Vlaamse architectuur op de scharnierlijn tussen 20ste en ......architectuurproductie in Vlaanderen...
Transcript of Vlaamse architectuur op de scharnierlijn tussen 20ste en ......architectuurproductie in Vlaanderen...
Manu Mermans
21ste eeuw
Vlaamse architectuur op de scharnierlijn tussen 20ste en
Academiejaar 2015-2016
Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur
Voorzitter: prof. dr. ir. Arnold Janssens
Vakgroep Architectuur en Stedenbouw
Master of Science in de ingenieurswetenschappen: architectuur
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Driessche
Promotoren: prof. ir.-arch. Tijl Vanmeirhaeghe, prof. dr. ir.-arch. Maarten Van Den
Voorwoord ................................................................................................................................. 4
1 Inleiding ............................................................................................................................. 6
Een inleidende schets van het tijdskader .......................................................................................... 6
Methodologie .................................................................................................................................... 6
Selectie van architecten .................................................................................................................... 7
2 Evolutie in architectuurcultuur en debat ............................................................................ 10
België als blinde vlek op de architecturale kaart ............................................................................ 10
Een gebrek aan aandacht ................................................................................................................ 10
Geen sterke traditie in architectuurkritiek en -debat ..................................................................... 11
De afwezigheid van een architectuurcultuur .................................................................................. 11
De notie van de gemeenplaats ........................................................................................................ 12
Opkomende organisaties en instituten ........................................................................................... 13
Een doorgedreven institutionalisering ............................................................................................ 13
3 Evolutie van generaties ..................................................................................................... 15
De stille generatie ........................................................................................................................... 15
Mooie jonge goden ......................................................................................................................... 15
De verhouding tot eerdere generaties ............................................................................................ 17
De verwarring omtrent de stille generatie ...................................................................................... 19
4 Evolutie in publicatie en tentoonstellingen ........................................................................ 21
Groepstentoonstellingen ................................................................................................................ 21
Jaarboeken ...................................................................................................................................... 22
Internationale publicatie ................................................................................................................. 23
Beeldvorming en identiteit.............................................................................................................. 24
5 Evolutie in architectuurproductie en opdrachtgeverschap .................................................. 26
Een traditie van privé-initiatief........................................................................................................ 26
Het maecenaat van BACOB ............................................................................................................. 26
Architectuurwedstrijden ................................................................................................................. 28
Bouwmeesterschap ......................................................................................................................... 28
6 Een vergelijking met Wallonië en Nederland ...................................................................... 30
Wallonië .......................................................................................................................................... 30
Nederland ........................................................................................................................................ 31
7 Conclusie .......................................................................................................................... 33
Kan de generatie onder één noemer geschaard worden? .............................................................. 33
Geeft de gevoerde selectie een goed beeld weer van de generatie?............................................. 35
In welke mate heeft de generatie bijgedragen tot kwalitatieve architectuur? .............................. 36
In welke mate hebben de ontwikkelingen in de architectuurcultuur bijgedragen tot goede
architectuur? ................................................................................................................................... 37
In welke mate verschilt de huidige situatie van die van dertig jaar geleden? ................................ 38
8 Bibliografie ....................................................................................................................... 42
9 Bijlagen ............................................................................................................................ 44
Interview met Christian Kieckens .................................................................................................... 45
Interview met Paul Vermeulen ....................................................................................................... 55
Interview met Wim Cuyvers ............................................................................................................ 64
Interview met Eugeen Liebaut ........................................................................................................ 73
Interview met Paul Robbrecht ........................................................................................................ 83
Interview met Klaas Goris ............................................................................................................... 91
Interview met Xaveer De Geyter ..................................................................................................... 95
Interview met Marie-José Van Hee ................................................................................................. 96
Deze masterproef biedt een inzicht in de ontwikkelingen van de architectuurcultuur en de
architectuurproductie in Vlaanderen aan het einde van de twintigste eeuw. Vanuit mijn perspectief
is dit de meest nabije geschiedenis in tijd en ruimte, en om die reden zie ik het als een evidentie om
mij er in verdiept te hebben.
Het schrijven van een masterproef gaat zoals dat hoort gepaard met wanhoop en ergernis, maar daar
kan ik gelukkig het plezier van een verruimd inzicht tegenover plaatsen. Daarvoor ben ik enkele
personen erkentelijk, en die wens ik dan ook te bedanken.
Ik voel mij bevoorrecht dat ik de kans heb gekregen om met een aantal vooraanstaande architecten
uit de Vlaamse architectuurscene te kunnen spreken hebben. De gesprekken met Wim Cuyvers,
Xaveer De Geyter, Klaas Goris, Christian Kieckens, Eugeen Liebaut, Paul Robbrecht, Marie-José Van
Hee en Paul Vermeulen hebben deze masterproef kleur gegeven. Maar ik heb er en route vooral veel
motivatie uit kunnen putten. Ik had vaak de indruk dat mijn gesprekspartners bij aanvang van het
interview nogal sceptisch waren omdat ze misschien niet goed wisten wat te verwachten. Maar in de
loop van het gesprek werd ik telkens gewaar dat ze zelf steeds meer geïnteresseerd raakten, en ik
had niet het gevoel dat ik hen kostbare tijd afhandig heb gemaakt. Hun enthousiasme heeft mij
gesterkt in de overtuiging dat het onderzoek een vruchtbaar resultaat zou kunnen opleveren.
Ere wie ere toekomt, het idee om een selectie van enkele architecten te maken en er vervolgens mee
in gesprek te gaan komt van promotor Tijl Vanmeirhaeghe. Hij heeft wel vaker een goed idee gehad
om het onderzoek bij te sturen. Ik dank hem om mij de juiste richting uit te laten gaan en mij niet
verloren te laten lopen in doodlopende trajecten.
Ik ben architect Koen De Rycke erkentelijk voor de flexibiliteit die hij aan de dag legde om mij het
werk voor deze masterproef te laten combineren met een deeltijdse job in zijn architectuurbureau.
Ik dank vrienden, familieleden en medestudenten die mij doorheen mijn studententijd gesteund
hebben.
Het cliché gebiedt mij om de belangrijkste personen voor het laatste te bewaren. Dat zijn mijn ouders,
van wie ik onaflatende steun heb gekregen.
Tijdens de eerste maanden van het onderzoek voor deze masterproef is de afbakening van het
tijdskader aan een ruwe schatting toevertrouwd. Uit een eerste sprokkeling van informatie werd
afgeleid dat er zich rond de overgang van de jaren 1980 naar 1990 een momentum aftekende waarbij
de eerste projecten van een nieuwe generatie steeds talrijker bejubeld werden en de initiatieven die
binnen de architectuurscene genomen werden steeds meer weerklank vonden. Al snel werd het
SWIWミミキ┌マ デ┌ゲゲWミ ヱΓΒヵ Wミ ヱΓΓヵ ;ノゲ け┘WヴニヮWヴキラSWげ ェWエ;ミデWWヴS ラマ エWデ ニ;a Wミキェszins van het koren te
scheiden. Geert Bekaert leek die startdatum alleszins in de inleiding van het laatste hoofdstuk van
Hedendaagse architectuur in België デW ラミSWヴゲIエヴキテ┗Wミ ┗ララヴ ┘;デ エWデ ェWHラ┌┘SW ┘Wヴニ HWデヴWaデぎ けDe
chronologie is ons gunstig gezind als we het laatste hoofdstuk beginnen in het midden van de jaren
tachtig, want uitgerekend in 1985 worden de eerstelingen gebouwd die als de programmaverklaring
┗;ミ WWミ ミキW┌┘W ェWミWヴ;デキW HWゲIエラ┌┘S ニ┌ミミWミ ┘ラヴSWミが SW ェWミWヴ;デキW ┗;ミ SW けテラミェW ェラSWミげ SキW ontspannen de wereld van de architectuur binnenstapt als was het een discobar. Het zijn tijdgenoten
┗;ミ SW ゲIエヴキテ┗Wヴゲ SキW ┣キIエ キミ ヱΓΒヶが ミキWデ ┣ラミSWヴ WミキェW ┣Wノaラ┗WヴゲIエ;デデキミェが けMララキW JラミェW GラSWミげ エWHHWミ genoemd.げ1
.
Voor de afbakening van de architectuurproductie is het gekozen decennium 1985-1995 blijven gelden
als periode waarin zich de verdichting van eerste interessant werk bevindt. Op vlak van
ontwikkelingen in de architectuurcultuur zal de lezer echter een argumentatie vinden waarom
geopteerd is voor een tijdskader dat zich opspant tussen de oprichting van de Stichting
Architectuurmuseum in 1983 en de aanstelling van de eerste Vlaamse Bouwmeester in 1999. Nu al
maken we de opmerking dat de afbakening vooral een constructie is om de informatie te ordenen,
die voor interpretatie vatbaar is en geen strikte definitie inhoudt. De meest zekere en tegelijk vage
omschrijving is misschien wel de volgende: bij het ingaan van de periode werd architektuur nog met
een k geschreven, aan het eind had ze plaats gemaakt voor architectuur.
Een eerste vooronderzoek in de literatuur die voorhanden was heeft geleid tot het opstellen van een
tijdlijn van de meest markante momenten. Deze tijdlijn is in bijlage opgenomen. Daarnaast werd een
1 Geert BEKAERT, Hedendaagse architectuur in België, Lannoo, Tielt, 1991, pp. 192-232
さIk wil benadrukken dat de kentering al van voor 1985 begon, precies omdat het initiatief
voor Stichting Architectuurmuseum in 1983 genomen werd. "
Wim Cuyvers
selectie gemaakt van negen jonge architecten uit die periode, met enkele van hun vroege realisaties.
De selectie van de architecten en hun realisaties, van de publicaties en tentoonstellingen en van alle
overige initiatieven berust op de afweging van welke rol ze in de ontwikkeling van de
architectuurcultuur gespeeld hebben. Die rol werd in de eerste plaats gemeten aan publicatie en in
tweede instantie aan de mening van de architecten zelf, door het afnemen van interviews. Het
individuele waardeoordeel van vooraanstaande critici speelt slechts in beperkte mate mee. Tijdens
de interviews met de architecten werden de tijdlijn en de selectie van negen architecten en hun werk
voorgelegd. Daarnaast werden enkele open maar gerichte vragen gesteld. Op deze manier werd
gestreefd naar een evenwicht tussen voorbereiding en spontaniteit, om zo een bruikbaar inzicht te
krijgen in het individuele verhaal. De bundeling van die verschillende visies biedt een interessante
aanvulling op het beeld dat in de literatuur geschetst werd, dankzij het persoonlijke aspect maar
vooral ook door het verschil in tijdsperspectief.
De beschreven interviewmethode werkt niet meteen een strikt objectieve beoordeling in de hand.
Wat wel en niet in de herinnering blijft bij de architecten is onvermijdelijk gekleurd en in korte
gesprekken moeilijk te achterhalen. Ook bij het bestaande bronmateriaal dat bij dit onderzoek
ingezet kon worden en dat voornamelijk uit architectuurtijdschriften, monografieën, jaarboeken en
catalogi van tentoonstellingen bestaat, kan sterk getwijfeld worden aan de objectiviteitswaarde. De
overwegingen die destijds gespeeld hebben om iets al dan niet te publiceren beperken zich
vermoedelijk niet tot de evaluatie van de architecturale of maatschappelijke meerwaarde. In wat
volgt zullen de nodige kanttekeningen gemaakt worden, maar de exacte beweegredenen zijn
onmogelijk allemaal bloot te leggen. Die bekommernis speelde mee in het onderzoek, maar leidt
uiteindelijk alleen maar af van de essentie. Het was de bedoeling om een zinvolle afbakening van
architecten en gebeurtenissen te bekomen, die als toetssteen voor het tijdskader kan ingezet
worden, om op die manier een aantal uitspraken te kunnen doen over die periode. Deze schets kan
nooit volledig en ongekleurd zijn, maar de kracht zit net in de afbakening. De ingewijde lezer zal
bepaalde accenten misschien anders leggen of had de selectie van de architecten op een andere
manier gemaakt, maar net die stellingname bij het scheppen van een overzicht kan interessant zijn.
Vanaf het prille begin van het onderzoek leek het een zinvol idee om een aantal voorname jonge
architecten uit de beschreven periode naar voren te schuiven als protagonisten. Om niet nodeloos
uit te wijden was het nodig om dit collectief niet al te ruim te nemen en zodoende te beperken tot
een soort van avant-garde. In het begin was het aandeel aan verwerkte literatuur nog niet zodanig
groot dat de selectie zo uitvoerig geargumenteerd kon worden op vlak van publicatie, zoals ze in
bijlage is gevoerd. Om toch op de meest zinvolle manier een sprong in het diepe te wagen werd
gekeken naar enkele opvallende publicaties, gespreid over een zo breed mogelijke periode. Vrijwel
meteen sprongen de monografische reeksen van deSingel en Ludion eruit に waar ongeveer een
decennium tussenzit に samen met de publicatie rond de architectuurbiënnale van Venetië in 1991.
Die befaamde biënnale met de naam Architetti [Della Fiandra] werd door Roland Matthu beschreven
;ノゲ けWWミ ニWWヴヮ┌ミデ S;デ HキテSヴラWェ デラデ SW WヴニWミミキミェ ┗;ミ SW Vノ;;マゲW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ラヮ SW キミデWヴミ;デキラミ;ノW
sIWミWげ2. Als uitbreiding daarop kan ze ook als mogelijk kantelpunt aangestipt worden van een periode
van kleinschalige initiatieven naar een doorgedreven institutionalisering binnen de Vlaamse
architectuurcultuur.
Als we de geselecteerde architecten van die drie publicaties samenbrengen, dan liggen volgens die
logica de namen van Stéphane Beel, Luc Deleu, Xaveer De Geyter, Eugeen Liebaut, Christian Kieckens,
Paul Robbrecht & Hilde Daem, Marie-José Van Hee en Bob Van Reeth onweerlegbaar vast, aangezien
ze bij elk van de drie publicaties voorkomen. Vervolgens leken Henk De Smet & Paul Vermeulen een
goede aanvulling. Van de overblijvende namen is per reeks nog één naam weerhouden die een
interessante aanvulling kon betekenen. Bij de reeks van deSingel is vooral Wim Cuyvers interessant
omdat hij een aparte visie op architectuur heeft. Ralf Coussée & Klaas Goris werden dan weer bij de
selectie betrokken omdat zij voornamelijk in latere fase hun stempel hebben weten te drukken.
Uiteindelijk vielen uit die eerste selectie van elf namen nog twee architecten af die niet echt tot de
besproken generatie gerekend worden: Bob Van Reeth en Luc Deleu.
Stép
han
e B
eel
Luc
Del
eu
Xav
eer
De
Gey
ter
Euge
en L
ieb
aut
Ch
rist
ian
Kie
cken
s
Pau
l Ro
bb
rech
t &
Hild
e D
aem
Mar
ie-J
osé
Van
Hee
Bo
b v
an R
eeth
Cla
ire
Bat
aille
& P
aul I
ben
s
Ral
f C
ou
ssé
e &
Kla
as G
ori
s
Jo C
rep
ain
Wim
Cu
yver
s
Mar
tin
e D
e M
aese
nee
r
Hen
k D
e Sm
et &
Pau
l Ver
meu
len
Dri
ese
n に
Mee
rsm
an -
Th
om
aes
Ren
é G
reis
ch
Will
em
-Jan
Neu
telin
gs
Architetti [Della Fiandra]
Monografieën deSingel
Monografieën Ludion
Luc Deleu en Bob Van Reeth maakten deel uit van de selectie voor de architectuurbiënnale van
Venetië in 1991, maar ze bekleedden toen volgens Marc Dubois meer een aparte voortrekkersrol,
aangezien ze al sinds de jaren 1970 WWミ ┣WニWヴW HWニWミSエWキS ェWミラデWミく さDW ;ミSWヴW ;ヴIエキデWIデWミ HWエラヴWミ tot de jongere generatie die zichzelf sinds 1980 een plaats heeft opgeëist in de Vlaamse
architectuurscene. Hun werk kwam voor het eerst onder de aandacht op
;ヴIエキデWIデ┌┌ヴデWミデララミゲデWノノキミェWミ ┗;ミ “っAM Wミ SW“キミェWノざ3.
Zowel Van Reeth als Deleu hebben in de jaren 1980 en 1990 veelbesproken ontwerpen gerealiseerd.
Het Huis Van Roosmalen en het Zuiderterras in Antwerpen zijn slechts enkele van de projecten van
Bob Van Reeth die herhaaldelijk gepubliceerd werden in binnen- en buitenlandse tijdschriften.
さAミデ┘Wヴヮが ┞ラ┌ヴ ミW┝デ Iヴ┌キゲW ゲデラヮぁざが エWデ ┗ララヴゲデWノ ┗;ミ L┌I DWノW┌ ┗ララヴ WWミ Sヴ;;キHヴ┌ェ ラ┗Wヴ SW “IエWノSW キミ het kader van Stad aan de Strooマが キゲ ミラェ ┣ラげミ ┗ララヴHWWノSが ミWデ ;ノゲ ┣キテミ デ┘WW キSWミデキWニW エラヴキ┣ラミデ;ノW Wミ
2 Roland MATTHU, Nieuwe perspectieven voor Vlaamse architecten, in Jaarboek Architectuur Vlaanderen 1996-1997, deSingel, Antwerpen, 1998, pp. 67- 3 Marc DUBOIS, Architetti [Della Fiandra], Stichting Architektuurmuseum, Gent, 1991, pp. 21-22
verticale woontorens, die hij ontworpen heeft voor de architectuurwedstrijd van de Avenuda
Diagonal in Barcelona en die als synthese kunnen gezien worden van zijn eerdere projecten rond
さゲIエ;;ノ Wミ ヮWヴゲヮWIデキWaざく Iミ S;デ ラヮ┣キIエデ ┣キテミ HWキSW ;ヴIエキデWIデWミ キミデWヴWゲゲ;ミデW ミ;マWミ ┌キデ SキW ヮWヴキラSWく Maar het is hun eerder aangehaalde voorgeschiedenis van de jaren 1970 die hen minder relevant
maakt om deel uit te maken van de selectie voor dit onderzoek. Op verscheidene manieren hebben
zij mee hun stempel gedrukt op de ontwikkelingen in de jaren 1970, terwijl in dit onderzoek de focus
ligt bij de jongere architecten die pas na 1980 hun neus aan het venster staken.
De selectie werd vastgelegd op negen architWIデWミ ラa ;ヴIエキデWIデWミS┌ラげゲぎ “デYヮエ;ミW BWWノが ‘;ノa Cラ┌ゲゲYW & Klaas Goris, Wim Cuyvers, Xaveer De Geyter, Henk De Smet & Paul Vermeulen, Christian Kieckens,
Eugeen Liebaut, Paul Robbrecht & Hilde Daem, Marie-José Van Hee. Een focus op dit collectief zou
moeten kunnen leiden tot een voldoende boeiende illustratie van een generatie en het tijdskader
waar zij deel van uitgemaakt hebben. Aan elk van hen werd een verzoek tot een vraaggesprek
ingediend, waar uiteindelijk enkel Stéphane Beel niet op ingegaan is.
けDe nietigheid van België wordt afgelezen uit de mate waarin het afwezig is op de internationale
scène. Het gebrek aan buitenlandse ontvankelijkheid voor de Belgische architectuur wordt sinds de
Tweede Wereldoorlog wel eens vergeleken met een blinde vlek of een zwart gat dat des te meer
opvalt omdat de buurlanden zo sterk in de kijker lopen. Uit het feit dat België in de boeken over
architectuurgeschiedenis en in de architectuurbladen niet lijkt te bestaan, concludeert men dat zijn
architectuur de internationale norm niet haalt. De oorzaak van die afwezigheid wordt wel gezocht in
een gevoel van minderwaardigheid dat op zijn beurt de Belgische onbenulligheid nog meer in de hand
zou werken.げ4
In België werd er vaak geklaagd over een tekort aan aandacht voor architectuur. Zo vroeg Albert
BラミデヴキSSWヴ ┣キIエ キミ ヱΓヶン ;a け┘;;ヴラマ キミ Sキデ ノ;ミS ミキWデ SW┣WノaSW HWノ;ミェゲデWノノキミェ ┗ララヴ SW Hラ┌┘ニ┌ミゲデ gevonden wordt, als deze die bestaat voor de ontwikkeling van de letterkunde, de schilder- of de
beeldhouwkunst. Dat in België dit gebrek aan belangstelling aan het misprijzen grenst, is een feit dat
ヴWWSゲ ラミデWノH;ヴW ニWヴWミ HW┗WゲデキェS ┘WヴSげ5. Vervolgens wijt Bontridder de weinig bloeiende
architectuurcultuur aan de verdeeldheid van een land met twee culturen, een versnippering in
opleidingsinstituten, een te talrijk architectenkorps dat zijn krachten niet weet te bundelen en een te
sterke focus op privaatwoningbouw. Ook Henry van de VWノSW ┣Wキ ;ノ S;デ けBWノェキ¥ WWミ ノ;ミS キゲ ┘;;ヴ ミキWデゲ ┘WWヴニノ;ミニ ニ;ミ ┗キミSWミげく
Ook in het buitenland was er in de jaren 1960 en 1970 nauwelijks aandacht voor Belgische
architectuur. Lucien Kroll en Charles Vandenhove zijn bijna de enige architecten die toen wel op het
internationale forum opgepikt werden. Er viel dan ook weinig te vermelden, aangezien er niet veel
spraakmakende architectuur gerealiseerd werd en de architectuurcultuur in België niet leefde.
4 Pieter UYTTENHOVE, De Belgische achterkeuken, in Archis, vol. 2, 1997, pp.8-15 5 Albert BONTRIDDER, Dialoog tussen Licht en Stilte. De hedendaagse bouwkunst in België, Antwerpen, Helios, 1963, pp. 5-9
Een intense discussie zoals die in sommige landen aanwezig was, vond in België nauwelijks een
voedingsbodem. In België gold Geert Bekaert lange tijd als eminence grise, quasi de enige autoriteit
op vlak van architectuurkritiek. Het geringe aantal critici en tijdschriften is één van de factoren die
een beperking inhielden om het architectuurdebat een groter draagvlak te geven. Daarnaast ontbrak
het aan architecten die een dominerende rol speelden in het architectuurdebat, enkele
uitzonderingen als Renaat Braem daargelaten. M;ヴI D┌Hラキゲ ゲIエヴWWa S;;ヴラ┗Wヴ エWデ ┗ラノェWミSWぎ けGヴラデW verhalen over architectuur worden vermeden, de directheid van het concrete staat steeds voorop.
Men kan bijna spreken van een onvermogen om vanuit een abstracte benadering om te gaan met
architectuur, maar anderzijds is er een drang om de architectuur zo dicht mogelijk bij het concreet
ノW┗Wミ デW エラ┌SWミが ┘Wェ ┗;ミ ┣┘;;ヴ┘キIエデキェW デエWラヴWデキゲIエW ヴWaノWIデキWゲくげ6
De westerse architectuurcultuur en de architectuur als intellectueel onderwerp zijn de voorbije eeuw
gegroeid. Geert Bekaert stelde in de jaren 1980 echter de afwezigheid van een architectonische
cultuur in België vast7 Wミ ┘WWゲ ラヮ SW ミララS┣;;ニ ┗;ミ SWH;デが ヮラノWマキWニ Wミ ニヴキデキWニく けEヴ マラWデ ラ┗Wヴ architectuur gesproken worden, wil architectuur leven. En niet alleen onder vakgenoten, maar in het
ラヮWミH;;ヴが Wミ Iラミデキミ┌が キミ SW ヮ┌HノキWニW マWSキ;が ニヴ;ミデが ヴ;Sキラが デWノW┗キゲキWげ8. Volgens Bekaert lag de focus van
het tijdschrift A+ に dat hij zag als een instrument van de Orde van Architecten に te veel op het
verdedigen van de positie van de architect en te weinig op de kritische beschouwing van de projecten
6 Marc DUBOIS, Arquitectura de Flandes 7 Geert BEKAERT, Belgische architectuur als gemeenplaats. De afwezigheid van een architectonische cultuur als uitdaging 8 GWWヴデ BEKAE‘Tが けAヴIエキデWIデ┌┌ヴ Wミ キミaラヴマ;デキWげが VOヴが ヮヮく ヴヰヵ
さ Eigenlijk kan je toch wel zeggen dat in die tijd de heropstanding voor een deel geregisseerd
is door Geert Bekaert. Het is omdat hij dingen zag gebeuren en erover schreef, dat er iets
bewoog, hoewel hij het niet onder de markt had als hij in aanraking kwam met de politiek.
Er was bijna niks en het was toch vooral Geert Bekaert die in kaart bracht dat er niks was.
Hij klaagde het aan en klampte zich vast aan elke strohalm die tot enige verandering kon
leiden. "
Xaveer De Geyter
さ Heel dikwijls zie je dat kritische reflectie over een architectuurontwerp door de maker
ervan niet gewaardeerd wordt. De productie van kennis over architectuur komt vaak van
de auteur zelf, dat is een fenomeen dat al langer aan de gang is. De architect legt zijn eigen
werk en zijn intenties uit. Er is weinig ruimte om een buitenstaander, die een kritische
houding aanneemt, aan het woord te laten. "
Paul Vermeulen
die deze architecten realiseerden. Hij zag meer potentieel bij andere organisaties zoals de Archives
SげAヴIエキデWIデure Moderne en het Sint-Lukasarchief, hoewel zij volgens hem ook hun gebreken
vertoonden.
Een aantal jaren later heeft Bekaert net dat gebrek aan architectuurcultuur omarmd. In 1987
ヮ┌HノキIWWヴSW エキテ けBWノェキゲIエW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ;ノゲ ェWマWWミヮノ;;デゲく DW ;a┘W┣キェエWキS ┗an een architectonische
I┌ノデ┌┌ヴ ;ノゲ ┌キデS;ェキミェげが ┘;;ヴHキテ エキテ エWデ ミ;SWWノ ┗;ミ SW BWノェキゲIエW IラミデW┝デ ;ノゲ WWミ キnteressant gegeven
voorstelde aan de hand van zijn bekende definitie van de gemeenplaats.
Geert Bekaert heeft het geregeld gehad over de gemeenplaats van de architectuur als karakteristiek
van de Belgische situatie, maar ze overstijgt ze volgens hem ook, in de zin dat ze niet exclusief Belgisch
is, net omdat die Belgische situatie niks uitzonderlijks heeft. Voor een duiding van het begrip
borduurde hij voort op de definitie in het woordenboek: けV;ミ D;ノW geeft een omschrijving van de
gemeenplaats die uitstekend op de Belgische architectuur van toepassing is: alledaags, veelvuldig
gebruikt gezegde waarvan men de oorsproミニWノキテニW ニヴ;Iエデ ミキWデ ラa エ;;ゲデ ミキWデ マWWヴ ェW┗ラWノデくげ Verder
ゲIエヴWWa エキテぎ けVララヴ WWミ IヴキデキI┌ゲ キゲ SW ェWマWWミヮノ;;デゲ SW SララSく Hキテ キゲ キママWヴゲ ラヮ ┣ラWニ ミ;;ヴ ;ノノWゲ ┘;デ SW gemeenplaats achter zich laat, het nieuwe, het unieke, het uitzonderlijke, het spannende, het
meesterwerk, alles wat de communicatiemolen nieuw voedsel kan geven. In België gebeurt er
ェWミラWェが マ;;ヴ ミキWデ ┗WWノ ラマ ラ┗Wヴ ミ;;ヴ エ┌キゲ デW ゲIエヴキテ┗Wミく Eミ WWミ HWエラWaデW ;;ミ ┗Wヴエ;ノWミ キゲ Wヴ W┗Wミマキミげ9.
In diezelfde tekst geeft hij aan dat er op dat moment een generatie opstond die wel iets te vertellen
heeft, die zich niet van de gemeenplaats distantieert maar er bewust mee aan de slag gaat.
9 Geert BEKAERT, Belgische architectuur als gemeenplaats. De afwezigheid van een architectonische cultuur als uitdaging
さ Op dat vlak waren we het volledig eens met Bekaert zijn idee over de gemeenplaats.
Daarvan hadden we heel sterk de indruk dat het helemaal klopte. Het is een soort
architectuur, een plaats waar anderen zich in herkennen en waarin alles bij elkaar niet
echt opzienbarende dingen gebeuren, maar die er toch toe doen, die gezegd moeten
worden, al is het soms op een onhandige of ontoereikende manier. Dat idee van Geert
Bekaert over wat een gemeenplaats is en wat daarbij de taak is voor een architect, daar
voelden wij ons sterk mee verbondenくざ
Paul Vermeulen
Vanaf haar oprichting in 1983 heeft de Stichting Architectuurmuseum (of kortweg S/AM) zich tien
jaar lang met tentoonstellingen en publicaties ingezet om een platform te creëren, waarbij vooral het
recente werk van jonge ontwerpers tentoon werd gesteld. Samen met deSingel, Archipel en
activiteiten van enkele beroepsverenigingen heeft de S/AM er met beperkte middelen naar gestreefd
een ruimer publiek te sensibiliseren voor de architectuur. Door de Stichting Architectuurmuseum
werden verder nog architectuurreizen georganiseerd, zoals ook Archipel dat deed.
さ Oヮ S;デ マラマWミデ ┘;ゲ Wヴ キミ Bヴ┌ゲゲWノ ララニ ┘Wノ AヴIエキ┗Wゲ SげAヴIエキデWIデ┌ヴW MラSWヴミW ふAAMぶが SキW vooral een classicerende post-modernistische strekking leken te verdedigen, maar dat
was dus wel iets helemaal anders dan wat Stichting Architectuurmuseum voorstond,
hoewel die ook wel historiserende tendensen hadden. "
Wim Cuyvers
さ Zo zijn er wel een meerdere initiatieven geweest in onze beginperiode, zoals
tentoonstellingen in deSingel. Dat was toch een nieuw gegeven, waardoor een platform
ontstaan is dat dan uiteindelijk tot de oprichting van de Vlaamse Bouwmeester geleid
heeft. De bouwmeester was even goed op Nederland geïnspireerd, waar ze al een traditie
van de Rijksbouwmeester hadden. Maar je moet die beweging vanuit de Stichting
Architectuurmuseum toch niet onderschatten.. "
Klaas Goris
さ Wij beginnen met S/AM en die eerste kiemen zijn daar met jonge architecten en hun werk
in 1985. In 1991 zitten we in Venetië en in 1994 verschijnt het eerste Jaarboek
Architectuur Vlaanderen. Dat zijn een paar stappen voor Vlaanderen. En dan heb je in
1999 de eerste Vlaamse Bouwmeester. Dat is de opeenvolging van grote kernmomenten
in de tijdlijn, ook voor mezelf. "
Christian Kieckens
さ De tendens van meer debat kwam er onder meer door de Stichting Architectuurmuseum.
Dat wordt vaak geminimaliseerd に en dat was ook piepklein に maar ik denk dat het wel
een grote weerklank had omdat ze met een zekere durf dingen uitkozen en naar voor
schoven. Ze gaven bijna zonder geld een blaadje uit en organiseerden tentoontsellingenくざ
Paul Robbrecht
Rond de eeuwwisseling kunnen twee belangrijke momenten aangestipt worden. In 1999 werd met
Bob Van Reeth de allereerste Vlaamse Bouwmeester aangesteld en in 2001 werd het Vlaams
Architectuurinstituut (VAi) opgericht. Beide ontwikkelingen kunnen als een voltooiing gezien worden
van een proces van institutionalisering dat zijn kiemen vindt in enkele initiatieven van de jaren 1980,
evenwel zonder dat men in die tijd die evolutie kon vermoeden.
Zo was de oprichting van het Vlaams centrum voor Architectuur en Design (cAD) in 1996 in wezen de
verderzetting van Stichting Architectuurmuseum, de Stichting Interieur en Urban Design. De drie
┗┣┘げゲ ┘WヴSWミ ┗WヴゲマラノデWミ デラデ YYミ キミゲデキデ┌┌デが マWデ GWWヴデ BWニ;Wヴデ ;ノゲ ┗ララヴ┣キデデWヴ Wミ Mキノ DW Kララミキミェ ;ノゲ directeur (vanaf 1997), later opgevolgd door Evi Corne (in 1998). De cAD kreeg overheidssteun,
waarmee het een derde belangrijk initiatief is dat door de Vlaamse overheid gesubsidieerd werd. In
1991 was er al de tentoonstelling Architetti [della Fiandra] op de architectuurbiënnale van Venetië
en in 1994 verscheen het eerste Jaarboek Architectuur Vlaanderen. Het zijn de eerste stappen naar
een volwaardig architectuurbeleid, of ze zijn er alleszins de intentieverklaring van.
さ Ik heb een bloedhekel aan hoe het VAi tegenwoordig functioneert, en de Vlaamse
Bouwmeester eigenlijk ook, in het algemeen. Ik vind dat zeer tedentieus, dat daar zeer
tendentieuze politiek gevoerd wordt. Vandaag betalen wij allemaal belastingen die deels
naar het VAi gaan, en die dient om een bepaalde architectuuropvatting te promoten. En
dat is zeker niet de mijne. Vlaanderen vindt zichzelf geweldig, en dus vindt het VAi dat
ook, en daardoor worden de zaken vertekend weergegeven. "
Xaveer De Geyter
De generatie die voorafgaat aan de generatie van dit onderzoek werd regelmatig omschreven als
けゲデキノノW ェWミWヴ;デキWげが Sララヴ GWWヴデ BWニ;Wヴデ ;ノデエ;ミゲく Eヴ HWゲデ;;デ WミキェW ┗Wヴ┘;ヴヴキミェ ラマデヴWミデ SW HWデWニWミキゲ ┗;ミ de term en op welke generatie ze van toepassing is. Volgens Christophe Van Gerrewey sloeg het in
SW HWデWニWミキゲ ┗;ミ GWWヴデ BWニ;Wヴデ ラヮ けWWミ ゲデキノノWが ラマ ミキWデ デW ┣WェェWミ ゲ;;キW ェWミWヴ;デキW ;ヴIエキデWIデWミ SキW ┣キIエ bijna voor architectuur wenste te excuseren, die er niet mee te koop liep en die stilzwijgend en
grotendeels onbewust werkte met de clichés en de gemeenplaatsen van de bouwkunst en van het
Hラ┌┘Wミくげ10 GWWヴデ BWニ;Wヴデ ゲキデ┌WWヴSW SW ゲデキノノW ェWミWヴ;デキW ;ノノWゲ┣キミゲ キミ SW テ;ヴWミ ヱΓΑヰぎ けIミ SW テ;ヴWミ ┣Wゲデキェ was ook voor de Belgische architect de moderne architectuur, hoe vrij hij ze ook interpreteerde, een
onvoltooid project gebleven. Van een kritische avant-garde was er sinds lang geen sprake meer, maar
dat neemt niet weg dat het project van een nieuwe eigentijdse architectuur als een onontkoombaar
ideaal overeind bleef. De jaren zeventig hebben de uitbloei hiervan gekend, in de zin van het ten
einde bloeien. Wat van het moderne project overbleef verdween geruisloos in de gemeenplaats. Er
werd toen wel gefluisterd over een stille generatie die aan het werk was, maar de resultaten ervan
┘;ヴWミ ミキWデ デW HWゲヮW┌ヴWミくげ BWニ;Wヴデ heeft nooit concreet een reeks namen aan die definitie van een
generatie verbonden, waardoor ze geregeld op een verkeerde manier geïnterpreteerd werd, als zou
het om de generatie van dit onderzoek gaan. Uiteindelijk slaat het ook meer op de tijdgeest, op de
verandering in cultuur. Geert Bekaert sprak over een stille generatie om vooral het contrast met een
niet zo stille generatie aan te kunnen geven, om te wijzen op het verschil tussen de onbewuste
architectuur van de jaren 1970 en architecten die na 1980 steeds meer bewust.
In 1987 schreef Geert Bekaert het belangrijke artikel Belgische architectuur als gemeenplaats. De
afwezigheid van een architectonische cultuur als uitdagingが ┘;;ヴキミ エキテ SW けェWノ;デWミ デララミげ ┗Wヴノ;;デ ┗;ミ Bouwen op Belgische gronden11, een ;ヴデキニWノ ┘;;ヴキミ エキテ エ;S ェW┘W┣Wミ ラヮ けSW ノWェW ┗ノWニ SキW BWノェキ¥ ラヮ SW
10 Christophe VAN GERREWEY, Architectuur België. 25 jaar in 75 projecten, Lannoo, Tielt, 2014, pp. 7 11 Het artikel was oorspronkelijk in 1980 geschreven met het oog op publicatie in A+, maar de tekst werd afgekeurd door de Orde van Architecten, die het blad financierde. Het artikel werd dan in 1983 opgevist door het Nederlands tijdschrift Wonen-TA/BK, het latere Archis.
さ Die architecten zorgden dat ze iets interessant maakten, maar ze waren niet met de
evaluatie en publicatie van hun eigen architectuur bezig. De meest opvallende die daar
misschien wel iets mee gedaan heeft, was Renaat Braem. "
Klaas Goris
ニ;;ヴデ ┗;ミ SW エWSWミS;;ェゲW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ;IエデWヴノ;;デげ12. In 1987 is hij positiever gestemd wanneer hij de
recente ontwikkelingen beschouwt, en hij benoemt voor het eerst een beloftevolle generatie: けHet is
te vroeg om bij die jongeren van een oeuvre te spreken of ze in een generatie onder te brengen. Er
valt nog niet veel meer te signaleren dan incidenten, maar die doen weldadig aan. Er steekt een
verfrissende vrijheid in, een verrassende ongecompliceerdheid, een stimulerende onverschilligheid
ten overstaan van architectuur, die echter voortkomt uit een grote vertrouwdheid met haar traditie
en een beheersing van haar middelen. Architectuur wordt iets lichts en speels. Een wellust. Men krijgt
de indruk dat deze architecten die vandaag een huis bouwen, morgen aan theater kunnen doen en
overmorgen een film maken. Architectuur staat niet buiten het actuele leven, is niet banaler of
serieuzer dan de gemeenplaats van het leven zelf, maar ze maakt die beleefbaar, interessant, haalt
met veel ironie iets van haar oorspronkelijke kracht naar boven. Geen stille generatie is dit. Ze heeft
de sans-gêne en de zelfzekerheid van de gemeenplaats. Ze weet het meest heterocliete nauwkeurig
te combineren. Hun voortbrengselen zijn pure inventie en openbaring. De Belgische architectuur kan
Wヴ ;ノノWWミ マ;;ヴ ┘Wノ Hキテ ┗;ヴWミく Eミ SW IヴキデキI┌ゲ ニヴキテェデ ┘WWヴ ゲデラa ラマ ラ┗Wヴ ミ;;ヴ エ┌キゲ デW ゲIエヴキテ┗Wミくげ13
Bekaert noemt in dat artikel geen concrete namen, dus het is niet duidelijk wie hij op dat moment
allemaal onder die beloftevolle jonge architecten schaart. De tekst wordt in 1991 echter opnieuw
gepubliceerd in de catalogus van Architetti [Della Fiandra], waardoor het begrip van de generatie
zonder onderscheid zou kunnen verbonden worden aan alle architecten van wie het werk op die
biënnale getoond werd. Maar we krijgen door Bekaert in 1995 een andere benadering
voorgeschoteld in de publicatie Hedendaagse architectuur in België, waarbij diezelfde architecten in
de structuur van het boek binnen drie verschillende decennia ondergebracht worden. Zo komen Bob
Van Reeth en Luc Deleu al in de periode 1965-1975 ter sprake, terwijl hij Paul Robbrecht & Hilde
Daem, Eugeen Liebaut, Marie-José Van Hee en Christian Kieckens in de jaren 1975-1985 thuisbrengt.
Het is pas in het laatste hoofdstuk over de periode 1985-ヱΓΓヵ S;デ エキテ SW デWヴマ けマララキW テラミェW ェラSWミげ opwerpt, waarbij onder andere Stéphane Beel, Xaveer De Geyter en Henk De Smet & Paul Vermeulen
naar voren geschoven worden. Het lijkt echter niet zijn bedoeling geweest te zijn dit onderscheid
strikt te voeren. In een ander artikel haalt hij in één adem huizen van zowel Eric Lefebure als Bob Van
‘WWデエ ;;ミ Wミ ミラWマデ エWデ けデ┘WW W┝デヴWWマ ┗WヴゲIエキノノWミSe voorbeelden van eenzelfde jonge architectuur
van twee architecten die tot een andere generatie behoren. Het begrip jonge architecten is dan ook
erg betrekkelijk en kan eigenlijk niet op een leeftijd betrokken worden. Een echte grens valt er niet
12 GWWヴデ BEKAE‘Tが けBラ┌┘Wミ ラヮ BWノェキゲIエW ェヴラミSWミげが キミ Wonen-TA/BK, nr. 11, november 1983 13 Geert BEKAERT, Belgische architectuur als gemeenplaats. De afwezigheid van een architectonische cultuur als uitdaging.
さ De mogelijkheid om grote projecten aan te nemen was gewoon niet aanwezig. Met de
komst van de Vlaamse Bouwmeester heb je als jonge architect wel direct kans om mee te
dingen naar een grootschalig project, ook zonder referenties. Het is er daarom niet
evidenter op geworden. Je zal een gebrek aan ervaring moeten ondervangen door beroep
te doen op specialisten om je in bepaalde deelaspecten bij te staan. Maar de evolutie naar
de Vlaamse Bouwmeester is dus zeker één van de positieve ontwikkelingen. "
Marie-José Van Hee
te trekkWミく AノノWWミ ラマ ヮヴ;ェマ;デキゲIエW ヴWSWミWミ HWヮWヴニWミ ┘W ラミゲ エキWヴ デラデ WミニWノW ┗;ミ SW けテラミェゲデWげ architecten, zij die na 1980 voor het eerst aan de slag zijn gegaan en van wie het werk sinds 1985
HWェキミデ Sララヴ デW HヴWニWミくげ14
Wanneer we een analyse maken van de aandacht die Geert Bekaert in zijn geschriften aan de
verschillende architecten heeft gewijd, dan merken we al snel dat hij vooral gecharmeerd was door
het werk van Stéphane Beel en dat andere generatiegenoten dan weer heel wat minder aandacht
kregen. De vraag kan dus gesteld worden of Bekaert de jonge architecten met eenzelfde
enthousiasme zou onthaald hebben als Stéphane Beel er geen deel van uitgemaakt had. Maar
BWニ;Wヴデ エWWaデ ミ;デ┌┌ヴノキテニ ミキWデ ラヮ ┣げミ WWミデテW エWデ HWWノS ┗;ミ WWミ ェWミWヴ;デキW HWヮ;;ノSく M;ヴI Dubois en
Christian Kieckens hebben vanaf 1985 met een zekere dosis lef een inzicht verschaft, door met de
Stichting Architectuurmuseum opeenvolgende tentoonstellingen rond jonge architecten in te richten
en bijhorende catalogi uit te geven.
Na 1980 werd vaak gewezen op de tekortkomingen op vlak van architectuur in België, maar de
algemene teneur was niet dat de generatie van toen zich afzette tegen de vorige generaties. Er was
14 Geert BEKAERT, Jonge architecten in Vlaanderen ontmaskeren de architectuur
さ Geert Bekaert heeft over onze generatie niet zo veel geschreven, zeker niet in de mate
waarin hij over Marc Dessauvage schreef. Hij heeft het werk van Stéphane Beel wel
opgepikt. Bekaert had een sterke voorkeur voor bepaalde personen, en even goed uitte
hij kritiek op anderen. "
Paul Robbrecht
さ Geert Bekaert hield bijvoorbeeld van de zuiverheid van [Stéphane Beel] zijn werk en zag
ook een continuïteit tussen het werk van Beel en dat van architecten uit de jaren zestig
zoals Dessauvage en Lampens. "
Wim Cuyvers
さ Geert Bekaert heeft nooit over Paul Robbrecht, over Marie-José Van Hee of over mij
gesproken. Hij had zijn eigen idiomen. Hij was bezig met Koolhaas. Ik waardeer Geert
Bekaert enorm voor zijn eruditie en zijn intelligentie, maar door het feit dat hij geopteerd
heeft voor bepaalde personen wordt de rest vergeten. Maar die keuze valt uiteraard te
rechtvaardigen. Het is zijn goed recht dat hij opteerde voor bepaalde mensen die hem
interesseerden. "
Christian Kieckens
misnoegdheid over het klimaat waarin zij terecht kwamen, die bovenop de financiële crisis
bemoeilijkt werd door een desinteresse voor architectuur en de corruptie in het toekennen van
opdrachten van overheidswege, condities waar de vorige generatie weinig aan verholpen had en
waardoor zij nog steeds weinig kansen kregen. Maar ze waren niet op zoek naar een nieuwe
benadering van architectuur die de opvattingen van de vorige generaties verloochent. De enige
vernieuwing die ze nastreefden was een herinterpretatie van alle voorgaande elementen die in de
;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ WWミ ヴラノ ェWゲヮWWノS エWHHWミ Wミ SキW ┣キテ ヮWヴゲララミノキテニ ヴWノW┗;ミデ ┗ラミSWミく けDララヴ SキW エラ┌Sキミェげが ┣ラ ゲIエヴキテaデ GWWヴデ BWニ;Wヴデが け┘ラヴSデ SW ニキテニ ラヮ SW ェWミWヴ;デキW SキW キミ SW テ;ヴWミ ┣W┗Wミデキェ ;;ミ エWデ ┘Wヴニ ┘;ゲが opengebroken en kan ook dit werk geherwaardeerd worden. Het zou immers misplaatst zijn van een
generatieconflict te gewagen, want als er iets vervalt, dat is het dat begrip. Er blijft over: architecten
SキW キWデゲ デW ┗WヴデWノノWミ エWHHWミ Wミ ┣キテ SキW エWデ ┗ララヴ HWニWニWミ エラ┌SWミくげ
Zij die iets te vertellen hadden gingen niet op zoek naar een onderlinge overeenkomst in stijl of
concept, om op die manier als groep naar voren te treden en een plaats op te eisen. De
architectuurbenaderingen waarin ze inspiratie vonden waren verschillend. Er zijn zeker
internationale namen van architecten en groeperingen waar zij lering uit trokken die vaak
terugkomen, zoals Aldo Rossi en Rem Koolhaas, maar die vallen dan weer niet altijd onderling te
rijmen. De constante die te onderkennen valt is de openheid in de benadering. Er werd a priori niks
uitgesloten, dus werd er niet alleen gekeken naar de recente architectuurgeschiedenis, en
architectuur werd ook niet als een autonoom veld gezien dat met andere kunsten of
maatschappelijke ontwikkelingen geen uitstaan zou hebben.
We spreken over een generatie die op zoek was naar kansen om gestalte te kunnen geven aan een
eigen invulling van wat architectuur zou kunnen betekenen, maar die niet bezig was met zichzelf een
plaats te geven in de geschiedenis door radicaal vernieuwend te willen zijn of zich af te zetten tegen
de vorige generaties, zoals tot dan toe wel gebruikelijk was. In hoofdzaak komt deze generatie na het
postmodernisme, dat een tegenreactie was op een modernisme in crisis, maar voor het eerst was er
van een schisma geen sprake. Tot op vandaag wordt aan de generatie na het postmodernisme en de
generaties daarna geen eenduidige stromingen meer toegekend, en wel omdat die in wezen ook niet
bestaan. Iミ SキW ┣キミ ニ┘;マ E┌ェWWミ LキWH;┌デ デキテSWミゲ WWミ ェWゲヮヴWニ ララニ デラデ キミ┣キIエデ S;デ けSW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ┗;ミ onze generatie beter overleeft en minder snel veroudert, omdat alles steeds maar weer opnieuw
ェWシミデWヴヮヴWデWWヴS Wミ エWヴミラマWミ ニ;ミ ┘ラヴSWミくげ15
15 Zie interview met Eugeen Liebaut in bijlage
Zowel Paul Vermeulen16 als Maarten Delbeke hebben de benaming stille generatie foutievelijk
toegepast op de generatie die na de echte stille generatie komt. Het is echter slechts als misvatting
te bestempelen indien de definitie die Geert Bekaert er aan gegeven heeft als uitgangspunt wordt
genomen. Als Maarten Delbeke de niet-stille generatie als stil bestempelt, dan wijst hij op de
け;a┘キテ┣キミェ ┗;ミ ヮヴラェヴ;ママ;デキゲIエW キミデWミデキW┗Wヴニノ;ヴキミェWミげ17. Het valt inderdaad op dat de meeste
architecten niet de neiging hadden om hun eigen werk te verklaren, en dat de generatie op dat vlak
niet verschilt van de stille generatie van voorheen. Delbeke verklaart die afwijzing vanuit de
onbehoefte om het vanzelfsprekende te bespreken: けHWデ ┣┘キテェWミS ┗WヴSWヴ┘WヴニWミ ┣ラ┌ ェWノW┣Wミ ニ┌ミミWミ worden als een lofzang op het resultaat dat zich aandient in een exploratie van de architectuuropgave
die zich niet ontwikkelt volgens de lijnen uitgezet door rigide intenties, maar volgens een
systematisch, professioneel en in het concrete verankerd zoekwerk. Zoekwerk waarvan het resultaat
zich dan aandient als onverwacht ┗;ミ┣WノaゲヮヴWニWミS Wミ ┗Wヴデヴラ┌┘Sくげ Die vanzelfsprekende architectuur
HW┣キデ ┗ラノェWミゲ DWノHWニW ┘WノSWェWノキテニ ニ┘;ノキデWキデぎ けDW┣W ┣┘キテェWミSWが WWミ┗ラ┌SキェW Wミ ┗;ミ┣WノaゲヮヴWニWミSW architectuur ziet er buitengewoon anders uit dan de gebouwen waar ze tussen staat, en werkt vaak
ook op een andere manier. Het resultaat van de arbeid binnen en met het vanzelfsprekende is
┌キデ┣ラミSWヴノキテニ Wミ ;a┘キテニWミSくげ M;;ヴデWミ DWノHWニW HWミ;SWヴデ エWデ ┘ララヴS けゲデキノげ S┌ゲ ラヮ WWミ ;ミSWヴW マ;ミキWヴく Zowel Bekaert als Delbeke gebruiken het woord stil in de betekenis van zwijgend, maar het verschil
zit mijns inziens in die けonverwachte vanzelfsprekendheid en vertrouwdheidげ. Geert Bekaert maakte
キママWヴゲ ミWデ ェW┘;ェ ┗;ミ WWミ けgrote vertrouwdheidげが けHWエWWヴゲキミェげ Wミ け┣Wノa┣WニWヴエWキSげ キミ SW ラマェ;ミェ マWデ architectuur in het algemeen en de gemeenplaats in het bijzonder.
De verwarring die rond het begrip stille generatie hangt, roept meteen vragen op omtrent de
doeltreffendheid van het toekennen van dergelijke benamingen aan een volledige generatie. Door te
generaliseren vervalt de nuance en worden niet stille architecten onterecht stil genoemd en
16 P;┌ノ VE‘MEULENが けBラ┌┘Wミ キミ BWノェキ¥く DW ゲデキノノW ェWミWヴ;デキWげが キミ HキノSW HEYNENが Wonen tussen gemeenplaats
en poëzie : opstellen over stad en architectuur, 010, Rotterdam, 1993, pp. 25-28. 17 M;;ヴデWミ DELBEKEが けWキW ラ┗Wヴ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ┘キノ ゲヮヴWニWミが ェ; ヴ┌ゲデキェ ┣キデデWミげ キミ Jaarboek Architectuur Vlaanderen
1996-1997, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling beeldende kunst en musea, Brussel, 1998, pp. 81-87
さ Ik weet niet of je de term stille generatie helemaal goed gebruikt. De stille generatie
bestaat net uit de mensen die je nu als de niet stille generatie omschrijft, terwijl de
generatie daarvoor gewoon onbestaand was. Er was gewoon niemand. Dat is natuurlijk
niet helemaal waar, maar zo zagen de mensen die na hen kwamen dat. Er was niemand
om je tegen af te zetten, er was gewoon een leeg veld. Die stille generatie heb ik alleszins
begrepen als een generatie die zonder uitgesproken concepten, maar louter op
enthousiasme en talent de architectuur binnengekomen is. En stil in tegenstelling tot
bijvoorbeeld generaties uit de jaren 1970 die heel sterk met inspraak bezig waren en die
allerlei ideeën hadden over hoe architectuur eigenlijk moest gemaakt worden, die grote
standpunten innamen."
Paul Vermeulen
omgekeerd. Maar door de zaken zo scherp te stellen worden wel interessante verschilpunten
blootgelegd in de omgang met architectuur binnen verschillende periodes.
Waar Geert Bekaert en Maarten Delbeke het alleszins over eens zijn, is dat de criticus er wel bij vaart
als de architecten niet stil zijn, als ze wel degelijk uitspraak doen over hun architectuur. Het lag bij
velen van die architecten niet in de aard om dat te doen, maar door de deelname aan
tentoonstellingen en door te reflecteren over hun werk in functie van de publicatie van monografieën
zijn die uitspraken er wel degelijk gekomen.
さ We hebben ons [voor de tentoonstelling in deSingel] laten overtuigen door Katrien
Vandermarliere. Wij vonden niet dat we voldoende materiaal hadden om tentoon te
stellen, maar zij dacht daar anders over. Het is maar door een statement te proberen
maken dat de architectuurcultuur ook vooruit kan gaan, vond zij. Aangezien ik zelf ook
architectuurcriticus ben en daarbij vaak aangewezen ben op de positie die andere
mensen innemen, kon ik haar zeker in die bekommernis volgen en vond ik die vraag dus
gerechtvaardigd. We zijn er dus op ingegaan en we hebben wel degelijk getracht om
zoveel mogelijk een uitspraak te doen."
Paul Vermeulen
Jaar na jaar organiseert de Stichting Architectuurmuseum in het museum voor Sierkunst in Gent
デWミデララミゲデWノノキミェWミが ェW┘キテS ;;ミ けDW ┘ラミキミェ ;ノゲ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴデ┞ヮラノラェキWげが けJラミェW ;ヴIエキデWIデWミ キミ BWノェキ¥げが けJラミェW IミデWヴキW┌ヴラミデ┘WヴヮWヴゲげ ラa けAヴIエキデWIデ┌ヴW キゲげが WWミ ヮヴラテWIデ ┗;ミ Jラエ;ミ ┗;ミ GエWノ┌┘Wく M;;ヴ Wヴ wordt
ook aandacht besteed aan het werk van Alvaro Siza, Mario Botta, Le Corbusier, Wiel Arets en Wim
┗;ミ SWミ BWヴェエく DW デWミデララミゲデWノノキミェ けJラミェW ;ヴIエキデWIデWミ キミ BWノェキ¥げ ヴWキゲデ キミ ヱΓΒヶ Wミ ヱΓΒΑ ヴラミS キミ BWノェキ¥ en Nederland. De tentoontstellingen worden ondersteund door publicaties, eerst in de vorm van
monografieën, daarna in de vorm van een tijdschrift. Het hoogtepunt is de tentoonstelling in het
Belgisch paviljoen op de architectuurbiënnale van Venetië in 1ΓΓヱが けAヴIエキデWデデキ ぷSWノノ; Fキ;ミSヴ;へげく
Het was de eerste maal dat een selectie architecten uit Vlaanderen op een internationale
manifestatie werd getoond. Marc Dubois en Christian Kieckens kregen hiervoor carte-blanche van
toenmalig Vlaams minister van Cultuur Patrick Dewael, weliswaar binnen een vastgelegd
subsidiebudget. Geert Bekaert omschrijft hun aanpak als volgt: け)W エWHHWミ ミキWデ ェWヮヴラHWWヴS SW ヴキテニW schakeringen op het architectonische vlak vandaag de dag onder één noemer te brengen en een vals
soort Vlaamse identiteit naar buiten te brengen. Ze kozen resoluut voor de vitale verscheidenheid
van de persoonlijke aanpak, die geen behoefte heeft om zijn wortels te verloochenen, maar zich
evenmin tot navelstaren laat verleiden. De titel gaf dit uitgangspunt al correct weer. Het ging niet om
Vlaamse architecten, maar om architecten uit Vlaanderen.げ18 In het voorwoord omschreef Patrick
DW┘;Wノ エWデ HWララェSW SラWノ ┗;ミ SW デWミデララミゲデWノノキミェ ;ノゲ ┗ラノェデぎ けIニ エララヮ マWデ SW┣W デWミデララミゲデWノノキミェ ;;ミ デW tonen dat Vlaanderen in het bezit is van een groot potentieel aan waardevolle architecten, die de
WヴニWミミキミェ マラWデWミ ニヴキテェWミ SキW ┣W ┗WヴSキWミWミが ┣ラ┘Wノ キミ Vノ;;ミSWヴWミ ;ノゲ S;;ヴH┌キデWミくげ19 Daaruit zou men
vooral het benadrukken van Vlaanderen kunnen onthouden, maar het ging dus veeleer om het tonen
van het potentieel van de gepresenteerde architecten. Marc Dubois leek dat potentieel extra in de
verf te willen zetten door in zijn inleiding van de tentoonstellingscatalogus het contrast met de
tentoonstelling in datzelfde Belgische paviljoen op de biënnale voor plastische kunsten van 1988 aan
デW デラミWミぎ けSince the Belgian regionalisation, which transferred the cultural affairs to the Communities,
the pavilion has been alternately used by the Walloon and Flemish communities. For the 1988
Biennial of plastic arts, commissioner Jan Hoet invited に among others に Guillaume Bijl. In the central
ゲヮ;IW Bキテノ ヮ┌デ ┌ヮ ラミW ラa エキゲ マラゲデ ゲ┌IIWゲゲa┌ノ キミゲデ;ノノ;デキラミゲが デエW さa;マキ-エラマWざぎ ; デ┞ヮキI;ノ BWノェキ;ミ さaWヴマWデデWざく Iデ キゲ ; ヮゲW┌Sラ-rustic house which can be found on all new building sites. When visiting
Flanders you can see thousandゲ ラa デエWゲW さa;マキ-エラマWゲざく G┌キノノ;┌マW Bキテノ ;ミS J;ミ HラWデ ヮヴラH;Hノ┞ ミW┗Wヴ suspected that three years later the same space would show a selection of Flemish architecture that
;Iデ┌;ノノ┞ IラミゲキゲデWS ラa ;ノマラゲデ さマ;ヴェキミ;ノ ラHテWIデゲざ キミ デエW ヴWIWミデ H┌キノSキミェ ヮヴラS┌Iデキラミく A HWデter and larger
Iラミデヴ;ゲデ ラa さH┌キノSキミェざ キミ Fノ;ミSWヴゲ Iラ┌ノS エ;ヴSノ┞ HW キマ;ェキミWSぁげ20
18 GWWヴデ BEKAE‘Tが けAヴIエキデWデデキ SWノノ; Fキ;ミSヴ;げが キミ Ons Erfdeel, jaargang 35, 1992 19 Patrick DEWAEL, Architetti [della Fiandra], 1991 20 Marc DUBOIS, Architetti [della Fiandra], pp. 12
In de jaren daarna zouden meerdere groepstentoonstellingen en thematische publicaties in het
buitenland volgen. Op tentoonstellingen als die op initiatief van deSingel in het architectuurcentrum
Arc-en-Rêve in Bordeaux van 1996 ging het om het samenbrengen van architectuurprojecten, maar
op andere tentoonstellingen ging dat dan weer hand in hand met de betrachting om Vlaanderen op
de architectuurkaart te zetten en om er een tendens of een Vlaamse identiteit aan te verbinden.
Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap werd in 1996 een overzichtstentoonstelling gemaakt
Sララヴ SW Bヴ┌ゲゲWノゲW FラミS;デキラミ ヮラ┌ヴ ノげAヴIエキデWIデ┌ヴWが ┘;;ヴHキテ Sララヴ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴIヴキデキI┌ゲ Fヴ;ミIキゲ “デヴ;┌┗Wミ een selectie werd gemaakt en waarin werd gezocht naar een specificiteit van de Vlaamse
;ヴIエキデWIデ┌┌ヴが ラミSWヴ SW デキデWノ さDW ヴキテニSラマ ┗;ミ SW WWミ┗ラ┌Sざく
De tentoonstelling Arquitectura de Flandes in Barcelona kwam er dan weer op basis van een cultureel
uitwisselingsprogramma tussen de Vlaamse en Catalaanse overheden, met manifestaties op het
gebied van zeven verschillende kunstsectoren. Het initiatief kwam dus niet in de eerste plaats voort
uit een specifieke interesse voor de architectuur op zich. けDW ヮヴWゲWミデ;デキW ┗;ミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ uit
Vlaanderen in Barcelona past in een nieuwe beleidsoptie van het Ministerie van Cultuur om de
interessante architectuurproductie een grotere internationale bekendheid te geven, om Vlaanderen
op de Europese architectuurkaart te situeren, zelfs al gaat hWデ ┗;;ニ ラマ ニノWキミゲIエ;ノキェW ヴW;ノキゲ;デキWゲくげ21
Het publiceren van een Jaarboek Architectuur Vlaanderen in 1994 was het eerste overheidsinitiatief
inzake publicatie. De eerste editie gaf een overzicht van de jaren 1990-1993 en daarna zou een
traditie van tweejaarlijkse publicatie in drie talen zich tot op heden doorzetten. In Nederland werden
er al vanaf 1987 jaarboeken over Nederlandse architectuur uitgegeven. Maar ook in België zijn er
eigenlijk voorlopers. In 1986 publiceerde Atelier Vokaer een overzichtswerk met een gelijkaardige
opzet, met enkele interviews en projecten van architecten als Jo Crepain, Bruno Albert, Paul
Robbrecht & Hilde Daem, Bob Van Reeth, Henk De Smet, Charles Vandenhove en René Greisch. De
essays ontbraken echter. Het is bij één publicatie gebleven, maar het was wel degelijk de bedoeling
om jaarlijks デW ヮ┌HノキIWヴWミぎ けAヴIエキデWIデ┌ヴ; BWノェキI; キゲ エWWノ ┘;;ヴゲIエキテミノキテニ エWデ WWヴゲデW ┘Wヴニ キミ ┣キテミ ゲララヴデ S;デ in België uitgegeven wordt. De belangstelling die het zal wekken, en die samengaat met de
HWSラWノキミェWミ ┗;ミ ┣キテミ ヮヴラマラデラヴゲが ┗ヴ;;ェデ S;デ マWミ SW ┌キデェ;┗W Wヴ┗;ミ SW ┗ラノェWミSW テ;ヴWミ ┗ララヴデ┣Wデくげ22
Het opzet diende verder te reiken dan het beter informeren van de internationale vakpers, het moest
in de eerste plaats een hulpmiddel zijn om de beleidsmensen op de verschillende bestuurlijke niveaus
te stimuleren om te kiezen voor meer architectonische kwaliteit en om hogere eisen te stellen bij de
architectenkeuze. Ten minste, dat is toch het opzet zoals het in het eerste jaarboek door toenmalig
Vlaams ministeヴ ┗;ミ C┌ノデ┌┌ヴ H┌ェラ WWIニ┝ HWゲIエヴW┗Wミ ┘ラヴSデぎ けHWデ テ;;ヴHラWニ ┘キノ ラヮマWヴニWノキテニW realisaties tonen en een leidraad aanbieden. Via een aantal sterke en kritische essays wil het een
zinvol discours over architectuur op gang brengen, waarin de rijkdom van de vindingrijkheid, de
21 Marc DUBOIS, Arquitectura de Flandes, pp. 7 22 Lラ┌キゲ VAN DEN D‘IE““CHEが けAヴIエキデWIデ┌ヴ; BWノェキI; ヱΓΒヶく EWミ テ;;ヴ S;デ WWミ ┗Wヴ┗ラノェ マラWデ ニWミミWミくくくげ キミ Architectura Belgica 1986, Atelier Vokaer, Brussel, 1986, pp. 6
gevoeligheid van onze ruimtelijke omgeving, de link tussen architectuur en stedebouw en de
┗Wヴ;ミデ┘ララヴSW ニW┌┣W Wミ SW HW┗ララヴヴWIエデW ヮノ;;デゲ ┗;ミ SW ;ヴIエキデWIデ IWミデヴ;;ノ ゲデ;;ミくげ23
In de tweede editie merkte Hilde Heynen echter toch al ラヮ けS;デ Wヴ WWミ ┣Wkere discipantie opvalt tussen
de essays in het eerste deel en de projectbeschrijvingen in het tweede deel. Het eerste deel getuigt
van een zeker scepticisme en reageert bepaald niet juichend op de verwezenlijkingen van de voorbije
jaren. Het tweede deel daarentegen slaat een andere toon aan en beschrijft bijna enthousiast een
aantal referentieprojecten.げ24 Het is interessant om de exponenten van kwaliteitsvolle architectuur
te tonen, maar het geeft tegelijk ook een vertekend beeld van hoe er in Vlaanderen gebouwd wordt.
Er zijn nog wel meerdere negatieve geluiden te horen. Geert Bekaert ziet er achteraf zelfs vooral
ヮラノキデキWニW ヴWI┌ヮWヴ;デキW キミぎ けDW ゲIエキテミ ┘WヴS ェW┘Wニデ ;ノゲラa マWデ SW ┌キデェ;┗W ┗;ミ エWデ テ;;ヴHラWニ ;;ミ architectuurbeleid werd gedaan, terwijl er in feite niets anders plaatsvond dan de dubieuze toe-
eigening door de politici van een fenomeen waarmee ze eigenlijk niets te maken hadden, in elk geval
niets voor gedaan hadden. Buiten elke overheidsinmenging, en zelfs tegen haar in, was de
architectuur in Vlaanderen geworden wat ze was. Haar succes werd nu als een pluim op de
ラ┗WヴエWキSゲエラWS ェWゲデラニWミげ25
In 1993 publiceerde de Italiaanse uitgeverij Electa met het boek Belgio, architettura gli ultimi
┗Wミデげ;ミミキ een eerste overzicht van de recente architectuur in België, evenwel met een hoofdaccent
op Vlaanderen. Het Franse blad LげAヴIエキデWIデ┌ヴW SげA┌テラ┌ヴSげエ┌キ was dan weer het eerste
architectuurtijdschrift dat een thematisch nummer aan Vlaanderen wijdde. Daarna zouden
verschillende belangrijke Europese vakbladen de architectuur van de jonge architecten uit
Vlaanderen oppikken. Een van de eerste tijdschriften was Qauderns uit Barcelona, dat werk van o.a.
Stéphane Beel en Eugeen Liebaut publiceerde. Ook het Italiaanse tijdschrift Domus en Duitse
vakbladen zoals Baumeister en Bauwelt publiceerden in de jaren 1990 diverse realisaties. Zelfs in het
Japanse vakblad A&U kregen Stéphane Beel en Paul Robbrecht & Hilde Daem de gelegenheid om
verschillende van hun ontwerpen te publiceren. In de voornoemde publicaties ging het om
sporadische vermeldingen, maar een bijna permanente aandacht voor de Belgische
architectuurscene kwam vanuit Nederland. De tijdschriften De Architect en Archis hebben met een
grote regelmaat projecten gepubliceerd, maar ook thematische artikels gewijd aan bepaalde
ontwikkelingen. In de rubrieken omtrent boekbesprekingen en een culturele agenda was er ook
telkens een gedeelte aan België gewijd. Die laatste twee tijdschriften publiceerden ook al in de jaren
1980 over België en Vlaanderen, maar vanaf de jaren 1990 werd die aandacht toch gevoelig
opgeschroefd.
23 Hugo WECKX, Jaarboek Architectuur Vlaanderen 1990-1993 24 Hilde HEYNEN, Jaarboek Architectuur Vlaanderen 1994-1995 25 GWWヴデ BEKAE‘Tが けAヴIエキデWIデ┌┌ヴ Щ BWノWキS ふ;IエデWヴ エWデ マ;ゲニWヴ ┗;ミ エWデ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴHWノWキSぶが キミ De Witte Raaf, nr. 79, mei-juni 1999, pp. 20-21
Uit de groepstentoonstellingen van De rijkdom van de eenvoud in Brussel en Arquitectura de Flandes
in Barcelona bleek al dat er werd gezocht naar gemeenschappelijke karakteristieken en een gedeelde
キSWミデキデWキデく DWヴェWノキテニW HWデヴ;IエデキミェWミ ┣キテミ WIエデWヴ ┗;;ニ ラヮ ┘WWヴゲデ;ミS ェWHラデゲデぎ けW;ミミWWヴ Hキテ┗ララヴHWWノS werk van Wim Cuyvers tentoongesteld wordt onder de banier De rijkdom van de eenvoud, dreigt het
risico dat een essentiële vraag met betrekking tot dit specifieke oeuvre に hoe is zijn welsprekende en
complexe discours over architectuur met zijn praktijk te verbinden に achteloos terzijde wordt
geschoven. Vooral als het werk daarbij is opgenomen tussen quasi al het andere werk dat het laatste
SWIWミミキ┌マ エ;;ゲデ ┌ミ;ミキWマ ;ノゲ キミデWヴWゲゲ;ミデ ┘ラヴSデ HWゲIエラ┌┘Sぎ WWミ┗ラ┌S ;ノゲ SW ェヴラデW WWミマ;ニWヴくげ26
De pogingen om bepaalde stromingen of karakteristieken te benoemen zijn niet alleen twijfelachtig,
ze hebben soms zelfs voor vertwijfeling bij de publicisten zelf gezorgd. De houding van Pieter
Uyttenhove ten overstaan van deze tendens is bijvoorbeeld dubieus genoemd. Enerzijds stelde hij in
een artikel in Archis met de titel De Belgische achterkeuken die reflex tot eenzijdige beeldvorming
aan de kaak: けD;デ SW けミキW┌┘W ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ キミ Vノ;;ミSWヴWミげ Sララヴ SW ヴWIWミデW ヮ┌HノキIキデWキデ SキW S;;ヴラマデヴWミデ ┘ラヴSデ ェWマ;;ニデ WWミ WキェWミ ノW┗Wミ キゲ ェ;;ミ ノWキSWミ Wミ ┣Wノaゲ ;ノゲ WWミ けゲIエララノげ ラ┗Wヴニラマデが キゲ ┗;ミ┌キデ promotioneel oogpunt ongetwijfeld een goede zaak voor de architecten en voor de beeldvorming
van Vlaanderen. Het kan het einde van een onloochenbaar Vlaams minderwaardigheidsgevoel
inluiden. Nochtans lijkt het me ondenkbaar dat het er in de Vlaamse architectuur tegelijk om zou
gaan een eigen identiteit te ontwikkelen. Goede architectuur in België heeft zich de laatste vijftig
jaren nooit druk gemaakt om haar culturele herkenbaarheid. Daarin ligt juist haar kracht. Het
bouwen in België is altijd wars geweest van grote theorieën en brede gebaren en dat kan zeker ook
worden gezegd van de Vlaamse bouwmeesters. Een algemeen paradigma heeft nooit bestaan. De
キミデWヴミ;デキラミ;ノW WヴニWミミキミェ ┗;ミ WWミ けVノ;;マゲW ゲIエララノげが ┗ララヴ ┣ラ┗Wヴ SキW ;ヴデキaキIキWWノ ┘ラヴSデ ラヮェWヮラヴSが ノキテニデ マW dan ook riskante tegenspraken in zich te dragen. Het kan betekenen dat de van oudsher sympathieke
en kritische reserve van de Vlaamse architecten plaats gaat inruimen voor het jammerlijke verlangen
;ノノWWミ ラヮ ┗ラヴマWノキテニW H;ゲキゲ デW ェ;;ミ IラミI┌ヴヴWヴWミ マWデ SW キミデWヴミ;デキラミ;ノW IラノノWェ;げゲくげ27 Maar in hetzelfde
artikel doet hij een poging om de generatie architecten in vier deelstromingen te gaan groeperen.
EWミ WWヴゲデW ェヴラWヮ けpositioneert zich bijvoorbeeld ten opzichte van de banaliteit, biedt er weerstand
aan en gaat er tegelijkertijd ook mee ┘WヴニWミげく Tラデ SキW ェヴラWヮ ヴWニWミデ エキテ Hキテ┗ララヴHeeld Paul Robbrecht
& Hilde Daem, Eugeen Liebaut en Henk De Smet & Paul Vermeulen. Daarnaast verbindt hij nog
stromingen aan een anti-banale attitude (Luc Deleu), een experimentele benadering (Bob Van Reeth,
26 M;;ヴデWミ DELBEKEが けWキW ラ┗Wヴ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ┘キノ ゲヮヴWニWミが ェ; ヴ┌ゲデキェ ┣キデデWミげ キミ Jaarboek Architectuur Vlaanderen
1996-1997, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling beeldende kunst en musea, Brussel, 1998, pp. 81-87 27 Pieter UYTTENHOVE, De Belgische achterkeuken, in Archis, vol. 5, 1997, pp. 8-15
さ Er zijn wel pogingen ondernomen om namen op de generatie te kleven, maar dat is
gekoketteer van architectuurcritici."
Eugeen Liebaut
Xaveer De Geyter) en ten slotte de neomodernisten van de Nieuwe Eenvoud (Stéphane Beel, Christian
Kieckens).
In het daaropvolgende nummer van Archis kwam er tegenreactie van Geert Bekaert, Paul Vermeulen
Wミ KラWミ V;ミ “┞ミェエWノく )ラ ゲIエヴWWa GWWヴデ BWニ;Wヴデぎ けU┞デデWミエラ┗W SラWデ ┣キテミ ┌キデWヴゲデW HWゲデ ラマ SW ゲヮWIキaキIキデWit
van de Belgische situatie aan de orde te stellen, maar moet daarvoor zijn toevlucht nemen tot
allerhande onwezenlijke constructies die niet veel met architectuur te maken hebben. Hij trapt zelf
in de val die hij aanwijst als hij het heeft over de weinig objectieve wijze waarop
architectuurgeschiedenis geschreven wordt. Zijn poging bijvoorbeeld om de jonge Vlaamse
architecten in 'stromingen' onder te brengen, slaat nergens op. Jo Crepain en Guillaume Bijl in één
adem te noemen is onzin, evenzeer als cynisme of superioriteitsgevoel veronderstellen bij Desmet en
Vermeulen. Dat de in het artikel vermelde architecten ook maar in de verste verten met de Vlaamse
ラa BWノェキゲIエW キSWミデキデWキデ HW┣キェ ┣ラ┌SWミ ┣キテミ キゲ WWミ ┌キデ SW ノ┌Iエデ ェWェヴWヮWミ ┗WヴラミSWヴゲデWノノキミェくげ
さ Er was bij de meeste van die mensen een zekere kregeligheid over Vlaamse identiteit. [...]
Bij architecten ligt het minder in de aard om zich daar zo over uit te spreken, maar
niemand heeft dat alleszins gedaan vanuit een soort nationalistisch gevoel. Dat durf ik
wel met de hand op het hart zeggen. Maar als het allemaal Vlamingen zijn die op een
bepaalde manier met cultuur bezig zijn, dan bepaalt het uiteraard de Vlaamse identiteit."
Paul Vermeulen
さ Het feit dat een groep een generatie vormt is geen constructie. Het is gewoon een feit dat
je plots een verdichting van interessant werk ziet op een bepaald moment in de
geschiedenis. Maar hetgeen wat wel lastig is, of een vertekend beeld kan geven, is om die
generatie dan te benoemen. Omdat dan de termen die je gebruikt beter toe te passen
┣キテミ ラヮ SW WミW S;ミ ラヮ SW ;ミSWヴWく Iミ SキW ┣キミ エラ┌Sデ SW デWヴマ けマララキW テラミェWミ ェラSWミげ ┘Wノ ゲデWWニが omdat het een inhoudsloze term is maar wijst op iets nieuw, iets jong, iets fris, nooit
tevoren gezien, met een soort appeal. Dat was waar, dat was juist."
Paul Vermeulen
さ Francis Strauven heeft zijn fameuze tentoonstelling gehad in Brussel, De Rijkdom van de
Eenvoudが ┘;;ヴ ┘キテ ララニ ;;ミ SWWノェWミラマWミ エWHHWミく M;;ヴ ┣ラげミ HWェヴキヮ ;ノゲ NキW┌┘W EWミ┗ラ┌Sが daar kan je in een ander land misschien even goed een tentoonstelling aan ophangen. Het
was alleszins wel een interessante staat die opgemaakt werd van wat er in Vlaanderen op
architecturaal vlak aan het bewegen was.."
Klaas Goris
De interessantste bijdrage van België tot de twintigste-eeuwse bouwkunst bevindt zich in de sector
van het individueel woonhuis. Dit gold al voor zowel Victor Horta en Paul Hankar, de twee spilfiguren
van de Art Nouveau, als voor de modernisten uit de jaren 1920 en 1930. Critici als Geert Bekaert en
Francis Strauven benadrukten dat het geen toeval is dat de doorbraak van de moderne architectuur
langs de vernieuwキミェ ┗;ミ エWデ ┘ララミエ┌キゲ キゲ ェWェ;;ミく EWミ ┗;ミ SW エララaSヴWSWミWミ キゲ ┗ラノェWミゲ エWミ けSW ヮWヴマ;ミWミデW ノキHWヴ;ノW ;デデキデ┌SW ┗;ミ SW ラ┗WヴエWキS デWミ ;;ミ┣キWミ ┗;ミ SW ヮヴラHノWマ;デキWニ ┗;ミ SW エ┌キゲ┗Wゲデキミェくげ28
Het stimuleren van de bevolking om zelf te bouwen en het reduceren van de sociale woningbouw tot
het strikte minimum is als het ware een rode draad in het overheidsbeleid geweest. Het is dan ook
bijna vanzelfsprekend dat jonge architecten zich voor het eerst profileren langs de weg van het
individuele woonhuis.
Aangezien de meeste jonge architecten bijna noodgedwongen op de realisatie van privé-woningen
aangewezen waren, is het belangrijk om het alternatief te onderlijnen dat de bankonderneming
BACOB29 bood met het opdrachtgeverschap voor de uitbouw van haar bankfilialen. Zij deed beroep
op verscheidene talentvolle en vooral jonge architecten in een periode die samenvalt met de
ゲデ;ヴデヮWヴキラSW ┗;ミ SW┣W ェWミWヴ;デキWく LキWゲHWデエ MWノキゲ ミラWマSW Sキデ キミキデキ;デキWa ┣Wノaゲ WWミ けマラSWヴミ マ;WIWミ;;デげ30
Zij schreef het initiatief in haar artikel toe aan Karel Vandereycken en Michel Mast, respectievelijk het
hoofd en een medewerker van het departement Immobiliën van de bank, maar uit verschillende
interviews met de architecten blijkt dat vooral de invloed van Michel Mast cruciaal was. Hij was zelf
ook architect en was als generatiegenoot goed op de hoogte van de architecten die eventueel in
aanmerking kwamen om een bankfiliaal te ontwerpen. Het is in die wisselende en gerichte selectie
dat de kracht van het initiatief ligt.
Met namen als Bruno Albert, Georges Baines, Stéphane Beel, Mario Garzaniti, Ralf Coussée & Klaas
Goris, Frank & Paul Wintermans, Paul Robbrecht & Hilde Daem, Marie-José Van Hee, Ontwerpburo
NERO, Frank Delmulle, Pascal Van der Kelen, Vincent Van Duysen en nog een aantal anderen, bleek
de BACOB inderdaad op een hele waaier aan architecten beroep te doen. Met deze aanpak bewees
de bankonderneming zowel de jonge generatie architecten, de gemeenschap als zichzelf een dienst.
28 Geert BEKAERT, Francis STRAUVEN, Bouwen in België 1945-1970, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, Brussel, 1971 29 In Vlaanderen gebruikte men aanvankelijk de benaming BAC en in Wallonië COB, wat later versmolten is tot BACOB 30 Liesbeth MELISが けAヴIエキデWIデ┌┌ヴHWノWキS ;ノゲ マラSWヴミ マ;WIWミ;;デく BAC ゲデキマ┌ノWWヴデ ;ヴIエキデWIデラミキゲIエW ニ┘;ノキデWキデげ キミ de
Architect, september, 1989, pp. 96-107
Ze was zich bewust van haar verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving, stak haar nek uit
om de architecten een kans te bieden om een representatieve opdracht uit te voeren zonder dat zij
al indrukwekkende referenties konden voorleggen, en door die bijdrage van een waaier aan frisse
ideëen kon ze een corporate image uitbouwen dat niet verviel in eenheidsworst.
Dat de dynamische aanpak van de BACOB ook prikkelend werkte bij andere institutionele
opdrachtgevers bleek ook uit de bouw van een aantal nieuwe postkantoren. Architecten zoals Jo
Crepain, Paul Robbrecht & Hilde Daem, Willem-Jan Neutelings en Stéphane Beel kregen opdrachten
van de Belgische Post. De impact was kleiner dan die van het initiatief van BACOB, maar het wees
toch op een positieve ontwikkeling die daarvoor niet denkbaar was. Dat merkte Marc Dubois in 1994
ララニ ラヮぎ けEヴ ┘ラヴSデ キミ SW HWSヴキテaゲ┘WヴWノS ゲデWWSゲ マWWヴ HWノ;ミェ ェWエWIエデ ;;ミ ┘;デ マ;ヴニWデキミェゲヮWIキ;ノキゲデWミ ;ノゲ けIラヴヮラヴ;デW キマ;ェWげ ラマゲIエヴキテ┗Wミく V;ミS;;ヴ S;デ マWミキェ HWSヴキテa ┣キテミ キマ;ェラ ┘キノ ヮヴラaキノWヴWミ Sララヴ マキSSWノ ┗;ミ ニ┘;ノキデWキデゲ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴくげ31
31 Marc DUBOIS, Jaarboek Architectuur Vlaanderen 1990-1993, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1994
さ In de evolutie van kleinschalige verbouwingen naar grotere projecten speelt het
opdrachtgeverschap van BACOB denk ik wel een cruciale rol. Michel Mast heeft nog
samen met Paul Robbrecht op een bureau gewerkt en is dan later voor de BACOB Bank
gaan werken. Hij beheerde de gebouwen van de bank en heeft er op aangedrongen dat
de bank zich zou engageren voor een actuele kunstcollectie en dat ze voor haar gebouwen
zorgvuldige architecturale keuzes zou maken. Het lijkt me dus duidelijk dat dit
engagement een aantal deuren heeft geopend en dat de rol van Michel Mast zeker
bepalend was."
Wim Cuyvers
さ Er zijn in onze periode een aantal fantastische maecenassen naar voren getreden. De
belangrijkste daarvan was de BACOB bank. Karel Vandereycken was de baas, maar die
had heel veel vertrouwen in Michel Mast, die echt visie had. Ik denk dat hij vrij veel
autonomie verkregen heeft en zich genereus heeft opgesteld. Jonge architecten kregen
ineens opdrachten aangereikt."
Klaas Goris
さ Toen Stéphane Beel de hoofdzetel van BACOB in Brugge bouwde, was dat eigenlijk voor
de hele generatie een stap vooruit. Dat was ook voor ons de bevestiging dat er eindelijk
eens een andere architectuur aan bod kwam."
Marie-José Van Hee
In 1989 werd een belangwekkende architectuurwedstrijd ingericht waarop internationaal
gerenommeerde architecten uitgenodigd werden. Een nieuw terminalgebouw voor de veerboten
moest de economische positie van de haven van ZeebrugェW ┗WヴゲデWヴニWミ Wミ マラWゲデ ;ノゲ ノ;ミSマWヴニ けWWミ permanente uitnodiging tot de Engeland-┗;;ヴデ ┣キテミくげ32 Zeebrugge is op dat moment een belangrijke
haven voor roll-on-roll-off-verkeer tussen het Verenigd Koninkrijk en het Europese vasteland, goed
voor 40% van het transport in de havenrij Le Havre-Amsterdam, en kon van die havens ook de beste
groeicijfers voorleggen. De Kanaaltunnel, de spoorwegtunnel onder het Kanaal tussen Calais en
Folkestone, was op dat moment in aanbouw en zou in 1994 zijn voltooiing kennen. Dat dergelijk
strategisch belangrijk bouwwerk niet zomaar neergepoot kon worden was voor Geert Bekaert
alleszins duidelijk, en hij heeft een draagvlak kunnen creëren voor een goed georganiseerde
wedstrijd. Na de wedstrijd voor het Europakruispunt in 1983 was het de eerste wedstrijd die
dergelijke weerklank heeft gekregen. In de jaren daarna volgden onder meer Stad Aan De Stroom en
Hoog-Kortrijk. Al deze wedstrijden hebben interessante ontwerpen opgeleverd, maar hebben om
verschillende redenen nooit tot realisatie geleid. Maar ze hebben wel hun belang in de
bewustwording van het belang en de meerwaarde van dergelijke formule.
Vanaf de jaren 1990 ontstaat bij de overheid geleidelijk aan een proces van bewustwording om meer
aandacht te besteden aan de kwaliteit van het gebouwde. Zeker wanneer men ging vergelijken met
de initiatieven op dat vlak zoals die in Nederland en Frankrijk werden genomen, groeide het besef
dat een inhaalbeweging noodzakelijk was. Ook de Europese regelgeving om tot een grotere openheid
te komen bij het toekennen van ontwerpopdrachten stimuleerde deze ontwikkeling. Bob Van Reeth
en Wivina Demeester hebben mee aan de kar getrokken, en uiteindelijk heeft het in 1999 de komst
van de Vlaamse Bouwmeester opgeleverd.
32 Geert BEKAERT, Sea Trade Center Zeebrugge, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1990, pp. 6
さWij waren 35 en hadden geen portfolio. Tegenwoordig heeft een architect van 35 een
portfolio die onvoorstelbaar is. Dat is een hemelsbreed verschil. Dat heeft te maken met
een cultuur van wedstrijden die er nu is, maar die er toen niet was. Architectuur heeft
aan belang gewonnen, en daar plukken jonge architecten de vruchten van."
Christian Kieckens
さ De drie bouwmeesters hebben niet enkel projecten in goede banen geleid, maar
algemeen ook het klimaat voor architecten verbeterd. De Open Oproep rond de VRT is
voorbeeldig geleid door Peter Swinnen en nadien door de Bouwmeester ad interim Stefan
Devoldere. Die wedstrijd is heel vlot verlopen, mede dankzij het sérieux van de jury. Ik
エWH ┣WノSWミ ┣ラげミ IラマヮWデWミデW jury meegemaakt, zelfs niet in het buitenland."
Paul Robbrecht
さ Voor ons was de mogelijkheid om grote projecten aan te nemen gewoon niet aanwezig.
Met de komst van de Vlaamse Bouwmeester heb je als jonge architect wel direct kans om
mee te dingen naar een grootschalig project, ook zonder referenties. Het is er daarom
niet evidenter op geworden. Je zal een gebrek aan ervaring moeten ondervangen door
beroep te doen op specialisten om je in bepaalde deelaspecten bij te staan. Maar de
evolutie naar de Vlaamse Bouwmeester is dus zeker één van de positieve
ontwikkelingen."
Marie-Jose Van Hee
さ Er wordt hier altijd maar opgeschept over de Vlaamse Bouwmeester en het gunstige
klimaat dat het schept. De Bouwmeester heeft dat inderdaad gefaciliteerd, maar volgens
mij komt het initiatief in essentie vanuit de Europese wetgeving rond mededinging voor
overheidsopdrachten van in 1993. Die wetgeving heeft een serieuze verandering
betekend. De opstart van de Bouwmeester was zeker voor een stuk goodwill, maar
daarachter ging wel een wettelijke verplichting schuil. In Vlaanderen heeft men nogal de
neiging om de pluimen op de eigen hoed te spelden.."
Xaveer De Geyter
De opeenvolgende Belgische staatshervormingen hebben geleid tot een opsplitsing van het culturele
beleid. Elke gemeenschap kreeg vanaf 1981 zijn eigen minister van Cultuur. De toekenning van
subsidies aan culturele organisaties werd dus eveneens gesplitst. Aangezien intiatieven zoals de S/AM
in de jaren 1980 beroep deden op bijdragen van leden en dus niet afhingen van die subsidies, heeft
dat niet meteen geleid tot beeldvorming met communautaire inslag. Maar in 1990 heette de
tentoonstelling van S/AM gewijd aan jong talent niet langeヴ けJラミェW ;ヴIエキデWIデWミ キミ BWノェキ¥げ Wミ ┘Wノ けJラミェW ;ヴIエキデWIデWミ キミ Vノ;;ミSWヴWミげく Vララヴ SW Hキ¥ミミ;ノWゲ キミ VWミWデキ¥ ┘;ゲ Wヴ キミデ┌ゲゲWミ WWミ HW┌ヴデヴラノゲ┞ゲデWWマ キミ voegen waarbij België afwisselend door Vlaanderen en Wallonië vertegenwoordigd werd en zodus
kreeg de editie van 1991 de naam Architetti [della Fiandra] mee. Vlaanderen staat nog tussen haakjes,
maar er werd wel degelijk enkel werk van Vlaamse architecten getoond, en mede door het schisma
inzake architectuurpromotie zou de architectuur in Vlaanderen en Wallonië zich in twee snelheden
gaan ontwikkelen.
In Wallonië ontstond er wrevel omtrent de situatie. In A+ 140 schrijft Pierre Loze een artikel waarin
hij het indirect over Marc Dubois en Geert Bekaert heeft. Hij noemt de twee critici niet bij naam maar
エラ┌Sデ エWデ ラヮ さSW ;┞;デラノノ;エデテWゲ ┗;ミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴざく Hキテ ニノ;;ェデ ;;ミ S;デ HWキSW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴIヴキデキIキ hun
autoriteit aanwenden om te bepalen waarover wel en niet gesproken wordt, en daarbij bewust geen
aandacht schenken aan Wallonië. けW;;ヴデラW SキW ラヮWWミ┗ラノェWミSW ヮ┌HノキI;デキWゲげが ┣ラ ゲデWノデ PキWヴヴW Lラ┣W ┣キIエ SW ┗ヴ;;ェが けSキW SW ┘WヴニWノキテニエWキS ┗WヴSヴ;;キWミが SキW ;;ミ キミaラヴマ;デキW┗Wヴ┗;ノゲキミェ SラWミ Sララヴ ┣ラマ;;ヴ SW WミWミ binnen te halen en de anderen te verstoten of door zonder blikken of blozen het bestaan te negeren
van architectuur in het zuidelijk landsdeel, op enkele moeilijk te veronachtzamen persoonlijkheden
na, die in het licht worden gesteld als om nog beter duidelijk te maken dat daarbuiten niets HWゲデ;;デくげ
In de daaropvolgende editie van A+ gaat Marc Dubois in het verweer door te stellen dat hij wel
aandacht heeft voor Waalse architecten als Pierre Hebbelinck, Bruno Albert en Philippe Samyn en
nooit spreekt in tWヴマWミ ;ノゲ けVノ;;マゲW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴげ. Vervolgens beargumenteert hij waarom Wallonië
in een dip zit.
さ Op de eerste editie van Jonge Archictecten In België in 1987 stelden we bijvoorbeeld ook
werk van Pierre Hebbelinck tentoon. Als we in 1990 met een gelijkaardige tentoonstelling
kwamen aanzetten moest die ineens Jonge Architecten in Vlaanderen heten. Die
gewijzigde naamvoering heeft uiteraard met subsidies te maken. Daarom hebben we ook
een Vlaams Architectuurinstituut. Als je die opportuniteit van subsidie wil benutten dan
ben je ook aan restricties gebonden die de cesuur in dit land natuurlijk alleen maar
versterken. In Wallonië waren er even goed subsidies, en toch zijn die ontwikkelingen
daar niet in die mate geweest."
Christian Kieckens
CエヴキゲデラヮエW V;ミ GWヴヴW┘W┞ HWゲIエヴWWa SW デヴ;ェWヴW ラミデ┘キニニWノキミェ キミ W;ノノラミキ¥ ラヮ ┗ラノェWミSW ┘キテ┣Wぎ けDoor
een gebrek aan individueel initiatief, door politieke desinteresse, door economische achteruitgang,
door het ontbreken van een gidsland als Nederland (en wegens een te grote kloof met
Frankrijk), en door de afwezigheid van een naoorlogse architectuurkritische traditie in Wallonië,
bleef dit landsdeel ter plaatste trappelen. De ontwikkelingen in Vlaanderen van in de jaren 1990 en
van vlak na de eeuwwisseling, vinden er nu pas plaats (de publicatie van een jaarboek, de expositie
van jong talent) of wachten nog op realisatie (de aanstelling van een bouwmeester, de interesse van
politici voor een regionaal architectuurbeleid).げ33
Nederland gold lange tijd als gidsland. Dat was zeker zo in de jaren 1980 en 1990, de periode van de
Superdutch-generatie. Nederland was bijna in alle initiatieven die er genomen werden een voorloper.
Dat geldt voor het tijdschrift Archis, voor de Nederlandse jaarboeken, het Nederlands
Architectuurinstituut en de Rijksbouwmeester.
Het patrimonium en het ruimtelijke beleid に of het gebrek eraan に is in België altijd liberaler gekleurd
geweest dan in Nederland. In België heeft de overheid veel meer het individuele woningbezit
gestimuleerd. In Vlaanderen bezit de overheid halfweg de jaren 1990 nog geen 5% van het
woningenbestand, terwijl dat in Nederland hoger lag dan 35%. Nederland heeft in de twintigste eeuw
33 Christophe VAN GERREWEY, Architectuur België. 25 jaar in 75 projecten, Lannoo, Tielt, 2014, pp. 8
さ Zeker als je vergelijkt met Nederland is er hier eigenlijk een constante crisis. Er is altijd
wel doorgebouwd maar de bouw heeft nooit een hoge vlucht genomen, en anderzijds er
is nu ook crisis maar de winkel draait nog. De bouwwereld is hier minder gevoelig aan
conjunctuur dan in Nederland. In de jaren voor dat wij gestart zijn was er wel echt een
crisis, maar ook bij ons waren er geen vetpotten. Soms viel er eens een grotere opdracht
uit de lucht, en dat kon dan eens goed uitpakken, maar algemeen was het toch vrij lastig
om het hoofd boven water te houden. Daarom heeft het economisch verhaal voor mij
nooit veel belang gehad. Door de moeilijke tijden heen zijn we altijd blijven doordoen op
dezelfde manier."
Paul Vermeulen
さ Nederland heeft ons ook overschaduwd. Nederland heeft dan ook een hele periode
kunnen profiteren van een hoogconjunctuur, waardoor ze veel meer expertise hebben
kunnen uitbouwen. Het heeft ook met de scholing te maken. Je hebt er meer piramidale
systemen en minder architectuurstudenten. De bureaus zijn beter georganiseerd, er zijn
veel meer grote bureaus en nauwelijks kleine. De investeringen, de
verantwoordelijkheden en de aansprakelijkheid liggen er lager."
Christian Kieckens
vooral naam gemaakt met grote collectieve woningbouwprojecten. Er is in België ook altijd veel meer
vrijheid geweest in het architecturaal ontwerp.
Het strak geregelde Nederland heeft bij de Nederlandse architecten wel voor jaloersheid gezorgd
zodra in Vlaanderen duidelijk werd tot welke kwalitatieve en verscheiden architectuur men hier in
staat was. Tegenwoordig wordt vanuit Nederland dan ook steeds meer naar Vlaanderen gekeken, en
is de situatie van dertig jaar terug in zekere zin omgedraaid.
さ Er zijn verschillende generaties, want die generatie waar Bekaert over schrijft komt
voornamelijk vijf jaar na ons, en dan gaat het over Stéphane Beel, Xaveer De Geyter en
Willem-Jan Neutelings. En het gaat dan niet zozeer over geboortejaar maar over
ontwerpmethodiek, die helemaal anders is. Dat heeft te maken met de invloed van OMA,
die bij Paul Robbrecht & Hilde Daem, Marie-José Van Hee, Marc Dubois en mij niet ter
sprake komt. Wij ontwikkelden ons denken onder invloed van de architectuur van de stad,
wij hadden Palladio en Rossi als voorbeelden."
Christian Kieckens
さ [Die generatie] valt direct in twee. Je hebt Paul Robbrecht, Marie-José Van Hee en
Christian Kieckens die nu in deSingel aan bod komen. Ik vraag mij af of daar nog iemand
bij hoort. Jan Bruggemans heeft zijn neus even aan het venster gestoken, maar die heeft
zijn eigen woning zelfs niet gezet. En dan had je die jongere generatie met Stéphane Beel,
Xaveer De Geyter en Willem-Jan Neutelings."
Eugeen Liebaut
さ Er was toen al spake van gescheiden werelden en dat is denk ik ook in de hoofden van de
actoren uit die tijd zo gebleven. Die werelden werden op tentoonstellingen wel eens met
elkaar geconfronteerd, maar je kon groepen onderscheiden met een andere benadering.
Iニ ヴWニWミ マキテ┣Wノa ;ノノWゲ┣キミゲ ミキWデ デラデ SW けマララキW テラミェW ェラSWミげ ┗;ミ BWニ;Wヴデく DキW デWヴマ ゲノ;;デ キミ SW eerste plaats op Beel, De Geyter en Neutelings. Volgens mij had Bekaert op dat moment
ook gewoon geen weet van mijn bestaan."
Wim Cuyvers
さ Je moet dat eigenlijk nooit dogmatisch bekijken. Het is zoeken en ontdekken, het is niet
dat je bezig bent met een stroming te maken. Het is aan anderen om er achteraf eventueel
een verband in te zien, maar daar kan ik zelf weinig over zeggen. Zaken die je niet goed
kent lijken allemaal op elkaar, maar in alles wat je goed kent zie je veel makkelijker
onderscheid. Wat onze generatie gemeenschappelijk zou kunnen hebben, daar ben ik al
エWノWマ;;ノ ミキWデ マWW HW┣キェく Iニ ┗ラWノ ララニ ミキWデ ┗ララヴ ;ノ マキテミ ェWミWヴ;デキWェWミラデWミ Wミ IラノノWェ;げゲ WWミ even grote verwantschap. Met het ene heb je meer affiniteit dan met het andere."
Marie-José Van Hee
De architecten en hun projecten zijn vaak in groepstentoonstellingen en in gebundelde publicatie
voorgesteld, aan elkaar verbonden als jonge beloftevolle Vlaamse of Belgische architectuur. Daaruit
spreekt meer verscheidenheid dan eenheid. Dat wil niet zeggen dat er geen gedeelde karakteristieken
te onderkennen vallen, maar voor elke parallel kan even goed een punt van verschil opgeworpen
worden. In de eerste plaats gaat het om individuen, elk met hun eigen oeuvre en hun eigen verhaal.
Een al dan niet beoogd neveneffect om uit die groepstentoonstellingen een Vlaamse identiteit te
laten spreken, was voor de architecten alleszins ook nooit een drijfveer. け)ラ;ノゲ エ┌ミ Iollega's uit
andere landen, zijn ze in eerste instantie met architectuur bezig en met de plaats die deze in onze
hedendaagse maatschappij kan innemen. Ze werken eerder aan identiteit, dan zich door een
┗WヴマWWミS キSWミデキデWキデゲHWェヴキヮ デW ノ;デWミ キミヮ;ニニWミげ34, schreef Bekaert. Ten aanzien van elke geforceerde
poging om te generaliseren staan zij eerder afkerig. Nochtans zijn daar pogingen toe ondernomen,
ラミSWヴ マWWヴ Sララヴ Fヴ;ミIキゲ “デヴ;┌┗Wミ SキW マWデ SW けミキW┌┘W WWミ┗ラ┌Sげ WWミ ┣WニWヴW エWヴニWミH;;ヴエWキS キミ エWデ werk van onder meer Stéphane Beel wilde bevorderen en daar in één beweging meerdere architecten
onder schaarde. Meer dan eens bleek uit de gesprekken met de architecten dat zij zich niet meteen
verwant voelen en dat een wederzijdse beïnvloeding minimaal is. In hun zoektocht naar een
betekenisvolle en persoonlijke architectuur inspireerden ze zich voornamelijk op internationale
voorbeelden.
Het is weinig zinvol om naar coherentie in vorm of discours te speuren die van toepassing is op de
hele generatie. Vrijwel het enige wat de besproken architecten bindt is de Belgische of Vlaamse
context en de open houding die zij daar tegenover stelden. VラノェWミゲ M;ヴI D┌Hラキゲ けノキェデ SW デW ラミデSWニニWミ rijkdom niet uitsluitend in de projecten zelf, maar misschien in de onbevangen attitude die tot uiting
ニラマデ ラマ ┣キミ デW ェW┗Wミ ;;ミ ┘;デ マWミ IラミIヴWWデ ┘キノ ヴW;ノキゲWヴWミくげ In de omgang met de condities van die
デキテS ┣キWデ エキテ ララニ WWミ HWヮ;;ノSW マ;デW ┗;ミ Sララヴ┣Wデデキミェゲ┗WヴマラェWミ デWヴ┌ェニラマWミく けW;デ SW ラミデ┘WヴヮWヴゲ misschien wel gemeen hebben is de gedrevenheid, zelfs al blijven grote opdrachten soms jarenlang
┌キデが ラマ デW ┗ラノエ;ヴSWミ キミ エ┌ミ デヴ;ェW ┣ラWニデラIエデ ミ;;ヴ WWミ HWデWニWミキゲ┗ラノノW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴくげ HラW┘Wノ エキテ ┣キテミ conclusies met het nodige voorbehoud trekt, zit er toch een zekere waarheid in als we uitgaan van
de getuigenissen van de architecten. Oマ デW ニ┌ミミWミ け┗ラノエ;ヴSWミ キミ エ┌ミ デヴ;ェW ┣ラWニデラIエデ ミ;;ヴ WWミ HWデWニWミキゲ┗ラノノW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴげ エWHHWミ SW ェWシミデWヴ┗キW┘SW ;ヴIエキデWIデWミ キミSWヴS;;S ┗WWノ ェWS┌ノS ;;ミ SW S;ェ moeten leggen.
34 GWWヴデ BEKAE‘Tが けAヴIエキデWデデキ SWノノ; Fキ;ミSヴ;げが キミ Ons Erfdeel, jaargang 35, 1992
さ Als je ziet welk bureau Paul Robbrecht of Marie-José Van Hee hebben kunnen
ontwikkelen en welke gebouwen ze hebben kunnen realiseren, en als je dat vergelijkt met
wat toen maar mogelijk was, dan denk ik dat dit wel wijst op de volharding van enkele
individuen, die toch doorgingen met architectuur, terwijl ze zich maar met weinig en heel
kleinschalige projecten konden bezighouden.."
Wim Cuyvers
Wat vaak terugkomt is het hinken op twee benen, waarbij lesopdrachten en werk voor andere
architectenbureaus een inkomen garanderen, zodat de vrijgekomen tijd besteed kan worden aan
werk in de marge, zijnde zelfstudie en eigen projecten.
Het is dus vooral verrijkend om generatiegenoten aan hetzelfde tijdskader af te toetsen om
parallellen in attitude en verschilpunten in architectuur te ontdekken. Precies die nuancering gaat
verloren bij het geforceerde zoeken naar eenheid en een geschikt label dat op een volledige generatie
van toepassing zou zijn.
Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Wanneer de generatie in de breedste zin van het woord
beschouwd wordt, dan is het aandeel van architecten dat voor publicatie in aanmerking komt
uiteraard heel klein, dus een doorsnede van wat er in Vlaanderen gebouwd werd aan het eind van de
twintigste eeuw levert dit alleszins niet op. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de negen
architecten oorspronkelijk geselecteerd zijn op basis van publicatie, wat op zich al een selectie
inhoudt waarbij niet uit te sluiten valt dat de persoonlijke voorkeur van bepaalde personen heeft
meegespeeld. De kritiek op de aanpak bij de jaarboeken kan ook hier opgeworpen worden, in de zin
dat de selectie een beperking inhoudt die een goed-nieuws-show brengt.
さ Ik heb weinig gehad aan mijn studies, ik vond die rotslecht. Toen ik afgestudeerd was heb
ik voor mijzelf uitgemaakt dat ik van nul moest herbeginnen door aan zelfstudie te doen."
Paul Robbrecht
さ Mao Zedong sprak over het lopen op twee benen, dat principe heb ik toegepast. Aan de
ene kant zorgde ik dat ik toch een zekerheid qua inkomsten had door voor andere
architecten te werken en door les te geven, wat er dan weer voor zorgde dat ik anderzijds
de ruimte had om parallel daaraan een eigen architectuur te ontwikkelen, onafhankelijk
en in alle stilte."
Eugeen Liebaut
さ Dat werk zorgde voor een vast inkomen, en daarnaast reserveerde ik steevast een dag
voor mijzelf. Ik wou zelfstandig zijn en dus ondertussen zeker ook iets voor mijzelf kunnen
uitbouwen. Ik engageerde mij op die bureaus dus voor bepaalde perioden of voor
projecten. Dat was voor mij de manier, een tijdelijk vast kader voorzien, met daarnaast
de ruimte om mij te kunnen verdiepen in de dingen die mij interesseerden."
Marie-José Van Hee
Anderzijds is er wel een interessante mix tot stand gekomen. Het is wel duidelijk dat er parallellen
zijn, maar dat er zeker ook een grote verscheidenheid zit in de opvattingen en de loopbaan van de
verschillende architecten, wat het beeld van waar de kwalitatieve architectuur in Vlaanderen toe in
staat is wel voldoende breed houdt.
Van deze generatie kan gezegd worden dat ze mee de weg bereid heeft naar een breder gedragen
bekommernis om architecturale kwaliteit. Daarbij rijst meteen de vraag wat kwaliteitsvolle
architectuur dan wel zou zijn. Die vraag kan misschien makkelijker beantwoord worden door te wijzen
op wat haar zoal in de weg staat. Volgens Geert Bekaert neemt het grote geld de creativiteit weg:
けTWェWミラ┗Wヴ SW キミS┌ゲデヴキW ┗;ミ SW ゲヮWニデ;ニWノ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ゲデ;;デ SW マ;ヴェキミ;ノW ニ┌ミゲデ ┗;ミ WWミ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ die op de intenstiteit van het werk uit is. Wat er nog aan grote opdrachten gegeven wordt, gaat naar
SW けヮラマヮキWヴゲげが SW ┗;ニェWミラデWミ SキW ┣キIエ ラミSWヴ Wミキェ ┗ララヴHWエラ┌S デWミ SキWミゲデW ゲデWノノWミ ┗;ミ SW grootheidswaanzin van opdrachtgevers die de kwaliteit van wat ze laten bouwen alleen maar kunnen
beoordelen aan de som geld die ze eraan besteed hebben. Geld blijft ook in de alternatief geworden
architectuurpraktijk een rol spelen, maar daar is het vooral het gebrek eraan dat zich manifesteert.
Men zou krappe budgetten bijna als een kenmerk van goede architectuur gaan beschouwen en
geloven aan de uitゲヮヴ;;ニ ┗;ミ VキIデラヴ Bラ┌ヴェラキゲ SキW HW┘WWヴSWぎ けLW ゲ;ノ┌デ SW ノげ;ヴIエキデWIデ┌ヴW IげWゲデ ノ; SXIエWげが ┘;ヴW エWデ ミキWデ S;デ エキテ S;デ キミ ┣キテミ WキェWミ ┘Wヴニ aノ;ェヴ;ミデ デWェWミゲヮヴ;ニくげ35 Deze generatie heeft zich door de
band genomen niet plat op de buik gelegd voor commerciële opdrachten en heeft zich niet laten
vangen aan de lokroep van de spektakelarchitectuur.
35 Geert BEKAERT, Hedendaagse architectuur in België, Lannoo, Tielt, 1995
さ Waarom we nu een bredere architectuurcultuur hebben is net omdat het in het begin
niet over een eensgezinde generatie ging. Er waren verschillende stemmen die niet
noodzakelijk allemaal één front gevormd hebben. Bij sommige essentiële kwesties
verschilden ze zelfs radicaal van mening. Als je Xaveer De Geyter met Marie-José Van Hee
vergelijkt, dan zijn er weinig punten van overeenkomst. Net omdat ze samen de neus aan
het venster staken en allebei met een zekere mate van volharding en met succes hun
praktijk hebben kunnen verderzetten, is er een gediversifieerd architectuurlandschap uit
voort kunnen komen."
Paul Vermeulen
さ De architectuur in Vlaanderen is dikwijls niet zo spectaculair zoals in vele andere landen
wel het geval is. Hier blijven we meer met de voeten op de grond. We hebben kleinere
budgetten, zodat we er creatief mee moeten ompringen. Voor die aanpak is er
internationaal wel een belangstelling."
Klaas Goris
Hoewel de architecten de belangrijkste en meest directe bijdrage leveren tot kwalitatieve
architectuur, kan die kwaliteit ook maar tot stand komen binnen een breed gedragen
architectuurcultuur, waar meerdere actoren hun belang hebben.
.
Volgens Christophe Van Gerrewey heeft de afwezigheid van architectuurcultuur plaatsgemaakt voor
aanwezigheid, en houdt dat op ┣キテミ HW┌ヴデ WWミ ┌キデS;ェキミェ キミぎ けIedereen die vandaag in België (en
overigens ook daarbuiten, want het succes van de architectuur is mondiaal) met architectuur bezig
is, ziet zich stilaan voor één grote uitdaging gesteld: de aanwezigheid van een architectonische
cultuur. Niet langer het gebrek aan spraakmakende, interessante of spectaculaire gebouwen kan de
culturele ontwikkeling aandrijven, als wel de overvloed eraan. En inderdaad lijkt België, en dan vooral
Vlaanderen, van een architecturale woestijn in een kwarteeuw veranderd te zijn in één uitgestrekte
Hラ┌┘ニ┌ミゲデキェW ラ;ゲWくげ36
Het is dus maar de vraag of een individuele architect een levendige architectuurcultuur nodig heeft.
Als Bekaert de Belgische architectuursituatie tijdens de jaren 1980 als uitdagende conditie beschreef,
36 Christophe VAN GERREWEY, Architectuur België. 25 jaar in 75 projecten, Lannoo, Tielt, 2014, pp. 9
さ Ik denk dat als er iemand in Vlaanderen invloedrijk geweest is, dan is dat niet een architect
die bouwde, maar wel Geert Bekaert die schreef. Dat is objectief, dat valt te staven en is
niet gewoon mijn interpretatie."
Xaveer De Geyter
さ België wordt nu internationaal zo hoog aangeschreven dankzij onze goede fotografen
zoals Filip Dujardin. Die is veel belangrijker dan gelijk welke architect ten aanzien van de
energie die aangewend wordt om de Belgische of de Vlaamse architectuur zo interessant
te doen lijken op wereldniveau."
Eugeen Liebaut
さ De economische crisis heeft er toch wel voor gezorgd dat mensen van die generatie veel
tijd hadden, en een aantal onder hen zijn beginnen lezen. Ze hebben geprobeerd om hun
tijd nuttig te vullen, laat ik het zo zeggen. Dat heeft voor meer diepgang in de benadering
van architectuur gezorgd, en ik denk dat we mogen toeschrijven aan Christian Kieckens
en Marc Dubois dat ze daar een forum voor gecreëerd hebben, met de Stichting
Architectuurmuseum. Dat heeft in ieder geval voor mijn generatie heel veel bepaald."
Klaas Goris
S;ミ ┘;ゲ S;デ ┗ラノェWミゲ CエヴキゲデラヮエW V;ミ GWヴヴW┘W┞ けヮヴWIキWゲ ラマS;デ Wヴ ミキWデゲ ェWHW┌ヴSW ラヮ ェヴラデW ゲIエ;;ノが Wミ ラマS;デ ェWシミゲデキデ┌デキラミ;ノキゲWWヴSW キミキデキ;デキW┗Wミ ラヮ ミキWデゲ ┌キデSヴ;;キSWミく BキミミWミ ┣ラげミ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴI┌ノデ┌rele
woestijn, kreeg iedere oase die door een individuele architect tot stand werd gebracht paradijselijke
;ノノ┌ヴWゲくげ
Los van de frustratie die een economische crisis kan opwekken omdat kansen schaars zijn, was de
pioniersrol die voor de architecten weggelegd was misschien wel een heel dankbaar gegeven en een
interessante bron van inspiratie. Het is om die reden ook niet per definitie zo dat elke poging om de
architectuurcultuur uit te bouwen en te institutionaliseren een garantie biedt op een verhoogde
architecturale kwaliteit van het gebouwde patrimonium. Dergelijke initiatieven kunnen evengoed
leiden tot tendentieuze dwaalsporen, waarbij het debat misschien minder open gevoerd wordt dan
men zou denken en dus minder bijdraagt tot een ruimer denken omtrent architectuur.
De voorbije dertig jaar is België geëvolueerd van blinde vlek op de kaart naar een gidsland. Die
evolutie is er mede gekomen door een beloftevolle generatie die gesteund werd door een
opbloeiende architectuurcultuur. De architectuurcultuur werd in het begin van de periode gedragen
door kleinschalige initiatieven als die van musea en architectuurwedstrijden, die geïnstitutionaliseerd
zijn tot het Vlaams Architectuurinstituut en de Vlaamse Bouwmeester. Over het algemeen wordt dit
als een positieve evolutie gezien. Of het leidt tot een beter architecturaal landschap laat ik in het
midden, maar er zijn alleszins een aantal zaken fundamenteel veranderd. Omdat de evaluatie van de
huidige situatie niet het hoofdonderwerp van dit onderzoek was, beperk ik mij tot een greep uit wat
de architecten er over te zeggen hebben.
さ De evolutie van de voorbije dertig jaar is zeker positief, maar niet ongenuanceerd positief.
Alles wordt nu gekaderd, door het VAi en door de Vlaamse Bouwmeester. Het bewustzijn
rond architectuur is dermate gegroeid dat bepaalde dingen niet meer mogelijk zijn. Dat is
één van de redenen waarom wij in Brussel zitten, omdat je hier een context hebt van
chaotische politiek. Dat maakt juist dat je door de mazen van het net kan glippen, terwijl
er over Vlaanderen een net gespannen wordt dat zeer geborneerd is. Vroeger was er geen
debat, nu is er wel debat, maar het wordt verengd."
Xaveer De Geyter
さ Ik kan niet goed inschatten hoe het er bij generaties voor ons aan toe ging en of het bij
ons dus anders verliep, maar architecten hebben nogal de neiging om concurrenten van
elkaar te zijn. Wij konden ons daar eigenlijk over zetten. We hadden immers allemaal niet
zo veel werk, dus hadden we ook geen reden om jaloers op elkaar te zijn. We hadden
eerder een reden om elkaar op de rails te houden, om middelen en informatie te delen."
Marie-José Van Hee
さ Het aantal overheidsopdrachten is toegenomen en de selectie gebeurt op basis van
kwaliteit. Daarmee is de concurrentie ook wel toegenomen, aangezien je uiteindelijk
terechtkomt bij een Vlaamse Bouwmeester, die een open oproep uitschrijft waar veel
kandidaten op intekenen en waar uiteindelijk maar vijf geselecteerde architecten
overblijven. Daardoor komt een groot percentage ook niet aan bod."
Eugeen Liebaut
さ In onze generatie is de architectuur toch een doorslag van een reeks individuen. En dat is
tegenwoordig misschien minder het geval, omdat we nu veel meer in grotere teams
werken."
Klaas Goris
さ Ik denk dat die personen allemaal sterk hun eigen persoonlijkheid hadden en dat is
misschien het verschil met vandaag. Vandaag zijn het groeperingen en zal je het
architecturale speelveld dus ook niet meer op die manier kunnen beschrijven."
Klaas Goris
さ Je moet als architect een zekere maturiteit en ervaring bezitten. Als ik één positief aspect
over onze generatie moet aanhalen, dan is het dat we behoorlijk veel tijd gekregen en
genomen hebben om na te denken."
Paul Robbrecht
さ Soms maak ik mij de bedenking dat de huidige generatie eigenlijk niet die luxe bezit om
even stil te kunnen staan bij de eigen positie en bezigheden. Jonge architecten komen
direct in de ratrace terecht, er moet meteen aldoor gewerkt worden. Maar er is ook wel
iets anders dan werken."
Marie-José Van Hee
さ Als ik één verzamelplek moet noemen waar architecten elkaar ontmoetten, dan waren
dat de openingen van de tentoonstellingen van S/AM in het Museum voor Sierkunst en
deSingel. Het was misschien zelfs de enige ontmoetingsplaats. Onze generatie bestond
dan ook uit een reeks individuen. Ik had dan wel een goed contact met een aantal
jaargenoten, maar dat was de uitzondering. In die versnippering en dat isolement ligt een
groot verschilpunt met de huidige situatie. Het is positief dat de generatie van mijn zoon
veel meer met elkaar communiceert. Niet dat wij elkaar toen bewust uit de weg gingen,
er was gewoon minder behoefte aan contact."
Paul Robbrecht
さ Uiteindelijk is de Vlaamse Bouwmeester er gekomen, waar iedereen toch enorm positief
over was. We zijn daar nu in een dip beland, wat veel te maken heeft met het gedwongen
ontslag van de laatste bouwmeester, maar er is misschien meer aan de hand. Er treedt
misschien een soort vermoeidheid op, het draagvlak is mogelijks niet meer zo sterk. Ik wil
maar zeggen dat als je iets echt wil veranderen, dat het dan van onderuit opgebouwd
moet worden en dat je moet blijven bewijzen dat het tot iets kan leiden. Zo is dat met de
initiatieven begin jaren 1980 gebeurd. Ik kan mij niet uitspreken over de toekomst, maar
ik zie de meerwaarde van die beginjaren voor de jaren waar wij nu staan."
Klaas Goris
さ Na die eerste golf [van initiatieven in de jaren 1980] is er een institutionalisering gekomen,
en de resultante daarvan is een grotere spreiding van de betere middelmaat. Het heeft
eigenlijk steeds meer weg van Nederland. Er is duidelijk een grote groep relatief jonge
architecten die beter opgeleid is, die een betere visie heeft en die een goed gemiddelde
maakt. Maar het is wel een gemiddelde, en dat wordt mede in stand gehouden door het
feit dat de opdrachten die uitgeschreven worden door de Vlaamse Bouwmeester heel
strak omschreven zijn. In de definiëring van de opdracht worden door de opdrachtgever
eigenlijk al ontwerpbeslissingen genomen. Als architect heb je eigenlijk alleen nog maar
de zaken bij elkaar te puzzelen, en daardoor verkleint de marge waarin je kan bewegen.."
Wim Cuyvers
さ Er zijn veel goede initiatieven, maar we zijn die louter aan het herhalen. De zoveelste
Bouwmeester, het zoveelste jaarboek. Dat is het dan? Verandert er hier niks meer? Het
zijn niet de jaarboeken die iets gaan veranderen. Er worden interessante teksten in
opgenomen, maar in elke editie zie je weer dezelfde reeks namen terugkomen, met
telkens weer nieuw werk. Ik denk dat het weer eens tijd is voor een kantelmoment, voor
bezinning en voor iets nieuws."
Christian Kieckens
さ S/AM had zeer sterk een militante toon, van architecten die zich verongelijkt voelden in
hun bezigheid. Ze kregen niet de juiste opdrachten. De instrumenten om de opdrachten
te krijgen waren er niet, omdat de overheid de verkeerde beslissingen nam inzake
ruimtelijke productie. Ik ben er van overtuigd dat je nu niet meer op die manier kan
schrijven, omdat er wel degelijk heel wat veranderd is. Architectuur is geen
ondergesneeuwd vak meer, het geniet behoorlijk wat aanzien. Dat is natuurlijk ook te
danken aan spraakmakende praktijken en een paar heel goede gebouwen die iedereen
kent en die debatten hebben geopend, hier en daar primair maar toch altijd heel
wezenlijk. Mensen kunnen zich nu beter voorstellen wat hedendaagse architectuur zou
kunnen zijn dankzij realisaties als het Concertgebouw in Brugge."
Paul Vermeulen
さ Het is niet langer een gemarginaliseerd gegeven van enkele individuen, zoals een paar
decennia geleden. Het is daarom dat ik enthousiast ben omtrent de huidige situatie
waarin de Vlaamse architectuurcultuur zich bevindt. Er is veel bereikt, er is een constante
hoge kwaliteit. De cultuur staat nog steeds vrij dicht bij de schets die Bekaert daarover
gemaakt heeft, het blijft nog altijd in grote mate wars van al het spectaculaire, het is nog
altijd een gemeenplaatsige architectuurcultuur, en ze heeft heel veel stem. Er wordt veel
goed werk gemaakt に niet alles is natuurlijk van een zekere kwaliteit, maar ik voel mij toch
verbonden met veel mensen en wat zij doen. Er is algemeen een stevigere basis. Dat is
ook nodig, want een architectuurcultuur die slechts door een handvol personen wordt
gesteund, staat zwak."
Paul Robbrecht
Geert BEKAERT, Francis STRAUVEN, Bouwen in België 1945-1970, Nationale Confederatie van het
Bouwbedrijf, Brussel, 1971
Geert BEKAERT, Hedendaagse architectuur in België, Lannoo, Tielt, 1995
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Bart VERSCHAFFEL, Kristiaan BORRET, Stéphane Beel architect,
Ludion, Gent, 1999
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Christophe VAN GERREWEY, Verzamelde opstellen. Hierlangs:
1971-1980, WZW editions and productions, Gent, 2007
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Christophe VAN GERREWEY, Verzamelde opstellen. De kromme
weg : 1981-1985, WZW editions and productions, Gent, 2008
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Christophe VAN GERREWEY, Verzamelde opstellen. Spoorloos:
1986-1990, WZW editions and productions, Gent, 2008
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Christophe VAN GERREWEY, Verzamelde opstellen. Nergens
blijven: 1991-1995, WZW editions and productions, Gent, 2008
Geert BEKAERT, Mil DE KOONING, Christophe VAN GERREWEY, Verzamelde opstellen. Schuilplaats:
1996-2000, WZW editions and productions, Gent, 2009
Hilde HEYNEN e.a., Wonen tussen gemeenplaats en poëzie. Opstellen over stad en architectuur,
Uitgeverij 010, Rotterdam, 1993
Hans IBELINGS, Francis STRAUVEN, Hedendaagse architecten in Nederland en Vlaanderen, Ons
Erfdeel, Rekkem, 2000
André LOECKX, Henk De Smet & Paul Vermeulen. Hernemingen, verdichtingen, economie, De Singel,
Antwerpen, 1996
Christophe VAN GERREWEY, Architectuur België. 25 jaar in 75 projecten, Lannoo, Tielt, 2014
Duur 106 minuten
Datum 29 februari 2016
Ik heb gezocht naar een afbakening van negen architecten. Ik zou eerst bij u willen aftoetsen om
welke personen het zou kunnen gaan.
Er zijn verschillende generaties, want die generatie waar Bekaert over schrijft komt voornamelijk vijf
jaar na ons, en dan gaat het over Stéphane Beel, Xaveer De Geyter en Willem-Jan Neutelings. En het
gaat dan niet zozeer over geboortejaar maar over ontwerpmethodiek, die helemaal anders is. Dat
heeft te maken met de invloed van OMA, die bij Paul Robbrecht & Hilde Daem, Marie-José Van Hee,
Marc Dubois en mij niet ter sprake komt. Wij ontwikkelden ons denken onder invloed van de
architectuur van de stad, wij hadden Palladio en Rossi als voorbeelden. Tegelijk had je ook Eugeen
Liebaut die vanuit Brussel kwam, met een hele sterke formele link naar Rossi. Bij ons was dat minder
formeel en meer theoretisch. Die generatie valt eigenlijk uit elkaar en dat heeft onder meer te maken
met drie instituten die ter sprake komen, zijnde Sint-Lucas in Gent, Sint-Lucas in Brussel en de
Academie in Gent. Het was alleszins niet onze bedoeling in 1991 in Venetië に de eerste keer dat we
internationaal gingen に om van die groep één school te maken. De namen waarvan sprake hadden
allemaal een eigen visie op architectuur en een verschillende ontwerphouding. In Venetië werden
Bob Van Reeth en Luc Deleu ook nog bij die groep betrokken.
Wanneer we het hebben over het vroege interessante werk, wat komt er dan bij u op?
U moet weten dat wij door toedoen van de economische crisis pas vanaf 1985-1986 de eerste
projecten realiseerden. Dat was twaalf jaar nadat we afgestudeerd waren. Ikzelf kwam nog later に
hoewel iedereen zegt dat ik al meer gebouwd had dan Van Hee in de jaren 1980. Wie heel wat invloed
heeft uitgeoefend was Marc Dubois, omdat hij in de jureringen zat van BACOB. Michel Mast was daar
architect en kende Paul Robbrecht goed, en ik werkte in die tijd samen met Paul Robbrecht. Als
opdrachtgever bood BACOB met een beleid van kleine filialen een eerste mogelijkheid om ontwerpen
te realiseren. Marc Dubois heeft een grote rol gespeeld in de jurering van de jaren 1980 en 1990,
waardoor hij een kijk op de situatie heeft kunnen genereren die wij niet hadden. Onder meer daarom
was Marc ook voorzitter van de Stichting Architectuurmuseum (S/AM) en was ik meer bezig met
publicatie. Ook de eerste kiemen van het werk van Beel zijn te danken aan de intentieverklaring van
Marc Dubois. Villa M is er gekomen door een tentoonstelling van ons. Op de architectuurbiënnale
van Venetië is het contract getekend voor het Raveel museum, dat daar ook tentoongesteld werd. In
VWミWデキ¥ ┘WヴS ララニ YYミ ┗;ミ SW WWヴゲデW ┗キノノ;げゲ ┗;ミ X;┗WWヴ DW GW┞デWヴ ェWデララミSが namelijk de villa in
Brasschaat. Het ontwerp van Team Hoogpoort voor het Europakruispunt in 1983 zal ook wel zijn
belang gehad hebben voor Beel en De Geyter, maar dat kan je beter aan hen zelf vragen.
In die periode werd er alleszins heel weinig gerealiseerd. Het waren allemaal heel individuele
fragmenten. Ik denk dat je voor heel wat interessante projecten rond 1990 op een kantelpunt zit. De
uitzonderingen die daarvoor kwamen zijn dan twee galerijen die Paul Robbrecht heeft ontworpen:
galerij Meert in eerste instantie en vervolgens galerij Hufkens. Paul kwam toen al in aanraking met
de kunstwereld en met enkele kunstenaars. Mijn projecten komen pas later ter sprake に vanaf 1992
に los van enkele eerdere realisaties in de jaren 1980.
De beperkte realisatie van bouwwerken, was die dan te wijten aan het feit dat er enkel door
privé-initiatief ruimte werd gecreëerd voor interessante architectuur?
Er was wel geld voor grote opdrachten van de overheid, maar daar was nog altijd veel politiek mee
gemoeid. In de culturele sector waren er particulieren die wel in architectuur wilden investeren, maar
die hadden nauwelijks geld. Er waren hooguit woningen en kleine verbouwingen. Als je dat vergelijkt
met de huidige situatie dan is er veel geld に ondanks de economische crisis na 2008. Er is enorm veel
geld. Wij waren 35 en hadden geen portfolio. Tegenwoordig heeft een architect van 35 een portfolio
die onvoorstelbaar is. Dat is een hemelsbreed verschil. Dat heeft te maken met een cultuur van
wedstrijden die er nu is, maar die er toen niet was. Architectuur heeft aan belang gewonnen, en daar
plukken jonge architecten de vruchten van.
De generatie voor ons was louter met bouwen bezig, louter het correct uitvoeren van projecten. Qua
publicaties was er A+ maar dat was eerder toegespitst op socio-maatschappelijke situaties en meer
een instrument van de Orde. Ik ga niet zeggen dat wij ons afzetten, maar dat zinde ons toch niet.
Marc heeft ook de positie genomen van kritische ingesteldheid, en die schreef artikels voor de Knack
over alles wat niet door de beugel kon, wat niet eerlijk was, wat slecht was. Dat is hem niet in dank
afgenomen door bepaalde instanties. De Orde heeft hem willen blameren. Hij moest zich aansluiten
bij de Orde maar hij weigerde omdat hij op die manier ook vrij was. Maar er was ook een grote naam
die hem ook heeft willen ondermijnen tot hij op een bepaald moment に ik denk een tiental jaar
geleden に ェW┣WェS エWWaデ けVララヴ Vノ;;ミSWヴWミ SラW キニ ミキニゲ マWWヴが キニ ェ; マキテ マWデ ;ミSWヴW SキミェWミ HW┣キェエラ┌SWミ ┘;ミデ エWデ キゲ エキWヴ ;HWヴヴ;ミデ ェW┘ラヴSWミげく Hキテ ┘;ゲ SキWェWミW SキW ┗ラIエデ デWェWミ SW Iラ┌ヴ;ミデW ミラヴマ ┗;ミ ヮラノキデキWニW aanstellingen en dergelijke meer.
Meer dan Geert Bekaert?
Geert Bekaert was daar niet mee bezig. Hij had zijn eigen idiomen. Hij was bezig met Koolhaas. Ik
waardeer Geert Bekaert enorm voor zijn eruditie en zijn intelligentie, maar door het feit dat hij
geopteerd heeft voor bepaalde personen wordt de rest vergeten. Maar die keuze valt uiteraard te
rechtvaardigen. Het is zijn goed recht dat hij opteerde voor bepaalde mensen die hem
interesseerden. Bekaert heeft nooit over Paul Robbrecht, over Marie-José Van Hee of over mij
gesproken. Met Marc Dubois kwam hij heel goed overeen. Dubois had enorme waardering voor
Bekaert en Bekaert waardeerde Marc Dubois ook wel, hoewel die op een ander niveau bezig was,
meer op het publiek-maatschappelijke niveau. Geert Bekaert heeft wel de reeks van Ludion
gedirigeerd eind jaren 1990 en die namen doorgegeven, maar toen waren we dus wel al jaren verder.
Ik kan niet zeggen dat het verhaal van de generatie stopt in 1995 en dat er dan een tweede fase
kwam. Het is een evolutie die zich gewoon verderzet. Ik kan alleen maar zeggen dat er een nieuw
elan gekomen is in 1983, in 1985 en in 1991, en dan opnieuw in 1994. Dat zijn zo een paar stappen.
Wij beginnen met S/AM en die eerste kiemen zijn daar met jonge architecten en hun werk in 1985.
In 1991 zitten we in Venetië en in 1994 verschijnt het eerste Jaarboek Architectuur Vlaanderen. Dat
zijn een paar stappen voor Vlaanderen. En dan heb je in 1999 de eerste Vlaamse Bouwmeester. Dat
is de opeenvolging van grote kernmomenten in de tijdlijn, ook voor mezelf.
Heeft S/AM de jaarboeken voorbereid?
S/AM heeft het terrein voor de jaarboeken voorbereid toen wij er mee gestopt zijn. Wij hadden geen
geld meer en Marc Dubois heeft het laatste nummer uit eigen zak moeten betalen. Dat was eind
1992. Ik denk dat hij toen zelf naar Jan Vermassen en Jan Verlinden van de dienst Cultuur van de
Vlaamse Gemeenschap gestapt is, omdat hij hen kende. Zij vonden dat ze moesten doorgaan met wat
mij begonnen waren en Jan Verlinden heeft dan de mogelijkheid gecreëerd en het geld vrijgemaakt
om met het jaarboek te starten, waar Marc dan in de redactie zat en ik de vormgeving deed van de
eerste twee edities.
Dus uiteindelijk haakt de politiek daarop in?
De culturele politiek haakte daarop in. Patrick Dewael was Minister van Cultuur in 1986 en hij heeft
ook mogelijkheden gecreëerd. De opera De Munt is maar iets kunnen worden dankzij Patrick Dewael.
Er is zeker een enorme verdienste aan dat beleid, aan iemand die zich laat begeleiden door Jan Hoet
en Karel Geirlandt voor cultuur en door Gerard Mortier voor de opera. Hij gaf ook mogelijkheden aan
ons, want zonder hem zouden we niet in Venetië gestaan hebben.
Wie heeft de stap voor de biënnale in Venetië gezet? Is Patrick Dewael naar jullie gekomen of zijn
jullie op hem afgestapt?
Ministers gaan nooit ergens naartoe. Voor de juistheid van informatie moet u bij Marc Dubois zijn,
maar ik weet dat er een brief was verstuurd vanuit de organisatie van de biënnale, door Francesco
Dal Co. Daarin stond dat de landenpaviljoenen voor de eerste keer voor architectuur zouden gebruikt
worden. Dat was in 1990. Maar sinds 1987 was cultuur geen federale bevoegdheid meer. Dat wisten
ze niet in Italië en dus hadden ze die brief gestuurd naar de Orde van Architecten, die daar niet op
geantwoord heeft. Francesco Dal Co begon op den duur zenuwachtig te worden. Hij kende Marc
Dubois に ik vermoed van de redactie van Casabella. Marc krijgt dat bericht, gaat naar Dewael en wijst
hem op de noodzaak en de opportuniteit. Die is toen in actie geschoten en hij heeft zijn dienst Cultuur
de opracht gegeven om dat te onderhandelen. Wij werden met Stichting Architectuurmuseum
betrokken. Jan Vermassen heeft zich daar op geworpen en vanaf dan is alles snel gegaan. Het moest
ook snel gaan, want het was ondertussen al januari 1991. In maart zaten Marc Dubois en ik in Venetië
om het paviljoen op te meten en om een scenografie te bedenken, en in augustus moest de zaak al
beklonken zijn.
Kwam het in dat verhaal dan op personen aan?
Het komt altijd op personen aan.
Heeft de staatshervorming van 1987 en de grotere Vlaamse autonomie een rol gespeeld in de
ontwikkeling van de Vlaamse architectuur?
Op de eerste editie van Jonge Archictecten In België in 1987 stelden we bijvoorbeeld ook werk van
Pierre Hebbelinck tentoon. Als we in 1990 met een gelijkaardige tentoonstelling kwamen aanzetten
moest die ineens Jonge Architecten in Vlaanderen heten. Die gewijzigde naamvoering heeft uiteraard
met subsidies te maken. Daarom hebben we ook een Vlaams Architectuurinstituut. Als je die
opportuniteit van subsidie wil benutten dan ben je ook aan restricties gebonden die de cesuur in dit
land natuurlijk alleen maar versterken. In Wallonië waren er even goed subsidies, en toch zijn die
ontwikkelingen daar niet in die mate geweest. Maar je hebt er ook wel een andere economie en een
ander klimaat. In Luik en andere Waalse steden speelt de stadspolitiek een grotere rol op vlak van
architectuur, op een minder positieve manier.
Als jullie in 1983 gestart zijn met S/AM, wat was daar dan de aanleiding voor?
Er zijn een paar fragmenten die eraan voorafgaan. In 1979 is er de eerste publicatie van het Duits
architectuurmuseum van Ungers, en ik was meteen gefascineerd. Ik begon toen met Ungers te
dwepen als ik het had over concepten en het thematiseren van architectuur. In 1981 doe ik mee aan
de Godecharleprijs en één van de projecten voor die wedstrijd was de Concert Noble van Hendrik
Beyaert に Beyaert die mentor was voor de Art Nouveau en die ook de Nationale Bank had ontworpen.
De Concert Noble was een heel fascinerend gebouw en mijn standpunt in het ontwerp voor die
Godecharleprijs was dat daar een museum voor moderne architectuur moest komen in Brussel に
hoewel je wel de Archives Sげ AヴIエキデWIデ┌ヴW MラSWヴミW ふAAMぶ had. Ik had het ontwerp dus als een
modern architectuurmuseum voorgesteld en heb het ook altijd over dat idee blijven hebben bij
vrienden en kennissen. In 1983 was er een bepaalde lezing in het Design museum in Gent, wat toen
nog het Museum voor Sierkunst heette. Marc Dubois was ook op die lezing. Lieven Daenens, directeur
van het museum, roept mij bij zich en hij stelt voor om met een architectuurmuseum te starten. Hij
┗ラミS S;デ WWミ ェラWS Wミ WWミ HWノ;ミェヴキテニ キSWW Wミ エキテ ┣;ェ ┗ララヴ;ノ SW ェヴラデW ミララS┣;;ニ ┗ララヴ ┣ラげミ マ┌ゲW┌マ キミく Het is Lieven die met zijn open ingesteldheid vanuit het Museum voor Sierkunst die mogelijkheid
heeft gecreëerd en die ook concrete ideeën kon aandragen omtrent de praktische aanpak. De hele
constellatie van naamgeving komt van hem en hij wist ook hoe je het makkelijkst subsidies kon
krijgen. We waren gewonnen voor het idee, en in 1983 hebben we de stichtingsvergadering
gehouden in de Drapstraat in Gent. Het initiatief komt dus eigenlijk van Lieven Daenens.
Ik kan mij inbeelden dat er in het engagement voor de Stichting Architectuurmuseum wel heel
wat uren werk zijn gekropen. Hoe zag een werkweek er in die tijd uit?
Ik werkte met Paul Robbrecht samen. Paul werkte bij Willy Verstraete. Ik had geen geld en Paul had
geen geld en Willy Verstraete betaalde naar normen vrij goed. Er was nog een mogelijkheid voor een
nieuwe medewerker en Paul heeft mij opgebeld. Hij is er vroeger begonnen maar is er ook voor mij
vertrokken, ik ben er langer blijven hangen. Dat ging om een voltijdse job, bij bureau Arrow. Marc
D┌Hラキゲ ェ;a ;ノ ┗;ミ キミ げΑΓ ┗ラノデキテSゲ ノWゲ ;;ミ “キミデ-Lucas. Ik had ook een lesopdracht van twee dagen in de
week. Mijn job was dus een combinatie van werken op een bureau en twee dagen per week lesgeven.
Voor Marc Dubois bestond dat uit zijn lesopdracht, archiveren en studiereizen organiseren. Maar
daarrond moest dus het werk voor S/AM gebeuren, dat kwam er extra bij. We werkten dus zeker niet
van negen tot vijf.
U zegt dat jullie nauwelijks geld hadden. Ik heb een anekdote opgevangen waaruit spreekt hoe
weinig werk er soms was in de periode van de samenwerking met Paul Robbrecht en Wim
Cuyvers. Het gebeurde blijkbaar マWWヴ S;ミ WWミゲ S;デ SW ┗ヴ;;ェ ラヮェW┘ラヴヮWミ ┘WヴSぎ けW;デ ェ;;ミ ┘W SラWミい P;ミミWミニラWニWミ H;ニニWミいげ
Dat zou best wel eens kunnen. Met Wim was het grandioos. Maar het is ook een referentie naar onze
tentoonstelling in 1974, het laatste jaar in Sint-L┌I;ゲが マWデ SW デキデWノ けW;デ ェ;;ミ ┘W SラWミい AヴIエキデWIデ┌┌ヴ
ラa ;;ヴSHWキWミ ヮノ┌ニニWミいげ D;デ ┘;ゲ ミ;マWノキテニ SW ヮWヴデキミWミデW ┗ヴ;;ェ SキW ┘W ラミゲ ゲデWノSWミ キミ 1974. Wat zijn we
hier aan het doen? We hebben geen degelijke opleiding gekregen van onze docenten に dat was
namelijk nihil, op een paar goede theoriedocenten van geschiedenis na. Wat gaan we volgend jaar
aanvangen met ons diploma? Gaan we aardbeien plukken om te kunnen eten? Want het ging ook
over honger he. We hadden honger omdat we geen geld hadden, maar we hadden ook honger naar
architectuur en we gingen ons niet plat op de buik leggen om commerciële dingen te doen. Maar wij
moesten dus echt overleven met de broeksriem toe. Dat kan je vandaag nog moeilijk begrijpen.
Marie-JラゲY ┣Wェデ S;ミ ララニぎ けDキW テラミェW ェWミWヴ;デキW エWWaデ geen honger. Ze hebben geld en ze hebben
;ノノWヴノWキ マラェWノキテニエWSWミが S┌ゲ ニ;ミ テW ェWWミ エラミェWヴ エWHHWミくげ
De honger naar architectuur is er niet meer?
Ze is er alleszins op een totaal andere manier. Alles wordt aangereikt. Wij kregen niets aangereikt. In
1979 was ik geabonneerd op het tijdschrift Japan Architect en in een bepaalde editie las ik over een
┘WSゲデヴキテS ┗;ミ J;マWゲ “デキヴノキミェが けA Hラ┌ゲW aラヴ K;ヴノ FヴキWSヴキIエ “IエキミニWノげく Aノゲ テW ┗;ミS;;ェ ミ;;ヴ WWミ HキHノキラデエWWニ gaat slingeren ze je met Schinkel naar het hoofd. In die tijd kon ik enkel in de bibliotheek van
Universiteit Gent twee kleine artikels vinden, die ik gekopieerd heb. Ik kon daar nauwelijks iets mee
aanvangen, maar ik wist wel plots dat Karl Friedrich Schinkel belangrijk was, dankzij James Stirling die
er een achitectuurwedstrijd rond organiseerde. Ik kon alleen maar tot die constatatie komen vanuit
mijn honger naar kennis, de honger naar architectuur. Twee jaar later ontdek ik dan bij Ungers に
stichter van het Duits architectuurmuseum - dat hij zijn leermeester was. En zo beginnen de raders
natuurlijk allemaal te werken.
Als jullie met S/AM over de jonge architecten publiceren, dan moeten er natuurlijk ook eerst
interessante ontwerpen zijn. Als de opleiding gebrekkig en de architectuurcultuur quasi
onbestaande was, hoe kwamen die jonge architecten dan toch tot interessante architectuur?
Ik denk dat het voornamelijk door zelfstudie kwam. Dat onderlijnt meteen ook het individuele
engagement. Er waren inderdaad een paar interessante ontwerpen. Je had de woning Van Pelt van
Stéphane Beel, Eugeen Liebaut had zijn eigen woning, Paul Robbrecht had woning De Mol, Jan
Bruggemans had twee woningen, Bernard Baines had een huis. Dat waren allemaal kleinschalige
projecten, vaak ook voor vrienden of familie. Maar we vonden het niet alleen belangrijk om iets te
doen voor de jonge generatie. We zouden ook de generatie voor ons niet vergeten. Wat er in
Turnhout gebeurde met onder meer Paul Neefs hebben we ook aandacht gegeven. We zouden
Juliaan Lampens niet vergeten. Door toedoen van Carolina de Backer hadden Bob Van Reeth en Luc
Deleu net als Marc Dessauvage al kansen gekregen om hun werk te tonen in deSingel. Dat heeft ons
echter niet belet om hen ook bij de architectuurbiënnale van Venetië van 1991 te betrekken.
Laten we het vroege werk van de selectie van negen architecten bespreken
Ik vind het wel merkwaardig dat dit werk weer opgerakeld wordt en dat er plots op verschillende
fronten aandacht wordt gegeven aan onze generatie. Maar ik kan er wel inkomen dat je die projecten
wil gebruiken als toeststeen voor die periode. Er zijn inderdaad kiemen in te ontdekken. Er was in de
ontwerpen zeker wel een bepaalde spanning voelbaar van architectuur die wou uitbreken.
[Stéphane Beel]
De Woning Van Pelt is belangrijk in het beginstadium, daar zit een binding mee met het
Architectuurmuseum. Woning Van Pelt speelt nu denk ik geen rol meer, maar toen wel omdat Mil De
Kooning en Geert Bekaert daar een gewicht aan gegeven hebben. Villa M en Villa P komen al later. In
die ontwerpen kwam Mies van der Rohe ter sprake. Die drie woningen zijn solitaire gebouwen, en
misschien is het Raveel museum daarom wel interessanter, omdat dat een uitspraak doet over hoe
één gebouw verschillende projecten kan zijn en zich inschrijft in zijn context. Dat is voor mij
bWノ;ミェヴキテニWヴ S;ミ SキW ┗キノノ;げゲく HWデ ノ;HWノ けミキW┌┘W WWミ┗ラ┌Sげ S;デ ラヮ エWマ ェWヮノ;ニデ ┘WヴS エWH キニ ミララキデ begrepen en gaat voor mij niet over de essentie.
[Ralf Coussée & Klaas Goris]
Zij hebben een aantal bankfilialen voor BACOB gerealiseerd, wat denk ik belangrijk was. Ik ben
trouwens de aanleiding geweest voor hun samenwerking. Ralf Coussee werkte bij Rob Krier in Wenen
en belde mij op met de mededeling dat ze dringend een medewerker nodig hadden. Ik zei dat Klaas
Goris op zoek was. Klaas is dan naar Wenen gegaan, en uit die samenwerking is dan een bureau
ontsproten.
[Wim Cuyvers]
Paul Robbrecht kende Wim Cuyvers van op de Academie. Wim zat in een jaar met onder meer Johan
De Coker. Zij kregen les van Jo Crepain, waar Wim zich heel erg tegen afgezet heeft. Toen Wim na zijn
stage uit New York terugkwam werkte hij met Paul Robbrecht en mij samen aan een paar museale
projecten. Die literaire onderlegger van hem was fenomenaal. Ik heb altijd een fascinatie gehad voor
hem, voor de hardheid in zijn ontwerp enerzijds en anderzijds voor die enorme theoretische
onderlegger die steeds terugkwam, toen literair en nu rond het publiek-private vraagstuk. Wim
Cuyvers is een separaat verhaal, hij is een autonoom figuur. In 1994 heeft hij zijn werk ingestuurd
voor Mein Erstes Haus, een eerste opvolger voor de tentoonstelling Jonge Architecten in Vlaanderen,
waar Katrien Vandermarliere en ik mee bezig waren. We hebben hem uit de selectie gelicht omdat
het sterk werk was en over een totaal andere inhoud ging. We hebben hem er opzettelijk uitgehaald
om er een afzonderlijke tentoonstelling aan te verknopen. Die is er dan in 1995 gekomen in deSingel.
[Xaveer De Geyter]
Weinigen konden in die tijd met hem om. Ik zag bij hem kiemen die mij interesseerden, zeker ook om
op die architectuurbiënnale in Venetië te hebben. Hij was er ook al bij in 1990, op de tentoonstelling
Jonge Architecten in Vlaanderen. Je zag in de vormgeving van zijn eerste projecten duidelijk het
verhaal van OMA.
[Henk De Smet & Paul Vermeulen]
Marc Dubois heeft Woning K geselecteerd voor de biënnale in 1991. Voorheen hadden we wel al het
kantoor De Noordstar en Boerhaave van Henk De Smet gepubliceerd. Ik kende Henk De Smet al van
halfweg de jaren 1970. Hij was geabonneerd op Japan Architect en het is dankzij hem dat ik mij ook
geabonneerd heb. Ik denk dat Marc Dubois wel aanvoelde dat de intelligentie van Paul Vermeulen
belangrijk was. Ikzelf had een probleem met Woning K, ik vond dat niet meer dan een ordinaire
schuur. Paul Vermeulen had even goed een probleem met mijn formalisme. En ik begreep ook wel
dat nuchterheid zijn plaats heeft, dat het niet over formalisme hoeft te gaan. Ik vond Woning K geen
sterk werk, maar ik vond het wel belangrijk dat ze erbij waren. Ze hebben later ander sterk werk
gemaakt, dat onmiskenbaar behoort tot het gedachtegoed van Vlaanderen.
[Chistian Kieckens]
Het is merkwaardig dat het bankfiliaal op de Kouter in Gent een aantal keer gepubliceerd is. Het heeft
ララニ マ;;ヴ WWミ ┣Wゲデ;ノ テ;;ヴ HWゲデ;;ミく HWデ ┗;ノデ ┘Wノ ラヮ S;デ H;ミニaキノキ;ノWミ デラWミ ミラェ マWデ ┣ラげミ ラヮWミエWキS ontworpen konden worden. Woning VH-DP heeft zijn belang en is één van de meer iconische
gebouwen geworden. Maar het onderlijnt ook de rol van de opdrachtgever, die er voor open moet
staan. Wat ook een eerste aanzet is geweest was Drukkerij Sanderus in Oudenaarde, het eerste
bedrijfsgebouw. Ook daar was de opdrachtgever fenomenaal. Zij bedankte mij onlangs nog omdat ze
nog altijd geniet van de ruimtelijkheid, het licht en het goede functioneren van het gebouw.
[Eugeen Liebaut]
Ik was gefascineerd door Woning Gees. Marc Dubois voelde weinig voor dat ontwerp, maar ik zag er
wel iets in. Qua beeld refereert het duidelijk naar Rossi, wat meteen mijn interesse verklaart. Die
overkraging voor niks is wel wat absurd. In Woning Vanderpooten komt de plasticiteit ter sprake.
Eugeen Liebaut heeft altijd graag beweerd dat hij de eerste was om de architectuur van Álvaro Siza
te bestuderen, waarbij hij er gemakshalve aan voorbijging dat er hem internationaal gezien natuurlijk
een aantal vooraf gegaan zijn om Siza te ontdekken. De plasticiteit van die architectuur en van die
interieurs was wel heel belangrijk bij Liebaut, en ik vind het ook heel geslaagd. Wat ik wel jammer
vind is dat ik geen idee heb waar hij momenteel mee bezig is.
[Paul Robbrecht & Hilde Daem]
Het bankfiliaal in Kerksken was een van de eerste belangrijke ontwerpen, daarna heb je galerij Meert
en galerij Hufkens. Het is afzichtelijk om te zien dat een architect zich het filiaal in Kerksken heeft
toegeëigend en de colonnade in het rood geschilderd heeft. Ik kan daar absoluut niet mee om. Ik heb
het begin van de ontwerpfase van dat project nog meegemaakt. Ik maakte een schets om een
┗Wヴ┘ヴラミェWミ ヮWヴゲヮWIデキWa ┌キデ デW デWゲデWミく Aノゲ キニ げゲ ;ミSWヴS;;ェゲ ラヮミキW┌┘ ラヮ ニ;ミデララヴ ニ┘;マ エ;S P;┌ノ ‘ラHHヴWIエデ ラヮ SキW ゲIエWデゲ ェWゲIエヴW┗Wミぎ けMララキぁげく UキデWキミSWノキテニ キゲ S;デ ┗;ノゲW ヮWヴゲヮWIデキWa ┗ララヴ WWミ ゲデ┌ニ teruggekomen in die colonnade in Kerksken, maar toen werkten we al niet meer samen. Dat waren
alleszins de zaken waar wij mee bezig waren. Er zit een mix van Rossi en Terragni in, en tegelijkertijd
heeft het ook een Siza-gehalte. Ik noem Paul Robbrecht ook altijd een plasticien. Wat ik nog altijd een
van zijn sterke punten vind is het splitsen van interieur en exterieur, die rigiditeit aan de buitenkant
en de ruimtelijkheid die je binnen ervaart. En het werken met kunstenaars, daar gaat het natuurlijk
ook over.
[Marie-José Van Hee]
Zij heeft veel geluk gehad, zij heeft veel kunnen bouwen voor haar familie. Uit haar ontwerpen
spreekt een zekere vastberadenheid en weerbarstigheid. Het gaat ook over de traagheid van
ontwerpen. Natuur speelt altijd een rol, of het nu om een ingesloten tuin gaat of de dialoog met een
landschap. Bij mij gaat die omgang met natuur om kijken naar het landschap, vanuit het huis. Maar
zij werkt volledig op die wisselwerking. Zij is in staat om een ontwerp op maat te maken, als een
kledingstuk dat de persoon in kwestie past, maar evengoed universeel is. Je ziet een paar referenties
naar andere architecten, maar zelf spreekt zij daar niet over. Zij spreekt meer over de werkelijke
betekenis van de elementen in het ontwerp.
Is de kwaliteit van de architectuur er de laatste dertig jaar op vooruit gegaan?
Ik zit nog wat op mijn honger. Destijds waren de mogelijkheden om interessante architectuur te
bouwen beperkt, maar er waren toch een aantal interessante ontwerpers. Nu is het klimaat veel
beter, dus zou je in verhouding ook veel meer boeiende architectuur verwachten. Maar ik zie vooral
het goede bouwen. De accenten liggen verkeerd. Wat ik wil zeggen is dat er een recuperatie van
beelden is. Ik zit nog altijd te wachten op iemand met een achtergrond, met een onderlegger, een
theorie. Iemand met een eigen vocabularium. Om internationaal mee te spelen is een eenheid tussen
woord en beeld belangrijk, tussen theoretisch discours en ontwerp in de praktijk. Ik besef dat ik daar
zelf noch het vocabularium, noch het oeuvre voor heb. Paul Robbrecht heeft dat. Marie-José Van Hee
heeft dat. Stéphane Beel heeft dat op een bepaald moment ook gehad. Xaveer De Geyter heeft het
ook, maar soms gaat het er wat over. En wie komt er nu? We kunnen hier nu wel goed bouwen, maar
daarmee hebben we nog geen interessante gelaagdheid en worden er geen interessante uitspraken
gedaan. Een deel van het probleem ligt ook bij de projectontwikkelaars. Architecten zijn glijmiddel
geworden. Projectontwikkelaars gebruiken architecten alleen maar om een leuke gevel te
ontwerpen. In ruimtelijkheid zijn ze niet geïnteresseerd. In het ontwerp primeert de verkoopwaarde
van het project en van de naam verbonden aan de architect.
Wat kan u kwijt over de Vlaamse Bouwmeester?
Ik heb daar mijn twijfels over. Ik onderschrijf wel het belang van de Bouwmeester. Het is een goed
initiatief, met alle goede bedoelingen. Maar ik betwijfel of de kaart van onze eigen jonge ontwerpers
nog voldoende wordt getrokken. Er zijn drie bouwmeesters geweest, die elk hun accent hebben
gelegd. Bob Van Reeth heeft aan jonge architecten kansen gegeven om zich te ontwikkelen naast
internationale architecten. Hij streefde naar een selectie van twee jonge en twee gevestigde
architecten en één internationale naam. Ik vond dat heel correct. Jonge mensen konden een
curriculum opbouwen. Marcel Smets legde het accent op infrastructuur en open ruimte. De goede
ontwerpers waren er namelijk al. Hij heeft dus de discussie over openbare ruimte geïnitieerd, en ik
denk dat dit ook belangrijk is geweest. De derde bouwmeester was Peter Swinnen に die nog
medewerker bij mij is geweest に en hij had veel ambitie. Hij wou het niveau opkrikken door het
superintelligente discours te introduceren, met linken naar internationale figuren. Ik kan hem daarin
volgen, maar waar ik moeite mee heb is die serenade van de internationale namen en de vele
wedstrijden die door buitenlandse bureaus gewonnen worden. Dat gaat te veel om namedropping.
Nederland heeft ons ook overschaduwd. Nederland heeft dan ook een hele periode kunnen
profiteren van een hoogconjunctuur, waardoor ze veel meer expertise hebben kunnen uitbouwen.
Het heeft ook met de scholing te maken. Je hebt er meer piramidale systemen en minder
architectuurstudenten. De bureaus zijn beter georganiseerd, er zijn veel meer grote bureaus en
nauwelijks kleine. De investeringen, de verantwoordelijkheden en de aansprakelijkheid liggen er
lager. Als je moet opboksen tegen bureaus die een veel groter aantal gerealiseerde projecten en
bijhorende knowhow kunnen voorleggen, dan heb je uiteraard veel minder kans. Ik wil nogmaals
benadrukken dat ik de noodzaak en het nut van de Bouwmeester onderken, maar ik ben wel nogal
verbitterd op dat vlak.
Werkt het systeem de concurrentie tussen bureaus in de hand? Was er vroeger minder
concurrentie?
Ik denk inderdaad dat er vroeger minder concurrentie was. Ik voelde zelf eerder waardering en
gezonde jaloezie als iemand anders een interessant project binnenhaalde. Als Paul Robbrecht galerij
Meert of Hufkens kon ontwerpen, dan ging ik daar naar kijken en was ik gefascineerd. Je was blij dat
hij die projecten had en tegelijk was je een beetje jaloers. Maar van concurrentie was er alleszins
geen sprake. Ik denk dat die concurrentieslag nu wel groter is. Maar het is ook moeilijker om te
overleven, de investeringen voor een bureau zijn groter. Het is niet makkelijk voor nieuwe bureaus
om hun voet naast gevestigde waarden te zetten, want die gevestigde waarden willen uiteraard ook
overeind blijven. Ik zie ook wel een vorm van strategisch denken de kop op steken, waarbij afgewogen
wordt aan welke wedstrijden wel en niet deelgenomen wordt en met welke partijen
samenwerkingsverbanden kunnen tot stand komen. Maar nu begin ik wel wat cynisch te klinken.
De grootste moeite heb ik uiteindelijk met de internationale concurrentie. Als het enkel nog om de
superintelligentie van het internationale discours gaat, dan plaats ik daar vraagtekens bij. De
pragmatiek van het boerenverstand doet er niet meer toe. Als ik in Vlaanderen vijftien namen wil
opnoemen die het nog enigszins kunnen waarmaken, dan moet ik al goed nadenken.
U bent wel iemand die het denken over architectuur op zich belangrijk vindt. Hoe is het met de
architectuurkritiek in Vlaanderen gesteld?
We hebben nog steeds een tekort aan architectuurkritiek. We zijn softies. Er is waarschijnlijk een
gebrek aan geld en subsidies, maar ik verwijt het onderwijs ook heel veel. De huidige generatie
studenten is niet met de kern bezig, wat het gevolg is van een maatschappelijk veel breder fenomeen.
Er zit veel te veel ruis op de jongeren, er is te veel afleiding. Ik heb het dan over internet, social media,
smartphones. Alles wat je niet nodig hebt wordt belangrijk gevonden. Ik zie het bij mijn eigen
studenten. Ik geloof niet dat die vijf minuten geconcentreerd werken. Dat is onhoudbaar. Maar het
ligt even goed aan de instellingen en de professoren, die de studenten daar niet op wijzen. Er wordt
niet gewezen op het belang van theoretisch discours, van gelaagdheid in het ontwerp. Ik zie daar te
weinig discussie rond. Het is niet omdat er goede plannen worden getekend dat er ook goed wordt
ontworpen. Ik moet denken aan wat Maarten Lambrechts mij verteld heeft. Hij is een ex-student van
mij die bij OMA werkt. Hij staat bij OMA in voor de lezingen. Volgens hem ligt het niveau van
studenten uit landen als Chili veel hoger dan hier in Vlaanderen. Zij zijn veel sterker in ontwerp, in
theorievorming, zij hebben betere rendercapaciteiten. Hier in Vlaanderen liggen de accenten
verkeerd en zo verliezen we terrein. Er moet opnieuw meer doorgedrongen worden tot de essentie
van de architectuur.
Wat zijn de huidige uitdagingen voor de architectuurcultuur in Vlaanderen?
Er zijn veel goede initiatieven, maar we zijn die louter aan het herhalen. De zoveelste Bouwmeester,
het zoveelste jaarboek. Dat is het dan? Verandert er hier niks meer? Het zijn niet de jaarboeken die
iets gaan veranderen. Er worden interessante teksten in opgenomen, maar in elke editie zie je weer
dezelfde reeks namen terugkomen, met telkens weer nieuw werk. Ik denk dat het weer eens tijd is
voor een kantelmoment, voor bezinning en voor iets nieuws.
Op welk vlak is er niks veranderd?
Als je iets extra wilt betekenen voor de architectuurcultuur, dan moet je dat nog altijd vanuit goodwill
doen. Dat was al zo toen wij met Stichting Architectuurmuseum begonnen en afhankelijk waren van
giften. Er is nog steeds niet voldoende geld om aan de waan van de dag te kunnen ontsnappen en de
architectuur met wat meer afstand en diepgang te benaderen. Je mag al blij zijn als je betaald wordt
voor een lezing. Je hebt tijd nodig om iets zinvol over architectuur te kunnen zeggen, en je moet
natuurlijk geld hebben om er je tijd in te kunnen steken. Lesgeven is een optie om die ruimte te
scheppen om met dergelijke zaken bezig te kunnen zijn en toch je boterham te verdienen. Maar ik
raad mijn studenten aan om een rijke partner te zoeken.
Duur 115 minuten
Datum 7 maart 2016
Erkent u dat er omstreeks 1985 iets veranderde in de architectuur in Vlaanderen?
Ik denk inderdaad dat er voor 1985 een dieptepunt was. Wat heel duidelijk aanwezig was, dat was de
politieke verzuiling en een compleet achterhaalde opdrachtverstrekking door de overheid. Het was
niet zozeer dat de overheid niks bouwde, maar ze bouwde zonder architecturaal besef. Het beeld dat
toen overheerste was dat architectuur een zaak was van kleine woningen. Die eerste kenteringen in
de jaren 1980 en 1990 zijn er inderdaad wel gekomen. Ik denk dat er toen overheden begonnen te
zijn die instrumenten zochten om kwaliteit te bekomen. Het was de tijd van de eerste architectuur-
wedstrijden. Dat begon op te komen en is pas later gestroomlijnd met de komst van de Vlaamse
Bouwmeester. Maar het was ook de tijd dat er een stedenbouwkundig bewustzijn was に en misschien
nog niet meteen bij de architecten. Iemand als Charles Vermeersch heeft in die jaren het
Structuurplan Vlaanderen gemaakt. Ik denk dat er wel degelijk een besef aan het ontstaan was dat er
anders met ruimte moest omgesprongen worden en dat het allemaal beter kon. Ik herinner mij dat
Charles Vermeersch al heel vroeg aan de weg timmerde.
De opdrachtgevers waren in hoofdzaak privé-investeerders. Dat was alleszins een verschilpunt
met de huidige situatie. Was dat louter te wijten aan de crisis, of was er meer aan de hand?
Ik denk dat de manier waarop gebouwen tot stand komen nadien sterk gewijzigd is. Er is eerst een
soort cultureel besef gekomen en ik denk dat de economische aanpassing van structuren veel later
gekomen is. Het feit dat er minder individueel gebouwd wordt en projectontwikkelaars meer het
initiatief nemen heeft denk ik met iets anders te maken, minder met architectuurcultuur. Ik denk dat
het te maken heeft met toenemende schaarste van gronden, met het besef en het aansturen
vanwege de overheid に misschien niet altijd consequent, maar er was zeker een tendens bij de
overheid om er op aan te sturen dat er veel minder versnipperd en verspreid gebouwd zou worden
en dat bijvoorbeeld brownfields in steden aangepakt zouden worden. Dat was iets dat je niet zomaar
aan de eerste de beste bouwer kon overlaten, daar had je grotere hoeveelheden kapitaal en een
andere organisatie van het bouwproces voor nodig. Dat is een evolutie die min of meer los staat van
het cultureel reveil dat er in de architectuurcultuur geweest is en dat er wel degelijk aan vooraf gaat.
Op vlak van de culturele bewustwording, speelden andere cultuursectoren daarin mee? Zijn daar
parallellen?
Dat is wel vaak bewWWヴSく W;デ キミ キWSWヴ ェW┗;ノ ┘;;ヴ キゲが キゲ S;デ SキW ┘;デ ヴ;ヴW デWヴマ ┗;ミ BWニ;Wヴデ けマララキW テラミェW ェラSWミげ ┘;ゲ ┌キデェW┗ラミSWミ ┗ララヴ SW Vノ;;マゲW ノキデWヴ;デ┌┌ヴが ┗ララヴ マWミゲWミ ;ノゲ Tラマ L;ミラ┞W Wミ ェラSHWデWヴデ Herman Brusselmans. Het feit dat Bekaert die term dan toepast op architecten duidt erop dat hij iets
gelijkaardig zag gebeuren in de architectuur. De podiumkunsten stonden ook al heel sterk, maar dat
was al iets daarvoor. Er was een grote golf interessante theatermakers en dansers.
Had de Vlaamse identiteit daar iets mee te maken? Was daar een politieke agenda bij?
Er was bij de meeste van die mensen een zekere kregeligheid over Vlaamse identiteit. Zeker bij de
schrijvers was dat zo. Tom Lanoye is altijd een grote criticus van heel dat Vlaamse identiteitsdiscours
geweest. Bij architecten ligt het minder in de aard om zich daar zo over uit te spreken, maar niemand
heeft dat alleszins gedaan vanuit een soort nationalistisch gevoel. Dat durf ik wel met de hand op het
hart zeggen. Maar als het allemaal Vlamingen zijn die op een bepaalde manier met cultuur bezig zijn,
dan bepaalt het uiteraard de Vlaamse identiteit. Maar het is niet uitgelokt door een overheid of op
vraag ervan ontstaan, eerder tegen die overheid in. Er was toen een systeem van Vlaamse culturele
ambassadeurs. Luc Van den Brande had dat bedacht. Iemand had hem erop gewezen に of hij had zelf
ontdekt に dat er heel wat bewoog in de Vlaamse culturele wereld en dat dit in het buitenland wel
geregeld de aandacht trok. Hij had dan het idee om culturele ambassadeurs te benoemen に ik denk
aan mensen zoals Anne Teresa De Keersmaeker en Sigiswald Kuijken, culturele namen die in het
buitenland een belletje deden rinkelen. Daar is zeer allergisch op gereageerd. Toonaangevende
figuren waren niet opgezet met deze vorm van recuperatie. Dat is dus meer het beeld van wat de
relatie was tussen de overheid en culturele initiatiefnemers. Er was toch wat afstand en onbegrip. Ik
herinner mij dat op een bepaald ogenblik het kabinet van Van den Brande heringericht moest worden
en daarvoor waren stoelen van Maarten Van Severen aangekocht. Van den Brande heeft ze laten
buitenzetten want hij vond het geen comfortabele stoelen. Daar is dan enige commotie over geweest.
Dat zijn zo van die minuscule anekdotes, maar stilaan is de politieke wereld beginnen denken: けキミ S;デ I┌ノデ┌ヴWノW ┘WヴWノSテW キゲ Wヴ ヮヴWIキWゲ ララニ キWデゲ ;;ミ SW エ;ミSが ┘W マラェWミ ミキWデ マWWヴ SラWミ ┘;デ ┘W ┘キノノWミげく
Ik zou het nu willen hebben over de projecten en de architecten uit die periode. Het gaat dan
over de minder stille generatie.
Ik weet niet of je de term stille generatie helemaal goed gebruikt. De stille generatie bestaat net uit
de mensen die je nu als de niet stille generatie omschrijft, terwijl de generatie daarvoor gewoon
onbestaand was. Er was gewoon niemand. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, maar zo zagen de
mensen die na hen kwamen dat. Er was niemand om je tegen af te zetten, er was gewoon een leeg
veld. Die stille generatie heb ik alleszins begrepen als een generatie die zonder uitgesproken
concepten, maar louter op enthousiasme en talent de architectuur binnengekomen is. En stil in
tegenstelling tot bijvoorbeeld generaties uit de jaren 1970 die heel sterk met inspraak bezig waren
en die allerlei ideeën hadden over hoe architectuur eigenlijk moest gemaakt worden, die grote
standpunten innamen.
Heeft u het dan over namen als Bob Van Reeth of Luc Deleu?
Zelfs niet, want zij waren geen generatie, zij waren witte raven in een dor landschap. Ik bedoel het
meer internationaal of Europees gezien, modernisten, Team 10. Lucien Kroll zou bijvoorbeeld een
Belgische exponent zijn van een generatie die niet stil was, want hij wist heel precies waaraan goede
en slechte architectuur voldeed. Hij had daar recepten voor, die door Bekaert absoluut niet gesmaakt
werden. De term stille generatie is eigenlijk waarderend bedoeld, en ook het begrip gemeenplaats is
door Bekaert eigenlijk waarderend bedoeld. Dus dat archictuur een gemeenplaats is en dat die stille
generatie dat ook inzag en daar naar handelde. Het had geen grote verhalen nodig. Dat is een framing
en vanuit het huidige tijdperk gezien vind ik die minder geloofwaardig dan dat het toen leek. Veel van
die mensen zijn sterk op het voorplan getreden en hebben nadien ook veel weerklank gekregen,
zodat je je erover kan verbazen dat die stil gevonden werden. Maar toen is het wel zo bedoeld
geweest. Marie-José Van Hee is een typisch voorbeeld van een stille architect. Zij zou eigenlijk binnen
die hele groep een ideale representant zijn van een stille generatie.
Het is vaak vergezocht om een verzamelnaam op een generatie te kleven. Het gaat ten slotte ook
om individuen. Maar er is wel een tendens van meer debat.
Ja, en dat is ongeveer vanaf 1985. Dat kwam er onder meer door de Stichting Architectuurmuseum.
Dat wordt vaak geminimaliseerd に en dat was ook piepklein に maar ik denk dat het wel een grote
weerklank had omdat ze met een zekere durf dingen uitkozen en naar voor schoven. Ze gaven bijna
zonder geld een blaadje uit en organiseerden tentoontsellingen. Marc Dubois schoof ook door naar
Archis に met mezelf is hetzelfde gebeurd. Ik was door Marc gevraagd in Stichting
Architectuurmuseum en ik ben van daaruit doorgeschoven naar Archis. Archis was wel een heel
degelijk en professioneel blad, waar doortimmerde beschouwingen werden geschreven, ook over
Vlaamse architectuur en mensen van die tijd. Wie er toe deed die had toen Archis in huis. Geert
Bekaert is er hoofdredacteur van geworden. Dus dat was hét blad, veel meer dan A+, want A+ was
een vod in die tijd.
Was iedereen even veel met het debat bezig? En indien niet, is het dan een constructie om een
generatie te benoemen en ze als mondig te bestempelen?
Het feit dat een groep een generatie vormt is geen constructie. Het is gewoon een feit dat je plots
een verdichting van interessant werk ziet op een bepaald moment in de geschiedenis. Maar hetgeen
wat wel lastig is, of een vertekend beeld kan geven, is om die generatie dan te benoemen. Omdat
dan de termen die je gebruikt beter toe te passen zijn op de ene dan op de andere. In die zin houdt
SW デWヴマ けマララキW テラミェWミ ェラSWミげ ┘Wノ ゲデeek, omdat het een inhoudsloze term is maar wijst op iets nieuw,
iets jong, iets fris, nooit tevoren gezien, met een soort appeal. Dat was waar, dat was juist.
Laten we concreet worden omtrent mijn selectie van negen namen en hun projecten uit die
periode, om te zien of de selectie steek houdt, zowel als we vanuit het perspectief van die tijd
kijken als vanuit de huidige context. We kunnen misschien beginnen met de vraag welke van jullie
projecten in die tijd als belangrijk werden gezien.
De eerste keer dat we ons werk lieten zien op de tentoonstelling Jonge Architecten hebben we drie
ontwerpen getoond, waarvan er op dat moment één uitgevoerd was. Dat was de Woning K te Z, voor
een koppel met een LAT-ヴWノ;デキWが マWデ デ┘WW ゲデ┌Sキラげゲ Wミ WWミ ェWマWWミゲIエ;ヮヮWノキテニ SWWノく Dus die woonden
apart maar toch in hetzelfde huis. Een tweede ontwerp is nooit uitgevoerd en dat was een kantoor
voor Apple. Dat was een soort vergrote Villa Savoye. Het derde ontwerp was de woning Vanderbeck.
Daar hadden we toen alleen de tekeningen van, die was nog niet uitgevoerd. De receptie van die
ontwerpen was vrij eenvoudig samen te vatten. Geert Bekaert heeft daarover een stuk geschreven
waarin hij zei dat die Woning K te Z de hele tentoonstelling domineerde. Dat is ook een van de weinige
gearticuleerde reacties. Wat dat betreft is die vraag eenvoudig te beantwoorden. Christophe Van
Gerrewey heeft recent ook een boek uitgebracht over de voorbije 25 jaar en hij kiest er ook dat
ontwerp uit. Waarschijnlijk ook omdat Bekaert dat zo gezegd heeft.
Wat ik frappant vind is dat Woning K dateert van 1989, terwijl Bekaert in 1995 in zijn publicatie
Hedendaagse Architectuur in België nog steeds dat ontwerp naar voren schuift. Op dat moment
waren er toch al zes jaren gepasseerd.
Ik ga antwoorden met een anekdote. Die tentoonstelling met onze drie projecten is ook naar het
Nederlandse Architectuurinstituut gegaan. Die hadden toen nog niet hun gebouw van Jo Coenen, ze
hadden een bestaand pand in de Westersingel in Rotterdam. Wij moesten daar allemaal naar toe. Ze
hebben van onze drie projecten maar twee overgehouden, zijnde Woning K te Z en het ontwerp voor
Apple. De zwarte villa Vanderbeck is zelfs met een zekere agressiviteit geweerd. Wij vonden dat wel
fantastisch. Die woning hebben we dus pas getoond in 1995 in deSingel, voordien was die niet
gepubliceerd. Wij hebben die altijd een beetje gekoesterd als een nieuw begin に hoewel we nog maar
pas bezig waren に omdat het verstoten werd. Een werk dat afgewezen wordt is u dierbaarder dan
een werk dat direct omarmd en geknuffeld wordt. Als ik daar meer afstandelijk naar kijk is het
natuurlijk evident dat het werk dat gebouwd is gekozen wordt [Woning K], en het was ook gewoon
een goed verhaal. De buurt is in opstand gekomen tegen die vuile hangar die daar stond. Het feit dat
die mensen geen traditioneel gezin hadden werkte ook op de verbeelding. Er was ook een klein
erotisch aspect omdat het meest beeldbepalende element in de living een soort toeter was waar een
gemeenschappelijk bed op stond. Dat waren allemaal kleine elementen die voor furore zorgden, zo
voelden wij dat ook aan. Zo herinner ik mij uit die periode dat we de vraag kregen om een heel
vakantiedorp aan de kust vol met van die loodsen te bouwen. Daar zijn we natuurlijk niet op ingegaan
en ik weet ook niet meer wie die vraag gesteld heeft, maar dat telefoongesprek was wel zeer
memorabel. Nu, voor ons is een meer gefundeerd begin van onze praktijk die tentoonstelling in
deSingel geweest. Die zwarte villa stond toen op de affiche. We hebben op de tentoonstelling voor
de Woning K te Z een koppeling gemaakt met de woning voor Martina. Dat was een kleine
driegevelwoning met een leefgedeelte op de eerste verdieping onder een sjofel dak met golfplaten.
Het punt dat we toen wilden maken was dat die twee woningen er anders uitzagen maar gaan
wezenlijk over hetzelfde. Het gaat over een soort verheerlijking に tegen beter weten in に van de
anarchie van de verkaveling. Dat was ons eigen verhaal. We hebben toen wel gemerkt na 1996 dat
we internationale contacten hebben ontwikkeld waarbij het veeleer die dingen met een dak op に om
het nu simplistisch te zeggen に die interesse wekten, door het feit dat ze zo complexloos en op een
hedendaagse manier conventionele vormen overnamen. Sommigen zagen in die Woning K te Z ook
een soort absolute vertrapping van conventies, terwijl wij dat zelf niet zo bedoelden.
AミSヴY LラWIニ┝ ゲIエヴWWa キミ SW キミノWキSキミェ ┗;ミ テ┌ノノキW マラミラェヴ;aキW エWデ ┗ラノェWミSWぎ けHWミニ DW “マWデ Wミ P;┌ノ Vermeulen maken even goed ontwerpen voor klanten die geen architectuur vragen, in een
ニ┌ミゲデマ;デキェW IラミデW┝デ ┣ラ;ノゲ WWミ ┗Wヴニ;┗Wノキミェが マWデ ┘Wキミキェ H┌SェWデくげ Eミ ┗WヴSWヴぎ けDW ┗Wヴ┘;Iエデキミェゲヮ;デヴラミWミ ┗;ミ テ┌ヴ┞げゲが SW デヴWミSゲ ┗;ミ エWデ ラェWミHノキニが SW ラヮキミキWゲ ┗;ミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴヮWヴゲ ゲヮWノWミ ミキWデ マWWくげ
Dat is in zoverre waar dat die uitbundige lof van Geert Bekaert に een persoon die we altijd zeer
geapprecieerd hebben に nooit voor ons betekend heeft: dus dat is wat wij zo goed doen, we gaan
daarmee verder doen. Integendeel, eigenlijk zaten we er een beetje mee verveeld. Voor ons was dat
een geslaagd debuut waarvan we vrij snel doorhadden dat het onvoldoende was om dat zomaar te
herhalen, of dat het alleen bruikbaar werd als je het veralgemeende, eventueel door los te komen
van die vorm en op andere manieren proberen die woning zin te geven. In die zin is het wel waar dat
we ons weinig hebben laten leiden door de grote weerklank die dat had.
BWニ;Wヴデ ゲIエヴキテaデぎ けHWデ ┘ラミWミ Wミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ┘ラヴSWミ エキWヴ ┗;ミ ;ノノW ラヮェWニノラヮデW HWデWニWミキゲゲWミ ラミデS;;ミくげ D;デ エ;S エキテ Wヴ S;ミ デラIエ ララニ ┌キデ HWェヴWヮWミく
Ja, hij had dat begrepen en daarvan hadden we wel het idee dat het klopte. Dat was wat wij wilden.
Wij willen doordringen in wat wonen is voor mensen. Dus ook als het wat saaiere of meer
conventionele klanten zijn, die minder geneigd waren om in het verhaal mee te stappen, dan konden
wij daar ook voor werken. Dat was daadwerkelijk de moeilijkheid als we die woning Vanderbeck
マラWゲデWミ ラミデ┘WヴヮWミく HWデ ┘;ゲ ┗;ミ マWWデ ;a ;;ミ S┌キSWノキテニ S;デ SキW マWミゲWミ ┣ラげミ ゲララヴデ ┗Wヴエ;;ノ ;Hゲラノ┌┌デ niet zouden pikken. Wij hadden wel een soort houding dat wij hetgene wat die mensen willen wel
degelijk interessant vonden. We herkenden daar iets in, een soort verlangen naar geborgenheid die
in de loodswoning ook heel sterk zit en die we op een andere manier gestalte konden geven. Bij ons
hebben sociologische of antropologische facetten altijd een rol gespeeld. De woning Vanderbeck is
veel meer bourgeois dan Woning K, maar we hebben dat wel geaccepteerd en geassimileerd. We
vonden dat het geen beletsel kon zijn om een goede woning te maken. Het feit dat mensen een meer
doorsnee verwachtingspatroon hebben van een woning zou ons niet mogen beletten om het hoger
te tillen.
Voor jullie is opdrachtgeverschap wel bepalend maar geen excuus?
Dat klopt, en in die zin hebben we ons altijd in zekere mate verzet tegen meewarige, vergoelijkende
of verontschuldigende kritiek. Als een architect iets probeert en het lukt maar ten dele, dan is er een
zeer sterke neiging om te zeggen dat het mislukt is. Dat hebben wij nooit gewild. We hebben
daartegen een sterke weerbaarheid ontwikkeld door te stellen dat iets wat voor tachtig procent
geslaagd is al een groot succes is. Het was ook daarom dat we verveeld zaten met die totale
dominantie die Bekaert ons toeschreef met de woning K. We wilden niet domineren, we wilden
dienstbaar zijn voor de maatschappij en aan relevante vraagstukken van die maatschappij
meewerken zonder daarbij haantje-de-voorste te worden.
Als we die houding verrruimen naar de context van de architectuur in Vlaanderen in die periode,
dan zou je kunnen stellen dat jullie niet afhankelijk wilden zijn van de omstandigheden van toen.
Op dat vlak waren we het volledig eens met Bekaert zijn idee over de gemeenplaats. Daarvan hadden
we heel sterk de indruk dat het helemaal klopte. Het is een soort architectuur, een plaats waar
anderen zich in herkennen en waarin alles bij elkaar niet echt opzienbarende dingen gebeuren, maar
die er toch toe doen, die gezegd moeten worden, al is het soms op een onhandige of ontoereikende
manier. Dat idee van Geert Bekaert over wat een gemeenplaats is en wat daarbij de taak is voor een
architect, daar voelden wij ons sterk mee verbonden.
Heeft u de indruk dat jullie intenties en jullie omgang met architectuur pas begrepen zijn na jullie
eigen publicatie?
Je zou kunnen zeggen dat Geert Bekaert het toch al begrepen had. Hij legde misschien bepaalde
klemtonen anders dan hoe dat wij ze hadden willen zien, doordat hij sterk op het opzienbarende van
onze architectuur de nadruk legde. Maar we konden moeilijk zeggen dat hij niet begrepen had waar
we mee bezig waren. Maar om onze positie scherper te stellen was hetgeen we daarover zelf naar
buiten hebben gebracht meer doordacht en meer precies.
Wat was voor jullie het belang om met die tentoonstelling en die publicatie naar voren te treden?
We hebben ons laten overtuigen door Katrien Vandermarliere. Wij vonden niet dat we voldoende
materiaal hadden om tentoon te stellen, maar zij dacht daar anders over. Het is maar door een
statement te proberen maken dat de architectuurcultuur ook vooruit kan gaan, vond zij. Aangezien
ik zelf ook architectuurcriticus ben en daarbij vaak aangewezen ben op de positie die andere mensen
innemen, kon ik haar zeker in die bekommernis volgen en vond ik die vraag dus gerechtvaardigd. We
zijn er dus op ingegaan en we hebben wel degelijk getracht om zoveel mogelijk een uitspraak te doen.
De wil om bij te dragen aan het architectuurdebat was dus aanwezig. Was er ook een al dan niet
beoogd publicitair effect aan verbonden? Heeft het deuren geopend?
Dat heeft wel een zekere weerslag. Anderzijds zie ik wel dat dergelijke impact exponentieel is
toegenomen de voorbije vijfentwintig jaar. De impact voor ons was toen veel kleiner dan wanneer
architecten als Jan De Vylder of Office KGDVS hun neus aan het venster staken, wat toch meer een
steekvlam ontketende. DesデキテSゲ ┘;ヴWミ SW マWSキ; ミキWデ ゲデWヴニ ェWミラWェ ラマ ┣ラげミ WaaWIデ デW┘WWェ デW HヴWミェWミく Sommige fenomenen zijn wel vergelijkbaar. Plotseling krijg je vragen uit het buitenland. Maar in ons
geval hebben die tot niet veel geleid, die opdrachten werden afgelast. Natuurlijk is dat niet allemaal
toe te schrijven aan de omstandigheden of aan een verhaal van generaties. Veel hangt ook af van het
profiel van een architectenbureau. Wij zijn in alles meer slow architect, traag in het nadenken, traag
in het maken, traag in het opbouwen van een oeuvre. Dat is onze authenticiteit en noch Henk noch
ikzelf zouden ons iets anders laten opdringen. We behielden sowieso een zekere afstand tot
meningen en directe respons over ons werk. Om een ander voorbeeld te geven heeft Stéphane Beel
in die tijd een veel grotere respons waargemaakt. Zijn werk had een grotere herkenbaarheid. Voor
Willem-Jan Neutelings gold eigenlijk hetzelfde, die heeft ook veel sneller een veel sterkere reactie
losgemaakt. Misschien bleef dat bij ons uit omdat wij ons verhaal ingewikkelder vonden, minder
herkenbaar, ook voor onszelf. We moesten zelf altijd goed nadenken over wat we eigenlijk aan het
doen waren. Maar wat er voor ons altijd heel sterk heeft ingezeten was het gevoel van
verantwoordelijkheid naar de ruimere en oudere architectuurcultuur, niet die van het laatste
moment, maar het grotere plaatje. Er was het besef dat je deel uitmaakt van een grotere traditie en
een eigen referentiekader. Dat hebben we hier altijd sterk gecultiveerd.
Was die tentoonstelling en het publiceren over eigen werk een uitzondering? U publiceert zelf
alleszins veel meer over die traditie dan over eigen werk. Welke belang hecht u aan het schrijven
over architectuur?
Voor ons is architectuur zeer breed, en ik heb het dan over de high culture en de low culture. Hoe een
modale bouwpraktijk evolueert, hoe mensen wonen, hoe steden tot stand komen, vormen voor ons
evengoed een deel van de architectuurcultuur als de namencultus, de referenties, de grote oeuvres.
Voor ons is dat één continuum waar we ons in bevinden. We zijn dus gekant tegen het standpunt van
Nikolaus Pevsner die stelt dat een fietsenstalling geen architectuur is en de kathedraal van Lincoln
wel.
Het onderwerp zien jullie dus breed, maar het is niet evident om ook een breed publiek te
bereiken, zeker niet met academische teksten.
Ik kan daarover hetzelfde zeggen als wanneer ik sprak over de verschillende sociologische categorieën
en types van mensen voor wie we gebouwd hebben. Al naar gelang het publiek is de vorm van een
gebouw, een tekening of een tekst anders. Je moet je bewust zijn van wie er luistert of kijkt. Een tekst
kan dus diep graven in de architectuur, terwijl een gesprek met een opdrachtgever niet eens over
architectuur hoeft te gaan. Maar ergens komen die werelden wel samen, en het is aan de architect
om daarin te verbinden. Ik heb leren schrijven voor een krant, voor De Standaard. Dat is een
ongelooflijk goede leerschool als je een beetje bevattelijk wil leren schrijven. Mijn eerste stuk werd
door de eindredactie afgebroken omdat het te ingewikkeld en te pretentieus was. Als schrijver wil ik
daar wel rekening mee houden. Ik heb zelf een niet al te hoge dunk van academisch schrijven. Je moet
de zaken niet onnodig ingewikkeld gaan formuleren. Het hangt ook af van welke inhoud of welke
boodschap meegedeeld moet worden. Sommige teksten die ik geschreven heb hadden een politiek
of activistisch doel. Dan moet je iemand die sceptisch staat ten opzichte van de architectuurwereld
met heldere argumenten kunnen overtuigen van bijvoorbeeld het belang van het
bouwmeesterschap. Je moet je kunnen verplaatsen in de persoon die aan de andere kant van de tafel
zit. Als je die wil bereiken of winnen voor een idee, dan moet je die mensen hun belangen ook serieus
nemen. Als je in een architectuurtijdschrift voor een nichepubliek schrijft, dan moet je nog steeds
helder proberen te schrijven, maar dan mag je wel van een zekere voorkennis bij de lezer uitgaan.
De publicatie van Stichting Architectuurmuseum was zeer beperkt in omvang. Welke toon
sloegen zij aan en was het een zinvol initiatief?
Zinvol was het zeker, maar het is een toon waarvan ik denk dat ze nu niet meer gepast zou zijn, en
ook niet meer nodig. Het zou nu zelfs contraproductief zijn om op die manier te publiceren. Het had
zeer sterk een militante toon, van architecten die zich verongelijkt voelden in hun bezigheid. Ze
kregen niet de juiste opdrachten. De instrumenten om de opdrachten te krijgen waren er niet, omdat
de overheid de verkeerde beslissingen nam inzake ruimtelijke productie. Ik ben er van overtuigd dat
je nu niet meer op die manier kan schrijven, omdat er wel degelijk heel wat veranderd is. Architectuur
is geen ondergesneeuwd vak meer, het geniet behoorlijk wat aanzien. Dat is natuurlijk ook te danken
aan spraakmakende praktijken en een paar heel goede gebouwen die iedereen kent en die debatten
hebben geopend, hier en daar primair maar toch altijd heel wezenlijk. Mensen kunnen zich nu beter
voorstellen wat hedendaagse architectuur zou kunnen zijn dankzij realisaties als het Concertgebouw
in Brugge.
Toch worden die gebouwen nog vaak misbegrepen.
Uiteraard, maar je kan je niet meer opstellen als een advocaat van een weggedrukte belangengroep.
Je kan wel uitleggen wat er zo bijzonder is aan die gebouwen. Je kan proberen om mensen er met
meer inzicht naar te laten kijken. Af en toe word ik gevraagd als jurylid, en dan voel ik dat er verwacht
wordt dat je in een begrijpelijke taal kan uitleggen waarom het ene ontwerp beter is dan het andere.
Je moet kunnen oordelen over de culturele waarde, de stellingname, de praktische en de functionele
aspecten. Je moet je kennis niet etaleren maar gebruiken om mensen hun weg te laten vinden in een
domein waarmee ze minder vertrouwd zijn. Als ik naar een tentoonstelling ga verwacht ik ook dat
iemand mij kan wijzen op bepaalde zaken die ik kan oppikken en die van belang zijn om mijn
appreciatie voor die kunstwerken op te kunnen bouwen.
Het zou in architectuurtijdschriften vandaag dus moeten gaan om het uitleggen van architectuur.
Gebeurt dat ook in Vlaanderen, of is er een leemte?
Ik denk dat het altijd beter kan. De architectuurcultuur is een beetje het slachtoffer van haar eigen
succes. Heel dikwijls zie je dat kritische reflectie over een architectuurontwerp door de maker ervan
niet gewaardeerd wordt. De productie van kennis over architectuur komt vaak van de auteur zelf, dat
is een fenomeen dat al langer aan de gang is. De architect legt zijn eigen werk en zijn intenties uit. Er
is weinig ruimte om een buitenstaander, die een kritische houding aanneemt, aan het woord te laten.
Is er in kranten nog ruimte voor architectuurkritiek?
Ja, die is er. Ik ben niet altijd opgetogen over de manier waarop dat ingevuld wordt, maar er is in geen
geval een tekort aan aandacht. Je kan hoogstens zeggen dat er een tekort is aan goede critici. Dat is
een klacht die al lang meegaat. De beroemde internationale architecten hebben de
architectuurcultuur weten te monopoliseren, en zij onttrekken zich aan de architectuurkritiek. Dat is
een fenomeen dat in Vlaanderen gedempter verloopt, maar het is alleszins breder doorgedrongen.
VWWノ ;ヴIエキデWIデWミ マWデWミ ┣キIエ ┣ラげミ エラ┌Sキミェ ;;ミ Wミ ┣キテミ ┗WWノ マラミSキェWヴ ェW┘ラヴSWミく D;;ヴSララヴ エWHHWミ ┣W hun intenties ook wel beter leren verwoorden, wat op zich geen slechte evolutie is. Maar er blijft
nood aan iemand die vanaf de zijlijn zijn visie geeft. Die positie is bedreigd, maar ze is niet dood. Ik
ben momenteel vrij gunstig gestemd over A+ en over de redactie van dat blad. Zij geven wel blijk van
enige competentie op dat vlak.
U zegt dat er een bredere mondige groep is. Is dat een goede evolutie?
Dat heeft absoluut zijn voordelen. Het is niet langer een gemarginaliseerd gegeven van enkele
individuen, zoals een paar decennia geleden. Het is daarom dat ik enthousiast ben omtrent de huidige
situatie waarin de Vlaamse architectuurcultuur zich bevindt. Er is veel bereikt, er is een constante
hoge kwaliteit. De cultuur staat nog steeds vrij dicht bij de schets die Bekaert daarover gemaakt heeft,
het blijft nog altijd in grote mate wars van al het spectaculaire, het is nog altijd een gemeenplaatsige
architectuurcultuur, en ze heeft heel veel stem. Er wordt veel goed werk gemaakt に niet alles is
natuurlijk van een zekere kwaliteit, maar ik voel mij toch verbonden met veel mensen en wat zij doen.
Er is algemeen een stevigere basis. Dat is ook nodig, want een architectuurcultuur die slechts door
een handvol personen wordt gesteund, staat zwak.
Hebben initiatieven van twintig tot dertig jaar geleden mee voor die evolutie gezorgd, of is het
vooral te wijten aan recente ontwikkelingen? Een aantal van die vroege initiatieven zijn
bijvoorbeeld niet doorgezet.
Het klinkt misschien banaal dat we nu de vrucht dragen van wat destijds gezaaid is, maar het is wel
eenvoudig zo te begrijpen. Het feit dat een blad als dat van Stichting Architectuurmuseum al lang
gestopt is, is niet iets om over te treuren. Het heeft zijn rol gespeeld, en het is een schakeltje in een
algemeen aanzwellende architectuurcultuur, die nu meer maturiteit heeft dan toen. Het lijkt een
zwakke lucifer die de vonk heeft gegeven en waar nu niks meer van terug te vinden is, maar het heeft
er wel voor gezorgd dat het vuur nu nog brandt. Het is duidelijk zo dat voor de jaren 1980 een
duidelijke breuk was met de voorgangers. Er was iets afgestorven in een traditie van goede
architecten. Dat is in de jaren 1980 opnieuw in gang geschoten, en dat kan je nu nog zien.
Is het de verdienste geweest van de personen die toen hun verantwoordelijkheid opnamen, of
valt veel toe te schrijven aan de economische crisis die uitdoofde?
Zeker als je vergelijkt met Nederland is er hier eigenlijk een constante crisis. Er is altijd wel
doorgebouwd maar de bouw heeft nooit een hoge vlucht genomen, en anderzijds er is nu ook crisis
maar de winkel draait nog. De bouwwereld is hier minder gevoelig aan conjunctuur dan in Nederland.
In de jaren voor dat wij gestart zijn was er wel echt een crisis, maar ook bij ons waren er geen
vetpotten. Soms viel er eens een grotere opdracht uit de lucht, en dat kon dan eens goed uitpakken,
maar algemeen was het toch vrij lastig om het hoofd boven water te houden. Daarom heeft het
economisch verhaal voor mij nooit veel belang gehad. Door de moeilijke tijden heen zijn we altijd
blijven doordoen op dezelfde manier. Waarom we nu een bredere architectuurcultuur hebben is net
omdat het in het begin niet over een eensgezinde generatie ging. Er waren verschillende stemmen
die niet noodzakelijk allemaal één front gevormd hebben. Bij sommige essentiële kwesties
verschilden ze zelfs radicaal van mening. Als je Xaveer De Geyter met Marie-José Van Hee vergelijkt,
dan zijn er weinig punten van overeenkomst. Net omdat ze samen de neus aan het venster staken en
allebei met een zekere mate van volharding en met succes hun praktijk hebben kunnen verderzetten,
is er een gediversifieerd architectuurlandschap uit voort kunnen komen. Ook dat kan je vergelijken
met Nederland, waar ik de situatie een stuk schraler vind en men veel sterker in scholen denkt.
Duur 122 minuten
Datum 23 maart 2016
Ik heb gezocht naar een afbakening van negen architecten. Ik zou eerst bij u willen aftoetsen om
welke personen het zou kunnen gaan en met welk vroeg werk ze een plaats hebben in de canon
van die periode en ze voor het eerst hun intenties hebben kunnen tonen.
Paul Robbrecht en Hilde Daem komen bij mij op. In de vroege jaren 1980 was Christian Kieckens daar
ook bij betrokken. Ik deed stage bij Paul, maar er zijn ook een aantal projecten die we onder
gemeenschappelijke naam hebben gedaan, onder meer een wedstrijd voor Zeeland. Ik was een stuk
jonger dan hen, ik was acht jaar jonger, dus dat maakt wel een verschil. Ik denk dat je Luc Deleu er bij
moet zetten, hoewel die iets ouder is. Ik vind dat hij erbij hoort omdat het een heel andere stem is
dan wie daarvoor kwam, anders dan architecten zoals Juliaan Lampens en Marc Dessauvage die een
eerder stil oeuvre hadden. Het leek alsof er heel weinig mogelijk was, maar hij bekleedde toch een
soort van uitzonderingspositie. Stéphane Beel zal er ongetwijfeld bij zitten. Die is nog net iets jonger
dan ikzelf, schat ik. Ik ken Stéphane van op de Academie, waar Maarten Van Severen ook zat. Ik denk
dat zij beide van Sint-Lucas kwamen, ik ken hen alleszins van in mijn laatste jaar. De Academie was
een heel slechte school, er waゲ ェWWミ ┗キゲキWが エWデ ┘WヴS ;ノゲ SW け┗┌キノH;ニ ┗;ミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴげ ェW┣キWミく BWWノ zit met zijn werk wel meer in een logica die teruggrijpt naar de voorgaande periode, een andere logica
dan het nieuwe waar Stichting Architectuurmuseum naar op zoek ging. Geert Bekaert hield
bijvoorbeeld van de zuiverheid van zijn werk en zag ook een continuïteit tussen het werk van Beel en
dat van architecten uit de jaren 1960 zoals Dessauvage en Lampens.
Wie moet ik verder nog noemen? Ik heb geen goed historisch overzicht in mijn hoofd, maar in mijn
herinnering komt Xaveer De Geyter bijvoorbeeld een stuk later dan de generatie waar jij denk ik op
doelt. Als we het hebben over een keerpunt dan denk ik dat we dat in de jaren moeten situeren
wanneer Stichting Architectuurmuseum is opgericht. Dat is alleszins belangrijk geweest, zij hebben
aan de kar getrokken. Die eerste edities van de publicatie hadden nauwelijks iets om het lijf, maar
het had wel zijn belang. Het is ook stelselmatig gegroeid. Zij hebben bijvoorbeeld een
architectuurwedsデヴキテS ┌キデェWゲIエヴW┗Wミが けVララヴ WWミ ;ヴIエキデWニデ┌┌ヴマ┌ゲW┌マげく WキW S;;ヴ ;;ミ ┘ラ┌ SWWノミWマWミ moest er zelf 500 Belgische frank aan toestoppen. Volgens mij waren er een zeventigtal deelnemers.
Alles bij elkaar kon er dus een vergoeding van omgerekend een kleine 1000 euro uitgekeerd worden,
maar die was te verdelen over zeven winnaars. Om u maar te zeggen hoe beperkt de middelen toen
waren. In die jury zat bijvoorbeeld Bob Van Reeth, en voor mij hoort die niet bij die selectie van negen
architecten. In mijn hoofd kwam die daar nog voor. Zijn oeuvre deed mij toen denken aan de oude
tijd, aan wat er vooraf geweest was, zij het dan beter dan het gemiddelde. Maar sowieso anders dan
wat bijvoorbeeld Paul Robbrecht heeft gedaan. Bob Van Reeth is anderzijds dan weer niet stil te
noemen, niet zoals Lampens of Dessauvage. Maar Luc Deleu sloot eerder naadloos aan bij die nieuwe
stroom, veel meer dan Van Reeth. Deleu had een heel eigen kijk, hij was al vroeg bezig, maar hij vond
zijn plek daarin. Hij had een kritische houding ten opzichte van de Vlaamse architectuursituatie, hij
vocht onder meer tegen de Orde van Architecten. Wat Deleu heeft gedaan is moeilijk de definiëren,
maar hij heeft enerzijds de grenzen van het medium opgerekt en verlegd に in zijn vroege werk, en
anderzijds een soort concentratie op de essentie van de architectuur proberen te leggen に zeker in
zijn latere werk.
Van Eugeen Liebaut heb ik dan weer de indruk dat hij er ook vroeg bij was en dat hij later wat meer
afgehaakt heeft. Hij leek in het begin alleszins wel een rol te spelen, al sprak zijn werk mij minder aan.
Jo Crepain vond ik dan weer veel twijfelachtiger. Ik vond sowieso dat Jo Crepain niet de juiste
accenten legde. Hij had les gegeven op de Academie, waar hij een lezingenreeks had gegeven onder
de naam WISH, Wekelijkse Informatieve SHIAS Happening に SHIAS was de afkorting voor de
Academie. Via politieke weg kwam hij bijvoorbeeld terecht bij sociale huisvesting. Daar organiseerde
hij een ideeënwedstrijd met dezelfde afkorting WISH, die ditmaal stond voor Wedstrijd Ideeën Sociale
H┌キゲ┗Wゲデキミェく Iニ エWH S;;ヴ デラWミ ミラェ WWミ デWニゲデ ┗ララヴ ェWゲIエヴW┗Wミ マWデ SW デキデWノ けWキゲエa┌ノ デエキミニキミェげが SキW bedoeld was voor De Morgen maar niet gepubliceerd is. Dat was een andere stroom, voor mij was de
weg van WISH-wedstrijden niet de juiste weg. Die ontwikkelingen gebeurden dus wel in dezelfde
periode, maar voor mij staat dat niet op gelijke voet met andere initiatieven die toen voor een
omwenteling zorgden. Crepain kreeg wel erkenning en zijn werk zag er anders en nieuw uit, maar
voor mij was dat niet van dezelfde orde.
Een naam die u nog niet vermeld heeft maar die duidelijk te linken valt aan Paul Robbrecht en
Christian Kieckens is Marie-José Van Hee.
Marie-José Van Hee hoort er inderdaad van in het begin bij. Wat wel nog meer geldt voor haar dan
voor de rest is dat ze heel kleinschalige projecten had. Het ging dan om verbouwingen, ook voor eigen
familie. Maar dat maakt het natuurlijk niet minder interessant. Ze was goed bevriend met Christian
Kieckens, Marc Dubois en Paul Robbrecht & Hilde Daem. Die kenden elkaar van op Sint-Lucas en
woonden in Gent.
Luc Deleu reken ik niet bij mijn selectie. Christian Kieckens zag bijvoorbeeld de selectie van
architecten voor de architectuurbiënnale van Venetië in 1991 als een groep, aangevuld met Bob
Van Reeth en Luc Deleu. Zij werden erbij betrokken maar stonden eigenlijk evengoed buiten die
generatie.
Ik vind dat Bob Van Reeth er niet bijhoort en Luc Deleu wel. Deleu was natuurlijk al een tijd bezig voor
die kentering er gekomen is. Maar in het vervolg van zijn carrière en de manier waarop hij met
architectuur bezig was, zat toch duidelijk een parallel met die nieuwe generatie. Bob Van Reeth heeft
natuurlijk wel een interessante rol gespeeld als eerste Vlaams Bouwmeester, maar dan hebben we
het meer over de continuïteit in het verhaal, en niet over de beginperiode.
Het Vlaams Bouwmeesterschap is inderdaad te rekenen in een soort tweede en meer
gestructureerde golf. Wat blijft u dan bij over die eerste golf?
De tijdschriften van Stichting Architectuurmuseum SキW Wヴ ェW┘WWゲデ ┣キテミ Wミ SキW ┘WSゲデヴキテS けVララヴ WWミ ;ヴIエキデWニデ┌┌ヴマ┌ゲW┌マげ ┗ラヴマWミ ┗ララヴ マキテ エWデ ヮヴキノノW HWェキミく Ik wil benadrukken dat de kentering al van
voor 1985 begon, precies omdat het initiatief voor Stichting Architectuurmuseum in 1983 genomen
werd. Het was een periode waarin er in Duitsland en Frankrijk een aantal musea voor actuele kunst
en architectuur en dergelijke gebouwd werden met aandacht voor architectuur. Er werd dus
geopperd dat ook hier de architectuur een plek moest krijgen. Op dat moment was er in Brussel ook
┘Wノ AヴIエキ┗Wゲ SげAヴIエキデWIデ┌ヴW MラSWヴミW ふAAMぶが SキW ┗ララヴ;ノ WWミ Iノ;ゲゲキIWヴWミSW ヮラゲデ-modernistische
strekking leken te verdedigen, maar dat was dus wel iets helemaal anders dan wat Stichting
Architektuurmuseum voorstond, hoewel die ook wel historiserende tendensen hadden. Christian
Kieckens verdiepte zich onder meer in de barokarchitectuur, Paul Robbrecht in Palladio. Als ik
terugdenk aan die periode vond ik mijzelf tussen die bende duidelijk een jonge kerel. Ik was net
afgestudeerd en ik zat toen in Amerika, omdat ik stage deed bij Robert Venturi en bij Preston Phillips.
Ik denk dat ik het eerste nummer van Stichting Architectuurmuseum zelfs in New York opgestuurd
ェWニヴWェWミ エWHく Iニ ┘;ゲ ミWデ デWヴ┌ェ デラWミ SキW ┘WSゲデヴキテS けVララヴ WWミ ;ヴIエキデWニデ┌┌ヴマ┌ゲW┌マげ ェWラヴェ;ミキseerd
werd. Dat was toen een officiële stap in de richting van architectuurwedstrijden. Maar er was dus
geen geld, dat moest zoals gezegd door de deelnemers zelf bij elkaar gebracht worden. Dat is nu met
de Vlaams Bouwmeester natuurlijk niet meer denkbaar. Maar dat toonde dus de manier van doen,
die volgens mij ook samenhing met wat er in de actuele kunst en de dans gaande was op dat ogenblik.
Het waren zeer eigengedragen initiatieven van mensen die het anders wilden aanpakken dan hoe het
tot toen gebeurde. Vreemd genoeg kon die opstap op korte tijd gemakkelijk gemaakt worden に en
dan bedoel ik niet zonder inspanning.
Hing het dan af van personen?
Volgens mij wel. Op het ogenblik dat ik stage deed bij Paul Robbrecht was ik de eerste stagiair, er was
verder niemand. Wij zaten vaak aan tafel te converseren omdat er geen werk was. Paul was bezig
マWデ ゲノWIエデゲ YYミ ┘ラミキミェが SW ┘ラミキミェ DW Mラノ キミ Kラヴデヴキテニく ‘WェWノマ;デキェ ゲデWノSWミ ┘W ラミゲ┣Wノa SW ┗ヴ;;ェぎ けW;デ ┣┌ノノWミ ┘W ミ┌ WWミゲ SラWミいげ DW SW;ノ デキテSWミゲ SW ゲデ;ェW ┘;ゲ S;デ P;┌ノ マキテ ミキWt kon betalen en dat ik kwam
wanneer ik wou. Ik ben veel geweest, maar het was gewoon ondenkbaar om betaald te worden. Als
je dan ziet welk bureau Paul Robbrecht of Marie-José Van Hee hebben kunnen ontwikkelen en welke
gebouwen ze hebben kunnen realiseren, en als je dat vergelijkt met wat toen maar mogelijk was, dan
denk ik dat dit wel wijst op de volharding van enkele individuen, die toch doorgingen met
architectuur, terwijl ze zich maar met weinig en heel kleinschalige projecten konden bezighouden.
Een eerste opstap kwam er dan met de investeringen van BAC, die hun bankkantoren lieten
ontwerpen door onder meer Paul Robbrecht, Stéphane Beel en Klaas Goris. Nu we het hebben over
Klaas Goris, ik denk niet dat hij bij die generatie omtrent de opstart hoort. Ik heb moeite om de
gebeurtenissen chronologisch achter elkaar te zetten, maar ik denk dat hij op dat moment in
Zwitserland stage deed. Je zag hem wel altijd op tentoonstellingen, maar ik wist toen niet goed waar
hij voor stond. Hij was minder actief aanwezig en heeft volgens mij zijn eigenheid pas later gevonden.
Ik herinner mij alleszins geen projecten in die vroege periode.
Ik heb Coussee & Goris wel bij mijn selectie betrokken, maar het klopt dat hun eerste realisaties
wat later komen. Maar hetzelfde geldt voor het individuele werk van Christian Kieckens. Hij was
natuurlijk een aanwezig figuur en hij werkte onder meer ook met Paul Robbrecht samen, maar
hij is ook pas later individueel beginnen bouwen.
Als Christian begin jaren tachtig geen werk had dan maakte hij tekeningen van barokkerken. In mijn
ogen leek dat toen concreet werk te zijn. Het markeerde alleszins al de lijn die hij later zou
doortrekken. Dergelijke uitgesproken zaken zag ik bij Klaas Goris niet, al kan het ook gewoon zijn dat
ik zijn werk niet kende. Ik werd er alleszins niet mee geconfronteerd.
Waar plaatst u Henk De Smet & Paul Vermeulen?
Zij zijn net als ik wat jonger dan de anderen en zij kwamen volgens mij dus ook later dan die eerste
periode. Zij hebben net als ik hun werk pas getoond in deSingel. Op zich is de architecturale werking
in deSingel een volgende stap na Stichting Architectuurmuseum. In de beginperiode werd de kar
getrokken door Katrien Vandermarliere en zij had eerder al meegewerkt aan het initiatief
Architectuur Als Buur. Dat initiatief ging wel minder uitgesproken en minder duidelijk over een
nieuwe generatie, de keuze van projecten was meer vrijblijvend. In deSingel heeft ze dus een
architectuurafdeling uitgebouwd met tentoonstellingen opgehangen aan enkele van de personen
waar we het over hebben, zoals Robbrecht & Daem, Kieckens, Van Hee en Liebaut. Pas in een latere
fase hebben ook De Smet に Vermeulen hun werk getoond, en zij kwamen nog na mij. Er was een
oproep gelanceerd die gericht was aan jonge architecten, waarbij werk kon ingestuurd worden dat
tentoongesteld en gepubliceerd zou kunnen worden op een groepstentoonstelling. Het idee
daarachter was om op die manier de lijn van de tentoonstelling Jonge Architecten in Vlaanderen van
1990 door te trekken に waar ik toen wel al een paar projecten in samenwerking met Dirk De Meyer
getoond heb. Ik herinner mij dat Christian Kieckens toen mee de selectie na die oproep zou bepalen.
Ik was niet geselecteerd en ik kreeg toen te horen dat mijn werk niet binnen de opzet paste, maar
dat ze wel een volledige tentoonstelling rond mijn werk wilden maken. Ik vond dat bizar, in mijn hoofd
was dat een soort schok. Ik had toen nog maar weinig gebouwd en ik voelde mij sowieso verloren
tussen die reeks namen die eerder een tentoonstelling hadden gehad. Ik bouwde voor vrienden en
via mijn vader voor een scholengemeenschap, ik dacht dat er verder vrijwel niemand geïnteresseerd
zou zijn. Ik vermoed dat Christian Kieckens een rol heeft gespeeld en mijn inzending heeft verdedigd,
al heb ik het hem nooit gevraagd. Ik had een aantal projecten, losse notities en flarden teksten, maar
ik had nog niks gepubliceerd. Achteraf gezien heb ik die tentoonstelling wel goed kunnen vullen. Ik
heb veel werk gemaakt in functie van die tentoonstelling.
U plaatst uzelf en nog een paar anderen in de tijd dus duidelijk na een eerste fase. Wat heeft
volgens u de doorslag gegeven voor de personen uit die eerste fase?
Er was een vriendengroep met Robbrecht, Daem, Dubois, Kieckens en Van Hee, die al tijdens de
opleiding aan Sint-Lucas aan elkaar hing. Het minste dat je kan zeggen is dat zij enorm geïnteresseerd
waren in architectuur, in tegenstelling tot de leraars in die tijd. Die interesse op zich was al een grote
verandering. In de evolutie van kleinschalige verbouwingen naar grotere projecten speelt het
opdrachtgeverschap van BACOB denk ik wel een cruciale rol. Michel Mast heeft nog samen met Paul
Robbrecht op een bureau gewerkt en is dan later voor de BACOB Bank gaan werken. Hij beheerde de
gebouwen van de bank en heeft er op aangedrongen dat de bank zich zou engageren voor een actuele
kunstcollectie en dat ze voor haar gebouwen zorgvuldige architecturale keuzes zou maken. Het lijkt
me dus duidelijk dat dit engagement een aantal deuren heeft geopend en dat de rol van Michel Mast
zeker bepalend was.
U heeft het belang van Stichting Architekcuurmuseum al aangestipt. Een andere vereniging uit
die periode was Archipel. Wat kan u daarover zeggen?
Ik denk dat die werking op dat moment niet zo belangrijk was. In de jaren 1950 en 1960 waren er een
aantal architecten in West-Vノ;;ミSWヴWミ SキW ラヮ WWミ ェWゲノ;;ェSW マ;ミキWヴ ┘キデデW ┗キノノ;げゲ ェWヴW;ノキゲWWヴS エWHHWミ に waarvan je in het werk van Stéphane Beel min of meer een verlengde zou kunnen zien. Maar de
kwaliteit ging bij die architecten met de jaren wel achteruit en het werd steeds minder interessant.
Zonder dat ik een duidelijk beargumenteerde parallel kan trekken heb ik bij Archipel een gelijkaardig
idee, dat ze eerder bezig waren met gewoon meer van hetzelfde. Het was alleszins niet waar wij op
dat ogenblik naar op zoek waren. De eerste tijdschriften die ik interessant vond waren die van
Wonen-TA/BK, wat later Archis werd. Dat was toen ongeveer het enige, verder was er niks.
Het valt op dat veel initiatieven uit die periode geworteld zijn in Gent, of is dat slechts schijn?
Er was veel in Gent, Gent was voor op dat ogenblik, daar ben ik echt zeker van. In Brussel en in
Antwerpen was het alleszins veel kalmer. Een aantal van de grotere kunsttentoonstellingen in Gent
┣ラ;ノゲ Cエ;マHヴWゲ SげAマキゲ ┣キテミ HWノ;ミェヴijk geweest. Het algemeen idee was van Jan Hoet, die wel een
afkeer had van architecten. Het SMAK is gebouwd door een stadsarchitect. Niet dat die persoon geen
ontwerpcapaciteiten had, maar Jan Hoet wou het ontwerp kunnen sturen. Hij wilde geen museum
zoals in Duitsland, hij wilde een architectuur die zich heel bescheiden opstelt. Maar de interessante
┘WヴニWミ ┗;ミ Cエ;マHヴWゲ SげAマキゲ ┗;ミ ラミSWヴ マWWヴ L┌I DWノW┌ Wミ P;┌ノ ‘ラHHヴWIエデ ニ┘;マWミ Wヴ Sララヴ WWミ ヮ;ヴ;ノノWノ キミキデキ;デキWaが S;デ Iミキデキ;デキWa げΒヶ エWWデデWく D;デ ┘;ゲ WWミ ┣キテSWノキミェse tentoonstelling in de Sint-
PキWデWヴゲ;HSキテく Vララヴ マキテ ┘;ゲ ┘;デ J;ミ HラWデ HWデヴWaデ K┌ミゲデ ミ; げヶΒ HWノ;ミェヴキテニWヴ S;ミ Cエ;マHヴWゲ SげAマキゲく IWデゲ wat zijn plaats in de geschiedenis minder heeft gevonden maar wat ik zelf wel belangrijk vind, is de
galerij Gewad, die door Joost Declercq gerund werd. Volgens mij heeft die een heel grote rol gespeeld,
omdat hij enkele internationale en Belgische kunstenaars hun werk heel uitgebreid liet zien. Daar
waren voor mij een heel aantal sensationele kunstobjecten bij, die voor mij zeker de aandacht voor
kunst en de relatie tussen kunst en architectuur mee hebben weten op te wekken. Dikwijls waren er
ook interventies op de ruimte van de galerij. Ik herinner mij alleszins Jan Vercruysse die bijna
architectuur maakte, al was het beeldende kunst. Er was ook een magazine aan Gewad verbonden,
dat een paar echt goede artikels had. Ik heb zelf vanuit New York nog een artikel voor dat blad
geschreven. Er bewoog alleszins heel wat in en rond die galerij.
Voor u had wat in andere kunsten aan het bewegen was ook belang?
Als ik stage deed in New York zat ik meer in het theater dan dat ik met architectuur bezig was. Dat
was interessanter. Hier in Gent gingen we kijken naar opvoeringen van Anne Teresa De Keersmaeker
of Jan Fabre. Vanuit alle hoeken kwam er beweging. Ik had vooral de indruk dat er plots veel meer
exposities waren. Voorheen waren tentoonstellingen saai en ouderwets, maar plots was er een
levendige sfeer en cultuur. Voor mij was de invalshoek van de literatuur ook belangrijk. Ik was
eigenlijk jaloers op schrijvers. Mijn zoektocht in architectuur begon meer via literatuur en theater.
Daarin wijk ik toch wel wat af van de anderen, aangezien zij toch meer bezig waren met de essentie
van het medium, met architectuur opnieuw zijn plaats te geven. Het belang van de architectuur was
verwaterd, het was vergleden in bouwen in een Belgische context. Daar lag de focus, en om daar iets
mee te doen werden door iedereen verschillende manieren geprobeerd. Binnen onze generatie was
er dus een gedeelde bezorgdheid, maar het individuele verhaal en de omgang met architectuur was
wel verschillend. Ik heb met Paul Robbrecht verschillende discussies gehad over hoe breed
architectuur gaat. Hij vond dat de dingen waar ik mee bezig was niet tot architectuur behoren, terwijl
ik vond dat hij dan weer de architectuur haar vleugels afknipte. Ik vond dat je in architectuur niet kan
zeggen wat je in een roman wel kan zeggen, hoewel ik mij daar niet bij wou neerleggen en daar nu
ook anders over denk.
Laten we enkele van de vroege projecten van de architecten overlopen
[Paul Robbrecht & Hilde Daem]
Zelf denk ik aan Woning De Mol als het gaat over wanneer voor het eerst intenties in een werk naar
voren komen. Daar voel je sterk een inloed van Palladio. Dat ontwerp wekte toch wel verwondering,
zeker in de context van Vlaanderen, waar nauwelijks architectuur gemaakt werd. Het was post-
modernistisch en het was ook anders dan het werk van Lampens of Dessauvage.
Het BAC bankkantoor Kerksken heeft zeker een opstap betekend naar meer opdrachten. Het
KWヴニゲニWミ キゲ ┘Wノ WWミ ┌キデェWゲヮヴラニWミ Wミ ┗ヴキテ Hヴ┌┌デ ┘Wヴニ キミ ┣げミ マ;ニWノキテが キミ SW マ;ミキWヴ ┘;;ヴラヮ SキW ヴ;マWミ achter die colonnade zitten. Die gewrongenheid was ook wel gezocht.
[Marié-José Van Hee]
Woning Pay lijkt mij toch een opstap naar iets wat we nog niet hadden gezien en wat je er bij een
opdrachtgever niet makkelijk doorkrijgt. Dit soort woning hadden we niet gezien in de jaren 1970,
dat is duidelijk. Ook voor haar persoonlijk denk ik dat het een opstap moet geweest zijn qua schaal,
omdat het een volwaardig ontwerp betreft en geen kleinschalige verbouwing.
[Eugeen Liebaut]
Ik denk dat een goed ontwerp om Eugeen Liebaut mee te duiden zijn eigen woning is, een smalle
rijwoning. Ik heb meer moeite met deze woningen Gees en Vanderpooten, omdat voor mij de
referentie naar beelden die we kennen te sterk is. De ontwerpen zijn wel aantrekkelijk als beeld, maar
ik vind het lastig om te zeggen dat hier veel aan de hand is.
[Christian Kieckens]
Het valt mij op dat deze projecten later komen dan je zou verwachten. Ik denk dat Christian veel tijd
heeft gestoken in volledige ontwerpen te maken voor klanten waarmee hij niet eens een contract
had. Hij zag veel mogelijkheden een heeft daar ook veel energie in gestoken. Hij was echt een
tekenmachine, maar tegelijk is er veel op papier blijven staan. Hij heeft ook veel met anderen
samengewerkt en hij zat volgens mij niet om werk verlegen, alleen was dat dan geen strikt persoonlijk
werk. Aangezien Woning VH-DP dateert van 1991 zit het natuurlijk niet meer op dat
scharniermoment. Omgekeerd heeft dat als gevolg dat het technisch al meer verfijning en beheersing
heeft meegekregen. Er is al lering getrokken uit de voorgaande jaren.
[Xaveer De Geyter]
DキW ┗キノノ;げゲ ┘;ヴWミ ┣WニWヴ ゲデヴ;aaW マラマWミデWミく Iニ SWミニ S;デ エキテ キミ Vノ;;ミSWヴWミ キミ Sie periode gezien werd als
iemand die sterk de stempel en de invloed van Koolhaas met zich meedroeg, en dat spreekt ook wel
uit deze ontwerpen. Dat neemt niet weg dat hij volgens mij toen meer als vernieuwer werd aanzien
dan Stéphane Beel.
[Wim Cuyvers]
In mijn beginperiode heb ik een tijd samengewerkt met Dirk De Meyer en die projecten kent niemand.
Er is ook niemand die begrijpt waarom wij samengewerkt hebben. De samenwerking is alleszins van
korte duur geweest omdat het vrij snel duidelijk was dat we niet genoeg gemeenschappelijk hadden.
Er is ook maar één project van onze samenwerking dat ik op de tentoonstelling in deSingel getoond
heb, een stedenbouwkundig ontwerp voor Waasmunster.
In een school als de Wijkschool in Zwijndrecht hang je af van strikte normen, subsidies en een
afgebakend programma waar het op vierkante meters aankomt. Daar vond ik niks interessant aan,
maar ik wilde er wel andere activiteiten op betrekken en er onderhuids publieke ruimte aan
toevoegen, die in dat soort nissen zitten waar ouders op hun kinderen wachten en in contact komen.
Op die gebouwen heb ik dergelijke ingrepen dikwijls vrij bruut aangebracht, op een bewuste manier.
Zodra een school in gebruik wordt genomen wordt die aangekleed met een levensgrote sticker van
Mickey Mouse op de ramen of oranje gordijnen waar je ze niet bedoeld hebt. Ik wou dus een bruut
ェWェW┗Wミ ラミデ┘WヴヮWミ S;デ ┣ラげミ SキミェWミ ;ノノWマ;;ノ ニ;ミ ┗WヴSヴ;ェWミく In de woning Demuynck-De Ridder is er veel op voorhand doorgesproken geweest en ging ik vrij ver
in een soort van psycho-analyse van het koppel, om uit te zoeken wat ik met hun verhaal aan kon
vangen in het ontwerp. Zij wilden zelf ook exposeren wie ze waren. In dat ontwerp zitten een paar
elementen waarvoor we hebben moeten strijden bij de dienst Stedenbouw om ze goedgekeurd te
krijgen. In dit ontwerp zocht ik ook wel de Belgische conditie op, omdat ik daar de mogelijkheden van
inzag. Het sukkelachtige bricoleren met die condities, die gebrekkigheid is wel interessant. Het is ook
knutselen met beperkte financiële middelen.
Die school vind ik mijn echte kelderwerk, waarbij ik alleen in mijn kelder zit te werken aan een dossier,
┣ラミSWヴ ┗WWノ ニWミミキゲ ┗;ミ エラW エWデ Wヴ キミ SW ヮヴ;ニデキテニ ;;ミ デラWェ;;デ Wミ エラW テW ┣ラげミ SラゲゲキWヴ ェラWS ;aエ;ミSWノデく Die woning dateert van jaren later, en is in samenwerking met enkele medewerkers.
Als ik zelf een suggestie zou doen voor een ontwerp dan zou ik het Wachtlokaal in Zwijndrecht er bij
betrekken. Als je inzicht wil hebben in waar ik mee bezig was, dan was dat misschien wel de meest
zuivere vorm. Het heeft ook veel linken met later werk, met de zoektocht naar publieke ruimte.
[Stéphane Beel]
Beel lijkt snel een bepaald mechanisme gevonden te hebben waardoor zijn werk enerzijds een sterke
herkenbaarheid heeft meegekregen en er anderzijds wel ook een vertrouwdheid uit spreekt die
minder nieuwe en interessante uitspraken toelaat. In de woning Van Pelt zie ik meer een referentie
naar ontwerpen uit de jaren 1960 in de Kempen, van Paul Neefs en anderen. Daarom ontbreekt voor
mij ook hier het choquerende. De container die hij voor het gelijknamige BRT-programma ontworpen
heeft vond ik wel interessant, omdat het de uitspraak deed dat architectuur zijn plaats heeft, en dat
de ruimte voor een intellectueel gesprek een container kan zijn. Dat vond ik een zeer expliciete vorm
om het belang van architectuur aan te tonen.
[Ralf Coussée & Klaas Goris]
Deze ontwerpen zijn van latere datum en draaien voor mij om het perfectioneren van de architectuur.
Ik denk dat zij daar later alleen maar verder in zijn gegaan. Het zijn uitgepuurde ontwerpen die goed
in elkaar zitten. Ik heb dus wel minder het gevoel dat zij mee voor die omwenteling hebben gezorgd,
maar je kan ook niet om hen heen in de continuïteit van het verhaal, in de jaren nadien. Maar de
situatie is dus wel anders. De steen in de rivier is al verlegd, dus steek je de rivier ook op een andere
manier over.
[Henk De Smet & Paul Vermeulen]
In het ontwerp voor de Woning K hebben ze elkaar gevonden en hebben ze een aanvulling betekend
op elkaar, en sindsdien vond ik hen interessant, alleszins interessanter dan ten tijde van het
kantoorgebouw De Noordstar en Boerhaave dat Henk De Smet alleen heeft ontworpen.
Het bricoleren dat ik interessant vind zit ook in deze Woning K. Ik denk dat iemand als Jan De Vylder
in het begin wel beïnvloed is door het werk van zowel De Smet に Vermeulen als door dat van mij. Ik
denk dat hij het niet zou tegenspreken. Wellicht heeft hij het ook daardoor weten te perfectioneren
en te versoepelen.
De generatie waarvan sprake is even goed een verhaal van individuen, maar uit uw woorden leid
ik ook bepaalde groeperingen af.
Er was toen al spake van gescheiden werelden en dat is denk ik ook in de hoofden van de actoren uit
die tijd zo gebleven. Die werelden werden op tentoonstellingen wel eens met elkaar geconfronteerd,
maar je kon groepen onderscheiden met een andere benadering. Ik reken mijzelf alleszins niet tot de
けマララキW テラミェW ェラSWミげ ┗;ミ BWニ;Wヴデく DキW デWヴマ ゲノ;;デ キミ SW WWヴゲデW ヮノ;;デゲ ラヮ BWWノが DW GW┞デWヴ Wミ NW┌デWノキミェゲく Volgens mij had Bekaert op dat moment ook gewoon geen weet van mijn bestaan.
Wanneer werd uw werk dan wel bekend? Wat was voor u persoonlijk een kantelpunt?
Dat was ongetwijfeld de tentoonstelling in deSingel. Dat betekende voor mij een gigantische breuk.
Als ik over mijn architecturaal werk spreek dan kan ik het duidelijk opsplitsen in een periode voor en
na deSingel. Onmiddellijk na die tentoonstelling hebben ze mij gevraagd om les te geven in Tilburg,
in Eindhoven en in Gent. Opeens ben je overal aan het lesgeven, wat daarvoor ondenkbaar was.
U realiseert niet veel gebouwen meer, geeft geen les meer en treedt eerder op als expert. U
woont in de Jura in Frankrijk. Heeft de evolutie in de Vlaamse architectuur daar iets mee te
maken?
Toen ik les begon te geven ben ik direct begonnen met de studenten van de ontwerptafel weg te
leiden, onder meer met reizen naar Sarajevo, in de context van de oorlog. Ik wou hen een reflex
aanleren, ik wou dat ze zich de vraag stelden of ze wel telkens architectuur moesten maken als hen
die vraag gesteld werd. En om publieke ruimte te vrijwaren in plaats van architectuur te maken,
leerde ik hen om die publieke ruimte te vinden, om ze te kunnen lezen in de stad. Zo word je eigenlijk
een expert van publieke ruimte. Om in dat proces mee te gaan moet je wel het een en ander in je
hoofd omgooien. Dat bleek voor de studenten niet evident. Ik heb zeer goede ervaring gehad met
studenten, maar ik werd gaandeweg wel een soort komedie gewaar. Ze willen wel graag meegaan in
dat verhaal, maar bij een andere prof doen ze dan eigenlijk even goed het tegengestelde, en dus komt
dat neer op een soort boekhoudkundige manier van credits scoren bij de ene en bij de andere prof,
en komedie spelen. Ik heb daaruit mijn conclusies getrokken en heb het lesgeven opgegeven.
Daarnaast heb ik altijd gezegd dat je geen expert van publieke ruimte kunt zijn, dat je altijd
noodlijdend moet zijn in plaats van expert. Daarom heb ik de keuze gemaakt om te werken met jong-
criminelen en met hen publieke ruimte te maken. En dat is wat aan de hand is daar op die berg in
Frankrijk. Maar dat heeft dus niks met de ontwikkeling in de Vlaamse architectuur te maken, het was
gewoon een persoonlijke ontwikkeling. Die keuze heb ik ook alleen maar kunnen doorzetten dankzij
een financiële meevaller door het winnen van de Vlaamse Cultuurprijs voor Architectuur. Die
tentoonstelling in deSingel en het winnen van die prijs zijn dus twee belangrijke ijkpunten, omdat ze
iets mogelijk gemaakt hebben en tegelijk iets afgesloten hebben.
Waar zijn we dertig jaar later aanbeland, met onder meer de komst van de jaarboeken, het VAi
en de Vlaamse Bouwmeester?
Na die eerste golf is er een institutionalisering gekomen, en de resultante daarvan is een grotere
spreiding van de betere middelmaat. Het heeft eigenlijk steeds meer weg van Nederland. Er is
duidelijk een grote groep relatief jonge architecten die beter opgeleid is, die een betere visie heeft
en die een goed gemiddelde maakt. Maar het is wel een gemiddelde, en dat wordt mede in stand
gehouden door het feit dat de opdrachten die uitgeschreven worden door de Vlaamse Bouwmeester
heel strak omschreven zijn. In de definiëring van de opdracht worden door de opdrachtgever eigenlijk
al ontwerpbeslissingen genomen. Als architect heb je eigenlijk alleen nog maar de zaken bij elkaar te
puzzelen, en daardoor verkleint de marge waarin je kan bewegen.
Over de evolutie die de Vlaamse architectuur de voorbije dertig jaar heeft doorgemaakt moeten
we niet al te euforisch doen?
Je kan veel kritische noten bedenken, maar dertig jaar geleden was een gebouw als de Stadshal in
Gent alleszins ondenkbaar. Je moest er niet aan denken om tussen die monumenten een ingreep te
doen. In die zin is de situatie dus enorm verbeterd. Maar tegelijk wordt er dus ook een hoop slappe
nonsens neergepoot.
Toen ik scholen bouwde had ik een contract met een scholengroep en zaten ze dus opgescheept met
mij voor de bouw van een aantal scholen. Dat gaf wel een zekere vrijheid, je kon dus dingen doen
ondánks die opdracht. Als je nu een school bouwt dan kiest de opdrachtgever een ontwerp uit een
selectie van vijf architecten, bijgestaan door de Bouwmeester die een zekere kwaliteit garandeert.
Daardoor zit je dus meer in een keurslijf. En daardoor is de Belgische context eigenlijk ook weg.
Je kan je afvragen hoe een avant-gardistische houding in de architectuur er vandaag zou kunnen
uitzien, en of ze zelfs niet onmogelijk gemaakt is. Want ook de Stadshal is geen avant-garde. Dat
gebouw is zeer zorgvuldig ingepast, wat sommigen daar ook mogen van zeggen. Wringerige
architectuur wordt vandaag niet echt gebouwd.
Duur 118 minuten
Datum 13 april 2016
Hoe kijkt u tegen de beginperiode van uw carrière aan? Wat was er kenmerkend voor die
periode?
Als wij studenten waren に als ik het mij goed herinner moet dat van 1970 tot 1975 geweest zijn に was
het bon ton om een attitude aan te nemen waarbij de architecten niet langer het ontwerp maakten,
maar vooral luisterden en registreerden, de zogeheten participatieve architectuur. Dat ging dan zo
ver dat we eigenlijk de bouwheer de sleutel gaven tot het ontwerp en dat wij als architect nog louter
de leuke dingen moesten toevoegen. Onder de studenten gold het boek Shelter37 als bijbel. Dat was
een boek voor zelbouwers, of voor de hippies en de marginalen zoals de non-believers zich daar dan
beschimpend over uitlieten.
Ik herinner het mij vooral ook als een vrij opstandige periode waarbij we nogal onze eigen zin
doordreven en waarin veel mogelijk was. Zo herinner ik mij een anekdote van iemand die zijn project
voor een jury moest verdedigen en met veel air een luciferdoosje op tafel legde en begon te
filosoferen over ruimte en andere zaken, zonder er ook maar één tekening bij gemaakt te hebben.
We hadden een leraar に Jan Meskens heette hij に die ons de opdracht gaf om een prefab gebouw te
ontwerpen. Ik wou dat niet ontwerpen want ik was tegen prefab. Ik had dan maar een cartooneske
tekening gemaakt met allemaal menselijke figuren die in elkaar passen als prefab-onderdelen. Ik heb
het zo ingediend, met het idee dat ik er een nul op zou scoren. Jan Meskens vond het echter zo
interessant dat hij het prompt op de cover van A+ heeft laten zetten38. Dat was echt typisch in die
tijd.
Zelf wist ik voor ik aan mijn opleiding begon wel al iets van de betere architectuur af, waarschijnlijk
door de opvoeding van mijn ouders. Dat was dan het modernisme en met name Le Corbusier. Als wij
dan als eerstejaarsstudenten in onze ontwerpen Le Corbusier probeerden te kopiëren に wat we
natuurlijk helemaal niet konden に dan werden we destijds door de leraars beschimpt als ouderwets
en voorbijgestreefd.
Welke interessante invloeden hebt u dan wel ontdekt?
Toen ik studeerde denk ik dat er wel interessante tijdschriften waren, maar de bibliotheek van onze
school had die niet eens. Ik herinner mij nog dat wij dan wel al een abonnement namen op
Architectural Design, dat toen nog niet gestencild was en nog primitief werd uitegeven, zeker in
vergelijking met het glossy tijdschrift dat het nadien geworden is. Dat stond toen bol van de
architecten die na Team X kwamen, dat was één en al Archigram. Het Centre Pompidou was ook wel
37 Lloyd KAHN, Bob EASTON, Shelter, Shelter Publications, Santa-Barbara, CA, 1973 38 De cover waarvan sprake is die van A+ editie 14
een project dat het geloof in walking cities, technologie en machine-achtige architectuur
aanwakkerde. Frei Otto werd er ook enorm in gepubliceerd. Het waren allemaal eerder utopische
constructies met een hoog science-fiction gehalte, die totaal niet realistisch waren. Maar zo leerden
we wel de kracht van papierarchitectuur kennen, van ontwerpen die niet bedoeld waren om
uitgevoerd te worden maar die wel een interessant inzicht konden verschaffen.
Bob Van Reeth was begin jaren 1970 een mythe. Daar keken wij wel enorm naar op, die projecten
wilden we wel allemaal gaan bekijken. Die kreeg wel een forum in de architectuurtijdschriften. Het is
een geluk voor de Belgische architectuur dat Bob Van Reeth een zeer ambitieuze man was に en
volgens mij ook nog steeds is. Hij werkte samen met verschillende mensen, hij ontwierp onder meer
het cultureel centrum Westrand samen met Alfons Hoppenbrouwers. Hij had ook een ontwerpgroep
Krokus in Mechelen, met Jean-Paul Laenen en Marcel Smets, de latere bouwmeester に je ziet hoe
klein België is. Wij hadden les van Jean-Paul Laenen en daar heb ik wel wat van opgestoken, al ging
het dan ook over participatie に participatie was toen een groot woord. Laenen was eigenlijk een leraar
vormgeving, maar die wist meer over architectuur dan gelijk welke leraar architectuur. Ik heb het dan
niet over Hoppenbrouwers, dat was wel een fenomeen. Bij de binnenhuisarchitecten was er ook een
interessante leraar, Lode Janssens. Bij hem maakten de studenten fenomenale projecten waar wij als
studenten architectuur enorm naar opkeken. Wij hadden dus wel wat voorbeelden, maar het meeste
was gekaderd binnen die participatie- en shelterarchitectuur. In Sint-Lucas in Brussel was er ergens
dus wel een interessante voedingsbodem, maar dat was altijd in de marge. Maar in de andere
opleidingen was dat zo mogelijk nog erger.
U heeft het nu over uw studieperiode, maar hoe herinnert u zich de omstandigheden toen u als
architect aan de slag ging?
Toen wij afstudeerden was er een economische crisis voelbaar, waardoor er niet veel werk meer was.
Ik ben eigenlijk pas begonnen met architectuur te leren maken door veel papierarchitectuur te
ontwerpen. Maar die crisis is echt niet Belgisch, dat is internationaal. Plots werd de architectuur weer
belangrijk geacht, dat zag je ook aan de tijdschriften. Daardoor is het postmodernisme ontstaan,
waarbij de exuberante vormentaal niet meer door de bouwers zelf maar nu door de architecten in
allerlei tijdschriften geëvoceerd werd. Heel belangrijk om te vermelden is dat er toen heel goede
Japanse architectuurtijdschriften waren, waarbij de Japanners eigenlijk gewoon het Westen
kopieerden, maar dan veel beter. Hun fotografen hadden toen ook al de mooiste breedhoeklenzen.
W;デ エWSWミ デWミ S;ェW WキェWミ キゲ ;;ミ SW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ キゲ S;デ ┣W Wヴ ラヮ SW aラデラげゲ ┗WWノ HWデWヴ ┌キデ┣キWデ S;ミ キミ SW werkelijkheid, en dat was bij de Japanners ook al zo. Ik wijk af, maar België wordt nu internationaal
zo hoog aangeschreven dankzij onze goede fotografen zoals Filip Dujardin. Die is veel belangrijker
dan gelijk welke architect ten aanzien van de energie die aangewend wordt om de Belgische of de
Vlaamse architectuur zo interessant te doen lijken op wereldniveau.
In die tijd werden vele architecten in een bepaalde richting beïnvloed door OMA に ook personen als
Willem-Jan Neutelings, Xaveer De Geyter en Stéphane Beel に met een hernieuwde interesse voor het
modernisme en het laat-modernisme, met vooral die Amerikaanse voorbeelden. Er waren hier ook
een heel aantal postmoderne architecten. Ik heb daar ook wel wat last van gehad, dat ik net zoals
iemand als Michael Graves evolueerde van laat-modernist naar postmodernist. Dat was echt týpisch
toen. Heel wat architechten hebben hier ruwweg tussen 1975 en 1985 afschuwelijke postmoderne
ontwerpen neergezet. Ik was eigenlijk vooral gecharmeerd door een paar Italiaanse architeten, onder
meer Aldo Rossi maar misschien eerder nog Grassi, die toen nog samenwerkten. De
architectuurbiënnale in Venetië van 1980, The Presence of the Past, heeft echt een indruk op mij
gemaakt, met dat drijvend Teatro del Mondo. Maar ik kende Aldo Rossi al langer, met dat prachtige
archetypische modernisme dat hij maakte. Hij was toen nog niet zo bekend. Ik herinner mij de
anekdote dat een delegatie van de Universiteit Gent に de toenmalige RUG に met Charles Vermeersch
een reis naar Venetië maakte, met als studenten onder meer Mil De Kooning en Dirk Jaspaert. Ze
stonden toen met hun rug naar de Gallaratese van Rossi om naar een project van Carlo Aymonino te
kijken. Drie jaar later gingen ze dan terug om met hun rug gekeerd naar Aymonino te kijken naar de
Gallaratese van Rossi.
U zei eerder dat u in de beginperiode vooral voor de participatie van de bewoners van
architectuur gewonnen was, en dat het pas later meer om de architectuur zelf ging en u van het
participatieve verhaal bent afgestapt. Hoe heeft die evolutie zich voltrokken?
Ik was als Aalstenaar betrokken bij een regionale stadskrant met de naam Vies Olsjt, waarin ik mij op
een kritische manier kon uitleven. Met die groep hebben we het allereerste woonerf gecreëerd in de
Louis-Paul Boonstraat in Aalst に het eerste woonerf wordt dus ten onrechte aan Brugge gelinkt. Ik
kan mij herinneren dat we straathappenings organiseerden om de bewoners buiten te lokken. We
vroegen de mensen om hun zetels buiten te zetten. We hadden ook groene ballonnen bij en daarmee
konden ze bomen maken als ze bomen wilden hebben. Als ze ergens hun auto kwijt wilden dan
vroegen we hen om hem niet normaal te parkeren maar wel waar ze hem hem het liefst zouden
hebben. En zo zetten we heel de straat vol en registreerden we dat allemaal, om het dan in een
ontwerp te gieten voor een eerste woonerf. Dat was voor ons participatie in zijn meest pure vorm.
Maar die illusie werd natuurlijk al vrij snel doorprikt. Dat zag je ook al bij namen als Lucien Kroll, wat
ik dan salonparticipanten noem. Lucien Kroll was een wereldvermaard architect, vooral met zijn
project La Mémé in Brussel. Wij vonden dat een heel mooi project. Voor ons toonde dat de kracht
van participatieve architectuur, hoewel daar eigenlijk allemaal verpleegsters van bourgeoisfamilies in
huisden die niet te maken hadden met die duivenkotarchitectuur に zoals dat project ook schamper
werd benoemd. Daar merkte je al dat iets wat zou moeten groeien uit de beleving van de bewoners
vervlakte tot puur formalisme. Het werd op een zeer oppervlakkige manier gekopieerd door anderen.
Hetzelfde geldt voor de architectuur van Bob Van Reeth in die periode. Wij noemden hem Bob Van
Spleet, omdat hij overal spleten had in zijn huis. Hij reed rond in een kleine Fiat waar hij nauwelijks in
paste, die volgeladen was met siliconenspuiten. Eén van zijn vermaarde uitdrukkingen was dat het bij
goede architectuur moet binnenregenen, wat bij de vakmensen uiteraard zeer ongelukkig is
overgekomen. Woning Botte is een ongelooflijk mooi gebouw に vol koudebruggen weliswaar に die
getuigt van beïnvloeding uit Zwitserland. Maar ook in zijn geval werd dat project puur vormelijk
gekopieerd.
Dus u bent er van afgestapt omdat er eigenlijk vrij weinig van de basisprincipes overeind bleef?
Ik ben er eigenlijk eerder van afgestapt door de aantrekkingskracht van de architectuur zelf. Je kon
zoiets uiterard ook niet volhouden door de crisis. Als er werk genoeg is dan kan je wat aanmodderen,
maar dat kon dus niet langer.
Hoe sprong u om met de crisis?
Mao Zedong sprak over het lopen op twee benen, dat principe heb ik toegepast. Aan de ene kant
zorgde ik dat ik toch een zekerheid qua inkomsten had door voor andere architecten te werken en
door les te geven, wat er dan weer voor zorgde dat ik anderzijds de ruimte had om parallel daaraan
een eigen architectuur te ontwikkelen, onafhankelijk en in alle stilte. Je kan op die manier dus
jarenlang papierarchitectuur maken, omdat je toch een gewaarborgd inkomen hebt.
U bent dus onder meer les gaan geven. Dat komt wel vaker terug bij uw generatiegenoten. Dat is
dan eigenlijk bijna net dankzij de crisis dat jullie die weg bewandelden, of zie ik dat verkeerd?
Dat ik in het onderwijs beland ben is te wijten aan verschillende aspecten. We hadden inderdaad niet
veel projecten waardoor we graag les wilden geven uit financiële overweging. Maar de scholen wilden
ララニ ┘Wノ SW HWデWヴW ラミデ┘WヴヮWヴゲ ;;ミデヴWニニWミく NWデ ラマS;デ Wヴ キミ SキW デキテS ミキWデ ┣ラげミ Wミorme
publicatiemachine aanwezig was had je wel mythevorming. Eenmaal uw naam om één of andere
reden circuleerde werd dat al snel aangedikt met allerlei verhalen. Zo ging mijn naam dus ook over
de tongen en daar kan je dan ook wel je voordeel mee doen, bijvoorbeeld wanneer je jezelf aanbiedt
om les te geven. Zo viel dat allemaal in zijn plooi en ben ik dus vrij snel les gaan geven. Maar ik ben
niet meteen aan architectuurstudenten les gaan geven, en ik heb ook geen spectaculaire carrière
gemaakt. Ik ben gestaag gegroeid. Ik gaf eerst projectietekenen aan meisjes in een nonnekesschool.
Ik was daar de enige mannelijke jonge leerkracht... Toen ik aan de kunsthumaniora begon was ik al
een mythe, maar ik gaf toen les aan architectuurtekenaars. Dat was bijna een soort vakschool. Daar
was dan een directeur die zei dat ik meer capaciteiten had. Dan ben ik in de binnenhuisarchitectuur
verzeild geraakt. Dat was een toffe periode, toen heb ik nog les gegeven aan Danny Venlet en Koen
Deprez, wat achteraf straffe ontwerpers zijn geworden. En dan een paar jaar later ben ik les gaan
geven aan de architectuurstudenten.
Die mythevorming dat u een goed ontwerper bent, komt dat dan enkel door verhalen die
rondgaan? Komt dat dan niet ook door publicatie?
In mijn geval is dat inderdaad dankzij Christian Kieckens, die ook van Aalst was. Ik weet niet hoe dat
ging, maar waarschijnlijk heeft hij mij op een of andere manier ontdekt. Maar dat begon ook al als
student. Dan word je ook al een soort betere student, of misschien durfde ik gewoon meer de leraars
te schofferen. Maar ik kan niet precies zeggen hoe zoiets groeit. Ik denk dat één van mijn belangrijkste
projecten de verbouwing van mijn huis in de Binnenstraat was, en dat moet opgepikt geweest zijn.
Je had toen twee groepen die wel wat probeerden te doen rond publicatie. Je had het Sint-
Lukasarchief waar Alfons Hoppenbrouwers de grote inspirator van was, met Jos Van Den Breeden en
gladde jongen Jan Bruggemans. Van Den Breeden was de meer antieke lijn genegen, terwijl Jan
Bruggemans zich meer op de hedendaagse architectuur wou richten. En daarnaast had je dan de
Stichting Architectuurmuseum van Marc Dubois en Christian Kieckens, die in het Museum van de
Sierkunst de architectuur promootten. En ik moet eerlijk zeggen dat dat wel veel geholpen heeft voor
de opbouw van een naam.
Dan had je ook nog de architectuurwedstrijden. Die verliepen wel met wisselend succes. Ik herinner
mij een wedstrijd met Marc Dessauvage als voorzitter van de jury. De eerste prijs was voor Luc
Schuiten, later beroemd via zijn broer, met al die tekeningen over Brussel. Ik had toen twee prijzen に
ik vermoed de tweede en de vierde prijs に wat heel merkwaardig was aangezien ik maar met één
project had deelgenomen. Ik vroeg aan Maur Dessauvage, de zoon van Marc, of ze de tekeningen niet
opnieuw bij elkaar moesten brengen om te zien of er niet ergens een administratieve fout was
gebeurd in de jurering en of ik dan niet de eerste prijs zou gehad hebben. Hij werd toen boos. Ik heb
nooit begrepen waarom, want dat was een sarcastische vraag op humoristische toon. Ik vertel dit
maar om aan te tonen dat dergelijke wedstrijden uiteindelijk nergens over gingen. De projecten
waren niet bedoeld om te realiseren en de wedstrijden dienden eigenlijk louter ter promotie van uw
naam. Dat incident was voor mij voldoende reden om er dan maar mee te kappen. Ik heb later dan
ook niet zo vaak deelgenomen aan wedstrijden. Ik ben wel heel tevreden met het winnen van de
wedstrijd rond het politiekantoor in Aalst.
Ik zou het graag hebben over de selectie van architecten die ik heb gemaakt. Welke zouden voor
u de negen namen kunnen zijn?
Dat valt direct in twee. Je hebt Paul Robbrecht, Marie-José Van Hee en Christian Kieckens die nu in
deSingel aan bod komen. Ik vraag mij af of daar nog iemand bij hoort. Jan Bruggemans heeft zijn neus
even aan het venster gestoken, maar die heeft zijn eigen woning zelfs niet gezet. En dan had je die
jongere generatie met Stéphane Beel, Xaveer De Geyter en Willem-Jan Neutelings. Luc Deleu was ook
interessant, weliswaar meer in de marge. Hij is geen typische architect, maar die kan je er zeker
bijrekenen. Ik herinner mij nog namen die verdwenen zijn, zoals de broers Wintermans. En dan heb
je nog een reeks jongere mensen に Luc Reuse bijvoorbeeld に die deelnamen aan een project in
Aalbeke. Dat is nog in deSingel tentoongesteld geweest. Frank Delmulle was daar ook bij.
De eerste reeks namen die u noemde heb ik inderdaad betrokken in de selectie. Daarnaast neem
ik De Smet - Vermeulen, Wim Cuyvers en Coussée & Goris in mijn selectie op.
Natuurlijk, Henk De Smet en Paul Vermeulen, die was ik vergeten. Ja dat vind ik heel interessante
namen. Ik heb nog in de jury gezeten van Henk De Smet. Nu we die namen overlopen herinner ik mij
dat die allemaal vertegenwoordigd waren op de tentoonstelling in Bordeaux in 1996. Maarten Van
Severen was daar ook bij, dat is nog iemand die je zeker zou kunnen overwegen. Ik voel mij alleszins
vereerd dat ik er tussen sta.
Laten we het over de negen architecten en hun projecten hebben.
[Stéphane Beel]
Ik denk dat Beel op een bepaald moment zo belangrijk was dat er bijna een automatische reactie
kwam van: het is weeral Stéphane Beel. En dat is natuurlijk niet leuk voor hem. Op een bepaald
moment was ik vakgroepvoorzitter in Brussel en moesten er nieuwe lesgevers aangeworven worden.
WW エWHHWミ デラWミ ラミSWヴ マWWヴ J;ミ DW┗┞ノSWヴ ;;ミェWミラマWミが ┘;;ヴラヮ SW ヴW;IデキW ニ┘;マぎ けHWデ キゲ ┘WWヴ;ノ キWマ;ミS ┗;ミ エWデ H┌ヴW;┌ ┗;ミ BWWノげく W;;ヴラヮ キニ ┣Wキぎ けZキWミ テ┌ノノキW S;デ ┗WヴゲIエキノ S;ミ ミキWデいげ M;;ヴ BWWノ エ;S S┌ゲ zeker zijn belang, ook al bouwde hij eigenlijk verder op het modernisme, het neo-modernisme. Je ziet
toch altijd die dozen bij hem. Wij waren altijd onder de indruk van zijn kunnen. Hij had dan zo
paragrafische, grappige dingen zoals zijn studio voor de BRT met die koeievellen, maar ook dat
hadden we al gezien bij Cassina, de chaise longue met de koeievellen. Eigenlijk koketteerde hij net als
Koolhaas met die mooie tekeningen van het type Elia Zenghelis en later ook Zaha Hadid. Het was
mooi, het was fris. Dat leek toen erg nieuw, maar achteraf gezien is dat niet zo nieuw. Het is ook wel
dure architectuur voor rijke klanten. Jo Crepain had dat dus ook. Ik herinner mij een tentoonstelling,
ik stond daar met mijn vuile jeans en t-ゲエキヴデ Wミ Jラ CヴWヮ;キミ エ;S S;ミ ┣ラげミ ゲノキWヴデ Iエキケ┌W マ;S;ママWミ Hキテく Crepain is altijd een joviale mens geweest en die stelde mij dan voorぎ けKキテニ S;デ キゲ E┌ェWWミげく Eミ S;ミ ニ┘;マWミ ┣W キミWWミゲ Hキテ ┣キテミ ゲデ;ミS Wミ S;ミ ┣WキSWミ SキW S;マWゲぎ けOエが ┣ラ マララキ Jラ, zo mooi!げく Je hebt dat soort
culturele elite die vaak aan rijke mensen gekoppeld is.
[Ralf Coussée & Klaas Goris]
Ik heb de indruk dat ik Klaas Goris al heel lang ken, van in Sint-Lucas Brussel. Hij is ook heel snel les
beginnen geven. Het is zeer persoonlijk, maar bij Beel had je het idee: dat zou ik ook wel graag gedaan
en gekund hebben. Maar bij Coussée & Goris heb ik dat nooit gehad. Ik heb er wel alle respect en
bewondering voor, met reden staan ze op uw lijst. Maar ik vind het minder elegant dan Beel.
[Wim Cuyvers]
Wim Cuyvers is een integer persoon. Je hebt daar altijd een soort respect voor. Het was dikwijls ook
gewoon een knoeier die met zijn dossiers niet op tijd klaar was. Ik herinner mij に ik denk dat het in
Bordeaux was に dat we allemaal gingen tentoonstellen en dat werd allemaal via deSingel naar daar
gebracht. Wij gingen dan allemaal met de TGV, dat was heel plezant. Al die Belgische architecten
zaten daar op. En hij moest met zijn wagen met al zijn stukken naar daar rijden. Hij had heel de nacht
ェWヴWSWミく M;;ヴ ┗ララヴ SW ヴWゲデ ニ;ミ キニ ラ┗Wヴ エWマ ┣ラ ミキWデ ┗WWノ ┣WェェWミく Hキテ キゲ ┣ラげミ WIエデW Hricoleur soms, dat
vind ik er wel heel mooi aan. Hij kijkt ook veel. Maar ja, dat doen we allemaal.
[Xaveer De Geyter]
Dat is wel een meesterlijke designer. Ik denk dat ik voor hem misschien de meeste bewondering heb,
voor zijn architectuur. In Brasschaat heeft hij bijvoorbeeld een woning naast Beel ontworpen, en dan
zag je een verschil. Dat van De Geyter was heel origineel, met daar zo boven te lopen. Hoewel dat die
bouwheer niet meer met Xaveer wil praten. Mariakerke vind ik dan weer minder, dat is te hip. Het is
altijd hip, maar langs de andere kant is het ook een koele kikker, dat is wel een leuk spanningsveld.
Hetzelfde met het Rogierplein. Een interessant project en toch kan je die luifel in vraag stellen.
[Henk De Smet & Paul Vermeulen]
Ik herinner mij nog de periode toen ik het project Feestartikelen Liebaut maakte. Henk De Smet ging
altijd van de trein naar het bureau in de Sinte Annalaan en hij stopte dan altijd voor die gevel en stond
dan altijd te kijken hoe die gevel evolueerde. Paul Vermeulen kan goed schrijven. Hij heeft ook de
catalogus van de tentoonstelling in deSingel voor mij geschreven. Wat hij schreef over de zwerfkeien
vond ik wel mooi. Ik heb daar bewondering voor. Het interessante bij hen is dat ze allerlei van die
archetypes nemen en daar iets mee doen. Ik herinner mij dat ze voor een wedstrijd in het Brusselse
de Villa Savoye als kantoor gebruikten voor Apple. Die amuseren zich duidelijk wel.
[Christian Kieckens]
Op de één of andere manier doet die mij wat aan Klaas Goris denken, ik zou hem daar bij scharen.
Het is allemaal nogal serieus. Ik mis het speelse en het ludieke. Hoewel ik niet precies kan zeggen
waarom, doet het mij denken aan Snozzi, maar dan in zijn Vlaamse, rudimentaire versie.
[Eugeen Liebaut]
Ik vind mijn eigen woning en het weekendhuisje wel belangrijker. Danszaal Plateau is inderdaad ook
wel belangrijk. Dat waren ook heel toffe mensen. Jo Tailleu geeft les in Mendrisio en daar worden
eigen inspiraties voorgeschoteld aan de studenten en dan moeten ze daar bijvoorbeeld allemaal een
Liebaut maken. Dat is wel grappig.
Bキテ ┘ラミキミェ GWWゲ ┘;ゲ キニ ラミSWヴ SW キミSヴ┌ニ ┗;ミ ‘ラゲゲキが S;デ キゲ ┘Wノ S┌キSWノキテニく Iニ ┘ラ┌ WWミ AノSラ ‘ラゲゲキげデテW SラWミく Ik wou mij daar eens mee bezig houden, hoewel ik mooiere tekeningen gemaakt heb die dan niet
gerealiseerd zijn.
Plateau vind ik nog altijd heel goed. Je zou hiervan ook kunnen zeggen dat er zo wat modernistische
iconen in zitten, maar dat zit ook gewoon intelligent in elkaar. Door die dansvloer hier omhoog te
heffen win je gewoon ruimte, want ik had hier toch een plateau nodig. De bestaande vloer was niet
ェラWS ェWミラWェ ┗ララヴ デW S;ミゲWミ Wミ S;;ヴラミSWヴ ┣キデ ┣ラげミ エWWノ マララキW ノ;ミェW H;ノニく Mijn eigen woning... Overal heb je inspiraties, en in het geval van mijn eigen woning is dat beïnvloed
door de Japanse architectuur, de ruimtewerking van Japanse architectuur. Die veel te grote ramen
bijvoorbeeld die er van buiten opgeplakt waren. Dat is nog altijd wel origineel vind ik, dat is nog altijd
straf. Ik weet dat daar nog mensen van OMA nogal enthousiast over waren. Aan de andere kant was
ik ergens ook wel beschaamd wanneer Mil De Kooning schreef over het hoge bricolage-gehalte. Dat
was omdat ik geen geld had en ik moest alles zelf uitvoeren. En ik heb dat altijd een beetje gehad, ik
ben dan niet zo een wandelende encyclopedie met kennis over deurbeslag en soorten scharnieren,
dus ik ontwierp die zelf. Daar zitten dus handvaten van de ramen in waarvan ik het beslag zelf
ontworp en liet uitvoeren. Daar kan ik uren over vertellen. Jammer genoeg is het al twee keer
verbouwd, en verknoeid. Maar de gevel is er nog.
[Paul Robbrecht & Hilde Daem]
Ik denk dat Paul Robbrecht wel iemand is die een hoop andere architecten beïnvloed heeft, vooral
later dan, maar misschien ook op dat moment al. Het bankkantoor in Kerksken vind ik een heel mooi
gebouw, dat is hier niet zo ver vandaan. Daar huist nu een architect in en die heeft die kolonnade
eerst roze geschilderd en nu donkergrijs. Het slaat op niks en toch blijft dat goed.
Galerij Hufkens is ook al een groot project, in omvang. Aan de voorgevel ziet dat er ook helemaal
anders uit, want dat is een gerenoveerde gevel. De Aue Paviljoenen vond ik zelf wat minder geslaagd.
[Marie-José Van Hee]
Ik ben wel fan van Van Hee. Die hoogspanningscabine intrigeerde mij wel. Zij bezit de kracht van Adolf
Loos. Maar het is ook een beetje machiavellistisch. Dat zie je bijvoorbeeld in haar eigen woning. De
dienst stedenbouw wou die voorgevel oorsprokelijk niet goedkeuren, want ze had onderaan geen
vensters voorzien. Ze heeft dus ook geen zicht op straat. Ik vind dat zelf ook wel wat vreemd. Ik zie
het mij zelf niet snel doen, want daarvoor kijk ik te graag naar buiten.
De architectuurcultuur leefde hier eind jaren 1970 en begin jaren 1980 niet echt op. Waar haalden
jullie de inspiratie dan vandaan?
Wij haalden de mosterd hier zeker niet bij elkaar onderling. We zochten dat internationaal. Overal
ter wereld kwam er toen knappe architectuur. Je had Koolhaas en zelf was ik een ongelooflijke
bewonderaar van James Stirling. Uiteindelijk maakten die architecten allemaal ook niet zo heel
verschillende ontwerpen. Stirling werkte samen met Leon Krier. Dat is een ongelooflijk huwelijk, hoe
een laat-マラSWヴミキゲデ マWデ ┣ラげミ ヮラゲデマラSWヴミキゲデ ;ノゲ KヴキWヴ ゲ;マWミェ;;デく Aノゲ ┘キテ ラヮ SW Hキ¥ミミ;ノW ┗;ミ VWミWデキ¥ ons materiaal aan het opbouwen waren, was James Stirling zijn boekenshop daar aan het finaliseren.
En ook dat is een postmodernistisch gebouw op een bepaalde manier. De biënnale The Presence of
the Past, dat inspireerde ons. Die hele Strada waar Hans Hollein en dergelijke namen tentoonstelden,
daar keken wij allemaal naar en daar leerden wij allemaal van. Wij hadden kortom overal
voorbeelden. Plots was architectuur weer belangrijk en dus verkochten de internationale tijdschriften
goed. De Japanners waren ook heel belangrijk toen. Die werden dan ook door Jan Bruggemans en het
Sint-Lukasarchief naar hier gevraagd.
Er was wel iets aan van overheidsopdrachten waarbij je de juiste politieke relaties moest hebben, en
ik moet zeggen dat wij daar nooit aan meegedaan hebben. Ik heb nooit via die weg een opdracht
gekregen en hetzelfde geldt voor de anderen. Dat is het enige waarbij we wel aan hetzelfde zeel
trokken. Vooral Christian Kieckens en Marc Dubois konden daar heel kritisch over schrijven. Dat vond
ik wel een sterke verdienste. Langzamerhand is men dan naar daar de Vlaamse Bouwmeester
geëvolueerd, maar dat staat allemaal mooi beschreven door de Bouwmeester zelf. Maar dat klopt
wel. Als je kijkt naar onze eerste realisaties, dat zijn bijna allemaal huizen, er zit geen enkele grotere
opdracht in. Behalve dan misschien de bankkantoren van BACOB, door toedoen van Michel Mast,
maar dat waren ook geen overheidsopdrachten.
Welk beeld heeft u van uw generatie en heef u de indruk dat uw generatie interessanter is dan
die van ervoor?
Wij waren ongelooflijke individualisten, ondanks dat Paul Robbrecht bijvoorbeeld wel samengewerkt
heeft met Christian Kieckens en met Marie-José Van Hee. Ik zou graag kunnen zeggen dat het mijn
vrienden zijn, maar dat is het geval niet. Ik wil ook zeker niet beweren dat wij een belangrijkere
generatie waren dan die voor of na ons. Ik relativeer dat alleszins graag. Ik denk dat wij gewoon even
goed bezig waren. Francis Strauven en Geert Bekaert hebben rond de generaties voor ons het boek
Bouwen in België gemaakt. Daar was ook een goede fotograaf bij betrokken, want dat was ook wel
een heel fotografisch werk. Niet alles wat daarin opgenomen werd is interessant, maar er staan toch
ook heel boeiende ontwerpen in. Toen wij studeerden was Marc Dessauvage bijvoorbeeld nogal
belangrijk. Ik herinner mij dat wij in het tweede jaar een ontwerp van Dessauvage opnieuw moesten
overtekenen, dat was dan een interessant voorbeeld. Ik denk dus niet dat er voor ons geen
interessante architecten waren.
Met stille generatie wordt niet bedoeld dat het slechtere of minder interessante ontwerpers
waren, maar dat er minder rond te doen was.
Het is niet alleen in de architectuur dat er discussies zijn over het belang van verschillende generaties.
)Wノaゲ Hキテ H┌マラげゲ ‘ラIニ ‘;ノノ┞ エWH テW エWデ┣WノaSWく D;デ ノキテニデ ゲラマゲ WWミ ゲデヴijd tussen groepen die beïnvloed
┣キテミ Sララヴ SW Αヰげゲが SW Βヰげゲ Wミ SW Γヰげゲが Wミ SW Βヰげゲ ┣ラ┌SWミ エWデ ヮノWキデ S;ミ Hキテ┗ララヴHWWノS ェW┘ラミミWミ エWHHWミく Ik schat dat je in de architectuur tot de jaren 1980 nog kon spreken van universele stromingen, maar
daarna niet meer. Er zijn wel pogingen ondernomen om er namen op te kleven, maar dat is
gekoketteer van architectuurcritici. Tegenwoordig kan zo goed als alles en is bijna niks verouderd. In
die zin kan je de invloeden uit onze oudere ontwerpen vandaag nog altijd terugzien. Het klopt dus
misschien wel dat de architectuur van onze generatie beter overleeft en minder snel veroudert,
omdat alles steeds maar weer opnieuw geïnterpreteerd en hernomen kan worden. Ik denk dat de
architecten uit uw selectie toen allemaal te sterke figuren waren om elkaar te beïnvloeden. Maar ik
kan mij goed voorstellen dat namen als Stéphane Beel en Xaveer De Geyter heel wat studenten en
jonge architecten beïnvloed hebben, niet alleen later maar ook op dat moment.
U zegt dat het zoeken naar benamingen alゲ けマキミキマ;ノキゲマWげ Wミ けミキW┌┘W WWミ┗ラ┌Sげ ェWニラニWデデWWヴ キゲ van architectuurcritici. Willem Jan Neutelings rakelde in een lezing39 eens een anekdote op over
de opening van de tentoonstelling Jonge Architecten in België キミ ヱΓΒヶく Iニ IキデWWヴぎ さIニ ェキミェ Wヴ ┗;ミ┌キデ dat ik ondergedompeld zou worden in het warme Belgische bad van wellustige vormen, vrolijke
kleuren en merkwaardige materialen. [...] Al mijn generatiegenoten, van Beel tot Liebaut, van
Robbrecht tot Crepain, van Van Hee tot De Smet-Vermeulen, bleken de meest Spartaanse
projecten te hebben ingestuurd. Kale abstracte witte ruimtes, zonder kleur, zonder textuur,
zonder tactiliteit, zonder vrolijkheid, ja zonder hoop. [...] Bij de aanblik van deze beklemmende
architectuur van mijn confraters stortte mijn wereld in. Bij wat voor generatie hoorde ik? De
tijdsgeest van de jaren 80 was onopgemerkt aan mij voorbijgegaan. Het was een depressieve tijd
van conservatisme en besparingen, die krachtig verbeeld werd door dit Minimalisme van mijn
leeftijdsgenoten. Ik stond helemaal alleen in mijn idee van een vrolijk Maximalisme. De
vernissage eindigde in een hevige woordenwisseling tussen Eugeen Liebaut en mijzelf, die bijna
tot een handgemeen was ontaard als de flegmatieke Jan Bruggemans niet op tijd tussenbeide
was gekomen. [...] Die dag in Gent daalde een verstikkende deken over Vlaanderen neer. Sinds
die dag ligt onze regio, al twintig jaar lang, onder de knoet van het Minimalisme en haar Goede
“マ;;ニくざ Iニ ミWWマ ;;ミ S;デ ┌ ┣キIエ ミキWデ ;;ミェWゲヮヴラニWミ ┗ラWノデ ;ノゲ Neutelings het over minimalisme
heeft.
Ja, ik ken die lezing. Dat is natuurlijk zeer zwart-wit gesteld. Dat is totaal niet juist. Wij waren ook
helemaal geen minimalisten. Ik heb inderdaad een opmerking gemaakt over zijn architectuur, maar
dat was lacherig bedoeld. Hij had toen die woning in Brasschaat ontworpen, waar Luc Deleu zijn
handtekening onder gezet heeft. Dat was stripachtige architectuur. Willy Vandersteen tekende
bijvoorbeeld vaak modernistische woningen in zijn strips, daar deed het mij wat aan denken. Ik zei
dus tegen hem dat hij decors voor stripverhalen ontwierp. Meer heb ik ook niet gezegd. Hij heeft dat
met de nodige fantasie wat aangedikt om bij die lezing indruk te maken op zijn toehoorders. En ik
moet zeggen dat hij daar in slaagt, want hij schrijft wel goed.
Als u terugkijkt op de voorbije dertig jaar, wat is er dan veranderd, voor u persoonlijk en binnen
de Vlaamse architectuur?
Er is in feite veel veranderd. De concurrentie is veel groter, omdat er veel knappe architecten
bijgekomen zijn. Waarom er zoveel bijgekomen zijn kan ik niet precies zeggen. Je zou kunnen
beweren dat wij die generatie beïnvloed hebben door er onder meer les aan te geven, maar zoveel
eer wil ik ons nu ook weer niet toedichten. De architectuurcultuur is gewoon veel toegankelijker
geworden. Wij moesten zelf tijdschriften gaan zoeken en uitpluizen om aan informatie te komen. Nu
wordt de architectuurcultuur zodanig breed verspreid dat het bijna problematisch wordt, omdat er
een overaanbod aan informatie komt. Ik moet mijn studenten echt duiden in dat aanbod. Om één of
andere reden zijn er nu dus veel goede architecten. Dat is een goede zaak. Volgens mij is dat geen
strikt Vlaams fenomeen, maar neemt de kwaliteit ook in Wallonië en over heel de wereld toe. Er zijn
in Vlaanderen wel degelijk initiatieven genomen die een verschil gemaakt hebben. Het aantal
overheidsopdrachten is toegenomen en de selectie gebeurt op basis van kwaliteit. Daarmee is de
39 NEUTELING“ WくJくが さLW┣キミェぎ HWデ WキミSW ┗;ミ Mキミキマ;ノキゲマW Wミ SW ェラWSW ゲマ;;ニざ キミ AЩ ヲヰヴが aWH-maa 2007. Verkorte versie van de voordracht ter gelegWミエWキS ┗;ミ SW さLWWヴゲデラWノ Cエ;ヴノWゲ VWヴマWWヴゲIエざが Uミキ┗WヴゲキデWキデ GWミデが Γ ラニデラHWヴ 2006.
concurrentie ook wel toegenomen, aangezien je uiteindelijk terechtkomt bij een Vlaamse
Bouwmeester, die een open oproep uitschrijft waar veel kandidaten op intekenen en waar
uiteindelijk maar vijf geselecteerde architecten overblijven. Daardoor komt een groot percentage ook
niet aan bod en zo zie je websites opkomen rond gemiste architectuur. Wij waren destijds ongelukkig
omdat we geen projecten hadden, en ik kan mij voorstellen dat sommigen nu ook gedesillusioneerd
raken. Voor veel architecten zal het nu immers nog even moeilijk zijn om op een interessante
opdracht in te kunnen tekenen, door die grotere hoeveelheid betere architecten. Voor onze generatie
geldt dat even goed. Wij zijn oud en wij moeten ook concurreren tegen nieuwe ideëen en nieuwe
namen. Onze generatie kan niet meer beweren dat we de enige goede architecten zijn. Momenteel
staan bureaus als Office KGDVS, 51N4E of URA hoger aangeschreven dan ikzelf en veel van mijn
generatiegenoten. Dat wordt algemeen erkend en daar heb ik ook geen probleem mee. Ik heb ook
gekozen voor het onderwijs. Ik heb een deeltijdse lesopdracht van 70%. Ik vermoed dat Christian
Kieckens ook zoveel tijd aan het lesgeven heeft gewijd, maar de rest van mijn generatiegenoten
minder. Daardoor hebben zij zich dus meer op hun architectuurpraktijk kunnen toeleggen.
Er is tweemaal een uitvoerige publicatie rond uw werk geweest, eerst een catalogus van de
tentoonstelling in deSingel in 1991, en later een monografie, in 2000 uitgegeven door Ludion.
Sindsdien is er van dergelijke publicatie geen sprake meer.
Dat klopt en dat is ook vrij logisch want ik heb er zelf nooit op aangestuurd. Ik weet dat Christian
Kieckens zelf vragende partij was voor de tentoonstelling rond zijn persoon, die nu in deSingel loopt.
Dat is ook niet verkeerd en ik heb daar bewondering voor. Ik heb dat zelf nooit gedaan omdat ik die
energie niet kan opbrengen. Ik ben misschien minder ambitieus. Ik stel dus inderdaad vast dat er van
ヮ┌HノキI;デキW S;ミ ミキWデ ノ;ミェWヴ ゲヮヴ;ニW キゲく HWデ HWェキミデ ララニ マWデ ェラWSW aラデラげゲ ミWマWミ ┗;ミ ヮヴラテWIデWミく WキW ェラWSW aラデラげゲ ニ;ミ ┗ララヴノWェェWミ ニラマデ ┗WWノ マ;ニニWノキテニWヴ キミ ;;ミマWヴニキミェ ┗ララヴ ヮ┌HノキI;デキWく )ラ ゲキマヮWl is het. Aan
sociale media en andere vormen van communicatie die ingezet kunnen worden voor promotie waag
ik mij ook niet. Daar investeer ik allemaal niet in. Ik vind het ook niet nodig, want ik heb voldoende
werk. Ik heb wel mijn persoonlijke website waar ik nogal trots op ben. Wie geïnteresseerd is kan daar
altijd stiekem eens een kijkje nemen om te zien waar ik mee bezig ben. Ik heb die website redelijk
uitvoerig gedocumenteerd, onder andere met schetsen die ik ooit gemaakt heb en waar ik al lang het
bestaan niet meer van afwist. Wie van mij ooit een archief zou willen aanleggen zal er een vette kluif
aan hebben.
Ik zie bij andere architecten vaak dat ze hun ouder werk niet meer tonen.
Ik doe dat dus wel. Ik zie ook de reden niet waarom anderen dat niet meer doen. Ik stel mij wel
soms zelf de vraag of architecten op hun best zijn en het strafste werk afleveren als ze ouder zijn, of
net als ze jong zijn. In de kunst wordt daar onderzoek naar gedaan. Maar perfectie is nooit
interessant, de boutade stelt dat er altijd iets fout moet zijn. Als je jong bent maak je automatisch
fouten omdat je nog niet bedreven bent of kennis mist. Maar je koestert die fout dan of probeert er
een draai aan te geven zodat het intrigerend wordt. Een kunstenaar die op zestigjarige leeftijd zo
geroutineerd is dat hij altijd hetzelfde doet, is niet interessant. In de architectuur hebben we het
voordeel dat we automatisch fouten blijven maken, want alle kennis blijft evolueren. Mijn eigen
woning kan ik nu niet meer bouwen zonder een EPB-boete aan mijn been te hebben. Maar los van
die technische evolutie vind ik mijn werk niet verouderd, en daar ben ik wel trots op.
Duur 76 minuten
Datum 18 april 2016
Waar kon u destijds informatie halen?
Wij waren destijds geabonneerd op Wonen-TA/BK, maar van de opvolger Archis herinner ik mij
マキミSWヴく Vララヴ マキテ ゲヮWWノSWミ WWミ ヮ;;ヴ Hキテ┣ラミSWヴW ;ヴデキニWノゲ キミ AヴIエキデWIデ┌ヴW SげA┌テラ┌ヴSげエ┌キ WWミ ェヴラデWヴW ヴラノく Ik heb het dan niet over artikels rond Belgische architectuur, maar themanummers over bepaalde
onderwerpen die mij erg aanspraken en die ik op die manier heb leren kennen. Ik spreek dan
voornamelijk over de jaren 1970 en in mindere mate over begin jaren 1980. Ik heb bijvoorbeeld Aldo
Rossi en Giorgio Grassi leren kennen dankzij ArcエキデWIデ┌ヴW SげA┌テラ┌ヴSげエ┌キく Eヴ ┘;ゲ デラWミ WWミ ミ┌ママWヴ S;デ aan die tendens gewijd was, een tendens die toen nog pril was. Die zeer eenvoudige, haast
traditionele repetitieve gebouwen vond ik interessant. Hier in Vlaanderen was er weinig interesse
voor architectuur en dus waren er ook geen noemenswaardige architectuurtijdschriften. Maar de
Standaard der Letteren was voor mij in mijn prille studententijd wel een bron van informatie. Geert
Bekaert schreef voor die krant, over wat er toen gaande was in de architectuur, met zeer indringende
aラデラげゲ ┗;ミ Fキノキヮ T;ゲく D;デ キゲ S;;ヴミ; S;ミ エWノWマ;;ノ ┘WェェW┗;ノノWミが Wヴ ┗WヴゲIエWWミ エWノWマ;;ノ ミキニゲ マWWヴ キミ SW publieke pers. Je deed toen meer inspiratie op door uitwisseling met contacten. Voor mij was de
Stichting Architectuurmuseum wel belangrijk, die opgericht is door studiegenoten en tevens goeie
kennissen van mij. Zij waren een draaischijf van informatie, een luik naar ruimere kennisvergaring.
Maar ik moet zeggen dat ik samen met mijn vrouw toch eerder een einzelganger was. Behalve Luc
Deleu misschien, maar die was zelf ook minstens zoveel kunstenaar als architect. Wij hadden onze
eigen manier om inspiratie op te doen. Voor mij was de kunst zeer belangrijk en ik beleefde die al
zeer intens vanaf de jaren 1970. Ik was meer omringd door vrienden die vooral met kunst begaan
waren en minder met architectuur. Voor mij kwam er dan ook nog eens de ervaring dankzij de
lesopdracht bij. Ik heb van 1978 tot 1992 lesgegeven aan plastische kunstenaars, aan de Academie
van Gent. Voor mij was die parallelle wereld aan de architectuur heel belangrijk. Die interesse is tot
nu gebleven.
De kunst was voor u heel belangrijk. Welke personen en ontwikkelingen in de kunst vond u
bepalend in die periode?
Voor mij is de kunst de eerste interesse geweest en pas dan kwam de architectuur. Er waren een paar
belangrijke figuren. Jan Vercruysse was zo iemand. Ik leerde hem omstreeks 1978 kennen. Hij had
zijn grootste succes in de jaren 1980 en was toen een vooraanstaand kunstenaar. In 1992 heeft hij op
een bepaald moment gebotst met Jan Hoet en dat heeft hem volledig de das omgedaan. Dat is een
tragisch verhaal. Die hele generatie van Jan Vercruysse vond ik interessant, en ik had contact met
verschillende van die kunstenaars, zoals Lili Dujourie, Panamarenko en Jef Geys. De uitwisseling in de
kunst bleef ook niet beperkt tot het binnenland, dat ging al heel snel over de grenzen heen.
Vlaanderen was een enorme aantrekkingspool voor buitenlandse kunstenaars, wellicht mede dankzij
de dynamiek van Jan Hoet. Een belangrijke kunstgallerij in Gent was het Gewad. Dat was echt
wereldtop. Die galerij werd begin jaren 1980 opgestart en ik denk dat die tot begin jaren 1990 is
Hノキテ┗Wミ HWゲデ;;ミく D;ミニ┣キテ SキW ェ;ノWヴキテ Wミ Cエ;マHヴWゲ SげAマキゲ キミ ヱΓΒヶ エWHHWミ ┘キテ ラミ┣W キミデWヴミ;デキラミ;ノW kennissenkring sterk verruimd. Later hebben we bijvoorbeeld veel met Thomas Schütte
samengewerkt, onder meer voor de paviljoenen die we in het Middelheim hebben gebouwd. Maar
wij kenden hem al dankzij die dynamiek in de jaren 1980. Wij waren daar deel van, van dat gebeuren.
Wij spraken met die kunstenaars over architectuur, over wat architectuur kan betekenen. Voor velen
onder hen was architectuur namelijk een gesloten boek. Maar in bepaalde uitingen van de kunst
begon de architectuur in die tijd wel al een rol te spelen. Ik denk aan Schütte maar er zijn nog
voorbeelden. Architectuur werd een thema in de kunst, zowel in de schilderkunst als in de plastische
kunst, en zeker ook wat installaties betreft. Die ontwikkeling had ook onmiddellijk een implicatie naar
architectuur toe, hoewel ik niet kan zeggen dat de interesse voor de mogelijke wisselwerking tussen
kunst en architectuur toen breed gedragen werd onder architecten. Wij waren vrijwel de enigen die
op dat moment daarover met hen spraken. Dat kwam door persoonlijke interesse. Van kinds af aan
waren kunstenaars mijn helden. Ik ging vaak naar tentoonstellingen met mijn ouders, zowel van
moderne als van antieke kunst. Ik was toen een kind van acht jaar, kan je je dat voorstellen? Mijn
vader introduceerde mij in de kunst omdat hij zag dat ik er interesse voor had. We bezochten
gallerijen in Gent of we gingen naar tentoonstellingen in het Casino in Oostende. Ik herinner mij grote
tentoonstellingen van Pablo Picasso en Marc Chagall. Het meeste plezier heb ik echter beleefd aan
Plus-Kern, tijdens mijn studententijd. Het was een gallerij die geleid werd door Jenny Van Driessche,
de vrouw van Yves De Smet, ook een zeer belangrijke locatie in Gent. Als student gingen wij werkelijk
naar álle tentoonstellingen van Plus-Kern kijken. Daar kwam vooral structurele kunst aan bod. Er
werden werken van minimalistische kunstenaars zoals Donald Judd tentoongesteld. Ik herinner mij
ook de Nederlandse kunstenaars Jan Slothouber en William Graatsma, waar je nu niet veel meer van
hoort, maar die heel dicht bij de architectuur stonden. Een interessante Belgische structuralist was
Amédée Cortier. Ik volgde ook wat er in Brussel gebeurde, en een andere openbaring was het eerste
bezoek aan de Documenta in Duitsland in 1971. Ik was eenentwintig jaar en het Sint-Lucasinstituut
had een busreis naar de Documenta ingelegd. Dat was dé onovertroffen Documenta van Harald
Szeemann.
Heeft de architectuurcultuur vruchten kunnen plukken van wat er bewoog in de kunsten en de
aandacht die daar naartoe ging?
Ik herinner mij dat Dan Graham in het Gewad kwam spreken. Dat was een cruciale kunstenaar in de
conceptual art, die letterlijk het verband legde met architectuur. Die maakte een vorm van kleine
architectuur, glasinstallaties onder meer. Hij besprak daar de sociale implicaties van. Er waren dus
zeker personen die de link tussen kunst en architectuur legden. Ik kan echter niet precies zeggen of
dat inhoudelijk invloed heeft gehad op de architectuur in Vlaanderen en of de aandacht voor kunst
bijgedragen heeft tot een verhoogde interesse voor architectuur.
Toen jullie afgestudeerd waren en in de praktijk terecht kwamen waren er weinig kansen.
Wanneer had u dan voor het eerst het gevoel dat er iets veranderde, dat er wel erkenning en
kansen kwamen?
Voor ons zijn het de contacten in de kunst die tot bepaalde kansen geleid hebben. In het begin ging
dat om gallerijen en kleinere ingrepen, maar het heeft er toch ook toe geleid dat we in 1996 de
uitbreiding van het museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam hebben mogen maken, wat toch
geen onbelangrijk museum is. Die opportuniteit is er gekomen dankzij Chris Dercon, de toenmalige
directeur die later directeur geworden is van Tate Modern. Hij wist dat wij bezig waren met kunst en
hij kende de verbanden die wij zelf in ons werk legden. Daarom liet hij ons deelnemen aan een soort
wedstrijd. Dat project was een van de eerste belangrijke stappen voor ons. Uiteraard was er in 1992
ook al Documenta in Kassel geweest. We waren de architecten van de volledige Documenta, omdat
Jan Hoet ons kende en ons drie jaar op voorhand al had gevraagd om zijn architecten te zijn. Over de
Aue Paviljoenen die we daar gebouwd hebben werd toch wel veel gesproken.
Op dat moment waren jullie toch al bijna twintig jaar afgestudeerd. Kan u een aantal belangrijke
momenten aanstippen uit de beginperiode?
Als we spreken over de jaren 1980 dan zijn er een aantal cruciale projecten geweest. In 1986 was er
ラミ┣W SWWノミ;マW ;;ミ Iミキデキ;デキWaが S;デ ヮ;ヴ;ノノWノ ノキWヮ マWデ Cエ;マHヴWゲ SげAマキゲく HWデ H;ミニニ;ミデララヴ キミ KWヴニゲニWミ had ook wel zijn belang. Onze tentoonstelling in deSingel in 1989 heeft zijn rol gespeeld om contacten
te leggen. Wij kwamen ergens in het midden van een reeks monografische tentoonstellingen aan
bod. Op die tentoonstelling hebben we werk van een bescheiden schaal getoond, waaronder enkele
kunstgallerijen. Het waren kleinere interventies, maar ze waren wel bepalend. Gallerij Meert is een
goed voorbeeld. Gallerij Hufkens is dat in mindere mate. Het was vooral opmerkelijk dat we die kans
kregen van een kerel van eenentwintig jaar. Hij was weliswaar van rijke afkomst, maar het was toch
een avonturier. Woning Mys hoort ook bij die categorie van interventies. Binnenkort verschijnt er een
artikel over die woning in het tijdschrift A+U. Ik wist niet eens dat die Japanners dat project kenden,
maar ze willen absoluut zeer gedetailleerd en specifiek over dat huis spreken. Ze hebben een zestal
architecten gevraagd om over het eerste werk te spreken. Voor mij is dat het eerste echte werk.
Wat houdt dat ontwerp in? Wat maakt het tot een eerste interessant werk?
Het is een verbouwing met allemaal punctuele ingrepen over tien jaar tijd. Hoewel er dus vaak veel
tijd tussen die ingrepen zat, hing het telkens toch sterk af van de inspiratie van het moment. En
merkwaardig genoeg is er een zekere samenhang te onderkennen tussen al die ingrepen. We
mochten ook alles doen waar we zin in hadden, binnen een bepaalde schaal natuurlijk. Het was voor
ons dus echt een laboratorium. Uit de intenties van die kleine interventies in woning Mys kan je de
redenering bij grotere realisaties van latere datum aflezen. Het afdak voor een houtberging in de tuin
is nadien bijvoorbeeld een aanzet geweest voor het bankkantoor in Kerksken. In die woning hebben
we ook voor het eerst effectief samengewerkt met kunstenaars. Woning Mys is een beetje te
vergelijken met het Sir John Soane House in Londen, een vroeg-achttiende-eeuws huis van architect
John Soane die ook overal in dat huis ingrepen heeft gedaan, ingrepen op een bestaand pand in een
bestaande context. Het zijn wel bizarre zaken, zoals een soort begraafplaats voor een monnik in de
kelder. Het is alleszins zeer de moeite om het te bezoeken, het is namelijk een museum. Kristien
Daem heeft ook een klein maar heel mooi fotoboekje van Woning Mys gemaakt, dat ze op eigen
initiatief uitgegeven heeft. Die woning is voor mij nog altijd wel bijzonder, en daarom vind ik het ook
onbegrijpelijk dat die eigenaars dat verkocht hebben. De nieuwe eigenaars hebben er ook
ongelukkige ingrepen op gedaan. Ze hebben er een serre aan gebouwd en er een groot zwembad
tegen geplakt. Dat het bankkantoor in Kerksken later overschilderd is, daar kan ik dan weer wel mee
leven. Ik ben absoluut niet de architect die wil bepalen hoe de bewoner met het ontwerp moet
omgaan.
Wanneer merkte u dat er algemeen meer kansen kwamen voor architectuur in Vlaanderen?
Er werd in de jaren 1980 wel degelijk gebouwd, maar voor architectuur was er weinig ruimte. Er
werden grote projecten gerealiseerd, maar dat was pure politiek. Alle interessante projecten gingen
naar architecten die zich via de politiek lieten bedienen, zoals de familie Bontinck. Als ik het vanuit
persoonlijk perspectief bekijk dan duurde het toch tot het einde van de jaren 1990 voor er iets op
gang kwam. In 1998 namen we deel aan de wedstrijd voor het Concertgebouw in Brugge. Er kwam
toen nog geen Vlaamse Bouwmeester aan te pas, maar het stadsbestuur van Brugge was er zich zeer
goed van bewust dat een dergelijk project niet zomaar kon toegekend worden aan een architect met
de juiste partijkaart. Daarom hebben ze een internationale wedstrijd ingericht, met een
internationale jury. Bij bepaalde overheden bleek er dus toch een bewustzijn rond het belang van
architectuur te groeien, wat er mee voor gezorgd heeft dat er een positieve kentering is gekomen die
met de komst van de Vlaamse Bouwmeester gestalte heeft gekregen. Er waren natuurlijk al eerder
belangrijke architectuurwedstrijden geweest, maar die hebben tot niks geleid. Ik weet ook niet goed
wat daar toen de drijvende kracht achter geweest is. Bekende voorbeelden zijn het Sea Trade Center
van Zeebrugge in 1989 en Antwerpen Stad aan de Stroom in 1990, maar de traditie gaat verder terug.
Gent Morgen was bijvoorbeeld een verdienstelijke stedenbouwkundige wedstrijd in 1970. Ook al
kwam daar niks van terecht, het heeft toch een interessant dossier opgeleverd.
Wat heeft het bouwmeesterschap opgeleverd?
De Vlaamse Bouwmeester heeft veel veranderd, zeker voor de jongere generatie van Jan De Vylder
en Office KGDVS. Ik heb veel bewondering voor noAarchitecten, en die zegeen mij dat zij van de
bouwmeester leven en dat het veel moeilijker zou geweest zijn als die er niet geweest was. Het belang
is dus onmiskenbaar groot, maar misschien minder voor ons als we het hebben over een duwtje in
de rug. We hebben onlangs samen met Dierendonckblanke Architecten het project voor het VRT-
gebouw in de wacht gesleept, maar onze evolutie naar grotere projecten is er vooral gekomen door
opdrachten vanuit de kunstwereld en minder door projecten van de bouwmeester. Ik denk dat we
meer baat hebben gehad bij de indirecte ondersteuning. De drie bouwmeesters hebben niet enkel
projecten in goede banen geleid, maar algemeen ook het klimaat voor architecten verbeterd. De
Open Oproep rond de VRT is voorbeeldig geleid door Peter Swinnen en nadien door de Bouwmeester
ad interim Stefan Devoldere. Die wedstrijd is heel vlot verlopen, mede dankzij het sérieux van de jury.
Iニ エWH ┣WノSWミ ┣ラげミ IラマヮWデWミデW テ┌ヴ┞ マWWェWマ;;ニデが ┣Wノaゲ ミキWデ キミ エWデ H┌キデWミノ;ミSく Iニ ニ;ミ ┌ ┗WヴデWノノWミ S;デ we het tegenovergestelde zeker ook tegenkomen, dat je tegenover juryleden komt te staan waar
geen zinnig woord uitkomt. Ik ben deze ochtend nog naar de Koninklijke Commissie voor
Monumenten en Landschappen geweest en ik heb daar werkelijk met nitwits moeten discussiëren.
Ik kan dat geduld niet meer opbrengen op mijn leeftijd, en ik heb het hen ook laten voelen.
Het bouwmeesterschap is sowieso een positieve evolutie, maar dat wil nog niet zeggen dat het
daarom ook eenvoudiger werd om aan opdrachten te geraken. Ik zie vaak jonge, talentrijke mensen
die plots afhaken, omdat ze het niet volhouden. Je moet echt gefocust zijn en geduld hebben. Maar
die politieke verzuiling is er daardoor wel uit, en gelukkig maar, want daar is niks interessant uit
voortgekomen. Die ontwerpen trokken vaak op niks. Ook op stedenbouwkundig vlak is daardoor veel
verknoeid, dat was echt dramatisch in de jaren 1960 en 1970. We moeten nu in essentie nog altijd
die scheve situatie proberen recht te trekken.
In jullie beginperiode was de groep architecten die iets aan de situatie probeerde te verbeteren
niet zo groot. Hoe belangrijk waren uw jaargenoten?
De vriendschap met enkele gelijkgestemde zielen als Marie-José Van Hee, Christian Kieckens en Marc
Dubois speelde wel een rol. Vreemd genoeg kenden wij elkaar nog niet zo goed tijdens onze studie.
Marc Dubois heb ik eigenlijk pas later beter leren kennen. Het is vooral na onze studie dat we elkaar
beginnen ontmoeten zijn en elkaar op die manier misschien wel beïnvloed en geïnstigeerd hebben.
We hadden een gemeenschappelijke focus op Italië, wat wij heel belangrijk vonden. Ik denk dat ik
dertig reizen naar Italië gemaakt heb. Ik ken het land quasi op mijn duimpje. We waren ook heel erg
geïnteresseerd in de geschiedenis. Ik heb weinig gehad aan mijn studies, ik vond die rotslecht. Toen
ik afgestudeerd was heb ik voor mijzelf uitgemaakt dat ik van nul moest herbeginnen door aan
zelfstudie te doen. Ik vond dat ik eerst de antieken moest leren kennen. Daarmee bedoel ik letterlijk
naar Griekenland gaan, de Griekse tempels op Sicilië bezichtigen en de bouwwerken in Rome
ontdekken. Dat was dan een vertrekpunt om zo via de renaissance en de barok uiteindelijk tot het
modernisme te komen. Net na mijn studies heb ik ook veel gebouwen van Le Corbusier bezocht. Dat
deed ik ook al toen キニ ┣ラげミ ┗キテaデキWミ テ;;ヴ ┘;ゲく Mキテミ ┗;SWヴ エWWaデ マキテミ HヴラWヴ Wミ キニ ラヮ ゲノWWヮデラ┌┘ ェWミラマWミ naar Zwitserland en Frankrijk, om mijn broer te bekeren tot de architectuur.
Was het voor u als tiener een uitgemaakte zaak dat u architect wilde worden?
Die overtuiging is gegroeid door het samenvallen van twee invloeden. Ik heb hier in Gent school
gelopen in het Sint-Lievenscollege. Toen ik een jaar of veertien was bouwde Marc Dessauvage een
nieuwe kapel in onze school. Ik vond dat onmiddellijk iets bijzonder, en ik vind dat nog altijd een
fantastisch gebouw. Ik had een hekel aan de vele misvieringen die we moesten bijwonen, maar ik kon
er mee leven omdat we dan wel in die schitterende ruimte konden zijn. Een tweede element dat toen
speelde was dat Geert Bekaert in die periode in de Standaard der Letteren verschillende artikels over
;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ ゲIエヴWWaが ┗WヴェW┣WノS ┗;ミ ェラWSW aラデラげゲ ┗;ミ Fキノキヮ T;ゲく Hキテ ゲIエヴWWaデ デラWミ ┗WWノ ラ┗Wヴ DWゲゲ;┌┗;ェWが in de jaren 1960 was hij er zelfs min of meer de woordvoerder van. Dessauvage schreef zelf ook in de
Standaard der Letteren, over Le Corbusier onder meer. Mijn vader scheurde al die artikels uit de
krant. Dat sprak mij wel aan. Ik vond architectuur interessant omdat het veel groter en megalomaner
was dan een sculptuur maken. De microbe van de architectuur had mij dus vroeg in mijn tienerjaren
al te pakken, veel door toedoen van mijn vader, maar ook door die rechtstreekse confrontatie met
de kapel op het college. Ik heb die invloed blijven meedragen, en de dag dat ik mijn diploma gehaald
heb, ben ik bij Marc Dessauvage in Brugge gaan aankloppen met de vraag of ik bij hem stage mocht
doen. Hij heeft mij toen aangenomen, maar kort daarna ging het bergaf met hem. Hij was zo goed als
doof, waardoor de communicatie heel stroef verliep en hij voortdurend ruzie maakte met iedereen.
Hij had dus ook bijna geen werk meer. Maar ik ben wel contact blijven houden. Hij is bijvoorbeeld
nog naar mijn trouwfeest gekomen.
Waren er naast Geert Bekaert nog goede architectuurcritici?
In de jaren 1980 heeft Mil De Kooning veel over de historische Belgische architecten geschreven. Door
ons te doen kijken naar belangrijke Belgische moderne architectuur heeft hij ons wel het een en ander
geleerd. Hij is in die jaren gestart met zijn publicatie Vlees & Beton en dat had toch ook wel enig
belang. Ik heb daar in die tijd ook nog wel eens iets voor geschreven.40
Geert Bekaert heeft over onze generatie niet zo veel geschreven, zeker niet in de mate waarin hij
over Dessauvage schreef. Hij heeft het werk van Stéphane Beel wel opgepikt. Bekaert had een sterke
voorkeur voor bepaalde personen, en even goed uitte hij kritiek op anderen. Hij heeft over de
naoorlogse periode samen met Francis Strauven het boek Bouwen in België uitgebracht. Daar stond
Juliaan Lampens bijvoorbeeld niet in vermeld, hoewel die fantastische betonarchitectuur gemaakt
heeft. Ook voor onze generatie was hij geen spreekbuis. Er is eigenlijk geen enkele woordvoerder
geweest. Ik heb wel nog steeds bewondering voor Marc Dubois en Christian Kieckens, omdat zij
ineens met het initiatief van Stichting Architectuurmuseum gekomen zijn. Ik kon het zelf niet
opbrengen om mij daar mee voor in te zetten. Mijn engagement zou nooit constant genoeg geweest
zijn om er een rol in te spelen.
Als ik één verzamelplek moet noemen waar architecten elkaar ontmoetten, dan waren dat de
openingen van de tentoonstellingen van S/AM in het Museum voor Sierkunst en deSingel. Het was
misschien zelfs de enige ontmoetingsplaats. Onze generatie bestond dan ook uit een reeks
individuen. Ik had dan wel een goed contact met een aantal jaargenoten, maar dat was de
uitzondering. In die versnippering en dat isolement ligt een groot verschilpunt met de huidige situatie.
Het is positief dat de generatie van mijn zoon veel meer met elkaar communiceert. Niet dat wij elkaar
toen bewust uit de weg gingen, er was gewoon minder behoefte aan contact.
Als we het over die generatie hebben, aan welke architecten denkt u dan?
Ik denk dat de architectuurbiënnale in Venetië van 1991 daar wel een goed beeld van gaf. Daar waren
architecten aanwezig als Stéphane Beel, Xaveer De Geyter, Marie-José Van Hee en Christian Kieckens.
Eugeen Liebaut, die was daar ook denk ik. Voor de rest weet ik het niet goed meer.
Het eerste werk van Henk De Smet en Paul Vermeulen werd daar ook tentoongesteld.
Die zijn wat jonger, maar die maken inderdaad ook deel uit van onze generatie en maken alleszins
interessant werk.
Architecten die toen niet aanwezig waren maar die wel deel uitmaken van mijn selectie zijn
Coussée & Goris en Wim Cuyvers.
Klaas Goris is een soort schijnstagiair bij mij geweest. Hij wou in Ticino in het Italiaans deel van
Zwitserland zijn stage doen, maar dat werd in die tijd niet aanvaard. Ik heb hem dan bij mij als stagiair
ingeschreven zodat hij toch zijn zin kon doen. Ik heb hem toen dus al ontmoet en ik ken hem sindsdien
ook vrij goed. Ik vind het terecht dat zij ook tot die generatie behoren.
Wim Cuyvers ken ik zeer goed, want hij is effectief stagiair bij mij geweest, maar ook meer dan dat.
Ik kende hem al van op de Academie, toen hij student was en ik les aan hem gaf. Ik was ook een soort
begeleider van zijn thesis. Ik weet nog dat hij bij de verdediging aan de juryleden vroeg om een masker
op te zetten met zijn gezicht er op afgebeeld, zodat ze door zijn ogen zouden leren kijken. Hij is echt
40 ‘OBB‘ECHT P;┌ノが さDW ヮノ;;デゲ ┗;ミ SW ニ┌ミゲデざ キミ Vlees en Beton, nr. 8, 1987
een extreme persoonlijkheid. Hij is dan bij ons aan zijn stage begonnen, maar is vrij snel naar de
Verenigde Staten vertrokken voor een tweetal jaar. Toen hij terugkwam is hij opnieuw bij ons aan de
slag gegaan. Hij heeft nog meegewerkt aan de Aue Paviljoenen, dus hij was zeker tot 1992
medewerker. Ik herinner mij in latere periode ook nog wel een aantal belangrijke projecten, zoals
Plant Genetic Systems in Astene. Ik ken hem dus zeer goed, hoewel we elkaar nu natuurlijk niet veel
meer zien omdat hij in Frankrijk woont. Ik kon alleszins goed in discussie treden met hem. Hij heeft
een sterke interesse in literatuur en muziek に in Lou Reed vooral. Hij bezit een artistieke mentaliteit
die mij goed ligt, en er zit een zeer scherpe humor in zijn werk. Op zijn tentoonstelling in deSingel had
hij grafzerken voor onder andere Donald Judd gemaakt. Hij is een uitzonderlijk figuur. Ik kan verhalen
over hem vertellen die hilarisch maar ook dramatisch zijn. Als er nu één Einzelganger is, dan is hij het
wel.
Wim Cuyvers vertelde mij dat hij destijds vond dat hij in literatuur meer kon zeggen dan in
architectuur. Heeft u dan hetzelfde met beeldende kunst bijvoorbeeld?
Nee ik heb dat altijd als een andere wereld beschouwd, een parallelle wereld die ik even hoog schat
als de architectuur en waar een wisselwerking tussen bestaat. Maar ik heb nooit de ambitie gehad
om kunstenaar te worden, of als architect een frustratie gevoeld die mij dan naar de kunst zou geleid
hebben. Ik streef wel de confrontatie tussen die twee na. Ik heb niet het gevoel dat je in architectuur
meer kan zeggen en ik stel mij die vraag ook niet. Ik betwijfel wel sterk de kritische mogelijkheden
van architectuur. Die heeft de kunst wel. De kunst kan zich gerust negatief opstellen ten aanzien van
de samenleving. Dat kan in de architectuur niet, want architectuur moet noodgedwongen de
feitelijkheid der dingen omarmen, anders kan ze niet bestaan. Daarom is architectuur ook geen kunst,
maar ik schat ze wel even hoog in, en even belangrijk voor de samenleving.
Heeft het lesgeven een meerwaarde betekend voor uw architectuur?
Ik ben begonnen met les te geven in het vakgebied waar ik dat heel graag gedaan heb, aan plastische
kunstenaars. Het was interessant vanwege het contact met jonge kunstenaars, om inspiratie op te
doen. Ik gaf les aan een jonge generatie die toch iets te vertellen had. Dat zijn nu ook al vijftigers,
zoals Kamagurka, Patrick Van Caeckenbergh, Wim Delvoye en Dirk Braeckman. Dat contact is wel een
meerwaarde, ja.
Jullie zijn geëvolueerd naar een groot bureau. Wat betekent dat voor u?
Ik ben nooit een fantastische huizenbouwer geweest. Ik heb het nooit geambieerd en het
intereseerde mij ook minder, daar kan ik eerlijk in zijn. Wij bouwen eigenlijk alleen woningen voor
vrienden. Mijn interesse ging voornamelijk uit naar de publieke ruimte en de publieke gebouwen. De
eerste kans in die richting was dus de Aue Paviljoenen, de tweede was het museum Boijmans Van
Beuningen en het belangrijkste was het Concertgebouw in Brugge, maar dan zitten we dus al in 2002.
Toen is het eigenlijk pas echt begonnen. We zijn dus geëvolueerd naar een groot bureau omdat je
zoveel mensen nodig hebt om de projecten waar we nu mee bezig behoorlijk te kunnen uitvoeren.
Heel het idee van het individuele in de architectuur is ook veranderd. Architectuur is een
groepsgebeuren geworden. Er zijn misschien nog steeds slechts een handvol personen die de
aanzetten geven, maar het is een heel ander beroep geworden. En dat vind ik een heel positieve
evolutie. Ik ben als architect maar gelukkig geworden in de jaren 1990, zodra we met een vijftal
personen aan de slag waren. Ik heb graag mensen rondom mij, niet dat eenzame gedoe. Ik ben pas
op mijn best als ik een klein publiek heb om ideëen mee uit te wisselen en tot formuleringen te
komen.
Zou het dertig jaar geleden mogelijk geweest zijn om een gelijkaardig bureau te realiseren?
Wellicht kon je alleen maar een groot bureau uitbouwen als je ook puur commerciële opdrachten
aanvaardde, en dan nog. Maar ik vind dat je eerst ook de leeftijd moet hebben om complexere en
grotere projecten aan te vatten. In architectuur moet je ervaring opbouwen. Louis Kahn is mijn grote
voorbeeld. Ik heb nog altijd een grote bewondering voor hem, en ik kan zeggen dat ik de allereerste
liefhebber van Kahn was, op iemand uit Louvain-la-Neuve na die hem kopieerde. Kahn is ook pas aan
エWデ WIエデW ┘Wヴニ HWェラミミWミ デラWミ エキテ ;ノ ヵヲ テ;;ヴ ┘;ゲく Hキテ エ;S ┘Wノ ;ノ WWミ ;;ミデ;ノ マララキW ┗キノノ;げゲ ェWHラ┌┘Sが maar pas op latere leeftijd heeft hij zaken ontworpen die duidelijk zijn stempel droegen. Je zal
natuurlijk altijd wel wonderkinderen hebben zoals Frank Lloyd Wright die misschien al op zijn achttien
テ;;ヴ ┗キノノ;げゲ Hラ┌┘デく M;;ヴ SキW ┗キノノ;げゲ キミデWヴWゲゲWヴWミ マキテ WキェWミノキテニ ェWWミ H;ヴゲデく Eヴ ┣キテミ マ;;ヴ デ┘WW ┘WヴニWミ SキW ik echt goed vind, en dat zijn Fallingwater en de Johnson Wax Building. Al de rest kan mij gestolen
worden en ik heb dan ook geen enkel boek over hem.
Je moet als architect dus een zekere maturiteit en ervaring bezitten. Als ik één positief aspect over
onze generatie moet aanhalen, dan is het dat we behoorlijk veel tijd gekregen en genomen hebben
om na te denken. In Nederland was het meer de gewoonte dat piepjonge architecten al direct grote
projecten realiseren, maar dat het bij ons veel trager gegaan is, is volgens mij alleen maar positief.
Dat kan ik iedereen aanraden. Ik kan zeggen dat je er ook verdomd veel geduld voor moet hebben,
en dan spreek ik over tientallen jaren. In onze tijd was dat alleszins het normale verwachtingspatroon.
Wij leefden sober en daar was ook geen frustratie mee gemoeid. Op die manier hadden we ook veel
vrijheid. Ik ging toen bijvoorbeeld nog gemakkelijk twee maanden op reis in de zomer. Twee
maanden! Tegenwoordig moet ik professioneel gezien wel vaak naar het buitenland, maar ik heb niet
meer de luxe om twee maanden ergens heen te reizen. Vroeger kon dat dus wel, en het was misschien
typisch aan onze generatie dat er meer tijd was om een eigen weg te zoeken. Tijd ook voor zelfstudie.
Ik denk dat ik die gewoonte en die behoefte wel nog steeds meedraag. Ik slaap nog altijd maar vijf
uur per nacht en ik stop vroeg met werken, want ik heb een hele lange avond nodig. Ik heb echt
behoefte aan die enorm lange avonden, om met mijn wereldje bezig te zijn, dat bestaat uit kunst,
muziek en literatuur. En die drie interesses wil ik ook wel elke avond aan bod laten komen, dus daar
is vanzelfsprekend veel tijd voor nodig.
Is er tot slot iets waar we het niet over gehad hebben en waar u de aandacht op wil vestigen?
Als het gaat om belangrijke personen, dan mag je niet onderschatten wat het belang is van ingenieurs
als Dirk Jaspaert of Guy Mouton, met wie wij vaak samengewerkt hebben. Zonder hen zouden we
niet in staat zijn om de projecten tot een goed einde te brengen en er de kwaliteiten in te leggen die
we proberen na te streven.
Duur 130 minuten
Datum 25 april 2016
Erkent u dat er van een kentering in de architectuurcultuur en een beloftevolle generatie kan
gesproken worden omstreeks 1985?
Ik zie die periode inderdaad wel als een breekpunt. Voor mij persoonlijk is dat zonneklaar, aangezien
ik in 1984 afgestudeerd ben en in 1985 gestart ben. Maar als ik mij niet vergis is het ook de periode
van de oprichting van Stichting Architectuurmuseum, waar ik zelf een hele periode ook redactielid
van geweest ben. Het klopt alleszins wel dat de architecten van de oudere generatie zoals Juliaan
Lampens en Paul Felix niet bezig waren met het publiceren van zichzelf. Je moet er ook rekening mee
houden dat die generatie uit een periode kwam waarin mensen met een grotere openheid naar
architectuur keken. Na de Tweede Wereldoorlog waren mensen veel ontvankelijker voor nieuwe
ideeën. Die architecten zorgden dat ze iets interessant maakten, maar ze waren niet met de evaluatie
en publicatie van hun eigen architectuur bezig. De meest opvallende die daar misschien wel iets mee
gedaan heeft, was Renaat Braem.
E┝ヮラ ヵΒ キゲ ┣ラげミ マ;ヴニ;ミデ マラマWミデ ェW┘WWゲデ ┗ララヴ SキW ヮWヴキラSWく HWデ キゲ マキゲゲIエキWミ ミラェ ;ノデキテS SW マWWゲデ interessante wereldtentoonstelling die er ooit geweest is. En ik denk dat het voor een deel de
tijdgeest was die het zo speciaal gemaakt heeft. De bevolking had het stilaan wat breder en begon
ook wat meer ideeën te hebben over wat architectuur kan zijn. Even goed was er reactie op het slecht
gebouwde modernisme, waardoor er een soort retrostijl is gekomen in België. Het postmodernisme
キゲ ミ;デ┌┌ヴノキテニ ララニ ┣ラげミ ヴWaノW┝ SキW デWヴ┌ェェヴWWヮ ミ;;ヴ SW ヴララデゲく IミデWヴミ;デキラミ;;ノ ェW┣キWミ ┘;ゲ AノSラ ‘ラゲゲキ WWミ invloedrijk figuur, maar er waren natuurlijk genoeg andere voorbeelden, zoals Fabio Reinhart en
Bruno Reichlin in Zwitserland. Bij architecten die ouder zijn dan ons, zoals Paul Robbrecht en Marie-
José Van Hee, zie je die interesse, ook voor Giorgio Grassi bijvoorbeeld. Het terugkeren naar de roots
hield dan in dat typologieën onderzocht werden, hoe je daarmee om kan springen. Je komt dan al
snel uit bij figuren als Andrea Palladio.
Om onze generatie te situeren kan je niet om de oliecrisis van de jaren 1970 heen. Dat wordt nochtans
makkelijk vergeten. De architecten die wat ouder zijn dan ons hebben dat nog veel meer aan den lijve
ondervonden. Maar ook toen wij afstudeerden was er nauwelijks werk. Ik ben zelf stagiair van Paul
Robbrecht geweest, maar eigenlijk heb ik daar nooit gewerkt. Ik herinner mij dat Paul Robbrecht één
of twee kleine verbouwingen had, meer was het niet. Ik ben direct naar Zwitserland getrokken omdat
hier geen interessant werk was. Die crisis heeft er toch wel voor gezorgd dat mensen van die
generatie veel tijd hadden, en een aantal onder hen zijn beginnen lezen. Ze hebben geprobeerd om
hun tijd nuttig te vullen, laat ik het zo zeggen. Dat heeft voor meer diepgang in de benadering van
architectuur gezorgd, en ik denk dat we mogen toeschrijven aan Christian Kieckens en Marc Dubois
dat ze daar een forum voor gecreëerd hebben, met de Stichting Architectuurmuseum. Dat heeft in
ieder geval voor mijn generatie heel veel bepaald.
Anderzijds zijn er in onze periode een aantal fantastische maecenassen naar voren getreden. De
belangrijkste daarvan was de BACOB bank. Karel Vandereycken was de baas, maar die had heel veel
vertrouwen in Michel Mast, die echt visie had. Ik denk dat hij vrij veel autonomie verkregen heeft en
zich genereus heeft opgesteld. Jonge architecten kregen ineens opdrachten aangereikt. Dat ging dan
om architecten als Paul Robbrecht en Marie-José Van Hee, maar ook Meta architectuur of Vincent
Van Duysen, en even goed Waalse architecten als Bruno Albert, Mario Garzaniti en Pierre Hebbelinck,
want dat was een nationaal initiatief. Wij hebben ook een aantal projecten voor BACOB gedaan. Je
マラWデ ミキWデ ラミSWヴゲIエ;デデWミ ┘;デ ┣ラげミ キミキデキ;デキWa デW┘WWェHヴWミェデく Aノ SキW キSW¥Wミ ┘WヴSWミ Hキテ Wノニ;;ヴ ェWHヴ;Iエデが en op die manier vormden ze een hele serie van projecten en architecten, waarmee ook gestalte
werd gegeven aan het beeld van een generatie. Tegelijk was dat ook heel verrijkend voor hen zelf,
want door alle interessante mensen bij elkaar te brengen creëerden ze toch een boeiende dialoog.
In het buitenland was er interessant werk, maar hier eigenlijk weinig. En dus heeft het naar buiten
treden van architecten toch wel wat betekend. Als we kijken naar waar we vandaag staan, dan zie ik
toch een evolutie die begint met de initiatieven die destijds genomen werden.
Heeft u bij de iets oudere architecten gezien dat zelfstudie een meerwaarde kan betekenen?
Er waren eigenlijk weinig fantastische lesgevers. In Sint-Lucas in Gent had je misschien wel Juliaan
Lampens en in Brussel Pieter De Bruyne, maar voor de rest was de meerderheid hoogst oninteressant.
Wij zaten dus veel in de bibliotheek om tijdschriften als A+U en Domus uit te pluizen, of om ons te
verdiepen in de geschriften van Charles Jencks, Paolo Portoghesi of Christian Norberg-Schulz. We
bestudeerden eigenlijk geen grote voorbeelden, we vertrokken vanuit de logica van het bouwen. Hoe
wordt iets gebouwd en wat zijn de typologieën die daar het resultaat van zijn, dat waren de vragen
die we onszelf stelden. Die benaderingswijze heeft er dan voor gezorgd dat we op zoek gingen naar
wat architectuur is en hoe je daar op een persoonlijke manier mee om kan gaan. Daarnaast heeft het
werken in het buitenland voor Ralf Coussée en mezelf toch ook een invloed gehad. Dat heeft het
denkkader toch wel verruimd.
Was het een evidente keuze om naar het buitenland te trekken?
Praktisch gezien was het in die tijd niet zo evident als vandaag. Erasmus bestond nog niet en het was
ook helemaal niet gerbuikelijk dat je naar het buitenland trok. Wij stapten de trein op met een
minimum aan geld en zagen ter plekke dan wel of we er lang zouden kunnen blijven of niet. Het hing
er van af of we al dan niet bij een interessant bureau aan de slag konden gaan.
Inhoudelijk was het wel een goed overwogen keuze. Via de tijdschriften konden we toch al wat meer
de ontwikkelingen in het buitenland volgen. Ik heb vooral in Zwitserland gewerkt, bij Ivano Gianola
in Mendrisio. Dat vond ik een heel goede architect, van de strekking van Aurelio Galfetti, Luigi Snozzi
en Mario Botta. Het was een autodidact met een heel persoonlijke insteek. Het is voor mij een goede
leerschool geweest. In de opleiding hadden we voornamelijk geleerd hoe je degelijk moet bouwen,
maar niet wat goede architectuur is, of hoe je omgaat met ruimte en licht. Dat heb ik op de stage wel
kunnen leren. Maar het goede bouwen is wel nog altijd een fundament van ons werk.
Omtrent het goede bouwen zie ik ook twee tendenzen die ook in onze generatie al bestonden. Ik vind
dat België opgescheiden is in een zuidelijk en een noordelijke visie. De ene groep oriënteerde zich op
Italië, op Rossi en Grassi, terwijl andere architecten aanleunden bij Rem Koolhaas. Xaveer De Geyter
en Willem-Jan Neutelings horen bijvoorbeeld meer bij die noordelijke strekking. Bij die
benaderingswijze speelt het beeld van een gebouw veel meer mee, en de bouwlogica veel minder. Ik
vind Rem Koolhaas een interessant figuur, maar die architectuur is wel zeer collage-achtig. Bij een
architecte als Marie-José Van Hee gaat het juist veel meer om het bouwen en om materie. Maar die
zuidelijke visie is wel onder druk komen te staan. De Italiaanse architectuur is niet meer wat ze
geweest is in de jaren 1950, in de tijd van Giò Ponti. Die invloed is er enorm op achteruitgegaan, ten
voordele van de iconografische architectuur zoals die van OMA.
Het architecturale veld is dus verscheiden en de generatie valt uiteen in groeperingen?
Eヴ キゲ ェWWミ ゲデヴラマキミェ けVノ;;マゲW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴげく Iニ ┗キミS Hキテ┗ララヴHWWノS ララニ ミキWデ S;デ Wヴ TキIキミWゲW ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴ bestaat. Ik vind dat je Mario Botta of Vacchini of Snozzi niet met elkaar kan vergelijken. Maar het is
wel zo dat die architecten samen ontdekt zijn en op een wereldforum iets betekenden, als een
tendenza, als een momentum. In Vlaanderen hebben we dat nooit gekend omdat er ook nooit echt
een belang geweest is om een zogeheten Vlaamse beweging te promoten. En gelukkig maar. Francis
Strauven heeft wel zijn fameuze tentoonstelling gehad in Brussel, De Rijkdom van de Eenvoud, waar
┘キテ ララニ ;;ミ SWWノェWミラマWミ エWHHWミく M;;ヴ ┣ラげミ HWェヴキヮ ;ノゲ NキW┌┘W EWミ┗ラ┌Sが S;;ヴ ニ;ミ テW キミ WWミ ;ミSWヴ land misschien even goed een tentoonstelling aan ophangen. Het was alleszins wel een interessante
staat die opgemaakt werd van wat er in Vlaanderen op architecturaal vlak aan het bewegen was. Zo
zijn er wel een meerdere initiatieven geweest in onze beginperiode, zoals tentoonstellingen in
deSingel. Dat was toch een nieuw gegeven, waardoor een platform ontstaan is dat dan uiteindelijk
tot de oprichting van de Vlaamse Bouwmeester geleid heeft. De bouwmeester was even goed op
Nederland geïnspireerd, waar ze al een traditie van de Rijksbouwmeester hadden. Maar je moet die
beweging vanuit de Stichting Architectuurmuseum toch niet onderschatten.
Stichting Architectuurmuseum was de wegbereider?
Een figuur zoals Christian Kieckens had zeker zijn belang in de evolutie van die jaren. Er was geen
politiek platform, dus kwam dat platform vanuit de architecten zelf. En die architecten waren niet
talrijk te noemen. Christian Kieckens heeft voor vele architecten een soort springplank betekend,
samen met BACOB. Dat is de grote waarde van die generatie, om zoiets op poten gezet te hebben.
De tentoonstellingen gingen eerst door in het Museum voor Sierkunst en dat begon met een paar
honderden mensen, maar bij de laatste openingen denk ik dat er tweeduizend man was. Ik zie nog
voor mij hoe afgeladen vol dat was. Er was dus een enorme belangstelling gegroeid. Dat was
ongezien. Het kreeg op termijn dus wel een grote weerklank.
Hoe kwam u daar mee in aanraking? Hoe kwam het bijvoorbeeld dat u betrokken werd bij de
tentoonstelling Jonge Architecten?
Dat is heel eenvoudig. Christian Kieckens was zeer geïnteresseerd in Pieter De Bruyne. Ik was een
student van Pieter De Bruyne en die zal hem daar waarschijnlijk ooit over gesproken hebben. Hij moet
opgevangen hebben dat ik naar Zwitserland zou vertrekken, want ik herinner mij dat Christian mij
toen een brief had geschreven om te vragen of ik teksten wou schrijven voor de Stichting
Architectuurmuseum, als een soort verslaggever ter plaatse. Ik heb dat dan ook gedaan, en toen ik
teruggekomen ben zat ik nog steeds in de redactie.
Hoe ging het er dan aan toe op de redactie?
We debatteerden veel over de onderwerpen die in onze nummers aan bod moesten komen. Daarbij
zochten we dan naar een evenwicht: we schreven over mensen die iets interessant doen hier, maar
ook over boeiende architecten in het buitenland. Ik herinner mij een mooi nummer over David
Chipperfield toen hij nog onbekend was, of over Álvaro Siza に die een goeie vriend was van Marc
Dubois. Met die publicatie konden we toch iets in beweging zetten, hoe kleinschalig dat initiatief ook
was. Het ging over de tongen, het leidde tot discussie, en er werden banden gesmeed, mede ook
dankzij de buitenlandse reizen naar Ticino, Barcelona of Portugal. Dat zie je bij Archipel nu nog altijd.
Duur 127 minuten
Datum 12 mei 2016
Duur 83 minuten
Datum 23 mei 2016
Hoe herinnert u zich de periode waarin uw eerste werk tot stand kwam?
We hebben lang moeten wachten tot we een beetje werk hadden. We hadden dus de tijd om onszelf
te scholen na de opleiding, hoe vreemd dat ook klinkt. Die beginperiode is een belangrijke periode
om onderzoek te doen, om je eigen plaats in de architectuur te ontdekken. Ik werkte het grootste
deel van de tijd voor andere bureaus, er waren maar een paar eigen projecten. En elk ontwerp
koesterde ik en werkte ik tot in de details uit. De allereerste projecten waren voor familie, omdat er
verder eigenlijk geen opdrachtgever te bespeuren viel. Het ging dan om woningen en kleine
verbouwingen, maar ook daarin kan je veel experimenteren. Ik beweer soms dat ik als vrouwelijke
architect gestigmatiseerd ben. Ik werd verondersteld alles te moeten weten over wonen, over
keukens en badkamers. Het vertrouwen en het geloof in mijn kunnen was niet altijd groot. Ik
bemoeilijkte de situatie misschien ook zelf omdat ik een eigen wil had. Voor mij is er een bepaalde
weg om tot een resultaat te komen, en ik heb er altijd voor gevochten om iets tot een goed einde te
brengen, tot een bevredigend resultaat. Er zijn ook opdrachtgevers die zich daartoe geroepen voelen,
om met iemand te werken die recht door zee gaat en weet wat ze wil, en die bezig is met de
architectuur en niet met de commercie. Ik ben geen commerciële architect, dat durf ik van mijzelf
zeggen.
Hoe hebben jullie het volgehouden om geen toegevingen te doen op commercieel vlak?
We hebben een opleiding gehad waarbij we nogal kritisch waren voor de docenten. We hadden zin
om op een boeiende manier met architectuur bezig te zijn. Die honger is dus eigenlijk toegenomen
doordat ze tijdens de opleiding niet gestild werd. We hebben elkaar altijd gesteund en gestimuleerd.
Er waren niet zo veel tentoonstellingen en we hadden ook geen geld, maar we gingen wel overal
heen. We trokken er op uit en niks hield ons tegen. We hadden toen nog tijd voor dergelijk
engagement. Die tentoonstellingen waren dan hier in België, maar we gingen even goed naar
Nederland of Italië. We sliepen dan in een tent of een auto, dat deerde ons niet. We deden het
gewoon, we gingen op reis met een minimum aan middelen. Dat heeft ons wel mee gevormd, dat
heeft onze beginperiode gekleurd. We bouwden interesse en kennis op door te lezen, naar
tentoonstellingen te gaan en te reizen. En we wisselden de informatie ook uit. Er was toch met een
aantal andere architecten een band gesmeed op de één of andere manier, tijdens de laatste jaren
van de studententijd. Die contacten bleven bestaan, en zo waren we op de hoogte van elkaars
projecten. De Stichting Architectuurmuseum heeft die uitwisseling natuurlijk sterker gemaakt, met
hun tentoonstellingen en hun tijdschrift. Dat was voor ons wel een evenement. Daar smeed je ook
banden. Ik kan niet goed inschatten hoe het er bij generaties voor ons aan toe ging en of het bij ons
dus anders verliep, maar architecten hebben nogal de neiging om concurrenten van elkaar te zijn. Wij
konden ons daar eigenlijk over zetten. We hadden immers allemaal niet zo veel werk, dus hadden we
ook geen reden om jaloers op elkaar te zijn. We hadden eerder een reden om elkaar op de rails te
houden, om middelen en informatie te delen.
Die informatie waarover u spreekt, waar haalden jullie die?
Er waren eigenlijk nog niet zo veel tijdschriften in die periode. Als je ziet wat er nu op architecturaal
vlak gepubliceerd wordt, daar krijg je kasten mee gevuld. Maar toen was dat eerder beperkt. We
reden dan gezamenlijk naar grote boekenwinkels in Amsterdam of Keulen. Daar kochten we
architectuurboeken, want dat was hier niet mogelijk. Maar dan is vroeg in de jaren 1980 in Gent de
Copyright opengegaan, de boekenwinkel voor kunst en architectuur. Toen waren we de koning te rijk
natuurlijk. De Copyright was ook meer dan een boekenwinkel. Ze was onder meer gelinkt met
kunstgalerij Gewad, en voor ons was het een ontmoetingsplek. Je kwam er bij elkaar en je praatte
dan over de zaken die gepubliceerd werden. Op die manier hebben we dus veel kennis vergaard die
we op school nooit gekregen hadden. Marc Dubois ging ook meer de theoretische kant op als publicist
en lesgever. Hij verzamelde veel info, omdat dat ook bij zijn pakket als lesgever hoorde. Daar konden
wij ook de vruchten van plukken. Op al die verscheidene manieren konden we dus toch aan heel wat
inspirerende informatie geraken.
U sprak al over het stigma dat u als vrouwelijke architect kreeg. In de Copyright was er eens een
tentoonstelling rond drie vrouwelijke architecten, onder de naam LげAヴIエキデWデデ┌ヴ; W ;ミIエW Dラミミ;.
Had dat iets met die positie als vrouw in de architectuur te maken?
Dat was een tentoonstelling met werk van Monique Stoop, An Wirtz en mijzelf. Dat initiatief ging uit
van de eigenaars van de Copyright zelf, van Hilde Peleman en Johan Boeykens. Ze organiseerden
regelmatig kleine tentoonstellingen of boekvoorstellingen. De bedoeling was om eens enkel vrouwen
in het daglicht te stellen, want dat was anders altijd tweederangs. Tegenwoordig is het wel wat
duidelijker dat er twee evenwaardige seksen op de markt zijn, maar destijds was het nogal mannelijk
gericht. Ik kreeg steevast de vraag of ik binnenhuisarchitect was. Je moest optornen tegen een
algemene tendens waarbij vrouwen automatisch aan interieur gelinkt werden. Een vrouwelijke
architect, dat kon immers niet. Voor mij was het nochtans al van kindsaf bepaald dat ik die richting
uit wou gaan. Mijn vader en mijn broer zaten in de aannemerij, dus van huize uit was ik als klein
meisje al meer gefascineerd door timmeren en hoe dingen in elkaar zitten, dan door andere zaken.
Het was dus voor mij duidelijk waar mijn interesse lag, en ik wou dus zeker vechten voor mijn positie
als zelfstandige architecte.
Moest je een vechter zijn om er als architect te geraken in die tijd?
Toen wij startten wel. Je had toen bijvoorbeeld nog geen bouwmeester. Er was minder interesse in
architectuur en er was een periode van economische crisis. Denk maar aan de autoloze zondagen en
de energieproblemen. Er was dus niet veel marge. We moesten het wel doen met onze kleine
projecten voor familie en enkele enthousiastelingen. Maar op die manier ontwikkel je wel iets. Soms
maak ik mij de bedenking dat de huidige generatie eigenlijk niet die luxe bezit om even stil te kunnen
staan bij de eigen positie en bezigheden. Jonge architecten komen direct in de ratrace terecht, er
moet meteen aldoor gewerkt worden. Maar er is ook wel iets anders dan werken. In de naweeën van
de flower power vonden wij het heel normaal om er bijna onbezonnen via autostop op uit te trekken.
Die houding is helemaal weg, autostop bestaat bijna niet meer en als het nog bestaat houdt het meer
ヴキゲキIラげゲ キミく
U bekijkt de moeilijke condities voor architectuur uit die tijd dus niet louter negatief?
Elke situatie biedt kansen, je moet ze alleen zoeken en gebruiken. De tijden en de omstandigheden
veranderen, maar ook in deze tijd zijn er moeilijkheden en uitdagingen. We moeten nu soms ook de
eindjes aan elkaar knopen. Er zijn geregeld zaken die fout lopen en je mラWデ ゲラマゲ ヴキゲキIラげゲ ミWマWミく JW moet jezelf behelpen en zien dat je er uitgeraakt. Je kan moeilijk de schuld altijd op iemand anders of
op een situatie steken. Je moet altijd het heft in handen nemen en er het beste van maken, ongeacht
in welk tijdskader je zit.
Wat heeft u zien veranderen?
Ik denk dat het in de crisisperiode wel duidelijk werd dat er projecten uitgedeeld werden. Dat tekende
zich toen duidelijk af. Er was enerzijds schaarste qua grootschalige projecten, en anderzijds waren er
een aantal bureaus die het voor het binnenrijven hadden, omdat ze politiek gezien goed zaten. Dat
roept natuurlijk wel vragen op. Personen als Bob Van Reeth [architect], Francis Strauven
[architectuurhistoricus] en Wivina Demeester [politica] durfden zich daar wel tegen te verzetten. Zij
zagen dat de situatie scheef liep en dat er iets aan moest gedaan worden. Bob Van Reeth was wel
een voortrekker, daar had hij de persoonlijkheid voor en hij kon dat standpunt ook goed onder
woorden brengen. Dus er is een evolutie geweest waarbij het uitdelen van projecten op basis van
vriendjespolitiek toch wel in zekere mate een halt werd toegeroepen.
U heeft bij Groep Planning gewerkt. Wat voor een bureau was dat?
Het was een groot bureau dat に in mijn ogen に toch redelijke intenties had qua architectuur. Het was
niet plat commercieel. Maar ik stelde er mij ook weer niet zo veel vragen bij. Ik moest werk hebben,
en ik werkte eigenlijk overal een beetje. Ik noemde mijzelf de architect-huurling. Ik reed naar Brussel,
Brugge en Kortrijk. Ik heb zelfs nog een jaar in Rijsel gewerkt. Dat werk zorgde voor een vast inkomen,
en daarnaast reserveerde ik steevast een dag voor mijzelf. Ik wou zelfstandig zijn en dus ondertussen
zeker ook iets voor mijzelf kunnen uitbouwen. Ik engageerde mij op die bureaus dus voor bepaalde
perioden of voor projecten. Dat was voor mij de manier, een tijdelijk vast kader voorzien, met
daarnaast de ruimte om mij te kunnen verdiepen in de dingen die mij interesseerden.
Verschillende van uw generatiegenoten hebben min of meer op die manier gewerkt. Het lesgeven
komt ook vaak terug. U bent op een later moment beginnen lesgeven.
Ik vond destijds niet dat ik iets te vertellen had. Ook op het moment dat ze mij expliciet de vraag
stelden om les te geven stelde ik mijzelf de vraag of ik wel geschikt was om dat te doen. Ik denk dat
die reflex komt door de slechte leraars die we zelf gehad hebben. Ik wou dat vermijden. Maar
uiteindelijk hebben ze mij er bij Sint-Lucas van weten te overtuigen dat ik wel degelijk deel kon
uitmaken van een brede equipe van lesgevers. Achteraf gezien vind ik het ook wel een goede keuze,
┘;ミデ SW ラマェ;ミェ マWデ IラノノWェ;げゲ Wミ ゲデ┌SWミデWミ エ;;ノデ テW デラIエ WWミ HWWデテW ┌キデ エWデ ┗WキノキェW ミWゲデ ┗;ミ エWデ bureau. Je moet weer aandacht hebben voor de inhoud. Op een bureau moet je veel met technisch
en administratief werk bezig zijn. Het ontwerpen houdt slechts een kleine fractie van de bezigheden
in. Er zit dus veel ruis op de omgang met architectuur. Maar als je lesgeeft dan verplicht je jezelf om
meer te focussen op de idealen waaraan je jezelf wilt proberen te spiegelen. De aandacht verscherpt
in functie van het verwerven van meer achtergrond voor de lessen die je geeft. Je gaat bijvoorbeeld
;ノ WWミゲ ┗;ニWヴ ミ;;ヴ ノW┣キミェWミ ┗;ミ IラノノWェ;げゲが ラa テW ェ;;デ デWニゲデWミ ミ;Sヴ┌ニニWノキテニWヴ ノW┣Wミく JW HWエandelt alles
veel minder strikt vanuit eigen invalshoeken en gaat je meer interesseren voor facetten van andere
architectuur. Daardoor krijg je een wisselwerking zodat je de eigen positie ook beter kan kaderen en
met die invloeden van buitenaf je eigen ding kan doen.
Welke invloeden speelden in het begin dan een rol?
Ik denk dat ik in de beginperiode nogal op Italiaanse architectuur gericht was. Het ging mij dan
voornamelijk om Giorgio Grassi. Aldo Rossi interesseerde mij ook wel, maar dan meer om wat hij
schreef en minder om wat hij bouwde. Maar het ging mij niet zozeer om namen. Er zijn ook altijd
interesses geweest voor cisterciënzerabdijen en voor tuinarchitectuur に ik heb na mijn studies een
tijdje bij landschapsarchitect Paul Deroose gewerkt. Later inspireerde ik mij ook op Zwitserse en
Engelse architecten. Nederland was nooit mijn inspiratiebron. Bij OMA kon ik wel wat met zijn
publicaties zoals Delirious New York, maar ook hier weer vond ik minder aansluiting bij de
architectuur die het voortbracht. Iemand als Jo Coenen zei mij dan weer helemaal niks, dat werkte
niet voor mij.
Was Luis Barragán een invloed?
Ja, daar heb ik wel wat van geleerd. Ik heb jammer genoeg nog nooit iets bezocht van Barragàn. Eind
dit jaar wordt door Archipel een reis naar Mexico georganiseerd, maar ik kan niet mee. De interesse
voor Barragán is gewekt door een boekbespreking in een tijdschrift dat ik bij Paul Deroose had zien
liggen. Het betrof een catalogus bij een tentoonstelling in het MoMa in New York, die aan Barragán
gewijd was. Ik zag de kaft en ik vond dat meteen interessant. Ik heb dan gezocht naar iemand die naar
New York zou gaan en die voor mij dat boek zou kunnen meebrengen, want de Copyright bestond
nog niet en verzending に zoals dat vandaag de normaalste zaak is に was niet mogelijk. Mijn kapper
heeft het dan voor mij meegebracht. Ik ben zo dus in aanraking gekomen met de architectuur van
Barragán, waarin ik wel wat verbanden zag met cisterciënzers zoals Dom Hans van der Laan. Het ging
mij vooral om de stilte, de rust en de eenvoud die uit die architectuur sprak. Daar lag mijn fascinatie.
Iニ ┘;ゲ ラヮ ┣ラWニ ミ;;ヴ エラW テW ┣ラげミ ┗ラヴマWノラ┣W HWェヴキヮヮWミ ;ノゲ ゲデキノデW Wミ ヴ┌ゲデ ニ;ミ ┗Wヴデ;ノWミ ミ;;ヴ ;ヴIエキデWIデ┌┌ヴく Dat doe je door de dingen te ontdoen van hun chaos, door orde te scheppen die rust genereert.
Ritmiek kan bijvoorbeeld rust brengen.
Hoe integreert u dat dan concreet in uw eigen architectuur? In uw eigen woning zit er
Hキテ┗ララヴHWWノS ┣ラげミ ヴWaWヴWミデキW ミ;;ヴ WWミ ニノララゲデWヴェ;ミェく Iミ WWミ ニノララゲデWヴ SキWミデ SキW ェ;ミェ ;ノゲ passageruimte, terwijl er in uw woning meer activiteiten op betrokken worden.
Ik wil uiteraard niet letterlijk in een klooster wonen, dus voor mij is die ruimte een tussenruimte
tussen interieur en exterieur. Het zijn abstracte begrippen die je probeert te vertalen. Die colonnade
heeft een ritmiek, en dat maakt dat je daar wel die rust hebt van een klooster, maar je doet er
natuurlijk wel meer dan louter brevieren. Dat kan even goed een zitplek zijn, en als ik daar zit dan
ervaar ik rust.
Heeft u in projecten van eerdere datum, zoals de woning Derks-Lowie en woning Pay, uw
intenties kunnen tonen?
Woning Derks-Lowie stond naast de elektriciteitscabine die ik ook ontworpen heb, in het Prinsenhof.
Dat was een eerste stap in de communicatie met mensen om een project tot stand te laten komen.
Die elektriciteitscabine was eigenlijk een icoontje, meer is het niet. De woning moest passen in zijn
omgeving, dat was het belangrijkste uitgangspunt. Er was ook een referentie naar de plek, naar de
lindeboom die ze ondertussen weggedaan hebben. Voor mij had die boom een symbolische waarde.
De woning is niet postmodernistisch, maar die periode was wel in volle gang, dus zit er ongetwijfeld
toch wel wat invloed van het postmodernisme in, zoals het fronton, als referentie naar de
geschiedenis van de stad, naar de trapgevel. Het was vooral een woning die goed in de stad moest
kunnen gedijen. De integratie in die stedelijke context is uiteraard helemaal anders dan bij andere
woningen uit die periode, die ik voor familie ontworpen heb. Dat waren dan eerder vrijstaande
woningen op het platteland.
Woning Pay in Laken is ontworpen in een periode dat ik kantoor had in Brussel, met Johan Van Dessel.
Ik heb bijvoorbeeld in Ukkel ook nog een BACOB bankfiliaal ontworpen. Daarna hadden we een
project voor een winkel van Comme des Garçons, aan de Sint-Katelijnekerk, maar dat is nooit
uitgevoerd. Het koppel is gescheiden en ik heb dan voor die man de woning Pay in Laken gebouwd.
Hij was een schoenverdeler van bepaalde merken, dus het project bestond uit een werkgedeelte met
daarboven een appartement. De woning is gelegen in een achterafstraat met een school aan de
overkant. De oriëntatie zit grosso modo op de straatzijde, maar achteraan heb je een zicht op het
Atomium, en dat speelde ook mee in heel de opbouw. Er is een interrelatie met de kantoorruimte en
een verlaging in het midden van de woning zorgt ervoor dat je twee keer zonlicht binnenkrijgt, zowel
げゲ ラIエデWミSゲ ;ノゲ げゲ ;┗ラミSゲく Eヴ キゲ ララニ WWミ ェヴララデ S;ニデWヴヴ;ゲく DWヴェWノキテニW WノWマWミデWミ マ;ニWミ エWデ SW マラWキデW waard om hogerop te wonen.
Kan u zeggen dat u met een zekere openheid en onbevangenheid naar de architectuur keek en
wat u daarbij kon inspireren?
Je moet dat eigenlijk nooit dogmatisch bekijken. Het is zoeken en ontdekken, het is niet dat je bezig
bent met een stroming te maken. Het is aan anderen om er achteraf eventueel een verband in te
zien, maar daar kan ik zelf weinig over zeggen. Zaken die je niet goed kent lijken allemaal op elkaar,
maar in alles wat je goed kent zie je veel makkelijker onderscheid. Wat onze generatie
gemeenschappelijk zou kunnen hebben, daar ben ik al helemaal niet mee bezig. Ik voel ook niet voor
;ノ マキテミ ェWミWヴ;デキWェWミラデWミ Wミ IラノノWェ;げゲ WWミ W┗Wミ ェヴラデW ┗Wヴ┘;ミデゲIエ;ヮく MWデ エWデ WミW エWH テW マWWヴ affiniteit dan met het andere. Om nu toch even te generaliseren: als we het op landen betrekken dan
heb ik meer voeling met de Engelse dan met de Nederlandse architectuur. Ik herken mij veel meer in
de achtergrond van de Engelsen, in dat zoeken naar transpositie in geschiedenis en omgeving, de
gevoeligheid voor context.
Een label kleven op een generatie heeft voor u weinig zin?
Als je kijkt naar Juliaan Lampens, dan heeft hij eigenlijk veel meer last gehad van de algemene
onkunde om met architectuur om te gaan. Nu wordt hij wel geëerd, en terecht ook want dat is ook
fantastisch werk. In een zogezegd stille generatie zitten er dus ook altijd wel interessante figuren. Ik
vind het spijtig voor hem dat hij nu pas de erkenning krijgt die hem toekomt. Hoe komt dat? Hij stond
toen een beetje alleen denk ik.
Bepaalden critici als Geert Bekaert en Marc Dubois veel in wie opgepikt werd?
Geert Bekaert was mij zeker niet genegen. Hij was meer gericht op Xaveer De Geyter en Stéphane
Beel. Van die man heb ik weinig aandacht gekregen. Ik vond dat hij zelfs een houding uitstraalde alsof
hij zich afvroeg wat ik kwam doen.
Hij schreef wel over u in Hedendaagse architectuur in België, in 1995. Daarin was hij niet bepaald
negatief.
Hij zal misschien gealarmeerd zijn door anderen dat hij rekening met mij moest houden. Maar of het
bij hem van harte was, dat weet ik niet. Zo heb ik het alleszins nooit ervaren. Misschien vond hij het
allemaal maar prutsprojecten in het begin en is zijn mening later veranderd. Bij sommige zaken was
hij er vroeg bij, bij andere dan weer niet. Ik weet niet precies wat zijn idiomen waren, maar hij was
waarschijnlijk gefascineerd door een soort van modernisme dat meer bij Koolhaas aanleunde. Dat
kan je hem ook niet kwalijk nemen. Maar door bepaalde mensen als Lampens te blijven verzwijgen
kreeg hij het waarschijnlijk moeilijker.
Ik ben eigenlijk nooit bezig geweest met mijzelf te promoten. Ik werd gevraagd om mee te doen aan
tentoonstellingen, en ik ging daar graag op in. Ik vond het aangenaam om te doen, om naast de
dagelijkse beslommeringen van de architectenjob ook eens een frisse wind door uw hoofd te laten
waaien en eens te reflecteren op het eigen werk. Je wordt dan verplicht om na te denken hoe je iets
presenteert. Je moet er een formulering aan geven en een project verklaren in het kader van een
architecturaal beeld, op een heel andere manier dan wanneer je het aan een opdrachtgever zou
┌キデノWェェWミく HWデ HW┗ヴ;;ェデ テW┣Wノa Wミ テW ヮラゲキデキW キミ WWミ ヮWヴキラSW ラa デ┌ゲゲWミ IラノノWェ;げゲ ヮWヴマ;ミWミデが Wミ S;ミ HWミ je wel streng voor jezelf. Je haalt er wel wat zelfkritiek uit. Je kan het bijvoorbeeld niet zomaar
afschuiven op een klant die iets op een bepaalde manier wilde hebben.
Is daar iets in veranderd, in de omgang met opdrachtgevers?
Er zijn altijd al klanten geweest die iets meer willen dan een dak boven hun hoofd en wat ramen in
de gevel, die iets meer verwachten van een gebouw. Ze willen een begeesterd en communicatief
vaardig iemand tegenover zich die iets op poten kan zetten. Het is niet het type opdrachtgever dat
bekommerd is om het aantal vierkante meters en hoeveel alles gaat kosten. Dat zijn dan ook niet de
interessante vragen. Je zit bij elkaar om iets uit te zetten dat toekomst kan hebben, dat ruimtelijk
goed werkt en een meerwaarde biedt. Er zijn mensen die zich daar nooit vragen bij stellen, maar met
dergelijke opdrachtgevers kan ik niks aanvangen. Als ze in het begin met een fermette kwamen
aanzetten heb ik ook altijd nee gezegd. Ik heb een tijdje stage gedaan bij een architect die alleen maar
dergelijke projecten had. Je kan dan wel zeggen dat het om den brode is, maar ik vond het dan
belangrijker om de hort op te gaan en relevante ervaring op te doen. Ik had het gevoel dat ik daar
niks kon bijleren, dat ik zelfs zou afleren. Ik ben er dan ook snel opgestapt.
Dragen publicaties en tentoonstellingen bij tot het besef bij klanten dat ze bij u aan het juiste
adres zijn voor een bepaalde architectuur?
Een monografie genereert niet rechtstreeks extra weerklank. Eigenlijk is die publicatie belangrijker in
de academische wereld dan in de bouwwereld, hoewel je dat nu ook weer niet zo categoriek kan
benaderen. Je bouwt vooral iets op met het gerealiseerde werk op zich. Potentiële particuliere
opdrachtgevers komen vaak bij een bepaalde architect uit omdat ze zelf ergens iets opgepikt hebben,
of via mond-tot-mondreclame omdat een kennis hen iets adviseert. Dat laatste geldt meer voor
vroeger, want het internet heeft wel een en ander veranderd op dat vlak. Voor grote publieke
projecten komt het op de selectie van de bouwmeester aan, en ook daar speelt de naam of de mate
waarin iemand gepubliceerd wordt op zich niet mee. Het komt ook hier weer aan op het gerealiseerde
werk, op een curriculum. Het telt dus wel mee wat je eerder gerealiseerd hebt, en dat is ook maar
normaal. Je geeft projecten aan die exemplarisch zijn voor de opgebouwde expertise en waarmee je
aantoont dat je architectuur op een bepaalde manier benadert. Als je dan altijd fermettes gebouwd
hebt, dan heb je wel je kansen verkwanseld.
Je moet wel eerst de kans krijgen om een curriculum op te bouwen. Liggen die kansen anders dan
vroeger?
Voor mij was het dubbel moeilijk. Ik had geen grote projecten op mijn actief staan en dus kon ik niks
voorleggen, maar als vrouw werd ik er dan ook nog eens niet toe in staat geacht. Dat is dan het
voordeel van stage te doen. Je doet ervaringen op waar je later ook verder mee kan. Voor mij was
het dus interessant om op een groot bureau als Groep Planning in aanraking te komen met grotere
projecten. Ik kreeg dan ook het inzicht dat het wezenlijk geen verschil maakt of je met een groot- of
een kleinschalig project bezig bent. De problematieken zijn dezelfde, enkel de schaal is verschillend.
Voor ons drong die vraag zich zelfs niet op, de mogelijkheid om grote projecten aan te nemen was
gewoon niet aanwezig. Met de komst van de Vlaamse Bouwmeester heb je als jonge architect wel
direct kans om mee te dingen naar een grootschalig project, ook zonder referenties. Het is er daarom
niet evidenter op geworden. Je zal een gebrek aan ervaring moeten ondervangen door beroep te
doen op specialisten om je in bepaalde deelaspecten bij te staan. Maar de evolutie naar de Vlaamse
Bouwmeester is dus zeker één van de positieve ontwikkelingen. In de aanloop daar naartoe waren er
ook al wel meer wedstrijden dan voorheen. Ik heb zelf veel aan wedstrijden meegedaan, maar ik heb
eigenlijk nauwelijks echte bouwmeesterprojecten gerealiseerd. De Stadshal was een randgeval, dat
was een voorloper in de evolutie naar de Vlaamse Bouwmeester. Hetzelfde geldt voor de Modenatie.
Daar waren vijf bureaus gevraagd voor een gesprek en daaruit zouden ze dan iemand selecteren. Ik
had geen enkele ervaring met musea, maar er waren dus wel bouwheren die op zoek waren naar iets
anders dan bureaus die de grote projecten gewoon uit hun mouw schudden. Ook zonder tussenkomst
van de bouwmeester was er toch een verwachting om een doorgedreven communicatie rond de
opstart van het project te voeren. Daarvoor wilden ze kunnen selecteren uit meerdere kandidaten,
en daarbij gingen ze er van uit dat architecten die op dergelijke schaalgrootte nog niet veel ervaring
エ;SSWミ ララニ キミ ゲデ;;デ ェW;Iエデ ニラミSWミ ┘ラヴSWミ ラマ ┣ラげミ ラミSWヴミWマキミェ デラデ WWミ ェラWS WキミSW デW HヴWミェWミく DW bekommernis was een goede definitie van de opdracht, uitzoeken hoe je alle elementen kon
samenbrengen. Ik herinner mij dat er al planmateriaal was met inkleuringen, om na te gaan of het
gebouw voldeed aan het programma dat ze er in wilden integreren. Maar daar zat dus nul organisatie
in. De architect moest een organisatorisch talent hebben om alle elementen en actoren te verenigen,
om die complexiteit te verheffen tot een resultaat met meerwaarde. Dat was dus een gelijkaardige
opzet als bij de bouwmeester.
Ik bespreek een generatie waarbij ik een selectie van negen architecten onder de loep neem. Aan
welke namen zou u denken?
We hebben het al gehad over Paul Robbrecht & Hilde Daem, Stéphane Beel en Xaveer De Geyter.
Christian Kieckens zit er vermoedelijk ook wel bij. Die is heel hard bezig geweest om de generatie op
de rails te krijgen. Hij heeft aan de kar getrokken, voor de promotie van de architectuur in het geheel.
Eugeen Liebaut zou ik er ook bij betrekken.
Er zitten ook duoげs tussen.
Henk De Smet & Paul Vermeulen? Verder kan ik niet meteen nog iemand bedenken.
Verder heb ik nog Wim Cuyvers...
Ah ja, natuurlijk.
... en Coussée & Goris.
Ja, maar die zou ik al na onze generatie plaatsen. Wim Cuyvers misschien ook, die heeft zijn stage nog
bij Paul gedaan. Ik denk dat de rest qua leeftijd bijvoorbeeld dichter bij ons zit, maar ik kan mij daar
wel in vergissen.
De generatie wordt inderdaad wel wat ruimer gezien, gekaderd binnen een opkomst van jonge
architecten en minder binnen een strikte leeftijdscategorie.
Wij kwamen die jongere garde toen nog niet echt tegen, maar Xaveer De Geyter en Stéphane Beel
dan weer wel. En Henk De Smet ook. Toen Stéphane Beel de hoofdzetel van BACOB in Brugge
bouwde, was dat eigenlijk voor de hele generatie een stap vooruit. Dat was ook voor ons de
bevestiging dat er eindelijk eens een andere architectuur aan bod kwam.
Maar goed, als de generatie in de ruimere zin gezien wordt kan ik mij wel vinden in die selectie. Ik
weet niet of iedereen elkaars werk daarom ook goed vindt, maar dat is ook geen vereiste. Ik zie
niemand die ik er uit zou laten en ik kan ook niet meteen iemand bedenken die ik er nog zou bij
betrekken. Die architecten waren allemaal heel intens bezig met architectuur.
Jo Crepain was ook één van onze leeftijdgenoten. Het is raar maar Jo Crepain is eigenlijk direct
doorgebroken. Dat was ongelooflijk. Maar die was tijdens zijn studententijd eigenlijk al aan de weg
aan het timmeren. Hij was in het begin ook zeer postmodernistisch aan zet. Hij heeft ook altijd in
Nederland zeer vlot gecommuniceerd en had daar dan een aantal opdrachten. In die zin wijkt hij dus
wel wat af.