen op de

producten die geschonken worden. Deze regelgeving geldt enkel wanneer de producten geschonken

worden aan een erkende instelling, bv. aan één van de negen Voedselbanken die onder de Belgische

Federatie van Voedselbanken vallen (Bio by Deloitte 2014).

1.3.3 Beleid andere EU-lidstaten

Aangezien er geen algemeen EU-beleid is omtrent voedseldonatie heeft elk lidstaat een eigen beleid.

Onderstaande tabel (zie Tabel 1) geeft een overzicht van een aantal belangrijke punten binnen het

beleid van een aantal EU-lidstaten.

Bij deze tabel dienen een aantal opmerkingen gemaakt te worden. Zo maken alle opgesomde EU-

landen gebruik van de financiële steun van het FEAD-programma. Enkel de landen die voor meer dan

10 miljoen steun verkregen, werden aangeduid (zie Tabel 1, ‘FEAD-programma’). Bij de andere

landen is deze financiële steun nl. beperkt omdat het slechts een kleinschalig project steunt (EC.

2015)

De Europese Richtlijn 2008/98/EG spoort de lidstaten aan om de afvalhiërarchie (zie Figuur 4) ook in

hun nationale wetgeving op te nemen (EC. 2008). Slechts een beperkt aantal lidstaten (zie Tabel 1,

‘Opname afvalhiërarchie in nationale wetgeving’) heeft dit al volbracht. In deze afvalhiërarchie

worden voedseldonaties als prioritair gezet boven hergebruik voor dierenvoeders, recuperatie via

Page 24: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

10

bv. anaerobe vertering en afval. In praktijk echter, is het in vele lidstaten voor bedrijven duurder om

te schenken dan om het verloren voedsel anaeroob te laten verteren (Bio by Deloitte 2014),

(Ministerie van Infrastructuur en Milieu), (Penttinen 2012).

Figuur 4: De afvalhiërarchie (Flanders' Food 2013)

Zoals reeds eerder vermeld, worden de Voedselbanken in Europa als operatoren binnen de

voedselketen gedefinieerd. Enkel Italië heeft in 2003 een wet ‘the Good Samaritan Law’

goedgekeurd. Door deze wet vormt een Voedselbank in Italië geen schakel van de keten maar wordt

ze gelijkgesteld aan de finale consument. Hierdoor zijn voedseldonoren enkel aansprakelijk voor de

voedselveiligheid en hygiënecondities tot aan de Voedselbank. Door deze wet zijn donoren wat meer

gerustgesteld waardoor ze sneller geneigd zijn om levensmiddelen te schenken (Bio by Deloitte

2014).

Europa laat toe dat voedingsmiddelen na hun THT-datum nog geschonken worden. Griekenland,

Hongarije, Polen, Spanje en Zweden echter introduceerden een nationale wet die verbiedt om

producten nog na hun THT-datum te schenken. Deze nationale wet kwam er doordat

voedseldonoren geen risico’s wilden nemen om aansprakelijk gesteld te worden voor deze

producten. Daarnaast vreesden de donoren dat een mogelijke daling van de kwaliteit bij het

overschrijden van de THT-datum, een negatieve invloed kon hebben op hun merknaam (Bio by

Deloitte 2014). Deze verstrengde wetgeving omtrent houdbaarheid leidt echter vaak tot een grote

beperking van het aantal schenkingen. Bij deze landen vormt hun nationale wetgeving hieromtrent

dan ook de grootste barrière.

Zoals reeds eerder vermeld (zie 1.3.1) stelt de EU voor dat elke lidstaat een leidraad opstelt voor

voedseldonor en voedselacceptor. Als deze leidraad opgevolgd wordt, wordt voldaan aan zowel de

Europese als nationale wetgeving. Enkel Frankrijk, Nederland en Finland hebben al een goede

werkpraktijken handleiding opgesteld (Bio by Deloitte 2014), (Voedselbanken Nederland 2014),

(EVIRA 2013). De Nederlandse leidraad ‘Handboek Voedselveiligheid Vereniging van Nederlandse

Voedselbanken’ is opgesteld in 2014 en is nog in progressie (Voedselbanken Nederland 2014).

De Europese richtlijn 2006/112/EC stelt dat er op geschonken goederen slechts een verminderde

BTW dient betaald te worden door de donoren. Zo dient niet de oorspronkelijke BTW-waarde van

het product betaald te worden maar dient slechts de BTW betaald te worden op de waarde van het

product op het moment dat het gedoneerd wordt. Daar de waarde van het product gezakt is, door

het bereiken van de houdbaarheidsdatum of beschadiging, zal het bedrijf dus minder BTW moeten

betalen op de geschonken producten. Twee problemen duiken op bij deze richtlijn. Enerzijds kan de

vraag gesteld worden wie de waarde van de geschonken producten bepaalt, anderzijds is het voor

bedrijven op die manier duurder om hun producten te herverdelen dan om hun producten tot afval

te herleiden. De richtlijn laat echter ruimte voor interpretatie zodat de lidstaten hier elk op een

Page 25: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

11

verschillende manier mee omgaan. In de meeste lidstaten wordt de richtlijn zo geïnterpreteerd dat

er geen BTW betaald moet worden op de geschonken producten. Er wordt door deze lidstaten

voldaan aan de Europese wetgeving door te stellen dat de waarde van de geschonken producten

verwaarloosbaar is. Slechts bij enkele lidstaten (Denemarken, Spanje, Finland en Zweden) verloopt

de BTW bij schenkingen net zoals in de reguliere keten en dient er dus ook op de geschonken

goederen nog BTW betaald te worden (Bio by Deloitte 2014), (Voedselbanken Nederland 2015).

Daarnaast zijn er in de meeste EU-lidstaten ook fiscale voordelen voor een bedrijf bij donatie van

producten. Dit werd ingevoerd om het aantal donaties te stimuleren. Twee verschillende voordelen

kunnen opgenomen worden in de nationale wetgeving. Enerzijds is er het belastingkrediet (vb. in

Frankrijk en Spanje). Een bedrijf kan dit belastingkrediet aanwenden bij z’n belastingaangifte. In

Frankrijk bedraagt deze 60%. Frankrijk heeft door dit hoge percentage dan ook één van de meest

aantrekkelijke fiscale regelgevingen omtrent donatie binnen Europa. De hoeveelheid die geschonken

wordt, is wel geplafonneerd tot een bepaald percentage van de omzet van het bedrijf. Anderzijds

kunnen schenkingen in mindering worden gebracht bij de winstberekening zodat het bedrijf ten

gevolge van de schenkingen minder belastingen dient te betalen. Dit fiscaal voordeel wordt in vele

landen (vb. Denemarken, Griekenland, Duitsland, Italië…) toegepast om het aantal schenkingen te

stimuleren (Bio by Deloitte 2014), (Voedselbanken Nederland 2015), (PwC).

Als laatste werd ook nog verplichte schenking in de tabel opgenomen. In mei 2015 is in Frankrijk een

wetsvoorstel goedgekeurd. Deze wet dwingt supermarkten, groter dan 1000 m2, om afgedankt

eetbaar voedsel te doneren aan een goed doel. Dit verschilt met de Belgische aanpak waarin het

schenken van voedingsmiddelen niet verplicht maar wel gepromoot wordt (De Morgen 2015).

Frankrijk is voorlopig het enigste EU-land dat deze wet invoert. Frankrijk heeft dan ook één van de

sterkst ontwikkelde beleiden wat betreft voedseldonatie en wordt gezien als koploper op dat vlak in

Europa (Bio by Deloitte 2014).

In Tabel 1, ‘Belangrijkste barrière’ staat voor elke lidstaat weergegeven welke nationale

wetgeving(en)/barrière(s) het aantal donaties reduceert. Deze barrières werden geïdentificeerd door

het beleid van de onderzochte lidstaten met elkaar te vergelijken. De vergelijking werd gedaan op

basis van een literatuuronderzoek aangevuld met interviews van experten in de verschillende landen.

Bij sommige EU-lidstaten werden in de literatuur geen belangrijke barrières weergegeven (Bio by

Deloitte 2014).

1.3.4 Beleid buiten de EU

Ook buiten de EU zijn er landen die wetgevingen opstellen om het doneren van levensmiddelen te

stimuleren. Een sterk uitgewerkt beleid buiten de EU is dat van Canada. Zo past Canada net als Italië

‘the Good Samaritan law’ toe en heeft het, net als Frankrijk, Nederland en Finland, een goede

werkpraktijken handleiding opgesteld voor haar Voedselbanken, de ‘Food Safety Guidelines For Food

Banks’. De handleiding is zeer praktijkgericht en focust zich vooral op het trainen van staf en

vrijwilligers. Andere aspecten zoals aansprakelijkheid, verantwoordelijkheid en traceerbaarheid

komen in deze handleiding niet aan bod. Daarnaast geeft men slechts beperkt informatie over hoe er

moet omgegaan worden met de houdbaarheid van de levensmiddelen (Halton Region 2011). Deze

leidraad benadrukt dus andere aspecten dan de al opgestelde leidraden door enkele EU-lidstaten en

behandelt dus niet alle criteria opgesteld door de Europese Commissie. Tot slot wordt gesteld dat in

Canada geen ondersteunend fonds bestaat zoals het FEAD-fonds. Hierdoor blijven de Voedselbanken

afhankelijk van donaties, wat een belangrijke barrière vormt in het blijven voldoen aan de vraag

(Tarasuk, Dachner et al. 2014).

Page 26: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

12

Tabel 1: Verschillen tussen de EU-lidstaten omtrent de nationale wetgevingen over voedseldonaties, gebaseerd op het document ‘Comparative study on EU member states’ legislation and

practices on food donation’ (Bio by Deloitte 2014).

*Te kort aan capaciteit en infrastructuur

*Te weinig aandacht voor 2de trap afvalhiërarchie

Denemarken x x *Strenge nationale wetgeving voedselveiligheid

Frankrijk x x x x x *Onduidelijkheid omtrent het belastingkrediet.

*Wet houdbaarheid aangepast

maar niet opgevolgd door donoren

Duitsland x x x * Logistieke problemen

Hongarije x x x *Strenge toepassing houdbaarheid

Italië x x x x *Onduidelijkheid bij publieke gezondheidsautoriteiten

Polen x x x x *Strenge toepassing houdbaarheid en hygienewetgeving

*Onvoldoende kennis van EU hygiene packages

en General Food law

Spanje x x x *Strenge toepassing houdbaarheid

*Strenge toepassing houdbaarheid

*Grote verantwoordelijkheid donoren

Groot-Brittannië x x

Nederland x x x x

Finland x x x x

Belangrijke barrièreFEAD -

programma

Opname

afvalhiërarchie in

nationale wetgeving

Good

Samaritan

Law

Verstrengde nationale

wetgeving omtrent

houdbaarheid

Goede

werkpraktijken

handleiding

Geen BTW op

geschonken

producten

Fiscale

voordelen

bij donatie

Verplichte

schenking

x x

België x

x x

Portugal

Zweden x x

x

x

Griekenland x

x

x

Page 27: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

13

1.4 Micro-organismen in gedoneerd voedsel

In de wetenschappelijke literatuur werden tot nu toe geen gerapporteerde gebeurtenissen gevonden

waarbij het overschrijden van de houdbaarheidsdatum, goede praktijken of bewaarcondities in

Voedselbanken of liefdadigheidsorganisaties hebben geleid tot de aanwezigheid van schadelijke

micro-organismen in de levensmiddelen (zie 2.4). Inspelend op deze lacune in de wetenschappelijke

literatuur zullen in deze masterproef de pijnpunten omtrent voedselveiligheid, hygiëne en

kwaliteitszorg van de levensmiddelen in deze donatie-/acceptatieketen, onderzocht worden.

Eerst zal besproken worden welke schadelijke micro-organismen een rol kunnen spelen wanneer de

THT/TGT-datum overschreden wordt. Daarna wordt de invloed van het voedselveiligheidsgedrag van

de werknemers en het effect op het voorkomen van schadelijke micro-organismen in de donatie-

/acceptatieketen besproken. In een derde deel volgt het belang van goede bewaarcondities om de

groei van micro-organismen te beperken.

1.4.1 Houdbaarheidsdatum

De grootste bron van voedselverlies in de voedselverwerkende industrie en de voedseldistributie

wordt veroorzaakt door het overschrijden van de interne houdbaarheidsdata bij de industrie en de

houdbaarheidsdata bij de distributie. Het zijn ook deze producten die het meest geschonken worden

(Garrone, Melacini et al. 2014). Allereerst is een goede kennis en toepassing van deze

houdbaarheidsdata noodzakelijk om het voedselverlies te beperken. Daarnaast is dit ook van groot

belang bij het verzamelen van de levensmiddelen die nog geschikt zijn voor donatie.

1.4.1.1 THT/TGT

Er zijn twee houdbaarheidsdata mogelijk. Enerzijds is er de THT-datum (tenminste houdbaar tot),

anderzijds is er de TGT-datum (te gebruiken tot). Het verschil tussen deze twee houdbaarheidsdata

wordt beschreven in de Europese wetgeving. De THT-datum of de datum van minimale

houdbaarheid wordt in de wet gedefinieerd als “de datum tot waarop het levensmiddel zijn

specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard” (EC. 2011). Bij

overschrijding van de THT-datum kan een deel van de kwaliteit van het product verloren gaan, maar

het vormt geen direct gevaar voor de menselijke gezondheid zolang de verpakking intact is (FAVV

2015). Wanneer echter een levensmiddel vanuit microbiologisch oogpunt zeer vatbaar is voor bederf

en bijgevolg na overschrijden van zijn houdbaarheidsdatum een onmiddellijk gevaar kan opleveren

voor de menselijke gezondheid, moet gebruik gemaakt worden van de uiterste consumptiedatum of

TGT-datum. Wanneer de TGT-datum overschreden is, wordt het levensmiddel dan ook als onveilig

beschouwd (EC. 2011). Bij deze houdbaarheidsdata dienen steeds instructies te staan met de goede

bewaaromstandigheden van het product aangezien deze de houdbaarheidsdata sterk beïnvloeden

(Ceuppens, Van Boxstael et al. 2016). Houdbaarheidsdata dienen enkel aanwezig te zijn op

voorverpakte levensmiddelen. Er dienen geen houdbaarheidsdata aanwezig te zijn bij

levensmiddelen zoals verse groenten en fruit, wijn, azijn, keukenzout… (EC. 2000).

Omtrent de levensmiddelen waarvan de THT/TGT bereikt of overschreden is, werd zoals eerder

vermeld door het FAVV een niet-limitatieve lijst opgesteld (zie Bijlage 1). Dit helpt de

Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen een correct oordeel te vellen over de veiligheid van de

gekregen levensmiddelen. In deze niet-limitatieve lijst staat echter ook dat beperkt houdbare

producten zelden en kort houdbare producten nooit na hun THT/TGT-datum mogen verdeeld

worden (FAVV 2015). Dit wil zeggen dat deze levensmiddelen zeer snel moeten herverdeeld worden.

Om te bepalen of deze herverdeling snel genoeg loopt, zullen er stalen genomen worden van kort

Page 28: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

14

houdbare levensmiddelen. Deze stalen zullen genomen worden bij de acceptoren. Dit om de

veiligheid van de producten te controleren op het moment dat ze bij de mensen in armoede

terechtkomen.

1.4.1.2 Reductie van de houdbaarheid

Een reductie van de houdbaarheid kan veroorzaakt worden door bederf en/of aanwezigheid van

pathogenen. Er zijn 4 soorten bederf mogelijk: microbieel bederf, enzymatisch bederf, fysisch bederf

en chemisch bederf (Westyn, Uyttendaele et al. 2014). Aangezien deze thesis focust op de

voedselveiligheid, hygiëne en kwaliteitszorg van de levensmiddelen in de donatie-/acceptatieketen,

zal enkel het microbieel bederf bekeken worden.

1.4.1.2.1 Microbieel bederf

Microbieel bederf wordt veroorzaakt door bederforganismen die bederfmetabolieten zoals zuren,

alcoholen, zwavelcomponenten, amines… zullen produceren. Dit kan een afwijkende geur, smaak of

kleur veroorzaken waardoor het product niet meer geschikt is voor consumptie (Westyn,

Uyttendaele et al. 2014).

Met behulp van het totaal aeroob kiemgetal (TKG), het aantal melkzuurbacteriën (MZB) en het aantal

gisten en schimmels, kan de mate van bederf van het levensmiddel worden bepaald (Uyttendaele,

Jacxsens et al. 2010). Zo kan bepaald worden of er vroegtijdig bederf plaatsvindt in de donatie-

/acceptatieketen. Vroegtijdig bederf wordt voornamelijk veroorzaakt door een te hoog besmette

grondstof, onvoldoende hittebehandeling of onvoldoende snelle koeling van het levensmiddel,

nabesmetting van het levensmiddel en het verbreken van de koudeketen tijdens bewaring of

transport (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

1.4.1.2.2 Pathogenen

Pathogenen (Salmonella spp. Listeria monocytogenes, Campylobacter jejuni/coli, Escherichia coli

0157:H7, etc.) kunnen al bij een laag aantal micro-organismen ziekte veroorzaken (Devlieghere,

Debevere et al. 2011). Vooral de risicogroepen lopen een hogere kans op een ernstige

voedselinfectie.

1.4.2 Voedselveiligheidsgedrag en hygiëne in Voedselbanken/

liefdadigheidsorganisaties

Het voedselveiligheidsgedrag (De Boeck, Jacxsens et al. 2015) vanwege werknemers actief in de

donatie-/acceptatieketen kan een impact hebben op de microbiologische veiligheid van de

gedoneerde levensmiddelen. Voor de definitie van voedselveiligheidsgedrag wordt verwezen naar

De Boeck, Jacxsens et al. (2015).

Volgens De Boeck, Jacxsens et al. (2015) wordt het voedselveiligheidsgedrag van werknemers

beïnvloed door vijf componenten. Ten eerste is er het leiderschap van het bedrijf dat de werknemers

stimuleert om veilig en hygiënisch te werken. Daarnaast is een goede communicatie omtrent hygiëne

en voedselveiligheid binnen het bedrijf belangrijk. Ook de inzet van alle werknemers omtrent

hygiëne en voedselveiligheid is een factor die invloed heeft op het voedselveiligheidsgedrag. Een

vierde factor is dan de beschikbaarheid van middelen (zoals infrastructuur, tijd, training van het

personeel… ). Een laatste factor die invloed heeft op het voedselveiligheidsgedrag van de

werknemers is de mate waarin men bewust is van het risico met betrekking tot hygiëne en

voedselveiligheid (De Boeck, Jacxsens et al. 2015). Net als in de reguliere keten kunnen deze vijf

Page 29: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

15

componenten ook een invloed hebben op het voedselveiligheidsgedrag van de werknemers in de

donatie-/acceptatieketen. Zo kan vb. de beperkte beschikbaarheid aan middelen door de beperkte

financiële middelen van liefdadigheidsverenigingen een invloed hebben op het

voedselveiligheidsgedrag van de werknemers, hoofdzakelijk vrijwilligers.

1.4.2.1 Mogelijke microbiologische gevolgen door een onvoldoende hygiëne en

voedselveiligheidsgedrag vanwege de werknemers in de donatie-/acceptatieketen

Indien er onvoldoende hygiëne is tijdens de productie of tijdens de bewaring van de levensmiddelen,

kan dit getest worden door gebruik te maken van hygiëne-indicatoren. Als hygiëne-indicator zal E.coli

gebruikt worden. E. coli is een goede hygiëne-indicator daar het naast onvoldoende hygiëne ook

wijst op fecale besmetting of op mogelijke aanwezigheid van andere schadelijke pathogenen (vb.

Salmonella, E. coli O157) (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

Door onvoldoende hygiëne kunnen ook ziekteverwekkende kiemen voorkomen (Uyttendaele,

Jacxsens et al. 2010). De productstalen uit de donatie-/acceptatieketen zullen getest worden op het

voorkomen van Salmonella spp. en Listeria monocytogenes. Salmonella spp. kan voorkomen in een

breed gamma van producten. L. monocytogenes is een typische omgevingsbacterie die vooral

voorkomt op producten met een verlengde houdbaarheid in de koeling (vb. kant- en-

klaarproducten). Daarnaast is de kiem koudetolerant waardoor L. monocytogenes kan groeien in de

koeling (Devlieghere, Debevere et al. 2011). Gekoelde levensmiddelen worden vaak gedoneerd op

het einde van hun houdbaarheid, waardoor L. monocytogenes de tijd kan hebben om uit te groeien.

Salmonella spp. kan dan weer niet groeien bij <8° C en wordt afgedood door goede verhitting

(Devlieghere, Debevere et al. 2011). Ook de bewaartemperatuur zal dus een belangrijke rol spelen in

de donatie-/acceptatieketen.

Ook de aanwezigheid van voedselintoxicanten, S. aureus, Cl. perfringens en B. cereus, zal getest

worden. Bij hoge aantallen (> 105 kve/g) zijn ze schadelijk omdat ze een microbieel toxine vormen.

Grote aantallen aan S. aureus duiden op temperatuurmisbruik of een plaatselijke hoge nabesmetting

daar de kiemen niet groeien bij een temperatuur < 8°C en trager ontwikkelen op rauwe producten

door competitie. Een S. aureus intoxicatie komt vooral voor bij eiwitrijke producten zoals vlees en

vleesproducten, gevogelte, bakkerijproducten… Levensmiddelen gevoelig voor een intoxicatie van Cl.

perfringens zijn vaak vlees, vleesbereidingen, stoofpotjes… die na bereiding afgekoeld worden om de

volgende dag op te warmen en te consumeren. Uitgroei van Cl. perfringens wordt dan veroorzaakt

door een te trage koeling, onvoldoende koeling en/of onvoldoende opwarming van het

levensmiddel. Gekende risicoproducten voor B. cereus zijn gepasteuriseerde melk en zuivelproducten

en samengestelde verhitte levensmiddelen (vb. soep, sauzen, stoofpotten met vlees…) (Devlieghere,

Debevere et al. 2011).

1.4.3 Bewaarcondities in de donatie-/acceptatieketen

Naast een aantal intrinsieke factoren van het levensmiddel, gaat ook de manier van bewaren een

invloed hebben op de selectie van de micro-organismen die in het levensmiddel aanwezig kunnen

zijn. Omgevingsfactoren beïnvloeden nl. niet alleen de groei van micro-organismen maar ook het

bederfmetabolisme en de metabolieten die geproduceerd worden. Dit kan voor een vermindering

van de sensorische kwaliteit van het product zorgen.

De parameter die de grootste invloed heeft op het aantal micro-organismen tijdens de bewaring is

de temperatuur. De temperatuur is dan ook een belangrijke extrinsieke factor die de groei van micro-

organismen beïnvloedt. Elk micro-organisme heeft een bepaalde temperatuur range waarbinnen ze

Page 30: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

LITERATUURSTUDIE

16

goed kan groeien. Buiten die temperatuur range kunnen de micro-organismen zich niet

vermenigvuldigen, waardoor de levensmiddelen langer houdbaar blijven (Devlieghere, Debevere et

al. 2011). Tijdens het transport, de opslag of de bewaring van de geschonken levensmiddelen dienen

de temperatuursvoorwaarden dan ook gerespecteerd te worden. Zo kan de groei van micro-

organismen beperkt worden.

1.4.3.1 Gekoelde producten

Bij transport, opslag of bewaring van gekoelde producten moeten de bewaarcondities die op het

etiket staan strikt opgevolgd worden (FAVV 2014) . Zo moet de omgevingstemperatuur bij gekoelde

producten steeds 7°C of minder bedragen. De exacte bewaartemperaturen per productgroep zijn

weergegeven in het KB betreffende levensmiddelenhygiëne van 13 juli 2014 (KB 2014). Indien deze

worden gerespecteerd, wordt de groei van de mesofiele (waaronder Salmonella spp. en E. coli) en

thermofiele kiemen volledig afgeremd. Psychrofielen en psychotrofen (waaronder melkzuurbacteriën

en Listeria spp.) echter, kunnen wel groeien bij temperaturen lager dan 7°C. Om de groei van deze

micro-organismen tegen te gaan, kan er geopteerd worden om de geschonken producten zo koel

mogelijk te bewaren. Hoe lager de bewaartemperatuur, hoe langer de generatietijd van de micro-

organismen en de houdbaarheid van de levensmiddelen wordt (Devlieghere, Debevere et al. 2011).

1.4.3.2 Vriezen

Via het invriezen van producten tot onder -18°C worden ook de melkzuurbacteriën en Listeria spp.

geremd. Het antimicrobieel effect van vriezen wordt o.a. bepaald door de vriessnelheid en de

ontdooisnelheid. Hoe sneller iets ingevroren wordt des te groter het antimicrobieel effect

(Devlieghere, Debevere et al. 2011). In België dient het invriezen van de geschonken levensmiddelen

echter te gebeuren door de Voedselbanken zelf die hiervoor niet altijd over voldoende capaciteit

hiervoor beschikken.

1.4.3.3 Behoud van de koudeketen

Tijdens transport, opslag en bewaring dient de vermelde bewaartemperatuur ten allen tijde onder

controle gehouden te worden. Indien de koudeketen onderbroken wordt, wordt de kans op groei van

micro-organismen in het levensmiddel vergroot (Vandevoort 2013). Een opwaartse schommeling van

de temperatuur dient dan ook beperkt te blijven tot maximum 3°C, wettelijk bepaald in het KB van

13 juli 2014 (KB 2014). Deze koudeketen mag niet onderbroken worden tot aan consumptie van de

goederen (Vandevoort 2013).

Page 31: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

17

2 Materiaal en methode Om duidelijkheid te krijgen in de donatie-/acceptatieketen werden verschillende stakeholders

geïnterviewd. Welke stakeholders gecontacteerd werden en hoe ze werden gecontacteerd, zal hier

besproken worden, alsook de opstelling van de vragenlijst. Vervolgens zal de staalname besproken

worden waarin verduidelijkt wordt welke producten onderzocht werden op welke microbiologische

parameters. Als laatste volgt de methode voor uitvoering van de literatuurreview omtrent

voedselveiligheid, hygiëne en kwaliteitszorg van de levensmiddelen in de donatie-/acceptatieketen.

2.1 Interviews met de verschillende stakeholders binnen de donatie-

/acceptatieketen

In het begin van het onderzoek werd een schema van de donatie-/acceptatieketen (zie Figuur 5 bij

Resultaten) opgesteld op basis van de literatuur. Om dit schema te optimaliseren werd de hulp

ingeroepen van stakeholders die dagdagelijks met dit proces in contact komen. Daarnaast was het

interviewen van de betrokken partijen ook noodzakelijk, enerzijds om meer te weten te komen over

hoe de donatie-/acceptatieketen in praktijk werkt en anderzijds om de pijnpunten in dit proces te

kunnen identificeren.

2.1.1 Geïnterviewde stakeholders

Uit de literatuur bleek dat er verschillende partijen invloed kunnen hebben op de donatie-

/acceptatieketen. Als eerste werden enkele regulatoren geïnterviewd. Om verduidelijking te krijgen

in de Europese maar vooral nationale wetgeving rond het donatieproces werd besloten om een

interview af te nemen van de Europese Commissie en van het FAVV. Deze organisaties werden

gecontacteerd via mail. Op 19 oktober 2015 werden drie contactpersonen bij het FAVV geïnterviewd.

Dit waren Vicky Lefevre (Director General Control Policy), Caroline De Praeter (Expert

voedselveiligheid) en Eva Mees (Expert voedselhygiëne). Op 30 oktober 2015 volgde dan het

interview bij de Europese Commissie. Bij de Europese Commissie werd een interview afgenomen van

Anne-Laure Gassin (Verantwoordelijke voor de coördinatie omtrent food waste prevention) en Kris

De Smet (Hoofd van het team rond voedselhygiëne). Later kwam daar nog een interview met het

Vlaams Gewest bij om de onduidelijkheden in het onderzoek verder op te vullen. Hiervoor werd Kris

Roels (Departement Landbouw en Visserij) gecontacteerd. Binnen het departement Landbouw en

Visserij is Kris Roels nl. werkzaam binnen het domein voedselverliezen. Kris Roels kon echter geen

antwoord geven op de vragen. Daarom werd het interview met hem geschrapt. Wel wees hij ons

door naar Frank Van den Branden, beleidsmedewerker armoedebestrijding van het departement

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Via mail kon hij wel antwoord geven op enkele vragen.

Daarna werden afspraken gemaakt met de facilitatoren en de donoren. De facilitatoren zijn

organisaties in de donatie-/acceptatieketen die het gehele proces proberen te vergemakkelijken. De

bedoeling van de interviews met de facilitatoren was een beter inzicht te krijgen in de gehele keten

alsook in hun functie in die keten. Er werd beslist om eerst KOMOSIE (Koepel van Milieuondernemers

in de Sociale Economie) te contacteren daar deze vzw vaak in de literatuur terug kwam en ook

verschillende stakeholders naar KOMOSIE verwezen. KOMOSIE werd gecontacteerd via mail. Het

interview met contactpersoon Caroo Torfs (Projectmedewerker voedselverlies) binnen KOMOSIE

vond plaats op 16 november 2015. Daarna werden zowel de Belgische Federatie van Voedselbanken

als de Voedselbanken West-Vlaanderen geïnterviewd. De Belgische Federatie van Voedselbanken

werd gecontacteerd daar het uit de literatuur bleek dat ze een belangrijke schakel vormen in de

donatie-/acceptatieketen. Op de site stond dat binnen de Belgische Federatie van Voedselbanken

Page 32: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

18

nog negen provinciale Voedselbanken waren. Daarom werd één van die negen, de Voedselbank

West-Vlaanderen, gecontacteerd. Beide werden gecontacteerd via mail. Op 16 december 2015 werd

bij de Voedselbank West-Vlaanderen Ignace Bosteels (Afgevaardigd bestuurder) geïnterviewd. Op 18

januari 2016 volgde dan het interview met contactpersoon Alfons De Vadder (Gedelegeerd

bestuurder van Europese Federatie van Voedselbanken) binnen de Belgische Federatie van

Voedselbanken. Ook werd bij de facilitatoren een interview afgenomen van de Voedselbanken

Nederland. Op die manier kon de werking van de Voedselbanken en de donatie-/acceptatieketen

tussen beide landen vergeleken worden. Dit kan helpen om de pijnpunten in de donatie-

/acceptatieketen in België te identificeren. Het interview met de Voedselbanken Nederland werd op

26 november 2015 afgenomen van Henk Van der Meer (Nationaal Coördinator Team

Voedselveiligheid voor Voedselbanken Nederland). Op het moment dat er zicht kwam op hoe de

donatie-/acceptatieketen er in de praktijk uitzag, werd duidelijk dat ook het POD MI een belangrijke

schakel vormde binnen dit proces. Om enkele vragen rond de werking van deze organisatie binnen

dit proces te verduidelijken werd Nele Bossuyt (POD Maatschappelijke Integratie) via mail

gecontacteerd. Het interview vond plaats telefonisch op 25 maart 2016.

Binnen de donoren werden afspraken gemaakt met zowel overkoepelende organisaties, zoals FEVIA

en COMEOS, als met veilingen en retailers. Om meer te weten te komen over de

voedseloverschotten en voedselschenkingen door verschillende voedingsbedrijven werd beslist om

een interview af te nemen van FEVIA (Federatie voedingsindustrie). FEVIA vertegenwoordigt alle

bedrijven en sectorverenigingen die actief zijn in de productie van voedingsmiddelen en dranken en

zou dus een goed beeld moeten kunnen schetsen van de acties omtrent voedseldonaties in de

verschillende voedingsbedrijven. Er werd contact opgenomen via mail en op 6 oktober 2015 werden

Johan Hallaert (Director Food Policy) en Els De Langhe (Food Policy Advisor) van FEVIA geïnterviewd.

Om in het algemeen meer te weten te komen over hoe retailers omgaan met voedseloverschotten

en voedselschenkingen werd beslist om de overkoepelende federatie COMEOS (Belgische Federatie

van de Handel en Diensten) te contacteren. Het interview met de contactpersonen, Nathalie De

Greve (Head Product Policy & Sustainability) en Géraldine Verwilghen (Junior Advisor Sustainability)

binnen Comeos, vond plaats op 17 december 2015. Daarna werd dieper ingezoomd op de retailers

en werd contact opgenomen met drie verschillende supermarkten. Deze supermarkten werden

gecontacteerd om te weten te komen hoe zij specifiek omgaan met voedseloverschotten en wat hun

huidige bijdrage is binnen de donatie-/acceptatieketen. Er werden twee supermarkten van Belgische

oorsprong (supermarkt A en B) en één supermarkt van Duitse oorsprong (supermarkt C)

geïnterviewd. Het interview met supermarkt A vond plaats op 29 januari 2016, met supermarkt B op

29 februari 2016 en met supermarkt C op 9 februari 2016. Als laatste werd in de literatuur

teruggevonden dat er binnen de donatie-/acceptatieketen ook schenkingen afkomstig zijn van de

veilingen. Daarom werd beslist om ook een veiling te contacteren. Veiling A werd gekozen en

gecontacteerd via mail. Het interview met de contactpersoon (Algemeen Directeur) van veiling A

vond plaats op 8 januari 2016. Uit dit interview en de literatuur werd duidelijk dat elke veiling op z’n

eigen manier werkt omtrent voedseldonaties. Daarom werden zowel naar veiling B als veiling C nog

een aantal specifieke vragen gemaild om hun eventuele verschillende werking te leren kennen.

Als laatste werden verschillende acceptoren in Gent en Brugge geïnterviewd. Deze interviews

werden afgenomen om meer te weten te komen over enerzijds welke donaties de acceptoren

voornamelijk ontvangen en anderzijds om hun werking te leren kennen. Bovendien vormen zij de

laatste schakel in de donatie-/acceptatieketen en staan ze dus rechtstreeks in contact met de

mensen in armoede. Het ideale was dan ook om binnen elke soort van acceptor toch minstens één

vereniging te kunnen interviewen. De interviews werden afgenomen van de verenigingen die wilden

Page 33: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

19

meewerken aan de stalenanalyse. Hoe deze organisaties gevonden en gecontacteerd werden, is

weergegeven in 2.2 Zoektocht naar liefdadigheidsorganisaties. Uiteindelijk werd één sociale

kruidenier in het Brugse, één sociaal restaurant en één voedselbedeelpunt in het Gentse

geïnterviewd. Een tweede sociaal restaurant in Gent werd bovendien geïnterviewd omwille van haar

nauwe samenwerking met het OCMW. De interviews vonden plaats op 18 december 2015, 15

februari 2016, 9 februari 2016 en 16 maart 2016.

De gegevens van de contactpersonen van de instanties die gecontacteerd werden, zijn terug te

vinden in Bijlage 3.

2.1.2 Vragenlijsten

Om doelgerichte vragen te kunnen stellen tijdens de interviews werden vragenlijsten opgesteld met

begrensde open vragen. De oorspronkelijke vragenlijst werd opgesteld op basis van de literatuur

waarna deze werd bediscussieerd met de promotoren van dit onderzoek en verbeterd. Daarna werd

deze vragenlijst bij elk interview aangepast om enerzijds onduidelijkheden in het proces te weten te

komen en anderzijds rekening te houden met de functie van de geïnterviewde. Enkele dagen voor

het interview werd deze vragenlijst telkens doorgestuurd met een begeleidende brief (zie Bijlage 4).

In deze brief stond de opzet van het onderzoek uitgelegd. Voor het interview met de Europese

Commissie werd deze brief vertaald in het Engels (zie Bijlage 5).

2.2 Zoektocht naar liefdadigheidsorganisaties

Het vinden van liefdadigheidsorganisaties die wilden meewerken aan het onderzoek was geen

simpele opdracht. Er werd eerst op het internet naar organisaties gezocht in Gent en Brugge. Daarna

werden deze organisaties telefonisch gecontacteerd of gemaild. Indien de liefdadigheidsorganisaties

bereikbaar waren, werd gevraagd welke producten men gebruikt/weggeeft/verkoopt. Indien in deze

organisaties enkel met aangekochte producten via de reguliere markt werd gewerkt of indien het

enkel om stabiele producten ging, was deze organisatie niet interessant om stalen te gaan nemen.

Indien de organisatie wel gedoneerde bederfbare producten had, werd gevraagd of men wilde

meewerken aan het onderzoek waarbij enkele stalen gingen genomen worden om de kwaliteit,

hygiëne en veiligheid van deze producten te analyseren. De reacties hierop waren gemengd. Indien

men liever niet wou meewerken waren de reacties vooral “geen tijd” of “momenteel zijn we het

proces zelf nog aan het optimaliseren, dus het zou jammer zijn moesten de resultaten van het

onderzoek dan een verkeerd beeld geven”.

Tabel 2: Overzicht van het aantal gecontacteerde liefdadigheidsorganisaties met betrekking tot medewerking.

Gent Brugge

Sociaal restaurant

Aantal gecontacteerde organisaties teruggevonden op het internet 7 2

Aantal bereikte organisaties 5 1

Aantal van de bereikte organisaties die werken met aangekochte producten uit de

reguliere keten en dus niet interessant waren voor staalname 3 0

Aantal van de bereikte organisaties die wilden meewerken aan het onderzoek en

die met gedoneerde bederfbare producten werken 1 0

Sociale kruidenier

Aantal gecontacteerde organisaties teruggevonden op het internet 2 1

Aantal bereikte organisaties 1 1

Aantal van de bereikte organisaties die werken met aangekochte producten uit de

reguliere keten en dus niet interessant waren voor staalname 0 0

Page 34: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

20

Aantal van de bereikte organisaties die wilden meewerken aan het onderzoek en

die met gedoneerde bederfbare producten werken 1 1

Voedselbedeelpunt

Aantal gecontacteerde organisaties teruggevonden op het internet 3 2

Aantal bereikte organisaties 2 1

Aantal van de bereikte organisaties die werken met aangekochte producten uit de

reguliere keten of stabiele producten en dus niet interessant waren voor staalname 1 0

Aantal van de bereikte organisaties die wilden meewerken aan het onderzoek en

die met gedoneerde bederfbare producten werken 1 0

Uiteindelijk werden twee sociale kruideniers, één sociaal restaurant en één voedselbedeelpunt die

gedoneerde bederfbare producten hebben, gevonden die graag wilden meewerken aan het

onderzoek.

Deze liefdadigheidsorganisaties werden elk driemaal bezocht in een tijdspanne van zeven weken.

Enkel de sociale kruidenier B werd maar éénmaal bezocht. Na het eerste bezoek kon de

contactpersoon wegens ziekte niet meer bereikt worden. Een andere contactpersoon voor

staalname binnen die vereniging kon niet meegegeven worden.

Uiteindelijk werden in de sociale kruidenier A 30, in sociale kruidenier B zes, in het sociaal restaurant

acht en in het voedselbedeelpunt 17 stalen genomen. Er werden in totaal dus 61 stalen

geanalyseerd. De staalnames zijn dus slechts een steekproef, maar moeten het mogelijk maken om

een beeld te krijgen van de veiligheid en kwaliteit van de levensmiddelen op het einde van de

donatie-/acceptatieketen. De liefdadigheidsorganisaties werden vergoed voor de meegenomen

producten. Aangezien enkel mensen in armoede in deze liefdadigheidsorganisaties producten aan

een lagere prijs kunnen krijgen, werd niet de prijs die de liefdadigheidsorganisaties vroegen maar de

reguliere marktprijs van deze producten betaald.

2.3 Microbiologische analyses

Microbiologische analyses werden uitgevoerd om na te gaan of de levensmiddelen die de mensen in

armoede ontvangen nog hygiënisch, kwaliteitsvol en voedselveilig genoeg zijn. Om deze

voedselveiligheid, hygiëne en kwaliteit te onderzoeken, werden stalen genomen op het einde van de

keten nl. bij een sociale kruidenier, een voedselbedeelpunt en een sociaal restaurant. In dit

onderzoek werd gekozen om enkel de gedoneerde bederfbare levensmiddelen van de

liefdadigheidsorganisaties te analyseren. Stabiele producten zijn nl. lang houdbaar bij

kamertemperatuur (meestal droge verpakte producten) en zouden dus weinig aan kwaliteit en

veiligheid ingeboet mogen hebben op het moment dat ze bij de liefdadigheidsorganisaties terecht

komen. Daarnaast zijn enkel de gedoneerde producten interessant aangezien aangekochte

producten dezelfde hygiëne, kwaliteit en veiligheid hebben als wanneer een consument deze

aankoopt in de reguliere keten. Uiteindelijk werden dus stalen genomen bij vier

liefdadigheidsorganisaties uit Gent en Brugge.

2.3.1 Staalname

Voor elke staalname werd een frigobox gevuld met koelelementen, steriele staalnamezakjes (BPR-

7012), handschoenen, een spuitbus disolol en een gesteriliseerde lepel. Een frigobox met

koelelementen werd gebruikt zodanig dat de koudeketen niet onderbroken werd. De steriele

staalnamezakjes werden gebruikt om losse gedoneerde producten (vb. taartjes) steriel te kunnen

meenemen.

Page 35: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

21

Bij elke staalname werden ook de kenmerken van elk staal opgeschreven. Zo werd de afkomst van

het staal, de bewaartemperatuur of indien mogelijk de producttemperatuur, de

houdbaarheidsdatum en eventuele afwijkende sensorische kenmerken bij elk staal genoteerd.

Daarnaast werd van elk staal ook een foto genomen.

2.3.2 Geanalyseerde producten

De microbiologische analyses werden enkel uitgevoerd op gedoneerde bederfbare producten. Hierin

kunnen verschillende productgroepen onderscheiden worden. De onderzochte micro-organismen

per productgroep zijn terug te vinden in Tabel 3. De keuze van de micro-organismen komt voort uit

de literatuurstudie en is voornamelijk gebaseerd op ‘Microbiologische richtwaarden en wettelijke

microbiologische criteria’ (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

2.3.2.1 Micro-organismen geanalyseerd op alle stalen

Alle stalen werden sowieso geanalyseerd op enkele bederforganismen (totaal psychrotroof

kiemgetal, melkzuurbacteriën, gisten en schimmels) en op E. coli, Salmonella spp. en Listeria

monocytogenes. Analyse van het totaal psychrotroof kiemgetal is nodig om een goed beeld te

krijgen van de gehele kwaliteit van het levensmiddel. Het totaal psychrotroof kiemgetal geeft nl.

weer hoeveel vegetatieve cellen en sporen van bacteriën, gisten en schimmels kunnen uitgroeien in

een levensmiddel bij een bepaalde temperatuur. Ook een te hoog aantal melkzuurbacteriën, gisten

of schimmels kunnen aanleiding geven tot een daling van de sensorische kwaliteit van het

levensmiddel (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010). Door het analyseren van deze bederforganismen

kan dus onderzocht worden of de algemene kwaliteit van de gedoneerde producten nog volstaat om

aan mensen in armoede te geven.

De aanwezigheid van E. coli werd bij elk staal getest, daar het een goede hygiëne-indicator is zowel in

de productieketen als tijdens de bewaring (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010). De onderzochte stalen

zitten meestal op het eind van hun houdbaarheid en zijn dus al zo lang mogelijk bewaard. Analyse

van het aantal E. coli kan een goede weergave geven van de hygiëne tijdens die bewaring. Daarnaast

wijst de aanwezigheid van E. coli ook op de mogelijke aanwezigheid van ecologisch gelijkaardige

pathogenen (vb. Salmonella, E.coli O157…)(Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

Er werd geopteerd om elk staal ook te analyseren op L. monocytogenes. L. monocytogenes is een

omgevingsbacterie die vooral voorkomt op verduurzaamde producten die bij koeltemperatuur langer

houdbaar zijn (vb. gerookte zalm, versneden voorverpakte vleeswaren…). Dit wordt voornamelijk

veroorzaakt door een nabesmetting vanuit de productieomgeving (Devlieghere, Debevere et al.

2011). Veel van de kort houdbare verkregen producten behoren tot deze groep. Ook verpakten of

herverpakten sommige liefdadigheidsverenigingen welbepaalde producten en diende dus rekening

gehouden te worden met een mogelijke nabesmetting. Bovendien is de kiem van L. monocytogenes

koudetolerant en kan er dus groei optreden onder koeltemperaturen, tot ± 0°C (Uyttendaele,

Jacxsens et al. 2010). De geanalyseerde producten zijn meestal op het einde van de houdbaarheid,

dus indien er L. monocytogenes op het staal aanwezig was, is er voldoende tijd geweest om verder

uit te groeien en zo de limiet van 100 kve/g te overschrijden. Deze limiet is vastgelegd in de

Verordening (EU) Nr. 2073/2005 van 15 november 2005 (EC. 2005). Bovendien kan bij het

onderbreken van de koudeketen de uitgroei van L. monocytogenes bevorderd worden (Devlieghere,

Debevere et al. 2011). Het in stand houden van die koudeketen vormt soms nog een probleem voor

liefdadigheidsverenigingen.

Page 36: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

22

Als laatste werd ook elk staal geanalyseerd op de aanwezigheid van Salmonella spp. Het is een

relevante pathogeen die voorkomt in tal van producten (vb. eieren, zuivelproducten,

bakkerijproducten, vis…), waartoe ook een groot deel van de geanalyseerde producten behoren.

Daarnaast kan temperatuurmisbruik ook hoge aantallen aan Salmonella spp. veroorzaken

(Devlieghere, Debevere et al. 2011).

2.3.2.2 Micro-organismen geanalyseerd op verwerkte en versneden producten

Alle producten die enige vorm van verwerking ondergaan hadden (vb. gewassen groenten, bereide

gerechten, vlees…) werden ook nog geanalyseerd op enkele extra hygiëne-indicatoren

(Enterobacteriaceae, S. aureus en B. cereus) en het pathogeen Cl. perfringens.

Een eerste extra groep micro-organismen waarop de stalen geanalyseerd werden, is

Enterobacteriaceae. Indien deze zouden aangetroffen worden in hittebehandelde levensmiddelen

duidt dit op een nabesmetting of kan deze besmetting een onvoldoende behandeling aantonen

(Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

S. aureus werd extra opgenomen bij de verwerkte producten als indicator van persoonlijke hygiëne.

Vooral bij de zelf gemaakte/verwerkte producten is dit indicatororganisme van belang. Zo kan er

zicht gekregen worden op het respecteren van de GMP binnen de liefdadigheidsverenigingen.

Daarnaast is het aantal S. aureus ook van belang bij producten die in een vroeger stadium een

verwerking ondergaan hebben. Een té hoog aantal aan S. aureus kan nl. wijzen op

temperatuurmisbruik (Devlieghere, Debevere et al. 2011).

Er werd geopteerd om de stalen ook op B. cereus te onderzoeken. Bij de stalen die een

hittebehandeling ondergaan hebben, kan B. cereus gezien worden als een indicator van algemene

hygiëne. Daarnaast geven de aantallen B. cereus ook een indicatie van een correcte terugkoeling van

verhitte producten. Bij de kort houdbare, gedoneerde producten zitten ook veel risicoproducten

zoals soepen, vis en gepasteuriseerde maaltijden met een verlengde houdbaarheid bij koeling

(Devlieghere, Debevere et al. 2011). Bovendien produceert B. cereus toxines, die bij uitgroei tot hoge

aantallen een voedselintoxicatie kunnen veroorzaken.

Als laatste werd gekozen om de stalen te analyseren op het pathogeen Cl. perfringens. Bij de

liefdadigheidsverenigingen geeft men vaak bereide producten mee aan mensen in armoede. Dit zijn

producten die vaak gevoelig zijn voor een intoxicatie van Cl. perfringens. Indien de koeling bij deze

producten niet gerespecteerd werd, kan Cl. perfringens uitgroeien, indien er initiële besmetting was

van het product. Vooral vlees, vleeswaren of bereide vleesgerechten zijn hier gevoelig aan

(Devlieghere, Debevere et al. 2011).

Page 37: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

23

Tabel 3: Onderzochte micro-organismen per productgroep

BEDERF HYGIËNE PATHOGENEN

TKG

(psychrotroof)

MZB Gisten en

schimmels

E.coli Enterobacteriaceae S. aureus B. cereus L.

monocytogenes

Salmonella

spp.

Cl.

perfringens

Groenten x x x x x x

Gewassen,

versneden

groenten

x x x x x x x x x x

Vleeswaren x x x x x x x x x x

Vis x x x x x x x x x x

Kaas x x x x x x x x x x

Bereide

producten x x x x x x x x x x

Desserts x x x x x x x x x x

Page 38: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

24

2.3.3 Groeimedia voor kwantificatie

Het kwantificeren van micro-organismen gebeurde door de stalen uit te platen op verschillende

groeimedia. In Tabel 4 is weergegeven welke groeimedia werden gebruikt onder welke vorm en

onder welke omstandigheden de micro-organismen opgekweekt werden.

Tabel 4: Gebruikte groeimedia in giet-/strijkplaat met de toegepaste incubatietemperatuur, duur van incubatie en

blootstelling aan zuurstof

Media Giet-

/strijkplaat

Incubat

ie -

temper

atuur

Incub

atied

uur

(uur)

O2-behoefte

Totaal aeroob

kiemgetal

(psychrotroof)

Plate Count Agar,

Oxoid CM0325 Gietplaat 22°C 120 Aeroob

Melkzuurbacteriën de Man, Rogosa and Sharpe,

Oxoid CM0361 Gietplaat 22°C 120

Micro-

aërofiel

Gisten en schimmels Yeast glucose chloramhenicol,

Bio-rad, 356-4104 Strijkplaat 22°C 120 Aeroob

E. coli Rapid E.coli 2 Agar,

Bio-rad, 356-4024 Gietplaat 44°C 24 Aeroob

Enterobacteriaceae Rapid ‘Enterobacteriaceae,

Bio-rad, 356-4004 Gietplaat 37°C 24

Facultatief

anaeroob

Staphylococcus aureus Baird-parker Agar base,

Oxoid CM0275 Strijkplaat 37°C 48

Facultatief

anaeroob

Bacillus cereus M.Y.P. Agar Base,

Oxoid CM0929 Strijkplaat 30°C 24

Facultatief

anaeroob

Listeria

monocytogenes

Agar Listeria Ottaviani Agosti,

Biolife, 4016052 Strijkplaat 37°C 24 Aeroob

Clostridium

perfringens

Perfringens Agar base,

Oxoid CM0587 Gietplaat 37°C 24 Anaeroob

2.3.3.1 Plate Count Agar (PCA)

Het totaal psychrotroof kiemgetal (TKG) wordt bepaald met behulp van het niet-selectieve medium

PCA (Plate Count Agar, Oxoid Microbiology products, CM0325). In dit medium kunnen alle

vegetatieve cellen en sporen van bacteriën, gisten en schimmels uitgroeien waardoor een beeld

verkregen kan worden van de algemene microbiologische kwaliteit van het staal (Uyttendaele,

Jacxsens et al. 2010). Er worden hoofdzakelijk levensmiddelen geanalyseerd die opgeslagen werden

bij koelomstandigheden vandaar dat geopteerd wordt om gebruik te maken van het totaal

psychrotroof kiemgetal.

2.3.3.2 De Man, Rogosa and Sharpe (MRS)

Het aantal melkzuurbacteriën wordt bepaald door gebruik te maken van MRS agar (de Man, Rogosa

and Sharpe, Oxoid Microbiology products, CM0361). Aangezien melkzuurbacteriën zich het best

kunnen ontwikkelen in een milieu met 5-6% O2 wordt ook een deklaag gegoten. Daarna worden de

platen geïncubeerd bij 22°C daar het bij gekoelde producten belangrijk is om het aantal psychrotrofe

melkzuurbacteriën te bepalen (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010).

Page 39: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

25

2.3.3.3 Yeast glucose chloramhenicol (YGC)

Gisten en schimmels worden gekwantificeerd door het gebruik van YGC (Yeast glucose

chloramhenicol, Bio-rad, 356-4104). Schimmelgroei is te herkennen aan de uitgroei van mycelium en

reproduceren zich via sporen. Gisten daarentegen zijn minder opvallend en reproduceren zich via

knopvorming (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010). Gisten kunnen ook groeien op het MRS-medium,

dus indien er gisten op het YGC-medium aanwezig zijn, moet er nagegaan worden of de kolonies op

het MRS-medium melkzuurbacteriën of gisten zijn. Dit wordt nagegaan door een kolonie van een

MRS-plaat te nemen en deze te bekijken onder de microscoop. Door de kolonie te vergroten, kan er

bepaald worden of de kolonie bestaat uit staafjes (melkzuurbacteriën) of dat er knopvorming (gisten)

optreedt.

2.3.3.4 Rapid E.coli 2 Agar (REC)

Kwantificatie van E. coli. gebeurt met behulp van REC-agar (Rapid E.coli 2 Agar, Bio-rad, 356-4024).

De werking van dit medium berust op het simultaan detecteren van de enzymen β-D-glucuronidase

en β-D-galactosidase, aanwezig in de micro-organismen. Elk enzym kan reageren met een

chromogeen substraat aanwezig in het medium, waardoor een specifieke kleur van kolonie ontstaat.

Indien het micro-organisme het enzyme β-D-galactosidase bevat, leidt dit tot blauwe kolonies. Indien

het micro-organisme het enzyme β-D-glucuronidase heeft, worden roze kolonies gevormd. E. coli

bezit beide enzymen en zal bijgevolg violet tot roze kolonies vormen (Bio-rad 2007).

2.3.3.5 Rapid ‘Enterobacteriaceae (RE)

Het aantal Enterobacteriaceae wordt nagegaan door middel van RE (Rapid ‘Enterobacteriaceae, Bio-

rad, 356-4004). Er wordt een deklaag toegepast om micro-aërofiele omstandigheden te creëren,

zodat de groei van niet-fermentatieve Gram-negatieve bacteriën onderdrukt wordt. Bij besmetting

van het staal met Enterobacteriaceae fermenteren de kolonies de aanwezige glucose waardoor ze

een rode kleur krijgen (Bio-rad , Bio-rad 2013).

2.3.3.6 Baird-parker Agar base (BP)

Het meten van het aantal Staphylococcus aureus gebeurt met het medium BP (Baird-parker Agar

base, Oxoid Microbiology products, CM0275). Bij één liter van dit medium dient 50 ml Egg Yolk-

Tellurite Emulsion (SR 54) toegediend te worden als kleurmiddel. Bij aanwezigheid van

Staphylococcus aureus in het staal zullen grijs-zwarte kolonies met halo gevormd worden. Om er

zeker van te zijn dat het wel degelijk om coagulase-positieve Staphylococcus aureus gaat, dienen vijf

kolonies per staal bevestigd te worden met Staphytect Plus (Agglutinatietest, Oxoid Microbiology

Products, DR0850). Indien er coagulase aanwezig is, zal er klontering plaatsvinden (Thermo Fisher

Scientific).

2.3.3.7 M.Y.P. Agar Base (MYP)

Bacillus cereus is een Gram-positief, facultatief anaeroob, sporenvormend staafje. Het wordt

gekwantificeerd met MYP (M.Y.P. Agar Base, Oxoid Microbiology products, CM0929). Bij 450 ml van

dit medium dient 50 ml sterile egg yolk emulsion (SR0047) toegediend te worden. Om het medium

selectief te maken, wordt één vial Oxoid Polymyxin B Supplement (SR0099) toegediend. Hierdoor zal

de groei van Gram-negatieve bacteriën onderdrukt worden. Typische kolonies van Bacillus cereus zijn

ruw en droog met een heldere roze achtergrond. Indien er gelijkaardige kolonies gevonden worden,

dienen deze bevestigd te worden op een bloedplaat (Columbia agar with sheep blood, Oxoid

Microbiology products, REF PB5008A). Indien er een haemolytische reactie plaatsvindt, is het staal

wel degelijk besmet met Bacillus cereus (Thermo Fisher Scientific).

Page 40: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

26

2.3.3.8 Agar Listeria Ottaviani Agosti (ALOA)

Naast de aanwezigheid (zie 2.3.5) werd ook het aantal Listeria monocytogenes gekwantificeerd.

Kwantificatie van Listeria monocytogenes gebeurt met behulp van het medium ALOA (Agar Listeria

Ottaviani Agosti, Biolife, 4016052). Bij dit medium dient een vial ALOA enrichment supplement (REF

423501) en een vial ALOA selective supplement (423501), opgelost in 5 ml ethanol/H20 (1:1),

toegediend te worden. Het medium bevat X-glucoside als substraat wat het ß-glucosidase enzyme,

aanwezig in alle Listeria species zal detecteren. Daarnaast bevat het ook het substraat L-α-

fosphatidylinositol, die het phospholipase C enzyme aanwezig in L. monocytogenes en sommige

stammen van L. ivanovii, zal opsporen. Door combinatie van beide substraten kan L. monocytogenes

gedetecteerd worden en onderscheiden worden van andere Listeria spp.. De kolonies zijn te

herkennen aan hun groene kleur met halo er rond (Biolife 2005).

2.3.3.9 Perfringens Agar base (TSC)

Clostridium perfringens wordt gekwantificeerd door middel van het TSC-medium (Perfringens Agar

base (TSC en SFP), Oxoid Microbiology products, CM0587). Er wordt gebruik gemaakt van Egg yolk

free TSC agar omdat zo smallere kolonies gevormd worden wat het tellen vergemakkelijkt. Er wordt

dus enkel een vial TSC supplement (SR0088) voor het gieten van de plaat toegevoegd. Daar Cl.

perfringens enkel kan groeien in anaerobe omstandigheden werd een deklaag gegoten en moeten de

platen in anaerobe omstandigheden geïncubeerd worden. Dit gebeurt met behulp van anaerobe

zakjes (AnaeroGen compaxt, Oxoid Microbiology products). Cl. perfringens vormen zwarte kolonies.

Dit is te wijten aan de reductie van sulfiet wat verder zal reageren met natrium metabisulfiet en ijzer

ammoniumcitraat, die de zwarte kleur veroorzaken (Thermo Fisher Scientific).

2.3.4 Verdunning

Bij alle bacteriën, uitgezonderd voor Salmonella spp., werd 10 gram staal afgewogen in een

stomacherzak en een factor 10 verdund met PPS (Pepton fysiologische zoutoplossing: voor 1 liter PPS

is er 1 gram neutralised bacteriological peptone (Oxoid Microbiology products, LP0034) en 8,5 gram

NaCL nodig). Dit werd dan gedurende 1 minuut gestomacherd. Met behulp van buisjes gevuld met 9

ml PPS werden per staal drie extra verdunningen (telkens 10x verdund) gemaakt.

Bij de gietplaten werd 1 ml van de suspensie/verdunning gemengd met de vloeibare media. Bij de

strijkplaten (YGC en MYP) werd de gebruikelijke detectielimiet 100 kve/g gebruikt, 0,1 ml van de

suspensie/verdunning werd dus op de platen uitgestreken. Bij de strijkplaten (ALOA en BP) werd

geopteerd om gebruik te maken van een lagere detectielimiet, 10 kve/g. Hiervoor werd telkens 1 ml

van de suspensie verdeeld en uitgestreken over 3 platen.

2.3.5 Aanrijking en detectie van Listeria monocytogenes en Salmonella spp.

De aanwezigheid van L. monocytogenes en Salmonella spp. werd nagegaan in 25 gram. Hiervoor

werd een aanrijking uitgevoerd.

Voor het testen van de aanwezigheid van L. monocytogenes werd 25 gram staal afgewogen in een

stomacherzak waarna 225 ml Demi-Fraser (Bouillon Fraser Demi, BioMérieux, REF 42727) werd

toegediend. Vervolgens werd dit gestomacherd en 24u geïncubeerd bij 30°C. Daarna werd van deze

suspensie 0,1 ml overgezet in een Fraser Broth buisje (Fraser bouillon, BioMérieux, REF 42072) en

gevortexd. Deze werden 24u geïncubeerd bij 37°C. Vervolgens werd na opnieuw het buisje te

vortexen 500 μl in een Vidas LMO2-kit (VIDAS Listeria monocytogenes II LMO2, BioMérieux, REF

30704) gepipetteerd waarna een Vidas (Vidas automated Immunoassay System, BioMérieux, REF

Page 41: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

27

99735) werd uitgevoerd. Het volledige protocol is weergegeven in Bijlage 6. Indien het resultaat van

de Vidas positief was, werd dit eerst vergeleken met het resultaat verkregen op de ALOA-platen.

Indien op deze platen geen kolonies zichtbaar waren, werd vanuit het Fraser Broth buisje een 4x4

streepenting op een nieuwe ALOA-plaat uitgevoerd.

Om de aanwezigheid van Salmonella spp. in 25 gram te detecteren werd 25 gram staal afgewogen in

een stomacherzak waarna 225 ml BPW (Buffered Peptone Water, Oxoid Microbiology products;

CM0509) werd toegevoegd. Vervolgens werd deze suspensie gestomacherd en 18 à 20 uur

geïncubeerd bij 37°C. Vervolgens werd ook van deze suspensie 0,1 ml overgezet in een Salmonella

Xpress 2 Broth buisje (SX2 Bouillon, BioMérieux, REF 42121) en 24u geïncubeerd bij 42°C. Uiteindelijk

werd na het vortexen 500 μl van deze oplossing in een Vidas Salmonella-kit (VIDAS Salmonella SLM,

BioMérieux, REF 30702) gepipetteerd waarna een Vidas werd uitgevoerd. Het volledig protocol ter

detectie van Salmonella spp. is terug te vinden in Bijlage 7.

2.3.6 Bevestiging van de aan/afwezigheid van L. monocytogenes

Bij één staal was er volgens de Vidas geen L. monocytogenes aanwezig in 25 gram, maar waren er wel

duidelijke groene kolonies met halo aanwezig op de ALOA-platen. Ter extra controle werden hiervoor

drie extra testjes uitgevoerd.

Allereerst werden de kolonies opgezuiverd via een 4x4 streepenting op TSA. Deze kolonies werden

dan gebruikt voor het uitvoeren van de drie testjes: de catalasetest, een steekcultuur in Sulfide-

Indole-Motility (SIM)-medium en een Microbact-test. De methodes zijn terug te vinden in Bijlage 8.

2.3.7 Data-analyse

Alle data werden verwerkt met Microsoft Excel 2010. De data werden enkel semi-kwantitatief

verwerkt daar de data allemaal afkomstig zijn van verschillende producten. De data werden

vergeleken met de microbiologische richtwaarden uit ‘Microbiologische richtwaarden en wettelijke

microbiologische criteria’ (Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010), zie Tabel 5. In Tabel 5 zijn zowel de

tolerantiewaarde als de waarde op het einde van de houdbaarheid weergegeven. In de resultaten

werd immers enerzijds vergeleken met de waarde op het einde van de houdbaarheid omdat

producten die gedoneerd worden vaak op het einde van hun houdbaarheid zitten. Anderzijds zijn er

ook producten geanalyseerd die nog niet op het einde van hun houdbaarheid zaten, vandaar dat ook

met de tolerantiewaarde rekening diende gehouden te worden.

Page 42: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

28

Tabel 5: Microbiologische richtwaarden en wettelijke microbiologische criteria verkregen uit Uyttendaele, Jacxsens et al. (2010). Deze criteria zullen gehanteerd worden om te bepalen of

de gedoneerde producten nog van voldoende kwaliteit, hygiëne en veiligheid zijn eer ze bij de mensen in armoede terecht komen. Enkel de criteria voor die productgroepen die

geanalyseerd werden, werden in deze tabel opgenomen.

BEDERF HYGIËNE PATHOGENEN

TKG

(log

kve/g)

MZB

(log

kve/g)

Gist

(log

kve/g)

Schimmel (log kve/g) E.coli

(log

kve/g)

Enterob

acteriac

eae (log

kve/g)

S.

aureus

(log

kve/g)

B.

cereus

(log

kve/g)

L.monocytoge

nes

(afw/aanw

per 25g)

L.monocyt

ogenes

(log

kve/g)

Salmonella

spp.

(afw/aanw

per 25g)

Cl. perfringens

(log kve/g)

Bladgroenten bestemd voor rauwe consumptie

Tolerantie 7,0 5,0 4,0 4,0 3,0 / / / AFW AFW /

Op einde TGT/THT 8,0 7,0 5,0 Geen visuele groei 3,0 / / / AFW 2,0 AFW /

Champignons en niet versneden, onbewerkte andere groenten (o.a. knol-en bolgroenten, prei, selder)

Tolerantie 4,0 4,0 3,0 / / / AFW AFW /

Op einde TGT/THT 5,0 Geen visuele groei 3,0 / / / AFW 2,0 AFW /

Gewassen, versneden groenten (IV de gamma) (ready-to-eat of ready-to-cook)

Tolerantie 6,0 4,0 4,0 4,0 3,0 3,0 AFW AFW

Op einde TGT/THT 8,0 7,0 5,0 Geen visuele groei 3,0 3,0 AFW 2,0 AFW

Gekookte vleesproducten gepasteuriseerd welke onderhevig zijn aan nabesmetting

Tolerantie 4,0 4,0 3,0 3,0 1,7 2,7 3,0 3,0 AFW AFW 3,0

Op einde TGT/THT 6,0 6,0 5,0 Geen visuele groei 1,7 NVT 3,0 5,0 AFW 2,0 AFW 5,0

Rauwe, onbewerkte en bewerkte schaal- en schelpdieren (vb. garnalen) al dan niet verpakt onder beschermende atmosfeer

Tolerantie 6,00 3,00 3,00 3,00 AFW AFW

Op einde TGT/THT 7,00 7,00 3,00 3,00 AFW 2,00 AFW

Gerookte (gezouten/gedroogde) vis en aw > 0,95

Tolerantie 5,0 4,0 3,0 3,0 3,0 3,0 AFW AFW

Op einde TGT/THT 6,0 7,0 5,0 Geen visuele groei 3,0 3,0 AFW 2,0 AFW

Halfzachte en zachte kazen

Tolerantie 1,70 3,00 3,00 AFW AFW

Op einde TGT/THT 1,70 5,00 5,00 AFW 2,00 AFW

Producten gepasteuriseerd welke onderhevig zijn aan nabesmetting (vb. koelverse maaltijden of maaltijdcomponenten)

Tolerantie 4,00 3,00 3,00 3,00 1,70 2,70 3,00 3,00 AFW AFW 3,00

Op einde TGT/THT 6,00 7,00 5,00 Geen visuele groei 1,70 NVT 3,00 5,00 AFW 2,00 AFW 5,00

Gesuikerde producten met aw < 0,85

Tolerantie 2,00 2,00 2,00 3,00 3,00 AFW 2,00 AFW

Op einde TGT/THT 5,00 Geen visuele groei 2,00 3,00 3,00 AFW 2,00 AFW

Page 43: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

29

2.4 Literatuurreview

In Tabel 6, 7 en 8 wordt weergegeven welke zoektermen gebruikt werden in de literatuurreviews uit

1.4 Micro-organismen in gedoneerd voedsel. Daarbij wordt vermeld hoeveel het aantal gevonden

referenties waren bij elke zoekterm en hoeveel van deze referenties relevant waren. De relevantie

van de gevonden referenties werd eerst op basis van de titel geselecteerd en daarna op basis van de

abstract van de tekst. Er werd hierbij specifiek gezocht naar gerapporteerde gebeurtenissen in

Voedselbanken of liefdadigheidsorganisaties waarbij het overschrijden van de houdbaarheidsdatum,

goede praktijken of bewaarcondities hebben geleid tot de aanwezigheid van schadelijke micro-

organismen in de levensmiddelen. Er werden geen referenties gevonden die relevant waren naar

aanwezigheid van schadelijke micro-organismen in de levensmiddelen binnen de donatie-

/acceptatieketen. In de laatste kolom staat de gebruikte zoekmachine weergegeven.

Tabel 6: Methode voor de review van de literatuur omtrent veiligheidsproblemen in de donatie-/acceptatieketen

veroorzaakt door overschrijding van de THT-datum

Zoektermen Totaal aantal

referenties Relevante referenties Zoekmachine

‘shelf life’ + ‘donated food’ 1 0 Web of Science

‘shelf life’+ ‘surplus food’ 7 0 Web of Science

‘shelf life’ + ‘food bank’ 47 0 Web of Science

‘shelf life’ + ‘food donation’ 1 0 Web of Science

‘food donation’ + ‘expiry date’ 1 0 Web of Science

‘surplus food redistribution’ 13 0 Web of Science

Tabel 7: Methode voor de review van de literatuur omtrent veiligheidsproblemen in de donatie-/acceptatieketen

veroorzaakt door verkeerde bewaarcondities

Zoektermen Totaal aantal

referenties Relevante referenties Zoekmachine

‘time-temperature history’ +

‘food donation’ 0 0 Web of Science

‘time-temperature history’ +

‘food bank’ 0 0 Web of Science

‘storage conditions’ + ‘food

donation’ 2 0 Web of Science

‘storage conditions’ + ‘food

bank’ 21 0 Web of Science

‘storage conditions’ + ‘surplus

food’ 12 0 Web of Science

‘cold chain’ + ‘food donation’ 0 0 Web of Science

‘cold chain’ + ‘food bank’ 2 0 Web of Science

‘cold chain’ + ‘surplus food ‘ 0 0 Web of Science

Page 44: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

MATERIAAL EN METHODE

30

Tabel 8: Methode voor de review van de literatuur omtrent veiligheidsproblemen in de donatie-/acceptatieketen

veroorzaakt door handelingen of attitudes van werknemers

Zoektermen Totaal aantal

referenties Relevante referenties Zoekmachine

‘Food donation’ 274 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘microbiology’

0 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘foodborne illness’

0 0 Web of Science

‘Food donation’ + microbial spoilage’

0 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘food safety’ 21 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘handling practices’

2 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘problems’ 22 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘quality problems’

6 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘outbreaks’ 3 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘hygiene problems’

0 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘foodborne diseases’

0 0 Web of Science

‘Food donation’ + ‘foodborne outbreak’

0 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘microbiology’ 4 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘foodborne illness’

2 0 Web of Science

‘Food bank’ + microbial spoilage’

0 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘food safety’ 93 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘handling practices’

2 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘outbreaks’ 34 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘hygiene problems’

1 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘foodborne diseases’

1 0 Web of Science

‘Food bank’ + ‘food safety managment system’

0 0 Web of Science

‘charity organization’ + ‘microbial spoilage’

0 0 Web of Science

‘charity organization’ + ‘hygiene problems’

0 0 Web of Science

‘charity organization’ + ‘food quality’

5 0 Web of Science

‘surplus food’ + ‘food safety’ 31 0 Web of Science

Page 45: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

31

3 Resultaten en discussie In een eerste fase van deze thesis werd het gehele donatie-/acceptatieproces in kaart gebracht. Met

behulp van de literatuur werd het donatie-/acceptatieproces verkend en werd een eerste schema

van het donatie-/acceptatieproces opgesteld. In de resultaten zal dan ook als eerste besproken

worden hoe in België deze donatie-/acceptatieketen er uitziet en zullen de verschillende betrokken

partijen aan bod komen op basis van de literatuurstudie. Daarna zullen de verschillende organisaties

die als regulator, facilitator, donor of acceptor optreden in deze keten op verschillende vlakken met

elkaar vergeleken worden en zal het oorspronkelijke schema verder verfijnd worden op basis van het

veldonderzoek (d.m.v. interviews met de betrokken partijen). Uiteindelijk volgt dan het schema van

het donatie-/acceptatieproces zoals het er in de praktijk uitziet. In een tweede fase van deze thesis

werd gekeken naar de microbiologische veiligheid en kwaliteit van de gedoneerde bederfbare

producten. De resultaten van deze microbiologische analyses zullen toegelicht worden. Op basis van

deze twee fases zullen de pijnpunten omtrent voedselveiligheid, hygiëne en kwaliteitszorg van de

levensmiddelen in de huidige donatie-/acceptatieketen besproken worden.

3.1 De donatie-/acceptatieketen in België

3.1.1 De donatiezijde

Op basis van de literatuur werd een eerste schema gemaakt van de donatie-/acceptatieketen in

België (zie Figuur 5). In dit schema wordt weergegeven hoe de herverdeling van voedselverliezen in

België naar mensen in armoede gebeurt. Deze recuperatie van voedselverliezen op zich zijn echter

onvoldoende om in te staan voor voedselbedeling voor alle minderbedeelden. Naast deze

rechtstreekse donatie van producten voor herverdeling is er dus ook nood aan financiële steun

waarmee extra – uit de reguliere voedselketen - producten kunnen aangekocht worden (Caraher

2015). De aanvoer van producten kan dus opgedeeld worden in enerzijds aanvoer van producten via

financiële steun en anderzijds aanvoer via donatie ter preventie of valorisatie dus van

voedselverliezen.

3.1.1.1 Financiële steun in het donatieproces

Europa heeft twee financiële programma’s die voedseldonatie steunen. Een groot programma, het

Fund for European Aid to the Most Deprived (FEAD) en een kleiner programma, free distribution of

fruit and vegetables. Ongeveer de helft van het voedsel dat verzameld wordt door de

Voedselbanken, is afkomstig van het FEAD-fonds (Bio by Deloitte 2014).

3.1.1.1.1 Oorsprong programma voor financiële steun (FEAD) vanuit Europa

Het oorspronkelijke programma omtrent voedseldonatie binnen de EU , the European Union Food

Distribution programme for the Most Deprived (MDP), is ontstaan in 1987 en viel onder het beleid

van de CAP I. Op dat moment focuste dit beleid op voedselzekerheid. De boeren werden

ondersteund door gegarandeerde minimumprijzen waardoor ze zoveel mogelijk gingen produceren.

Hierdoor werd meer geproduceerd dan nodig waardoor grote voorraden ontstonden (European

Commision 2015). Maar té grote voorraden veroorzaakten een te sterke daling van de prijs. Een

oplossing hiervoor was het overige voedsel te doneren. Hierdoor werden de voorraden gereduceerd

en werd een stabiele marktprijs voor het product verkregen. Een stabiel inkomen voor de boer dat

evenwaardig is aan een stedelijk inkomen was dus het hoofddoel (Caraher 2015).

Dit beleid is langzaam veranderd. Zo werd in 1992 de CAP hervormd waarbij het hoofddoel ook

verschoof van productondersteuning naar producentondersteuning. De boeren kregen dus niet meer

Page 46: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

32

steun naarmate ze meer produceerden, maar de steun verschoof naar inkomenssteun. Door deze

hervorming kregen de boeren geen geld meer voor de overgeproduceerde goederen waardoor er

minder voedseloverschotten waren (European Commision 2015). Uit bezorgdheid voor het

voortbestaan van het MDP-programma werd in 2006 The European Social Fund opgericht. Het MDP-

programma werd hierin geïntegreerd. Wanneer in 2008 de crisis uitbreekt, ontstaat er een nog

groter verschil tussen vraag en aanbod (Caraher 2015). Dit verschil ontstaat enerzijds doordat de

vraag voor schenkingen vergroot. Door het groot aantal faillissementen verliezen mensen hun werk.

Hierdoor stijgt de armoede en dus de vraag naar voedselschenkingen (IIRE and Ander Europa 2011).

Anderzijds daalt het aanbod door de stijging van de grondstofprijzen en de omzetting van

voedselgewassen in biobrandstof. Om het verschil tussen vraag en aanbod tegemoet te komen, steeg

de financiële steun vanuit de EU voor de voedseldonatie aan personen in nood. Aangezien het MDP-

programma niet direct meer te maken had met het verwijderen van de landbouwoverschotten, viel

het niet meer binnen de CAP I (Caraher 2015). Vanaf dan zat het programma dus niet meer onder de

DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling maar onder de DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en

Inclusie (Europese Commissie voor werkgelegenheid). Dit had grote gevolgen voor de financiële

steun. Uiteindelijk is in 2014 een nieuw programma, Fund for European Aid to the Most Deprived

(FEAD), ontstaan om zo de stijgende armoede in Europa te bestrijden (Caraher 2015). In 2014 waren

er nl. 125 miljoen mensen (25%) in Europa die risico liepen op armoede of sociale uitsluiting terwijl

dit in 2008 nog maar 23,8% was. In België was dit in 2014 21,2% (EU-SILC 2014). Het risico op

armoede of sociale uitsluiting wordt door Eurostat gedefinieerd als ‘een persoon die of onder de

nationale armoedegrens zit en/of geconfronteerd wordt met ernstige materiële deprivatie en/of leeft

in een gezin met lage arbeidsintensiteit’ (FEBA 2014).

3.1.1.1.2 FEAD - fonds

Het FEAD – fonds beschikt voor de periode 2014 – 2020 over 3,8 miljard euro. Dit bedrag dient om

acties van de EU-landen financieel te steunen (Europese Commissie 2015). Willen lidstaten van deze

steun gebruik maken, dan moeten ze enerzijds zorgen voor een medefinanciering van minstens 15%.

Anderzijds krijgen de lidstaten enkel financiële steun indien ze een duidelijk programma voorleggen

aan de EU waarin ze het gevraagde bedrag verrechtvaardigen. De lidstaten zelf zijn verantwoordelijk

voor het beheer, controle en audit van hun operationeel programma. De behaalde vooruitgang moet

wel gerapporteerd worden en geëvalueerd zijn door de Europese commissie. In Europa zijn er 28

landen die gebruik maken van dit fonds (EC. 2014). Als de lidstaten steun krijgen voor hun

programma dan mogen ze kiezen of ze de hulpgoederen zelf inkopen of het geld doorgeven aan

partnerorganisaties (Europese Commissie 2015). Hoeveel steun elke lidstaat krijgt is vastgelegd in de

Verordening (EU) Nr. 223/2014 (Europees parlement en de raad van de Europese Unie 2014).

Toegepast op België, zal België voor die periode 2014 – 2020, 73,8 miljoen euro ontvangen van de

EU. De medefinanciering of de aangewende nationale middelen voor de periode van 2014-2020

bedraagt 14,3 miljoen euro (2014). Dit geld gaat naar het POD Maatschappelijke Integratie (POD MI).

Zij beslissen welke goederen hiermee zullen aangekocht worden. Dit beslissen ze met behulp van alle

bestellingen opgegeven door de Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen. De gekochte

goederen worden dan verzameld en uitgedeeld door de lokale Voedselbanken (OVAM 2012). Dé

voorwaarde om deze Europese steun te verkrijgen, is dat de levensmiddelen hiermee aangekocht

gratis verdeeld worden aan de mensen in armoede (POD maatschappelijke integratie 2015).

3.1.1.1.3 Fruit and vegetables programme

Dit is een EU-fonds dat dicht aanleunt bij het oorspronkelijke MDP-programma van de EU. Wanneer

boeren te grote voorraden hebben, veroorzaakt dit een te sterke daling van de marktprijs. Om deze

Page 47: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

33

periodieke crisissen tegen te gaan, krijgen boeren via dit fonds van max. 5% van hun totale

marktvolume tot 100% vergoed wanneer ze deze overvloed doneren aan liefdadigheidsverenigingen,

scholen, ziekenhuizen… . Door het voedsel te doneren, wordt zo een stabiele marktprijs verkregen.

Nationale autoriteiten dienen er voor te zorgen dat het overleg en de samenwerking tussen de

boeren en deze instellingen vergemakkelijkt wordt. Daarnaast moeten ze er ook voor zorgen dat

deze donaties geen invloed hebben op het normale aankoopgedrag van deze instellingen en dus echt

als additioneel gezien worden (European Commision 2015).

3.1.1.2 Voedselverliezen bij voedselverwerkende bedrijven/retailers/veilingen die geschonken

kunnen worden

De voedselverliezen die geschonken kunnen worden, kunnen zoals eerder vermeld opgesplitst

worden in voedseloverschotten en voedselverspilling afhankelijk van waar in de keten ze gedoneerd

worden (zie Figuur 5). Binnen de voedseloverschotten kan er onderscheid gemaakt worden tussen

producten afkomstig van veilingen (verse groenten en fruit) en producten afkomstig van

voedselverwerkende bedrijven (be – en verwerkte producten).

In veilingen zijn alle producten afkomstig van de primaire productie. Producten die niet verkocht

worden, kunnen geschonken worden. Het gaat hier dus over verse producten zoals groenten, fruit en

aardappelen. Door toevoeging van deze verse producten wordt de kwaliteit van de voedselpakketten

verhoogd en wordt gezondere voedselhulp verkregen (REO-veiling 2012).

Uit voedselverwerkende bedrijven zijn het eerder de producten waarvan de verpakking beschadigd

is, waarbij de etiketten niet juist vertaald zijn, waarvan de productlijn ten einde is of waarvan de

interne houdbaarheidsdatum overschreden is die geschonken worden (OVAM 2012). De interne

houdbaarheidsdatum van een product wordt gezet op ongeveer 30% van de tijd waartussen het

product geproduceerd werd en z’n THT/TGT- datum. Bij overschrijding van deze interne

houdbaarheidsdatum zullen de levensmiddelen niet meer aangekocht worden door de retailers

waardoor voedseloverschotten gecreëerd worden. Zo’n overschrijding wordt dus vooral veroorzaakt

door fouten in de productieplanning of in de vraagvoorspelling van het product. Overschrijding van

deze interne houdbaarheidsdatum zorgt dan ook voor de grootste voedseloverschotten binnen de

verwerkende industrie. In de voedselverwerkende industrie dient qua schenkingen wel een

onderscheid gemaakt te worden tussen de verschillende sectoren. Zo zal het voedselverlies uit niet-

gekoelde en gekoelde industrie sneller zijn weg vinden naar de donatie-/acceptatieketen dan voedsel

dat verloren gaat in de diepvriesindustrie. Dit komt doordat liefdadigheidsverenigingen vaak

problemen hebben, zowel bij opslag als transport, om grote hoeveelheden diepvriesproducten te

verwerken (Garrone, Melacini et al. 2014).

Ook retailers kunnen voedselverspilling verminderen door levensmiddelen te schenken. Hier zijn het

voornamelijk voorverpakte producten met een te nabije houdbaarheidsdatum die geschonken

worden (OVAM 2012).

Als laatste bron aan de donatiezijde zijn er nog de ad hoc donaties van levensmiddelen. Zo zijn er tal

van bedrijven, organisaties, scholen… die zelf producten inzamelen om te schenken aan

minderbedeelden. Ook lokale bakkerijen en beenhouwers geven voedingsmiddelen weg wanneer ze

die over hebben op het einde van de dag.

In 2014 schonk de voedselverwerkende industrie 22% en de retailers 17% van de gedoneerde

producten. De ad hoc donaties waren goed voor 14% van de geschonken levensmiddelen. De

Page 48: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

34

overgrote meerderheid van de producten (47%) werd dus bijgekocht door het POD MI, financieel

gesteund door het FEAD-fonds (Bio by Deloitte 2014).

Op te merken valt dat bijlange niet alle voedselverliezen kunnen gerecupereerd en herverdeeld

worden naar de minderbedeelden. Tal van wettelijke beperkingen en logistieke problemen zorgen

hiervoor (Schneider 2013), deze komen verder in dit werk aan bod.

3.1.2 De acceptatiezijde

De herverdeling van het gekregen voedsel kan op verschillende manieren plaatsvinden. De

belangrijkste vorm van verdeling en goed voor 73% van de voedselhulp is via voedselpakketten en

voedselbedeelpunten. Sociale restaurants en kruideniers vormen 24% van de voedselhulp. Deze drie

vormen van voedselhulp kunnen vallen onder de publieke sector of georganiseerd worden door

privé-organisaties. Vallen ze onder de publieke sector dan krijgen ze hulp van de Voedselbanken. De

overige 3% van de voedselhulp bestaat uit kleinere plaatselijke initiatieven zoals voedselbonnen die

uitgedeeld worden door OCMW’s, organisaties die met eigen geld basisvoeding aankopen en

uitdelen zonder een voedselpakket samen te stellen… (Vandevoort 2013). Om de doelgroep te

kunnen bereiken, wordt een beroep gedaan op de lokale OCMW’s (OVAM 2012).

3.1.2.1 Belgische Federatie van Voedselbanken

Het idee van een Voedselbank is ontstaan in de late jaren ’60 in Amerika (Schneider 2013). In België

werd de eerste Voedselbank opgericht in 1986. Op dit moment zijn er in België 9 lokale

Voedselbanken, allemaal vzw’s (OVAM 2012). Deze zitten gegroepeerd onder de Belgische Federatie

van Voedselbanken, op zijn beurt weer lid van de European Federation of Food Banks (Belgische

Federatie van Voedselbanken).

Voedselbanken zijn organisaties die levensmiddelen uit verschillende bronnen verkrijgen, deze

ontvangen en opslaan in een centraal magazijn. Daarna distribueren ze deze levensmiddelen naar

liefdadigheidsorganisaties en voedselbedeelpunten zodat deze bij de minderbedeelden kunnen

terecht komen. De meeste van de voedingsmiddelen van de Voedselbanken komen terecht in

voedselpakketten. Deze worden uitgedeeld door lokale verenigingen of door OCMW’s (Carlassara

2013). Ze kunnen door minderbedeelden aangevraagd worden bij de sociale dienst van het OCMW.

Deze voert dan een sociaal onderzoek uit om na te gaan of deze persoon in aanmerking komt om

deze voedselpakketten te ontvangen (OCMW 2013). De traditionele voedselpakketten bestaan bijna

uitsluitend uit droge voeding en worden samengesteld op basis van de voedseloverschotten die de

liefdadigheidsverenigingen ontvangen (Vandevoort 2013). Deze pakketten worden dan op een vast

moment in de week/maand uitgedeeld of afgehaald (Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw 2012)

De Belgische Federatie van Voedselbanken is niet verantwoordelijk voor de liefdadigheids-

organisaties. Wel is ze verantwoordelijk om informatie te geven over de koude en de warme keten

en om bij sommige organisaties de coördinatie te verzorgen. In praktijk staan adviseurs van de

Voedselbanken in contact met liefdadigheidsverenigingen en werken ze met hen een

hygiënechecklist af (OVAM 2012).

De Federatie van Voedselbanken ontvangt geen subsidies. Wel zijn er giften van bedrijven die

daarmee voedsel aankopen of transport aanbieden. Daarnaast zijn er ook nog financiële inkomsten

via direct mailing, giften en legaten. Deze worden gebruikt om stapelplaatsen, diepvriescellen en

transport aan te kopen (OVAM 2012). Het werk zelf wordt gedaan door vrijwilligers (Vandevoort

2013).

Page 49: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

35

De capaciteit van een Voedselbank wordt voornamelijk bepaald door zo laag mogelijke kosten voor

de logistiek, een goede transparantie en capillariteit. Een goed ontwikkelde logistiek is belangrijk om

het proces snel genoeg te laten gaan. Dit is noodzakelijk omdat er niet mag ingeboet worden aan

kwaliteit en veiligheid. Daarnaast moet deze logistiek zo goedkoop mogelijk zijn aangezien de

financiële middelen beperkt zijn. Een goede transparantie is dan weer noodzakelijk om het

vertrouwen van de donoren te winnen en zo meer producten te verkrijgen. Capillariteit wordt

gedefinieerd als de capaciteit om door te dringen tot op het kleinste niveau. Zo bevat de donatie-

/acceptatieketen een donor en een acceptor zijde. Dus de capillariteit van de donatie-

/acceptatieketen drukt de mate uit waarin de Voedselbank er in slaagt om zo diep mogelijk in de

maatschappij door te dringen om enerzijds voedseloverschotten te vergaren en anderzijds die te

verdelen indien of wanneer nodig is. Hiervoor is o.a. een goede communicatie vereist tussen donor,

tussenschakel of Voedselbank en liefdadigheidsvereniging (Garrone, Melacini et al. 2014).

3.1.2.2 Sociale restaurants

Sociale restaurants zijn liefdadigheidsverenigingen die warme en gezonde maaltijden aanbieden

tegen verlaagde prijzen. Vlaanderen telt er momenteel meer dan 150. Een deel van deze sociale

restaurants vallen onder de publieke sector. Deze krijgen vaak ingrediënten van de Voedselbanken

en sommige organisaties geven hun bezoekers ook voedselpakketten mee. In deze sociale

restaurants is iedereen welkom. Minderbedeelden kunnen na sociaal onderzoek door het OCMW

een kortingspas verkrijgen waardoor ze de warme maaltijden aan sterk gereduceerde prijzen

ontvangen (Vandevoort 2013). Het andere deel wordt georganiseerd door privé-organisaties. Deze

worden niet gesteund door de Voedselbanken, ze verzamelen de levensmiddelen zelf door specifieke

inzamelacties. Daarnaast sluiten ze ook contracten af met bakkers, slagers, traiteurs… uit de buurt. In

deze restaurants is iedereen welkom en betaalt iedereen dezelfde kleine bijdrage om de kosten te

dekken (Poverello 2015).

3.1.2.3 Sociale kruideniers

De sociale kruidenier is een buurtwinkel waar minderbedeelden kunnen kiezen tussen de

verschillende kwaliteitsvolle producten. Minderbedeelden hebben, net als iedereen, nl. recht op

kwaliteit en keuzevrijheid (Vandevoort 2013). Daarnaast betalen ze minder dan de marktprijs voor

deze producten (Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw 2012). Het feit dat ze mogen betalen, vinden de

meeste mensen in armoede menswaardiger, zo voelen ze zich minder afhankelijk. Dit ‘betalen’

echter vormt een hekel punt. Zowel het Europese FEAD-fonds als de voedselverwerkende bedrijven

willen dit niet (Vandevoort 2013). Daarom liggen er bij een sociale kruideniers ook vaak producten

die, in beperkte mate, gratis meegenomen mogen worden (Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw

2012). Niet iedereen heeft recht op deze gereduceerde prijzen en gratis producten. Enkel na een

sociaal onderzoek van het OCMW kan een toegangskaart tot de sociale kruidenier verkregen worden

(Bocklandt 2012). Het cliënteel wordt dus beperkt tot mensen met een laag inkomen. Hun financiële

situatie wordt halfjaarlijks of jaarlijks opnieuw geëvalueerd. Op basis hiervan wordt dan de toegang

tot de sociale kruidenier verlengd of stopgezet (Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw 2012).

Een sociale kruidenier werkt, net als alle andere winkels, vraaggericht. Dit kan door, naast de aanvoer

van producten via de bovengenoemde kanalen, het aanbod aan te vullen via aankoop van producten

in lokale grootwarenhuizen (Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw 2012).

Page 50: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

36

Figuur 5: Het verloop van de donatie-/acceptatieketen in België (opgesteld op basis van de literatuur).

Page 51: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

37

3.2 Bespreking van de interviews van de verschillende stakeholders

In de volgende fase van het onderzoek werden verschillende stakeholders van het donatieproces

geïnterviewd. Enerzijds om meer te weten te komen over hoe de donatie-/acceptatieketen in praktijk

werkt en anderzijds om de pijnpunten in dit proces te kunnen identificeren.

Op basis van de uitgeschreven interviews werden vergelijkende tabellen opgesteld. In deze tabellen

worden de belangrijkste parameters tussen de verschillende organisaties per niveau stakeholder

besproken.

3.2.1 Regulatoren

Bij de regulatoren werden drie organisaties geïnterviewd: de Europese Commissie, het FAVV en het

Vlaams gewest. Uit deze interviews konden een aantal gelijkenissen en verschilpunten tussen Europa

en België geselecteerd worden. Voor België werden de interviews van het FAVV en het Vlaams

gewest hiervoor samengelegd. Bovendien werd ter vergelijking ook de wetgeving in Nederland aan

Tabel 9 toegevoegd. De wetgeving van Nederland werd verkregen op basis van de literatuur en er

werd ook informatie uit het interview met de Voedselbanken Nederland verkregen. In Tabel 9 werd

de bron van informatie duidelijk weergegeven.

In Tabel 9 wordt als eerste toegelicht welke wetteksten en guidance documenten gebruikt worden in

Europa, België en Nederland. Daarna volgt hoe verschillend deze wetteksten geïnterpreteerd worden

op vlak van erkenning/toelating, HACCP/GHP, traceerbaarheid en aansprakelijkheid. Tot slot worden

de voornaamste barrières die aangekaart werden door de bevoegde instanties weergegeven. Bij

Nederland is geen voornaamste barrière weergegeven daar geen regulator werd geïnterviewd. De

voornaamste barrière van de Voedselbanken Nederland is terug te vinden onder 3.2.2 Facilitatoren.

Uit Tabel 9 blijkt dat zowel België als Nederland de wetten opgesteld door Europa opvolgen. Er zijn

wel verschillen te merken in de interpretatie van deze wetten. Zo dient opgemerkt te worden dat de

regelgeving in Nederland strenger is dan in België. In Nederland is er geen versoepeling omtrent

aansprakelijkheid en is er een beperktere versoepeling omtrent traceerbaarheid.

Page 52: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

38

Tabel 9: Vergelijking van het wettelijk kader en de interpretatie van die wetten tussen Europa, België en Nederland. Ook de voornaamste barrières die door de Europese Commissie, het

FAVV en het Vlaams Gewest aangekaart werden, worden besproken.

Europese Commissie België Nederland

Wettelijk kader: wetteksten en guidance documenten

Wetteksten: - The General Food Law of Verordening (EU) Nr. 178/2002 - Verordening (EU) Nr. 852/2004 - Verordening (EU) Nr. 853/2004 - Verordening (EU) Nr. 1169/2011 - Verordening (EU) Nr. 223/2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

Volgen Europese wetgevingen Belgische wetteksten: - KB tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (KB 2006) - KB betreffende levensmiddelenhygiëne (KB 2014) In de omzendbrief van het FAVV ‘Omzendbrief met betrekking tot de bepalingen van toepassing op voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen’ (ref. PCCB/S3/CDP//1092228) staan de uitzonderingen. Voor alle andere activiteiten geldt de wetgeving.

Volgen Europese wetgevingen Nederlandse wetteksten: - Centraal bureau levensmiddelenhandel (CBL) -Hygiënecode De Nederlandse Voedsel – en Warenautoriteit (NVWA) heeft in 2015 het informatieblad, 76 / 1 augustus 2006 wat betreffende charitatieve instellingen en liefdadigheidsverenigingen, opgesteld.

Interpretatie van de wetten:

1) Erkenning/ toelating

Erkenning en toelating worden geregeld op nationaal niveau.

Over het algemeen zijn Voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen enkel maar ontvanger en herverdeler. Ze hebben geen eigen productie, dus enkel een toelating is voldoende. Dit is in België dus hetzelfde als in Nederland.

De Voedselbanken worden gezien als operator in de voedselketen. Ze worden gezien als een soort van supermarkt, er is herverdeling, opslag en distributie. Een erkenning is dus niet nodig (NVWA 2013).

2) HACCP/GHP De Europese Commissie vindt dat de HACCP regels even strikt moeten zijn voor Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen. Dit beperkt echter de donatiecapaciteit van een Voedselbank. Daarom is de Europese Commissie bezig met het opstellen van richtlijnen waarin enkele versoepelingen zullen staan omtrent GHP en HACCP.

Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen moeten voldoen aan de EU Reg 852/2004. Dit houdt in dat ze een GHP en HACCP moeten toepassen. Maar versoepeling: indien er geen bewerking/verwerking/verpakking uitgevoerd wordt en er dus enkel herverdeling is, is enkel GHP voldoende. Indien er wel voedsel bewerkt, verwerkt of verpakt wordt, volstaat een HACCP-light.

Is vergelijkbaar als bij een gewone retailer, er is enkel opslag en herverdeling. Een HACCP-light is dus voldoende, enkel HACCP omtrent infrastructuur, temperatuur registraties en etikettering zijn nodig (Interview Voedselbanken Nederland).

Page 53: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

39

3) Traceerbaar-heid

Historisch werd bij het opstellen van de wetgeving geen rekening gehouden met liefdadigheidsverenigingen. Liefdadigheidsverenigingen worden dan ook gezien als operatoren in de keten en moeten daarom voldoen aan de volledige wetgeving. Men zou deze regelgeving graag minder streng maken, maar men moet daarvoor de wetgeving heropenen in het Europees Parlement en dat zien ze niet zitten. Daarom laat Europa oogluikend toe dat de lidstaten zelf een versoepeling opstellen.

Versoepeling omtrent traceerbaarheid door Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen als eindverbruiker te zien. De donoren dienen enkel een lijst van vestigingen van liefdadigheidsverenigingen en Voedselbanken, waaraan geleverd werd, bij te houden. Voor de acceptoren volstaat als registratie een lijst van vestigingen waarvan de producten afkomstig zijn.

De Voedselbank/liefdadigheidsverenigingen worden gezien als operatoren in de keten. Dezelfde traceerbaarheid als in de reguliere keten is vereist voor de regionale distributie centra die leveren aan de lokale Voedselbanken (Interview Voedselbanken Nederland). Voor de lokale Voedselbanken is er wel een versoepeling opgesteld omtrent traceerbaarheid: zij dienen enkel een lijst bij te houden van wat ontvangen wordt en naar wie de producten doorverdeeld worden. Wat de lokale Voedselbanken/ liefdadigheidsverenigingen uiteindelijk aan de klant leveren, moet niet bijgehouden worden (NVWA 2015)

4) Aansprakelijk-heid

Historisch werd bij het opstellen van de wetgeving geen rekening gehouden met liefdadigheidsverenigingen. Liefdadigheidsverenigingen worden dan ook gezien als operatoren in de keten en moeten daarom voldoen aan de volledige wetgeving. Men zou deze regelgeving graag minder streng maken, maar men moet daarvoor de wetgeving heropenen in het Europees Parlement en dat zien ze niet zitten. Daarom laat Europa oogluikend toe dat de lidstaten zelf een versoepeling opstellen.

Versoepeling omtrent aansprakelijkheid door Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen als eindverbruiker te zien. De voedseldonoren zijn enkel aansprakelijk voor de voedselveiligheid en hygiënecondities tot het moment dat de Voedselbank/liefdadigheidsvereniging deze over nemen.

De Voedselbanken worden gezien als operator in de voedselketen. Er zijn geen versoepelingen omtrent aansprakelijkheid van de donoren bij voedseldonaties (Interview Voedselbanken Nederland).

Voornaamste barrières die opgemerkt worden door de bevoegdheden

Met de steun van het FEAD-fonds kopen de lidstaten de goedkoopste producten aan. Dit kunnen ook producten zijn van buiten Europa terwijl dat er in de lidstaten zelf dan wel overschotten zijn. Dit is niet duurzaam.

- Er is een spanning tussen gratis voedsel(overschotten) krijgen en deze gratis moeten uitdelen. Verenigingen kunnen zo moeilijk uit de kosten geraken, waardoor het moeilijk is om geld over te hebben om te professionaliseren. - Er zijn problemen bij het efficiënter organiseren van logistiek, afstemming van vraag en aanbod… op lokaal vlak. Er is nood om de hele flow efficiënter te maken.

(zie 3.2.2 Facilitatoren, Voedselbanken Nederland)

Page 54: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

40

3.2.2 Facilitatoren

Er werden zowel op nationaal, Vlaams, provinciaal als gemeentelijk niveau facilitatoren geïnterviewd.

De facilitatoren hebben als gemeenschappelijk doel het donatieproces te vergemakkelijken. Hoe elke

organisatie dit verwezenlijkt, wordt vergeleken in Tabel 10, rij ‘functie’. Hierbij worden ook de

functies van de Voedselbanken op nationaal niveau tussen België en Nederland (Belgische Federatie

van Voedselbanken en de Voedselbanken Nederland) vergeleken. Daarnaast geeft Tabel 10 ook weer

welke huidige barrières in het donatieproces opgemerkt werden door deze organisaties. Bij de

Voedselbanken Nederland staat een eigen interpretatie van wat de voornaamste barrières in het

donatieproces in België zijn volgens de Voedselbanken Nederland.

Opvallend bij de facilitatoren is het belang van het POD MI in de donatie-/acceptatieketen. Dit kon

niet uit de literatuur afgeleid worden. Zoals vermeld in 3.1.1.1.2 zal België voor de periode 2014 –

2020, 73,8 miljoen euro ontvangen van de EU. De medefinanciering of de aangewende nationale

middelen voor die periode van 2014-2020 bedragen 14,3 miljoen euro (2014). Dit geld komt terecht

bij het POD MI, dat jaarlijks 12 miljoen euro ontvangt om producten mee aan te kopen. De aankoop

van deze levensmiddelen gebeurt via aanbestedingen. Het POD MI gaat een welbepaalde

aanbesteding geven aan het bedrijf dat op vlak van prijs-kwaliteit het beste scoort (Interview POD

MI). Het nadeel is dat deze Europese bedrijven soms werken met onderaanbestedingen van buiten

Europa. Zo worden goedkope producten aangekocht van buiten Europa, terwijl er in de lidstaten dan

soms een overschot is aan dat product. Dit is niet duurzaam. Een aangepaste regelgeving zou er dus

nog moeten voor zorgen dat de lidstaten verplicht worden om lokale producten voorrang te geven

bij aankoop (Interview Europese Commissie). Naast de prijs als belangrijkste factor in de keuze van

de aanbesteding kunnen ook andere eigenschappen zoals kwaliteit en gezondheid een rol spelen.

Het POD MI voert microbiologische analyses uit om de kwaliteit te controleren en er wordt gebruik

gemaakt van een lastenboek. Om een aanbesteding te kunnen krijgen/houden moet alles conform

zijn met de criteria van dit lastenboek (Interview POD MI).

De gekochte goederen worden dan verzameld en uitgedeeld door de lokale Voedselbanken (70%) of

OCMW’s (max. 30%) (OVAM 2012), (Interview POD MI). Dé voorwaarde om deze Europese steun te

verkrijgen, is dat de levensmiddelen hiermee aangekocht gratis verdeeld worden aan de

minderbedeelden (POD maatschappelijke integratie 2015). Daarnaast zijn er ook nog andere

verplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen indien ze gebruik willen maken van het FEAD-

fonds. Alle verplichtingen zijn vastgelegd in de Verordening (EU) Nr. 223/2014 (Interview POD MI).

Opvallend is dat bleek uit het interview met de Voedselbanken Nederland dat Nederland geen steun

wil van dit FEAD-fonds. Dat er zo toch nog voldoende levensmiddelen bij de mensen in armoede

terechtkomen heeft Nederland te danken aan een goed opgesteld donatiesysteem. Een drietal jaar

geleden is een traject opgezet met een aantal ervaren (gepensioneerde) vrijwilligers dat zich hiervoor

geëngageerd heeft. Deze ervaren vrijwilligers coördineren het donatieproces (logistiek,

voedselveiligheid…) op nationaal niveau. Bovendien vormen zij ook het centraal aanspreekpunt voor

zowel het NVWA als de bedrijven. Hierdoor werd het nodige vertrouwen gecreëerd om voldoende

donaties van voedselverwerkende bedrijven en retailers te ontvangen. Ook worden in Nederland

extra producten verkregen met behulp van speciale Voedselbanketiketten. Deze etiketten kunnen

ervoor zorgen dat producten die niet meer op de markt zouden terechtkomen (vb. overschotten bij

een pilootproductie van een nieuw product) wel nog geschonken kunnen worden. Een tweede regel

waardoor extra producten worden verkregen, is dat de bederfbare producten worden ingevroren

door de retailer. Deze producten worden dan als diepvriesproducten opgehaald door de

Page 55: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

41

Voedselbank. Dit maakt het gemakkelijker voor transport. In België moet het invriezen van

bederfbare producten gebeuren door de Voedselbanken/liefdadigheidsverenigingen zelf. Dit heeft

enerzijds problemen om de tijd-temperatuurverhouding onder controle te houden en anderzijds

hebben liefdadigheidsverenigingen geen vriezer of geen professionele vriezers waardoor ze niet

kunnen invriezen of het invriezen trager verloopt. Beide processen hebben een slechte invloed op de

kwaliteit en veiligheid van de gedoneerde levensmiddelen (Interview Voedselbanken Nederland). In

België echter is zo’n professioneel traject moeilijker te organiseren. In Nederland kon men van nul

beginnen waardoor een mooie structuur gecreëerd kon worden. In België daarentegen moet

voortgebouwd worden op tal van kleinschalige initiatieven die al bestonden (Interview Belgische

Federatie van Voedselbanken). Deze verenigingen werken allemaal op hun eigen manier (Interview

Voedselbanken West-Vlaanderen). Alle verenigingen op dezelfde manier laten werken met een

nationale coördinatie is dan haast ook een onmogelijke opdracht.

Daarnaast hebben de Voedselbanken Nederland in 2014 zelf een leidraad met richtlijnen opgesteld

voor alle liefdadigheidsorganisaties, het Handboek Voedselveiligheid Vereniging van Nederlandse

Voedselbanken (Interview Voedselbanken Nederland). Indien de liefdadigheidsorganisaties deze

richtlijnen opvolgen, voldoen ze aan de wetgeving. Momenteel is in België enkel GHP voldoende voor

Voedselbanken/liefdadigheidsorganisaties die enkel producten herverdelen. Indien ze ook

bewerken/verwerken/verpakken, is ook een HACCP-light noodzakelijk. Hiervoor kan momenteel de

beschrijving van de COMEOS-gids gevolgd worden. Voor de sociale restaurants volstaat het indien ze

de beschrijving van de horecagids volgen (Interview FAVV). Een specifieke richtlijn voor de

Voedselbanken echter, zou een hulp kunnen bieden in het uniformer maken van de verschillende

werkingen van de verschillende liefdadigheidsorganisaties. Deze zou kunnen opgesteld worden door

de Belgische Federatie van Voedselbanken. Het nadeel hieraan is dat een groot deel van de sociale

restaurants en kruideniers niet bij de Voedselbanken zijn aangesloten, wat een opvolging van de

richtlijnen moeilijk maakt. Een specifieke richtlijn voor Voedselbanken/liefdadigheidsorganisaties

opgesteld door het FAVV zou dit kunnen verhelpen.

Ook inspecties van Voedselbanken en liefdadigheidsorganisaties zitten in hetzelfde schema bij het

FAVV als de inspecties van andere reguliere operatoren. Zo worden Voedselbanken en sociale

kruideniers gezien als retailers en dus éénmaal om de vier jaar geïnspecteerd. Sociale restaurants

zitten binnen het schema van de horeca en worden dus éénmaal om de drie jaar gecontroleerd

(Interview FAVV).

Page 56: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

42

Tabel 10: De verschillende facilitatoren in de donatie-/acceptatieketen. Hun functie en hun opgemerkte barrières in de donatie-/acceptatieketen worden toegelicht.

Nationaal niveau Vlaams

niveau Provinciaal niveau

Gemeente

lijk niveau

POD MI Belgische Federatie van

Voedselbanken Voedselbanken Nederland KOMOSIE

Regionale Voedselbank West-

Vlaanderen

OCMW

Gent

Functie - Het POD MI is

verantwoordelijk voor het

beheer van het FEAD-fonds

in België. Met de financiële

steun uit dit fonds worden

levensmiddelen aangekocht

via aanbestedingen. De

aangekochte

levensmiddelen worden

afgezet bij het nationaal

depot van de

Voedselbanken.

- Controle op de kwaliteit

van de aangekochte

producten.

- Zit vergaderingen voor met de verschillende partijen (Voedselbanken, Rode Kruis…) om zo te bepalen welke producten aangekocht zullen worden.

- Herverdeling van voedsel:

krijgen voedsel van:

- FEAD-fonds via POD

MI

- voedselverwerkende

industrie

- veilingen

- jaarlijkse

inzamelacties van

retailers via consument

Deze worden herverdeeld naar

de verschillende regionale

Voedselbanken.

- Vertegenwoordiger van alle

Voedselbanken (communicatie,

financiering)

- Zorgen voor centrale

coördinatie van het

donatieproces op nationaal

niveau op vlak van logistiek,

communicatie,

voedselveiligheid…

- Opstellen en

implementatie van een

guidance document:

Handboek Voedselveiligheid

Vereniging van Nederlandse

Voedselbanken

(Voedselbanken Nederland

2014)

- Vormen centraal

aanspreekpunt voor zowel

NVWA als bedrijven

- Alle vrijwilligers

trainen/awareness geven

i.v.m. voedselveiligheid

Ondersteunen

bij aanvoer,

opslag,

verwerking en

distributie om

overschotten

te reduceren

- Herverdeling van voedsel:

krijgen voedsel van:

- FEAD-fonds (45%)

-voedselverwerkende

industrie

- retailers

- ad hoc donaties

Deze worden herverdeeld naar:

- voedselbedeelpunten

- beperkt aantal

sociale restaurants

- zelden een sociale

kruidenier

op voorwaarde dat deze

organisaties het verkregen

voedsel gratis weggeven.

- mensen

in

armoede

herkennen

/ erkennen

en

doorsturen

- aantal

mensen in

armoede

doorgeven

aan het

FEAD-

fonds

Page 57: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

43

Opgemerk

te

barrières

a) In België zijn er zeer veel

kleine initiatieven, maar

deze zijn zeer verspreid en

er is weinig coördinatie.

Nochtans hebben vele

liefdadigheidsorganisaties

dezelfde problemen:

- op vlak van logistiek

- op vlak van transport

- werken met vrijwilligers die vaak minder flexibel zijn

a) Het aanbod moet meer

gediversifieerd worden. Zo

zouden vb. producten van de

veiling herwerkt kunnen

worden tot soep, appelmoes…

Maar dit verwerken is

momenteel nog moeilijk daar

het moeilijk financieel te

organiseren valt en moeilijk te

organiseren is met

vrijwilligers.

a) In Nederland zit alles heel

strak nationaal

gecoördineerd. Het is meer

geprofessionaliseerd

omtrent logistiek en

communicatie tussen de

verschillende

Voedselbanken/

liefdadigheidsverenigingen.

In tegenstelling tot België

waar geen centrale

coördinatie is en iedereen

wat zelfstandig werkt, wat

organisatie en

traceerbaarheid bemoeilijkt

(= eigen interpretatie).

Er werden

geen

specifieke

barrières

besproken.

a) Iedere regionale

Voedselbank en iedere vzw

werkt op een andere manier,

wat de coördinatie

bemoeilijkt.

Er werden

geen

specifieke

barrières

besproken.

b) Soms verschuiving van

het afvalprobleem.

Sommige bedrijven geven

soms producten aan

liefdadigheidsorganisaties

die al niet meer

geconsumeerd kunnen

worden (vb. fruit/groente

met rotte delen). Hierdoor

dienen de

liefdadigheidsorganisaties

deze producten bij

aankomst zelf weg te

gooien.

b) De Voedselbank werkt

enkel met vrijwilligers, deze

zijn vaak minder flexibel wat

een goede werking

bemoeilijkt.

Page 58: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

44

3.2.3 Donoren

In het donatieproces zijn er, zoals reeds besproken in 3.1.1.2 ‘Voedselverliezen bij

voedselverwerkende bedrijven/retailers/veilingen die geschonken kunnen worden’, verschillende

soorten donoren in de donatie-/acceptatieketen. Zowel bij de voedselverwerkende industrie als bij

de retailers werd een interview afgenomen met hun overkoepelende organisatie. Zo kon een

algemeen beeld geschetst worden van de verschillende organisaties. Bij de veilingen heb je niet zo’n

overkoepelende organisatie. Om een algemeen beeld te krijgen van hoe men door met

voedseloverschotten en –schenkingen omgaat, werd de informatie verkregen van drie verschillende

veilingen, samengelegd.

Door de interviews werd meer specifieke informatie verkregen over het schenken van

levensmiddelen. Zo kunnen de verschillende soorten donoren (voedselverwerkende

bedrijven/veilingen/retailers) in het donatieproces op verschillende vlakken met elkaar vergeleken

worden (zie Tabel 11). Ten eerste werd gekeken naar de hoeveelheid voedseloverschotten en welk

type voedseloverschotten geschonken wordt, dit verschilt nl. sterk tussen de verschillende donoren

om uiteenlopende redenen. Daarnaast kon ook het verloop van de schenking met inbegrip van

afhaling van de producten, transport, verantwoordelijkheid en traceerbaarheid tussen de

verschillende soorten donoren vergeleken worden. Ook werden de voornaamste barrières die de

donoren weerhield om meer te doneren uit de interviews geselecteerd. Naast de financiële kost voor

de donor van het schenken van producten – veroorzaakt door de nodige administratie en werkuren -

werden ook nog twee andere barrières meermaals aangekaart. Zo vinden donoren dat de

onvoldoende logistieke en opslagcapaciteit van de liefdadigheidsverenigingen een belangrijke

barrière vormt binnen het donatieproces. Daarnaast vinden ze de beperkte diepvriesopslagcapaciteit

van de liefdadigheidsverenigingen een probleem. Deze barrières zorgen er voor dat de

liefdadigheidsverenigingen slechts een beperkte hoeveelheid producten kunnen ontvangen. Tot slot

werd aan de donoren gevraagd wat volgens hen het aantal schenkingen zou kunnen bevorderen.

Vanuit de voedselverwerkende industrie zijn het momenteel enkel voorverpakte producten waarbij

de commerciële houdbaarheidsdatum verlopen is die geschonken worden. De voedselverwerkende

industrie zou meer kunnen schenken indien ook bedrijven die half-fabrikaten als eindproduct

produceren, hun voedselverlies zouden kunnen schenken. Dit kan enkel indien er een verwerkingstap

voor herverdeling kan plaatsvinden. Deze verwerkingsstap is moeilijk te organiseren door het bedrijf

zelf daar er geen continue stroom van producten is. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat één

bedrijf dit doet voor meerdere bedrijven om zo een continue stroom te verkrijgen. Echter enkel met

behulp van subsidies door de overheid kan dit verwezenlijkt worden. Zo kunnen de kosten voor de

bedrijven om hun voedselverlies te schenken aan verwerking gereduceerd worden. Indien niet, zijn

de kosten voor het schenken van hun voedseloverschotten te hoog en is het voordeliger voor de

bedrijven om hun voedseloverschotten aan de voeder verwerkende industrie te geven. Dergelijke

verwerkingstappen worden momenteel nog maar slechts in beperkte mate op het werkveld

uitgedacht en ontwikkeld (Interview Vlaams gewest). Deze zijn terug te vinden onder

actieprogramma 6 van de Ketenroadmap Voedselverlies 2015-2020 (Vlaamse Regering, Boerenbond

et al. 2014).

Page 59: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

45

Tabel 11: Vergelijking tussen de verschillende soorten donoren waarbij ten eerste de hoeveelheid en het type van de geschonken voedseloverschotten worden besproken. Daarnaast

worden ook het verloop van het donatieproces, de voornaamste barrières om meer te schenken en enkele manieren om het schenken te bevorderen, toegelicht.

Voedselverwerkende industrie Veilingen Retailers

Hoeveelheid voedseloverschotten en

het type producten die geschonken

kunnen worden

Enkel voorverpakte producten waarbij

de commerciële houdbaarheid verlopen

is worden geschonken. Alle andere

overschotten (vb. foutief gelabelde

producten en half-fabrikaten) gaan naar

diervoeder of worden als afval aanzien.

De hoeveelheid overschotten is zeer beperkt

(slechts 1%). Dit wordt veroorzaakt door

enerzijds het feit dat ze tot een heel lage

prijs zakken om het product toch te

verkopen en anderzijds doordat niet markt-

conforme producten terug gaan naar de

producent.

De hoeveelheid overschotten is zeer

beperkt daar té veel overschotten

economisch niet verantwoord is.

Gemiddeld wordt 15% van deze

overschotten geschonken.

Verloop donatie

- strategie afhankelijk van retailer (zie

schema retailers)

De gedoneerde producten

worden afgehaald door

- Voedselbanken of lokale initiatieven.

Deze keuze is bedrijfsafhankelijk

- Voedselbanken/lokale

liefdadigheidsorganisaties (afhankelijk van

veiling)

- Voedselbanken of (aangesloten)

liefdadigheidsorganisaties

Verantwoordelijkheid en

traceerbaarheid

- overdracht van verantwoordelijkheid

zoals opgesteld in KB en versoepelde

traceerbaarheid zoals weergegeven in de

omzendbrief van het FAVV (moeten

enkel lijst bijhouden van de vestigingen

waaraan ze gedoneerd hebben)

- verantwoordelijkheid en traceerbaarheid

zoals in reguliere keten, geen versoepelingen

- bij afhaling, tekenen van een contract

omtrent aansprakelijkheid,

traceerbaarheid en overdracht van

verantwoordelijkheid

Transport - verantwoordelijkheid bij transport

afhankelijk van onderlinge afspraak

tussen donor en acceptor

- transport is verantwoordelijkheid van

Voedselbanken/lokale

liefdadigheidsorganisaties

- transport is verantwoordelijkheid van

liefdadigheidsorganisaties

Page 60: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

46

Voornaamste barrières om meer te

doneren

a) kostenplaatje, de kost voor het

schenken mag niet veel hoger zijn dan

wanneer deze producten naar voeder

verwerkende industrie gaan of in de

reststroom terechtkomen

a) er wordt niet betaald voor de producten,

er wordt geen minimumprijs voor de

producten verkregen

b) onvoldoende logistiek van de

Voedselbanken/liefdadigheidsorganisaties,

vaak niet gekoeld transport

b) onvoldoende logistiek en opslag van

de liefdadigheidsorganisaties

c) beperkte diepvriesopslagcapaciteit

van de Voedselbanken

c) de Voedselbanken/

liefdadigheidsorganisaties zijn

onvoldoende geëquipeerd om grote

hoeveelheden diepvriesproducten te

behandelen.

d) half-fabrikaten kunnen niet

gedoneerd worden omdat deze nog niet

verpakt en geëtiketteerd zijn.

e) reële administratieve last in verhouding

met de hoeveelheid geschonken producten

g) zie schema retailers

f) bij residu overschrijding (vb. MRL > 0,01

mg/kg) mag het levensmiddel niet meer

verkocht worden, ook al is er op zich geen

risico met betrekking tot voedselveiligheid

want er is maar een zeer lage overschrijding.

Dergelijke groenten en fruit zouden ook

gedoneerd kunnen worden, maar dit is

momenteel nog bij wet verboden.

Schenkingen bevorderen door - te zorgen dat het een lagere kost is om

producten te schenken dan om

producten naar voederverwerkende

industrie of afval te sturen

- minimumprijs voor de gedoneerde

producten te geven

- toepassing van de Good Samaritan

Law (Bio by Deloitte 2014), zodat de

aansprakelijkeheid van de donor zou

dalen

Page 61: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

47

Binnen de donoren werd dan ingezoomd op de retailers. Drie verschillende supermarkten werden

geïnterviewd. Door het selecteren van informatie uit de verschillende interviews konden een aantal

verschillen en gelijkenissen omtrent het donatieproces opgesomd worden (zie Tabel 12). Eerst en

vooral werd bekeken aan welke organisaties deze supermarkten schenken. Ook de voorwaarden

waaraan deze organisaties moeten voldoen vooraleer ze schenkingen ontvangen, verschillen

naargelang de retailer. Uit de interviews kon bovendien afgeleid worden dat elke retailer z’n eigen

strategie ontwikkeld heeft omtrent het verloop van het donatieproces. Opvallend hierbij is dat elke

retailer op een ander aantal dagen voor het einde van de houdbaarheid verstreken is de producten

ter beschikking stelt van de liefdadigheidsverenigingen. Dit is belangrijk daar dit een grote invloed

heeft op hoe snel de herverdeling naar de mensen in armoede moet plaatsvinden. Hoe dichter de

producten bij het einde van hun houdbaarheid zitten, hoe sneller de liefdadigheidsverenigingen deze

producten moeten kunnen herverdelen naar de mensen in armoede. Dit is niet altijd even

eenvoudig. Tabel 12 geeft ook het verschil tussen de supermarkten in het soort geschonken

producten weer. Tot slot werd ook aan deze supermarkten gevraagd wat volgens hen de

voornaamste barrières zijn in het donatieproces. Elke retailer deelde mee op welke barrières zij al

gebotst waren of bezorgd om waren. Ook bij deze donoren geldt dat de beperkte capaciteit van de

liefdadigheidsverenigingen een belangrijke barrière vormt. Door hun beperkte logistiek en opslag

kunnen ze slechts een beperkte hoeveelheid producten opvangen. Dit houdt de retailers dan ook

tegen om meer producten te schenken.

Uit de literatuur en de interviews werd vernomen dat in Frankrijk en Wallonië supermarkten > 1000

m2, respectievelijk >2500m² verplicht zijn om hun voedseloverschotten te doneren (De Morgen

2015), (Interview supermarkt A). De vraag is of deze verplichting een goede zaak is of niet. Enerzijds

is het positief daar de liefdadigheidsverenigingen zo meer voedseloverschotten ontvangen en zo

meer mensen in armoede kunnen bereiken. Anderzijds bleek uit de interviews dat het voor donoren

nu al soms een moeilijke zoektocht is naar een goede acceptor als partner. Donoren stellen eisen op

vlak van acceptoren daar ze willen dat hun producten correct behandeld worden. De acceptoren

kunnen niet steeds aan deze eisen voldoen doordat ze onvoldoende financiële middelen en bijgevolg

onvoldoende capaciteit hebben om alle verkregen producten op een correcte manier te behandelen.

Bovendien wordt het moeilijk voor die retailers die weinig/geen liefdadigheidsorganisaties in hun

nabije omgeving hebben om producten te schenken. Deze liefdadigheidsverenigingen dienen dan al

uitgerust te zijn met koelwagens opdat de koudeketen niet zou onderbroken worden. De wetgeving

getuigt van goede wil om meer schenkingen te verkrijgen, maar het Vlaamse donatie-

/acceptatielandschap is hier nog niet klaar voor. De liefdadigheidsverenigingen dienen eerst een

grotere capaciteit te verkrijgen zodat ze alle verkregen producten op een correcte wijze kunnen

behandelen. Alleen op die manier kan de kwaliteit en veiligheid van de gedoneerde producten

gewaarborgd worden.

Page 62: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

48

Tabel 12: Vergelijking van drie retailers: supermarkt A, B en C. Aan wie deze supermarkten producten schenken en aan welke voorwaarden de acceptoren daarvoor moeten voldoen, hoe

het donatieproces verloopt en welk soort producten geschonken worden, worden toegelicht. Ten slotte worden ook de opgemerkte problemen door deze supermarkten in het

donatieproces beschreven.

Supermarkt A Supermarkt B Supermarkt C

Doneren aan? - De stapelplaatsen doneren aan de

Voedselbanken.

- Lokale filialen doneren aan lokale

liefdadigheidsverenigingen.

- De stapelplaatsen doneren aan de

Voedselbanken.

- Lokale filialen doneren aan lokale

liefdadigheidsverenigingen.

- De stapelplaatsen doneren aan de

Voedselbanken.

- Lokale filialen doneren aan lokale

liefdadigheidsverenigingen.

Wat zijn de voorwaarden? 1) liefdadigheidsorganisaties moeten

aangesloten zijn bij de Voedselbanken

2) de producten dienen gratis

weggegeven te worden

1) de liefdadigheidsorganisaties dienen een

vzw te zijn

2) de producten dienen gratis weggegeven te

worden

3) lokale liefdadigheidsvereniging mag max. 30

km van filiaal verwijderd zijn

1) liefdadigheidsorganisaties moeten

aangesloten zijn bij de Voedselbanken

Verloop donatieproces - Vier dagen voor de houdbaarheid

verlopen is, worden de levensmiddelen uit

de rekken gehaald. Producten met een

kortere houdbaarheid worden niet meer

geschonken.

- Medewerkers van de supermarkt halen

de producten uit de rekken, sorteren en

stockeren deze.

-Voedselbanken of erkende

liefdadigheidsorganisaties komen deze

halen aan de kassa bij het openen van de

winkel.

- Producten die het einde van hun

houdbaarheidsdata bereiken, worden door de

werknemers van de supermarkt uit de rekken

gehaald. Zij plakken dan een snelverkoopticket

op deze producten waarna deze producten

terug in de winkelrekken gaan voor de gewone

klant.

- Een liefdadigheidsvereniging mag vanaf een

bepaald uur (16u is de basisregel) een kar

laden met de nog overblijvende

snelverkoopproducten.

- De producten worden ten laatste 3

dagen op voorhand uit de rekken

gehaald. De producten worden nadat ze

uit de rekken zijn gehaald door de

werknemers in het magazijn gestald.

- In de filialen van de supermarkt kunnen

lokale organisaties die aangesloten zijn

bij de Voedselbanken langskomen.

-Deze organisaties zelf kiezen welke

producten ze wel en niet meenemen.

Traceerbaarheid en

aansprakelijkheid

- Contract van afhaling dient ondertekend

te worden.

- De vrijwilliger van de vereniging dient deze

artikels wel in te scannen maar krijgt ze dan

gratis mee.

- Contract van afhaling dient

ondertekend te worden.

Page 63: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

49

Soort geschonken producten

- Fruit en groenten worden vaak gedoneerd. - Verse vis, mosselen, producten uit eigen beenhouwerij en vierde gamma producten worden niet geschonken. Deze producten worden slechts één dag voor verval uit de rekken gehaald en komen dus niet meer in aanmerking komen voor donatie. - Voorverpakte aangeleverde beenhouwerij-producten kunnen wel geschonken worden aangezien deze wel in een gasverpakking zitten. - Bij de diepvriesproducten heeft men geen afval dus worden geen diepvriesproducten geschonken

- Alles kan geschonken worden behalve alcohol, babyvoeding, oesters of andere luxeproducten, gehakt (wegens te risicovol en slechts kort houdbaar) en alle producten die op het einde van hun houdbaarheid niet mogen ingevroren worden (vb. vierde gamma groenten). - Supermarkt B heeft een duidelijke lijst opgesteld met welke producten wel en welke niet mogen geschonken worden. - Ook fruit en groenten kunnen gedoneerd worden.

- Alle producten kunnen geschonken worden behalve gekoelde producten, diepvriesproducten, tabak en alcohol. - De producten die het vaakst geschonken worden door de supermarkt C zijn groenten, fruit en droge kruidenierswaren.

Voornaamste barrières a) Onvoldoende capaciteit qua logistiek en opslag van de liefdadigheidsorganisaties.

a) Te weinig structuur bij de liefdadigheidsverenigingen, te versnipperd. Hierdoor zijn er veel kleine organisaties met slechts zeer beperkte capaciteit waardoor deze slechts beperkte logistiek en opslag hebben.

a) Het vinden van een goede partnerorganisatie met een voldoende capaciteit om de gedoneerde producten op te vangen

b) Aansprakelijkheid b) Groot verschil tussen de gemeentes. In sommige steden (Antwerpen, Brussel) zijn er vele liefdadigheidsverenigingen en vinden de filialen voldoende afnemers. In andere gemeentes (vb. Knokke) zijn er echter geen liefdadigheidsverenigingen, waardoor de filialen geen/onvoldoende afnemers vinden.

b) Bezorgd om imagoschade op te lopen

c) bezorgd voor parallelle circuits waarin hun producten aan een lagere prijs verkocht zouden worden

c) Verenigingen missen soms wat educatie. Zo weten ze soms niet wat te doen met té grote hoeveelheden gekregen producten (vb. grote overschotten prei).

c) Onvoldoende diepvriesvervoer

d) Hebben niet graag dat hun producten door liefdadigheidsorganisaties ingevroren worden.

d) Doneren vraagt veel beheer aan de retailer zelf. Er moet een schema opgesteld worden met wanneer welke organisatie kan komen. Dit moet goed afwisselen zodat elke dag wel iemand de overgebleven producten kan komen ophalen.

Page 64: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

50

3.2.4 Acceptoren

De acceptoren zijn de laatste schakel in de donatie-/acceptatieketen en staan in rechtstreeks contact

met de mensen in armoede. Tabel 1Zoals reeds besproken in 3.1.2 zijn er verschillende soorten van

acceptoren. Er werden twee sociale restaurants, één sociale kruidenier en één voedselbedeelpunt

geïnterviewd. In Tabel 13 worden deze verschillende acceptoren met elkaar vergeleken. Er wordt

toegelicht van waar hun levensmiddelen afkomstig zijn en welk soort van producten ze het meest

ontvangen. Daarna wordt aangekaart of er een evenwicht is tussen vraag en aanbod. Ook de

verschillen tussen de soorten acceptoren omtrent welke verantwoordelijkheden zij hebben en hoe zij

met voedseloverschotten omspringen, worden besproken. Tot slot worden de voornaamste

problemen volgens deze acceptoren vermeld.

Opvallend is dat de verschillende acceptoren kunnen opgedeeld worden in verenigingen die

aangesloten zijn bij de Voedselbanken en verenigingen die niet aangesloten zijn bij de

Voedselbanken. De belangrijkste voorwaarde om producten van de Voedselbanken te kunnen

ontvangen, is dat de acceptoren deze gratis dienen uit te delen. Dit is vaak moeilijk te realiseren voor

de acceptoren daar ze ook onkosten hebben (vb. transport). Dit is dan ook de reden waarom weinig

sociale restaurants en sociale kruideniers lid zijn van de Voedselbanken. Een groot deel van de

voedselbedeelpunten en verenigingen die voedselpakketten uitdelen, zijn dit wel.

Zoals weergegeven in Tabel 13 worden naast de gedoneerde producten ook nog veel producten

aangekocht. Dit om een stabiel en gezond aanbod aan de klant te kunnen aanbieden. Deze

producten worden aangekocht in de reguliere keten bij de leverancier die het goedkoopst is. Het geld

om deze producten aan te kopen is vaak afkomstig van private giften (Interview sociale kruidenier A).

Page 65: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

51

Tabel 13: Vergelijking van de verschillende soorten acceptoren. De afkomst van de producten, het soort producten en het dynamisch evenwicht tussen vraag en aanbod worden

toegelicht. Daarnaast worden ook de verantwoordelijkheden van elke acceptor en hoe zij omspringen met voedseloverschotten besproken. Als laatste worden de voornaamste

problemen aangekaart.

Sociaal restaurant Sociale kruidenier A Voedselbedeelpunt

Afkomst

producten

1) Sociaal restaurant A

Er wordt niet gewerkt met

gekregen producten, bijna alle

producten zijn aangekocht bij

retailers. Enkel een deel van

de groenten wordt verkregen

door eigen productie.

2) Sociaal restaurant B

Er wordt niet gewerkt met

gekregen producten, alle

producten zijn aangekocht bij

retailers. In de toekomst is het

wel de bedoeling om donaties

te verwerken.

1) Gekregen producten:

- FEAD-producten via regionale

Voedselbank

- lokale bedrijven

- lokale bakkers, beenhouwers

- lokale retailers

2) Producten aangekocht in het reguliere traject, zo kan

men een kwaliteitsvol, stabiel en voldoende uitgebreid

aanbod aanbieden. Welke producten men aankoopt, is

afhankelijk van de vraag. Deze producten worden dan

aangekocht bij de leverancier die het goedkoopst is.

Daarnaast probeert men ook de gezondheid te

promoten door voldoende groenten en fruit ter

beschikking te stellen.

1) Gekregen producten:

- FEAD-producten via regionale

Voedselbank

- producten verzameld door

regionale Voedselbank

- lokale bakkers

- lokale retailer

- ad hoc ophaling bij scholen

2) Producten aangekocht in het reguliere traject, zo

kan men een basispakket aanbieden.

Soort verkregen

producten

Er wordt niet gewerkt met

geschonken producten.

Afhankelijk van donor:

1) FEAD – fonds:

- lang-houdbare producten (vb. bonen/

stoofvlees in blik)

2) Lokale bedrijven (vb. diepvriesgroenten)

3) Lokale bakkers/beenhouwers

- brood, beleg, taartjes ….

4) Lokale retailers

- allerlei producten kunnen geschonken worden

(vb. groenten, zuivelproducten, veggie

burgers….)

Afhankelijk van donor:

1) FEAD – fonds:

- lang-houdbare producten (vb. griesmeel,

olie, melk…)

2) Regionale Voedselbank

- stabiele producten (vb. soep/bonen in brik

of blik, koeken, water, ontbijtgranen…)

- diepgevroren producten (vb. bereide

schotels, brood)

- verse producten die niet geëtiketteerd zijn

(vb. stoverij), afkomstig van een producent

van bereide maaltijden voor retail en

foodservices

3) Lokale bakker: brood

4) Lokale retailer: verse groenten en fruit, zuivel

Page 66: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

52

Evenwicht tussen

vraag en aanbod?

Niet van toepassing daar er

enkel wordt gewerkt met

aangekochte producten.

Het tekort aan producten wordt aangekocht dus in

grote mate zal het aanbod aan de vraag voldoen.

Er is grote vraag naar vers vlees, maar slechts een

beperkt aanbod daar het een risicovol en duur product

is.

Verantwoordelijk

voor

Een sociaal restaurant werkt

hoofdzakelijk op dezelfde

manier als een gewoon

restaurant. Het verschil is dat

men werkt met een sociaal

tewerkstellingsproject waarbij

mensen die een verlaagde

kans op de arbeidsmarkt

hebben, worden

tewerkgesteld. Zij staan onder

toezicht van professionele

begeleiders.

1) Transport

Om de koudeketen te onderhouden wordt gebruik

gemaakt van een koelwagen, koelmanden en

isothermische koffers.

2) Opslag

3) Correct invriezen van producten tot op hun

houdbaarheidsdata. Op de ingevroren producten

worden stickers gekleefd (zie Figuur 10).

4) Traceerbaarheid

- Aangekochte producten worden gescand voor

traceerbaarheid.

- Bij de gekregen producten wordt enkel een logboek

bijgehouden van de producten verkregen van de

Voedselbank.

- Van de zelf gemaakte producten wordt een

getuigenstaal genomen. Dit wil zeggen dat een klein

staaltje van het gemaakte product wordt bijgehouden.

Zo kan er bij problemen aangetoond worden of dit

zelfgemaakt product de oorzaak van het probleem was

of niet.

5) Herverpakking van grote hoeveelheden.

1) Transport

Gebeurt via een gewone vrachtwagen. Voor het

transport van diepvriesproducten worden extra

koeldekens gebruikt.

2) Opslag

3) Correct invriezen van producten tot op hun

houdbaarheidsdata. Op de ingevroren producten

worden stickers gekleefd.

4) Traceerbaarheid

Er wordt een logboek bijgehouden van de gekregen

producten.

Hoe wordt

omgesprongen

met

voedseloverschott

en?

Overschotten worden

verwerkt tot soep. Indien dit

om houdbaarheidsredenen

niet meer kan, kunnen

doelgroepmedewerkers deze

overschotten meenemen naar

huis.

- Er is geen verhandeling van het voedsel na hun

houdbaarheidsdata. Deze producten zullen meestal

verdeeld worden naar andere voedselbedeelpunten die

wel nog verdelen na het overschrijden van de

houdbaarheidsdatum

- Overschotten van groenten en fruit worden verwerkt

tot soep of confituur.

- Voedseloverschotten komen zelden voor. Indien een

product bijna z’n houdbaarheidsdatum bereikt heeft,

geven de vrijwilligers wat meer van dat product mee

aan de mensen in armoede.

- Indien er dan toch voedseloverschotten zijn

belanden deze in de vuilnisbak of worden deze aan de

dieren gegeven.

Page 67: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

53

Voornaamste

problemen

Niet van toepassing daar er

enkel wordt gewerkt met

aangekochte producten.

a) Contact met donoren onderhouden

a) Het grootste probleem is alles goed georganiseerd

krijgen daar er enkel met vrijwilligers gewerkt wordt.

b) Vertrouwen van de bedrijven/retailers is noodzakelijk

om veel schenkingen te verkrijgen. Bedrijven/retailers

zijn vaak nogal bekommerd om imagoschade.

b) De zoektocht naar nog meer verse producten en

een efficiënt systeem om deze te kunnen ophalen.

c) Ze dienen nauwkeurig bij te houden wat ze van een

bedrijf/retailer gekregen hebben opdat deze de BTW op

de geschonken producten kan recupereren. Dit vraagt

veel werk.

c) Verschuiving van het afvalprobleem. Sommige

bedrijven geven soms producten aan

liefdadigheidsorganisaties die al niet meer

geconsumeerd kunnen worden (vb. fruit/groente met

rotte delen). Hierdoor dienen de

liefdadigheidsorganisaties deze producten bij

aankomst dan zelf weg te gooien.

d) Indien een donor een geïmporteerd product wil

schenken, dienen invoertaxen betaald te worden.

e) Vele bedrijven/retailers willen dat hun producten

gratis weggeschonken worden. Dit is niet zo simpel daar

een liefdadigheidsorganisatie ook kosten heeft.

f) Het begrip ‘sociale kruidenier’ is vaak onvoldoende

gekend waardoor er minder snel geschonken wordt.

Page 68: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

54

3.2.5 Verbeterd schema donatie-/acceptatieketen met behulp van de

interviews

Op basis van de literatuur werd een eerste schema gemaakt van de donatie-/acceptatieketen in

België (zie Figuur 5). Bij elk interview werd dit schema besproken. Op die manier werd dit

oorspronkelijke schema verbeterd en werd een nieuw schema bekomen van de donatie-

/acceptatieketen zoals het er in de praktijk zou moeten uitzien. Het vernieuwde schema is

weergegeven in Figuur 6.

Opvallend aan dit nieuwe schema is dat er verschillende stromen zijn. Er zijn

info/communicatiestromen, financiële stromen, stromen van producten die via de Voedselbanken

naar de liefdadigheidsverenigingen gaan en stromen van producten die rechtstreeks naar de

liefdadigheidsverenigingen gaan zonder dat ze daarvoor langs de Voedselbanken passeren. Als

laatste is er dan ook nog een stroom van aangekochte producten uit de reguliere keten.

De info/communicatiestromen situeren zich voornamelijk rond het OCMW. Het OCMW bepaalt

hoeveel minderbedeelden er zijn en geeft dit door aan Europa. Dit beïnvloedde de hoeveelheid

financiële steun die België verkreeg voor de periode van 2014-2020. Deze financiële steun komt dan

jaarlijks terecht bij het POD MI die via aanbestedingen producten zal aankopen (zie 3.2.2

Facilitatoren). Deze producten komen dan bij de Voedselbanken terecht. Naast de producten van het

FEAD-fonds (ong 50%) worden ook via andere wegen producten verzameld. Zo krijgen de

Voedselbanken af en toe giften van grote bedrijven of organisaties waarmee ze extra producten

kunnen aankopen. Bovendien krijgen de Voedselbanken ook producten van grote

voedselverwerkende bedrijven (multinationals) en van distributiecentra van retailers. Ook veiling A

en veiling C doneren hun voedseloverschotten aan de Voedselbanken. De producten die bij de

Voedselbanken terecht komen, worden dan verder verdeeld naar liefdadigheidsverenigingen die

aangesloten zijn bij de Voedselbanken. De belangrijkste voorwaarde opdat deze verenigingen

levensmiddelen verkrijgen, is dat ze deze gratis uitdelen aan de mensen in armoede. Op basis van de

cijfers verkregen bij de Voedselbank West-Vlaanderen, kan gesteld worden dat 92.7% van de

aangesloten verengingen voedselbedeelpunten en liefdadigheidsverenigingen zijn waar mensen in

armoede een zelf of niet zelf samengesteld pakket kunnen krijgen. Slechts 1,2% van de aangesloten

verenigingen zijn sociale kruideniers en de overige 6,1% zijn sociale restaurants. Deze lage aantallen

zijn er vooral doordat sociale restaurants en kruideniers deze goederen vaak niet gratis willen

wegschenken. Deze niet-aangesloten verenigingen verkrijgen hun producten voornamelijk op lokaal

niveau. Lokale voedselverwerkende bedrijven, lokale filialen van retailers en ook veiling B en veiling C

doneren aan deze lokale liefdadigheidsverenigingen. Bovendien vullen deze liefdadigheids-

verenigingen hun aanbod aan met producten aangekocht in het reguliere traject.

Page 69: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

55

Figuur 6: Het verloop van de donatie-/acceptatieketen in België (verbeterd met behulp van de interviews van de verschillende stakeholders).

Page 70: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

56

3.3 Microbiologische veiligheid, hygiëne en kwaliteit van de gedoneerde

bederfbare producten

De tweede fase van deze thesis, waarin gekeken werd naar de microbiologische veiligheid en

kwaliteit van de gedoneerde bederfbare producten, zal hier worden toegelicht. Vooreerst zullen de

kenmerken van de deelnemende liefdadigheidsorganisaties besproken worden. Zo wordt duidelijk

welk soort producten deze liefdadigheidsverenigingen herverdelen en welke daarvan interessant

waren voor analyse. Daarna zullen de resultaten van deze analyses besproken worden. Binnen deze

resultaten werd een opdeling gemaakt tussen het bespreken van de algemene kenmerken en het

beoordelen van de microbiologische criteria.

3.3.1 Karakterisatie van de liefdadigheidsorganisaties

Twee sociale kruideniers, één sociaal restaurant en één voedselbedeelpunt namen deel aan dit

onderzoek. De sociale kruideniers (A en B) hebben zowel aangekochte producten als gekregen

producten. Bij sociale kruidenier A zijn er bovendien ook FEAD-producten aanwezig te herkennen aan

het EU-logo (zie Figuur 7). Daarnaast zijn de gekregen producten heel divers. Er zijn producten van

lokale industrie, bakkers, slagers, restaurants en van twee supermarkten. Bij sociale kruidenier B zijn

de gekregen producten voornamelijk van één supermarkt afkomstig. Bij beide sociale kruideniers

wordt ook diepvriessoep en confituur verkocht die door medewerkers gemaakt worden van

gekregen groenten en fruit.

Figuur 7: Levensmiddel gekregen van het FEAD-fonds, te herkennen aan het EU-logo.

In het sociaal restaurant worden bijna alle producten aangekocht. Enkel groenten en fruit worden

zelf geteeld. Bij het voedselbedeelpunt werkt men zowel met aangekochte als met gekregen

producten. De gekregen producten zijn afkomstig van het FEAD-fonds, de regionale Voedselbank,

lokale bakkers en supermarkten.

Zoals eerder vermeld werd er gekozen om enkel gedoneerde bederfbare producten te onderzoeken

op hygiëne, voedselveiligheid en – kwaliteit. Het sociaal restaurant werkte niet met donaties, er

werden dan ook enkel stalen genomen van de zelf geteelde groenten en fruit.

3.3.2 Bespreking van de algemene kenmerken van de geanalyseerde

levensmiddelen

Er werden 61 stalen van vier verschillende liefdadigheidsverenigingen geanalyseerd. De algemene

kenmerken van deze producten zullen toegelicht worden. Zo werd bijgehouden van welke donor de

producten afkomstig waren. Ook de bewaartemperatuur van de producten in de

liefdadigheidsorganisaties werd genoteerd. Daarnaast werden ook de data waarop de producten

aangeboden werden in de liefdadigheidsverengingen bijgehouden en vergeleken met hun

houdbaarheidsdata. Uiteindelijk zal de visuele beoordeling op het moment van staalname besproken

worden.

Page 71: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

57

3.3.2.1 Afkomst van de geanalyseerde levensmiddelen

Zoals vermeld in 3.1 krijgen de liefdadigheidsorganisaties producten aangeboden via verschillende

kanalen die ze dan herverdelen naar de mensen in armoede. Figuur 8 geeft de afkomst van de

genomen stalen in deze liefdadigheidsorganisaties weer. Ook het soort producten dat geschonken

werd door de donor is uit Figuur 8 af te lezen. Ten eerste kan hiermee bevestigd worden dat de

gekregen bederfbare producten inderdaad van verschillende donoren afkomstig zijn. De grootste

donor van verse producten is duidelijk supermarkt A. Deze schenkt opvallend meer verse producten

dan supermarkt B en C. Producten van supermarkt C werden zelfs niet teruggevonden in de

deelnemende organisaties. Naast supermarkt A en B werden ook donaties geanalyseerd van een niet

geïnterviewde retailer, supermarkt D. In het totaal waren 31 van de 61 genomen stalen afkomstig

van een retailer, wat de retailers tot grootste donoren maakt van verse producten. Daarnaast valt

ook op te merken dat een kwart van de verse producten verkregen werd via eigen teelt of eigen

productie. Slechts 10 van de 61 stalen waren afkomstig van de Voedselbanken. Dit is logisch daar de

Voedselbanken voornamelijk FEAD-producten herverdelen, welke stabiele producten zijn en vandaar

niet meegenomen werden in het onderzoek. De overige producten zijn afkomstig van een lokaal

voedselverwerkend bedrijf, een lokale bakker en een sociale werkplaats.

Ook welk soort producten door deze donoren aan de liefdadigheidsverenigingen werden gegeven,

zijn uit Figuur 8 af te lezen. Bereide producten zijn duidelijk bederfbare producten die het vaakst

worden geschonken, zowel door de retailers als door de Voedselbanken. In het totaal vielen 37 van

de gedoneerde bederfbare levensmiddelen onder de noemer ‘bereide maaltijden’. Ook groenten

werden vrij vaak geschonken. Sneller bederfbare producten zoals vlees en vis werden veel minder

vaak gedoneerd.

Op basis van deze steekproef kan dus gesteld worden dat de doorstroom van levensmiddelen uit het

regulier traject naar het donatieproces momenteel het meest vlot gebeurt bij supermarkt A. Niet

alleen de meeste verse producten maar ook de grootste variatie in het soort verse producten zijn

afkomstig van supermarkt A.

Figuur 8: Afkomst van de geanalyseerde producten bij de deelnemende liefdadigheidsorganisaties. Het aantal producten dat van welke donor afkomstig is en welk soort producten door hen geschonken werden, is weergegeven.

3.3.2.2 Opslagtemperatuur van de geanalyseerde producten in de liefdadigheidsorganisaties

De temperatuur is een belangrijke extrinsieke factor die de groei van micro-organismen kan

beïnvloeden, zie 1.4.3. De bewaarcondities van de gedoneerde producten dienen dan ook strikt

nageleefd te worden door de liefdadigheidsorganisaties. De mogelijke bewaarmethodes per

productgroep van de geanalyseerde producten is weergegeven in Figuur 9. Indien de producten in de

koelkast bewaard werden, waren 6 verschillende temperaturen (2°C, 3°C , 4°C , 6°C , 7°C , 8°C ) van

0

5

10

15

20

25

Aan

al p

rod

uct

en

Vis

Kaas

Bereid

Vlees

Groenten

Page 72: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

58

de display of de thermometer af te lezen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat men de koelkast bij

8°C juist aan het vullen was, waardoor de oorspronkelijke temperatuur van de koelkast (6°C)

overstegen werd. De gekoelde producten werden dus allemaal bewaard bij de voorgeschreven

temperatuur van 7°C of lager (KB 2014). Zo kan de groei van eventueel aanwezige mesofiele

(waaronder Salmonella spp. en E.coli) en/of thermofiele kiemen in het product geremd worden.

Uit Figuur 9 kan ook afgeleid worden dat heel wat (vooral bereide) producten bewaard werden in de

diepvries. Ook hier varieerden de temperaturen afhankelijk van de liefdadigheidsorganisatie. De

laagste invriestemperatuur bedroeg – 32°C, de hoogste -20,4°C. Zelfs de hoogste invriestemperatuur

is ruim onder -18°C. Door deze lage temperatuur kan de groei van alle bacteriën (bedervers en

mogelijke aanwezige pathogene kiemen) in de gedoneerde producten geremd worden. Invriezen

maakt het dus mogelijk voor liefdadigheidsverenigingen om producten langer te bewaren, daar ze

eenmaal ingevroren toch voorbij hun houdbaarheidsdatum mogen geschonken worden. Indien de

liefdadigheidsverenigingen producten willen invriezen, dienen ze de regels in de omzendbrief van het

FAVV strikt op te volgen (zie 1.3.2.1). Bijgevolg dienen de liefdadigheidsorganisaties een etiket met

extra vermeldingen op het product te kleven. Op die manier krijgen de mensen in armoede ook de

nodige informatie om het product op de juiste manier te behandelen (zie Figuur 10).

Slechts enkele groenten werden opgeslagen bij kamertemperatuur (vb. rammenas, venkel). Deze

producten zijn weinig onderhevig aan microbieel bederf en worden ook in het reguliere traject bij

kamertemperatuur opgeslagen.

Figuur 9: Mogelijke bewaarmethode

(kamertemperatuur/koelkast/ diepvries) per productgroep van

de geanalyseerde levensmiddelen door de deelnemende

liefdadigheidsorganisaties.

Figuur 10: Voorbeeld van een etiket met de nodige

informatie voor de mensen in armoede. Dit moet

door de liefdadigheidsorganisaties geplakt worden op

de ingevroren producten indien ze deze willen

uitdelen.

3.3.2.3 Omgang van de liefdadigheidsverenigingen met de houdbaarheidsdata van de

geschonken producten

Donoren schenken hun producten aan de liefdadigheidsorganisaties x (afhankelijk van de donor)

aantal dagen voor de houdbaarheid verlopen is. Zowel TGT- als THT-producten worden geschonken.

Van de geanalyseerde producten hadden 33 producten een THT-datum, 28 producten een TGT-

datum. Figuur 11 geeft weer hoeveel producten hoeveel dagen voor het bereiken van hun THT in de

liefdadigheidsvereniging lagen. Uit deze figuur kan afgeleid worden dat de meeste producten pas 0

of 1 dag voor het verlopen van hun THT-datum in de liefdadigheidsvereniging lagen. Het groot aantal

producten op meer dan 10 dagen voor het overschrijden van de THT, zijn allemaal ingevroren

producten. Hierdoor wordt hun houdbaarheid verlengd. De 13 producten waarvan de houdbaarheid

visueel dient beoordeeld te worden, zijn allemaal verse groenten. Geen enkel gedoneerd vers

product dat de THT-datum overschrijdt, werd in de deelnemende organisaties gevonden. Deze verse

0

5

10

15

20

25

30

35

40

kamertemperatuur

Koelkast

Diepvries

Page 73: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

59

producten behoren over het algemeen tot het deel ‘beperkt houdbaar’ of ‘kort houdbaar’ op de niet-

limitatieve lijst van het FAVV (Bijlage 1). Het overschrijden van de THT bij deze producten is dus

slechts uitzonderlijk mogelijk (en mag enkel als het behoort tot de groep ‘beperkt houdbaar’). De

liefdadigheidsverenigingen voldoen dus aan de richtlijnen uit de omzendbrief betreffende de

liefdadigheidsverenigingen van het FAVV.

In Figuur 12 is weergegeven welke het aantal producten zijn dat x aantal dagen voor het

overschrijden van TGT herverdeeld worden naar de mensen in armoede. Uit deze figuur kan afgeleid

worden dat er toch een aantal van de TGT-producten geschonken worden 0 of 1 dag voor het einde

van hun houdbaarheid. Hierdoor dient een zeer snelle herverdeling naar de mensen in armoede te

gebeuren. Indien dit niet op tijd lukt, worden de producten meestal ingevroren op de TGT-datum,

daar het FAVV dit nog toelaat. Dit is te zien aan het grote aantal producten met > 10 dagen voor het

overschrijden van de TGT-datum. Vijf van de 12 producten zijn ingevroren op nul dagen voor het

verlopen van de TGT-datum. Vier van de 12 producten zijn ingevroren op 1 dag voor het

overschrijden van de TGT-datum en 1 product op 2 dagen voor het overschrijden van de

houdbaarheid. Het invriezen van de producten op het einde van hun houdbaarheid wordt dus vaak

gedaan door de liefdadigheidsverenigingen om zo de producten niet te moeten weggooien. Een

goede diepvriescapaciteit bij de liefdadigheidsverenigingen is dan ook van groot belang.

Figuur 11: Aantal producten in de liefdadigheidsverenigingen

x aantal dagen voor het overschrijden van de THT-datum (n

= 33).

Figuur 12: Aantal producten in de liefdadigheids-

verenigingen x aantal dagen voor het overschrijden van de

TGT-datum (n = 28).

3.3.2.4 Visuele beoordeling van de geanalyseerde stalen

Elk staal werd bij staalname ook visueel beoordeeld daar dit een belangrijk criterium is bij de

consument in de keuze voor het wel of niet kopen van een product. In Figuur 13 staan het aantal

negatief beoordeelde producten weergegeven per productgroep en de reden waarom ze visueel

negatief beoordeeld werden. In totaal werden 12 producten negatief beoordeeld, negen daarvan

waren groenten.

Figuur 13: Visuele beoordeling van de geanalyseerde stalen. Enkel de negatief beoordeelde stalen met de reden waarom

ze negatief zijn beoordeeld, zijn weergegeven.

0

2

4

6

8

10

12

14

Aan

tal p

rod

uct

en

(n

= 3

3)

Aantal dagen voor het overschrijden van de THT

0

2

4

6

8

10

12

14

0 1 2 3 4 5 6 7

> 1

0

Aan

tal p

rod

uct

en

(n

= 2

8)

Aantal dagen voor het overschrijden van de TGT

0

2

4

6

8

10

Groenten Vlees desserts

Aan

tal s

tale

n

Productgroep

Nog aardeaanwezig

Niet meer vers

Schimmelplekjes

Page 74: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

60

3.3.3 Bespreking van de kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de gedoneerde

bederfbare producten, herverdeeld door liefdadigheidsverenigingen Er werden 61 stalen geanalyseerd in vier verschillende liefdadigheidsverenigingen. De kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de verschillende producten zullen besproken worden. Er wordt een

onderscheid gemaakt tussen groenten, dierlijke producten (vlees, vis en zuivel) en koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten. Daarna zal verder ingezoomd worden op de laatste categorie

(bereide maaltijden of maaltijdcomponenten) daar zij het grootste deel (n = 37) vormden binnen het aantal onderzochte producten.

3.3.3.1 Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de producten in de liefdadigheidsverenigingen

Er werd van elke productgroep een tabel gemaakt om het aantal micro-organismen per

productgroep duidelijk weer te geven. Tabel 14 is voor groenten, Tabel 15 behandelt de dierlijke producten en Tabel 16 geeft de koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten weer. Het

soort micro-organismen waarop de producten onderzocht werden, staan weergegeven bovenaan de

tabellen. Naast de productgroep staat telkens het aantal onderzochte stalen. Elke productgroep wordt ook nog eens onderverdeeld in kleinere (sub)productgroepen, waarvan het aantal geanalyseerde stalen ook weergegeven is. Daarnaast staan de microbiologische richtwaarden en wettelijke microbiologische criteria waarmee de resultaten van de analyses dienen vergeleken te

worden. Zowel de tolerantiewaarde (schuin) als de waarde op het einde van de houdbaarheid (vet)

worden weergegeven. Telkens wordt van elke productgroep het minimum, het maximum en de

mediaan berekend. Indien het aantal producten even is, wordt geen gemiddelde maar het kleinste

van de twee middelste getallen als mediaan genomen. Ten slotte wordt ook weergegeven hoeveel producten per productgroep boven de tolerantiewaarde of waarde op het einde van de

houdbaarheid zitten. In alle producten was er afwezigheid van Salmonella spp. per 25 gram, deze worden dan ook niet in de tabel weergegeven. Indien L. monocytogenes aanwezig was in 25 gram,

wordt dit vermeld bij de betreffende subgroep waarin L. monocytogenes gedetecteerd werd.

3.3.3.1.1 Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de productgroep ‘Groenten’

Tabel 14 geeft de kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de groenten (n=13) weer. Een eerste subgroep

is ‘Bladgroenten bestemd voor rauwe consumptie’ (n=6). Hiertoe behoren vb. veldsla en postelein. Hiervoor werd enkel E.coli als hygiëne-indicator opgenomen daar de andere hygiëne-indicatoren

minder geschikt waren. Opvallend is het grote aantal producten (n=4) dat boven de tolerantiewaarden zit bij zowel schimmels als gisten. Twee producten (witloof en postelein) bevatten zelfs meer gisten dan de microbiologische richtwaarde op het einde van de houdbaarheid. Dit hoge

aantal gisten is typisch voor producten op het einde van hun houdbaarheid. Het gevolg van deze

hoge aantallen gisten en schimmels is dat het kan leiden tot een daling van de sensorische kwaliteit van de producten. Een tweede subgroep bevat de ‘onbewerkte andere groenten zoals knol-en bolgroenten’, vb. prei en kandoen. Op deze laatste werd visueel schimmel vastgesteld. Ook het

aantal gisten was bij dit product te hoog. De laatste subgroep bestaat uit ‘(Gewassen) versneden groenten (IV de gamma)’ zoals spaghettigroenten en wortelblokjes (n=3). Hiervoor is wel enige verwerking nodig, dus werden ook andere hygiëne-indicatoren en het pathogeen Cl. perfringens

extra opgenomen. Deze drie producten werden geanalyseerd op het einde van hun houdbaarheid, dus dient er enkel vergeleken te worden met de overeenkomstige microbiologische criteria. Ook in

deze subgroep is er enkel een overschrijding vast te stellen bij het aantal gisten. Algemeen kan dus gesteld worden dat de gedoneerde of zelf geteelde groenten geen pathogenen bevatten en dus voedselveilig zijn. Daarnaast zijn er ook geen overschrijdingen van de hygiëne-indicatoren. Wel valt

op dat de meeste producten op het einde van hun houdbaarheid zitten daar een hoog aantal gisten

gedetecteerd werd. Deze grote aantallen kunnen aanleiding geven tot een daling van de sensorische

kwaliteit. Dit kon ook afgeleid worden uit Figuur 13 waarbij negen van de 13 stalen visueel negatief beoordeeld werden.

Page 75: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

61

Tabel 14: Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de geanalyseerde levensmiddelen, productgroep 'Groenten'. Het minimum, maximum en de mediaan van het aantal teruggevonden micro-organismen binnen elke subgroep kunnen uit de tabel afgelezen worden. Ook het aantal producten waarbij de microbiologische richtwaarden of wettelijke microbiologische criteria overschreden werden, zijn weergegeven.

Groenten n = 13

Bladgroenten bestemd voor rauwe consumptie (vb. veldsla, postelein)

n=6 7,0 / 8,0 5,0 / 7,0 4,0 / 5,0 4,0 / visueel 3,0 / 3,0 / / / 2,0 /

min 5,1 < 1 3,8 2,0 < 1 / / / < 1 /

max 7,5 5,8 6,6 7,0 < 1 / / / < 1 /

mediaan 5,5 < 1 4,2 4,3 < 1 / / / < 1 /

n > tolerantie 1 1 4 4 n.v.t / / / n.v.t /

n > TGT/THT 0 0 2 0 n.v.t / / / n.v.t /

Onbewerkte andere groenten zoals knol-en bolgroenten (vb. prei, kandoen)

n=4 4,0 / 5,0 4,0 / visueel 3,0 / 3,0 / / / 2,0 /

min 4,7 < 1 < 2 < 2 < 1 / / / < 1 /

max 6,7 2,9 5,5 3,5 < 1 / / / < 1 /

mediaan 5,0 < 1 2,7 2,0 < 1 / / / < 1 /

n > tolerantie 0 0 0 0 n.v.t / / / n.v.t /

n > TGT/THT 0 0 1 1 n.v.t / / / n.v.t /

(Gewassen) versneden groenten (IV de gamma) (vb. spaghettigroenten, wortelblokjes)

n= 3 6,0 / 8,0 4,0 / 7,0 4,0 / 5,0 4,0 / visueel 3,0 / 3,0 3,0 / 3,0 2,0

min 6,9 5,5 4,2 < 2 < 1 3,2 < 1 < 2 < 1 < 1

max 7,8 6,7 6,9 < 2 < 1 7,6 < 1 3,9 < 1 < 1

mediaan 7,5 5,9 6,1 < 2 < 1 6,2 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 3 3 3 n.v.t n.v.t 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 2 n.v.t n.v.t 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t

B. cereus

(log

kve/g)

L.monocyt

ogenes

(log kve/g)

Cl.

perfringens

(log kve/g)

BEDERF HYGIËNE PATHOGENEN

TKG (log

kve/g)

MZB (log

kve/g)

Gist (log

kve/g)

Schimmel

(log kve/g)

E.coli

(log

kve/g)

Enterobact

eriaceae

(log kve/g)

S. aureus

(log

kve/g)

Page 76: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

62

3.3.3.1.2 Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de productgroep ‘Dierlijke producten’

Binnen de geanalyseerde stalen kon ook een 2de productgroep gedefinieerd worden, de ‘Dierlijke

producten’. Hiertoe behoren vlees-, vis- en zuivelproducten. Ook deze productgroep werd

opgesplitst in drie subgroepen om de verkregen resultaten beter te kunnen interpreteren.

Een eerste subgroep is de ‘Vleeswaren’ (n=6) zoals gekookte ham en Parijse jachtworst. Uit de

interviews bleek dat dit producten waren die minder vaak geschonken werden, wegens risicovol. Dat

het schenken van vleeswaren inderdaad een risico inhoudt, bleek uit de geanalyseerde stalen (zie

Tabel 15). Hieruit blijkt dat drie producten een hoger TKG en een hoger aantal MZB hebben dan hun

richtwaarde op het einde van de houdbaarheid. Deze producten moeten echter niet afgekeurd

worden daar er geen echte onaanvaardbare sensorische afwijkingen opgemerkt zijn. Bij één product

(mortadelle) werd wel opgemerkt dat het er niet zo vers meer uit zag (zie Figuur 13). Dit product

werd 4 dagen voor z’n TGT-datum verlopen was, geanalyseerd. Er werd dan ook vergeleken met

zowel de tolerantiewaarde als de waarde op het einde van de houdbaarheid. Dit product veroorzaakt

ook alle andere hoge waarden in Tabel 15. Het bevatte naast een hoog aantal melkzuurbacteriën en

Enterobacteriaceae, ook een te hoog aantal gisten en een té hoog aantal van het pathogeen L.

monocytogenes. Met een waarde van 3,5 log kve/g zit het een stuk boven de wettelijk toegelaten

maximale waarde van 2,0 log kve/g. Verschillende oorzaken kunnen aan de basis van deze

besmetting gelegen hebben: een te hoog besmette grondstof, onvoldoende hittebehandeling,

nabesmetting of het verbreken van de koudeketen tijdens bewaring of transport (Uyttendaele,

Jacxsens et al. 2010). Aangezien L. monocytogenes kan groeien onder MAP-verpakking, kan een

initiële besmetting van het product leiden tot grote aantallen aan L.monocytogenes op het einde van

de houdbaarheid (Rees C., Dodd C. et al. 2015). Dit kan problemen veroorzaken in de donatie-

/acceptatieketen waar een groot deel van de gedoneerde producten pas op het einde van de

houdbaarheid naar de mensen in armoede kan herverdeeld worden. Dit product buiten beschouwing

gelaten, mogen de andere producten wel goedgekeurd worden. Er werden geen sensorische

afwijkingen opgemerkt bij de twee producten (gekookte ham en Parijse jachtworst) met een te hoog

gehalte aan melkzuurbacteriën en de uitgroei van andere micro-organismen bleef onder de

tolerantiewaarde. Dus vijf van de zes onderzochte producten waren voedselveilig genoeg om

herverdeeld te worden naar de mensen in armoede.

Een tweede subgroep is ‘Vis’, verder opgedeeld via de categorieën van Uyttendaele, Jacxsens et al.

(2010). Eén staal viel binnen de categorie ‘Rauwe, onbewerkte en bewerkte schaal-en schelpdieren al

dan niet verpakt onder beschermende atmosfeer’. Aangezien dit staal op het einde van de

houdbaarheid was, dient geen rekening gehouden te worden met het aantal MZB die de

tolerantiewaarde overschreed. Ook de twee stalen binnen de 2de categorie ‘Gerookte

(gedroogde/gezouten) vis met aw > 0.95’ overschreden geen enkel microbiologische criterium. Er kan

dus gesteld worden dat de gedoneerde visproducten niet aan kwaliteit, hygiëne en veiligheid

ingeboet hebben.

Ook binnen de 3de subgroep ‘Kaas’ zoals tomme blanche zijn er geen overschrijdingen van de

microbiologische criteria . De gedoneerde kazen zijn nog van voldoende kwaliteit en er werd geen

indicatie van verminderde hygiëne of aanwezige pathogenen teruggevonden.

Page 77: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

63

Tabel 15: Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de geanalyseerde levensmiddelen, productgroep ‘Dierlijke producten’. Het minimum, maximum en de mediaan van het aantal teruggevonden micro-organismen binnen elke subgroep kunnen uit de tabel afgelezen worden. Ook het aantal producten waarbij de microbiologische richtwaarden of wettelijke microbiologische criteria werden overschreden, zijn weergegeven.

Dierlijke producten (vlees, vis, zuivel) (n= 11)

Vleeswaren (vb. gekookte ham, parijse jachtworst)

n = 6 4,0 / 6,0 4,0 / 6,0 3,0 / 5,0 3,0 / visueel 1,7 / 1,7 2,7 / NVT 3,0 / 3,0 3,0 / 5,0 2,0 3,0 / 5,0

min < 1 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 7,9 7,9 5,8 < 2 < 1 6,7 < 1 < 2 3,5 < 1

mediaan 3,0 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 3 3 1 n.v.t n.v.t 1 n.v.t n.v.t 1 n.v.t

n > TGT/THT 3 3 1 n.v.t n.v.t 1 n.v.t n.v.t 1 n.v.t

Rauwe, onbewerkte en bewerkte schaal- en schelpdieren (vb. garnalen) al dan niet verpakt onder beschermende atmosfeer

n = 1 6,0 / 7,0 3,0 / 7,0 3,0 / 3,0 3,0 / 3,0 2,0

waarden 4,0 3,9 3,4 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 0 1 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

Gerookte (gedroogde/gezouten) vis met a w > 0,95 (vb. gerookte zalm)

n = 2 5,0 / 6,0 4,0 / 7,0 3,0 / 5,0 3,0 / visueel 3,0 / 3,0 3,0 / 3,0 2,0

min 3,3 2,9 3,1 2,0 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 3,6 3,0 3,3 2,0 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 0 0 2 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 0 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

Kaas (vb. tomme blanche)

n = 2 1,7 / 1,7 3,0 / 5,0 3,0 / 5,0 2,0

min 7,0 7,7 4,5 5,6 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 7,6 7,7 4,7 5,6 < 1 2,5 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 0 0 0 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 0 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

B. cereus

(log

kve/g)

L.monocyt

ogenes

(log kve/g)

Cl.

perfringens

(log kve/g)

Vis

BEDERF HYGIËNE PATHOGENEN

TKG (log

kve/g)

MZB (log

kve/g)

Gist (log

kve/g)

Schimmel

(log kve/g)

E.coli

(log

kve/g)

Enterobact

eriaceae

(log kve/g)

S. aureus

(log

kve/g)

Page 78: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

64

3.3.3.1.3 Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de productgroep ‘Koelverse bereide maaltijden of

maaltijdcomponenten’

Als derde werd de groep ‘Koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten’ gedefinieerd. Uit

Figuur 8 werd al afgeleid dat dit de producten zijn die binnen de bederfbare producten het meest

geschonken worden (37 van de 61 stalen vallen hieronder). Deze groep zal dan ook wat uitgebreider

besproken worden. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst van de kwaliteit, hygiëne en veiligheid

van deze productgroep, daarna zal de productgroep in subgroepen onderverdeeld worden om deze

meer gedetailleerd te kunnen bespreken.

Bij de geanalyseerde bereide producten hadden 21 producten een THT-datum, 16 producten een

TGT-datum. In Figuur 14 wordt getoond hoeveel producten hoeveel dagen voor het bereiken van hun

THT-datum in de liefdadigheidsverenging lagen. Vooral het groot aantal producten > 10 dagen voor

het overschrijden van de THT-datum is opvallend op Figuur 14. Deze 15 producten zijn allemaal

diepvriesproducten die de liefdadigheidsverenigingen ofwel diepgevroren ontvingen ofwel zelf

hebben ingevroren. Zoals eerder vermeld vriezen de liefdadigheidsorganisaties producten in om een

langere houdbaarheid en zo een langere periode voor herverdeling te verkrijgen. Zo werden drie van

de 15 producten op nul dagen voor het einde van hun THT-datum ingevroren, één van de 15

producten op 1 dag voor het einde van zijn THT-datum en één product op 2 dagen voor het einde van

z’n THT-datum. Ook waren nog eens 6 van de 15 producten zelf geproduceerde producten die

ingevroren werden om langer te bewaren. Figuur 15 toont het aantal producten dat x aantal dagen

voor het overschrijden van de TGT-datum naar de minderbedeelden herverdeeld wordt. Zes van de

16 bereide producten worden geschonken op 1 dag voor het overschrijden van de houdbaarheid.

Een snelle herverdeling is dus noodzakelijk. Indien dit niet op tijd lukt, worden de producten

ingevroren. Vandaar dat 4 van de 6 producten bij > 10 dagen voor het overschrijden van de TGT-

datum ingevroren werden op nul dagen voor het einde van de TGT-datum van het product. Om deze

grote groep verse bereide producten goed te kunnen herverdelen naar de minderbedeelden, kan

afgeleid worden dat een goede diepvriescapaciteit noodzakelijk is voor de liefdadigheidsorganisaties.

Bovendien moet er voor de interpretatie van de resultaten rekening mee gehouden worden dat bijna

alle producten binnen deze productgroep op het einde van hun houdbaarheid zaten.

Figuur 14: Aantal bereide producten in de liefdadigheidsverenigingen x aantal dagen voor het overschrijden van de THT-datum (n = 21)

Figuur 15: Aantal bereide producten in de liefdadigheidsverenigingen x aantal dagen voor het overschrijden van de TGT-datum (n = 16).

Onderstaande figuur (Figuur 16) schetst een duidelijk beeld van de mate van bederf, hygiëne en

veiligheid van deze koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten op het moment van

herverdeling door de liefdadigheidsorganisaties.

0

2

4

6

8

10

12

14

16

0 1 2 3 4 5 6 7

> 1

0

visu

eel

Aan

tal b

ere

ide

pro

du

cte

n

Aantal dagen voor het verstrijken van THT

0

1

2

3

4

5

6

7

0 1 2 3 4 5 6 7 > 10

Aan

tal b

ere

ide

pro

du

cte

n

Aantal dagen voor het verstrijken van TGT

Page 79: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

65

BEDERF TKG

MZB

Gisten

Schimmels

HYGIËNE

E. coli

Enterobacteriaceae

S. aureus

B. cereus

PATHOGENEN

L. monocytogenes

Cl. perfringens

Figuur 16: Overzicht van het aantal koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten per concentratie (log kve/g) aan micro-organismen weergegeven per soort micro-organisme. Met in de linkse as het aantal stalen per concentratie aan micro-organismen en in de rechtse as het cumulatieve percentage. De verticale lijnen geven de microbiologische richtwaarden en wettelijke microbiologische criteria weer (oranje = tolerantiewaarde, rood = waarde op einde houdbaarheid).

0

20

40

60

80

100

0

2

4

6

8

10

12

14

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

2

4

6

8

10

12

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

5

10

15

20

25

30

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

5

10

15

20

25

30

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

10

20

30

40

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

5

10

15

20

25

30

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

10

20

30

40

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

10

20

30

40

Cu

mu

lati

ef p

erce

nta

ge (

%)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

10

20

30

40

Cu

mu

lati

ef

per

cen

tage

(%

)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

0

20

40

60

80

100

0

10

20

30

40

Cu

mu

lati

ef

per

cen

tage

(%

)

Aan

tal s

tale

n

log kve/g

Page 80: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

66

Een aantal opmerkingen kunnen bij deze figuur gemaakt worden. Zoals eerder vermeld, worden deze

producten bijna allemaal herverdeeld op het einde van hun houdbaarheid. Er mag dus vergeleken

worden met de microbiologische richtwaarde op het einde van de houdbaarheid (= rode verticale

lijn). De mate van bederf werd bepaald op basis van het TKG, het aantal MZB, gisten en schimmels.

Het aantal MZB en bijgevolg ook het TKG is bij zeven producten hoger dan de richtwaarde op het

einde van de houdbaarheid. Daar uit Figuur 13 bleek dat er bij de bereide producten geen

onaanvaardbare sensorische afwijkingen werden waargenomen, moeten deze producten niet

afgekeurd worden. Bovendien werd slechts bij 1 product een te hoog aantal aan gisten

teruggevonden. Bijna alle producten zitten op het einde van hun houdbaarheid, terwijl de grafieken

toch nog vrij links liggen (en algemeen dus nog ver van de maximale waarde op het einde van de

houdbaarheid). Er kan dus besloten worden dat op vlak van kwaliteit deze producten nog vrij goed

zijn. E. coli, Enterobacteriaceae, S. aureus en B. cereus werden gebruikt als indicator van hygiëne (B.

cereus mag gebruikt worden daar de producten een hittebehandeling hebben ondergaan

(Uyttendaele, Jacxsens et al. 2010)). S. aureus en B. cereus zijn tevens ook voedselintoxicanten, maar

houden pas een risico in indien ze 105 kve/g overschrijden, wat bij deze producten duidelijk niet het

geval is. Uit de grafieken blijkt dat slechts 2 van de 37 producten een te hoog gehalte aan E. coli

bevatten, dat er geen S. aureus gedetecteerd werd en dat slechts 1 product met een laag gehalte aan

B. cereus werd waargenomen. Met het gehalte aan Enterobacteriaceae dient geen rekening

gehouden te worden daar deze kunnen uitgroeien in de koeling. Hierdoor zijn ze minder geschikt als

hygiëne-indicator op het einde van de houdbaarheid. Algemeen kan dus gesteld worden dat de

koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten met voldoende hygiëne behandeld werden.

Als laatste kan er gesteld worden dat er geen pathogenen in deze producten teruggevonden werden.

Uit Figuur 16 valt dus op te merken dat deze producten nog van vrij goede kwaliteit zijn. Een goede

hygiëne werd gehanteerd en er zijn geen pathogenen in deze producten aanwezig.

Algemeen valt er dus weinig aan te merken op de gedoneerde koelverse bereide maaltijden of

maaltijdcomponenten. Om een meer gedetailleerd beeld te krijgen van de mate van bederf, hygiëne

en veiligheid werd ook deze productgroep onderverdeeld in subgroepen. Een eerste subgroep bevat

19 producten en werd gedefinieerd als ‘Complete maaltijden en afzonderlijke maaltijdcomponenten’.

Een voorbeeld van een complete maaltijd is lasagne. Gekookte rode biet of vegetarische nuggets zijn

een voorbeeld van een afzonderlijke maaltijdcomponent. Een tweede subgroep werd gedefinieerd

als ‘Veggie burgers’, vb. champignonburger of gierst-maanzaadkoek (n = 10). Deze werden in een

aparte categorie opgenomen. Tijdens staalname viel op te merken dat deze burgers in grote mate in

verschillende liefdadigheidsverenigingen waren terug te vinden. Ze zijn ook allemaal afkomstig van

één supermarkt, supermarkt A. Een derde subgroep werd gevormd door de ‘Soepen’. Deze werden

door vrijwilligers van de liefdadigheidsorganisaties gemaakt en diepgevroren. Een laatste subgroep

werd als ‘Desserts’ gedefinieerd, vb. een éclair. Ook van deze verschillende subgroepen werd een

tabel met maximum, minimum, mediaan en het aantal overschrijdingen van de microbiologische

criteria opgesteld (zie Tabel 16 ).

Page 81: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

67

Tabel 16: Kwaliteit, hygiëne en veiligheid van de geanalyseerde levensmiddelen, productgroep ‘Koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten’. Het minimum, maximum en de mediaan van het aantal teruggevonden micro-organismen binnen elke subgroep kunnen uit de tabel afgelezen worden. Ook het aantal producten waarbij de microbiologische richtwaarden of wettelijke microbiologische criteria werden overschreden, zijn weergegeven.

Koelverse bereide maaltijden of maaltijdcomponenten

Complete maaltijden (vb. lasagne) en afzonderlijke maaltijdcomponenten (vb. gekookte rode biet, vegetarische nuggets)

n = 19 4,0 / 6,0 3,0 / 7,0 3,0 / 5,0 3,0 / visueel 1,7 /1,7 2,7 / NVT 3,0 / 3,0 3,0 / 5,0 2,0 3,0 / 5,0

min < 1 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 7,9 8,0 4,3 3,0 1,8 3,2 < 1 2,0 < 1 < 1

mediaan 4,6 3,4 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 14 12 1 1 1 3 n.v.t 0 n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 4 3 0 0 1 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t

L. monocytogenes 2 x aanwezig maar niet kwantificeerbaar

Vegiburgers (vb. champignonburger, gierst-maanzaadkoek)

n=10 4,0 / 6,0 3,0 / 7,0 3,0 / 5,0 3,0 / visueel 1,7 /1,7 2,7 / NVT 3,0 / 3,0 3,0 / 5,0 2,0 3,0 / 5,0

min < 1 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 8,0 8,2 3,9 3,0 < 1 3,5 < 1 < 2 < 1 < 1

mediaan 3,9 4,5 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 4 8 4 2 n.v.t 1 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 3 3 0 0 n.v.t 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

L. monocytogenes 1 x aanwezig maar niet kwantificeerbaar

Soepen

n = 6 4,0 / 6,0 3,0 / 7,0 3,0 / 5,0 3,0 / visueel 1,7 /1,7 2,7 / NVT 3,0 / 3,0 3,0 / 5,0 2,0 3,0 / 5,0

min < 1 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 4,9 4,2 5,4 2,0 2,0 3,8 < 1 < 2 < 1 < 1

mediaan < 1 < 1 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 2 2 2 0 1 1 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 1 0 1 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

Desserts

n = 3 2,0 / 5,0 2,0 / visueel 2,0 / 2,0 3,0 / 3,0 3,0 / 3,0 2,0 / 2,0

min 4,0 2,2 < 2 < 2 < 1 < 1 < 1 < 2 < 1 < 1

max 7,7 7,6 4,3 < 2 < 1 1,9 < 1 < 2 < 1 < 1

mediaan 4,8 3,7 2,7 < 2 < 1 1,2 < 1 < 2 < 1 < 1

n > tolerantie 0 0 1 n.v.t n.v.t 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

n > TGT/THT 0 0 0 n.v.t n.v.t 0 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t

Page 82: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

68

Met behulp van Tabel 16 kunnen een aantal zaken opgemerkt worden. Zo kan er opgemerkt worden

dat de reductie van de kwaliteit binnen deze productgroep voornamelijk te wijten is aan bepaalde

maaltijdcomponenten (3 van de 19) en vooral aan de veggie burgers (3 van de 10). Ook valt op dat de

mediaan van zowel het TKG en de MZB bij beide subgroepen hoger ligt dan de tolerantiewaarde. Dit

wijst op het feit dat de producten al wat aan kwaliteit hebben ingeboet en niet meer zo lang

houdbaar zijn. Een snelle herverdeling is dus nodig. Bij de producten met een hoog aantal MZB en

bijgevolg ook TKG werden echter geen onaanvaardbare sensorische eigenschappen opgemerkt, dus

ook deze producten mogen nog herverdeeld worden. Behalve één soort soep die een te hoog

gehalte aan gisten bevatte, viel er niets op de kwaliteit van de subgroepen ‘Soepen’ en ‘Desserts’ aan

te merken. Wel dient opgemerkt te worden bij deze laatste subgroep dat ze een negatieve visuele

beoordeling kregen (zie Figuur 13).

Een tweede opmerking kan gemaakt worden over het te hoog gehalte aan E. coli in één product

(erwtenpesto) binnen de eerste subgroep. Onhygiënische omstandigheden in de productieketen of

gedurende de bewaring doorheen de donatie-/acceptatieketen, kunnen dit te hoge gehalte aan E.

coli veroorzaakt hebben. Ook bij de subgroep ‘Soepen’ werd in één staal (witloofsoep) een te hoog

gehalte aan E. coli gevonden. Bovendien werd in deze soep ook een te hoog gehalte aan

Enterobacteriaceae gevonden. Daar het product nog lang houdbaar was, geldt hier nl. de

tolerantiewaarde. Deze werd overschreden. De soepen werden gemaakt door vrijwilligers van de

liefdadigheidsorganisaties. Onvoldoende (persoonlijke) hygiëne tijdens de productie zou de oorzaak

van beide overschrijdingen kunnen zijn.

Een té hoog gehalte aan Enterobacteriaceae werd ook vastgesteld bij drie producten van de eerste

subgroep. Het bleek telkens om hetzelfde product, een worstenbroodje, te gaan. Het gaat om een

diepvriesproduct dus verdere uitgroei tijdens goede bewaring is onmogelijk. De hoge aantallen

zouden kunnen wijzen op onvoldoende hygiëne tijdens productie of temperatuurmisbruik in de

keten waardoor de Enterobacteriaceae konden uitgroeien. In twee van de drie stalen van dit product

werd ook het pathogeen L. monocytogenes gedetecteerd in 25 g. Deze aantallen waren echter niet

kwantificeerbaar en vormden dus geen gevaar voor de veiligheid van het product. Bovendien moest

het product nog afgebakken worden op 175°C, hierdoor worden de micro-organismen voldoende

afgedood. Er was dus geen gevaar voor de gezondheid van de mensen in armoede bij het

consumeren van dit product.

Dezelfde opmerking dient gemaakt te worden bij 1 van de 10 veggie burgers. Ook hier werd L.

monocytogenes gedetecteerd in 25 g maar waren de aantallen niet kwantificeerbaar. Dit product was

nog in z’n intacte verpakking, dus de aanwezigheid van L. monocytogenes werd veroorzaakt door een

initiële besmetting. Door een goede bewaring werd zelf op het einde van de houdbaarheid geen

uitgroei van het pathogeen L. monocytogenes gedetecteerd. Ook viel bij dit product een te hoog

gehalte aan Enterobacteriaceae op te merken. Daar het product echter op het einde van z’n

houdbaarheid zit en bij koeltemperaturen bewaard werd, is deze waarde minder geschikt als

hygiëne-indicator. Enterobacteriaceae kunnen nl. uitgroeien onder koeling.

Er kan besloten worden dat er ook bij de productgroep ‘Koelverse bereide maaltijden of

maaltijdcomponenten’ geen producten zijn die op basis van hygiëne en voedselveiligheid niet verder

herverdeeld zouden mogen worden naar de mensen in armoede. Een verminderde kwaliteit van een

deel van deze producten is echter wel mogelijk. Herverdeling van de producten voor hun

houdbaarheid verlopen is, is dan ook noodzakelijk.

Page 83: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

69

Algemeen over alle productgroepen heen kan dus gesteld worden dat op vlak van kwaliteit vijf van

de 13 groenten, één van de zes vleeswarenproducten en één op de 37 bereide producten een te

hoog aantal aan gisten bevatte. Daarnaast hadden drie van de zes vleeswarenproducten en zes van

de 37 bereide producten een te hoog aantal aan MZB en dus te hoog TKG. Van deze producten

hadden 9 van de 15 een TGT-datum, 3 van de 15 een THT-datum en de overige 3 waren groenten en

moesten dus visueel beoordeeld worden. Buiten één vleeswarenproduct waren er echter geen

onaanvaardbare sensorische afwijkingen waarneembaar, dus deze producten kunnen nog

herverdeeld worden. Aangezien in totaal 15 van de 61 producten een zekere mate van bederf

toonden en er geen producten herverdeeld werden na hun houdbaarheidsdatum, kan gesteld

worden dat de houdbaarheid labels van deze producten te ruim gezet werden door de producent.

Hierdoor kan een zekere vorm van kwaliteitsreductie optreden eer de producten bij de mensen in

armoede terechtkomen. Uit Figuur 11 en Figuur 12 bleek dat vele producten slecht nul tot twee

dagen voor het overschrijden van hun houdbaarheidsdatum door de liefdadigheidsorganisaties

konden herverdeeld worden. Om de reductie van de kwaliteit beperkt te houden, is het dan ook

belangrijk dat de liefdadigheidsverenigingen geen bederfbare producten verdelen na hun

houdbaarheidsdatum. Dit staat ook weergegeven bij de richtlijnen van het FAVV die als referentie

kunnen dienen voor de liefdadigheidsorganisaties om de houdbaarheid van gedoneerde producten

te beoordelen. Deze richtlijn focust op het nooit schenken van producten na hun TGT-datum, maar

ook kort houdbare THT-producten mogen niet geschonken worden. Terwijl de Verordening (EC) Nr.

1169/2011 stelt dat na THT-datum producten wel nog geconsumeerd (en dus verdeeld) mogen

worden. De richtlijn van het FAVV voor de liefdadigheidsorganisaties is dus anders gedefinieerd en

maakt gebruik van vier categorieën (zeer lang houdbaar – lang houdbaar – beperkt houdbaar – kort

houdbaar). Hierdoor dient geen onderscheid gemaakt te worden tussen TGT en THT. Op die manier

wordt ook verwarring rond het houdbaarheidslabel vermeden. Bij de geanalyseerde producten werd

op vlak van kwaliteitsreductie wel een onderscheid opgemerkt tussen THT-producten en TGT-

producten. Bij 9 van de 28 producten met een TGT-datum viel een kwaliteitsreductie op te merken,

bij de THT-producten was dit bij 3 van de 20 producten (20 producten van de 33 producten had een

THT-datum, 13 producten werden visueel beoordeeld (zie Figuur 11)). Aangezien reeds 3 van de 20

THT-producten een kwaliteitsreductie ondergaan hebben voor hun THT-datum overschreden is, kan

gesteld worden dat deze richtlijn van het FAVV noodzakelijk is om een zekere kwaliteit van het

product te blijven garanderen.

De mate van hygiëne in de donatie-/acceptatieketen werd bepaald met behulp van hygiëne-

indicatoren. Slechts twee producten (witloofsoep en erwtenpesto) hadden een te hoog gehalte aan

hygiëne-indicator E. coli. Naast deze twee producten werd ook verminderde hygiëne bij drie andere

producten (3 staalnames van worstenbroodjes) vastgesteld. Een te hoog gehalte aan

Enterobacteriaceae werd bij deze producten waargenomen. Ook bij het vleeswarenproduct

mortadelle werd een te hoog gehalte aan Enterobacteriaceae opgemerkt. Daar het product echter op

einde houdbaarheid zat en bij koeltemperaturen bewaard werd, kunnen de Enterobacteriaceae

uitgroeien waardoor deze waarde minder geschikt is als hygiëne-indicator. Voedselintoxicanten B.

cereus en S. aureus werden niet gedetecteerd. Uiteindelijk werd dus bij slechts vijf van de 61

producten een te hoog gehalte aan een hygiëne-indicatoren gevonden. Om het aantal

overschrijdingen te blijven beperken dient elke schakel in de donatie-/acceptatieketen gedurende

productie en/of opslag hygiënisch te blijven werken.

Page 84: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

RESULTATEN EN DISCUSSIE

70

In vier van de 61 stalen werd de aanwezigheid van het pathogeen L. monocytogenes gedetecteerd.

Zo werd L. monocytogenes in twee van de drie geanalyseerde worstenbroodjes, eenmaal in een

veggie burger (spinazieburger) en eenmaal in het vleeswarenproduct mortadelle gedetecteerd.

Slechts in dit laatste staal waren de aantallen kwantificeerbaar. Dit staal bevatte ook meer dan de

wettelijk toegelaten maximale waarde en kon dus schadelijk zijn voor de gezondheid van de

minderbedeelden. De oorzaak hiervan hoeft niet direct in de donatie-/acceptatieketen gezocht te

worden, ook een initiële besmetting kan dit veroorzaken. Naast GMP tijdens productie, kan door het

vermijden van nabesmetting en het onderhouden van de koudeketen de uitgroei van pathogenen in

de donatie-/acceptatieketen vermeden worden. Belangrijk is dat elke schakel in de keten daar belang

aan hecht. Het hoge gehalte aan L. monocytogenes werd teruggevonden in een vleeswarenproduct.

Er kan dus besloten worden dat qua voedselveiligheid de vleeswaren een groter risico vormen om te

herverdelen dan de andere bederfbare producten. Alle andere (60 van de 61) producten waren wel

voedselveilig wat betreft de onderzochte parameters.

Page 85: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

71

4 Conclusie Op wereldschaal wordt het voedselverlies geschat op 1,3 miljard ton voedsel per jaar. Dit is slechts

een schatting. De exacte hoeveelheid voedselverlies kan enkel bepaald worden indien uniforme

definities en gelijke meetmethoden gehanteerd worden. In deze thesis werd op basis van

verschillende studies een definitie opgesteld voor voedselverlies, voedseloverschotten,

voedselverspilling en voedselafval. Op basis van deze definities werd duidelijk dat alles wat als

voedselafval gedefinieerd wordt, uit de voedselketen gaat en dus niet meer kan gebruikt worden

voor menselijke consumptie. Daarentegen kan alle voedselverlies dat binnen de keten blijft wel nog

geschikt zijn voor menselijke consumptie. Tot dit voedselverlies behoren enerzijds de meer

structurele verliezen (vb. primaire productie, verwerking), deze werden als voedseloverschotten

gedefinieerd. Anderzijds zijn er dan ook nog voedselverliezen op niveau van de huishoudens, retail …

die benoemd werden als voedselverspilling. Alle voedselverliezen, zowel de voedseloverschotten als

de voedselverspilling, kunnen gereduceerd worden door deze in te zetten in de strijd tegen armoede.

Het reduceren van voedselverlies door herverdeling naar de minderbedeelden gebeurt vandaag in

een soort van alternatieve voedselketen naast de huidige traditionele voedselketen, de donatie-

/acceptatieketen. De organisatie van deze keten staat in contrast met de organisatie van de huidige

traditionele voedselketen. In tegenstelling tot het (relatief) gestructureerd verloop van de

traditionele keten van primaire productie tot consument, valt in de huidige donatie-/acceptatieketen

vooral het kluwen op van verschillende organisaties met elk hun eigen werking (zowel binnen de

donoren als de acceptoren). Bovendien werken de acceptoren voornamelijk met vrijwilligers. Dit

maakt dat deze organisaties niet stabiel zijn. Er is een regelmatige afwisseling van mensen, wat de

overdracht van kennis en de communicatie met deze organisaties bemoeilijkt. De regulatoren en

donoren echter zouden graag deze liefdadigheidsverenigingen zien professionaliseren. De

regulatoren (FAVV) steken dan ook moeite in het opstellen van een regelgeving die hierbij aansluit.

De communicatie van deze regelgeving moet echter ook bij de acceptoren terechtkomen zodanig dat

ze die ook toepassen. Hierbij spelen de facilitatoren (Voedselbanken, OCMW, KOMOSIE) een

belangrijke rol. Ook een goed uitgewerkte leidraad met richtlijnen voor alle partijen van de donatie-

/acceptatieketen zou dit landschap wat meer gestroomlijnd kunnen maken.

De Europese wetgeving is niet voorzien op een tweede keten naast de traditionele voedselketen. De

operatoren in de donatie-/acceptatieketen dienen dan ook aan dezelfde wetgeving te voldoen als de

operatoren binnen de traditionele voedselketen. Twee opties zijn dan mogelijk: 1) de Europese Unie

moderniseert de huidige wetgeving zodat de wetgeving rond de donatie-/acceptatieketen kan

herbekeken worden 2) de huidige wetgeving blijft maar de Europese Unie geeft de lidstaten zelf de

mogelijkheid om op nationaal vlak versoepelingen op te stellen. Momenteel wordt voor de tweede

optie gekozen. Grote verschillen tussen de Europese lidstaten op vlak van nationale wetgevingen zijn

dan ook op te merken.

In België werden door het FAVV enkele versoepelingen opgesteld met als voornaamste doel de

wettelijke hefbomen weg te nemen om zo meer schenkingen te verkrijgen, zonder hiervoor in te

boeten aan voedselveiligheid. Bij elke versoepeling dient de afweging gemaakt te worden tussen

enerzijds het wegschenken van voedsel om voedselverlies en armoede te reduceren en anderzijds

het waarborgen van kwaliteit en veiligheid van de gedoneerde producten om de gezondheid van de

mensen in armoede niet in gevaar te brengen.

Om het voedselverlies in de keten en de armoede te reduceren, is een publiek-private samenwerking

noodzakelijk. In actieplan 6 van de Ketenroadmap Voedselverlies 2015 – 2020 werd al een eerste

Page 86: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

CONCLUSIE

72

stap rond deze samenwerking uitgedacht. Hierin werken de reguliere economie (retailers en

veilingen) samen met de sociale economie en liefdadigheidsorganisaties om hun

voedseloverschotten te verwerken. Voor de retailers en veilingen biedt dit een oplossing voor hun

niet-vermarktbare overschotten, voor de liefdadigheidsorganisaties betekent dit een oplossing voor

hun bevoorradingsproblematiek. Dit zou ook een oplossing kunnen vormen voor de

voedingsindustrie die half-fabrikaten als eindproduct produceert. Aangezien deze producten nog niet

verpakt of geëtiketteerd zijn, kan deze voedingsindustrie haar voedseloverschotten niet schenken.

Indien een verwerkende stap zou kunnen plaatsvinden voor herverdeling is dit wel mogelijk. Echter,

de stroom aan voedseloverschotten van bedrijven is niet continu. Om een min of meer constante

stroom aan producten te verkrijgen, zou de verwerking hiervan best in één bepaald bedrijf

plaatsvinden. Enkel met behulp van subsidies door de overheid zou dit kunnen verwezenlijkt worden.

Om de huidige hygiëne, voedselveiligheid en kwaliteit in de donatie-/acceptatieketen te identificeren

werden microbiologische analyses uitgevoerd op 61 gedoneerde bederfbare producten. Zo konden

de pijnpunten omtrent hygiëne, voedselveiligheid en kwaliteitszorg in deze keten geïdentificeerd

worden. Het eerste pijnpunt is het onderhouden van de koudeketen tijdens transport.

Liefdadigheidsorganisaties hebben vaak slechts beperkte financiële middelen waardoor het transport

vaak gebeurt op kamertemperatuur. Wel worden koelboxen of koeldekens gebruikt om de

koudeketen zo goed als mogelijk te onderhouden. Het onderhouden van de koudeketen is belangrijk

daar uit de resultaten bleek dat bij 3 van de 61 producten een initiële besmetting van L.

monocytogenes aanwezig was. Een onderbreking van de koudeketen zou aanleiding kunnen gegeven

hebben tot uitgroei van het pathogeen. Bij 1 van de 61 producten echter bevatte het staal meer L.

monocytogenes dan de toegelaten wettelijke maximale waarde en kon het dus een schadelijk effect

hebben op de gezondheid van de mensen in armoede. Al hoeft de oorzaak hiervan niet persé in het

doorbreken van de koudeketen door de liefdadigheidsorganisaties gezocht te worden. Ook andere

schakels binnen de donatie-/acceptatieketen kunnen deze besmetting veroorzaakt hebben. Een

tweede pijnpunt is de vaak beperkte invriescapaciteit, diepvriesopslag en -transport van

liefdadigheidsorganisaties. Zoals uit het onderzoek bleek, worden vele bederfbare producten door de

liefdadigheidsorganisaties ingevroren op, of één dag vóór de houdbaarheid verlopen is. Zo kunnen de

levensmiddelen langer bewaard blijven en is er meer tijd voor herverdeling van deze producten.

Echter, indien de producten niet snel genoeg ingevroren worden, neemt de kans op

kwaliteitsreductie en/of pathogenen in het product toe. Een betere optie zou daarom zijn om net

zoals in Nederland het invriezen van de producten te laten gebeuren door de retailers. Deze

beschikken over meer professionele diepvriezers. Bovendien heeft dit als voordeel dat het zo

gemakkelijker is om tijdens het transport van donor naar acceptor de koudeketen te bewaren. Zo

moet er door de liefdadigheidsorganisaties ook geen onderscheid meer gemaakt worden tussen TGT

en THT producten. Dit invriezen laten gebeuren door de retailers zelf heeft dus verschillende

voordelen op voorwaarde dat de liefdadigheidsorganisaties investeren in diepvriesopslag en

diepvriestransport. Momenteel echter blijkt deze beperkte diepvriesopslag en –transport reden te

zijn waarom producten uit de diepvriesindustrie nauwelijks geschonken worden. Het invriezen van

producten is een noodzakelijk gegeven voor de liefdadigheidsorganisaties. Niet alle producten

kunnen op een paar dagen tijd herverdeeld worden. Dit is wel nodig bij de gedoneerde bederfbare

producten om een zekere kwaliteit van het product te behouden. Uit de resultaten bleek nl. dat er 15

van de 61 producten een zekere mate van bederf toonden. Er kan dus gesteld worden dat een zekere

vorm van kwaliteitsreductie kan optreden eer de producten bij de mensen in armoede

terechtkomen. Dit is ook logisch daar bleek dat vele producten slecht nul tot twee dagen voor het

overschrijden van hun houdbaarheidsdatum door de liefdadigheidsorganisaties konden herverdeeld

worden. Om de reductie van de kwaliteit beperkt te houden, is het dan ook belangrijk dat de

Page 87: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

CONCLUSIE

73

liefdadigheidsverenigingen geen bederfbare producten verdelen na hun houdbaarheidsdatum. Dit

staat ook weergegeven bij de richtlijnen van het FAVV omtrent houdbaarheid. Een laatste pijnpunt is

omtrent de hygiëne in liefdadigheidsorganisaties die verpakken of verwerken. Deze

liefdadigheidsorganisaties moeten naast GHP ook voldoen aan een HACCP-light. Dit is noodzakelijk

om de kwaliteit en veiligheid van het herverpakte of verwerkte product te garanderen. Op slechts 5

van de 61 producten werd een overschrijding van een geschikte hygiëne-indicator teruggevonden.

Deze kunnen echter veroorzaakt zijn door onhygiënische omstandigheden in de productieketen of

tijdens bewaring. Om het aantal overschrijdingen te blijven beperken, dient elke schakel in de

donatie-/acceptatieketen gedurende productie en/of opslag hygiënisch te blijven werken.

Dit onderzoek toont aan waar de mogelijke pijnpunten in de donatie-/acceptatieketen zich bevinden.

Liefdadigheidsorganisaties kunnen zich op deze punten focussen om zo de kwaliteit en

voedselveiligheid van de producten beter te kunnen waarborgen.

Hiervoor zijn investeringen echter noodzakelijk. Deze investeringen vergen bijkomende financiële

middelen. Momenteel geeft het FEAD-fonds financiële steun voor de aankoop van producten in het

reguliere traject. Men kan zich de vraag stellen of deze financiële steun niet beter zou gebruikt

worden om te investeren in de liefdadigheidsorganisaties en op die manier de pijnpunten in de

donatie-/acceptatieketen structureel op te lossen. Door het geld voornamelijk te gebruiken voor de

aankoop van producten, lijkt men momenteel enkel op korte termijn te denken om het huidige

(onvoldoende) functionerende systeem in stand te kunnen houden. Bijgevolg zou een afweging

gemaakt kunnen worden tussen enerzijds structurele oplossingen voorzien op lange termijn en

anderzijds toch voldoende voedingsproducten aan te leveren op korte termijn. Echter, indien men

deze fondsen (deels) zou gebruiken voor structurele investeringen op vlak van logistiek en opslag,

kan men het vertrouwen van de donoren winnen en zal men op termijn meer producten ontvangen.

Dit leidt automatisch tot minder voedselverlies.

Page 88: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

74

5 Suggesties voor verder onderzoek Om een volledig en correct beeld te krijgen van de oorzaken van pathogenen en de aanwezigheid

van hygiëne-indicatoren in de donatie-/acceptatieketen, zou een grootschalig onderzoek bij elke

schakel in die keten moeten plaatsvinden. Slechts daarna zou met zekerheid gezegd kunnen worden

waar de pijnpunten omtrent hygiëne, voedselveiligheid en kwaliteitszorg in de donatie-

/acceptatieketen exact liggen. Bovendien kan zo ook een beeld gevormd worden van de kwaliteit,

hygiëne en veiligheid van de producten van alle liefdadigheidsorganisaties.

Op kleinere schaal zou het waardevol kunnen zijn om het voedselveiligheidsgedrag van de

vrijwilligers in de liefdadigheidsorganisaties die producten verwerken/herverpakken te onderzoeken.

De vijf componenten van voedselveiligheidsgedrag (leiderschap, communicatie, inzet,

beschikbaarheid van middelen en bewustzijn) zouden hiervoor onderzocht kunnen worden. Het

voedselveiligheidsgedrag kan nl. een impact hebben op de microbiologische veiligheid van de

verwerkte levensmiddelen.

Tot slot zou ook een onderzoek waarbij een voorstel tot leidraad opgesteld wordt nuttig kunnen zijn.

In deze leidraad zouden alle verplichtingen waaraan donor en acceptor moeten voldoen om de

veiligheid van de levensmiddelen te kunnen waarborgen, opgenomen kunnen worden. Dit zou de

donatie-/acceptatieketen voor alle partijen duidelijker maken, wat het aantal donaties ten goede zou

komen.

Page 89: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

75

6 Referenties (2014). Belgisch Operationeel Programma voor het Fonds voor Europese Hulp aan de meest behoeftigen: voedselhulp, materiële hulp en begeleidende maatregelen.

Belgische Federatie van Voedselbanken. "Contract voor de schenking van levensmiddelen." Retrieved 12. 08. 2015, from http://www.foodbanks.be/pdfRep/contract-voor-schenking-van-levensmiddelen.pdf.

Belgische Federatie van Voedselbanken. "De historiek." Retrieved 15.08.2015, from http://www.foodbanks.be/bkaNL/bka4100N.htm.

Bio-rad. "Rapid'Enterobacteriaceae." Retrieved 15.04.16, from http://www.generon.it/dati/allegati/brochure/en/br3564004/rapid-enterobacteriaceae-customer-presentation.pdf.

Bio-rad (2007). "Rapid'E.coli 2 Agar." Retrieved 16.04.16, from http://www.bio-rad.com/webroot/web/pdf/fsd/literature/TS_REC2.pdf.

Bio-rad (2013). "Rapid' Enterobacteriaceae Agar." Retrieved 15.04.16, from http://www.bio-rad.com/webroot/web/pdf/fsd/literature/FSD_16353.pdf.

Bio by Deloitte (2014). "Comparative study on EU member states' legislation and practices on food donation." 1-74.

Biolife (2005). "ALOA technical sheet." Retrieved 16.04.16, from http://www.biolifeit.com/public/cartellina-allegati-schede-certificazioni/schede-tecniche-inglese/TS-501605P.pdf.

Bocklandt, Y. (2012). "Sociale Kruiderniers Vlaanderen." Retrieved 28.08.2015, from http://www.socialekruideniersvlaanderen.be/wie-zijn-we.

Caraher, M. (2015). "The European Union Food Distribution programme for the Most Deprived Persons of the community, 1987-2013: From agricultural policy to social inclusion policy?" Health Policy 119(7): 932-940.

Carlassara, V. (2013). "Duurzame samenwerking voor verse groenten verhoogt kwaliteit voedselhulp in West-Vlaanderen." Retrieved 27.08.2015, from http://www.welzijnsconsortium.be/files/2013_04_24_presentatie_Virginie_Carlassara_WZC_Zuid-West-Vlaanderen.pdf.

Ceuppens, S., et al. (2016). "The heterogeneity in the type of shelf life label and storage instructions on refrigerated foods in supermarkets in Belgium and illustration of its impact on assessing the Listeria monocytogenes threshold level of 100 CFU/g." Food Control 59: 377-385.

Page 90: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

76

De Boeck, E., et al. (2015). "Food safety climate in food processing organizations: Development and validation of a self-assessment tool." Trends in Food Science & Technology 46(2): 242-251.

De Morgen (2015). "Frankrijk verplicht supermarkten overschotten uit te delen." Retrieved 28/08/2015, from http://www.demorgen.be/economie/frankrijk-verplicht-supermarkten-overschotten-uit-te-delen-a2334045/.

De Raad van de Europese Unie (1999). "RICHTLIJN 1999/31/EG VAN DE RAAD van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen " Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Devlieghere, F., et al. (2011). Levensmiddelenmicrobiologie en - conservering, die Keure.

DG SANTE (2015). "Circular Economy policy fiche." 9.

EC. (2000). "DIRECTIVE 2000/13/EC OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 20 March 2000 on the approximation of the laws of the Member States relating to the labelling, presentation and advertising of foodstuffs." Official Journal of the European Communities L109: 29-42.

EC. (2002). "REGULATION (EC) No 178/2002 OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 28 January2002 laying down the general principles and requirements of food law, establishing the European Food SafetyAuthorityand laying down procedures in matters of food safety." Official Journal of the European Communities L31: 1-24.

EC. (2004). "REGULATION (EC) No 852/2004 OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 29 April 2004 on the hygiene of foodstuffs." Official Journal of the European Union L226: 3-21.

EC. (2004). "REGULATION (EC) No 853/2004 OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 29 April 2004 laying down specific hygiene rules for on the hygiene of foodstuffs " Official Journal of the European Union L139: 55-206.

EC. (2005). "COMMISSION REGULATION (EC) No 2073/2005 of 15 November 2005 on microbiological criteria for foodstuffs." Official Journal of the European Union L 338: 1-26.

EC. (2008). "DIRECTIVE 2008/98/EC OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 19 November 2008 on waste and repealing certain Directives." Official Journal of the European Union L312: 3-30.

EC. (2011). "REGULATION (EU) No 1169/2011 OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 25 October 2011 on the provision of food information to consumers, amending Regulations (EC) No 1924/2006 and (EC) No 1925/2006 of the European Parliament and of the Council, and repealing Commission Directive 87/250/EEC, Council Directive 90/496/EEC, Commission Directive 1999/10/EC, Directive 2000/13/EC of the European Parliament and of the Council, Commission Directives 2002/67/EC and 2008/5/EC and Commission Regulation (EC) No 608/2004." Official Journal of the European Union L304: 18 - 63.

Page 91: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

77

EC. (2014). "Regulation (EC) No 223/2014 of the European Parliament and of the Council of 11 March 2014 on the Fund for European Aid to the Most Deprived." Official Journal of the European Union L72: 1-41.

EC. (2015). The Fund for the European Aid to the Most Deprived (FEAD); Breaking the vicious circle of poverty and deprivation. Luxembourg, Publications Office of the European Union.

EU-SILC (2014, 31.08.2015). "Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting; Feiten en cijfers." Retrieved 2.12.2015, from http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_aantal_armen.htm.

European Commision (2015, 22/04/2015). "Fruit and vegetables: Free distribution." Retrieved 15/09/2015, from http://ec.europa.eu/agriculture/fruit-and-vegetables/free-distribution/index_en.htm.

European Commision (2015, 22.04.2015). "The history of the CAP." Retrieved 2.12.2015, from http://ec.europa.eu/agriculture/cap-history/index_en.htm.

Europees parlement en de raad (2004). "VERORDENING (EG) Nr. 882/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn."

Europees parlement en de raad van de Europese Unie (2014). "Verordening nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen." Publicatieblad van de Europese Unie.

Europese Commissie (2015). "Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)." Retrieved 2.09.2015, from http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=1089

Europese Commissie voor werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie. "Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)." Retrieved 2.09.2015, from http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=1089

EVIRA (2013). "Foodstufss donated to food aid." 1-8.

FAVV (2012). "Wat moet er op het etiket?". Retrieved 23.04.16, from http://www.favv-afsca.fgov.be/levensmiddelen/etikettering/_documents/2012-05_Nieuwsbrief-FAVV-48_p5_Wat-moet-er-op-het-etiket_nl.pdf.

FAVV (2014). "Omzendbrief met betrekking tot korteketendistributie van levensmiddelen via afhaalpunten en via gegroepeerde aankopen." 1-4.

FAVV (2014). "Technische fiche activiteit: Grootkeuken met bereiding en bediening ter plaatse."

FAVV (2014). "Technische fiche activiteit: voedselbank, liefdadigheidsvereniging."

Page 92: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

78

FAVV (2014). "Technische fiche activiteit: Voedselbank, liefdadigheidsvereniging (uitsluitend levensmiddelen met een houdbaarheid bij omgevingstemperatuur van tenminste drie maanden)."

FAVV (2015). Omzendbrief met betrekking tot de bepalingen van toepassing op voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen: 7.

FEBA (2014). Retrieved 20/08/2015, from http://www.eurofoodbank.eu/.

Flanders' Food (2013, 25.07.2013). "Toolkit voedselverspilling inspireert bedrijven." Retrieved 3.12.2015, from http://www.flandersfood.com/artikel/2013/07/25/toolkit-voedselverspilling-inspireert-bedrijven.

Garrone, P., et al. (2014). "Surplus food recovery and donation in Italy: the upstream process." British Food Journal 116(9): 1460-1477.

Halton Region (2011). "Food Safety Guidelines For Food Banks." Retrieved 12.08.2015, from www.halton.ca/foodsafety.

Hansens, O., et al. (2014). "Food redistribution in the Nordic Region." The nordic region - leading in green growth 1-106.

IIRE and Ander Europa (2011). "Europa en de crisis; Het verhaal van een aangekondigde ramp." Retrieved 2.12.2015, from file:///C:/Users/UGent/Downloads/Europa%20en%20de%20crisis_0.pdf.

KB (2006). "Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen." Belgisch Staatblad,.

KB (2014). "Koninklijk besluit van 13 juli 2014 betreffende levensmiddelenhygiëne " Belgisch Staatblad,.

Martínez Z, N., et al. (2014). "Food loss in a hungry world, a problem?" Agronomía Colombiana 32(2): 283-293.

MB (2013). "Ministerieel besluit betreffende de versoepeling van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige inrichtingen in de voedselketen." Belgisch Staatblad,.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. "Handboek EU-milieubeleid en Nederland." Retrieved 11.12.2015, from http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/handboek-eu/afval/kaderrichtlijn/omzetting-nationale/.

Monier V., et al. (2010). Preparatory study on food waste across EU 27. European Commision DG Milieu.

Page 93: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

79

NVWA (2013). "Beslisboom erkenning van bedrijven." Retrieved 4.04.16, from https://www.nvwa.nl/actueel/bestanden/bestand/2201374/beslisboom-erkenning-van-bedrijven.

NVWA (2015). "Informatieblad 76 charitatieve instellingen en organisaties." 1-7.

OCMW (2013). "Reglement aanvraag voedselpakketten." Retrieved 26.09.2015, from http://www.kortenaken.be/images/upload/Reglementenenverordeningen/OCMW/voedselpakketten_-_reglement_aanvraag_(2013)-20131227-1143.pdf.

Östergren K., et al. (2014). FUSIONS Definitional Framework for Food Waste. Reducing food waste through social innovation, European Commision.

OVAM (2012). "Voedselverlies in ketenperspectief." Retrieved 15. 09. 2015, from http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/voedselverlies-in-ketenperspectief.

Penttinen, K. (2012). "The waste Act in Finland." Retrieved 9.12.2015, from http://www.ejkl.ee/content/files/FINWasteAct29022012.pdf.

POD maatschappelijke integratie (2015). Gratis verdeling van levensmiddelen ter beschikking gesteld aan de OCMW's en erkende partnerorganisaties in het kader van het fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen.

Poverello (2015). "Poverello, een huis voor thuis-en daklozen." Retrieved 25.08.2015, from http://www.poverello.be/nl/kort/nlPov_kort.htm.

PwC (1.12.2015). "Finland; Corporate - Deductions." Retrieved 20.12.2015, from http://taxsummaries.pwc.com/uk/taxsummaries/wwts.nsf/ID/Finland-Corporate-Deductions.

Rees C., et al. (2015). "Risk of Listeria: Fresh produce."

REO-veiling (2012). "De reo-veiling zet kansarmen op weg naar gezonder eten." Retrieved 25.08.2015, from http://www.reo.be/ndl/reo_actueel/actueel.asp?jaar=2012&pagina=E085A04.

Roels, K. and D. Van Gijseghem (2011). Verlies en verspilling in de voedselketen. Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Monitoring en Studie Brussel: 58.

Schneider, F. (2013). "The evolution of food donation with respect to waste prevention." Waste Management 33(3): 755-763.

Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw (2012). "Sociale Kruideniers Vlaanderen vzw." Retrieved 28.08.2015, from https://onedrive.live.com/view.aspx?resid=B933F3E6F57F71B!1278&app=WordPdf&authkey=!AM6an0Jbf8MXRYk.

Page 94: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

REFERENTIES

80

Tarasuk, V., et al. (2014). "A survey of food bank operations in five Canadian cities." Bmc Public Health 14.

Tarasuk V. and Eakin J. A. (2005). "Food assistance through "surplus" food: Insights from an ethnographic study of food bank work." Agriculture and Human Values 22(2): 177-186.

Thermo Fisher Scientific. "BAIRD-PARKER AGAR BASE." Retrieved 15.04.16, from http://www.oxoid.com/uk/blue/prod_detail/prod_detail.asp?pr=CM0275&org=153&c=uk.

Thermo Fisher Scientific. "MYP AGAR (Mannitol Egg Yolk Polymyxin Agar)." Retrieved 15.04.16, from http://www.oxoid.com/uk/blue/prod_detail/prod_detail.asp?pr=CM0929&org=9&c=uk&lang=en.

Thermo Fisher Scientific. "PERFRINGENS AGAR BASE (TSC AND SFP)." Retrieved 16.04.16, from http://www.oxoid.com/uk/blue/prod_detail/prod_detail.asp?pr=CM0587&org=53&c=uk&lang=EN.

Uyttendaele, M., et al. (2010). Microbiologische richtwaarden en wettelijke microbiologische criteria, Vakgroep voedselveiligheid en voedselkwaliteit, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Universiteit Gent: 133.

Vandevoort, L. (2013). Sociaal aan de slag met voedseloverschotten. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: Afdeling Welzijn en Samenleving, Marijke Enghien: 83.

Vlaamse Regering (2015). "Prevention of food losses in Flanders." Member States - efforts to reduce food waste. Retrieved 18.02.2015, from http://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/eu_actions/member_states/docs/20150424_fact_sheet_food_supply_chain_roadmap_flanders_en.pdf.

Vlaamse Regering (2015). "Titel II van het VLAREM."

Vlaamse Regering, et al. (2014). "Ketenroadmap Voedselverlies 2015-2020."

Voedselbanken Nederland (2014). "Handboek Voedselveiligheid Vereniging van Nederlandse Voedselbanken."

Voedselbanken Nederland (2015). "Fiscaliteit bedrijven en voedselbanken." Retrieved 20.12.2015, from http://www.voedselbankennederland.nl/nl/infobulletin.html.

Westyn, A., et al. (2014). De houdbaarheidsdatum van gekoelde producten doorgelicht. Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Universiteit Gent: 149.

Page 95: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

81

7 Bijlagen Bijlage 1: Niet-limitatieve lijst van levensmiddelen opgesteld door het FAVV die door de

Voedselbanken en liefdadigheidsorganisaties kan gebruikt worden als richtlijn bij het

beoordelen van de houdbaarheid van levensmiddelen indien de houdbaarheidsdatum van het

product is bereikt of overschreden.

Page 96: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

82

Page 97: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

83

Bijlage 2: Lijst van de temperatuur voorschriften zoals opgenomen in de bijlagen van het KB van

13 juli 2014 (KB 2014).

Page 98: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

84

Bijlage 3: De gegevens van de contactpersonen van de gecontacteerde instanties. Ook de datum van interview en door wie het interview werd

afgenomen is weergegeven.

Geïnterviewde Contactgegevens Contactgegevens

verkregen via

Datum

interview

Interviewers

Regulatoren

Europese

Commissie

Anne-Laure Gassin

(verantwoordelijke voor de

coördinatie omtrent food waste

prevention) en Kris De Smet

(hoofd van het team rond

voedselhygiëne)

Anne-

[email protected]

Prof. Jacxsens 30/10/15 Prof. Jacxsens,

Elien, Helena

FAVV Vicky Lefevre (Director General

Control Policy), Caroline De

Praeter (expert

voedselveiligheid) en Eva Mees

(expert voedselhygiëne)

- [email protected]

- [email protected]

- [email protected]

Prof. Jacxsens 19/10/15 Prof. Jacxsens,

Elien, Helena

Vlaams

Gewest

Frank Van den Branden

(Beleidsmedewerker

armoedebestrijding van het

departement Welzijn,

Volksgezondheid en gezin)

[email protected]

en.be

Deze contactpersoon werd

verkregen via Kris Roels,

die op z’n beurt verkregen

via Eva Mees.

19/01/16 Via mail

Page 99: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

85

Donoren

FEVIA Johan Hallaert (Director Food

Policy) en Els De Langhe (Food

Policy Advisor)

[email protected]

[email protected]

Prof. Jacxsens 6/10/15 Prof. Jacxsens,

Elien, Helena

Veiling A Prof. Jacxsens 8/01/16 Prof. Jacxsens,

Elien,

Veiling B Site veiling B 14/03/16 Via mail

Veiling C Site veiling C 14/03/16 Via mail

Comeos Nathalie De Greve (Head

Product Policy & Sustainability)

en Géraldine Verwilghen (Junior

Advisor Sustainability)

[email protected]

[email protected]

Prof. Uyttendaele 17/12/15 Prof.

Uyttendaele,

Elien, Helena

Supermarkt

2

Prof. Jacxsens 29/02/16 Prof. Jacxsens,

Elien, Helena

Supermarkt

1

Via uiteenzetting van Food

Flanders ‘De vergeten

markt’ op 15/09/2015

29/01/16 Prof. Jacxsens,

Elien,

Supermarkt

3

Prof. Jacxsens 9/02/16 Elien, Helena

Page 100: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

86

Facilitatoren

KOMOSIE Caroo Torfs

(projectmedewerker

voedselverlies)

caroo.torfs@komo

sie.be

Prof.Uyttendaele 16/11/15 Elien, Helena

POD MI Nele Bossuyt (POD

Maatschappelijke

Integratie)

[email protected] Deze contactpersoon werd verkregen via

Frank Van den Branden

25/03/16 Telefonisch,

Elien, Helena

Belgische

Federatie Van

Voedselbanken

Alfons De Vadder,

gedelegeerd bestuurder

van Europese Federatie

van Voedselbanken

[email protected]

Via website 18/01/16 Prof. Jacxsens,

Elien

Voedselbanken

West-Vlaanderen

Ignace Bosteels,

afgevaardigd bestuurder

[email protected]

Via website 16/12/15 Elien, Helena

Voedselbanken

Nederland

Henk Van der Meer,

nationaal Coördinator

Team Voedselveiligheid

voor Voedselbanken NL

[email protected] Prof.Uyttendaele 26/11/15 Prof.

Uyttendaele

Acceptoren

sociale kruidenier

Brugge

Via website 18/12/15 Prof. Jacxsens,

Helena

Sociale kruidenier

Gent

Telefonisch gecontacteerd door Helena.

Gegevens werden via de site verkregen.

Voedsel

bedeelpunt

Telefonisch gecontacteerd door Elien.

Gegevens werden via de site verkregen.

9/02/16 Elien

Sociaal restaurant

A

Telefonisch gecontacteerd door Elien.

Gegevens werden via de site verkregen.

15/02/16 Elien, Helena

Sociaal restaurant

B

Telefonisch gecontacteerd door Elien.

Gegevens werden via de site verkregen.

16/03/16 Helena

Page 101: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

87

Bijlage 4: Begeleidende brief (Nederlands)

Page 102: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

88

Page 103: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

89

Page 104: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

90

Bijlage 5: Begeleidende brief voor de Europese Commissie (Engels)

Page 105: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

91

Page 106: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

92

Page 107: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

93

Page 108: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

94

Bijlage 6: Protocol Vidas L.monocytogenes

1. Weeg 25 gram van het staal af in een stomacherzak, rijk aan met 225 ml Demi Fraser (Bouillon

Fraser Demi, BioMérieux, REF 42727) en stomacher gedurende 1 minuut.

2. Incubeer gedurende 24 uur bij 30°C.

3. Vervolgens wordt 0,1 ml van de aanrijking uit de stomacherzak overgebracht naar een Fraser Broth

buisje (Fraser bouillon, BioMérieux, REF 42072). Incubeer dit gedurende 24 uur bij 37°C.

4. In de VIDAS Listeria monocytogenes II LMO2 (BioMérieux,REF 30704) zitten een bijgeleverde

standaardoplossing, een positieve controle en een negatieve controle. Doe in de eerste 2 strips 500

μl van de standaardoplossing, in de 3de strip 500 μl van de positieve controle en in de 4de strip 500 μl

van de negatieve controle.

5. Nu kan telkens 500 μl van de stalen uit de Fraser Broth buisjes toegevoegd worden in de volgende

strips.

6. Tenslotte dienen de strips in het Vidas toestel (Vidas automated Immunoassay System,

BioMérieux, REF 99735) geplaatst te worden. Indien de standaarden en de controles in orde zijn,

kunnen de stalen geanalyseerd worden.

Bijlage 7: Protocol Vidas Salmonella spp.

1. Weeg 25 gram van het staal af in een stomacherzak, rijk aan met 225 ml BPW (Buffered Peptone

Water, Oxoid Microbiology products, CM0509) en stomacher gedurende 1 minuut.

2. Incubeer gedurende 18 à 20 uur bij 37°C.

3. Vervolgens wordt 0,1 ml van de aanrijking uit de stomacherzak overgebracht naar een Salmonella

Xpress 2 Broth buisje (SX2 Bouillon, BioMérieux, REF 42121). Incubeer dit gedurende 24 uur bij 42°C.

4. In de Vidas Salmonella-kit (VIDAS Salmonella SLM, BioMérieux, REF 30702) zitten een bijgeleverde

standaardoplossing, een positieve controle en een negatieve controle. Doe in de eerste 2 strips 500

μl van de standaardoplossing, in de 3de strip 500 μl van de positieve controle en in de 4de strip 500 μl

van de negatieve controle.

5. Nu kan telkens 500 μl van de stalen uit de SX2-buisjes toegevoegd worden in de volgende strips.

6. Tenslotte dienen de strips in het Vidas toestel (Vidas automated Immunoassay System,

BioMérieux, REF 99735) geplaatst te worden. Indien de standaarden en de controles in orde zijn,

kunnen de stalen geanalyseerd worden.

Bijlage 8: Bevestiging van de aan-/afwezigheid van L. monocytogenes

De Vidas toont aan dat er geen L. monocytogenes op het staal aanwezig is, maar er zijn verdachte

kolonies opgemerkt op de ALOA-platen (karakteristiek groen met halo) van dat staal.

1. Opzuiveren via 4X4 op TSA

2. Drie testjes uitvoeren:

1) catalase test

1. Neem een PPS- buisje (9 ml) en voeg hier 1ml 30% H2O2 oplossing aan toe

2. Doe van deze oplossing een druppel op draagglaasje en voeg hier wat koloniemateriaal

aan toe. Indien er belvorming is, zijn deze kolonies catalasepositief.

2) steekcultuur in SIM-medium

1. Steek met een steekpunt van een entnaald wat koloniemateriaal in een buisje met SIM-

agar.

Page 109: Voedselbank bewaakt de voedselveiligheid: zijn alle ......YGC Yeast Glucose Chloramhenicol . VI . vii Abstract In België wordt het jaarlijkse voedselverlies geschat op 3,6 miljoen

BIJLAGEN

95

2. Incubeer bij 25°C

3. Indien het staal met L. monocytogenes besmet is, worden duidelijke parapluutjes

gevormd.

3) Microbact test

1. Steek met een steekpunt van een entnaald wat koloniemateriaal in een oplossing

(Microbact Identification kits, Oxoid Microbiology Products)

2. Doe 100µl van deze bacteriële oplossing in elk welletje en 1 druppel bloed in het laatste

welletje.

3. Incubeer 24 uur bij 37°C.