Visiedocument NoorderControl 'Waarachtig adviseren' druk...
Transcript of Visiedocument NoorderControl 'Waarachtig adviseren' druk...
WAARACHTIG ADVISEREN
Visiedocument van NoorderControl
NoorderControl I Margreet F. Boersma-‐de Jong I www.noordercontrol.nl
~ 1 ~
Copyright © Margreet F. Boersma-‐de Jong, december 2011
Versie 2. April 2012
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt worden, op welke ander wijze dan ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Met dank aan Astrid Borgman en Loes Hogenhuis voor hun
waardevolle aanvullingen.
~ 2 ~
INHOUD
Opening 3
Wat is waarachtig adviseren? 15
Ken jezelf 24
Kweek vertrouwen 34
Creëer energie 49
Geciteerde werken 59
~ 3 ~
OPENING
‘Wijsheid begint bij twijfel’
Descartes
Onze huidige tijd krijgt vaak het label mee van verharding (in hoe
we met elkaar omgaan) en individualisering. Deze twee tendensen
hebben in negatieve zin geleid tot organisaties waarin met meer en
meer voor elkaar, in plaats van met elkaar zijn gaan werken. ‘Ieder
voor zich’ en presteren zijn belangrijke motto’s in vele bedrijven.
Tijdgebrek, macht (hiërarchie), gebrek aan dialoog, angst,
onverschilligheid, cynisme, competitie, hebzucht, onverschilligheid,
het afbakenen van je taken met het bekende ‘over de schutting
gooien’ en vooral in de salarisonderhandelingen het onderste uit de
kan willen halen, is u vast bekend. De verticale structurering van
organisaties heeft gezorgd voor een egoïstische en politieke
omgeving, waarin het strijden voor het eigen belang en het
voorzichtig manoeuvreren uit angst voor ontslag, belangrijker is
geworden dan het bouwen aan een gemeenschap. Werk is voor
veel mensen een pure inkomensverschaffer geworden, zingeving
en verbondenheid wordt buiten de organisatie gezocht.
Daarnaast is de focus van bedrijven meer en meer gericht geraakt
op de aandeelhouder (kenmerkend voor het Angelsaksische model)
en zijn de klanten, de werknemers en andere belanghebbenden op
~ 4 ~
de achtergrond geraakt. Winstmaximalisatie en een interne
gerichtheid op de eigen organisatie staat voor veel bedrijven
bovenaan. Ook in de zorg zie je dat dit denken sluipenderwijs een
prominente plek heeft gekregen. In de relatie naar de direct
verzorgende staat de patiënt nog wel centraal, maar door de
kolossen van organisaties zijn er tal van taken ontstaan die meer
gericht zijn op het managen van de organisatie, dan op de directe
lijn met de patiënt. Het marktdenken heeft een
bekostigingssystematiek geïntroduceerd die hebzucht stimuleert,
en dus goed beheerst en gecontroleerd moet worden middels
uitgebreide procedures en controleprotocollen. De mogelijkheid
om privaat geld aan te trekken in de zorg brengt het risico met zich
mee dat de belangen van de patiënt nog meer op de achtergrond
geraken (zie mijn publicatie hierover in de Trouw op 24 februari
2012). Nieuwe lichtingen afgestudeerden van bedrijfskundige en
financieel-‐economische opleidingen leren dat dit de wijze van
zorgverlening is en worden ‘on the job’ verder getraind in dit
denken.
Ook organisatieadviseurs hebben bijgedragen aan deze
ontwikkeling. In de zucht naar geld, status en prestige is er veel
bedacht wat achteraf gebakken lucht bleek. Ook hebben ze tal van
instrumenten geïmplementeerd in het MKB, die voortkwamen uit
het Angelsaksische denken. Na het ‘kunstje’ was de adviseur dan –
met het achterlaten van een royale factuur -‐ weer vertrokken, op
naar de volgende klus. Wat de echte betekenis van hun advies is, of
het werkelijk een duurzaam effect heeft, liet en laat vele adviseurs
koud.
Maar er is een kentering op gang, samengevat in de woorden
‘duurzaam’ en ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Het
~ 5 ~
blijkt namelijk, dat organisaties langer bestaan als ze door de
eigenaar worden gezien als een gemeenschap van mensen die
betekenisvolle activiteiten met elkaar uitvoeren, in plaats van
wanneer ze puur en alleen worden opgericht ten behoeve van
winstmaximalisatie voor de eigenaar en/of de top van de
organisatie (Witteloostuijn, 1999). Duurzaamheid wordt meestal
opgedeeld in people (sociaal), profit (economisch) en planet
(ecologisch) en is verbonden met ethisch en zingevend gedrag. Wie
vanuit een duurzaam perspectief handelt, zal zich totaal anders
manifesteren dan iemand die vanuit eigenbelang de wereld
benadert. Wie in een duurzame organisatie werkt, kan in de tijd het
goede doen, in vertrouwen met zijn collega’s werken, vindt een
open dialoog plaats, kunnen en mogen mensen kwetsbaar zijn, en
is betrokken, waardeert vakmanschap, heeft energie, werkt samen,
is waarachtigheid en voert zinvolle activiteiten uit. De tabel
hieronder geeft het verschil weer met competitieve organisaties:
TABEL 1. VERSCHIL TUSSEN DUURZAME EN COMPETITIEVE ORGANISATIES
Kenmerken van een duurzame organisatie
Kenmerken van een competitieve organisatie
met elkaar werken voor elkaar werken (ieder voor zich)
belangen van aandeelhouders, werknemers en klanten zijn even belangrijk
voornaamste doel is winstmaximalisatie
respectvol en helpen waar nodig egoïsme in de tijd tijdgebrek in vertrouwen macht (hiërarchie), open dialoog gebrek aan dialoog kwetsbaar kunnen en mogen zijn angst betrokkenheid onverschilligheid energie cynisme samenwerken competitie
~ 6 ~
waarachtigheid hebzucht zingeving zonder betekenis
Duurzaamheid is ‘hot’: er zijn linkedin-‐groepen, websites,
initiatieven van MKB Nederland, VNO-‐NCW, lectoraten aan het
HBO en leerstoelen aan de universiteit, en vele andere
ontwikkeling. Je zou toch bijna over een hype praten, zij het dat ik
hoop dat deze niet van voorbijgaande aard is.
Mijn visie op duurzaamheid is geworteld in het sociaal liberalisme:
vrijheid van geloven, denken en handelen (de positieve kant van de
individualisering) ingebed in de sociale relaties die mensen hebben
in de samenleving. Je zou het ook ‘sociale individualisering’ kunnen
noemen (dacht ik dit even zelf bedacht te hebben, google geeft aan
dat Herman Wijffels de term ook heeft gebruikt). Het is Sartre en
de Beauvoir in één: de mens is vrij (het existentialisme van Sartre),
maar tot de grens dat het andere mensen schaadt (de Beauvoir).
In de kern gaat duurzaamheid over een paradigmaverschuiving in
hoe we naar de organisatie van menselijke activiteit kijken. Voeren
we voor elkaar activiteiten uit om zoveel mogelijk geld te
verdienen, of is het doel het met elkaar verrichten van
betekenisvolle werkzaamheden die bijdragen aan een groter
levensgeluk? Meten we onze welvaart middels het bruto nationaal
inkomen, of omarmen we de, in Bhutan ontwikkelde, ‘Gross
National Happiness’ index? Hoe kan het dat we genieten van
verbroedering op het ijs, terwijl we daarna op het werk de
competitie niet schuwen? Voegt de manier waarop we met elkaar
dingen tot stand brengen echt betekenis toe aan ons leven? Kan je
straks, aan het eind van je leven, met trots terugkijken op wat je
~ 7 ~
hebt bijgedragen aan de wereld? Met andere woorden: hoe
waarachtig sta jij in het leven?
Waarachtig adviseren
Vanuit het duurzame perspectief wil ik graag nu de verbinding
maken naar het adviesvak. De kern van de activiteit van
NoorderControl is het geven van duurzame organisatieadviezen. Dit
visiedocument beschrijft wat de voorwaarden zijn om duurzame
adviezen te kunnen geven, zodat het advies bijdraagt aan
duurzame organisaties.
Om goed te kunnen adviseren, behoor je ten eerste de inhoud
goed te verstaan. Niets is zo erg als een adviseur die niet weet waar
hij of zij het over heeft. Maar kennis kan iedereen op doen, de één
wat beter dan de ander. Dat maakt ons nog niet per se tot een
goede adviseur. Een adviseur moet dus ook ‘de kunst van het
adviseren’ verstaan. Zonder er een kunst-‐je van te maken. Een echt
goede adviseur geeft betekenis aan het werk van de klant en
daarmee aan het leven van hem of haar, en aan dat van de
adviseur zelf. Ik noem deze manier van adviseren waarachtig
adviseren. Het woordenboek geeft de volgende synoniemen voor
het woord waarachtig: daadwerkelijk, echt, existent, reëel, waar,
wezenlijk, maar ook: effectief. Waarachtig is dus niet alleen het
wezenlijke, het echte doen, maar daarmee ook nog eens de juiste
dingen doen. Dus niet je trukendoos uit de kast halen om een quick
win te maken, maar met de klant op zoek gaan naar waar het
werkelijk om gaat. En dat in een wereld waar ‘iets doen en het
liefst zo efficiënt mogelijk’ de voorkeur heeft boven eerst denken
en dan doen. Echt denken, eerlijk durven denken.
~ 8 ~
Mijn zoektocht naar waarachtigheid in advisering
Ik zal je vertellen hoe ik tot deze visie ben gekomen. Mijn loopbaan
is gestart met mijn promotieonderzoek in de bedrijfskunde aan de
Rijksuniversiteit in Groningen. Mijn proefschrift handelde over een
prachtig onderwerp, namelijk over hoe mensen die een joint
venture starten, elkaar leren vertrouwen en hoe dit vertrouwen
zich ontwikkelt in de loop der tijd. Ik merkte echter dat ik het
onderwerp wel theoretisch snapte, maar de echte dilemma’s waar
deze mensen voor hadden gestaan, niet doorleefde. Nadat ik
gepromoveerd was, wilde ik dat gaan ervaren. Het was tijd voor
‘het echte leven’. Ervaring opdoen, bedrijven zien, mensen
spreken. Wat was een mooiere kans dan dit bij een groot
adviesbureau te gaan doen. Ik werd dus adviseur, met de ambitie
om Adviseur met een hoofdletter te worden. Om na drie jaar te
ontdekken dat ik nog steeds niet de dilemma’s doorgrondde
waarmee de klant worstelde. Omdat ik maar heel even kon
aansluiten bij de klant, die het proces daarna zelf weer verder zou
oppakken. Tevens ontbrak in mijn ogen het echt betekenis geven
vaak. We hanteerden mooie termen als ‘business process redesign’
en ‘value based management’, maar dit was voor de klant dusdanig
abstract dat de noodzakelijke verbinding ontbrak en de kans dus
groot was dat na onze aftocht alles bij hetzelfde zou blijven. Toen
het bureau vervolgens ook nog fuseerde met een computerbedrijf,
was het tijd voor een volgende stap, en kreeg ik de kans om mij
onder te dompelen in de wereld van de zorg. Acht jaar heb ik mij
toegelegd op de financiering van de zorg en de vertaling daarvan
binnen de organisatie. Ik ben manager geweest van interne
adviseurs op het gebied van financiën, HRM, opleidingen,
~ 9 ~
communicatie en vastgoed. Met veel plezier, omdat de verbinding
met de klant er veel meer was. Omdat we echt wisten wat de
problemen waren, en wat de achtergronden daarvan waren. We
waren er immers dagelijks bij. Maar ik werkte er ook met plezier
omdat ik opging in de dagelijkse hectiek van een zorgorganisatie.
Concrete taken zoals het maken van begrotingen, het op orde
brengen van de productieregistratie en het berekenen van
kostprijzen gaven me invulling in het dagelijks bestaan en een
gevoel nuttig te zijn. Nuttig binnen het kader en de regels door de
overheid opgesteld. Maar wat is bereikt met al dit nuttige? Heb ik
met dat doorhollen in het bestaande echte invloed gehad? Welke
betekenis had ik toegevoegd aan de organisatie?
Een fusie, en de daarmee samenhangende keus voor een andere
organisatiestructuur, doorkruisten de opbouw van dit team en mijn
rol, en zo werd ik weer genoodzaakt om na te denken over mijn
drijfveren en mijn ambitie in het leven. Ik kreeg de kans om binnen
dezelfde organisatie weer adviseur te worden. Vanwege de grootte
van de organisatie was ik in beginsel voor mijn gevoel weer ‘terug
bij af’: weg van waar de besluiten werden genomen, weg van de
directe invloed. Dacht ik. Want wat is invloed? Hiërarchische macht
om besluiten te kunnen nemen?
~ 10 ~
Mijn chagrijn veranderde in kracht toen
mijn oog, op bezoek bij vrienden, viel op
een boekje van Rob Riemen, genaamd:
‘De adel van de geest’ (Riemen, 2009).
Wat een feest van herkenning! Ik
ontdekte hoeveel energie ik (weer)
kreeg van het aansluiten bij Waarheid.
Ik bleek gelijke gevoelens te hebben als
Spinoza, waarover Rob Riemen schrijft:
‘De ervaring heeft hem geleerd dat bijna
alles in het leven ijdel en nietig is.
Onontkoombaar dringt zich de vraag op
of er ook nog iets waarachtigs en
blijvend goed is, dat bovendien
dusdanig bereikbaar is voor de mens dat
hij daarmee in overeenstemming zou
kunnen leven. De jonge man is zich
terdege bewust dat dit leven een
radicale breuk betekent met een
maatschappij waarin iedereen zich laat
leiden door de zucht naar ‘rijkdom, eer
en zingenot’. Maar hij heeft al gemerkt
dat deze begeerten de menselijke ziel
nooit een blijvend geluk en gemoedsrust kunnen schenken.
Bovendien heeft hij ervaren dat alleen al het geconcentreerd
denken over, het trachten te begrijpen wat waarheid en de juiste
wijze van leven is -‐ ofschoon vooralsnog slechts voor dat ogenblik –
hem de rust en de vreugde schenkt die hij zoekt’ (cursief door
auteur). Dat gold en geldt ook voor mij. Ik denk aan mijn
gesprekken met mijn grootvader Frans Brouwer in Leeuwarden
[SPINOZA’S ERVARING HEEFT HEM GELEERD
DAT BIJNA ALLES IN
HET LEVEN IJDEL EN
NIETIG IS. ECHTER
HEEFT HIJ ERVAREN
DAT ALLEEN AL HET
GECONCENTREERD
DENKEN OVER, HET
TRACHTEN TE
BEGRIJPEN WAT
WAARHEID EN DE
JUISTE WIJZE VAN
LEVEN IS -‐ OFSCHOON
VOORALSNOG
SLECHTS VOOR DAT
OGENBLIK – HEM DE
RUST EN DE VREUGDE
SCHENKT DIE HIJ
ZOEKT’ ]
~ 11 ~
over het mysterie God, waarheid, het grote heelal en hoe ik altijd
vol energie en liefde weer van hem vertrok. Het bevestigt mijn
gevoel dat ik had tijdens de inspirerende avondcolleges filosofie
door Jeroen Bartels tijdens mijn studie bedrijfskunde in Groningen
en de colleges over paradigmaverschuivingen. Het sluit precies aan
bij mijn rust en vreugde tijdens het lezen van boeken over zen, het
boeddhisme en managementboeken over bezieling in het werk
tijdens mijn doctoraattijd. Het onderschrijft mijn gedrevenheid in
het nadenken over ‘vertrouwen’, tijdens het schrijven van mijn
proefschrift. Het klopt met mijn plezier dat ik voelde tijdens het
geven van cursussen ‘gesprekstechnieken’, die veel meer gingen
over waarom je doet zoals je doet. Al die gevoelens van bezieling
en bevlogenheid waren niet van mij alleen geweest, ik was er niet
naïef in geweest, maar ik deelde dit met niemand minder dan
Spinoza, Thomas Mann en Rob Riemen. En toch had ik deze
gevoelens in de ijskast gezet. Waarom? Heel eenvoudig: ik geloofde
niet dat ik met dit idealisme iets kon in de wereld. Voor denken
over, maar ook handelen in waarachtigheid lijkt geen plaats te zijn
in deze wereld. De tegenkrachten zijn zo sterk. Tegenkrachten in
geluiden als ‘leer nu eerst maar de inhoud kennen’, of ‘naïef’, of
een totale disconnectie tussen mij en de ander vanwege de
belangen die de ander had. Echter zie ik nu dat deze tegenkrachten
niet het signaal zijn dat je het ideaal dan maar moet loslaten. Juist
niet. Juist is het van belang om tegenwicht te gaan bieden, vooral in
deze tijd verharding en individualisme. Het is het vasthouden van
het ideaal, met de realisatie dat er in het dagelijks leven talloze
momenten zullen zijn dat het ideaal ver weg lijkt. Waarachtig
adviseren is dan juist op die momenten opstaan voor het vergezicht
dat inspireert, een advies te geven, een interventie te plegen dat
echte betekenis geeft, ook als dit advies impopulair is. Alain de
~ 12 ~
Botton beschrijft dit treffend in zijn boek ‘Filosofie als troost’
(Botton, 2000): ‘we moeten ons niet druk maken over het aantal
mensen dat ons tegenwerkt maar over de vraag of ze dat met
goede reden doen’. Daarom moeten we ons niet richten op de
impopulariteit op zich, maar op de verklaring ervan. .. De
deugdelijkheid van hun denkwijze moet bepalen welk gewicht we
aan hun afkeuring toekennen’ (p. 37).
Hoe houden we vast aan
waarachtigheid?
Graag ga ik met je op zoek naar de
manier waarop we een waarachtig
adviseur kunnen zijn en hoe we dit
kunnen vasthouden. Een adviseur die in
zijn of haar werk op zoek is naar
waarheid, naar echte verbinding. Die de
ambitie heeft om met deze zoektocht de
wereld een stukje mooier te maken als
tegengif voor nihilisme en politieke
spelletjes. Die echt betekenis wil geven
aan het werk dat we met elkaar
verrichten op deze wereld. Een dusdanige
betekenis, dat mensen weer de energie
voelen opborrelen om het (zelfverkozen)
doel te bereiken, invloed te hebben buiten hiërarchische macht
om, door de ander te prikkelen ook het echte na te streven.
Het bewust kiezen van dit pad vraagt allereerst wijsheid, veel
wijsheid, omdat het met ‘de botte bijl’ ingaan tegen bestaande
[HOE KUNNEN WE
VASTHOUDEN AAN
HET IDEAAL VAN
WAARACHTIGE
ADVISERING, IN EEN
WERELD WAARIN
EIGEN BELANG EN
GEMAKZUCHT DE
BOVENTOON
VOEREN]
~ 13 ~
structuren alleen maar weerstand
oproept. Dus heb je diplomatie en tact
nodig om deze waarheid toch te kunnen
brengen. Niet om ‘het spelletje mee te
spelen’, maar om samen met die ander
uiteindelijk het voor een ieder beter te
maken.
Het is een zoektocht naar hoe we dit
idealisme vast kunnen houden, ondanks
die sterke tegenkrachten. Het vraagt
vertrouwen en doorzettingsvermogen,
omdat we het geloof in het beter maken
van de wereld verloren zijn. Waar strijden
we nog voor? Wat zijn onze idealen? We
hebben vanuit vorige generaties geleerd
dat idealen onbereikbaar zijn, dat ze kunnen doorslaan in
fundamentalisme of overruled kunnen worden door die
weerbarstige menselijke natuur. De menselijke natuur die gericht is
op overleven, zowel fysiek als geestelijk. Als we aankomen met
waarheid, dat een bedreiging vormt voor die mens, maar goed is
voor het algemeen belang, dan zal hij of zij onbewust zijn of haar
verdedigingsmechanismen in werking stellen. En niet alleen de
klant, maar ook wij. Wat doen we, als we met onze zoektocht niet
aansluiten bij de klant? Als we met onze integere opstelling toch
een klant dreigen te verliezen? Kiezen we dan toch voor
waarachtigheid, of voor het behoud van de klant en daarmee het
geld? En als we daar bewust voor kiezen, moeten we dat onszelf en
de klant kwalijk nemen? Nee, we zijn immers maar mensen. Maar
dat betekent ook niet dat we het ideaal dan maar moeten opgeven.
Wij kunnen ervoor kiezen om doelbewust de waarheid, de
[MET WAARACHTIGE
ADVISERING TILLEN
WE DE WERELD UIT
BOVEN DE RAUWE
AARDSE
ALLEDAAGSHEID EN
DRAGEN WE BIJ AAN
SCHOONHEID EN
BESCHAVING]
~ 14 ~
schoonheid na te streven. Daarbij ons wel realiserend dat Het
Ideaal onbereikbaar is, maar dat dit Ideaal wel ons vergezicht
bepaalt. Met de les dat we niet de hele wereld kunnen veranderen,
maar wel invloed kunnen hebben op onze directe omgeving. Dat is
een keus! Laten we echter tegelijkertijd accepteren dat in ieder
mens de strijd gaande is tussen slecht en goed, en met liefde en
wijsheid daarin handelen. Naar de klant, en naar onszelf. Dat is het
spanningsveld waarmee we dagelijks zullen moeten dealen.
De kernvraag is dus hoe we waarachtig kunnen adviseren. Wat is
hiervoor nodig? Om deze vraag te beantwoorden ga ik eerst in het
volgende hoofdstuk dieper in op een definiëring van waarachtige
advisering. Deze definiëring zal vervolgens aanleiding vormen om
een drietal vereisten van waarachtige advisering verder met je te
onderzoeken. Vereisten die ruimte maken om waarachtige
advisering in te laten plaatsvinden.
~ 15 ~
WAT IS WAARACHTIG ADVISEREN?
Waarachtig adviseren, wat versta ik hieronder? Ik heb getracht met
behulp van de Socratische methode standvastigheid te creëren in
de definiëring hiervan. Deze methode houdt in dat ik een bepaalde
stelling ter discussie stel door naar situaties te zoeken waarin deze
niet opgaat. Zodra dit zo blijkt te zijn, dan zal de stelling zodanig
moeten worden aangepast dat deze niet meer weerlegd kan
worden. Blijkt dit wel het geval te zijn, dan zal het proces moeten
worden herhaald, net zolang tot deze onmogelijk nog te
weerleggen blijkt te zijn. Allereerst start ik met de omschrijving van
adviseren en van het begrip waarachtig:
1. Adviseren is het geven van een advies door een adviseur
aan een klant
2. Waarachtig is daadwerkelijk, echt, existent, reëel, waar,
wezenlijk, oprecht, maar ook: effectief.
Ik kom daarmee tot de eerste werkdefinitie: waarachtig adviseren
is het geven van een waar advies dat effectief is door een adviseur
aan een klant. Ik zal nu twee stellingen met je onder de loep nemen
om deze definitie te toetsen. Hieruit volgt dan een tweede
werkdefinitie. Daarna behandel ik drie dilemma’s die ons zullen
~ 16 ~
helpen deze tweede definitie verder aan te scherpen tot de
uiteindelijke omschrijving van waarachtig adviseren. Iedere
aanvulling in de volgende definitie zal ik cursief drukken, zodat de
verandering goed zichtbaar is.
Stelling 1: een waar advies vereist een adviseur die zichzelf goed
kent.
Kan een advies ook waar zijn, terwijl de adviseur zichzelf niet goed
kent? JA, een advies kan per toeval toch een waar advies zijn. Het
advies moet dus een wel doordacht advies zijn door een adviseur
met geschikte achtergrondkennis.
Kan een advies niet waar zijn, terwijl de adviseur zichzelf toch goed
kent? JA. De adviseur moet wel de juiste intenties hebben, en
competent (juiste intelligentie, juiste kennis en juiste
vaardigheden) zijn. Alleen dan kan er een waar advies worden
gegeven. Daarnaast kan zelfs een competente adviseur met de
juiste intenties zich nog wel eens vergissen, echter de benoemde
eigenschappen minimaliseren deze kans wel.
Aangepaste stelling: Een waar advies is een doordacht advies en
vereist een adviseur die zichzelf goed kent, die de juiste intenties
heeft en die competent is.
Stelling 2: een effectief advies vereist vertrouwen tussen klant en
adviseur.
~ 17 ~
Kan er ook vertrouwen zijn en toch een ineffectief advies gegeven
worden? JA. Vertrouwen leidt niet altijd tot effectieve advisering;
het advies moet immers ook waar zijn.
Kan er wantrouwen zijn, en toch effectieve advisering
plaatsvinden? NEE, want zonder vertrouwen staat de klant niet
open voor het advies van de adviseur. De klant zal in deze gevallen
niets doen met het ware advies omdat hij of zij zich zal afsluiten
voor wat de adviseur zal zeggen. Daardoor kan de adviseur nooit ‘in
de roos schieten’.
Aangepaste stelling: een effectief advies vereist een waar advies en
vertrouwen tussen klant en adviseur.
Ik kom daarmee tot de tweede werkdefinitie: waarachtig adviseren
is het geven van een doordacht advies door een adviseur die
zichzelf goed kent, die de juiste intenties heeft en die competent is.
Dit advies wordt gegeven in een sfeer van wederzijds vertrouwen en
brengt het juiste effect teweeg bij de klant.
Deze definitie wil ik graag nog eens met je toetsen aan de hand van
een drietal dilemma’s. Ik eindig ieder dilemma bewust met vragen,
om je de gelegenheid te geven ook zelf het geschrevene op je in te
laten werken, om de dilemma’s ook werkelijk zelf te doorleven. Na
de drie dilemma’s zal ik mijn visie geven middels het omschrijven
van mijn uiteindelijke definitie van waarachtig adviseren.
Dilemma 1: hoe kunnen we waarachtig adviseren als de tijd te
kort was om vertrouwen op te bouwen?
Het eerste dilemma kom ik tegen in mijn praktijk: als ik als adviseur
nu een waar advies verstrek, dat helaas niet het juiste effect heeft
~ 18 ~
bij de klant omdat we nog geen kans hebben gekregen om
vertrouwen op te bouwen, dan heb ik volgens bovenstaande
definitie niet waarachtig geadviseerd. Is dat zo? Laten we
onderstaande casus eens als voorbeeld nemen:
In een intakegesprek met een klant sprak ik de bestuurder van de
organisatie. Ergens in het gesprek, zei ze ‘dat ze meer wilde
besturen, in plaats van een meewerkend directeur te zijn’. Tevens
was mij verteld dat de speerpunten voor de toekomst vooral
gelegen waren in het reorganiseren van de interne structuur. Ze
wilde graag dat ik voor haar de blauwdruk van het ontwerp, dat zij
al had bedacht, zou opschrijven en verder uitwerken. Geschreven
door een externe zou de legitimiteit van het stuk vergroten. Na het
gesprek op weg naar huis voelde ik dat er geen verbinding tussen
ons tot stand gekomen, omdat ik een masker had ervaren bij haar.
Ik voelde geen energie. Ik vroeg me af wat er onder haar
opmerking lag, en waarom de reorganisatie er moest komen.
Vragen die ik in het eerste gesprek nog niet had kunnen stellen
vanwege haar vrij dominante optreden. Ik besloot haar het de
volgende keer wel te vragen. Echter, haar antwoord was kort, voor
zulke vragen had ze me niet ingehuurd, kritische mensen waren er
genoeg in de organisatie. Ze wilde juist dat ik haar steunde in haar
plan en vroeg me dus gewoon de klus te klaren.
Wat is dan waarachtig adviseren? Is dat de klus klaren, en
ondertussen je invloed laten voelen waar jij voor staat bij mensen
in de organisatie waar dat wel kan? Door te blijven is er meer kans
dat je toch een relatie kan opbouwen met haar, waarin je kunt
laten zien wat je intenties zijn. Tevens is je orderportefeuille niet al
te goed gevuld, dus financieel is de opdracht aantrekkelijk. Of is het
het meest waarachtig dat je haar confronteert met wat jij
~ 19 ~
waarneemt, doorvraagt in plaats van stil valt, met het risico dat je
kunt vertrekken? Confronteren, niet om jezelf te gelde te maken,
maar om samen een visie te ontwikkelen dat overtuigt dat dat de
beste weg is. Hoe ga je met een dergelijke situatie om, waarbij er
nauwelijks gelegenheid is geweest om een vertrouwenwekkende
sfeer te creëren?
Wat zou jij doen? Wat is in de bovenstaande situatie waarachtig
adviseren?
Dilemma 2: hoe kunnen waarachtig adviseren als ons eigenbelang
niet strookt met het ware advies?
De Nobelprijs voor de vrede werd in 2010 uitgereikt aan Liu Xiaobo.
Liu heeft een gevangenisstraf van 11 jaar in China wegens ‘het
ondermijnen van de staat’. De toekenning van de prijs leidde in
China tot felle kritiek op het Nobelprijscomité. Het tegengeluid is
bekend: de mensenrechtensituatie in China is al jaren onderwerp
van gesprek.
Op 10 december vond de uitreiking plaats, waarbij Liu
vanzelfsprekend zelf niet aanwezig kon zijn. Wel waren vele landen
uitgenodigd. Ook Nederland. Nu ben jij adviseur voor de minister
van Buitenlandse Zaken. Jouw advies wordt gevraagd over het wel
of niet bijwonen van de prijsuitreiking in Oslo. Een grote eer! Je
krijgt er veel geld voor en een goed advies verzekert je van
vervolgopdrachten. Vanwege je goede reputatie als adviseur zal je
advies zeker worden opgevolgd, vertrouwen is volop aanwezig. Je
kent de economische belangen die Nederland met China heeft, en
die het ministerie graag goed wil houden. China heeft gedreigd de
import van Nederlandse goederen te verminderen als we de
~ 20 ~
prijsuitreiking wel bijwonen. Eén van de bedrijven die hierdoor
zeker failliet zal gaan is de onderneming van je vader. Alternatieve
afnemers zijn er niet meer, dit is al onderzocht. Je vader heeft altijd
hard moeten werken voor zijn onderneming, failliet gaan zal hem
zeker in een depressie storten. De minister van Buitenlandse Zaken
kent dit belang niet.
Wat adviseer je? Wanneer geef je een waar advies? Hoe moeilijk of
makkelijk is dat voor je?
Dilemma 3: kunnen we spreken van waarachtig adviseren als de
klant jou wel vertrouwt, maar je ware advies niet opvolgt?
Het laatste onderzoek van de definitie luidt als volgt: als ik als
adviseur nu een waar advies verstrek, dat helaas niet het juiste
effect heeft bij de klant, ook al vertrouwt hij of zij mij wel, heb ik
dan niet waarachtig geadviseerd? Ik heb toch oprecht en met de
juiste competenties mijn advies gegeven? Dan heb ik toch – vanuit
mij -‐ waarachtig geadviseerd? De volgende casus illustreert deze
vraag:
Een organisatie bestaat uit een raad van bestuur die een aantal
directeuren aanstuurt. Eén van deze directeuren presteert niet
goed: de resultatenrekening laat een negatief resultaat zien, de
managers onder de directeur zijn ontevreden over het leiderschap
van de directeur en zijn al op zoek naar een nieuwe baan en ook de
kwaliteit van de dienstverlening is onder de maat. Je hebt dit als
adviseur al meerdere malen met het lid van de raad van bestuur
besproken, en zij erkent ook het probleem. Je advies echter – de
directeur uit zijn positie zetten om verdere schade te voorkomen –
negeert ze echter. Daar heeft ze een aantal goede redenen voor die
~ 21 ~
ze ook met je deelt. Jij bent van mening dat deze persoonlijke
belangen echter geen reden kunnen zijn om het advies niet uit te
voeren: voor jou staan niet deze persoonlijke belangen, maar staat
de kwaliteit van de onderneming voorop. Het lid van de raad van
bestuur beaamt dit ruiterlijk, maar negeert toch je advies. En het
lastige is: je kunt dat nog begrijpen ook, gezien haar persoonlijke
belangen en de verbinding die er tussen jullie is. Het slaat echter
alle energie uit je weg, en ook bij de klant bespeur je eerder
krampachtigheid dan bevlogenheid.
Wat doe je? Wat is hier waarachtigheid? Om het lid heen naar de
raad van toezicht om bovenstaand te bespreken? En wat als je daar
nu ook lid op de neus krijgt? Omdat de belangen nog meer
verweven blijken te zijn dan dat je had kunnen inschatten?
Een synthese naar de laatste werkdefinitie van waarachtig
adviseren
Het eerste en het derde dilemma leidt tot de conclusie dat
waarachtig adviseren niet alleen het juiste effect teweeg brengt,
maar dat het advies ook waarachtig is als het doel van de advisering
is om het juiste effect teweeg te brengen. Dat het juiste effect niet
altijd manifest wordt, is de onderdeel van de realiteit van het leven,
maar zegt niets over de intentie waarmee het advies is gegeven.
Dilemma drie voegt daar nog aan toe dat een advies in mijn ogen
echt effectief is, als het leidt tot energie, tot bevlogenheid bij klant
èn adviseur. Het tweede dilemma laat ons zien hoe waanzinnig
moeilijk het soms kan zijn om waarachtigheid te laten prevaleren
boven eigenbelang, mogelijk zelfs boven angst / bestaanszekerheid
(red je het wel financieel als je de opdracht niet accepteert?).
~ 22 ~
Het bovenstaande overpeinzend kom ik
tot de derde werkdefinitie van
waarachtig adviseren, de definiëring die
ten grondslag ligt van mijn visie. De
definitie luidt als volgt: waarachtig
adviseren is het geven van een doordacht
advies door een adviseur die zichzelf
goed kent, die de juiste intenties heeft en
die competent is. Dit advies wordt
gegeven in een sfeer van wederzijds
vertrouwen met als doel het juiste effect
teweeg te brengen bij de klant. Het juiste
effect wordt manifest als het positieve
energie oproept tussen jou en de klant,
daarbij gaat het voorbij aan persoonlijke
belangen en angst.
Ik ben dit hoofdstuk over waarachtige advisering begonnen met
bovenstaande definiëring en dilemma’s om met je de taaie
werkelijkheid van het adviesvak te delen. Om een gevoel met je te
delen hoe lastig waarachtigheid soms kan zijn. Met je te delen hoe
schrijnend het is als het goede niet zo eenvoudig bereikbaar blijkt
te zijn. Vanwege al die menselijke eigenschappen die uiteindelijk
gericht zijn op behoud van het eigen karakter. Hoe sterk de
tegenstand, de weerstand soms kan zijn.
Toch zie ik het als taak van de waarachtige adviseur om deze
tegenstand te trotseren, om in je leven het goede, het juiste te
doen. Te trachten boven onze biologische genendrift te gaan staan.
Ik ga drie onderdelen uit de definitie van waarachtig adviseren met
je doornemen. Het volgende hoofdstuk gaat over het belang van
[WAARACHTIGE
ADVISERING HEEFT
DRIE PIJLERS:
ZELFKENNIS,
VERTROUWEN EN
ENERGIE]
~ 23 ~
zelfkennis. Zelfkennis is de basis voor al het juiste handelen. Het
hoofdstuk daarna gaat dieper in op vertrouwen. Wat is vertrouwen
precies, en hoe kunnen we dit tot stand brengen? We eindigen
deze zoektocht met de poging het juiste effect teweeg te brengen.
Zoals gesteld is hier sprake van als het advies energie creëert bij de
klant en bij jou. Hoe kunnen we dat doen?
~ 24 ~
KEN JEZELF
Hoe worden we een wijs mens? Wat is de juiste wijze van
adviseren? Wanneer is een advies waarachtig? Het is mijn diepste
overtuiging dat we pas waarachtig kunnen adviseren, als we ons
zelf door en door kennen. Een advies moet gericht zijn op wat je
waarneemt, niet op wat je denkt waar te nemen. Daarvoor is
zelfonderzoek nodig: hoe zie jij bepaalde situaties, en hoe zuiver is
die waarneming? Spelen er dingen uit het verleden doorheen die je
waarneming vertroebelen? Let op: ook bovenstaand is een Ideaal.
Kunnen we onszelf ooit zo vrij maken van ons perspectief dat we
het heden echt zonder vertekening kunnen zien?
Aangeleerde patronen zitten het ‘zelf’ soms danig in de weg
Duurzame adviezen vereisen de ontwikkeling van een persoonlijk
bewustzijn: kennis van wie je bent, wat je drijfveren zijn en welke
littekens uit het verleden je ‘ware zelf’ belemmeren. Dit laatste zal
ik toelichten.
Jeugdjaren met verdriet vormen vaak mensen tot volwassenen met
een masker. Een voorbeeld: een kind stelde vroeger ‘lastige’
vragen, waar de ouders vaak geen goed antwoord op wisten. Vaak
waren het vragen over rechtvaardigheid (‘waarom mag zusje wel
~ 25 ~
wat ik niet mag’), of kritische vragen over bijvoorbeeld
geloofskwesties. Omdat de ouders wel aanvoelden dat het kind
gelijk had, maar dit niet konden toegeven (vanwege hun eigen
erfenis uit hun jeugd), raakten ze geïrriteerd (wat het kind goed
aanvoelde), en kapten vervolgens de discussie fel af met ‘discussie
gesloten’. Om de liefde en acceptatie van de ouders te behouden,
liep het kind dan vervolgens maar weg, gekrenkt. Het bijbehorende
verdriet heeft het kind nooit goed kunnen verwerken, omdat dit
voor het kind te groot was. Het kon er toen niets mee, omdat het
niet – zoals de volwassene – de mogelijkheid had om de zwakte van
de ouders te zien. Daarnaast had het geen vrijheid om te kiezen
voor hen, het kind is immers volledig afhankelijk. Conform het
gedachtegoed van Miller zal dit kind als volwassene nog steeds in
dit patroon blijven reageren, zolang hij of zij niet het verdriet heeft
toegelaten. Ze zullen bijvoorbeeld bij de keus voor een psycholoog
geen kritische vragen durven te stellen: ‘ze vinden dat ze geen
recht hebben zulke vragen te stellen, en beginnen aan zo’n
oriënterend gesprek als kleine kinderen die alsjeblieft bij niemand
een slechte indruk willen maken, kinderen die eigenlijk al blij
zouden moeten zijn dat ze niet weggestuurd worden’ (p.108). Maar
ook in samenwerkingsrelaties zal deze volwassene zeer voorzichtig
zijn in het stellen van kritische vragen.
~ 26 ~
Alice Miller noemt dit masker in haar boek ‘het drama van het
begaafde kind’ (Miller, 1996), ook wel het onechte zelf: ‘De mens
ontwikkelt een houding, waarbij hij alleen laat zien wat er van hem
verlangd wordt, en hij geheel opgaat in wat hij laat zien. Het ware
zelf kan zich niet ontwikkelen en differentiëren, omdat men
daarnaar niet kan leven’. Het ware zelf moet dus eerst de ruimte
krijgen door het stuk voor stuk afleggen van de aangeleerde
patronen, die destijds een functie hadden, maar belemmerend
kunnen werken om in het heden
waarachtig te kunnen zijn. Vergelijk het
met een spiegel met allerlei vuiltjes:
zolang de spiegel niet volledig schoon is,
zal het nooit de inkomende lichtstralen
perfect kunnen terugkaatsen. Zo is het
ook met onze geest: zolang die
vertroebeld is door erfenissen uit het
verleden, zal het in interactie met
anderen nooit een zuivere respons terug
kunnen geven.
Bevestiging van bovenstaande theorie vond ik in het gedachtegoed
van Manfred Kets de Vries. In zijn boek ‘Worstelen met de demon’
(Kets de Vries, 2003) beschrijft hij uitvoerig hoe in organisaties
oude patronen van mensen in het heden op elkaar inwerken en
welke gevolgen dit heeft voor de samenspel in de organisatie, en
uiteindelijk voor het succes of falen van die organisatie. Hij
onderscheidt verschillende ‘toneelstukken’ of ‘samenzweringen’,
die evengoed van toepassing kunnen zijn op interacties binnen
adviesrelaties. Uit zijn onderzoek is gebleken dat disfunctionele
interactiepatronen eerder uitzondering dan regel waren. Toch ben
ik vaak mensen tegengekomen waarbij ik in de interactie geen
[HET VERLEDEN ZIT HET HEDEN SOMS
DANIG IN DE WEG]
~ 27 ~
authenciteit ervoer. Die zich op momenten vreemd en irrationeel
gedroegen. Het is dan zaak je eigen ‘zelf’ goed te kennen, zodat je
niet meegezogen wordt in het theater van de ander.
Het gaat te ver voor dit visiedocument om ieder samenzwering
uitgebreid te beschrijven. Ik raad je wel aan om het boek te lezen,
omdat je daarmee sneller deze patronen leert herkennen. In mijn
eigen ervaring ben ik met name het narcistische type en het
paranoïde type tegengekomen. Een narcist is iemand die ziekelijk
van zichzelf houdt. Een mooi voorbeeld van dit type persoon wordt
geïllustreerd in de volgende anekdote: ‘de bijna mythische dirigent
Herbert von Karajan stond bekend om zijn woorden die hij sprak
toen hij in een taxi sprong en zei: “Snel snel!” “Uitstekend meneer.
Waar naar toe?” “Dat maakt niet uit, ze hebben me overal nodig”
(Zander, 2002; p. 67). Narcistische types denken dat de wereld om
hen draait, en staan niet open voor tegengeluiden. Ze omringen
zichzelf graag met jaknikkers, daarmee iedere vorm van
commentaar in de kiem smorend. Hoogmoed en egoïsme, en
daaruit volgend onuitstaanbaar gedrag, is het gevolg. Het lastige
van narcisten is dat ze vaak in beginsel een aanstekelijk
enthousiasme en energie laten zien, waar mensen zich graag in
mee laten slepen. Deze afhankelijkheid kan echter destructief
werken, omdat de narcist graag zijn macht gebruikt om op
onverwachte momenten de afhankelijke nog verder naar beneden
te drukken. Zo werd mij een keer gezegd door dit type dat ik ‘vast
vanwege mijn uiterlijk de nieuwe baan had gekregen’.
Het paranoïde type is van een andere orde. Deze zit vol met
argwaan en wantrouwen en zal zijn of haar medewerkers middels
controle willen sturen in zijn of haar werkzaamheden. Deze types
begrijpen niet dat ze vanwege hun argwaan echter alle eigen
~ 28 ~
initiatief en bevlogenheid bij de ander doden, omdat dat er in hun
ogen niet toe doet. Ze zullen vooral gericht zijn op werktijden en
het excessief controleren van je werkzaamheden. Met dit type aan
het hoofd is thuiswerken een taboe, en zal hij proberen je
aankomst-‐ en vertrektijden te controleren, zich daarmee
vergewissend dat je in ieder geval wel de uren maakt waarvoor je
bent aangenomen. Waar je vervolgens die uren mee vult bemoeit
hij zich niet mee.
De types die Kets de Vries beschrijft hebben kenmerken waarin we
allemaal wel wat van onszelf of bij anderen in herkennen. Als
echter één of meerdere van deze kenmerken zo sterk aanwezig zijn
dat ze contraproductief worden, en dat ze de interactie met alle
personen kenmerken, dan pas kan gezegd worden dat de persoon
lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Je kunt je voorstellen dat het
met een dergelijke stoornis lastig is om waarachtig te adviseren.
Het hoeft echter niet zo extreem te zijn. Ik ben er van overtuigd dat
we allemaal patronen uit onze jeugd meenemen naar het heden.
En ook deze – niet ziekelijke – patronen beïnvloeden onze
interactie.
Neurobiologisch grondslag voor aangeleerde patronen
Zowel Miller als Kets de Vries legt een duidelijke relatie tussen
huidig gedrag en ervaringen in de jeugd. Een wetenschappelijke,
neurobiologische bewijsvoering van de invloed van patronen uit de
jeugd op ons hedendaags handelen is groeiende. Zo vertelt
psychiater Witte Hoogendijk, hoogleraar biologische psychiatrie in
het tv-‐programma ‘Kijken in de ziel’, aflevering ‘kinderjaren’
(Hoogendijk, 2009) dat er inmiddels wetenschappelijk bewijs is
~ 29 ~
voor Freuds theorie dat veranderingen in de hersenen die tijdens
de kinderjaren optreden, in het latere leven moeilijk of niet te
herstellen zijn. Hij vergelijkt dit met een thermosstaat: als een kind
aan continue stress wordt blootgesteld, dan maakt het lichaam een
bepaalde hoeveelheid stresshormoon aan. De hersenen, die nog in
ontwikkeling zijn en zoekende zijn naar de ‘juiste’ waarde, meten
deze hoeveelheid en vinden die hoogte dan normaal. Een teveel
echter van dit hormoon is toxisch en tast daarmee de hersenen
aan. Daarnaast zijn de hersenen zodanig gewend aan de hoge
waarde van het hormoon, dat deze hoog blijft ook al is de
gespannen situatie al weer voorbij.
Kunnen we ooit daadwerkelijk gewoon
‘zijn’?
Is dit nog te veranderen als je volwassen
bent? Kunnen we onze geest zodanig vrij
maken van onze erfenissen, dat deze
inderdaad als een spiegel kan werken?
Zoals gezegd in het begin van dit
hoofdstuk geloof ik niet dat we volledig
vrij kunnen worden. Dit is niet iedereen
met me eens. Dit ‘zijn’ is namelijk de kern
van het (zen-‐) boeddhisme, een staat die
te bereiken is door juist het streven ernaar
los te laten. Zoals Krishnamurti zo mooi
zegt in zijn boek ‘Innerlijke eenvoud’: ‘pas als de behoefte om te
worden ophoudt, wordt het zijn actief’ (Krishnamurti, 1997). De
kern van het zenboeddhisme is dat er niets te bereiken is, want het
is er al. Het enige wat nodig is, is dat we het laten gebeuren. Het
[PAS ALS DE BEHOEFTE OM TE
WORDEN OPHOUDT,
WORDT HET ZIJN
ACTIEF]
~ 30 ~
verhaal van Eugen Herrigel (Herrigel, 1985) over zijn training in
boogschieten is een poging om de essentie van Zen uit te leggen.
Herrigel beschrijft hoe hij zo’n zes jaar les krijgt in boogschieten van
een Master. Deze master vertelt hem dat het vooral er om gaat dat
niet hij, maar het schot ‘zichzelf lost’. Het gaat om een opperst
geconcentreerd bewustzijn, waarbij de boogschieter en dat wat
geschoten moet worden niet langer twee tegenovergestelde
objecten zijn, maar samen één realiteit vormen. Hoe goed hij
echter ook zijn best doet om het schot zichzelf te laten lossen, toch
iedere keer laat echt hij de pijl los. De (zen-‐)kunst van het
boogschieten is pas bereikt, als het ego niet meer er tussen in
staat, als boog, pijl, doel en ego één geheel vormen, in plaats van
verschillende entiteiten. Dit zijn zonder ego is een aspect van ‘flow’,
waarover (Csikszentmihalyi, 1999) schrijft: ‘een bergbeklimmer
beschrijft dit aspect van de ervaring: ‘het is een zen-‐gevoel, een
meditatie of concentratie. Het gaat je onder andere om de
gerichtheid van je geest. Je moet tijdens het klimmen zien te
voorkomen dat je gedachten afdwalen, wat overigens niet per se
verlichtend hoeft te zijn. Maar als alles automatisch gaat, lijkt het
alsof je ego je tijdelijk verlaten heeft. Op de een of andere manier
doe je precies de goed dingen zonder erbij na te denken (…) Het
gebeurt gewoon’’. En verderop schrijft hij: dit ‘jezelf verliezen’ gaat
soms vergezeld met een gevoel van eenwording met de omgeving
(p. 92, 93).
Vertaald naar het doel van dit visiedocument – op zoek naar hoe
we waarachtig kunnen adviseren – zou bovenstaand kunnen
betekenen dat we ons niet langer als een separate persoonlijkheid
ervaren, die tegenover andere mensen in deze wereld staan, maar
met een scherp bewustzijn één zijn met onze omgeving. Als we
kunnen adviseren zonder dat wij het zijn die adviseren, maar dat
~ 31 ~
‘het’ adviseert. Hard trainen om de ‘techniek’ onder de knie te
krijgen is echter nodig, gezien de overeenkomsten tussen de
voorbeelden van het boogschieten en de bergbeklimmer. Of anders
gezegd: de vuiltjes op de spiegel zijn pas echt weg als ‘het’
adviseert.
Interactie maakt ons iedere keer bewust van ons ‘zelf’
Het moeilijke van bovenstaande staat van ‘zijn’ is echter dat we in
interactie toch iedere keer weer worden geconfronteerd met ons
‘zelf’. Onlangs vertelde ik bijvoorbeeld in een groep controllers
spontaan iets over de invloed van onze jeugd op ons hedendaagse
gedrag, waarop mijn buurman reageerde met de opmerking ‘wat is
dat nu voor koud van de grond psychologie’. En hop, daar was de
gerichtheid weer op mijn ‘zelf’. Ik twijfelde aan mijn woorden, kon
niet zo snel een weerwoord bedenken. Dacht dat als ik met het
boek van Miller aan zou komen, hij mij nog meer zou beschimpen.
Deze man was duidelijk niet thuis in de door mij gelezen literatuur,
en toch voelde ik me kwetsbaar. Ik was uit mijn flow en weer
gericht op mijn zelf, dat zich aangevallen voelde door deze
ongenuanceerdheid. Csikszentmihalyi (1999) schrijft hierover: ‘wij
worden honderden keren per dag herinnerd aan de kwetsbaarheid
van ons zelf. En elke keer moet de orde in ons bewustzijn hersteld
worden, wat geestelijke energie kost’. Achteraf wist ik natuurlijk
heel goed wat ik had moeten zeggen. Ik had kunnen vragen waarop
hij zijn oordeel baseerde. Ik had kunnen benoemen hoe zijn
opmerking bij mij binnenkwam. Maar ik reageerde in het door mij
bekende patroon, ik viel stil. Omdat het een erfenis uit het verleden
bij mij triggerde.
~ 32 ~
Waarachtig worden we als we deze kwetsbaarheid allereerst bij
onszelf leren zien, leren voelen, kunnen zien wat dat met ons doet
in gedrag en gedachten en onszelf toe staan om eventueel vroeger
verdriet de ruimte te geven. Als we bewust worden van het feit dat
we vaak in dezelfde rol schieten die de ander bij ons oproept. Als
we keer op keer weer in bekende situaties terecht komen die we
eigenlijk niet wensen. Bewustwording vraagt een zeer actieve rol
van je zelf. Het is van belang om goed naar je eigen reacties te
kijken, alert te zijn op je gedrag, met bijbehorende gedachten en
gevoelens. Negatieve gedachten over een ander wijzen vaak op een
onderliggend verdriet. Fysieke spanning in bepaalde situaties
evenzeer. Maar ook grootheidswaanzin is volgens Miller een uiting
van een verdrongen verdriet. Het is, met andere woorden, hard
oefenen, elke dag weer. Door bijvoorbeeld momenten van
kwetsbaarheid (achteraf) nog ruimte te geven en te overdenken
hoe je een andere keer zou willen reageren. Als het je niet alleen
lukt omdat de erfenis uit het verleden te zwaar is, dan kan het
prettig zijn hier hulp bij te zoeken.
Vind ik mezelf wijs? Het zou erg on-‐Hollands zijn als ik deze vraag
zou beamen, maar ik weet dat ik dit zeker niet ben. Niet Wijs met
een hoofdletter, wel wijzer. Ook ik word nog geregeld
geconfronteerd met erfenissen uit het verleden waarbij ik pas
achteraf bedenk hoe ik had kunnen handelen. Maar dat vind ik al
een mooie stap. Omdat ik goed kijk hoe interacties bij mij werken,
iets wat lang niet iedereen doet. Het grappige is tevens dat ik van
het boeddhisme niet hoef te streven naar het Ideaal van complete
wijsheid, want ieder streven zal mij juist verder wegvoeren van dit
doel. Het loslaten van het streven sluit echter de dagelijkse
oefening hierin niet uit. Mezelf liefdevol observeren in alle
interacties is het beste wat ik kan. Nog verder gaat S. Noorda in de
~ 33 ~
Trouw van 9 januari 1999 die stelt dat de hoogste wijsheid is het
hebben van lol in je eigen beperkingen. En met het vrolijk
observeren is er ruimte voor oprechte interesse in (of anders
gezegd ‘liefde voor’) de ander, waarmee de eerste basis voor het
kweken van vertrouwen is gelegd. Daarover meer in het volgende
hoofdstuk. Samenvattend over dit deel kan het volgende worden
gezegd:
Ken uzelf:
- Wordt bewust van je masker, je patronen en je
verdedigingsmechanismen
- Oefen dagelijks in het afzetten van dit masker (eventueel met
hulp als de erfenissen uit het verleden taai zijn)
- Incorporeer het Ideaal van de heldere spiegel, maar laat het
streven ernaar los.
~ 34 ~
KWEEK VERTROUWEN
Adviesrelaties kunnen alleen maar tot succes leiden als de klant de
adviseur vertrouwt. Vertrouwt dat hij of zij competent is, zijn of
haar afspraken nakomt, en vertrouwt dat hij of zij het beste met de
ander voor heeft. Maar ook andersom geldt dat er vertrouwen
moet ontstaan. Is er vertrouwen dat de klant de relatie echt wil
aangaan? Durft de klant zijn ware zelf te tonen? Is er vertrouwen in
de competenties van de klant? En is hij of zij oprecht?
Vertrouwen is echte verbinding leggen en vereist wederzijdse
zuivere waarneming
Vertrouwen gaat om verbinding leggen. Zoals bekend duurt het
lang om vertrouwen op te bouwen, maar is het zo maar teniet
gedaan. Vertrouwen is de smeerolie in relaties. Vertrouwen bouw
je op door zelf vertrouwenwekkend gedrag te tonen, en door het
gedrag van de ander zodanig waar te nemen en te spiegelen, dat
deze ander zich vertrouwd voelt. Hoe minder je jezelf kent, hoe
slechter deze waarneming van het gedrag van de ander gebeurt.
Hoe meer storende elementen er komen in de interactie tussen jou
en de klant. Maar ook andersom geldt dit natuurlijk. Als de klant
~ 35 ~
zichzelf onvoldoende kent, is de kans groot dat ook hij of zij het
gedrag van de adviseur een keer verkeerd interpreteert. Een mooi
voorbeeld is het verhaal dat mij een keer ter ore kwam. Een
adviseur die al langere tijd werkzaam was voor een klant had
tijdens een opdracht lacunes gesignaleerd in het financiële systeem
van de klant. Procedures moesten worden aangepast om het
geheel ‘accountantproof’ te krijgen. Vanuit zijn enthousiasme om
bij te willen dragen aan de optimalisatie van deze organisatie,
stuurde hij de opdrachtgever een e-‐mail met zijn constatering en
de vraag of zijn adviesbureau daar nog iets in kon betekenen. De
klant reageerde hierop zeer geagiteerd en ging flink tekeer, deze
manier van acquisitie stelde hij niet op prijs. Het was vooral de
opvliegende manier waarop de klant reageerde die mij in dit
verhaal deden vermoeden dat de adviseur hier iets had geraakt bij
de klant dat hij niet durfde of niet kon tonen, maar wat zijn gedrag
op dat moment volledig beïnvloedde.
Interacties tussen mensen zijn zo lastig, omdat we elkaars
gevoeligheden of elkaars drijfveren vaak niet kennen. Wat zich
onder de oppervlakte van de ander afspeelt, blijft meestal
verborgen. We kunnen de ander niet dwingen om deze laag bloot
te leggen. Helaas zou ik zeggen, want zodra dit wel gebeurt, komt
juist de echte verbinding tot stand. Als we meer snappen hoe het
gedrag van de ander gedreven wordt door onderliggende waarden
en vuiltjes op de spiegel, ontstaat begrip voor de ander, en kunnen
we het gedrag van de ander beter plaatsen. In het zojuist
genoemde voorbeeld zou het ideaal zijn als de adviseur aan de
klant kon vragen waar zijn heftige reactie vandaan kwam, waarom
zijn e-‐mail een dusdanige emotie had opgeroepen. Daarvoor is het
van belang dat er een gevoel van veiligheid wordt ervaren door de
klant. Echter nog meer van belang is dat de klant ook werkelijk naar
~ 36 ~
zichzelf kan en durft te kijken. Hoe meer pijn hier zit, hoe meer
verdriet, hoe groter het schild kan zijn dat iemand voor zich
optrekt. Breek daar maar eens doorheen. Zo kan het in het
voorbeeld gebeuren dat de adviseur de klant verliest, omdat hij
onbewust geprikt heeft in het pantser van de klant, en deze klant
besluit zijn schild nog hoger op te trekken. De integere opstelling
van de adviseur wordt hier door de klant verkeerd gelezen.
Afstemmen van je gedrag op de ander helpt om vertrouwen op te
bouwen
Als adviseur proberen we meestal zulke situaties te voorkomen.
Een competente adviseur heeft een palet aan gedragswijzen
zodanig geïnternaliseerd dat hij of zij met verschillende type
mensen om kan gaan. Zo leerde ik cursisten in de cursus
‘gesprekstechnieken’ een vierdeling in gedrag van mensen,
gebaseerd op de typologie van Dr. Carl Jung (Psychological Types).
Hij verdeelde menselijk gedrag in vier kwadranten: extravert versus
introvert, en denken versus voelen. Door deze dimensies in een
kwadrant te plaatsen, ontstaan er vier gedragstypes. Maar ook kan
je aanwijzingen geven over hoe de mensen met dit gedragstype het
beste benaderd kunnen worden. Een ander voorbeeld van een
dergelijk kwadrant denken is de Myers-‐Briggs typologie, welke niet
twee, maar vier dichotomieën beschrijft. Moeder en dochter Briggs
“began creating the indicator during World War II, believing that a
knowledge of personality preferences would help women who
were entering the industrial workforce for the first time to identify
the sort of war-‐time jobs where they would be "most comfortable
and effective"” (Wikipedia, 2010). Was de opzet van dit instrument
dus vooral gericht op een analyse van het eigen gedrag en in welke
~ 37 ~
werkomgeving dit het beste zou passen,
de methode is omgedraaid om mensen
beter te leren kennen, en dus, hoe je je
eigen gedrag hier op kan afstemmen.
Maar wat heeft het afstemmen van je
gedrag op anderen nog met waarachtig
adviseren te maken? Is het niet een vorm
van zelfverloochening als we onze eigen
stijl aanpassen aan het gedrag van de
ander? Spelen we dan niet hetzelfde
spelletje mee? Geven we dan werkelijk
betekenis aan ons eigen leven, en dat van
de klant? Deze vragen worden vaak
weggewuifd met het argument dat
gedrag vaak maar een oppervlakte-‐uiting
is. Met het aanpassen van je gedrag, pas je nog niet je eigen
overtuigingen aan. Maar bereiken we er echte verbinding mee?
Met andere woorden, hoe effectief is dit werkelijk?
Waarachtig adviseren is in mijn ogen alleen maar mogelijk als er
een werkelijke verbinding tussen adviseur en klant tot stand is
gekomen die verder gaat dan de oppervlakte. Wanneer er een
dusdanig vertrouwen is ontstaan dat beide mensen open durven te
staan voor elkaar, ze hun kwetsbaarheden kunnen tonen zonder
bang te hoeven zijn dat de ander hier misbruik van maakt.
Wanneer ze samen kunnen lachen over elkaars onvolkomenheden
en waar energie tot stand komt, in plaats van waar energie wordt
afgebroken door machtsstrijd. Werkelijk vertrouwen, werkelijke
verbinding gaat dieper dan het kunstje.
[IS HET AFSTEMMEN
VAN JE GEDRAG OP
DE ANDER EEN
TRUUKJE, OF
NOODZAKELIJK VOOR
HET OPBOUWEN
VAN
VERTROUWEN?]
~ 38 ~
Om tot dit ideaal te komen, kunnen genoemde typologieën echter
wel een eerste hulpmiddel zijn om dit vertrouwen tot stand te
brengen. Immers, vertrouwen moet worden opgebouwd, het kan
niet onmiddellijk worden afgedwongen. Daarvoor is wederzijdse
kennismaking van belang. Daarnaast zijn er nog een aantal
manieren waarop de ontwikkeling van vertrouwen kan worden
beïnvloed. Tijdens mijn doctoraatperiode heb ik onderzoek gedaan
naar hoe vertrouwen zich tussen mensen ontwikkeld die een joint
venture starten (Boersma, 1999; Boersma, Buckley, & Ghauri,
2003). Hieruit kunnen we een aantal lessen halen, die ik – nu 12
jaar verder -‐ zal vermengen met de lessen uit eigen ervaring.
Wederzijdse behoefte aan elkaar leidt tot economisch vertrouwen
Om de opbouw van vertrouwen succesvol te laten starten, is het
belangrijk dat er een wederzijdse behoefte aan elkaar is. Je hebt de
ander nodig om iets tot stand te brengen wat je alleen niet kunt. Zo
worden adviseurs vaak ingezet omdat het aan competenties en tijd
ontbreekt om een bepaalde klus zelf te klaren. Bij projecten is het
dan vaak economisch verstandiger eenmalig het geld uit te geven
aan een adviseur, dan middels contracten vast personeel binnen te
halen. Voor de adviseur geldt dat hij of zij behoefte heeft aan
opdrachten voor het overleven van het adviesbureau / te voorzien
in het eigen bestaan. Tevens geldt dat zolang deze behoeften ook
elders vervuld kunnen worden, er geen sprake is van
afhankelijkheid. De behoefte aan de ander, en de beschikbaarheid
van alternatieven bepaalt dus de relatieve waarde van de partner
(Nooteboom, 1996). Hoe hoger de relatieve waarde van de partner,
hoe afhankelijker je van de partner bent.
~ 39 ~
Balans in deze afhankelijkheid wordt dus bepaald door de
symmetrie in de waarde die partners voor elkaar hebben. Als de
adviseur een grote orderportefeuille heeft (alternatieven), en een
grote reserve heeft opgebouwd, is zijn afhankelijkheid van de klant
laag.
In mijn onderzoek ontdekte ik dat vertrouwen grotendeels is
gebaseerd op de hiervoor beschreven relatieve waarde van de
partner en daaraan gerelateerde afhankelijkheid. Immers, als de
ander afhankelijk is, dan zal diegene een eigenbelang hebben zich
goed te gedragen. Dit vertrouwen -‐ gebaseerd op gepercipieerd
eigenbelang van de ander – wordt ook wel ‘economisch
vertrouwen’ genoemd. Er zijn hele wetenschappelijke discussies
gaande of je hier wel over vertrouwen mag spreken1. Visueel ziet
de relatie tussen bovengenoemde concepten er als volgt uit:
1 Voor de geïnteresseerden: Hosmer (1995) heeft hier een prachtig artikel over geschreven.
~ 40 ~
Van belang om te noemen is dat het om percepties over elkaar
gaat. Ik weet immers als adviseur niet volledig hoeveel behoefte de
klant aan mij heeft. Mogelijke alternatieven zou ik beter kunnen
weten omdat ik mijn concurrenten zou moeten kennen, maar ook
dat kan ik nooit in zijn geheel overzien. Andersom geldt dit
evenzeer: de klant kent niet mijn financiële status, en kent ook niet
mijn orderportefeuille. Als adviseur kan ik deze perceptie op talloze
manieren beïnvloeden, ik kom daar zo op terug.
~ 41 ~
Deze gepercipieerde afhankelijkheid heeft effect op het gedrag van
de partijen. Hoe groter de vermeende afhankelijkheid van de klant
richting de adviseur (gezien door de ogen van de adviseur), hoe
meer de adviseur ‘kan maken’. Anderzijds, hoe groter de macht van
de klant ten opzichte van de adviseur, hoe meer diplomatie en tact
de adviseur zal inzetten in de omgang met de klant. In het
voorbeeld dat ik in het begin van het hoofdstuk noemde zou de
adviseur dus eerder de kritische vragen durven stellen, als hij of zij
onafhankelijk was geweest van de klant.
Maar hé, is dit dan wel waarachtig? In de dagelijkse praktijk zal het
vaak zo werken. Er moet toch brood op de plank komen. De
piramide van Maslow geldt ook voor ons. Het ideaal is echter dat
we ondanks onze afhankelijkheid toch het werkelijk goede doen.
Als we trouw blijven aan onze waarden, ook al geeft dit een (korte
termijn) verlies. Maar dit vereist kracht, echte kracht en
vertrouwen in je zelf. Meestal met een
verrassend resultaat. Zo las ik in het
boekje ‘Verkopen met tegenwind’
(Leer, 2010), het verhaal van een
verkoper die op zijn laatste werkdag in
die functie, vol bravoure zijn product
presenteerde in een management
team. De brutaliteit waarmee hij dit
deed voelde zelfs voor hem
ongemakkelijk, maar vanwege het feit
dat hij niks meer te verliezen had,
voelde hij zich volledig vrij van alle
conventies die hij de afgelopen jaren
zich had eigen gemaakt. Met als
resultaat dat hij de opdracht kreeg… .
[GAAN WAARACHTIGHEID
EN FINANCIËLE
BESTAANSZEKERHEID
WEL SAMEN?]
~ 42 ~
Deze basis van vertrouwen is prima voor de beginfase van iedere
samenwerkingsrelatie. En zonder wellicht met deze dimensie in ons
achterhoofd werken we er met z’n allen aan: we netwerken via
sociale media en bijeenkomsten om onze waarde naar anderen te
tonen, om te laten zien hoe aantrekkelijk we zijn als partner. We
vragen om aanbevelingen van vorige klanten om onze uniciteit te
duiden. We bouwen websites waarin we ons onderscheiden van
onze concurrenten, en tijdens het intakegesprek bevestigen we de
behoefte van de klant richting mogelijkheden die wij nu juist
kunnen leveren. De adviseur kan zijn relatieve waarde tevens
verhogen middels het verwerven van unieke competenties, of er
voor zorgen dat hij of zij financieel onafhankelijk wordt van de
klant; alles met als doel onze waarde te vergroten (als resultante
van de behoefte die een klant aan ons zou hebben, en de uniciteit
van de adviseur).
Samenvattend: kweek vertrouwen door in de beginfase te zorgen
voor een relatief hoge economische waarde van jezelf.
Een persoonlijke band vormt de basis voor emotioneel
vertrouwen
Echter, wat er in bovenstaande activiteiten gebeurt, is dat we niet
alleen onze economische waarde laten zien, maar tegelijk tonen we
‘wie we zijn’. Tegenwoordig kunnen we onszelf uitgebreid
presenteren op Linkedin: we zetten niet alleen onze werkervaring
er neer, maar laten ook zien welke boeken we lezen, welke
groepen we interessant vinden. Aanbevelingen gaan vaak ook over
‘hoe plezierig het was om met je te werken’, en welke andere
sociale karaktertrekken jou zo uniek maken.
~ 43 ~
En daarmee komen we op de tweede bron van vertrouwen, ook
wel emotioneel vertrouwen genoemd. Opdrachten van klanten
worden immers vaak verstrekt als je elkaar eerst – zonder een
direct doel – hebt leren kennen. Als je hebt ontdekt dat je elkaar
vindt in je drijfveren en overtuigingen. Als je een band hebt kunnen
opbouwen, misschien zelfs wel vriendschap. Bij concurrentie met
andere adviseurs helpt het dan zeker dat je elkaar al eerder hebt
ontmoet. Van emotioneel vertrouwen kan je spreken als de klant je
vertrouwt, niet omdat hij of zij denkt dat
jij een eigen belang hebt om je goed te
gedragen, maar omdat hij of zij gelooft
dat jij je goed gedraagt vanwege zijn
belang. Met andere woorden: de klant
gelooft dat jij je voor hem of haar inzet
(vertrouwt je), ook al heb je geen
behoefte aan de klant en zijn er 10
andere opdrachten die op je liggen te
wachten. Zelfs als er zich een
mogelijkheid voordoet om voordeel te
behalen, laat je die mogelijkheid
voorbijgaan vanwege het belang van de
ander. Let op: zelfs een lange termijn
reputatie-‐effect is hier geen reden om je
goed te gedragen, dit zou immers goed
gedrag wegens een eigen belang zijn.
Nee, bij emotioneel vertrouwen gaat het echt om het belang van
de ander. De bron van vertrouwen is in de deze definitie een band
van vriendschap of de betekenis die de relatie werkelijk voor je
heeft /die je er aan geeft.
[VERTROUWEN
KENT TWEE
BRONNEN: EEN
GEPERCIPIEERD
EIGEN BELANG VAN
DE ANDER EN
EMOTIONELE
BANDEN]
~ 44 ~
Deze bron werd tijdens één van interviews met een bestuurslid van
een joint venture prachtig verwoord: de partner had een voorstel
gedaan in het belang van de ander (meer dan zijn eigen belang),
omdat hij van een Japanse joint venture partner had geleerd dat
‘een joint venture geen gewone zakelijke overeenkomst is, maar
gezien moet worden als een ‘heilige verbinding’’. Dat de partner
van de joint venture deze uitspraak zo mooi vond, vertelde veel
over hoe hij als mens tegen de wereld en tegen samenwerking
aankeek. En het bleef niet bij alleen deze visie, het gedrag was in
lijn hiermee, en dus zeer coöperatief (hij leende de partner geld,
terwijl hij ook had kunnen besluiten de joint venture te stoppen).
De gebeurtenis vormde de basis voor de verdere ontwikkeling van
echte vriendschap tussen de twee bestuursleden.
Het creëren van deze tweede bron van vertrouwen kost
aanmerkelijk meer tijd: netwerkborrels, nieuwjaarsrecepties,
branchebijeenkomsten zijn de platforms waarop ‘de banden’ weer
eens worden aangehaald en nieuwe afspraken tot stand worden
gebracht. Versnelling van het proces vindt plaats als een goede
relatie je introduceert bij weer een goede relatie van hem of haar:
zie hier de kracht van de sociale netwerksites als Linkedin of
Facebook. Uiteindelijk gaat het er dan om dat ‘de klik’ er is en dat
de tijd wordt gemaakt om deze te verdiepen. Anders gezegd, dat je
elkaar ontmoet op een wezenlijk niveau, kwetsbaar en zonder
masker.
En dan verder?
Zodra de basis is gelegd, komt het er op aan de verwachtingen
waar maken die je in het begin hebt neergezet. De verbinding
~ 45 ~
bevestigen, niet alleen gedurende het economische nut, maar ook
buiten de opdrachten om. Relatiebeheer heet zoiets ook wel, maar
die term vind ik te koud. Bouwen aan de relatie vind ik mooier,
bouwen aan een relatie waarin een waarachtige verbinding tot
stand komt. Een verbinding waarin je emotioneel open staat voor
elkaar. Zodra dat er is, kunnen de eerder genoemde ‘hulpmiddelen’
overboord. Maar god, wat kan het werkelijk aangaan van zulke
ware relaties moeilijk zijn. Dat vergt veel doorzettingsvermogen en
vertrouwen in je zelf.
Om dit vertrouwen mogelijk te maken, is alles wat ik in het
hoofdstuk ‘Ken jezelf’ heb genoemd van belang. Is dit voldoende?
Zijn we in staat om vertrouwen te tonen naar een ieder, als we
onszelf voldoende kennen en als een spiegel naar de klant kunnen
fungeren? Van kinderen wordt vaak gezegd dat ze als spiegel voor
ouders fungeren, zijn ze daarmee ook een goede adviseur? Ja en
nee. Ja, omdat –als de ouder er voor open staat – ze direct
feedback geven op je eigen gedrag. Nee, omdat die feedback zo
rauw gebeurt, namelijk in direct eigen gedrag. Daarmee bereiken
ze de ouder vaak niet als dit gedrag sociaal niet acceptabel is. Zo
gaat het ene kind schreeuwen als het onheus bejegend wordt,
gedrag dat de ouder in eerste instantie niet direct tot denken zet.
Later wel, als begrepen wordt welke boodschap het kind eigenlijk
wil overbrengen. De ander gaat huilen, maar ook dat kan anders
aankomen bij de ouder.
Als adviseur moet je mijns inziens nog over een aantal
competenties beschikken om de weerkaatsing van het gedrag van
de ander in jouw spiegel op een wijze, respectvolle manier te laten
terugkaatsen. Ik noem dan met name een empathisch vermogen en
diplomatie en tact. Empathisch vermogen is het vermogen om de
~ 46 ~
gevoelens en de houding van anderen aan te voelen, waar te
nemen en te begrijpen. Iemand met dit talent laat zien zich bewust
te zijn van de manier waarop acties direct en indirect impact
hebben op anderen. Hij of zij toont begrip voor en fijngevoeligheid
aangaande de gevoelens van de ander. Diplomatie en tact zijn
vervolgens nodig om met respect en correct om te gaan met de
waarneming, vanuit empathie.
Tot slot
En als die band er dan is, als er dan emotioneel vertrouwen is en je
beschikt over de juiste competenties, kan dan altijd waarachtige
advisering plaatsvinden? Laten we eens een casus ter hand nemen:
Als interne adviseur heb je de afgelopen jaren een goede en
vriendschappelijke band kunnen opbouwen met één van de
bestuurders. Jullie zien elkaar ook buiten de organisatie om en
delen naast werk gerelateerde zaken ook persoonlijke besognes
met elkaar. Op een zekere dag neemt de bestuurder je in
vertrouwen dat een fusie tussen jullie organisatie en organisatie X
op handen is. Dit is vooral voordelig voor de bestuurder zelf, omdat
hij vervroegd kan uittreden met een riante bonus toe. Hij benoemt
ook voordelen voor de organisatie, maar je merkt aan alles dat dat
voor hem niet het hoofdmotief is. Na een paar nachten slapen, kom
je tot de conclusie dat de fusie helemaal niet zo’n goed plan is. Je
deelt met de bestuurder je twijfels en zorgen, maar deze worden
met gemak weggewuifd. In je advies daarna ga je dieper op hem in
en benoemt wat je ziet: dat zijn persoonlijke gewin boven het
gewin van een fusie wordt gesteld, en dat je je hier niet in kunt
vinden. Wat dat doet met je beeld van hem. Dat dit gedrag van
~ 47 ~
hem je eigenlijk tegenvalt, hoewel je hem een vervroegd pensioen
zeker gunt. Maar niet op deze manier. Het heeft helaas niet het
beoogde effect, en twee jaar later ben je onderdeel van een grote
fusieorganisatie en ben je je vriend kwijt.
Was dit waarachtige advisering? Conform de definitie zeker. Omdat
je in de sfeer van het initiële vertrouwen het ware hebt kunnen
uiten, met de bedoeling een juist effect tot stand te brengen.
Waarachtig adviseren heeft dus vertrouwen nodig, maar
vertrouwen leidt niet altijd tot het bedoelde effect. Vertrouwen is
echter wel noodzakelijk om het bedoelde effect de kans te geven.
Om dit vertrouwen op te bouwen, moet de adviseur eerst veel van
zichzelf laten zien, zowel qua inhoudelijke als persoonlijke
vaardigheden. Een juiste dosering is daarbij cruciaal, het hanteren
van een aangeleerde vaardigheden kan hierbij helpen. Daarmee
draagt de adviseur bij aan de bouw van één steunpilaar, waarop
vertrouwen kan rusten. Dit is het maximale wat de adviseur kan
doen. In dit aanbod van vertrouwen is het dan aan de klant of hij of
zij wil meegaan in de bouw van de andere steunpilaar, en of hij of
zij je vervolgens toelaat tot zijn of haar lagen onder de oppervlakte.
Waarachtig adviseren is ook ‘nee’ zeggen, als de verbinding niet
goed gaat voelen, en je als adviseur slechts gebruikt wordt als
speler in het toneelstuk van de klant. Dit merk je als er geen
werkelijk gesprek, geen echte dialoog ontstaat. Als je gedachten
tijdens het gesprek afdwalen. Als gesprekken energie kosten in
plaats van opleveren.
En daarmee komen we op de derde pijler van waarachtige
advisering, namelijk het creëren van het juiste effect, dat manifest
wordt als het positieve energie oproept tussen jou en de klant,
daarbij voorbij gaat aan persoonlijke belangen en angst.
~ 48 ~
Kweek vertrouwen:
- Maak jezelf aantrekkelijk voor de klant door het verwerven van
unieke competenties en het hanteren van (aangeleerde)
vaardigheden. Gedraag je onberispelijk.
- Begin met vertrouwen in de ander totdat het tegendeel wordt
bewezen.
- Laat je identiteit zien op sociale websites en tijdens
bijeenkomsten. Waar sta je voor in het leven? Wat zijn je
passies, je overtuigingen? Ga op zoek bij de ander naar gelijke
overtuigingen, denkbeelden, levensmotto’s en drijfveren.
Werk hiermee aan het bouwen van de juiste verbinding die
verder gaat dan de schijnwerkelijkheid waarin we vaak met
elkaar interacteren.
- Maak de verwachtingen waar. Het opbouwen van vertrouwen
vergt vooral doorzettingsvermogen en standvastigheid.
~ 49 ~
CREËER ENERGIE
‘Hoop doet leven’
Kernvraag voor dit hoofdstuk is: wat wil je als adviseur echt
bereiken bij de klant? Wanneer vind je een adviestraject succesvol?
De opdrachten die mij zijn bijgebleven, zijn die trajecten waarbij ik
bij de klant energie zag ontstaan, zin om met het vraagstuk, met
het project of de uitkomsten aan de gang te gaan. In mijn visie is
het de plicht van iedere adviseur om naar dit ideaal te streven: dat
je werkelijk iets hebt geraakt bij de klant, zoals een rimpeling in het
water bij het gooien van een steen. Dat het adviestraject betekenis
heeft gegeven. Of anders gezegd conform de definitie uit hoofdstuk
2: als het advies positieve energie oproept bij de klant, daarbij
voorbij persoonlijke belangen en angst gaat. Hoe doen we dat? Ik
wil beginnen met een voorbeeld waarbij dit werkelijk gebeurde.
Een zorgorganisatie vroeg mij een presentatie te geven over een
kostprijsmodel dat ik gemaakt had. De presentatie was onderdeel
van een visiedag voor het management van de organisatie. De
onderliggende vraag was: ‘geeft ons input vanuit jouw vakgebied,
zodat wij dat samen met andere inhoud kunnen integreren tot een
rode draad voor onze organisatie voor de komende jaren’.
Allereerst had ik –conform de vraag-‐ de uitkomsten van het model
op sheet gezet. Zelf voelde ik hier onvrede over, zou dit hen helpen
~ 50 ~
om echt die rode draad te vinden? Zouden de uitkomsten van het
model hen de energie geven die ze nodig hadden om verder te
gaan? Wat lag nog onder de vraag van de ‘rode draad’? Omdat ik al
voor langere tijd verbonden was aan de organisatie wist ik over de
onvrede die er heerste over een aantal zaken. Ik besloot daarop
mijn presentatie om te gooien: ik maakte van de originele
presentatie een bijlage, en gaf mijn nieuwe voordracht de titel ‘een
visie voor organisatie X vanuit een filosofisch perspectief’. Mijn
boodschap was dat ze – door zich te richten op alle instrumentele
activiteiten (meestal verplicht door externe instanties) – ze het
zicht waren kwijtgeraakt op hun passie, de reden waarom ze voor
de zorg hadden gekozen. Waren ze nog wel gericht op het leveren
van Goede Zorg? En wat betekende deze waarde voor hen? Ik
toonde begrip voor het spanningsveld dat er altijd is tussen de
Idealen die we nastreven, en de weerbarstige dagelijkse praktijk
waar we mee te maken hebben. Maar dat werkelijke passie en
energie pas echt weer opgeroepen kan worden door juist wel met
elkaar in dialoog te gaan over het Grote Begrip, het Ideaal en de
Waarheid. En daarbij te accepteren dat een vertaling naar de
praktijk altijd deze Waarheid inperkt.
Spanningsveld tussen ideaal en realiteit is de realiteit
Lenette Schuijt (Schuijt, 1999) zegt op pagina 109 hierover: ‘de ziel
houdt van oningevulde antwoorden, associatieve beelden die de
ruimte laten voor de eigen verbeelding. Niet het antwoord, maar
een vraag, een beeld, een metafoor voedt de ziel. Zoals het wezen
van de ziel niet te beschrijven is, maar slechts op te roepen is in
beelden en verhalen, zo kan een leven vol bezieling niet zonder
~ 51 ~
mysterie. Door het moderne rationele
denken heeft een onttovering van de
wereld plaatsgevonden’.
Dit is ook precies wat er in de zorg en het
onderwijs is gebeurd. Het ministerie van
VWS heeft getracht om een balans te
creëren tussen goede zorg en de
bekostiging hiervan. Ik geloof oprecht
vanuit De Idee van Goede Zorg. Om
echter de kosten beheersbaar te houden,
werd ook een ander ideaal gecreëerd,
namelijk die van het marktdenken. De
vertaling van het ideaal van Goede Zorg
ging hiermee echter mank. Want het
marktdenken werd vertaald in termen als
vraaggerichtheid, vrije toegang van aanbieders,
keuzemogelijkheden van de cliënt, prikkelen van aanbieders om
goed te presteren, bedrijfsmatig opereren, innovatief, flexibel en
transparant. En om dit weer mogelijk te maken, ontstonden
kwaliteitscriteria en de functiegerichte bekostiging met velerlei
regels waaraan de zorgende zich moet houden. Het toppunt was
een verhaal over een verpleeghuis dat mij ter ore kwam: om de
optimale bezetting te bepalen op een afdeling, was het aantal
minuten gemeten dat een verplegende aflegde van de patiënt naar
de keuken, of naar een andere ruimte. Deze tijd opgeteld bij wat
een verplegende aan een handeling zou mogen besteden,
bepaalden de tijd die nodig was voor een groep patiënten. Probeer
hier als adviseur maar weer eens een gesprek te beginnen over
Goede Zorg. Grote kans dat de bijeenkomst in het teken zal staan
[EEN IDEAAL OMZETTEN IN
PLANNEN LEIDT
ONHERROEPELIJK
TOT EEN ONTZIELING
VAN DIT IDEAAL]
~ 52 ~
van de frustraties die deze rationalisering met zich mee heeft
gebracht. De vertaling van een ideaal is dus nog niet zo makkelijk.
De taak van de adviseur: geloof creëren in het ideaal (zonder
wonderen te beloven)
Toch is mijn pleidooi dat het de kracht van de adviseur moet zijn
om deze frustraties dusdanig te begeleiden dat er weer ruimte
komt voor het vergezicht, het Ideaal. Deze energiecreatie was ook
precies het succes van Obama in de startperiode van zijn
presidentschap van Amerika. Met zijn retorische kwaliteiten wist hij
hoop te creëren op een betere toekomst, een vergezicht te
scheppen waardoor mensen geraakt werden en er nieuwe energie
ontstond. Veel mensen vallen hem nu af, nu de werkelijkheid niet
zo mooi blijkt te zijn als dat hij ons voorhield. Deze mensen noem ik
naïef (en juist niet die mensen die nog steeds achter hem staan).
Het is immers inherent aan idealen dat zij lastig te verwezenlijken
zijn. Het gaat om het geloof in deze idealen dat energie tot stand
brengt, en waardoor dit ideaal wat dichter benaderd kan worden.
Hoop is de motor voor iedere samenleving, voor ieder mens. Het
geeft ons de kracht om voort te bestaan. De Waarheid kan echter
nooit werkelijkheid worden, ‘het is de maat en de waarde, het
ideaal waar ieder mens naar moet streven’ (Riemen, 2009).
In andere woorden, het gaat erom dat je je realiseert dat een
positieve gedachte, een positief paradigma krachtiger is dan een
negatieve gedachte. Toch hechten we vaak meer belang aan onze
negatieve gedachten. Hoe vaak ik in het begin wel niet een stem in
mijn binnenste hoorde die het schrijven dit visiedocument
beschimpte. Waarom hechten we zo aan deze negatieve
~ 53 ~
gedachten? Waarom ervaren we ze vaak als meer ‘waar’ dan de
positieve? Omdat het veiliger is? We zijn immers in ons leven al zo
vaak teleurgesteld geraakt, omdat onze ambities moeilijk
realiseerbaar bleken. Kijk maar naar Obama: ook hij maakt zijn
beloften niet waar. Als je echter onthoudt dat je met negatieve
gedachten helemaal niets meer in gang zet, maar dat het eerder
alle inspiratie doodt, waarom zou je dan toch niet iedere keer weer
opnieuw kiezen voor het positieve? Waarom kiezen voor veiligheid
zonder levensenergie? Omdat onze genen ons leiden naar sociale
borging; omdat sociale exclusie vroeger werkelijk levensbedreigend
was? Waarom niet kiezen voor het geloof dat je wel degelijk iets
kan, iets hebt bij te dragen aan deze wereld, hoe klein dan ook.
Alleen al kiezen voor het geloof hierin zal afstralen naar je
omgeving. Marinus Knoope schrijft hierover het volgende: Geloven,
positief denken betekent dat je je geest reinigt van twijfels en
andere niet steunende denkbeelden om daarmee de kans op het
welslagen van je wensen te bevorderen. Dit betekent dat je voor de
enigszins tegennatuurlijke opgave staat je twijfels en andere
onwenselijke denkbeelden te vervangen door nieuwe positieve
opvattingen, door geloof. En dit, terwijl je brein nogal gehecht is
aan zijn gelijk’ (Knoope, 1998; p.157).
Door positief denken kunnen we werkelijk betekenis toevoegen
Door vast te houden aan het positieve denken en je eigen wensen,
kan je werkelijk ook betekenis toevoegen. ‘Be a contribution’
schrijven Zander & Zander (Zander, 2002) in hun boek ‘The art of
possibility’. Ze beschrijven hoe een musicus dit naar haar werk
vertaalde: ‘I am now able to use the possibility that my every act
can affect the world to communicate with people in such a way so
~ 54 ~
that a wave of inspiration and happiness can flow throughout the
world. I know now that music is not about fingers or bows or
strings, but rather a connective vibration flowing through all human
beings, like a heartbeat. It is my job and ambition to keep that
invisible and easily cut lifeline free and supported in all parts of life’
(p. 62). Dit geldt ook voor de adviseur. Iedere bijdrage die hij of zij
levert, zal effect hebben in het adviesproces. Waarachtig adviseren
heeft dan te maken met die bijdrage te leveren die het echte in
gang zet; een bijdrage die voor beiden voelt als een werkelijk
effect, hoe klein of groot dan ook. Een effect dat de ander werkelijk
kan voelen.
Als jonge organisatieadviseur maakte ik het zelf ook een keer mee,
echter maakte de klant toen een bijdrage naar mij. De opdracht bij
de klant oefende ik met veel plezier uit, echter deze opdracht was
in de ogen van de partner van het adviesbureau weinig waard (de
focus lag op opdrachten van meer dan een miljoen). Min of meer
heeft de klant dat gevoeld en zag ook het effect dat het op mij had.
De manier waarop ik vervolgens in het traject door de klant ben
bejegend, was uitermate hoffelijk en attent, met als klapstuk
bloemen voor mijn verjaardag, dit in tegenstelling tot de stilte
vanuit het advieskantoor. De bijdrage die deze klant dus naar mij
leverde, was dat mijn bijdrage ertoe deed, met als gevolg een grote
inzet mijnerzijds met bevlogenheid en plezier. Maar ook naderhand
heeft het tot op het heden doorgewerkt, omdat hij voor mij een
voorbeeld is geweest, een voorbeeld dat zelfs nu in dit
visiedocument weer terugkomt.
Een veel groter voorbeeld is de toespraak van de Chinese
Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. Deze man heeft een gevangenisstraf
van elf jaar gekregen wegens het ‘ondermijnen van de staat’.
~ 55 ~
Tijdens de uitreiking van de prijs kon hij er niet bij zijn, en werd zijn
laatste statement voorgelezen, voordat hij werd opgesloten. De
titel van het stuk luidt: “I have no enemies”. Hij vertelt dat hij het
niet eens is met het benemen van zijn vrijheid. Maar hij vertelt ook
dat hij met respect is behandeld tijdens zijn proces, en dat hij de
atmosfeer in de gevangenis tijdens een eerdere opsluiting als
respectvol heeft ervaren. Voor hem zijn dit tekenen dat het China
zoals hij het wenst, nadert. Hij omschrijft dat als volgt: “I look
forward to my country being a land of free expression, where all
citizens’ speeches are treated the same; where different values,
ideas, beliefs, political views... both compete with each other and
coexist peacefully; where, majority and minority opinions will be
given equal guarantees, in particular, political views different from
those in power will be fully respected and protected; where, all
political views will be spread in the sunlight for the people to
choose; all citizens will be able to express their political views
without fear, and will never be politically persecuted for voicing
dissent; I hope to be the last victim of China’s endless literary
inquisition, and that after this no one else will ever be jailed for
their speech (verwijzing:
http://lawprofessors.typepad.com/china_law_prof_blog/2010/02/l
iu-‐xiaobo-‐i-‐have-‐no-‐enemies-‐my-‐final-‐statement.html.”
Het geloof dat dit China er ooit zal komen sterkt hem en geeft hem
kracht, naast de liefde voor zijn vrouw. En zijn kracht en geloof was
voelbaar toen deze werd voorgelezen tijdens de uitreiking van de
prijs en ontroerde mij diep.
Als adviseur zullen we dus primair gericht moeten zijn op het
ontwikkelen van deze kracht en inspiratie bij mensen in
organisaties middels zingeving, betekenis geven aan al ons
~ 56 ~
handelen. De adviseur zal samen met de
klant moeten gaan zoeken naar hoe die
kracht weer terug kan komen. Wat geeft
de klant hoop, wat heeft hij of zij nodig
om de neerwaartse spiraal weer
opwaarts te richten? Welke vuiltjes zitten
er op de spiegel van de klant die dit
mogelijk beletten? Hoe kan een ieder in
een team naar vermogen bijdragen aan
iets dat er voor een ieder, en voor de
organisatie werkelijk toe doet? En hoe
hou je dit vervolgens vast? Waarom doet
de klant de dingen die ze doet, dat is de
kernvraag voor iedere waarachtige
adviseur. Wat maakt het werk zo
belangrijk, dat je een groot deel van je leven daar aan wilt geven?
Creëer energie: werk met elkaar aan geloof en volharding
Een bijzonder krachtige verbeelding van het proces van wens tot
realisatie is de creatiespiraal van Marinus Knoope (Knoope, 1998).
Hij beschrijft tot in detail de fasen van wens en verbeelding via
beslissen naar het oogsten van resultaat (zie Figuur 1) .
FIGUUR 1. DE CREATIESPIRAAL VAN MARINUS KNOOPE
[WAT MAAKT HET
WERK ZO
BELANGRIJK, DAT JE
EEN GROOT DEEL
VAN JE LEVEN DAAR
AAN WILT GEVEN?]
~ 57 ~
De kern van de spiraal ligt voor mij in de tegenstelling tussen
geloven enerzijds en volharden anderzijds. Knoope stelt dat als je
echt energievol wilt leven, je zult moeten werken aan de realisatie
van wat jij verlangt. Het verlangen is het ideaal dat jij met de klant
voor ogen hebt. Hoe sterker dit verlangen, deze wens, hoe
makkelijker het wordt om er ook in te blijven geloven. De kern van
de creatiespiraal die ik in dit hoofdstuk wil benadrukken, ligt voor
mij in dit geloven aan de ene kant, en de volharding aan de andere
kant. Volharding heb je nodig, om dichter bij je ideaal te komen.
Heet volharden ook niet ‘implementeren’ in organisatiejargon? En
gaat het niet heel vaak mis in deze fase? Hoe vaak belanden
prachtige beleidsnotities niet in de la, omdat ze ingehaald worden
door weer een ander prachtig idee? Hoe vaak zie je niet dat
agendapunten eeuwig terugkeren op de agenda, omdat ze
gewoonweg niet goed zijn uitgewerkt? Het lot van de externe
adviseur is, dat hij of zij vaak niet lang genoeg bij de klant kan
rondstappen om de fase van volharding op een goede manier te
kunnen begeleiden. Interne adviseurs hebben deze kans wel.
Wordt je dus als externe gevraagd om een visiedag te begeleiden,
maak dan tijd en ruimte vrij op die dag om met elkaar over de fase
~ 58 ~
van volharding te praten. Hoe gaan de medewerkers elkaar
stimuleren als de realisatie van de ambities in het slop raakt? Als
het geloof in het behalen van het vergezicht wegzakt? Of als het
‘gewone’ werk hen weer opslokt? De verandering moet immers
vaak plaatsvinden naast de aansturing in de dagelijkse praktijk. Wat
gaat ieders (mentale) bijdrage worden om uiteindelijk werkelijk
betekenis toe te voegen?
Om bovenstaande te verwezenlijken heb je als adviseur één
belangrijke eigenschap nodig die ik nog niet heb genoemd: heb lef!
Neem geen genoegen met half werk, al kan je daar prima je kost
mee verdienen. Durf het werkelijke gesprek aan te gaan bij je klant,
ook al reageren ze wellicht in eerste instantie wat argwanend.
Onderzoek hoe je aansluiting kunt krijgen tussen jouw ideaal van
werkelijk betekenis toevoegen en de fase waarin zij zich dan
bevinden. Houdt er rekening mee dat er gevoeligheden kunnen zijn
die aan de oppervlakte niet zichtbaar zijn. Maar laat dit niet je van
je pad afhalen.
Durf waarachtig te zijn en voeg werkelijk betekenis toe: aan je
eigen leven, en aan dat van de klant. Ik hoop dat dit visiedocument
je dusdanig heeft geïnspireerd om hiervoor te gaan staan.
Waarom? Omdat we met waarachtige advisering de wereld een
beetje uittillen boven de rauwe aardse alledaagsheid. Omdat we
met waarachtig leven bijdragen aan schoonheid en beschaving op
deze wereld.
~ 59 ~
GECITEERDE WERKEN
Boersma, M. (1999). Developing trust in international joint
ventures. Capelle aan de IJssel: Labyrint Publication.
Boersma, M., Buckley, P., & Ghauri, P. (2003). Trust in international
joint venture relationships. Journal of Business Research , 56 (12):
1031-‐1042.
Boersma, M. ‘Privaat geld in zorg investeren in levensgeluk’, Trouw,
24 febrauri 2012
Botton, A. d. (2000). Filosofie als troost. Olympus.
Csikszentmihalyi, M. (1999). Flow. Amsterdam: Boom.
Geus, A. de (1997), De levende onderneming. Schiedam: Scriptum
Management
Herrigel, E. (1985). Zen in the art of archery. Arkana: Routledge &
Kegan Paul.
Hoogendijk, W. (2009, 08-‐ 11). Kijken in de Ziel: psychiaters.
Aflevering 'kinderjaren'. (C. Verbraak, Interviewer)
Hosmer, L. T. (1995). Trust: the connecting link between
organizational theory and philosophical ethics. Academy of
Management Review , 20 (2): 379-‐403.
~ 60 ~
Kets de Vries, M. (2003). Worstelen met de demon. Over emoties,
irrationaliteit en onbewuste processen in mens en organisatie.
Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
Knoope, M. (1998). De creatiespiraal. Nijmegen: KIC Nijmegen.
Krishnamurti. (1997). Innerlijke eenvoud. Amsterdam: Maarten
Muntinga.
Leer, F. v. (2010). Verkopen met tegenwind. Amsterdam:
Promotheus.
Miller, A. (1996). Het drama van het begaafde kind. Houten: Van
Holkema en Warendorf/Unieboek B.V.
Nooteboom, B. (1996). Trust, oppurtunism and governance: a
process and control model. Organization Studies , 17 (6): 985-‐1010.
Riemen, R. (2009). De adel van de geest. Een vergeten ideaal.
Amsterdam: Uitgeverij Atlas.
Sako, M. (1992). Quality and trust: interfirm relations in Britain and
Japan. Cambridge: Cambridge University Press.
Schuijt, L. (1999). De kracht van bezieling. Scriptum Management.
Watts, A. (1957). The way of Zen. London: Thames and Hudson.
Wikipedia. (2010, december 6). Myers-‐Briggs Type Indicator.
Opgeroepen op december 6, 2010, van Wikipedia:
http://en.wikipedia.org/wiki/Myers-‐
Briggs_Type_Indicator#cite_note-‐Myers-‐0
Witteloostuijn, A. van (1999). De anorexiastrategie. Amsterdam: De
Arbeiderspers