DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward...

95
DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN VLEESVERSPILLING BIJ CONSUMENTEN VAN DE Y- GENERATIE OP BASIS VAN DE UITGEBREIDE THEORY OF PLANNED BEHAVIOR Aantal woorden: 19.196 Indra Haché Stamnummer : 01104401 Promotor: Leen Lagasse Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2016 - 2017

Transcript of DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward...

Page 1: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

DETERMINANTEN VAN HET

VERMIJDEN VAN VLEESVERSPILLING

BIJ CONSUMENTEN VAN DE Y-

GENERATIE OP BASIS VAN DE

UITGEBREIDE THEORY OF PLANNED

BEHAVIOR

Aantal woorden: 19.196

Indra Haché Stamnummer : 01104401

Promotor: Leen Lagasse

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen
Page 3: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

DETERMINANTEN VAN HET

VERMIJDEN VAN VLEESVERSPILLING

BIJ CONSUMENTEN VAN DE Y-

GENERATIE OP BASIS VAN DE

UITGEBREIDE THEORY OF PLANNED

BEHAVIOR

Aantal woorden: 19.196

Indra Haché Stamnummer : 01104401

Promotor: Leen Lagasse

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2016 - 2017

Page 4: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen
Page 5: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

Vertrouwelijkheidsclausule

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Naam student: Indra Haché

Page 6: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen
Page 7: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

I

Voorwoord

Deze masterproef vormt de afsluiter van mijn opleiding Marketing Management. Bij het schrijven

van deze masterproef kreeg ik ondersteuning van verschillende mensen, die ik hier graag zou

bedanken.

Bedankt, mevrouw Lagasse, voor uw uitstekende ondersteuning als promotor. U was steeds vlot

bereikbaar, en nam uitgebreid uw tijd om mijn werk na te lezen en te voorzien van feedback. Door

uw ondersteuning kan ik een professioneler werkstuk afleveren, waarvoor ik u enorm dankbaar

ben. Verder wil ik u bedanken voor uw flexibiliteit bij de tussentijdse evaluatie en de afspraken

voor feedback. Los van deze masterproef wil ik u graag bedanken voor uw lessen sociale

marketing en marktonderzoek, die een ware inspiratiebron vormden waardoor mijn visie op het

leven veranderde en mij richting gaf voor mijn verdere (professionele) leven.

Bedankt aan mijn ouders, grootouders, vriendin en andere vrienden voor de mentale

ondersteuning gedurende deze drukke periode in mijn studies. Bedankt voor het nalezen van mijn

werk, en het verspreiden van mijn enquête. Zonder jullie was ik was nooit zo trots geweest op dit

werk als ik vandaag ben.

Thank you, Niclas, for taking your time to answer all my questions regarding statistics during our

breaks. You encouraged me to view my research in a more critical way, allowing me to gain more

insights in its results.

Ik hoop dat u, als lezer, het lezen van mijn masterproef als interessant en vlot ervaart.

Indra Haché

Page 8: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

II

Page 9: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

III

Inhoudsopgave

Voorwoord ................................................................................................................................... I

Inhoudsopgave .......................................................................................................................... III

Lijst van figuren en tabellen ........................................................................................................ V

Lijst van gebruikte afkortingen ................................................................................................... VI

Inleiding ...................................................................................................................................... 2

Deel I: Literatuuronderzoek ................................................................................................... 4

1. Voedselverspilling ............................................................................................................ 4

1.1. Definitie en soorten ................................................................................................... 4

1.2. Voedselverspilling in Europa ..................................................................................... 5

1.3. Voedselverspilling in Vlaanderen .............................................................................. 6

2. Vleesverspilling ................................................................................................................ 7

2.1. Definitie en soorten ................................................................................................... 7

2.2. Vleesverspilling in Europa ......................................................................................... 7

2.3. Vleesverspilling in Vlaanderen .................................................................................. 8

2.4. Ecologische gevolgen van vleesproductie ................................................................ 8

3. Oorzaken van voedselverspilling ..................................................................................... 9

4. Voedselverspilling volgens de Theory of Planned Behavior ........................................... 13

4.1. De Theory of Planned Behavior .............................................................................. 13

4.2. De uitgebreide Theory of Planned Behavior ............................................................ 14

4.3. Voedselverspilling in de uitgebreide TPB ................................................................ 15

4.3.1. De rol van injunctieve en descriptieve normen ........................................................ 18

4.3.2. De rol van attitudes ................................................................................................. 19

4.3.3. De rol van waargenomen gedragscontrole.............................................................. 19

4.3.4. De rol van morele aspecten .................................................................................... 20

4.3.5. De rol van routines .................................................................................................. 20

4.3.6. Gedrag ................................................................................................................... 20

4.3.7. De invloed van intentie op gedrag ........................................................................... 21

4.4. Vleesverspilling in de uitgebreide TPB .................................................................... 21

Deel II: Onderzoeksopzet en methodologie ..................................................................... 24

5. Onderzoeksopzet ........................................................................................................... 24

5.1. Onderzoeksvraag ................................................................................................... 24

5.2. Onderzoeksmodel ................................................................................................... 24

6. Methodologie ................................................................................................................. 26

6.1. Onderzoekspopulatie .............................................................................................. 26

6.2. Procedure en dataverzameling ............................................................................... 27

6.3. Steekproef .............................................................................................................. 28

Page 10: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

IV

6.4. Voorbereiden van de data ....................................................................................... 29

6.5. Schalen .................................................................................................................. 29

6.6. Controlevariabelen .................................................................................................. 34

6.6.1. Socio-demografische controlevariabelen ................................................................ 34

6.6.2. Vlees gerelateerde controlevariabelen .................................................................... 36

6.7. Hypotheses ............................................................................................................. 38

Deel III: Resultaten ............................................................................................................. 42

7. Resultaten per fase ........................................................................................................ 43

Fase 1: Invloeden op Intention ............................................................................................. 43

Fase 2: Invloeden op Planning Routines .............................................................................. 45

Fase 3: Invloeden op Behavior ............................................................................................. 46

8. Resultaten over het uitgebreide TPB model ................................................................... 48

Deel IV: Discussie ............................................................................................................... 52

9. Discussie resultaten ....................................................................................................... 52

10. Conclusie ................................................................................................................... 55

11. Limitaties en aanbevelingen voor verder onderzoek ................................................... 57

Bibliografie ............................................................................................................................... VII

Bijlage 1: Enquête .................................................................................................................. X

Bijlage 2: Factoranalyse ..................................................................................................... XIV

Bijlage 3: Regressievoorwaarden ....................................................................................... XIX

Page 11: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

V

Lijst van figuren en tabellen

Figuur 1: Voedselverlies en -verspilling per capita, op consumptie- en pre-consumptieniveau in

diverse regio’s ............................................................................................................................ 6

Figuur 2: Het aandeel van de productie van vlees dat verloren gaat of verspild wordt in

verschillende fases van de FSC in verschillende regio's ............................................................ 8

Figuur 3: Theory of Planned Behavior ...................................................................................... 14

Figuur 4: Oorspronkelijke uitgebreide TPB model op basis van de literatuur ............................ 25

Figuur 5: Visuele voorstelling van de hypotheses ..................................................................... 40

Figuur 6: Het model in drie fases .............................................................................................. 42

Figuur 7: Resultaten ................................................................................................................. 50

Tabel 1: Oorzaken voedselverspilling onder controle van de consument .................................. 10

Tabel 2: Oorzaken voedselverspilling niet onder controle van de consument ........................... 10

Tabel 3: Roemeense consumenten en voedselverspilling ........................................................ 16

Tabel 4: Voedselverspilling bij Spaanse en Italiaanse jongeren ................................................ 17

Tabel 5: Volwassenen uit de UK en verspilling van groenten en fruit ........................................ 18

Tabel 6: Deense volwassenen en voedselverspilling ................................................................ 18

Tabel 7: Definiëring variabelen van het uitgebreide TPB model ................................................ 26

Tabel 8: Schaalstatistieken ....................................................................................................... 33

Tabel 9: Frequenties Woonsituatie ........................................................................................... 35

Tabel 10: Frequenties Personen in gezin ................................................................................. 35

Tabel 11: Multiple stepwise regression van “Intention om te letten op vleesverspilling”. ........... 45

Tabel 12: Multiple stepwise regression van “Planning Routines” .............................................. 46

Tabel 13: Multiple stepwise regression van “Behavior" ............................................................. 47

Tabel 14: Multiple stepwise regression van “Self-efficacy" ........................................................ 49

Tabel 15: Resultaten & hypotheses .......................................................................................... 51

Page 12: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

VI

Lijst van gebruikte afkortingen

EU-28 De 28 lidstaten van de Europese Unie

FSC Food Supply Chain

FUSIONS Food Use for Social Innovation by Optimising Waste Prevention

Strategies

FAO Food and Agriculture Organization of the United Nations

THT (datum) Ten minste houdbaar tot

TGT (datum) Te gebruiken tot

TPB Theory of Planned Behavior

PBC Perceived behavioural control

PCB Perceptions of control over the behaviour

Page 13: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

2

Inleiding

“12 billion animals: an extraordinary amount of living creatures born to be wasted.” (Hird,

2014).

Om te kunnen voldoen aan de wensen van de consument, wordt enorm veel voedsel

geproduceerd. Van alle geproduceerde voedsel wereldwijd, wordt een derde verspild (FAO,

2011). In de 28 lidstaten van de Europese Unie (EU-28) verspilt elke consument gemiddeld

maar liefst 173kg voedsel per jaar (FUSIONS, 2016). Hoewel vlees relatief minder verspild

wordt dan bepaalde andere voedselcategorieën (Rutten, 2013), zoals groenten en fruit, zijn de

gevolgen echter nefaster. De productie van vlees is de grootste veroorzaker van het verlies aan

biodiversiteit (Steinfeld et al., 2006), en leidt bovendien tot “landdegradatie,

klimaatsverandering, luchtvervuiling, watertekort en -vervuiling” (OVAM, 2011, p. 47). De

vleesproductie en -verspilling zoals deze anno 2016 bestaat, is een onhoudbare en

onaanvaardbare situatie, en dit zowel op economisch, ecologisch als ethisch vlak. Bovendien

kan vlees relatief gemakkelijk (al dan niet gedeeltelijk) vervangen worden in het menselijke

dieet.

Hoewel reeds menig onderzoek is gevoerd naar voedselverspilling, zijn er geen studies

gevonden die handelen over vleesverspilling in Vlaanderen. Deze studie behandelt de Vlaamse

Y-generatie, omdat zij een beloftevolle doelgroep vormen voor campagnes die strijden tegen

vleesverspilling. Zo zijn ze enerzijds de consument van vandaag én van morgen, maar zijn ze

bovendien ook bezorgd om milieuproblematieken (Van Den Bergh & Behrer, 2016).

Enkel interventies gericht naar consumenten zijn echter onvoldoende om de verspilling effectief

te verlagen (Mondéjar-Jiménez, Ferrari, Secondi, & Principato, 2015), maar de huishoudens

zijn de grootste verspillers (FAO, 2011), waardoor ze een goede start vormen voor interventies.

Dit onderzoek tracht determinanten om vleesverspilling te verlagen te identificeren, met als doel

waardevolle input te bezorgen aan overheden en sociale marketeers voor campagnes. Een

veelgebruikt model om voedselverspilling in kaart te brengen is de uitgebreide Theory of

Planned Behavior (Ella Graham-Rowe, Jessop, & Sparks, 2015; Mondéjar-Jiménez, Ferrari,

Secondi, & Principato, 2015; Stancu, Haugaard, & Lähteenmäki, 2016; Stefan, van Herpen,

Tudoran, & Lähteenmäki, 2013).

Deze masterproef bestaat uit vier grote delen. In het eerste deel wordt voedsel- en

vleesverspilling in kaart gebracht op basis van de bestaande literatuur, aangevuld met hoe de

theorie reeds gebruikt wordt in de voedselverspillingsproblematiek. Deel twee behandelt het

onderzoeksopzet en de methodologie van deze studie. De resultaten van dit onderzoek, en de

discussie worden uitgewerkt in delen drie en vier.

Page 14: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

3

Page 15: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

4

Deel I: Literatuuronderzoek

1. Voedselverspilling

1.1. Definitie en soorten

Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke

vermindering van de hoeveelheid voedsel die bedoeld was voor menselijke consumptie, die niet

langer geconsumeerd kan worden (Grolleaud, 2002). Voedselverspilling is het voedselverlies

dat plaatsvindt net voor de consumptie ervan, namelijk in de fase van retail of eindconsumptie

(FAO, 2011).

De literatuur definieert verschillende soorten voedselverspilling, om onderzoeken specifieker te

kunnen voeren. Zo deelt The Waste and Resource Action Programme (WRAP)

voedselverspilling op in vermijdbare, potentieel vermijdbare en onvermijdbare

voedselverspilling. Vermijdbare en potentieel vermijdbare verspilling omvat eetbare voeding die

verloren gaat, terwijl onvermijdbare verspilling voedsel inhoudt dat niet eetbaar is en nooit

was (2009). Edjabou, Petersen, Scheutz & Astrup splitsen de onvermijdbare voedselverspilling

verder in dierlijke en vegetarische voedselverspilling. Bij de vermijdbare wordt vooreerst een

onderscheid gemaakt tussen verwerkte en onverwerkte voeding (2015). Naar het voorbeeld van

Mondéjar-Jiménez, Ferrari, Secondi, & Principato (2015) zal deze studie zich focussen op de

vermijdbare en potentieel vermijdbare voedselverspilling, die de achterliggende psychologische

determinanten van voedselverspillingsgedrag in kaart wenst te brengen. De onvermijdbare

voedselverspilling valt buiten het doel van deze studie.

Deze studie zal uitsluitend huishoudelijke voedselverspilling behandelen. Onder huishoudelijke

voedselverspilling wordt verstaan elke vorm van voedselverspilling die voortvloeit uit de

dagdagelijkse activiteiten van een huishouden. Meer bepaald omvat het alle voedsel bedoeld

voor menselijke consumptie thuis, die niet door mensen geconsumeerd wordt – ondanks het

vermijdbare karakter ervan. Menselijke consumptie thuis omvat dat voedsel dat binnenshuis

bereid wordt, en al dan niet thuis geconsumeerd wordt. De term sluit daarentegen voedsel uit

dat niet thuis bereid werd (e.g. restaurants), of nooit thuis aanwezig was (e.g. een snack out-of-

home kopen en consumeren). De term bereiding dient ruim geïnterpreteerd te worden; het

omvat bijvoorbeeld ook “het verwijderen van de verpakking” van voedsel die geen verdere

verwerking vereist.

Page 16: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

5

1.2. Voedselverspilling in Europa

Een rapport van Food Use for Social Innovation by Optimising Waste Prevention Strategies

(FUSIONS) raamt de totale voedselverspilling - zowel vermijdbare als onvermijdbare – in de

EU-28 op 88 miljoen ton in 2012. Dit komt overeen met 173 kg per persoon per jaar (2016).

Exacte cijfers over de proportie van het geproduceerde voedsel dat verspild wordt, lijkt een

moeilijke opgave. FUSIONS geeft aan dat ongeveer 1/5e van het geproduceerde voedsel

verspild wordt in de EU-28 (2016). Belangrijk om te duiden is dat deze resultaten echter ook

niet-eetbare onderdelen gerelateerd aan voedsel omvatten (e.g. oneetbare kaaskorst).

Daarentegen duiden de Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) (2011)

en Rutten (2013) dat wereldwijd 1/3e van het eetbare voedsel verspild wordt. Merk op dat hier

de oneetbare bestanddelen niet in beschouwing worden genomen. De cijfers vergelijken tussen

die van FUSIONS (2016), FAO (2011) en Rutten (2013) is dus niet zo vanzelfsprekend. Zo kan

er niet afgeleid worden dat het EU-28 gemiddelde van 20% beduidend lager ligt dan het

aangetoonde wereldgemiddelde van 33%. De studies onderzochten een andere periode, en er

kan niet geverifieerd worden dat de studies dezelfde definities hanteren over wat ‘eetbaar’ is.

Bovendien, en veel belangrijker, kunnen de achterliggende oorzaken van voedselverspilling

verschillen naargelang de cultuur (Stancu et al., 2016) en het ontwikkelingsstadium (Secondi,

Principato, & Laureti, 2015).

Geïndustrialiseerde gebieden verspillen ongeveer evenveel voedsel als ontwikkelingslanden,

al zijn de oorzaken wel verschillend. Figuur 1 toont dat meer dan 40% van de voedselverspilling

toe te schrijven is aan de consument in geïndustrialiseerde landen, terwijl het overgrote deel in

ontwikkelingslanden te wijten is aan eerdere stadia in de food supply chain (FSC) (FAO, 2011).

Voedselverspilling in Europa gebeurt bijgevolg op een andere manier dan bijvoorbeeld in

Latijns-Amerika. Wereldgemiddelden vergelijken met continentgemiddelden is dus niet

aangewezen, of dient althans te gebeuren met de nodige voorzorg.

Page 17: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

6

Figuur 1: Voedselverlies en -verspilling per capita, op consumptie- en pre-consumptieniveau in diverse

regio’s

Bron: FAO, 2011, p. 5

Er bestaat wel overeenstemming in de literatuur over de grootste veroorzaker van de

voedselverspilling. De huishoudens zijn de grootste voedselverspillers in geïndustrialiseerde

gebieden (Bräutigam, Jörissen, & Priefer, 2014; European Commission, 2010; FUSIONS,

2016). In de EU-28 wordt 53% van de totale voedselverspilling veroorzaakt door de

huishoudens (FUSIONS, 2016).

1.3. Voedselverspilling in Vlaanderen

De beschikbare cijfers voor voedselverspilling in Vlaanderen ogen mooier dan ze waarschijnlijk

in werkelijkheid zijn. Vlaanderen geeft aan dat de Vlaamse consument gemiddeld 15 tot 23 kg

voedsel verspilt per jaar (Vlaamse Overheid, 2014). Dit komt echter niet overeen met de

EUROSTAT gegevens, die ze raamt op 89kg per Belg (European Commission, 2010), waardoor

waarschijnlijk vertekening zit op de resultaten van (één van) beide bronnen. Mogelijke oorzaken

zijn de hantering van verschillende meetmethodes of afbakeningen van termen. Vlaanderen

vermeldt niet hoe de resultaten bekomen worden, waardoor ruimte ontstaat voor verdere

studies om de reële verspilling in Vlaanderen te onderzoeken.

Page 18: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

7

2. Vleesverspilling

2.1. Definitie en soorten

Vleesverspilling wordt in dit werk gedefinieerd als alle vleesproducten, bedoeld voor menselijke

consumptie, die verminderd of niet leiden tot menselijke consumptie. De onvermijdbare

vleesverspilling (e.g. beenderen) wordt buiten beschouwing gelaten, omdat de drijfveren voor

verspilling hier vanzelfsprekend zijn. De potentieel vermijdbare vleesverspilling (e.g. de vetrand

aan ham die niet door alle mensen wordt geconsumeerd) wordt onder de noemer vermijdbare

vleesverspilling geplaatst om de complexiteit niet onnodig te verhogen. Wanneer verder

gesproken wordt over vleesverspilling, wordt de vermijdbare vleesverspilling bij huishoudens

bedoeld.

2.2. Vleesverspilling in Europa

Wereldwijd wordt ongeveer 20% van het vlees verspild over de hele FSC (Rutten, 2013). Dit

percentage is lager dan bij granen (30%), groenten en fruit (40-50%) en vis (30%) en gelijk met

oliezaden en zuivelproducten volgens diezelfde bron. Daarentegen verbruikt vleesproductie

relatief meer middelen in vergelijking met gewassen (Hoekstra, 2012; Pimentel & Pimentel,

2003). Bovendien wordt voorspeld dat de vleesproductie zal verdubbelen in de periode 2000 –

2050 (Steinfeld et al., 2006). Door de twee voorgaande argumenten kan vermoed worden dat,

ondanks het lagere verspillingspercentage, vlees grotere negatieve gevolgen heeft dan de

andere categorieën.

Binnen de voedselverspilling op consumptieniveau, bedraagt het voor vlees 11% (FAO, 2011).

Net zoals bij voedselverspilling in het algemeen, vindt de meeste vleesverspilling in Europa

plaats op consumptieniveau, namelijk ongeveer 50% (FAO, 2011). Dezelfde bron geeft aan dat

de productie van vlees in Europa voornamelijk varkens omvat. Net zoals bij algemene

voedselverspilling, vindt ook vleesverspilling in ontwikkelde landen vooral plaats op

consumptieniveau, terwijl dit bij ontwikkelende landen in vroegere stadia van de FSC plaatsvindt

(zie figuur 2).

Page 19: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

8

Figuur 2: Het aandeel van de productie van vlees dat verloren gaat of verspild wordt in verschillende

fases van de FSC in verschillende regio's

Bron: FAO, 2011, p. 8

2.3. Vleesverspilling in Vlaanderen

Vlaamse vleesverspilling is (nog) niet uitvoerig besproken in de literatuur. Bovendien worden

Belgische cijfers niet opgenomen in het rapport van FUSIONS wegens “te lage kwaliteit van

data” (2016, p. 63). Een studie van de Vlaamse Overheid (2014) toont aan dat 10% van de

voedselverspilling vlees, vis en gevogelte omvat, wat het de vijfde grootste fractie van

voedselverspilling maakt. Bovendien is het de tweede grootste fractie van verspilling van

ongeopende voedselverpakkingen, na zuivelproducten (Vlaamse Overheid, 2014). De

Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) geeft aan dat de Vlaming anderhalve

keer meer vlees eet dan wordt aangeraden, en dat het verminderen van vleesconsumptie

positieve gevolgen zou teweegbrengen, zowel voor de gezondheid als voor de belasting van

het milieu (2011).

2.4. Ecologische gevolgen van vleesproductie

De productie van voedsel vergt hoge druk op het milieu. Meer bepaald beïnvloedt die druk

voornamelijk de uitstoot van broeikasgassen (CO2) en het verbruik van natuurlijke hulpbronnen

zoals energie, water, lucht, bodem en biodiversiteit (OVAM, 2011). Volgens dezelfde bron

vereist de voedselproductie in Europa zodanig veel energie dat die vijf keer groter is dan de

voedingswaarde die er uitgehaald wordt. Voedselverspilling is dus ook energieverspilling. Voor

zowel de beschikbaarheid van voeding als energie wordt bovendien een schaarse toekomst

voorspeld (FAO, 2011; OVAM, 2011), waardoor maatregelen om voedselverspilling tegen te

gaan geen overbodige luxe vormen.

Page 20: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

9

Vleesproductie zoals die anno 2016 bestaat heeft nefaste gevolgen voor de

voedselhoeveelheid, het energiebeheer en het milieu. Binnen de voedselproductie zijn de

categorieën vlees (en vooral rood vlees) en zuivel de grootste verbruikers van energie (OVAM,

2011). Leg dit naast de voorspelling dat de vleesproductie meer dan zal verdubbelen tegen

2050 (Steinfeld et al., 2006), en de limieten van energie (FAO, 2011), en het wordt duidelijk dat

ook het tegengaan van vleesverspilling geen overbodige luxe is. De vleessector staat in de top

van de grootste milieuvervuilers (Steinfeld et al., 2006), om dit punt nog meer kracht bij te zetten.

Vleesproductie leidt tot “landdegradatie, klimaatsverandering, luchtvervuiling, watertekort en -

vervuiling en verlies van biodiversiteit” (OVAM, 2011, p. 47). In totaal neemt de

voedselproductie 70% van de landbouwgrond in (zowel grond voor de dieren zelf als voor hun

voeding), en 30% van de totale landgrond op aarde (Steinfeld et al., 2006). De vleessector stoot

meer CO² uit dan de transportsector, wat het de grootste bijdrager aan de opwarming van de

aarde maakt (Steinfeld et al., 2006). Bovendien is 10% van de vernietiging van de ozonlaag en

15% van smog te wijten aan de vleesproductie (OVAM, 2011). Opvallend is het waterverbruik

dat de vleessector voor haar rekening neemt. OVAM geeft aan dat voor 1kg rundvlees meer

dan 10 000 liter water gebruikt wordt (2011). Maar liefst 70% van het waterverbruik gaat naar

industriële landbouw (OVAM, 2011), 8% naar de productie van vlees (Steinfeld et al., 2006).

Alle bovenstaande feiten samen maken de vleessector de grootste bijdrager tot het verlies van

biodiversiteit (Steinfeld et al., 2006).

Het mag duidelijk zijn dat de productie van vlees, zoals die vandaag bestaat, onhoudbaar is.

De antropogene milieudruk maakt de toekomst van de leefbaarheid op onze planeet onzeker,

en dient dringend verder aangepakt te worden om tot duurzame oplossingen te komen.

Voedselproductie, en meer bepaald vleesproductie, biedt waardevolle kansen om de milieudruk

te verlagen in vergelijking met andere productcategorieën. Vleesconsumptie heeft de grootste

milieuvoetafdruk, en kan bovendien relatief gemakkelijk (al dan niet gedeeltelijk) vervangen

worden in het menselijke dieet. Hoewel de oplossing simpel lijkt, is één van de grootste

complicaties dat de consument zich niet bewust is van de milieu-impact van voeding, en

verspilling vaak ontkent (OVAM, 2011).

3. Oorzaken van voedselverspilling

Nu duidelijk is waar voedsel verspild wordt, en wat de ecologische gevolgen ervan zijn, rijst de

vraag waarom voedselverspilling plaatsvindt. Dit werkstuk behandelt verspilling op

consumentenniveau, waardoor oorzaken in vroegere stadia van de FSC niet besproken

Page 21: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

10

worden. Er wordt een opsplitsing gemaakt in de oorzaken die de consument zelf kan

veranderen, en de oorzaken die enkel andere (f)actoren kunnen veranderen.

Tabel 1: Oorzaken voedselverspilling onder controle van de consument

Oorzaken Bron(nen)

Gebrek aan planning Aschemann-Witzel et al., 2015

European Commission, 2010

Beperkte kennis over bewaren van voedsel Aschemann-Witzel et al., 2015

European Commission, 2010

Beperkt gebruik van/ beperkte kennis rond het gebruik van

etensrestjes

Aschemann-Witzel et al., 2015

Stepman, 2013

Gebrek aan kennis datum labels (THT, TGT) Aschemann-Witzel et al., 2015

European Commission, 2010

Risico aversie (e.g. gezondheid) Aschemann-Witzel et al., 2015

Gewoontes en routines Aschemann-Witzel et al., 2015

Stancu et al., 2016

Quested et al., 2013

Met honger winkelen Eigen contributie

Tabel 2: Oorzaken voedselverspilling niet onder controle van de consument

Oorzaken Bron(nen)

Gezinsverdunning Stepman, 2013

Lage waardering voor voedsel door…

…lage prijs

…afstand productie - consument

Aschemann-Witzel et al., 2015

Stepman, 2013

Verpakkingsgrootte European Commission, 2010

Door een gebrek aan planning verspilt de consument meer voedsel dan die misschien zou willen

(Aschemann-Witzel, de Hooge, Amani, Bech-Larsen, & Oostindjer, 2015; European

Commission, 2010). Zonder planning verhoogt de kans dat de consument producten koopt die

hij eigenlijk al heeft, of te grote hoeveelheden aanschaft. Dit is voornamelijk van belang bij

bederfbare voeding, omdat het meer waarschijnlijk is dat het overschot wordt weggegooid.

Bovendien zal een consument die beter plant misschien sneller restjes van vorige maaltijden

opeten, en bijgevolg minder nieuwe voeding kopen waaruit opnieuw resten voortvloeien.

Een gebrek aan kennis over hoe voedsel bewaard dient te worden leidt tot verspilling (European

Commission, 2010). Slecht bewaard voedsel zal namelijk sneller bederven, en bedorven

voedsel zal niet meer geconsumeerd worden. Ook het bewaren van restjes valt onder deze

Page 22: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

11

noemer. Bij twijfel of een product of restje nog eetbaar is of niet, is het niet ondenkbaar dat de

consument het wegwerpt in plaats van het gezondheidsrisico te lopen. Risico-aversie leidt dus

ook tot verspilling (Aschemann-Witzel et al., 2015). Niet alle consumenten bewaren al hun

voedingsresten om later te consumeren. Naast het gebrek aan kennis rond de bewaring ervan,

treedt er ook een gebrek aan kennis op rond de preparatie van etensresten (Aschemann-Witzel

et al., 2015; Stepman, 2013), waardoor opnieuw verspilling plaatsvindt.

Het verkeerd begrijpen van houdbaarheidsdata leidt tot voedselverspilling (Aschemann-Witzel

et al., 2015). Er blijkt een kennisprobleem te zijn rond de datum labels omtrent de houdbaarheid

van producten. De verschillende gehanteerde termen verwarren de consument, waardoor

voedsel onnodig verspild wordt (Newsome et al., 2014). In Vlaanderen zijn de twee meest

voorkomende soorten houdbaarheidsdata de THT-datum en de TGT-datum (Stepman, 2013).

De datum “Ten minste houdbaar tot” geeft aan tot welke datum de producent de kwaliteit – zoals

hij die bedoeld heeft – behouden blijft. Dit wil echter niet zeggen dat het product bedorven is na

het verstrijken van deze datum. De datum “Te gebruiken tot” wordt daarentegen gehanteerd bij

producten die sneller bederven. Het consumeren van een product voorbij deze

houdbaarheidsdatum kent een grotere gezondheidsrisico dan bij de producten met THT-datum.

Een voorbeeld van een THT-datum vindt men bij droge koekjes. Na de suggestiedatum van de

producent kan het koekje slap geworden zijn, maar blijft die echter volkomen eetbaar.

Anderzijds wordt bijvoorbeeld vlees met een TGT-datum gelabeld, omdat het na deze datum

waarschijnlijk bedorven is, en men ziek kan worden van diens consumptie. Uit onderzoek is

gebleken dat 71% van de Vlamingen voeding voorbij de houdbaarheidsdatum nog consumeren

(OVAM, 2011). Het gaat voornamelijk om THT-gelabelde producten, maar ook om enkele TGT-

producten. Omdat er ook TGT-producten nog geconsumeerd worden, rijst de vraag of de

Vlaamse consument de benamingen verstaat, of zich eerder niets aantrekt van de vermelde

data.

Consumenten verspillen voedsel ten gevolge van bepaalde gewoontes en routines

(Aschemann-Witzel et al, 2015; Stancu et al., 2016; Quested et al., 2013). Hoewel de termen

dicht bij elkaar lijken aan te sluiten, is er toch een cruciaal verschil tussen beide (Stancu et al.,

2016). Gewoontes zijn automatische reacties (Verplanken & Orbell, 2003), die gevormd werden

op basis van de opvoeding en andere factoren uit de achtergrond van de consument

(Aschemann-Witzel et al., 2015). Een routine, daarentegen, is geen automatische reactie

(Stancu et al., 2016). Routines komen voort uit kennis rond vroeger gedrag en de plannen over

hoe de consument wil ageren in welke situatie, en in welke volgorde (Stancu et al., 2016).

Zowel gewoontes als routines kunnen voedselverspilling door de consument positief en negatief

beïnvloeden. Een gewoonte kan bijvoorbeeld omvatten dat er altijd meer dan voldoende

Page 23: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

12

voedsel op tafel moet komen, omdat dat vroeger thuis ook altijd zo was. Omgekeerd kan

voedsel wegwerpen uit den boze zijn, omdat dat van thuis uit aangeleerd is. Een routine kan

omvatten dat de consument elke week dezelfde aankopen doet, waardoor bepaalde items te

veel gekocht worden en hierdoor eventueel in de vuilnisbak belanden. Omgekeerd kan een

routine ook inhouden dat de consument de aankopen thuis plant, waardoor net niet te veel

voedsel gekocht wordt.

Een studie toont aan dat hongerig winkelen niet tot meer aankopen leidt, wel tot aankoop van

producten met meer calorieën (Tal & Wansink, 2013). Dit resultaat kan echter betekenen dat

met honger winkelen kan leiden tot meer voedselverspilling. De consument zal namelijk de

gebruikelijke hoeveelheid voedsel kopen voor de maaltijd, maar bijvoorbeeld snacken net na

het winkelen (gefaciliteerd door de hogere calorie-aankopen). Hierdoor kan het zijn dat er bij de

maaltijd meer overschotten zijn dan wanneer de consument zonder honger was gaan winkelen,

en er bijgevolg meer voedsel verspild kan worden.

De groepen die het meest voedsel verspillen zijn éénpersoonsgezinnen, gezinnen met jonge

kinderen en jongeren onder 25 jaar oud (van Dooren & Mensink, 2014). Mogelijke verklaringen

hiervoor zijn respectievelijk dat de verpakkingen te grote hoeveelheden bevatten voor één

persoon (Stepman, 2013), ouders moeilijk kunnen inschatten hoeveel hun kind zal eten, en een

gebrek aan ervaring met voedselhoeveelheden (European Commission, 2010).

Een lage waardering van voedsel door de consument leidt tot hogere verspilling. Samen met

het gebrek aan kennis rond het bewaren van voedsel, zorgt de relatief lage prijs van voedsel

(Aschemann-Witzel, de Hooge, Amani, Bech-Larsen, & Oostindjer, 2015) ervoor dat er (te) veel

voedsel wordt aangekocht, dat uiteindelijk in de vuilnisbak terecht komt. Bovendien zorgt ook

de afstand tussen de productie en de consument voor een lage waardering (Stepman, 2013).

De consument beseft niet meer hoe voedsel op zijn bord terecht komt, en verliest de voeling

ermee. Hierdoor wordt voedsel(rest) gemakkelijker weggesmeten.

De verpakking van voedsel speelt een grote rol bij voedselverspilling (European Commission,

2010; Stepman, 2013). Enerzijds kan voedsel minder lang bewaard worden door slechte

verpakking, of al bedorven zijn vooraleer het de consument bereikt. Verder kan de

verpakkingswijze de keuze van de consument beïnvloeden. Grotere hoeveelheden in één

verpakking zijn doorgaans goedkoper (per kg of andere grootheid) dan verschillende kleinere

hoeveelheden van een product. De prijsbewuste consument denkt hierdoor te besparen, terwijl

die misschien door het overschot te moeten weggooien net meer spendeert. Bovendien zijn niet

Page 24: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

13

alle producten in elke hoeveelheid beschikbaar, en ondanks de trend van gezinsverdunning

worden veel productverpakkingen afgestemd op grote gezinnen (Stepman, 2013).

De Europese Commissie (2010) wijst echter op de trade-off tussen voedselverspilling en een

hogere afvalberg door voedsel in kleinere verpakkingen aan te bieden. Toch kan de totale

milieudruk verlaagd worden ondanks de hogere afvalberg, en dit vooral bij producten waarvan

de productie een hogere druk uitoefent op het milieu dan de verpakking (Williams & Wikström,

2011).

4. Voedselverspilling volgens de Theory of Planned Behavior

Gedrag wordt ook bepaald door achterliggende psychologische motieven (E Graham-Rowe,

Jessop, & Sparks, 2014) – die minder voor de hand liggen dan de oorzaken van

voedselverspilling die hierboven worden aangehaald. Een veelgebruikt model om

voedselverspillingsgedrag te verklaren is het gebruik van de theory of planned behavior (Ella

Graham-Rowe et al., 2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stancu et al., 2016; Stefan et al.,

2013).

4.1. De Theory of Planned Behavior

De Theory of Planned Behavior (hierna: TPB) van Ajzen (1991) heeft als doel het voorspellen

en verklaren van menselijk gedrag. De auteur beargumenteert dat gedrag door twee

constructen wordt bepaald. Ten eerste zal een positieve intentie tot een gedrag bijdragen tot

het effectief stellen van dat gedrag. Ten tweede zal het stellen van het gedrag afhangen van de

controle die een individu gelooft te hebben over dat gedrag. Dit laatste wordt de perceived

behavioural contol genoemd (hierna “PBC”). Praktisch gaat het over de mate waarin een

individu gelooft dat die een bepaald gedrag kan stellen. Hoe meer een individu gelooft capabel

te zijn om een gedrag te stellen, hoe groter de waarschijnlijkheid dat het gedrag zal gesteld

worden (Ajzen, 1991).

De intentie om een gedrag te stellen hangt op zijn beurt af van drie onafhankelijke factoren,

namelijk de attitude, de subjectieve norm en de PBC (Ajzen, 1991). Ajzen definieert attitude (=

houding) als “de mate waarin een persoon een gunstige of ongunstige evaluatie of beoordeling

van het gedrag in kwestie heeft”, subjective norm (=subjectieve norm) als “de waargenomen

sociale druk om het gedrag te stellen of niet te stellen”, en perceived behavioural control (=

waargenomen gedragscontrole) als “de waargenomen gemakkelijkheid of moeilijkheid om het

gedrag te stellen” (1991, p. 188).

Page 25: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

14

De structuur van de theorie wordt grafisch weergegeven in figuur 3. Het is mogelijk dat in

bepaalde situaties niet alle factoren een significante invloed uitoefenen (Ajzen, 1991). In

sommige toepassingen kan er ook een verband bestaan tussen de attitude, subjectieve norm

en PBC. Vandaar dat de drie constructen in de figuur verbonden worden, ondanks het

“onafhankelijke” karakter van de drie determinanten dat Ajzen aanhaalt (1991, p. 188).

Figuur 3: Theory of Planned Behavior

Bron: Ajzen, 1991, p. 182

4.2. De uitgebreide Theory of Planned Behavior

De Theory of Planned Behavior kan worden uitgebreid met diverse andere variabelen (Ajzen,

1991). Conner & Armitage geven zes variabelen aan als aanvulling op het originele model

(1998):

(1) belief salience, omdat de attitude bepaald kan worden door talrijke overtuigingen,maar

sommige overtuigingen doorslaggevender zijn dan andere voor een individu. Het belang

van een overtuiging kan veranderen naargelang de situatie of doorheen de tijd. Het zijn de

voor een individu meest opvallende overtuigingen (i.e. salient beliefs) die de attitude

bepalen.

(2) past behaviour / habit, omdat gewoonte de perceptie van het eigen kunnen (i.e. PBC) zou

beïnvloeden. De auteurs wijzen erop dat deze variabele een goede voorspeller van gedrag

vormt wanneer het gedrag frequent wordt gesteld. Ze argumenteren namelijk dat een

insignificante invloed van intentie op gedrag te wijten kan zijn aan de rol die gewoonte

speelt.

(3) perceived behavioural control versus self-efficacy. PBC kan opgesplitst worden in twee

soorten controle. Enerzijds zijn er de self-efficacy beliefs, die het geloof in het eigen kunnen

Page 26: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

15

vertegenwoordigt (e.g. “Ik ben capabel om…”). Anderzijds is er de perceptie van de controle

over het eigen gedrag (e.g. “Ik heb de controle om mijn gedrag te veranderen”), dit is de

PBC. Om een duidelijker onderscheid te kunnen maken, werd een nieuwe term

geïntroduceerd, de perceptions of control over the behavior (PCB) (Armitage & Conner,

1999). Beide termen zijn onafhankelijk van elkaar, maar blijven beide onderdeel van de

perceived control.

(4) moral norms, wat weerspiegelt in hoeverre iemand het stellen van gedrag als moreel correct

of incorrect beschouwt. De subjective norm vormt vaak de zwakste voorspeller van intentie,

waardoor gezocht werd naar varianten (Conner & Armitage, 1998). De moral norms blijken

bij thema’s met een morele of ethische dimensie de intentie te kunnen beïnvloeden. De

moral norms kunnen vervangen worden door personal norms wanneer de waarden van

een individu meer gelinkt zijn aan de zelf-identificering (e.g. “ik ben iemand die…”) dan aan

de morele verplichting (“ik voel me verantwoordelijk om…”) die hij ervaart.

(5) self-identity omvat de mate waarin iemand ervaart een sociale rol te vervullen. Het

weerspiegelt hoe iemand zichzelf ziet, in deze studie als de mate waarin “iemand zichzelf

ziet als een persoon die let op zijn of haar vleesverspilling”. Afhankelijk de sterkte van de

self-identity die iemand ervaart bij een bepaald thema, kan het de intentie beïnvloeden.

(6) affective beliefs omvatten de verwachte emotionele reacties die het al dan niet stellen van

een gedrag teweegbrengt. Indien een individu negatieve gevoelens (e.g. spijt, schuld,

jaloezie) verwacht, zal de intentie om dat gedrag te stellen lager zijn. Bovendien wijzen de

auteurs erop dat het gebruik van specifieke emotionele reacties meer aangewezen is dan

enkel te onderzoeken of er positieve of negatieve gevoelens verwacht worden.

4.3. Voedselverspilling in de uitgebreide TPB

Afhankelijk van de situatie en het bestudeerde gedrag zullen bepaalde (combinaties van)

variabelen al dan niet een significante rol spelen. In de context van voedselverspilling gebruiken

verschillende studies die de theorie hanteren andere combinaties van variabelen (Ella Graham-

Rowe et al., 2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stancu et al., 2016; Stefan et al., 2013).

Hieronder volgt een bespreking van de meest opvallende resultaten uit vier studies in de

literatuur. Daarna volgt een analyse over de studies heen.

Een studie over Roemeense consumenten test de invloed van moral attitudes (in welke mate

iemand zich stoort aan en zich schuldig voelt door het weggooien van voedsel), lack of concern

(de mate waarin iemand zich geen zorgen maakt over de gevolgen van het weggooien van

voedsel), subjective norms (perceptie van hoe de sociale omgeving van het individu reageert

Page 27: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

16

wanneer die voedsel verspilt) en pbc (mate waarin individu gelooft capabel te zijn om verspilling

tegen te gaan, i.e. self-efficacy) op zowel de intentions not to waste, planning routines (mate

waarin iemand voor de aankopen boodschappenlijstjes maakt, de huidige voorraad raadpleegt

en maaltijden plant) als de shopping routines (de frequentie van de aankoop van te grote

hoeveelheden en van ongeplande aankopen) (Stefan et al., 2013). Die laatste drie worden

getest op hun invloed op het zelf-gerapporteerde voedselverspillingsgedrag (self-reported food

waste behavior), gemeten als de hoeveel voedsel dat verspild wordt (“not at all”, “less than a

tenth”, “more than a tenth but less than a quarter”, “more than a quarter but less than a half” en

“more than half”). Tabel 3 toont dat de intentie geen significante invloed uitoefent op het gedrag,

maar beide soorten routines wel. Hoe meer gepland wordt, hoe lager de zelf aangegeven

voedselverspilling. De zelf aangegeven voedselverspilling verhoogt wanneer iemand

regelmatiger te veel of ongepland aankoopt. De planning en de shopping routines worden

significant beïnvloed door de moral attitudes en de PBC. De moral attitudes zijn echter niet

éénduidig gemeten (“Throwing away food does not bother me” en “When I throw away food I

feel guilty”, beide van strongly disagree (1) tot strongly agree (7)). De studie toont geen

omkering van een van de variabelen aan, waardoor niet geconcludeerd kan worden in welke

richting morele gevoelens de routines beïnvloeden.

De lack of concern en subjective norms hebben geen indirecte invloed op de self-reported food

waste. Opvallend is dat voor Roemeense consumenten het gebrek aan zorgen over de

gevolgen van verspilling geen significante invloed uitoefent op voedselverspillingsgedrag, terwijl

de individuele morele gevolgen van verspilling, via de planning routines, dit gedrag wel

beïnvloeden. De vraag rijst wat de moral attitudes voor de consumenten inhouden, daar het niet

de zorgen over de gevolgen van verspilling inhoudt.

Tabel 3: Roemeense consumenten en voedselverspilling

Intention not to waste

Planning routines Shopping routines

Self-reported Food Waste

Intention not to waste n.s. Planning routines -0.28 ** Shopping routines 0.67 *** Moral attitudes 0.65 *** 0.27 ** -0.19 * Lack of concern -0.29 ** n.s. n.s. Subjective norms n.s. n.s. n.s. PBC n.s. 0.25 ** -0.63 ***

* p < 0.05; ** p < 0.01; *** p < 0.001. Blanco: niet getest. n.s.: niet significant

Data afkomstig van: Stefan et al., 2013.

Een tweede studie focust op Spaanse en Italiaanse jongeren (Mondéjar-Jiménez et al., 2015).

Hierbij beïnvloeden drie variabelen de intentie om minder voedsel te verspillen (zie tabel 4):

Page 28: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

17

(1) concern about food waste: de mate waarin iemand voedselverspilling ziet als wijd

verspreid, en verlaging ervan positieve economische en sociale gevolgen teweegbrengt,

(2) moral attitude: in welke mate iemand minder zou verspillen indien meer informatie

beschikbaar zou zijn, kleinere verpakkingen verkrijgbaar zijn, en meer aandacht zou

besteed worden aan voedselverspilling door lokale instituten, en

(3) pbc: self-efficacy.

Samen met de intentie, beïnvloeden de subjective norms (+), pbc (+) en marketing/sales

strategies “addiction” (-) het correcte gedrag ten opzichte van voedselverspilling. Correct gedrag

betekent in deze studie het regelmatig gebruiken van etensresten in de komende dagen, het

verschil kennen tussen de soorten houdbaarheidsdata, en regelmatig plannen van aankopen.

De subjective norms worden in deze studie uitgedrukt als het huidige gedrag van het gezin. De

auteurs gaan er van uit dat het gedrag van het gezin zich zal vertalen naar het gedrag van de

respondent. De marketing “addiction” slaat op de mate waarin het product zelf, de verpakking

en promoties de aankoopbeslissing beïnvloeden in die mate dat er meer voedsel wordt

aangekocht dan nodig. Dit blijkt een negatief effect te hebben op het correcte gedrag ten

opzichte van voedselverspilling. Dit resultaat impliceert dat hoe meer te veel voedsel wordt

aangekocht (door marketing acties), hoe minder etensresten gebruikt worden, het verschil

gekend is tussen houdbaarheidsdata en gepland wordt op voorhand. De variabele correct

gedrag omvat drie verschillende componenten, waardoor niet kan geconcludeerd worden op

welk(e) component(en) bovenvermelde variabelen een invloed kennen.

Tabel 4: Voedselverspilling bij Spaanse en Italiaanse jongeren

Intention to reduce food

waste Positive behaviour towards

FW

Concern about FW Moral attitude Subjectivenorms Pbc Marketing/sales strategies “addiction” Intention

0.137 *** 0.356 *** n.s. 0.228 *** n.s.

n.s. n.s. 0.506 *** 0.146 *** -0.163 *** 0.198 ***

*** p < 0.01; n.s.: niet significant

Data afkomstig van: Mondéjar-Jiménez et al., 2015.

Graham-Rowe et al. (2015) tonen aan dat bij de verspilling van groenten en fruit het geslacht,

de attitude, subjective norm, pbc, self-identity (de mate waarin iemand zichzelf ziet als het soort

persoon die een bepaald gedrag al dan niet stelt) en anticipated regret (de mate waarin iemand

verwacht zich schuldig te voelen na het stellen van gedrag waarvan hij denkt dat zijn omgeving

dit afkeurt) een rol spelen bij de intentie om minder te verspillen (zie tabel 5). Hoe meer iemand

Page 29: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

18

zichzelf identificeert als niet-verspiller of vermoedt schuldgevoelens te krijgen na het verspillen,

hoe hoger de intentie zal zijn om minder te verspillen. Die intentie heeft een significante invloed

op het verminderen van de verspilling.

Tabel 5: Volwassenen uit de UK en verspilling van groenten en fruit

Intention to reduce food waste Self-reported fruit and vegetable waste reduction

Geslacht: vrouw (man) 0.07 *

Attitude 0.21 ***

Subjective norm 0.11 **

Pbc 0.28 *** n.s.

Self-identity 0.25 ***

Anticipatedregret 0.29 ***

Descriptive norm n.s.

Intention 0.30 *

* p < 0.05; ** p < 0.01; *** p < 0.001; n.s.: niet significant

Data afkomstig van: Graham-Rowe et al., 2015.

In een studie bij Deense volwassenen blijkt dat enkel de attitude en een injunctive norm (i.e.

subjective norm) een significante invloed hebben op de intentie om niet te verspillen (Stancu et

al., 2016). De zelf-gerapporteerde voedselverspilling verlaagt bij een hogere intentie om niet te

verspillen, en bij een hogere PBC (zie tabel 6).

Tabel 6: Deense volwassenen en voedselverspilling

Invloed op Intention not to waste Self-reported food waste

Attitudes 0.24 ***

Injunctive norm 0.47 ***

Moral norm 0.00

PBC 0.03 -0.34 ***

Intention -0.16 *** * p < 0.05; ** p < 0.01; *** p < 0.001

Data afkomstig van: Stancu et al., 2016

De vier studies hanteren verschillende variabelen en bekomen verschillende resultaten,

waardoor net deze studies besproken worden. Hieronder wordt een analyse over de studies

heen uiteengezet, met nadruk op de meest opvallende verschillen en gelijkenissen.

4.3.1. De rol van injunctieve en descriptieve normen

De invloed van de sociale omgeving die een individu ervaart bestaat uit een injunctive norm en

een descriptive norm (Rivis & Sheeran, 2003). Er is echter wel een belangrijk onderscheid

tussen beide normen (Rivis & Sheeran, 2003). De injunctive norms omvatten wat een individu

ervaart omtrent hoe de sociale omgeving denkt over een bepaald gedrag, de descriptive norms

omtrent wat de sociale omgeving doet. De subjective norm is een injunctive norm (Rivis &

Page 30: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

19

Sheeran, 2003). Stancu et al. (2016) tonen aan dat de injunctive norm een invloed heeft op de

intentie om niet te verspillen (zie tabel 6), terwijl andere studies tegenstrijdige resultaten

bekomen omtrent de subjective norms. In sommige studies hebben de subjective norms geen

significante invloed (p < 0.05) op de intentie tot minder of geen voedselverspilling in het

algemeen (Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stefan et al., 2013), terwijl toegepast op groenten

en fruit de subjective norms wel een significante invloed (p < 0.01) hebben op de intentie (Ella

Graham-Rowe et al., 2015). Slechts één aangehaalde studie hanteert een descriptive norm

(Ella Graham-Rowe et al., 2015), terwijl Ajzen zelf aanraadt om die norm te gebruiken (2002).

De descriptive norm kan namelijk de bias opvangen dat een individu vaak gelooft dat zijn

omgeving gewenst gedrag goedkeurt, terwijl die misschien zelf dat gedrag niet stelt (Ajzen,

2002).

4.3.2. De rol van attitudes

Attitudes kunnen op verschillende manieren geïntegreerd worden in de (uitgebreide) TPB.

Bepaalde studies splitsen attitudes in een variabele omtrent de bezorgdheid (concern), en een

variabele omtrent het morele aspect (moral attitudes) (Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stefan et

al., 2013). Een hogere bezorgdheid over de gevolgen leidt tot een hogere intentie om minder of

niet te verspillen in beide studies. Andere studies behouden één variabele attitude, die meet

hoe respondenten zich voelen tegenover voedselverspilling (Ella Graham-Rowe et al., 2015;

Stancu et al., 2016). In de vier aangehaalde studies leidt een meer positieve attitude tegenover

het vermijden van verspilling tot een hogere intentie om minder te verspillen.

4.3.3. De rol van waargenomen gedragscontrole

De invloed van PBC is bij voedselverspilling niet eenduidig. Wanneer de focus op de self-

efficacy wordt gelegd, toont één studie aan dat er geen significante invloed is op de intentie

(Stefan et al., 2013), terwijl anderen die significante invloed wel aantonen (Ella Graham-Rowe

et al., 2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015). Mogelijke verklaringen zijn verschillen tussen

generaties op het vlak van budget, en dat studenten misschien onzekerder zijn bij een gebrek

aan controle door onervarenheid dan oudere volwassenen, waardoor de controle een invloed

heeft op de intentie om minder te verspillen. Self-efficacy beïnvloedt het gedrag in het ene geval

rechtstreeks (Mondéjar-Jiménez et al., 2015), en in andere gevallen enkel indirect (Stefan et

al., 2013) of helemaal niet (Ella Graham-Rowe et al., 2015). Mogelijke verklaringen zijn opnieuw

de onzekerheid van studenten, alsook dat de self-efficacy het gedrag voornamelijk indirect via

shopping en planning routines beïnvloedt, wat bij Graham-Rowe et al. (2015) niet onderzocht

werd. Stancu et al. (2016) focussen eerder op de PCB, en tonen aan dat dit wel het gedrag

maar niet de intentie beïnvloedt. Het ervaren van controle over het eigen verspillingsgedrag

Page 31: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

20

leidt dus tot minder zelf-gerapporteerde verspilling maar niet tot een hogere intentie om minder

te verspillen. Mogelijke verklaringen zijn dat de respondenten die een hoge controle ervaren

misschien al heel weinig verspillen (en bijgevolg geen intentie hebben om nog minder te

verspillen), of dat hun antwoorden vertekend zijn door sociale wenselijkheid.

4.3.4. De rol van morele aspecten

De rol van morele aspecten verschilt van studie tot studie. De moral attitudes beïnvloeden de

intentie (Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stefan et al., 2013), terwijl moral norms daar geen

invloed op uitoefenen (Stancu et al., 2016). Hier dient wel vermeld te worden dat de definitie

van de moral attitudes door Stefan et al. (2013) heel dicht aansluit bij de definitie van de moral

norms van Stancu et al. (2016); beiden gaan namelijk over het gevoel van spijt ten gevolge van

voedselverspilling. In de studie over groenten en fruit werd de moral norm uitgesloten door de

te hoge correlatie met self-identity en anticipated regret, terwijl die laatsten wel een significante

invloed uitoefenen op de intentie (Ella Graham-Rowe et al., 2015). Uit bovenstaande studies

kan bijgevolg niet geconcludeerd worden dat moral norms geen significante invloed uitoefenen

op intenties.

4.3.5. De rol van routines

De planning en shopping routines verklaren meer variantie in voedselverspillingsgedrag dan de

intentie (Stancu et al., 2016; Stefan et al., 2013). Beide routines worden op hun beurt verklaard

door de moral attitudes en PBC volgens Stefan et al. (2013), terwijl de shopping routines

verklaard worden door de planning routines volgens Stancu et al. (2016). De planning routines

worden verklaard door de household skills (i.e. vaardigheden op het vlak van koken en bewaren

van voedsel), volgens die laatste bron.

4.3.6. Gedrag

Ook de doelvariabele, gedrag, neemt verschillende vormen aan tussen de studies. Twee van

de vier onderzochte studies definiëren gedrag als de zelf-gerapporteerde hoeveelheid voedsel

dat verspild wordt in termen van percentages (Stancu et al., 2016; Stefan et al., 2013). Graham-

Rowe et al. hanteren de zelf-gerapporteerde verspilling van groenten en fruit bij follow-up na

één week (2015), terwijl Mondéjar-Jiménez et al. Positive behaviour towards food waste

hanteren, wat bestaat uit het gebruik van etensresten, juiste kennis over houdbaarheidsdata en

het gebruik van boodschappenlijstjes (2015).

Page 32: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

21

4.3.7. De invloed van intentie op gedrag

Opvallend is dat de variabele intentie verschillende vormen aanneemt over de studies heen.

Enerzijds wordt gebruikt gemaakt van de intentie om niet te verspillen (Stancu et al., 2016;

Stefan et al., 2013), anderzijds van de intentie om minder te verspillen (Ella Graham-Rowe et

al., 2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015). De literatuur is het er daarentegen wel over eens dat

de intentie om wel voedsel te verspillen niet gehanteerd dient te worden, omdat dit ongewoon

aanvoelt (Stancu et al., 2016; Stefan et al., 2013).

De resultaten omtrent de invloed van intentie op gedrag in de literatuur zijn uiteenlopend. Bij de

Roemeense consumenten heeft de intentie geen significante invloed op het gedrag (Stefan et

al., 2013), terwijl die invloed wel bestaat bij jongeren uit Italië en Spanje (Mondéjar-Jiménez et

al., 2015), bij verspilling van groenten en fruit in het Verenigd Koninkrijk (Ella Graham-Rowe et

al., 2015) en bij Deense volwassenen (Stancu et al., 2016). Een hogere intentie om geen of

minder voedsel te verspillen verlaagt het verspillingsgedrag in deze drie studies.

De verschillende studies rapporteren verschillende variabelen als sterkste voorspellers. Gedrag

wordt het sterkst verklaard door de Shopping routines in één studie (Stefan et al., 2013), en

door PBC in een andere (Mondéjar-Jiménez et al., 2015). Dit verschil wordt ook opgemerkt bij

de invloed op intentie, namelijk Moral Attitude als sterkste variabele enerzijds (Mondéjar-

Jiménez et al., 2015; Stefan et al., 2013), en injunctive norm anderzijds (Stancu et al., 2016).

Dit kan verklaard worden doordat de studies andere variabelen en methodes hanteren.

Door het gebruik van verschillende variabelen, zijn vergelijkingen tussen studies niet

vanzelfsprekend. Bovendien lijkt de literatuur duidelijk nog op zoek te zijn naar welke

(combinatie van) variabelen het meest aangewezen zijn in het verhaal van voedselverspilling,

hoewel overeengekomen wordt dat het gebruik van een uitgebreide TPB aangewezen is in de

context van voedselverspilling. Om die reden hanteert deze studie de uitgebreide TPB, en zal

het beloftevolle variabelen uit andere studies meenemen. Deze andere combinatie van

opgenomen variabelen zal een meerwaarde bieden aan de huidige literatuur, omdat blijkt dat

hierdoor grote verschillen in resultaten optreden.

4.4. Vleesverspilling in de uitgebreide TPB

In de literatuur werden geen studies gevonden die vleesverspilling in kaart brengen aan de hand

van de TPB. Wel werd de TPB toegepast om duurzame voedselconsumptie in kaart te brengen

in België (Vermeir & Verbeke, 2008). Quested et al. (2013) geven echter aan dat de link tussen

voedselverspilling en de impact op het milieu ervan (en dus de duurzaamheid) niet ten volste

Page 33: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

22

ontwikkeld is bij de consument. Om deze redenen vormt een toepassing van de uitgebreide

TPB op vleesverspilling in België een waardevolle aanvulling op de literatuur. Bovendien biedt

het gebruik van deze theorie een stevige basis voor effectieve en efficiënte interventies om

verspilling tegen te gaan omdat het de achterliggende psychologische redenen blootlegt (Ella

Graham-Rowe et al., 2015). Via een uitgebreide TPB zal deze studie trachten de voorspellende

factoren van de intentie om minder vlees te verspillen en vleesverspillingsgedrag te

identificeren. Het onderzoeksopzet en de methodologie om dit model te toetsen voor

vleesverspillingkomt in deel 2 aan bod.

Page 34: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

23

Page 35: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

24

Deel II: Onderzoeksopzet en methodologie

5. Onderzoeksopzet

5.1. Onderzoeksvraag

In ontwikkelde landen wordt dus voornamelijk in de consumptiefase voedsel verspild. Ondanks

dat de verspilling van vlees relatief lager is dan de verspilling van sommige andere voeding (e.g.

granen, groenten en fruit, etc.), kunnen de gevolgen van vleesverspilling meer doorwegen. De

productie van vlees vervuilt het milieu namelijk meer dan die andere categorieën. Vlees kent de

grootste ecologische voetafdruk, en is relatief gemakkelijk te verminderen of vervangen in het

menselijk dieet. Het identificeren van variabelen die voedselverspillingsgedrag verklaren, kan

een nuttige bijdrage leveren aan overheden en milieuorganisaties om die verspilling terug te

drijven. Door de economische besparing, en ecologische voordelen, baat ook de consument bij

minder verspilling zowel op korte als op lange termijn.

Hoewel voedselverspilling in menige studie aan de hand van de TPB is onderzocht, werd geen

enkele studie specifiek over vlees gevonden. Deze studie vormt bijgevolg een aanvulling op de

academische literatuur. Bovendien verschillen de oorzaken van voedselverspilling naargelang

cultuur (Stancu et al., 2016) en ontwikkelingsstadium (Secondi et al., 2015), waardoor

onderzoek in Vlaanderen andere resultaten kan bekomen dan in andere gebieden of landen.

Het trachten te vermijden van vleesverspilling zal dus positieve ecologische en economische

gevolgen teweegbrengen. Het identificeren van determinerende factoren voor het terugdrijven

van vleesverspilling vormt dus een meerwaarde voor de wetenschap en de maatschappij. De

onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt:

5.2. Onderzoeksmodel

Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvraag, dient op zoek gegaan te worden naar

beïnvloedende factoren waardoor toekomstige vleesverspilling (gedeeltelijk) kan vermeden

worden. Aan de hand van de cross-studie analyse in hoofdstuk 4, worden gepaste variabelen

gekozen om te betrekken in het uitgebreide TPB-model. Het model bestaat uit drie niveaus, die

elk een stap in het proces naar gedrag voorstellen.

Figuur 4 geeft de drie niveaus van variabelen en de relaties ertussen binnen het uitgebreide

TPB model, gebaseerd op de literatuur, grafisch weer. Het model wordt aangepast doorheen

In welke mate kan vleesverspillingsgedrag vermeden worden, bekeken vanuit de uitgebreide

TPB?

Page 36: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

25

de verdere uitwerking van deze masterproef, om de statistische bruikbaarheid van het model te

garanderen.

Figuur 4: Oorspronkelijke uitgebreide TPB model op basis van de literatuur

Dit oorspronkelijke model bestaat uit 12 variabelen, die gedefinieerd worden in tabel 7.

Page 37: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

26

Tabel 7: Definiëring variabelen van het uitgebreide TPB model

Variabele Definitie

Attitude De mate waarin het letten op vleesverspilling als positief wordt ervaren.

Injunctive norm De mate waarin iemand gelooft dat diens sociale omgeving het letten op vleesverspilling goedkeurt.

Descriptive norm De mate waarin iemand gelooft dat diens sociale omgeving zelf let op hun vleesverspilling.

Moral norm De mate waarin iemand het letten op vleesverspilling als moreel correct of incorrect beschouwt.

Self-Identity De mate waarin iemand zichzelf ziet als iemand die bekommerd is over vleesverspilling.

Anticipated regret De mate waarin iemand schuldgevoelens verwacht wanneer die niet let op zijn of haar vleesverspilling.

Self-efficacy De mate waarin iemand gelooft capabel te zijn om te letten op zijn of haar vleesverspilling.

PCB De mate waarin iemand ervaart controle te hebben over het letten op zijn of haar vleesverspilling.

Intention De mate waarin iemand van zin is om te letten op zijn of haar vleesverspilling.

Planning routines De frequentie waarmee iemand aankopen en maaltijden op voorhand plant.

Shopping routines De frequentie waarmee iemand ongepland of in te grote hoeveelheden vlees aankoopt.

Behavior Het zelf-gerapporteerde percentage vlees dat iemand denkt te hebben weggegooid gedurende de 7 dagen voor de bevraging.

6. Methodologie

6.1. Onderzoekspopulatie

De populatie van dit onderzoek bestaat uit consumenten van de Y-generatie; geboren tussen

1980 en 1996 (Van Den Bergh & Behrer, 2016). Tijdens het schrijven van deze masterproef,

omvat deze generatie de 21 (wordend) tot 37-jarigen. Deze generatie werd gekozen doordat ze

grotendeels de jonge gezinnen omslaat. Het voordeel hiervan is dat zij reeds vandaag

consument zijn, en bovendien nog lange tijd consument zullen blijven. Het proberen vermijden

van vleesverspilling bij deze generatie kan bijgevolg gunstige effecten vormen op langere

termijn dan bij oudere generaties. Bovendien is deze generatie bezorgd om milieuproblematiek

(Van Den Bergh & Behrer, 2016), en verspillen gezinnen met jonge kinderen en jongeren onder

25 jaar oud voedsel het meest (van Dooren & Mensink, 2014), waardoor ze een goede

doelgroep vormen voor toekomstige (overtuigings-) campagnes. Quested et al. (2013) schrijven

dat gewoontes een significante rol spelen bij voedselverspilling. Door de relatief jonge leeftijd

Page 38: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

27

van de Y-generatie, kunnen gewoontes misschien gemakkelijker bijgestuurd worden dan bij een

oudere generatie. Anno 2017 omvat de jongere generatie Z onvoldoende koopkrachtige

consumenten om ze te betrekken bij dit onderzoek.

6.2. Procedure en dataverzameling

Om de variabelen te meten wordt gebruik gemaakt van een survey. De vragenlijst werd

samengesteld in het online softwarepakket Qualtrics.

A. Pretest

De enquête werd onderworpen aan een pre-test bij vijf respondenten om de toegankelijkheid

en verstaanbaarheid van de vragen te garanderen. Drie respondenten gaven moeilijkheden

aan, en een aantal vragen werden geherformuleerd. Verder bleek dat verschillende vragen

enorm gelijkaardig beoordeeld werden. Doordat gebruik gemaakt is van bestaande schalen,

vertaald uit het Engels, konden hier geen aanpassingen aan gedaan worden. De vertalingen

konden volgens deze respondenten bovendien niet verbeterd worden.

B. Enquête

De volledige vragenlijst kan geraadpleegd worden in bijlage 1. De vragenlijst bevat 8 inleidende

vragen omtrent vleesgebruik. Om enkel relevante data te verzamelen, werden respondenten

die nooit instaan voor de aankopen en/of bereiding van vlees voor zichzelf of het gezin

uitgesloten. Er werd ook gepeild naar de mate van vleesconsumptie van de respondent en van

het gezin, om te kunnen onderscheiden in de grootteorde van vleesconsumptie. Verder werd

gepeild naar de mate waarin de respondent instaat voor de aankopen en bereiding van vlees

binnen het gezin.

De verpakkingsgrootte beïnvloedt de verspilling (European Commission, 2010). Om ook deze

invloed te capteren, werd gepeild naar de mate waarin iemand voorverpakte hoeveelheden,

dan wel zelf-gevraagde hoeveelheden vlees aankoopt. Voorverpakte hoeveelheden zijn de

verpakkingen zoals die worden aangeboden door de verkoper (e.g. een pak van 500gr gehakt

dat in de rekken van de supermarkt ligt). Zelf-gevraagde hoeveelheden omvatten de aankopen

van vlees waarbij de consument zelf dient aan te geven welke hoeveelheid gewenst is. Het

meest voor de hand liggende voorbeeld hiervan is de klassieke zelfstandige slagerij.

Na de inleidende vragen kwamen de vragen die de modelvariabelen meten aan bod. Om te

zorgen dat de term vleesverspilling zoals bedoeld werd geïnterpreteerd, kregen de

respondenten een uitlegpagina te zien (zie bijlage 1). Uit de pretesten bleek dat deze uitleg in

haar doel slaagde.

Page 39: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

28

De vragenlijst bevatte één controlevraag, namelijk “Duid het middelste bolletje aan”. Drie

respondenten duidden een andere optie aan, waardoor ze uitgesloten werden van verdere

analyses.

Op het einde van de vragenlijst werden demografische gegevens verzameld, namelijk geslacht,

leeftijd, woonsituatie, gezinsgrootte, aantal kinderen, werksituatie, opleidingsniveau en

inkomen.

C. Dataverzameling

De vragenlijst werd gedurende 5 weken verspreid via Facebook, e-mail, het online forum 9Lives,

vrienden en familie. Daarnaast werden uitnodigingen tot de online enquête op papier in een

woonwijk met veel jonge gezinnen verdeeld, toen bleek dat de groep 29-37 jaar

ondervertegenwoordigd was. Er werden twee waardebonnen verloot onder de deelnemers die

hun e-mailadres invulden op het einde van de vragenlijst.

Van de 333 gestarte enquêtes, vulden 249 respondenten ze volledig in. Daarvan werden 29

respondenten verwijderd, omdat zij nooit vlees kopen en/of klaarmaken. Drie respondenten

vulden de controlevraag foutief in, waardoor ook zij niet opgenomen werden voor analyse.

Tenslotte vielen drie respondenten buiten de leeftijdscategorie, en slaagden twee respondenten

erin geen leeftijd achter te laten ondanks het feit dat deze vraag verplicht was. Er worden

bijgevolg 212 respondenten behouden voor verdere analyse van deze masterproef.

6.3. Steekproef

In totaal werden gegevens van N=212 respondenten, die minstens soms vlees aankopen en/of

klaarmaken, verzameld. Hiervan zijn 62.3% vrouwen, en 37.7% mannen. Het grotere aantal

vrouwen is verantwoord, daar de vrouw gemiddeld meer tijd besteedt aan het huishouden en

winkelen dan mannen (Glorieux, I., J. Minnen, T.P. van Tienoven, 2015). De leeftijd van de

respondenten (M=27.6, SD=5.28) is, zoals ut supra reeds aangehaald, gelimiteerd tussen 20

en 37 jaar oud.

Door de wijze van gegevensverzameling, gaat het om een beoordelingssteekproef, namelijk

een gemakkelijkheidssteekproef met overdachte voorwaarden. De keuze voor deze methode is

gemotiveerd door de tijds- en budgetrestricties eigen aan een masterproef.

Een nadeel van een gemakkelijkheidssteekproef is dat geen aselecte steekproef gevormd

wordt, waardoor de resultaten niet zomaar geëxtrapoleerd kunnen worden naar de Vlaamse

bevolking, maar eerder exploratief van aard zijn.

Page 40: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

29

6.4. Voorbereiden van de data

Na het weerhouden van de volledige cases (N=214), werden de data voorbereid op verdere

analyse, namelijk hiërarchische regressie. De variabelen kregen een gepaste naam, en de

labels werden verkort tegenover de originele vragen in de vragenlijst. Naar het voorbeeld van

Ajzen (2002) werden de antwoordcategorieën van sommige items van positief naar negatief

(e.g. “Zeer verstandig” tot “Zeer dwaas”), en andere van negatief naar positief (e.g. “zeer

overbodig” tot “zeer lonend”) geformuleerd. Om alle items in dezelfde richting te meten, werden

4 items (AT_3, 5 & 6, en PCB_2) gehercodeerd.

6.5. Schalen

De volledige enquête kan teruggevonden worden in bijlage 1. Hieronder volgt een bespreking

en motivering van de gehanteerde schalen per variabele. Naar het voorbeeld van de studie van

Vermeir & Verbeke (2008) wordt de interne consistentie van de constructen gemeten aan de

hand van Cronbach’s Alfa, waarbij een alfa groter dan 0,60 als aanvaardbaar wordt beschouwd.

Deze TPB-studie wordt als voorbeeld gebruikt aangezien het ook handelt over duurzame

consumptie.

Attitude

De attitude of houding (M=5.39, SD=1.14) tegenover het letten op vleesverspilling is gemeten

met een 7-puntenschaal, gebaseerd op het voorbeeld van Graham-Rowe et al. (2015). De

respondent diende te antwoorden op de vraag “Voor mij is het letten op de vleesverspilling in

mijn huishouden de komende 7 dagen…” aan de hand van 6 bipolaire adjectieven (e.g. “zeer

goed” tot “zeer slecht”). Er werd hierdoor afgeweken van de schaal gehanteerd door de originele

auteur van het TPB model, Ajzen (2002). Deze keuze werd gemaakt doordat Graham Rowe et

al. (2015) zich ook toespitsen op één voedingscategorie, namelijk groenten en fruit. Deze

auteurs hanteren het werkwoord ‘verminderen’ om te peilen naar verspilling. In deze studie

wordt gekozen voor een werkwoord in absolute termen, namelijk ‘letten op’ vleesverspilling in

plaats van vleesverspilling ‘verminderen’. Ook andere auteurs, zoals Armitage & Conner (1999)

en Ajzen (2002), gebruiken absolute termen. Na het verwijderen van item 6 (“zeer nadelig” tot

“zeer voordelig”), bedraagt de cronbach’s alfa van Attitude 0.82.

Injunctive, descriptive en social norm

Ajzen raadt aan om zowel een injunctive als descriptive norm te hanteren (2002), zodat het

verschil tussen “wat anderen denken” en “wat anderen zelf doen” opgevangen kan worden. Er

kan bovendien vermoed worden dat binnen sociale kringen meer over vleesconsumptie wordt

gesproken dan groenten- en fruitconsumptie (zoals in de studie van Graham-Rowe et al (2015)),

Page 41: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

30

door de hoeveelheid aandacht die besteed wordt aan vegetarisme. Individuen kunnen dus beter

op de hoogte zijn over wat hun sociale omgeving denkt over vlees dan over andere categorieën,

zoals groenten en fruit. Om deze redenen zal zowel een injunctive als een descriptive norm

betrokken worden in dit onderzoek.

Naar het voorbeeld van Ajzen (2002) wordt de injunctive norm (M=4.41, SD= 1.19, α=0.644)

gemeten op basis van drie vragen (e.g. “De mensen in mijn leven, wiens mening ik waardeer,

zouden goedkeuren dat ik let op mijn vleesverspilling thuis de komende 7 dagen”). De

descriptive norm (M=4.33, SD= 1.27, α=0.733) omvat twee vragen, waaronder “De meeste

mensen die ik belangrijk vind letten zelf op de verspilling van vlees bij hun thuis de komende 7

dagen.”. Beide constructen werden bevraagd op een 7-puntenschaal van “Helemaal niet

akkoord” tot “Helemaal akkoord”.

In Deel III: Resultaten wordt ontdekt dat beide variabelen onvoldoende onafhankelijk zijn om te

betrekken in een regressieanalyse. Om die reden worden beide variabelen samengenomen in

een nieuwe variabele, social norms (M= 4.38; SD= 1.12, α= 0.801).

Morele aspecten

In de literatuur bestaat geen overeenstemming over de invloed van moral norms, en daarom

zal in deze studie een moral norm opgenomen worden in een sociale context (e.g. “Het is

ethisch onverantwoord om vlees te verspillen”), aangevuld met self-identity om de individuele

context te dekken (e.g. “Ik zie mijzelf als iemand die geen vlees verspilt”). Anticipated regret zal

het morele emotionele aspect op individueel niveau behelzen. Conner en Armitage (1998)

raden aan om specifieke emotionele reacties te verkiezen boven emotionele reacties in het

algemeen, waardoor specifiek voor anticipated regret gekozen wordt.

Stancu et al. (2016) ondervragen de Moral Norm (M=5.04, SD=1.31, α=0.768), op basis van

drie vragen (e.g. “Vlees verspillen zou mij schuldig doen voelen tegenover het milieu”). De

auteurs beargumenteren dat een morele norm relevant is voor het thema voedselverspilling,

omdat consumenten zich hierdoor schuldig kunnen voelen. Dat schuldgevoel kan bovendien

sterker blijken voor vlees dan in andere voedselcategorieën (e.g. groenten en fruit).

De variabele Self-Identity vangt op in welke mate consumenten zichzelf zien als iemand die

bekommerd is om vleesverspilling. Naar het voorbeeld van Armitage en Conner (1999) peilt dit

naar de self-identity over enerzijds de bekommernis om de gevolgen van verspilling en

anderzijds het tegengaan van verspilling. De variabele werd samengesteld op basis van vier

vragen, zoals “Ik ben iemand die bekommerd is over vleesverspilling”, ondervraagd op een 7-

puntenschaal van “Helemaal niet akkoord” tot “Helemaal akkoord”. De

Page 42: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

31

betrouwbaarheidsanalyse toont een hoge interne consistentie (α=0.891) voor de Self-identity

(M= 5.11, SD= 1.23).

De variabele anticipated regret (M=4.42 , SD= 1.42, α=0.787) peilt naar de mate waarin een

consument “van streek zou zijn” en “spijt zou voelen” (Abraham & Sheeran, 2004) wanneer die

er niet in zou slagen om op zijn of haar vleesverspilling te letten. Volgens deze auteurs verhoogt

deze variabele de verklaringskracht van een TPB-model significant, waardoor hun voorbeeld

gevolgd werd. Beide vragen werden beoordeeld op basis van een 7-puntenschaal van

“Helemaal niet akkoord” tot “Helemaal akkoord”.

Uit regressieanalyse in Deel III: Resultaten blijkt dat de variabelen Moral Norm, Self-Identity en

Anticipated regret niet voldoen aan de multicollineariteitsvoorwaarde. Zowel factoranalyse (zie

bijlage 2) als Cronbach betrouwbaarheidsanalyse (α=0.916) tonen aan dat de items één

construct meten. De summated scale wordt Moral Solicitude (of Morele bekommernis) gedoopt,

en wordt gedefinieerd als “de mate waarin iemand zichzelf ziet als bekommerd om

vleesverspilling, en spijt en schuldgevoel zou krijgen indien hij of zij er niet in zou slagen er op

te letten” (M= 4.93, SD= 1.16).

Self-efficacy

Deze variabele omvat vier vragen (e.g. “Ik geloof dat ik de mogelijkheid heb om op mijn

vleesverspilling thuis te letten de komende 7 dagen”), die peilen naar de mate waarin iemand

zich capabel voelt te letten op zijn of haar voedselverspilling. De schaal is gebaseerd op het

werk van Armitage en Conner (1999), dat de validiteit van de scheiding tussen self-efficacy en

PCB bewijst. De auteurs hanteren verschillende antwoordschalen per vraag. Zo maken ze

gebruik van bijvoorbeeld “Helemaal niet akkoord tot Helemaal akkoord”, maar ook “Heel

onzeker tot Heel zeker”. Er werd gekozen om hun voorbeeld te volgen, om de validiteit van de

schaal niet in het gedrang te brengen. Het construct self-efficacy (M= 5.67 , SD= 0.99) blijkt ook

voldoende intern consistent (α=0.795) na betrouwbaarheidsanalyse. In bijlage 1 kunnen de

precieze antwoordschalen bij de betreffende vraag teruggevonden worden.

Perceptions of control over behavior

Er is geopteerd om de vragen die peilen naar de PCB (M= 5.24 , SD= 1.14, α=0.671) over te

nemen van dezelfde auteurs als die van de Self-efficacy, aangezien beide een vorm van

controle meten. Armitage en Conner (1999) hanteren hiervoor drie vragen, zoals bijvoorbeeld

“Of ik al dan niet op mijn vleesverspilling thuis let ligt volledig aan mij”. Ook hier wordt, naar hun

voorbeeld, gebruik gemaakt van verschillende schaalvormen.

Page 43: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

32

Intention

Verschillende studies (Armitage & Conner, 1999; Stancu et al., 2016; Visschers, Wickli, &

Siegrist, 2016) werken de intentie uit zoals het werk van Ajzen (2002), waardoor ook hier deze

keuze gemaakt werd. Om de bevraging niet onnodig te compliceren voor de respondenten werd

evenwel gekozen om de tijdsafbakening van één maand van Ajzen niet te volgen. Daarentegen

werd geopteerd voor één week, omdat verwacht wordt dat dit gemakkelijker te voorspellen valt

door de respondenten. Op een 7-puntenschaal van “Helemaal niet akkoord” tot “Helemaal

akkoord” werden drie vragen gesteld (e.g. “Ik ben van plan om mijn vleesverspilling thuis tegen

te gaan de komende 7 dagen”). Het construct Intention (M= 5.47, SD= 1.23) is intern consistent

(α=0.954).

Planning en Shopping routines

De routine-variabelen werden gebaseerd op het werk van Stefan et al. (2013) door de

significante resultaten in hun studie naar voedselverspilling (zie Deel I). De Planning routines

omvatten drie vragen (e.g. “Hoe vaak plant u maaltijden op voorhand”), en de Shopping routines

twee vragen (e.g. “Hoe vaak koopt u vlees dat u niet van plan was te kopen”). Beide constructen

werden bevraagd op een 7-puntenschaal van “Nooit” tot “Altijd”.

Bij de Shopping routines werd de oorspronkelijke term “voedsel” vervangen door “vlees”. Deze

keuze is gebaseerd op de veronderstelling dat consumenten vaker ongeplande aankopen doen

in andere voedselcategorieën (e.g. snoep) dan vlees.

De planning routines (M=4.69, SD=1.33) zijn intern consistent (α=0.722), terwijl dit voor de

Shopping routines niet het geval is (α= 0.456). Omdat het construct Shopping routines naar het

voorbeeld van Stefan et al. (2013) uit slechts twee items bestaat, kan geen vraag verwijderd

worden om de interne consistentie te verhogen. Bijgevolg worden de Shopping routines uit het

model verwijderd. Voor de Vlaamse Generatie Y blijkt dat de frequentie van “te veel vlees

aankopen” samen met die van “ongeplande vleesaankopen” geen betrouwbaar construct

vormen. Dit wil echter niet per se zeggen dat de twee frequenties niet onder een ander construct

wel hetzelfde kunnen meten. Mogelijke verklaringen van een afwijking van de literatuur kunnen

cultuur- en/of leeftijdsverschillen zijn, alsook vertaling van de items of het verschil tussen

algemene voedselverspilling en specifiek vleesverspilling. De twee items samen meten niet

hetzelfde. Dat wil niet zeggen dat de individuele items onbetrouwbaar of niet valide zijn. De

items zullen afzonderlijk getest worden in het model. De resultaten dienen echter met

voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

Self-reported behaviour

De variabele gedrag houdt het zelf-ingeschatte gedrag van de afgelopen week in. Hier werd het

voorbeeld van Graham-Rowe et al. (2015) gebruikt, omdat zij ook richten op een specifieke

Page 44: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

33

voedselcategorie. Wegens tijd- en budgetrestrictie kon evenwel geen follow-up enquête

afgenomen worden, wat Graham-Rowe et al. wel deden. Het gedrag werd gemeten met de

vraag “Ongeveer hoeveel procent van het vlees in uw huishouden denkt u dat weggegooid werd

in de afgelopen 7 dagen?”. De respondenten konden antwoorden met behulp van een sleepbalk

waarbij een percentage in tientallen tussen 0 en 100 gekozen diende te worden. Hier werd

bewust gekozen om de term “verspilling” niet letterlijk op te nemen in de vraag, om sociale

wenselijkheid proberen tegen te gaan.

Schaalvorming

Alle constructen die slaagden voor de betrouwbaarheidsanalyse werden omgezet in schalen

aan de hand van gemiddelden van de toebehorende items (i.e. summated scales). In tabel 8

worden de schalen met bijhorende Cronbach’s alfa, gemiddelde, standaardafwijking en aantal

items in het construct opgenomen, samengevat.

Tabel 8: Schaalstatistieken

Variabele Aantal items in construct

Cronbach’s Alfa Gemiddelde (M) Std. Afw. (SD)

Attitude 5 0.817 5.39 1.14 Moral Norm * 3 0.768 5.04 1.31 Self-Identity* 4 0.891 5.11 1.23 PCB 3 0.671 5.24 1.14 Injunctive norm** 3 0.644 4.41 1.19 Descriptive norm** 2 0.733 4.33 1.27 Social Norm 5 0.801 4.38 1.12 Anticipated regret * 2 0.787 4.42 1.42 Moral Solicitude 9 0.916 4.93 1.16 Self-efficiency 4 0.795 5.67 0.99 Intention 3 0.954 5.47 1.23 Planning routines 3 0.722 4.69 1.33 Shopping routines*** 2 0.456 - - Behaviour 1 - 11.04 8.81

* Worden samengevoegd tot Moral Solicitude voor verdere analyse.

** Worden samengevoegd tot Social Norm voor verdere analyse.

*** Wordt niet meegenomen in verdere analyse wegens te lage Cronbach’s Alfa (< .60).

Page 45: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

34

6.6. Controlevariabelen

6.6.1. Socio-demografische controlevariabelen

Er worden 8 socio-demografische variabelen ondervraagd, namelijk geslacht, leeftijd, de

woonsituatie, aantal personen in het gezin, het aantal (thuiswonende) kinderen, de

beroepssituatie, het (toekomstig) diplomaniveau, en gemiddelde inkomen per gezinslid.

Leeftijd

Dit onderzoek heeft betrekking op de Y-generatie, waardoor de leeftijd tussen de 20 (en 21

wordend) en 37 jaar ligt. De gemiddelde leeftijd bedraagt 27.62 jaar oud (SD= 5.28). Deze

generatie kan opgesplitst worden in twee groepen; de jongere helft (20 tot 28 jaar) en de oudere

helft (29 tot 37 jaar), respectievelijk goed voor 58% en 42% van de steekproef.

Geslacht

Zoals ut supra reeds vermeld, omvat de steekproef 62.3% vrouwen, en 37.7% mannen.

Woonsituatie

De woonsituatie (“Wat is je huidige voornaamste woonsituatie?”) omvat zes

antwoordcategorieën: Zelfstandig wonend, Samenwonend met partner, Samenwonend met

niet-partner, Ik woon bij mijn ouders, Ik woon voornamelijk op kot en Anders. Deze variabele

werd gehercodeerd naar vier categorieën. De eerste categorie heet Zelfstandig alleenwonend,

en capteert de individuen die Zelfstandig wonend aanduidden. Ten tweede, Samenwonend,

omvat Samenwonend met partner, met niet-partner, en Andere. Die laatste omvatte namelijk

enkel specifiekere vormen van samenwonen (e.g. Samenwonend met partner en niet-partner).

Vervolgens is er een groep die bij de ouders wonen, en een groep die op kot woont. Deze

opsplitsing werd gekozen omdat iemand die alleen woont, alleen verantwoordelijk is voor de

vleesverspilling van het gezin. Individuen die bij hun ouders wonen, zullen anders beïnvloed

worden door het gedrag van de ouders dan bijvoorbeeld door die van vrienden of partner,

gezien het verschil in gezag een rol kan spelen. Individuen op kot kunnen verschillen van de

zelfstandig wonenden en samenwonenden omdat het dieet tijdens het studentenleven naar

waarschijnlijkheid zal verschillen van zij die reeds actief zijn op de reguliere arbeidsmarkt (i.e.

met andere contracten dan studentencontracten). De grote meerderheid omvat samenwonende

individuen (58%), gevolgd door individuen die bij hun ouders wonen (20,3%), zoals kan gezien

worden in Tabel 9.

Page 46: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

35

Tabel 9: Frequenties Woonsituatie

Woonsituatie Frequentie Procentueel

Zelfstandig 27 12.7

Samenwonend 123 58.0

Bij ouders 43 20.3

Op kot 19 9

TOTAAL 212 100

Aantal personen in het gezin

Het aantal personen in het gezin (“Uit hoeveel personen bestaat uw gezin (uzelf inbegrepen)?”)

wordt opgenomen om te bekijken of dit een invloed uitoefent op andere variabelen in het model.

De twee grootste groepen respondenten wonen in een gezin met 2 (respectievelijk 4) personen,

met zichzelf inbegrepen. Zoals blijkt uit tabel 10, wonen de kleinste groepen ofwel alleen ofwel

met 5 of meer gezinsleden. Alle gezinnen die uit 5 of meer personen bestaan, omvatten

respondenten die Samenwonen met partner en 3 thuiswonende kinderen hebben. Hierdoor kan

afgeleid worden dat deze gezinnen bestaan uit in totaal 5 personen, namelijk twee partners en

drie kinderen.

Tabel 10: Frequenties Personen in gezin

Aantal personen in gezin Frequentie Procentueel

1 29 13.7

2 71 33.5

3 32 15.1

4 58 27.4

5 22 10.4

TOTAAL 212 100

Aantal (thuiswonende) kinderen

Van alle respondenten hebben er 49 (of 23.1%) kinderen, die allemaal thuis wonen. Daarvan

zijn er 30 gezinnen (of 14.2%) met 2 kinderen, 12 (of 5.7%) met één kind, en 7 (of 3.3%) met 3

kinderen. Enkel het eventuele verschil tussen wel en geen kinderen zal geanalyseerd worden.

Met het aantal kinderen zal geen rekening gehouden worden, omdat de percentages te laag

zijn om representatieve resultaten te bekomen.

Beroepssituatie

De beroepssituatie kent zes antwoordcategorieën, namelijk voltijds werken (59.9%), deeltijds

werken (10.8 %), Student (25%), niet beroepsactief (0.5%), werkzoekende (2.4%), en in

Page 47: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

36

zwangerschaps- of ouderschapsverlof (0.9%). Om een representatieve analyse te kunnen

voeren, zal deze variabele gehercodeerd worden naar twee categorieën: momenteel

beroepsactief (voltijds & deeltijds werkend) en momenteel niet beroepsactief (student, zwanger-

of ouderschapsverlof & werkzoekende), respectievelijk goed voor 71.2% en 28.8% van de

respondenten. Eén case werkt 50% deeltijds, en is 50% student. Ondanks dat deze respondent

ook nog student is, kan deze wel bij de beroepsactieve respondenten gerekend worden.

Opleidingsniveau

Van de studenten werd gevraagd welke opleiding ze volgen (53 cases), van zij die reeds actief

zijn op de reguliere arbeidsmarkt (159 cases) wat hun hoogst behaalde diploma is. Ondanks

dat de studenten hun diploma nog niet behaald hebben, wordt er toch vanuit gegaan dat dit

representatief is voor hun opleidingsniveau. De variabelen Onderwijs en Diploma worden

samengevoegd tot een nieuwe variabele ‘Opleidingsniveau’. Bijna de helft van de cases

(49.1%) heeft een opleidingsniveau van universitair of hoger, 36.8% hoger onderwijs – niet

universitair, en 14.1% hoger secundair of lager.

Gezinsinkomen

Het Inkomen is bevraagd in 8 antwoordcategorieën: Geen, €1-1000, €1001-2000, €2001-3000,

€3001-4000, €5001-6000 en > €6000. Het gaat om het totale netto-inkomen van het hele gezin,

zowel van arbeid als van andere inkomstbronnen.

Het inkomen per gezinslid wordt gevormd door het totale gezinsinkomen te delen door het

verschil van het aantal personen in het gezin en het aantal kinderen. Deze keuze wordt gemaakt

om een gemiddeld inkomen per volwassen gezinslid te bekomen.

De nieuwe variabele Inkomen per gezinslid wordt berekend als volgt:

𝐺𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑐𝑎𝑡𝑒𝑔𝑜𝑟𝑖𝑒𝑔𝑟𝑒𝑛𝑧𝑒𝑛

𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑠𝑜𝑛𝑒𝑛 𝑖𝑛 𝑔𝑒𝑧𝑖𝑛 − 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑘𝑖𝑛𝑑𝑒𝑟𝑒𝑛

De bekomen waarden worden in drie categorieën opgedeeld (0 tot 1000 euro (16%), 1001 tot

2000 euro (61.3%) en meer dan 2000 euro (22.6%)) zodat elke categorie minstens 5 procent

van de steekproef omvat.

6.6.2. Vlees gerelateerde controlevariabelen

Er werden 8 vlees-gerelateerde controlevariabelen verzameld.

Page 48: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

37

Vleeseter

Ook vegetariërs kunnen vlees verspillen, omdat zij kunnen instaan voor het bereiden en/of

aankopen van vlees voor andere gezinsleden. Echter, een te laag percentage is vegetariër en

koopt of bereidt wel vlees voor het gezin om een vergelijking te kunnen maken (6 respondenten,

of 2.8%) met vleeseters.

Aandeel in aankopen vlees voor gezin

Deze variabele vangt op in welke mate iemand instaat voor de vleesaankopen voor het gezin.

De vraag “Van al het vlees dat aangekocht wordt in uw gezin, ongeveer hoeveel procent koopt

u daarvan aan?” kent vier antwoordcategorieën. Naargelang de grootteorde van het aandeel

worden respondenten ingedeeld in non- of very light shoppers (0-25%), light shoppers (26-

50%), medium shoppers (51-75%) en heavy shoppers (76-100%). Van de 212 respondenten

zijn er 66 (of 31.1%) non- of very light shopper, 31 (of 14.6%) light shopper, 27 (of 12.7%)

medium shopper en 88 (of 41.5%) heavy shopper. Deze controlevariabele wordt opgenomen

omdat wordt verwacht dat iemand die meer instaat voor de vleesaankopen anders zal omgaan

met vleesverspilling dan iemand die nooit of heel weinig vlees aankoopt.

Er wordt verwacht dat hoe meer iemand instaat voor de vleesaankopen voor het gezin, hoe

meer die zal letten op vleesverspilling. De gevolgen van de vleesverspilling op gezinsniveau

(prijs, veel vleesresten) kunnen namelijk meer opvallen, omdat zij meer aandacht kunnen

schenken aan wat er moet bijgekocht worden, of dat zij merken net wat te veel aangekocht te

hebben.

Aandeel in bereiding van vlees voor gezin

In dezelfde lijn als het aandeel in de aankopen van vlees voor het gezin, wordt verwacht dat

ook het aandeel in de bereiding van vlees binnen het gezin een invloed uitoefent op iemands

omgang met vleesverspilling. Ook hier worden vier categorieën onderscheiden; de non- of very

light bereider (63, of 29.7%), light bereider (40, of 18.9%), medium bereider (31, of 14.6%) en

heavy bereider (78, 36.8%), die respectievelijk instaan voor 0-25%, 26-50%, 51-75% en 76-

100% van de bereiding van vlees voor het gezin.

Er wordt verwacht dat hoe meer iemand instaat voor de bereiding van vlees, hoe meer vlees

verspild zal worden omdat er meer contact met vlees(resten) is.

Aantal dagen vleesconsumptie per week

Het gemiddeld aantal dagen per week dat vlees wordt gegeten in de hoofdmaaltijd werd

gehercodeerd in twee categorieën, namelijk minder dan de helft van de week (32.1%) en de

helft van de week of meer (67.9%). Hetzelfde werd gedaan voor het gemiddeld aantal dagen

per week dat vlees in een andere maaltijd werd gegeten (respectievelijk 49.50 en 50.50%).

Page 49: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

38

Gemiddeld aantal dagen per week dat iemand vlees eet

Er wordt verwacht dat de frequentie dat iemand vlees eet in het gezin een invloed uitoefent op

de hoeveelheid vlees die verspild wordt. Zo kan een gezin dat dagelijks vlees eet enerzijds

minder verspillen dan een gezin die slechts eenmaal per week vlees eet, omdat die laatste

minder marge hebben om het vlees tijdig op te eten. Anderzijds kan het zijn dat een gezin dat

dagelijks vlees eet, vaker te veel vlees aankoopt – om toch maar een voldoende grote voorraad

in huis te hebben. In 12.7% van de gezinnen wordt slechts in minder dan de helft van de week

vlees geconsumeerd door iemand in het gezin (respectievelijk 87.3% de helft van de week of

meer).

Aandeel voorverpakte en zelf-gevraagde hoeveelheden

Vlees kan aangekocht worden ofwel in voorverpakte hoeveelheden (e.g. vlees op voorhand

verpakt die in de winkelrekken ligt), ofwel in zelf-gevraagde hoeveelheden (e.g. vragen om een

bepaalde hoeveelheid vlees bij de klassieke slagerij). De respondenten dienden op een

schuifbalk tussen 0 en 100% aan te geven “ongeveer hoeveel procent wordt aangekocht in

voorverpakte hoeveelheden”, respectievelijk “...zelf-gevraagde hoeveelheden”. De som van

beide percentages moet uiteraard gelijk zijn aan 100%. De steekproef kan ongeveer gelijk

verdeeld worden op de grens van 80% voorverpakt. In analyse worden twee categorieën

gevormd, minder dan 80% (44.8%) en 80% of meer (55.2%).

6.7. Hypotheses

Het model hanteert in totaal 8 variabelen, waaruit 14 relaties voortvloeien (zie figuur 5).

Bijgevolg zijn er evenveel hypotheses, die opgedeeld worden naargelang de desbetreffende

doelvariabele.

A. Invloed op Intentie

H1. Hoe hoger (i.e. positiever) de attitude, hoe hoger de intentie om te letten op

vleesverspilling is (Ella Graham-Rowe et al., 2015; Stancu et al., 2016).

H2. Hoe hoger de social norm, hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is (Ella

Graham-Rowe et al., 2015; Stancu et al., 2016).

H3: Hoe meer iemand zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling, en spijt en

schuldgevoel verwacht indien hij of zij er niet in zou slagen er op te letten (i.e. Moral

Solicitude), hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is (Ella Graham-Rowe et

al., 2015; Stefan et al., 2013).

Page 50: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

39

H4. Hoe meer iemand zich capabel acht om te letten op zijn of haar vleesverspilling (i.e.

self-efficacy), hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is (Ella Graham-Rowe

et al., 2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015)

H5. Hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen gedrag inschat (i.e. PCB), hoe

hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is (Ajzen, 1991)

B. Invloed op Planning routines

H6. …hoe hoger de attitude is, hoe vaker op voorhand iemand maaltijden en aankopen

plant

(Stefan et al., 2013).

H7. Social norms heeft geen significante invloed op de Planning Routines (Stefan et al.,

2013)

H8. Hoe meer iemand zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling, en spijt en

schuldgevoel verwacht indien hij of zij er niet in zou slagen er op te letten (i.e. Moral

Solicitude), hoe vaker op voorhand iemand maaltijden en aankopen plant (Stefan et al.,

2013).

H9. Hoe meer capabel iemand zich acht te letten op zijn of haar vleesverspilling, hoe vaker

op voorhand iemand maaltijden en aankopen plant (Stefan et al., 2013)..

H10. Hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen vleesverspillingsgedrag inschat,

hoe vaker op voorhand iemand maaltijden en aankopen plant (Stefan et al., 2013).

C. Invloed op Behavior

H11. Hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling, hoe lager de zelf-

gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is (Ella Graham-Rowe et al.,

2015; Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stancu et al., 2016)

H12. Hoe vaker iemand maaltijden en aankopen op voorhand plant, hoe lager de zelf-

gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is (Stefan et al., 2013).

H13. Hoe meer capabel iemand zich acht te letten op zijn of haar vleesverspilling, hoe lager

de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is (Ajzen, 1991).

H14. Hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen vleesverspillingsgedrag inschat,

hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is (Ajzen, 1991;

Stancu et al., 2016).

Page 51: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

40

Figuur 5: Visuele voorstelling van de hypotheses

Page 52: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

41

Page 53: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

42

Deel III: Resultaten

Deze studie onderzoekt in welke mate het gedrag (i.e. letten op vleesverspilling) beïnvloed

wordt door de intentie om te letten op vleesverspilling, de planning routines en de PBC (i.e. de

waargenomen controle). Op hun beurt wordt onderzocht welke niveau 1-variabelen de intentie,

planning en shopping routines beïnvloeden.

De mate van invloeden wordt onderzocht aan de hand van multiple regression (Ella Graham-

Rowe et al., 2015; Vermeir & Verbeke, 2008) in SPSS Statistics 24. Dit gebeurt in drie fases

(zie figuur 6), naargelang de afhankelijk variabele. De invloeden van de controlevariabelen en

niveau 1-variabelen worden gemeten op Intention als afhankelijke variabele in fase 1 en op

Planning Routines in fase 2. In fase 3 worden de invloeden van de controlevariabelen en niveau

2-variabelen gemeten op Behavior als afhankelijke variabele.

Figuur 6: Het model in drie fases

De drie fases omvatten telkens twee stappen in de stepwise regression, namelijk het toevoegen

van controlevariabelen (stap 1), en vervolgens de modelvariabelen (i.e. niveau 1-variabelen

(respectievelijk niveau 2-variabelen) voor fase 1 en 2 ( respectievelijk 3)).

De drie fasen worden hieronder afzonderlijk besproken, waarna een bespreking van het totale

model volgt, waar de hypotheses worden bevestigd of weerlegd.

Page 54: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

43

7. Resultaten per fase

Fase 1: Invloeden op Intention

Om de hypothesen te testen werd een stepwise multiple regressie uitgevoerd met Intentie als

een functie van zowel de TPB-variabelen als de controlevariabelen. Het regressiemodel is

bruikbaar (p<.01), er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde en er werden outliers uit

de analyse gefilterd (gedetailleerde uitleg in Bijlage 3).

Tabel 11 toont de resultaten van de regressieanalyse met Intention als afhankelijke variabele.

De variabelen in stap 1 verklaren 6% van de variantie in intentie, F (3, 205)= 5.03, p< 0.01).

Drie controlevariabelen hebben een significante invloed op de intentie, namelijk het aandeel in

het bereiden van vlees voor het gezin, het geslacht en het percentage vlees in voorverpakte

(dan wel zelf-gevraagde) hoeveelheden gekocht wordt. Dit betekent dat een very light bereider

een hogere intentie heeft dan een heavy bereider (p<.05). Verder heeft een man een lagere

intentie om te letten op vleesverspilling dan een vrouw (p < .05). Tenslotte, iemand die meer

dan 80% van het vlees in voorverpakte hoeveelheden koopt, kent een lagere intentie dan

iemand die minder dan 80% voorverpakt koopt (p<.05)1. Deze invloeden verdwijnen echter

gedeeltelijk bij het toevoegen van de niveau 1-variabelen van het TPB-model.

Wanneer de niveau1- variabelen van het TPB-model worden toegevoegd, wordt een additionele

61% variantie verklaard, een significante stijging ∆F (p < 0.05).

De intentie om te letten op vleesverspilling is hoger, hoe positiever iemand het letten op

vleesverspilling ervaart (i.e. attitude) (p<0.05) en hoe meer iemand gelooft dat diens sociale

omgeving goedkeurt dat er op vleesverspilling gelet wordt en/of daar zelf op let (i.e. social norm)

(p<0.01). De injunctive norm correleert net iets hoger met intention (r = .59, p<.01), dan de

descriptive norm doet (r = .56, p<0.01). Hoe hoger het geloof in de eigen mogelijkheid om te

letten op vleesverspilling (i.e. Self-efficacy), hoe hoger de intentie om te letten op

vleesverspilling (p<0.01). Hoe hoger de Moral Solicitude, hoe hoger de intentie, wat impliceert

dat hoe meer iemand zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling, en spijt- en

schuldgevoelens verwacht indien hij of zij er niet in zou slagen om er op te letten, hoe hoger de

intentie om te letten op vleesverspilling is (p <0.01). Afzonderlijk is Self-identity hoger

gecorreleerd met intention (r = .67, p <.001) dan Anticipated regret (r = .62, p<.001) en Moral

norm (r = .56, p<.001).

Hoe hoger het geloof in de eigen bekwaamheid om te letten op vleesverspilling, hoe hoger de

intentie is (p<.01). Daarentegen oefent de mate waarin iemand ervaart controle te hebben over

1 De variabele verpakking kent enkel een significante invloed na het weglaten van outliers. Lees Bijlage 3 voor meer informatie.

Page 55: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

44

het letten op zijn of haar vleesverspilling (i.e. PCB) geen significante invloed uit op de intentie.

De PCB bood namelijk geen significante meerwaarde aan het regressiemodel. Dit betekent dat

niet het ervaren van controle over het eigen verspillingsgedrag, maar het geloof in de

bekwaamheid om op vleesverspilling te letten de intentie beïnvloedt. Geen andere

controlevariabelen konden een meerwaarde bieden aan het regressiemodel, waardoor zij geen

significante invloed uitoefenen op de intentie. Zowel geslacht als het gemiddeld aantal dagen

dat er iemand in het gezin vlees eet, kennen geen significant effect meer na het toevoegen van

de andere variabelen.

De regressievergelijking voor Intentie ziet er als volgt uit:

𝐼𝑛𝑡𝑒𝑛𝑡𝑖𝑜𝑛 = −.33 ∗ 𝑉𝑒𝑟𝑝𝑎𝑘𝑘𝑖𝑛𝑔 + .13 ∗ 𝑎𝑡𝑡𝑖𝑡𝑢𝑑𝑒 + .35 ∗ 𝑠𝑒𝑙𝑓 − 𝑒𝑓𝑓𝑖𝑐𝑎𝑐𝑦 + .40

∗ 𝑚𝑜𝑟𝑎𝑙 𝑠𝑜𝑙𝑖𝑐𝑖𝑡𝑢𝑑𝑒 + .22 ∗ 𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙 𝑛𝑜𝑟𝑚 + ɛ

Moral sollicitude kent de sterkste invloed op de intentie om te letten op vleesverspilling

(standardized β= .38), gevolgd door Self-efficiency (β=.29), Social norm (β=.20), Attitude

(β=.12) en Verpakking (β=-.13).

Deze resultaten kunnen echter niet met zekerheid geëxtrapoleerd worden buiten deze

steekproef, daar niet voldaan is aan de homoscedasticiteitsvoorwaarde voor regressieanalyse.

Deze voorwaarde wordt in detail uitgewerkt in bijlage 3.

Page 56: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

45

Tabel 11: Multiple stepwise regression van “Intention om te letten op vleesverspilling”.

Stap 1 Stap 2

B SE t B SE t

Constante 5.70** .13 43.41 -0.05 0.32 -.14

Aandeel in bereiden 0-25% (76-100%)

.57* .24 2.43 .17 .14 1.18

Geslacht (vrouw) -.44* .17 -2.60 -.10 .10 -1.00

Verpakking >80% voorverpakt(<80%)

-.37* .17 -2.19 -.33** .10 -3.25

Attitude .13* .05 2.47

SE .35** .06 5.84

MS .40** .06 6.75

SN .22** .06 3.86

** p < 0.01

* p < 0.05

F(df) =5.03 (3, 205), p <0.01

aR² =0.06

F(df) =62.19 (7, 201), p <0.001

aR² =0.67

∆F: p<0.05

Fase 2: Invloeden op Planning Routines

Om de hypothesen te testen werd een stepwise multiple regressie uitgevoerd met Planning

Routines als een functie van zowel de TPB-variabelen als de controlevariabelen. Het

regressiemodel is bruikbaar (p<.01), er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde, er

werden outliers uit de analyse gefilterd en er wordt voldaan aan de

homoscedasticiteitsvoorwaarde (gedetailleerde uitleg in Bijlage 3).

De variantie in de mate waarin iemand op voorhand aankopen of maaltijden plant (i.e. planning

routines), wordt voor 9% verklaard door geslacht, voor hoeveel procent iemand instaat voor de

vleesaankopen voor het gezin, en de opleiding. Uit tabel 12 kan afgeleid worden dat vrouwen

meer plannen dan mannen (p< 0.01). Bovendien plannen non-very light shoppers (0-25%)

minder dan de heavy shoppers (p<0.01), wat niet onlogisch is gezien zij niet of minder vaak

instaan voor het winkelen voor het gezin. Tenslotte, mensen met een opleiding hoger secundair

of lager, plannen hun maaltijden en aankopen minder vaak dan zij die een opleiding universitair

of hoger genoten.

Na het toevoegen van de niveau 1 -variabelen wordt 12% extra variantie verklaard, wat een

significante stijging is (∆F p<.05). Hoe hoger de frequentie van ongeplande vleesaankopen, hoe

lager de planning routines (p<.05), wat een logische relatie is. De andere TPB-variabelen

Page 57: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

46

dragen niet bij tot het verklaren van de Planning Routines van de Vlaamse Y-generatie. Met

name, de frequentie waarin iemand maaltijden en aankopen plant, kan niet verklaard worden

door variabelen gebaseerd op vleesverspilling. Bovendien kent geen enkele andere

controlevariabele een significante invloed. Planning routines worden dus niet beïnvloed door

leeftijd, het aantal gezinsleden, woonsituatie, werksituatie, opleiding, het al dan niet hebben van

kinderen, inkomen, hoe vaak vlees gegeten wordt, noch door het aandeel in het gezin van de

bereiding van vlees.

De ongeplande aankopen kennen de sterktste invloed op Planning Routines (standardized β =

-.27), gevolgd door geslacht (β = .21) en very light shopper (β = .20).

De regressievergelijking voor de Planning Routines ziet er als volgt uit:

𝑃𝑅 = 6.00 − .52 ∗ 𝑣𝑒𝑟𝑦 𝑙𝑖𝑔ℎ𝑡 𝑠ℎ𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟 − .53 ∗ 𝑔𝑒𝑠𝑙𝑎𝑐ℎ𝑡 − .31 ∗ 𝑜𝑛𝑔𝑒𝑝𝑙𝑎𝑛𝑑𝑒 𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑝𝑒𝑛 + ɛ

Tabel 12: Multiple stepwise regression van “Planning Routines”

Stap 1 Stap 2

B SE t B SE t

Constante 5.12** .126 40.521 6.00** .20 30.22

Aandeel in aankopen: non- very light (heavy)

-.50** .19 -2.64 -.52** .17 -3.11

Geslacht (vrouw) -.54** .18 -2.94 -.53** .16 -3.22

Opleiding: hoger secundair of lager (universitair of hoger)

-.53* .26 -2.09 -.39 .23 -1.71

SR: frequentie ongeplande aankopen***

-.31** .08 -4.2

** p< 0.01

* p<0.05

F(df) =7.93 (3, 208), p <0.001

aR² =0.09

F(df) =7.28 (1, 197), p <0.001

aR² =0.21

∆F: p<0.05

*** Deze variabele bestaat slechts uit één item. Het construct Shopping Routines is niet intern consistent (α < .60)

Fase 3: Invloeden op Behavior

Om de hypothesen te testen werd een stepwise multiple regressie uitgevoerd met Behavior als

een functie van zowel de TPB-variabelen als de controlevariabelen. Het regressiemodel is

bruikbaar (p<.01), er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde en er werden outliers uit

de analyse gefilterd (gedetailleerde uitleg in Bijlage 3).

Page 58: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

47

In fase 3 wordt onderzocht welke variabelen een invloed hebben op behavior, meer bepaald

het zelf-gerapporteerde percentage vlees dat weggegooid werd in de laatste 7 dagen. Tabel 13

toont dat in de eerste stap zowel opleiding als het aantal dagen per week vlees wordt gegeten

in de hoofdmaaltijd en in een andere maaltijd een significante rol spelen, en 11% van de

variantie in behavior verklaren (p<.001). Individuen met een opleiding Hoger secundair of lager,

geven een significant hoger percentage vlees dat weggegooid werd aan dan individuen met

een opleiding Universitair of hoger (p<0.01). Bovendien wordt een hogere vleesverspilling

aangegeven door individuen die meer dan de helft van de week vlees eten in een hoofdmaaltijd

(p<0.05), alsook in een andere maaltijd (p<.05).

Wanneer de modelvariabelen worden toegevoegd in stap 2, wordt een additionele 13% van de

variantie in behavior verklaard, wat een significante stijging vormt (∆F p<.01). Naast opleiding,

kennen nu ook Self-efficiency (p<.01) en frequentie van te grote aankopen (p<.01) een

significant effect op behavior. Dit betekent dat hoe meer iemand gelooft capabel te zijn om te

letten op zijn of haar vleesverspilling, hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling zal zijn.

Bovendien wordt meer vleesverspilling gerapporteerd hoe vaker iemand te grote hoeveelheden

vlees aankoopt. Het sterkste effect op behavior wordt uitgeoefend door Self-efficacy (b=-.31),

gevolgd door opleiding (b= .19), en frequentie aankoop van te grote hoeveelheden (b= .18).

Tabel 13: Multiple stepwise regression van “Behavior"

Stap 1 Stap 2

B SE t B SE t

Constante 6.76** .96 7.03 17.99** 3.32 5.41

Opleiding Hog. Sec. of lager (Univ. of hoger)

5.07** 1.43 3.54 4.05** 1.35 3.00

hoofdmaaltijd 2.32* 1.12 2.07 1.08 1.05 1.02

Andere maaltijd 2.06* 1.04 1.99 1.61 .96 1.67

SE -2.32** .48 -4.80

SR: frequentie te grote hoeveelheden ***

1.18** .43 2.71

** p< 0.01

* p<0.05

F(df) =8.94 (3, 200), p <.001

aR² =0.11

F(df) =6.78 (8, 192), p <.001

aR² =0.24

∆F: p<0.01

*** Deze variabele bestaat slechts uit één item. Het construct Shopping Routines is niet intern consistent (α < .60)

Page 59: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

48

De regressievergelijking voor Behavior ziet er als volgt uit:

𝐵 = 17.99 + 4.05 ∗ 𝑜𝑝𝑙𝑒𝑖𝑑𝑖𝑛𝑔 + 1.18 ∗ 𝑓𝑟𝑒𝑞𝑢𝑒𝑛𝑡𝑖𝑒 𝑡𝑒 𝑔𝑟𝑜𝑡𝑒 𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑝𝑒𝑛 − 2.23 ∗ 𝑠𝑒𝑙𝑓 𝑒𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖𝑒𝑛𝑐𝑦

+ ɛ

Er kan niet met zekerheid bevestigd worden dat de resultaten geëxtrapoleerd kunnen worden

buiten deze steekproef. In bijlage 3 wordt namelijk uitgelegd dat niet kan bevestigd worden dat

voldaan wordt aan de homoscedasticiteitsvoorwaarde.

8. Resultaten over het uitgebreide TPB model

De resultaten van de drie fasen samen, wordt grafisch weergegeven in figuur 7. De

beantwoording van de hypothesen wordt bovendien samengevat in tabel 15.

De intentie om te letten op vleesverspilling bij de Vlaamse Y-generatie wordt significant

beïnvloed door de attitude, social norm, moral solicitude, self-efficacy en één controlevariabele,

namelijk de verpakking. Hoe positiever iemand het letten op vleesverspilling beoordeelt (i.e.

attitude), hoe hoger de intentie is om er op te letten, waardoor H1 wordt aanvaard. Verder

spelen ook sociale invloeden een rol; hoe meer iemand gelooft dat de omgeving van hem of

haar verwacht te letten op vleesverspilling en/of daar zelf ook op let, hoe hoger de intentie ertoe

zal zijn. Hierdoor wordt ook H2 aanvaard. Bovendien wordt aangetoond dat ook een hogere

morele bekommernis leidt tot een hogere intentie om te letten op vleesverspilling, waardoor ook

H3 aanvaard wordt. Hypothese 4 wordt ook aanvaard, daar de intentie hoger is wanneer iemand

een hogere capabiliteit ervaart om te letten op diens vleesverspilling. Desondanks, oefent de

waargenomen controle over het eigen verspillingsgedrag geen significante invloed op de

intentie, waardoor H5 verworpen wordt.

De planning routines kunnen verklaard worden aan de hand van controlevariabelen, met name

het geslacht, het aandeel in de vleesaankopen binnen het gezin, en het opleidingsniveau.

Bovendien kent ook de frequentie van ongeplande aankopen een significante invloed. Geen

andere TPB-variabelen kennen een significant effect, waardoor hypotheses 6 tot en met 10

worden verworpen, met uitzondering van H7 die wordt aanvaard.

Het zelf-gerapporteerde vleesverspillingsgedrag wordt beïnvloed door het geloof in de

capaciteit om op vleesverspilling te letten, opleiding en de frequentie van te grote aankopen.

Hoe hoger het geloof in de eigen capaciteit om er op te letten, hoe lager de zelf-gerapporteerde

vleesverspilling is (H13 aanvaard). Het gedrag wordt echter niet significant beïnvloed door

intentie, de planning routines, noch door PCB. Bijgevolg worden hypotheses H11, H12 en H14

verworpen.

Page 60: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

49

Vleesverspillingsgedrag wordt het sterkst beïnvloed door Self-efficacy. Om die reden wordt

gezocht naar factoren die dit geloof in de bekwaamheid kunnen verklaren. Voor deze volgende

stap wordt opnieuw een stepwise multiple regression uitgevoerd, met Self-efficacy als

afhankelijke variabele, en de andere TPB-variabelen als onafhankelijke variabelen (i.e. Attitude,

PCB, Intentie, Planning Routines, Social norm en Moral solicitude). Dit nieuwe model is

bruikbaar (p< .001), er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde, en er werden outliers

uit de analyse gefilterd (gedetailleerde uitleg in Bijlage 3). Zoals blijkt uit tabel 14, wordt Self-

efficacy voor 59,8% verklaard door Intentie, PCB en Attitude. De interpretatie van de resultaten

zijn bijgevolg drievouds. Hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling, hoe hoger het

geloof in de eigen bekwaamheid (p<.001). Hoe hoger het geloof in de controle over het eigen

verspillingsgedrag, hoe hoger het geloof in de eigen bekwaamheid (p< .001). Hoe hoger de

attitude, hoe hoger het geloof in de eigen bekwaamheid (p<.01). Hierbij kent Intentie de sterkste

invloed (standardized β = .59), gevolgd door PCB (β = .27) en Attitude (β= .15).

Tabel 14: Multiple stepwise regression van “Self-efficacy"

Self-efficacy

B SE t

Constante 0.91** .30 3.07

Intentie .50*** .04 11.37

PCB .24*** .04 6.07

Attitude .14** .05 2.96

**p < .01; *** p<.001 F(df) =102.52 (3, 202), p <.001 | aR² =0.60

Door deze resultaten wordt vermoed dat vleesverspillingsgedrag door een groter aantal

factoren kan verklaard worden wanneer de hierarchie van het TPB-model niet letterlijk gevolgd

wordt. Op een indirecte manier, lijken intentie, PCB en attitude mogelijk het gedrag wel te

beïnvloeden, terwijl een directe invloed niet kon aangetoond worden.

Deze resultaten kunnen echter niet met zekerheid geëxtrapoleerd worden buiten deze

steekproef, daar niet voldaan is aan de homoscedasticiteitsvoorwaarde voor regressieanalyse.

Deze voorwaarde wordt in detail uitgewerkt in bijlage 3.

Page 61: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

50

* p< .05; ** p< .01

Figuur 7: Resultaten

Page 62: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

51

Tabel 15: Resultaten & hypotheses

Hypothese Resultaat

1 Hoe hoger (i.e. positiever) de attitude, hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is Aanvaard

2 Hoe hoger de social norm, hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is Aanvaard

3 Hoe meer iemand zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling, en spijt en schuldgevoel verwacht indien hij of zij er niet in zou slagen er op te letten (i.e. Moral Solicitude), hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is

Aanvaard

4 Hoe meer iemand zich capabel acht om te letten op zijn of haar vleesverspilling (i.e. self-efficacy), hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is

Aanvaard

5 Hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen gedrag inschat (i.e. PCB), hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling is

Verworpen

6 Iemand plant maaltijden en aankopen vaker op voorhand hoe hoger de attitude is Verworpen

7 Social norms heeft geen significante invloed op de Planning Routines Aanvaard

8 Iemand plant maaltijden en aankopen vaker op voorhand hoe meer iemand zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling, en spijt en schuldgevoel verwacht indien hij of zij er niet in zou slagen er op te letten (i.e. Moral Solicitude)

Verworpen

9 Iemand plant maaltijden en aankopen vaker op voorhand hoe meer capabel iemand zich acht te letten op zijn of haar vleesverspilling

Verworpen

10 Iemand plant maaltijden en aankopen vaker op voorhand hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen vleesverspillingsgedrag inschat

Verworpen

11 Hoe hoger de intentie om te letten op vleesverspilling, hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is

Verworpen

12 Hoe vaker iemand maaltijden en aankopen op voorhand plant, hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is

Verworpen

13 Hoe meer capabel iemand zich acht te letten op zijn of haar vleesverspilling, hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is

Aanvaard

14 Hoe hoger iemand zijn of haar controle over het eigen vleesverspillingsgedrag inschat, hoe lager de zelf-gerapporteerde vleesverspilling van de afgelopen 7 dagen is

Verworpen

Page 63: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

52

Deel IV: Discussie

9. Discussie resultaten

Het doel van dit onderzoek omvat het identificeren van determinanten om vleesverspillingsgedrag

bij de Vlaamse Y-generatie te vermijden. Aan de hand van een uitgebreid TPB-model werd

onderzocht door welke factoren en in welke mate vleesverspillingsgedrag kan verklaard worden.

Volgens het originele TPB model van Ajzen (1991) wordt gedrag verklaard door de intentie om

dat gedrag te stellen, en de waargenomen controle over het eigen gedrag (i.e. PBC). De intentie

wordt op haar beurt verklaard door de attitude tegenover het gedrag, de druk van iemands sociale

omgeving en opnieuw de PBC. Een uitgebreid model vult dit basismodel aan met meer

variabelen; in deze studie Moral Solicitude, Planning routines en Shopping routines. Bovendien

wordt een onderscheid gemaakt tussen de soorten sociale druk en waargenomen controle.

Intentie

De intentie om te letten op vleesverspilling wordt verklaard (aR²= .67) door Attitude, Social norm,

Moral Solicitude, Self-efficacy, en de verpakking (i.e. al dan niet voorverpakte hoeveelheden).

De positieve invloed van Attitude ligt in lijn met de literatuur (Ella Graham-Rowe et al., 2015;

Stancu et al., 2016), en kan bovendien doorgaan als een logisch verband. Hoe meer iemand

namelijk het letten op vleesverspilling als positief ervaart, hoe hoger de (gerapporteerde) intentie

om er op te letten.

De Social Norm (i.e. injunctive en descriptive norm samengevoegd) oefent ook een invloed uit op

de intentie. Meer bepaald, hoe meer iemand voelt dat zijn sociale omgeving verwacht dat hij of

zij op vleesverspilling dient te letten, hoe hoger de intentie ertoe zal zijn. Bovendien geldt

hetzelfde wanneer iemand ervaart dat diens sociale omgeving zelf let op vleesverspilling. Hoewel

de subjective en descriptive norm inhoudelijk duidelijk verschillen (i.e. wat de omgeving denkt, en

wat die doet), zijn ze sterk gecorreleerd. In tegenstelling tot de studie van Graham-Rowe et al.

(2015) kent naast de subjective ook de descriptive norm een significante invloed op de intentie.

Hoewel kan betwijfeld worden in welke mate individuen kunnen zien wat hun sociale omgeving

doet, kan het wel een vertaalslag zijn van wat een individu denkt dat diens sociale omgeving doet.

De positieve invloed van Moral Solicitude op intentie ligt gedeeltelijk in lijn met de literatuur. De

afzonderlijke onderdelen Self-identity en Anticipated Regret kennen ook in de studie van Graham-

Rowe een positieve invloed op intentie (2015). Bovendien vonden ook deze auteurs een te grote

correlatie tussen Moral Norm, Self-Identity en Anticipated Regret. Daarentegen toonden Stancu

et al. (2016) aan dat Moral Norm geen invloed uitoefent op de intentie, terwijl dit wel het geval is

in deze studie.

Page 64: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

53

Ook de positieve invloed van Self-efficacy ligt slechts gedeeltelijk in lijn met de literatuur. Wanneer

het geloof in de bekwaamheid om op vleesverspilling te letten hoger is, zal de intentie ook hoger

zijn. Twee besproken studies vinden hetzelfde resultaat (Ella Graham-Rowe et al., 2015;

Mondéjar-Jiménez et al., 2015), terwijl andere studies geen significante invloed rapporteren

(Stancu et al., 2016; Stefan et al., 2013). Het broertje van Self-efficacy, namelijk PCB, kent geen

significante invloeden in deze studie. De mate van het ervaren van controle over het eigen gedrag

speelt hier dus geen rol in het vleesverspillingsverhaal. Dit betekent dat het opsplitsen tussen

PCB en Self-efficacy, zoals aangeraden door Armitage en Conner (1999), een correcte keuze

blijkt, aangezien een onderscheid kan gemaakt worden tussen het gevoel capabel te zijn, en het

gevoel controle te hebben over het eigen gedrag.

Planning Routines

De frequentie waarmee iemand maaltijden en aankopen plant wordt verklaard (aR² = .21) door

geslacht, in welke mate iemand instaat voor de aankopen en de frequentie van ongeplande

aankopen. Die laatste twee zijn als logisch te beschouwen, namelijk iemand die niet tot heel

weinig instaat voor de aankopen zal uiteraard in het algemeen minder aankopen plannen dan

iemand die er (bijna) altijd voor instaat. Verder is ook gemakkelijk aan te nemen dat hoe vaker

iemand ongeplande aankopen doet, hoe minder vaak aankopen gepland worden. In beide

gevallen rijst de vraag echter of er ook een verband bestaat met het plannen van maaltijden, waar

geen onderscheid tussen gemaakt werd in deze studie. Aan de invloed van geslacht is echter

minder gemakkelijk een oorzaak toe te kennen. Zo is niet meteen duidelijk of vrouwen meer

plannen dan mannen, of dat dit te wijten is aan het feit dat vrouwen meer winkelen en koken.

In dit onderzoek oefent geen enkele TPB-variabele, waarvan een invloed verwacht werd, invloed

uit op de Planning Routines. Daarentegen wordt in de studie van Stefan et al. (2013) Planning

routines wel verklaard door Moral attitudes (i.e. schuldgevoel bij het verspillen) en PBC. Een

mogelijke verklaring is dat de constructen anders gemeten zijn. Het verwachte schuldgevoel ging

over het schuldig voelen bij het wegsmijten van voedsel, terwijl dit onderzoek het verwachte

schuldgevoel bij het niet slagen in het letten op vleesverspilling mat. Wanneer iemand overtuigd

is dat hij of zij kan letten op vleesverspilling, zal die misschien niet aangeven schuldgevoel te

verwachten, maar het eerder aanzien als niet van toepassing. Verder omsloeg PBC de

waargenomen controle omtrent shopping en planning routines (Stefan et al., 2013), en niet over

het stellen van verspillingsgedrag zoals in deze studie.

Behavior

Vleesverspillingsgedrag kan niet verklaard worden aan de hand van de intentie om te letten op

vleesverspilling, noch door de frequentie van het plannen van maaltijden en aankopen. Dit

Page 65: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

54

impliceert dat het letten op vleesverspilling voor de Vlaamse Y-generatie mogelijk geen gepland

gedrag is. Wel wordt het beïnvloed door het geloof om capabel te zijn er op te letten, de frequentie

van te grote aankopen en het opleidingsniveau (aR² = .24). In tegenstelling tot de overtuigingen

van Ajzen (1991), kan de combinatie van motivatie (i.e. intention) en vermogen (i.e. self-efficacy)

het gedrag hier niet voorspellen. Dit kan te wijten zijn aan de verwachting van Ajzen (1991) dat

intentie het gedrag beïnvloedt tot de mate waarin iemand controle over het gedrag ervaart, terwijl

net die variabele (i.e. PCB) geen invloed uitoefent op het gedrag. Desondanks dat het geloof

capabel te zijn het gedrag wel beïnvloedt, heeft het geloof controle te hebben er dus geen effect

op.

Er werd verwacht dat intentie wel een invloed zou uitoefenen op het gedrag, omdat dit, naast de

verwachting van Ajzen (1991), zowel in studies over voedselverspilling in het algemeen

(Mondéjar-Jiménez et al., 2015; Stancu et al., 2016), als over groenten en fruit specifiek (Ella

Graham-Rowe et al., 2015) ook het geval was. De afwijking van deze studie kan te wijten zijn aan

het toevoegen van Planning en Shopping Routines aan het model, daar Stefan et al (2013)

hetzelfde resultaat voor intentie bekomen. In hun studie kenden daarentegen beide routines wel

een significante invloed op het gedrag, terwijl dat hier niet het geval is. Anderzijds kan het gebrek

aan invloed te wijten zijn aan het verschil in tijdsbestek; de intentie om op vlees te letten in de

toekomst (i.e. “de komende 7 dagen”), heeft geen significante invloed op het

vleesverspillingsgedrag in het verleden (i.e. “de afgelopen 7 dagen”).

Zowel de Planning als Shopping Routines verklaren het verspillingsgedrag bij Roemeense

consumenten (Stefan et al., 2013), terwijl dit niet het geval is bij Vlaamse vleesverspilling. Voor

de Vlaamse Y-generatie meten de frequentie ongeplande aankopen en te grote aankopen niet

eenzelfde construct Shopping Routines. De frequentie van te grote aankopen beïnvloedt echter

wel het verspillingsgedrag. Dit betekent dat wanneer te veel vlees wordt aangekocht, de

verspilling hoger is. Dit kan impliceren dat de Vlaamse Y-generatie weinig of geen vleesresten

bewaren voor een volgende maaltijd, of er (te) beperkte kennis over beschikken, zoals ook

geïdentificeerd is als oorzaak van voedselverspilling in Europa (Aschemann-Witzel et al., 2015).

Het vleesverspillingsgedrag bij de Vlaamse Y-generatie wordt het sterkst beïnvloed door het

geloof in de eigen capabiliteit om erop te letten (i.e. Self-efficacy). Dit betekent dat hoe meer

iemand zich capabel acht, hoe minder vlees verspild zal worden (of wordt gerapporteerd, althans).

Dit resultaat is in lijn met de verwachting van Ajzen (1991), en de studie van Mondéjar-Kiménez

et al. (2015), maar niet met Stefan et al. (2013) die enkel een indirecte invloed via Planning en

Shopping Routines rapporteren, noch met Graham-Rowe et al. (2015). In de context van

voedselverspilling, blijkt de invloed van de Self-efficacy dus niet éénduidig. Het biedt echter

mogelijk wel mogelijkheden in de context van vleesverspilling.

Page 66: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

55

Consumenten met een opleiding hoger secundair of lager rapporteren een hogere

vleesverspilling dan zij met een opleiding universitair of hoger. In deze studie werden verklaringen

hiervoor niet statistisch onderzocht, maar mogelijke verklaringen zijn dat een lagere opleiding

gepaard gaat met een lagere kennis (e.g. omtrent voedselresten, gevolgen van vleesverspilling),

verschillen in de mogelijkheid om in te schatten hoeveel vlees verspild wordt, of dat deze groep

simpelweg eerlijker antwoordde.

Aangezien Self-efficacy de sterkste invloed op behavior uitoefent, vormt dit de basis om behavior

verder te trachten verklaren. Hierdoor dient de vooropgestelde hierarchie van het TPB-model

even opzij geschoven te worden. Self-efficacy wordt verklaard door Intentie, PCB en Attitude.

Hierdoor kan vermoed worden dat de rol van deze factoren op het gedrag eerder speelt op

indirecte wijze, hoewel deze resultaten niet buiten deze steekproef geëxtrapoleerd kunnen

worden doordat niet voldaan is aan de homoscedasticiteitsvoorwaarde.

10. Conclusie

Er wordt enorm veel voedsel verspild, en zoals blijkt uit Deel I: Literatuuronderzoek bevindt die

zich in geïndustrialiseerde landen voornamelijk op consumentenniveau. Bovendien wordt

aangetoond dat ook vleesverspilling zich voornamelijk op dit niveau bevindt, en dat de

ecologische gevolgen ervan onhoudbaar zijn. Over vleesverspilling in Vlaanderen wordt weinig

wetenschappelijk onderzoek gevonden, waardoor ruimte ontstaat voor dit onderzoek. Een veel

gebruikt model om verspillingsgedrag in kaart te brengen, is de uitgebreide TPB. Het doel van dit

onderzoek is dan ook om aan de hand van deze theorie determinanten te identificeren die

vleesverspillingsgedrag kunnen vermijden.

Dit onderzoek toont aan dat vleesverspillingsgedrag bij de Vlaamse Y-generatie het sterkst

beïnvloed wordt door het geloof in de eigen bekwaamheid om erop te letten. De intentie om er in

de toekomst op te letten, heeft evenwel geen directe invloed op het stellen van

vleesverspillingsgedrag in de toekomst, terwijl dit bij andere gedragingen vaak wel het geval is

(Ajzen, 1991). Hierdoor is het mogelijk dat vleesverspillingsgedrag niet als gepland gedrag kan

aanzien worden voor de Vlaamse Y-generatie. Bijgevolg wordt aangeraden aan beleidsmakers

en sociale marketeers om bij eventuele acties tegen vleesverspillingsgedrag, het ook niet zonder

meer te benaderen als gepland gedrag.

Wel kan ingespeeld worden op het geloof in de eigen bekwaamheid (i.e. Self-efficacy) om de

problematiek aan te pakken. Dit kan gefaciliteerd worden door campagnes die bijvoorbeeld

duidelijk maken dat het vermijden van vleesverspilling haalbaar is voor iedereen. Verder blijkt dat

Page 67: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

56

dit geloof vergroot wanneer de intentie om te letten op vleesverspilling, de attitude en de PCB

verhoogt. Ook deze paden kunnen dienen als basis om te proberen vleesverspilling (indirect) te

verlagen.

Verder ontstaan opportuniteiten omtrent het verbeteren van de kennis over het omgaan met

vleesresten om vleesverspilling te verlagen. Hoe vaker namelijk iemand te grote hoeveelheden

vlees aankoopt, hoe meer vlees verspild wordt. Hierdoor kan vermoed worden dat door een (te)

beperkte kennis, vleesresten verspild worden in plaats van bewaard voor latere consumptie.

Om de intentie te verhogen, vormen Moral Sollicitude, Self-efficiency, Social Norm en Attitude

beloftevolle factoren. Door te trachten de morele bekommernis omtrent vleesverspilling te

verhogen, door bijvoorbeeld sensibiliteitscampagnes, kan de intentie verhogen. Ook de invloeden

van sociale druk kunnen gehanteerd worden, wat echter ethische limitaties kan hebben als basis

voor campagnes. Opvallend is dat Intentie en Self-efficacy elkaar versterken, waardoor ze

mogelijk door synergie efficiënte mogelijkheden vormen. Ook attitude komt dan in de kijker,

aangezien die zowel de intentie als de Self-efficacy versterkt. Het geloof over de controle over

het eigen gedrag, daarentegen, oefent hier geen invloed op de intentie uit.

Op basis van dit onderzoek kan niet geconcludeerd worden dat Planning Routines een

interessant pad vormen om vleesverspillingsgedrag aan te pakken. Het gebrek aan significante

invloed via intentie of Self-efficacy, versterkt deze notie. De Planning Routines, in deze vorm en

in dit model, blijken geen interessante basis te vormen voor actie tegen verspilling. Dit betekent

echter niet dat het plannen van maaltijden of aankopen geen rol kan spelen, wel dat het anders

benaderd dient te worden om een invloed te kennen.

Uit deze studie blijkt bovendien dat socio-demografische karakteristieken binnen de Y-generatie

(met uitzondering van opleidingsniveau) geen rol spelen, waardoor de Y-generatie groep

hetzelfde kan benaderd worden in eventuele campagnes. Waar dus wel rekening mee dient

gehouden te worden is het opleidingsniveau, waardoor kan geconcludeerd worden dat acties

gericht naar individuen met een opleiding hoger secundair of lager een effectievere invloed

kunnen hebben op het Vlaamse vleesverspillingsgedrag dan op degenen met een opleiding

universitair of hoger. Daarom kan de vraag gesteld worden of deze problematiek voldoende

aandacht krijgt in het basis- en secundair onderwijs.

Individuen die meer dan 80% van hun vlees aankopen in voorverpakte hoeveelheden hebben

een lagere intentie om te letten op vleesverspilling. Dit kan te wijten zijn aan de mogelijkheid dat

de verantwoordelijkheid van de aankoop van te grote hoeveelheden vlees verlegd wordt naar de

verkoper (in plaats van naar zichzelf) door de consument. Een mogelijke piste om vleesverspilling

Page 68: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

57

te verlagen is door vlees (meer) aan te bieden in zelf-gevraagde hoeveelheden, of minstens in

meerdere verschillende voorverpakte hoeveelheden – waardoor de verantwoordelijkheid

duidelijker bij de consument wordt gelegd. Indien dit niet mogelijk zou zijn voor verkopers, zijn

ook andere oplossingen mogelijk. Zo kunnen tips omtrent het gebruik van resten aangeboden

worden in de point-of-sales, of aan de hand van nudging-technieken de consument geleid worden

naar meer doordachte aankopen.

Het aantal dagen dat vlees geconsumeerd wordt door een individu of diens gezin oefent geen

invloed uit op de procentuele vleesverspilling. Dit betekent dat het stimuleren van vegetarische

maaltijden enkel in absolute cijfers de vleesverspilling kan verlagen, en niet in procentuele. Daar

het onwaarschijnlijk lijkt dat iedereen vlees volledig uit het dieet zal schrappen, biedt het

aansporen van vegetarisme geen voldoende campagne om de vleesverspillingsmentaliteit te

verbeteren. Hoewel campagnes omtrent het promoten van (gedeeltelijk) vegetarisme de

milieudruk kunnen verlagen, kan een aanvulling met anti-verspillingscampagnes nog betere

resultaten teweegbrengen.

Samengevat kan geconcludeerd worden dat vleesverspillingsgedrag kan verlaagd worden door

het geloof in de eigen capaciteit om op te verspilling te letten, te verhogen. Dit geloof kan

verhoogd worden door in te spelen op intentie, attitude en het geloof in de controle over het eigen

gedrag. Hier dient echter bij vermeld te worden dat de resultaten uit de regressieanalyses met

Intentie, Behavior en Self-efficacy als afhankelijke variabelen niet zonder meer te extrapoleren

zijn buiten deze steekproef.

Het moge duidelijk zijn dat gedrag niet eenvoudig, noch éénduidig te verklaren valt – en dat dit

afhangt van verschillende factoren. Verder onderzoek is noodzakelijk om bovenstaande

exploratieve conclusies te bevestigen, en dit probleem ook vanuit een andere invalshoek te

benaderen. De limitaties van dit onderzoek worden besproken in het volgende hoofdstuk, waaruit

aanbevelingen voor verder onderzoek voortvloeien.

11. Limitaties en aanbevelingen voor verder onderzoek

Dit onderzoek kent verschillende limitaties, waar de lezer van deze masterproef op gewezen dient

te worden. Dit onderzoek dient opgevat te worden als een exploratieve aanzet voor verder

onderzoek omtrent vleesverspilling. De resultaten en conclusies zijn niet zonder meer te

veralgemenen naar de Vlaamse Y-generatie. Herhaalonderzoek om de resultaten te verifieren is

steeds aangewezen. Daarbij aansluitend kan een vergelijking tussen generaties (e.g. baby

boomers, X-, Y- en Z-generatie) inspirerende inzichten aan het licht brengen.

Page 69: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

58

Een eerste limitatie van dit onderzoek omvat de keuze van opgenomen variabelen in het model.

Hoewel de variabelen reeds in eerder onderzoek gehanteerd werden, zijn de variabelen op

arbitraire wijze geselecteerd. Bovendien ging eerder onderzoek over voedselverspilling, en niet

over vleesverspilling. De resultaten van dit onderzoek zijn enorm afhankelijk van de keuze waarop

de variabelen tot stand zijn gekomen. Er kan niet uitgesloten worden dat belangrijke factoren niet

opgenomen zijn in dit model, waardoor de conclusies genuanceerd dienen te worden. Bovendien

zijn de opgenomen variabelen gemeten naar het voorbeeld van verschillende auteurs, waardoor

een volledig nieuwe samenstelling van constructen werd gevormd. De mix van (schalen van)

variabelen leidde ertoe dat heel veel variabelen zijn opgenomen, waardoor mogelijk is ingeboet

aan kwaliteit. Zo was Shopping Routines bijvoorbeeld geen intern consistent construct. Dit had

misschien wel het geval kunnen zijn door meer te verdiepen in de betekenis ervan, in plaats van

het letterlijk over te nemen van één studie. Hierbij aansluitend dient erop gewezen te worden dat

het aantal items per construct bij bepaalde variabelen aan de lage kant lag. Dit werd gemotiveerd

vanuit enerzijds de oorspronkelijk schaal zoals gebruikt door de bron, en anderzijds om niet te

veel vragen te moeten stellen aan de respondenten. Ook hier schuilt het gevaar van inboeting op

kwaliteit door kwantiteit. Voorbeelden hiervan zijn de gedragsvariabele (één item), Shopping

Routines (twee items) en Anticipated regret (twee items).

Verder onderzoek kan het aantal op te nemen variabelen beperken tot de meest beloftevolle, om

zich daarin te verdiepen. Er wordt aangeraden om de keuze van variabelen op een doordachte

manier te doen, en meer inhoudelijke motivatie te voorzien dan het simpelweg overnemen uit een

andere studie. Op die manier kan de constructvaliditeit beter gewaarborgd worden, en kunnen

meer accurate resultaten gevonden worden.

De tijdsperiode binnen constructen is arbitrair vastgelegd op 7 dagen. Bovendien mat elke

variabele in termen van “de komende 7 dagen”, behalve het gedrag (“de afgelopen 7 dagen”).

Hoewel gedrag ondervragen logischer is over het verleden (i.e. beter inschattingsvermogen door

de respondent), en intentie in de toekomst, kan hierdoor toch vertekening ontstaan op de

resultaten.

Ook de controlevariabelen zijn arbitrair gekozen. Hoewel de vleesgerelateerde controlevariabelen

zijn gevormd op basis van de kennis vergaard uit de literatuurstudie, bleef dit een arbitraire en

niet-exhaustieve lijst. Zo is bijvoorbeeld de kennis omtrent houdbaarheidsdata niet opgenomen,

terwijl dit net een belangrijke oorzaak van voedselverspilling bleek in het literatuuronderzoek. De

socio-demografische controlevariabelen zijn niet gebaseerd op wetenschappelijke inzichten

omtrent vleesverspilling, maar waren een keuze binnen de meest voor de hand liggende

gegevens. Hierdoor kan waardevolle informatie verloren zijn gegaan. Onderzoek naar belangrijke

Page 70: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

59

socio-demografische variabelen die vleesverspilling beïnvloeden, zou een waardevolle

meerwaarde vormen voor alle toekomstig onderzoek naar vleesverspilling.

De dataverzameling kent ook limitaties. Zo werd geen rekening gehouden met geografische

spreiding, en werden slechts 212 respondenten verzameld. Bovendien gaat het om een

gemakkelijkheidsssteekproef, afgenomen binnen de eigen ruime sociale kring. Om die redenen

kunnen de resultaten niet representatief worden genoemd voor de Vlaamse Y-generatie. De

dataverzameling liep gedurende 5 weken van midden februari tot begin april 2017, waardoor het

liep in dezelfde periode als Dagen Zonder Vlees. Dagen Zonder Vlees is een initiatief die mensen

uitdaagt om gedurende 40 dagen minder vlees te eten2. Doordat de dataverzameling hiermee

samenviel, kan vertekening op de data niet uitgesloten worden. Een (herhaal)onderzoek bij een

andere steekproef op een ander tijdsstip is aangewezen om de resultaten van dit onderzoek te

toetsen.

Er wordt vermoed dat bias optrad door ondervraging. Het is mogelijk dat de vragenlijst

respondenten bewust deed nadenken over het thema, terwijl ze daar anders misschien niet

zouden bij stil staan, wat hun overtuigingen kan beïnvloed hebben. Verder kan verwacht worden

dat niemand graag vlees verspilt, en er is reeds aangetoond dat consumenten verspilling vaak

ontkennen (OVAM, 2011). Dit benadrukt de zwakte van de gedragsvariabele, die de zelf-

gerapporteerde vleesverspilling omvatte. Dat deze variabele waarschijnlijk niet de reële

verspilling weerspiegelt zal niemand doen schrikken. Onderzoek die de reële Vlaamse

vleesverspilling in kaart brengt, zou een stevige aanvulling op de literatuur vormen.

Eén van de resultaten van dit onderzoek is dat hoe positiever iemand het letten op vleesverspilling

ervaart, hoe hoger de intentie ertoe zal zijn. Dit kan enerzijds gezien worden als een logisch

verband, maar anderzijds kan dit te wijten zijn aan de neiging van consistentie in antwoorden

door de respondenten. Wanneer iemand aangeeft het letten op verspilling heel positief te vinden,

zal die waarschijnlijk later niet aangeven niet van plan te zijn erop te letten. Verder onderzoek

zou kunnen trachten om een vragenlijst op te stellen waarbij de respondent die link minder

duidelijk ziet.

Ondanks het feit dat vleesverspilling gedefinieerd werd in een inleidende tekst voor de

respondenten, wordt verwacht dat niet iedereen die tekst grondig las en (volledig) begreep.

Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat respondenten de vragenlijst invulden met een verschillend

idee van wat nu net wel als vleesverspilling wordt aanzien, en wat niet. Een langere lijst van

2 https://dagenzondervlees.be/

Page 71: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

60

voorbeelden had een gunstige meerwaarde kunnen vormen, aangevuld met een controle op de

tijd gespendeerd aan die uitleg. Daarentegen moet gewaakt worden over de hoeveelheid tekst

die respondenten voorgeschoteld krijgen, zodat ze niet afhaken. Ook dit onderzoek leed daaraan,

ongeveer 100 respondenten startten de vragenlijst en werkten ze niet af. Het is onduidelijk of dit

lag aan de lengte van de vragenlijst, de complexiteit, of nog iets anders.

Voor het analyseren van de data werd gekozen voor stepwise regression. Dit heeft als gevolg dat

volgens statistische regels variabelen het model halen of niet. Het nadeel hieraan verbonden is

dat inhoudelijke waarde verloren kan gaan omwille van pure statistiek. Menselijk gedrag zal nooit

volledig (juist) voorspeld kunnen worden, waardoor inhoudelijke betekenis belangrijker kan zijn

dan statistische formaliteiten. Verder onderzoek kan bijgevolg andere methoden (e.g. hierarchical

regression) testen, en/of meer waarde hechten aan inhoud dan aan statistische details. Hierbij

aansluitend dient vermeld te worden dat de variabelen Social Norm en Moral Sollicitude bestaan

uit de combinatie van twee, respectievelijk drie, andere variabelen. Deze keuze werd gemaakt op

basis van stastische keuzes, omdat er namelijk niet werd voldaan aan de

multicollineariteitsvoorwaarde. Dit werd streng beoordeeld, gezien de onervarenheid in

wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor ging echter informatie verloren, daar de constructen

volgens de literatuur iets verschillend meten. Zo kan deze studie bijvoorbeeld geen degelijk

onderscheid maken tussen wat een individu gelooft dat diens sociale omgeving denkt (i.e.

injunctive norm) en doet (i.e. descriptive norm), terwijl die duidelijk iets anders meten.

De resultaten en conclusies uit deze studie kunnen niet met grote zekerheid bevestigd worden,

waardoor wordt aangeraden verder onderzoek af te wachten om campagnes erop te baseren. De

resultaten zijn niet zonder meer extrapoleerbaar buiten deze steekproef, gezien niet aan de

homoscedasticiteitsvoorwaarde wordt voldaan. Bovendien kunnen belangrijke factoren niet

opgenomen zijn in het model, en kan de combinatie van variabelen de resultaten in een

regressiemodel aanzienlijk beïnvloeden. De vraag kan gesteld worden of het uitgebreide TPB-

model een juiste weergave van de realiteit weergeeft. Het tegengaan van verspilling van vlees

leunt dicht aan bij sociale marketing, die ook andere modellen en theorieën naar voren schuift.

Voorbeelden hiervan zijn de sociale leertheorie van Bandura en het transtheoretische model van

Prochaska en DiClemente (Lagasse, 2013). Verder onderzoek zou er goed aan doen de

vleesverspillingsproblematiek ook te onderzoeken vanuit een andere invalshoek.

Dit onderzoek toont aan dat er een gap bestaat tussen intentie en vleesverspillingsgedrag. Enkel

op indirecte manier, via self-efficacy, kent intentie hierop een invloed. Verder onderzoek kan

trachten te achterhalen waarom dit het geval is. Onderzoek die de intentie-gedrag gap omtrent

vleesverspilling tracht te dichten, zou een basis kunnen vormen voor elk vervolgonderzoek.

Page 72: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

61

Page 73: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

VII

Bibliografie

Abraham, C., & Sheeran, P. (2004). Deciding to exercise: the role of anticipated regret. British

Journal of Health Psychology, 9(Pt 2), 269–278.

https://doi.org/10.1348/135910704773891096

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Orgnizational Behavior and Human Decision

Processes, 50, 179–211. https://doi.org/10.1016/0749-5978(91)90020-T

Ajzen, I. (2002). Constructing a TpB Questionnaire : Conceptual and Methodological

Considerations. Time, 1–13. https://doi.org/10.1002/hep.22759

Armitage, C. J., & Conner, M. (1999). Distinguishing perceptions of control from self-efficacy:

predicting consumption of a low fat diet using the theory of planned behavior. Journal of

Applied Social Psychology, 29, 72–90. https://doi.org/10.1111/j.1559-1816.1999.tb01375.x

Aschemann-Witzel, J., de Hooge, I., Amani, P., Bech-Larsen, T., & Gustavsson, J. (2015).

Consumers and food waste – a review of research approaches and findings on point of

purchase and in-household consumer behaviour. Agricultual and Applied Economics

Association.

Aschemann-Witzel, J., de Hooge, I., Amani, P., Bech-Larsen, T., & Oostindjer, M. (2015).

Consumer-Related Food Waste: Causes and Potential for Action. Sustainability, 7(6),

6457–6477. https://doi.org/10.3390/su7066457

Bräutigam, K.-R., Jörissen, J., & Priefer, C. (2014). The extent of food waste generation across

EU-27: Different calculation methods and the reliability of their results. Waste Management

& Research, 32(8), 683–694. https://doi.org/10.1177/0734242x14545374

Conner, M., & Armitage, C. J. (1998). Extending the Theory of Planned Behavior: A Review and

Avenues for Further Research. Journal of Applied Social Psychology, 28, 1429–1464.

https://doi.org/10.1111/j.1559-1816.1998.tb01685.x

Edjabou, M. E., Petersen, C., Scheutz, C., & Astrup, T. F. (2015). Food waste from Danish

households: Generation and composition. Waste Management, 52, 256–268.

https://doi.org/10.1016/j.wasman.2016.03.032

European Commission. (2010). Preparatory Study on Food Waste Across Eu 27. October (Vol.

33). https://doi.org/10.2779/85947

FAO. (2011). Global food losses and food waste - Extent, causes and prevention. Rome:

Swedish Institute for Food and Biotechnology (SIK).

FUSIONS. (2016). Estimates of European food waste levels.

Glorieux, I., J. Minnen, T.P. van Tienoven, et al. (2015). Website “Belgisch

tijdsbudgetonderzoek” (www.time-use.be), Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit

Brussel & AD Statistiek – Statistics Belgium, Brussel.

Graham-Rowe, E., Jessop, D. C., & Sparks, P. (2014). Identifying motivations and barriers to

Page 74: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

VIII

minising household food waste. Resources, Conservation and Recycling, 84(84), 15–21.

Graham-Rowe, E., Jessop, D. C., & Sparks, P. (2015). Predicting household food waste

reduction using an extended theory of planned behaviour. Resources, Conservation and

Recycling, 101, 194–202. https://doi.org/10.1016/j.resconrec.2015.05.020

Grolleaud, M. (2002). Post-Harvest Losses: Discovering the Full Story. Overview of the

Phenomenon of Losses during the Post-Harvest System. Agricultural Support Systems

Division, Food and Agriculture Organisation, Rome.

Hird, V. (2014). The meat we eat ... or don’t eat. The Guardian. Retrieved from

https://www.theguardian.com/lifeandstyle/2014/mar/19/meat-dairy-waste

Hoekstra, A. Y. (2012). The hidden water resource use behind meat and dairy. Animal

Frontiers, 2(2), 3–8. https://doi.org/10.2527/af.2012-0038

Lagasse, L. (2013). Sociale Marketing. Uitgeverij De Boeck nv.

Mondéjar-Jiménez, J. A., Ferrari, G., Secondi, L., & Principato, L. (2015). From the table to

waste: An exploratory study on behaviour towards food waste of Spanish and Italian

youths. Journal of Cleaner Production, 138, 8–18.

https://doi.org/10.1016/j.jclepro.2016.06.018

Newsome, R., Balestrini, C. G., Baum, M. D., Corby, J., Fisher, W., Goodburn, K., … Yiannas,

F. (2014). Applications and perceptions of date labeling of food. Comprehensive Reviews

in Food Science and Food Safety, 13(4), 745–769. https://doi.org/10.1111/1541-

4337.12086

OVAM. (2011). Voedselverspilling: literatuurstudie. Retrieved from

http://lv.vlaanderen.be/sites/default/files/attachments/rapport literatuurstudie.pdf

Pimentel, D., & Pimentel, M. (2003). Sustainability of meat-based and plant based diets and the

environment. The American Journal of Clinical Nutrition, 78(suppl), 660–663.

https://doi.org/10.1177/0956247808089156

Quested, T. E., Marsh, E., Stunell, D., & Parry, A. D. (2013). Resources , Conservation and

Recycling Spaghetti soup : The complex world of food waste behaviours, 79, 43–51.

Rivis, A., & Sheeran, P. (2003). Descriptive norms as an additional predictor in the theory of

planned behaviour: A meta-analysis. Current Psychology, 22(December), 218–233.

https://doi.org/10.1007/s12144-003-1018-2

Rutten, M. M. (2013). What economic theory tells us about the impacts of reducing food losses

and/or waste: implications for research, policy and practice. Agriculture & Food Security,

2(1), 13. https://doi.org/10.1186/2048-7010-2-13

Secondi, L., Principato, L., & Laureti, T. (2015). Household food waste behaviour in EU-27

countries: A multilevel analysis. Food Policy, 56, 25–40.

https://doi.org/10.1016/j.foodpol.2015.07.007

Stancu, V., Haugaard, P., & Lähteenmäki, L. (2016). Determinants of consumer food waste

Page 75: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

IX

behaviour: Two routes to food waste. Appetite, 96, 7–17.

https://doi.org/10.1016/j.appet.2015.08.025

Stefan, V., van Herpen, E., Tudoran, A. A., & Lähteenmäki, L. (2013). Avoiding food waste by

Romanian consumers: The importance of planning and shopping routines. Food Quality

and Preference, 28(1), 375–381. https://doi.org/10.1016/j.foodqual.2012.11.001

Steinfeld, H., Gerber, P., Wassenaar, T., Castel, V., Rosales, M., & De Haan, C. (2006).

Livestock’s Long Shadow: Environmental Issues and Options. FAO

ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/010/A0701E/A0701E00.pdf, 1–377.

https://doi.org/10.1007/s10666-008-9149-3

Stepman, E. (2013). Naar een samenleving zonder voedselverspilling?

Tal, A., & Wansink, B. (2013). Fattening Fasting: Hungry Grocery Shoppers Buy More Calories,

Not More Food. JAMA Intern Med, 173(12), 1146–1148. https://doi.org/10.1001

/jamainternmed.2013.650

Van Den Bergh, J., & Behrer, M. (2016). How Cool Brands Stay Hot: Branding To Generations

Y & Z (3rd ed.). Kogan Page Limited.

Van den Sompel, A. (2006). Marktonderzoek: Experimenten en kwantitatieve analyse.

Retrieved from Ghent University, Marktonderzoek, Minerva.

van Dooren, C., & Mensink, F. (2014). Fact sheet: Consumer food waste.

Vermeir, I., & Verbeke, W. (2008). Sustainable food consumption among young adults in

Belgium: Theory of planned behaviour and the role of confidence and values. Ecological

Economics, 64(3), 542–553. https://doi.org/10.1016/j.ecolecon.2007.03.007

Verplanken, B., & Orbell, S. (2003). Reflections on past behavior: A self-report index of habit

strength. Journal of Applied Social Psychology, 33(1313), 1313–1330.

https://doi.org/10.1111/j.1559-1816.2003.tb01951.x

Visschers, V. H. M., Wickli, N., & Siegrist, M. (2016). Sorting out food waste behaviour : A

survey on the motivators and barriers of self-reported amounts of food waste in

households. Journal of Environmental Psychology, 45, 66–78.

https://doi.org/10.1016/j.jenvp.2015.11.007

Vlaamse Overheid. (2014). Factsheet voedselverspilling bij de consument, 4–8. Retrieved from

http://lv.vlaanderen.be/sites/default/files/attachments/factsheet.pdf

Williams, H., & Wikström, F. (2011). Environmental impact of packaging and food losses in a life

cycle perspective: A comparative analysis of five food items. Journal of Cleaner

Production, 19(1), 43–48. https://doi.org/10.1016/j.jclepro.2010.08.008

WRAP. (2009). Household Food and Drink Waste in the UK A report containing quantification of

the amount and types of household. Banbury. Retrieved from

www.wrap.org.uk/foodanddrinkwaste

Page 76: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

X

Bijlage 1: Enquête

T1 Geachte heer, mevrouw In het kader van mijn masterproef voer ik onderzoek naar voedselverspilling, en meer

bepaald van vlees. Deze vragenlijst is bedoeld voor mensen die geboren zijn tussen 1996 en 1980. De vragenlijst zal

ongeveer 9 minuten in beslag nemen. Er bestaan geen juiste of foute antwoorden. Als beloning worden 2

waardebonnen t.w.v. €10 in een (web)winkel naar keuze verloot onder de respondenten. Hiervoor kan u op het einde

van de vragenlijst uw e-mailadres invullen. De resultaten worden volledig anoniem verwerkt, je e-mailadres zal dus

enkel gebruikt worden om je te contacteren als je gewonnen hebt. Hartelijk bedankt voor uw medewerking.Indra

HachéStudent master Handelswetenschappen, Universiteit Gent.([email protected])Klik op >> om te starten.

Q1 Eet u soms vlees?

Ja (1)

Nee (2)

Q2 Staat u soms in voor de aankopen en/of bereiding van vlees voor u of uw gezin?

Ja (1)

Nee (2)

If Ja Is Selected, Then Skip To Q4

Q3 U komt niet in aanmerking om deze vragenlijst verder in te vullen. Toch bedankt voor uw tijd en bereidheid.

If U komt niet in aanmerking o... Is Displayed, Then Skip To End of Survey

Q4 Van al het vlees dat aangekocht wordt in uw gezin, ongeveer hoeveel procent koopt u daarvan aan?

0 - 25% (1)

26 - 50% (2)

51 - 75% (3)

76 - 100% (4)

Q5 Van al het vlees dat klaargemaakt wordt in uw gezin, ongeveer hoeveel procent maakt u daarvan klaar?

0 - 25% (1)

26 - 50% (2)

51 - 75% (3)

76 - 100% (4)

Q6 Gemiddeld hoeveel dagen per week eet u thuis vlees in een (warme) hoofdmaaltijd?

0 (1)

1 (2)

2 (3)

3 (4)

4 (5)

5 (6)

6 (7)

7 (8)

Page 77: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

VIII

Q7 Gemiddeld hoeveel dagen per week eet u thuis vlees in een andere maaltijd dan de hoofdmaaltijd (bv.

broodmaaltijd, snack,...)?

0 (1)

1 (2)

2 (3)

3 (4)

4 (5)

5 (6)

6 (7)

7 (8)

Q8 Gemiddeld hoeveel dagen per week eet iemand in uw gezin vlees?

0 (1)

1 (2)

2 (3)

3 (4)

4 (5)

5 (6)

6 (7)

7 (8)

Q9 Ongeveer hoeveel procent van al uw vleesaankopen zijn in voorverpakte hoeveelheden (bv. de winkel bepaalt

dat er verpakkingen van 500gr gehakt in de rekken liggen) en hoeveel in zelf-gevraagde hoeveelheden (bv. je vraagt

specifiek om 500gr gehakt te verpakken)? De som van beide moet gelijk zijn aan 100%.

______ In voorverpakte hoeveelheden (1)

______ In zelf-gevraagde hoeveelheden (2)

T2 Gelieve onderstaande uitleg goed te lezen vooraleer verder te gaan. Deze vragenlijst gaat over

vleesverspilling. Onder vleesverspilling wordt het volgende verstaan: Alle vleesproducten in uw gezin, bedoeld voor

menselijke consumptie, die niet (volledig) door mensen worden opgegeten. Het gaat om alle vlees, dus zowel voor

een (warme) hoofdmaaltijd , als voor een broodmaaltijd (charcuterie, préparé,…), als voor snacks

(aperitiefworstjes,…). Het gaat om alle vlees die bij u thuis klaargemaakt wordt (dus bijvoorbeeld ook de salami voor

op uw boterhammen die u op uw werk opeet). Het gaat niet over het broodje dat u aan het station koopt om op uw

werk op te eten. Vleesverspilling gaat hier om die verspilling die zou kunnen vermeden worden,

bijvoorbeeld:· resten biefstuk die in de vuilnisbak worden gesmeten· salami voorbij de

houdbaarheidsdatum dat wordt weggesmeten· vlees dat te lang in de diepvries/koelkast is blijven liggen, en

bijgevolg in de vuilnisbak terecht komt· eetbare resten vlees die aan huisdieren worden gegevenVleesverspilling

gaat hier niet om bijvoorbeeld:· oneetbare delen van een dier o beenderen o oneetbare ingewanden

· resten vlees die worden diepgevroren én later worden opgegeten · dierenvoeding die in de

vuilnisbak terecht komtKlik op >> om verder te gaan.

Page 78: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

IX

AT Duid aan wat voor u van toepassing is.Voor mij is het letten op de vleesverspilling in mijn huishouden de

komende 7 dagen ...

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Zeer overbodig:Zeer lonend (1)

Zeer onaangenaam:Zeer aangenaam (2)

Zeer verstandig:Zeer dwaas (3)

Zeer slecht:Zeer goed (4)

Zeer prettig:Zeer onprettig (5)

Zeer nadelig:Zeer voordelig (6)

Q10 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen?

Helemaal

niet akkoord (1)

Niet akkoord

(2)

Eerder niet

akkoord (3)

Noch akkoord, noch niet akkoord

(4)

Eerder akkoord

(5)

Akkoord (6)

Helemaal akkoord

(7)

Wanneer ik vlees verspil voel ik mij schuldig tegenover

mensen die niet over voldoende eten beschikken.

(1)

Vlees verspillen zou mij schuldig doen voelen

tegenover het milieu. (2)

Vlees verspillen geeft mij een slecht geweten. (3)

Ik zie mijzelf als iemand die vleesverspilling tegengaat. (4)

Ik zie mijzelf als iemand die bekommerd is over de

gevolgen van vleesverspilling. (5)

Ik zie mijzelf als iemand die voldoening haalt uit het

tegengaan van vleesverspilling. (6)

Of ik al dan niet op mijn vleesverspilling let thuis ligt

volledig aan mij. (7)

Ik ben iemand die bekommerd is over vleesverspilling. (8)

Page 79: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

X

PCB2 Hoeveel persoonlijke controle gelooft u te hebben over de vleesverspilling in uw gezin?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Geen controle:Volledige controle (1)

PCB3 In welke mate voelt u dat uw vleesverspilling buiten uw controle valt?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Helemaal niet buiten mijn controle:Helemaal buiten mijn controle (1)

Q28 De volgende vragen gaan over de vleesverspilling bij u thuis de komende 7 dagen.

Q11 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen?

Helemaal niet

akkoord (1)

Niet akkoord

(2)

Eerder niet

akkoord (3)

Noch akkoord,

noch niet

akkoord (4)

Eerder akkoord

(5)

Akkoord (6)

Helemaal akkoord

(7)

De meeste mensen die belangrijk zijn voor mij denken dat ik zou

moeten letten op mijn vleesverspilling thuis de komende 7

dagen (1)

Het wordt verwacht van mij dat ik let op mijn vleesverspilling thuis de

komende 7 dagen (2)

De meeste mensen die ik belangrijk vind letten zelf op de verspilling van

vlees bij hun thuis de komende 7 dagen. (3)

Ik zou van streek zijn wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op

mijn vleesverspilling thuis de komende 7 dagen. (4)

Ik zou spijt voelen wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op

mijn vleesverspilling thuis de komende 7 dagen. (5)

Duid het middelste bolletje aan. (6)

Ik geloof dat ik de mogelijkheid heb om te letten op mijn vleesverspilling

thuis de komende 7 dagen. (7)

Page 80: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XI

Q36 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen?

Helemaal niet

akkoord (1)

Niet akkoord

(2)

Eerder niet

akkoord (3)

Noch akkoord,

noch niet

akkoord (4)

Eerder akkoord

(5)

Akkoord (6)

Helemaal akkoord

(7)

De mensen in mijn leven wiens mening ik waardeer gaan zelf hun

vleesverspilling thuis tegengaan de komende 7 dagen. (9)

Als het volledig aan mij zou liggen, ben ik zeker dat ik mijn

vleesverspilling thuis zou kunnen tegengaan de komende 7 dagen. (10)

Het is mijn bedoeling om te letten op mijn vleesverspilling thuis de

komende 7 dagen. (11)

Ik ga proberen te letten op mijn vleesverspilling thuis de komende 7

dagen. (12)

Ik ben van plan om mijn vleesverspilling thuis tegen te gaan

de komende 7 dagen. (13)

De mensen in mijn leven wiens mening ik waardeer zouden goedkeuren dat ik let op mijn

vleesverspilling thuis de komende 7 dagen. (14)

SE2 In hoeverre gelooft u in staat te zijn te letten op uw vleesverspilling thuis de komende 7 dagen?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Helemaal niet in staat:Helemaal in staat (1)

SE3 Hoe zeker bent u dat u uw vleesverspilling thuis kan tegengaan de komende 7 dagen?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Heel onzeker:Heel zeker (1)

Page 81: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XII

PR1 Duid aan hoe vaak u de volgende handelingen stelt.

Nooit

(1) Zelden

(2) Soms

(3)

Ongeveer de helft van de keren (4)

Vaak (5)

Meestal (6)

Altijd (7)

Hoe vaak maakt u een boodschappenlijst voor het winkelen? (1)

Hoe vaak checkt u uw voorraden thuis voor u gaat winkelen? (2)

Hoe vaak plant u maaltijden enkele dagen op voorhand? (3)

Hoe frequent zou u zeggen dat u te veel vlees aankoopt (meer dan u nodig heeft

of kan opeten)? (4)

Hoe vaak koopt u vlees dat u niet van plan was te kopen? (5)

B Ongeveer hoeveel procent van het vlees denkt u dat weggegooid werd in uw huishouden in de afgelopen 7 dagen?

______ Percentage vlees (1)

P1 Wat is uw geslacht?

Vrouw (1)

Man (2)

P2 Wat is uw leeftijd?

P3 Wat is je huidige voornaamste woonsituatie?

Zelfstandig wonend (1)

Samenwonend met partner (2)

Samenwonend met niet-partner(s) (3)

Ik woon bij mijn ouders (4)

Ik woon voornamelijk op kot (5)

Andere, namelijk: (6) ____________________

P4 Uit hoeveel personen bestaat uw gezin (uzelf inbegrepen)?

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 of meer (5)

P5 Hoeveel kinderen heeft u?

Geen (1)

1 (2)

2 (3)

3 (4)

4 of meer (5)

Display This Question:

If Hoeveel kinderen heeft u? Geen Is Not Selected

Page 82: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XIII

Q34 Hoeveel kinderen wonen daarvan nog thuis?

Geen (5)

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 of meer (4)

P6 Welke situatie is op u meest van toepassing?

Ik werk voltijds (1)

Ik werk deeltijds (2)

Ik studeer (3)

Ik ben niet beroepsactief (4)

Ik ben in zwangerschapsverlof/ouderschapsverlof (5)

Ik ben werkzoekende (6)

Anders, namelijk: (7) ____________________

Display This Question:

If Welke situatie is op u meest van toepassing? Ik studeer Is Selected Q64 Welk onderwijs volgt u momenteel?

Lager secundair (1)

Hoger secundair (2)

Hoger onderwijs niet universitair (3)

Universitair (4)

Andere, namelijk: (5) ____________________

Display This Question:

If Welke situatie is op u meest van toepassing? Ik studeer Is Not Selected P7 Wat is uw hoogst behaalde diploma?

Geen diploma of lager onderwijs (1)

Lager secundair (2)

Hoger secundair (3)

Hoger onderwijs niet universitair (4)

Universitair (5)

Anders, namelijk: (6) ____________________

P8 Indien u alles bij elkaar optelt, wat is dan ongeveer het maandelijkse netto inkomen van alle leden van uw gezin

samen (zowel van arbeid als van andere inkomstbronnen)?

Geen inkomen (1)

Tot en met 1000 euro (2)

1001 - 2000 euro (3)

2001 - 3000 euro (4)

3001 - 4000 euro (5)

4001 - 5000 euro (6)

5001 - 6000 euro (7)

Meer dan 6000 euro (8)

Q62 Hartelijk bedankt voor het invullen van deze vragenlijst. Indien u wenst kans te maken op de beloning

(waardebon t.w.v. €10), dan kan u op deze pagina uw e-mailadres invullen. Uw e-mailadres wordt niet aan uw

antwoorden gekoppeld, maar dient enkel om u te kunnen contacteren indien u gewonnen heeft.Indien u niet wenst

deel te nemen, gelieve dan zonder iets in te vullen naar de volgende pagina te gaan. Op die manier worden uw

antwoorden zeker opgeslagen.Klik op >> om de enquête af te sluiten.

Q63 e-mailadres

Page 83: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XIV

Bijlage 2: Factoranalyse

Doordat de variabelen Moral Norm, Self-Identity en Anticipated regret niet voldoen aan de

multicollineariteitsvoorwaarde voor een regressieanalyse (Tolerance respectievelijk 0.480,

0.381 en 0.474), blijkt dat de variabelen niet voldoende onafhankelijk zijn van elkaar. Er werd op

zoek gegaan naar mogelijk verklaringen hiervoor in twee stappen. Enerzijds werd een

factoranalyse uitgevoerd, vervolgens werd de interne consistentie gemeten aan de hand van

een Cronbach betrouwbaarheidsanalyse.

Factoranalyse

Het doel van de factoranalyse is het identificeren van een aantal dimensies die de items uit de

drie variabelen meten, waarvoor een R factor analyse dient uitgevoerd te worden.

Er worden 9 items geanalyseerd, waardoor de minimumvereisten in verband met

steekproefgrootte behaald worden (N=212 > 50; ratio observaties: variabelen: 23:1 > 10:1)(Van

den Sompel, 2006). Verder is voldaan aan de steekproefadequaatheid (KMO=0.918, p<0.001),

en blijkt dat één factor geëxtraheerd kan worden (Eigenvalue >1, 60.95% variantie verklaard en

scree plot criterium voldaan). Alle factorladingen zijn groter dan 0.60, en scoren dus hoog op

één enkele factor.

Betrouwbaarheidsanalyse

Na factoranalyse wordt een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De interne consistentie van

de drie variabelen samen (0.916), zijn hoger dan de drie afzonderlijke voor Moral Norm (0.768),

Self-identity (0.891) en Anticipated regret (0.787).

Interpretatie

Statistisch gezien wordt het samenvoegen van de drie variabelen verantwoord. Ook in

betekenis is deze handeling verdedigbaar. Het klinkt dan ook aanvaardbaar dat iemand die

zichzelf ziet als bekommerd om vleesverspilling (Self-Identity), ook zal aangeven zich schuldig

te voelen indien hij of zij daar niet in slaagt (Moral Norm), alsook spijt te voelen of van streek te

zijn (Anticipated Regret).

De drie variabelen samen worden Moral Solicitude, of morele bekommernis, gedoopt.

SPSS Output

Factoranalyse

Page 84: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XV

KMO and Bartlett's Test

Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy. ,918

Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 1.175,618

df 36

Sig. ,000

Communalities

Initial Extraction

MN_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Wanneer ik vlees

verspil voel ik mij schuldig tegenover mensen die niet over voldoende eten

beschikken.

1,000 ,365

MN_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees verspillen zou mij

schuldig doen voelen tegenover het milieu.

1,000 ,639

MN_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees verspillen geeft

mij een slecht geweten.

1,000 ,603

SI_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand

die vleesverspilling tegengaat.

1,000 ,592

SI_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand

die bekommerd is over de gevolgen van vleesverspilling.

1,000 ,734

SI_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik ben iemand die

bekommerd is over vleesverspilling.

1,000 ,745

SI_4 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand

die voldoening haalt uit het tegengaan van vleesverspilling.

1,000 ,615

AR_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou van streek zijn

wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op mijn vleesverspilling thuis de komende

7 dagen.

1,000 ,509

AR_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou spijt voelen

wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op mijn vleesverspilling thuis de komende

7 dagen.

1,000 ,680

Extraction Method: Principal Component Analysis.

Page 85: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XVI

Component Matrixa

Compone

nt

1

MN_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Wanneer ik vlees verspil voel ik mij schuldig

tegenover mensen die niet over voldoende eten beschikken.

,604

MN_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees verspillen zou mij schuldig doen voelen

tegenover het milieu.

,800

MN_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees verspillen geeft mij een slecht geweten. ,777

SI_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand die vleesverspilling

tegengaat.

,770

SI_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand die bekommerd is over

de gevolgen van vleesverspilling.

,857

Total Variance Explained

Component

Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings

Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative %

1 5,483 60,925 60,925 5,483 60,925 60,925

2 ,780 8,668 69,593

3 ,654 7,269 76,861

4 ,535 5,949 82,810

5 ,427 4,744 87,553

6 ,344 3,820 91,374

7 ,325 3,612 94,986

8 ,280 3,106 98,092

9 ,172 1,908 100,000

Extraction Method: Principal Component Analysis.

Page 86: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XVII

SI_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik ben iemand die bekommerd is over

vleesverspilling.

,863

SI_4 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie mijzelf als iemand die voldoening haalt uit

het tegengaan van vleesverspilling.

,784

AR_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou van streek zijn wanneer ik er niet in zou

slagen om te letten op mijn vleesverspilling thuis de komende 7 dagen.

,713

AR_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou spijt voelen wanneer ik er niet in zou

slagen om te letten op mijn vleesverspilling thuis de komende 7 dagen.

,825

Extraction Method: Principal Component Analysis.

a. 1 components extracted.

Rotated Component

Matrixa

a. Only one component was

extracted. The solution cannot

be rotated.

Reliability analysis

Scale: ALL VARIABLES

Case Processing Summary

N %

Cases Valid 212 100,0

Excludeda 0 ,0

Total 212 100,0

a. Listwise deletion based on all variables in the

procedure.

Reliability Statistics

Cronbach's Alpha N of Items

,916 9

Page 87: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XVIII

Item-Total Statistics

Scale

Mean if

Item

Deleted

Scale

Variance if

Item

Deleted

Corrected

Item-Total

Correlatio

n

Cronbach's

Alpha if

Item

Deleted

MN_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? -

Wanneer ik vlees verspil voel ik mij schuldig tegenover mensen die niet

over voldoende eten beschikken.

39,67 90,420 ,529 ,919

MN_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees

verspillen zou mij schuldig doen voelen tegenover het milieu.

39,19 86,647 ,735 ,904

MN_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Vlees

verspillen geeft mij een slecht geweten.

39,23 86,773 ,711 ,906

SI_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie

mijzelf als iemand die vleesverspilling tegengaat.

39,38 89,706 ,691 ,907

SI_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie

mijzelf als iemand die bekommerd is over de gevolgen van

vleesverspilling.

39,21 86,964 ,796 ,900

SI_3 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik ben

iemand die bekommerd is over vleesverspilling.

39,13 86,823 ,803 ,900

SI_4 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zie

mijzelf als iemand die voldoening haalt uit het tegengaan van

vleesverspilling.

39,46 88,136 ,713 ,905

AR_1 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou

van streek zijn wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op mijn

vleesverspilling thuis de komende 7 dagen.

40,39 87,433 ,639 ,911

AR_2 In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? - Ik zou

spijt voelen wanneer ik er niet in zou slagen om te letten op mijn

vleesverspilling thuis de komende 7 dagen.

39,59 86,660 ,769 ,902

Page 88: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XIX

Bijlage 3: Regressievoorwaarden

A. Fase 1: invloed op intentie

Het regressiemodel is bruikbaar (p< .01), en er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde.

De multicollineariteit werd getest op basis van de Tolerance en VIF scores (Van den Sompel,

2006). Alle Tol scores zijn hoger dan 0.50, waardoor de VIF scores allen lager zijn dan 2, zoals

in de output kan gezien worden:

Bovendien werd gekozen om outliers uit de regressie te filteren op basis van de standardized

residual waardes, meer bepaald outliers met een standardized residual hoger dan 2 (in absolute

waarde). Bijgevolg worden 12 cases uit de analyse gefilterd.

De keuze om outliers niet op te nemen in de analyse wordt gemotiveerd door de verwachte

vertekening op de antwoorden van de respondenten. Gezien het thema vleesverspilling, wordt

verwacht dat respondenten extremere antwoorden geven dan hun eigenlijke overtuigingen. Om

te trachten dit (deels) op te vangen, worden outliers niet meegenomen in het model. Bovendien

verhoogt dit de verklaarde variantie van de afhankelijke variabelen door het model, en blijft de

invloed van de TPB-variabelen gelijkaardig. Het weglaten van outliers beïnvloedt wel het effect

van controlavariabelen op Intentie. Zo biedt de variabele Verpakking geen meerwaarde aan het

Page 89: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XX

model met de outliers, terwijl die dat wel doet wanneer de outliers weggelaten worden. De

invloed van de verpakking dient dus met voorzichtigheid te geschieden.

Homoscedasticiteit

Aan de hand van visuele inspectie kan vermoed

worden dat de voorwaarde van homoscedasticiteit

geschonden wordt. Dit wordt bevestigd door zowel

de Breusch-Pagan test (hierna BP-test) (p<.001)

als de Koenker test (p<.001). Om die reden

worden alle scatterplots afzonderlijk geïnspecteerd

om de oorzaak te trachten identificeren.

Page 90: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XXI

B. Fase 2: invloed op Planning Routines

Het regressiemodel is bruikbaar (p< .01), en er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde.

De multicollineariteit werd getest op basis van de Tolerance en VIF scores (Van den Sompel,

2006). Alle Tol scores zijn hoger dan 0.50, waardoor de VIF scores allen lager zijn dan 2, zoals

in de output kan gezien worden:

Om dezelfde reden en op dezelfde wijze als hierboven, worden ook hier outliers uit de analyse

gefilterd. Ditmaal worden 10 outliers niet meegenomen in het uiteindelijke model.

In alle bovenstaande scatterplots kan gezien worden

dat de afwijkingen zich voornamelijk manifesteren

onder de nulgrens voor Intentie. Om die reden wordt

vermoed dat het probleem van heteroscedasticiteit

ontstaat vanuit deze variabele Intentie. Er kan

geconcludeerd worden dat de variantie van de

residuals ongelijk zijn. Dit betekent dat de resultaten

binnen deze regressieanalyse waarschijnlijk niet

kunnen veralgemeend worden buiten deze

steekproef.

Page 91: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XXII

Homoscedasticiteit

C. Invloed op Behavior

Het regressiemodel is bruikbaar (p< .01), en er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde.

De multicollineariteit werd getest op basis van de Tolerance en VIF scores (Van den Sompel,

2006). Alle Tol scores zijn hoger dan 0.50, waardoor de VIF scores allen lager zijn dan 2, zoals

in de output kan gezien worden:

Om dezelfde reden en op dezelfde wijze als hierboven, worden ook hier outliers uit de analyse

gefilterd. Ditmaal worden 8 outliers niet meegenomen in het uiteindelijke model.

Aan de hand van visuele inspectie kan vermoed

worden dat dit regressiemodel wel voldoet aan de

homoscedasticiteitsvoorwaarde. Dit wordt bevestigd

door de BP-test (p = .16) en Koenker test (p=.10). De

variantie binnen residuals is dus gelijk, en de

resultaten zijn waarschijnlijk veralgemeenbaar buiten

deze steekproef.

Page 92: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XXIII

Homoscedasticiteit

D. Invloed op SE

Het regressiemodel is bruikbaar (p< .01), en er is voldaan aan de multicollineariteitsvoorwaarde.

De multicollineariteit werd getest op basis van de Tolerance en VIF scores (Van den Sompel,

2006). Alle Tol scores zijn hoger dan 0.50, waardoor de VIF scores allen lager zijn dan 2, zoals

in de output kan gezien worden:

Om dezelfde reden en op dezelfde wijze als hierboven, worden ook hier outliers uit de analyse

gefilterd. Ditmaal worden 11 outliers niet meegenomen in het uiteindelijke model.

Homoscedasticiteit

Aan de hand van visuele inspectie kan

heteroscadiciteit niet uitgesloten worden. Ook de

statistiek kan geen soelaas brengen. Zo kent het

model volgens de BP-test heteroscedasticiteit (p<

.01), maar volgens de Koenker test

homoscedasticiteit (p= .24). Daar de BP-test

ontwikkeld is voor grote steekproeven, wordt hier

eerder de Koenker test als basis gehanteerd, hoewel

de resultaten van het model dus met voorzichtigheid

dienen geïnterpreteerd worden.

Page 93: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XXIV

Aan de hand van visuele inspectie wordt

heteroscadiciteit vermoed. Dit wordt bevestigd door

zowel de Breusch-Pagan test (hierna BP-test)

(p<.001) als de Koenker test (p<.001).

Op visuele inspectie lijkt alsof heteroscedasticiteit

optreedt in elke scatterplot. Hierdoor zijn de

resultaten dus niet veralgemeenbaar buiten deze

steekproef.

Page 94: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen

XXV

Page 95: DETERMINANTEN VAN HET VERMIJDEN VAN …Definitie en soorten Voedselverspilling mag niet verward worden met voedselverlies. Voedselverlies slaat op elke ... Scheutz & Astrup splitsen