VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

482
VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 1 Vinden we Israël als Natie terug in de Openbaring (Apocalyps) van Johannes? We willen de zaak onderzoeken of dit gebouw – zoals zovelen beweren - moet verdwijnen om plaats te maken voor een nieuwe tempel. Men zegt dat het Boek Openbaring daar duidelijk in is en het zou in onze generatie nog plaats vinden. Is dat wel zo? Alle rechten voorbehouden Guido Biebaut, maart 2008

description

Als we de Bijbel lezen door de ogen van Hal Lindsey’s bril - en zijn invloed in België en Nederland is zeker niet te onderschatten - is de wereld gedoemd ten onder te gaan. Hal Lindsey’s bril is gekleurd met Israëli-glazen. De gemeente van Christus speelt nog slechts een kleine rol in de toekomst. Het bestuderen van theologische eindthema’s is de laatste jaren door verschillende auteurs een nieuw leven ingeblazen.

Transcript of VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

Page 1: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 1

Vinden we Israël als Natie terug

in de Openbaring (Apocalyps)

van Johannes?

We willen de zaak onderzoeken of dit gebouw – zoals zovelen beweren - moet verdwijnen om plaats te maken voor een nieuwe tempel. Men zegt dat het Boek Openbaring daar duidelijk in is en het zou in onze generatie nog plaats vinden. Is dat wel zo? Alle rechten voorbehouden Guido Biebaut, maart 2008

Page 2: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 2

INHOUD

Hoofdstuk 1 Over de bedélingen: bestaat er zoiets? Hoofdstuk 2 Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere? Hoofdstuk 3 Heeft Christus de wet vervuld? Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? Hoofdstuk 4 Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente) of alle volkeren? Hoofdstuk 5 Is het Koninkrijk uitgesteld? Hoofdstuk 6 Géén tekenen vóór de opname? Hoofdstuk 7 Zijn er drie soorten roepingen? Aards, hemels en bovenhemels? Hoofdstuk 8 De zeventig jaarweken van Daniël 9:24-27 Hoofdstuk 9 Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring. Hoofdstuk 10 Over Israël, een nieuwe tempel en aanverwanten in Ezechiël en Openbaring

Page 3: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 3

Vinden we Israël als Natie terug in de Apocalyps?

Een woord vooraf

We trachten in dit boek, een inleiding op het boek Openbaring, vragen over het dispensationalisme op te lossen. Vragen van zeer persoonlijke aard: “Hebben Feike ter Velde en Het Zoeklicht gelijk?” “Hebben John Darby, Joseph Seiss, E. W. Bullinger, Willem Ouweneel en de Vergadering van Gelovigen gelijk?” “Hebben Jerry Jenkins, Hal Lindsey, Merrill Unger, Jerry Falwell, Ed Dobson, Ed Hindson, Charles Ryrie, C. C. Carlson, Paul Tan, Chuck Missler, Jack Van Impe en Tim LaHaye de Amerikaanse tegenhangers van dezen gelijk?” Moeten we beamen wat Hal Lindsey zegt in zijn ‘The late great planet earth, Bantam Books editie, 1983, blz.30 dat wie niet in een toekomstig duizendjarig rijk geloofd: “Anti-semitisch, demonisch en ketters” is? Straffe taal! En IK voel me persoonlijk aangesproken door zo een uitspraak!

Denkt u dat we niet persoonlijk moeten zijn dan resten er nog de volgende vragen: “Heeft het dispensationalisme gelijk?” “Spreekt het boek Openbaring over een toekomstige periode van herstel van Israël, van kerk(Israël)vervolging en massale geloofsafval?” “Heeft het apocalypticisme zoals in Hal Lindsey’s boeken gelijk?” Spreekt het boek Openbaring profetisch over helikopters in hoofdstuk negen, een atoomoorlog op universele schaal in hoofdstuk 16 en zo meer!

De evangelische wereld zweert voor een groot deel bij het premillennialisme en er heerst een bijna eenduidige visie op de laatste dingen. Dat is de volgende: vóórdat er een duizendjarig rijk zal worden opgericht op aarde, zal Jezus zijn christelijke gemeente tot zich nemen in de hemel. Daarna zal in Israël een tempel worden opgericht, de Antichrist zal er zich als god laten vereren waardoor een spiraal van demonisch geweld op aarde zal uitgroeien tot een vervolging van alle nieuwe gelovigen. In Armageddon (zeven jaar nadat de gemeente is opgenomen) komt een eind aan het kwaad. De wereld zal gezuiverd worden. Er is in de evangelische wereld nauwelijks nog een concurrerende visie aan te wijzen op het premillennialisme. In de evangelische wereld zal slechts een klein procent kritiek hebben op de leer van de bedelingen. Bij dat kleine procent behoren zij die geloven in de historische manier van uitleg bij het boek Openbaring waaronder een groot deel tot de Adventistische familie behoren. Miljoenen zoeken echter de Bijbelse antwoorden over de toekomst in de boeken van Willem Ouweneel, Feike ter Velde, Hall Lindsey, Jerry Jenkins & Tim La Haye. Deze vertegenwoordigen enkele verschillende visies over het premillennialisme en de eindtijd. Het ruwe raamwerk blijft echter dezelfde apocalyptische aanpak.

Als we de Bijbel lezen door de ogen van Hal Lindsey’s bril - en zijn invloed in België en Nederland is zeker niet te onderschatten - is de wereld gedoemd ten onder te gaan. Hal Lindsey’s bril is gekleurd met Israëli-glazen. De gemeente van Christus speelt nog slechts een kleine rol in de toekomst. Het bestuderen van theologische eindthema’s is de laatste jaren door verschillende auteurs een nieuw leven ingeblazen. Er is zelfs een manier gevonden om het grote publiek te bereiken. De uitgebrachte bestsellerserie ‘De Laatste Bazuin’ (12 delen verschenen) is een goed voorbeeld van christelijke romans met een duidelijk eindtijdscenario. In een uitgebalanceerd verhaal van strijd tussen het goed en het kwaad wordt een Christelijke horror verteld over de eindtijd. Na een hemelse reddingsoperatie, de grote Opname, krijgen we de beschrijving van wat de wereld te wachten staat, herstel van Israël en een nieuwe tempel die opgericht wordt. En dan komt DE antichrist. Dat zou allemaal in de Schrift te vinden zijn; vooral in de eindtijdredes van Jezus, enkele passages bij Paulus over de Wederkomst en het boek Openbaring gelezen en geïnterpreteerd vanuit profeten van het OT. Bepaalde uitgangspunten om de Bijbel uit te leggen in

Page 4: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 4

die leer kloppen niet en zullen we ook nader onderzoeken.

Één van de zwakke stellingen van de leer van de bedelingen (= dispensaties) is dat profetie “letterlijk” dient te worden uitgelegd. Maar het is duidelijk dat het NT zo een principe niet altijd toepast, laat staan het onherroepelijke bestaan ervan zou kennen. Het Nieuwe Testament ziet de profetie niet altijd letterlijk en men mag ervan uitgaan dat een profetie er soms in directe tegenspraak gelezen wordt met het Oude Testament. Het gebruiken van beeldtaal die niet altijd “letterlijk” bedoeld is, blijkt overvloedig aanwezig te zijn in apocalyptische Bijbelgedeelten uit zowel het OT als het NT. En de werkelijkheid en waarachtigheid is daar niet minder vervuld door. Trouwens de moderne eindtijdprofeten in de traditie van Hall Lindsey of het Zoeklicht leggen ook niet alles letterlijk uit. We zullen daarvan ook voorbeelden geven in wat volgt. Om over na te denken is al dit: in het boek Openbaring is er geen enkele letterlijke beschrijving van Jezus, ze zijn allen met symbolische zaken weergegeven.

De lezer zal regelmatig citaten van schrijvers tegenkomen die een deel van ons onderwerp behandelen. Die behoren tot een breed spectrum en gaat van duidelijke sektarische groepen, waaronder vooral Jehovah’s Getuigen en Mormonen, tot schrijvers met een uitgesproken visie op een Bijbelthema waar we zelf niet achter staan. Wat we niet doen is al die dingen met elkaar vergelijken en interne tegenstrijdigheden aangeven. Want bijvoorbeeld de visie op iets in ‘Het Zoeklicht’ of ‘Israël en de Bijbel’ is niet dezelfde. Al die verschillen aantonen zou ons te veel tijd vragen. We gaan in op enkele van hun gedachten en vergelijken dit aan de hand van de Schrift.

We hopen dat de lezer zich niet stoort aan enkele van onze uitspraken wanneer we een bepaalde leer of persoon evalueren. Die zijn van de aard die we tegenkomen in dit soort discussies. We geven u hiervan twee voorbeelden. In ‘Het Zoeklicht’ van 21 aug.1999 blz.13 staat bij de aankondiging van een boek met als titel: ‘HET KONINKRIJK KOMT - en de dwaling van de kerk -’: “Een nieuw boek over het komende Koninkrijk. Waarom dwaalt de kerk al eeuwenlang in deze zaak, met Alle gevolgen vandien?”

Omdat we tot die Kerk behoren, die zeker niet volmaakt is, willen we ook verdedigen waarom de Kerk zo denkt en waarom ze alle vormen van de leer van de bedeling en gelijkaardige moet verwerpen. En gezien we ooit - in onwetendheid - zelf 10 jaar deze zaken verdedigd hebben, kennen we ook iets van deze verlokkingen van die leer, maar ook de zwakke punten van dit verhaal. Want bij nader inzicht zijn we toch terug moeten krabbelen naar de geijkte leer van die Kerk. De Kerk heeft in deze wellicht wel deze fout gemaakt: ze vergeet het aspect van de Wederkomst te belichten in haar prediking. En je hoeft daarom nog niet dagelijks naar CNN te kijken en je dagblad door te nemen met de Bijbel in de hand.

Tweede voorbeeld. Feike ter Velde schrijft in ‘Het Zoeklicht’ van 29 april 2000, blz.4,5,7: “Het Vrederijk nu? Prof. Runia draagt snelle oplossingen aan, met oudbakken omschrijvingen. Het Vrederijk, of Duizendjarig Rijk - er zijn verschillende namen voor - speelt in de tijd van Johannes, zo verklaart hij. Heel het boek Openbaring gaat volgens de professor over de tijd vanaf de Hemelvaart tot aan ‘vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levende en de doden’ en het einde van de geschiedenis. Het klassieke kerkelijke standpunt vanaf Augustinus dus. Wie er op de tronen zitten in Openbaring 20? Dat zijn de martelaren van de oude kerk uit Johannes’ dagen. Hutsepot Van alle tweeëntwintig hoofdstukken uit het laatste Bijbelboek maakt professor Runia hutsepot. Men kan er geen touw aan vastknopen. Het is een ‘troostboek’ voor Johannes, die op Patmos zit en voor de gelovigen van zijn tijd wegens de christenvervolging. In die troost worden dan ook wij - heel de kerk - getroost. En daarmee is de kous af, volgens professor Runia... De duizend jaar is 10 maal 10 maal 10, zo heeft prof. Runia uitgerekend en zegt dat het een symbolisch getal is. En zo

Page 5: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 5

maakt hij van heel de Openbaring een onbegrijpelijke wirwar, waarbij hij alle degelijke regels van de hermeneutiek - regels voor de uitlegkunde - aan zijn laars lapt. Waar het hem uitkomt, zegt hij dat het om beeldspraak gaat of om symboliek. Logisch dat hij verschillende malen zucht: “Dit zijn moeilijke verzen” of: “Dit zijn nogal moeilijke woorden”... Ergernis aan de opstanding. Ja, professor Runia zegt in de opstanding te geloven. Hij gelooft in de grote opstanding aan het einde der tijden. Dat doen alle ware christenen. Maar elke gedachte aan de opstanding van de gelovigen, lós van en eerder dan de opstanding bij het laatste oordeel, verwerpt hij met kracht. Maar de Bijbelse grond daarvoor ontbreekt hem. Ook de Joodse theologen - de Farizeeën en Schriftgeleerden uit Jezus’ dagen geloofden in de opstanding aan het einde. Hun ergernis was dat Jezus iets ánders leerde: namelijk de opstanding uit de doden! Letterlijk: de opstanding ‘van tussen de doden uit’!”

Wat dit boegbeeld van de E.O. en het zogezegd “evangelisch” Nederland (en voor een groot stuk ook België) schrijft over één van de belangrijkste theologen uit dat land ruikt naar de “rioolpers.” Deze voorstelling valt trouwens totaal in duigen wanneer men nagaat wat mensen uit de leer der bedelingen schrijven. Ze zijn het namelijk niet allemaal eens over de uitleg van één en ander. Wat bijvoorbeeld een J. de Heer schreef in ‘Het Romeinse Vraagstuk’, 70 jaar terug, zal niemand meer aannemen. Of de valse profetie van gekende Amerikaanse theologen uit die kringen die in de latere versies van hun boeken “gecorrigeerd werden.” Terecht zegt K. Runia dat Openbaring vol staat met “moeilijke woorden.” De goedkope en gemakkelijk leesbare stijl van velen die schrijven over de bedelingen, zijn echter te Bijbels oppervlakkig. We gaan enkele details van hun leer uitpluizen en ontbolsteren. Daarbij willen we u uitnodigen om eerbiedig te luisteren naar wat de Schrift te zeggen heeft op dit gebied.

Ik geloof niet in de visie van sommigen die zeggen dat het niet zoveel uitmaakt wat men geloofd, het is slechts de intentie waarmee men God dient die telt. We illustreren dit punt even. Pinchas Lapide, de Joodse theoloog, zegt in zijn boek ‘Het leerhuis van de hoop’, Ten Have, 1986: “Aan deze fundamentele waarheid hebben de rabbijnen uitdrukking gegeven in de vorm van een oeroude parabel: Bij de Sinaïopenbaring staat in het boek Exodus geschreven: ‘Het hele volk nam de stemmen waar’ (Ex.20:18). Maar waarom staat hier geschreven ‘de stemmen’, zo wordt gevraagd, als het toch gaat om de ene stem van God? Waarop het antwoord luidt dat Gods stem zich verdeelde in 600.000 stemmen zodat iedere Israëliet aan de voet van de berg de stem van God in zijn eigen individualiteit en mentaliteit verstaan kon. (…) En aangezien er bovendien tot nu toe nog geen kerkleer uit de hemel is gevallen die met beslissend gezag zegt welke van de vele christelijke confessies de beste of de God welgevalligste is, zal het ook verder wel bij de geloofsdemocratie van de verscheidenheid blijven. En dat is goed zo” (blz.97). Aan de hand van deze parabel (=legende) is volgens P. Lapide voor alle Joden een regel vastgelegd hoe men naar pluriformiteit zou moeten opkijken. Eigenlijk moet een christen hetzelfde doen is dan zijn conclusie.

En dat is nog niet alles, er is in het Jodendom: “een eendracht in verscheidenheid” (blz.98). P. Lapide gaat nog verder en zegt op blz.99: “het pluralisme dat inherent is aan elk van de grote godsdiensten, wordt erkend. Dit wordt ook bevestigd door het Nieuwe Testament: ‘Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen (…) gesproken had (…)’, zo lezen we in de brief aan de Hebreeën (1:1). ‘Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft (…)’ beveelt de brief van Petrus aan (1 Petr. 4:10), ‘opdat (…) de veelkleurige wijsheid Gods’ bekend wordt gemaakt, zoals ook Paulus benadrukt (Ef. 3:10).” Dit is volksverlakkerij op grote schaal, waarbij het ergste dit is; vele christentheologen nemen deze redenering over en laten elke vorm van exegese gewoon zijn loop gaan.

Page 6: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 6

In het ‘Reformatorisch dagblad’ staat de volgende recensie over een deel van de serie “eindtijdromans” van Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins: “Zolang een lezer de serie gewoon als fictie beschouwt, is er eigenlijk geen probleem. Nou ja, geen probleem. Dat deel na deel in de toptien belandt, is nog geen garantie voor kwaliteit. Voor de eerste delen is het enthousiasme van het publiek misschien verklaarbaar. Het thema was nieuw, de inhoud in zekere zin stichtelijk. De boodschap dat het einde van de wereld misschien al snel werkelijkheid zal zijn, zet aan het denken. De nadruk dat het erop aankomt dat je hart bereid is, raakt je persoonlijk. Allerlei onwaarschijnlijke dingen die gebeuren neem je voor lief, evenals het punt dat veel ontwikkelingen je niet heel bijbels voorkomen – wie zal precies zeggen wat de juiste interpretatie is van de eindprofetieën? Het punt is echter dat feiten en fictie niet te scheiden vallen als het gaat om bijbelse fictie. Dat laat de praktijk zien. Amerikaanse predikanten melden bijvoorbeeld dat gemeenteleden door het lezen van de boeken in de war raken en in problemen komen. Het zijn romans, maar kennelijk lezen veel mensen ze als halve theologische werken over de eindtijd. LaHaye en Jenkins mogen goede bedoelingen hebben en zich op verantwoorde bodem voelen door bijbelse profetie zo letterlijk mogelijk op te vatten, ze lopen het gevaar in hun boeken veel verder te gaan dan wat de Bijbel zegt en te speculeren over dingen die God niét heeft gezegd. Hebben ze wel genoeg over de gevolgen nagedacht? Ze willen ongetwijfeld mensen aan het denken zetten over het punt dat deze aarde niet oneindig voortbestaat, maar het mengen van bijbelwaarheid en fictie kan onjuiste indrukken achterlaten bij mensen. Dat geldt zeker voor niet-christenen en minder bijbelvaste christenen.” (Recensie van Tineke Goudriaan in het ‘Reformatorisch Dagblad’, 13 juni 2001, wij onderstrepen.) Het is tegen: het“mengen van bijbelwaarheid en fictie” dat moet opgebokst worden. En dat is niet zo eenvoudig!

De zeven eerste hoofdstukken van dit verhaal behoorden oorspronkelijk tot de inleiding van het commentaar op het boek Openbaring dat we schrijven. Maar het was al een dikke jongen en er waren nog drie hoofdstukken te gaan. We hebben dat dan ook ontkoppeld uit het origineel. Zodat men rustig de argumentatie er kan op nalezen of we Israël terug prominent vinden in dat boek. Belangrijk als vraag en noodzakelijk in de visie op het boek Openbaring van Johannes.

Over de titel. Het is een vraag die we dienen op te lossen; willen we onderkennen wat de mensen van de bedeling leren, begrijpen en die stelling schatten naar waarde. Want Openbaring 6-20 heeft betrekking op de toekomst van Israël zegt men in die kringen. Volgens de leerlingen van E. Bullinger hebben zelfs alle hoofdstukken van Openbaring, behalve het eerste, betrekking op de tijd van ná de opname van de gemeente. We citeren daarom ook vooraf enkele dingen.

D. van Zuijlekom schrijft in ‘Amen’, nr.31, juni 2000, blz.21: “Deze openbaring over de gemeente, die Zijn lichaam is, werd exclusief gegeven aan Paulus. Niets, in welke vorm dan ook, was daarvan bekend in de Schrift. De samenstelling, de sfeer van zegen, de tijd van verkiezing etc., zijn allemaal uniek. Nergens anders in de openbaringsgeschiedenis van de Schrift is ooit geopenbaard, dat gelovige heidenen tezamen met Christus zouden zitten in de hemelse gewesten. Nergens anders in de Schrift is ooit geopenbaard, dat gelovige Joden en gelovige heidenen geschapen zouden worden tot één nieuwe mens in absolute gelijkwaardigheid. Nergens was bekend, dat deze nieuw geschapen mens zou opgroeien tot een volkomen en volmaakte man, gereed om straks als bruidegom te huwen met een bruid. Het volkomen één zijn met Christus is de centrale boodschap van de Efeze- en Kolossenzenbrief” (wij onderstrepen). Redeneringen als deze trachten er ons van te overtuigen dat de gemeente zoals we die kennen in het NT slechts een “tussendoortje” is van Godswege, omdat Israël zijn Messias niet in massa heeft aangenomen. God zal met Israël verdergaan in de toekomst. Zo zal dat volk een zegen worden voor miljarden, in een toekomstig duizendjarig rijk. Wijzelf geloven dat men het volgende moet leren; het vleselijke Israël is omgevormd in een nieuw verbond met God. Sinds de dood, opstanding, Hemelvaart en

Page 7: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 7

komst van de Heilige Geest over de discipelen (toen allen Joden) is God op een andere wijze door mensen te benaderen dan vroeger het geval was. Gelovige Joden en gelovige Heidenen moeten God aanbidden in geest en waarheid en niet meer in een tempel (Joh.4:21-24). Gelovige Heidenen zijn zondermeer daardoor geestelijke Israëlieten geworden en geestelijke kinderen van Abraham. Gods verbond heeft niets meer te maken met de wet van Mozes (Heb.7:12 / 10:9,10 / Col.2:14-17).

De Mormonen leren over het herstel van het Joodse volk het volgende. Talmage schrijft blz.363,364: “Het millennium of duizendjarige rijk. Er wordt in de Schriften in verband met de regering van Christus op aarde dikwijls een periode van duizend jaar genoemd. Ofschoon we dit niet kunnen zien als een tijdgrens voor het bestaan van het koninkrijk, of een begrenzing van de macht van Christus, is het wel juist om te geloven dat de duizend jaar, die onmiddellijk op de vestiging van het koninkrijk volgen, een bijzonder karakter zullen dragen en daardoor zowel op de voorafgaande tijd als de daaropvolgende zullen verschillen. De vergadering van Israël en de vestiging van Zion op aarde zullen tot stand komen als een voorbereiding op Zijn komst, die gekenmerkt zal worden door de verwoesting van de goddelozen, en de inluiding van een tijdperk van vrede. Johannes de openbaarder zag hoe de zielen van de martelaren en andere rechtvaardigen, samen met Christus duizend jaar lang leefden en regeerden.” Mormonen hebben een andere visie op de toekomst. Zonder dat ze een leer van bedelingen hebben komen ze toch bijna steeds tot dezelfde conclusies over het duizendjarige rijk als de volgelingen van de leer van de bedelingen. We vernoemen dit slechts maar gaan er bij deze niet verder op in.

Laat ons zelfs voordat we één enkel argument gebruiken tegen de visie van de bedelingen over het boek Openbaring toch de volgende opmerking maken. En we vragen u dat steeds in gedachten te houden. Men zegt in die kringen met de meeste nadruk dat de gemeente is opgenomen in Openbaring 4 en dat daar de reden ligt dat er over de gemeente niet meer gesproken wordt in Openbaring. Wanneer dat de redenering is die we moeten toepassen, dan zitten deze mensen echter met een torenhoog probleem. Aangezien er slechts over de antichrist, de valse profeet, het beeld van het beest en het merken met het teken van de valse profeet slechts sprake is vanaf het hoofdstuk dertien, kunnen al deze zaken en personen of instellingen niet bestaan vóór die tijd. En dan klopt hun uitleg niet meer. Dan valt hun leer van de zeven laatste profetische jaren van Daniël 9 in duigen! Ze moeten hun huiswerk opnieuw maken van begin af aan! Laat u dus niet misleiden door de argumentatie: de kerk wordt niet genoemd in Openbaring hoofdstuk 4 en verder, dus is ze opgenomen, want dat is maar een bedrieglijk argument.

We kennen de kracht maar nu ook de zwakte van het verhaal zoals gezien door de bril van de leer van de bedelingen. Die leer heeft ooit onze goedkeuring gehad. Maar we hebben er ook de teleurstelling van gekend wanneer we vragen opriepen waar ze geen antwoord op had. En ten slotte zijn we er ook een vijand van geworden, en moeten het scherp afwijzen. Want het systeem geeft als uitleg van profetie van het OT niet de uitleg zoals we die terugvinden in het NT. Men krijgt voor wat we veronderstellen een letterlijke verklaring van het OT te zijn regelmatig een geestelijke of een symbolische verklaring in het NT. En dat kan niet volgens de leer van de bedelingen. Ook Openbaring kan dan niet of hoeft niet (steeds) letterlijk uitgelegd te worden.

We willen dan ook enkele van de onmogelijke gedachten van de leer van de bedelingen trachten uit te leggen. Ze zeggen dat in het boek Openbaring de gemeente niet opnieuw of niet meer aan de orde is maar het herstelde Israël. We willen aan de hand van tien onderdeeltjes hier verder op ingaan en aantonen dat die visie verkeerd is. Aldus zal blijken dat deze zienswijze niet toepasselijk op het boek van de Apocalyps.

Hier de tien hoofdstukken van onze argumentatie.

Page 8: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 8

1°) Over de bedélingen: bestaat er zoiets? 2°) Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere?

3°) Heeft Christus de wet vervuld? Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? 4°) Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente) of alle volkeren?

5°) Is het Koninkrijk uitgesteld? 6°) Géén tekenen vóór de opname?

7°) Zijn er drie soorten roepingen? Aards, hemels en bovenhemels? 8°) Over de zeventig jaarweken.

9°) Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring. 10°) Over Israël, een nieuwe tempel en aanverwanten in Ezechiël en Openbaring

1°) In het OT staan er beloften van herstel voor Israël wanneer ze zich tot God keren in berouw. Wat er nu aan de gang is in Israël is géén daad van berouw. Zie: Deuteronomium 30! 2°) De beloften van het OT werden volgens de bewoordingen van de apostelen vervuld in de Nieuw Testamentische gemeenschap. Beloften gegeven aan Abraham zijn vervuld in Christus zelf of in zijn leerlingen, inclusief de heidenen. 3°) De beloften in het OT in verband met het land kunnen niet vervuld zijn in de huidige nationalistische staat Israël. Want we hebben daarvoor een duidelijk beeld in Romeinen 11. Joden die niet geloven in Christus worden afgehouwen van de vijgenboom. Ingeënt worden ze opnieuw indien ze de Messias aanvaarden. Maar in dit beeld is er géén belofte van Land in Israël. En de reden daartoe is: heidenen worden ingeënt in de boom! Moeten die allemaal in Israël gaan leven? Dit is méér dan de enkele glazen melk als ik de schrijver van de Hebreeënbrief mag aanhalen. Wie er gewoon maar doorloopt zal niets begrepen hebben, tenzij het een gelijkgezinde is. Wie tot de leer van de bedelingen hoort zal meer dan eens geschokt worden, maar dat kan slechts tot een klaar inzicht leiden van dit moeilijke onderwerp: over de laatste dingen.

Lijst van de belangrijkste afkortingen Biederwolf: W. Biederwolf, ‘The second coming bible’, Baker Book house, reprint 1972. De oorspronkelijke titel is ‘The Millennium Bible’, The Glad tidings Pub., 1924. We lezen in de inleiding en op de achterflap dat de schrijver geen standpunten inneemt bij de behandeling van zijn onderwerp. Dit is niet zo gezien het werk regelmatig de leer van de bedelingen heeft verkoren boven de andere. Het is een boeiend en rijk werk dat de gedachten met betrekking tot profetie van enkele tientallen mensen weergeeft. Bijbels Panorama: ‘Bijbels Panorama’, Het Morgenrood, 1974. Dit is een reeks tabellen waarin de tekst minder belangrijk is. De “zeven bedelingen” worden in 12 schetsen en twee aanhangsels als énige Bijbelse visie aan de man gebracht. We lezen hierover in een boekenfolder: “Aanbevolen op de Zoeklicht Seminar Avonden”. Bultema: H. Bultema, ‘Maranatha, eene studie van de onvervulde profetie’, Eerdmans-Sevensma Co., 2de druk, z.j. maar rond 1920. Een Gereformeerd predikant die de duizendjarige regering aanhangt met eigen accenten en die van zijn collega Darbysten toch moet onderscheiden worden. De onzichtbare opname van de gemeente zeven jaar vóór de Wederkomst is volgens hem fantasie en terecht. Ds. Bultema is in 1919, en alle ambtsdragers uit die gemeente welke hij bediende, ontzet uit het ambt door ‘De Synode van de Christelijk Gereformeerde Kerk van Noord-Amerika.’ Recent is de Engelse Versie hiervan opnieuw in herdruk gekomen. J. de Heer: J. de Heer, ‘Het duizendjarig vrederijk’, Uitgeverij Zoeklicht boekhandel, 1935. Mormon: Het boek van Mormon, ‘Lesboek’: Copyright De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen, 1986. We citeren dus niet het Boek van Mormon maar een belangrijk

Page 9: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 9

studieboek hierover met aanhalingen van theologen van dit genootschap. NBG: ‘Bijbelvertaling’ van het Nederlandse Bijbelgenootschap. NWV: ‘Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift’, met studieverwijzingen, Watch Tower bible and tract Society, herziene uitgave 1988. Questions: ‘Seventh day Adventists answer Questions on Doctrine’, Review and Herald, 1957. We zien de Adventkerk zeker niet als een sekte maar gezien hun uitgesproken leer over het duizendjarige rijk en de Wederkomst moeten we er toch nader op in gaan. We citeren één van hun standaardwerken. Dit staat nu op Internet. Scofield: C.I. Scofield, ‘The Scofield Reference bible’, Oxford University Press, renewed version 1945, oorspronkelijk 1909. We citeren dus de versie van Scofield zelf en niet de latere bijgewerkte uitgave dan uitzonderlijk. Samen met Biederwolf is dit het basiswerk van veel hedendaagse schrijvers op dit onderwerp, ook al geven ze het niet toe, of zijn er zich niet bewust van, wanneer ze anderen citeren. Het Morgenrood heeft een uit het Engels vertaalde Bijbelcursus maar is niet Bijbelgetrouw. z.j.: zonder jaar, boeken zonder jaar van uitgifte. Niet nader omschreven citaten uit de Bijbel zijn deze uit de NBG. We hebben onze eigen afkortingen van de Bijbelboeken die meestal deze van de vroegere NBG zijn. Uitzonderingen o.a.: Openbaring, onze afkorting is Opb. in de plaats van Op., Marcus is Marc. en niet Mark., Lucas is Luc. en niet Luk.. Iets over de lay-out We hebben getracht door middel van de letterweergave de afkomst van de citaten te identificeren voor de lezer. Vertalingen uit Franse, Duitse en Engelse literatuur zijn van onszelf. Uitzonderlijk geven we de originele tekst. We hebben ook de vroegere oude spelling uit de Nederlandstalige citaten niet aangepast. Zwart en recht: De Bijbelcitaten: Nederlandse, Hebreeuwse en Griekse met uitzondering van de NWV. Ook enkele woorden om nadruk hierop te leggen. Zwart en schuin: Alle aanhalingen uit de literatuur van de Wachttoren, ook hun NWV. Schuin: De verwijzingen uit schrijvers en apocriefe teksten, alsook enkele woorden om nadruk te leggen. We hebben gekozen voor één doorlopende tekst. Wellicht zijn veel lezers hieraan vreemd. We doen het om twee redenen. Want uit zelfondervinding weten we dat men niet steeds achteraan in het boek gaat nakijken waar de referentie vandaan komt. En ten tweede een degelijke scriptie, waar de voetnoten netjes onderaan verwerkt zijn, vraagt enorm veel tijd. En zoals het merendeel in de derde leeftijd kan men dit geduld niet meer opbrengen. Alsof het ons aan tijd ontbreekt! Bibliografie: Titels in de tekst gebruikt zijn niet altijd opnieuw overgenomen in de boekenlijsten. Een dankwoord: Aan mijn vrouw Georgette voor het werk op de P.C. en voor het opsporen van fouten. Aan de familie A. Dewaele-N. De Braekeleer die ons tientallen jaargangen hebben in bruikleen ter beschikking gesteld van de tijdschriften ‘Amen’, ‘Het Zoeklicht’, ‘Israël en de Bijbel’ en ‘Middernachtsroep.’ Dank zij deze hebben we enkele dingen duidelijker kunnen maken dan uit de gewone boeken. Aan de lezer: Uw opmerkingen stellen we zeker altijd op prijs, ook de kritische. Bibliografie: zie achteraan. Inhoudstabel en Registers: zie achteraan.

Page 10: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 10

Hoofdstuk 1

1°) Over de bedélingen: bestaat er zoiets? Wat zij op dat gebied zeggen

De bedélingenleer (of het dispensationalisme) is de leer dat er verschillende fasen zijn in het heilsplan dat God met de mens uitvoert. Scofield, één van de grote voorvechters ervan beschreef het als volgt: “Elk van de dispensaties van God kunnen gezien worden als een op de proef stelling van de natuurlijke mens, en elke dispensatie eindigt in oordeel, hetgeen de volkomen faling van de mens laat zien in elke dispensatie.” Aan de basis van deze leer ligt de 16de eeuwse Protestantse onderscheiding in verbonden die God met de mens heeft aangegaan. Vanaf het werkverbond met Adam in de hof van Eden tot en met het genadeverbond in Christus. Volgens dispensationalisten heeft God na elkaar met Adam, Noach, Abraham, Mozes, David, en Jezus Christus alternatieve verbonden gesloten. Met één apart volk, het Joodse volk heeft God een verbond aangegaan. Later is met de Kerk, bestaande uit Joden en heidenen die zich bekeerden tot de Messias, een alternatief verbond gesloten. Volgens de leer van de bedelingen is het verbond met de Gemeente van tijdelijke aard. Het Joodse verbond is tijdelijk opgeschort. Maar de “oude bedeling” zal door God opnieuw tot leven gebracht worden. Israël is nu op een zijspoor gezet. Het volk Israël zal opnieuw in haar oude glorie hersteld worden in het duizendjarige Rijk. Jezus, zal als koning heersen in Jeruzalem en we kunnen een nieuwe tempel verwachten. Vóór het duizendjarige Rijk begint, zal Christus in heerlijkheid wederkomen met de engelen en de verheerlijkte gemeente. Thans voert God nog een tweesporenbeleid, één spoor voor alle mensen, en een ander spoor met het volk Israël tot voorbereiding van het duizendjarige Rijk. Deze visie van het dispensationalisme is bedacht door John Nelson Darby. Vanuit de kring der Vergadering verbreidde de leer zich over het geheel van de evangelische wereld. En zoals al opgemerkt, daarop zijn slechts enkele uitzonderingen meer.

R. Kooij geeft in zijn ‘X.Y.Z. der eschatologie’, deel 1, blz.54 de volgende definitie omtrent dat begrip: “Het woord bedeling is een nieuwtestamentisch woord en kan met verschillende woorden vertaald of omschreven worden: besturing, beheer, periode en hangt samen met oeconomie. Een bedeling is alzo een ordening of een bestel Gods voor een zeker tijdvak in de wereldgeschiedenis. De meeste catechisanten kennen de woorden Oude bedeling (oude Testament) en Nieuwe bedeling (Nieuw Testament). Die twee zijn dan te noemen; de tijd van de belofte en de tijd van de vervulling. Bij Efeze 1:10, 3:2 en Colossenzen 1:25 kunnen wij het woord bedeling vinden. Bij Hebreeën 2:4 spreekt de Apostel over “bedelingen van de Heiligen Geestes”. Komt het woord bedeling alzo sporadisch in de Bijbel voor, de zaak zelf wordt meermalen genoemd. Er zijn meer dan twee bedelingen. Hoeveel bedelingen er zijn te noemen valt moeilijk te zeggen. Ook valt de grens waarop de ene bedeling eindigt en de andere aanvangt moeilijk aan te geven. De precisering van de betekenis en de zaak der Bedelingen is vooral het werk der Piëtisten geweest. Zij kwamen tot zeven bedelingen: de B. van het paradijs, de B. van het uitdrijven van het paradijs tot de zondvloed, de B. van de zondvloed tot de torenbouw van Babel, de B. van Babel tot de roeping van Abraham; de bedeling van Abraham tot de Wetgeving op de berg Sinaï; de bedeling van Sinaï tot Golgotha (of het 1st Christelijk Pinksterfeest); van Handelingen twee tot de Opname der Gemeente en ten laatste die van het Duizendjarig Vrederijk. Bij een grondige studie van de Bijbel blijkt, dat de b. tijdperken zijn, die de God en Vader van onzen Heer Jezus Christus zeer bepaald wil. Vast staat hier; dat er een Goddelijk plan van de aionen (tijdruimten) is” (wij onderstrepen). Schrijver maakt al een grote fout door naar Heb.2:14 te verwijzen als iets waar over

Page 11: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 11

de bedelingen gesproken wordt maar dat is niet zo. Er staat wat over de “uitdelingen van de Heilige Geest” volgens de Voorhoeve vertaling. De NWV zegt “uitdelingen van heilige geest.” De Statenvertaling en de Leidse vertaling zeggen hier wel “bedelingen” maar het gaat niet om hetzelfde woord dat in de drie andere teksten staat. In Heb.2:4 staat het Grieks “merismois” en dat heeft niets te maken met “oikonomia” en/of “oikonomos”. Het gaat om het “uitdelen” (Luther) of “mededelen” (NV) van de Heilige Geest.

Wat zijn die bedelingen (in het Engels “dispensations”) en hoeveel zijn er? Want we komen dat begrip regelmatig tegen in allerlei geschriften. We gaan te rade bij Scofield in zijn Bijbel in de door hem aangehaalde teksten. Vergelijk het ook met Bijbels Panorama dat slechts in details verschilt. ‘Bijbels Panorama’ verschijnt bij Het Morgenrood sinds 1974 en staat nu ook op Internet. Het is een reeks tabellen waarin de tekst minder belangrijk is. De “zeven bedelingen” worden in 12 schetsen en twee aanhangsels als énige Bijbelse visie aan de man gebracht. We lezen hierover in een boekenfolder: “Aanbevolen op de Zoeklicht Seminar Avonden.” Wat zijn de bedelingen? Het zijn (volgens Scofield) bepaalde perioden door God ingebouwd tijdens het verloop van de geschiedenis van God en mensen.

De zeven (door beide Scofield en’Bijbels Panorama’) aangegeven bedelingen zijn dan de volgende. 1°) Gen.1:28 = Onschuld. De mens leeft in onschuld en moet aan een eenvoudige test voldoen. 2°) Gen.3:23 = Geweten. In ongehoorzaamheid kwam de mens persoonlijk te beslissen wat voor hem goed en kwaad was. 3°) Gen.8:21 = Menselijke regeringen. Bij het falen van de mens wordt hij gestraft in de vloed. Zowel heidenen als Joden falen, ze regeren zichzelf. Duurt tot de Wederkomst. In werkelijkheid is die uitleg tegenstrijdig. Want in Gen.9:5 heeft het begrip “broeder” de bete- kenis van de naaste verwante en spreekt niet van een “regering”. 4°) Gen.12:1 = Belofte. Voor Abraham en zijn nazaten. Deze bedeling stopt met het begin van de vijfde. De belofte blijft wèl bestaan (Gal.3:15-18). 5°) Ex.19:8 = Wet. Gaat van Sinaï tot Calvarie, voor Israël alleen. 6°) Joh.1:17 = Genade. Heeft betrekking op Joden en Heidenen, vanaf Calvarie. Raar, maar waar, schrijft de New Scofield hier: “Voorafgaande aan het kruis was de redding van de mens op basis van geloof (Gen.15:6 / Rom.4:3).” Alsof geloof thans verkeerd zou zijn! En wat dacht u van Noach die “genade” bij God vindt en Lot die gered is uit “genade” (Gen.6:8 / 19:19). 7°) Eph.1:10 = Koninkrijk. Dit is de vervulling van Gods verbond met David. Die tijd komt grotendeels overeen met de komende duizendjarige regering. Op internetbijbelcursus.nl staat in het artikel: “De indeling van de Bijbel” de volgende grafische indeling van de bedelingen.

CHRONOLOGIE

Van Adam tot de zondvloed “onschuld” en “geweten” 1656 jaren

Van de zondvloed tot Abram “menselijke heerschappij” 427 jaren

Van Abraham tot Sinaï “de belofte” 430 jaren

Van Sinaï tot Golgotha “de wet” 1524 jaren

Van Golgotha tot 1 Thessalonicenzen 4:16-18 het “genade tijdperk” ? jaren

Van Mattheüs 24:29-30 tot Openbaring 20:7 “Het Koninkrijk” 1000 jaren

Page 12: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 12

Op deze indeling vinden we de volgende variant bij H.L. Willmington. Die staat in zijn

‘Book of Bible Lists’, Tyndale House, 1987, blz.95,96. Tot punt 5 is er een bijna totale overeenstemming. 6°) Hand.2:31-Opb.3:22 = Bruid. De bedeling van de bruid van het Lam. Van de opperkamer tot de opname. 7°) Opb.6:1-20:3 = Wraak. De bedeling van de wraak van het Lam. Van de opname tot de tweede komst. 8°) Opb.20:4-15 = Regering. De bedeling van de regering van het Lam, het duizendjarige rijk. Van de tweede komst tot de Grote Witte Troon. 9°) Opb.21 en 22 = Nieuwe schepping. De bedeling van de nieuwe schepping van het Lam. Van de Grote Witte Troon tot de eeuwigheid. Enkele verschillen zijn de volgende. Waar bij Scofield de derde bedeling duurt tot de wederkomst stopt ze met de spraakverwarring volgens Willmington. Van een verdergaan van de belofte in de 4de bedeling weet Willmington niets te zeggen, maar waarschijnlijk geloofd hij het wel. En overdenk ook eens dit: Scofield geeft enkele malen een tweedeling van de menselijke geschiedenis. Hij spreekt in Rom.7:56 over twee methoden van goddelijk handelen, één door de wet, de ander door de Heilige Geest. Joh.1:17 leert ons echter: de wet staat in contrast met Genade.

Je zou met een beetje goede wil kunnen zeggen dat sommige van de Kerkvaders een soort bedelingen aanhielden, ofschoon “onderverdeling van de wereldgeschiedenis” exacter zou zijn. Gekend is dat Barnabas die de onderverdeling van 7 x 1000 gebruikt heeft. Maar daar schiet je niet ver mee op. Justinus Martyr (100-165 na Chr.) geloofde in vier opeenvolgende fases in de geschiedenis van Goden mensen; 1°) Van Adam tot Abraham, 2°) van Abraham tot Mozes, 3°) van Mozes tot Christus, en 4°) van Christus tot heden. Irenaeus (120-202 na Chr.) leerde iets gelijkaardigs. Hij verdeelde de geschiedenis als volgt in; 1°) Van Schepping tot Vloed, 2°) van Vloed tot Wet, 3°) van Wet tot Evangelie, 4°) van Evangelie tot de eeuwige staat. Larry Crutchfield zegt in ‘Ages and Dispensations of the Ante-Nicene Fathers’, waar dit aan de orde is, dat sommigen van de vroege kerkleiders: “zeer kortbij kwamen in het maken van dezelfde verdelingen als moderne dispensationalisten doen.” Zie ‘The Early Church fathers and the foun-dations of dispensationalism’, L. V. Crutchfield, http://www.tyndale.edu/dirn/articles/early6.html . En we citeren ook nog dit: “Ryrie schrijft in zijn boek “The Moody Handbook of Theology” hier onder andere over. Wel voegt hij hier aan toe: “We willen niet de suggestie wekken dat de vroege kerkvaders dispensationalisten waren en terecht wordt geconstateerd dat zij [niet meer dan] een primitieve vorm van dispensationalistische concepten leerden” (internetbijbelcursus.nl ‘De indeling van de Bijbel’). Niet vergeten dat is wat we ook leren maar geschreven door iemand van het andere kamp.

Wat wij op dat gebied zeggen

Mag ik starten met het citaat van iemand die zijn volle geloof en vertrouwen stelt in de leer

van de bedelingen: “Terwijl het duidelijk is dat er verschillende dispensaties in de Bijbel zijn, moet de bijbelstudent niet gedwongen worden de traditionele vorm van dispensationalisme te aanvaarden, zoals geleerd door bepaalde mannen of groepen. In feite zijn geen twee dispensationele leraren het over elk punt eens. Elke systematische theologie en elke leer van mensen moet zorgvuldig beproefd worden aan de Bijbel (Hand 17:11; 1 Kor 14:29; 1 Thess 5:21).” Wij onderstrepen, zie van David Cloud, ‘Bestudeer de Bijbel Dispensationeel’, op de volgende site:

http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm

Page 13: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 13

In Eph.1:10 / 3:2 en Col.1:25 van de Statenvertaling, is “bedeling” de weergave van “oikonomia.” De NBG vertaling gebruikt dit woord “bedeling” niet. De lijst van de teksten, waar “oikonomia” en “oikonomos” in voorkomen is als volgt: Oikonomia Tekst Statenvertaling NBG Vertaling Luc.16:2 rentmeesterschap beheer 16:3 rentmeesterschap rentmeesterschap 16:4 rentmeesterschap rentmeesterschap 1 Cor.9:17 uitdeling taak Eph.1:10 bedeling ter voorbereiding 3:2 bedeling bediening 3:9 gemeenschap bediening Col.1:25 bedeling bediening 1 Tim.1:4 stichting leiding Oikonomos Luc.12:42 huisbezorger rentmeester 16:1 rentmeester rentmeester 16:3 rentmeester rentmeester 16:8 rentmeester rentmeester Rom.16:23 rentmeester (stads)rentmeester 1 Cor.4:1 uitdeler aan wie het beheer is toevertrouwd 1 Cor.4:2 uitdeler beheerder Gal.4:2 verzorger toezicht Tit.1:7 huisverzorger beheerder van het huis 1 Pet.4:10 uitdeler rentmeester

Uit de vertalingen die steeds een Hebreeuws of Grieks woord door hetzelfde equivalent vertalen (zeggen ze van zichzelf) nemen we er twee in de volgende tabel. Deze van de Wachttoren die niet geloofd in een leer van bedelingen en deze van Voorhoeve gebaseerd op de vertaling van Darby en dus in de zin van de leer van de bedelingen. Wie beschikt over dergelijke vertalingen kan voor zichzelf ook nog Young, Rotherham en de Concordant Version nagaan. Oikonomia Tekst NWV (1995) Voorhoeve (1966) Luc.16:2 beheer rentmeesterschap 16:3 beheer rentmeesterschap 16:4 ambt van beheerder rentmeesterschap 1 Cor.9:17 beheer rentmeesterschap Eph.1:10 bestuur bedeling (voetnoot = rentmeesterschap) 3:2 beheer rentmeesterschap 3:9 volvoerd wordt rentmeesterschap Col.1:25 beheer rentmeesterschap 1 Tim.1:4 wordt uitgedeeld werk (voetnoot = Gods rentmeesterschap) Oikonomos Luc.12:42 beheerder rentmeester 16:1 beheerder rentmeester 16:3 beheerder rentmeester 16:8 beheerder rentmeester Rom.16:23 stadsbeheerder rentmeester van de stad 1 Cor.4:1 beheerder rentmeesters 1 Cor.4:2 beheerders rentmeesters

Page 14: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 14

Gal.4:2 beheerders beheerders Tit.1:7 beheerder rentmeester 1 Pet.4:10 beheerders rentmeesters Voor “oikonomos” geeft de NWV bijna steeds in voetnota als variant; huishouder(s) of huisbestuurder(s). En hieronder enkele andere vertalingen van de 3 teksten waar de Statenvertaling als “bedeling” heeft vertaald. Eph.1:10 1°) King James “dispensation” 2°) Living Bible “purpose” 3°) Philips “he purposed” 4°) Revised St. Version “plan” 5°) Today’s English Version “plan” 6°) New International Version “purposed to” 7°) Jerusalem Bible (Engels) “to act upon” 8°) New English Bible “put into effect” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “bedeling” 10°) Leidsevertaling “regeling” 11°) Brouwer “volheid” 12°) Canisius “bestel” 13°) Willibrord “volheid” Eph.3:2 1°) King James “dispensation” 2°) Living Bible “special work” 3°) Philips “your minister” 4°) Revised St. Version “stewardship” 5°) Today’s English Version “work” 6°) New International Version “administration” 7°) Jerusalem Bible “enthrusted by God” 8°) New English Bible (Engels) “God has assigned” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “ambt” 10°) Leidsevertaling “bestel” 11°) Brouwer “genadeambt” 12°) Canisius “beheer” 13°) Willibrord “beheer” Col.1:25 1°) King James “dispensation” 2°) Living Bible “to help” 3°) Philips “purpose” 4°) Revised St. Version “divine office” 5°) Today’s English Version “task” 6°) New International Version “commission” 7°) Jerusalem Bible “responsible” 8°) New English Bible (Engels) “task” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “predikambt” 10°) Leidse vert. “beschikking” 11°) Brouwer “ambt”

Page 15: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 15

12°) Canisius “beschikking” 13°) Willibrord “taak” Over Collossenzen 1:25 In welke zin moeten we Col.1:25 begrijpen. J.A.C. Van Leeuwen schrijft in ‘Korte verklaring der Heilige Schrift’, ‘De brief aan de Colossensen’, Kok, 1966, blz.28 het volgende: “Haar dienaar ben ik geworden naar het Goddelijk ambt, mij gegeven, om aan u het Woord Gods vol te maken. Noemde Paulus zich in vs. 23 een dienaar van het evangelie, hier spreekt hij van zijn dienst voor de kerk, welke hij dient krachtens hetgeen God hem heeft opgedragen; hij heeft het ambt van een huisverzorger of rentmeester ontvangen, vgl. 1 Cor.9:17b; 4:1,2 om de rijkdommen, het voedsel uit te delen, aan de kerk door God geschonken; dit is de betekenis van het door ons met “ambt” vertaalde woord. Nader omschrijft hij dit ambt als roeping om aan u het woord Gods vol te maken. Ook hier betrekt de apostel op fijne wijze de Collossensen in zijn apostolische arbeid, en doet hij hen het verband, de geestelijke band met de anderen gevoelen; ook aan hen, die deel der kerk Gods zijn, en die het verband met de anderen niet door gehoor geven aan dwaalleer moeten verliezen, heeft hij een roeping, al is hij nooit in hun midden geweest; en wel de roeping het Woord Gods, d.i. hier het evangelie door hem gepredikt vol te maken; vol, vervuld wordt het Woord Gods, doordat het ook buiten de grenzen van Palestina, en niet slechts aan Joden, maar mede aan heidenen wordt gebracht, vgl. Rom.15:19; en wanneer het naar zijn inhoud in zijn volle betekenis wordt erkend, vgl. vs. 28” (wij onderstrepen). R. Martin schrijft in zijn commentaar ‘Colossians’, The Paternoster Press, 1972, blz.64 over Col.1:25: “Paulus is vastberaden om het nauwe verband tussen hem zelf en de gemeente te Colosse uit te leggen in vers 25. De sleutel ligt in het naamwoord weergegeven als “goddelijk bestuur” (Grieks oikonomia). Het ongewone element van dit onderdeel om het Paulinische getuigenis aan te duiden is tweevoudig; a) hij geeft zich zelf de titel van dienaar (diakonos) in de algemene of universele kerk en b) gebruikt een term voor zijn roeping die op andere plaatsen is gebruikt voor Gods bedoelingen met de wereld (Eph.1:10 / 3:9). Zoals in Eph.3:2 is de grote waardigheid van zijn zending op die wijze uitgewerkt dat dit slechts kan betekenen dat de prediking van Paulus samenvalt met Gods plan voor deze wereld. En van hem wordt gevraagd dat plan van genade uit te voeren zoals het hem is opgedragen. In deze oecumenische bediening kan ook de gemeente van Colosse zijn deel eraan hebben, ze staan in de schaduw van datgene waartoe Paulus is aangesteld.” Over Epheze 1:10 Laten we even kijken wat een andere geleerde zegt over Eph.1:10. S. Greijdanus schrijft in ‘Korte verklaring der Heilige Schrift’, ‘De brieven van de apostel Paulus aan de Efeziërs en de Filippenzen’, Kok, 1973, blz.33 het volgende: “De tijd verloopt in perioden, bijzondere tijden, gelegenheden. De tijd is niet een steeds gelijk verlopend eentonig geheel. Hij is verdeeld. En die delen verschillen van aard. In het ene tijddeel geschiedt dit, in het andere kan en moet wat anders gebeuren. Alles kan niet evengoed in elke eeuw plaats vinden. De Israëlieten mochten Kanaän eerst erven, toen de Kanaänieten de maat hunner zonden vol gemaakt hadden, en uitgeroeid moesten worden. Gen.15:16. De Here Christus werd geboren, toen de volheid des tijds gekomen was, Gal.4:4. De Hervorming had niet in de zesde eeuw, noch in deze eeuw, kunnen doorwerken, zoals in de zestiende. Daarom spreekt de apostel nu van tijden. Het woord, door hem geschreven, doelt op bijzondere tijden, die voor iets geschikt of gelegen zijn. Maar zowel het karakter dier onderscheiden tijden of perioden, als hun aantal, is door God bepaald. Dat aantal is eindig, heeft een maat. En wanneer de laatste gekomen en geëindigd is, is de wereldgeschiedenis voorbij. Dan vangt een gans andere bedeling aan. Dan wordt de toestand van hemel en aarde, met wat er op en

Page 16: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 16

er in is, geheel anders. De inrichting, verhouding, samenhang van alles wordt dan gewijzigd. En de samenstelling, regeling en toestand van alle dingen in hemel en op aarde, gelijk God die zal doen zijn na de jongste dag, wordt nu aangeduid met de woorden: bedeling van de volheid der tijden. Het wezen dier bedeling of inrichting van alle dingen dan, geeft de apostel aan door de uitdrukking: alle dingen onder één hoofd te herenigen in Christus” (wij onderstrepen). Er bestaan twee prachtige commentaren op de brief aan de gemeente van Epheze; dat van Calvijn en dat van William Hendriksen. Uit dat van Calvijn citeren we niets in dit verband omdat toen hij zijn boek schreef er geen persoon twijfelde aan de Paulinische achtergrond. Niemand zou er aan getwijfeld hebben dat Epheze geen echt boek was geschreven door de apostel der heidenen. Of zou hebben beweerd dat er in dat boek een nieuwe of andere leerstelling aan bod kwam die nog niet gekend was. Tegen het einde der 18de eeuw waren er echter stemmen opgegaan dat in het boek Epheze een andere schrijver aan het woord was dan Paulus en dat deze andere dingen preekt die vreemd waren aan het gedachtegoed van Paulus. Op die twee punten gaat W. Hendriksen, de Amerikaans-Nederlands Gereformeerde theoloog, in zijn inleiding op dat boek uitvoerig wat aanstippen. Hij zegt met nadruk dat een gelijkenis met Paulus en de rest van het NT zo voor de hand ligt dat elke andere uitleg fout moet zijn. Hij geeft daartoe een vergelijking tussen die andere geschriften van het NT. Hij geeft een vers-naast-vers vergelijking van Epheze met Colossenzen. Qua inhoud worden dan de volgende gelijkenissen vastgesteld; voor 1 en 2 Tim. en Titus (blz.35-38) met 1 Petrus (blz.38, 39) met Lucas en Handelingen (blz.39,40), met de geschriften van Johannes (blz.40), het boek aan de Hebreeën (blz.41) en tenslotte Jacobus (blz.41). Er is slechts één conclusie; op theologisch vlak wijkt het boek Epheze in niets af van de rest van het NT. Over de betekenis van het begrip “oikonomia” zegt hij dan: “dit woord heeft in het NT wanneer het gebruikt wordt steeds de gedachte van rentmeesterschap. Het heeft die betekenis niet slechts in Lucas 16:2-4 / 1 Cor.9:17 / Col.1:25 en 1 Tim.1:4 maar ook in Eph.3:2. Echter, door een lichte verschuiving van de basisbetekenis van het woord als “bestuur of iemands eigen rentmeesterschap” of in het algemeen “administratie” (...) naar de zin van uitvoeren van een doel of plan (Eph.1:10 / 3:9). Eenzelfde schrijver moet toch het recht hebben een woord te gebruiken in zijn basisbetekenis en dan in een andere context in een ietwat aangepaste betekenis. Is het niet waar dat zelfs in een kort vers de betekenis van een woord kan wijzigen zoals in Luc.9:60 en Rom.9:6? Het is duidelijk dat het argument van een “andere betekenis” geen grond heeft” (blz.44,45 wij onderstrepen). Met ander woorden: de teksten waarin over “oikonomia” sprake is in Epheze en Colossenzen hebben aan dat woord géén andere betekenis gegeven dan wat het steeds heeft willen omschrijven. Die brieven spreken niet over een ander evangelie dat vroeger niet was gekend! We vertalen uit de uitgave van ‘The banner of Truth Trust’, 1972. Met het oog op dit alles is wat de gewone leer van de leer van de bedeling zegt niet Bijbels. J. F. Strombeck schrijft het volgende: “Hier zijn twee afzonderlijke programma’s. Dat voor Israël was onderbroken aan het einde van de negen en zestigste week, omdat Israël zijn Messias, door Wien dat programma moest worden vervuld, verwierp en kruisigde. Daarna begon de Here onmiddellijk met Zijn programma voor de gemeente. Hij zal het uitwerken tot aan de dag van de opname der gelovigen. Wanneer dat gebeurd is zal Hij wederkeren om Israël te reinigen en voor te bereiden tot het aannemen van zijn Messias die Gods programma voor hen verder geheel zal vervullen. Deze reiniging van Israël zal geschieden in de zeventigste jaarweek. De gemeente heeft zulk een proces van reiniging niet nodig. “Zij is eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus”. “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebr.10:10,14)” (in ‘De komende Hemelvaart aller gelovigen’, Uitgeverij Zoeklicht, z.j., op blz.29). Met het oog op dit alles is wat de extreme leer (van Bullinger) van de leer van de bedeling zegt niet Bijbels. In ‘Israël en de Bijbel’ jan. 2002 schrijft T. Stier op blz.14: “Gods verborgen

Page 17: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 17

handelen. Handelingen 28 beschrijft hoe de evangeliekandelaar in Rome nog één keer zijn licht over Israëls leiders liet schijnen. Het resultaat was echter teleurstellend: “En sommigen gaven wel gehoor aan hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelovig;”. Na de profetie van Jesaja 6 te hebben geciteerd: “(…) Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken (…) “, legt de apostel een belangrijke verklaring af: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” (Hand.28:24-28). Daarmee hebben ook de kenmerken, die de prediking van het zogenaamde Evangelie van het Koninkrijk onder Israël begeleidden (“in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” (Markus 16:17,18), tijdelijk een einde genomen. Het heil wordt namelijk aan de heidenen gezonden, “die zullen dan ook horen”, (maar niet zien!). Het is de ontwikkeling van de nieuwe fase in Gods heilsplan waarin Hij de Gemeente, het Lichaam van Christus, bestaande uit Joden en heidenen tot aanzijn roept. Zijn heilshandelen met Israël als volk, waarvan veel details in de symboliek van de Menora zijn terug te vinden, is daarmee tijdelijk op een zijspoor gekomen.” Geen ondersteuning in de Bijbel

We denken dat er een belangrijk argument is waarom er geen sprake kan zijn van een nieuwe regeling die God nog zou treffen met een toekomstige Israël. De Here Jezus, YaHWeH God, presenteerde zich aan Israël als het sluitstuk van Zijn omgaan met dat volk, maar het is het slotstuk van hun overtredingen geworden. Bekijken we vooreerst de in vele opzichten gelijkaardige situatie uit de jaren vóór de vernietiging van de eerste tempel in de 6de eeuw voor Christus.

God is het op een bepaald moment moe om maar te blijven vergeven: Jer.15:6,7 SV77: “Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken en u verderven; Ik ben het berouw hebben moede geworden. En Ik zal hen wannen met een wan, in de poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd en verdelgd; zij zijn van hun wegen niet weergekeerd.”

En ook Jer.23:19,20 SV77 wijst hierop: “Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een smartelijk onweder, het zal blijven op het hoofd der goddelozen. De toorn des HEEREN zal zich niet afwenden, totdat Hij zal hebben gedaan, en totdat Hij tot stand gebracht zal hebben de gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij met verstand daarop letten.”

Beslissingen die God neemt in bepaalde omstandigheden zijn niet meer te herroepen: 2 Kon:24-27 SV77: “En ook deed Josía weg de waarzeggers, en de duivelskunstenaars, en de terafim, en de drekgoden, en alle verfoeiselen, die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden; opdat hij bevestigde de woorden der wet, die geschreven waren in het boek, dat de priester Hilkía in het huis des HEEREN gevonden had. En vóór hem was geen koning zijns gelijke, die zich tot de HEERE, met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op. Nochtans keerde de HEERE Zich van de brand van Zijn grote toorn niet af, waarmee Zijn toorn brandde tegen Juda, om al de tergingen, waarmee Manasse Hem getergd had. En de HEERE zeide: Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht wegdoen, zoals Ik Israël weggedaan heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het huis, waarvan Ik gezegd heb: Mijn Naam zal daar wezen.”

Page 18: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 18

Jer.4:28 SV77: “Hierom zal de aarde treuren, en de hemel daarboven zwart zijn; omdat Ik het heb gesproken, Ik heb het voorgenomen en het zal Mij niet berouwen, en Ik zal Mij daarvan niet afkeren.”

En dan de situatie van Israël bij de eerste komst van Jezus:

Lucas 17:25 SV77: “Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.”

Lucas 7:31,32 SV77: “En de Heere zeide: Bij wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en aan wie zijn zij gelijk? Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten, en elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.”

In Luke 11:29 SV77: “En toen de scharen dicht bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en het zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, de profeet.”

In Lucas 11, verzen 49-51 SV77, zegt Jezus: “Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij uitjagen; Opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af; Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeëist worden van dit geslacht!”

Luc.19:44 SV77: “En u tot de grond zullen neerwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u de ene steen op de andere steen niet laten; daarom dat gij de tijd van uw bezoeking niet bekend hebt.”

Luc.23:28 SV77: “En Jezus, Zich tot hen kerende, zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelf, en over uw kinderen.”

Bij de eerste vernietiging van de tempel was er een gelijkaardige situatie als hierboven zoals Jer.9:17-19 SV77 zegt: “Zo zegt de HEERE der heerscharen: Merkt daarop, en roept klaagvrouwen, dat zij komen; en zendt heen naar de wijze vrouwen, dat zij komen. En haasten, en een weeklacht over ons opheffen, dat onze ogen van tranen neerdalen, en onze oogleden van water vlieten. Want er is een stem van weeklacht gehoord uit Sion: Hoe zijn wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat wij het land hebben verlaten, omdat zij onze woningen hebben omgeworpen.”

Tien melaatsen worden genezen, maar slechts één is dankbaar volgens Luc.17:16 SV77: “En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en deze was een Samaritaan.”

Opb.11:17,18 SV77: “Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst; En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en de heiligen, en hun, die Uw Naam vrezen, de kleinen en de groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.”

Het Israël uit de dagen van de eerste prediking door de apostelen, is ofwel een EXTREEM

VIJANDIG Israël (zoals blijkt uit de eerste serie teksten hieronder) ofwel een Israël dat de Messias Jezus omhelst als zijn enige REDDER EN HEILAND (de tweede serie teksten hieronder). EERSTE SERIE: Joden als vijanden van God

Hand.9:29 SV77: “En vrijmoedig sprekende in de Naam van de Heere Jezus, sprak hij ook, en handelde tegen de Griekse Joden; maar deze trachtten hem te doden.”

Page 19: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 19

Hand.10:39 SV77: “En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Die zij gedood hebben, Hem hangende aan een hout.”

Hand.13:50 SV77: “Maar de Joden ruiden op de godsdienstige en achtbare vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Bárnabas, en wierpen ze uit hun gebied.”

Hand.14:2 SV77: “Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.”

Hand 14,5 SV77: “En toen er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen.”

Hand.17:1,5,13 SV77: “En door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende, kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op het huis van Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. Maar toen de Joden van Thessaloníca verstonden, dat het Woord Gods ook te Beréa door Paulus verkondigd werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen.” Of vers 13 NBG: “kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten.” Of vers 13 NBV: “het volk opruien en in verwarring brengen.”

Hand.20:3,19 SV77: “En toen hij aldaar drie maanden doorgebracht had, en hem van de Joden lagen gelegd werden, toen hij naar Syrië zou varen, zo werd hij van zin weer te keren door Macedónië. (…) Dienende de Heere met alle ootmoedigheid, en vele tranen, en verzoekingen, die mij overkomen zijn door de lagen der Joden.”

Hand.21:27,28 SV77: “Toen nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azië in de tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem roepende: Gij Israëlietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats iedereen overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in de tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.”

Hand.23:12,13 SV77: “En toen het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelf, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. En zij waren meer dan veertig, die deze eed tesamen gedaan hadden.”

Hand.24:9 SV77: “En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo waren.”

Hand.25:2,15,24 SV77: “En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, (…) Om wiens wil, toen ik te Jeruzalem was, de overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende een vonnis tegen hem; (…) En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons hier tegenwoordig zijt, gij ziet deze, over wie mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven.”

Hand.26:2,21 SV77: “Ik acht mijzelf gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden over alles, waarvan ik door de Joden beschuldigd word; (…) Om deze zaken hebben mij de Joden in de tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.”

Jer.9:25,26 SV77: “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoekingen zal doen over alle besnedenen, met hen, die de voorhuid hebben; over Egypte, en over Juda, en over Edom, en over de kinderen Ammons, en over Moab, en over allen, die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten.”

Page 20: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 20

TWEEDE SERIE: Joden als vrienden van God In Romeinen 1:8 SV77: “Eerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat

uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.” Hand.4:36,37: “En Joses, door de apostelen toegenaamd Barnábas (dat is, overgezet

zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus, alzo hij een akker had, verkocht die, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen.”

Hand.6:7 NBG: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.”

Hand.12:24 SV77: “En het Woord Gods wies, en vermenigvuldigde.” Hand.13:43 SV77: “En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen van de Joden en

van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Bárnabas; die tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods.”

In Hand.13:49 SV77: “En het Woord des Heeren werd door het gehele land uitgebreid.”

Hand.14:1 SV77: “En het geschiedde te Ikónium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.”

Hand.15:5 NBG: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren. “

In Hand.19:10 SV77: “En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die in Azië woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.”

Hand.19:17,18,20: “En dit werd allen bekend, beiden Joden en Grieken, die te Éfeze woonden; en er viel een vrees over hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen van hen, die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende hun daden. (…) Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand.”

Hand.21:20 NBG: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor de wet.”

CONCLUSIE We hebben hier ongeveer alles weergegeven wat er aan argumenten is gebruikt bij dit

onderwerp in de leer van de bedelingen. In werkelijkheid valt daar niet veel uit op te rapen. Twee zaken zijn duidelijk. Ten eerste: de betekenis van het begrip in het OT kan daar niet zondermeer afgelezen worden. Men werkt in een omgekeerde volgorde, men gaat de definitie vastleggen vanuit de boeken van het NT (Epheze en Collossensen). Teruggaande maakt men er dan meestal zeven bedelingen van, waarschijnlijk omdat zoiets als zeven, indruk maakt op een geoefende Bijbellezer. Ten tweede: indien de betekenis van de term zo vast zou staan in de Griekse woordenboeken, waarom hebben dan de vertalingen, die we hebben aangehaald, geen grotere gelijkenis op dat punt? Dat zal zijn omdat niemand van deze erin kan terugvinden wat men er in de leer van de bedelingen inlegt. Veel verhaal heeft de Bijbel er zelf niet over. Men zou de geschiedenis van de wereld in drie werelden kunnen verdelen, drie bedelingen als u het wenst: deze vóór de wet van Mozes, daaropvolgend deze vanaf Mozes en ten slotte deze vanaf de dood van de Heer. Lees bijvoorbeeld 2 Petrus 3. Zodat we simpelweg zoals we steeds doen, gewoon maar dienen te spreken van het Oude Testament en Nieuwe Testament, of nog correcter Oude en Nieuwe Verbond. Meer hoeft dat niet te zijn want al de rest brengt verwarring. Spreken over de bedeling van het NT is een zaak van de gemeente bestaande uit Joden en Heidenen die Jezus hebben aangenomen als hun Messias. Herstel van een Joodse staat is daar géén onderdeel meer van. Wie zich bekeerd van het Jodendom tot het christendom is overgegaan van het Zion in het

Page 21: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 21

letterlijke Jeruzalem naar het Zion in de hemel (Heb.12:22). Waarom terugkeren naar de aardse begrippen wanneer we weten dat de hemelse het laatste en hoogste goed zijn die een mens kan bereiken.

We kunnen alle argumenten niet bespreken die aantonen dat de dispensatieleer niet klopt met de Schrift. Maar met betrekking tot het duizendjarige rijk toch deze opmerkingen en aantekeningen. 1°) Slechts in Openbaring 20 staat er wat over een duizendjarige Rijk. De rest van het NT zwijgt daarover. 2°) Daarover twee vragen:

a) mogen we onze theologie baseren op een symbolisch boek? Weet u bijvoorbeeld dat telkenmale er sprake is over Jezus in dat boek het in symbolische beschrijvingen zijn? Het is hierbij duidelijk, dat ook andere dingen in dat boek hun symbolische trekjes hebben! b) mogen we vanuit de symboliek van Openbaring de rest van het NT uitleggen?

3°) Wanneer we geloven dat de wedergeboorte een opstanding is waarom leren we dan niet consequent dat we thans reeds met Christus regeren! 4°) De Wederkomst is de terminus van de wereldse geschiedenis en niet het begin van een duizendjarige regering. Dat zegt zelfs 1 Cor.15:23-28. Volgens Mat.28:20 stopt de prediking van het evangelie met het einde der dagen. De tijd van genade stopt met de tweede komst volgens 2 Pet.1:19 / 1 Cor.11:26. Met de Wederkomst is het aantal van gelovigen/heiligen/verlosten compleet (Joh.17:2,24 / Joh.6:39,44 / 1 Cor.15:23). En alle goddelozen worden bij die zelfde komst veroordeeld (2 Thes.1:7-9 / 2 Pet.3:9,10 / Judas 14,15 / Opb.1:7). Dat oordeel is gelijk aan het einde van deze wereld volgens Mat.13:40,41,49. Om die redenen worden gelovigen aangespoord om te volharden tot die dag (1 Pet.4:12,13 / Luc.12:35-37 / 19:13 / 1 Cor.1:7,8 / Phil.1:16 / 1:9,10 / 1 Thes.5:9,10 / Col.3:4,5 / Phil.3:20 / 1 Cor.11:26 / 1 Pet.1:13.

Bij de Wederkomst verdwijnt de oude hemel en oude aarde ineens (2 Pet.3:10). Met andere woorden: met de Wederkomst is er voor een toekomstig duizendjarig rijk géén plaats meer. Want zowel gelovigen als ongelovigen worden ineens geoordeeld (Mat.13:40-42 / 25:31-33 / Joh.5:28,29 / Hand.17:31 / 1 Cor.15:23-26 / 1 Thes.4:16,17).

Page 22: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 22

Hoofdstuk 2

Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere? Wat zij op dat gebied zeggen

J. F. Strombeck schrijft in ‘De komende Hemelvaart aller gelovigen’, Uitg. Zoeklicht, z.j., op blz.75 het volgende: “Van de leden van de gemeente van Christus worden dingen gezegd die we niet lezen van enige andere groep van heiligen. Zij zijn geboren uit God en uit de Geest (Joh.1:13; 3:5). Zij zijn de goddelijke natuur deelachtig (2 Petr.1:4). Zij zijn erfgenamen van God en medeërfgenamen met Christus (Rom.8:17). Van de gemeente zeide Jezus tot Zijn Vader: “En de heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven” (Joh.17:22). Aan al deze voorwaarden moet de vrouw des Lams voldoen. De heiligen van het oude testament zijn niet de vrouw des Lams, hetgeen blijkt uit de woorden van Johannes de Doper, de laatste der oudtestamentische profeten: “Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van den bruidegom, die er bij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van den bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld” (Joh.3:29). Hieruit blijkt dat Johannes zichzelf beschouwde als de vriend van de bruidegom. Dat de gemeente een hogere positie zal innemen dan de helden des geloofs van het oude testament, blijkt duidelijk uit Hebreeën 11:39,40: “Ook dezen allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” De heiligen die uit de verdrukking zullen komen kunnen niet de vrouw des Lams zijn, omdat zij “Hem dag en nacht vereren in Zijn tempel” (Openb.7:15). De vierde en laatste groep van heiligen zijn de gelovigen uit Israël die door de verdrukking gaan. Daar zij zich op aarde bevinden ten tijde van de bruiloft des Lams in de hemel, kunnen zij onmogelijk de vrouw des Lams zijn” (wij onderstrepen).

Scofield geeft bij Opb.19:7 het volgende als commentaar: “De bruid van het Lam is hier de bruid (Opb.21:9), de Gemeente, geïdentificeerd met het “hemelse Jeruzalem” (Heb. 12:22,23) en is te onderscheiden van Israël, de overspelige en verworpen “vrouw” van Jehovah, die nog herstelt wordt (Jes.54:1-10 / Hos.2:1-17) en geïdentificeerd met de aarde (Hos.2:23). Een vergeven en herstelde vrouw zou géén maagd (2 Cor.11:2,3) of bruid genoemd kunnen worden” (Scofield blz.1348). “We moeten dus wanneer we tot de evangeliën gaan onze geest ledigen (bevrijden) van theologische en andere vóóronderstellingen. Het is vooral nodig om - het erfdeel van de Protestantse gedachte van na-apostolische en Rooms Katholieke theologie - dat de kerk het ware Israël is en dat het O.Testamentische vooruitzicht over het Koninkrijk is vervuld in de Kerk. Ga er dus niet van uit dat sommige dingen gelijk zijn aan elkaar omdat ze bekend voorkomen. Ga er niet van uit dat de “troon van David” (Luc.1:32) synoniem is aan “de troon van Mijn Vader” (Opb.3:21). Of dat “het huis van Jacob” de Kerk zou zijn bestaande uit Joden en Heidenen” (Scofield blz.989) (wij onderstrepen). Wat wij op dat gebied zeggen

Een eerste opmerking. De leer van de bedelingen deinst er hier niet voor terug om een totaal verwrongen beeld te geven van Gods Christelijke Gemeente. Indien ze juist redeneren dan heeft God een “vrouw” en daar bovenop heeft Christus ook nog een “maagd.” Met ander woorden God (Vader, Zoon en Geest) heeft twee vrouwen, of zal er uiteindelijk twee hebben in het duizendjarige rijk, een hemelse en een aardse. Is dat het beeld dat we over YaHWeH kennen vanuit het OT of het NT? Israël heeft met God een verbond als man en vrouw (Jes.54:5,6).

Page 23: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 23

Verbonden aangaan met andere volkeren noemt de Schrift een geestelijk overspel volgens o.a. Ezech.16: 15,25,29 / Jer.3:2,9. En dat geeft God een reden tot echtscheiding (Jes.1:21 / Hosea hoofdstuk 2). En het NT ziet die zaak niet anders. Het is volgens Jezus de énige grond tot echtscheiding van wat God heeft samengebracht (Mat.5:32 / 19:9 / Marc.10:11,12 / Rom.7:2,3). En volgens de Heer heeft Israël ook in Zijn dagen dat soort overspel gepleegd (Mat.12:39 / Marc.8:38).

Tweede opmerking. Heeft Scofield nooit het onderscheid kunnen vinden in het OT tussen een Israël dat ontrouw is en vergeleken wordt bij een “hoer” en een “rest” die getrouw is. Zelfs indien men zou kunnen aantonen dat er op een bepaald moment geen enkele rest (dus gelovigen) zou zijn - wat volgens ons niet kan - ook dan is er geen enkel probleem. Want wanneer de HEERE Zijn “vrouw” die overspel gepleegd heeft vergiffenis schenkt, is zij in Zijn ogen zowaar iemand met een blanco strafregister. Ze is “maagd” zoals alle “maagden.” Dat is duidelijk vóór de Babylonische gevangenschap en ook erna. En dat ondanks meerdere geestelijke hoererijen met andere goden en andere volkeren! Zie o.a. 2 Kon.19:21 / Klaagliederen 1:15 / Micha 4:8 / Zach.9:9. In deze teksten hebben de gelovigen - zelfs indien ze slechts 0,01% van de Joodse bevolking zouden zijn - de volgende titel(s): “maagd”, “dochter van Zion”, “dochter van Jeruzalem” en “maagdelijke dochter.” En denk eraan een “dochter” is een “maagd” in Bijbelse terminologie! Zie deze termen in méér dan één vertaling. Trouwens, neem daar geen aanstoot aan, ook de heidense volkeren worden soms door de profeten als “maagden” beschreven. Dat is op die momenten dat ze een “dienst” voor God verrichten. Voorbeelden van dit gebruik zijn dan Sidon (Jes.23:12), Babylon (Jes.47:1), en Egypte (Jer.46:11). Maar Nineve, ooit gered door de prediking van Jona zal toch gestraft worden: ze is een hoer (Nahum 3:4). En ook Cyrus is een hoer volgens Jes.23:15-17. En hoeren blijven niet in Gods gunst dan indien ze zich bekeren van hun wandel.

Derde opmerking. De laatste van de aangegeven teksten bij Scofield (Zach.9:9) is de tekst dat een deel van het volk van Israël zingt bij de intocht van Jezus in de hoofdstad enkele dagen voor Zijn kruisdood. Eén week voor Zijn dood neemt een deel van het volk Hem aan als de Messias die Zacharia beschrijft. Dit is de “geestelijke bruid” van de Heer. Zie naar; Mat.21:1-11 / Marc.11:1-10 / Luc.19:29-44 / Joh.12:12-19. De Farizeeën redeneerden hysterisch op dat moment: “zie de gehele wereld loopt Hem na” volgens het slot van dat gedeelte in het evangelie van Johannes. En met Pinksteren krijgen we de definitieve herbevestiging dat God de “gelovige” Joden niet heeft verworpen. Ze ontvangen zelfs wat nieuws om te ondersteunen dat het verbond vernieuwd is: de Heilige Geest. Drieduizend (en méér) door de Geest herboren nieuwe mensen op één dag! EEN WONDER! Op één dag is de gemeente van het OT overgegaan in een nieuwe relatie tot haar HEER! Wat was voorzegd in het OT over herstel, is nu vervuld: vergeving van zonden (Luc.24:27). God heeft het werk dat Zijn hand begon niet laten varen! De ongelovige Joden zullen hun straf niet ontlopen met de tweede verwoesting van de stad, binnen een niet al te lange tijd. Scofield en zijn leerlingen hebben dat allemaal niet willen begrijpen.

De hiernavolgende tabel kan u ook duidelijk maken dat men zich niet moet verliezen in het gebruik van één of ander beeld of gedachte in verband met de gemeente. Want één beeld geeft aan dat een bepaald aspect van de gemeente zo is. Een ander beeld geeft iets anders te kennen. De conclusie van de tabel is in elk geval deze; de kerk = de gemeente = de synagoge van het OT is = deze uit het NT, want ze hebben dezelfde namen en titels. In deze gemeente van het Nieuwe Testament oorspronkelijk bestaande uit Joden krijgen gelovigen uit de Heidenen dezelfde rechten (ook aangepaste plichten!) als de gelovigen uit Israël.

BESCHRIJVING OUD TESTAMENT NIEUW TESTAMENT

Page 24: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 24

“Gods tempel” Ex.29:45 1 Cor.3:16 “kinderen der belofte” Jer.31:31-33 Rom.9:8 (Joden) /

Gal.4:28 (Heidenen) “zaad van Abraham” Gen.17:7,8 Gal.3:29 “erfgenamen naar de belofte”

Deut.29:12,13 Gal.3:29

“Gods uitverkorenen” Lev.20:24,26 Col.3:12 “wij zijn de besnijdenis” Gen.17:12 Phil.3:3 “erfgenamen van het koninkrijk”

Jes.62:12 Jac.2:5

“een eigen volk” Deut.4:20 Tit.2:14 “het volk van God” Ex.19:5 Heb.4:9 “een uitverkoren geslacht” Ex.19:5 1 Pet.2:9 “een koninklijk priesterschap”

Ex.19:6 1 Pet.2:9

“een heilige natie” Ex.19:6 1 Pet.2:9 “een volk Gode ten eigendom”

Ezech.37:23 1 Pet.2:9

“de berg Sion” Ps.2:6 Heb.12:22 “de Stad van de levende God”

Ps.48:2 Heb.12:22

“het hemelse Jeruzalem” Joël 2:32 Heb.12:22 “de heilige Stad” Ps.125:1 Opb.21:2 “en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt”

Ex.19:5,6 Opb.1:6

We lezen het volgende in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz.12: “Er zijn vele

Schriftplaatsen, die de derde tempel voorspellen, waarvan we er enkele zullen noemen. Wij lezen in 2 Tessalonicenzen 2: “Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo, dat hij in de tempel Gods als een god zal zitten, zichzelf vertonende, dat hij God is”. (vs.3-4 SV) Het is duidelijker dat als deze profetie in vervulling moet gaan gedurende de grote verdrukking, er een Joodse tempel moet bestaan. De Here Jezus Zelf waarschuwt in Mattheüs 24, vers 15: “Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats, dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.” (SV) Om te begrijpen waar onze Heiland op doelt, moeten we het boek Daniël opslaan. In Daniël 9:27 vernemen wij, dat de vorst, die komen zal, een verbond zal sluiten met Israël voor de tijd van één jaarweek (dus zeven jaren); maar “ …in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen en wel tot de –voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Hieruit vernemen wij, dat de Joodse eredienst in de tempel verstoord zal worden en er iets anders voor in de plaats komt. Daniël 12 geeft hier meer licht op: “En van de tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen worden en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen.” (vers 12) De mens der zonde zal zich in de tempel zetten, en de Schrift spreekt dan over “de gruwel der verwoesting” en van het volk zal verwacht worden, dat het dit zal aanbidden. In het 13de

Page 25: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 25

hoofdstuk van Openbaring wordt het ons duidelijker, als wij lezen, dat de valse profeet een beeld zal maken voor het beest en de mensen zal dwingen dit te aanbidden op straffe des doods. Uit dit alles blijkt, dat er een tempel (of wellicht een deel daarvan) moet zijn, om deze dingen in vervulling te doen gaan.” Er valt één en ander te zeggen over zo een uitspraak. Laat ik het mezelf eens gemakkelijk maken met een opmerkelijk citaat van een Pinkstertheoloog uit Nederland. Hij gaat in op de vraag of profetie letterlijk of figuurlijk te verklaren is of verklaard mag worden. Ik zeg er vooraf al Amen op! J.E. van den Brink schreef een boekje, ‘HET GEESTELIJKE ISRAËL’ van 95 pagina’s. Jammer, maar uitverkocht en met toestemming van Rhemaprint gratis te krijgen op internetpaginas 88,89 van de internetversie. Aanbevolen en verplicht als literatuur in deze problematiek. Letterlijk of geestelijk? “De vraag die ons menigmaal gesteld wordt, is de volgende: ‘Is het niet inkonsekwent dat men het ene gedeelte van een tekst of van een Schriftgedeelte letterlijk neemt en het andere vergeestelijkt?’ Waarom is bijvoorbeeld de geboorte uit de maagd Maria een letterlijke vervulling van de profetie en waarom zou de troon van David, waarvan Lucas 1:31-33 spreekt, geestelijk opgevat moeten worden? Is zulk een willekeurige vergeestelijking niet onschriftuurlijk en verwerpelijk? Bij de beantwoording van deze vraag moet allereerst de tegenvraag gesteld worden: ‘Wat verstaat men onder letterlijk en wat verstaat men onder geestelijk?’ Is er wel een tegenstelling tussen deze begrippen? Met ‘letterlijk’ bedoelen wij de rechtstreekse en feitelijke betekenis van een woord en niet de figuurlijke of de beeldsprakige zin. Zo wordt het woord ‘hoofd’ letterlijk gebruikt, wanneer gezegd wordt: ‘Ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op zijn hoofd’, maar dit woord wordt figuurlijk gebruikt in de tekst: ‘Het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God’ (1 Cor.11:3). Het begrip ‘geestelijk’ heeft te maken met de geestelijke of onzienlijke wereld. Het wil zeggen: niet zintuigelijk waarneembaar, maar wel reëel. De tegenstelling van ‘geestelijk’ is ‘natuurlijk’, dat is wél zintuiglijk waarneembaar. Tegenover ‘letterlijk’ staat dus ‘figuurlijk’ en tegenover ‘natuurlijk’ staat ‘geestelijk’. Een profetie kan letterlijk vervuld worden, zowel in de natuurlijke wereld als in de geestelijke wereld. Er zijn geen ‘letterlijke’ en ‘geestelijke’ mensen, maar wel ‘natuurlijke’ en ‘geestelijke’ mensen. Zo is er ook letterlijk een ‘natuurlijk’ volk Israël, maar er is ook letterlijk een ‘geestelijk’ volk Israël. ‘Letterlijk’ kan dus zowel betrekking hebben op de natuurlijke als op de geestelijke wereld. Zo is het Woord van God letterlijk een zwaard: al kan er geen hand mee afgehakt worden, men kan er wel reëel en concreet een scheiding mee maken tussen het goede en het kwade in de onzienlijke wereld.” Vergeestelijken is noodzakelijk “De gebeurtenissen met het volk Israël zijn ons ten voorbeeld, schrijft Paulus in 1 Corinthiërs 10:6. Het zijn schaduwen van de werkelijkheid, en als God ‘spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste (de schaduw of afbeelding) voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (Hebr.8:13). Wij behoren het geschrevene in het Oude Testament wel letterlijk op te nemen, maar het niet te situeren in de natuurlijke, maar in de geestelijke wereld. ‘Vergeestelijken’ is niet iets ontoelaatbaars, maar juist noodzakelijk om de Schrift te begrijpen. Zo gaat het niet om een aardse tempel, maar om een hemelse, een geestelijk huis Gods, niet om een aardse hogepriester, maar om een hemelse. Wie meent dat ooit in het aardse Jeruzalem een stenen tempel zal verrijzen, waarin Jahweh gediend zal worden door middel van offeranden, die randt daarmee de persoon van Jezus

Page 26: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 26

Christus zelf aan, want Deze was, wat het vlees betreft, uit de stam van Juda en Hij zou dan zelfs geen hogepriester mogen zijn in zijn eigen tempel. ‘Want Hij, van wie aldus wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had’ (Hebr.7:13). Wanneer er nog Joden waren die offers in de tempel brachten, of die deelnamen aan de ceremoniën, riten of andere voorschriften van het oude verbond, waren zij uitgesloten van de zegeningen van het nieuwe verbond. Men kan daarom niet in twee verbonden tegelijkertijd leven, want ‘wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten’ (Hebr.13:10). De stam van Levi heeft daarom zijn betekenis als priesterstam verloren en hetzelfde geldt voor het gehele natuurlijke Israël, want dit heeft zijn vrucht, ‘het beloofde Zaad’ voortgebracht. Tot ons wordt gezegd: ‘Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom’ (1 Petr.2:9). Wij merken daarom op, dat Paulus in zijn brief aan de Hebreeën nergens spreekt over een te verwachten herstel van Israël, met zijn stad, tempel, offeranden en ceremoniën.”

Niet alles moet of kan letterlijk in vervulling gaan. Er zijn voorbeelden van “aanpassing” en geestelijke vervulling. Daarom uw volle aandacht voor de volgende zaken. 1°) De eerste Messiaanse profetie uit de Schrift staat in Gen.3:15 en deze zal niet letterlijk vervuld worden. Het zaad van de vrouw, de Verlosser, zal de slang niet letterlijk het hoofd indrukken, maar wel figuurlijk. 2°) Adam en Eva zijn een beeld van Christus en zijn gemeente, maar de gelijkenis is er slechts tot op zekere hoogte en overstijgt het letterlijke beeld (Gen.2:23,24 / Eph.5:31,32). 3°) Wat met Jona is geschied zal ook aan Jezus geschieden; drie dagen dood zijn. De betekenis is echter niet dezelfde (Mat.12:40 / Jona 1:17). Jezus was werkelijk dood, Jona was niet dood maar zat levend in de vis. Jona was slechts in geestelijke zin dood voor Gods werk. 4°) In een opstandige bui krijgt Israël als straf van God een plaag van slangen te verduren. De slang die op een paal wordt gehangen zal in het tegenbeeld de Heer voorstellen die sterft aan het kruis (Num.21:8,9 / Joh.3:14,15). 5°) Als de Heer sterft aan het kruis worden zijn beenderen niet gebroken “opdat het schriftwoord vervuld zou worden.” Maar dat schriftwoord spreekt over dieren, het is géén gelijkaardige vervulling (vergelijk Joh.19:36 met Ex.12:46). 6°) Over Juda, waarschijnlijk over de afstammeling van Juda die de Messias zal worden, staan dingen voorzegd die niet letterlijk zijn (Gen.49:11). Letterlijk is deze tekst niet te begrijpen en heeft geen echte inhoud. 7°) Voorafgaande aan de komst van de Messias zal iemand optreden als volgt; hij zal paden rechtmaken, kloven opvullen en heuvels slechten. Alle krommingen en oneffenheden zullen vlak gemaakt worden. Zo was het voorzegd en zo is het in vervulling gegaan bij het optreden van Johannes de Doper. Maar Johannes was géén letterlijke bouwondernemer en ook géén straatwerker. Zijn werk was geestelijk en de profetie is op een geestelijke wijze door hem vervuld (Jes.40:3-5 / Luc.3:3-6). 8°) Over dezelfde Johannes valt nog op te merken dat de Joden hem ooit vroegen of hij Elia was die moest terugkomen vóór de grote dag van YaHWeH aanbrak. Daarop zegt hij categoriek “neen” (Joh.1:21). Maar Jezus zegt dat hij wel degelijk Elia is (Mat.17:9-13). En hij is ook zo aangekondigd vanaf zijn geboorte (Luc.1:13-17). Dat is geen tegenstrijdigheid. Hij is géén letterlijke Wederkomst of reïncarnatie van de oude profeet. Maar in geestelijke zin heeft hij alles gedaan om de profetie te vervullen. 9°) Van de Messias is voorzegd dat Hij in het jaar van de verlossing, het jaar van het oordeel, alléén te werk gaat. Maar in het oordeel zullen miljarden engelen hem helpen en zelfs de gemeente zal meehelpen in het oordeel (Jes.63:2-6 / Mat.13:36-43 / 1 Cor.6:3). 10°) De gemeente zijn de schapen van de Heer, zowel in de voorspelling als in de uitspraken van Christus, maar toch zijn het geen echte schapen! (Zie Jes.40:11 / Joh.10:11-16).

Page 27: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 27

11°) Jezus voorzegt dat wie zijn discipel wil worden het lichte juk van de Heer moet opnemen. Dat is toch geen letterlijk juk? (Zie Mat.11:28,29). 12°) Om deel te hebben aan het Koninkrijk van God telt niet de afstamming, of het aardse, maar het geestelijke. Wie niet is wedergeboren door de Heilige Geest komt er niet binnen (Joh.3:3-8). Ook het water dat de Heer beloofd te geven aan zijn discipelen is geen scheikundig zuiver water - H2O - maar de belofte van de Heilige Geest (Joh.4:14,24). 13°) De belangrijkste opstanding waarover Christus het heeft is niet een letterlijke, maar de geestelijke opstanding uit de dood der zondigheid (Joh.5:25). Zo ook nog Joh. 6:51 / 7:37 / 15:1-5 / 21:16,17. Wie dan persé de stelling wil aanhouden dat alles wat in het OT op Israël betrekking heeft letterlijk vervuld wordt en alles wat in het NT over de kerk gezegd wordt geestelijk, komt dus bedrogen uit. Zo zullen “armen van geest het koninkrijk der hemelen beërven” (Mat.5:3) en “zachtmoedigen de aarde beërven” (Mat.5:5). Dat is géén tegenstrijdigheid. Elke gelovige wordt nu opgenomen in het Koninkrijk der hemelen. Dat wil zeggen, een Koninkrijk geregeld vanuit de hemel t.t.z. door God. Maar uiteindelijk komt dat Rijk op aarde (Opb.21:1-8). Vergelijk ook Jes.49:10 met Opb.7:16. Twee visies, één is totaal fout

Er is dus een groot verschil in de twee visies van het dispenssationalisme (met zijn twee vrouwen) en de leer dat God door de eeuwen heen éénzelfde geestelijke vrouw heeft. Hieronder staat de voorstelling van de heilsgeschiedenis van het Joodse volk (Gods vrouw) in de versie van het dispensationalisme.

Zo ziet het eruit in Bijbelteksten. Men heeft het;

1°) ontstaan van het volk met Abraham (Gen.12:1-3 SV77 = “De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”) 2°) doorlopend tot aan het kruis (Joh.19:15,16 SV77 = “Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan de keizer. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.”) 3°) dat ze verwerpen als volk - zegt men geheel ten onrechte – (Rom.11:7,8 SV77 = “Wat dan? Hetgeen Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden. (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op de huidige dag.”) 4°) waarop een breuk ontstaat (Dan.9:26,27 SV77 = “En na die twee en zestig weken zal de Messías uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn; en een volk van de vorst, dat komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vast besloten verwoestingen. En hij zal velen het verbond versterken, één week; en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester

Page 28: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 28

zijn, ook tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.”) 5°) en met een latere aanneming en herstel na die breuk. (Jer.31:31-33 SV77 = “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage toen Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en Ik zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”)

Hieronder staat de voorstelling van de heilsgeschiedenis van het Joodse volk in de versie van Gods genadeverbond dat door de eeuwen heen altijd hetzelfde is.

Zo ziet het eruit in Bijbelteksten. Met de belofte van God;

1°) aan de eerste mensen na hun zondeval (Gen.3:15 SV77 = “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.” = ECHTE verwijzing naar het kruis.) 2°) is er het ontstaan van het volk met Abraham doorlopend (Gen.12:1-3 SV77 = “De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”) 3°) tot aan het kruisigen ((Joh.19:15,16 SV77 = “Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan de keizer. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.”) 4°) met hen die Jezus aannemen gaat God gewoon verder (Hand.2:37b-39 SV77 = “Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.”) 5°) en INCORPOREERT DE BEKEERDE HEIDENEN ALS GEESTELIJKE JODEN (Gal.3:26-29 SV77 = “Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus. En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.”) Het is duidelijk dat heidenen in het NT en vooral bij Paulus een plaats innemen die gelijkgesteld is aan deze van de Messias belijdende Joden. Bekijk eens deze teksten: Rom.1:5: “door wie wij de genade en het apostelschap ontvangen hebben, om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder de heidenen.” Rom.1:13: “om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de andere heidenen.”

Page 29: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 29

Rom.3:29: “is Hij niet ook de God der heidenen? Zeker ook der heidenen.” Rom.11:11: “Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen.” Rom.11:13: “Want ik spreek tot u, heidenen.” Rom.11:25: “totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.” Rom.15:9: “en de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken.” Rom.15:10: “Verheugt u, heidenen, met zijn volk.” Rom.15:11: “Looft, alle gij heidenen, de Here en laten alle volken Hem prijzen.” Rom.15:12: “Komen zal de wortel van Isaï en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen.” Rom.15:16: “om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen welgevallig zou wezen, geheiligd door de Heilige Geest.” Rom.15:18: “Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad, door de kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes.” Rom.16:4: “Niet alleen ben ik hun dankbaar, maar ook al de heidengemeenten.” 1 Cor.5:1: “Inderdaad men spreekt van hoererij onder u en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet voorkomt.” Gal.2:14b: “Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan heidenen dwingen, zich als Joden te gedragen?” De allegorie die Paulus gebruikt in Gal.3:26-29 maakt trouwens een en ander zeer duidelijk. Hieruit blijkt duidelijk dat er met betrekking tot het verbond van de Sinaï een begindatum voor gegeven kan worden en een einddatum. Die liggen beiden in het verleden en niet in de toekomst: er is géén herstel van dat verbond te verwachten. Het begin ligt bij de berg en het einde eindigt op een andere berg, waar de Heer sterft en Hij Zijn bloed in hemelse gewesten aan de Vader heeft aangeboden. U leest daarbij Galaten 3:17,19,25 en Hebreeën 8:13. Twee tabellen in dat verband, de eerste gezien vanuit de twee zonen van Abraham:

ISMAËL IZAAK De zoon van de slavin De zoon van de vrije vrouw Geboren naar het vlees op een natuurlijke wijze Geboren naar de belofte van God, onnatuurlijk

want zijn moeder was buiten haar tijd van baren Hij was het beeld van het verbond dat God met Israël had na de uittocht uit Egypte in Sinaï, beeld van de gebondenheid

Hij was beeld van het verbond der belofte die God aan Abraham gegeven had, een belofte van vrijheid

Sinaï is het beeld van Jeruzalem “dat nu is”, beeld van het vleselijke Israël

Zion is de voorstelling van het Jeruzalem dat BOVEN IS, ze is vrij en moeder van alle kinderen der belofte

Ismaël, hij die geboren was uit het vlees, vervolgde het kind geboren naar de belofte, zijn broer (ze hadden dezelfde vader)

Hij die op een wonderbare wijze geboren werd, is door zijn eigen broer vervolgd en beschimpt

Ismaël is onterfd vanwege zijn gedrag Izaak is de ENIGE DIE DE BELOFTE ONTVANGT

Het kind van de slavin is het beeld van het natuurlijke, vleselijke Israël

Het kind van de vrije vrouw is de voorstelling van allen die tot Christus behoren, Zijn gemeente, stammend uit alle volkeren der aarde

In een andere versie gegoten bezien vanuit de twee vrouwen:

MOEDER SARAH HAGAR

Page 30: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 30

HAAR STATUS Vrije vrouw Slavin HAAR ZOON Izaak Ismaël ZIJN STATUS Vervolgde Vervolger

GEBOREN DOOR De belofte Het vlees VERBOND Het evangelie De Wet

MIDDELAAR Jezus [God] Mozes [Man] HUN ERFDEEL Hemels Jeruzalem Aards Jeruzalem RESULTAAT Opgericht Afgeschaft

Kracht van het begrip “INDIEN”

Mensen die de leer van de bedelingen verkondigen geven meestal een vertekend beeld van hoe het volk Israël tegenover zijn God staat. Het is overduidelijk dat het God is die hen aanneemt onder alle andere volkeren.

Deut.4:20 SV77: “Maar u heeft de HEERE aangenomen, en uit de ijzeroven, uit Egypte, uitgevoerd; OPDAT GIJ HEM TOT EEN ERFVOLK ZOUDT ZIJN, gelijk het op deze dag is.”

Deut.7:6 SV77: “Want gij zijt de HEERE, uw God EEN HEILIG VOLK; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, DAT GIJ HEM TOT EEN VOLK TEN EIGENDOM ZOUDT ZIJN UIT ALLE VOLKEN, die op de aardbodem zijn.”

Maar het is ook duidelijk dat ze onder een contractuele verplichting staan alle wetten die God

hen gaf na te volgen. Ex.19:5 SV77: “Nu dan, INDIEN gij naarstig Mijn stem zult gehoorzamen, en Mijn

verbond houden, ZO ZULT GIJ MIJN EIGENDOM ZIJN UIT ALLE VOLKEN, want de ganse aarde is van Mij.”

Wanneer ze God ongehoorzaam zijn dan zullen een reeks straffen over hen komen die niet te

onderschatten zijn; Gods zegen over het land zal ophouden en zelf zullen ze onder het bewind van anderen komen te staan en hun vrijheid verliezen. We noemen slechts enkele teksten van de nadruk die er ligt op het begrip “indien” want er zijn er nog veel meer te noemen. Het is een VOORWAARDELIJK VERBOND - dat verbond met God/Mozes en Israël - en dat vergeet men meestal er bij te vernoemen in kringen van de bedelingen.

Lev.4:13 SV77: “INDIEN nu de gehele vergadering van Israël afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, EN ZIJ IETS GEDAAN ZULLEN HEBBEN TEGEN ENIGE VAN ALLE GEBODEN DES HEEREN, dat niet behoorde gedaan te worden, en schuldig geworden zijn; en die zonde, die zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; ZO ZAL DE GEMEENTE EEN VAR, EEN JONG RUND, TOT EEN ZONDOFFER OFFEREN, en die voor de tent der samenkomst brengen.”

Lev.26:3,4 SV77: “INDIEN gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en die doen zult; ZO ZAL IK UW REGENS GEVEN OP HUN TIJD; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven.”

Lev.26:14-16 SV77: “Maar INDIEN GIJ MIJ NIET ZULT HOREN, en al deze geboden niet zult doen; en zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, OM MIJN VERBOND TE VERNIETIGEN; dit zal Ik u ook doen, DAT IK OVER U STELLEN ZAL VERSCHRIKKING, TERING EN KOORTS, die de ogen verteren en de ziel

Page 31: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 31

pijnigen; GIJ ZULT OOK UW ZAAD TEVERGEEFS ZAAIEN, EN UW VIJANDEN ZULLEN DAT OPETEN.”

Ook in het Nieuw Testament komt het begrip “INDIEN” enkele malen voor, maar dan met

een totaal andere betekenis. Hier zijn enkele van die teksten.

Gal.3:29 SV77: “En INDIEN gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Geldend voor zowel Jood als heiden.

Joh.18:36 SV77: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. INDIEN MIJN KONINKRIJK VAN DEZE WERELD WARE, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” Er hoeft geen herstel van een AARDS koninkrijk te komen om Gods beloften te vervullen.

1 Pet.1:17 SV77: “En INDIEN gij tot een Vader aanroept Hem, DIE ZONDER AANNEMING DES PERSOONS OORDEELT NAAR EEN IEDERS WERK, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning.” Alle onderscheid tussen Jood en heiden is weggevallen met betrekking tot de aanneming als kind van God.

Rom.4:13-18 SV77: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, EN DE BELOFTENIS TE NIET GEDAAN. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.”

CONCLUSIE

God heeft zijn overspelig volk Israël vergeven, gereinigd en als maagd aangenomen. God heeft met Pinksteren geen nieuwe vrouw tot zich genomen, maar dezelfde in wedergeboren en geheiligde toestand. En gezien die toestand moet God zich dus niet opnieuw inmengen met het vroegere afvallige Israël. Het enige wat kan geschieden en werkelijk geschiedde is het volgende: Gods genade werkt zo over het volk Israël dat er velen tot bekering komen. Ze worden opgenomen in het nieuwe verbond waar er ondertussen geen onderscheid meer is onder de volkeren. God heeft met: “het huis van Judah en het huis van Israël” een nieuw verbond gesloten (Heb.8:8 / 9:14,15). Niet met alle Joden maar slechts met het gelovige deel ervan.

Meer hoeft God niet te doen om Zijn profetische beloften waar te maken. Dat is waar vele

Israël-verdedigers in de fout gaan. Zoals allen die uit Egypte kwamen en aan wie de belofte van het nieuwe land was gegeven het niet zijn ingegaan, hebben alle Joden de belofte gekregen van het nieuwe verbond maar niet allen zullen het beërven. Wie ooit van de boom is afgesneden kan slechts opnieuw erin gegrift worden op basis van het aanvaarden van de Messias. Daarom staat er in Rom.11:23,24 een meervoud en niet een enkelvoud. Niet het afvallige volk wordt ineens opnieuw ingeënt, zoals de leer van de bedelingen leert, maar slechts en alléén de gelovige Joden, de enkelingen. Want nu heeft vleselijke afstamming geen voordeel meer (Joh.6:63). Het “overblijfsel” is gered (Rom.9:27).

Page 32: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 32

WAS IS DE BETEKENIS VAN: GALATEN 6:15,16, HET ISRAËL GODS

We willen iets opmerken over de uitdrukking “het Israël Gods” uit Gal.6:15,16. Men zegt in bepaalde kringen dat hiermee slechts het gelovige maar wel vleselijke Israël omschreven wordt. Bultema (blz.246) doet het aan de hand van enkele vragen die wij hierbij beantwoorden. (Ook Walvoord doet dat blz.75.) In Gal.6:16 zou “hen” niet slaan op de bekeerde heidenen. Men tracht dat te omzeilen. God heeft echter alle gelovigen aangenomen en zowel de besnedene als onbesneden tot een “nieuwe schepping” gemaakt (zie hiervoor wat vers 15 zegt). Het voegwoord “en” slaat dan ook niet op een andere groep maar heeft de betekenis van “en” als verklaring voor wat vooraf is gezegd. Wetenschappelijk is dít “en” een epexegetische “en” (Grieks “kai”). Zoals bij; “God en Vader” (Gal.1:14), “Heer en Messias” (Hand.3:36), “de alpha en omega” (Opb.1:8) enz... daar slaat “en” niet op twee personen, maar wel op één en dezelfde. Veel verwarring ontstaat in dit verband vanuit bepaalde vertalingen zelf. Het Grieks kunnen we letterlijk vertalen als: “vrede op hen en genade, en op het Israël van God.” Wanneer de NBG zegt: “en ook over het Israël Gods” dan hebben ze “ook” toegevoegd. Daaruit ontstaat verwarring in de uitleg. Dezelfde toevoeging heeft ook de Leidse vertaling. Maar we vinden ze niet in de SV, Luther, Brouwer en Canisius. Zo tracht Brouwer het verklarende “en” weer te geven door te vertalen als: “zij toch zijn het Israël Gods.” Deze “zij” slaat zodoende op de gelovige Joden en de gelovige Heidenen uit vers 15.

Daarom geven we in de navolgende lijst met titels ook nog aan op welke wijze die éne groep uit alle stammen en rassen en talen omschreven wordt (Opb.7:9). Daar komt geen enkele raciale onderscheiding meer aan de orde ofschoon een groot deel van die titels oorspronkelijk slechts over een vleselijke Israël spraken. Om die reden staat er ook een tekst uit het OT bij elk onderdeel in de lijst: “kinderen der belofte” (Rom.9:8 (Joden) / Gal.4:28 (Heidenen) / Jer.31:31-33) “Gods tempel” (1 Cor.3:16 / Ex.29:45) “zaad van Abraham” (Gal.3:29 / Gen.17:7,8) “erfgenamen naar de belofte” (Gal.3:29 / Deut.29:12,13) “erfgenamen van het koninkrijk” (Jac.2:5 / Jes.62:12) “wij zijn de besnijdenis” (Phil.3:3 / Gen.17:12) “Gods uitverkorenen” (Col.3:12 / Lev.20:24,26) “een eigen volk” (Tit.2:14 / Deut.4:20) “het volk van God” (Heb.4:9 / Ex.19:5) “een uitverkoren geslacht” (1 Pet.2:9 / Ex.19:5) “een koninklijk priesterschap” (1 Pet.2:9 / Ex.19:6) “een heilige natie” (1 Pet.2:9 / Ex.19:6) “een volk Gode ten eigendom” (1 Pet.2:9 / Ezech.37:23) “de berg Sion” (Heb.12:22 / Ps.2:6) “de Stad van de levende God” (Heb.12:22 / Ps.48:2) “het hemelse Jeruzalem” (Heb.12:22 / Joël 2:32) “de heilige Stad” (Opb.21:2 / Ps.125:1) “en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt” (Opb.1:6 / Ex.19:5,6)

Zo is voor het gedeelte van Heidenen die de Messias Jezus van Nazaret hebben aangenomen vervuld wat 1 Pet.2:10 ons zegt: “gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt, en eertijds niet in genade waart, maar nu in genade zijt” (Luther vertaling). Terecht wijst de Statenvertaling bij deze tekst naar Hosea 1:20 / 2:22 / Rom.9:26. Nog enkele soms minder frappante gelijkenissen tussen Israël en de Kerk in C.D. Provan, ‘The church is Israël’, Ross House Books, Vallecito Ca, 1987.

Page 33: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 33

J. de Heer zet zijn lezers dan ook op het verkeerde pad wanneer hij over de Gemeente het

volgende zegt: “De gemeente in dezen tijd wordt in allerlei beelden geschetst als schapen met een herder , als stenen op het fundament , als ranken aan een wijnstok, als leden van een lichaam, als priesters van het Heiligdom, als kandelaren in de duisternis, als bruid van den Bruidegom. Al deze beelden worden verwerkelijkt op deze aarde en tenslotte zal zich alles oplossen in Christus” (blz.187). Deze schrijver heeft geen enkel verband gevonden tussen het vleselijke Israël en het geestelijke Israël en toch is het dit beeld dat in het oog springt wanneer we het NT lezen. Mogen we o.a. wijzen op Hand.15:14 / Rom.2:28,29 / 9:6,17-24 / Gal.3:28,29. Het is hem ook niet opgevallen, bewust of onbewust, dat in het NT de titel “uitverkoren” gedragen is door de discipelen van Jezus. Of ze dan van Joodse origine zijn of Heidense doet er niet toe. Toch heeft hij het doorheen zijn boek steeds over Israël als de “uitverkorenen” van het NT. Maar zoals gezegd, dat doet het NT zelf nooit. Sinds de Heer is gestorven kan men die titel niet zondermeer terug op hen toepassen, slechts een discipel van Christus is “uitverkoren.” J. de Heer doet dus alsof de dood van Jezus niets zou gewijzigd hebben in Gods bestel! Raar maar waar! Zie Gal.3:18,29 / Col.1:24 / Tit.2:14 / 1 Pet.2:9.

Dit is wat M. Vincent over de tekst schrijft in zijn ‘Word Studies in the New Testament’ vol.4, blz.180: “De ‘zovelen als’ zal dan verwijzen naar alle individuele christenen, Joden en heidenen en het Israël van God voor dezelfde christenen vanuit een collectief oogpunt, ze vormen dezelfde echte Messiaanse gemeenschap.” Charles Ryrie scheef in zijn boek ‘Dispensationalism Today’ (1965, blz.44,45): “het basisbeginsel van het dispensationalisme is twee doelen van God zich manifesterend in de vorming van twee volkeren die in eeuwigheid te onderscheiden zijn.” Dat is niet wat Jezus zegt, Hij maakt van twee één, Joden en heidenen zullen één kudde zijn. “Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen” (Johannes 10:7-16, wij onderstrepen). Even herhalen: ÉÉN KUDDE, ÉÉN HERDER ZEGT JEZUS, EN HIJ WEET WAAROVER HIJ HET HEEFT!

Dat is ook niet wat Paulus leert, die opmerkt dat de scheidingmuur tussen Joden en heidenen door Christus is afgebroken (Epheze 2:11-22 wij onderstrepen): “Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der

Page 34: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 34

belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.”

Wat C. Ryrie beweerde heeft hij van zijn geestelijke vader C.I. Scofield. Die schreef ook

nog dit in zijn ‘Rightly dividing the Word of Truth’, Loizeaux Brothers, 1888’: “Wanneer we de zaken vergelijken wat er is gezegd in de Schrift met betrekking tot Israël en de Kerk zal men (een nauwkeurig Bijbelstudent) dan dit vinden; dat in roeping, uitverkiezing, belofte, aanbidding, gedragsregels en uiteindelijke toekomst alles anders is.” Raar maar waar dat men dan in de ScofieldBijbel die enkele jaren later verscheen, in zijn uitgave van 1917, er een verwijzing staat bij Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Een prachtige tekst, hier in de NBG: “en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat.” En in de SV 77: “En een vader der besnijdenis, hun namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van onze vader Abraham, dat in de voorhuid was.” Deze tekst is de gangbare om te zeggen dat het Israël van God = alle gelovige Joden en alle gelovige heidenen. In de nieuwe Scofield-Bible die in de jaren ‘60 een revisie kreeg is er géén verwijzing meer van Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Men heeft ingezien dat dit fout is in hun leer en de mensen op een verkeerd spoor zet. Maar dat is niet oprecht, het gaat wel degelijk om allen die Jezus aannemen. Zowel Joden als heidenen die Jezus aannemen als hun verlosser zijn kinderen van Abraham er is geen sprake van een tweesporenbeleid. Ze leven vanuit dezelfde genade, vanuit dezelfde belofte want Paulus zou anders dit niet kunnen schrijven aan de Galaten 3:26-29: “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Er is geen plaats meer voor twee volkeren apart levend en apart zijn weg zoekend naar God. Of men is gescheiden van Gods genade of men is het niet, tussenwegen zijn er niet.

Een andere dispensationalist, Mal Couch heeft over wie in Galaten 6:16 en de uitdrukking

“Israël van God” = “de kerk” ziet dit te vertellen:, het is een “horrendous mistake” = “een verschrikkelijke dwaling” want “de kerk is nooit Israël” genoemd. Hij zegt dat in zijn artikel met de titel ‘The rise of Anti-semitism: The rustling of the Leaves’ Conservative Theological Journal 6 (december 2002), blz.288,289. Voor hem is wie géén aparte privileges aanneemt voor de Joden na de dood van Christus een antisemiet. Volgens zijn norm en definitie zullen we dat ook zijn. Volgens de dispensationalisten van de oude stempel (Darby, Scofield en Chafer) zou er een herstel komen van de regelingen van de wet van Mozes wat betreft het offeren. Aan het einde der dagen zou Mozes opnieuw aan de orde zijn en een gelovige Jood moet er zich opnieuw aan houden. Maar andere dispensationalisten hebben de onhoudbaarheid van zo een leer toegegeven en leggen er geen nadruk meer op. Met betrekking tot Gal.6:16 zegt Charles Ryrie zelfs dat het “Israël van

Page 35: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 35

God” wijst op een speciale groep in de kerk die een speciale zegen ontvangen (‘Basic Theology’, Scripture Press, 1986, blz.399). Maar welke kant men ook opgaat in het dispensationalisme, het gaat om een scheiding die men aanbrengt in wat door Jezus is verenigd. Een keuze als deze is een stap achteruit in het verlossingsplan van God. Het is tegen de opvattingen van Paulus te zeggen dat er een kerk (gemeente) is en daaraan toegevoegd een “Israël van God.” Nog erger is het wanneer er gesuggereerd word in dit laatste dat die Joden zelfs niet onmiddellijk bekeerlingen zijn tot Christus. Dat “Israël van God” zien als de nog toekomstige bekeerlingen in een toekomstig duizendjarig rijk kan eenvoudigweg niet waar zijn. Wanneer we dat zeggen brengen we in de leer van Paulus een storend en totaal vreemd element. We staan dan ook niet achter wat Ds. J. Schouten schrijft in ‘Het Zoeklicht’, 22 aug. 1998, blz.10: “Omdat de gemeente onder het Oude Verbond een verborgenheid was, een geheimenis (Efeze 3), wordt er in het Oude Testament niet over geschreven.” In het licht van wat we opgemerkt hebben is dat totale onkunde. Wat doet u dan met de belofte aan Abraham? Terecht zegt de Engelse vertaling van Gerrit Verkuyl bij Gal.6:16: “vrede en barmhartigheid kome over hen, zelf (Engels = “even”) het Israël van God.”

Wanneer Paulus zijn eerste brief aan de Corinthiërs schrijft heeft hij het over het avondmaal. Niet over een avondmaal voor de Joden en een ander voor de gemeente van heidenen (eventueel met nog een groepje Joden erbij). Wat hij doet is verwijzen naar het Israël van het vlees en erover opmerken dat de gemeente van Christus wat kan leren over hun gedragingen. We lezen bijvoorbeeld in 1 Cor.10:18: “Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?” Maar de gemeente is niet het vleselijke Israël maar het geestelijke bestaande uit Joden en heidenen. Wat zegt immers Rom.3:27-30: “mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. Of is God alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der heidenen. Indien er namelijk één God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof.” In de brief aan de Galaten is het duidelijk en dat is de brief waarin onze probleemtekst staat (Gal:6:16): “Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen. En, dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God” (Galaten 4:1-7, wij onderstrepen).

De verwanten van Paulus naar het vlees zullen uiteindelijk Jezus moeten aannemen of verworpen worden. Rom.9:3 leert: “Want zelf zou ik wel wensen van Christus verbannen te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees.” Christus is zondermeer het einde der wet en dan is een Jood naar zijn gevoelen verloren, hij kan géén andere zaak bekenken om God welgevallig te zijn. God heeft echter een ander antwoord en een definitieve oplossing die Paulus beschrijft in Rom.10:4-13 (wij onderstrepen): “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet

Page 36: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 36

beschaamd uitkomen. Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.” De wet van Mozes opnieuw invoeren in zijn geheel of gedeeltelijk zou van Paulus zondermeer een valse profeet maken, zijn woorden zijn niet terug te schroeven of om te keren. Jezus heeft de wet van Mozes ééns en voor ALTIJD VERVULD EN AFGESCHREVEN ALS HET MIDDEL OM TOT GOD TE KOMEN. De leer van de dispensationalisten uit vorige tijden is niet naar het evangelie van de Bijbel. Een klein beetje invoeren met een nieuwe tempel in een duizendjarig rijk is om dezelfde reden onmogelijk te realiseren.

De genade en de waarheid van Gods evangelie is in werking gesteld op basis van het offer

van Jezus. Daarom is er ook een afknippen van de takken van de olijfboom wanneer er geen productie meer aan vast zit. Wie niet hoort tot het ware Israël omwille van zijn ongeloof zal afgesneden worden van de gemeenschap met God. Heidenen die tot geloof komen worden op de boom ingeënt zodat we van één boom kunnen spreken, van één soort geloof in de éne Jezus. ÉÉN WORTEL GEEFT BEIDEN LEVEN IN EEN ENIGE GEMEENSCHAP. Van een tweesporenbeleid heeft Paulus geen weet. Er is géén tweesporen-baan naar God, géén twéé doelen van God in zijn schepping, géén nieuwe scheidingsmuur. De Kerk is één zoals de God van Abraham, Izaak en Jacob één is. Daarom moet men definitief zeggen aan Darby, Scofield en Chafer: neen er komt géén herstel van Israël, dat is begonnen met Pinksteren. En in Zijn grote goedheid en Zijn besluit heeft God ook heidenen verkozen om deel te hebben aan dat herstel, ze worden geestelijke Joden. Een Amerikaans theoloog beschreef dit allemaal als volgt: “Het herkennen van een apart volk dat Gods reddende zegeningen ontvangt maar toch een apart bestaan heeft buiten de kerk van Jezus Christus schept onoverkomelijke problemen. Jezus heeft slechts één lichaam, en slechts één bruid, één volk dat zijn volk is en dat is het ware Israël van God. Dit éne volk is gemaakt uit heidenen en Joden die geloven dat Jezus de beloofde Messias is.” Dat zegt O. Palmer Robertson terecht in zijn ‘The Israël of God: Yesterday, Today and To-morrow’, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 2000, blz.49.

Daarom zeggen we onomwonden dat “het Israël Gods” in Gal.6:16 spreekt over zowel heidenen als Joden die geestelijk een “nieuwe” schepping = een “nieuw” Israël vormen. J. S. Vos zegt in dit verband eens het volgende: “Als Israël heeft het deel aan de heilsgaven Gods - Paulus aarzelt niet die heilsgaven te noemen die hij op andere plaatsen als erfdeel van de gelovigen beschouwt - , als ongelovig deel van Israël staat het echter onder de banvloek.” De schrijver geeft in voetnota de bijzondere gaven aan die gelovige Joden én tot de Messias bekeerde Heidenen gemeenschappelijk hebben. Het zijn: “Het zoonschap: Rom.8:14-17; de heerlijkheid: Rom.5:2; 8:18vv; 2 Cor.3:7vv.; de verbonden: Gal.3:15vv.; 4:21vv.; 2 Cor.3:4vv.; de eredienst Filp.3:3; Rom.12:1; de beloften en de vaderen: Gal.3:6vv.; Rom.4:13-25.” ‘Paulus en de andere Joden’, edit. T. Baarda, H. Jansen, S.J. Noorda, J.S. Vos, Meimema Delft, 1984; het artikel van J. S. Vos staat op blz.114-145 (wij citeren blz.117, 141).

W. Hendriksen zegt over de betekenis van het voegwoord “en” (Grieks “kai”) in Gal.6:16 het volgende. “Afhankelijk van de specifieke context waar het voegwoord kai gebruikt is kan het betekenen; en, en zo, alzo, op dezelfde wijze, evenals, niettegenstaande, en dan, maar, enz... Soms laten we dit best onvertaald. Wanneer dan hier in Gal.6:16 dit voegwoord vertaald wordt als “en” (King James, American Revised Version and New English Bible) dan is daaruit de gevolgtrekking; dat nadat Gods zegen is uitgesproken over alle mensen die hun hoop gesteld hebben op de gekruisigde Christus, de apostel nog een aanvullende zegen uitspreekt over het Israël Gods. Dat moet dan zo uitgelegd worden dat het wijst op “de Joden” of “alle Joden die in een toekomstige tijd nog tot Christus zullen bekeerd worden” enz... Ik kan deze vertaling niet accepteren. Het geeft de indruk dat Paulus de wijze van redenering in dit epistel dan tegenspreekt. Ik toon u dat in detail

Page 37: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 37

in mijn Nieuw Testament, Commentaar op de brief aan de Galaten (in het Engels) (...) Deze vertaling volgens dewelke kai is weergegeven als “zelfs” (“even” in origineel) of niet is vertaald vinden we bij de volgenden: The Amplified New Testament, Berkeley Version, Calvijn, Erdman, Lenski, Lightfoot, Philips, Rendall, Revised Standard Version en Williams. John Murray zegt terecht in zijn (New International) Commentary on Romans (deel II, blz.9 en 10) dat in Gal.6:16 de uitdrukking “het Israël van God” wijst op “het volk Gods” uit alle natiën.” (‘Israël in prophecy’, Baker Book House, 1968, blz.33,34). Om deze redenen heeft H. M. Matter een opmerking over het begrip “Jodenchristen” dat sinds enkele tijd niet meer weg te denken is uit de theologie van de volgelingen van Darby, Scofield e.a. Hij zegt: “Nu is het begrip “Jood” in Paulus’ spraakgebruik niet zo een onschuldig begrip. In 2 Cor.11:22 legitimeert Paulus zich, allereerst als een “Hebreeër”, voorts als een “Israëliet” en tenslotte als een nakomeling van Abraham. Het eerste herinnert aan zijn taal: hij is nog niet vergriekst, maar kent nog Hebreeuws. Het tweede is vooral religieus: de beloften aan Israël zijn ook voor hem verzegeld. Het laatste is uiteraard “biologisch”; hij is geen proseliet, maar Israëliet van den bloede. Het woord Jood komen we hier niet tegen. Dat bewaart Paulus voor vs 24: “Van de Joden heb ik vijf maal de veertig-min-één-slagen ontvangen.” Nergens durft Paulus het aan zichzelf “Jood” te noemen. (Voetnoot: Ook niet in Gal.2:15. Men lette daar op het “van nature.”) En de term “Joden-christen” is dan ook niet door Paulus uitgevonden. En hier bedoelt hij zonder twijfel, dat de Jood, wanneer hij zich met Christus “bekleed” heeft (vs 27), ophoudt “Jood” te zijn! Hij kan “Hebreeër” blijven en Hebreeuws blijven spreken, “Israëliet” doordat hij zijn geloof in het Oude Testament heeft verbonden, “Zaad van Abraham” op biologische gronden. Maar hij blijft geen “Jood.” En de gemeente heeft toch inderdaad wèl definitief de plaats van Israël ingenomen” (‘De toekomst van Israël’, Bosch & Keuning, 1953, blz.162).

In dezelfde zin moet men ook het volgende verhaal lezen: “Enkele jaren geleden verliet ik de Verenigde Staten voor een studieverlof in Israël. Tijdens de vlucht zat ik naast een Orthodoxe Jood, professor aan de Yeschiva Universiteit in New York. Toen hij hoorde dat ik een Hebreeuws Christen was zei hij zondermeer dat ik géén Jood meer was. Wanneer ik hem naar de definitie vroeg van wat een Jood in werkelijkheid is, was zijn antwoord dat Jood (Joods) zijn een zuiver godsdienstige aangelegenheid was. Waarop ik hem vroeg of een Reform Jood (een modern religieuze Jood) dan eigenlijk nog een Jood was. Zijn antwoord daarop was ja, want een Reform Jood had toch nog steeds enkele regels van het Jodendom die hij onderhield. Toen vroeg ik hem of een atheïstische Jood en een communistische Jood volgens zijn opvatting nog Joods was. Ook daarop was zijn antwoord nog positief. Daarop vroeg ik hem tot slot; hoe hij een atheïstische Jood of een communistische Jood die geen enkele binding had met het Jodendom steeds Jood bleef beschouwen en mijzelf die veel meer gemeen had met de Orthodoxe of Reform Joden de titel van Jood weigerde. Hij had daarop geen antwoord maar bleef beweren dat een atheïstische Jood nog Joods was en ik geen Jood meer was.” Dat is het verhaal van een Hebreeuws-Christen (hij noemt zich niet Christen-Jood!) A.G. Fruchtenbaum in ‘Hebrew Christianity. Its theology, history and Philosophy’, Canon Press, 1974, blz.2.

Onvertaald geven we ook wat William Hendriksen over Galaten 6:16 schrijft, een betere uitleg kennen we niet: “Paul continues: 16. And as many as shall walk by this rule, peace (be) upon them and mercy, even upon the Israel of God. According to the preceding context, this rule is the one by which before God only this is of consequence, that a person places his complete trust in Christ crucified, and that, therefore, he regulates his life by this principle. This will mean that his life will be one of gratitude and Christian service out of love for his wonderful Savior. Upon those — all those and only those — who are governed by this rule peace and mercy are pronounced. Peace is the seren-

Page 38: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 38

ity of heart that is the portion of all those who have been justified by faith (Rom. 5:1). In the midst of the storms of life they are safe because they have found shelter in the cleft of the rock. In the day of wrath, wasteness, and desolation God “hides” all those who take refuge in him (Zeph. 1:2 ff.; 2:3; 3:12). See on 1:3. Hence, peace is spiritual wholeness and prosperity. Peace and mercy are inseparable. Had not the mercy of God been shown to his people they would not have enjoyed peace. God’s mercy is his love directed toward sinners viewed in their wretchedness and need. See N.T.C. on Philippians, p. 142, for a list of over one hundred Old and New Testament passages in which this divine attribute is described. So far the interpretation runs smoothly. A difficulty arises because of the last phrase of this verse. That last phrase is: “kai upon the Israel of God.” Now, varying with the specific context in which this conjunction kai occurs, it can be rendered: and, and so, also, likewise, even, nevertheless, and yet, but, etc. Sometimes it is best left untranslated. Now when this conjunction is rendered and (as in A.V., A.R.V., N.E.B.), it yields this result, that after having pronounced God’s blessing upon all those who place their trust exclusively in Christ Crucified, the apostle pronounces an additional blessing upon “the Israel of God,” which is then interpreted to mean “the Jews,” or “all such Jews as would in the future be converted to Christ,” etc. Now this interpretation tends to make Paul contradict his whole line of reasoning in this epistle. Over against the Judaizers’ perversion of the gospel he has emphasized the fact that “the blessing of Abraham” now rests upon all those, and only those, “who are of faith” (3:9); that all those, and only those, “who belong to Christ” are “heirs according to the promise” (3:29). These are the very people who “walk by the Spirit” (5:16), and “are led by the Spirit” (5:18). Moreover, to make his meaning very clear, the apostle has even called special attention to the fact that God bestows his blessings on all true believers, regardless of nationality, race, social position, or sex: “There can be neither Jew nor Greek; there can be neither slave nor freeman; there can be no male and female; for you are all one in Christ Jesus” (3:28). By means of an allegory (4:21-31) he has re-emphasized this truth. And would he now, at the very close of the letter, undo all this by first of all pronouncing a blessing on “as many as” (or: “all”) who walk by the rule of glorying in the cross, be they Jew or Gentile by birth, and then pronouncing a blessing upon those who do not (or: do not yet) walk by that rule? I refuse to accept that explanation. Appeals to the well-known “Eighteen petition prayer of the Jews,” to the meaning of the word Israel in other New Testament passages, etc., cannot rescue this interpretation. As to the former, Gal. 6:16 must be interpreted in accordance with its own specific context and in the light of the entire argument of this particular epistle. And as to the latter, it is very clear that in his epistles the apostle employs the term Israel in more than one sense. In fact, in the small compass of a single verse (Rom. 9:6) he uses it in two different senses. Each passage in which that term occurs must therefore be explained in the light of its context. Besides, Paul uses the term “the Israel of God” only in the present passage, no-where else. What, then, is the solution? In harmony with all of Paul’s teaching in this epistle (and see aslo Eph. 2:14-22), and also in harmony with the broad, all-inclusive statement at the beginning of the present passage, where the apostle pronounces God’s blessing of peace and mercy upon “as many as” shall walk by this rule, an object from which nothing can be subtracted and to which nothing can be added, it is my firm belief that those many translators and interpreters are right who have decided that kai, as here used, must be rendered even, or (with equal effect) must be left untrans-lated. Hence, what the apostle says is this: “And as many as shall walk by this rule, peace (be) upon them and mercy, even upon the Israel of God.” Cf. Psalm 125:5. Upon all of God’s true Is-rael, Jew or Gentile, all who truly glory in the cross, the blessing is pronounced.” William Hendriksen, Exposition of Galatians, Ephesians, Philippians, Colossians, and Philemon (Grand Rapids: Baker Book House, reprint ed. 1995), blz.246,247 Dit hier onder is een andere manier om aan te geven dat er een gelijkheid is tussen Joden (letterlijke afstammelingen) en heidenen (geestelijke Joden). Het zijn de Bijbelteksten die zeggen

Page 39: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 39

dat er een gelijkheid is wat betreft het onder de koninklijke waardigheid te komen van God. ALLEN worden gezegend. ZE WORDEN ALS GELOVIGEN EEN VOLK. Genesis 22:18 (SV77): “En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.” Psalm 22:27 (SV77): “De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen de HEERE prijzen, die Hem zoeken; uw hart zal in eeuwigheid leven.” Jesaja 49:6 (SV77): “Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.” Jesaja 55:5 (SV77): “Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om de HEERE uw God, en om de Heilige Israëls, want Hij heeft u verheerlijkt.” Jesaja 60:3 (SV77): “En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan.” Daniël 7:14 (SV77): “En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.” Hosea 1:10 (SV77): “Nochtans zal het getal van de kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gij zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen van de levende God.” Hosea 2:22 (SV77): “En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Rucháma; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!” De letterlijke vervulling geeft Paulus aan in Romeinen 9:26 (SV77): “En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gij zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen van de levende God genaamd worden.” En de bevestiging door Petrus in 1 Petrus 2:10 (SV77): “Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.” Zodat we kunnen zeggen volgens Epheze 3:6 (SV77): “Namelijk dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.” Hetzefde lichaam = HET ISRAEL VAN GOD. Dat is wat Galaten 6:16 ons wil leren.

Page 40: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 40

Hoofdstuk 3

Heeft Christus de wet vervuld?

Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? Wat zij op dat gebied zeggen

I. van Lieshout zegt, anderen aanhalend, in ‘Israël en de Bijbel’ van september 1999, blz.14 over de visie van sommige Messiasbelijdende Joden met betrekking tot de wet van Mozes: “Messiasbelijdend Jodendom heeft een unieke visie op de praktische toepassing van de Thora in het dagelijkse leven en op de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Verbond. Het gelooft volledig in de onvergankelijke waarde van de Thoravoorschriften.’ ‘Gedurende 2000 jaar heeft de hoofdstroom van de christenheid het mis gehad door de Wet af te schaffen.’ Als basis voor deze opvatting dient Matteus 5:17, waar Jezus zegt: Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Messiasbelijdende Joden geloven volledig in het verlossingswerk van de Joodse Messias Yeshua. ‘Wij erkennen Hem als de Verlosser van Israël en de wereld’.”

P. Slagter zegt over de relatie tussen het oude verbond met Israël en het nieuwe - dat volgens hem nog niet in voege is gegaan - het volgende: “Aan Juda is nooit een “scheidbrief” gegeven zoals aan het tienstammenrijk... (de schrijver citeert hier Rom.11:3,4) Toegepast op Juda: de Man, Die tot het Zijne kwam, is gestorven. Daardoor kwam er dus officieel een einde aan het huwelijk tussen de HERE en Israël (de 2 en de 10 stammen). De enige mogelijkheid voor Israël is nu een nieuw huwelijk aan te gaan: het eigendom te worden van “een ander, van Hem, Die uit de doden opgewekt is.” Let wel, de opgestane Heer is dus ‘een Ander’! Er is dus geen sprake van hertrouwen, maar van een nieuw huwelijk. Anders gezegd: er is geen sprake van het herstel van het Oude Verbond, maar van het oprichten van een Nieuw Verbond (...) Met dit alles is duidelijk geworden, dat Israël als volk de ‘Ander’, de opgestane Heer, afwees, waardoor er dus geen sprake kon zijn van de oprichting van het (beloofde) Nieuwe Verbond. Immers, de voorwaarde om daar deel aan te krijgen is bekering en geloof. De Evangeliën en het boek Handelingen laten dus zien, dat de relatie tussen de HERE en Israël, in het kader van het Oude Verbond der wet, definitief beëindigd is door de dood van de Heer, en dat het volk de opgestane Heer destijds niet heeft aanvaard, zodat het Nieuwe Verbond niet is opgericht. Dat betekent dus, zoals wij al eerder concludeerden, dat er momenteel geen sprake is van een (verbonds)relatie tussen de HERE en Israël, met alle gevolgen van dien! Na de mededeling van Paulus in Handelingen 28 duurde het niet lang of de Romeinse legers marcheerden op naar het land van Israël om de inwoners ofwel te doden, ofwel te deporteren. Jeruzalem werd ingenomen, de tempel verwoest; de tijd van de diaspora (verstrooiing) was begonnen” (‘Israël en de Bijbel’, mei 2000 blz.8,9, wij onderstrepen).

Hall Lindsey zegt dit in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’: “Dit zijn de voornaamste

punten: ten eerste zal de Joodse eredienst volgens de wet van Mozes, met offeranden en riten, als de tijd van Jezus’ terugkeer nadert, in ere worden hersteld; ten tweede zal de Joodse tempel onmiddellijk voor Christus’ terugkomst worden ontheiligd” (blz.52).

Wat wij op dat gebied zeggen

Het ontgaat velen in de leer van de bedelingen dat Paulus duidelijk aangeeft dat de wet van

Page 41: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 41

Mozes en het systeem van offeren daaraan verbonden tot geen echte vergeving kan leiden. In Christus is alles volbracht en slechts in Hem te zijn, op geestelijke wijze, is het teken van de echte vergeving. Van een herstel van énig aspect van het Joodse bestel weet Paulus niets. U leest hierbij Hand.13:39 / 15:1-21 / Rom.3:21-30 / 6:14 / 10:4-13 / Gal.2:11-21 / 3:23-25 / Phil.3:4-9. Want van een herstel kan geen sprake zijn, gezien alles wat vervuld moest worden is REEDS VERVULD; 1°) Christus kwam als Hogepriester tot ZIJN TEMPEL (Heb.9:11). 2°) Hij ging er binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12). 3°) Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24). 4°) Zijn bloed reinigde de zonden van Zijn volk OM God te dienen (Heb.9:14). 5°) De verzoening was volledig en hoefde géén supplementaire reiniging (Heb.10:11-14). 6°) Hij REINIGDE de AFBEELDINGEN VAN DE hemelse DINGEN (Heb.9:23).

Hoe duidelijk het boek aan de Hebreeën wel is willen we door middel van enkele citaten uit het boek weergeven. Vergeet niet dat het in de eerste plaats aan de afstammelingen van de aartsvaders is gegeven en niet aan de gelovigen uit de heidenen. Heb.7:11-28 zegt (gedeeltelijk) wat: Christus is een HOGER EN BETER priester dan Aäron: “11 Indien nu het Levitische priesterschap het volmaakte gebracht had, immers, daaronder heeft het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchisedek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is? 12 Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet. 13 Want Hij, van wie aldus wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had: 14 het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geen woord van priesters gerept heeft. 15 En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, 16 die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven. 17 Want van Hem wordt getuigd: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek. 18 Want een vroeger voorschrift wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en nut is, (…) 24 doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan. 25 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. 26 Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven; 27 die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht. 28 Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is.” Heb.8:1,2 zegt wat?: We HEBBEN EEN BETERE TEMPEL: “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, 2 de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.”

Heb.8:13 zegt wat: Het Oude Verbond is NIET MEER GELDIG: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Dit sluit uit dat er een heropleving zou kunnen zijn van dat verbond in een toekomende tijd!)

Page 42: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 42

Heb.9:6-10 zegt wat?: Offers op feestdagen ZIJN DOOR JEZUS VERVULD: “maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. 8 Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. 9 Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, 10 daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel.”

Heb.9:11-15 zegt wat?: We hebben in Jezus een BETER OFFER dan in het OT

We hebben in Jezus ECHT reinigend bloed voor ALLE eeuwigheden

We hebben in Jezus NIEUW MIDDELAARSCHAP

Mozes heeft AFGEDAAN en de priesters ook

“Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, 12 en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. 13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? 15 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.

Heb.10:10 zegt wat?: WE ZIJN DOOR JEZUS GEHEILIGD, niet door dierrenoffers: “10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.”

Heb.10:14 zegt wat?: ÉÉN OFFER WAS VOLDOENDE, dat van Christus, voor altijd geldig: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.”

Heb.10:18 zegt wat?: HET IS VOLBRACHTen iets anders is niet meer nodig: “Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).”

Wat men meestal vergeet in de kringen van de bedelingen is dat er aan vele verbonden die

God is aangegaan met personen of met Israël als volk een einde komt of een wijziging van Godswege. God kan dat omdat niemand zich ooit onberispelijk heeft gedragen in het naleven van zijn deel van het verbond. Want veel verbonden houden op, omdat ze bilateraal zijn en er een partner zijn overeenkomst niet nakomt. Of gewoonweg omdat dat verbond vervuld is. We trachten hier wat duidelijkheid in te scheppen met de volgende tabel. Over de “eeuwigheid” = beperktheid in tijd van sommige verbonden Verbond Tekst Reeds opgehouden / of zal ophouden 1°) Noach Gen.6:18 / Zal ophouden want er komt een

Page 43: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 43

9:9-16 “nieuwe hemel en een nieuwe aarde” 2 Pet.3:10-13. De oude aarde en haar werken vergaan. En in de nieuwe wereld zitten we zonder wolken en dus ook zonder een echte regenboog (Opb.21:1 / 22:12).

___________________________________________________________________ 2°) Abram Gen.15:18 Het zaad van Abraham zal “eeuwig”

wonen in Israël. Nu niet méér! Zal de nieuwe hemel en aarde ook

de zelfde zijn als de oude aarde! Niet te rijmen met Opb.21:9-21! Ook niet te rijmen met Ezech.40-48 indien dit letterlijk is. Dat Israël is veel groter dan Gods belofte. Als dit letterlijk en onconditioneel is dan geeft God wat anders aan Abraham dan Zijn beloften volgens Gen.12:2,3,7 / 13:14-17 / 17:8.

___________________________________________________________________ 3°) Abraham Gen.17:4-6 Voor allen die besneden worden; al- 99 jaar oud ofschoon de besnijdenis van het hart

belangrijker is. Dit is dus overge- gaan naar de geestelijke volgelingen van Abraham (Deut.10:16 / Jer.9:26 / Hand.7:51).

___________________________________________________________________ 4°) Abraham en Gen.17:7-14 Dit wijst op de Messias als het zaad zijn zaad en is dus vervuld!

Bevestiging aan Izaak (Gen.17:19) en Jakob (Gen.48:4 / Ex.6:4). De ge- meente van Christus IS zondermeer het geestelijk Israël volgens Gal.6:16. Dit is in feite een unilateraal verbond (Gal.3:16).

___________________________________________________________________ 5°) Mozaïsch Ex.19:4-6 Gezien dit later nog eens opnieuw

“vernieuwd” wordt volgens Deut.29 is “eeuwig” als term vanaf het begin hier beperkt. En is ook vervangen volgens Jer.31:32 / Gal.4:24. Er is een voort- gaande relatie tussen het verbond met Abraham en het Mozaïsche verbond, exclusief voor het Joodse volk. Zie hierover Ex.32:13 / Lev.26:42 / Deut.1:8 / 4:31 / Ps.105:8-10 / Gal.3:6-9,17. Dit ver- bond is aan het kruis genageld (Col.2:14).

___________________________________________________________________ 6°) Pinehas en Num.25:12,13 Is opgehouden toen door Christus de zijn zaad wet is vervuld. En dit priesterschap

zal niet meer in voege komen. Aan Christus hoort het hogepriesterschap

Page 44: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 44

van Melchizedek volgens Ps.110:4 ___________________________________________________________________ 7°) David 2 Sam.23:5 Kan geen betrekking hebben op de Ps.89:35 letterlijke David. Die is gestor-

ven. Alleen zijn nazaat, de Messias kan het vervullen. Christus sloot met zijn discipelen een verbond voor een Koninkrijk (Luc.22:29). En zij zijn daarin mederegeerders. Dat kan niet volgens de belofte aan David. Wel volgens een vernieuwde belofte van God.

Er staan in het OT nog een tiental andere verbonden tussen personen en/of God en/of

volkeren. Zo bijvoorbeeld; Israël en de stam der Gibeonieten (Joz.9:15,16), Jonathan en David (1 Sam.18:3), Israël en YaHWeH om de buitenlandse vrouwen weg te doen (Ezra 10:3), David en de oudsten van Israël (1 Kron.11:3) enz... Specifiek over de wet van Mozes (punt 5) en het einde ervan geven we drie belangrijke teksten. Het is duidelijk dat ook de 10 geboden daarin vervat zijn volgens Ex.34:27,28 / Deut.4:12,13 / 1 Kon.8:9,18 / 2 Kron.5:10 / 6:11. [Maar dat wil niet zeggen dat we als christenen zonder wet zijn, er is namelijk ook nog de wet van Christus: Zijn geboden.] 1°) Heb.8:13: “Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Zie ook Gal.3:24 / Phil.3:3.) 2°) Rom.10:4: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” (Zie ook Mat.5:17 / Hand.13:39 / Heb.10:1.) 3°) Col.2:13,14: “Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesne- denheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuig de en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.” (Zie ook nog Col.2:16,17.)

We willen daarom in de hiernavolgende tabel wat uitleggen over het begrip “eeuwig” en zijn te onderscheiden betekenissen. Want het is duidelijk dat wat voor God “eeuwig” is, niet steeds dat is wat wij mensen eronder verstaan.

Drie betekenissen van eeuwig in de Bijbel

1°) Eeuwig: zonder begin en zonder einde = eindeloos.

Heeft slechts betrekking op: a) YaHWeH: Ps.90:2 / 93:2 / Jes.40:28

b) Logos: Jes.9:5 / Joh.8:24,58 / Col.2:9 / Joh.1:1 c) Heilige Geest: Heb.9:14 / Mat.28:19 / Hand.9:31

2°) Eeuwig: met begin maar zonder einde.

a) Engelen: Luc.20:36

b) Demonen: Mat.25:41 c) Gelovigen: Mat.25:46 / 1 Cor.15:42,49,52

Page 45: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 45

d) Ongelovigen: Mat.25:46

3°) Eeuwig: met een begin en met een einde.

Ex.21:1-6: Een knecht zal zijn meester “eeuwig” dienen, dat is, zolang de knecht blijft leven. Spr.29-14: Een koning regeert “eeuwig”, wat wil zeggen, tot aan zijn dood.

1 Sam.1:22: Samuël zal “eeuwig” in de tempel blijven dat is, zolang Samuël leeft. Jona 2:1-7: Jona zat een “eeuwigheid” in de vis, maar in werkelijkheid niet méér dan drie dagen.

Ps.1:4: De aarde staat “eeuwig” maar ze gaat toch eens “voorbij” (Mat.24:35). We trachten hetzelfde nog eens uit te leggen op een andere manier. De “Tent der samenkomst” is eeuwig, maar is ondertussen verdwenen en op zijn bestemde tijd vervangen door een tempel. De tent was: Ex.27:21: “een altoosdurende inzetting bij de Israëlieten voor hun geslachten” Lev.24:3: “In de tent der samenkomst zal Aäron die (lamp) voortdurend verzorgen van den avond tot den morgen” Het priesterschap van Aäron verbonden aan de werking in die tent is eeuwig (Ex.40:15) maar zal er in de Nieuwe Hemel en aarde niet meer zijn (Opb.21:22). Ook de Tempel van Salomo is eeuwig, maar ondertussen verdwenen. 2 Kron.33:7: “in dit huis (...) zal Ik mijn naam vestigen tot in eeuwigheid.” Ofschoon God zelfs Zijn Naam aan de tempel heeft verbonden is hij niettemin verontreinigd en platgebrand (1 Kron.29:13-16 / 1 Kon.8:15-21 / 9:6-8 / Jer.25:29). En de twee daaropvolgende tempels ondergingen eveneens afbraak (de tweede) en vernietiging (de derde). En in Jeruzalem zal er eeuwig woestenij zijn, totdat de Geest over hen (het volk) wordt uitgestort (Jes.32:14,15). De eeuwige smaad over Israël zal eens opgeheven worden (Jes.54:4).

Met de regelmaat van een klok kan je in het OT met betrekking tot de dienst van het volk of de priesters aan YaHWeH een formule vinden als; “in uw geslachten” of “voor uw geslachten” of “van geslacht tot geslacht” of “voor uw nageslacht.” Dat wijst dus allemaal op zaken die schijnbaar “eeuwig” zullen volbracht worden. In werkelijkheid zijn al die zaken niet meer toepasbaar; er is géén tent der samenkomst meer, géén tempel, géén hogepriester en géén Levieten. Dus gewoon vanuit de werkelijkheid is het thans onmogelijk na te leven, maar ook omdat ze vervuld zijn in het offer van Christus. Denk dan eens na over het volgende lijstje.

TEKST ONDERWERP VERVULLLING Ex.31:16,17 Wekelijkse sabbat Col.2:16

Ex.31:13 Alle sabbatdagen Col.2:16 Ex.12:17 Feest van ongezuurd brood Wij zijn bevrijd in Christus

Hand.7:35 Lev.6:15-18 / 23:13,14 Spijsoffer Col.2:14

Ex.30:8

Reukoffer in de tent der samenkomst

2 Cor.5:21

Ex.29:39-42 Dagelijks offer Col.2:14 Ex.30:10 Zondoffer Heb.10:3-10 Ex.30:31 Heilige zalfolie 1 Joh.2:20 / Heb.1:9 Ex.30:10

Jaarlijks zoenoffer Die wet is nu gewijzigd

Heb.7:12

Page 46: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 46

Lev.23:28-31 Verzoendag Heb.9:11-15 Num.15:21 Offer van gerstemaal Heb.8:13-9:4

Num.18:22,23

Dienst van de tent der samenkomst

Heb.10:19-23

Gen.17:10-14 Besnijdenis Gal.5:1-4 / Rom.2:28,29 Lev.23:34-43 Loofhuttenfeest Gal.4:9,10 / Col.2:16

Ex.12:14 Pasen Gal.4:9,10 / Col.2:16 Ex.30:21 Priesterlijke wassingen Want Christus is zondeloos

Joh.1:29 Ex.28:30 Dragen van borstschild Heb.7:11,12

Richt.2:1 / Jes.24:5 Oude Verbond Jer.31:31-34 / Heb.8:7-13

Thans is buiten de wet om gerechtigheid vervuld volgens Romeinen 3:21

Wanneer “eeuwige” steeds dezelfde betekenis heeft waarom komt er dan een “nieuw verbond”? Want het oude “eeuwige verbond” wordt afgeschaft en/of vervangen. Daarin is zowel het OT als het NT duidelijk in.

Jer.31:31-34: “Zie de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb (...) Maar dit is het verbond (...) Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven: Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” God zal Zijn vrees in hun hart leggen (Jer.32:40). Een “eeuwig verbond dat niet zal vergeten worden” (Jer.50:4). Over dat Nieuwe Verbond lezen we in Mat.26:28 / Marc.14:24 / Luc.22:20 / 1 Cor.11:25 / Heb.8:8,10 / 10:16, in de zin dat het al is opgericht. Jes.55:3: “Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David.” Aan de eerste “echte” koning van Israël heeft YaHWeH een belofte gedaan. Vergelijk daarbij 2 Sam.7:16 / Ps.89:28 / Jer.33:25,26 / Hand.13:34. Ezech.16:60: “Maar Ik zal mijn verbond met u uit de dagen van uw jeugd gedenken, en een eeuwig verbond met u oprichten.” Men vergelijke bij dat verbond uit de “jeugd” van Israël bijvoorbeeld Lev.26:42 en Ps.106:45. En dat zal géén verbond zijn met alle Joden, maar met een gelovige “rest” (Jes.1:9 / Ezech.6:8 / 14:22).

Het nieuwe verbond is beloofd én al aangegaan met Israël. De uitdrukking “nieuw verbond” staat in de volgende schriftuurplaatsen: Mat.26:28 (en de parallelle teksten Marc.14:24 / Luc.22:20) / 1 Cor.11:25 / 2 Cor.3:6 / Heb.8:8 / 9:15 / 12:24. Andere teksten, die ook over “een” verbond spreken, moeten hierbij ook in aanmerking genomen worden: Rom.11:22 / Gal.4:24 / Heb.7:22 / 8:6,10 / 10:16,29 / 13:20. En de teksten die dit verbond voorzeggen in het OT zijn in volgorde van hun belangrijkheid; Jer.31:31-34 / Jer.24:7 / Ezech.11:19,20 / Jes.45:17. Alle Joden die in de dagen van de prediking van Jezus en de apostelen luisterden naar dat goede nieuws zijn ook hersteld in het Nieuwe Verbond (Heb.3:12-15).

Dat wil zeggen dat Israël hersteld werd door Jezus na en door zijn dood. Maar niet om de wet opnieuw in te voeren en de ritus van de tempel te Jeruzalem te propageren. Ook niet door erop te wijzen dat er een nieuwe tempel komt ter vervanging van de oude die op dat moment nog moet vernietigd worden. Er kan van een dergelijk nieuw verbond geen sprake zijn voor de toekomst. De ballingschap van Gods volk - vooral een geestelijke zaak - is werkelijkheid geworden. Maar ook het herstel op een nieuwe wijze is een geestelijke zaak. Ware dit niet het geval dan kon Jezus nog geen verbond aangaan met de Heidenen. Want daaraan voorafgaande moest Israël in een nieuw verbond geplaatst worden met God. We geven u over de ballingschap van het Joodse volk ook nog

Page 47: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 47

enkele teksten. Vooreerst enkele die over: “een verstrooiing naar de vier windstreken” spreken; Jer.9:15,16 / 18:17 / Ezech.5:2,10,12 / 12:14 / 17:21. Het herstel zelf is uit de “vier windstreken” of “van de uiteinden der aarde”; Deut.30:3,4 / Jes.11:12 / 28:13 / 56:8 / Jer.23:3 / 29:12 / 31:8 / Ezech.11:17 / 20:34,41 / 28:25 / 34:13 / 36:24 / 37:21. Het is duidelijk dat niet al dezen die in ballingschap zijn gegaan zullen terugkeren, of teruggekeerd zijn, fout die men steeds blijft maken in de leer van de bedelingen. Het zijn slechts de gelovigen die terugkeren en als reden is de dienst van God aangegeven: Jes.27:13. Terugkeer uit Babylon, maar ook terugkeer tot God in geestelijke zin. Het laatste door de prediking van Johannes, Jezus en de apostelen. Het “vergaderen” van het volk is het werk van YaHWeH zegt Jes.46:8. En in werkelijkheid door Christus op zichzelf toegepast wanneer Hij het “wee” over het ongelovige Israël uitspreekt (Mat.23:37).

Het is duidelijk dat Gods “gemeenschap” in het OT en het NT steeds door dezelfde namen zijn omschreven. Trouwens het kan toch niet dat er in het NT twee godsgemeenschappen zijn; het Joodse dat Jezus verwerpt en het andere deel bestaande uit Joden en Heidenen die hun hoop vestigen op de man van Nazareth. In het OT is die vergadering van gelovigen de “qahal” genoemd en die term vinden we vooral in de woestijnperiode. Exodus 12:3: “Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.” Exodus 12:47: “De gehele vergadering van Israël zal dit vieren.” Exodus 35:4: “Mozes zeide tot de gehele vergadering der Israëlieten: Dit is het gebod dat de HERE gegeven heeft.” Leviticus 4:15: “En de oudsten der vergadering zullen hun handen op de kop van de stier leggen voor het aangezicht des HEREN, en men zal de stier voor het aangezicht des HEREN slachten.” Leviticus 8:3: “en roep de gehele vergadering samen bij de ingang van de tent der samenkomst.

Wanneer de Septuaginta deze dingen vertaald gebruikt men daarvoor twee Griekse woorden. Meestal “ecclesia” in o.a. Deut.4:10 / 9:10 / 18:16 / 22:1,2,3,8 / 31:30. Soms zien we ook eens “sunagogè”, waar later het begrip “synagoge” uit voortkwam als in bijvoorbeeld Deut.5:22 / 33:4. In het OT is de oproeping van het volk gedaan door middel van het blazen van de ramshorens. Ze zijn dan een “gemeenschap” Gods. Dat was altijd zo bij het vieren van de grote feesten. Zie bijvoorbeeld Num.10:2,10 / 1 Kron.15:24,28 / 16:6 / 2 Kron.7:6 / 13:14 / 29:28. In het NT krijgt Gods gemeenschap o.a. de volgende termen: “synagogè” Jac.2:2 “ecclesia” Jac.5:14 “ecclesia proototokoon” (gemeente van de eerstgeborenen) Heb.12:23. En vergelijk met Jer.31:9. “episynagogè” Heb.10:25. Een echt onderscheid tussen de ware “synagoog” van Joden en de “ecclesia = Gemeente = Kerk” van Joden en Heidenen bestaat er niet volgens het NT. Dat onderscheid is door enkele Kerkvaders wel aangegeven maar dat is dan slechts sinds de 3de eeuw. En vanuit die leer van de Kerkvaders kan iemand uit de kringen van de bedelingen geen zinnig woord aanhalen dat zijn leer zou ondersteunen. Er is geen band meer met wat men vóór de jaren 1800 leerde.

Er is nog een andere manier om dit te benaderen, namelijk vanuit wat God met Israël voor heeft. God heeft een Eeuwig verbond met Abraham en het volk Israël: Gen.12:7: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven”, Gen.26:3: “Ik zal den eed gestand doen, dien ik uw vader Abraham gezworen heb”, 2 Sam.7:24: “Gij hebt U uw volk Israël voor altijd bevestigd tot uw volk”, 1 Kron.17:22: “Gij hebt uw volk Israël voor altijd U tot een volk gemaakt”, Jes.44:7: “daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep.”

Page 48: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 48

ISRAEL IS ECHTER AAN GOD ONTROUW GEWORDEN EN HIJ PAST ZICH AAN DEZE SITUATIE AAN. YaHWeH kan dus slechts met Israël verdergaan in een NIEUW verbond, m.a.w. vernieuwen en de zonden van het gelovige deel van het volk vergeven. En dat is gedaan volgens de details van Handelingen hoofdstuk twee. God gaat enkele jaren later zelfs nog verder in zijn verlossingswerk. Ook Heidenen die de verzoening door Jezus willen aanvaarden worden op een zelfde wijze gezegend als de gelovige Joden. Gelovige heidenen worden geestelijke Joden. Beter nog, geestelijke kinderen van Abraham. Wat men in de leer van de bedelingen leert is in strijd met deze beginselen die sinds Christus zijn vastgelegd.

In ‘Bijbelstudie - Katern’, Bijlage Tijdschrift ‘Amen’ n°9, september 1996, blz.30 lezen we wat over voorwaarden die het Koninkrijk Gods moeten mogelijk maken: “Wat is Gods voorwaarde voor het herstel van Israël? Inderdaad, bekering en geloof! Zeg nou zelf, als Israël vanwege ongehoorzaamheid aan het Woord van God uit het land verwijderd is, en het keert nu, na verloop van jaren, in ongehoorzaamheid en ongeloof naar het land terug, zou dat dan nu naar Gods welbehagen zijn? Als de Joden terugkeren zonder aan de Goddelijke voorwaarde te voldoen, dan is dat ongeloof c.q. ongehoorzaamheid, en daarop rust de toorn van God. Het verraad van de Here Jezus vond plaats onder Gods toelating, profetie werd vervuld; sterker nog: het paste in het Plan van God. En toch: wee degene door wie de Zoon des mensen verraden wordt! Zou het vandaag anders zijn? Neen! Deze terugkeer geschiedt wel onder Gods toelating, en ligt in de profetieën opgesloten; het past zelfs in het wonderbare Plan van God. En toch: wee degene die terugkeert! De aanwezigheid in het land is tot nu toe alleen nog maar ellende geweest: oorlogen, aanslagen, geweld etc. En het profetische Woord leert, dat Israël in het land de zonde vol zal maken door zich in de eindtijd te verbinden met het beest... Het vredesproces, dat zich nu voor onze ogen ontwikkelt, is de weg daar naartoe..! Zolang Israël zich niet tot God keert, keert Gods toorn zich niet van hen af (Lees bijv. Jesaja 5:25; 9:11,16,20; 10:4)” (wij onderstrepen).

Hier staan wel enkele waardevolle opmerkingen, dat er van geen sprake van herstel kan zijn zonder een echte bekering. Maar ook deze visie gaat niet op volgens de zaken die de Bijbel ons laat kennen vanuit het NT en we moeten gewoon maar aanvaarden dat al op de Pinksterdag, Petrus zondermeer zegt dat Jezus tot “Heer en Messias” is aangesteld over Israël. Later zal hij dit nog aanvullen bij Cornelius de honderdman door te zeggen dat Jezus Heer is over “allen” (Hand.2:26 / 10:36). Alle voorwaarden om over te gaan tot het oprichten van het Koninkrijk zijn op dat moment vervuld, namelijk: 1°) Dé profeet Elia is gekomen (Mat.17:12,13). 2°) Het Jubileumjaar is aangekondigd (Luc.4:18-21). 3°) Dé “profeet” is gekomen (Deut. 18:15 / Joh.7:40). 4°) De prediking van de komst van het Koninkrijk is gedaan door Johannes, Jezus en zijn apostelen (Mat.3:2 / Marc.1:14,15 / Mat.10:5-8). 5°) De “Zoon des mensen” is gekomen (Dan.7:13,14 / Mat.10:23 13:41 / 16:28 / 26:24 / Hand.7:56). En let er op dat daar waar de éne evangelist spreekt over het Koninkrijk der Hemelen de andere spreekt over het Koninkrijk van God omdat ze beiden hetzelfde zijn. (Bij- voorbeeld Mat.4:12 en Marc.1:14 vergelijken lost deze schijnbare tegenstrijdigheid op.)

I. van Lieshout schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, nov/dec 2001, blz.10 als slot van enkele lovenswaardige artikelen over de opvatting van de Joden over de Messias, door de eeuwen heen, wat over de diverse interpretaties. “Verschillende visies We vullen eerst de rij aan van messiaanse visies: * De Messias kan de bovennatuurlijke mensenzoon zijn;

Page 49: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 49

* de komst van de Messias wordt ingeleid door speciale boden: Elia en / of de krijgsheld Ben Jo- zelf; * verdrukking en lijden zijn de geboorteweeën van de komst van de Messias, of de Messiaanse tijd; * de Messiaanse tijd is een periode van rust die voorafgaat aan de werkelijke komst van de Mes- sias; * de Messias werkt zich als afstammeling van David tot Koning van Israël op. Zijn regeringsperi- riode is een tussenperiode. Daarna begint de toekomende tijd, met de opstanding van de doden; * door meditatie in trance kan men de komst van de Messias doorgronden en de strijd tussen de hemelse machten en de eenwording van de Joodse ziel beïnvloeden. Dit geestelijke proces bespoe- digt Zijn komt. * de Messias wordt een rebbe die voortkomt uit een der chassidische dynastieën. Een rebbe is een wel- en wonderdoener, een middelaar tussen God en Jood. God zou Zelf aan een ‘rebbe’ open- baren of hij de ‘Messias’ is. * Het in bezit nemen van land is voorwaarde om de landsgrenzen die de Thora aangeeft te kunnen herstellen. Hoe groter Israëls gebied, des te nabijer is Gods aanwezigheid. Hierdoor ontvangen Joden goddelijke energie en het ‘messiaanse licht’. Dit zal leiden tot bekering van geheel Israël tot God en de Thora. Dan begint de messiaanse tijd, waarbij een persoonlijke Messias geen rol speelt. * Het Zionisme, van niet-religieuze oorsprong, bracht politieke onafhankelijkheid voor het Joodse volk bij de stichting van Israël als staat in 1948. Met name onder gelovige Sefardische Joden leeft de gedachte dat toen de messiaanse tijd aanbrak.”

Over de Rabbijn Ovadia Yoseef zegt ze nog dit op blz.11: “Yoseef’s Messiaanse fascinatie uit zich ook in de toespraken voor de Shaspartij. Hij vertelt bijvoorbeeld dat de Masjiah de Arabieren in de hel zal gooien. Verder houdt hij hen voor dat de Tempel vergezeld door wonderen uit de hemel zal nederdalen. Een uitspraak die de aanhangers van het Tempelinstituut fronsende wenkbrauwen bezorgd. Als de Tempel uit de hemel komt, wat moeten zij dan met alle voorbereidingen voor de herbouw ervan? Ook steekt de Opperrabijn de mening van zijn masjiah over de volken niet onder stoelen of banken. “Die blaast hij zo in een keer weg! Met de ademtocht van Zijn lippen zal Hij ze allemaal vernietigen.” Met andere woorden, vreest niet.”

Op al deze dingen moet ik natuurlijk Amen zeggen. Maar daaruit dan de conclusie distileren dat de Messias voor de Joden niet is gekomen en dat hij nog te verwachten is kan natuurlijk niet. En dat heeft mevrouw van Lieshout meerdere malen gedaan. Jezus, kwam als hun Zaligmaker maar zij hebben Hem niet gewild. Hij kwam tot het Zijne en de zijnen hebben Hem niet gewild zegt het Johannesevangelie toch duidelijk (Joh.1:1). De Ware tabernakel (Joh.1:14) leefde en predikte onder Hen zonder dat ze onder de indruk kwamen van wat er aan de hand was. Ofschoon, gezien er toch een klein deel, een rest, Hem aannam als Redder is Hij voor Israël gekomen (Joh.1:12). Is Hij hun koning geworden en moeten ze niet nog eens een tweede komst verwachten voor hen apart (Joh.1:50). Ze kunnen toch de zaken Gods onderscheiden? Of is hun hart verhard! Het is duidelijk dat Jezus de Knecht des HEREN is. Zo heeft Hij zich ook onder de mensen van die dagen, dus aan de Joden, voorgesteld. Een tekst als Handelingen 8:35 is hierin duidelijk en vergelijk Phil.2:6-11. De Knecht des HEREN en Jezus zijn één en dezelfde. Hosanna want in Hem is Jesaja 53 vervuld. Hij stierf voor dat volk, maar waar bleef hun trouw!

En dan tot slot van dit gedeelte. W. J. J. Glashouwer schrijft in ‘Christenen voor Israël’, 18 oktober 2001, blz.18 over Romeinen 11:26 en de uitdrukking “gans Israël”: “De oplossing is mijns inziens eigenlijk heel simpel. De tekst verklaart zichzelf. Je moet geen ‘punt’ zetten achter: ‘en aldus zal gans Israël behouden worden...’, zoals eigenlijk gebeurt bij de hierboven geschetste opvatting die GANS ISRAËL bestempelt als het christelijke deel van het Joodse volk plus het christelijk deel van de heidenvolkeren. Die opvatting zegt eigenlijk: dan is het klaar. Als de

Page 50: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 50

uitverkoren heidenen erbij gekomen zijn en samen met de Joodse christenen gevoegd zijn, dan is GANS ISRAËL behouden. Einde verhaal. Dan komt Jezus en het Koninkrijk en de Opstanding en het Oordeel en de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde.

Maar er staat geen ‘punt’. Er staat een ‘komma’! Je moet dus doorlezen. Israël = Israël. Paulus spreekt over het Joodse volk, over Israël. En alleen maar over hen. Daar gaat het hem in dit gedeelte juist om. Wat gebeurt er met Israël? En hij mag weten: straks, als Gods genadewerk onder de heidenen voltooid is, zal GANS ISRAËL behouden worden! Er is hoop!” En in een kadertje zegt hij nog zodat we het niet missen: “Als je ‘gans Israël’ vervangt door wat dan ook, dan doe je de schrift geweld aan.”

Maar... In het zelfde artikel geeft hij te kennen dat er een leider van een Joods christengemeente in Jeruzalem in het openbaar had gezegd: “Jullie christenen uit de heidenen, en wij, christenen uit de Joden, vormen samen GANS ISRAËL.” Het is duidelijk de laatste die gelijk heeft. We geven drie korte redenen: 1°) het is voor Paulus zo dat, slechts een gelovige Israëliet tot Gods volk hoort, 2°) dat niet allen van het volk Israël tot het gelovige geslacht van Israël behoren, 3°) het begrip Israël heeft in het NT soms wel degelijk de zin van een geestelijk volk dat uit Joden en Heidenen is vergaderd. Zie in hetzelfde boek waar dat vers staat waarop W. J. J. Glashouwer zijn these bouwt: Romeinen 2:8,9 / 2:25-3:4 / 3:27-30 / 4:13-15 / 9:6-13 / 10:11-13 / “maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven” 10:16-21 / 11:13-24. Wie verder hierop wil in gaan verwijzen we naar een studie over Rom.11 in diepte uit onze publicatie ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en het duizendjarige Rijk’.

En nog een aanpak vanuit een andere hoek. De Bijbel zegt: “Wie heeft Israël uitgeleverd aan rovers, de nakomelingen van Jakob aan plunderaars? Het is de Heer geweest! Tegen hem hadden wij gezondigd: hij wees ons de weg, maar wij wilden die niet gaan; hij gaf ons aanwijzingen, maar wij volgden die niet op. Daarom koelde hij op ons zijn woede en stortte ons in de oorlog. Zijn woede was een laaiend vuur, van alle kanten bedreigden ons de vlammen, maar wij merkten niets, wij toonden geen begrip” (Jesaja 42:24-25). In dat Bijbelgedeelte is het duidelijk dat wanneer Israël verdrukt wordt dit Gods straf over hen is. Dat moet niet ondergesneeuwd raken in bespreking van deze zaken. Maar men zoekt allerhande argumenten om dat toch te doen zoals hieronder zal blijken.

In de Bijbel wordt het volk Israël soms vergeleken met een vijgenboom en een andere maal met een olijfboom. Wanneer het beeld van de vijgenboom gebruikt wordt is Israël als een volk, land of als natie aangeduid. In de betekenis van de olijfboom wordt Israël als geestelijke vruchtdrager beschreven. In de Bijbel is olie namelijk soms beeld van de Heilige Geest. In Hosea 9:10 bijvoorbeeld staat: “De Heer zegt: ‘Toen ik je lang geleden vond, Israël, was het als vond ik druiven in de woestijn. Toen ik je voorouders zag, was het als ontdekte ik een vroege vijg, de eerste vrucht aan de vijgenboom.” En in Jer.11:16 lezen we: “Ik noemde jullie wel eens: een mooie groene olijfboom vol met prachtige vruchten.” Israël heeft dus wel degelijk ééns in Gods gunst gestaan.

Op een Internet-site vinden we het volgende, door ons lichtjes aangepast. “Welnu, de vijgenboom stelt het volk Israël voor dat zich van de ballingschap heeft hersteld. En andere bomen, stellen in ruimere zin, andere landen en in het bijzonder de vijanden rondom Israël voor. De betekenis van “Wanneer je ze ziet uitlopen (…)” is, dat de wereld en Israël in beweging zijn. Dat wil zeggen, het land Israël is in 1948 opgericht. Voorheen was er geen land Israël, omdat het land Israël in het jaar 70 na Christus door de Romeinse keizer Titus volledig was verwoest. De Joden werden verbannen naar alle delen van de wereld en daarmee hield de natie op.

Page 51: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 51

historische gegevens: Het jaar 1882-1903: de eerste emigratiegolf vanuit Oost-Europa naar het beloofde land Israël. Het ging hier ongeveer om 20.000 personen. Het jaar 1904-1915: de tweede emigratiegolf vanuit Oost Europa naar Israël. Ongeveer 50.000 mensen keerden terug. Het jaar 1948: 35.000 Joden gingen vanuit Syrië naar Israël. Sinds 1990 emigreren continu mensen vanuit Rusland naar Israël. Er zijn al rond een miljoen mensen teruggekeerd. Het jaar 1991: 14500 Joden emigreerden vanuit Ethiopië naar Israël. Het jaar 1992-1993: Ongeveer 50.000 Joden emigreerden vanuit de Kaukasus naar Israël.”

Maar zijn ze nu reeds door de hand van de Almachtige hersteld als volk en als natie? Over hun herstel als volk zegt de Here God: “Een korte tijd liet ik je alleen, maar ik haal je weer bij me, want diep ben ik met je begaan. In een opwelling van woede keerde ik mij van je af, maar ik trek mij je lot weer aan, want eeuwig duurt mijn liefde” (Jes.54:7,8, zie ook Jes.11:11,12 / 14:1 / 27:12,13 / 41:19 / 43:5,6 / 44:21,22 / 51:11 / Zefanja 3:10-13 / 3:19,20 / Jer.16:14-16 / 3:14 / 23:7,8 / 30:3 / 29:14 / 30:10,11 / 30:18-22 / 31:1-6 / 31:7-11 / Eze.11:16,17 / 20:34-41 / 34:11-13 / 34:28,29 / 36:10,35 / 36:24 / 37:14 / 39:23-29 / Hosea 6:1,2 / 11:10,11). De Bijbel zegt (Spreuken 24:12): “Want God doorgrondt de harten van de mensen. Hij houdt je in het oog en weet of je de waarheid spreekt. Hij beloont of bestraft je op grond van wat je doet.”

Daarom kan het volgende niet waar zijn, dat we leven in een tussentijd, maar: “die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard.” Als citaat bij die zienswijze lezen we in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz. 35: “Voetnoot. 1. In vele profetieën in het OT wordt de komst van de Messias voorzegd. Die komst bestaat uit twee elementen: lijden en heerlijkheid (vgl. 1 Pet.1:11). Met andere woorden: Hij zou komen in vernedering om te lijden (1e komst) en in heerlijkheid om te heersen. Zie bijv. Jes.61:2 en vgl. Luk.4:17-21; Hosea 3:4 en 5; Zach.9:9 en 10. Uit deze teksten wordt in één lijn verwezen naar Zijn komst in vernedering en daarna in heerlijkheid. Wat er in die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard. Dat heeft God verborgen gehouden tot de tijd van Paulus’ gevangenschap in Rome en door hem bekendgemaakt. Zo werd het ontbrekende in de Gods openbaring nog aangevuld en kwam het Woord tot z’n volheid” (wij onderstrepen).

We mogen van twee zaken zeker zijn. Ten eerste dat veel van de door ons hierboven aangehaalde teksten hun vervulling hebben gekregen toen een groot aantal Joden uit de Babylonische gevangenschap naar huis terug kwamen na een 70jarige ballingschap. En ééns vervuld wil nog niet zeggen: er komt nog een vervulling voor de tweede (derde) maal. Ten tweede is het duidelijk dat vanuit het NT duidelijk wordt gemaakt dat het begrip Israël uitgebreid is naar een geestelijke betekenis. De gelovige heiden draagt óók de titel van geestelijk Israëliet. En zo kunnen één of meerdere van de voornoemde profetieën over herstel in de vorige paragraaf over zo een herstel spreken: geestelijk en niet letterlijk. We nodigen u uit dit zelf te onderzoeken na een beschouwing over dat Nieuw Testamentisch principe. HAND.2:17-21 = JOËL 2:28-32.

DE KOMST VAN DE HEILIGE GEEST OVER DE GEMEENTE.

DE GEMEENTE VAN HET NT = (NIEUWE / VER-NIEUWDE) ISRAËL.

Gal.3:16 = Gen.12:7 / 13:15 / 24:7.

De beloften aan Abraham zijn vervuld in Christus.

In Hem (door Hem) zijn ook de Heidenen gered. De

Page 52: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 52

gemeente van het NT = Israël. 2 Cor.6:16 = Lev.26:12 / Jer.32:38 / Eze.37:27.

De Kerk (gemeente) is de tempel van God.

De gemeente van het NT = Israël.

Rom.9:25 = Hosea 2:23.

God noemt de Kerk (gemeente) MIJN VOLK.

De gemeente van het NT = Israël.

Hand.13:47 = Jesaja 49:6.

Christus is een licht voor de Heidenen.

De gemeente van het NT = Israël plus Christus = Israël.

Hand.13:34 = Jes.55:3.

God heeft Jezus uit de dood opgewekt. Christus zit op de troon van David.

De gemeente van het NT = Israël.

Mat.2:15 = Hos.11:1.

God heeft zijn zoon uit Egypte geroepen.

Christus van het NT = Israël.

Hand.15:16,17 = Amos 9:11,12.

De vervallen tent van David is wederom opgericht.

De gemeente van het NT = Israël.

Rom.11:26,27 = Jer 31:31,34.

Het ganse Israël wordt gered. De gemeente van het NT = Israël.

Eph.2:16,17 = Jes.57:19.

Christus heeft aan het kruis vrede gebracht aan gelovige Joden en gelovige Heidenen.

De gemeente van het NT = Israël = Gelovige Joden en Heidenen.

Eph.2:11-13.

Het nieuwe verbond is er ook voor Heidenen.

De gemeente van het NT = Israël.

BIJ WIJZE VAN EEN SAMENVATTING

De volgende twintig bladzijden zijn voor 80% vertaling van iets dat we op Internet gevonden hadden. We weten niet meer waar gevonden, maar het origineel is in de Engelse taal. Dit is een buitengewoon prachtige argumentatie tegen wat men zegt in de dispensationalistische kringen. En het bestaat trouwens grotendeels uit een verzameling van Bijbelteksten, in dit geval de SV van 1977.

DRIE BELOFTEN AAN ABRAHAM: ZE ZIJN LANG GELEDEN VERVULD!

1. BELOFTE VAN EEN GROTE NATIE 2. LANDBELOFTE 3. ZAADBELOFTE

I. De belangrijkste teksten van de drie beloften #1 GROTE NATIE #2 LAND #3 ZAAD Gen.12:1-7 v 2: “En Ik zal u tot een

groot volk maken, en u zegenen,”

v 2: “Aan uw zaad zal Ik dit land geven.”

v 3: “en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”

Gen.13:14-17 v 16: “En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde,”

v 15: “al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.”

-

Page 53: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 53

v17: “wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.”

Gen.15:5-21 v 5: “en tel de sterren… Zo zal uw zaad zijn!”

v 7: “En hij zeide: Heere, HE E R E ! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal? v 18: “Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven,”

-

Gen.17:2-8 v 2: “Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen.” v 6: “En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, koningen zullen uit u voortkomen.”

v 8: “Ik zal u, en uw zaad na u, het land van uw vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting;”

-

Gen.18:18 “gewis tot een groot en machtig volk worden zal,”

- “en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden”

Gen.22:17,18 v 17: “Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen,”

v 17: “en uw zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten.”

v 18: “in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.”

Gen.24:7 - “Aan uw zaad zal Ik dit land geven!”

Gen.26:3,4 v 4: “Woon als vreemdeling in dit land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; en Ik zal de eed bevestigen, die Ik Abraham uw vader gezworen heb.”

v 3: “want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven,” v 4: “en zal aan uw zaad al deze landen geven;”

v 4: “en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde.”

Gen.28:4 - “opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “

-

Gen.28:13,14 v 14: “En uw zaad zal wezen als het stof der aarde,”

v 13: “dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.”

v 14: “en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.”

Gen.35:12 “En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak

Page 54: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 54

gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.”

Gen.46:3 “vrees niet om af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten.”

Gen.48:4 “Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen,”

“en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting geven.”

Ex.6:2-8 - v 2: “En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, … En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht,” v 7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HE E R E !”

-

Ex.12:25 “En het zal geschieden, als gij in dat land komt, dat de HE E R E u geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo zult gij deze dienst onderhouden.”

Ex.13:5 “En het zal geschieden, als de HE E R E u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing;”

Ex.23:31 “En Ik zal uw gebieden zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de

Page 55: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 55

rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.”

Exod 32:13 “Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan wie Gij bij Uzelf gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels”

“en dit gehele land, waarvan Ik gesproken heb, zal Ik aan uw zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.”

Ex.33:1 “Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.”

D E

B E L O F T E N

THANS ALLEN

Gen.46:3: “vrees niet om af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten.” Deut.10:22: “Uw vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HE E R E , uw God, gesteld als de sterren des hemels in menigte.”

Jozua 21:43: “Alzo gaf de HE E R E aan Israël het ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin.” Deut.30:5 “En de HE E R E , uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.”

Gal.3:29: “En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Heb.6:11-13,19,20: “Maar wij begeren, dat een ieder van u dezelfde naarstigheid bewijze, tot de volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe; Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven. (…) Waar de Voorloper voor ons is ingegaan” Hand.13:32,33,38: “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is,

Page 56: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 56

V E R V U L D

DAT NAMELIJK GOD DEZE VERVULD HEEFT AAN ONS, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft (…) Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Deze u vergeving der zonden verkondigd wordt.” Luc.24:44: “En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen.”

II. Uitleg van Gen.15:1-21 & Hand.7:1-7 Abraham wist dat hij niet persoonlijk het land zou bezitten

BESCHRIJVING GEN.15:1-21

HAND.7:5-7

De Belofte v 7: “om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.”

v 5: “dat Hij het hem tot een bezitting geven zou, en zijn zaad na hem”

De vraag van Abraham v 8: “En hij zeide: Heere, HE E R E ! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?”

v 6: “En God sprak alzo,”

Oude verbondsritueel Zie ook Jer.34:18

v 9-11,17: “Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif. … en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegenover het andere; maar het gevogelte deelde hij niet.” God gaat tussen de twee halve

-

Page 57: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 57

offerdieren door Aasdieren = Israël’s vijanden Weggejaagd = Abraham is de beschermer Visioen van duisternis v 12: “zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem” = v 13 “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.”

Het visioen Abraham als persoon heeft op een bemiddelende wijze de slavernij van zijn volk ondergaan, door zijn zaad maar niet persoonlijk. Op dezelfde wijze ontvangt hij het land, niet persoonlijk maar door zijn zaad.

-

Egyptische slavernij v 13: “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.”

v 6: “En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zou in een vreemd land, en dat zij het dienstbaar zouden maken, en kwalijk behandelen, vierhonderd jaren.”

Abraham zou sterven v 15: “En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goede ouderdom begraven worden.”

v 5: “En Hij gaf hem geen erfdeel daarin, ook niet een voetstap”

God’s antwoord v 13,18: “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. … Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.”

v 7: “en daarna zullen zij uitgaan en zij zullen Mij dienen in deze plaats.”

Vragen Waar staat hier dat God antwoord geeft op een vraag van Abraham? Waar heeft God hier aan Abraham beloofd dat hij zelf

Noteer dit: “En God sprak alzo” = dit is wat God werkelijk zegt = het zaad zal dat beërven, maar Abraham zelf niet.

Page 58: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 58

persoonlijk het land zou erven?

Wat er niet in de tekst staat “Wanneer je opstaat uit de doden zal je het land beërven” “Bij het einde der tijden zal je het land erven.”

“Na Egypte, zal je terugkeren om het land te bezitten.” “Ergens op een andere plaats een tekst die dat zou beweren.”

Wat wil dat zeggen? Abraham wist dat hijzelf het land niet zou bezitten maar dat slechts zijn afstammelingen het zouden beërven.

Abraham zou niets persoonlijks erven, “ook niet een voetstap.”

III. God gaf het land aan de Vaderen door zijn zaad:

1. Gen.28:4: “opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “ 2. Gen.35:12: “En dit land, dat Ik aan Abraham en Izaak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.” 3. Deut.30:5: God zegt: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.” Daarom: Saul en Abraham een gelijkenis vanuit 1 Sam.15:28

WAT ZEGT DE TEKST HOE IS HET VERVULD Saul “Toen zeide Samuël tot hem:

De HE E R E heeft heden het koninkrijk van Israël van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.”

De afstammelingen van Saul verliezen het koningschap, maar Saul zelf niet.

Abraham Gen.13:17: “wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.”

Gegeven aan de afstammelingen van Abraham niet aan Abraham zelf.

Deze vragen zijn aan de orde: Moet God Saul uit het graf laten opstaan en zijn koninkrijk opnieuw opnemen om het dan aan David te geven om de profetie te vervullen? Ook voor Abraham zou zoiets moeten gebeuren?

IV. Is de “rivier van Egypte” in Gen.15:18, de Nijl of de beek Wadi Arish?

We moeten ons met dit probleem bezighouden omdat men in sommige kringen van dispensationalisten zegt dat de landbelofte nog nooit is vervuld, omdat Israël nooit bezit

Page 59: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 59

heeft gehad van het land TOT AAN DE NIJL. Dat is niet waar! U ziet hier waarom! A. Gebruik van het woord voor rivier in het OT: Gen.15:18 heeft het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs concordantie n° 5104)

1. Het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs n° 5104) heeft 98 teksten met het begrip maar nooit als verwijzing naar de Nijl met uitzondering in Gen.15:18? 2. Het Hebreeuwse: “Ye’or” (Strongs n° 2975) is 57 gebruikt en is exclusief voor de Nijl gebruikt. 3. Het Hebreeuwse: “Nachal” (Strongs n° 5158) is gebruikt voor de beek van Egypte en de Euphraat in 2 Kon.24:7.

TERM HEBREEUWS COMMENTAAR Nijl Ye’or misrayim Egyptische term exclusief gebruikt voor de Nijl in de

Bijbel Beek van Egypte NaHall misrayim Wadi Arish: zuidelijke grens van het beloofde land Rivier van Egypte (Gen.15:18)

Nahar misrayim Indien God naar de Nijl verwijst waarom staat er dan het woord “Ye’or” niet in plaats van “Nahar”?

B. Tekstueel is in Gen.15:18 een contrast aangegeven voor de rivieren

“van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.” 1. De tekst zegt duidelijk dat de Euphraat groter is dan de rivier van Egypte 2. De Nijl is qua stroom op zijn minst zo groot als de Euphraat indien niet groter. Indien er in de tekst de Nijl, zou bedoeld zijn dan zou er staan,

a. van de grote rivier de Nijl in Egypte tot aan de grote rivier, de rivier Euphraat; ofwel b. van de twee grote rivieren, de rivier van Egypte tot aan de rivier de Euphraat; ofwel c. van de rivier in Egypte tot aan de rivier Euphraat

3. Maar wanneer de Wadi Arish aan de orde was, dan zou de tekst exact lezen wat we er nu lezen. Begrijp je dit punt niet dan kun je ook de profetieën aan de aartsvaders niet echt verstaan.

C. Indien de Nijl de grens was van het land dat Abraham, Izaak en Jacob of hun nazaten zouden beërven:

1. Dan leefden ze al in het land toen ze slaven waren in het land Goshen! a) Ex.3:17: “Daarom heb Ik gezegd: Ik zal u uit de verdrukking van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honing.” b) Ex.33:1: “Voorts sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.” c) Deut.6:22,23: “En de HEERE gaf tekenen, en grote en kwade

Page 60: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 60

wonderen, in Egypte, aan Faraö en aan zijn ganse huis, voor onze ogen; En Hij voerde ons van daar uit, opdat Hij ons inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onze vaderen gezworen had.” d) Deut11:10,11: “Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, dat gij bezaaidet met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een moestuin. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij de regen des hemels.”

2. Dan leefden ze ook in het beloofde land 40 jaar in de wildernis van de Sinaï! Deut 1:35,36

a) Ex.13:5: “En het zal geschieden, als de HEERE u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing; zo zult gij deze dienst houden in deze maand.” b) Ex.13:11: “Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der Kanaänieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben” c) Deut.1:6-8: “De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb, zeggende: Gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven. Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” d) Deut.1:35,36: “Zo iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien dat goede land, dat Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven! Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne; die zal het zien, en aan hem zal Ik het land geven, waarop hij getreden heeft, en aan zijn kinderen; omdat hij volhard heeft de HEERE te volgen.” e) Deut.6:10: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw

God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; gro- te en goede steden, die gij niet gebouwd hebt” f) Deut.10:11: “Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op reis, voor het aangezicht van het volk, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven.” g) Deut.11:21: “Opdat uw dagen, en de dagen van uw kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.” h) Deut.27:3: “En gij zult daarop schrijven alle woorden van deze wet, als gij overgegaan zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende van melk en

Page 61: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 61

honing, zoals de HEERE, de God uwer vaderen, tot u gesproken heeft.” i) Jozua 5:6: “Want de kinderen Israëls wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, aan wie de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zou laten zien het land, dat de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honing.”

D. De Shichor Rivier 1. Exact welke rivier met de term “Shichor” (soms gescheven als “Sichor”) bedoeld wordt is niet algemeen aangenomen. Sommigen zeggen: het is de oostelijke “Pelusiac” arm van de Nijl. Anderen zeggen: het is de beek van Egypte. 2. In elk geval is het een term die volgens het Hebreeuws parallellisme aan de Nijl gelijk gesteld is: Jes.23:3. “En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.” 3. De termen rivier/beek van Egypte zijn uitwisselbaar met elkaar.

JOZUA 13:2-5 JOZUA 15:45-47 Shichor ten oosten van Egypte Aan de beek van Egypte Ekron Ekron Asdodiet Asdod Gazatiet Gaza

4. Is gebruikt voor de zuidelijke grens van Israël samen met de Euphraat als bovenste grens Gen.15:18.

GEN.15:18 JER.2:18 “Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af”

“met de weg van Egypte, om de wateren van Sihor te drinken”

“tot aan die grote rivier, de rivier Frath” “de weg van Assur, om de wateren der rivier te drinken?”

5. Het was de zuiderse grens van het land dat Israël bezat:

a) Jozua 13:1:3: “Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel land overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. Dit is het land, dat overgebleven is; al de gebieden der Filistijnen en het ganse Gesuri. Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan het gebied van Ekron tegen het noorden, dat de Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.” b) 1 Kron.13:5: “David dan vergaderde gans Israël van het Egyptische Sichor af, tot waar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jeárim.”

E. Rivier/beek van Egypte

Page 62: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 62

1. Gebuikt als de zuidergrens van het beloofde land: Num.34:5 / Jozua 15:4 (“en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen van deze grens zullen naar de zee zijn. Dit zal uw grens tegen het zuiden zijn.”),47 / Ezech.47:19 / 48:28 2. Werd gebruikt als aanduiding van de noord/zuid grenzen

TEKST NOORDELIJKE GRENS ZUIDELIJKE GRENS Gen.15:18 de grote river, de rivier Eufraat van de rivier van Egypte 1 Kon.8:65 van de ingang van Hamath tot de beek van Egypte 2 Kon.24:7 om de rivier Eufraat van de beek van Egypte 2 Kron.7:8 van de ingang van Hamath tot de beek van Egypte Jes.27:12 de vloeiende stroom van de Eufraat tot de beek van Egypte 2 Kron.9:26 van de Eufraat rivier tot aan de grens van Egypte 1 Kon.4:21 van de rivier tot de grens van Egypte Jer.2:18 de wateren van de Eufraat om te drinken de wateren van de Shichor Ex.23:31 tot aan de rivier Eufraat van de wildernis

F. Besluiten met betrekking tot de “rivier van Egypte” in Gen 15:18

1. Deskundigen zijn verdeeld over de plaats die bedoeld is; de Nijl of de Wadi el Arish. Deze conclusies zijn meestal het resultaat van andere overwegingen dan de Bijbelse. Of van een theologisch oordeel dat er een toekomstig duizendjarig rijk is en het herstel van Israël. 2. God gebruikte niet de exclusieve naam voor de Nijl (Ye’or), maar enen term (Nahar) die nergens anders naar de Nijl verwijst. Wanneer God echt naar de Nijl verwees dan gebruikt Hij een ongewone en verwarrende term ervoor. 3. Nergens anders is de Nijl de grens maar we vinden wel in 11 plaatsen in de Schrift de beek/rivier van Egypte als een verwijzing naar de zuiderse grens van het rijk. Het tekstuele bewijs tegen de Nijl als grens is meer dan overtuigend. 4. Indien de Nijl de grens was dan leefden ze er al in de tijd toen ze in het Egyptische Goshen woonden! 5. Wat met de rivier “Shichor” gezegd wordt het is de zuidergrens van het beloofde land. 6. De Rivier van Egypte, de Shichor en de beek (Wadi el Arish) zijn verwijzingen naar dezelfde stroom.

De Beloften zijn vervuld! Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.”

V. Belofte van de grote natie vervuld A. GROTE NATIEBELOFTE IS FYSIEK LETTERLIJK VERVULD:

1. Gen.6:3: “Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met de mens, omdat hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd twintig jaren.” 2. Deut.1:10: “De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet, gij zijt heden als de sterren des hemels in menigte.”

Page 63: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 63

3. Deut10:22: “Uw vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in menigte.” 4. Heb.11:11,12: “Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is.”

B. GROTE NATIEBELOFTE IS GEESTELIJK VERVULD: 1. Rom.4:16,17: “Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;” 2. Gal.3:29: “En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” 3. Gal.4:28: “Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izaak was.”

VI. De Landbelofte is vervuld A. De Landbelofte is fysiek vervuld: Israël heeft al het land ingenomen dat

God aan Abraham beloofd heeft: 1. Ex.6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE.” 2. Deut.19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie” Ex 6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand op geheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!” 2. Het argument van de vrijsteden; wanneer God het land geeft moeten die ook deze zes steden bevatten:

o De vrijsteden zijn een onderdeel van de belofte: Num 35:9-15 Deut 19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie.” Jozua 20:7-9: “Toen heiligden zij Kedes in Galiléa, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraïm, en Kirjath-Arba, dat is Hebron, op het gebergte van Juda. En aan gene zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts, gaven zij Bezer in de woestijn, in het platte land, van de

Page 64: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 64

stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van de stam van Gad; en Golan in Bazan, van de stam van Manasse. Dit nu zijn de steden, die bestemd waren voor al de kinderen Israëls, en voor de vreemdeling, die in het midden van hen verkeert, opdat daarheen vluchte al wie een ziel per ongeluk slaat; opdat hij niet sterve door de hand van de bloedwreker, totdat hij voor het aangezicht van de vergadering gestaan zal hebben.”

o Israël ontving alle landbeloften gedaan aan Abraham in de dagen van Jozua. 3. Deut.1:7,8: “Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” 4. Deut.6:18: “En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft.” 5. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob,gezworen heeft.” 6. Deut.30:5: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.” 7. Jozua 21:43-45: “Alzo gaf de HEERE aan Israël het ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin. En de HEERE gaf hun rust rondom, naar alles, wat Hij hun vaderen gezworen had; en er bestond niet één man van al hun vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand. Er viel niet één woord van al de goede woorden, die de HEERE gesproken had tot het huis van Israël; het kwam allemaal.” 8. Jozua 24:28: “Toen zond Jozua het volk weg, een ieder naar zijn erfdeel.” 9. 2 Sam.7:10,11: “Ik heb aan mijn volk, Israël, een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas woonde en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door je van je vijanden te verlossen.” 10. 2 Sam.8:3: “Later versloeg hij Hadadezer, de zoon van Rechob, de koning van Soba, toen deze op weg was om zijn macht over het gebied langs de Eufraat te herstellen.” (Wij gebruiken hier de NBV die duidelijker het begrip “herstellen” gebruikt. 11. 1 Kon.4:21: “En Sálomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Sálomo al de dagen van zijn leven.” 12. 2 Kon.14:25: “Hij bracht ook terug het gebied van Israël van de ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn knecht Jona, de zoon van Amitthai, de profeet, die van Gath-Héfer was.”

Page 65: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 65

13. 2 Kron.9:26: “En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte.” 14. Neh.9:6-8: “En Gij hebt zijn hart getrouw gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een verbond met hem gemaakt, dat Gij zoudt geven het land der Kanaänieten, der Hethieten, der Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, dat Gij het zijn zaad zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd, omdat Gij rechtvaardig zijt.” 15. Ps.105:42-44: “Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten de arbeid der volken.” 16. Jer.11:5: “Opdat Ik de eed bevestigde, die Ik uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende van melk en honing, als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide: Amen, o HEERE!” 17. Ezech.20:42: “En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik u in het land Israëls gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om het uw vaderen te geven.” 18. Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.” 19. Hand.13:19: “En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaän, heeft Hij hun door het lot het land van hen uitgedeeld.” 20. Rom.4:13: “Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.”

B. IS DAT VOOR EEUWIG? NEEN! Blijvend bezit van het land is afhankelijk van hun gehoorzaamheid!

1. Deut.6:10,15,18,19: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, (…) Want de HEERE, uw God is een naijverig God in het midden van u; dat de toorn van de HEERE, uw God, tegen u niet ontsteke, en Hij u van de aardbodem verdelge. (…) En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft; Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, zoals de HEERE gesproken heeft.” 2. Deut.8:19,20: “Maar indien het geschiedt, dat gij de HEERE, uw God, geheel vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor hen buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult vergaan. Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdelgd heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam zult geweest zijn.” 3. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft.” 4. Deut.30:17,18: “Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij verleid zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en die dient; Zo verkondig ik u heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit.”

Page 66: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 66

5. Jozua 23:12-16: “Want zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan, en zij tot u; Weet voorzeker, dat de HEERE, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen u zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. En ziet, ik ga heden in de weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is daarvan niet een enig woord gevallen. En het zal geschieden, zoals al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelgt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. Wanneer gij het verbond van de HEERE, uw God, overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en andere goden dient, en u voor die neerbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult haastig omkomen van het goede land, dat Hij u gegeven heeft.” 6. Jer.18:1-10: “Het woord, dat tot Jeremía geschied is van de HEERE, zeggende: Maak u op, en ga af in het huis van de pottenbakker, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. Zo ging ik af in het huis van de pottenbakker; en ziet, hij maakte een werk op de schijven. En het vat, dat hij maakte, werd verdorven, als leem, in de hand van de pottenbakker; toen maakte hij daarvan weer een ander vat, zoals het recht was in de ogen van de pottenbakker te maken. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: Zal Ik u niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, o huis Israëls? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand van de pottenbakker, alzo zijt gij in Mijn hand, o huis Israëls! In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdelgen; Maar indien dat volk, waarover Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik het dacht te doen. Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten; Maar indien het doet, wat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben over het goede, waarmee Ik gezegd had het te zullen weldoen.” 7. Jer.19:10,11: “Dan zult gij de kruik verbreken voor de ogen der mannen, die met u gegaan zijn; En gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heerscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, zoals men een pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weer geheeld kan worden; en zij zullen hen in Tofeth begraven, omdat er geen andere plaats zal zijn om te begraven.”

C. De landbelofte is ook geestelijk vervuld 1. Rom 4:13,14: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.” 2. Gal 3:18: “Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadig gegeven.” 3. Gal 4:23-28: “Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; hetwelk dingen zijn, die andere betekenis hebben; want deze zijn de twee verbonden;

Page 67: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 67

het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan van haar, die de man heeft. Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.” 4. Eph 1:10-14: “Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is; in Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil; Opdat wij zouden zijn tot prijs van Zijn heerlijkheid, wij, die eerst in Christus gehoopt hebben. In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte; Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.”

Heb 4:3 en de parallelverzen wijzen op een vervulde profetie DEUT.1:34,35 PS. 95:11 HEB. 4:3 HEEFT U EEN

BIJBEL MET VERWIJSTEKSTEN DAN MERK JE DAT PS.95:11 HIER OP WIJST.

zo werd Hij zeer toornig, en zwoer, zeggende

Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen

Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn

van deze mannen, van dit kwade geslacht,

Zo zij Indien zij

zo iemand zullen ingaan Zullen ingaan zal zien dat goede land, dat Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven

in Mijn rust! in Mijn rust!

Het is duidelijk dat het land een type was van de rust in de hemel waar David over sprak, het gaat om het spirituele (geestelijke) antitype van de beloften aan de vaderen gedaan.

a) God sprak van een andere rust na Jozua, door David in Psalm 95 b) Jozua & Jezus zijn voorlopers van de belofte; Jozua van Palestina; Jezus van de hemel: Heb.6:11-13;19,20 spreekt van de volle verzekering ... van ontvangen van beloften ...van Gods beloften aan Abraham ... we hebben deze hoop ... iemand die de heilige plaats is doorgegaan waar Jezus als voorloper is ingegaan c) Jozua was voorloper naar het letterlijke beloofde land, Jezus naar het spirituele beloofde land.

1. Abraham zag naar wat uit tijdens zijn leven;

niet naar Ur, niet naar het beloofde land,

maar naar de hemel zelf (Heb.6:19 / 9:11,24).

Page 68: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 68

a) Heb.11:8-19: Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte; als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is. Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben die van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Want die zulke dingen zeggen, betonen duidelijk, dat zij een vaderland zoeken. En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weer te keren; Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God voor hen niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid. Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd, (Tot wie gezegd was: In Izak zal u het zaad genaamd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken; waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.” 2. De hemel is de echte plaats waar God aanwezig is,

deze schepping, die we nu beleven is niet voor eeuwig. o Deze schepping is van tijdelijke natuur en aard.

Heb.11:1: “Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.”

2 Cor.4:18: “ Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.”

Col.1:16: “Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.”

Heb.9:11,24: “Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, (…)Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.”

Opb.20:11: “En ik zag een grote witte troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden.”

Page 69: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 69

Opb.21:4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.”

Opb.21:1,23 / 22:5: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. (…) En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars. (…) En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid.”

Joh.13:36-14:6: “Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen; maar gij zult Mij later volgen. Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U zetten. Jezus antwoordde hem: Zult gij uw leven voor Mij zetten? Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De haan zal niet kraaien, totdat gij Mij driemaal verloochend zult hebben. Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij. Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij de weg weten? Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.”

2 Pet.3:10: “Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.”

Heb.11:3: “Die, alzo Hij is het Afschijnsel van Zijn heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen”

Heb.12:25-29: “Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem afkeren, Die van de hemelen is; wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel. En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.”

Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.”

Page 70: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 70

1 Pet.1:17: “En indien gij tot een Vader aanroept Hem, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar een ieders werk, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning;”

Heb.13:14: “Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.”

3. Onze opgewekte lichamen zijn niet van een fysieke natuur zoals we het nu kennen,

we worden als God in natuur = geestelijk. 1 Cor.15:35-54: “Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden

opgewekt worden, en met wat voor lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; en hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een naakt graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van een der andere granen. Maar God geeft het een lichaam, gelijk Hij wil, en aan ieder zaad zijn eigen lichaam. (…) Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. (…) Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke onverderfelijkheid zal aangedaan hebben, en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning.”

1 Joh.3:2: “ Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.” Met de opstanding zullen we op Jezus lijken.

Phil.3:20,21: “Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf kan onderwerpen.”

Mat.13:44: “Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens gevonden hebbende, verborg die, en van blijdschap erover, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt die akker.” We hebben een verborgen schat = ons leven dat verborgen is in Christus = Col.3:1-4: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn,

Page 71: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 71

Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.”

1 Cor.15:49,50: “En gelijk wij het beeld van de aardse gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen. Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet.” Wij zijn in de opstanding geen gewone mensen meer als het vlees en bloed dat we nu hebben.

1 Cor.6:13: “De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide deze en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heere en de Heere voor het lichaam.” Het opstandingslichaam zal geen copie zijn van wat we waren om te eten en te drinken zoals voordien.

4. Het begrip erven en erfdeel is in het Nieuw Testament niet een stuk land

maar is steeds iets hemels. Goddelijke zegen - Eph 1:3: “Gezegend zij de God en Vader van

onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.”

Eeuwig leven - Mat.19:29: “En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven.”

o Luc.10:25: “En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?”

o Luc.18:18: “En een zeker overste vroeg Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?”

Koninkrijk van God & Christus - Mat.25:34: “Alsdan zal de Koning zeggen tot hen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld.”

Eph.5:5: “Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.”

Het koninkrijk - 1 Cor.15:50 (NBV): “Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid.”

Redding - Heb.1:14: “Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding?”

De beloften - Heb.6:12: “Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven.”

Een zegening - 1 Pet.3:9: “Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beërven.”

Page 72: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 72

Een erfenis in de hemelen - 1 Pet.1:4: “Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor.”

Zoonschap - Opb.21:6,7: “Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.”

Een erfdeel - Eph.1:11: “In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.”

Een onderpand - Eph.1:14: “Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.”

We zijn overgezet in het Koninkrijk - Col.1:12-14: “Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; in Wie wij de verlossing hebben.”

Heb.9:15: “En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen spreken.”

5. Het dispensationalisme wekt vragen op als, waar zegt het Nieuw Testament dat

o Abraham zal in een letterlijk lichaam opgewekt worden? o Abraham zal wanneer hij opstaat bezit nemen van het land Kanaän? o Onze hoop is op deze zelfde planeet aarde te wonen? o Wat wil dat zeggen: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde?

VII. HET ZAAD ONTVANGT DE BELOFTEN OP EEN GEESTELIJKE WIJZE en de letterlijke vervullingen zijn gestopt.

Hand.3:25,26: “Gij zijt kinderen van de profeten, en van het verbond, dat God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Hem eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou, daarin dat Hij een ieder van u afkere van uw boosheden.

Hand.13:32,33,38: “Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt. (…) U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen.”

Page 73: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 73

Gal.3:8,9: “En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met de gelovige Abraham.”

Gal.3:17: “En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren door God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen.”

Gal.3:18: “Immers, als de erfenis afhankelijk van de wet zou zijn, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken.”

Gal.3:28,29: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.”

Dan wordt het ook duidelijk dat er in het Nieuwe Testament géén nadruk gelegd

wordt op een herstel in het land Kanaän na de komst van Christus. Paulus zegt in Rom.4:13-18:

“Want DE BELOFTE is NIET DOOR DE WET aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, en de beloftenis te niet gedaan. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.”

(Einde samenvatting) In verband met de verovering van Kanaän, willen we nog drie belangrijke dingen zeggen,

omdat het verkeerd begrijpen van dat feit tot verkeerde theologische conclusies aanleiding geeft: 1°) Israël heeft het bevel van God gekregen tot die overrompeling. Het is Zijn land en heeft het aan de kinderen van Abraham beloofd (Gen.12:5-7). God zou de Kanaïnieten LANGZAAM LATEN VEROVEREN (Ex.23:29,30 / Deut.7:22). Enkele Hevitische stammen hebben getracht door een list vrede te sluiten met Israël. Vijf koningen gaan Israël aanvallen maar worden verslagen door God; o.a. door grote hagelstenen (Jozua 9:17,24,25 / 10:1-27). Uit vergelijking van Jozua 11:21-23 en 14:6,12 / 15:13-17 blijkt dat de Kanaïnieten soms eens opnieuw een gedeelte veroverden terwijl Israël ergens anders oorlog voerde. Na Jozua 13 zijn alle stammen verslagen maar er zijn nog enkele verzetsgroepen overgebleven. Deze worden voor het grootste deel overwonnen en worden verplicht tot dwangarbeid (Jozua 15:13-15 / 16:10 / 17:11-13,16-18 / Richt.1:17-21,27-36) De Bijbel zegt dat de Kanaïnieten volledig vernietigd werden (Num.21:1-3 / Jozua 6:20,21 / 8:21-27 / 10:26-40). Tijdens de verovering begon Jozua al aan de verdeling aan de verscheidene stammen (Jozua 13:7 / 14:1,2,6).

Page 74: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 74

De nederlagen die Israël geleden heeft waren de fout van henzelf en niet van God die Zijn belofte gehouden heeft (Jozua 17:16-18 / Richt.4:13). Het heeft de maken met de ONTROUW van Israël volgens Num.14:44,45 / Jozua 7:1-12. Uiteindelijk heeft Israël alles ontvangen wat God aan de aartsvaders en dezen in de woestijn beloofd had (Joz.21:43-45). 2°) Israël heeft niet alles gedaan wat God van hen vroeg: de Kanaïnieten ofwel doden of verjagen. Het was van tevoren voorspeld dat ze het zouden doen en ook dat ze ervoor gestraft zouden worden (Num.33:35,36 / Richt.2:1-3,11-23 / Ps.106:34-43). 3°) Als straf zullen de overgebleven van de Kanaïnieten een doorn zijn voor Israël (Num.33:55 / Recht.4:1,2). Ze verliezen bijvoorbeeld de strijd tegen Aï omdat Achan iets heeft achtergehouden van de buit van een vroegere strijd en dat mocht niet (Jozua 7:1-8:29). Ze zullen een proef vormen op het geloof van het volk want die volkeren hebben een verdorven religie en mooie beschilderde vrouwen (Recht.2:20-22 / 2 Kon.9:30). Wanneer Israël later “verdragen” zal sluiten met de overgebleven Kanaïnieten zal dat een schande zijn (Recht.4:2,3). David zal de Jebusieten verdrijven uit Jeruzalem (2 Sam.5:6-9). Salomo zal de overgebleven Kanaïnieten (geen stammen, maar enkelingen) dwangarbeid laten verrichten. Dus drie dingen zijn duidelijk uitgelijnd in deze teksten: 1°) GOD HEEFT ZIJN BELOFTE GEHOUDEN. 2°) ISRAEL DOET NIET ALTIJD WAT GOD VRAAGT. 3°) UITEINDELIJK ZULLEN DE OVERGEBLEVEN KANAINIETEN GESTRAFT WORDEN VIERHONDERD JAAR LATER.

WAT DRINGT ZICH DAN OP: DE WET VAN MOZES IS NIET MEER VOOR ONS

Voor ons, zowel Messiasbelijdende Joden als Messiasbelijdende heidenen, is de wet van Mozes niet meer van toepassing of in enige mate geldig. Er zijn duidelijke Schriftgedeelten die dit aantonen, dat een christen niet onder de wet van Mozes staat. Wanneer we zeggen dat Christus de wet niet heeft afgeschaft dan moet dat te bewijzen zijn uit de geschriften van Zijn discipelen. Ofwel hebben Zijn discipelen verkeerd begrepen en uitgelegd wat Hij leerde, maar dat geloof ik niet, en u de lezer, ook niet. Dat hoop ik toch. (Wij onderlijnen en zetten hoofdletters in de Bijbelteksten.)

We beginnen dan met Handelingen 15 als belangrijk punt in onze argumentatie. Vergeet er niet bij dat Jezus aan zijn leerlingen de belofte doet van een andere Trooster die hen zal leiden in de WAARHEID en die Geest was aanwezig op dat eerste concilie. Het probleem dat aan de orde was is dit: moeten heidenen die zich bekeren tot Jezus de wet van Mozes houden. Het duidelijke antwoord van de apostelen die daar vergaderd zijn is dit gedeelte uit Handelingen 15: “23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. 24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, 25 hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, 26 mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus. 27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. 28 Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit

Page 75: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 75

noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!” Het antwoord van de Heilige Geest en de apostelen is dat wie tot Jezus komt en niet geboortig is als Jood de wet van Mozes niet moet onderhouden. Er zijn slechts vier zaken die men niet doet in dat geval en ze worden met name genoemd. De Geest en de apostelen zijn hier richtingaangevend: ik moet die wet die God aan Mozes gaf niet onderhouden.

Dat roept een tweede vraag op, en die was niet aan de orde toen: moeten de Joden die Jezus aannemen de wet houden, en zo ja in delen of in zijn totaliteit? Het antwoord hierop is ook duidelijk NEEN. Duidelijk neen en neem als voorbeeld wat de apostel Paulus schrijft over zichzelf na zijn bekering. Paulus was een echte Jood, zelf een rabbijn en opgegroeid onder de wet van Mozes. Paulus zegt in 1 Corinthiërs 9:20: “en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet onder de wet - om hen, die onder de wet staan, te winnen.” Is die Paulus een huichelaar? De apostel zegt letterlijk: “hoewel persoonlijk niet onder de wet.” Hij is opgegroeid onder de wet van Mozes maar staat niet meer ONDER DE WET. Hij is als Christen niet meer verplicht die wet te houden. Dit wordt ook duidelijk in Galaten 3:21-25: “Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn. Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven. Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester.” Wie Jezus kent staat niet meer onder de tuchtmeester.

Voordien had Paulus al dit gezegd in Romeinen 6:14,15: “Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!” In het gedeelte daaropvolgend spreekt Paulus tot Jezus bekeerde Joden aan in de gemeente van Rome. Romeinen 7:1-6: “Of weet gij niet, broeders, - ik spreek immers tot wie de wet kennen - dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.”

Een bekeerde Jood moet de wet NIET MEER HOUDEN/ HIJ IS ER VAN ONTSLAGEN.

Aan de gemeente aan de Galaten gaat Paulus ook nog wat duidelijk maken. Er waren valse leraren gekomen in de gemeente en ze hadden er bij de tot Jezus bekeerde heidenen op aangedrongen zich te laten besnijden. Voor de apostel is het vasthouden aan de wet van Mozes een ernstige dwaling. Galaten 1:6-9: “Ik sta er verbaasd over dat u God, die u tot de genade van Christus geroepen heeft, zo snel de rug toekeert en overgaat naar een ander evangelie! Er

Page 76: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 76

bestaat geen ander. Er zijn alleen maar lieden die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wijzelf of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigen dat afwijkt van wat wij u vroeger verkondigd hebben, hij zij vervloekt! We hebben het al eerder gezegd en ik herhaal het hier: als iemand u een evangelie verkondigt dat afwijkt van wat u ontvangen hebt, hij zij vervloekt!”

EISEN dat men de wet van Mozes onderhoudt is een ander evangelie prediken. De Schrift spreekt ook nog over een nieuw verbond.

In hetzelfde verband is geldig wat in Romeinen 14 staat over eten en drinken. Dat geeft aan dat we als christenen, zowel uit de Joden als uit de heidenen, niet meer gebonden zijn aan spijswetten. “Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. 2 De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. 3 Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard. 4 Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan. 5 Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. 6 Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God. 7 Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; 8 want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.” Dat wil zeggen dat een Jood die niet kosjer eet niet mag beoordeeld worden, hij staat niet meer onder die wet en de straffen van die wet.

Er is dus één en ander gewijzigd in verband met eten en drinken. Dat gedeelte van de wet van Mozes is niet meer geldend, voor niemand meer. Door Mozes zelf was al aangegeven, dat er een profeet zou komen naar wie moest geluisterd worden. Die profeet heft de spijswetten afgeschaft. Daar komen we straks aan toe. Er staat toch in Deut.18:18-20 SV77: “Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal. 19 En het zal geschieden, de man, die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van die zal Ik het zoeken. 20 Maar de profeet, die hoogmoedig zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, dat Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in de naam van andere goden, die profeet zal sterven.” De Samaritaanse vrouw kende die tekst volgens Johannes 4:25 SV77: “De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messías komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.”

Uit Jeremia 14:14 is het duidelijk dat we een keuze moeten maken of Jezus profeet is of niet. “Maar de HERE zeide tot mij: Leugenachtig profeteren de profeten in mijn naam, Ik heb hen niet gezonden, hun geen opdracht gegeven, en niet tot hen gesproken; een leugengezicht, ijdele waarzeggerij en bedriegerij van hun eigen hart profeteren zij u.”

Kosjer eten is alleen geldend geweest voor Israël

We moeten géén moord en brand schreeuwen als iemand zegt dat de wet van Mozes is afgeschaft. Dat wil niet zeggen dat men zonder wet is. Abraham en al die andere hebben honderden jaren zonder de wet van Mozes geleefd en toch waren ze uitverkorenen en “vrienden van God.” Dat staat er in het NT: we leven ondertussen onder de wet van Jezus en die is niet dezelfde als deze van Mozes. In Deut.14:21 staat iets over de Joden DIE UIT EGYPTE

Page 77: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 77

GEHAALD ZIJN DOOR GOD: “Gij zult geen aas eten; aan de vreemdeling, die binnen uw poorten vertoeft, moogt gij het te eten geven, of gij moogt het aan een buitenlander verkopen, want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.” Dat is een voorbeeld uit veel teksten. Maar het is duidelijk voor Israël en allen die uit de ballingschap van Egypte bevrijdt zijn, samen met de inwonende vreemdelingen. Dus NIET VOOR MIJ EN OOK NIET U LEZER UIT DE HEIDENEN. Deut.4:1 is hier duidelijk: “Nu dan, o Israël, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal.” Ja, OOK DE 10 GEBODEN ZIJN ALLEEN VOOR ISRAËL volgens Deut.5:3: “Niet met onze vaderen heeft de HERE dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier heden allen in leven zijn.” En ook Deut.5:9: “Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten.”

Hoe staat het met de spijswetten? De woorden van Markus 7:19. “zo verklaarde Hij alle spijzen rein” staan in sommige vertalingen niet. Maar ze werden niet door de vertalers toegevoegd zoals ik bij iemand lees: “om dit vers iets te laten zeggen, dat noch door de context, noch door de Griekse tekst gesteund wordt.” Zie het artikel “HEEFT JEZUS - DE WET- AFGESCHAFT? door Dr. D. Winnail op http://www.wereldvanmorgen.org/artikel_hjdwa.htm#7 Deze schrijver heeft geen besef van wat hij zegt. Wat zijn titel van Dr. wil zeggen weet ik niet, kan eventueel dokter in dierengeneeskunde zijn. Want hij liegt er maar op los wanneer hij zegt: “De woorden “zo verklaarde Hij alle spijzen rein,” die in sommige vertalingen van Markus 7:19 staan, werden door de vertalers toegevoegd om dit vers iets te laten zeggen, dat noch door de context, noch door de Griekse tekst gesteund wordt.” Dat staat in bijna alle manuscripten van de Bijbel. En als men zegt dat er zijn waar het niet staat dan heeft men ook nog gelijk. Maar als ik zo zou redeneren, op die wijze, dan moeten we de Bijbel niet meer aannemen, want er staat hier en daar in een manuscript wel eens een tekst die men ergens anders niet kan vinden. Dat komt omdat men het met de hand afschreef. Ik heb zelfs een Bijbel waar er een tekst is vergeten en die was gedrukt, en alle exemplaren van die druk waren dus fout. Er staat in die tekst van Marcus duidelijk: “omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.” Sommigen zetten dat laatste vers tussen haakjes maar daar heb ik géén problemen mee. Het is zondermeer de uitleg van de schrijver Marcus, over wat Jezus zegt en niet de woorden van Jezus. Maar dat neemt niet weg dat het er staat. Of moeten we leren dat Marcus verkeerd was om dat er aan toe te voegen. Jezus zal dat toen niet gezegd hebben, maar omdat het zo belangrijk is voor Marcus, dat zijn lezers begrijpen wat Jezus bedoeld heeft; schrijft hij er bij, als een geïnspireerd profeet, “En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.” Elke andere uitleg doet ofwel onrecht aan wat Jezus daar leerdde, of aan zijn discipel Marcus die uitleg geeft aan Zijn woorden.

Daarom schrijft Paulus later over praktijken die zullen gepredikt worden door afvalligen. We lezen 1 Tim 4:1-5: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, 2 door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: 5 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed.” Paulus zegt hierover ook in Romeinen 14:14: “Ik weet en ben overtuigd in de Here Jezus, dat niets uit zichzelf onrein is; alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein.” En

Page 78: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 78

in 1 Corinthiërs 8:8 is zijn conclusie: “Nu zal wat wij eten, ons niet nader bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet meer om.” Petrus wordt in een “visioen” gebracht door God en kreeg van God een opdracht van God de wet van Mozes te overtreden volgens Handelingen 10:14,15: “Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was. 15 En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.”

De conclusie is deze:

1) De Mozaïsche spijzenvoorschriften zijn niet meer geldend, dat heeft de Christus duidelijk laten verstaan in Marcus 7:19.

2) Wie het zal opleggen aan anderen is onschriftuurlijk bezig. 3) Het was zelfs voor bekeerde Joden niet meer nodig die wetten te houden om in Gods gunst

te staan. 4) Ik sta als heiden niet onder de spijswet van Mozes en ook een bekeerde Jood niet.

Joden stonden vóór hun bekering onder de wet van Mozes, echter niet als ze christen worden. Die hoeven hem niet meer te houden, ze staan niet onder het moeten van de wet. Doen ze het dan, is dat vrijwillig en niet om beter te zijn dan wie het niet doen.

Nog een ander voorbeeld van wetswijziging. Men zegt dat de leer van Jezus over de echtscheiding voor ons geldt. Maar in de tekst zelf is het méér dan duidelijk dat Jezus niet de wet van Mozes verkondigde. Mozes leerde over echtscheiding iets heel anders dan wat Jezus leerde. Zoek het eens op en laat je verbazen. Jezus bracht in dat verband Zijn eigen leer. En die zal deel van het nieuwe Verbond uitmaken. Ja, Jezus wijzigde de wet van Mozes.

Een illustratie van Paulus om te zeggen: de wet is opgehouden voor de Joden

In de brief aan de Galaten heeft Paulus een en ander uitgelegd over het verband tussen het OT en NT. Het Joodse volk hoeft niet meer onder de regels van het oude verbond verder te leven. Ook zij staan (althans de gelovigen) onder het nieuwe verbond. Paulus heeft zijn verhaal onderbouwd met beelden uit het OT, met de typologie van Abraham en Sara en hun twee kinderen. Het ene kind van de slavin en het andere kind van de belofte. De 430 jaar voordat de wet kwam tot Israël heeft God in de geschiedenis van Abraham al iets laten zien dat men later maar zou kunnen verstaan. We nemen die tekst voordat we conclusies er uit trekken. Galaten 4:21-5:1 zegt (Naardense Vertaling): “21 Ge moet het me eens zeggen, gij die onder een wet wilt staan: hoort ge de Wet niet? 22 Er staat immers geschreven dat Abraham twéé zonen had, één uit het dienstmeisje en één uit de vrije vrouw. 23 Die uit het dienstmeisje is ‘naar het vlees’ voortgebracht, en die uit de vrije vrouw door de belofte. 24 Deze dingen moeten zinnebeeldig worden verstaan; want de twee vrouwen zijn twee verbonden; het eerste is afkomstig van de berg Sinaï en brengt knechtschap voort: dat is Hagar. 25 ‘Hagar’ is de berg Sinaï in Arabië, en die beantwoordt aan het Jeruzalem van nu; want dat leidt met haar kinderen een dienstknechtelijk bestaan. 26 Maar het Jeruzalem bóven is een vrije vrouw, en die is onze moeder; 27 er staat immers geschreven: ‘verheug je, onvruchtbare die niet baart, barst uit en schater, jij die geen weeën kent, want talrijker zijn de kinderen van de verlatene dan van haar die de man heeft!’ 28 Welnu, gíj, broeders–en–zusters, zijt zoals Isaak kinderen van belofte! 29 Maar zoals toen degene die ‘naar het vlees’ is voortgebracht hem die ‘naar de Geest’ kwam vervolgde, zo gaat het ook nu. 30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Drijf het dienstmeisje en haar zoon uit; want de zoon van het dienstmeisje zal niet mee–erven met de zoon van de vrije vrouw!’ 31

Page 79: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 79

Samenvattend, broeders–en–zusters: wij zijn geen kinderen van een dienstmeisje maar van een vrije vrouw!” Paulus leest het verhaal van de twee vrouwen van Abraham als de twee verbonden met christelijke ogen. Het Oude verbond is dat van Ismaël. Izaak dat voor Gods volk onder het nieuwe verbond. Voor die vrijheid van de oude wet heeft Christus ons vrijgemaakt. Die hoeft niet meer wanneer je tot Christus bekeerd bent. Laten we ons niet opnieuw onder een juk van knechtschap laten komen! Dit staat er in het verhaal van Paulus: 1) Het oude verbond zou tijdelijk zijn en niet voor eeuwig 2) Hen die onder het oude verbond leven zullen niet erven met degenen onder het nieuwe verbond 3) Aangezien het nieuwe verbond er is, moeten degene die onder de wet leven uitgedreven worden indien ze bij de wet blijven. Wat heeft Christus gedaan; voor mij, voor bekeerde joden en bekeerde heidenen Romeinen 3:22: “en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid.” Romeinen 3:26: “om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is.” Galaten 2:16: “wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.” Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.” Galaten 3:22: “Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven.” Epheze 3:12: “in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem.” Philippenzen 3:9: “en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.” Hebreeën 12:2: “Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.” Openbaring 2:13: “Ik weet, waar gij woont, dáár waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont.” Openbaring 14:2 12: “En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers.”

En hoe zit het dan met de offerwetten van dieren?

Men gaat er in sommige kringen van uit dat er in de wet van Mozes geen onderscheid is in ceremoniële voorschriften, burgerlijke wetten, strafwetten en morele voorschriften. Dat is voor velen: één wet. Voor mij is dat onderscheid er wel. In de ceremoniële voorschriften gaat het over feestdagen, over de personen en de handelingen die moeten gesteld worden en de plaatsen waar het zal geschieden. In de burgerlijke wetten wordt het erfrecht en zo meer behandeld. Het strafrecht bespreekt de misdaden die bestraft moeten worden, de werking van de rechtspraak, de strafmaat en zo verder. In de morele wetten is

Page 80: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 80

voorgeschreven hoe de Israëlieten met elkaar omgaan, bijvoorbeeld niet liegen en stelen. Van dat alles hebben we als christen nog wel te maken met de morele wet. De morele voorschriften worden door de apostelen bevestigd en toegepast (soms aangepast) op de christenen met uitzondering van het gebod van de sabbat. De morele voorschriften zijn opgenomen in de wet van Christus en ze krijgen soms een verscherpte betekenis. Ze zijn losgemaakt van het verbond van Mozes en door Jezus en zijn eerste discipelen opgenomen in de wet(ten) van het Nieuwe Verbond.

We hebben hierboven gezien dat de Mozaïsche spijzenvoorschriften niet meer gelden voor zowel bekeerde Joden als bekeerde heidenen. Nu Christus gekomen is zijn alle spijzen “rein.” Want er staat: “En zo verklaarde Hij alle spijzen rein" (Markus 7:19). Jezus heeft in duidelijke bewoordingen uitgelegd dat niets wat een mens eet hem (geestelijk) onrein kan maken (Markus 7:15-23). “Nu zal wat wij eten, ons niet nader bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet meer om” (1 Korintiërs 8:8). We zijn niet onder de wet want in Romeinen 6:14 staat: “Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Christus heeft ons verlost van de vloek der wet want Galaten 3:13 zegt: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.”

Er is natuurlijk verzoening nodig in het NT, alleen niet meer door een veelheid van offers. Er is één totaaloffer gebracht, dat alles wat het OT erover zegt vervangt. Hoe krijgt men vrijheid van die straffen die op zonde staan? Door Jezus Christus onze Heer! “En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Joh. 2:1,2). De weg tot God is door niets anders bewerkt dan door het bloed van Jezus Christus. “Want ook Christus is éénmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest” (1 Petrus 3:18). Een slaaf van de zonde, is in de macht der duisternis. Christenen hebben echter DE BEVRIJDING ontvangen. “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Col.2:13,14). Ik ben dus THANS al opgenomen in Gods rijk.

En de offerwetten? Hoe staat het met voorschriften betreffende de eredienst; de wetten van het ceremoniële, de voorschriften voor de offers en de priesterdienst van het OT? Een antwoord = het is vervuld in Jezus! Jezus Zelf leefde onder het Oude Verbond, dat moet niemand betwisten. “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen” (Galaten 4:4,5). Dat wil zeggen dat vele dingen in de vier Evangeliën nog op het Oude Verbond betrekking hebben. Maar in Zijn prediking heeft Jezus ook de sluier opgelicht van vele dingen die deel van het Nieuwe Verbond uitmaken. We kunnen al het verschil merken in een uitspraak van Hebreeën. “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft” (Hebreeën 1:1,2).

Volgens de brief aan de Hebreeën is Jeremia 31:31-33 aangehaald als bewijs dat het Oude Verbond niet meer als wet geldt. Met ons beide voeten aan te nemen, want er staat. “Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: ‘Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls

Page 81: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 81

en het huis Juda een nieuwe verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken.’ Als Hij spreekt van een nieuwe (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning” (Hebreeën 8:6-13).

Jezus kwam niet om de wet en de profeten te ontbinden, maar om de profetie van de wet (en ook de profeten) te vervullen. De tien geboden zijn vervallen, want in de leer van Christus worden ze ver overtroffen. In de Bergrede waarin vraagt Jezus nog veel meer van ons dan de tien geboden: “Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Mat.5:20). De apostel Paulus schreef dat de tien geboden door iets veel beters vervangen zijn: “Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als déze heerlijkheid het te boven gaat. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:7-11). De tien geboden, op stenen gegrift, waren een bediening die géén leven bracht en dat moest verdwijnen. Christus bracht het betere. “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft” (Romeinen 10:4).

We moeten zonder tegenstribbelen dit aannemen: “Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft” (Epheziërs 2:14,15). En dit: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet” (Galaten 5:18).

Achter het Nieuwe Testament zit een kracht die enorm verschilt van deze van het Oud Testament. “Want waar een Testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden; een Testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft” (Hebreeën 9:16,17). Het Nieuwe Testament is bij de dood van Christus van kracht geworden. We doen dat uit de doeken. Sommigen leren dit: “Jezus hield de sabbat; dus moeten wij dat ook doen.” Jezus hield ook het Pascha en aanbad in de tempel in Jeruzalem. Moeten wij die dingen ook doen? Zeker niet. De sabbat, de feesten en de tempeldienst maakten allemaal deel uit van het Oude Verbond. En ook het offeren kan niet meer volgens de voorschriften van het OT. Wees dan eens consequent; dat opnieuw invoeren in een komende periode van zeven jaar, wanneer de antichrist een verbond aangaat met Israël, of in een duizendjarig rijk is de klok terugdraaien. Het is het Nieuwe Testament afschaffen en het oude verbond opnieuw in de eerste plaats zetten. (Zie ook verder hierover in het laatste hoofdstuk.)

Page 82: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 82

CONCLUSIE Men moet géén nieuw verbond meer verwachten voor Israël. Het Nieuwe Verbond met hen

is gestart op de eerste christelijke Pinksterdag wanneer de Heilige Geest, met de daar aanwezigen en de 3.000 die gedoopt worden op die dag, een nieuw verbond aangaat. Dat waren ofwel Joden of Joodse proselieten, vergeet dat niet. Als u denkt dat dit niet de juiste interpretatie is dan is de Bijbel zeer onduidelijk. Het NT zegt klaar en onomwonden dat het Nieuwe Verbond begon! En daarom moeten we een herstel van Israël in de toekomst in een unieke betekenis volgens de dispensationalisten verwerpen. De leer van de bedelingen maakt hier een kapitale fout door het Nieuwe Verbond uit te stellen tot Israël zich massaal bekeerd zal of zou hebben. In Romeinen 9 echter is aan de orde: God is opnieuw met Israël begonnen in Jezus sinds Pinksteren. De Messias heeft een degelijke breuk doen ontstaan tussen de gelovige Joden en de Joden die het slechts op papier zijn of uit traditie zijn. Een Jood die geen vrucht draagt, zoals God ze van hem vraagt, is niet méér dan een heiden (Mat.21:19 / Rom.7:4 / Jac.3:12).

De Joodse schrijver van het boek aan de Hebreeën (voor mij nog steeds Paulus) schreef aan zijn geloofsgenoten die zich bekeerd hadden tot de leer van Jezus van Nazaret enkele waarschuwingen. Hun Messias hebben ze aangenomen, maar het “hoe zullen we ontvlieden (ontsnappen)” (Grieks pos emeis ekpheuchometha) moet blijven doorklinken. Want er lopen nog teveel Judaïsanten rond die de prille Messiasgemeenschap wat anders willen vertellen dan wat de apostelen leren. Men kan niet anders dan zeggen; Jezus, is de Messias en in Hem is Daniël 9:24-27 vervuld. Dit zijn enkele van die waarschuwingen:

1°) Hebreeën 2:1-4 SV77: “Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke, begonnen zijnde verkondigd te worden door de Heere, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil.”

2°) Hebreeën 3:7-11 SV77: “Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van

ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke, begonnen zijnde verkondigd te worden door de Heere, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil.”

3°) Hebreeën 6:4-8 SV77: “Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest

zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn, En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, En afvallig worden, die, zeg ik, weer te vernieuwen tot bekering, daar zij voor zichzelf de Zoon van God weer kruisigen en openlijk te schande maken.Want de aarde, die de regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door wie zij ook bebouwd wordt, die ontvangt zegen van God; Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, wier einde is tot verbranding.”

Page 83: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 83

4°) Hebreeën 10:26-31 SV77: “Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden die de Zoon van God vertreden heeft, en het bloed van het testament onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en de Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En weer: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.”

5°) Hebreeën 12:25-29 SV77: “Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want

indien dezen niet zijn ontvloden, die hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem afkeren, Die van de hemelen is; Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel. En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.” Met het bovenstaande in gedachten wijzen we nog op iets anders. In het boek Handelingen

wordt het duidelijk waarom Paulus op zijn reizen zoveel Grieken in de synagogen aantreft. Er was in die dagen namelijk vooral in Griekse gebieden een groot deel van bekeerlingen tot het Jodendom geweest. Ook onder deze zal zijn boodschap over de Messias Jezus wat bewerkt hebben en ik ben er van overtuigd dat in die kringen bekeringen tot het christendom gemakkelijker zullen verlopen zijn dan onder de vleselijke Joden. Dit zijn enkele van die teksten:

Handelingen 14:1: “dat er een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken.” Handelingen 17:4:5: “en ook een grote menigte Grieken, die God vereerden.” Handelingen 17:12: “van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet

weinigen.” Handelingen 18:4: “trachtte Joden en Grieken te overtuigen.”

Page 84: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 84

Hoofdstuk 4

Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente)

of alle volkeren? Wat zij op dat gebied zeggen

In zijn boek ‘De planeet die aarde heette’, Uitg. Luytingh, Laren, schrijft Hall Lindsey het

volgende op blz.173: “Vroeger bestond er ook een groep die men de “postmillenionisten” noemde. Deze mensen geloofden dat de Christenen het kwaad in de wereld zouden uitroeien, goddeloze heersers de macht zouden ontnemen en de hele wereld zouden bekeren door een steeds in kracht toenemende evangelisatie, tot zij met inzet van eigen krachten het koninkrijk op aarde zouden hebben gevestigd. Wanneer de gevestigde kerk dan 1000 jaar in vrede, gelijkheid en gerechtigheid zou hebben geregeerd, zou Christus terugkeren en zou het einde der tijden zijn aangebroken. Deze mensen verwierpen het grootste deel van de Heilige Schrift, die zij niet letterlijk opvatten, en zij geloofden dat de mens in wezen goed is. Door de Eerste Wereldoorlog werden de mensen uit deze groep nogal ontmoedigd, en de Tweede Wereldoorlog ontnam hun gezichtspunt letterlijk alle grond. Geen geleerde met enig zelfrespect, die de wereldsituatie nuchter bekijkt en ziet hoe de invloed van het christendom steeds kleiner wordt, zal zich een “postmillenionist” willen noemen.” Maar zoals al opgemerkt: de Heer is koning en dat er nog een tijd van verlossing mogelijk is voor de wereld doet niets af aan zijn werk. Hij regeert en niemand anders. Je zou het mogen illustreren met wat we weten over het einde van de dagen van Israël; dat was reeds vastgesteld met Pinksteren, maar de uitvoering van hun verwerping komt slechts in het jaar 70 na Chr.

In ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000 schrijft P. Slagter op blz.18,19: “Prediking of

dialoog? Maar om in Hem te kunnen geloven moet er wel gepredikt worden! “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben. Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen” (Rom.10:14 en 15). Het gepredikte woord, de ‘goede’ boodschap is de verkondiging van de Gezalfde, de Messias. Hoezeer zijn velen vandaag van deze weg afgeweken! Hoeveel predikers brengen in onze tijd niet een verkeerde boodschap. Zij onthouden de Joden, met allerlei ijdele en opgeblazen redeneringen, hun Messias. In plaats van Joodse mensen (evenals heidenen trouwens) te confronteren met de waarheid, opdat zij tot erkentenis zouden komen, gaan zij die confrontatie uit de weg! Zij pleiten meer voor een dialoog met het Jodendom. Sommigen gaan zelfs zover, dat zij menen dat wij alleen maar van het Jodendom kunnen leren. Echter: Waar spreekt de Bijbel, Gods Woord, van dergelijke leringen? Als Israël in de Bijbel ten voorbeeld gesteld wordt is het in negatieve zin (zie Hand.7:51-53 / 28:25 e.v. / 1 Cor.10 / Heb.4). Wij zijn niet geroepen om “iets van het Jodendom te leren”, maar om de Messias te prediken, zoals de profeet Jesaja dat al had voorzegd in hfdst.28:11 en 12 (vgl.1 Cor.14:21 en 22). Het was voor Paulus juist een eretaak om aan Israël de Messias te mogen verkondigen: “Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed) mocht opwekken, en enigen uit hen behouden.” (Rom.11:13 en 14).”

In ‘Israël en de Bijbel’ jan. 2002 schrijft T. Stier op blz.14: “Gods verborgen handelen.

Handelingen 28 beschrijft hoe de evangeliekandelaar in Rome nog één keer zijn licht over Israëls leiders liet schijnen. Het resultaat was echter teleurstellend: “En sommigen gaven wel gehoor aan

Page 85: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 85

hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelovig;”. Na de profetie van Jesaja 6 te hebben geciteerd: “.. Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken …”, legt de apostel een belangrijke verklaring af: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” (Hand.28:24-28). Daarmee hebben ook de kenmerken, die de prediking van het zogenaamde Evangelie van het Koninkrijk onder Israël begeleidden (“in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” (Markus 16:17,18), tijdelijk een einde genomen. Het heil wordt namelijk aan de heidenen gezonden, “die zullen dan ook horen”, (maar niet zien!). Het is de ontwikkeling van de nieuwe fase in Gods heilsplan waarin Hij de Gemeente, het Lichaam van Christus, bestaande uit Joden en heidenen tot aanzijn roept. Zijn heilshandelen met Israël als volk, waarvan veel details in de symboliek van de Menora zijn terug te vinden, is daarmee tijdelijk op een zijspoor gekomen.”

Hall Lindsey zegt in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’ op blz.141: “Dit is de voornaamste reden waarom wij geloven dat de Vervoering zal plaatshebben voor de Rampspoed: de profeten hebben gezegd dat God op aarde een koninkrijk zal bouwen waarover de Messias zal heersen. Er zullen sterfelijke mensen in dat koninkrijk zijn. Als de Vervoering plaatshad op hetzelfde moment als de Tweede komst, zouden er geen stervelingen over zijn die gelovig waren; er zou dus niemand over zijn om het koninkrijk binnen te gaan en de aarde opnieuw te bevolken.”

Men zegt dat er een totaal verschil is tussen de toekomst van de gemeente en Israël, aan

Israël moet nog één en andere vervuld worden. “Beschouw bijvoorbeeld het Davidische verbond in 2 Samuël 7. Dit is een uitbreiding van Gods verbond met Abraham. In Zijn verbond met David (1) herbevestigde God het onvoorwaardelijke Abrahamitische verbond via Davids familie (2Sam 7:10); (2) Beloofde Hij dat Hij de troon van David voor altijd zou bevestigen (2 Sam 7:12-13); (3) Beloofde straf voor zonde maar nooit een annulering van de belofte (2 Sam 14-15); (4) Beloofde de bestendigheid van Davids huis en koninkrijk voor altijd (2 Sam 7:16). Dit alles is vervuld in Davids Zoon, Jezus Christus, Die de troon geërfd heeft van David (Matt 1:1) en Die het Davidische koninkrijk zal bevestigen bij Zijn wederkomst naar de aarde (Jes 9:5-6). Het Nieuwe Testament zegt ons hetzelfde. In Rom 11:25-29, bijvoorbeeld, wordt ons voluit gezegd dat God Israël tijdelijk aan de kant heeft gezet, maar dat Hij hen zal herstellen en Zijn beloften aan hen zal vervullen. Dit betekent dat al Gods beloften aan Israël, in het Oude Testament, letterlijk zullen vervuld worden.

1. Israël zal hersteld worden in hun land (Zach 10:6-12). 2. Israël zal in een zwaar oordeel gebracht worden maar een derde deel zal Gods Naam

aanroepen en in het land overblijven (Zach 13:8-9). 3. Israël zal verlost worden (Zach 12:10 - 13:1). 4. De Messias zal terugkeren en al Israëls vijanden verslaan en Hij zal regeren vanuit

Jeruzalem (Zach 14:1-21). Het is dan cruciaal om de bijbelse profetieën letterlijk te interpreteren, en te begrijpen dat er een verschil is tussen Israël en de Kerk.” http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm

Wat wij op dat gebied zeggen

Page 86: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 86

“HET CONTRAST MET VERBONDS- OF GEREFORMEERDE THEOLOGIE

Het tegenovergestelde van dispensatietheologie is de zogenaamde verbondstheologie. Dit is de standaard protestantse theologie. Het beweert dat de oudtestamentische profetieën die betrekking hebben op Israël, REEDS geestelijk, allegorisch of symbolisch vervuld werden. Verbondstheologen geloven dat Israël verworpen werd en dat haar profetieën vervuld werden in de Kerk. Zij zeggen dat de mens onder twee verbonden is geweest: een verbond van werken vóór Adam, en een verbond van genade sindsdien. Er was slechts één groep van gered volk: Israël in het Oude Testament en nu de Kerk, die Israël heeft vervangen.” Dat staat als vervolg op wat we hierover hebben gezegd over de leer van de dispensationalisten, dus http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm We kunnen geen betere definitie geven behalve dat we meer de nadruk leggen op het feit dat het overblijfsel van Israël de vervulling ontvangt van enkele uitgestane beloften Gods. Maar ook dat God in zijn genade, nog Messiasbelijdende geestelijke Joden daaraan toevoegt = bekeerde heidenen erven de beloften aan Abraham gedaan op eenzelfde wijze als vleselijke Joden het doen.

We kunnen zonder veel omhaal zeggen dat we het met de uitspraak van P. Slagter (in ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000) eens zijn en dat gebeurt niet al te dikwijls. Maar waar hij volgens ons niet ver genoeg heeft nagedacht over dit probleem is dit. Stel: u maakt een balans op van het werk van de vroege apostelen en hun predikingactiviteit. Men kan zeggen 1°) ze hebben hun werk naar behoren vervuld of 2°) ze hebben hun werk niet naar behoren vervuld. We kunnen niet anders dan de eerste oplossing kiezen. Maar dat sluit dan ook uit dat God een uitstel zou hebben toegekend aan Israël omdat zoveel Joden de Messias Jezus niet aannemen. En dan valt de leer van de bedelingen als een kaartenhuisje in elkaar. God gaat niet kijken naar de kwantiteit, maar naar de kwaliteit. Dat was al het geval in de dagen van de grote profeten. Vóór Elia was de geestelijke toestand zo erg dat hij een bepaald moment denkt de énige ware gelovige te zijn die er is overgebleven in Israël. Waarop God hem moet terechtwijzen: er zijn zevenduizend gelovigen die de knie voor de Baal niet hebben gebogen (Rom.11:1-10).

In de context is er ook geen probleem met de rest in het artikel van P. Slagter. Wat hij schrijft is echter als een tweesnijdend zwaard. Want indien het NT géén nadruk legt op de letterlijke vervulling van profetie in het NT als vervulling van wat profeten vanouds gezegd hebben: waarom zou men dat persé van ons vragen. In ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000 schrijft P. Slagter op blz.19: “Visie?! Elke Israël-visie die niet gebaseerd is op de Schrift zelf, is verwerpelijk, al wordt het nog zo mooi en aantrekkelijk gebracht, dikwijls omkleed met allerlei (uit hun verband gerukte of verkeerd geïnterpreteerde) bijbelteksten. Het is aan iedere gelovige, die zich niet wil laten leiden door gevoelens of door wat ‘men’ zegt, om de Bijbel met grote nauwkeurigheid te onderzoeken. Alleen dan zal hij of zij een bijbels zicht op Israël ontvangen! Daarbij moet wel worden aangetekend, dat iedereen die de waarheid (ook over Israël) liefheeft en doet, dikwijls alleen komt te staan, althans, zo lijkt het. De waarheid is altijd in de minderheid!”

We willen in dit gedeelte het werkelijke beeld schetsen van wat er door het offer van Christus aan het kruis is verzoend. In het NT, waar de vervullingen beschreven zijn van de voorspellingen van het OT, moeten we zondermeer kunnen terugvinden wat door die verlossing is tot stand gebracht. Want de belangrijkste vraag blijft nog steeds deze: Heeft Jezus zijn macht nu reeds opgenomen over de volkeren of slechts over zijn gemeente?

Laten we vooraf nagaan door middel van een tabel welk verschil er is tussen de begrippen “volk” en “natie.” Links de teksten waarin Israël een “ethnos” (enkelvoud natie) is genoemd en rechts waar de volkeren, soms met inbegrip van Israël “ethnoi” (meervoud natiën).

Page 87: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 87

Ethnos gebruikt voor Ethnos gebruikt voor Israël als natie andere natiën/OFWEL alle natiën MET Israël inbegrepen _________________________________________________________ Mat.21:43 Mat.24:7 Luc.7:5 Marc.13:8 Luc.23:2 Luc.21:10 Joh.11:48,50,51,52 Hand.2:5 Joh.18:35 Hand.7:7 Hand.10:22 Hand.8:9 uit zelfde streek Hand.24:3,10,17 Hand.10:35 Hand.26:4 Opb.5:9 Hand.28:19 Opb.14:6 Rom.10:19 In het meervoud soms in te- 1 Pet.2:9 genstelling tot de Joden

als natie o.a. Mat.4:15 / Rom.3:29 / 11:11 / 15:10 / Gal.2:8. Soms gebruikt in tegenstel- ling tot de Joodse christe- nen; Rom.11:13 / 16:4 / Gal.2:12,14 / Eph.3:1.

Voor het begrip “volk” (Grieks “laos”) heeft Vine de volgende opmerkingen (Deel III

blz.172): “is gebruikt voor (A) het algemene volk, vooral het vergaderde volk, o.a. Mat.27:25 / Luc.1:21 / 3:15 / Hand.4:27; (B) een volk van hetzelfde ras of taal; o.a. Opb.5:9; in het meervoud Luc.2:31 / Rom.15:11 / Opb.7:9 / 11:9; vooral voor Israël o.a. Mat.2:6 / 4:23 / Joh.11:50 / Hand.4:8 / Heb.2:17; en in tegenstelling tot de leiders of priesters o.a. Mat.26:5 / Luc.20:19 / Heb.5:3; in tegenstelling tot heidenen o.a. Hand.26:17,23 / Rom.15:10; (C) van Christenen als volk Gods, o.a. Hand.15:14 / Tit. 2:14 / Heb/4:9 / 1 Pet.2:9.”

En dan is de belangrijke(ste) vraag: Welke macht heeft de Christus vanaf zijn Opstanding /Hemelvaart/Eerste christelijke Pinksterdag? Hij heeft volgens de gegevens van het NT: 1°) Alle macht = Mat.28:18. 2°) Over engelen, krachten en autoriteiten = 1 Pet.3:22. 3°) Hij is nu al koning der koningen = 1 Tim.6:15. 4°) Zijn macht staat boven alle heerschappij = Eph.1:21. 5°) Zit nu al aan Gods rechterhand = Heb.1:2,3 / 1:13 / 8:1 / 10:12 / 12:2. 6°) Is thans in regeerfunctie als koning = Hand.2:36 / Rom.5:21 / 1 Cor.15:25.

Sinds dit opnemen van Zijn macht regeert Hij over een Rijk dat niet aan het wankelen kan gebracht worden (Heb.12:28). Hij “regeert” (in het Grieks staat hier de tegenwoordige tijd) in/door genade en rechtvaardiging zegt Rom.5:17. En de gemeente mèt Hem (slot van Rom.5:17). Wij zijn mèt Hem een “koninkrijk” en een “priesterschap” 1 Pet.2:9 / Opb.1:5,6 / 5:10. Het antwoord geformuleerd aan het begin van deze paragraaf is dus eenvoudig: De Heer regeert al over alle volkeren! Maar zal men zeggen: En Israël dan? En wat van wat God aan hen heeft beloofd? In eenvoudige taal: Gods beloften zijn gekoppeld aan voorwaarden. Wie aan de voorwaarden voldoet - dat is wie geloof zal uitoefenen in de Messias Jezus - zal zijn deel hebben aan de vervulling van de beloften. God zelf heeft een deel ervan vergeestelijkt omdat dat Zijn soevereine recht is. En de onvoorwaardelijke beloften - aan Abraham - spreken niet slechts over Israël maar ook over de heidenen. Ook die zijn al vervuld sinds Pinksteren en Cornelius. Zeggen we dat de Joden nog wat

Page 88: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 88

anders te verwachten hebben dan halen we oude beloften uit de kast die niet meer kunnen vervuld worden. Deze waardepapieren zijn vervallen en kunnen niet meer uitbetaald worden. Of men moet de wet van Mozes opnieuw opstarten. Wat niet kan zonder het offer van de Messias belachelijk te maken. Wat ooit is geschreven over Israël; zegen of vloek of onheil kan gewoon maar betrekking gehad hebben op de mensen van die tijd. Die zaken zijn niet steeds voor altijd en op alle plaatsen geldig. Wat voor hen geschreven is, hoeft niet op de gemeente van toepassing te zijn of in enige zin naar hen te verwijzen. Universaliteit in de redding = uit alle volkeren zijn er in het NT al mensen opgenomen. Vanaf de geboorte van de Messias, denk aan de magiërs die op bezoek komen bij Zijn geboorte. Hij komt niet slechts voor Israël. Zie de uitspraak van de engel bij de geboorte van Jezus, de woorden van Elisabeth in haar profetie, deze van Anna en van Simeon in de tempel.

Om, u lezer, de belangrijkheid voor te leggen van profetie in verband met Israël en de al dan niet vervulling ervan citeren we vier Bijbelteksten. Want het is ook aldus: een profetie wordt niet altijd vervuld zoals ze is uitgesproken. Een eventuele vervulling van een profetie i.v.m. Israël in de christelijke gemeente is niet uitgesloten. Zie daarvoor het slot van hoofdstuk drie. Deut.29:28: “de HERE heeft hen in toorn en grimmigheid en grote verbolgenheid uit hun land gerukt en hen weggeslingerd naar een ander land, zoals dit thans het geval is.” 2 Kron.7:19,20: “Maar indien gij u afkeert en mijn inzettingen en verordeningen die Ik u voorgehouden heb, verlaat, andere goden gaat dienen en u voor hen nederbuigt, dan zal Ik hen uitrukken uit mijn land dat Ik hun gegeven heb; dit huis dat Ik aan mijn naam geheiligd heb, zal Ik dan van mijn aangezicht wegwerpen, en Ik zal het tot een spreekwoord en een spotrede onder alle volken maken.” Jer.18:8-11: “Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht te doen. Het andere ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal bouwen en planten; maar, doet het wat kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te zullen weldoen. Nu dan zeg toch tot de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HERE: zie, Ik bereid een rampspoed over u en beraam tegen u een plan; bekeert u toch een ieder van zijn boze weg en betert uw handel en wandel.” Dan.9:11,13,14: “Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd... Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de HERE, onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te slaan op uw waarheid. Daarom was de HERE wakker om het onheil over ons te brengen; want de HERE, onze God, is rechtvaardig in al de werken die Hij doet, maar wij hebben niet geluisterd naar zijn stem.”

Waarschijnlijk de grootste fout die men in de leer van de bedelingen kan vinden is de verkeerde visie op het Koninkrijk. Ik krijg wel eens de indruk dat ze dit eerder zouden geloven indien ze dit als titel konden lezen in de New York Times. Maar het Koninkrijk Gods is niet iets spectaculair aards en te meten met wereldse normen. Het komt niet als een kant-en-klare Rijk zo maar uit de hemel gevallen. Het ondergaat een groeiproces, is vanuit menselijke norm klein en zal groot worden. En uit dat Rijk zal er door de engelen datgene verwijderd worden wat er niet in past. Dat is op het einde, wanneer de Heer wederkomt voor het oordeel van alle dingen (Mat.13:38-43). Vergelijk daarbij deze teksten: Dan.2:35-45 / Ezech.17:22-24 / Marc.4:26-29. Dus een ander beeld dan wat men zegt over het duizendjarige rijk.

Page 89: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 89

CONCLUSIE

J. Van Barneveld in ‘Christenen voor Israël’, november 2002, blz.4 zegt aan het slot van een artikel: “In onze tijd herstelt de HERE Israël. De wereld, en de geestelijke machten van deze tijd verzetten zich krachtig tegen de voornemens van de Almachtige. Gods volk zal de plaats innemen die Hij het door de mond van zijn profeten in zijn Woord heeft vastgesteld. Israël speelt een hoofdrol. Nu, in de tijd van het herstel van Israël. Binnenkort in de ‘eindtijd’. Straks in het komende Messiaanse Rijk en ook in het nieuwe Jeruzalem. Kerk van Christus, ken uw taak en uw plaats ten aanzien van Israël” (wij onderstrepen). We citeren dit om er op te wijzen dat er tussen wat de leer van de bedelingen leert en Wat wij op dat gebied zeggen een enorme kloof bestaat en die is onoverbrugbaar. We geloven dat wat hieronder staat niet te verzachten of te verwerpen is.

Sinds Pinksteren is Jezus Heer over alle volkeren. Gelovigen moeten niet langer een vleselijke afstammeling zijn van Abraham om een zelfde zegen te ontvangen als wat aan de Joden is beloofd. God heeft geen aanzien des persoon meer sinds die tijd. En dat slechts deze Joden die de Messias aannemen met recht de titel van “gelovigen” dragen zie daarvoor Hand.21:20. Ofschoon letterlijke afstammelingen van Abraham zijn ze gelovig “geworden.” Geestelijk kind van Abraham zijn vereist het ingrijpen van God en heeft niets met je genetische structuur te maken. Het treffen van Jezus en Nicodemus leert dat duidelijk (Joh.3:1-8). Zelfs enkelen van de sekte der Farizeeën zijn “gelovig geworden” (Hand.15: 5). Om niet te zwijgen van een “talrijke schare priesters” dat gehoor gaf aan het geloof (Hand.6:7). Prijs de Heer daarvoor want dat is alles overtreffende genade. Gelovigen uit de lendenen van Abraham of uit de heidenen zijn “op dezelfde wijze” behouden (Hand.15:11).

In welke zin is Jezus Heer over de volkeren? Aan de hand van vier uitgeschreven teksten van Paulus, de apostel der heidenen, mogen we dan ook op vier punten wijzen. 1°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, zijn kinderen van het nieuwe verbond. “Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen” (Phil.3:3). De letterlijke besnijdenis heeft geen belang meer. Voorafgaande aan het geestelijke kindschap van zowel de Jood als de Heiden moet een geestelijke verwekking plaats vinden door de Heilige Geest (Joh.3:3-7). 2°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben in Jezus alle beloften ontvangen. “Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons” (2 Cor.1:20). In Christus zijn alle beloften vervuld, voor alle rassen, voor alle tijden en daarover spreekt Paulus zonder iets achter te houden. Hij heeft geen verborgen agenda over een toekomstig herstel voor Israël als een aparte natie en land. Gods genade is heilbrengend “voor alle mensen” (Tit.2:11). 3°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben één zelfde geestelijke voorvader van wie ze volgens de belofte erfgenaam zijn: “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen” (Gal.3:29). Met nadruk op één gezamenlijke vader, één gezamenlijke belofte en één gezamenlijke erfgenaam. De Heer stierf voor “de verstrooide kinderen” en daar heeft ras niets meer mee te maken. Deze heerlijkheid van de Messias is aan de Heidenen geopenbaard volgens Col.1:26,27. God is niet veranderd zegt Mal.3:6 en Jac.1:17. Het is Israël die veranderd is! Maar gelukkig is ook een rest behouden zodat God in zijn profetie waarachtig is. 4°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben één zelfde verzoening ontvangen door het éne offer van Christus: “Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij ten dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God

Page 90: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 90

in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus” (Eph.2:11-13, wij onderstrepen). Besneden zijn of onbesneden zijn heeft alle belang verloren voor God. Maar wie zich verzoend heeft met Christus heeft deel aan de “verbonden der belofte” en die zijn voor alle gelovigen dezelfde. Daarom mogen de Heidenen zich volop “verheugen”, God “loven” en “prijzen” en onder de regering van de Messias leven (Deut.32:43 / Ps.117:1 / Jes.11:10). Joden en Heidenen zijn één kudde geworden (Joh.10:16). Jezus, heeft aan het kruis alle volkeren verzoend en tot één gemaakt (Eph.2:16).

Page 91: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 91

Hoofdstuk 5

Is het Koninkrijk uitgesteld?

Wat zij leren In een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’ gevonden op Internet,

staat het volgende: “Vanaf het moment dat de Here Jezus is gestorven, is alles anders geworden. Toen men de Here Jezus heeft verworpen is God gestopt met Zijn tijdrekening. (Het is absoluut niet de bedoeling om dit, in welke vorm dan ook, op een oneerbiedige manier aan u over te brengen. Het is wel de bedoeling om hier heel helder over te zijn. Hierin ligt namelijk het geheimenis van elke bijbelse profetie aangaande Israël.) Vanaf het moment dat de Here Jezus is verworpen is Gods ‘tijdklok’ stilgezet. Er is na die tijd van alles gebeurd. Dit heeft alleen niet plaatsgevonden in de tijd die God (speciaal) voor Zijn volk Israël ‘gereserveerd’ heeft. De zeven jaren (uit Daniël 9) die nog resten zijn (nog) niet gekomen.”

P. Slagter zegt in ‘Amen’ nr.31, juni 2000, blz.23, 24: “Het is logisch, dat na de opstanding van Christus de vraag bij de discipelen opkomt: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” (Hand.1:6) Is het dan nu zover, dat het Koninkrijk geopenbaard wordt? En dan geeft de Heer opnieuw geen bevestigend antwoord. Hij weet immers, dat dit niet zo zou zijn, maar houdt dat nog verborgen, omdat de geschiedenis z’n loop moet hebben...!... Maar... Israël heeft zich niet bekeerd! Ook als later nog meerdere pogingen worden ondernomen middels de prediking, blijven de Joden zowel in het land (vgl. Stefanus - Hand.7) als daarbuiten (vgl. Paulus - Hand.13:44-46, 18:5,6, 28:23 e.v.), op een paar uitzonderingen na, ongelovig en Israël komt niet tot “berouw en bekering.” In de leer van de bedelingen is er dan in de tijd van de apostelen nog géén koninkrijk Gods: het is nog géén realiteit totdat het letterlijk wordt opgericht in het Duizendjarig Rijk.

Jammer genoeg leren deze mensen ook nog een dubbele verzoening: een aardse voor Israël een hemelse voor de gemeente. Ze schrijven: “Voor ons, gelovigen in deze tijd, is een rijkere belofte weggelegd dan te zitten op de (aardse) troon van David/Salomo. Wij zijn reeds (in geestelijke zin) overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kol.3:13-14), die in het (over)hemelse is (Efe.2:6). Ons leven is met Christus verborgen in God (Kol.3:3). Wij zijn medegezet op de troon van de Vader in het overhemelse. Wanneer wij ontslapen, zullen wij daar in ons opstandingslichaam geplaatst worden.” Uit ‘Amen’ nummer 34, december 2000, blz.33.

Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=247 vonden we een artikel ‘Let op de

tekenen!, De komst van de Heer is nabij van H. Bouter Jr. Hij zegt er bijvoorbeeld dit: “De verwachting van vele christenen, ook van zogenaamde postchiliasten (die geloven in een toekomstige bloeitijd van duizend jaar voor de kerk op aarde voorafgaand aan de wederkomst van Christus), is dat we staan op de drempel van een nieuwe tijd. Wij leven nu in een tijd van ernstig verval en afval van het geloof, vergelijkbaar met de dagen van Eli, toen de Ark werd weggevoerd uit Israël en de heerlijkheid van de Here het volk verliet. Maar er is hoop voor ons, zoals er ook in die donkere dagen nieuwe hoop gloorde na de geboorte van Ikabod (= de heerlijkheid is weg) trad Samuël aan als richter en profeet. Dit luidde inderdaad een tijd van zegen in voor Gods volk. Maar dit was onlosmakelijk verbonden met de invoering van de koning Samuël zalfde eerst Saul de koning naar het vlees, en daarna David - de man naar Gods hart. Ook wij staan op de drempel

Page 92: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 92

van een nieuwe tijd, maar dat vereist de komst van de Koning, de Messias van de Joden - voorafgegaan door de komst van de antichrist, de koning naar het vlees. Zoals David zichtbaar op het toneel verscheen en als koning heerste, zal ook Christus zichtbaar wederkomen om zijn heerschappij te aanvaarden. Dan zal de heerlijkheid van de Here de ganse aarde vervullen” (wij onderstrepen).

De onderstaande tabel hebben we overgenomen uit twee nummers van ‘Middernachts-

roep’ (juni en augustus 1999). Deze vergelijking is niet volgens onze opvattingen van de Schrift. Men heeft in die kringen een komst vóór de gemeente en een komst met de gemeente. Zo bijvoorbeeld; C. C. Carlson, Ed Dobson, Jerry Falwell, Ed Hindson, Thomas Ice, Jerry Jenkins, Tim LaHaye, Hall Lindsey, Chuck Missler, Merrill Unger, Charles Ryrie, Paul Tan, Jack Van Impe enz. We nemen het over om aan te tonen dat men tot in het extreme en onredelijke gaat zoeken om zijn opvattingen te ondersteunen. De “Dag van Jezus Christus” en de “Dag des Heren” - een tegenstelling De “Dag van Jezus Christus” De “Dag des Heren” 1. Verandering van alle ge- 1. Geen verandering lovigen (1 Cor.15:51) 2. Israël, de volken en de 2. Israël wordt geestelijk schepping blijven nog on- hersteld, de naties komen veranderd. tot rust, alle beloften worden vervuld en de schep- ping wordt veranderd (Ez. 36:26-27 / 37:14 / 36:29 / Zach. 14:9-10 / Jes.65:18-25 / Rom. 8:19-22 / Dan.9:24). 3. Jezus verschijnt als de 3. De Here verschijnt als “Morgenster” (Op.2:28 / 22: de “Zon der gerechtigheid” 16 / 2 Petr.1:19). (Mal.3:20 ofwel 4:2 / Richt. 5:31). 4. Jezus verschijnt als de 4.Jezus verschijnt als Bruidegom, de Heiland en Bruidegom met de Bruid, als als Hoofd der Gemeente (Ef. Koning, Messias en Immanuël 5:25-27 / Fil.3:20). (Mt.25:6 / Jes.7:14 / 9:5-6 / 11:1-2 / Zach.14:9). 5. De veranderde heiligen 5. de veranderde heiligen worden de hemel binnenge- keren met Jezus op aarde haald. De Here Jezus komt terug. De Here Jezus komt voor de Zijnen (1 Thess. met de Zijnen (Jud.v.14 / 4:16-17). 1 Thess.3:13). 6. De aarde wordt nog niet 6. De aarde wordt geoor- geoordeeld. Het is een dag deeld en gerechtigheid her- van troost voor de Gemeen- steld (Dan.9:24). te (1 Thess.4:18 / 2 Thess.

Page 93: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 93

2:16). 7. Het is op handen en kan 7. Volgt precies op voor- elk moment plaatsvinden. spelde tijden, inclusief de Het is niet van voortekenen verdrukkingstijd. Bepaalde afhankelijk (1 Cor.1:7 / 16: profetieën moeten eerst nog 22 / Fil.3:20 / 4:5 / 1 Thess.1: vervuld worden (Mt.24 / Marc. 10 / Tit.2:13 / Hebr.9:28 / Jac. 13 / Luc.12 / 17 / 21). 5:7-9 / Op.3:11 / 22:7 / 12:17, 20). 8. In het Oude Testament 8. Wordt in het Oude Testa- niet voorzegd en was een ment dikwijls genoemd en geheimenis (1 Cor.15:51). was geen geheimenis (Jes. 2:12 / Joël 2:1-2 / 1 Thess. 5:1). 9. Vindt vóór de “toorn 9. Is de dag van de “toorn van God” op aarde plaats van God” en maakt een ein- (1 Thess.1:10 / 5:9). de aan deze dag (1 Thess. 5:2-vv / Op.6:17). 10. Betreft slechts de in 10. Betreft alle mensen Jezus gelovende mensen (Ps.96:13 / Op.3:10). (1 Thess.4:14,16). 11. Wij vinden geen heen- 11. Satan wordt voor 1000 wijzing tot Satan. jaar gebonden (Op.20:1-3). 12. De Here vertoont zich 12. De Here komt in grote aan de zijnen in de lucht, heerlijkheid zichtbaar op voor de wereld blijft Hij aarde, en elk oog zal Hem onzichtbaar (1 Thess.4: zien (Mt.24:30 / Op.1:7). 16-17). 13. Daarna begint de Grote 13. Het duizendjarig Rijk Verdrukking (Op.4 / 1 Thess. begint, waarbij de verdruk- 5:2,9 / 2 Thess.2). kingstijd de inleiding er- toe is (Op.19:11-16 / 20:4-6).

Wat wij leren

Laat ons vooraf wat zeggen over de manier waarop een Nederlands theoloog de verhouding ziet van het koninkrijk nu en later. We citeren uit H.M. van der Vegt, ‘De vraag naar de verwachting’, ‘Vrede over Israël’, jaargang 47, nr. 2 ; april 2003: “Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde K.H. Miskotte had ook wel een chiliastisch trekje. Hij zegt dat zelf. Niet in die zin dat hij een rijk van duizend jaren en twee wederkomsten verwachtte, zoals ‘echte’ chiliasten. Maar de vragen naar de beloften voor de wereld en voor Israël lagen hem na aan het hart. Ik geloof dat we goed kunnen zeggen dat juist de vragen van de chiliasten door Miskotte goed werden begrepen en overgenomen; de antwoorden echter niet.

Page 94: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 94

Daarom nam hij ook bij dit thema een vraag van het jodendom aan de kerk waar, die hij zo formuleerde: het jodendom vraagt, of wij ‘Vorst-Messias en Zijn heerlijk Rijk nog verwachten’. Dat lijkt een overbodige vraag, want het mag toch duidelijk zijn, dat juist de kerk de wederkomst van Christus verwacht. Dat wist Miskotte ook, maar hij stelt zijn vraag met nadruk zó: het gaat niet alleen om de Messias, maar ook om zijn rijk. Er bestaat in onze eigen christelijke verwachting een zekere spanning tussen ‘in de hemel komen’ en de ‘wederkomst’. Dikwijls is te merken wanneer iemand overleden is, hoe belangrijk voor ons mensen de troost is, dat de overledene in de hemel bij de Here God mag zijn. Het lijden, de pijn en de ziekte zijn voorbij, en daarom is er naast verdriet om het overlijden ook dankbaarheid tot God. Soms krijg ik de indruk, dat we met die troost helemaal tevreden zijn en geen verdere verwachting meer nodig hebben. Geen verwachting van wederkomst van Christus, van opstanding der doden, van laatste oordeel. Meestal is tevredenheid een deugd, maar wanneer de Here God ons méér beloofd heeft, is het goed, er eens over na te denken waarom we dat beperken. Hier zet de vraag in van het jodendom en van Miskotte, de vraag naar het rijk en naar de bovenpersoonlijke verwachting. Puur persoonlijk, als enkele mens of enkele ziel, kun je uiteraard alleen maar heel tevreden en eeuwig gelukkig zijn met de hemel. In de Bijbel wordt ons echter ook geleerd, verder te kijken dan onze eigen ziel en zaligheid. Want hoe is het dan met de wereld, met de ‘schepping, die in al haar delen zucht en in barensnood is’ (Rom.8)?”

Er is iets dat vergeten wordt bij de leer van de bedelingen en deze van Jehovah’s Getuigen en dat is: YaHWeH is steeds de Koning zowel over Israël als de mensen uit de natiën, m.a.w. “de wereld.” Van Jezus die de Logos is, Zoon van de Vader en verheerlijkte Redder, moet hetzelfde gezegd worden. Men moet daarbij steeds in gedachten houden dat het Joodse begrip “malekuth” en het Griekse “basileia” niet persé spreken over het aantal vierkante kilometers waarover geregeerd wordt. Het wijst in de eerste plaats steeds naar het begrip van het hebben van macht als koning. We hebben hier al enkele teksten gegeven die dat ondersteunen. Ook 1 Cor.15:25 is dat duidelijk, het gaat om machtoverdracht, niet om een lap grond (of zelfs de ganse aarde) die Jezus aan Zijn vader geeft. Die tekst sluit een toekomstig rijk als de duizendjarige regering zoals de bedelingen ze leren ook definitief uit.

Dat komt op het volgende neer: er bestaat géén leer van “de tijden der heidenen” zoals ze dat leren. De stad Jeruzalem zal vertreden worden voor een tijd nadat ze verwoest is. Niet vanaf de eerste vernietiging zoals Jehovah’s Getuigen leren en gebaseerd op het verhaal van de boom uit Daniël hoofdstuk 4. Ook niet volgens de leer van de bedelingen die alles koppelen met een Israël dat in de tijd van Jezus Hem verwerpt als Koning. Laat ons illustratief de leer van de Wachttoren nagaan om de leer van de bedelingen beter te begrijpen.

Laat ons kijken naar Luc.21:24 en het begrip de tijdsperioden der heidenen. De Griekse tekst zegt “kairoi ethnon”, beide begrippen staan hier zonder een lidwoord. Daardoor is te kennen gegeven dat de nadruk op de stad “Jeruzalem” en het werkwoord “vertreden” ligt. De vertaling van de Wachttoren van deze uitdrukking als: “de bestemde tijden der natiën” is volledig uit de lucht gegrepen. Het woord “kairos” (meervoud “kairoi”) wil steeds een bestemde tijd aangeven of een “tijdsperiode.” Afhankelijk van de definities die we gebruiken kunnen ze elkaar toch overlappen. Dat er sprake is van tijdsperioden in het meervoud, duidt op twee dingen. Ten eerste dat er een opvolging van periodes zal zijn, met betrekking tot Jeruzalem. Ten tweede, dat deze overeenstemming vertoont met de natiën die elkaar opvolgen en dan ook daarom in het meervoud staat. Er is door Bijbelcommentators al veel geschreven waarom deze uitdrukking alléén te vinden is bij Lucas en ontbreekt bij de andere synoptische evangeliën. Soms nemen zij de koe bij de staart in plaats van bij de horens. Wanneer Matthéüs in 24:14 schrijft dat het evangelie aan alle natiën gepredikt moet worden spreekt hij dan ook niet over deze periode? Jazeker, want beiden verwijzen

Page 95: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 95

naar dezelfde eindtijden. Bij Lucas: vertreding van Jeruzalem tot de tijden der heidenen voltooid zijn. Bij Matthéüs: prediking tot de heidenen Gods woord gehoord hebben. En ook Mat.21:43 verwijst er naar, samen met Marc.12:9 en Mat.22:10. Want hieruit leert men dat het koninkrijk van de Joden wordt afgenomen (vanwege geestelijke vertreding = afvalligheid) en aan de werkelijke geestelijke natie van God gegeven. Die in den beginne EXCLUSIEF uit Joden bestaat, tot op een moment halfjoden en heidenen ze komen aanvullen (Handelingen 8 en 10). De drie evangelieschrijvers die over de profetie op de Olijfberg berichten stemmen dus wel met elkaar overeen. Soms wel niet in letterlijke woorden maar toch in gedachten.

Hoe lang zijn de tijdsperioden der heidenen? Eerst en vooral zijn deze niet van 607 voor Chr. tot 1914 na Chr. zoals de WT het leert. Waarom is dit onmogelijk? Dat hier over een periode sprake is die een begin en een einde heeft zal niemand betwisten. Maar men mag niet vergeten dat zoals Christus het zegt; alle toekomstige “kairoi” en “chronoi” alléén voor God gekend zijn. Alle tijdsperioden (kairoi) en tijdsmomenten (chronoi) zijn in Gods handen. Zie Hand.1:7 / Marc.13:32,33. Deze perioden en tijden die God heeft weggelegd kennen we niet. We zullen we ook nooit kennen tot op het ogenblik dat ze in vervulling gaan. Wanneer start het begin van deze periode? Hier heeft men geen probleem. Het woord “vertreden” in het Grieks van Lucas 21:24 is “patoumène” en komt van “pãtos” (weg of pad) en “patèo” (stappen of treden). Het woord “patoumène” is een eerste naamval, enkelvoud, vrouwelijk, tegenwoordige, passieve vorm van “patèo” en géén aoristus. Indien het een aoristus zou geweest zijn was het mogelijk om dit vers te verklaren als een aanvang hebbende vóórdat de verdrukking en vertreding waarover Christus spreekt was begonnen. Maar het is in dit geval onmogelijk. De enige goede uitleg moet dus zijn dat de vertreding begint vanaf het ogenblik dat de Joden vallen door de scherpte van het zwaard, als gevangenen weggevoerd worden en de stad is gevallen in handen van de heidenen. Zo moet de samenhang van deze teksten begrepen worden, of woorden hebben hun betekenis verloren. Dat kan dus alléén betrekking hebben op de werkelijke val van Jeruzalem in 70 na Chr. en kan niet teruggebracht worden tot op 607 vóór Chr. zoals de WT doet (of Scofield blz.1106, een andere datum in de Revised Scofield). En vergelijk de uitdrukking “vertreden worden” in Luc.19:44. We kennen dus zowel het begin als het einde van deze periode dat de heidenen het letterlijke Jeruzalem vertreden. Het begon in 70 na Chr. en eindigt wanneer de Heer terug komt. Men kan nu nog geen datum vastleggen voor dit laatste totdat het vervuld zal zijn. Achtereenvolgens was het voor Jeruzalem; de tijden van de Romeinen, de Byzantijnen, de Mammelukken, de Kruisvaarders, de Ottomanen, de Turken en de Engelsen. En ondertussen is Jeruzalem nog steeds verdeeld in 4 districten: Joods, Arabisch, Armeens en Christelijk. De stad blijft vertreden worden tot aan de tweede komst van de Heer!

Uit het ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament’ Lukas, door S. Greijdanus, H.A. van Bottenburg, herdruk Wristers 1983, blz.997, 998. Citeren we een niet al te gemakkelijk citaat voor wie niet thuis is in het Grieks. Maar wie het niet te vlug doorneemt kan wel de teneur smaken van wat de tekst Luc.21:24 zegt volgens een deskundige van de Griekse taal: “..., en Jeruzalem zal zijn vertreden wordende door de heidenen of volken. “zal vertreden worden”, conj. periphrast. evenals “gij zult gehaat worden” in vs 17. Dus voortdurend. Jeruzalem zal haar heilig karakter als Godsstad geheel verliezen, en door heidenen, andere volken dan Gods oude volk, bewoond worden, ja vertreden. Dit laatste drukt verachting uit, en diepe onteering van Jeruzalem, Opb.11:2. totdat vervuld zullen zijn de tijden der heidenen. “totdat”, 1:20 / 4:13 / 17:27. “tot de tijd”, Hand.7:18 / 27:33 / Rom.11:25 e.a., scil. “tijden”, tot welken tijd, tot den tijd, dat; vgl. 1:20 / 12:27 e.a. A e.a. missen “zullen vervuld worden”, conj. aor. pass. als fut. exact., zullen vervuld zijn geworden. “vervulling”, 1:20 / 2:40 /3:5 / 4:21. God heeft voor alles den tijd bepaald en vastgesteld, aanvang, duur, en eind. Ook van Jeruzalems verwoesting en vertreding door de volken, en van de verstrooiing der Joden, Rom.11:25, en van de tijden der heidenen, waarin zij kunnen en zullen heerschen, en waarin zij het Evangelie ontvangen om daarin te leeren gelooven

Page 96: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 96

en daardoor heil te verkrijgen, of anders, bij verwerping ervan, evenzeer door het oordeel getroffen te worden... , tijden van heidenen. Geen lidwoorden, om te sterker het karakter dezer tijden te karakteriseeren. Voor “tijden” zie bij vs 8. Het meervoud, omdat er ook het meervoud “heidenen” bij staat, en de heidenen niet allen denzelfden tijd ontvangen, noch tegelijkertijd hunnen gelegen tijd verkrijgen. Tot het eene volk komt het Evangelie eerder, tot het andere later. Het eene volk ontvangt de gelegenheid tot het eene, een ander tot wat anders. Zoo zijn hunne gelegenheden verschillend naar oogenblik en duur en karakter. Maar zij zijn alle door God bepaald in volkomen zin. En als zij vervuld, afgeloopen, voorbijgegaan, zijn, dan komt er ook een einde aan Jeruzalems vertreding door de heidenen, en aan der Joden verstrooiing. Hoe dat gaan zal, en wat er dan gebeuren zal, zegt de Heere hier niet uitdrukkelijk. Maar omdat Hij nu vervolgens gaat spreken over de teekenen, kort of vlak aan Zijne wederkomst voorafgaande, vss 25-27, komt als vanzelf de gedachte op, dat dan het einde der wereld intreedt.” Nog verdere aantekeningen over de “tijden der heidenen” in ons commentaar op de Apocalyps bij Opb.8:1,2 en 11:2.

In ‘Ontwaakt!’ van 8 mei 1998 lezen we: “Jehovah’s Getuigen zijn ervan overtuigd dat Gods voornemen met betrekking tot de toekomst op de door hem vooraf bepaalde tijd - tot op de dag en het uur nauwkeurig - verwezenlijkt zullen worden (Habakuk 2:3; 2 Petrus 3:9,10). En wij geloven dat deze gebeurtenissen in de niet al te verre toekomst zullen plaatsvinden (2 Timotheüs 3:1-5). Maar wij speculeren niet over de in deze tijd steeds talrijker wordende theorieën en geven daar geen steun aan.* Het lijdt geen twijfel dat noch het jaar 2000, noch 2001, noch enige andere door mensen ingestelde tijdsdrempel iets te maken heeft met Jehovah’s tijdschema. (in voetnota staat)* De Wachttoren van 1 september 1997, blz. 21, 22, zei: “Jehovah’s Getuigen hebben altijd graag willen weten wanneer de dag van Jehovah zal plaatsvinden. In hun vurige verlangen ernaar hebben zij soms geprobeerd uit te rekenen wanneer die zou kunnen komen. Maar door dat te doen, hebben zij net als Jezus’ vroege discipelen verzuimd acht te slaan op de waarschuwing van hun Meester dat wij ‘niet (weten) wanneer de bestemde tijd is’ (Markus 13:32,33). Spotters hebben getrouwe christenen uitgelachen om hun voorbarige verwachtingen (2 Petrus 3:3,4). Niettemin zal Jehovah’s dag komen, zo verzekert Petrus, volgens Zijn tijdschema.”

In de zaak van de tijden der natiën is één van de belangrijkste dingen het koningschap van God over allen; zowel over Joden als Heidenen. Zo ook doet men in de leer van de bedelingen. In 70 na Chr., bij de vernietiging van de tempel, zouden de tijden der heidenen begonnen zijn. Die zouden stoppen bij de opname of wederkomst van de Heer. Heeft YaHWeH Zijn macht over de wereld ooit verloren? In 607 voor Chr.? of 587 voor Chr.? of 70 na Chr.? Dat is niet zo want, zoniet hebben de volgende teksten hun zin en betekenis verloren. 1 Kron.16:31 “De hemel verheuge zich, de aarde juiche, en men zegge onder de volken: De HERE is Koning.” Ps.47:9 “God regeert over de volken.” Ps.91:1 “De HERE is koning. Met majesteit heeft Hij Zich bekleed; de HERE heeft zich bekleed. Hij heeft Zich met kracht omgord. Vast staat nu de wereld, zij wankelt niet.” Zie ook Ps.93:1. Ps.96:10 “Zegt tot de volken: De HERE is koning, vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt; Hij zal de volken richten in rechtmatigheid.” Ps.97:1 “De HERE is koning. Dat de aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen.” En vergelijk Ps.99:1. Ps.98:4 “Juicht de HERE, gij ganse aarde.” Opb.11:15 “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan Zijn Gezalfde,

Page 97: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 97

en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.” Opb.19:6b “Haleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard.”

De uitdrukking “de troon van David” krijgen we tweemaal te lezen in het Nieuw

Testament. In Lucas 1:31,32 SV77 staat het een eerste maal in profetische zin: “En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam noemen JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” In Handelingen 2:30,31 SV77 vinden we de vervulling van wat de engel zegt: “Alzo hij (DAVID) dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.” We mogen aan deze uitspraak van Petrus niets afdoen: wat hij zegt is EVANGELISCH EN ZIJN LEER IS DEZE VAN HET NIEUW TESTAMENT. Wat voor aspecten er nog mogen zijn aan het Koninkrijk in een nabije of verre toekomst dit is zeker; het is begonnen, lang geleden.

Anders geformuleerd; WAAR DE KERK IS DAAR IS HET KONINKRIJK ZOALS IN DEZE TABEL. 1°) Christus is hoofd van de Kerk Eph.1:22 / Col.1:18 idem van het Koninkrijk Hand.17:7 / Opb.1:5 2°) Gelovigen zijn wedergeboren voor de Kerk 1 Pet.1:22,23 idem voor het Koninkrijk Joh.3:3-5 3°) Gelovigen zijn leden van de Kerk Col.1:13 idem van het Koninkrijk 1 Pet.2:8,9 4°) Gelovigen zijn medeburgers in de Kerk Eph.2:19,20 idem van het Koninkrijk 1 Thes.2:12 5°) De Kerk bestaat uit geestelijke zegeningen Eph.1:3 idem in het Koninkrijk Rom.14:17

In ‘Christenen voor Israël’ september 2000 schrijft J. Koppelaar: “Ook in Marcus 13 is het gat van bijna tweeduizend jaar zichtbaar. Als je het hoofdstuk goed leest doet zich al meteen de vraag voor: Gaat het over de aanstaande ontvolking van het tempelplein bij de verwoesting van de tempel in 70 na Chr? Of gaat het over de ontvolking van dat plein in de toekomst? Het gaat over beide. Voor de apostelen van het eerste uur was het ondenkbaar dat de tempel afgebroken zou worden (vs.1). Het was een gruwel in hun ogen. Dan vertelt de Heere Jezus hun dat er toch een verwoestende vleugel zal komen, geheel in overeenstemming met Daniël 9. De Romeinse adelaar was de vleugel die van het tempelplein een desolate puinhoop maakte en zo de ontvolking teweeg bracht in 70 na Chr. Toch zijn de woorden “geen steen op de andere gelaten” (vs.1) in 2000 nog steeds niet geheel vervuld. Wie vandaag de opgravingen bij de zuidelijke muur ziet (Ofel) en bij de westelijke muur (nieuwe tunnel), ziet dat er nog duizenden stenen op elkaar staan. Er ligt zelfs nog een steen die zo zwaar is als 10 Israëlische Merdekatanks. Symbool van de lastige steen van Zach.12:3! Het ziet er naar uit dat er nog heel wat van de berg weggebroken zal worden (door een aardbeving?) voordat de antichrist zich daar als god in de herbouwde tempel zal zetten (2 Thess.2:3-4)” (wij onderstrepen). Wanneer we dit lezen moeten we onze ogen van het verstand openen en de weg volgen die tot volmaaktheid leidt (Eph.1:17-19 / Heb.5:13-6:1). We moeten trouwens ook nog dit aanstippen: wanneer we de Schrift lezen dan doen we dat meestal met een voorafgaande visie van wat we al hebben aangeleerd. En dat kan verkeerd zijn zodat het moeilijk

Page 98: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 98

wordt zijn fout te onderscheiden van de waarheid die in een tekst tot ons komt.

J. Koppelaar doet wat men zo dikwijls hoort in deze kringen van de bedelingen. Men vergeet de werkelijkheden van de geschiedenisboeken te vertellen. Voor ons christenen is daar zeker het werk van de Jood Flavius Josephus bij te rekenen. We moeten dan ook tegenspreken dat er van de eerste of de tweede tempel nog een steen zou zijn aan te wijzen in Jeruzalem die deel zou zijn van de oorspronkelijke structuur. Want dat is in strijd met wat Josephus beschrijft. De meest toegankelijke tekst van Josephus verschijnt permanent in de uitgaven van Kregel/Grand Rapids/U.S.A. We vatten kort samen wat Herodes de Grote heeft gedaan met de tweede tempel (blz.334). Herodes had een plan; hij wou een nieuwe tempel bouwen en gaf als reden op aan de Schriftgeleerden en Farizeeën, dat de tweede tempel (deze van na de Babylonische gevangenschap) niet naar het model van de eerste tempel van Salomo was. Herodes kreeg hun toestemming om het werk aan te vatten. Maar niet na de stellige belofte wanneer alle onderdelen al klaarliggen, zodat de tempeldienst niet te veel hinder ondervindt. Zo is het ook geschiedt: de tweede tempel wordt afgebroken en voordat de derde tempel wordt opgericht worden de oude fundamenten weggenomen, zegt Josephus. In de tijd van Jezus was men met de herbouw al 46 jaar bezig zegt ons Joh.2:20. Men bleef aan dit tempelcomplex zelfs bouwen tot het jaar 63 na Chr, dus slechts zeven jaar voorafgaande aan zijn vernietiging. Zie hierover Josephus ‘Oudheden’ XX, IX, 7. Aan de tempel zelf bouwde men 18 maanden en dan nog eens 30 jaar aan de voorhoven, de rest tot in de tijd van Jezus (Josephus, ‘De Joodse oudheden’, XV, xi, 6). Waarom dat verzwijgen, en een verkeerde indruk wekken bij mensen die het meestal niet kunnen nagaan of een argument al dan niet klopt? Dat er in Jeruzalem zware stenen liggen betwijfelen we niet, alleen laat ze stenen zijn en geen symbolen! Wilt u verdergaan met Josephus over dit onderwerp, zie dan zijn ‘De Joodse oorlog’ I, xxi, 1 en ‘De Joodse oudheden’ XV, xi, 1-3. En in de Joodse Misjna de tekst, Midot 2:1. Vergeet tot slot niet dat Jezus zegt over de tempel en de stad dat er géén steen op een andere zal gelaten worden bij zijn vernietiging! Zie o.a. Marc.13:2 / Luc.19:41-44 / 21:6.

En een opmerking over de klaagmuur, Kotel genaamd. Deze muur is niet zoals zovele

denken een deel van de oorspronkelijke tempel van die dagen. Het was een versteviging van het plateau waarop de tempel gebouwd was. In de dagen van Herodes heeft men de oppervlakte van dat plateau groter gemaakt door rechte muren te bouwen aan de van de slopen van de heuvel. Met het dichten van de ruimte tussen plateau en muur is zo een groter bouwoppervlak ontstaan. Dus het is géén deel van de vroegere tempel. Er zijn zelfs archeologen die beweren dat het onstaan is in de tijd van keizer Hadrianus die een tempel van afgoden zou bouwen op de plaats van de vroegere tempel. En dat is dus zelfs buiten de tijd dat Christus leefde.

J. Koppelaar doet ook wat men zo dikwijls doet wanneer het erop aankomt een vervulling eenvoudig te laten zijn zoals het er staat. Men zegt dan: er zijn voorspellingen die twee maal zullen vervuld worden! Daar zit eigenlijk geen enkel zinnig argument achter. De theorie klopt niet met de werkelijkheid van de vervulling. Want die tweede vervulling is in het verleden niet waar geweest. Daar zijn geen voorbeelden van. En een tweede vervulling zal zich in de toekomst niet realiseren. Wat is wèl waar. Dit kan wel, een vervulling kan gestart zijn en loopt geruime tijd verder. Maar iets uit een profetie nemen en beweren dat ze is vervuld de eerste keer in het jaar 70 na Chr. en een tweede keer wordt vervuld in de toekomst dat gaat niet op. We zijn de mening toegedaan dat veel van wat men beweert, te maken heeft met een verkeerd begrip van de term “laatste der dagen.” Daarom gaan we hier verder op in. En zie ook de inleiding tot de hoofdstukken 6-22 in ons commentaar op Openbaring.

In het Oude Testament komt de term “laatste der dagen” veertien maal voor; Gen.49:1 / Num.24:14 / Deut.4:30 / 31:29 / Jes.2:2 / Jer.23:20 / 30:24 / 48:47 / 49:39 / Ezech.38:16 / Dan. 2:28 / 10:14 / Hosea 3:5 / Micha 4:1. Eénmaal, in Daniël 2:28, gaat het om het Aramese

Page 99: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 99

equivalent. In vele gevallen wil het gewoon maar zeggen “later” of “in de dagen der toekomst” zoals blijkt uit de vertalingen. Zie en vergelijk dan enkele oudere vertalingen zoals de Canisius en de Leidsevertaling.

“De laatste dagen” in het OT

Hier volgt de lijst van alle 14 teksten in dit verband uit het OT waar we dezelfde Hebreeuwse formule hebben. Echter niet steeds dezelfde vertaling. Dat is trouwens evident. Deze Hebreeuwse formule kan gewoon vertaald worden met “toekomst” zondermeer, hetzij kort of lang in tijdstip. De conclusie hierover volgt later. 1°) Gen.49:1: “En Jakob ontbood zijn zonen en zeide: Komt bijeen, opdat ik u bekend make, wat u in toekomende dagen wedervaren zal.” 2°) Num.24:14: “En nu, zie, ik sta op het punt naar mijn volk te gaan; kom, ik zal u aankondigen wat dit volk in de toekomst uw volk zal aandoen.” 3°) Deut.4:30: “Wanneer het u bang zal zijn en in de toekomst al deze dingen u zullen overkomen, dan zult gij u bekeren tot de HERE, uw God, en naar Hem luisteren.” 4°) Deut:31:29: “Want ik weet, dat gij na mijn dood zeer verderfelijk handelen zult en afwijken van de weg, die ik u geboden heb; daarom zal na verloop van tijd het onheil over u komen, wanneer gij doet wat kwaad is in de ogen des HEREN en Hem krenkt door het maaksel uwer handen.” 5°) Jes.2:2: “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heen stromen.” 6°) Jer.23:20: “De toorn des HEREN zal zich niet afwenden, tot Hij heeft volvoerd en tot stand gebracht de raadslagen van zijn hart; in het laatst der dagen zult gij dat duidelijk inzien.” 7°) Jer.30:24: “De brandende toorn des HEREN zal zich niet afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart volvoerd en verwerkelijkt heeft; in het laatst der dagen zult gij dat inzien.” 8°) Jer.48:47: “Maar Ik zal in het lot van Moab een keer brengen in het laatst der dagen, luidt het woord des HEREN.” 9°) Jer.49:39: “Maar in het laatst der dagen zal Ik in het lot van Elam een keer brengen, luidt het woord des HEREN.” 10°) Ezech.38:16: “en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal.” 11°) Dan.2:28: “Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart; Hij heeft de koning Nebukadnessar bekendgemaakt wat in de toekomende dagen geschieden zal.” (Dit is een deel uit de Aramese teksten van Daniël.)

Page 100: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 100

12°) Dan.10:14: “en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst.” 13°) Hos.3:5: “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil - in de dagen der toekomst.” 14°) Micha 4:1: “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heen stromen.”

Hieronder dezelfde lijst maar in de vertaling van de Wachttoren, de Nieuwe Wereld Vertaling van 1995 (let er op, niet steeds op dezelfde wijze vertaald ofschoon ze beweren dat alle belangrijke woorden in hun Bijbelvertalingen door eenzelfde woord dienen vertaald te worden): Gen.49:1: “laatst der dagen” Num.24:14: “einde der dagen” Deut.4:30: “het einde der dagen” Deut.31:29: “het einde der dagen” Jes.2:2: “laatst der dagen” Jer.23:20: “het laatst der dagen” Jer.30:24: “het laatst der dagen” Jer.48:47: “het laatst der dagen” Jer.49:39: “het laatst der dagen” Ezech.38:16: “het laatst der dagen” Dan.2:28: “laatst der dagen” (Aramese tekst) Dan.10:14: “laatst der dagen” Hos.3:5: “het laatst der dagen” Micha 4:1: “laatst der dagen” Hieronder hetzelfde volgens de Willibrord-vertaling van 1995 (let op de varianten): Gen.49:1: “in de dagen die komen” Num.24:14: “in de toekomst” Deut.4:30: “dan zult u tenslotte”

Page 101: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 101

Deut.31:29: “dan zal” Jes.2:2: “het einde der dagen” Jer.23:20: “later” Jer.30:24: “later” Jer.48:47: “eens” Jer.49:39: “eens” Ezech.38:16: “het einde der tijden” Dan.2:28: “het einde van de tijden” (Aramese tekst) Dan.10:14: “in de verre toekomst” Hos.3:5: “op het einde der dagen” Micha 4:1: “het eind van de dagen” Conclusies over deze teksten uit het OT 1°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben op het oordeel en straf die er kwam over een heidens volk. Zie o.a. Jer.48:47 / 49:39 / Dan.2:28. Of de heidenen bij de Wederkomst van Christus (Jer.30:24) maar vele exegeten verklaren dit als met betrekking op de periode van de Babylonische gevangenschap. 2°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is een eerste keer opgehouden met de ballingschap naar Babylon, straf voor verbondsbreuk. Zie Deut.4:30 / 31:29. Het is opgehouden wettig te zijn met de dood van de Christus. Er komt herstel in een nieuw verbond, maar dat is geestelijk en niet aards. Zie Joël 1:15 / 2:11 / 2:31 en vergelijk de vervulling in Hand.2:16,17 / Mal.3:2 / 4:1,5. 3°) De laatste dagen die voorafgaan aan het herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zie Jes.2:2 / Micha 4:1. Deze teksten hebben géén betrekking op het herstel van Israël in een duizendjarig rijk (zoals de New Scofield Bible blz.1164 zegt) maar spreken over onze christelijke tijdsperiode voordat de Heer terugkomt. Zie de geestelijke uitleg hiervan; Jes.2:3 = Joh.4:22 en Jes.2:5 = 1 Joh.1:7. 4°) Jer.23:20 wijst op Jeremia als de ware profeet of eventueel naar de eerste komst van Jezus - de ware profeet, dus de laatste dagen verwijzen naar een nakende vervulling. Dus niet naar een nog later te vervullen tijdperk.

“De laatste dagen” in het NT

In het Nieuwe Testament komt de term “laatste der dagen” en aanverwanten voor in o.a. Hand.2:16,17: “maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen

Page 102: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 102

dromen dromen.” 1 Cor.10:11: “Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 1 Tim.4:1: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.” 2 Tim.3:1: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen.” Heb.1:1,2: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.” Jac.5:3: “uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.” 1 Pet.1:5: “die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.” 1 Pet.1:20: “Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u.” 2 Pet.3:3,4a: “Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst?” 1 Joh.2:18: “Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.” Judas 17,18: “Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.”

We leven dus SINDS de tijd der apostelen, meer bepaald SINDS Pinksteren (volgens Hand.2) in: “de laatste ure”, 1 Joh.2:17. “laatst der dagen”, Jac.5:3. “het einde der eeuwen”, 1 Pet.1:20. “het einde des tijds” Judas 17,18. Nader bepaald: sinds de dag van Pinksteren tot en met de Wederkomst leven we in de laatste ure of de laatste tijd. En daarom staat er ook in Mat.25:19 dat de Wederkomst van de Heer “na lange tijd” is. Maar leg dit niet verkeerd uit want het gaat om dezelfde slaven (de christelijke gemeente bestaande uit Joden en Heidenen) die in de gelijkenis staan en niet om een herstel van de Joodse bedeling. Kort en lang zijn voor ons mensen relatieve begrippen. Gods visie op de geschiedenis is anders dan de onze. Conclusies bij de teksten over de laatste dagen uit het NT 1°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben op het oordeel en straf over een heidens volk. Zie

Page 103: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 103

Joh.12:48, de laatste dag / 2 Thes.2:1-3,8-12, de tijd van het afval en de opkomst van de wetteloze, Judas 17-20. 2°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is opgehouden wettig te zijn met de dood van de Christus. Deze laatste dagen zijn opgehouden in het jaar 70 na Chr. bij de vernietiging van de tempel. Zie Heb.1:1,2 / 9:26. En 1 Pet.1:20,21 indien deze brief gericht is aan de natuurlijke Joden uit die tijd. Wat hoegenaamd niet zeker is, maar niet onmogelijk. Aangezien God de Geest aan Jezus niet gaf met “mate” maar in volheid (Joh.3:34) moeten we niet twijfelen aan de uitspraken van Jezus. Zo o.a. wat Hij zegt dat er zal geschieden in dit “geslacht.” We moeten Zijn woorden niet aanpassen of verdraaien zodat ze passen in wat ze denken dat zal moeten geschieden in de toekomst. 3°) De laatste dagen die voorafgaan aan het definitieve herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Maar dit is met Pinksteren begonnen. De gemeente is een nieuwe schepping. Vanaf de Opstanding/Hemelvaart/Pinksteren vervullen zich “de dagen” van de Messias en van “herstel” (Hand.3:21-24). Met de Wederkomst zal alles vernieuwd worden. Zie 1 Cor.10:11 / 1 Tim.4:1 / 2 Tim.3:1 / 2 Pet.3:3,4a.

Er is natuurlijk nog wat te zeggen over deze teksten. Plaats ontbreekt hier. En we hebben het trouwens vroeger verder uitgediept. We hebben enkele zaken overgenomen uit ons, ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en de duizendjarige regering’. Zie verder daar voor meer uitleg.

En voordat we hier onze conclusies uit trekken wijzen we er nog op dat men in de leer van de bedelingen zegt dat er een herstel komt van Israël vóór de opname. Hall Lindsey zegt in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’: “Rechtzetting van historische feiten. Op dit punt moeten we een zorgvuldig onderscheid maken tussen het “materiële herstel” van het Palestijnse land als een natie, wat duidelijk plaats zal hebben kort vóór de komst van de Messias, en het “geestelijk herstel” van alle Joden die in de Messias hebben geloofd onmiddellijk na Zijn terugkeer op aarde. Het “materiële herstel” wordt bewerkstelligd door het menselijke streven van ongelovige Joden. Overigens zijn de grote catastrofale gebeurtenissen die deze natie zullen overkomen tijdens zijn rampspoed, op de eerste plaats bedoeld om het geschokte volk te doen geloven in hun ware verlosser (Ezechiël 38:39) (…) Sinds Israël in 1948 als natie werd hersteld, leven wij in de meest betekenisvolle periode van de profetische geschiedenis. We leven in de tijd die Ezechiël voorspelde in zijn hoofdstukken 38 en 39” (blz.43,57). De harde bewijzen zijn echter die uit de Bijbel; herstel kan er slechts komen door het geloof van de Joden in hun God. Het Zionisme is echter nu hun God. God herstelt niet in ongeloof. God zegent niet in ongeloof. Gods vergeving komt er slechts na berouw. Heeft Israël dat al? Neen. Dus wat er thans in Israël geschied, is niet het werk van God.

En een tussendoortje. Op de Internet site: Stichting Europese Apologetiek staat een prachtig artikel geschreven door Tjerk W. Muller met de titel ‘Heeft Hall Lindsey gelijk?’ (© Tjerk W. Muller, Rijswijk, 15 december, 2001). We citeren er het volgende uit. “God geeft in Genesis 9 de garantie dat hij nooit weer de mens zal oordelen met de genocide van het hele mensengeslacht, zoals hij de mens in de dagen van Noach had gedaan. Nooit weer zal hij de sluizen van het demonische openzetten om de mens en al wat met hem op de aarde leeft te doden. De garantie hiervan ligt in de regenboog, het herstel van het veelkleurige licht na het duister van de storm.

Als God nu de mens garandeert, hem nooit meer collectief te doen verdrinken door het kwaad in al zijn totaliteit op hem uit te storten, wie durft dan nog beweren dat God dit wel zal doen? De lezer weet het eigenlijk al: Hall Lindsey. Lindsey, en met hem Tim La Haye, Feike ter Velde, Willem Ouweneel en miljoenen evangelische christenen die de bijbel menen ‘letterlijk’ te moeten lezen.” Ik geniet van wat deze schrijver op zijn net zet. Ook het artikel contra Lindsey is gewoon een aanrader. Waar hij naar onze mening hier verkeerd gaat is dit: God kan toch nog

Page 104: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 104

straffen op een andere wijze dan met een watervloed? Dus moeten we Lindsey niet in deze flank aanvallen met zo een opmerking.

CONCLUSIE (eerste) De ware betekenis van de vraag: leven we al in het Godsrijk is gekoppeld aan een reeks

dingen volgens de leer van de bedelingen (en ook Jehovah’s Getuigen). Het zou te maken hebben met de tijden der heidenen! Dat geloven we niet. Het heeft alles te maken met de tijd van het einde die begonnen is met Pinksteren! Toen werd duidelijk dat Jezus voor de Joden Heer en Messias was geworden en datzelfde werd later aan de Heidenen die Jezus aannamen bevestigd en bekrachtigd doordat ze dezelfde Heilige Geest ontvingen (Hand.2:36 / 10:42). Het is in deze tijd van het Koninkrijk dat: “de dagen van het einde” of “de dagen van de toekomst” geplaatst dienen te worden. Men moet ze niet naar een toekomstig duizendjarig rijk overhevelen. We beleven als gemeente het Koninkrijk en de heidenen beleven de laatste dagen. De gemeente leeft ook in de laatste dagen maar het zijn niet haar laatste dagen. En goddelozen, ofschoon onder de koninkrijksmacht, weigeren door Hem geregeerd te worden. En daarom kan van een christen gezegd worden dat de geboden van de Keizer voor hem niet doorslaggevend zijn want hij heeft nu “een andere koning” (Hand.17:7).

We lezen in ‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H.N. Ridderbos e.a., Kok, 1975, blz.203 over de verkeerde interpretaties van Gods volk met betrekking tot de ware aard van het Koninkrijk en zijn Messias: “Israël heeft het bijzondere karakter van het koninkrijk van de Messias slecht begrepen. Zoals het in de dagen van Samuël een koning begeerde, die zou regeren naar de wijze van de koningen der heidenen, verwachtte het ook in de Christus een koning van aardse allure, die als de geweldenaars der aarde zou komen met wapengekletter en strijdrumoer, die het joodse volk zou bevrijden van het juk der Romeinen om het vervolgens aan de spits der natiën te stellen en de suprematie te geven over alle volken. Zulk een koninkrijk was het ook, dat door de satan aan Christus als lokaas werd voorgehouden in de derde verzoeking, Mat.4:5. Tegenover al die valse voorstellingen en verwachtingen heeft Christus steeds met klem verzekerd, dat Zijn koninkrijk, het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, in wezen en verschijning radicaal anders is dan de koninkrijken van deze wereld. Het komt niet met uitwendig gelaat, maar heerst in het hart van hen die ertoe behoren, Luc.17:20v. Hij zegt tot Pilatus: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, Joh.18:36. Zijn Koninkrijk, aldus de apostel Paulus, bestaat in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de H. Geest, Rom.14:17”.

K. Dijk zegt in zijn boek, ‘Over de laatste dingen’, deel 3, De toekomst van Christus, Kok, 1953. “Bij dit alles moet heel sterk de nadruk hierop vallen, dat de apostel zeer opzettelijk spreekt van het koningschap. Er staat niet, dat Christus het middelaarschap overdraagt of het hoofdschap van de gemeente, maar alleen en uitzonderlijk het koningschap; dat koningschap, dat aan Jezus is toevertrouwd in Zijn verhoging; dus ook niet het koningschap in Zijn drie ambten, zodat Christus wel Priester en Profeet maar geen Koning zou blijven, maar het speciale koningschap, dat Hem is toevertrouwd, als Hij de plaats krijgt ter rechterhand des Vaders, en waarvan Hebr. 1 : 13; 2 : 8, 9; 8 : 1 heel duidelijk spreken. Dit heeft Hij gekregen om het weer over te dragen. Dit is Hem toevertrouwd als een taak om weer door Hem met eer en heerlijkheid te worden teruggegeven, en die eer schuilt hierin, dat Hij alle “concrete heersende machten”, waarmee zeker bedoeld zijn de Gode vijandige machten, onttroond, d.i. van haar kracht en heerlijkheid beroofd, alle vijanden onder Zijn voeten, d.i. aan Zich onderworpen, ook de laatste vijand tot overwinning verslonden, en Zijn macht en kracht aan heel de wereld en voor aller oog geopenbaard heeft” (blz.207).

Wanneer we alles schematisch voorstellen dan krijgen we het als volgt gezegd in deze

tabel:

Page 105: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 105

GOD ZEI PREMILLENNIALISTEN ZEGGEN

AL VERVULD VOLGENS DE BIJBEL

Laatste dagen vanaf Pinksteren 33 na Chr. = Daniël 2 en Jesaja 2.

Laatste dagen vanaf 1948 na Chr.

Joel 2:28 / Hand.2:17 / Heb.1:2 / 1 Pet.1:20.

Wanneer Rooms imperium bestaat: Dan.2:44.

Wanneer United Nations bestaan. Pinksteren: Luc.2:1.

Vóór dood van de discipelen: Marc.9:1. Komst uitgesteld. Pinksteren.

Na Jezus’ prediking: Marc.1:15. Komst uitgesteld. Pinksteren.

Start bij de Hemelvaart: Dan.7:13 / Luc.19:11. Bij wederkomst. Hand.1:8,9.

Het profetische Koninkrijk. Bestaat niet VOOR de wederkomst.

Bestaat in de 1ste eeuw: Mat.16:18 / Col.1:13 / Heb.12:28 / Opb.1:6,9.

Geeft het koninkrijk aan de Vader bij de wederkomst. 1007 jaar na de wederkomst. 1 Cor.15:24.

HET EINDE = DE 2DE KOMST. 1007 jaar na het einde. 1 Cor.15:24.

De dood verzwolgen bij de wederkomst.

De dood verzwolgen na het millennium. 1 Cor.15:26.

Geen tekenen van de 2de komst.

Vele tekenen maar verkeerd geïnterpreteerd. 2 Pet.3:10.

De aarde zal vernietigd worden bij de wederkomst.

De aarde blijft nog 1007 jaar bestaan. 2 Pet.3:10.

Gemeente bestaat voor eeuwig.

De gemeente ondergaat een tijdelijke stop. Eph.3:21.

Gemeente een uitvinding van God VÓÓR de schepping.

Gemeente uitgevonden aan het kruis. Eph.3:11.

Goeden en slechten staan op hetzelfde moment op uit de doden.

Goeden en slechten staan niet op hetzelfde moment op uit de doden maar met een verschil van 1.000 jaar.

Joh.5:28.

CONCLUSIE (tweede) We willen hetzelfde nog eens herhalen maar dan bijna uitsluitend uitgaande van een reeks Bijbelteksten die aantonen dat het Koninkrijk van Jezus (= der hemelen) reeds is begonnen.

De profeten van het Oud Testament geven aan dat de Christus op komst is. 1 Pet.1:10-12 SV77 zegt: “Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. Er werd hen geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, EN NU IS DEZE BOODSCHAP U VERKONDIGD DOOR HEN DIE U HET EVANGELIE HEBBEN GEBRACHT, gedreven door de heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden. Het zijn geheimen waarin zelfs engelen graag zouden doordringen.” In het Nieuw Testament horen we

Page 106: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 106

dat dit vervuld is. In Jezus is het koninkrijk en de koning aanwezig. Het heeft dus weinig zin om te blijven beweren dat er nog géén koninkrijk van Christus (of van God) begonnen zou zijn. Want Jezus zit op zijn troon én regeert. Jesaja 22:22,23 SV77 voorzei: “Ik zal hem DE SLEUTEL overhandigen van het huis van David; wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen. Ik zal hem bevestigen, als een pin in stevige grond; voor zijn familie zal hij als een erezetel zijn.” En Hij, Jezus, heeft die sleutel ook daarwerkelijk, Hij is de afstammeling van David van wie de profetie sprak. Opb.3:7 (SV77) gaat daaarop in met de woorden: “Schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt hij die heilig en betrouwbaar is, die DE SLEUTEL van David heeft – wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen.”

Laat ons enkele details nader bekijken. Er was een belofte gedaan aan David in 2 Sam.7:16-21 SV77: “Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”‘ Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over. Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de HEER en bad: ‘Wie ben ik, HEER, mijn God, wat is mijn familie, dat u mij zo ver hebt gebracht? EN ALSOF DAT NOG NIET GENOEG WAS, HEER, MIJN GOD, HEBT U OOK GESPROKEN OVER DE TOEKOMST VAN MIJN KONINGSHUIS. Moge dit de mensheid tot wet worden gesteld, HEER, mijn God. Wat kan ik verder nog zeggen? U kent uw dienaar, HEER, mijn God. U hebt al deze grootse dingen gedaan en ze aan mij bekendgemaakt omdat u handelt naar uw woord en u houdt aan wat u zich hebt voorgenomen.”

Is die belofte nu al vervuld? Zeker, Hand.2:29-36 geeft ons het antwoord: “Broeders en

zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. HIJ IS DOOR GOD VERHEVEN, ZIT AAN ZIJN RECHTERHAND, EN HEEFT VAN DE VADER DE HEILIGE GEEST, DIE ONS BELOOFD IS, ONTVANGEN. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld’” (volgens SV77). Hebreeën 1:8,9 SV77 zegt verder over dat onderwerp: “Maar tegen de Zoon zegt hij: ‘God, uw troon houdt stand tot in alle eeuwigheid, en de scepter van het recht is de scepter van uw koningschap. Gerechtigheid hebt u liefgehad en onrecht gehaat; daarom, God, heeft uw God u gezalfd met vreugdeolie, als geen van uw gelijken.’” Vanuit Col.1:12-14 is het duidelijk dat het koninkrijk van Jezus is opgericht en alle gelovigen zijn in dit leven er al in opgenomen. Een Messiasbelijdende Jood en een Messiasbelijdende heiden IS EEN KONINGSKIND. “Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden” (volgens SV77).

Nog een andere benadering. In Psalm 2:6-9 SV77 staat voorspeld: “‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd, op de Sion, mijn heilige berg.’ Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ‘JIJ BENT MIJN ZOON, IK HEB JE VANDAAG VERWEKT. Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. Jij kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot.’” Ook dat is vervuld zegt ons Hand.13:30-33

Page 107: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 107

SV77: “Maar God heeft hem opgewekt uit de dood; gedurende ettelijke dagen is hij verschenen aan degenen die met hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van hem getuigen. Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. DAAROVER STAAT IN DE TWEEDE PSALM GESCHREVEN: “JIJ BENT MIJN ZOON, IK HEB JE VANDAAG VERWEKT.” Met ander woorden: Jezus zit op zijn troon, het geheimenis onthuld. Rom.16:25,26 laat dat duidelijk uitschijnen: “Aan hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, OVEREENKOMSTIG DE ONTHULLING VAN HET GEHEIM WAAROVER EEUWENLANG GEZWEGEN IS, maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen.”

Nemen we één van die uitgesproken beloften waarover men zegt dat het niet is vervuld.

Jesaja 11:6-10 SV77 zegt: “Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro. Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken.” Maar dit is de dag van de Heer. IN ONZE TIJD IS DE DAG VAN DE HEER BEGONNEN. Wie zegt dat er alleen een letterlijke vervulling dat kan waar maken, gaat op die wijze de vervulling van de apostelen onwaar maken. Want alles wordt niet letterlijk vervuld. Ook wanneer er een symbolische vervulling gekoppeld wordt aan de profetie, ook dan is wat verspeld is, vervuld. Neem die tekst Jesaja 11:6-10 en leg hem naast Romeinen 15:7-13 SV77: “Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard. Ik bedoel dit: Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen, maar hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik u prijzen onder de heidenen, psalmzingen ter ere van uw naam.’ En verder staat er: ‘Verheug u, heidenen, samen met zijn volk.’ En er staat ook: ‘Loof de Heer, alle heidenen; prijs hem, alle volken.’ En verder zegt Jesaja: ‘ISAÏ ZAL EEN TELG VOORTBRENGEN: HIJ DIE KOMT OM OVER DE HEIDENEN TE HEERSEN; OP HEM ZULLEN ZIJ HUN HOOP VESTIGEN.’ Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest.” en Eph.2:13-18 SV77: “Ik vraag u dan ook de moed niet te verliezen wanneer ik lijd omwille van u, want daaraan kunt u eer ontlenen. Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen.”

Jezus is het licht van de wereld, voor zowel bekeerde Joden als bekeerde heidenen. Het is voorzegd in Jesaja 49:6 SV77: “Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot EEN LICHT VOOR ALLE VOLKEN, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’” Paulus en Barnabas geven aan dat dit vervuld wordt in de dagen dat zij prediken. Volgens Hand.13:47-49 SV77 is dit profetische woord waar gemaakt door

Page 108: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 108

de prediking van de volgelingen van Jezus: “Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot EEN LICHT VOOR ALLE VOLKEN om redding te brengen, tot aan de uiteinden van de aarde.”‘ Toen de heidenen dit hoorden, verheugden ze zich en spraken ze vol lof over het woord van de Heer, en allen die voor het eeuwige leven bestemd waren aanvaardden het geloof. Het woord van de Heer verspreidde zich over de hele streek.”

In Jesaja 59:19,20 SV77 wordt de heerlijkheid van de Messias bezongen; “In het westen zal men de naam van de HEER vrezen en in het oosten zijn majesteit. Want hij zal komen met de kracht van een rivier in een smalle bedding, voortgestuwd door de adem van de HEER. Hij zal als bevrijder naar Sion komen, naar allen uit Jakobs nageslacht die met de misdaad breken – spreekt de HEER.” Dit is één vraag die aan te orde is, spreekt de tekst over een letterlijk of over een geestelijk Zion? Want er bestaaat een geesetlijk Zion volgens Romeinen 11:25-27 en wanneer Paulus erover spreekt haalt hij die profetie aan van Jesaja 59:19,20. Dit zegt hij: “Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik wil voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem’” (Romeinen 11:25-27 SV77).

Er is volgens het Nieuw Testament een geestelijk Israël, een geestelijk Zion en geestelijke

Joden (= geestelijke Israëlieten) die met de bekeerde letterlijke Joden één volk zijn geworden. De Messias Jezus heeft één kudde, géén twee. Hier enkele teksten; Romeinen 9:6-8: “God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen. Er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.’ Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte.” Ook Romeinen 2:28,29 SV77: “Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God.”

WE ZITTEN OP TIJD OP GODS KLOK IN ONZE DAGEN. LATER ZAL HET

KONINGSCHAP VAN CHRISTUS EINDIGEN EN ZAL HIJ HET OVERDRAGEN AAN ZIJN VADER. 1 Cor.15:23-26 SV77: “Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood.”

Page 109: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 109

Hoofdstuk 6

Géén tekenen vóór de opname? Wat zij op dat gebied zeggen

We citeren ter inleiding van dit gedeelte iets van Hall Lindsey, ‘De laatste generatie’, Novapres, z.j. blz.187,188: “De Bijbel zegt, dat er duidelijke dingen zullen groeien in ons leven, wanneer we onze hoop concentreren op de ‘opname’. De gezegende hoop gaat gepaard met vermaningen, waarschuwingen en troost. Al die factoren zijn voor elke generatie na Jezus’ Hemelvaart van toepassing geweest, omdat ons gezegd is, dat de ‘opname’ elk ogenblik kan plaatsvinden. Er zijn bepaalde tekenen die aan de wederkomst voorafgaan, maar er zijn geen tekenen die aan de ‘opname’ voorafgaan. Gelovigen uit alle generaties in de kerkgeschiedenis konden een inspirerende verwachting vinden in de mogelijkheid, dat Christus plotseling en in het geheim voor hen in de lucht zou verschijnen. Maar nu is het anders. Wij zien in de wereld de profetische tekenen dat de wederkomst aanstaande is en daar we weten, dat de ‘opname’ daaraan voorafgaat moeten we tot de conclusie komen, dat de tijd daarvoor nu beslist is aangebroken” (wij onderstrepen).

In zijn boek ‘De planeet die aarde heette’ zegt Hall Lindsey op blz.137: “Volgens het evangelie en het Oude Testament zullen er echter bepaalde mensen zijn die het Koninkrijk Gods zullen erven terwijl zij nog enige tijd in het bezit zijn van hun sterfelijk lichaam. Dit is het koninkrijk dat Christus zal stichten na zijn terugkeer op aarde. Dit is niet in tegenspraak met het voorgaande. De bijbel spreekt van twee afzonderlijke gebeurtenissen.”

Hall Lindsey gaat zelfs nog verder: hij heeft de onzichtbare Wederkomst = de opname van de gemeente voorspeld voor het jaar 1988. Op 14 mei 1948 is Israël opnieuw een staat geworden. Dan zegt H. Lindsey; zoals het volk 40 jaar in de woestijn was, zo zou Israël zijn nieuwe status van God ontvangen 40 jaar later = 1988. Zie ‘The late Great Planet earth’, Engelse uitgave blz.43 en 54. Van een “imminent return” was er voor hem dus geen sprake: want er moet vooreerst herstel zijn van Israël. De Heer zou dus niet in 1940 hebben kunnen terugkeren of in 1946! Hij was niet de énige in deze euforie. Billy Graham zei in dat verband in 1950: “nog twee jaar en alles is voorbij” (‘U.S. NEWS AND WORLD REPORT, december 19 1994, blz.67). De andere theoloog van de dispensationalisten Whisenant gaf 88 redenen waarom het zou geschieden in 1988. Hij verkocht één miljoen exemplaren van zijn boek. Van zijn tweede boek dat verwees naar 1989, want hij was een jaar fout, verkocht hij er tienduizend. Harold Camping, van Family Radio, had later uitgecijferd dat het in 1994 zou gebeuren. Het jaar kwam en ging zonder de noemenswaardige gebeurtenissen voorbij. Er was niets nieuws onder de zon dat jaar!

7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Gordon Lindsay, The Second coming of Christ, Christ for the nations, 1980. “1° Het teken van de prediking overal in de wereld (Mat.24:14). 2° “Het teken van de Joden” t.t.z. herstel in hun land (Luc.21:24). 3° “Het teken van het 11de uur”, De 1e Wereldoorlog eindigde op 11 nov. Om 11 uur, 11 maan- den later kwam Allenby Jeruzalem binnen. 4° Het teken van de “atomische vernietiging” (Mat.24:21,22). We hebben macht om de mensheid

Page 110: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 110

te vernietigen. 5° Mens reikt naar de sterren (Jes.14:12-14). Er is een wedstrijd naar de maan. 6° Gaven van de Geest uitgestort (Joël 2:29 / Hand.2:17-21 / Dan.11:32 / Luc.21:28). 7° “Het teken van het communisme”, het beest (Opb.13:1-2), het scharlaken beest (Opb.17:3) de draak (Opb.12:9 / 13:2,7).” 7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Scofield blz.1349 “1° Zenden van Elia (Mal.4:5 / Opb.11:3-6). 2° Kosmische storingen (Joël 2:1,2 / Mat.24:29 / Hand.2:19,20 / Opb.6:12-17). 3° Ongevoeligheid van de belijdende kerk (1 Thes.5:1-3). 4° Afval van de belijdende kerk (2 Thes.2:3). 5° Opname van de gemeente (1 Thes.4:17). 6° De manifestatie van de “man van zonde”, het Beest (2 Thes.2:1-8). 7° Apocalyptische oordelen (Opb.11-18).” 7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Hall Lindsey, The World’s final Hour, Zondervan, 1970. “1° Het meest belangrijke” is dat Israël een natie is geworden (Ezech.36:16-24). 2° Joden moeten Jeruzalem in bezit nemen vóórdat de Messias wederkomt (Zach.12-14). 3° Joden zullen de tempel herbouwen… in het oude Jeruzalem (2 Thes.2 / Mat.24:15,16). 4° De vijand van het noorden zal Israël aanvallen (Ezech.38:2,3,15,16). 5° Een groep van Arabieren / Russen zal Israël aanvallen (Dan.11:40-45) met “wagen en caval- lerie en vele schepen” (dat is volgens Lindsey een groot gemechaniseerd leger en schepen). 6° Er zal een verbond zijn van Arabieren en China die 200 miljoen soldaten zal mobiliseren (Opb. 16:12-14). 7° Het oude Rome wordt hersteld. Het is de Europese Economische Gemeenschap die in deze rol fungeert als dictator en valse profeet, het is de voorbereiding tot de grote verdrukking.” In een later geschreven boek (‘There’s a New World Coming’) heeft Lindsey 21 kenmerken van, het begin van “De tweede komst.”

Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=1003 vonden we het artikel ‘Het drama van de Eindtijd.’ We hebben er dit bijvoorbeeld gelezen: “In het licht van de gebeurtenissen rondom ons die veelal in bijbelse profetieën voorzegd zijn, is het duidelijk dat wij leven in wat genoemd wordt ‘de eindtijd’ en dat we klaar moeten zijn om hierin naar het bijbels patroon te kunnen volharden. We zien voor onze ogen dat de wetteloosheid hand over hand toeneemt en constateren een totale verschuiving der waarden. De moraal zakt meer en meer en een bewustzijn van onrecht is in grote delen van onze maatschappij nauwelijks nog aanwezig. Er is geen reden voor angst of vrees, want God heeft de gehele wereld in Zijn hand. Wij moeten in dat licht ons standpunt bepalen en de waarheid onder ogen durven zien. Dat standpunt betekent dat we de moed hebben ons te bezinnen op wat God in Zijn Woord over die eindtijd voorzegt, zodat we ons daarop kunnen voorbereiden. Er moet een keuze gemaakt worden, waarvan we de consequenties nauwelijks kunnen overzien, maar waarover de Bijbel geen twijfel openlaat. Het is heel opmerkelijk dat men in grote delen van onze christelijke samenleving er weinig of niet aan toekomt zich hierin te verdiepen.”

Bekijk eens de volgende tabel over het aantal voorspellingen in de Bijbel. Het is gebaseerd op Payne J. B., ‘Encyclopedia of Biblical Prophecy’, Baker Book House, 1989, blz.682.

Page 111: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 111

A = Bijbelboek B = Aantal voorspellingen C = Aantal profetische verzen D = Totaal verzen E = Percentage van verzen met voorspelling A B C D E Genesis 77 212 1533 13 Exodus 69 487 1213 40 Numeri 50 458 1288 36 Deuteronomium 58 344 959 36 2 Koningen 50 144 719 20 Psalmen 59 242 2526 10 Jesaja 111 754 1292 20 Jeremia 90 812 1364 60 Ezechiël 66 821 1273 65 Daniël 58 161 357 45 Hosea 28 111 197 56 Joël 25 50 73 68 Amos 26 85 146 58 Obadja 10 17 21 81 Micha 40 73 105 70 Zacharia 78 144 211 69 Zephania 20 47 53 89 Mattheüs 81 278 1067 26 Marcus 19 50 125 661 Lukas 75 250 1146 22 Handelingen 63 125 1003 13 Romeinen 29 91 433 21

Page 112: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 112

Hebreeën 52 137 303 45 Openbaring 56 256 404 63 Wat wij op dat gebied zeggen

We leven echter sinds Pinksteren in “de laatste dagen” (zie hoofdstuk 5). En we moeten dus ook bereid zijn de Heer elk ogenblik te ontmoeten. Wat moet vervuld worden voordat Hij komt is vervuld. Hij kan dus Zijn Wederkomst in vervulling laten gaan op het moment dat Hij het goeddunkt. We moeten geen specifieke tekens meer verwachten die dat zouden uitstellen. Ook geen onzichtbare opname. Want deze zal zichtbaar zijn en hoorbaar zijn voor alle mensen. (Zie ons ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en het Duizendjarig Rijk’.) Om u er ook van te overtuigen dat het boek Openbaring niet een aparte stelling daarover leert ook vooraf enkele aanhalingen uit andere boeken uit het NT. De Wederkomst hoort bij de dingen die nabij zijn. Wat is er allemaal “nabij” = de vastgestelde tijd: Mat.21:34 “de tijd”: Hand.7:17 “het uur”: Mat.25:45 “het einde aller dingen”: 1 Pet.4:7 “de dag”: Rom.13:12 Rom.13:11b: “Nu is onze redding dichterbij dan toen we tot het geloof kwamen.” 1 Cor.10:11: “Wat hun overkwam is voor ons een voorbeeld; het werd te boek gesteld als een waarschuwing, omdat het einde der tijden op ons afkomt.” Phil.4:5: “De Heer is nabij.” 1 Thes.4:15,17: “Wij die in leven blijven tot de komst van de Heer (…) daarna zullen wij die nog in leven zijn (…) worden weggevoerd.” Heb.10:25: “laten wij elkaar moed inspreken, en dit temeer naarmate u de grote dag dichterbij ziet komen.” Jac.5:8: “U moet ook geduldig zijn, en moedig, want de komst van de Heer is dichtbij.” 1 Pet.4:7: “Het einde van alle dingen is nabij. Wees dus bezonnen en nuchter om te kunnen bidden.” 1 Joh.2:18: “Kinderen, het is het laatste uur. U hebt gehoord dat de antichrist moet komen.” Judas 18: “op het einde van de tijd zullen er spotters komen.” Opb.1:7: “Zie, Hij komt met de wolken.” Opb.3:11: “Ik kom spoedig.” Opb.3:20: “Ik sta voor de deur en ik klop.” Opb.16:15: “Pas op, Ik kom als een dief.” Opb.22:7: “Zie Ik kom spoedig.” Opb.22:20: “Hij die dit alles waarborgt, zegt: Ja, Ik kom spoedig.”

In hetzelfde boek dat we citeerden van Hall Lindsey lezen we op blz.195, nadat 1 Petrus 4:7-11 is aangehaald: “Petrus kende de profetieën over de ‘opname’, maar zelfs die grote apostel had niet het inzicht in profetie, dat de serieuze gelovige in onze tijd kan verwerven door de Heilige Geest. In onze tijd zien we de gebieden van de dagelijkse gebeurtenissen blootleggen die verborgen waren voor het begrip van de vroegere gelovigen. Tegenwoordig kunnen wij, er beslist zeker van zijn, dat het ‘einde der dingen nabij is’. Wat is ‘tot bezinning komen’ en ‘nuchter worden’? Wij ‘komen tot bezinning’ als we door de macht van de Heilige Geest de waarheden van Gods Woord toepassen op deze verbijsterde en verwarde wereld. Wat ben ik dankbaar, dat er zelfs zelfbeheersing in ons wordt bewerkt door de Heilige Geest als

Page 113: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 113

we maar op Hem vertrouwen.”

Het is bedroevend die dingen te moeten lezen. Waar haalt deze schrijver het in zijn hoofd te veronderstellen dat de apostelen minder zouden weten over profetie en de vervulling ervan dan wij vandaag. Met de suggestie er nog aan toegevoegd dat wij nu meer van de Heilige Geest zouden kunnen hebben dan zij in die dagen! Een zelfde verhaal hebben Jehovah’s Getuigen thans sinds men in die kringen geen echte definitieve datum meer geeft voor de Wederkomst van de Heer. Hun redenering is thans deze: de apostelen hadden verkeerde en foutieve vooruitzichten toen ze de Heer bij de Hemelvaart vroegen of Hij in die tijd het Koninkrijk zou herstellen (Hand.1:5-8). Maar de WT vergeet bewust daarbij te zeggen dat de Heer zijn discipelen opdracht geeft om in Jeruzalem te blijven tot ze de Heilige Geest ontvangen. En dat gebeurde ook tien dagen later. En de discipelen hebben vanaf dat moment géén vragen meer gesteld over het wat en hoe van het Koninkrijk van God. Zij waren het Koninkrijk zelf geworden. De Wachttoren kan de apostelen van géén fouten in dat verband meer betichten en ook Hall Lindsey kan dat niet. Alleen de suggestie ervan wekt al een wantrouwen in de visie en geloofwaardigheid van de apostelen. We hebben geen enkel recht hen iets in de schoenen te schuiven dat op de suggestie steunt van Hall Lindsey. Zit de fout niet in de theologie van de schrijver! De vorige tabel gaf aan in hoeverre we verwijderd zijn van de Wederkomst. De onderstaande geeft aan hoe het boek Openbaring dat ziet. Er is geen enkele disharmonie. Hoe we het ook nagaan, de goede leer is dat de Heer nabij is en voor de deur staat, sinds Johannes zijn Apocalyps neerschreef. 1°) 1:1a: “Openbaring van Jezus Christus” We vestigen daarop onze hoop en toekomst zegt 1 Pet.1:13. 2°) 1:1b: “hetgeen weldra moet geschieden” Weldra = Grieks “met spoed.” Zie bijvoorbeeld verscheidene Grieks-Engelse Interlineaire vertalingen. 3°) 1:3b: “want de tijd is nabij” Vgl. Mat.24:3,7,8. 4°) 2:5b: “zo niet dan kom Ik tot u” Vgl. 1 Pet.1:7. 5°) 2:16a: “maar zo niet dan kom Ik spoedig tot u” 6°) 2:25b: “totdat Ik gekomen ben” 7°) 3:3b: “zal Ik komen als een dief” Vgl. Mat.24:43. 8°) 3:11a: “Ik kom spoedig” 9°) 3:16 “zal Ik u uit mijn mond spuwen” Jammer maar niet goed vertaald. Hier staat “mello” onvertaald. En dat wil zeggen “op het punt staan” uit te spuwen. 10°) 11:14: “het derde wee komt spoedig” 11°) 22:6b: “hetgeen weldra geschieden moet” 12°) 22:7a: “Ik kom spoedig” 13°) 22:10: “want de tijd is nabij” Herhaling van 1:3b. Deze tijd wijst ook naar Mat.24:3,32-34. 14°) 22:12: “Ik kom spoedig” 15°) 22:20: “Ik kom spoedig.” De apostelen hebben gevraagd naar het “wanneer” in Marc.13:4 / Luc.21:7.

Bovendien, men zou volgens de leer van de bedelingen dan in elk geval de echte zichtbare komst van Jezus kunnen kennen, want die zal exact 7 jaar later komen (jaren van 360 dagen?) dan de opname van de gemeente. (Het zou de 70ste week zijn van Dan.9:27!) En ook dat kan niet, want

Page 114: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 114

zowel de parousia, als de epiphaneia én de apocalypsis komen als een dief in de nacht en is in zijn geheel of in details onvoorspelbaar. Zie enkele opmerkingen daarover hieronder. Parousia Mat.24:36 “weten dag en uur niet” (Halo, Jehovah’s Getuigen, lees het nog eens, dus ook niet ONzichtbaar in 1914! Halo, zij die de leer van de bedelingen aannemen, lees het nog eens, dus ook niet onzichtbaar bij de opname van de gemeente!) Mat.24:37 parousia Mat.24:39 parousia 2 Pet.3:10: “dag des Heren als een dief”, maar dat wijst naar zijn... parousia volgens 2 Pet.3:4,12 1 Thes.5:2,3: “als een dief in de nacht (...) als de weeën van een zwangere vrouw, een plotseling verderf” zoals ongelovigen het zien 1 Thes.5:4: “niet als een dief in de nacht” een raad voor de gelovige Epiphaneia 1 Tim.6:14,15: “is te zijner tijd” 2 Tim.4:8: “te dien dage” Titus 2:13: “verwachtende” Apocalypsis 1 Pet.1:6,7: “voor korte tijd” Opb.16:15: met Harmageddon

Wat men niet mag doen met deze teksten is ze zondermeer laten in vervulling gaan in/met de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. Het meest extreme in deze dingen kunnen we vinden op Internet. Op een site van Larry Simons krijgen we te lezen dat Christus letterlijk en zichtbaar is verschenen aan enkele mensen rond de tijd van 70 à 79. Dat zou duidelijk bewezen zijn in het boek van L. Schuldt, ‘Prophecy Paradox-The case for a First century End time.’ We hebben het boek niet gelezen, maar we vermelden dat maar. Dat is gewoon allemaal nonsens.

Wanneer we naar de Wederkomst kijken zijn er enkele aspecten die opvallen, het is: 1°) Persoonlijk = deze Jezus (Hand.1:11 / Joh.14:1-3). 2°) Zichtbaar (Opb.1:7). 3°) Hoorbaar (1 Thes.4:16). 4°) In of op de wolken (Mat.24:30 / 16:27 / 1 Thes.4:16,17). 5°) In macht (Marc.13:26). 6°) Met Zijn engelen die ook “Zijn machtige engelen”, genoemd worden (Mat.25:31). Zij zijn de helpers met de Heer, bij “het voleinden van de aioon” (= eeuw) (Mat.13:41,42).

We lezen in 2 Thes.2 een meer dan goede raad: “1 Wij vragen u echter broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij u niet (zo) spoedig het hoofd op hol laat brengen of opgewonden raakt, noch door een geest(esuiting), noch met beroep op een woord door een brief van ons, als zou de “dag des Heren” aangebroken zijn. 3 Laat niemand op enige manier u misleiden, want eerst moet de afval komen, en de goddeloze mens geopenbaard worden - het kind des verderfs, 4 die zich verzet en verheft tegen al wat God heet of vereerd wordt; hij zal zelfs in de tempel plaats nemen, en (trachten te) bewijzen dat hij God is.”

Page 115: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 115

Woordgebruik, “dag des Heren” en aanverwante teksten in het OT Jes.2:12: “Want er is een dag van de HERE der heerscharen tegen al wat hoogmoedig is en trots en tegen al wat zich verheft, opdat het vernederd worde.” Zie ook Spr.16:18,19 / 1 Pet.5:5. Jes.13:6: “Huilt gij lieden, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige.” Over Babylon, vergelijk Jer.51:8. Jes.13:9,10: “Zie, de dag des HEREN komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen.” Over Babylon. Voor vers 10 vergelijk Joël 2:31 / 3:15 / Mat.24:29,30. Ezechiël 7:10: “Zie, de dag! Zie, het komt; de doem voltrekt zich; de staf bloeit; de overmoed spruit uit.” Joël 1:15: “Wee die dag, want nabij is, de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.” Joël 2:1: “Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg! Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des HEREN komt. Want hij is nabij.” Joël 2:11: “En de Here verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn woord volbrengt; want groot is de dag des Heren en zeer geducht! Wie zal hem verdragen?.” Zie ook Num.24:23. Joël 2:31: “De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.” Vervulling in Hand.2:20. Amos 5:18: “Wee dien, die des HEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen licht..” Zie ook Jes.5:19 / Jer. 17:15. Amos 5:20: “Duisternis zal immers de dag des HEREN zijn en geen licht, ja donker en zonder glans.” Obadja 1:15: “Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen.” Vergelijk 1 Pet.4:17. Zef.1:14: “Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de held.” Vergelijk Rom.13:12 / Heb.10:37 / Opb. 22:20. Zach.14:1: “Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden.” Vergelijk 1 Thes.5:2 / 2 Pet.3:7,8,10,12. Mal.3:2: “Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers.” Vervulling in Mat.3:10-12. Mal.4:1: “Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken - zegt de HERE der heerscharen - welke hun wortel noch tak zal overlaten.” Vervulling in Mat.3:12 / 2 Pet.3:7. Mal.4:5: “Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.” Vervulling in Mat.11:13,14 / 17:9-13.

Conclusies bij deze teksten over de dag des HEREN uit het OT 1°) De term kan betrekking hebben op het oordeel en straf over een heidens volk. Zie o.a. Jes.2:12, dat ook nog spreekwoordelijk is voor alle tijden. 2°) De term kan betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is een eerste keer opgehouden met de ballingschap naar Babylon, straf voor verbondsbreuk. Zie Ezech.7:10. Het is opgehouden als wettig te zijn met de dood van de Christus. Zie Joël 1:15 / 2:11 / 2:31 en vergelijk

Page 116: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 116

de vervulling in Hand.2:16,17 / Mal.3:2 / 4:1,5. 3°) De term beschrijft het voorafgaan aan het herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zie Jes.13:9,10 en vergelijk Jes.34:4,5.

CONCLUSIE

Op de Internet site: Stichting Europese Apologetiek staat een artikel geschreven door Tjerk W. Muller met de titel ‘Heeft Hall Lindsey gelijk?’ (© Tjerk W. Muller, Rijswijk, 15 december, 2001). We citeren er enkele paragrafen uit. “De methode die Lindsey gebruikt om de bijbel actueel te laten zijn brengt met zich mee dat de bijbel pas de laatste 20 jaar actueel is. Wij leven nú in de eindtijd, zegt men, en de bijbel spreekt over de eindtijd. Elk moment nu kan Jezus Christus in zijn lijfelijke gedaante komen om de gelovigen op te nemen. Elk moment nu kan de Kerk ontaarden in totale afval, de Antichrist komen, de zeven jaren van rampspoed op ons losbarsten enzovoorts. Dat zou echter betekenen dat alles wat er in de Schrift aan profetie geschreven staat geen betekenis heeft voor degenen die de profeet hoorden proclameren. En ik wil er op wijzen dat 99% van alle profetie die in de Bijbel te vinden is, allereerst de weg naar het grote publiek vond door de mond van de profeet. Hij riep op de straten het oordeel of de bemoediging uit. Pas veel later is het op Schrift gesteld. Profetie was dus een boodschap aan de tijdgenoten van de profeet, aan wie er maar wilde luisteren. De manier waarop Lindsey de Schriften leest,- en miljoenen christenen met hem,- gaat totaal voorbij aan de betekenis die de boodschap van de profeten heeft gehad voor de mensen tot wie zij nota bene spraken! De Bijbel blijkt dan nauwelijks een actuele hoop te hebben bevat voor de meeste mensen die het gelezen hebben. Slechts de ‘happy few’ die aan het eind van de 20e eeuw en het begin van de 21e leven houdt de bijbelse profetie kennelijk een actuele boodschap in.”

Tegen H. Lindsey, en allen die hem volgen en geloven, is maar één ding te zeggen: we leven sinds Pinksteren in de laatste dagen. Dàt toegeven is een zaak van oprecht Bijbellezen. Het is een voorbehoedsmiddel tegen allerlei vormen van wilde interpretatie van de Bijbelse profetie. Punt twee. Men zegt in die kringen dat gezien Israël op 14 mei 1948 een staat geworden is dit een teken moet zijn dat we in de tijd van het einde leven. De profetie van Mat.24:32,33 ondersteunt dat: de vijgenboom, symbool van Israël zal bloeien, is dan het argument. Maar men vergeet er bij te zeggen dat in de parallelprofetie van Luc.21:29 nog gezegd wordt dat wanneer alle bomen bloeien de tijd nabij is. Wil dat zeggen herstel van Egypte, Assyrie, Babylon, Moab, Ammon enz... enz...? Neen toch! Het gaat hier slechts om door middel van een illustratie te zeggen dat men aan de uiterlijke tekenen van de natuur iets kan bepalen en/of voorspellen. De vijgenboom van Mat.24:32,33 spreekt NIET van Israël, maar is een gewone gelijkenis uit de natuur. Inlegkunde is een zeer slechte raadsman. Trouwens, we hebben in dat verband ook de profetie dat Jeruzalem zal vertreden worden totdat de tijden der Heidenen ophouden. En dat is bij de Wederkomst volgens het verslag van Lucas 21 en niet een onzichtbaar “komen” voor de Gemeente OM ZE TEN HEMEL TE NEMEN.

Hall Lindsey schrijft in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’, Uitg. Luytingh, Laren, het

volgende op blz.170: “Het is van belang erop te wijzen dat veel uitspraken met betrekking tot Christus’ terugkeer, vermelden dat Hij “met de wolken des hemels” zal komen. Wij geloven dat dit “wolken” betrekking heeft op de myriaden gelovigen die samen met Jezus “in het wit gekleed”, naar de aarde zullen terugkeren. In Hebreeën 12:1 worden de gelovigen “een grote wolk van getuigen” genoemd. In dat geval zouden de wolken bestaan uit alle gelovigen die er sinds de oprichting van de kerk zijn geweest, u en ik, naar de aarde terugkerend met een onsterfelijk,

Page 117: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 117

verheerlijkt lichaam, na eerst ten hemel te zijn opgenomen om met Christus te worden verenigd. Dit geschiedde op “de laatste reis’ voorafgaande aan de zeven jaar van Rampspoed op aarde. Ook de tot leven gewekte heiligen uit het Oude Testament zullen erbij tegenwoordig zijn (Openbaring 19:14)” (wij onderstrepen). U weet het wellicht dat dispensationalisten alles letterlijk trachten uit te leggen maar deze geloofd toch wat we er over zeggen. We wijzen erop omdat het een zwak punt aangeeft in die leer, alles is niet letterlijk uit te leggen.

Ook dit past in dit gedeelte. Men zegt in de kringen van de dispensationalisten dat er een TOEKOMEND HERSTEL IS VAN ALLE 12 STAMMEN. Dat is geen Bijbels inzicht, want daar leren we dat in de dagen van de apostelen er al een herstel had plaatsgevonden. Ezechiël 37 dat daar zou op wijzen is al vervuld na de terugkeer van de Joden uit de Babylonische gevangenschap.

1. Johannes de Doper preekt tot Joden: “Johannes was dopende in de woestijn, en predikende de doop der bekering tot vergeving der zonden. En al het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden” Marc.1:4,5.

Johannes de Doper preekt tot Israël:”Toen Johannes eerst geheel het volk Israël voor Zijn aankomst, gepredikt had de doop der bekering” Hand.13:24.

2. Van Nicodemus is gezegd: “En er was een mens uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodémus, een overste der Joden” Joh.3:1.

Maar Nicodemus was ook: “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet?” Joh.3:10.

3. Paulus de apostel was een Jood: “Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van geen onvermaarde stad in Cilicië, en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken” Hand.21:39.

Paulus de apostel was ook een Israëliet: “Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad van Abraham, van de stam Benjamin” Rom.11:1.

4. Paulus zegt over de Joden dat het zijn neigen volk is: “Want gij hebt mijn wandel gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de gemeente Gods vervolgde, en haar verwoestte; en dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen” Gal.1:13,14.

Paulus zegt ook van het volk Israël te zijn: “En het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten van de Joden waren. En toen zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; Die, mij onderzocht hebbende, wilden mij loslaten, omdat geen schuld des doods in mij was. Maar toen de Joden zulks tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen; doch niet, alsof ik mijn volk van iets had te beschuldigen. Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israëls ben ik met deze keten omvangen” Hand.28:17-20.

5. Paulus was een vleselijke Jood “in zijn natuur: “En dat ik in het Jodendom toenam

Paulus zegt ook van zichzelf een Israëliet te zijn: “Zijn zij Hebreeën? Ik ook. Zijn zij

Page 118: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 118

boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijn de overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen. Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade” Gal.2:15.

Israëlieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik ook” 2 Cor.11:22.

Paulus was slechts een Jood in de religieuze zin van het woord zegt men in Brits-Israël kringen. Hij was een Benjaminiet volgens Phil.3:15. Die stam was een onderdeel van de stam van Judah geworden, DUS NIET VAN ISRAËL. Maar Paulus zegt van zichzelf zowel JOOD (JUDEËR) ALS ISRAËLIET te zijn. In Hand. 21:39, noemt hij zich JOOD en in vers 38 noemt hij EGYPTENAREN IN DEZELFDE CONTEXT. Dat wil zeggen dat hij van het volk van de Joden is zoals een Egyptenaar van zijn volk. Hij is vleselijke Jood zoals een Egyptenaar dat is, een vleselijk Egyptenaar. Dat wijst op VLESELIJKE AFSTAMMING.

6. Paulus zegt dat Petrus een Jood is zoals andere Joden: “En toen Petrus te Antiochíë gekomen was, weerstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was. Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mee met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelf af, vrezende voor hen, die uit de besnijdenis waren. En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Bárnabas mede afgetrokken werd door hun veinzen. Maar toen ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven? Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen” Gal.2:11-15.

Petrus noemt zichzelf ook een jood in contrast tot andere volkeren: “En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodse man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou onheilig of onrein noemen” Hand.10:28.

7. Joden van uit elke natie waren te Jeruzalem aanwezig op een Pinksterfeest: “En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke van hen, die onder de hemel zijn” Hand.2:5.

Petrus noemt deze Joden ook “mannen van Israël”: “Gij Israëlietische mannen, hoort deze woorden: Jezus de Nazaréner, een Man van God, onder u betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelf weet” Hand.2:22.

8. Het Oude verbond was gesloten met de Joden: “Wat is dan het voordeel van de Jood? Of wat is de nuttigheid van de besnijdenis? Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd” Rom.3:1,2.

Het Oude verbond was gesloten met de Israëlieten: “Welke Israëlieten zijn, van wie is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen” Rom. 9:4.

Page 119: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 119

9. Paulus zegt dat de Joden dezen van de besnijdenis zijn: “Is God een God der Joden alleen? En is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen; aangezien Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof” Rom.3:29,30.

Paulus zegt dat het Israël Gods dezen van de besnijdenis zijn: “Want ook zijzelf, die besneden worden, houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden. Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door Wie de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. En zovelen als er naar deze regel zullen wandelen, over hen zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods “ Gal.6:13-16.

10. Het evangelie werd eerst tot de Joden gepredikt: “Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een ieder, die gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek” Rom.1:16.

Het evangelie werd eerst tot de Israëlieten gepredikt: “Dit is het woord, dat Hij gezonden heeft tot de kinderen Israëls, verkondigende vrede door Jezus Christus; Deze is een Heere van allen” Hand.10:36.

11. Het evangelie werd eerst tot de Joden gepredikt: “En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Die zij gedood hebben, Hem hangende aan een hout” Hand.11:39

Het evangelie werd eerst tot de nieuwe geestelijke Joden gepredikt: “Toen Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden. En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zoveel als er met Petrus waren gekomen, ontzetten zich, dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd. Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken” Hand.10:44-46.

12. In Hand.13 is sprake van de Joden. Vers 5 spreekt van synogogen der Joden waar Paulus preekte: “En gekomen zijnde te Sálamis, verkondigden zij het Woord Gods in de synagogen der Joden; en zij hadden ook Johannes tot een dienaar” in vers 33 zijn de Joden de kinderen van de aartsvaders “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft” en vers 42 zegt: “En toen de Joden uitgegaan waren uit de synagoge.” In één en dezelfde preek worden de begrippen “Joden” en “Israëlieten” door elkaar gebruikt om één en hetzelfde volk te beschrijven in die synagoge.

In Hand.13 is sprake van de Joden, maar die worden zondermeer ook Israëlieten genoemd. In vers 16,17 spreekt Paulus van: “En Paulus stond op, en wenkte met de hand, en zeide: Gij Israëlietische mannen, en gij, die God vreest, hoort toe. De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, toen zij vreemdelingen waren in het land van Egypte, en heeft hen met een hoge arm daaruit geleid.” In vers 24 staat: “Toen Johannes eerst geheel het volk Israël voor Zijn aankomst, gepredikt had de doop der bekering.” In vers 26 hebben ze de naam van geslacht van Abraham: “Mannen broeders, kinderen van het geslacht van Abraham, en die onder u God vrezen, tot u is het woord van deze zaligheid gezonden.”

13. Matteus noemt Jezus de koning van de Marcus noemt Jezus de koning van Israël: “En

Page 120: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 120

Joden: “En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! (…) En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER JODEN” Mat.27:29,37.

begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! (…) De Christus, de Koning Israëls, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruisigd waren, smaadden Hem” Marc.15:17,32.

Jezus is koning van de Joden, maar dat is hetzelfde als zeggen Hij is koning van Israël = van alle 12 stammen.

14. Paulus zegt van Jezus dat Hij van de stam Juda is: “Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; over welke stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap” Heb.7:14.

Johannes zegt dat Jezus de leeuw van de stam van Judah is: “En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit de stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegels open te breken” Opb.5:5. In de leer van het Anglo-Israëlisme zegt men dat noch Jezus noch de apostelen Joden waren. Waarom gebruikt de Schrift dan de termen Jood en Israëliet door elkaar zonder dat er enige aanwijsbaar verschil zou zijn in beiden? Let er op dat we hier alles uit het NT citeren en dat we niets aanhalen uit een profetisch woord uit het OT. In de dagen van de apostelen zijn Joden = Israëlieten.

15. In het verhaal van de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse geeft Jezus aan dat Hij een Jood is: “Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen (…) Onze vaders hebben op deze berg aangebeden; en gij zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gij, noch op deze berg, noch te Jeruzalem, de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden” Joh.4:9-22.

Jezus aanvaard dat de vrouw aan de bron Hem een Jood noemt en gaat verder vanuit haar opmerking om wat te bewijzen. Haar voorvaders hebben in concurrentie met Jeruzalem een heiligdom opgericht op een nabije berg. De verlosser, haar verlosser komt echter uit DE JODEN. Zij heeft als echte Israëlitische alle rechten daartoe.

De conclusie is, dat vóórdat Jezus en zijn apostelen predikten de tekst Ezechiël 37 vervuld was. Beide groepen; Judah, bestaande uit twee stammen (Levi incluis) en Israël bestaande uit de tien andere stammen al verenigd waren. De enige tijd die daarvoor in

Paulus was van de stam van Benjamin, die in Juda was versmolten. Dat doet er niets toe, dat zoals 1 Kon.12:20-23 het beschrijft Juda en Benjamin als stammen dan één zijn. Want in de dagen van de apostelen wisten sommigen nog tot welke stam ze oorspronkelijk behoorden. Maar nog belangrijker is dit, dat er van alle

Page 121: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 121

aanmerking komt is de terugkeer uit Babylon, na 538 voor Chr.

Alle teksten zijn uit de SV77 genomenGebaseerd op een artikel uit www.bible.ca maar vrij bewerkt.

stammen nog moeten geweest zijn, want zonder onderscheid worden Joden = Israëlieten genoemd als bestaande en levende stammen. Brits-Israël theorieën of dergelijke in dispensationalistische kringen hebben dus geen Bijbelse grondslag of bewijskracht.

Dit is nog een andere aanpak van het probleem. Het huis van Israël bestond in de dagen

toen de discipelen in Juda predikten. In Mat.10:6,23 SV77 is dat duidelijk: “Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. (...) Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vlucht in de andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn.” De apostelen krijgen het verbod om te spreken met de heidenen maar hebben de opdracht zich te richten tot Israël, het Israël dat op dat ogenblik in Juda woont. “Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op de weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad van de Samaritanen” (Mat.10:5 SV77). Het begrip Israël klinkt doorheen het verhaal van de evangelisten. Dit zijn enkele teksten. 1°) Jezus is de verlosser van Israël = Luc.2:32,34 SV77: “Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. (…) En Simeon zegende hen, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken, dat weersproken zal worden.” 2°) Johannes de Doper wordt geopenbaard in Israël = Luc.1:80 SV77: “En het kindeke groeide op, en werd gesterkt in de geest, en was in de woestijnen, tot de dag van zijn vertoning aan Israël.” Ook, Joh.1:31 SV77: “En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water.” 3°) Jezus preekt onder het volk Israël = Mat.8:10 SV77: “Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden.” Ook, Mat.9:33 SV77: “En toen de duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich, zeggende: Er is nooit iets dergelijks in Israël gezien!” Ook, Luc.7:9 SV77: “En Jezus, dit horende, verwonderde Zich over hem; en Zich omkerende, zeide tot de schare, die Hem volgde: Ik zeg u: Ik heb zo’n groot geloof zelfs in Israël niet gevonden.” 4°) De discipelen dachten dat Jezus Israël zou verlossen = Luc.24:21 SV77: “En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.”

Er is maar één besluit mogelijk: ISRAEL WAS IN DIE DAGEN, NIET NOG EENS AAN EEN HERSTELLING TOE.

Page 122: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 122

Hoofdstuk 7

Zijn er drie soorten roepingen?

Aards, hemels en bovenhemels? Wat zij op dat gebied zeggen

We verwijzen naar enkele citaten die we daarna ontleden.

In een artikel op Internet, uit www.BijbelsArchief.nl (5 mei 2003) met als titel: ‘De gemeente van Christus’ lezen we het volgende. “De roepingen: 1e. Het volk Israël heeft, zoals we in het voorgaande, in de genoemde teksten zagen, een aardse roeping met aardse zegeningen, en met een aardse toekomst verwachting. Daarom is het hoogst verwonderlijk dat kerken zich in de plaats van Israël willen manoeuvreren en zich een ‘mengvorm’ aanmeten tussen wet en genade, aardse – en hemelse beloften. De oorzaak van deze ‘mengvorm’ moet gezocht worden in ‘inlegkunde’, bewust foutieve vertalingen, politiek gewin en een zucht naar macht. 2e. De Gemeente daarentegen is een hemels volk, met een hemelse roeping, met hemelse zegeningen gezegend en met een hemelse toekomstverwachting. Het volk van Israël leefde onder een verbond van werken, terwijl de Gemeente leeft onder onvoorwaardelijke genade. Wij kunnen gerust zeggen, dat de Judaïstische leer, die door de kerken werd geclaimd, meer gedaan heeft om de ontwikkeling van de Gemeente te verhinderen, haar roeping te verdraaien, haar geestelijk leven schade te berokkenen, dan alle andere oorzaken tesamen. In plaats te blijven wandelen op de haar voorgestelde weg van afscheiding, vervolging, smaadheid, haat en verzetloosheid, gebruikten de christenen de Joodse Geschriften om het betreurenswaardige feit te rechtvaardigen, dat zij zich bezig houdt met de beschaving van de wereld, verwerving van aardse rijkdom, het gebruik van een indrukwekkend ritueel, de bouw van imposante kerkgebouwen en kathedralen, de aanroeping van Gods zegen over de strijd tussen militaire machten, de verdeling van gelijke broederschap in z.g.n. ‘geestelijken’ en ‘leken’.”

Op 30 september 2002 sprak de door Christenen voor Israël uitgenodigde Rabbijn Y.Z.

Eckstein een openbare lezing uit over o.a. Romeinen hoofdstukken 9-11. Na gezegd te hebben dat Jezus: “naar ziel en lichaam orthodoxe Jood” was citeren we uit ‘Christenen voor Israël’ blz.8., november 2002 (de woorden van de reporter - G.A. van der Spek/Begeman - en niet de Rabbijn): “Bekeren? “De rabbijn legde – impliciet – uit hoe de kerk (gelovigen uit de heidenen) zich kan bekeren. Het kwam er – in mijn woorden gezegd – op neer dat wij moeten stoppen met Jodenzending. Hij sprak Engels en zei dat we moesten ophouden to manipulate God. Door een stap terug te doen en God te danken voor het wonder van Zijn ontferming over ons en Hem daarom te eren. Hoe? Door om te zien naar Zijn volk. Paulus bracht collectegeld naar Jeruzalem. En door in plaats van de zendingshouding de houding van Ruth aan te nemen (uw volk is mijn volk en uw God is mijn God), met haar daadwerkelijke geloof, dat in gerechtigheid zich ontfermde over Naomi. Het is namelijk zo dat God Zelf bepaalt wanneer Hij de Messias aan Israël zal openbaren. Want ons geloof komt niet van mensen, maar van God! Ook Petrus kreeg dat te horen toen hij zijn geloof beleed

Page 123: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 123

aangaande Jezus (opmerking van ds. W.J.J. Glashouwer). Het moment is in zekere zin bekend: het wachten is op het binnengaan van “volheid der heidenen”, zegt Paulus. Slaat dit op hun getal, of is er meer over te zeggen? Zou het eveneens kunnen slaan op hun geestelijke volheid die de Joden jaloers zal maken?”

S. Van Mierlo schrijft in ‘Het Onderwijs van de Apostel Paulus’ uitgave van ‘Uit de Schriften’ z.j. (rond 1954): “Allen die de brieven van Paulus met aandacht onderzocht hebben konden niet anders dan bemerken dat er treffende verschillen in voorkomen (blz.10)... In het NT vinden we 19 maal het hoedanigheidswoord “overhemels”, samengesteld uit het voorzetsel “epi” (over) en “ouranios” (hemels). In de meeste gevallen duidt dit woord aan dat iets van overhemelse oorsprong is, doch in 5 plaatsen is het duidelijk dat het gaat over personen die in die sfeer geplaatst worden. In deze gevallen vinden we de uitdrukking “en tois epouraniois”, d.w.z. “in de overhemelse” (Eph.1:3,20 / 2:6 / 3:10 / 6:12) (blz.108)... Ziehier al de teksten: Joh.3:12 / 1 Kor.15:40 (tweemaal),48,49 / Eph.1:3,20 / 2:6 / 3:10 / 6:12 / Phil.2:10 / 2 Tim.4:18 / Heb.3:1 / 6:4 / 8:5 / 9:23 / 11:16 / 12:22” (blz.59).

En verder blz.64 uit hetzelfde boek ter illustratie van de drie sferen van Gods “redding” een tabel. We geven ons commentaar aansluitend. Let er dus op: de woorden in de tabel zijn niet onze woorden of gedachten. (We hebben de schrijfwijze van de Bijbelafkortingen niet aangepast aan deze die wij gebruiken.)

AARDSE SFEER HEMELSE SFEER OVERHEMELSE SFEER Nieuwe geboorte Joh. 1 :13; 3 : 3, 7, 8; 1 Petr. 1:3, 23; 2:2.

Nieuwe schepping 2 Kor. 5 : 17; Gal. 6 : 15

Nieuwe mens Ef. 4 : 24; Kol. 3 :10

Kind Gods, slaaf Rom. 8 : 15; Gal. 3 : 24; 4 : 1, 9; 1 Joh. 3 : 9, 10

Zoon Gods, vrij Rom. 8 : 14; Gal. 3 : 25; 4 : 5

Volkomen man Ef. 4 : 13

Vernieuwing v.h. verstand Rom. 12 : 2

Oude mens gekruisigd Rom. 6 : 6

Oude mens uitgedaan Ef. 4 : 22; Kol. 3 : 9

Onder de zonde Rom. 7 : 14

Der zonde dood Rom. 6 : 2; 8 : 2

Der zonden dood Ef. 2:1, 5; Kol. 2 : 13

Gezegend in Abraham Gezegend met Abraham Gal. 3 : 9, 14

Belofte in Christus Ef. 3 : 6

Stof der aarde Gen. 13 : 16

Sterren des hemels Gen. 15 : 4-6

In de overhemelse Ef. 1 : 3; 2 : 6

Vergeving der zonden Mat. 6 : 12- 15; 18 : 27-35

Rechtvaardiging Hand. 13 :39; Gal. 2 : 16

Volkomen genade en verlossing Ef. 4 : 32; 1 : 7

Zonde bedekt 1 Joh. 2 : 2; 4 : 10

Verzoening Rom. 5 : 10; 2 Kor. 5 : 18-20

Volkomen verzoening Ef. 2 : 16; Kol. 1 : 21

Opstanding ten laatste dage Joh. 6 : 39-54

Opname 1 Thes. 4; 1 Kor. 15

Uitopstanding uit de doden Fil. 3 : 11; Kol. 3 : 4

Aards Jeruzalem Gal. 4 : 25

Jeruzalem in de hemelen Gal. 4 : 26; Heb. 12 : 22

In de rechterhand Gods Ef. 1 : 20; 2 : 6

Beërven de aarde Mat. 5 : 5

Beërven de wereld Rom. 4 : 13; Gal. 3 : 29; 4 : 7

Erfenis der heiligen Kol. 1 : 12

Aionisch leven op aarde Joh. 3 : 15-18; 1 Joh. 5:11

Aionisch leven in de hemelen Rom. 6 : 23; Gal. 6 : 8-10; Tit.

Christus ons leven Fil. 1 : 21; Kol. 3 : 3, 4

Page 124: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 124

1 :2

Tabel van het woordgebruik in verband met Israël in de brieven van Paulus: in de tijd voor zijn gevangenneming en daarna Vóór zijn gevangenneming Na zijn gevangenneming In 6 brieven In 6 brieven Rom / 1 en 2 Cor. / Eph. / Phil. / Col. / Titus / Gal. / 1 en 2 Thes. 1 en 2 Tim. ______________________________________________________________ Jood 25x Jood 1x ______________________________________________________________ Israël 14x Israël 2x ______________________________________________________________ Israëlieten 3x Israëlieten --- ______________________________________________________________ Abraham 19x Abraham --- ______________________________________________________________ Wet 108x Wet 6x ______________________________________________________________ Besnijdenis 23x Besnijdenis 6x ______________________________________________________________ Besnijden 8x Besnijden 1x ______________________________________________________________ Talen 22x Talen --- (charisma) ______________________________________________________________ Mozes 9x Mozes --- ______________________________________________________________ Totaal 231x Totaal 16x De details van de rechterkolom zijn als volgt: Jood (1x): Col.3:11 Israël (2x): Eph.2:12 / Phil.3:5 Besnijden / Besnijdenis (7x): Eph.2:11 / Phil.3:3,5 / Col.2:11 (2x) / Col.3:11 / 4:11 / Tit.1:10 Wet (6x): Eph.2:15 / Phil.3:5,6,9 / 1 Tim.1:8,9 (We nemen deze lijst over uit R. Chasles, ‘Israel et les nations’, Librairie Lamarie, 1945, blz.162. En we zien er de duidelijke invloeden van E. Bullinger. Maar we hebben een zelfde lijst of met enkele varianten ook bij anderen teruggevonden.)

In ‘Amen’ nr.29, feb. 2000, blz.22 lezen we van de hand van N. van Zuijlekom: “De heidense gelovigen dienden zich goed te realiseren welke plaats zij innamen. Niet zij droegen de wortel, maar de wortel van de olijfboom droeg hen. Zij hadden deel gekregen aan de saprijke wortel. Deze gelovigen genoten de zegeningen van het nieuwe verbond, dat God met Israël gesloten had. Zij profiteerden daarvan op grond van de beloften aan Abraham en het verbond dat God met hem sloot (Gen.15). Op deze wijze mochten heidense gelovigen “erfgenamen worden van die belofte” (Gal.3:29), “gezegend tesamen met de gelovige Abraham” (Gal.3:9). Deze wondervolle waarheid en zegen in de Handelingentijd steunt geheel op de basis van Gods

Page 125: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 125

verbonden en beloften met Abraham en Israël” (wij onderstrepen). Wat wij op dat gebied zeggen

Wat is er verkeerd aan deze visie hierboven? We gaan op één en ander wat dieper in.

Beginnen we met een overzicht van de overeenkomsten tussen de leer van Paulus in de periode van Handelingen en de periode van gevangenschap; namelijk de brieven Eph. / Phil. / Col. / Titus / 1 en 2 Tim. Zoals hierboven uitgelegd zou Paulus in zijn gevangenschap, volgens de hyper-dispensationalisten, dan begonnen zijn met het prediken van een NIEUW EVANGELIE.

HET FUNDAMENT 1 CORINTHIËRS 3:10 EPHEZE 2:19

GERED door genade Titus 3:5 / Rom.3:24 / 4:5 / 6:14,15 (niet onder de wet, maar onder de Genade

Epheze 2:5,8

Onderscheid tussen Jood en Heiden

Gal.3:27,28 / 6:15 Epheze 2:14 / Col. 3:11

Koninkrijk van God

1 Thes.2:12 / 2 Thes.1:5 / 1 Cor.15:50, 53

Epheze 5:5 / Col.4:11

Verzegeld door de Heilige Geest (de H. Geest als onderpand en verzekering)

2 Cor.1:21,22 Epheze 1:13

De Doop door de Geest

1 Cor.12:13 / Rom.6:3,4 / Gal.3:27

Col.2:12

Het Evangelie is hetzelfde, genade werd reeds gepredikt door Paulus in de Handelingenperiode:

Hand.20:24 / Rom.1:16 Phil.1:27

De Wederkomst 1 Cor.1:7, (“verwachtende de openbaring van onze Heere Jezus Christus”) vers 8 (“in de dag van onze Heere Jezus Christus”) / 2 Thes.2:1 (“door de toekomst van onze Heere Jezus Christus”), vers 2 (“de dag van Christus”)

Phillipenzen 1:6 (“de dag van Jezus Christus”), vers 10 (“de dag van Christus”) (teksten uit SV77)

Spreken over drie verscheidene Koninkrijken Gods, zoals S. Van Mierlo hierboven doet

(want daar komt het eigenlijk op neer), is omgaan met een terrein van uitleg, dat slechts is ontstaan begin van de jaren 1830. U zoekt dus tevergeefs naar iets dat er kan op lijken vóór die tijd. Niet bij de Kerkvaders en ook niet bij de Reformatoren. Er zijn allerhande varianten op dit verhaal: ook Mormonen hebben meer dan één koninkrijk in hun theologie, in werkelijkheid vier in totaal. En Jehovah’s Getuigen hebben er twee: een aards voor de andere schapen en het hemels voor de 144.000 plus de Christus. Dat is trouwens slechts een variante op de visie in de leer van de bedelingen waar de gemeente de hemel beërft en Israël de aarde. De grond en basisstelling is deze: God had aan Israël de belofte gemaakt dat ze bij middel van de Messias zouden regeren over de wereld. Dat is niet verlopen volgens Gods oorspronkelijk plan; Israël verwierp de Messias bij zijn eerste komst. God wijzigde zijn plan: de Gemeente van Joden en Heidenen werd opgericht, dat is een geestelijke Israël. Tegen het einde van de prediking van Paulus kreeg hij van God opdracht nog een nieuw (?) evangelie te prediken dat geldend zou zijn voor de tijden voorafgaande aan de

Page 126: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 126

tweede komst van de Messias. Tot zover de leer van de bedelingen. Een stelling als deze van J. Van Barneveld in ‘Christenen voor Israël’, november 2002,

blz.4 het volgende is als een vreemde eend in de bijt: “De 144.000. We komen nu in Openbaring 7. Daar worden 144.000 Israëlieten verzegeld. Uit elke stam (behalve Dan) 12.000. Twee zaken moeten dan in orde zijn: er moeten 144.000 Messiaanse Joden zijn en de stammen moeten geïdentificeerd zijn. Vóór de jaren zeventig waren er nog maar weinig Messiaanse Joden. De plotselinge opkomst en grote groei van de Messiaanse beweging zijn een voorbode van deze profetie. Er zijn nog maar een paar stammen bekend. Juda, Levi en ook Manasse (de Etiopische Joden zijn Dan). De snel opkomende DNA-technologie zal vermoedelijk identificatie van andere stammen mogelijk maken. Er staan nog wonderlijke dingen te gebeuren!” Dit is niet Bijbels te verantwoorden. Het heeft geen zin om wetenschappelijk achterna te gaan of iemand Jood is van nature want het geestelijke Jood-zijn is veruit het belangrijkste.

De prangende vraag is dus deze: heeft God Zijn beloften aan het volk Israël al vervuld of zal dat nog moeten waar gemaakt worden in de toekomst? Een gedeelte uit de tekst Hand.3:19-26, waar Petrus het begrip “herstel” aan de orde brengt zegt volgens de Willibrordvertaling van 1995: “Vanaf Samuël en zijn opvolgers hebben alle profeten die gesproken hebben, DEZE DAGEN AANGEKONDIGD. U bent de zonen van de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heeft gesloten.” Dit wijst op vervulling want het zijn DEZE DAGEN die zijn aangekondigd. Geboorte, prediking, verwerping door het volk, en onverdiende moord op de persoon van Jezus, is voorzegd en in DIE DAGEN vervuld. Na de opstanding en verschijning aan twee discipelen is de opmerking van Jezus dat de Christus moest lijden op die wijze om zijn heerlijkheid in te gaan (Luc.24:16). Ook dàt had te maken met vervulling. Enkele dagen later zegt Hij tot anderen dat wat in: “Mozes en de profeten en de psalmen staat moet vervuld worden (...) zodat zij de Schriften begrepen” (Luc.24:44,45). De beloofde Messias is gekomen volgens Paulus, m.a.w. de ware Koning van Israël is gekomen (Hand.13:22-34 / Rom.1:1-7). We citeren één klein stukje uit deze laatste teksten: “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft.” Zo zegt Paulus volgens Hand.13:32 SV. Waarom zijn er dan die beweren dat de belofte niet is vervuld, maar uitgesteld, en nog eens opnieuw aan Israël zal aangeboden worden? En tot Agrippa spreekt hij jaren later als volgt, dus Paulus heeft zijn leer op dat punt niet veranderd: “En nu sta ik, en wordt geoordeeld over de hoop der belofte die van God tot de vaderen geschied is; Tot welke onze twaalf stammen, gedurig dag en nacht God dienende, hopen te komen over welke hoop ik, o koning Agrippa, door de Joden beschuldigd wordt” (SV). Ter attentie van wie in de bedelingen zijn soulaas zoekt deze opmerking: de “belofte die van God tot de vaderen geschied is”, blijft geldig tot Zijn Wederkomst volgens Gods nieuwe versie.

Over de leer van de Mormonen en Brits-Israël deze opmerking; de 12 stammen zijn in de dagen van Paulus niet verloren, ze aanbidden God in die tijd in de tempel! Of ze zijn christen geworden! Het is zeer waarschijnlijk dat in Hand.4:27 hierop een zinspeling is gemaakt door te spreken van “de volken van Israël”, want normaal vinden we in het OT de uitdrukking “de twaalf stammen van Israël.” De uitdrukking “de (10) verloren stammen” is nooit of nimmer in de Schrift gebruikt. Iets dat we niet mogen vergeten. Temeer gezien er vanuit Ezra en Nehemia geen redenen zijn aan te voeren dat de 12 stammen niet hersteld zouden zijn na de ballingschap. In Ezra vinden we de term Joden 8 maal en de term Israël 40 maal. Bij Nehemia staat er Joden 11 maal en Israël 22 maal. In het boek Esther nooit de term Israël maar wel 44 maal Joden. Het overgrote deel zal gewoon gemengd zijn onder de natiën van die dagen. Op die wijze geassimileerd zijn ze opgegaan en gemixt met die volkeren rondom hen (Hosea 7:8 / 8:8 / 9:17).

Page 127: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 127

Slechts een rest heeft stand gehouden in het geloof van hun vaderen (Ezech.37:19,21 / Zacharia 10:6 / Micha 5:7,8).

Gezien de beloften aan Israël in vervulling gaan sinds Pinksteren zit Jezus op Zijn troon en regeert van daaruit (Heb.8:1,2 / 10:11-14), over vriend en vijand. Elke gelovige Jood kan die “sabats-vrede” nu al erven (Heb.4:1-7). De Messiaanse vrede van Jes.11 is vervuld aan de gemeente zegt Paulus in Rom.15:8-12. God is gewoon verder gegaan met een programma van redding van mensen uit alle stammen en talen. Zie o.a. Ps.9:9 / 96:9,10 / 98:9. Petrus zegt daarom ook, wanneer hij verwezen heeft naar de belofte aan Abraham: “Voor u allereerst heeft God zijn Knecht laten opstaan” (Hand.3: 26). In dat, “voor u allereerst” klinkt al dat er een uitbreiding zal gemaakt worden van de belofte tot alle volkeren nadat de Joden het gehoord hebben. Pinksteren is de herroeping van het oordeel over de mensen uit de spraakverwarring van Babel. De steen die Israël heeft verworpen - geestelijk Jezus voorstellende en niet een letterlijke steen - is de hoeksteen van het ganse christelijke gebouw. Wie tot dat gebouw komt moet de steen aannemen voor wat hij is, want God heeft hem er gelegd (Mat.21:42 / Marc.12:10 / Luc.20:17 / Hand.4:11 / Rom.9:33 / Eph.2:20 / 1 Pet.2:6,7). Hij is; de “levende steen” voor de gelovigen, maar “de verbrijzelende steen” voor de ongelovigen (1 Pet.2:4 / Dan.2:34). En we moeten daarbij ook alle ongelovige Joden tellen. Zo gaat het herstel in vervulling, gerekend vanaf het moment van de bekering. “Kom daarom tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden worden uitgewist. Dan komen er van Godswege tijden van verademing” zegt Hand.3:19,20a. Wat natuurlijk niet zo eenvoudig is want het Joodse volk is gekend voor de “harde harten” waaruit het gesneden is (Ex.34:8 / Neh.9:16,17 / Ezech.3:7). Individueel kan elke Jood zich bekeren en beërven wat God heeft voorzegd. Jezus, zei het: “Wie uit God is, luistert naar Gods woorden” (Joh.8:47).

We wijzen ook nog naar enkele Bijbelteksten en vooraf Luc.19:43,44. Daar staat: “Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Hun verwerping is volgens Mat.23:37,38 trouwens al zeker en waarachtig door God vastgesteld. Alles omdat ze de Messias niet aanvaarden. We citeren dit uit de Willibrordvertaling: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild.” Wanneer de dingen zo geschieden dan is dat niet slechts omwille van het volk, maar ook omwille van God die Zijn heilige Naam door hen niet blijft laten ontheiligen (Ezech.36:20-27,32).

Het is dan ook de belofte en vervulling van Deut.18:15 dat de leer van de bedelingen de das omdoet. Het gedeelte: “naar Hem zult gij luisteren”, zou voor de latere toekomst zijn. Heeft men zo weinig kennis over het NT en de vervulling van het OT? Is het de bedoeling te beweren dat alle Joden in de toekomst onvoorwaardelijk naar Hem zullen luisteren? Die gedachte is in strijd met de daaropvolgende verzen van Deut.18:18-20. Al tijdens de prediking van Jezus is het duidelijk dat Hij “de profeet” is (Joh.1:45 / 4:19,25 / 6:14 / Mat.11:15). En wie het verhaal van de apostelen leest in Handelingen kan de verwijzing naar Jezus = de profeet uit Deut.18:15 toch niet gemist hebben (Hand.3:22 / 7:37 / Heb.2:14-17). Het is duidelijk dat de Joden toen (en thans) Jezus van Nazareth dienen aan te nemen als de gezonden profeet. Wie het niet doet is God ontrouw geworden! Zo iemand heeft de geopenbaarde Waarheid = Christus gemist! Laten we even het Hebreeuwse woord voor waarheid - èmèt - in de Bijbel nagaan. Daarin ligt de nadruk op: wat vast is of vaststaat, dus onveranderlijk. Bij wat slechts goed is voor één dag en bij alles, wat wisselt en bezwijkt, daar is de God van mijn vertrouwen = Hij die de waarheid bezit (Ps.91:2). De God van Israël heeft bewezen onze trouw waard te zijn; in Zijn dreigingen (Nah.1:2-13), in Zijn werken

Page 128: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 128

(Ps.11:7), in Zijn eden (Ps.132:11), in Zijn geboden (Ex.20:1-20) en in Zijn beloften (Ps.89:3-9). Waarom zou God de ontrouw van Israël vergeven wanneer ze hun Zaligmaker verwerpen? Want op verwerping staat vast en zeker DE veroordeling en niet een zegen! Waarheid in het NT is onder andere dat er volgens “de verkiezing der genade” een rest is overgelaten (Rom.11:5). En iedere Jood moet volgens de waarheid van Jezus “opnieuw geboren worden” wil hij het Koninkrijk binnengaan, zijn afstamming van Abraham is niet genoeg (Joh.3:3-7).

In dit verband de volgende opmerking. Variant aan dit onbijbelse verhaal is wat Scofield zegt over de 4 soorten evangelie (blz.1343). We vatten dit samen: 1°) Het evangelie van het koninkrijk. Het evangelie van een letterlijke en aardse politiek ko- ninkrijk dat vanuit Jeruzalem bestuurd wordt en aan allen op de aarde gepredikt wordt. Voor de eerste maal is dit gepredikt aan de Joden, ten tijde van Jezus. En het is door hen verworpen. Het zal in de toekomst, tijdens de grote verdrukking opnieuw gepredikt worden met het oog dat mensen in de 1000jarige regering zullen kunnen leven. 2°) Het evangelie van Gods genade. Dat is het goede nieuws dat God zijn Zoon heeft gege- ven om mensen te redden. Door Hem is er vergeving van zonden mogelijk, redding en genade. Joden ten tijde van Christus hoorden dit het eerst maar de meesten hebben het niet aangenomen. 3°) Het eeuwige evangelie (Opb.14:6). Is niet het evangelie van het koninkrijk of van gena- de. De bedoeling van zo een prediking is deze van oordeel en niet redding. Het is het goede nieuw dat men zal prediken gedurende de grote verdrukking. 4°) Het evangelie van Paulus. Door hem “mijn evangelie” genoemd. (Rom.2:16). Dit is het evangelie van Gods genade dat mensen uit de heidenen gered kunnen worden en samen met de Joden delen. Alle gelovigen ontvangen alles op eenzelfde wijze. Het is de duidelijke leer van vooral de boeken aan de Epheziërs en de Colossenzen, maar zegt Scofield: “Het is de duidelijke leer van Paulus aan de gemeente Epheze en Colosse maar al de geschriften van Paulus zijn ervan doordrongen.” Vooral dit laatste is be- langrijk en gaat rechtstreeks in tegen de leer van Bullinger en diens volgelingen. Vergelijk bij hoofdstuk zeven.

In de kringen van de hyper-bedelingen wijst men dan naar een tekst die zondermeer zou bewijzen dat Paulus een nieuwe prediking zou begonnen zijn tegen het einde van zijn levensloop. Dat is Hand.28:28. Er is echter een andere schriftuurplaats die ongeveer hetzelfde zegt als in dit gedeelte maar dan minimaal 20 jaren voordien. We lezen namelijk in Hand.13:46: “Maar Paulus en Barnabbas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie nu wenden wij ons tot de heidenen.” Hierop citeert Lucas twee profetieën over de heidenen uit het OT die in vervulling gaan: Jes.42:6 en 49:6. Waarop volgt: “Toen nu de heidenen dit hoorden verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof.” Men moet de beide teksten op dezelfde wijze verklaren; op een plaats waar er Joden zijn hebben ze - als kinderen van het Oude Verbond - het voorrecht als eersten te horen dat de Messias werkelijk is gekomen. Luisteren ze niet en verwerpen ze hem, dan gaan de discipelen over tot het tweede deel van hun opdracht (want het goede nieuws moet aan alle mensen gepredikt worden) en wenden zich tot de heidenen. God is ten slotte: “God der ganse aarde” en dus ook van de heidenen (Jes.54:5 / Hand.10:34,35 / 11:18). Niet uit eigen overtuiging doen ze dat, maar vanuit het bevel dat ze van de Heer ontvangen hebben (Mat.28:18-20).

Er is trouwens een onmogelijkheid dat Paulus een ander evangelie zou brengen nadat hij nadrukkelijk gezegd heeft en geschreven dat er slechts één evangelie is. We lezen in Gal.1:8 SV: “Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.” En daarom beschrijft hij ook in 2

Page 129: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 129

Cor.11:3,4 SV dat de arglistige een “andere Jezus” predikt of “een ander Evangelie.” Men moet wanneer we over het evangelie nadenken steeds in gedachten houden dat God Zijn Zoon heeft gegeven voor de ganse wereld en niet slechts voor de gelovige Israëlieten (Joh.3:16). God heeft “de wereld” liefgehad en NIET ALLEEN Israël. Ze moeten ook horen wat God heeft bewerkt: namelijk verlossing. En daarom is er uitstel van het oordeel van God; goddeloze Israëlieten en ongelovige heidenen moeten weten en horen dat Jezus Heer èn Messias is over allen (Rom:2:2-9 / 2 Pet.3:8-10). Het is toch God die door Christus vrede brengt onder de volkeren (Rom.16:20).

Wat valt er te zeggen over een statistiek zoals deze van R. Chasles die we hebben overgenomen in de inleiding van dit onderdeel? Eerste opmerking: valt het u niet op dat hoewel de mensen uit de bedelingen geloven dat Paulus de schrijver is van het boek aan de Hebreeën dat boek ontbreekt in het statistische gegeven. Het is ons om het even waar u het zet; vóór de gevangenneming van Paulus of er na. Tweede opmerking: is het niet normaal dat wanneer een schrijver een bepaald onderwerp al jaren voordat hij een nieuwe brief schrijft niet nog eens hetzelfde thema gaat behandelen. Dat zou tijdsverspilling zijn. Wanneer hij aan de Romeinen in het kort de geestelijke val, het ongeloof van Joden en heidenen, de verlossing door Christus en geloof als basis van het kindschap Gods heeft behandeld, dan hoeft hij dat in daaropvolgende brieven niet meer uitvoerig te doen. Zelfs niet meer hoeft te doen, want zijn brieven circuleren vrij rond. Dat wat hij schrijft aan een Jood in Rome heeft dezelfde waarde voor een Jood uit Alexandria als een Griek uit Athene. Idem met wat aan de gemeente in Corinthe is geschreven over aanbidding, tweedracht Joden en heidenen, valse gedachten over verlossing en opstanding. Dat alles geldt voor alle christenen overal ter wereld en hoeft niet meer herhaald te worden in elke brief die hij aan een persoon of gemeente schrijft. Dat wil zeggen dat geijkte begrippen en bepaalde gedachten in de latere brieven niet meer aan de orde zijn. Men dient daarover die andere geschriften te raadplegen. Doen wij soms niet hetzelfde! Ten derde: wat in latere brieven aan de orde komt zijn details van zaken die aan de orde waren of een verdieping in het inzicht van wat al is gezegd. Ten slotte: de breuk die was ontstaan tussen de gemeente van het OT en de gemeente van het NT was niet meer te lijmen. Die breuk is té groot.

En let op: PAULUS ZEGT NIET IN ZIJN GEVANGENISBRIEVEN DAT HIJ EEN NIEUW EVANGELIE PREDIKT. Dat is een conclusie die men heeft gebouwd op een ander argument dat niet is bewezen; Israël die Zijn Messias verwerpt en daarom later in een verre toekomst nog een nieuwe kans krijgt. Dat is in strijd met wat Paulus leert voordien. Israël heeft evenveel kans als de andere heidenen: zonden belijden, zich van zijn zondig leven omkeren en herleven in Gods genade. Géén wet meer. Géén offers meer. Alléén genade. Paulus kan eenvoudigweg géén ander evangelie meer verkondigen zonder zichzelf door middel van zijn andere brieven belachelijk te maken. En God zou een nieuwe vorm van discriminatie invoeren terwijl de essentie van het evangelie is: dat er géén aanzien des persoon meer is. Een ongelovige Jood is niet méér dan een ongelovige heiden. Een gelovige Jood is niet méér dan een gelovige heiden. Dat is nu eens evangelie dat overal mag gebracht worden! Hoewel het voor de hand ligt dat een Jood eerder tot geloof zou komen dan een heiden. Hij heeft ten slotte (bijna) alle gegevens in zijn Torah om hem daar naartoe te leiden. Het is dan ook niet nodig zoals mensen uit de bedelingen leren, dat het Joodse volk nog moet evangeliseren in het duizendjarige rijk. Er hoeft in een toekomstig rijk niets meer gepredikt worden:

want de volheid van de heidenen is reeds ingegaan en het ganse Israël is gered volgens Rom.11:25,26.

Laten we ook even meedoen aan het maken van statistieken. In het boek ‘Land voor vrede’

zegt ds. L.W.G. Blokhuis het volgende waar we mits een opmerking zondermeer Amen willen op zeggen: “In het Nieuwe Testament wordt alleen in Mattheus 2 over het land Israël gesproken. We

Page 130: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 130

lezen in de verzen 19-21 (...) reis naar het land Israël (...) Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen” (Kok-Voorhoeve, 1993, blz.26,27). Schrijver wil dan nog zeggen dat enkele teksten speciaal waar het begrip “land” is gebruikt, er een verwijzing is naar het land Israël. En ook op bijna alle voorbeelden die hij aanhaalt willen we Amen zeggen. Maar het zijn allen teksten die spreken over een toestand of belofte vóór Pinksteren en vóórafgaande aan de afval van het volk tot het laagste niveau: men verwerpt Gods laatste afgezant. Zodat Gods plannen aangepast, gewijzigd en voor een groot deel vergeestelijkt worden. Israël heeft door haar verwerping van de Messias haar eigen belofte - “wij zullen de HERE dienen” volgens Exodus hoofdstukken 19 en 20 - nagelaten te vervullen. In een verbond dat bilaterale clausules bevat van geven en nemen is dat zeer belangrijk. Het oorspronkelijke verbond wordt er namelijk door ontbonden. Slechts een nieuw verbond met nieuwe termen en afspraken - door beiden aanvaard - kan wat verhelpen aan de situatie. En nu heeft een kleine groep Joden (“kleine kudde” zegt Jezus volgens Lucas 12:32) op Pinksteren zich in een nieuw verbond met God verbonden. Met nieuwe, toen nog niet voor allen geopenbaarde voordelen. En die zullen niet meer exclusief nationalistisch Joods zijn. En daaraan toegevoegd de wereldomvattende heilsboodschap van verlossing voor allen die Jezus zullen aannemen als hun verbondsbemiddelaar.

En nog een andere statistiek. Mensen uit de bedelingen zeggen al te vlug dat God Israël

uitverkoren heeft en dat niet herroepen heeft: m.a.w. ze zijn nog steeds de uitverkorenen. Dan maakt het NT het de lezer toch wel zéér moeilijk. Van de ongeveer dertig maal dat het begrip “uitverkorenen” in het NT is gebruikt heeft geen enkele betrekking op de natie Israël maar wel op de KERK, op de GEMEENTE en meestal op enkelingen. Dat moet toch wat te betekenen hebben. Dat is ook de reden waarom de vroege Kerkvaders en de Reformatoren niet een herstel leerden van Israël als natie in dat land van de vruchtbare sikkel. Maar wel herstel van de mensen tot christengelovigen. Dan zowel deze van Joodse als een andere oorsprong. Ze hebben gesproken van de uitverkorenen, sinds aloude tijden, vóór de grondlegging der wereld. En daarbij citeerden deze vaderen terecht de teksten uit het NT die dat bewijzen. Mensen uit de bedelingen moeten hun gebruik van termen uit de Bijbel op dit punt dus aanpassen om geen verwarring te stichten. Zie o.a.; Hand.1:2,24 / 13:17 / 1 Cor.1:27,28 / Eph.1:4 / Jac.2:5. Denken we eens goed na: is het omdat God de aartsvaderen uitverkoren heeft dat automatisch al hun nazaten gered zijn? Een soort lichamelijke onschendbaarheid leren van al wie zijn stamboom tot aan Abraham kan bewijzen? Bespaar ons toch dergelijke redeneringen! Het is duidelijk volgens o.a. 1 Kon.9:6-9 dat Joden het land mogen bezitten en erin leven op de condities dat ze Gods geboden onderhouden. Zie ook Jer.22:8,9 / 2 Kron.7:20,21 / Klaagl.2:15-17 / Deut.29:20,21.

Anders gezegd in statistische zin: van de 13 teksten die spreken over herstel in het NT is er geen enkele die wijst naar een herstel in het land Israël. Van de 50 teksten die over “land” spreken in het NT is er geen enkele die spreekt van het terug in bezit nemen van het land Israël door het volk dat uit de aartsvaderen is ontsproten, in de volle zin van het woord. Er staat niet; dat men de Romeinse overheerser uit Israël zou verdrijven en dat de Messias, of iemand anders, zou heersen over het Joodse volk. Of dat Jeruzalem terug de teneur zou hebben als in de dagen van David en Salomon. Dat zegt het Nieuwe Testament niet. We moeten daarvoor krijtlijnen die in het OT getrokken zijn, overbrengen naar het NT. Maar dat doen de schrijvers van het NT zelf niet. Er heeft wel een vergeestelijking van vele profetieën van dien aard plaats. Het is trouwens waarschijnlijk niet zo dat David iets afweet van een toekomstig rijk op deze aarde. Of dat er een plaats voor hem als koning daar op hem wacht. Zelf begeert hij niets van al datgene wat er op deze aarde is zegt hij in Ps.73:25,26.

Ook nog dit; de termen “heiligen” en “uitverkorenen” zijn in het NT niet op Joden exclusief van toepassing, maar op de gemeente bestaande uit Joden en heidenen. Voor het eerste lees: Hand.9:13,32,41 / 26:10 / Rom.8:27 / Opb.5:8 / 13:7. De enige uitzonderingen zouden

Page 131: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 131

kunnen zijn Mat.27:52, maar zelfs dat zou over leerlingen van Jezus kunnen spreken. Het is afhankelijk hoe men de heiligen definieert, de graven van mensen die honderden jaren tevoren leefden of christengelovigen die recent gestorven waren. En verder is “heiligen” tweemaal gebruikt voor engelen. Voor het tweede zie: Mat.24:22 / Rom.8:33 / 11:7 (deze tekst maakt een duidelijk onderscheid tussen een Jood qua geboorte en een gelovige Jood) / Col.3:12 / 2 Joh.1:1. En tot slot: de gemeente van het NT waar Joden en Heidenen samenwonen zijn het “priesterschap” en het “koninkrijk” van God (1 Pet.2:5,9 / Opb.1:6). Met ander woorden; hij die thans de wil doet van God is kind van God ongeacht zijn afkomst (Mat.12:50). Hij die - ware hij Jood of uit een ander ras - de roepstem van de Heer hoort tijdens zijn leven zal opstaan uit de geestelijke dood (Joh.5:24). Hij is een kind van God en niet een afstammeling geboren “uit het bloed” van Abraham of Socrates (Joh.1:12,13). In Christus is de Nieuwe Wereld begonnen = is het Nieuwe Verbond begonnen.

Wat D. van Zuijlekom schrijft in ‘AMEN’, nummer 30 april 2000, blz.21 is dus NIET waar. Er staat daar: “De verborgenheid - wat zij niet is. De verborgenheid is niet het aandeel wat de heidense gelovigen in de Handelingenperiode kregen in de zegen van Abraham... Dat de heidenen zouden delen in de zegening van Abraham was bekend gemaakt (dus geen verborgenheid). De Schrift openbaarde dit van tevoren, eeuwenlang voordat Paulus exclusief van Godswege de verborgenheid mocht bekendmaken - Rom.15:8-13 - “dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef.” (Ef.3:3) “En in het licht te stellen {wat} de bediening van het geheimenis {inhoudt}, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God.” (Ef.3:9) De Schrift leert uitdrukkelijk, dat de verborgenheid (NBG: het geheimenis) verborgen is gebleven in God. Niet in de Schriften, die tot dan toe geschreven waren, zodat het later erin gezien of ontdekt zou kunnen worden; niet in profetieën; niet in typen; nee, alleen ‘in God’. Het was van eeuwen her in God verborgen gebleven totdat het juiste moment aangebroken was om dit te openbaren (...) De verborgenheid - wat zij wel is. De voorrang van het volk is verdwenen, ja zelfs het gehele volk is verdwenen. De olijfboom is met wortel en al uitgehouwen en de ‘middenmuur des afscheidsels’ (SV), de ‘tussenmuur die scheiding maakte’ (NBG), is weggebroken. In Efeze 2:14-16 zien wij hoe de bedeling veranderd is. Christus heeft de twee (Joden en heidenen, ook die uit de Handelingentijd) in Zichzelf tot één nieuwe mens geschapen.” We zeggen het nog eens, deze stelling is niet waar en onschriftuurlijk.

Op dit gedeelte van N. van Zuijlekom hebben we niet zoveel te zeggen. Alleen dit: het is niet zo gemakkelijk om zo een verklaring te vinden. Maar men leest het dan ook niet consequent. Want indien het waar is, dan is het Koninkrijk Gods begonnen in de gemeente. Dan regeert de Christus, en moet er geen leer meer gepredikt worden over een toekomstig herstel van Israël, want ze zijn hersteld in de getrouwen (de rest) sinds Pinksteren.

Maar het is wel duidelijk uit het NT dat, ondanks dat dezen uit de bedelingen het tegendeel beweren, al in het OT de belofte wordt gedaan dat de volkeren met Israël delen in de Messiaanse regering. Zie Jes.49:6 / 56:1-7 / Zach.8:23 / 9:10b.

In dezelfde zin lezen wij in ‘Uit het Woord der Waarheid’, n°11, november 2000, blz. 254: “Wat zijn het toch kostbare dingen die het volk Israël in het komende duizendjarig vrederijk ten deel zullen vallen! Wij echter, die in deze genadetijd tot de Gemeente behoren, mogen nu reeds dergelijke zegeningen kennen en genieten; en ook nog de vele geestelijke zegeningen die daar oneindig ver bovenuit gaan! Het verband tussen de Gemeente en het nieuwe verbond bestaat dus hierin, dat wij nu reeds in de zegeningen van dat nieuwe verbond delen, dat in de toekomst met Israël en Juda gesloten zal worden. Dan zullen zij van deze zelfde zegeningen genieten” (wij

Page 132: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 132

onderstrepen). De gemeente ontvangt thans al wat Israël later zal ontvangen. AMEN! Maar ook moderne theologen gaan dingen zeggen in de aard van dezen die de leer van de

bedelingen leren. We gaan daar niet uitgebreid op in maar toch dit. Wij citeren het volgende uit ‘Kan het anders? Een handreiking voor het modaliteitengesprek in de Nederlandse Hervormde Kerk. Onder redactie van C. P. van Andel, secretaris van de Raad voor de zaken van Kerk en Theologie in de Nederlandse Hervormde Kerk’, Boekencentrum, 1984 blz.28. In het artikel ‘Israël en de gemeente’ door G. H. Cassuto staat: “De verhouding van de God van het verbond dat Hij sluit met de nomadenstammen die Zijn volk zullen zijn, is de verhouding van Vader en eerstgeboren zoon, is de verhouding van Heer en knecht. Maar het is steeds op grond van roeping. En Hij die roept is getrouw: ook al breekt de ene verbondspartner (het volk) het verbond keer op keer, de Andere (God, de Vader, de HEER) is getrouw. Zijn liefde/trouw/genade (Chèsed) is tot in eeuwigheid!” Dit is een rare visie. Want er zijn zovele andere begrippen die dan toch in dit verband moeten bekeken worden; trouw, wetten en verordeningen, waarheid, profetie over de komende Verlosser, het kwaad uit uw midden wegdoen en zo verder. Als het waar is wat Cassuto zegt dan is God ontrouw geweest, want Hij heeft ondertussen een nieuw volk aangenomen aan wie Hij trouw is tot in eeuwigheid. Of zal God - indien het ganse Israël zich bekeerd - de christelijke gemeente laten opgaan in dat vleselijke Israël? Van de heidenen in de kerk proselieten maken van het Joodse volk?

Ds. U. Cassuto zegt ook: “De vraag die steeds weer in christelijke kring rijst is deze: waarom heeft het joodse volk de heilsweg, geopend door Jezus’ verzoenend sterven, afgewezen en doet het dat nog? Het antwoord is niet zo eenvoudig. Maar laten wij de zaak nader ontvouwen: Jezus is naar Zijn zeggen niet gekomen om het geloofskader van Israël te doorbreken. ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de Tora of de Profeten te ontbinden, Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om tot volle geldigheid te laten komen’. Het ging Jezus om ‘meer dan het gewone’, om ‘een overvloeiende gerechtigheid’” (blz.31). Het oude Israël wil bij Mozes blijven, maar ondertussen is de nieuwe Mozes gekomen en heeft de oude wet afgeschaft. Zie naar o.a.; Rom.7:1-7 / Gal.3:3:23-25 / Eph.2:15 / Col.2:14-17 / Heb.7:12 / 8:6-13 / 9:15-17 / 10:9,10. Cassuto lijkt die nadruk in het NT gemist te hebben. YaHWeH is de God der waarheid, de God van het verbond met Israël. Maar Hij is ook de God van Zijn kerk bestaande uit Joden en heidenen. Dat is een verbond dat van geen wankelen weet. De God die soeverein verkiest zal vasthouden wat Hij vastgreep, de ware gelovigen. Niet gewoon slechts dezen die een stamboom kunnen voorleggen van één of ander nobel voorouderschap.

Aan het slot zegt Cassuto: “Ik herhaal: de ene weg van Gods verbond met Zijn volk, waarbij de heidenvolken betrokken zijn door het werk van Jezus, en dankzij Zijn opdracht. De weg van Jezus Christus kàn geen andere weg zijn dan de weg die Zijn volk gaat. En kan en mag geen andere weg zijn dan de weg die God met de volken gaat. Laten de ‘rijbanen’ niet langer gescheiden hoeven te zijn! Laten wij elkaar herkennen!” blz.36. Dat is niet de taal die ik kan terugvinden in de Handelingen der Apostelen. De breuk is er niet weg te denken. Elke Joodse denker of Joodse filosofie of Joodse enkeling die Christus niet ziet als Hij die kwam als de Messias, kan niet het verlengde zijn van wat God wil van Zijn (eerste) verbondsvolk.

In R. Kooij, ‘X.Y.Z. der eschatologie’, deel 1, blz.104,105 staat een tabel weergegeven van wat de uniciteit zou zijn van de christelijke gemeente. Zijn beweringen kloppen niet steeds. Hij zegt: “NIEUW TESTAMENTISCHE NAMEN voor de CHRISTELIJK GEMEENTE. De Bijbel maakt onderscheid tussen Israël - de Grieken (Volkeren) en de Nieuwtestamentische Gemeente. De sleuteltekst hiervan is 1 Korinthe 10:32.

Page 133: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 133

1. Gemeente des Heren 2. De uit de wereld geroepenen - Ekklésia 3. Bruidsgemeente 4. Bruid van Christus 5. Tempel van de levende God 6. De Huishouding des geloofs 7. De Familie van Gods uitverkorenen 8. De Algemene vergadering 9. De Heiligen in de Here Jezus Christus 10. Vergadering van gelovigen 11. Een geestelijk Huis 12. De ranken 13. Een koninklijk Priesterschap 14. Een Heilig Volk 15. Een verkregen Volk 16. Een Heilige Natie 17. Een volk Gode ten eigendom 18. Een duurgekochte gemeente 19. MIJN Gemeente - Gemeente van Jezus Christus 20. Tempel van de Heilige Geest 21. Woonstede Gods in de Geest 22. Bruid des Lams 23. Gods medearbeiders 24. Gods akker 25. Gods Bouwwerk”

We zijn op zeer dun ijs gegaan wanneer we zeggen dat hier een duidelijk bewijs geleverd is dat de gemeente en Israël niets met elkaar te maken hebben. De verwijzing naar 1 Cor.10:32 als dat er in de dagen van Paulus drie groepen zijn te onderscheiden klopt natuurlijk. Dat is de enige tekst die een driedeling maakt en dat is om één welbepaalde reden. Die reden geeft de context duidelijk aan; voedsel en eetgewoonten kun je onderscheiden in drie groepen, deze van de Joden deze van de Heidenen en deze van de gemeente Gods. Deze regel moet men niet op andere zaken toepassen zonder inlegkundig te werk te gaan. De schrijver hierboven vergeet er trouwens bij op te merken dat Paulus vele malen zegt dat Israël ontrouw is aan God. En verder dat ze Hun Messias hebben verworpen en dat ze zodoende buiten de genade Gods gevallen zijn. Een klein deel van deze Israëlieten heeft echter wel in Jezus de Messias gevonden en dezen hebben alle heil en zegen van God ontvangen die door de profeten aan het ganse volk was verkondigd. Het nieuwe Verbond is in hen opgericht. En in een nieuw bestel kunnen er ook nieuwe termen gegeven worden aan een groep van gelijkdenkenden. Dat is toch gewoon het principe van de progressieve openbaring van God! Zo kon aan het Israël van ouds géén term toebedacht worden als 3. Bruidsgemeente, 4. Bruid van Christus, 19. MIJN Gemeente - Gemeente van Jezus Christus. Voordat de Messias er is kan zoiets niet. Anderzijds zijn termen van vroeger gewoon van het Oude Israël op het Niewe Israël overgegaan; 13. Een koninklijke Priesterschap, 14. Een Heilig Volk, 15. Een verkregen Volk, 16. Een Heilige Natie, 17. Een volk Gode ten eigendom. We verwijzen u naar onze eigen tabel uit het tweede hoofdstuk van dit onderwerp. En van andere termen was het onmogelijk dat ze op het Oude Israël zouden betrekking hebben want die hebben te maken met de Heilige Geest die nog moet komen; 11. Een geestelijke Huis, 20. Tempel van de Heilige Geest, 21. Woonstede Gods in de Geest. Indien de tabel van Kooiy iets bewijst dan is het dus dit: het Israël in de tijd van Paulus, dat zich zo trots maakt over de afstamming van Abraham, is NIET HET WARE VOLK VAN GOD IN DIE DAGEN. HET WARE ISRAËL GODS DAT NAAR DE GEEST GODS IS WEDERGEBOREN HOORT AAN EEN KLEIN GROEPJE ISRAËLIERS EN EEN

Page 134: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 134

GROTE GROEP HEIDENEN DIE DOOR GOD WEDERGEBOREN GEESTELIJKE ZONEN GEWORDEN ZIJN. SAMEN HEBBEN ZE DEZELFDE TERMEN ZONDER ONDERSCHEID, WANT HET IS DE NIEUWE GEMEENTE.

We geven u hieronder ook deze vorm van redeneren uit www.conservativeonline.org/ een

artikel geschreven door Jim Bryant, ‘The Church Is Not Israel’, december 2002 Articles (Volume 6, Number 19). We vertalen het niet maar geven u wel enige aantekeningen.

“There are Scriptures addressing the Church according to a specific uniqueness all its own, and a specific time frame. The Church is not spoken of, or described in, any form until the New Tes-tament, and then it is defined with all the following unique characteristics: 1°) The Body of Christ. The most often used description of the Church is that of the body of Christ, of which our Lord is the Head (Rom. 12:5; 1 Cor. 12:12; Eph. 1:22-23; Col. 1:24). With this analogy comes the obvious issue of how the Church could have existed at least as described when there was ‘no body of Christ’ known before the coming of Christ. “Part of that body is a reflection of what Christ is like and accomplished. All of this is new and applicable only to this age” (Ryrie 1986, 400). 2°) The Temple of God. “The church is referred to in Scripture as the temple of God. Each indi-vidual Christian is a stone, all of which make up the temple, still under construction, and our Lord Jesus Christ is the Chief or Cornerstone (1 Cor. 3:16; Eph. 2:19; 1 Pet. 2:5f)” (Deffinbaugh, 1998, 7). No such designation or concept is even alluded to in the Old Testament. 3°) The Bride of Christ. “The church is the bride of Christ (2 Cor. 11:2; Eph. 5:24f.). As the bride of Christ, the church is in the position of espousal to Him; as such, she is to be faithful to Christ, to prepare for the wedding ceremonies, to be married someday to Christ, and to reign with Him” (Thiessen, 1981, 311-12). Here we have emphasis upon the love of Christ for His Church and His unconditional devotion to her not known prior to the Church Age. 4°) The Vine and the Branches. The Church is the Vine and the branches (John 15:1f). Here our Lord Jesus is described as the source of life, power and fruit “for the Christian. The Christian must abide in Christ as the Vine for all ability. With only a few exceptions, the per-son walking in faith prior to the NT had no such guide or directive with such unique involvement or promise as here described personally by our Lord for every true child of God. This passage again speaks of the unique quality of the life of the Church age saint having the presence of the abiding Holy Spirit” (Deffinbaugh, 1998, 7). Although there were people who like Enoch “walked with God” in the Old Testament, none of the relationships could be described in the same special manner as those described above for the Church. In addition, the Church has: 5°) A Unique Structure. We are now a kingdom of priests unto our God. We can come directly to God. Instead of priests and prophets, we have elders and deacons. Scripture Dating the Church to a Specific Time. In Matthew 16:17-20 where Christ made the statement “upon this rock I will build My Church” the pointing to a specific time frame is clearly defined. The meaning here is either the Church is built upon Christ or more likely the Church is built on Peter’s testimony that Christ is the Messiah. “If Jesus had intended to convey the thought that he was going to build His church on Peter he would have said, ‘and on you I will build my church’” (Hendriksen, 1981, 646). And again, the word “I will build” (not “I am building”) is in the future tense. This is no mistake or small thing. The Lord had in mind something He was pre-paring to do. He was going to build a unique segment of His elect called “the church.” Again, the pointing is to a unique future dispensation. It is clear that the dispensation that includes the Church and the dispensation that included Israel are two distinct and separate dispensations of God’s purposes on earth.”

Tot slot een opmerking vanuit Judas 3. Daar staat iets: “over ons gemeenschappelijk heil

Page 135: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 135

(…) dat éénmaal den heiligen overgeleverd is.” Ons gemeenschappelijk heil (…), voor alle mensen, van alle rassen en dus zowel Joden als Heidenen. Dat heil hoeft niet veranderd te worden. Het moet niet hernieuwd of aangepast worden aan één of andere nieuwe omstandigheid. Voor het begrip “éénmaal” staat er in het Grieks = hapax. Een sterk woord waar we niet omheen kunnen draaien om het wat te laten zeggen dat er niet staat. Volgens Thayer = “ééns, éénmaal (...) hoeft geen herhaling.” Het staat onder andere in 2 Cor.11:25, Paulus is ééns = éénmaal gestenigd. In Heb.9:26-28 zegt Paulus: Christus is éénmaal verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. Aan mensen is gegeven; éénmaal te sterven en dan geoordeeld te worden. En verder nog 1 Pet.3:18: Christus is éénmaal om de zonden gestorven. Dat is zeer duidelijke taal. Zodat Judas 3 moet gelezen worden en geïnterpreteerd als; allen die Jezus aannemen als Hun Messias, ongeacht ras of stand, behoren tot dezen die een gemeenschappelijk heil ontvangen. Iemand uit de Joden en iemand uit de Heidenen ontvangt hetzelfde heil. Er zijn dus géén twee soorten heil zoals men in de leer van de bedelingen leert; een hemelse voor de gemeente en een aardse voor de Joden. God heeft géén twee heilsplannen. Leren we dat? Dan gaan we een openlijke oorlog voeren tegen één van de woorden uit het Grieks waar er géén twee tegenstrijdige uitleggingen mogelijk zijn.

CONCLUSIE De conclusie mag dus niet zijn dat Paulus - of iemand anders in die tijd - recht heeft een

ander evangelie te prediken. Er is maar één soort evangelie vanaf Pinksteren, hetzelfde dat geldend is voor natuurlijke Joden, maar ook alle soorten heidenen. De gevangenisbrieven leren géén nieuw evangelie, géén nieuwe hoop voor de mensen (hemelse zegt men dan). De brief aan de Ephesiërs spreekt niet over een nieuwe vorm van redding voor de heidenen maar spreekt nog over dezelfde hoop die Cornelius 25 jaar voordien hoorde van Petrus. Aan Paulus is: “het geheimenis bekendgemaakt” (Eph.3:3). Zie je wel zegt men dan in de bedelingen; aan Paulus en dát sinds hij in de gevangenis zit. Jammer genoeg klopt dat argument niet. Het is omdat Paulus die boodschap (dat geheimenis) predikte dat hij is gevangen genomen en in Rome terechtkwam. Want zegt hij: in Christus zijn ze (Joden en heidenen) als gebouwd in/tot een woonstede Gods. “Daarom”, t.t.z. omdat hij dat geheimenis toen al predikte dat hij in gevangenschap gevoerd werd (Eph.2:17 tot 3:2). Paulus heeft die openbaring niet gekregen in de gevangenis. Zodat de leer van de bedelingen in elke voeg kreunt en kraakt door de bouwvallige fundamenten waarop het gebouwd is. Beter ware het te bouwen op de Heer! Waarom zegt Paulus dan dat het “geheimenis bekendgemaakt” is aan hem? Maar onze wedervraag is dan deze: is het niet zo dat aan elke gelovige dat “geheimenis” moet geopenbaard worden als onderdeel van zijn individuele roeping? Of mag men als gelovige bij zijn wedergeboorte niet weten, kennen en beseffen dat het niet door ras is bewerkt. Maar door de Heilige Geest en de éne énige waarheid die sinds Pinksteren doorbreekt in de duisternis van de wereld! Of vergeten we het gesprek van Jezus met Nicodemus in Johannes hoofdstuk drie! Dat geheimenis waarover Paulus spreekt kent dus elke gelovige voor zichzelf. Men kan toch niet beweren dat aangezien Paulus zegt dat Christus voor hem is gestorven, dat Hij slechts voor Paulus zou gestorven zijn en ook niet nog andere mensen (Gal.2:20). Zo ook hier. Wij kennen allen dat geheimenis dat aan Paulus was geopenbaard, namelijk, heidenen worden op gelijke basis behandeld als de Joden. De loop van die zaak was trouwens voorafgaande vastgelegd en voorzegd, 10 dagen vóór Pinksteren (Hand.1:7,8), en wellicht al vroeger (Mat.28:19). Waarom rassendiscriminatie gepredikt terwijl dat volgens het NT niet meer kan! Jezus is Heer over allen zegt Petrus tot Cornelius de Romeinse honderdman (Hand.10:36).

Page 136: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 136

Hoofdstuk 8

De zeventig jaarweken van Daniël 9:24-27

Een inleiding en samenvatting van het probleem

In deze korte inleiding willen we op de twee punten wijzen waar in onze overtuiging de dispensatieleer de verkeerde conclusies heeft gemaakt over Daniël 9:24-27.

De eerste vraag: Heeft het decreet dat Cyrus uitvaardigde betrekking op de wederopbouw van de stad EVENALS van de tempel?

Dispensationalisten dringen erop aan dat het decreet van Cyrus in 538 niet het begin kan zijn van de 70 weken. Want zegt men: zijn decreet heeft geen verwijzing naar de wederopbouw van de stad, alleen de tempel is genoemd. Op deze beschuldiging willen we een reactie formuleren. Moeten we niet vooraf toegeven, zonder enige mogelijke tegenspraak, dat de gelovige Israëlieten, terwijl ze in gevangenschap waren in Babylon, ze in een sfeer leefden van herstel dat God beloofd had. Ik heb het dan niet over de wellicht honderdduizenden die ondertussen opgegaan waren in de volkeren rondom hen. Die hadden hun God verlaten en wilden ook niet meer teruggaan naar het land van hun vaderen. Dat de gelovige Joden in die dagen droomden van de restauratie van de tempel, de restauratie van de stad Jeruzalem, en het herstel van een regering in hun land is gewoon Bijbels te bewijzen. Het is zelfs zo dat deze drie zaken nauw verbonden waren en samen één geheel vormden. De stad Jeruzalem vertegenwoordigde de hartslag van het volk volgens Jeremia 7:4: “Stelt uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: Des HEREN tempel, des HEREN tempel, des HEREN tempel is dit!” De tempel in die stad vertegenwoordigde de hartslag van het religieuze leven.

Het was ook Jeremia, onheilsprofeet maar ook profeet van de hoop, die verwoesting profeteerde voor zowel het land, de stad Jeruzalem, als de tempel. Het bijzondere van de profetie van Jeremia over de 70 jaar van verlatenheid spreekt ook duidelijk en uitdrukkelijk van het herstel van het volk in het land. We lezen in Jeremia 29:10,14: “10 Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. (…) Dan zal Ik Mij door u laten vinden, luidt het woord des HEREN, en in uw lot een keer brengen; dan zal Ik u verzamelen uit alle volkeren en van alle plaatsen waarheen Ik u verstoten heb, luidt het woord des HEREN, en u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren.” Daniël heeft in deze periode geleefd en heeft troost geput uit wat de profeet Jeremia had voorzegd. Daarom gaat hij ook in gebed en wil van zijn God, YaHWeH, weten wat de nabije toekomst zal brengen. Want de 70 jaren zijn bijna voorbij. In Daniël 9 lezen we dan: “2 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.”

We horen ook glashelder uit zijn woorden dat het herstel VAN DE STAD door hem impliciet en expliciet verwacht wordt. We citeren terug uit zijn gebed in Dan.9:

Page 137: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 137

“16 Here, mogen naar al uw gerechtigheid uw toorn en uw grimmigheid zich toch afwenden van uw stad Jeruzalem, uw heilige berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen.”

“18 Neig, mijn God, uw oor en hoor; open uw ogen en zie onze verwoestingen en de stad waarover uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden.”

Maar Daniël heeft ook een vraag OVER DE TEMPEL: “17 Nu dan, hoor, o onze God, naar het gebed van uw knecht en naar zijn smeking en doe uw aangezicht lichten over uw verwoest heiligdom, – om des Heren wil.” - (Dan.9:17) Het gaat in Daniel 9 wel degelijk om het verbond van God en Zijn volk. In dit gebed staat als enige in dit boek de naam YaHWeH en dat wijst op het belang ervan.

Deze profeet die het type Jood is dat zijn Bijbel kent wil duidelijk weten: God van onze vaderen, alle gelovige Joden hopen en verwachten dat Gij het herstel zult bewerken van de stad en de tempel! Naar mijn overtuiging heeft het decreet in Ezra 1:2-4 en 2 Kron.36:23 inderdaad betrekking op zowel de tempel als de stad Jeruzalem. Wat belangrijk is te weten in deze zaak, is dat deze passages ons NIET de volledige tekst van het decreet geven. Dat is duidelijk wanneer we er Ezra 6:3-5 bij lezen. Je krijgt er “zogezegd” een kopie van het verslag van het decreet van Cyrus. De “kopie” is driemaal langer dan wat in Ezra 1 staat en daar moet rekening mee gehouden worden. Dat gedeelte bevat gegevens die niet zijn genoemd in Ezra 1:2-4. We zullen ook de bewijsvoering aangeven dat er in dat verslag van Ezra 6 mogelijk nog een laatste deel ontbreekt, dat specifiek betrekking heeft op het bouwen van de stad en de muur rond de stad. Wanneer Josephus, de Joodse historicus uit de dagen van de val van Jeruzalem in het jaar 70, verwijst naar het decreet geeft hij degelijk een verwijzing naar de bouw van de stad. Wanneer we omwille van het argument en het bezwaar dat dispensationalisten hier zullen invoeren, zelfs toegeven dat Josephus verkeerd was in dat citeren van het decreet van Cyrus dan hebben ze het pleit nog niet gewonnen.

Er zijn expliciete verwijzingen naar de wederopbouw van de stad vóórdat Nehemia er aankwam. Het herstel van de stad, is een begeleidend element bij het herstel van de tempel. Men kan toch niet beweren dat men een tempel bouwt zonder dat er mensen in de stad rondlopen om die te bouwen. Als de tempel er staat zou dat bovendien weinig zin hebben dat hij er is, zonder een groep van priesters om er hun dienst in te verrichten. In Jeruzalem waren priesters en die sliepen toch niet in tentjes even buiten de stad. Zeggen dat het herstel van de stad moest wachten tot de tijd van Nehemia, dat is waar het dispensationalisme op aandringt, meer het is een ontkenning van de geldigheid van de profetie van Jeremia. Het herstel van de stad, evenals de tempel, zou beginnen nadat de 70 jaar voltooid waren. Dat Jes.44:28 en 45:13, onder verwijzing naar de wederopbouw van de stad over Cyrus, als een gezalfde van God spreken mag men niet verdonkermanen. Bijgevolg is één van de belangrijkste grondslagen voor de interpretatie van de dispensationele uitleg van Daniël 9 gewoon als een kaartenhuisje ingevallen. De historisch beschreven resultaten uit het boek Ezra zijn voor ons allen goede beschikbare gegevens. Het leert onder andere dat de vervulling van Dan.9:25 met Cyrus in 538/537 v. Chr. begon. In de termen van de uitleggers, de terminus a quo = startdatum, van de 70 weken.

De snelrekenaars onder u, zullen dan opmerken dat de 490 jaar uit de profetie dan niet meer overeenkomen met zaken die Jezus aanbelangen. Dat klopt natuurlijk, maar er is een andere uitleg mogelijk: wanneer men aan deze cijfers een symbolische waarde geeft. Want als puntje bij paaltje komt is 490 = 7 x 7 x 70 of = 49 x 10. De opgegeven cijfers 7 en 10 kunnen beide

Page 138: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 138

symbolisch “volheid” of “volledigheid” of “perfectie” voorstellen. Beeld van God die Zijn plan tot in de puntjes uitvoert. Dat lijkt u nu wellicht een ver-van-mijn-bed-show maar neem a.u.b. een stelling na de argumenten gelezen te hebben. Mag ik u er nu al op wijzen dat in de kringen van de dispensationalisten er momenteel 4 diverse uitleggingen zijn voor de cijfers uit de profetie. Ze beweren alle 4 dat hun uitleg van de profetie een vervulling geeft tot-op-de-dag nauwkeurig. Onderling verschillen ze van ofwel een start in 445 of 444 v. Chr. en begin en einddatum zijn ook nog eens verschillend. Schiet niet op ons, de pianist, voordat u het stuk gehoord heeft! Lees dus gewoon verder!

De tweede vraag is: Wie is de komende “prins” uit Dan.9:26?

Dispensationalisten geloven dat deze “prins” de laatste antichrist is, die zal verschijnen aan het einde van deze tijd. Maar in vers 26 worden we echter verteld dat de stad en het heiligdom vernietigd worden door “het volk (= de mensen) van de prins”, dat zal komen. De stelling van het dispensationalisme dringt er terecht op aan dat dit verwijst naar de Romeinse legers die in 70 na Christus Jeruzalem innemen en de tempel verwoesten. Men is daarna niet consequent meer. Maar zegt men dan in het dispensationalisme: “de prins”, aan wie deze legers of mensen behoren, verwijst niet naar Titus, de Romeinse generaal. De tekst, zo zeggen ze, verwijst naar “een prins” die nog moet komen uit een hersteld Romeins rijk. We zijn 2000 jaar later en de mensen uit de jaren 70 zijn allen gestorven. Maar in onze dagen, zegt de dispensationalist, zijn ook de mensen van de nieuwe prins aan het opkomen en ze zullen zoals vroeger Israël aanvallen. Daar moeten we toch op reageren.

Het is onmogelijk te spreken van de Romeinse legers die Jeruzalem aanvallen in 70 na Christus en dan nog eens in de nabije toekomst opnieuw. Er staat toch niet in de tekst dat er TWEE VERVULLINGEN zullen plaats hebben van vers 26. Daar komt het dan eigenlijk op neer. Want van wat nog zou moeten geschieden, kunnen de legers toch niet gezegd worden te behoren tot een prins uit de jaren 70. Of is de “prins” die nu nog niet verschenen is, een incarnatie van generaal Titus. Dan zou het gelijk aan uw kant zijn, maar u leert geen incarnatie of transmigratie van zielen. U zit dus vastgeroest in een dogma. Nu bijna tweeduizend jaar zijn verstreken kan, als we naar de tekst kijken, de genitivieve relatie (= de mensen van een prins) niet waar gemaakt worden. Men verwisselt begrippen en wil iets mee aanvangen dat ingaat tegen de tekst. Het is duidelijk dat “de mensen” EN “de prins” zondermeer tijdgenoten zijn. De mensen die behoren tot de prins, zijn het volk van de prins. De Romeinen van het jaar 70 en de prins Titus zijn het onderwerp van de tekst. De hedendaagse Romeinen zijn niet zijn volk, er ligt maar eventjes negentienhonderd jaar tussen hen in. Ook als de huidige Romeinen zullen behoren tot “een prins” die Israël zal aanvallen hun relatie is niet deze van vers 26. Veronderstel eens dat er een prins moet verschijnen op het toneel van de geschiedenis die een Nieuw Romeins rijk zal aanvoeren, dan is het GEEN vervulling van vers 26. Ofwel moeten de legers van Titus en de generaal nog eens opnieuw uit de doden opstaan en Jeruzalem aanvallen. De zeer duidelijk taal van het vers geeft slechts deze mogelijke interpretatie, “het volk” en “de prins” horen bij elkaar. Iets ervan uitknippen en naar een andere toekomst overhevelen is theologisch knutselwerk en toont geen respect voor de tekst van de Schrift.

Diverse problemen

In wat volgt gaan we niet alleen de visies nagaan van verscheidene dispensatieleraars, maar ook van andere interpretaties zodat dit hoofdstuk ook als een apart geheel mag gezien worden in wat Daniël 9:24-27 leert. William H. Shea, een zevendedagsadventist, is een voorvechter van het jaar 457 voor Christus als het begin van de 70 jaarweken. We citeren uit zijn Internetartikel:

Page 139: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 139

‘When Did the Seventy Weeks of Daniel 9:24 Begin?’ “De specifieke vermelding van de naam “Jeruzalem” helpt voorkomen dat er verwarring ontstaat met de herbouw van de tempel in Jeruzalem. Een stad is niet een tempel en een tempel is niet een stad, maar een stad kan een tempel bevatten of er in de buurt gevestigd zijn. Dit onderscheid is belangrijk omdat het decreet van Cyrus in Ezra 1:2-4 uitdrukkelijk de toestemming vermeldt voor de herbouw van de tempel, maar er is geen vermelding van de stad. Naar aanleiding van dit decreet en een aanvullend decreet van Darius I, werd de tempel herbouwd (Ezra 6:14-16), maar ook na de wederopbouw ervan lag de stad nog in puin. Dit was de toestand waarin Nehemia haar ongeveer 70 jaar later vond, in het twintigste jaar van Artaxerxes I. De tempel werd voltooid in het zesde jaar van Darius I, 516 BC, maar de stad was nog niet herbouwd in de tijd van Artaxerxes in het midden van de volgende eeuw.” Dit is, om spaarzaam te zijn met wat we willen uitdrukken, een verbastering van de feiten zoals de Schrift ze ons vermeld. De schrijver gaat van een verkeerd standpunt uit, door de volle nadruk te leggen op wat we vinden in Ezra 1:2-4. Als zijn visie de werkelijkheid is, dat er namelijk nog geen herstel werd gemaakt met het bouwen van de stad, dan heeft de profeet Jesaja fouten gemaakt. Ofwel, ik geef die theoloog de keuze, dan is God fout geweest in Zijn profetie. Want wat staat er over koning Cyrus (Kores) voorspeld? We gaan naar Jesaja 44 waar: “de HEER, uw verlosser” aan het woord is. In vers 28 (Willibrordvertaling) lezen we: “Die over Kores zegt: “Hij is mijn herder, en alles wat Mij behaagt brengt hij tot stand”, die over Jeruzalem zegt: “Het zal herbouwd worden”, en tegen de tempel: “Word opnieuw gevestigd.”” Is hier iets onduidelijks beschreven: 1° “herbouw” van Jeruzalem en 2° “vestiging” van de tempel? Neen toch! Zodat we de redenering van William H. Shea niet mogen aannemen. Het is Kores die de start geeft voor de bouw van zowel het een als het ander.

Zeg me niet: ja maar, want er staat nog meer daarover in het volgende hoofdstuk, in 45! “1 Zo spreekt de HEER tot Kores, zijn gezalfde, die Ik bij de rechterhand heb genomen, (…) 2 ‘Ik zal voor u uit gaan, (…) 13 Ik heb hem laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; HIJ IS HET DIE MIJN STAD ZAL HERBOUWEN en mijn verbannenen zal laten gaan, zonder betaling en niet voor loon’.” We moeten daaruit nog wat herhalen: “hij is het die MIJN STAD zal herbouwen.” Dat laat ons niet toe om met God te kibbelen. Als u bij de uitdrukking MIJN STAD iets anders kan bedenken dan de stad Jeruzalem laat het me a.u.b. toch weten! De argumenten hierboven van William H. Shea zullen voor een dispensationalist ongeveer op hetzelfde neerkomen. Bij hem gaat de start dan in met het jaar 445 of 444 voor Christus, want de herbouw van de stad plaatsen ze daar. Ze vinden geen herbouwde stad terug in Ezra. Omdat men het boek niet goed leest en niet wil aannemen dat er al mensen gehuisvest waren. We hebben bij een dergelijke redenering hetzelfde als kritiek. God liegt niet, de ingewikkelde theologische constructies van geen van beiden deugt. U merkt het al, we gaan een zwaar debat aanzwengelen. Laten we God maar spreken over deze zaken, zodat we onze stellingen verlaten als ze met de Bijbel niet overeenstemmen. Wie echt niet kan wachten om de Schrift er nu al bij te halen, hier zijn een reeks teksten die aantonen dat men met het bouwen van de stad geruime tijd bezig was voordat Ezra er kwam of toen Nehemia er kwam. Dus kijk naar: Ezra 5:1 / 6:9 / 4:6 / Neh.3:20,21,23,24,25,28,29 / 7:3 / Hag.1:4,9).

Lees vooral Haggaï, dat is duidelijk genoeg op zichzelf. Haggaï zei dit: “4 Is het voor ú de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? 9 Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? luidt het woord des HEREN der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor zijn eigen huis.” Over deze profetie van Haggaï heeft John Walvoord het volgende te zeggen. “Het is waar dat de kinderen van Israël huizen hadden gebouwd, maar blijkbaar stonden die niet in Jeruzalem. De tempel van God woest laten liggen, terwijl ze in

Page 140: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 140

comfortabele woningen leefden was een belediging voor God. Daarom draagt Haggaï ze op de tempel te bouwen. De vraag of Jeruzalem werd herbouwd wordt beantwoord in de grafische beschrijving uit het boek Nehemia, (…), die de stad als een volslagen volledige ruïne schetst (Nehemia 2:12-15). Hij beschrijft de afgebroken muren, de poorten verteert door vuur, en de straten zo vol puin, dat het beest dat hem droeg er niet door kon. In zijn uitdaging aan de kinderen van Israël, zegt Nehemia: “Nu zei ik tegen hen: ‘Jullie zien in wat voor een ellendige toestand wij verkeren: Jeruzalem is verwoest en de stadspoorten zijn door vuur verteerd. Kom, laat ons de muur van Jeruzalem weer opbouwen, zodat wij die schande niet langer hoeven te dragen.’” (Nehemia 2:17 Willibrord). Verder is in Nehemia 11, is het lot geworpen tot het indelen van de partijen, zodat een op de tien zou moeten verhuizen naar Jeruzalem om er een huis (Nehemia 11:1) te bouwen.”

Walvoord heeft er de tekst niet uitgeschreven, maar hier is hij: “De leiders van het volk vestigden zich in Jeruzalem. Het overige volk wees door loting van elke tien mensen er een aan om in Jeruzalem, de heilige stad te gaan wonen, terwijl de negen overigen in de andere steden konden blijven wonen.” – Nehemia 11:1 Willibrord. Vergeet er ook niet bij dat elke stam voordien al een gedeelte van het land was toegewezen en dat ze nu opnieuw op dezelfde plaatsen gaan wonen. Een groot deel van de stam Benjamin was de hoofdstad toegewezen en die woonden er nu ook weer. Walvoord komt tot dit besluit: “Het is zeer belangrijk te begrijpen dat géén van de profetieën in 2 Kronieken of Ezra melding maakt van de stad, maar alleen de tempel. Bijgevolg is de beste verklaring deze: dat het decreet met betrekking tot de wederopbouw van de stad is gegeven aan Nehemia in 445 v. Chr., ongeveer negentig jaar na de eerste gevangenen terug en begon de bouw van de tempel.” Over de andere conclusie van Walvoord, dat de huizen die gebouwd werden volgens Haggaï 1, deze opmerking. We weten niet over welke huizen het gaat, deze in Jeruzalem of daar buiten, omdat de tekst het niet te kennen geeft. Maar het is duidelijk uit wat we in de volgende bladzijden citeren uit de Bijbel, dat er wel degelijk huizen gebouwd werden in de hoofdstad. Dat maakt het vergelijk van Haggaï nog scherper: terwijl de bouw van de tempel stil ligt is men bezig zich een mooi optrekje aan het maken.

De bewering van de dispensatieleer dat de zeventig weken met de wederopbouw van Jeruzalem begint in de tijd van Nehemia (444 v. Chr. of 445) is totaal onjuist. Wanneer we wat verder de toestemming van Artaxerxes aan Nehemia bekijken zien we dit: het staat niet in de vorm van een afkondiging of een decreet. De brieven die Nehemia heeft ontvangen waren in de eerste plaats vrijbrieven voor een veilige doortocht in de verschillende Perzische provincies, op weg naar Juda (Nehemia 2:7). Bovendien is er een brief van “houtkap” dat is de toestemming van het gebruik van hout uit de Koninklijke bossen. Die zijn bedoeld voor het specifieke bouwprogramma, poortdeuren, dat hij zou laten uitvoeren (Nehemia 2:8). Nehemia heeft NOOIT een Koninklijke specifieke uitvaardiging ontvangen die hem toeliet om Jeruzalem te herbouwen. Hij vroeg en kreeg van koning Artaxerxes de toestemming om het gemeenschapsleven in Jeruzalem uit te bouwen. Hij had géén toestemming voor de wederopbouw van een volledig verlaten stad want dat was niet nodig aangezien dat begon met koning Cyrus. De stad was niet verlaten dan alleen, alles verliep er nogal ongeordend.

Wanneer we de sombere beschrijving over de stad Jeruzalem in Nehemia 1er op nalezen, merk je enkele dingen op. Zeer waarschijnlijk had hij de stad nooit eerder bezocht, maar had meldingen ontvangen van anderen, hoe het er aan toeging. Je krijgt in dat hoofdstuk 1 in ieder geval de indruk dat er een gemeenschap in Jeruzalem is, maar je loopt er zomaar binnen en buiten want de muren zijn in een hopeloze staat. Anders dan de steden in die dagen lijkt het een open stad. Feit is dat de stad bewoond is, maar nog niet hersteld zoals in zijn oude glorie, maar toch bewoond. We moeten concluderen met de woorden van Jesaja, dat door koning Cyrus de feitelijke

Page 141: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 141

opdracht Jeruzalem te herbouwen is gegeven. - Zie Ezra 1:1-8 / 6:1-5. De Schrift leert dat met Cyrus, de herbouw van de stad begon, gesymboliseerd met de herbouw van de tempel. Die werd voltooid rond 516 v. Chr. zeventig jaar na de vernietiging van de eerste tempel.

In de tijd van Nehemia zijn het - en lees dat a.u.b. – ook en wellicht vooral de inwoners van Jeruzalem die deelnamen aan de wederopbouw van de muren (Nehemia 3:1-32). Er zijn bovendien meerdere aanwijzingen dat er veel huizen in Jeruzalem zijn op dit moment ondanks dat de dispensationalisten het tegendeel beweren. Maar stukken uit de Bijbel niet lezen is geen afdoende bewijs er niet op te wijzen. Lees dus dit:

Nehemia 3:10 zegt: “Daarnaast was bezig Jedaja, de zoon van Charumaf, en wel TEGENOVER zijn eigen huis.”

Nehemia 3:23: “Verderop waren bezig Benjamin en Chassub TEGENOVER hun huis.” Nehemia 3:26: “26 de tempelhorigen woonden op de Ofel – tot bij de Waterpoort aan de

oostzijde.” Nehemia 3:28: “Vanaf de Paardenpoort waren de priesters bezig, ieder TEGENOVER zijn

huis.” Nehemia 3:29: “Verderop was bezig Sadok, de zoon van Immer, TEGENOVER zijn huis.

Verderop weer was bezig Semaja, de zoon van Sekanja, de wachter van de Oostpoort.” Nehemia 3:30: “Verderop was bezig Mesullam, de zoon van Berekja, TEGENOVER zijn

kamer.”

Wie hebben dan al huizen in de stad van de grote koning: gewone burgers, priesters, tempelhorigen en poortwachters. Dus vertel het argument van de dispensatieleer, over de lege stad, in dat verband niet verder. De kritiek die men ook nog geeft is deze van Nehemia 7: “4 De stad nu was ruim en groot, maar het inwonertal was gering, en er waren geen huizen gebouwd.” Maar laten we niet te hard van stapel lopen en zeker niet vergeten wat er vooraf gezegd wordt in vers 3: “En gij zult wachtposten opstellen van de inwoners van Jeruzalem, ieder op zijn post, ieder tegenover zijn huis.” Ja, men verzekerde de wacht in de omgeving van zijn EIGEN HUIS. Zijn het vers 3 en 4 dan niet tegenstrijdig? Op het eerste zicht wel! De diverse uitleggingen gaan we niet opsommen, maar je kunt dat vers 4 niet laten primeren tegenover vers 3 en wat we al citeerden uit hoofdstuk 3. De uitleg van Adam Clarke bij deze tekst lijkt ons nog de beste uitleg: de stad is zeer groot en men heeft de muren herbouwd op dezelfde plaatsen als waar ze vroeger stonden. Gezien er weinig inwoners in de stad zijn lijkt ze totaal verlaten. Wie er woont (in een huis of tent) doet dat dicht bij de muur om ze te kunnen beveiligen. De bebouwde kom was niet groot en veel van de stad lag nog in puin, en op een bepaalde plaats kon zelfs het rijdier van Nehemia er niet door. L. Allen merkt hierbij op dat de stad méér leek op een spookstad, want nadat de muren gebouwd waren gingen allen die uit andere steden kwamen na de bouw van de muren terug naar huis. L. Allen and T. Laniak, ‘Ezra, Nehemiah, Esther’, Hendrickson, 2003, blz.122.

We willen nog eens opmerken dat het “besluit” om Nehemia naar Jeruzalem te laten gaan door de Perzische koning, opgenomen is in Nehemia 2. Dat heeft niet hetzelfde niveau als het officiële decreet eerder gegeven aan Ezra. We moeten daar oprecht in zijn. Het verhaal van Nehemia staat in relatie tot het voorgaande (= antecedente) decreet van Ezra. In werkelijkheid is wat in Nehemia staat een “mededeling” aan wie de man ooit zou willen tegenwerken. Nehemia kreeg een brief waarin stond dat hij gemachtigd was om erkenning te hebben in het werk dat beschreven stond. Hij kreeg er het recht door, hulp te ontvangen voor de taken die de koning hem toeliet uit te voeren. Het had iets van een decreet, maar het was niet helemaal hetzelfde als wat voordien al beschreven was door Cyrus en de daaropvolgende koningen. Het klopt dat naarmate men de stukken leest in de betrokken Bijbelboeken, dat er precies aan de mededelingen van de

Page 142: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 142

wederopbouwprojecten wat bijgevoegd wordt. Maar de oorspronkelijke vergunning en de aanvullende vergunningen zijn niet anders uit te leggen alsdat het gaat om het bouwen van zowel de tempel als de stad. Door allerlei omstandigheid is wat moest uitgevoerd worden door de jaren heen voltooid door Nehemia. Maar dan een gedeeltelijke afwerking. Want er is dan nog dit: men is zowel aan de tempel als de stad permanent blijven werken tot in de dagen van Jezus. Het was er toen zelfs permanent een bouwwerf door de toenmalige koningen, vooral Herodes de Grote. We willen omwille van de aard van onze aanpak vooraf uitgebreide achtergronden bekijken van de geschiedkundige tijd en taalgebruik voordat we naar de tekst zelf gaan kijken. U leest dit dan in twee opeenvolgende delen. Langdradig, zult u wellicht zeggen naar het einde toe. Maar John Walvoord, de verdediger van het dispensationalisme, schreef jaren geleden het volgende: ”De uitleg van de openbaring van de zeventig weken (Daniël 9:24-27) is één van de beslissende factoren uit het ganse systeem van de profetie. De aandacht die alle scholen van Bijbeluitleg en de aanvallen op de authenticiteit van het boek zelf is als een baken van licht op dit onderzoek. De uitleg van dit gedeelte kleurt zondermeer alle andere profetische inzichten en een goed verstaan ervan is het sine qua non van elke student van de profetie” (Bibliotheca Sacra, volume 101, blz.30, Jan-Mar, 1944, wij onderlijnen). We gaan nog veel dieper graven in die tekst, dan wat Walvoord gedaan heeft en zijn zwakke punten belichten als volgeling van de leer van de bedelingen.

Wij citeren wat van Harold Camping en zijn kritiek om te starten bij Kores als het begin van de 70 jaarweken, uit zijn brochure ‘The Seventy weeks of Daniel 9’ (blz.4, versie van Internet uit 2005). “Helaas is er een fatale fout om deze kandidatuur onder beschouwing te nemen als het begin van de 70 weken. Er is geen enkele mogelijke manier, op een 70jarenweek basis, om een verband te leggen tussen de jaren 537 voor Christus, van de Heere Jezus, die werd gedoopt in het jaar 29 na Christus gekruisigd en in het jaar 33 na Chr.” Dat Harold Camping geen manier heeft gevonden bij onze uitleg, wil nog niet zeggen dat die er niet is. Als ik een korte uitleg mag geven van wat volgt dan is het dit. Het is zondermeer duidelijk dat we de bouw van de tempel en van de stad Jeruzalem moeten zetten in de vervulling van wat er gebeurde in de tijd van koning Kores. In de ogen van God is deze man: “een gezalfde koning”, iemand die Gods goedkeuring wegdraagt en is aangesteld door God om een bepaald werk te doen. Jesaja 45:1 NBG is daar duidelijk in: “Zo zegt de HERE tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken vóór hem neer te werpen.” Kores is een gezalfde van God om het herstel van Israël te laten uitvoeren en de bouw van de tempel te laten plaatsvinden. Wanneer we Daniel 9:24-27 niet hier, maar ergens anders laten beginnen dan hebben woorden hun echte betekenis verloren. Want we lezen in de Bijbel duidelijk dat:

Jesaja 44:28 NBG: “die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door TOT JERUZALEM te zeggen: Het worde herbouwd EN DE TEMPEL worde gegrondvest.”

2 Kron.36:22,23 SV77: “Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzië, opdat

volbracht zou worden het woord des HEEREN, door de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: 23 Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is; wie is onder u van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op.”

Page 143: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 143

Ezra1:1-5 SV77: “In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht zou worden het woord des HEEREN, uit de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is. Wie is onder u van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis van de HEERE, de God van Israël; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, hem zullen de lieden van zijn plaats bevoordelen met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; benevens een vrijwillige gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten, benevens een ieder, wiens geest God verwekte, dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont.” In de NBG-vertaling van 1951, zijn er 19 vindplaatsen in 18 verzen voor het begrip

“BEVEL” in de boeken Ezra en Nehemia. De teksten die niets te maken hebben met de bouw van de stad Jeruzalem, de tempel in de stad en de muur ter bescherming geven we niet weer, maar hier is de rest onderverdeeld in twee zaken. Enkele ervan hebben betrekking op de buren van de teruggekeerde Joden uit de Babylonische gevangenschap. Ze willen een verbod uitvaardigen tegen de bouw van de stad en de tempel. Dit zijn er enkele van.

Teksten van tegenstanders: Ezra 4:19: “en door mij is BEVEL gegeven, en men heeft onderzoek gedaan en

bevonden, dat deze stad sinds de dagen van ouds tegen de koningen opstandig is geweest, en dat men wederspannigheid en oproer in haar stookte.”

Ezra 4:21: “Geeft dan nu BEVEL, deze lieden de arbeid te doen staken, opdat deze

stad niet herbouwd worde, aleer door mij BEVEL wordt gegeven.”

Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?”

Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus

gezegd: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?” Men onderzoekt later in de koninklijke archieven of Kores (of een andere koning) het bevel heeft gegeven tot het herbouwen van Jeruzalem als stad en er een tempel in op te richten. Dat blijkt waar te zijn, die documenten bestaan. Zodat er geen enkele reden is om de mensen die aan het bouwen zijn in Jeruzalem ook maar iets te verbieden. Er zijn zelfs bevestigingen bij dat het originele bevel van Kores afkomstig is. We citeren deze teksten die betekking hebben op de stad, de tempel en de muren rond de stad, dus de burgerlijke (huizen en muren) en religieuze (tempel en priesterschap) zaken die hersteld werden.

Ezra 5:13: “Maar in het eerste jaar van KORES, de koning van Babel, gaf koning KORES BEVEL dit huis Gods te herbouwen.”

Ezra 5:17: “Welnu, indien het de koning goeddunkt, dan moge er een onderzoek

worden ingesteld in de schatkamer des konings, aldaar, namelijk in Babel, of

Page 144: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 144

werkelijk vanwege koning KORES BEVEL is gegeven tot herbouw van dit huis Gods te Jeruzalem; en de koning moge ons zijn beslissing hieromtrent doen toekomen.”

Ezra 6:3: “In het eerste jaar van koning KORES gaf koning KORES dit BEVEL: Wat

betreft het huis Gods te Jeruzalem, dat huis moet worden herbouwd tot een plaats waar men slachtoffers brengt; en zijn fundamenten moeten gelegd worden; zijn hoogte moet zestig el bedragen, zijn breedte zestig el.”

Ezra 6:8: “Tevens is door mij BEVEL gegeven aangaande hetgeen gij doen zult aan

deze oudsten der Judeeërs bij de bouw van dit huis Gods: uit de koninklijke inkomsten, uit de schatting van het gebied over de Rivier, zal nauwkeurig en zonder uitstel uitbetaling aan die mannen worden gedaan.”

Ezra 6:11: “Voorts is door mij BEVEL gegeven, dat er van ieder die dit besluit

overtreedt, een paal uit zijn huis zal worden gerukt, opdat hij daaraan gehangen en vastgeslagen worde, en dat daarom zijn huis tot een puinhoop zal gemaakt worden.”

Ezra 6:12: “De God nu, die zijn naam daar heeft doen wonen, stote iedere koning en

elk volk neder, die als overtreders hun hand uitstrekken om dit huis Gods te Jeruzalem te verwoesten. Ik, Darius, heb BEVEL gegeven; het worde nauwkeurig uitgevoerd!”

Ezra 6:14: “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren

van de profeet Haggai en van Zacharia, de zoon van Iddo; zij voltooiden de bouw volgens het gebod van de God van Israël en volgens het BEVEL van KORES, Darius en Artachsasta, koning van Perzië.”

Ezra 7:13: “Door mij is BEVEL gegeven, dat ieder die in mijn koninkrijk tot het volk

Israël, zijn priesters of de Levieten behoort, en zich bereid verklaart naar Jeruzalem te gaan, met u mag meegaan.”

Ezra 7:21: “Voorts is door mij, koning Artachsasta, BEVEL gegeven aan alle

schatbewaarders van het gebied over de Rivier: alles wat de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, u zal vragen, zal stipt worden uitgevoerd.”

Nehemia 13:9: “Op mijn BEVEL reinigde men de vertrekken, en ik bracht het gerei

van het huis Gods, het spijsoffer en de wierook daarin terug.”

Nehemia 13:19: “Zodra het dan in de poorten van Jeruzalem donker werd, vóór de sabbat, sloot men op mijn BEVEL de deuren, en ik beval, dat men ze niet zou openen tot na de sabbat. En ik stelde enige van mijn knechten bij de poorten op, – er zou geen vracht op de sabbatdag binnenkomen.”

Zonder enige twijfel kunnen drie conclusies getrokken worden uit al deze teksten:

1°) Kores geeft TWEE opdrachten aan de Joodse bevolking in zijn rijk:

door tot Jeruzalem te zeggen: a) Het worde herbouwd (dat is een stad bestaande uit huizen en verdedigingsmuren) b) en de tempel worde gegrondvest (dat is een tempel en een dienstdoende klerus)

2°) Het bevel van Kores krijgt een onmiddellijke opvolging, zodat we niet naar een latere

Page 145: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 145

datum moeten zoeken waar Daniël 9:24-27 zou kunnen starten. Absoluut niet of we maken van wat daar staat, geankerd aan Jesaja hoofdstukken 44 en 45 een profetie die onvervuld is. Gezien er sprake is over de Kores uit de 6ste eeuw vóór Christus moet men daar de start nemen van de profetie. Je kunt het dan niet meer uitsmeren naar een verre of nabije toekomst. We zeggen dit met het oog op de Joden. 3°) Zodat de uitleg van de Adventisten, waar men start in 457 v. Chr., of de dispensationa- listen, waar men start in 445 of 444 v. Chr., van Jesaja hoofdstukken 44 en 45 een valse profetie maakt.

We lopen even uit naar wat we later uitleggen. Bijna allen zijn het erover eens dat de eerste twee eenheden in de tijdsperiode (zeven en tweeënzestig) onmiddellijk na elkaar volgen. Waarom zou de laatste periode van zeven dat niet zijn? John Walvoord, de dispensationalist, bekritiseert Philip Mauro omdat hij de laatste zeven jaar als een onbepaalde tijd ziet. Hij zegt: “In het licht van de nauwkeurigheid van de zeventig jaar van de gevangenschap, vermeld in hetzelfde hoofdstuk, blijkt uit de context de waarschijnlijkheid van een letterlijke bedoeling van de openbaring.” - Volgens Walvoords commentaar op vers 24. Mauro, advokaat van beroep, maakt van de zeventigste week een periode van veertig jaar. Hij verlengt Gods genadige lankmoedigheid tegenover Israël als deel van die laatste week. Walvoord en de andere dispensationalisten hebben een kloof van bijna 2000 jaar lang. Dat lijkt ons als het ontkennen van de mogelijkheid van de tijdsmeting. Waarom heeft Walvoord dan kritiek op Mauro, hij is toch zelf niet “meer letterlijk?” De mening van Ph. Mauro is hoe dan ook nauwkeuriger dan wat Walvoord schrijft. Bij Mauro zijn de gebeurtenissen van dat laatste vers gerekend bij de tijdperiode van een mensengeslacht in dezelfde eeuw! In Walvoord’s gedachten is het gescheiden door bijna twee millennia!

Iedereen is het er over eens dat er een decreet tot het herbouwen van de tempel, gegeven is

door Kores = Cyrus in ongeveer 538 (537 of 536) voor Christus. De vraag is: of dit decreet ook de toestemming aan de wederopbouw ‘van de stad’ geeft? We geven in wat volgt het duidelijke bewijs dat ook de stad werd herbouwd sinds die tijd. Dit geven echter dezen aan die zeggen dat er van een herstel van de stad hier geen sprake is: de precieze formulering van de drie decreten zoals opgetekend in 2 Kronieken 36 en in Ezra lijken alleen met de tempel wat te maken te hebben. Aan een wederopbouw van de stad werd niet voldaan tot de tijd van Nehemia. Deze man kreeg volgens het decreet in Nehemia 2:1-8 duidelijk de opdracht de stad als geheel te bouwen. Tot zover wat dispensationalisten er in het kort over leren.

Dit is wat John Walvoord, de dispensationalist, hierover schrijft in zijn commentaar op Daniel als bewijsvoering hierbij: “Men gebruikt als argument wat uit Ezra 4:12-21 geleerd zou worden: dat de muren van de stad herbouwd waren op dat moment en dat de verwijzing naar “een muur in Juda” in Ezra 9:9 betekent dat ze tot voltooiing gekomen waren. Er is geen bewijs dat de bouw van de muur opnieuw was toegestaan in 457 v. Chr. Een zorgvuldig onderzoek van deze passages bewijst niet met alle duidelijkheid dat de muur ooit werd voltooid of zelfs begonnen. De beschuldigingen van de vijanden van Israël waren grotendeels onjuist, omdat uit de gegevens uitdrukkelijk blijkt dat ze alleen een tempel aan het bouwen waren. De omvang van de puinhopen in de stad Jeruzalem en “van de muur” die twaalf jaar later, vermeld in Nehemia, zijn zodanig van aard dat de beste interpretatie is: ze te verwijzen naar de verwoesting van Jeruzalem in 586 voor Christus. Eventueel een eerdere datum dan 445 v. Chr. aangeven voor de wederopbouw van de muur is gebaseerd op onvoldoend bewijs.” We gaan zijn argumenten nauwkeurig na in wat volgt, maar weten u nu al te zeggen dat ze niet al te zwaar wegen.

Page 146: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 146

Voor enkele Amerikaanse evangelische theologen die van opvatting zijn dat begin van de zeventig weken in 457 v. Chr. valt zie: G. L. Archer, Jr., ‘A Survey of Old Testament Introduction’, blz.387; J. B. Payne, artikel ‘Daniel,’ Zondervan Pictorial Bible Dictionary’, blz.198; J. B. Payne, ‘The Theology of the Older Testament’, blz.521.

Deel een: de achtergrond

In Daniël 9:24-27 NBG staat: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Een harde noot om te kraken omdat er nogal wat onkruid in de theologische hof staat, zogezegd gebaseerd op de juiste uitleg van dat Bijbelgedeelte.

De tabel onderaan komt uit een artikel van Marc Verhoeven, ‘De 70 jaarweken in het boek Daniël’ van het Internet. Update 28-01-2007. Dat leert men in de dispensaties, een breuk van honderden jaren tussen de dood van Jezus en Zijn Wederkomst. Maar dit kan theologisch niet. geboorte hemelvaart 445 vC ? 0 30 nC opname Satan komst van de Heer einde tijden der heidenen 3,5 jaren (1) 3,5 jaren (2) 49 jaren 434 jaren Gemeente Antichrist grote verdrukking 1000 jaren eeuwigheid 7 weken 62 weken verborgenheid 70ste jaarweek

483 prof. jaren 7 prof. jaren

70 jaarweken van Daniël 9:24 = 490 profetische jaren

Als de kloof tussen de weken 69 en 70, in de leer van dispensaties met betrekking tot de zeventigste week er echt is, dan is de kloof tussen de zeventigste week en de negenenzestigste week bijna 2000 jaar lang. Dat is dus vier keer de hele periode van de zeventig weken of 490 jaar! Hoe kunnen dispensationalisten verwachten dat we hen geloven wanneer ze zeggen: we nemen de tekst letterlijk! In werkelijkheid zijn er drie berekeningen, met een andere begindatum en een andere einddatum. Toch beweren alle drie voor de exacte vervulling van de eerste 69 weken: tot op de dag nauwkeurig! Maar dan vragen ze ons dat een onderbreking van duizenden jaren na die 69 weken gewoon in de lijn van de letterlijke uitlegt ligt. Charles Ryrie, lacht zelfs met amillennialisten voor de datering van het decreet van Dan.9:24 in 538 v. Chr. Hij doet het omdat: “dit het effect heeft van het toestaan dat de zeventig zevens een onnauwkeurig duur” hebben. Later

Page 147: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 147

in zijn uitleg draait hij echter bij door op te merken: “Er is een interval van onbepaalde duur tussen de eerste negenenzestig weken die elk zeven jaar duren en de laatste of de zeventigste week van zeven jaar!”

Aanhangers van de leer dat er een kloof is tussen de laatste en voorlaatste week zullen hierbij opmerken dat er al kerkvaders waren die dat leerden. Men beroept zich op Hippolytus van Portus Romanus (derde eeuw) of Apollinaris van Laodicea (vierde eeuw). Dat vereist een onderzoek naar deze bewering. In de eerste plaats hadden, deze twee mannen opvattingen waarvan de meerderheid in de vroege kerk zijn wenkbrouwen zou fronsen. Ze hadden in hun interpretatie uiteenlopende elementen die weliswaar niet worden opgevolgd door de huidige futuristische uitleggers van de dispensatieleer. Je kunt die kerkvaders niet als voorlopers zien. Zo rekent Hippolytus de jaren vanaf Cyrus (of vanaf Darius de Meed) als het begin van de periode tot de incarnatie van Christus. Dat is natuurlijk een chronologische onmogelijkheid want men verlengt de tijdsperiode. Het gaat niet om letterlijke jaren. Een twee punt: allen die Hippolytus citeren voor de interpretatie van een “kloof” volgen de details van zijn theorie niet. Net zomin zullen zij instemmen met zijn verwachting van de Wederkomst van Jezus omstreeks het jaar 500. Van historische precedenten voor de leer van een “kloof” is dus geen sprake.

De Revised Scofield Reference Bible geeft bij Dan.9:24 een lange voetnoot bestaande uit zeven punten om deze Messiaanse profetie als volgt te verklaren: “1. De 70-weken profetie heeft met name betrekking op Daniël's 'volk' en de 'heilige stad', d.w.z. op Israël en Jeruzalem. 2. Er wordt melding gemaakt van twee vorsten: de eerste wordt 'de Messias, de Vorst' (vs 25) genoemd, de tweede de 'vorst die komen zal' (vs.26). De tweede is de 'kleine hoorn' uit hoofdstuk 7 en 8, die het herbouwde Jeruzalem zal verwoesten, nadat de gezalfde vorst gedood is (vs.26). 3. De zeventig weken zijn 'jaarweken', een belangrijke op de sabbat gebaseerde tijdspanne in de joodse kalender 4. De 70 weken zijn 490 profetische jaren van 360 dagen, want 'tijd, tijden en een halve tijd' (Dan.7:25) is volgens Openbaring 11:2 en 13:5 gelijk aan 42 maanden en volgens Openb. 12:6 en 13:3 aan 1260 dagen. 5. De aanvang van de 70 weken wordt gesteld op 'vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen' (vs 25). Het enige bevel om Jeruzalem te herstellen dat we in de Bijbel vinden, wordt gemeld in Nehemia 2: de maand Nisan in het 20e jaar van koning Artaxerxes (= 445 v.Chr.) 6. Na 69 weken (62+7) gebeuren er twee belangrijke dingen: 1. Een gezalfde wordt uitgeroeid en 2. De herbouwde stad en het heiligdom worden verwoest door het volk van een andere vorst, die nog zal komen. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze gebeurtenissen vervuld werden in het sterven van Christus en de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr). Er ligt dus een tijd (van ongeveer 40 jaar) tussen de dood van Jezus en de verwoesting van de stad en ook een tussen de 69e en de 70e jaarweek. 7. De hoofdgebeurtenissen van de laatste jaarweek zijn (vs 27): i. Een verbond van 7 jaar wordt door de toekomstige Romeinse vorst (de 'kleine hoorn' uit hfst 7 en 8) met de Joden gesloten. ii. Halverwege de 7 jaar wordt de joodse godsdienst gewelddadig onderbroken door een vorst die een 'gruwel van verwoesting' aanricht en het heiligdom verwoest.

Page 148: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 148

iii. Tegelijkertijd laat hij de joden vervolgen. iv. Aan het einde van de 7 jaar zal er een oordeel komen over deze verwoester (vs 27) en zal er een eeuwige gerechtigheid aanbreken (vs 24). Dat deze laatste jaarweek nog niet is aangebroken, zien we in het gegeven dat Jezus deze gebeurtenissen in Matt. 24 (vs 6 en 15) verbindt met zijn tweede komst. Dus moet tussen de 69e en de 70e week de tijd van de gemeente liggen, zoals deze in het NT naar voren komt. Het komen van deze tijd is in het OT niet geopenbaard.” Einde citaat uit de Scofield Reference Bible. Er is in verband met de Scofield Reference Bible vooraf wat op te merken. Albertus Pieters schreef ergens: “Van start tot finish is het [de Scofield Bijbel] zeker een partijdig boek, zowel openlijk als onder bedekte termen, een instrument van propaganda in het voordeel van een uiterst twijfelachtige eschatologie (…) Als Darby en zijn school gelijk hebben, dan had de hele christelijke kerk het mis op een essentieel onderdeel van het christelijk geloof: achttienhonderd jaar lang.” – ‘Candid Examination of the Scofield Bible’, Albertus Pieters, (Union City, PA, Bible Truth Depot, 1932) blz.25,27 Dr. T. T. Shields merkte humoristisch op: “Vanuit een positie van gehele onwetendheid van de Schrift naar een positie van orakelachtig religieuze zekerheid - vooral op het gebied van eschatologisch aangelegenheden - voor sommige mensen lukt het, met maar drie tot zes maanden een Scofield Bijbel bestudeerd te hebben.” – ‘The Gospel Witness’ (Toronto Canada, April 7th, 1932).

J.N. Darby We citeren wat uit het artikel: ‘Verbondsleer versus Dispensationalisme, Een kwestie

van Wet versus Genade’ naar een artikel van: Bob Nyberg, vertaald en bewerkt D.T. Brinkman vanuit www.scofieldbijbelcollege.nl Het leert ons wie de grondlegger is van de dispensatieleer. “Darby ging uit van een letterlijke, historisch-grammaticale, methode van Bijbeluitleg. Bij zijn studie van Gods Woord, in dit licht, leek het onderscheid tussen Israël en de Gemeente “van de pagina’s af te druipen”” Hij, samen met zijn tijdgenoten, aanvaarde de waarheid van het ‘dispensationalisme’ – en werkte het uit tot een meer systematische, theologische, vorm. God gebruikte dit om de kerk niet alleen terug te laten keren naar de principes van genade als grondslag voor het Christelijke leven, maar ook te wijzen op de aanstaande, premilleniale, komst van Christus.” We moeten voor we verder gaan wat zeggen over de kritiek die degenen gebruiken die geloven in het jaar 457 (456) v. Chr. als de start van de 70 weken contra de dispensatieleer. Dat heeft te maken met de opmerkingen van Ezra over zijn opdracht die hij door de koning heeft ontvangen.

Page 149: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 149

Nu geeft zijn commentaar opgenomen in Ezra 9:9 duidelijk aan dat hij begreep dat in zijn opdracht ook de wederopbouw van de stadsmuur van Jeruzalem inbegrepen was.

Ezra 9:9 NBG zegt: “want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een omtuining gaven in Juda en in Jeruzalem.” De Willibrord vertaling zegt nog duidelijker: “Want slaven zijn wij, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten, maar Hij heeft ons genade laten vinden bij de koningen van Perzië. Zij hebben ons steun gegeven om het huis van onze God weer op te bouwen EN uit de puinhopen te laten herrijzen en onze woonplaatsen in Juda en Jeruzalem te ommuren.” Ezra geeft hier de eigen interpretatie van zijn opdracht door koning Artaxerxes gegeven. Daaruit blijkt dat hij wist dat het meer dan alleen met de tempel te maken had. Hij noemt het herstel van de Tempel maar ook de wederopbouw van de muur rond de heilige stad Jeruzalem en zelfs bakens rond het landsgebied. Als de dispensationalisten het decreet van Artaxerxes uit 457 v. Chr. niet aannemen als met betrekking de bouw van de muren is zondermeer wat Ezra 9:9 leert ons als onjuiste informatie doorgegeven. De Bijbel zou dan verkeerde informatie bevatten, of zeggen we het dan maar gewoon: leugens vertellen. Als dispensationalisten 445 v. Chr. als uitgangspunt gebruiken en als start nemen om terug te keren naar Jeruzalem en de muren van de stad te herbouwen is geen rekening gehouden met Ezra 9:9.

Laten we dan maar starten met deze voor velen wellicht zware taak. We hebben een zoekwerk uitgevoerd in de boeken Ezra en Nehemia met de vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap van 1951. We bekijken enkele begrippen die te maken hebben met het herstel van Jeruzalem na de gevangenschap in Babylon; van de stad, tempel, poorten en muren. We doen dat vooraf omdat dispensationalisten zeer laks omspringen met die gegevens en vanuit “een muur” die gebouwd wordt in Nehemia de ganse profetie van Daniël 9:24-27 willen uitleggen. Dat is niet mogelijk. Het afwerken van de muur is het slot het eerste deel van de profetie (7 jaarweken) en niet het begin ervan. Dit is het resultaat van dat opzoeken, conclusies volgen hierop. U hoeft al die teksten niet te lezen, dan gaat u vier bladzijden verder. Je kunt er naar een tekst zoeken die we aanhalen. Alles lezen heeft een voordeel, je merkt dan onmiddellijk dat dispensationalisten EN ANDEREN wat beweren over de start van de 70 jaarweken die absoluut niet klopt.

“Herstellen”, 1 vindplaats in 1 vers

Ezra 9:9: “want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een omtuining gaven in Juda en in Jeruzalem.” xxxxxxxxxxxx “Herbouwen”, 8 vindplaatsen in 8 verzen Ezra 4:12: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te HERBOUWEN; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 5:11: “Zij hebben ons nu het volgende antwoord gegeven: Wij zijn dienaren van de God van hemel en aarde en wij HERBOUWEN het huis dat vele jaren geleden gebouwd werd; een groot koning van Israël heeft het gebouwd en voltooid.” Ezra 5:13: “Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Babel, gaf koning Kores bevel dit huis Gods te HERBOUWEN.”

Page 150: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 150

Nehemia 2:5: “En ik zeide tot de koning: Dat gij, indien het de koning goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar de graven mijner vaderen zijn, om haar te HERBOUWEN.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Jeruzalem HERBOUWEN, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 4:1: “Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de muur aan het HERBOUWEN waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij bespotte de Joden.” Nehemia 4:5: “Bedek hun ongerechtigheden niet en laat hun zonde niet uitgewist worden voor uw aangezicht, omdat zij krenkend zijn opgetreden tegen hen die HERBOUWEN.” Nehemia 6:6: “Daarin stond geschreven: Onder de volken gaat een gerucht en Gesem bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in opstand te komen; daarom zijt gij bezig de muur te HERBOUWEN, en gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden.” xxxxxxxxxxxx “Bouwen”, 14 vindplaatsen in 14 verzen Ezra 1:2: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te BOUWEN in Jeruzalem, in Juda.” Ezra 1:5: “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te BOUWEN.” Ezra 4:2: “kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u BOUWEN, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken.” Ezra 4:3: “Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God van Israël, BOUWEN, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft.” Ezra 4:4: “Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het BOUWEN.” Ezra 5:2: “Toen maakten Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jesua, de zoon van Josadak, zich op en begonnen te BOUWEN aan het huis van God, die in Jeruzalem woont; en de profeten Gods stonden hun met hun hulp terzijde.” Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te BOUWEN en deze muur te voltooien?” Ezra 5:4: “Daarna zeiden zij aldus tot hen: Wat zijn de namen van de mannen die dit gebouw BOUWEN?” Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te BOUWEN en deze muur te voltooien?” Ezra 6:7: “laat de arbeid aan dat huis Gods toe; de stadhouder der Judeeërs en hun oudsten mogen dat huis Gods op zijn plaats BOUWEN.” Nehemia 2:20: “Maar ik diende hen van antwoord en zeide tot hen: De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en BOUWEN; gij echter hebt deel noch recht noch gedachtenis in Jeruzalem.” Nehemia 4:3: “De Ammoniet Tobia nu stond naast hem en zeide: Al BOUWEN zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen muur opspringt, doet hij hem afbrokkelen.” Nehemia 4:10: “Juda zeide: De kracht der dragers schiet te kort en puin is er te veel; wij zijn niet in staat de muur te BOUWEN.”

Page 151: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 151

Nehemia 4:18: “de bouwers hadden ieder zijn zwaard aan de heup gegord, terwijl zij aan het BOUWEN waren. De hoornblazer stond naast mij.” xxxxxxxxxxxx “Muur” (enkelvoud) 32 vindplaatsen in 29 verzen Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze MUUR te voltooien? Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze MUUR te voltooien?” Nehemia 1:3: “Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad, en de MUUR van Jeruzalem is afgebroken, en zijn poorten zijn met vuur verbrand.” Nehemia 2:8: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de MUUR van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Nehemia 2:15: “Daarom klom ik in de nacht door het dal naar boven, en stelde een onderzoek in naar de MUUR. Daarop ging ik weer door de Dalpoort en zo keerde ik terug.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de MUUR van Jeruzalem herbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 3:8: “Daarnaast was bezig Uzziël, de zoon van Charhaja, een van de goudsmeden. Daarnaast was bezig Chananja, een zalfbereider; en zij behoefden aan Jeruzalem bij de brede MUUR niets te doen.” Nehemia 3:13: “De Dalpoort herstelden Chanun en de inwoners van Zanoach; zij herbouwden haar en brachten de deuren, sluitbalken en grendels aan; bovendien (herbouwden zij) duizend el van de MUUR tot aan de Aspoort.” Nehemia 3:15: “De Bronpoort herstelde Sallum, de zoon van Kolchoze, de overste van het district Mispa; hij herbouwde haar en voorzag haar van een dak en bracht de deuren, sluitbalken en grendels aan; bovendien (herbouwde hij) de MUUR van de waterleidingvijver bij de tuin van de koning, tot aan de trappen die afdalen van de stad Davids.” Nehemia 3:27: “Verderop herstelden de Tekoïeten een volgend stuk van bij de grote uitspringende toren tot aan de MUUR van de Ofel.” Nehemia 4:1: “Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de MUUR aan het herbouwen waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij bespotte de Joden.” Nehemia 4:3: “De Ammoniet Tobia nu stond naast hem en zeide: Al bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen MUUR opspringt, doet hij hem afbrokkelen.” Nehemia 4:6: “Maar wij herbouwden de MUUR, en de gehele MUUR werd tot zijn halve hoogte voltooid, want het volk had lust om te werken.” Nehemia 4:10: “Juda zeide: De kracht der dragers schiet te kort en puin is er te veel; wij zijn niet in staat de MUUR te bouwen.” Nehemia 4:13: “liet ik, op de laagst gelegen gedeelten van het terrein achter de MUUR, het volk zich, naar hun geslachten geordend, opstellen met hun zwaarden, speren en bogen.” Nehemia 4:15: “Toen nu onze vijanden gehoord hadden, dat wij op de hoogte gekomen waren en dat God hun plan verijdeld had, konden wij allen terugkeren naar de MUUR, ieder tot zijn werk.” Nehemia 4:17: “dat aan de MUUR bouwde. De lastdragers verrichtten hun arbeid zo, dat zij met de ene hand het werk deden en met de andere hand de werpspies vasthielden.” Nehemia 4:19: “En ik zeide tot de edelen, de leiders en het overige volk: Het werk is groot en uitgebreid en wij zijn langs de MUUR verspreid, ver van elkander.”

Page 152: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 152

Nehemia 5:16: “Ook het werk aan deze MUUR nam ik zelf ter hand, zonder enig veld in eigendom te verwerven; en al mijn knechten waren daar bij het werk bijeen.” Nehemia 6:1: “Toen Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem, en de rest van onze vijanden vernamen, dat ik de MUUR herbouwd had en dat daarin geen bres meer was overgebleven, hoewel ik tot die tijd nog geen deuren in de poorten aangebracht had.” Nehemia 6:6: “Daarin stond geschreven: Onder de volken gaat een gerucht en Gesem bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in opstand te komen; daarom zijt gij bezig de MUUR te herbouwen, en gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden.” Nehemia 6:15: “De MUUR nu was voltooid op de vijfentwintigste Elul, in tweeënvijftig dagen.” Nehemia 7:1: “Toen dan de MUUR herbouwd was, bracht ik de deuren aan, en werden de poortwachters, de zangers en de Levieten aangesteld.” Nehemia 12:27: “Bij de inwijding van Jeruzalems MUUR riep men de Levieten uit al hun woonplaatsen op en deed hen naar Jeruzalem komen, om de feestelijke inwijding te verrichten, met lofzangen en liederen bij cimbalen, harpen en citers. Nehemia 12:30: “En de priesters en de Levieten reinigden zich en zij reinigden het volk, de poorten en de MUUR.” Nehemia 12:31: “Toen liet ik de oversten van Juda de MUUR beklimmen en stelde twee grote zangkoren op om in optocht voort te trekken; één naar rechts over de MUUR in de richting van de Aspoort.” Nehemia 12:37: “Langs de Bronpoort beklommen zij, recht tegenover zich, de treden van de stad Davids, waar de MUUR omhoog gaat, langs het paleis van David, en zij trokken tot aan de Waterpoort in het oosten.” Nehemia 12:38: “Het tweede zangkoor, dat in tegenovergestelde richting ging en dat ik met de helft van het volk volgde, (trok) over de MUUR langs de Bakoventoren tot aan de brede MUUR.” Nehemia 13:21: “En ik waarschuwde hen en zeide tot hen: Waarom overnacht gij vóór de MUUR? Indien gij dat nog eens doet, zal ik de hand aan u slaan. Van die tijd af kwamen zij niet meer op de sabbat.” xxxxxxxxxxxx “Muren”, meervoud 5 vindplaatsen in 5 verzen Ezra 4:12: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der MUREN en graven de fundamenten uit.” Ezra 4:13: “Nu zij het de koning bekend, dat, als deze stad herbouwd is en de MUREN voltooid zijn, men geen belasting, cijns of tol meer zal betalen, zodat zij ten slotte de koningen schade zal berokkenen.” Ezra 4:16: “Wij doen de koning weten, dat, als deze stad herbouwd is en de MUREN voltooid zijn, gij daardoor het gebied over de Rivier niet zult kunnen behouden.” Nehemia 2:13: “Ik trok des nachts uit door de Dalpoort, in de richting van de Slangebron en naar de Aspoort en ik stelde een onderzoek in naar de MUREN van Jeruzalem, die afgebroken waren, en naar zijn poorten, die door vuur verteerd waren.” Nehemia 4:7: “Maar toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten gehoord hadden, dat de herstelling van de MUREN van Jeruzalem vorderde, dat de bressen zich begonnen te sluiten, ontstaken zij in hevige woede.” xxxxxxxxxxxx “Poorten” 13 vindplaatsen in 12 verzen

Page 153: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 153

Nehemia 1:3: “Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad, en de muur van Jeruzalem is afgebroken, en zijn POORTEN zijn met vuur verbrand.” Nehemia 2:3: “en zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn gezicht niet somber staan, daar de stad, de plaats waar de graven mijner vaderen zijn, verwoest is en haar POORTEN door vuur verteerd zijn?” Nehemia 2:8: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de POORTEN van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Nehemia 2:13: “Ik trok des nachts uit door de Dalpoort, in de richting van de Slangebron en naar de Aspoort en ik stelde een onderzoek in naar de muren van Jeruzalem, die afgebroken waren, en naar zijn POORTEN, die door vuur verteerd waren.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn POORTEN met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Jeruzalem herbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 6:1: “Toen Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem, en de rest van onze vijanden vernamen, dat ik de muur herbouwd had en dat daarin geen bres meer was overgebleven, hoewel ik tot die tijd nog geen deuren in de POORTEN aangebracht had.” Nehemia 7:3: “en ik zeide tot hen: De POORTEN van Jeruzalem mogen niet geopend worden, voordat de zon heet wordt; en, terwijl men op zijn post staat, moet men de deuren sluiten, en gij moet ze grendelen. En gij zult wachtposten opstellen van de inwoners van Jeruzalem, ieder op zijn post, ieder tegenover zijn huis.” Nehemia 11:19: “En de poortwachters: Akkub, Talmon en hun broeders, die de wacht hielden in de POORTEN: honderd tweeënzeventig.” Nehemia 12:25: “Mattanja, Bakbukja en Obadja. Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub, die de wacht hielden bij de voorraadkamers der POORTEN.” Nehemia 12:30: “En de priesters en de Levieten reinigden zich en zij reinigden het volk, de POORTEN en de muur.” Nehemia 13:19: “Zodra het dan in de POORTEN van Jeruzalem donker werd, vóór de sabbat, sloot men op mijn bevel de deuren, en ik beval, dat men ze niet zou openen tot na de sabbat. En ik stelde enige van mijn knechten bij de POORTEN op, – er zou geen vracht op de sabbatdag binnenkomen.” Nehemia 13:22: “Ook beval ik de Levieten, dat zij zich zouden reinigen en de POORTEN zouden komen bewaken, om de sabbatdag te heiligen. Gedenk mij ook hierom, mijn God, en ontferm U over mij naar uw grote goedertierenheid.” xxxxxxxxxxxx “Poort”, twee vindplaatsen in twee verzen Nehemia 3:6: “De Oude POORT herstelden Jojada, de zoon van Paseach, en Mesullam, de zoon van Besodja. Zij voorzagen haar van een zoldering en brachten de deuren, sluitbalken en grendels aan.” Nehemia 12:39: “langs de EfraïmPOORT, de Oude POORT en de VisPOORT, en langs de Chananeltoren en de Meatoren tot de SchaapsPOORT; zij bleven staan bij de GevangenPOORT.”

1°) DE START VAN DE HERBOUW VAN JERUZALEM EN DE TEMPEL, OP BEVEL VAN KORES

Page 154: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 154

Op de Internetsite GoedBericht Forum lezen we dit, geschreven door een zekere Jan, Gepost: Jan 10, 2005. “Jeruzalem werd onder Nehemia COMPLEET herbouwd. Muren, poorten, huizen, pleinen, straten, grachten, verdedigingswerken. Er is niet de GERINGSTE aanwijzing in de Schrift te vinden dat er bouwactiviteiten waren tussen 521 BC en 445 BC. Nehemia is degene die de uitdrukkelijke koninklijke verordening ontving, inclusief financiële middelen, om de stad Jeruzalem te herbouwen. De 70 weken zijn dus begonnen in 445/444 BC en zijn vervuld met profetische jaren van 360 dagen.” NEEN, we geloven dat niet, om méér dan één argument. Wie alle stukken van de puzzel in elkaar past zonder ergens wat af te knippen aan die stukjes of aan toe te plakken moet aannemen, dat waar de start van de herbouw van Jeruzalem en de tempel begon, het herstel begon. Dat is onmiddellijk na de terugkeer uit de ballingschap. In Jesaja 44:28 Willibrord 1995 lezen we dat koning Kores twee bevelen zal geven aan wie uit de ballingschap komt:

“28 Die over Kores zegt: “Hij is mijn herder, en alles wat Mij behaagt brengt hij tot stand”, die over Jeruzalem zegt: “Het zal herbouwd worden”, en tegen de tempel: “Word opnieuw gevestigd.” ’”

In strijd met wat hier staat leren de dispensationalisten dat Jeruzalem NIET herbouwd is geworden in die dagen maar dat alleen de tempel; “opnieuw gevestigd” is. John F. Walvoord, leraar uit de bedelingen zegt in zijn boek Daniel: ‘The Key to Prophetic Reve-lation’, Moody Press, 1971, blz.226: “the children of Israel had built houses, but apparently they were not in Jerusalem. = de kinderen van Israël hebben huizen gebouwd, maar het is duidelijk dat ze niet in Jeruzalem gebouwd waren.” Deze man kent zijn Bijbel niet, ofwel, hij wil mensen wat wijsmaken zodat zijn andere argumenten enige ondersteuning krijgen. Toen Nehemia er kwam waren er zoals beschreven in hoofdtsuk drie van zijn boek, individuele huizen in Jeruzalem volgens Neh.3:20,21,23,24,28,29 / 7:3. Dat men toen in huizen woonde in Jeruzalem geeft ook het boek Haggaï te kennen, waar de profeet opmerkt dat men zijn eigen huis bouwt en dat van God vergeten is. Jeruzalem was al bewoond toen Nehemia er kwam en hij kreeg van zijn koning dus geen bevel om de stad te bouwen. Het jaar 444 (of 445) is dus NIET het begin van de profetie van Daniël 9. Nehemia 3:25 WIL95 spreekt over een koninklijk paleis, maar wat we er moeten onder verstaan is wat anders, gezien er toen geen koning was. Daar staat: “Palal, de zoon van Uzai, werkte aan het muurpand tegenover de hoek, met de hoge uitspringende toren van het koninklijk paleis vanwaar men uitziet op het binnenplein van de wacht. Daarnaast werkte Pedaja, de zoon van Paros.”

We gaan in wat volgt uit van de stelling dat de Bijbelboeken Ezra en Nehemia in deze volgorde moeten gelezen worden; als oudste Ezra en later Nehemia. Zie daarover enkele inleidingen op deze boeken. Er zijn nog slechts weinige die de volgorde omkeren. Er zijn twee belangrijke artikelen die ons bij deze studie enorm geholpen hebben: 1°) Vern Sheridan Poythress, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Sev-enty Weeks (Daniel 9:25)’, Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), blz.131-149. Zijn conclusie is dat voordat Nehemia in Jeruzalem aankwam er al aan de muur was gewerkt. Staat op de site van http://www.biblicalstudies.org.uk/ 2°) Meredith G. Kline, ‘The covenant of the seventieth week, The Covenant of the Seventieth Week’, in ‘The Law and the Prophets: Old Testament Studies in Honor of Oswald T. Allis’, ed. by J.H. Skilton, Presbyterian and Reformed, 1974, blz.452-469. Waarom er geen Antichrist beschreven is in vers 27! Dit staat op http://www.covopc.org/Index.html samen met nog andere artikelen van hem. Wie dit niet gelezen heeft weet niet hoe zwak de leer van de bedelingen is in verband met de 70 jaarweken. Jammer dat het meestal zo is. Dit komt alleen doordat de dispensationalisten de goede zaken ondersneeuwen, met de grote hoeveelheid artikelen die ze op Internet hebben staan. Leugen die permanent herhaald is blijft echter toch een leugen!

Page 155: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 155

Let er goed op, op de twee werkwoorden, die verband houden met wat er te gebeuren staat

in vers Daniël 9:25a: “herstellen en te herbouwen” (NBG) of “weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” (SV77). Alleen dan kunnen de juiste conclusies getrokken worden over waar de 70 jaarweken begonnen zijn. Dat is duidelijk: toen Kores daartoe bevel gaf. Het jaar 445/444 is uitgesloten ondanks de niet verkeerd te verstane uitspraak van “Jan” hierboven. “Herstellen” is het begrip “lehâshîb”, en komt van “shûb” dat ook regelmatig vertaald is als “weerkeren.” Dit geeft aan dat Jeruzalem “hersteld” is als hoofdstad van het rijk van Juda en Benjamin. Uit het gebruik van het werkwoord “shûb” zien we dat Daniël 9:25 erop wijst dat er een nieuwe regering is, gebaseerd op de theocratische wetten van de torah. “Herbouwen” is het begrip “libnôth” en komt van “bânâh” dat ook als “bouwen” vertaald mag worden.

Dit is het onderscheid; het werkwoord “shûb” is niet gebruikt in het OT om een bouw te beschrijven van een letterlijk gebouw. Dit woord geeft het herstel van Jeruzalem aan als stad van personen. Dat wil zeggen de terugkeer uit de ballingschap om opnieuw een volk te zijn in een bepaald geografisch gebied zoals in Jer.12:15 / 23:3. Juda staat volgens dat begrip opnieuw op de politieke kaart van zijn dagen. “Bânâh” echter geeft een bouwen (eventueel herstellen) aan van letterlijke en tasbare zaken; tempels, paleizen, huizen en muren.

We illustreren die begrippen met Bijbelse voorbeelden. Een Aramees koning zei tot Ahab, koning van Israël, op een zekere plaats, 1 Kon.20:34: “Daarop zeide deze tot hem: De steden die mijn vader aan uw vader ontnomen heeft, zal ik teruggeven (shûb); voorts moogt gij u een handelswijk in Damascus aanleggen, zoals mijn vader in Samaria heeft aangelegd, en ikzelf moge met een verbond afscheid van u nemen. Toen sloot hij een verbond met hem en nam afscheid van hem.” Het gaat hier zoals in het “shûb” van Daniël 9:25, de teruggave van overwonnen gebied aan de oorspronkelijke bezitter ervan. In dit geval van 1 Koningen is het zeer duidelijk, de steden werden voordien niet verwoest, maar teruggegeven in een intacte toestand. In het verhaal van Azaria die koning was, lezen we dit: “Hij versterkte (bânâh) Elat en bracht het aan Juda terug (shûb), nadat de koning bij zijn vaderen te ruste was gegaan” (2 Kon.14:22 NBG). Zo lezen we het in de Willibrordvertaling van 1995: “Het was deze Azarja die Elat versterkte (bânâh) en weer onder Juda bracht (shûb). Dit gebeurde nadat de koning bij zijn vaderen was gaan rusten.” Dus een teruggave van een voordien veroverd gebied. Niet het opstarten van een bouwwerf.

Nog een ander voorbeeld uit 1 Kon.12:21: “Toen Rechabeam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend strijdbare jonge mannen, om te strijden tegen het huis van Israël en het koningschap terug te brengen (shûb) aan Rechabeam, de zoon van Salomo” NBG. “Toen Rechabeam in Jeruzalem gekomen was, riep hij het hele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen; honderdtachtigduizend strijdbare mannen om de strijd aan te binden met het volk van Israël en het koninkrijk te herwinnen (shûb) voor Rechabeam, de zoon van Salomo” Willibrordvertaling, herziene editie 1995. Daarom een reeks vertalingen van Daniël 9:25a, want wie dat verkeerd leest kan alle kanten op in één of andere onbijbelse uitleg als het hem/zij wat uitkomt: “om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” Statenvertaling, editie 1977. “om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen” Nederlands Bijbelgenootschap. “over de terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van Jeruzalem” Willibrordvertaling (herziene editie 1995). King James Version 1611, 1769: “the commandment to restore and to build Jerusalem.”

Page 156: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 156

New King James Version, 1982: “the command To restore and build Jerusalem.” New Living Translation, 1996: “the command is given to rebuild Jerusalem.” New International Version, 1984, “decree to restore and rebuild Jerusalem.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “the word to restore and build Jerusalem.” New American Standard Bible, 1995: “a decree to restore and rebuild Jerusalem.” Revised Standard Version, 1952: “word to restore and build Jerusalem.” American Standard Version 1901: “commandment to restore and to build Jerusalem.” Robert Young Literal Translation, 1898: “the word to restore and to build Jerusalem.” John Darby Translation, 1890: “word to restore and to build Jerusalem.” Noah Webster Version, 1833: “commandment to restore and to build Jerusalem.” Hebrew Names Version, 2000: “the mitzvah to restore and to build.”

Josephus de Joodse historicus heeft in zijn werk een brief van Cyrus geschreven aan de

satrapen (rijksbeheerders) van Syrië. Hij zegt het volgende: “King Cyrus to Sisines and Sara-basanes, greeting. To those among the Jews dwelling in my country, who so wished, I have given

permission to return to their native land and to rebuild the city AND build the temple of God of Jerusalem on the same spot on which it formerly stood” (wij onderstepen uit ‘Jewish Antiqui-ties’ 11.12 [ 11.1.3], Loeb edition. Zie ook zijn ‘Jewish Antiquities’ 11.6 [11.1.2]). We hebben dus een aanwijzing van een historicus die de herbouw van de stad Jeruzalem bij Kores laat beginnen. En de hoofdstukken 1-8 van het boek Ezra zijn daar een ondersteuning van, de geschiedenis van het herstel speelt zich af rond Jeruzalem. Ezra 5:1: “Maar de profeet Haggai, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem WOONDEN, als profeten op in de naam van de God van Israël.” Dat bewijst dat er mensen zijn in Jeruzalem die de boodschap kunnen horen. Ezra 6:9: “En wat er nodig is: jonge stieren, rammen, lammeren voor de brandoffers aan de God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, volgens de opgave van de priesters te Jeruzalem, dat moet hun dag aan dag volledig ter beschikking worden gesteld.” Dat bewijst dat er priesters zijn in Jeruzalem. Ezra 10:7 leest:

“Daarop deed men een oproep uitgaan door Juda en Jeruzalem tot al degenen die in de ballingschap geweest waren, om zich te Jeruzalem te verzamelen.” Er zijn dus mensen in Jeruzalem die de oproep horen, het was geen oproep voor de katten en de honden. Zie ook nog; Ezra 7:7,14,24 / 9:9 / 10:6. Dat was alles jaren voordat Nehemia er zijn voet zet. John F. Wolvoord en al zijn leerlingen moeten leren lezen wat er staat in de Schrift zonder bokkensprongen te maken. Het is duidelijk dat je met behulp van retoriek de waarheid niet mag verdraaien. Vergeet niet dat Jeruzalem, ondanks de beweringen van dispensationalisten, een relatief bruisende stad is in die dagen. Men bouwt er aan de tempel, muren en huizen. Dat spreekt ook voor zichzelf, want toen men terugkeerde zijn die mensen terug gaan wonen waar ze vroeger woonden. Wie woonden dan permanent in de hoofdstad: enkele priesters, zangers, tempelhorigen en veel Benjaminieten en nog andere stammen. Ieder in zijn eigen stad en eigen grondgebied (Ezra 2:1b / 2:70 / 1 Kron.7:28 / Neh.7:6 en 11:5,6). Dit lezen we in 1 Kronieken 9: “3 Te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: (…)34 Dit waren de familiehoofden der Levieten, krachtens hun afkomst hoofden. Dezen woonden te Jeruzalem.” Ook in 1 Kronieken 8 staat er wat over: “28 Dit waren familiehoofden, hoofden over hun geslachten; zij woonden te Jeruzalem.” De stam van Benjamin leefde dus zowel vóór als nà de ballingschap in de hoofdstad Jeruzalem. Men ging toen niet in de morgen aan de tempel werken en s’avonds ergens anders naar huis, men woonde in die stad, men leefde er.

Een andere leraar van de bedelingen, Sir Robert Anderson, heeft een speciale betekenis gegeven aan de profetieën van de gevangenschap in Babylon. Zijn argumentatie is dat er aan de

Page 157: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 157

tempel niet gewerkt werd dan in het jaar 520 voor Christus en baseert zich op Haggaï 2:18,19 Maar hoe hij het uitlegt is in strijd met deze teksten: Ezra 3:10: “Toen nu de bouwlieden het fundament van de tempel des HEREN legden, stelden zij de priesters op, gekleed in ambtsgewaad, met trompetten, en de Levieten, de zonen van Asaf, met cimbalen, om de HERE te loven naar de aanwijzing van David, de koning van Israël.” Zacharia 4:9: “De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voltooien, en gij zult weten, dat de HERE der heerscharen mij tot u gezonden heeft.” Ezra 6:15,16: “en zij waren met dit huis GEREED tegen de derde dag van de maand Adar, en wel in het zesde jaar van de regering van koning Darius. Toen vierden de Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overigen die in de ballingschap geweest waren, de inwijding van dit huis Gods met vreugde.” Dit is de goede conclusie: het grootste werk aan de tempel is gedaan tijdens de periode van Zerubabel. Dat zegt Zacharia 4:9 over hem: “gegrondvest, (en) zijn handen zullen het ook voltooien.” Ik zal dus niet wat anders beweren dan wat hier geschreven staat. Zo oprecht moeten we de Bijbel toch lezen!

De gebeurtenissen in 539 voor Christus, en in de geschiedenis van Babylon, hebben het

startsein gegeven van de terugkeer van de gelovige Joden. Het zijn de Meden en de Perzen die dat mogelijk maken. Dit zijn enkele data uit dat jaar overgenomen van Wikipedia: “4 april: Het Nieuwjaarsfeest wordt voor het eerst in lange tijd weet naar behoren gevierd in Babylon, maar de priesters zijn niet blij dat de koning alle goden van de andere steden ook de poorten heeft binnengehaald. 11 oktober: Na de Slag van Opis brandt Cyrus II een stuk van Akkad plat. De burgers van Sippar geven zich zonder tegenstand gewonnen. 13 oktober: Gobrias van Gutium trekt Babylon binnen. Daarmee valt de stad in handen van de Perzen van Cyrus II. Einde van het Nieuw-Babylonische rijk.”

Volgens Ezra 9:9 hebben meerdere Perzische koningen de Joden: “een omtuining gegeven

in Juda en in Jeruzalem.” Deze omtuining kan niet anders worden uitgelegd als de symbolische grenzen van Juda. Men had rondom dat land géén muur gebouwd, zoals men ooit in China heeft gedaan. De omtuining geeft aan dat ze als een zelfstandige natie bestaan, weliswaar met verdragen en verplichtingen tegenover Perzië. Dat is de “shûb,” herstel van geestelijk en sociaal leven. De lijst van deze Perzische koningen (de koningen van de Achemeniden) staat hieronder zodat u een idee heeft over wie we spreken:

Cyrus de Grote, (de Bijbelse Kores) ca 550 v. Chr. - 530 v. Chr. De Bijbel rekent echter niet vanuit zijn vroeger koningschap. Zijn eerste (bijbel)jaar is 538 of 537 voor Christus.

Cambyses, 530 v. Chr. - 521 v. Chr. Smerdis, 521 v. Chr. Darius I, 521 v. Chr. - 486 v. Chr. Xerxes I, 486 v. Chr. - 465 v. Chr. Artexerxes I, 464 v. Chr. - 424 v. Chr. Darius II, 423 v. Chr. - 404 v. Chr. Artexerxes II, 404 v. Chr - 358 v. Chr.

En datzelfde met enkele Bijbelverwijzingen:

EZRA-NEHEMIA PERZISCHE GESCHIEDENIS Kores (Cyrus) (Ezra 1:4 / 4:3 / Cyrus (539-530 v. Chr.) 5:13 / 6:3,14) Cambyses (530-521 v. Chr.)

Page 158: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 158

Pseudo Smerdis (521 v. Chr.) Darius (Ezra 4:5,24 / Darius (521-486 v. Chr.) 5:6 / 6:1,13)

Xerxes (Ezra 4:6) Xerxes (486-465 v. Chr.) Artaxerxes I (Ezra 4:7,8, Artaxerxes I (465-423 v. Chr.) 11,23 / 6:14 / 7:1 / 8:1 Neh.2:1 / 5:14 / 13:6) Darius II (Neh.12:22) Darius II (423-404 v. Chr.)

Artaxerxes II (404-359 v. Chr.)

Ezra 4:12 is een zeer belangrijke tekst om te begrijpen wat er gaande is vanaf het prille begin van de mensen die teruggekomen zijn. We lezen daar het volgende: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Dit is één van de belangrijkste teksten uit gans dit probleem van het bepalen waar de 490 jaar beginnen. Wanneer de herbouw begon weten we zeer precies namelijk, in de dagen van koning Kores. Een ander begin vooropstellen zou dit profetische woord van Jesaja hieronder weergegeven tegenspreken. Er zijn weinig heidenen te noemen die door God op zo een manier persoonlijk zijn aangesproken.

Jesaja 44:24-28: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest.”

Jesaja 45:13: “Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen” (NBG). En zo staat het in de Willibrord van 1995: “Ik heb hem laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; hij is het die mijn stad zal herbouwen en mijn verbannenen zal laten gaan, zonder betaling en niet voor loon’, zegt de HEER van de machten.” DE ENIGE MENSELIJKE BOUWER VAN DE STAD IS KORES, allen die dat werk uitvoeren doen het onder zijn bevel. Een bevel op last van God die de eigenlijke bouwer is. Maar niet Ezra is de bouwer en niet Nehemia is de bouwer, dat zijn de werklieden in dienst van God en Kores.

We lezen over de vervulling van deze profetie in Jesaja in Ezra 1:1-5 SV77: “In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht zou worden het woord des HEEREN, uit de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is. Wie is onder u van al Zijn volk? Zijn

Page 159: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 159

God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis van de HEERE, de God van Israël; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, hem zullen de lieden van zijn plaats bevoordelen met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; BENEVENS EEN VRIJWILLIGE GAVE, VOOR HET HUIS GODS, Die te Jeruzalem woont. Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten, benevens een ieder, wiens geest God verwekte, DAT ZIJ OPTROKKEN OM TE BOUWEN HET HUIS DES HEEREN, DIE TE JERUZALEM WOONT.”

We beweren dat de start van de 70 jaarweken bij Kores moet liggen. De critici van onze visie zeggen dat er slechts het bevel is de tempel te bouwen en een terugkeer van mensen. Dat is een spijker op laag water zoeken, want als het zo is dan moeten we ook leren dat er géén herstel is van de tempeldienst. Dat er ook dan moet geleerd worden dat de mensen niet in Jezuzalem mogen wonen, want ook dat zit niet in dat bevel. Of dat geen onzin zou zijn! Nehemia is een relatief hoge ambtenaar aan het hof en we veronderstellen dat hij op de hoogte was van de terugkeer, 13 jaar tevoren onder Ezra. Nehemia is aangeslagen door het recente nieuws dat de muur van Jeruzalem is afgebroken en de poorten met vuur zijn verbrand. Deze opmerking is ongerijmd indien Nehemia tegenover de koning zou verwijzen naar een gebeurtenis uit de tijd van DARIUS méér dan anderhalve eeuw voordien. (Zie verder punt 3.) Als u me zegt dat Kores de voorstelling is van de totaliteit van het herstel over een zo lange periode van 537 v. Christus tot 444 v. Christus, dan kunnen we met zo een uitspraak leven. Maar alles begon MET HET BEVEL VAN KORES. God liegt toch niet in Jesaja 44 en 45.

Ds. H. H. Grosheide schreef in een brochure over dit onderwerp getiteld ‘De

terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957: “B. Het eerste edict (Ezra 1 :2-4). Het edict spreekt in bevelende vorm. Op andere wijze konden Oosterse heersers niet spreken. Maar natuurlijk gaat het om “vergunning, “verlof” tot terugkeer en tempelbouw. Dat blijkt uit heel het verband, zie m.n. vs 5. In Sept. en L.,(Septuaginta en Latijnse GB) wordt het in vs 3 zelfs uitdrukkelijk gezegd, maar dat zal wel een verduidelijkende aanvulling zijn. (…) 2. Het doel van deze terugkeer is vooral de herbouw van de tempel. Door de Joden tot deze herbouw toestemming te geven wil Cyrus ze gunstig voor zich stemmen, ze zeer loyale onderdanen van zijn rijk maken” (blz.30).

Er is ook in die tijd al een grote weerstand van dezen die overgebleven zijn in de streek van

Jeruzalem vooral Samaritanen. Weerstand hebben ze trouwens die ganse periode door. We geven deze opmerking omdat dispensationalisten de profetie uitleggen en samenbinden aan de woorden van de profetie: “zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden” (Dan.9:25). Wie volgens de bedelingenleer dit vooral opde laatste 52 dagen - de duur van de afwerking van de muur - laat slaan, geeft een verwrongen uitleg. De vijanden waren géén andere Israëlieten, ze hadden geen ruzie over het bouwen. Maar de tegenstand kwam meestal van Samaritanen, hoewel dat nog niet hun naam is in die dagen. We lezen er dit van en de daaropvolgende oplossing die van rechtswege (de Perzische koning) gegeven wordt.

Ezra 4:1-5,11-23: “Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hoorden, dat zij die in ballingschap waren geweest, een tempel voor de HERE, de God van Israël, bouwden, kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u bouwen, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van

Page 160: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 160

Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God van Israël, bouwen, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft. Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs kochten zij raadslieden tegen hen om, teneinde hun plan te verijdelen, zolang Kores, de koning van Perzië, leefde, tot de regering van Darius, de koning van Perzië, toe. (…) aldus luidt het afschrift van de brief die zij hem zonden – aan koning Artachsasta, uw dienaren, de mensen van het gebied over de Rivier. Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; ZIJ VOLTOOIEN DE BOUW DER MUREN EN GRAVEN DE FUNDAMENTEN UIT. Nu zij het de koning bekend, dat, als deze stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, men geen belasting, cijns of tol meer zal betalen, zodat zij ten slotte de koningen schade zal berokkenen. Aangezien wij aan het paleis verbonden zijn, en het voor ons niet aangaat toe te zien bij de smaad welke de koning wordt aangedaan, daarom hebben wij de koning bericht gezonden, opdat men onderzoek doe in het gedenkboek uwer vaderen. Gij zult in het gedenkboek vinden en ontdekken, dat deze stad een oproerige stad is, dat zij aan koningen en gewesten schade heeft toegebracht en dat men in haar oproer gestookt heeft sinds de dagen van ouds. Daarom is deze stad verwoest. Wij doen de koning weten, dat, als deze stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, gij daardoor het gebied over de Rivier niet zult kunnen behouden.

o De koning zond als antwoord: Aan Rechum, de landvoogd, Simsai, de schrijver, en hun overige ambtgenoten, die wonen in Samaria en in het verdere gebied over de Rivier, heil! Welnu, de brief, welke gij ons gezonden hebt, is mij duidelijk voorgelezen; en door mij is bevel gegeven, en men heeft onderzoek gedaan en bevonden, dat deze stad sinds de dagen van ouds tegen de koningen opstandig is geweest, en dat men wederspannigheid en oproer in haar stookte. Er zijn zelfs machtige koningen over Jeruzalem geweest, die heersten over het gehele gebied aan de overzijde der Rivier en aan wie men belasting, cijns en tol betaalde. Geeft dan nu bevel, deze lieden de arbeid te doen staken, opdat deze stad niet herbouwd worde, aleer door mij bevel wordt gegeven. En wacht u ervoor nalatigheid in deze zaak te betonen; waarom zou het nadeel tot schade van de koningen groter worden?

Nadat nu het afschrift van de brief van koning Artachsasta voorgelezen was aan Rechum, Simsai, de schrijver, en hun ambtgenoten, begaven zij zich in allerijl naar Jeruzalem tot de Judeeërs en deden hen met kracht en geweld de arbeid staken.”

Het begrip voor “muur” hier in Ezra hoofdstuk vier is niet hetzelfde woord als voor de

“muur” van het boek Nehemia. In Ezra 4:12 staat Strong’s nummer H7792, het begrip “shuwr” (Aramees) en is drie maal gebruikt: Ezra 4:12 / Ezra 4:13 / Ezra 4:16. Strong’s nummer H7791 heeft gelijkenis met “shuwr” (met een andere uitspraak) en is 4 maal gebruikt in het OT; Gen.49:22 / 2 Sam.22:30 / Job 24:11 / Ps.18:29. De “muur” in het boek Nehemia is Strong’s nummer H2346 = chowmah. Totaal 133 maal gebruikt in het OT en als muur of omwalling weergegeven. Ondanks een andere naam gaat het in beide Bijbelboeken om DEZELFDE muur. De uitdrukking “tussen de twee muren” wijst erop dat er later zelfs twee muren en in de dagen van derde tempel (van Herodes) drie muren rond de stad Jeruzalem waren. Zie bijvoorbeeld naar: 2 Kon.25:4 / Jesaja 22:11 / Jeremia 39:4. De derde muur was er één rond de tempel om de heidenen er buiten te houden. Ik denk dat Philip Mauro het dichtst de waarheid benaderd door op te merken

Page 161: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 161

dat wat Nehemiah 1:13 beschrijft, naar een recente vernietiging van de muren verwijst. Ook toen waren er nog vijanden in die streken. Zie: ‘The Seventy Weeks and the Great Tribulation: A Study of the Last Two Visions of Daniel, and of the Olivet Discourse of the Lord Jesus Christ’, Swengel, PA: Bible Truth Depot, 1944, blz.38. Uit Ezra 4:24 blijkt dat Israël gebouwd heeft tot en met het tweede jaar van Darius en dat is 519 v. Chr. Men is aan de werken begonnen in waarschijnlijk 537 v. Chr., het jaar van de terugkeer of een jaar later, afhankelijk van het berekenen van het begin van het jaar in de lente of in de herfst. Dat wil zeggen dat er al jaren gewerkt is aan zowel de tempel, de stad (met huizen) en de muur (of muren). Alles bleef niet zonder enig herstel tot aan de periode van Nehemia, negentig jaar later. Het zou onwaarschijnlijk zijn omdat de afwerking van de muur door Nehemia slechts 52 dagen in beslag nam. God is op geen enkel moment tijdens die bouw persoonlijk of in positieve zin opgetreden. Ook in die tijd van Nehemia is er een tegenstand van de omringende volkeren evenals bij Ezra. Beider opmerking in dat verband is duidelijk; jullie hebben geen deel aan Israëls erfdeel of gedachten (Ezra 4:2,3 / Nehemia 2:20).

We komen nog enkele malen het begrip “bevel” tegen in de boeken Ezra en Nehemia en dat is belangrijk, want daar moet ook gedacht worden aan wat in het begin staat van de profetie van Daniël 9:24-27. De zoekterm “BEVEL” in de boeken Ezra en Nehemia, Statenvertaling, 1977 geeft het volgende resultaat. 21 vindplaatsen in 19 verzen 1. Ezra 4:19: “En toen door mij BEVEL gegeven was, hebben zij gezocht en gevonden, dat deze stad zich van oude tijden af tegen de koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is.” 2. Ezra 4:21: “Geeft dan nu BEVEL, om die mannen te beletten, dat die stad niet opgebouwd wordt, totdat door mij BEVEL zal worden gegeven.” 3. Ezra 5:3: “In die tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde van de rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken?” 4. Ezra 5:9: “Toen hebben wij die oudsten gevraagd, en aldus tot hen gezegd: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken?” 5. Ezra 5:13: “Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores BEVEL gegeven dit huis Gods te bouwen.” 6. Ezra 5:17: “Zo het dan nu de koning goeddunkt, laat er gezocht worden in het schathuis van de koning aldaar, dat te Babel is, of het zo is, dat een BEVEL van de koning Kores gegeven is, om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men het believen van de koning hiervan tot ons zende.” 7. Ezra 6:1: “Toen gaf de koning Daríus BEVEL; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel.” 8. Ezra 6:3: “In het eerste jaar van de koning Kores, gaf de koning Kores dit BEVEL: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, en de fundamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig ellen.” 9. Ezra 6:8: “Ook wordt door mij BEVEL gegeven, wat gij doen zult aan de oudsten van deze Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit de goederen van de koning, van de schatting aan gene zijde van de rivier, de onkosten aan deze mannen spoedig gegeven worden, opdat men hen niet belette.” 10. Ezra 6:11: “Voorts wordt BEVEL door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden.”

Page 162: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 162

11. Ezra 6:12: “De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neer alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Daríus, heb het BEVEL gegeven, dat het spoedig gedaan worde.” 12. Ezra 6:14: “En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoedig voort, door de profetie van de profeet Haggaï en Zacharía, de zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het BEVEL van de God Israëls, en naar het BEVEL van Kores, en Daríus, en Arthahsasta, koning van Perzië.” 13. Ezra 7:13: “Door mij wordt BEVEL gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van zijn priesters en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga.” 14. Ezra 7:21: “En door mij, mij, koning Arthahsasta, wordt BEVEL gegeven aan alle schatmeesters, die aan gene zijde van de rivier zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde van de wet van de God des hemels, van u zal begeren, spoedig gedaan worde.” 15. Ezra 7:23: “Al wat naar het BEVEL van de God des hemels is, dat het vlijtig gedaan worde, voor het huis van de God des hemels; want waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk van de koning en van zijn kinderen?” 16. Ezra 8:17: “En ik gaf hun BEVEL aan Iddo, het hoofd in de plaats Kasífja; en ik legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo, zijn broeder, en de Nethínim, in de plaats Kasífja, dat zij ons brachten dienaars voor het huis van onze God.” 17. Neh.7:2: “En ik gaf BEVEL aan mijn broeder Hanáni, en aan Hanánja, de overste van de burcht te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezend boven velen.” 18. Neh.13:9: “Voorts gaf ik BEVEL, en zij reinigden de kamers; en ik bracht daar de vaten van Gods huis weer in, met het spijsoffer en de wierook.” 19. Neh.13:19: “Het geschiedde nu, toen de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor de sabbat, dat ik BEVEL gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na de sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen last zou inkomen op de sabbatdag.” We wijzen hierbij op vier zaken: 1°) Niet alle teksten hier spreken over het bevel van een Perzische koning. 2°) Daar waar het bevel gegeven is van een Perzische koning zijn ze allen te herleiden tot deze van Kores, alle andere steunen daarop. We beginnen dus daar de vervulling van de 70 jaarweken. 3°) Daar waar het bevel gegeven is van een Perzische koning is het ook het bevel van God (Ezra 6:14). 4°) In het boek Nehemia is wat de koning hem toelaat te doen, GEEN BEVEL GENOEMD.

2°) WIE KWAM TERUG UIT BALLINGSCHAP?

Laten we vooraf als eerste punt, wat ingaan op de geschiedenis van de 10 stammen, de 2 stammen en dat aparte “koninkrijk” waaruit ze kwamen, van David en Salomo, Gods theocratie op aarde. Rond het jaar 975 v. Chr. scheurde tien stammen af zich van de twaalf stammen. Het ging samen met oprichten van een apart koninkrijk waar de eerste koning Jerobeam werd. Wat er op volgt is geen fraai verhaal: zelfs na een lange lijst van profeten die predikten tegen deze anarchie en het geloofsafval van deze 10 stammen viel het rijk in handen van de Assyriërs. De vele waarschu-

Page 163: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 163

wingen en oordelen hebben niet geholpen, deze afvalligen tot God te brengen. Hun hoofdstad Samaria werd verwoest en een groot deel van de bevolking werd als slaven weggevoerd. Ze werden gedwongen te wonen in: “Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden” (2 Kon.17:6 en 1 Kron.5:26). We geven aandacht aan drie punten van belang: 1° Na de scheuring bestond het koninkrijk van Juda uit de stammen Juda en Benjamin, en de Levieten die trouw waren gebleven aan het huis van David, zodat het godsdienstige centrum in Jeruzalem bleef. Een gedeelte van de Levieten die in de noordelijke delen van het land woonden, verhuisden naar de streken rond Jeruzalem. We lezen het in 2 Kronieken 11:5,13,14 SV77: “Rehábeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vestingen in Juda. (...) Daartoe de priesters en de Levieten, die in het ganse Israël waren, stelden zich bij hem uit heel hun gebied. Want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezitting, en kwamen in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom des HEEREN te mogen bedienen.” Priester zijn van de cultus van YaHWeH was gebonden aan afstamming van Levi, maar onder de heidenen ging dat gemakkelijk en wel als volgt: “U hebt de priesters van de HEER verdreven, de zonen van Aäron en de Levieten, en u hebt priesters over u aangesteld zoals de andere volken overal doen: als iemand met een stier en zeven rammen komt om tot priester gewijd te worden, kan hij priester worden van wat geen goden zijn.” – 2 Kron.13:9 Willibrord 2° Behalve Juda, Benjamin en Levi waren er ook individuen uit het tienstammenrijk, die trouw bleven aan de Heer en aan Jeruzalem als plaats voor aanbidding. We lezen dat nogal vlug na de opstand er “na hen” (de Levieten uit 2 Kronieken 11:14): “De priesters en Levieten werden gevolgd door velen uit alle stammen van Israël, die vastbesloten waren de HEER, de God van Israël, te blijven vereren, en die naar Jeruzalem kwamen om offers op te dragen voor de HEER, de God van hun voorouders. Ze versterkten het koninkrijk van Juda en waren drie jaar lang een steun voor Rechabeam, de zoon van Salomo, want drie jaar lang bewandelden zij de weg van David en Salomo.” (2 Kron.11:16,17 Willibrord) Tijdens de periode van het bestaan van het rijk van de twee stammen – tot hun gevangenschap door de Babyloniërs - hebben gelovige Israëlieten uit de tien stammen zich afgescheiden en zich daarop aangesloten bij 'Juda.' In de perioden van nationale opleving van het zuidelijke koninkrijk en tijdens de regeringen van koningen die de Heer vreesden zochten ze zich opnieuw als gelovigen te identificeren (zie 2 Kron.15:9-15). 3° We lezen dat: “de koning van Assur Samaria innam en Israël (= de 10 stammen) in ballingschap voerde naar Assur.” Maar hij heeft niet het gehele volk met zich meegevoerd. Zeer waarschijnlijk de notabelen en meer invloedrijke personen. Het is bijna zeker dat velen in het land achterbleven hoewel we er geen echt Bijbels bewijs voor hebben. We mogen dat veronderstellen omdat later in het geval van de omverwerping van het zuidelijk tweestammenkrijk door de Babyloniërs ook slechts een deel is weggevoerd. We lezen in 2 Kon.25:12 SV77 het volgende: “Maar van de armsten des lands liet de overste der lijfwachten enigen over tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.” Er zijn bovendien aanduidingen voor het eerste, omdat tijdens de regering van koning Josia – dat is wel 100 jaar na de val van Samaria - een gedeelte van de stammen Manasse en Efraïm en “een overblijfsel vanuit geheel Israël” die nog in het land waren bijdragen leverden voor de wederopbouw van de Tempel. Dat was tijdens een inzameling gedaan door de Levieten. Ook vierden zij het Pascha mee tijdens het 18e jaar van de regering van de jonge koning: “Sinds de dagen van de profeet Samuël was Pasen in Israël nog nooit zo gevierd; geen van de koningen van Israël had Pasen gevierd zoals koning Josia het vierde met de priesters en Levieten, met alle aanwezigen van Juda EN ISRAËL en de inwoners van Jeruzalem.” - 2 Kron.35:18 Willibrord. Maar ook het zuidelijk koninkrijk van 'Juda' komt het

Page 164: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 164

punt te bereiken dat er, vanwege hun afgoderij en geloofsafval, geen herstel meer mogelijk is. In 2 Kron.36:16 Willibrord is het beschreven: “Maar ze overlaadden de gezanten van God met smaad, sloegen hun waarschuwingen in de wind, en spotten met de profeten, zodat de toorn van de HEER wel onverbiddelijk moest neerkomen op zijn volk.” Het zuidelijk koninkrijk en Jeruzalem worden uiteindelijk door Nebukadnezar ingenomen, ongeveer 130 jaar na de verovering van Samaria door de Assyriërs. Het grote Assyrische Rijk is dan al opgevolgd door het Babyloni-sche Rijk. De landen waar Nebukadnezar over regeerde waren ongeveer dezelfde als waarover Salmanezer en Sargon tijdens het Assyrische Rijk regeerden. Er was een iets uitgebreider territorium. Een opmerking van 2 Kon.23:29: waar de koning van Babel de koning van Assur wordt genoemd geeft aan wat we willen zeggen.

Tweede belangrijk punt in deze zaak: de stammen waren in de ballingschap weer bij elkaar. Waar de exacte verblijfplaats van de ballingen uit het twee stammenrijk was wordt niet genoemd in de Bijbel. De Schrift geeft wel duidelijk aan dat er drie verschillende groepen van ballingen door Nebukadnezar worden meegenomen ‘naar Babel’. De eerste groep tijdens de regering van Jojakim in 606 v. Chr., de tweede tijdens de regering van Joachin in 599 voor Christus. De derde groep, die ook de grootste is, bij de uiteindelijke omverwerping van Jeruzalem in de regering van koning Zedekia in 588 v. Chr. (zie 2 Kon.24 en 25 / Dan.1). Ezechiël was één van de 10.000 ballingen, die door Nebukadnezar samen met Joachin was meegenomen en die leefde in ballingschap bij de rivier Chabor in Gozan. Meer dan een eeuw voordien werden daar al, door de Assyriërs, ballingen van de tien stammen gebracht. Met al die perikelen in de beide koninkrijken kwam er een einde aan de verdeeldheid en rivaliteit tussen ‘Juda’ en ‘Israël.’ Toen, in die dagen, waren geen van beide nog belangrijk, maar een speelbal van de groten: Egypte, Assyrië en Babylon. In die dagen was er wel hoop, iets waar velen naar uitkeken: het door profeten beloofde nationale herstel. Amos, Hosea, Joël, en enkele andere profeten tot aan de val van Samaria hadden dat beeld in hun vaandel. Dat beeld van opnieuw hersteld te worden bevorderde ook in grote mate de eenheid onder het volk. Althans voor dezen die zich ondertussen niet geassimileerd totaal hadden met de heidenen rondom hen. Later horen we van Daniël, Jeremia en Ezechiël - de profeten uit de Babylonische ballingschap - die gezamenlijke hoop van de leden van de twee koninkrijken beschrijven en bezingen. Het mooiste voorbeeld hiervan staat in Ezechiël 37:15-28. Bekijken we eens in het kort het verhaal van dezen die uit de ballingschap komen om de tempel te herbouwen en de profetie van Jesaja 44 en 45 in vervulling te laten gaan. Het volk dat op dat moment in de omgeving van Jeruzalem woont, grotendeels Samaritanen, dus met gedeeltelijke Israëlische wortels, tracht het herstel van Israël te verhinderen op drie manieren; 1°) Ze willen meebouwen en zo iets van de eer opstrijken Ezra 4:2,3 (2 Kon.17:25-41 geeft aan dat ze geen echte aanbidders van YaHWeH zijn.) 2°) Ontmoedigen de Israëlieten te bouwen Ezra 4:4. 3°) De Perzische koningen worden overstelpt met leugenachtige taal Ezra 4:5,6. De bouw van de muur zien ze als een bedreiging tegenover Perzië Ezra 4:12. We leren ook uit deze zaak: dat er geen totale leegloop was in Israël, alleen het gebied van Juda had te maken met de straf van 70jarig verwoest liggen van het land, letterlijk en figuurlijk.

Een derde belangrijk punt: er was een gezamenlijke terugkeer naar het land van alle stammen. In de zesde en vijfde eeuw voor Christus zijn meerdere bannelingen teruggekeerd naar het land van de hoop. In het jaar 538 v. Chr. had Kores, de koning van Perzië, Babylon veroverd. De eerste groep ballingen die in het jaar 606 v. Chr. door Nebukadnezar naar Babylon waren weggevoerd, waren er ondertussen ongeveer 70 jaren. Profetisch stond er wat te gebeuren. We lezen in Ezra 1:1-3 NBG: “1 In het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de HERE, opdat het

Page 165: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 165

woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. 3 Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.”

De zaak van hierboven moeten we nog eens benadrukken, zowel tegen wat dispensationalisten zeggen als de Brits-Israël verenigingen, die in een terugkeer geloven van alleen de 2 stammen en niet de 10 anderen. Wij leren: de terugkeer van Israël als één geheel. Het profetische verhaal uit Ezechiël, van de twee stokken, is vervuld en moet geen tweede maal gerealiseerd worden in een duizendjarig rijk. Ze keren in drie groepen terug. Dit zijn enkele details.

De eerste terugkeer: Dit werd mogelijk na een toelating van koning Kores. Zijn decreet had betrekking op het gehele volk, dus alle onderdanen van het koninkrijk, de 10 en de 2 stammen. In het jaar 537 v. Chr., twee jaar na de verovering van Babel door Kores, werd dit uitgevaardigd. Het ‘gehele koninkrijk’ waarover hij regeerde omvat het gebied waarover Nebukadnezar en zijn opvolgers op de troon zaten. Aangezien het rijk van Babel identiek was aan dat van Assur, waar het tienstammenrijk naar was afgevoerd, had dit tevens betrekking op de 10 stammen. We hebben daar Bijbels ook een aanduiding voor: Kores en Darius l worden zonder onderscheid aangeduid met de titels, ‘Koning van Perzië’ (Ezra 4:5), ‘Koning van Babel’ (Ezra 5:13) en ‘Koning van Assur’ (Ezra 6:22). Na de oproep van Kores verzameld zich een karavaan naar het beloofde land Ezra 2:64,65 en bij telling krijgen we volgende cijfers: “64 De gehele gemeente tezamen was tweeënveertigduizend driehonderd zestig, 65 afgezien van hun slaven en slavinnen, van welke er zevenduizend driehonderd zevenendertig waren; zangers en zangeressen hadden zij tweehonderd.” Het is onder de leiding van een afstammeling uit het koningshuis van David, de man Zerubbabel, dat ze van Babel op weg naar Jeruzalem gaan. De leiders van de teruggekeerden zijn “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed.” (Ezra 1:5) Maar onder hun leiding reisden ook ballingen uit de andere stammen mee. “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te bouwen.” (Ezra 1:5). Hier hebben we ook te maken met een nieuwigheid in Bijbelse terminologie: mensen worden niet langer genoemd naar de stam waartoe zij behoren, maar naar hun families en naar hun steden waar zij vroeger gewoond hadden. Wanneer we dat opzoeken in de tijden waar ze woonden VOOR DE BALLINGSCHAPPEN, is het niet zo moeilijk vast te stellen hoeveel er tot Juda en hoeveel er tot Israël behoorden. In het gezelschap van dezen die terugkeerden waren 223 mannen van Bethel en Ai (Ezra 2:28) die duidelijk uit het noordelijke komen. Bethel dat op de grens van Benjamin lag, behoorde tot de stam Efraïm en die stad was het centrum van aanbidding van heidense goden ingesteld door Jerobeam. Een mogelijke latere aanwijzing zou het boek Jacobus in het NT kunnen zijn. Is het een brief gericht aan de twaalf stammen die in de verstrooiing (letterlijk de ‘diaspora’) zijn (Jac.1:1)? Als het om de letterlijke stammen gaat zijn de “twaalf stammen” dus geen verloren stammen. Maar het zou ook kunnen slaan op de gelovigen van het NT die op dat moment al verdrukt zijn en overal verspreid over de toen gekende wereld: ze zijn door de verdrukking in verstrooiing gegaan.

Page 166: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 166

Dus: in 537 v. Chr., is er een belangrijkst en grote terugkeer. Onder leiding van Zerubbabel keren 42.360 Joden terug met nog eens 7.337 dienaren en 200 zangers. En daarboven duizenden slaven en slavinnen (Ezra 2:65).

De tweede groep: Na een toelating van Artaxerxes Longimanus in het jaar 458 v. Chr. is Ezra uit Babel getrokken met nog een andere groep Joden. Dit staat onder andere in dit Koninklijke besluit, in Ezra 1:3: “Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.” Het resultaat is beschreven in: “Zo trokken ook een aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en tempelhorigen naar Jeruzalem, in het zevende jaar van koning Artachsasta.” - Ezra 7:7 Deze groep keert terug onder leiding van Ezra bestaande uit 1.754 mannen. Hun reis neemt vier maanden in beslag. Hoeveel vrouwen erbij waren weten we niet. In Ezra 8:27 is vermeldt dat ze meekwamen maar het aantal wordt niet vernoemd. Men mag aannemen ongeveer eenzelfde aantal en bovendien ook nog hun kinderen. Een bont gezelschap dat bestond uit ongeveer 1800 families, de priesters, de Levieten en de tempelhorigen niet meegerekend. Het waren ‘de kinderen Israëls’ ongeacht uit welke stam. (Zie het bijvoegsel.) Zij kwamen uit alle delen van het Assyrische of Babylonische rijk waar ze naar toe gebracht waren. Tegen de tijd van Jezus was de Joodse populatie in Palestina uitgegroeid tot enkele miljoenen.

De derde terugkeer: is onder Nehemia die begeleiding krijgt van een legerescorte. Hij komt terug om de herbouw af te werken, opnieuw met de financiële steun van de Meden en de Perzen. Een totaal dus van ruim 50.000 personen ging terug naar Juda. Dat zijn meer dan 42.000 personen van de stammen Juda en Benjamin en nog wel 11.000 anderen. We moeten dus niet spreken van het raadsel van de verloren stammen.

Een vierde punt is: de situatie in de dagen van Christus bevestigd dat de 12 stammen toen opnieuw verenigd waren.

Het gedeeltelijk herstel van Israël in de dagen van Cyrus en zijn opvolgers, in de zesde en vijfde eeuw voor Christus, had de nakomelingen van Jacob opnieuw tot één volk gemaakt. De stammen- en geslachtsregisters, vooral van de inwoners van het land tot aan de verwoesting van de tweede Tempel (586 v. Chr.) waren grotendeels bewaard waren gebleven. De overgrote meerderheid bleef nog in de diaspora, ze waren er aan het werk en hadden gemeenschappen gevormd. Want ook in de verstrooiing blijven mensen van hetzelfde ras dicht bij elkaar, letterlijk en geestelijk. Natuurlijk zijn er die zich geassimileerd hadden. Dat wil niet zeggen dat er tijdens de feesten van Pesach, Pinksteren en het Loofhuttenfeest, geen pelgrimstochten naar Jeruzalem gemaakt werden, waar de mannen die feesten moesten vieren. Philo, de Egyptische Jood schrijft eens aan de Romeinse Keizer Caligula dat: “Jeruzalem niet alleen als hoofdstad van Judea beschouwd moest worden, maar als het centrum van een natie, verspreid over oneindig veel plaatsen, die hem bekwame versterking kon leveren voor zijn verdediging.” Waar verbleven toen de meeste Joden: de landen Egypte, Macedonië, Bythinië, en enkele steden in het rijk van de Perzen en van Babylon alsook de eilanden Cyprus en Kandia. Dus meestal waarnaar ze in gevangenschap gingen of gevlucht waren en bij dat laatste hoort Egypte. Daar was een massa naar toegegaan na de vernietiging van de tempel en ze centreerden zich vooral rond Alexandria. Philo is ook de tijd van het boek Handelingen en in hoofdstuk twee zien we deze beschrijving van mensen uit andere gebieden dan Palestina: “8 Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? 9 Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, 11 Joden en proselieten,

Page 167: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 167

Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.” – Willibrordvertaling Zij worden allen Joden genoemd en ondanks hun afstand waar ze echt leven en werken is Jeruzalem hun nationale hoofdstad.

Nu even terug naar de 5de eeuw voor Christus. Ds. H. H. Grosheide schreef een brochure over dit onderwerp getiteld ‘De terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957. Hij zegt bijvoorbeeld dit: “Bij juiste opvatting van vs 3-14 komen alle twaalf in deze verzen genoemde geslachten in Ezra 2 voor. (…) Verreweg het grootste deel van de teruggekeerden behoorde dus tot de stammen Juda, Benjamin en Levi” (blz.38). En ook dit: “De som der afzonderlijke getallen is in Ezra (volgens M.T.) 29818, in Neh. (volgens M.T.) 31089 in III. 30143. Alle drie noemen als totaal 42360 (2:64); Neh.7:66 – met kleine verschillen in de tekstoverlevering, zo leest Sept.B. 42308 – en III. 4:41). Dit totaalcijfer staat dus tekstkritisch zeer vast, het zal wel juist zijn” (blz.53). Waarop hij ingaat op de totaliteit van de cijfers; met of zonder vrouwen, met alle kinderen of slechts met deze boven de twaalf jaar, maar nog niet volwassen. Moeilijke beslissingen zijn hier te maken maar we gaan er ook niet verder op in.

In 1 Kronieken 9:1-9 is ons iets duidelijk gemaakt, namelijk, dat er méér dan twee stammen en de levieten zijn teruggekeerd uit de Babylonische gevangenschap. Bij het herstel van de offerdienst worden voor alle twaalf stammen offers gebracht! We lezen er dit: “Geheel Israël was in registers opgenomen; zij waren opgeschreven in het boek der koningen van Israël. De Judeeërs werden naar Babel weggevoerd om hun ontrouw. En de eersten, die zich weer op hun bezitting in hun steden kwamen vestigen, waren gewone Israëlieten, de priesters, de Levieten, en de tempelhorigen. Te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: Utai, de zoon van Ammihud, de zoon van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, uit de zonen van Peres, de zoon van Juda; van de Silonieten: Asaja, de eerstgeborene, en zijn zonen; en van de zonen van Zerach: Jeüel, en hun broeders; zeshonderd negentig. Van de zonen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Hodawja, de zoon van Hassenua; Jibneja, de zoon van Jerocham; Ela, de zoon van Uzzi, de zoon van Mikri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, de zoon van Reüel, de zoon van Jibnia; voorts hun broeders, naar hun afstamming, negenhonderd zesenvijftig. Al deze mannen waren hoofden van hun families.” We herhalen nog eens een gedeelte uit het vers drie: “te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse.” Efraïm en Manasse zijn teruggekeerd en zijn dus géén verloren stammen. We weten uit het NT dat er ook nog van de stam van Aser aanwezig waren in het Israël van die dagen. Luc.2:36: “Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd.” En het is zeker dat er nog van de andere stammen aanwezig waren, alleen ze konden niet meer bewijzen uit welke stam, hun stamregister was verloren. Dat is ook duidelijk uit Ezra 6:17: “En zij offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israël, naar het getal van de stammen Israëls.” De “twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israël” geven aan dat er van alle twaalf stammen aanwezig waren in de terugkerende of dat er al zoveel getrouwd is onder elkaar dat dit symbolische verwijst naar alle twaalven. We zien het ook nog eens in Ezra 8:35: “En de weggevoerden, die uit de gevangenschap gekomen waren, offerden de God Israëls brandoffers; twaalf varren voor gans Israël, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer voor de HEERE.”

Wie zijn die mensen dan? Het is het “overblijfsel” volgens Hag.1:12 / Zach.8:11,12 / Jer.42:2,15,19 / Jes.43:5 / 44:7,12,14. Uit Zacharia 2:16 en 8:7,8 krijg je zelfs de indruk dat er nog geen terugkeer is, maar dat is omdat het aantal zo klein is naar zijn mening. In dat boek staat duidelijk dat er mensen van Israël en van Juda teruggekeerd zijn (Zach.8:13), maar het merendeel

Page 168: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 168

is van “Juda” of het “huis van Juda” (Zach.2:16 / 8:19). Maar er is ook deze terminologie: “Israëls families” (Ezra 8:29), “volk Israël” (Ezra 9:1), “schare van Israël” (Ezra 10:1). Volgens Ezra is het duidelijk dat men zich nog steeds als “slaven” van Perzië ziet in die dagen (Ezra 9:9).

Uit de Bijbel is het duidelijk dat er een herstel was van het sociale leven vanaf het prille begin van de terugkeer. Men laat mensen wonen in hun eigen stad waar men vroeger woonde. Waar de stam recht op had sinds de verdeling in de tijd van Jozua, daar ging wie teruggekeerd was opnieuw wonen. Ezra 2:70: “De priesters nu en de Levieten, alsook sommigen van het volk, de zangers, de poortwachters en de tempelhorigen, gingen wonen in hun steden, en alle andere Israëlieten in hun steden.” Ezra 3:1: “Toen nu de zevende maand aanbrak, terwijl de Israëlieten in hun steden waren, verzamelde het volk zich als één man te Jeruzalem.” Nehemia 7:72: “De priesters nu en de Levieten, de poortwachters, de zangers, alsook sommigen van het volk, en de tempelhorigen en alle andere Israëlieten gingen wonen in hun steden.” Nehemia 11:1: “De oversten van het volk gingen te Jeruzalem wonen, maar het overige volk wierp het lot, om een op de tien aan te wijzen in Jeruzalem, de heilige stad, te gaan wonen, en negen tienden in de andere steden.” Nehemia 11:3: “Dit zijn de hoofden van het gewest, die zich in Jeruzalem vestigden; – in de steden van Juda woonden, ieder op zijn bezit, in hun steden: Israël, de priesters, de Levieten, de tempelhorigen en de nakomelingen van Salomo’s knechten.” Nehemia 11:20: “Het overige Israël, de priesters, de Levieten, woonde in al de steden van Juda, ieder in zijn erfdeel.”

Van velen wist men de afkomst niet meer zoals in Ezra 2:61-65 SV77 beschreven is: “En van de kinderen van de priesters, de kinderen van Habája, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de dochters van Barzillai, de Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd was. Dezen zochten hun register, onder hen, die in het geslachtsregister gesteld waren, maar zij werden niet gevonden; daarom werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. En Hattirsátha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester stond met urim en met tummim. Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd zestig. Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen.” Voor de stam Juda, de koningsstam, en Levi, de stam van de priesters, was het bewijs van afstamming zonder meer een noodzakelijkheid.

Het herstel van de tempeldienst, nodig voor het sociale leven van die mensen, is als volgt beschreven door Ezra 3:1,6,8 SV77: “Toen nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israëls in de steden waren, verzamelde zich het volk, als een enig man, te Jeruzalem. (…) VAN DE EERSTE DAG AF VAN DE ZEVENDE MAAND BEGONNEN ZIJ DE HEERE BRANDOFFERS TE OFFEREN; DOCH DE GROND VAN DE TEMPEL DES HEEREN WAS NIET GELEGD. (…) In het tweede jaar nu van hun aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en de overigen van hun broeders, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenschap naar Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten aan, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van het huis des HEEREN.” De tempel die men toen bouwde was niet erg groot van formaat, slechts zestig el hoog en zestig el breed, dat is ongeveer 26 x 26 meter. Dus zeker niet zo indrukwekkend als deze van Salomo of deze van Herodes. Voor de bouw van de tempel van Salomo was het beste hout

Page 169: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 169

gebuikt, cederhout uit de Libanon. Nu werd gewoon het lokale hout gekapt (Haggaï 1:8). Alles op de kosten van Kores en Darius, de koningen van de Perzen!

IS ER DAN VERSCHIL IN DE TERMEN: JOOD EN ISRAËLIET?

Het zal u ondertussen al duidelijk geworden zijn dat de namen “Jood” en ‘Israëliet’ grotendeels ook synoniem aan elkaar zijn SINDS DE TIJD VAN DE BALLINGSCHAP. Het is geen Bijbelse theologie te veronderstellen dat de term “Jood” slechts verwijst naar de biologische afstammelingen van Juda. Als het woord “Jood” gebruikt is werd regelmatig iedere nakomeling van Jacob aangeduid als hij zichzelf maar rekende tot het koninkrijk van Juda. Het is dat “overblijfsel van echte gelovigen” die verwachten dat de beloofde “Zoon van David”, komt om Juda te herstellen. We lezen over Zijn heerschappij: “DAN KONDIGT HIJ VREDE AAN ONDER DE VOLKEREN, EN GAAT ZIJN HEERSCHAPPIJ VAN ZEE TOT ZEE EN VAN DE RIVIER TOT DE GRENZEN VAN DE AARDE.” - Zach.9:10

De tien stammen bestonden dus niet langer als een eigen onafhankelijk gebied en daarom werd het begrip “Jood” de algemene naam voor alle Israëlieten. Wanneer, bijvoorbeeld, iemand van de stam Ephraïm zich “verenigde” met de kerngedachte van de Judeërs (= er komt een Messias en een nieuw rijk) die zag men als een “Jood.” In de kringen van dezen die zeggen dat de verloren stammen zijn opgegaan naar bijvoorbeeld Engeland en van daaruit naar de Verenigde Staten maken bezwaar bij onze uitleg. Ze beweren dat leden van de tien stammen nooit Joden genoemd werden of dat Joden geen Israëlieten zijn. Dat is een verkeerd kijk op de zaak en verwijzen nog eens naar het bijvoegsel. Het is er duidelijk dat niet alleen de ballingen van het zuidelijke koninkrijk die uit Babel terugkeerden de naam ‘Joden’ droegen maar ook de anderen die ook als ze geen echte afstamming meer konden bewijzen toch tot “Israël” hoorden. Niet minder dan veertig keer is in het boek Ezra, het overblijfsel als “Israël” beschreven en niet steeds als “Joden” (= van de stam Juda). In Nehemia worden ze 11 keer ‘Joden’ genoemd en 22 keer “Israël.” Het boek Esther, dat ongeveer dezelfde periode beschrijft heeft dezelfde manier van weergeven. Daar worden dezen die in 127 provincies van het Perzische Rijk achterbleven, 45 keer “Joden” genoemd. Maar er waren veel Judeeërs (= van de 2 stammen) achtergebleven in die streken en toch horen we niet één keer “Israël” als omschrijving.

Wanneer we dat principe toepassen op het NT is het ook niet zo verwonderlijk dat men OM HETZELFDE VOLK te beschrijven: ze 174 keer als “Joden zijn genoemd en 75 keer “Israël.”

Een voorbeeld wat dat allemaal wil zeggen zonder te morren met de inhoud van een Bijbeltekst. De Brits-Israël beweging beweerd dat slechts afstammelingen van de stam Juda “Joden” mogen genoemd worden. Paulus, die weet wat men als termen hanteerde in die dagen heeft daar geen weet van: hij noemt zichzelf nu eens “een Jood” en een andere keer “een Israëliet” (Hand.21:39 / Rom.11:1 / 2 Cor.11:22 / Phil.3:5). Beide termen zijn op hem van toepassing en de Brits-Israël beweging heeft alleen maar verwarring rondgestrooid met enkele van die teksten in te kleuren met de inkt die er niet bij hoort. Wanneer we lezen dat Jezus uit het geslacht van David was gaat het om letterlijk afstamming van die koning gaat. Maar evenwaardig zegt Paulus van Hem dat Hij wat het vlees betreft uit “hen” (= de Israëlieten) is. - Rom.9:4,5 En ook de gelovige Anna was een “Jodin” in Jeruzalem, maar zegt Lukas tegelijk “uit de stam Aser”, die tot het noordelijke tienstammenrijk behoorde. - Luk.2:36

BIJVOEGSEL

Page 170: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 170

Uit de Willibrordvertaling (herziene editie 1995), geven we u de 26 teksten uit Ezra en de 9

teksten uit Nehemia waarin het begrip “Israël” voorkomt. De bedoeling is dat u een aanwijzing over mag houden waaruit blijkt dat die 12 stammen voor God en de profeten niet verloren zijn maar in die dagen ook in het land en des stad Jeruzalem aanwezig zijn. Dat het om een kleine groep gaat dat zullen we niet betwisten, maar zij zijn het toch die de stammen vertegenwoordigen. Velen in Israël zijn ondertussen al opgegaan in de massa heidenen rondom hen. De conclusie is dat de 12 stammen niet zijn verloren gegaan. 946. Ezra 1,3 Laten al degenen onder u die tot zijn volk behoren – moge zijn God hem bijstaan – onder zijn hoede optrekken naar Jeruzalem in Juda en een huis bouwen ter ere van de HEER, de God van Israël, de God die in Jeruzalem woont. 947. Ezra 3,10 Terwijl de bouwlieden de fundering legden voor de tempel van de HEER, stelden de priesters, uitgerust met trompetten, en de Levieten, de zonen van Asaf, uitgerust met cimbalen, zich op om de HEER te loven volgens de aanwijzingen van David, de koning van Israël. 948. Ezra 3,11 In beurtzang loofden zij de HEER met het danklied: ‘Want Hij is goed, want in eeuwigheid duurt zijn barmhartigheid voor Israël’, en heel het volk begon luid te juichen en de HEER te prijzen, omdat er een begin gemaakt werd met de oprichting van het huis van de HEER. 949. Ezra 4,1 Toen de vijanden van Juda en Benjamin hoorden dat de teruggekeerde ballingen een tempel bouwden voor de HEER, de God van Israël, 950. Ezra 4,3 Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël antwoordden: ‘Een huis bouwen voor onze God is geen zaak voor u en ons samen. Voor de HEER, de God van Israël, moeten wij alleen bouwen, want zo heeft koning Kores, de koning van Perzië, ons bevolen.’ 951. Ezra 5,11 Zij hebben ons het volgende antwoord gegeven: “Wij zijn dienaren van de God van hemel en aarde en wij bouwen het huis dat vele jaren geleden door een groot koning van Israël gebouwd en voltooid werd. 952. Ezra 6,14 De oudsten van de Judeeërs zetten de bouw voort. Deze verliep voorspoedig, dankzij het optreden van de profeten Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo. Zij voltooiden het werk dat hun opgelegd was door de God van Israël, door Kores en Darius, en door Artachsasta, de koning van Perzië. 953. Ezra 6,17 Bij de inwijding van het huis van God offerden zij honderd stieren, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken als zondeoffer voor heel Israël, evenveel als het aantal stammen. 954. Ezra 6,21

Page 171: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 171

Het werd gegeten door de Israëlieten en door iedereen die zich had afgekeerd van de onreinheid van de heidenen, om de HEER, de God van Israël, te dienen, en de ongerechtigheden van de heidenen in het land af te zweren. 955. Ezra 6,22 Vol vreugde vierden zij zeven dagen lang het feest van de ongezuurde broden, want de HEER had hun vreugde gebracht door koning Assur gunstig te stemmen, zodat hij hen had gesteund bij de bouw van het huis voor de God van Israël. 956. Ezra 7,6 Hij was een schriftgeleerde, zeer bedreven in de Wet van Mozes, de Wet die de HEER aan Israël geschonken heeft. En de koning was Ezra in alles ter wille, want de HEER zijn God was met hem. 957. Ezra 7,10 want Ezra had zich toegelegd op de studie van de Wet van de HEER en op de naleving ervan, om haar voorschriften en bepalingen in Israël te onderwijzen. 958. Ezra 7,11 Hier volgt een afschrift van de brief die Artachsasta meegaf aan Ezra, de priester en schriftgeleerde, bedreven in de wetten en geboden van de HEER, voor Israël. 959. Ezra 7,13 Hierbij bepaal ik dat allen in mijn koninkrijk die behoren tot het volk van Israël, evenals de priesters en Levieten, en degenen die vrijwillig naar Jeruzalem willen trekken, met u mee kunnen gaan. 960. Ezra 7,15 Bovendien moet u het zilver en het goud meenemen dat de koning en zijn raadslieden willen offeren aan de God van Israël, die zijn woning heeft in Jeruzalem, 961. Ezra 7,28 en die mij genade heeft laten vinden bij de koning en zijn raadslieden en bij alle invloedrijke ambtenaren van de koning. Ik vatte moed, omdat de HEER mijn God met mij was, en ik verzamelde leiders uit het volk van Israël om met mij mee te gaan.’ 962. Ezra 8,18 Omdat God ons welgezind was, brachten ze ons een verstandig man, een afstammeling van Machli, de zoon van Levi, de zoon van Israël, namelijk Serebja, met zijn zonen en broeders, achttien in getal; 963. Ezra 8,29 Bewaar dat alles dus zorgvuldig, tot u het in Jeruzalem, in de ruimten van het huis van de HEER, overdraagt aan de leiders van de priesters en Levieten en aan de voornaamste familiehoofden van Israël.’ 964. Ezra 8,35 De ballingen die uit de gevangenschap waren teruggekeerd, droegen brandoffers op aan de God van Israël: twaalf stieren voor heel Israël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lammeren, en als zondeoffer twaalf bokken. Het was een groot brandoffer ter ere van de HEER.

Page 172: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 172

965. Ezra 9,1 Na afloop van dit alles kwamen de leiders naar mij toe en zeiden: ‘Het volk van Israël, de priesters en de Levieten, hebben de omgang met de omwonende volken niet gemeden, maar zich schuldig gemaakt aan de gruweldaden van de Kanaänieten, Hethieten, Perizzieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten, Egyptenaren en Amorieten. ****** 972. Neh 1,6 buig uw oor, open uw ogen en luister naar het gebed dat ik, uw dienaar, nu dag en nacht tot U richt voor de zonen van Israël, uw dienaren. Ik belijd de zonden die wij, zonen van Israël, ook ikzelf en mijn familie, tegenover U begaan hebben. 973. Neh 7,72 De priesters, de Levieten, de poortwachters en de zangers, een gedeelte van het volk en de tempelknechten vestigden zich in hun eigen steden; de anderen van Israël vestigden zich ook in hun steden. En de zevende maand was aangebroken. Alle Israëlieten die zich in de steden gevestigd hadden, 974. Neh 8,1 stroomden samen op het plein voor de Waterpoort en verzochten Ezra, de schriftgeleerde, om het boek te gaan halen van de leer van Mozes, die de HEER aan Israël opgelegd heeft. 975. Neh 8,14 En zij ontdekten dat er in de leer, die de HEER via Mozes gegeven heeft, geschreven staat dat de kinderen van Israël tijdens het feest van de zevende maand in loofhutten moeten wonen 976. Neh 10,34 voor de toonbroden, het dagelijkse spijs- en brandoffer, voor de sabbatdagen, de nieuwe-maanfeesten en de hoogtijdagen, voor de heilige gaven en zondeoffers voor de verzoening voor Israël, voor heel de eredienst in het huis van onze God. 977. Neh 12,47 Ten tijde van Zerubbabel en Nehemia bracht Israël de dagelijkse rantsoenen op voor de zangers en de poortwachters; zij schonken de gewijde gaven aan de Levieten en de Levieten op hun beurt gaven daarvan de zonen van Aäron hun deel. 978. Neh 13,3 Toen men deze bepaling vernam, zonderde men iedereen die tot een gemengde afstamming behoorde van Israël af. 979. Neh 13,18 Hebben uw vaders ook niet dergelijke dingen gedaan en heeft onze God daarom niet al die rampen over ons en onze stad gebracht? En wilt u nu opnieuw woede over Israël afroepen door de sabbat te schenden?’ 980. Neh 13,26 Ik zei tegen hen: ‘Heeft Salomo, de koning van Israël, zich immers ook niet hieraan schuldig gemaakt? Onder alle volken was er geen koning als hij; hij werd bemind door God, en God heeft hem tot koning gemaakt over heel Israël. Maar zijn buitenlandse vrouwen hebben zelfs hem tot zonde verleid!

Page 173: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 173

3°) WAAROM GEEN START MET NEHEMIA?

Dit lezen we in Nehemia 1:2-4 SV77: “Zo kwam Hanáni, een van mijn broeders, hij en sommige mannen uit Juda, en ik vroeg hen naar de Joden, die ontkomen waren (die overgebleven waren van de gevangenschap), en naar Jeruzalem. En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van de gevangenschap aldaar in het landschap zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; en JERUZALEMS MUUR IS VERSCHEURD, EN HAAR POORTEN ZIJN MET VUUR VERBRAND. En het geschiedde, toen ik deze woorden hoorde, zo zat ik neer, en weende en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van de God des hemels.” En wat erop volgt is dit, Nehemia 2:1-8 SV77: “Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van de koning Arthahsasta, toen er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik de wijn opnam, en hem aan de koning gaf; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht. Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! HOE ZOU MIJN AANGEZICHT NIET TREURIG ZIJN, DAAR DE STAD, DE PLAATS VAN DE BEGRAFENISSEN VAN MIJN VADEREN, WOEST IS, EN HAAR POORTEN MET VUUR VERTEERD ZIJN? En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? (…) Voorts zeide ik tot de koning: Zo het de koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij laten doortrekken, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; Ook een brief aan Asaf, de bewaarder van de lusthof, die de koning heeft, DAT HIJ MIJ HOUT GEVE OM TE ZOLDEREN DE POORTEN VAN HET PALEIS, DAT AAN HET HUIS IS, EN VOOR DE STADSMUUR, EN VOOR HET HUIS, WAAR IK INTREKKEN ZAL. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand van mijn God over mij.” (Tussen haakjes, de vrouw in Nehemia 2:6 die samen aan het gastmaal zit met de koning is NIET Esther zoals men wel eens beweerd, maar één van zijn bijvrouwen. De Septuaginta heeft het begrip “pallakh” hier gebruikt = hoer.) We geven nog enkele andere vertalingen bij dat vers acht om de zin te achterhalen van: “DE POORTEN VAN HET PALEIS.” WE DOEN DAT, OMDAT WE ZOWEL IN EZRA ALS NEHEMIA NIETS MEER HOREN VAN EEN PALEIS IN JERUZALEM. Dit is de Nieuwe Bijbelvertaling, 2004: “Ook verzocht ik om een brief voor Asaf, het hoofd van de koninklijke houtvesterijen, om mij hout te leveren voor de balken van de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor de woning waarin ik mijn intrek zou nemen. Omdat mijn God mij bescherming bood, gaf de koning mij de verlangde brieven.” Dit is de NBG-vertaling, 1951: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Dit is de Willibrordvertaling, herziene editie 1995: “En ook een brief voor Asaf, de koninklijke houtvester, dat hij mij boomstammen zal leveren om er balken van te maken voor de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor een huis voor mijzelf.’ Omdat mijn God mij genadig was, voldeed de koning aan mijn verzoek.” Het gaat dus niet om een paleis in de ware zin van het woord. Wat het wel is blijkt niet zo duidelijk. Maar de uitleg van de Statenvertaling is deze: “Versta, het huis Gods, dat is, de tempel, welks voorhof [hier, gelijk enigen menen, het paleis genoemd] tot dezen tijd toe open heeft gelegen. Vergelijk Ezra 10:9; 1 Kron. 29:1.” Maar je kunt er in het boek Nehemia niet uit opmaken dat er toen iets aan de tempel zelf gedaan werd. De tempeldienst is begonnen in het

Page 174: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 174

eerste jaar dat ze terugkeren uit de Babylonische gevangenschap en aan de tempel zelf is men beginnen bouwen vanaf het tweede jaar. Dat is in het jaar 536 of 535 vóór Christus. Dat is negentig jaar voordat Nehemia naar Juda gaat. Wanneer we, zoals de dispensationalisten doen, hier bij Nehemia de sleutel willen vinden om de 490 jaren van Daniël 9:24-27 te laten starten dan doen we de Schrift geen eer aan. Er is géén echt volk zonder dat er offers gebracht worden. Ook dat geeft Daniël negen aan, wanneer de stad hersteld wordt heeft het volk zijn rechten teruggekregen! Dat was JAREN voordat Nehemia naar Jeruzalem gaat. Nehemia is aangeslagen door het laatste nieuws van de muur in Jeruzalem. Het heeft geen zin om te beweren, zoals men doet in de kringen van de dispensationalisten, dat hier naar een periode van VIJFTIG JAAR VOORDIEN VERWEZEN WORDT. Dat is ongerijmd want er was veel handelsverkeer in die landen onderling en nieuws van Jeruzalem zal niet meer dan een half jaar na de feiten gekend zijn in Perzië. Dit is wat Daniël 9:25 zegt in de Statenvertaling: “Weet dan, en versta (80) van den uitgang des woords, (81) om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias (82) den Vorst, (83) zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, (84) en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. (85)” Dit zijn de voetnoten erbij: 81) van den uitgang des woords, Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken. Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren. Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering. 82) Messias Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42, en Joh. 4:25. 83) den Vorst, Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5. 84) de straten, Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit van de stadsgrachten. 85) in benauwdheid der tijden. Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen. Dat laat terecht niets aan onduidelijkheid over. Wat gaat Nehemia doen? Niets anders dan de muren afwerken, want daar is men al jaren voordien aan begonnen. Hoe de brand van de poorten ontstaan is weten we niet. Maar wanneer de poorten nog rechtstaan dan staan ook grote gedeelten van de muren nog recht. Want wat zijn die twaalf poorten (waarvan we er negen met naam kennen)? Het zijn openingen in de muren om mensen en dieren binnen en buiten te laten. We kennen de omtrek niet van de stad in die dagen, maar herhalen het nog eens, dat Nehemia dat alles in 52 dagen heeft HERSTELD. Je kunt dat bouwen noemen, maar niet vanaf de grond, NIET vanaf nul beginnend. De start van de profetie MOET, indien we oprecht zijn, beginnen bij het “WEDERKEREN, EN OM JERUZALEM TE BOUWEN.” DAT IS IN 536 VOOR CHRISTUS (EVENTUEEL 537 OF 535). HET STARPUNT IS WANNEER KONING KORES DAARTOE HET BEVEL GEEFT. ZO SPRAK DE PROFETIE VAN JESAJA EN

Page 175: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 175

WE KUNNEN ZE NIET OMZEILEN MET EEN ARGUMENT DAT GEEN HOUT SNIJDT. DIT IS DE PROFETIE VOOR EEN TWEEDE MAAL, WANT DAT IS ZEER BELANGRIJK:

Jesaja 44:24-28: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest.”

Wat doet Nehemia? Hij doet de laatste afwerking! Wanneer we spreken over de bouw van de derde tempel (deze van Herodes) zeggen we toch ook, dat men begon in 18 voor Christus en bouwde tot 62 na Christus. Zodat wie persé de start van de bouw van de tempel en de stad Jeruzalem zoekt bij de laatste 52 dagen dat men aan het bouwen was, géén besef heeft wat betreft taalgebruik en de vervulling van profetie. Dat is exegetisch geklungel. Laten we ook wat zeggen over de poorten rond de stad Jeruzalem een begrip dat zovele malen in Nehemia terugkeert. Waar vinden we zoal poorten? 1°) Een poort rond een stad als Jeruzalem in Jeremia 37:13, of Sodom zoals in Genesis 19:1, of Gaza zoals in Richteren 16:3. 2°) Of zoals voor een koninklijk paleis (Nehemia 2:8). 3°) Of voor de tempel van Salomon (1 Kon.6:34-36 / 2 Kon.18:16); van een heilige plaats (1 Kon.6:31,32 / Ezech.41:23,24); aan de uiterlijke muur van de tempel Handelingen 3:2. 4°) Gevangenissen Handelingen 12:10 / 16:27. 5°) Grotten 1 Koningen 19:13. 6°) Legerkampen Exodus 32:26,27 / Hebreeën 13:12. Deze poorten werden in de volgende materialen gebouwd: 1°) Ijzer en brons Psalm 107:16 / Jesaja 45:2 / Handelingen 12:10. 2°) Stenen met bezetting Jesaja 54:12 / Openbaring 21:12. 3°) Hout Richteren 16:3.

4°) HET TWEEDE EN DERDE BEVEL (afkondiging, decreet) In het boek Ezra kunnen we ook de twee andere bevelen vinden die later na Kores nog aan de mensen in Juda gegeven zijn. De omstandigheden van die vernieuwde decreten zijn er gekomen omdat Israëls vijanden bezwaar hadden aangetekend tegen de bouw van de tempel of het bouwen van huizen in Jeruzalem. Beide malen krijgen ze geen gelijk bij de koning van Perzië. Integendeel, men moet er zo vlug mogelijk mee verder gaan de tempel te bouwen. Dat komt allemaal overeen met wat in Daniël 9 staat: de tempel en de stad zullen in moeilijke tijden herbouwd worden. Welke juridische en politieke middelen de vijanden hebben gekozen om de herbouwactiviteiten te dwarsbomen, het is hun niet gelukt. De eerste belangrijke teksten in dat verband zijn Ezra 4:12,13. Men krijgt daar een verhaal van de vijanden van de Joden die een brief schrijven aan de koning van Perzië. Hun vraag is: laat de Joden stopppen met hun bouwen van de muur en de fundamenten. Maar wanneer we zeggen

Page 176: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 176

“bouwen” dan zijn er andere vertalingen die het hebben over voltooien of herstellen. Enkele En-gelse vertalingen zeggen; are finishing (NKJV,NASB), have finished (YOUNG), they complete (DARBY). Dat zijn allemaal mogelijkheden van vertaling. Ezra 4:12,13 NBG: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 4:12,13 WV 95: “De koning moet weten dat de Judeeërs die uit uw land naar hier gekomen zijn en naar Jeruzalem zijn vertrokken, de opstandige, trouweloze stad weer opbouwen; zij trekken de muren weer op en herstellen de fundamenten.” Ezra 4:12,13 SV77: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 4:12,13 NBV: “Het zij de koning bekend dat de Judeeërs die bij u zijn weggegaan bij ons in Jeruzalem zijn aangekomen, en dat zij deze opstandige en slechte stad aan het herbouwen zijn: ze herstellen de muren en repareren de fundamenten.”

Dit zijn enkele vertalingen uit het Engelse repertoire voor Ezra 4:12c: King James Version 1611, 1769: “and have set up the walls [thereof], and joined the founda-tions.” New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “and are finishing its walls and repairing the foundations.” New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “They have already laid the founda-tion for its walls and will soon complete them.” New International Version, 1984, International Bible Society: “They are restoring the walls and repairing the foundations.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: “They are finishing the walls and repairing the foundations.” New American Standard Bible, 1995 Lockman Foundation: “and are finishing the walls and repairing the foundations.” Revised Standard Version, 1952: “they are finishing the walls and repairing the foundations.” American Standard Version, 1901: “and have finished the walls, and repaired the founda-tions.” Robert Young Literal Translation, 1898: “and the walls they have finished, and the foundations they join.” J.N.Darby Translation, 1890: “and they complete the walls and join up the foundations.” Noah Webster Version, 1833: “and have set up its walls, and joined the foundations.” Hebrew Names Version: “and have finished the walls, and repaired the foundations.” De conclusie van dat alles is dat men de start van de bouw niet in die periode moet plaatsen, maar ver daarvoor: met KORES. Ook niet op een latere datum. Ezra 4:1 SV77: “Toen nu de tegenpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenschap de HEERE, de God Israëls, de tempel bouwden; Zo kwamen zij aan tot Zerubbábel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met u bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gij; ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar Zerubbábel, en Jésua, en de overige hoofden der vaderen van Israël zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gij en wij voor onze God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het de HEERE, de God Israëls, bouwen, zoals de koning Kores, koning van Perzië, ons geboden heeft. Evenwel maakte het volk des lands de handen van het volk van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen; En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te

Page 177: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 177

vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzië, tot aan het koninkrijk van Daríus, de koning van Perzië. En onder het koninkrijk van Ahasvéros, in het begin van zijn koninkrijk, schreven zij een aanklacht tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem.”

Het resulaat is dat men de bouw onmiddellijk moet stoppen, de leugen heeft het op dit moment gehaald. Ezra 4:21-24 SV77 zegt: “Geeft dan nu bevel, om die mannen te beletten, dat die stad niet opgebouwd wordt, totdat door mij bevel zal worden gegeven. Weest gewaarschuwd, van verzuim in dezen te begaan; waarom zou het verderf tot schade der koningen aangroeien? Toen, van dat het afschrift van de brief van de koning Arthahsasta voor Rehum, en Simsai, de schrijver, en hun gezelschappen gelezen was, trokken zij met haast naar Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met arm en geweld. Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Daríus, de koning van Perzië.”

Maar volgens Ezra heeft men in de koninklijke bibliotheek een document gevonden dat de Joden wel het recht hebben om Jeruzalem te herbouwen. Men weet: “dat een bevel van de koning Kores gegeven is.” Ezra 5:1-3,13,14,17 SV77 zegt: “Haggaï nu, de profeet, en Zacharía, de zoon van Iddo, profeten, profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in de naam van de God van Israël profeteerden zij tot hen. Toen maakten zich op Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. In die tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde van de rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken? (…) Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores bevel gegeven dit huis Gods te bouwen. Ja, de vaten van Gods huis, die van goud en zilver waren, die Nebukadnézar uit de tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en ze gebracht in de tempel van Babel, die heeft de koning Kores gehaald uit de tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan een, wiens naam was Sesbazar, die hij tot landvoogd had gesteld. (…) Zo het dan nu de koning goeddunkt, laat er gezocht worden in het schathuis van de koning aldaar, dat te Babel is, of het zo is, dat een bevel van de koning Kores gegeven is, om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men het believen van de koning hiervan tot ons zende.”

Zodat de nieuwe koning, nog eens opnieuw verwijzende naar wat Kores al had uitgevaardigd, de bouw van de tempel en herstel van Jeruzalem niet slechts toelaat maar ook daadwerkelijk zijn steun geeft. Ezra 6:1-4,7-15 SV77: “Toen gaf de koning Daríus bevel; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel. En te Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medië is, werd een rol gevonden; en daarin was aldus geschreven: GEDACHTENIS: In het eerste jaar van de koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, en de fundamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig ellen; Met drie rijen van grote steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit het huis des konings gegeven worden. (…) LAAT HEN AAN DE ARBEID VAN DIT HUIS GODS; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn plaats. Ook wordt door mij bevel gegeven, wat gij doen zult aan de oudsten van deze Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit de goederen van de koning, van de schatting aan gene zijde van de rivier, de onkosten aan deze mannen spoedig gegeven worden, OPDAT MEN HEN NIET BELETTE. En wat nodig is, als jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot brandoffers aan de God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, naar het zeggen der priesters, die te Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, DAT ER GEEN VERZUIM ZIJ; Opdat zij offeranden van liefelijke reuk

Page 178: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 178

aan de God des hemels offeren, en bidden voor het leven van de koning en van zijn kinderen. Voorts wordt bevel door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden. De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neer alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. IK, DARÍUS, HEB HET BEVEL GEGEVEN, DAT HET SPOEDIG GEDAAN WORDE. Toen deden Thathnai, de landvoogd aan gene zijde van de rivier, Sthar-Boznai, en hun gezelschap, spoedig alzo, naar hetgeen de koning Daríus gezonden had. En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoedig voort, door de profetie van de profeet Haggaï en Zacharía, de zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het bevel van de God Israëls, en naar het bevel van Kores, en Daríus, en Arthahsasta, koning van Perzië. En dit huis werd voltooid op de derde dag van de maand Adar; dat was het zesde jaar van het koninkrijk van de koning Daríus.” We zijn nu in het jaar 520 voor Christus.

DERDE BEVEL De Zevendedagsadventisten zeggen dat we de 70 jaarweken moeten beginnen in 457 voor

Christus. Laat ons dat eens verder bekijken. Dat is het derde bevel in het boek Ezra. Hier enkele details erover. Ezra 7:11-17 SV77: “Dit is nu het afschrift van de brief, die de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde; de schriftgeleerde van de woorden van de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen over Israël: Arthahsasta, koning der koningen, aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde van de wet van de God des hemels, volkomen vrede en op zulke tijd. Door mij wordt bevel gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van zijn priesters en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga. Omdat gij van voor de koning en zijn zeven raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judéa, en te Jeruzalem, naar de wet van uw God, die in uw hand is; En om heen te brengen het zilver en goud, dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig gegeven hebben aan de God Israëls, Wiens woning te Jeruzalem is; Alsook al het zilver en goud, dat gij vinden zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave van het volk en van de priesters, die vrijwillig geven, voor het huis van hun God, dat te Jeruzalem is; Opdat gij spoedig voor dat geld koopt runderen, rammen, lammeren, met hun spijsoffers, en hun drankoffers, en die offert op het altaar van het huis van uw God, dat te Jeruzalem is. Daartoe, wat u en uw broeders goeddunken zal, met het overige zilver en goud te doen, zult gij doen naar het welgevallen van uw God.”

Ezra 8:21-24 SV77: “Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht van onze God, om van Hem te verzoeken een rechte weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. Want ik schaamde mij van de koning een leger en ruiters te begeren, om ons te helpen tegen de vijand, op de weg; omdat wij tot de koning hadden gesproken, zeggende: De hand van onze God is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onze God; en Hij liet zich door ons verbidden. Toen zonderde ik twaalf af van de oversten der priesters: Sérebja, Hasábja, en tien van hun broeders met hen.”

Een grote groep van zowel Adventisten als evangelische gelovigen (want ze zijn niet

allemaal uit het kamp van de dispensationalisten) zeggen dat men hier moet starten met de berekening van het herstel van de tempel enz. Dat is dan het jaar 457 (of 456) voor Christus. In het bevel gegeven door Artaxerxes staan de volgende zaken beschreven:

Page 179: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 179

1°) De Joden die nog willen terugkeren kunnen dat doen (Ezra 7:13), 2°) Men krijgt zelfs fondsen uit de koninklijke schatkamers om de bouw van de tempel af te werken (Ezra 7:15,16,21,22), 3°) Volgens een regeling zullen de priesters en het personeel van de tempeldienst géén belastingen betalen (Ezra 7:24), 4°) Ezra moet een onderzoek doen naar wat het volk doet op moreel gebied en zo nodig daar- over regelingen treffen van aanpassing (Ezra 9:1,2, bijvoorbeeld de vreemde vouwen die uitgezet worden), 5°) Er moet een wettelijk systeem bedacht worden dat alles in regel is met de Torah en dat zal gelden voor alle Joden in dat gebied (Ezra 7:25,26).

Dit krijgt een volgende bekrachtiging achteraan dat bevel in Ezra 7:26: “Aan ieder die de wet van uw God en de wet van de koning niet volbrengt, zal stipt recht geoefend worden: hetzij ter dood, hetzij tot verbanning, hetzij tot geldboete of tot gevangenzetting” (NBG). “Mocht iemand de Wet van uw God en de wet van de koning niet gehoorzamen, dan moet een streng oordeel over hun geveld worden, hetzij de doodstraf, hetzij de verbanning, met verbeurdverklaring van zijn bezit, of met gevangenschap” (Willibrord 1995). We willen dus niets afdoen aan het belang van die bevelende uitspraken. Maar er ontbreekt wat aan de argumenten van de Adventisten en al wie hier de start legt van de 70 jaarweken. Want de tempel WAS AL HERBOUWD. En ook leefde men met min of meer een gelovig godsdienstig gevoel, in elk geval werden er offers gebracht. De priesters wisten wanneer die gebracht werden en er was dus een religieuze opvoeding! Dat alles niet perfect verliep kan niemand betwisten. Ezra is als wetsgeleerde er om de puntjes op de “i” te zetten. Hier de start van de profetie van de zeventig jaarweken zetten is niet mogelijk. Wat hier aan de orde is, is allemaal al gebaseerd op wat er door Kores was goedgekeurd in 537 voor Christus. HE IS DUS EEN HERHALING, VAN EEN VROEGER BEVEL. Er is één tekst die hier niet lijkt te passen in deze redeneringen. Dat is Ezra 6:14,15 waar dit staat: “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggai en van Zacharia, de zoon van Iddo; zij voltooiden de bouw volgens het gebod van de God van Israël en volgens het bevel van Kores, Darius en Artachsasta, koning van Perzië, en zij waren met dit huis gereed tegen de derde dag van de maand Adar, en wel in het zesde jaar van de regering van koning Darius.” Dat moet gelezen worden met de leestekens tussen haakjes alsdat de twee laatste koningen die het bevel van Kores herhaald hebben. Dus op deze wijze: “volgens het bevel van Kores, (en later Darius en Artachsasta), koning van Perzië.” Dat moet zo zijn omdat er slechts over één bevel gesproken wordt en over één koning. Meer dan dat moet men er niet achter zoeken. Ds. H. H. Grosheide schreef een mooie brochure (van 60 bladzijden) over dit onderwerp getiteld ‘De terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957. Dit lees ik op bladzijde 18: “In geen geval kan men uit Hag. en Zach. afleiden dat er in 536 beslist geen begin met de tempelbouw is gemaakt. 1. Hag. 1:4,9: Het huis ligt “verwoest”. Kort nadat de bouw in 536 was begonnen is hij weer gestaakt. Er was dus in 520 niet veel meer te zien van de ruïne van de oude tempel, een ruïne, waarover 16 jaar lang regen en storm gegaan waren. Hierop past “verwoest” uitstekend. 2. Sommigen menen, dat er volgens Hag. en Zach. In 520 een “eerste steen” voor de tempel is gelegd. De argumentatie voor deze opinie berust voor een deel op een sterk m.i. onverantwoord ingrijpen in de tekst van Hag. De enige tekst, die naar mijn mening op een grondlegging kan wijzen is Zach. 8:9,10 (Zach. 4:9 kan op 536 slaan.) Tegenwoordig houden velen vs 9b (juist de woorden, waar het op aankomt) voor een glosse (= toegevoegde tekst GB). O.i. is het niet zeer

Page 180: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 180

waarschijnlijk, dat in 520 een “eerste steenlegging” heeft plaats gehad. Ezra 5 spreekt er niet van…”

5°) DE SITUATIE NA DE BALLINGSCHAP De laatste drie profeten die profeteerden ná de ballingschap zijn Haggaï, Zacharia en Maleachi. Daar gaan we ook wat over zeggen, het is ten slotte de periode van Daniel hoofdstuk 9. Haggaï en Zacharia worden beiden genoemd in Ezra 5 en 6 en herkend als de toenmalige profeten Gods. “Maar de profeet Haggaï, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël” (Ezra 5:1). “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggaï en van Zacharia, de zoon van Iddo” (Ezra 6:14). Beiden hebben nogal kritiek over hoe het herstel verloopt. Haggaï spoort de mensen aan eerst de tempel te herbouwen. De uit ballingschap gekomen mensen waren druk doende aan het bouwen van hun eigen huizen. De tempel was toen niet meer dan een bouwwerf. Men was er aan begonnen maar gestopt, want hun eigen zaak had in hun ogen voorrang. Dit zijn drie teksten uit de profeet die het duidelijk maken. Hag.1:2: “Zo zegt de HERE der heerscharen: Dit volk zegt: de tijd is nog niet gekomen, de tijd, dat des HEREN huis herbouwd worde.” Hag.1:4: “Is het voor ú de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?” Hag.1:8: “Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de HERE.” Het profetische optreden van Haggaï heeft effect: het volk gaat de tempel verder afwerken! De bouw van de tempel neemt nog ongeveer 4 jaar in beslag. Van het tweede regeringsjaar van Darius (de koning van de Perzen) tot in het zesde jaar van zijn regeerperiode (zie Ezra 6:15). De teruggekeerde Joden hadden het zwaar te verduren, zij leden onder; droogte, ziekte en misoogsten, straffen van God volgens de profeet Haggaï. God laat ook zien waarom: het volk was ongehoorzaam aan de opdracht een tempel voor Hem te bouwen! Over het “hout” van de tempel in die dagen een opmerking. We hebben dat begrip in zoekfunctie gezet voor de boeken Ezra en Nehemaia. Dat leert dat er later beter hout gebruikt werd en dat het hier gaat om een voorlopige bouw. Nadien heeft men het gewone hout vervangen door het beste wat er was, cederhout van de Libanon. “Daarom gaven ze geld aan de steenhouwers en de steenbewerkers, evenals voedsel en drank en olie aan de Sidoniërs en Tyriërs, om ceders van de Libanon over zee te vervoeren naar Jafo, overeenkomstig de toestemming die ze van Kores, de koning van Perzië, verkregen hadden” Willibrordvertaling, 1995. Ezra 3:7 SV heeft het begrip “vergunning” een term die we nu nog gebruiken in die zaken. Zoekfunctie “hout” in: SV77: 6 vindplaatsen in 6 verzen 1. Ezra 5:8: “De koning zij bekend, dat wij getrokken zijn naar het landschap Juda, ten huize van de grote God, dat gebouwd wordt met grote stenen, en het hout wordt gelegd in de wanden; en dat werk wordt ras gedaan, en gaat voorspoedig door hun handen voort.” 2. Ezra 6:4: “Met drie rijen van grote steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit het huis des konings gegeven worden.” 3. Ezra 6:11: “Voorts wordt bevel door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden.” 4. Neh.2:8: “Ook een brief aan Asaf, de bewaarder van de lusthof, die de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het huis is, en voor de

Page 181: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 181

stadsmuur, en voor het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand van mijn God over mij.” 5. Neh.10:34: “Ook wierpen wij de loten, onder de priesters, de Levieten en het volk, over het offer van het hout, dat men brengen zou in het huis van onze God, naar het huis van onze vaderen, op bestemde tijden, jaar op jaar, om te branden op het altaar van de HEERE, onze God, gelijk het in de wet geschreven is.” 6. Neh.13:31: “Ook voor het offer van het hout, op bestemde tijden, en voor de eerstelingen. Gedenk mij, mijn God, ten goede.”

Haggaï krijgt een boodschap van God voor Zerubbabel. Wie is die man? We vinden in Mattheus 1:12 duidelijkheid over hem: “Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel.” Zerubbabel is in zijn dagen de gouverneur van Juda. Dat was zijn “Babylonische naam.” Het was het gebruik van de Joden in die dagen een andere naam te krijgen, wanneer zij taken verrichten onder het bewind van Babylon of Perzië. Daniël, werd Belsassar genoemd door Nebukadnezar. Het koningshuis van Israël was NIET hersteld, maar het was tóch een nakomeling van David die “landvoogd” was. De profeet Haggai heeft een goddelijke boodschap voor hem: “Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? luidt het woord des HEREN der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor ZIJN EIGEN HUIS. Daarom heeft de hemel over u de dauw ingehouden en de aarde haar opbrengst. Ook riep Ik een droogte over het land en de bergen, over het koren, de most, de olie en wat de aardbodem voortbrengt, over mens en dier en alle arbeid der handen. Toen hoorden Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jozua, de zoon van Josadak, de hogepriester, en al het overblijfsel des volks naar de stem van de HERE, hun God, en naar de woorden waarmede de HERE, hun God, de profeet Haggaï gezonden had, en het volk vreesde voor het aangezicht des HEREN. En Haggaï, de bode des HEREN, zeide, krachtens de boodschap des HEREN, tot het volk: Ik ben met u, luidt het woord des HEREN” (Haggaï 1:9-13). De herbouw wordt hervat en later is de tempel ingewijd. De profeet heeft nog een andere boodschap: “Te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, zal Ik u, Zerubbabel, zoon van Sealtiël, mijn knecht, nemen, luidt het woord des HEREN, en Ik zal u tot een zegelring maken, want u heb Ik uitverkoren, luidt het woord van de HERE der heerscharen” (Haggaï 2:24). Dit is niet onmiddellijk aan hem persoonlijk beloofd. De uitdrukking “te dien dage” is namelijk een aanduiding van wat in de toekomst zal gebeuren. Uit zijn geslacht zal een directe nakomeling komen van wereldformaat: de Messias Jezus van Nazaret.

Een groot problem was toen dat mannen uit Israël zich vrouwen namen uit de heidense volkeren. Met alle risico dat ze hun geloof konden verliezen en ook Gods wet overtraden. Dit is de beschrijving van die toestand en hoe de oplossing er kwam. Ezra 9:1-3 SV77 zegt: “Toen nu deze dingen voleindigd waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken van deze landen, naar hun gruwelen, (…). Want zij hebben van hun dochters genomen voor zichzelf en voor hun zonen, zodat zich vermengd hebben het heilige zaad met de volken van deze landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste geweest in deze overtreding. Toen ik nu deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar van mijn hoofd en van mijn baard uit, en zat verbaasd neer.” En verder Ezra 10:3-5,12 SV77: “Laat ons dan nu een verbond maken met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat uit hen geboren is, zullen doen uitgaan, naar de raad van de HEERE, en van hen, die beven voor het gebod van onze God; en laat er gedaan worden naar de wet. Sta op, want deze zaak ligt op u; en wij zullen met u zijn; wees sterk en doe het. Toen stond Ezra op, en deed de oversten der priesters, de

Page 182: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 182

Levieten en gans Israël zweren, te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. (…) En de ganse gemeente antwoordde en zeide met luider stem: Naar uw woorden, alzo ligt het op ons te doen.”

Wie is de Ahasveros waarover sprake is in het boek Esther, de Perzische koning ook

iemand uit die dagen? De ‘Bijbelse encyclopedie’, uitgeverij Kok geeft aan: Ahasveros = Hebreeuwse vorm voor het Griekse Xerxes. Zeer waarschijnlijk is ‘Ahasveros’ een titel zoals ‘Farao’ = koning of heerser. Het kan dus op meerdere koningen betrekking hebben. Dan zou de koning uit Esther 1:1: “hij is de Ahasveros”, de zelfde zijn als Xerxes I. De kanttekeningen op de Statenvertaling geeft het als mogelijkheid, de kanttekeningen op de NBG gaan er gewoon van uit. Men meent dus dat hij dezelfde Ahasveros was als tijdens Esther. Dan.9:1 SV: “In het eerste jaar van Daríus, den zoon van Ahasvéros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeeën.”

In die dagen was er nog een ander profeet: Zacharia. De naam Zacharia betekent letterlijk ‘YaHWeH wordt herinnerd.’ Hij leefde in de zesde eeuw v. Chr. Hij is een ‘zoon van Berechja, zoon van Iddo.’ In het boek Ezra eenvoudigweg ‘zoon van Iddo’ genoemd. Zijn boek beschrijft een periode van 520-518 v. Chr., maar bevat tevens veel profetische hoofdstukken. Hij profeteerde dus in het tweede, derde en vierde regeringsjaar van koning Darius I. Hij is ook de tijdgenoot van Haggai wiens profetisch werk om de tempel te bouwen hij onderschrijft. De grote klacht van Zacharia is dat het Joodse volk te weinig vertrouwen heeft in zijn God. Geestelijk moet men zich herstellen en bekeren van zijn zonden. Er is in die dagen ook ruzie onder de twee stammen en hij tracht dat te sussen.

Voor ons is dit gedeelte van het profetische woord van deze “ziener” het belangijkste,

Israël is ondanks zijn herstel niet bezig met de dingen Gods maar zoekt zijn eigen zaken eerst af te handelen. Zacharia 1:7-17 SV77: “Op de vier en twintigste dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Daríus, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharía, de zoon van Beréchja, de zoon van Iddo, de profeet, zeggende: Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine en witte paarden. En ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak: Ik zal u tonen, wat deze zijn. Toen antwoordde de Man, Die tussen de mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden heeft, om het land te doorwandelen. En zij antwoordden de Engel des HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben het land doorwandeld, en ziet, het ganse land zit en het is stil. Toen antwoordde de Engel des HEEREN, en zeide: HEERE der heerscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt, deze zeventig jaren? En de HEERE antwoordde de Engel, Die met mij sprak, goede woorden, troostrijke woorden. En de Engel, Die met mij sprak, zeide tot mij: Roep uit, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heerscharen: Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een grote ijver. En Ik ben met een zeer grote toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen. Daarom zegt de HEERE alzo: Ik ben tot Jeruzalem weergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd worden, spreekt de HEERE der heerscharen, en het richtsnoer zal over Jeruzalem uitgestrekt worden. Roep nog, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heerscharen: Mijn steden zullen nog uitgebreid worden vanwege het goede; want de HEERE zal Sion nog troosten, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen” (wij onderstrepen).

De naam Maleachi betekent: “Mijn Boodschapper.” Maleachi was de láátste boodschapper van het Oude Testament. Na hem zijn er geen meer. De eerstvolgende profeet is Johannes de

Page 183: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 183

Doper, die de komst van de Messias, voorbereidde als een heraut. Over het persoonlijke leven van Maleachi is niets bekend. Hij was een man zonder aanzien des persoons en predikte zonder angst zijn boodschap van God. De tijd waarin hij preekt is ongeveer deze van Nehemia en Ezra hoofdstukken zeven tot tien, ongeveer 445 tot 425 v. Chr. Hij heeft veel kritiek op de handelingen van zijn geloofsgenoten: 1°) De gewone mensen houden zich niet aan de wet. Ze verwaarlozen hun plicht om gave dieren te offeren, (Mal.1:6-14) 2°) Priesters verwaarlozen en negeren hun plichten en dienst in de tempel, (Mal.2:1-9) 3°) het volk twijfelt openlijk aan God’s goedheid, (Mal.3:6-12,14) 4°) Echtscheiding en overspel was een ‘normale zaak’ geworden, (Mal.2:10-16) 5°) De Messias zal verschijnen in de tempel. Dat vervulde zich doordat de Here Jezus in deze tem pel vele uren predikte! God is in eigen persoon, naar deze tempel gekomen en het volk heeft het niet gemerkt! (Mal.3:1-6) Jezus gaf wanneer hij in Jeruzalem was dagelijks onderwijs in de tempel (Lucas 19:45-47). Jezus noemde het ook: “het Huis van Zijn Vader.” Jezus zond zijn discipelen uit volgens Mattheus 10:5-7, naar de “verloren schapen van het huis Israëls.” Maar er komt ook een tijd dat de tempel van geen tel meer is. Aan de Samaritaanse legt Jezus uit dat de tijd nu is aangebroken God in waarheid en geest te dienen, niet méér in tempels (Johannes 4). Nadat het evangelie gepreekt wordt in Jeruzalem, onder het Joodse volk, komt hetzelfde verhaal dat Jezus de Messias is, naar de Samaritanen in Handelingen 8. En enkele tijd later gaat dit verhaal van verlossing naar de heidenen. “En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig, naar het woord, dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen door Jezus Christus. DEZE IS ALLER HEER” (Handelingen 10:34-36). Het is nu nooit meer als vroeger! Daarom is de Schrift ook duidelijk: “er is geen onderscheid” meer tussen de volkeren en de afstamming (Rom.10:12 / Gal.3:28 / Col. 3:11). Over de tempel zei Jezus nog dit in Lucas 19:41-44: “En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Er is ook nog dit: orthodoxe Joden houden nog steeds de gedachte van een herstel, levend in hun gebeden. Het Achttiengebed (Sjemonee esree) is het centrale gebed in de eredienst van de synagoge. Daarin wordt ook gebeden om de verlossing van Israël. Dit gebed spreekt achtereenvolgens van:

de bevrijding en inzameling der ballingen in het beloofde land, het herstel van de geestelijke leiders en van het koningschap van God, het herstel van Jeruzalem, het herstel van het huis van David en het herstel van de offerdienst in de tempel.

De traditionele verwachting van een Jood, aangaande het herstel van Israël is dat dit zal gebeuren in de genoemde volgorde van dit gebed. Nadat de staat Israël is opgericht is aan dit gebed nog een 19e bede toegevoegd: “Onze Vader in de hemel, zegen de Medienat Jisraeel, de staat Israël, het ontluikend begin van onze verlossing.” Dit is een gebed om het welzijn van deze jonge staat maar we moeten één en ander retaliveren. In het verhaal ontbreekt dat Israël zich eerst MOET bekeren voordat ze hersteld kunnen worden. Dat is duidelijk in Deuteronomium 30 en die opmerking van Mozes verdwijnt bij velen gewoon in het onbekende.

Page 184: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 184

Hoe dacht men over herstel van de Joden onder de reformatoren? Luther heeft een bekering

van de Joden zeker verwacht. Hij was er zich wel van bewust dat zij niet massaal christen zullen worden. Later hebben lutheranen en evangelischen, piëtisten en puriteinen deze gedachte ontwikkeld. Zowel Turken, Joden als ketters en valse christenen zijn in gemeenschap onder het schild van de Antichrist. Volgens Luther zal de “rest”, waarvan het behoud door Jesaja is voorzegd (Jes. 10:20-22) toegang hebben tot de bekering in Jezus. We moeten de Joden niet onvriendelijk behandelen: “want er zijn christenen onder hen op komst.” (Zie, H.A. Oberman, ‘Wortels van het antisemitisme’, Kampen 1983, blz.109 v.) Bij Calvijn vinden we een dubbele lijn. Nu eens blijkt dat hij geen oog heeft voor een heilvolle toekomst voor Israël. Ze hebben toch de Christus afgewezen. Maar een andere maal dan weer pleit hij op voor een blijvende plaats voor de Joden in het heilshandelen van God omdat Hij Zijn verbond getrouw blijft. Men heeft erop gewezen dat Calvijn Rom.11 niet los van Rom.9 leest: Gods verbond en verkiezing liggen op eenzelfde lijn. Vanwege hun ongeloof is het merendeel der Joden verworpen. Toch is de blijvende geldigheid van de beloften voor Israël en het behoud van de uitverkoren een centraal punt in zijn theologie. (Zie, M. van Campen, ‘Het verbond en Israël bij Calvijn en de Nadere Reformatie’, in: Zicht op Israël 3, 's-Gravenhage 1988, blz.161 v.) Voor Calvijn is er alleen toekomst met een niet-nationale bekering van de Joden. Eenmaal benadrukt hij dat Joden binnen de christelijke gemeente de eerste plaats behouden. (Zie, W.J. op't Hof, ‘De visie op de joden in de Nadere Reformatie’, Amsterdam 1984, blz.52.)

Beza, opvolger van Calvijn in Zwitserland, was wat betreft die toekomstige bekering nog beslister. (Zie idem als hierboven.) De vertalers van de Statenbijbel (1626-1637) dachten in de lijn van Calvijn. C.J. Meeuse, komt tot de slotsom daarover, dat zij wel duidelijk een bekering van de joden verwachten maar geen nationale bekering. (C.J. Meeuse, ‘De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie in het licht van haar tijd’, Kampen 1990, blz.33.) Onder invloed van de geschriften van de Engelse puriteinen zijn een aantal Nederlandse predikanten van de Nadere Reformatie ruimte gaan geven voor Israël. De commentaren van M. Bucer en P. Martyr Vermigli op Romeinen (vooral hoofdstuk 11!) hebben de toekomstige bekering der Joden benadrukt. (Zie, P. den Butter, ‘Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid’, Lisse 1978, blz.125-149.)

Nog een woordje apart over Martin Luther. Hij was diep teleurgesteld over het feit dat de

Joden niet tot het protestantisme wilden overgaan. In die dagen van de boekdrukkunst verschenen ook kritische geschriften tegen het christendom vanuit Joodse hoek. Jezus was een Joodse afvallige, de zoon van een overspelige vrouw. In 1546 publiceert Luther zijn antisemitische studie: 'Over de Joden en hun Leugens.' Hij schreef er bijvoorbeeld dit: “Verbrandt hun synagogen en scholen, wat niet wil branden, begraaf dat in de grond zodat er geen stenen of rommel overblijft. Breek op dezelfde manier in hun huizen en vernietig ze. Neem weg hun gebedsboeken en Talmoeds waarin niets anders dan goddeloosheid staat en leugens, vloeken en zweren. Verbied hun rabbi’s te leren over pijn in lijf en leden. Verbied ze te reizen, wat ze ook zijn, landheer, hoogwaardigheidsbekleder of koopman ze moeten thuis blijven.” We moeten dat plaatsen in die tijd en onder die omstandigheden van de Joodse aanvallen op Jezus. Doe je dat niet dan leg je Luther verkeerd uit.

Deel twee: de tekst

Enkele ongewone vertalingen als inleiding, jammer maar niet omgezet in het Nederlands:

Verse Hebrew text Institute for Scripture www.csg.net/eschatol

Page 185: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 185

Hebrew text

JPS 1917 VERSION

Mesorah Heritage Foun-dation

Research http://www.eliyah.com/

ogy/Daniel-9.htm

Isaac Newton, Obser-vations Upon the Prophecies of Daniel and the Apocalypse of St. John, 1733.

Dan 9:24

24. Seventy weeks are decreed upon thy people and upon thy holy city, to finish the transgression, and to make an end of sin, and to forgive iniquity, and to bring in ever-lasting righteousness, and to seal vision and prophet, and to anoint the most holy place.

24 Seventy septets have been decreed upon your people and upon your holy city to termi-nate transgression, to end sin, to wipe away iniquity, to bring everlasting righteous-ness, to confirm the visions and the prophets, and to anoint the Holy of Holies.

24“Seventy weeks are de-creed for your people and for your set-apart city, to put an end to the transgres-sion, and to seal up sins, and to cover crooked-ness, and to bring in everlasting righteousness, and to seal up vision and prophet, and to anoint the Most Set-apart.

24 Seventy weeks are cut upon thy people, and upon the holy city, to finish transgression, and to make an end of sins, to expiate iniqui-ty, and to bring in everlasting righteous-ness, to consummate the Vision and the Prophet, and to anoint the most Holy.

Dan 9:25

25. Know therefore and discern, that from the going forth of the word to restore and to build Jerusalem unto one anointed, a prince, shall be seven weeks; and for threescore and two weeks, it shall be built again, with broad place and moat, but in troublous times.

25 Know and comprehend: From the emergence of the word to return and to rebuild Jerusalem until the anoint-ment of the prince will be seven septets, and for sixty-two septets it will be rebuilt, street and moat, but in troubled times.

25“Know, then, and under-stand: from the going forth of the command to restore and build Yerushalayim until Messiah the Prince is seven weeks and sixty-two weeks. It shall be built again, with streets and a trench, but in times of affliction.

25 Know also and understand, that from the going forth of the commandment to cause to return and to build Jerusalem, unto the Anointed the Prince, shall be seven weeks.

Dan 9:26

26. And after the threescore and two weeks shall an anointed one be cut off, and be no more; and the people of a prince that shall come shall destroy the city and the sanctuary; but his end shall be with a flood; and unto the end of the war desolations are determined.

26 Then, after the sixty-two septets, the anointed one will be cut off and will exist no longer; the people of the prince will come will de-stroy the city and the Sanct-uary; but his end will be [to be to be swept away as ] in a flood. Then, until the end of the war, desolation is de-creed.

26“And after the sixty-two weeks Messiah shall be cut off and have naught. And the people of a coming prince shall destroy the city and the set-apart place. And the end of it is with a flood. And wastes are decreed, and fighting until the end.

26 Yet threescore and two weeks shall it return, and the street be built and the wall; but in troublesome times: and after the threescore and two weeks, the Anointed shall be cut off, and it shall not be his; but the people of a Prince to come shall destroy the city and the Sanctuary: and the end thereof shall be with a flood, and unto the end of the war, desolations are determined.

Dan 9:27

27. And he shall make a firm covenant with many for one week; and for half of the week he shall cause the

27 He will forge a strong covenant with the great ones for one septet; but for half of that septet he will abolish sacrifice and meal-offering,

27“And he shall confirm a covenant with many for one week. And in the middle of the week he shall put an end to slaughter- ing and meal

27 Yet shall he con-firm the covenant with many for one week: and in half a week he shall cause the sacri-

Page 186: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 186

sacrifice and the offer-ing to cease; and upon the wing of detestable things shall be that which causeth appal-ment; and that until the extermination wholly determined be poured out upon that which causeth appalment.'

and the mute abominations will be upon soaring heights, until extermination as de-creed will pour down upon the mute [abomination].

offering. And on the wing of abominations he shall lay waste, even until the com-plete end and that which is decreed is poured out on the one who lays waste.”

fice and oblation to cease: and upon a wing of abominations he shall make it desolate, even until the con-summation, and that which is determined be poured upon the deso-late.

Wat zij op dat gebied zeggen

In een ‘min of meer’ letterlijke weergave van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Daniel 9 is moeilijk. Gods gedachten zijn altijd moeilijk. De gedachten van God zijn hoger dan onze gedachten. Dat is voor ons niet makkellijk. Het gaat erom dat wij begrijpen dat alle zegen alleen maar komen kan om dat Hij, mijn Heiland en mijn Verlosser, het avondoffer is. God hanteert de tijd en die is door niets en niemand te beïnvloeden. Wij hebben een geweldige Here en onze tijden zijn in Zijn hand. Hij maakt waar wat Hij ooit heeft gezegd. Wij mogen blij zijn met het feit dat wij bij de Gemeente horen die nu (nog) op aarde en straks bij de Here Jezus zal zijn. Vanaf het moment dat de Gemeente niet meer hier is zal de tijd van Israël, hier op aarde, verdergaan met de zeven jaren die nog restten.”

Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=1003 schreef de Werkgroep ‘Bijbel: Aktueel!’, een artikel over Daniël twee. We citeren uit de laatste bewerking van 10-3-2002, onderstrepingen zijn door onszelf aangebracht: “De eerste vier delen zijn vervuld; 1e Het hoofd van goud was Babylon 2e De schouders en armen Medo-Perzië. 3e De twee armen, een voor Media en een voor Perzië. 4e De buik en de lendenen van koper verbeeldden het Griekse rijk onder Alexander de Grote Dit waren de belangrijkste delen van het beeld. Dan komen we aan de benen van ijzer en zij stellen het Romeinserijk voor, maar merk op dat er twee benen waren. Het Romeinse rijk was verdeeld in twee delen. West-Rome met de hoofdstad Rome en Oost-Rome met de hoofdstad Byzantium. Het is van belang, want als dit imperium wordt gereproduceerd, moeten beide benen gereproduceerd worden. Dus Europa zoals we het nu kennen, kan niet de uiteindelijke vervulling zijn. Dan komen we tot de voeten van ijzer en leem en die moeten de uiteindelijke heidense macht zijn, want de steen die zonder mensenhand losraakt (het koninkrijk van Jezus) valt op die voeten en verbrijzelde ze (Daniël 2:34). Dat moet dus het heidense dominium zijn dat Jezus verbreekt bij Zijn wederkomst. De tien tenen moeten overeenkomen met de tien koningen, want beide zijn de laatste toestanden van de heidense rijken. Als we dus iets gaan zien van het herstel van het Romeinse rijk, moeten het beide benen zijn. Mensen spreken nu over de huidige stand van Europa als de uiteindelijke staat, maar dat lijkt op een been met alle tien de tenen aan één voet. Ook is Europa niet de finale van de uiteindelijke Bijbelse vervulling. Europa is belangrijk, maar het is niet het uiteindelijk centrum van het toekomstbeeld. Het centrum moet zijn in het Midden-Oosten. Jezus’ wederkomst zal op de berg bij Jeruzalem zijn en als de antichrist Hem succesvol wil imiteren, zal dat ook daar zijn. Als we dus twee benen en tien tenen hebben, zijn vijf staten van het oude Romeinse machtgebied in Europa, maar laten we nagaan wat de vijf tenen zijn van de rechtervoet. Dan moeten wij vijf namen noemen in het Midden-Oosten: Griekenland, Turkije, Syrië, ‘Palestina’ en Egypte. Dat is het beeld van het oostelijke Romeinse rijk. Een ding dat dit bevordert is een één-wereld-religie die kan makkelijk

Page 187: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 187

komen. Israël is het centrum van drie monotheïstische wereldreligies, judaïsme, christendom en islam. Als die drie verenigd zouden worden, beslaan zij dat hele gebied. Er is slechts één probleem dat die vereniging belemmert: Jezus van Nazareth. Als die uit de weg geruimd zou kunnen worden, is er niets dat die drie religies in de weg staat. En men is druk bezig die Jezus uit de weg te krijgen. Zowel de leiders van de rooms-katholieke kerk als de anglicaanse kerk hebben in hun kerken diensten uitgevoerd waarbij zij vertegenwoordigers van de islam, het hindoeïsme, het boeddhisme en andere heidense religies samen brachten en zich richtten tot één God (!)”(wij onderstrepen).

Eén van de problemen wanneer profetie aan bod komt is: in hoeverre moet dat “redelijk” zijn. Moeten we dat kunnen begrijpen tot in alle details en verstandelijk kunnen afwegen. We denken het niet en citeren hiervoor de twee grote Reformatoren. Geloof is méér dan wat wij menselijke rede noemen. Over “de Rede” zegt Calvijn o.a. het volgende: “Maar aangezien wij, door een valse mening aangaande ons inzicht beneveld, ons met de grootste moeite laten overtuigen, dat dat inzicht in Goddelijke zaken geheel blind en verstompt is, zal het, meen ik, beter zijn dit te bewijzen met getuigenissen der Schrift dan met redeneringen. Johannes leert dit zeer schoon op de plaats, die ik kort te voren aanhaalde (Joh.1:4), wanneer hij schrijft, dat het leven van den beginne in God geweest is, en wel dat leven, dat het licht der mensen was; dat licht schijnt in de duisternis, maar dat het door de duisternis niet begrepen is. Hij geeft te kennen, dat de ziel des mensen wel door de glans van het Goddelijk licht bestraald wordt, zodat ze nooit geheel van een althans geringe vlam of althans een vonkje daarvan beroofd is, maar dat ze toch door die verlichting God niet begrijpt. Waarom dat? Omdat haar scherpzinnigheid, voor wat de kennis Gods aangaat, louter duisternis is. Want wanneer de Geest de mensen duisternis noemt, berooft Hij hen eens en voor al van alle vermogen van geestelijk verstand. Daarom betuigt Hij, dat de gelovigen, die Christus omhelzen, niet uit bloed, noch uit de wil des vleses of des mans, maar uit God geboren zijn (Joh.1:13). Alsof Hij wilde zeggen, dat het vlees een zo verheven wijsheid niet kan bevatten, dat het God en wat van God is, zou kunnen begrijpen, wanneer het niet door Gods Geest verlicht werd. Gelijk Christus getuigd heeft (Mat.16:17), dat wat Petrus van Hem beleed een bijzondere openbaring des Vaders was.” Uit ‘Institutie van Calvijn’, vert. Dr. A. Sizoo, W.D. Meinema Delft, Boek II, Hoofdstuk II, 19, z.j. (wij onderstrepen).

De Franse filosooftheoloog P.E. Metzger schrijft in de Revue Réformée van maart 1999 over de visie van Luther op “de Rede” als volgt: “In de laatste prediking van Luther in Wittenberg, één maand voor zijn dood, gaat hij een hevige kritiek uitoefenen op “de Rede” en noemt haar: “de verloofde van de duivel”, “de grootste hoer van de duivel”, “een door melaatsheid aangetaste hoer”, “een vervloekte hoer” en zo verder. Hoe moeten we dat begrijpen? De bedoeling van de preek, een uitleg van Rom.12:3, is zoals Paulus zegt christenen te waarschuwen voor pretentie. Luther zegt o.a.: “we moeten ons hoeden, niet slechts voor grove verlangens maar ook voor (zogeheten) hogere verlangens die de eenheid van het geloof uit elkaar scheuren en die ons voeren naar prostitutie, t.t.z. naar afgoderij”, want “alles moet onderworpen zijn aan het geloof. Luther maakt over pretentie de volgende analyse: het is een vleselijke lust die haar zetel heeft in het verstand, in de Rede die zich niet aan het Woord van God onderwerpt, en de heerschappij van het geloof niet aanneemt. De Rede verlangt zelf God-te-zijn, ze is afgoderij. Merken we tevens op dat Luther klaar en duidelijk verband legt tussen de term prostitutie om afgoderij te beschrijven, en volgt hierin Bijbelse voorbeelden. De heftige kritiek op de Rede in deze tekst geeft dus niet meer of niet minder aan dat de algemene fundamentele natuurlijke Rede slechts afgoderij is. Dat had Luther trouwens op andere plaatsen in zijn geschriften al duidelijk gemaakt.” De titel van dit artikel over de rede is: ‘De hoer van de Duivel.’

Calvijn schreef o.a. dit in zijn vijftigste lezing op het boek Daniël (verschenen in 1561):

Page 188: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 188

“Hoe komen we tot een bepaalde conclusie? Het is niet genoeg om de onwetendheid tot weerleggen van de anderen, tenzij dat de waarheid laat uitschijnen en ze bewezen wordt door klare en afdoende redeneringen” (onze vertaling). Een raad die we ook zullen opvolgen.In de bundel gezangen ‘Uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ lied n° 322 vers 3 staat wat in die aard en we citeren het in de hoop dat we het allen oprecht mogen meezingen:

Gij ziet en hoort wat onze mond wil spreken, het is een staamlend, ontoereikend teken, een zwak en machtloos mensenwoord.

In de Bijbel zijn er twee boeken die al eeuwenlang het spotpunt zijn van hogere kritiek, het

boek Jesaja en dat van Daniël. Hoe dit komt is niet moeilijk te begrijpen. Beide schriftgedeelten bevatten namelijk enkele profetieën welke bij hun latere vervullingen de waarachtigheid van de Schrift waarborgen. Eén bepaalde profetie zal ons nu bezighouden: de profetie der 70 jaarweken opgetekend in Dan.9:24-27. Vóór we een vers voor vers bespreking hierover houden is het nochtans interessant om enkele punten te onderzoeken welke door de hogere kritiek tegenover het boek Daniël worden ingebracht. De éérste die de authenticiteit van Daniël in twijfel heeft getrokken was de Griekse filosoof Porphyrius (omstreeks 233-304 na Chr.). Deze persoon was een christenhater en schreef een boek met de titel ‘Tegen de christenen.’ Omdat verschillende dingen in het boek Daniël zo nauwkeurig waren beschreven wou deze Porphyrius niet geloven dat dit boek was geschreven door de Daniël die in de zesde eeuw vóór Christus leefde en werkte in de steden Babel en Susa onder de Babylonische en Medo-Perzische koningen uit die tijd. Porphyrius zei, dat aangezien in dit boek het leven van de Syrische koning Antiochus IV Epiphanes zo nauwkeurig was beschreven, hij niet kon aannemen dat het profetie was. Om deze reden klasseerde hij het boek Daniël ná deze Antiochus: nl. rond plus/min 160 voor Chr. Het zou geschreven zijn door een schrijver (zeg maar bedrieger!) die met gebruikmaking van Daniël’s naam het boek zou hebben opgetekend.

Dit standpunt is dan later door hogere critici aanvaard en verder uitgewerkt. Dit is thans ook de visie van de Rooms Katholieke Kerk en moderne Protestantse exegeten. De oppervlakkigheid van zulke beweringen is echter groot. Het feit alléén dat ná 160 voor Chr. profetieën vervuld werden die in Daniël staan opgetekend is een waarborg dat Daniël’s boek werkelijk in de 6de eeuw vóór Christus kan opgetekend zijn. Ook, en dit is wel doorslaggevend: dat Jezus Christus zelf Daniël heeft aanvaard als een geïnspireerde Bijbelschrijver. Hij zegt in Mat.24:15,16: “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.” Verder is belangrijk dat Daniël tijdens zijn leven zulke beroemdheid had verkregen dat de profeet Ezechiël hem vernoemd in Ezech.14:14: “en er zouden dan deze drie mannen zijn: Noach, Daniël en Job (...) ” Hier wordt Daniël dus met twee andere beroemde mannen genoemd. Slechts Mozes en Samuël zijn nog de twee grote andere profeten volgens Ps.99:6.

Uit Bijbelmanuscripten weten we dat het Bijbelboek van Daniël ook behoorde tot de oorspronkelijke stukken van de Septuaginta uit de 3de/2de eeuw VC. Men heeft ook tesamen met de Dode-zee-rol van Jesaja gedeelten gevonden van Daniël. Geleerden hebben dit nu zelf geklasseerd als geschreven tussen 150 en 100 VC (Deze gedeelten komen uit de grotten n°4 en n°6.) Indien het boek Daniël rond plus/min 160 VC geschreven zou zijn dan moeten we hieruit besluiten, dat wat men daar heeft gevonden misschien wel gedeelten van het oorspronkelijke manuscript kunnen zijn of één van de eerste afschriften en dit is zeer onwaarschijnlijk. Joden hebben ook nooit problemen gehad met de authenticiteit van het boek Daniël. Typerend is dat toen de hogepriester werd voorbereid tot de dienst op de dag van de Verzoening hem behalve de Tora ook gedeelten van het

Page 189: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 189

boek Daniël werden voorgelezen, maar welke het waren weten we niet. Zie de Mishnah Yoma 1:6.

Ook van belang is wat de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeld. Dat in 332 voor Chr. wanneer Alexander de Grote de stad Jeruzalem binnentrad, de hogepriester hem de profetie toonde uit Dan.8:21,22 waarin er voorzegd was dat Alexander naar Jeruzalem zou komen. Alexander was hierdoor zo geëerd schrijft Flavius Josephus dat hij tot het volk zei, dat hij wat ze van hem zouden verlangen, zou voldoen. We kunnen hieruit dan moeilijk de gevolgtrekking trekken dat het boek later dan Alexander de Grote zou geschreven zijn. Nog twee feiten willen we aanhalen. Ten eerste dat ten tijde van Antiochus (dus plus/min 160 voor Chr.) bijna geen enkele persoon onder het volk de Hebreeuwse taal meer kende maar slechts de volkstaal, het Aramees. We zouden dus als schrijver van Daniël iemand dienen te vinden bij de priesterklasse die wél nog Hebreeuws kende en dit is onmogelijk want geen enkele priester van de Levitische orde zou het ooit gewaagd hebben zulk een boek op te stellen. Hogere critici van de Bijbel storen zich niet aan dit argument. (Zie o.a. J.G. Baldwin, ‘Is there pseudonomity in the Old Testament’, in het Engelse tijdschrift ‘Themelios’, 4.1 september 1978, blz.6-12.)

Het andere feit is dat de studie van een ander Joods boek namelijk Makkabeeën, spreekt over het boek Daniël en zoals alle hogere critici toegeven is dit boek rond plus/min 160 voor Chr. geschreven. Zo zou de verwijzing naar “de gruwel van de verwoesting” in 1 Mak.1:54,59 gebaseerd zijn op Dan.9:27. En een andere belangrijke verwijzing van Josephus staat in ‘De Oudheden’ Boek X. Hij verwijst naar Dan.9:27 dat voor hem tweemaal is vervuld, éénmaal met Antiochus en een tweede maal bij de vernietiging van de tempel in 70 A D. Maar zegt ons 1 Mak.9:27, dat toen dat boek werd geschreven, er in Israël geen enkele profeet te vinden is. Hoe zou dan iemand de profetie der 70 jaarweken hebben opgetekend of nog andere profetieën zoals Daniël hoofdstukken 11 en 12, welke voor het grootste deel op latere tijden betrekking hebben. Dit is dus onmogelijk. We zeggen dat omdat moderne Bijbelcritici niet twijfelen aan de echtheid van de geschriften van de Makkabeeën.

Er zijn bij de vroege kerkvaders regelmatig aanwijzingen dat ze het boek Daniël kennen:

Clemens Romanus (97,98 na Christus) Brief van Barnabas (100-150 na Christus) Justinus de Martelaar (138-165 na Christus) Melito van Sardis (170-180 na Christus) Irenaeus van Lyon (182-188 na Christus) Tertullianus (200-240 na Christus) Clemens Alexandrinus (193-220 na Christus) Hippolytus heeft een commentaar op hoofdstukken 1, 2, 3, 7, 9, 10, 12 (222-236 na Christus) Origenes (225-254 na Christus) Anoniem geschrift tegen Novatianus (rond 248-258 na Christus) Cyprianus, bisschop van Carthago (248-258 na Christus) Firmilianus van Caesarea aan Cyprianus (256 na Christus) Victorinus van Petau (martelaar in 304 na Christus) Methodius van Olympus aan Patara (260-312 na Christus) Lactantius (315-325/330 na Christus) Hoe zit het met andere zaken en documenten? Bijvoorbeeld deze uit de Dode Zee? En de grote Bijbelmanuscripten? 4QDan is uit de late Hasmoneaanse periode of de vroeg Herodiaanse periode en heeft gedeelten van Daniël 1:16-20 / 2:9-11,19-49 / 3:1-2 / 4:29-30 / 5:5-7,12-14,16-19 / 7:5-7,25-28 / 8:1-5 / 10:16-20 / 11:13-16.

Page 190: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 190

4QDan b is uit 20-50 na Christus en heeft gedeelten van Daniël 5:10-12,14-16,19-22 / 6:8-22,27-29 / 7:1-6,11(?),26-28 / 8:1-8,13-16. 4QDan c is uit 125-100 voor Christus en heeft gedeelten van Daniël 10:5-9, 11-16, 21 / 11:1-2,13-17,25-29. 4QCan d / 4QDan heeft kleine snippers. 6QPapDan (6Q7) heeft gedeelten van Daniël 8:16,17(?),20,21(?) / 10:8-16 / 11:33-36,38. Deze gedeelten komen zeer goed overeen met de proto-Massoretische text. Theodotion, zelf een Jood (na Christus), heeft een nieuwe Griekse vertaling gemaakt omdat de Christenen teveel citeerden uit de voorgaande Griekse Septuaginta. We hebben van hem bijvoorbeeld ook Daniël en enkele andere Bijbelboeken. Het Chester Beatty Papyrii IX and X (3de/4de eeuw) heeft bijvoorbeeld Ezechiël en Daniël. Het Vaticanus-manuscipt (325-350 A.D.) heeft gans het boek Daniël. In de Sinaïticus (340-350 na Chr.) staat het niet, maar daar ontbreekt meer dan dat. Alexandrinus (rond 450 na Christus) heeft ook Daniël.

We moeten dan tot dit besluit komen, en evenals Christus zeggen, dat er rond plus/min 605-537 voor Chr. in Babylon een profeet leefde die dit alles heeft te boek gesteld. Behalve dat zijn er veel uit Daniël’s verklaringen door de oudheidkundigen bevestigd. Zo is bijvoorbeeld een vurige oven, zoals deze waarin de jongelingen geworpen zijn, door de archeologen ontdekt. Ook een leeuwenkuil als deze waarin Daniël later is geworpen is ontdekt enzovoort. (Zie over de ech-theid van het boek Daniël o.a.: G. Hasel, ‘The book of Daniël and matters of language: Evidences relating to Names, Words and the Aramaic language’, Andrews University Seminary Studies, Vol.19, Spring 1981, n°1 en G. Hasel, ‘The book of Daniël: Evidences relating to Persons and chronology’, idem., Vol.19, Autumn 1981, n°3. En van W. Shea, ‘Extra biblical texts and the con-vocation of the Plain of Dura’, idem, Vol.20, Spring 1982, n°1.)

Daarom ook als inleiding op wat volgt een lijstje van de manier waarop Joodse theologen profetie in verband met de Messias bekijken. PROFETIE OT VERVULLING NT MESSIAANSE UITLEG VOLGENS

RABBIJNEN Gen.3:15 Rom.16:20 Targum Pseudo-Jonathan Deut.18:15-18 Hand.3:19-23 Ralbag (Gersonides) Jes.7:14 Mat.1:22,23 Jes.9:5 1 Cor.1:24 / Rom.9:5 / Joh.8:58

Eph.2:14 Targum Jonathan Pereq Shalom Midrash Mishle

Jes.52:13-53:12

Joh.12:37,38 / Hand.8:30-35 / 1 Pet.2:21-25

Jer.31:31-34 Mat.26:27,28 / Luc.22:20 / Heb.8:7-13

Micha 5:1 Mat.2:4-6 Zach.9:9 Mat.21:1-5

Joh.12:14,15 Sanhedrin 98 a Berachot 56 b

Zach.12:10

Joh.19:33-37 Sukkah 52 a

Ps.22 Mat.27:46 / Marc.15:34 / Heb.2:11,12

Pesikta Rabbati

Dan.9:24-27 Gal.4:4 In Sanhedrin 97 b staat het verbod om de komst van de Messias te berekenen.

Page 191: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 191

De tekst van Daniël 9:24-27

Deze nogal lange inleiding zal door sommigen wellicht overbodig bevonden zijn maar het was vooral nodig om de belangrijkheid en juistheid van het Bijbelboek Daniël te bevestigen. Met dit in gedachten kunnen we onze Bijbel dan openslaan bij Dan.9:24-27. Hieronder de NBG-vertaling: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Wat is een jaarweek?

Drie definities van het woord “shabu’a”

“[Dn 9:24]. ... Zeventig zevens] letterlijk ‘ Zevens zeventig.’ het woord ‘zevens’ wordt meestal vertaald –week – en staat er als eerste omwille van de nadruk. Dat vormt het grote thema van de passage. Om dezelfde reden staat het cijfer hier na het zelfstandig naamwoord, en niet daaraan voorafgaande, zoals meestal het geval is. De gedachte van de auteur kan dan geparafraseerd worden: “zevens” - en in feite zeventig van hen - zijn afgekondigd, enz. Het woord “zevens” hier komt voor in de m.m. [Mannelijk meervoud], terwijl het woord normaal een v.m. [Vrouwelijk meervoud] heeft (...) Wat bracht Daniël ertoe het mannelijke te gebruiken in plaats van het vrouwelijke. Het is zeker niet duidelijk, tenzij het is om een doelbewuste aandacht te vragen voor het feit, dat het woord “zevens” hier in een ongewone betekenis gebruikt word. (...) Het lijkt vanzelfsprekend dat geen gewone weken van 7 dagen aan de orde zijn.” (E. J. Young, ‘A Com-mentary on Daniel’, Eerdmans, 1949, Reprinted Banner of Truth, 1978, blz.195,196).

“Terwijl in Deut 16:9, hierboven besproken, shabu’a een periode van zeven dagen vertegenwoordigt, in Dan 9:24,25,26,27 duidt het op een periode van zeven jaar in elk van deze vier verzen. Dit wordt bewezen door de context, waarin Daniël erkent dat de zeventig jaar van gevangenschap bijna voorbij is. Het land lag zeventig jaar braak en aldus betaalden de Joden zeventig sabbatsjaren aan de Heer terug. Dat waren ze Hem verschuldigd voor de voorafgaande zeventig perioden van zeven jaar (Dan 9:2; Jer 25:12, zie. II Chr 36:21!). Net als Daniel in gebed is over dit onderwerp, verschijnt de engel Gabriël hem en vertelt dat het herstel van Israël niet compleet zal zijn totdat een andere periode van zeventig-zevens, (“shabua”) vervuld gaat worden (Dan 9:24)! Let ook op de schijnbare verwijzing in Dan 12:11 van de helft van de laatste zeventig Daniel’s (9:27), het is 1290 dagen, ongeveer drie en een half jaar. Dus zijn dit hier jaren. Shabua ` wordt ook gebruikt als een technische term in Deuteronomium 16:10,16 waar het staat voor het Wekenfeest (hag Shabu `ot), dat wil zeggen het Feest van de Zeven-perioden.” (R.L. Harris,

Page 192: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 192

G.L.Archer, & B.K Waltke., eds, ‘Theological Wordbook of the Old Testament’, Moody Press, 1980, Twelfth Printing, 1992, Vol. II, blz.899.)

“Het woord voor “week” sabuac, dat van seba` afgeleid is: het woord voor “zeven.” Het normale vrouwelijk meervoud is in de vorm: “sebu `ot.” Alleen in dit hoofdstuk van Daniël staat het er in het mannelijk meervoud sabu`im. (De enige andere gebeurtenis in de combinatie sebu `e sebu` ot [‘heptaden of weken’] in Ezechiël 21:28 [21:23 Engels tekst]). Daarom is het sterk suggestief voor het idee van een “heptade” (een serie of een combinatie van zevens), in plaats van een “week” in de zin van een serie van zeven dagen. Er is geen twijfel over dat we het in dit geval worden gepresenteerd met zeventig zevens van jaren, eerder dan van dagen. Dit leidt tot een totaal van 490 jaar.” (G.L. Archer,’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.289).

Eerst dienen we er nota van te nemen wat de betekenis is van de uitdrukking “zeventig weken.” - [In het oorspronkelijk = shavu'im shiv'im] Het Hebreeuws woord dat hier in Daniël 9:24-27 regelmatig met “weken” is vertaald is “shabuîm” het enkelvoud ervan is “shabua.” Er is een overweldigende consensus van de wetenschappers dat de tijd die de eenheid “shabua” moet voorstellen wordt beschouwd als een jaar. Het ligt in het verlengde dat lexicografen op het gebied van het Hebreeuws deze tijdseenheid definiëren als een “periode van zeven (dagen, jaren),” of “zevental” = “heptaden, weken.” - Brown, Driver, and Briggs, ‘A Hebrew and English Lexicon of the Old Testament’, blz.988.

Het woord “shabua” betekent een éénheid van zeven; dus zowel zeven dagen als zeven jaren. Deze Hebreeuwse uitdrukking is later in de Septuaginta vertaald met “hebdomas.” Het betekent hetzelfde als de Hebreeuwse uitdrukking namelijk: een éénheid van zeven. We dienen dus trachten uit te maken of hier een éénheid van zeven dagen of zeven maanden of zeven jaren is bedoeld. Deze uitdrukking “shabua” komt behalve de 6 maal dat het in Dan.9:24-27 is gebruikt ook nog voor in Dan.10:2,3. Het interessante in die schriftuurplaats is dat hier het woord “shabua” is gevolgd door het Hebreeuwse woord “yamîm.” Dit laatste betekent: “van dagen.” In Dan.10:2,3 kunnen we dus met alle recht de vertaling gebruiken “drie weken van dagen.” Omdat deze nadere verklaring “yamîm” niet voorkomt in Dan.9:24-27 kunnen we daar dan vertalen als “jaarweken” zoals vele vertalingen doen, want door het dubbele gebruik van “shabua” en “shabua yamîm” geeft Daniël ons te kennen dat er “twee eenheden” worden gebruikt die in betekenis verschillen. Een tweede reden waarom we dit zo kunnen vertalen is dat we dit gebruik aldus kunnen vinden in verschillende Joodse overgeleverde manuscripten van vóór Jezus Christus en daarna in de Talmoed, de Mishnah en de Middrash. Een derde reden waarom we dit mogen vertalen als jaarweken is dat dit overeenstemt met de feiten. Dit zou niet het geval zijn moesten we het interpreteren als 70 gewone weken of maanden. Zeventig gewone weken zouden aldus vermenigvuldigd 7 x 70 = 490 weken vormen of ongeveer negen jaren en zes maanden. Uit wat we nu weten is die berekening onmogelijk. Want aan de herbouw van de muren van Jeruzalem en de stad heeft men niet ongeveer negenenveertig jaren gewerkt (7 jaarweken) maar van 535 tot 444 v. Chr. In deze periode dient volgens de profetie in de periode van de “70 shabuîm” te vallen.

Otto Zöckler, was hoogleraar theologie aan de universiteit van Greifswald in Pruisen in de 19e eeuw. Hij voerde interne bewijzen binnen het boek Daniël aan, om te zeggen dat de Hebreeuwse term die staat voor een “week” als een periode van zeven jaar vertaald dient te worden. “Dit kan onmogelijk zeventig weken aanduiden in de gewone zin van het begrip, dus 490 dagen. Want het cijfer heeft een duidelijke relatie tot de zeventig jaar van Jeremia 5:2. Een korte termijn van 490 dagen zou niet geschikt zijn om als mystieke parafrase te dienen van de periode van drie en een half jaar. Bovendien is volgens de beschrijvingen uit de hoofdstukken 7 en 8, de drie en een half jaar een periode van lijden en onderdrukking, terwijl in 9:25 e.v. de laatste en

Page 193: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 193

meer uitgebreide indeling van de zeventig weken (ten beloop van tweeënzestig weken) wordt gekenmerkt als relatief vrij zijnde van moeilijkheden. Ten slotte, de drie en een half jaar komen blijkbaar weer tevoorschijn in 9:27, in de vorm van de “halve-week” waarin de offers gestaakt worden. Deze onmiskenbare identiteit van die kleine tijdsfractie aan het eind van de zeventig weken, met de drie en een half jaar van verdrukking, voorheen beschreven, verwijdert dan de reden van twijfel dat de zeventig weken zijn te beschouwen als zeventig weken in een jaar, en dus als een versterking van de zeventig jaar van Jeremia.” – We citeren en vertalen deze opmerking uit het commentaar van John Walvoord.

De enige aannemelijke en mogelijke verklaring is dat hier sprake is over 70 jaarweken of vermenigvuldigt een periode over 490 jaren. Voor ons kan het slechts een symbolische tijd van 490 jaar zijn. Het is een VOLLE tijd van Gods handelen in de geschiedenis van Israël, want 7 x 7 x 10 is de vermenigvuldiging van enkele “volmaakte” getallen. Want dit moeten we onthouden: de profetie ergens anders beginnen dan met Kores komt niet overeen met de werkelijkheid. De realiteit dwingt ons tot deze symbolische verklaring. Ook in het NT krijgen we van Jezus te horen dat getal van 7 x 70 (490 in totaal) in symbolische zin gebruikt kan worden! Dit staat in Mattheus 18: “21 Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? 22 Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal.” Dit laat geen letterlijke uitleg toe, veronderstel eens dat je letterlijk 490 maal vergeeft, moet het dan nog niet een volgende keer? Sommige amillennaristen gebruiken echter wel een letterlijke tijdseenheid in jaren, voor alles of gedeeltelijk. Voor de eerste negenenzestig weken heeft Philip Mauro een letterlijke tijd in jaren maar geeft een onbepaalde periode voor de laatste zeven jaar (blz.232-237).

De eerste periode was NIET exact 49 jaar, symbolisch interpreteren is dus geen probleem.

“De ene combinatie die samenvalt met de haar bekende geschiedenis, begint met het decreet van Artaxerxes in zijn zevende jaar: 457 BC. Een periode van zeven weken of negenenveertig jaar kwam ten einde in 408 voor Chr., en de reformatie onder Ezra en Nehemia werd uitgevoerd gedurende deze periode en wordt gekenmerkt als één geheel. Wanneer deze hervorming ten einde was en we niet langer het dominerende kenmerk van Gods regering hebben in deze zaken is onbekend. Want de opvolger van Nehemia [dat is Bagoas], was een Pers en natuurlijk niet een onderhouder van de exclusieve religie van Jehovah en die kwam in functie in 411 voor Christus, VÓÓR HET AFSLUITEN VAN DE ZEVENDE WEEK.” (J.D. Davis, 1924, ‘A Dictionary of the Bible,’ [1898], Baker, Fourth Edition, Fifteenth Printing, 1966, blz.163).

“De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij. Ezra kwam naar Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het Joodse staatsbestel, binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd gezonden door Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer voor deze periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel, Ezra en Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN 45 JAAR; zodat we weten dat het herstel werd voltooid in het laatste deel van de 7de week van de jaren. Het is waarschijnlijk dat het niet was afgesloten vóór het eind ervan. Met betrekking tot “de druk der tijden” te midden waarvan dit herstel zou plaatsvinden, daar geven de boeken van Ezra en Nehemia het commentaar bij. Tot aan de voltooiing van de muren, was er een opeenvolging van tegenwerkingen van de kant van de vijanden van de Joden.” (E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, ‘Nine Lectures, Delivered in the Di-vinity School of the University of Oxford. With Copious Notes.’ Funk & Wagnalls, 1885, blz.189-191).

Page 194: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 194

Mensen van de dispensatieleer zeggen dat een symbolische uitleg van de 70 jaarweken niet mogelijk is. Men neemt dan ofwel Daniël als voorbeeld, maar aangezien ze geen conformiteit hebben in de uitleg van de cijfers uit Daniël12 neemt men dan maar meestal de Openbaring van Johannes als voorbeeld. Volgens Robert L. Thomas, in zijn ‘Revelation 8 to 22: An Exegetical Commentary,’ (Chicago: Moody Press, 1992), blz.408 staan er in het boek Openbaring geen teksten met een symbolische betekenis van cijfers. “No verifiably symbolic numbers” = zegt hij, zodat het niet-symbolische voor hem de norm is. Dat geloven we niet en de redenen staan in het volgende. We nemen ook het boek Openbaring als tekst hierbij.

Het getal ”1” vinden we als symbool niet in dit boek. Maar in bepaalde uitdrukkingen zoals ”de alpha en de omega” zien we toch het idee van éénheid. Het is in Opb.1:8 op YaHWeH van toepassing en in Opb.1:17,18 / 2:8 en 22:13 op Christus. Aangezien alpha en omega de eerste en laatste letter is van het Griekse alfabet wijst dit erop dat God en Christus beiden een éénheid zijn die alomvattend is. Bij God is het zijn eeuwigheid welke er door aangegeven is (Jes.44:6) en bij Christus de ”enigzijnde” (unieke, énige, éne), volgens de letterlijke vertaling van het gebeuren bij de opstanding aangezien alle opstanding door hem zal komen. Het getal ”2” is niet dikwijls gebruikt in het boek Openbaring. We vinden het in Opb.11:3-12 waar sprake is van de twee getuigen. Het is het symbool van gecombineerde macht (Pred.4:9-12). Christus zond zijn discipelen per twee uit (Marc.6:7) en bij de opstanding en Hemelvaart waren er telkens twee engelen zichtbaar (Luc.24:4 / Hand.1:10). Het symbool van getuigenis vinden we terug in het begrip twee van het O.T. (Deut.17:6). In de dagen van de schepping is twee de schepping van een dualiteit volgens Gen.1:6-8. Het getal ”3” is niet altijd een goddelijk getal. Het herhalen van de lofprijzing ”Heilig”, tot driemaal toe is hier het belangrijkste (Opb.4:8 / vgl. Jes.6:3). Driedelig was ook de zegen van Aäron (Num.6:24-26). En drie maal per jaar op de grote feestdagen moest de gelovige naar Jeruzalem optrekken om er te aanbidden. In het boek Openbaring is het soms een aards en satanisch getal. Johannes zegt o.a. dat het derde deel van de aarde brand (Opb.8:7) het derde van de zee wordt bloed (Opb.8:8-11 het derde van de hemelen is getroffen (Opb.8:12,13). Gedurende het tweede wee sterft het derde der mensheid (Opb.9:13 e.v.) en drie onreine geesten zijn de aanstichters van de oorlog van Armageddon (Opb.16:12-16). Het getal ”4” is een aards getal. In dit boek vinden we aanwijzingen over vier paardrijders (Opb.6), vier engelen die winden van vernietiging vasthouden (Opb.7:13 / Jer.49:36 / Ezech.37:9), de aarde die vier richtingen heeft (Opb.20:8 / Ezech.7:2 enz...). Alleen in Opb.4:6,7 waar sprake is van vier levende wezens is het getal ”4” hemels te noemen. Maar anderzijds ook aards omdat ze Gods eigenschappen afbeelden zoals we ze kennen in de aardse schepping. M. Wilcock merkt ook hier op dat we niet te ver moeten gaan bij het interpreteren. Zo moet het tafelkleed dat Petrus ziet in een visioen niet uitgelegd worden als een beeld van de wereld. Een tafelkleed had ook in die tijden gewoon vier hoeken. Zie naar Handelingen 10. Het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel nederdaalt, is een volledige kubus of een piramide, waar de hoogte en de zijden gelijk zijn (Opb. 21:16). Het getal ”5” is ook een aards getal. Symbolisch is waarschijnlijk het gebruik ervan in Jes.19:18, de vijf steden een voorstelling zijnde van de totaliteit van de heidense gelovigen. Samen met ”vier” een symbool van een kleine hoeveelheid in Jes.17:6. Maar in Gen.43:34 / 45:22 beeld van overvloed. Als collectief beeld staat het gebruikt in Gen.47:2. En wellicht zijn de vijf koningen van Kanaän beeld van alle vijanden van Israël (Jozua 10:1-27). In Opb.9:1-12 is sprake van een sprinkhanenplaag die vijf maanden duurt. Deze sprinkhanen zijn satanische krachten zoals we later zien.

Page 195: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 195

Het getal ”6” is het teken van het kwade en zonde. Het nummer van het beest in Opb.13:18 is ”666.” Dit wil zeggen, zes maal honderd, zes maal tien en zes; de volledigheid van zonde. Kwaad in al zijn macht. Op de zesde dag van de schepping is de mens geschapen. Goliath was zes kubits lang. Het beeld dat Nebukadnessar laat bouwen is zestig kubits hoog en zes kubits breed. Het getal ”7” is het meest gekende Bijbelse symbool. In de Openbaring alleen is het al 54 maal gebruikt. Het is de afbeelding van volledigheid soms aards, soms hemels. Wanneer Johannes aan zeven gemeenten schrijft wil dit zeggen, alle gemeenten (Opb.2,3). Er zijn zeven lampenstaanders en zeven afbeeldingen van engelen van Gods volledige gemeente en de leiding van Gods gemeente Opb.1:20. Zoals men het in beeldspraak heeft over het bevaren van de zeven zeeën zo spreekt de Heer over Zijn zeven gemeenten. Het is ook opvallend dat de profetische gedeelten van Openbaring tot zeven delen te herleiden zijn, zoals hieronder afgebeeld. 1°) Zeven zegels 6:1 tot 8:6. 2°) Zeven trompetten 8:7 tot 11:19. 3°) Zeven visioenen van Satans koninkrijk 12:1 tot 13:18. 4°) Zeven visioenen van aanbidders van God en Satan 14:1-20. 5°) Zeven schalen van toorn 15:1 tot 16:21. 6°) Zeven visioenen van de val van Babylon 17:1 tot 19:10. 7°) Zeven visioenen van het einde van Satan, Gods koninkrijk en het eeuwige leven daarna 19:11 tot 21:8. Het getal zeven is in de rest van de Schrift zo belangrijk dat we nog enkele andere voorbeelden willen geven. In het modelgebed staan zeven verscheidene dingen (Mat.6:9-13), over de Farizeeën worden zeven weeën uitgesproken (Mat.23:13,15,16,23,25,27,29). In Rom.8:35 staan zeven soorten verdrukking, in Rom.12:68 zeven giften, in Jac.3:17 zeven soorten hemelse wijsheid, in 2 Pet.1:5-8 zeven vruchten voortkomende uit geloof enz... Iemand die de zeven zeeën bevaart is iemand die overal op de wereld is geweest Sommigen trachten door enkele dingen aan te passen nog grotere nadruk te leggen op het getal zeven. J.H. Alexander, Zwitser en dispensationalist, schreef een commentaar op Openbaring en spreekt op blz.43 van 49 maal of 7 x 7, dat het is gebruikt (in plaats van 54 maal). Dan het getal ”12” wat een afbeelding is van organisatie. Zoals in de oudheid er twaalf stammen waren zo zijn er twaalf apostelen. De vrouw van Openbaring heeft 12 sterren. Het Nieuwe Jeruzalem heeft 12 poorten, twaalf fundamenten enz... (Opb.21:12,14). Ook in de 24 ouderlingen wat 2 x 12 is, zien we dit symbool (Opb.4:4). In de 144.000 of 12 x 12 x 1000 zien we ook een organisatorisch geheel van heiligen (Opb.7:4).

Zie ook op http://catholic-resources.org/Bible/Revelation_Numbers.htm wat een katholieke theoloog Felix Just, Jezuïet, schreef over de cijfers in het boek Openbaring. Ja, er staan symboolcijfers in het boek Openbaring. Robert L. Thomas heeft in zijn ‘Revelation 8 to 22: An Exegetical Commentary,’ de verkeerde conclusie getrokken. Maar genoeg over Openbaring, want het was maar een aanzet om te zeggen dat er wel degelijk symboliek zit in bepaalde Bijbelse cijfers. Leupold, was lutheraan prof en amillennarist (geloofde niet in een toekomstig duizendjarig rijk). Hij zei in dat verband: “Sinds de scheppingsweek, heeft ‘zeven’ altijd al het merkteken van goddelijk handelen in de symboliek van getallen. ‘Zeventig’ bevat zeven vermenigvuldigd met tien en aangezien het een rond getal is perfectie betekend of voltooiing. Daarom zijn ‘zeventig heptads’ - dat is 7x7x10 - de periode waarin het goddelijke werk van het grootste moment tot in de perfectie

Page 196: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 196

wordt gebracht. Er is niets fantastisch of ongewoon daarover voor deze vertolker gezien hoe vaak de symboliek van getallen een belangrijke rol speelt in de Schrift.” – Leupold’s commentaar, blz.409.

Gezien de belangrijkheid van het Hebreeuwse woord “shabua” hierover nog dit. Zo is het mogelijk door vergelijking met Lev.25:8 te zien dat “shabua” ook daar als een periode van zeven jaren is weergegeven. Men leest er (wij onderstrepen): “En gij moet u zeven jaarsabbatten tellen, zeven maal zeven jaren en de dagen van de zeven jaarsabbatten moeten negenenveertig jaren voor u bedragen.” Door vergelijking zien we dat; zeven jaarsabbatten = zeven maal zeven jaren, en zeven jaarsabbatten = negenenveertig jaren.

In de bovenaan weergegeven vertaling van de Wachttoren hebben de vertalers vertaald door “jaarsabbatten” maar meestal spreken andere Bijbels hierover als “week.” Dit aangezien het Hebreeuwse woord hier “shabua” is. Maar in elk geval is 7 x 7 = 49, en in dit geval 49 jaren.

Een ander Bijbels voorbeeld - ofschoon hierover geen zekerheid bestaat - is Gen.29:27. Hier is het huwelijk van Jacob en Lea aan de orde. De schoonvader van Jacob had hem bedrogen, want zijn liefde ging tot diens jongste dochter Rachel. Jacob’s schoonvader doet dan de suggestie: “Breng de bruiloftsweek met deze ten einde, dan zal u ook de andere gegeven worden voor den dienst, waarmede gij nog eens zeven jaren bij mij dienen zult.” In deze tekst is het woord “week” nogmaals: “shabua.” Sommigen verklaren deze “shabua” als “zeven dagen”, doelende op de lengte van de bruiloftsweek zoals normaal was bij de Joden uit dien tijd (vergelijk Richt.14:12). Maar het is waarschijnlijker dat deze “shabua” een verwijzing is naar de zeven jaren van dienst die Jacob moet volbrengen voor Rachel. Voor het gebruik van “shabua” als een periode van zeven dagen vergelijk Deut.16:9 en Ex.34:22 waar het woord als “week” is vertaald.

Ex.20:8-10 Weeksabbat

“Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van den HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen”

Lev.25:2-4 Jaarsabbat “dan zal het land rusten, een sabbat voor den HERE. Zes jaar zult gij uw akker bezaaien; en zes jaar zult gij uw wijngaard snoeien maar in het zevende jaar zal het land een volkomen sabbat hebben, een sabbat voor den HERE.”

Het is echter vooral door het gebruik in buiten-Bijbelse geschriften dat we weten dat men zowel bij de Joden als de Grieken een woord had dat een zevendelige gedachte weergaf. Bij de Grieken was dit het woord “hebdomas” en dit is ook het woord dat voor “shabua” vertaald is in de Griekse Septuagintavertaling. “Hebdomas” als een periode van zeven dagen of zeven jaren vinden we bij de Griekse schrijvers Solon, Aristoteles, Herodotos en Plutarchus. Ook de Joden zelf die in de Griekse taal schreven, Josephus en Philo van Alexandrië, gebruiken “hebdomas” als een periode van zeven jaren. Zo spreekt Josephus over de tijd dat Nebukadnessar zwakzinnig was als een “hebdomas” van zeven jaren. Philo van Alexandrië gebruikt “hebdomas” beide voor een periode van zeven dagen of zeven jaren. Voor het sabbatjaar gebruikt hij het woord in zijn boek ‘De decaloog’ (De Tien geboden) hoofdstuk 30 par.158,159.

Zelfs de Joden hebben bijna altijd de “shabuîm” (meervoud van “shabua”) van Dan.9:24-27 verklaard als jaren. Het Midrash commentaar van Klaagliederen 3:4 verklaart het zo. Ook in de Talmoed, volgens het traktaat Nedarim 8:1 en Sanhedrin 5:1. Zie ook Nazir 32b en Yoma 54a. De moderne ‘The Universal Jewish Encyclopedia’ geeft te kennen dat Dan.9 mogelijks kan spreken

Page 197: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 197

over 490 jaren. Zie het artikel ‘Daniël’ in deel 3, blz.462. Het is dan niet te verwonderen dat vele Bijbelvertalingen spreken over “70 jaarweken” zoals in de Revised Standard Version, Moffatt, Goodspeed, Sharpe, Amplified, J.P.S. voetnota, Canisius, Willibrord. Meestal staat er echter “70 weken” zoals in de KJV, ERV, NEB, NAB. In de Zuid-Afrikaanse ‘Die bybel, Nuwe vertaling’ van 1984, staat: “Sewentig tydperke.” Maar, zowel van de 19de als de 20ste eeuw zijn er uitleggers geweest die zeggen dat de “shabuîm” naar “perioden” verwijzen en niet naar JAAR-weken. Zie o.a.; Keil, C.F. & F. Delitzsch, red., ‘Commentary on the Old Testament’, vol IX reprint, Eerd-mans, 1975, blz.338,339 en Young E.J., ‘The Prophecy of Daniel’, Eerdmans 1949, blz.195-197. In zijn artikel, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Seventy Weeks’ (Daniel 9:25)’, zegt Vern Sheridan Poythress dat in het Boek Enoch de “weken” niet steeds eenzelfde lengte hebben. Hij heeft ook enkele goede opmerkingen over wat het Boek Jubileeën zegt. Zie; Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), vanaf blz.143. Zoiets moet u lezen! Het staat op de site van http://www.biblicalstudies.org.uk/

En daarom nog eens samengevat, de Griekse Septuaginta van Daniel heeft “jaren” in

plaats van “weken” voor Dan.9:25-27 en “jaren” in plaats van “tijden” in Dan.4:16,32. Na de tijd van Jezus volgden zowel Joden als christenen meestal die visie: R. Akiba b. Joseph (130) / Clement of Alexandria (200) / Hippolytus (240) / Julius Africanus (240) / Eusebius (340) / Athanasius (370) / Cyril (385) / Hieronymus (420) / Augustinus (430) / Polychronius (430) / Theodoret (455) / Sardis (640) / Bede (730) / Saadia (900) / Solomon b. Jehoram (955) / Jephet b. Ali (970) / Rashi (1080) / Abraham b. Hiyya Hanasi (1130) / Abr. b. Ezra (1160) / Nachmanides (1265) / Aquinas (1270) / Arnulf (1190) / d’Olivi (1295) / Brute (1393) / Savonarola (1497) / Abravanel (1505) / Luther (1522) / Oecolampadius (1530) / Melanchthon (1543) / Bullinger (1557) / the Geneva Bible of Knox & Whittingham (1560) / Calvin (1561) / Ribera (1590) / Napier (1593) / Bellarmine (1593) / Statenvertaling (1637) / Mede (1631) / Parker (1646) / Tillinghast (1655) / Matthew Poole (1685) / Lowth (1700) / Cocceius (1701) / Fleming (1701), Matthew Henry (1707) / Sir Isaac Newton (1727) / Bengel (1740) / Bisschop Thomas Newton ((1754) / Bellamy (1758) / Petri (1768) / Langdon (1774) / Priestley (1794) / Faber (1804) / Thomas Scott (1809) / Adam Clarke (1813) / Horne (1818) / Keith (1828) / Drummond (1830) / Bisschop Daniel Wilson (1836) / Bickersteth (1836) / Albert Barnes (1851) / Van Proosdij (1901) / B.H. Carroll (1948) / E.J. Young (1949) en enkele moderne Joodse geleerden als Slotki en Isaac Leeser. Deze zaken zijn samengesteld aan de hand van de 4 boeken over profetie van de Adventist Leroy Froom.

Een laatste opmerking, veeleer een vraag: heeft dit gedeelte uit Daniël 9 iets te maken met

het begrip van het zevenvoudig straffen door God in Lev.26:18? S.R. Driver zegt dat zijn collega Bevan deze twee zaken aan elkaar heeft verbonden en hij doet hetzelfde. De zeventig jaar van 2 Kron.36:20 e.v. worden met zeventig vermenigvuldigd om Gods straf compleet te maken. Maar zo een uitleg zegt ons persoonlijk niet zoveel. Om de reden: Daniël 9 beschrijft in de eerste plaats herstel en géén straf, Daniël 9 is een troostwoord! Hoe te berekenen: vier interpretaties

In een ‘min of meer’ letterlijke weergave (dat zegt men zelf) van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Over de 70 jaarweken van Daniël is al heel veel gezegd en geschreven. Voor een ieder die geïnteresseerd is in de profetie, zal het duidelijk zijn dat je niet om de 70 jaarweken van Daniël heen kunt. Bij de uitleg van de profetie zijn de 70 jaarweken van Daniël namelijk van essentieel belang. Uitgangspunt blijft altijd Gods genade en Gods voorziening; op grond van Gods voorziening kan er überhaupt iets gebeuren in ons leven maar ook in dat wat van Israël

Page 198: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 198

geschreven staat. ‘70 weken zijn bepaald over uw volk, over uw heilige stad’ (vers 24). Hier gaat het over Israël, niet over u of over de gemeente; Daniëls volk wordt genoemd. Het zijn geen weken van 7 dagen elk, maar ‘zeventig zevens’. Zeventig perioden van 7 jaar elk; 490 jaar dus. Alhoewel de Bijbel geen puzzelboek is, worden toch veel stukjes aan elkaar gelegd in dit stuk. Deze ‘zeventig zevens’ zien als een symbolisch getal, is onjuist” (wij onderstrepen). Maar wat als het getal zeven hier symbolisch (490 = 7 x 7 x 10) is en al de rest letterlijk?

De uitleggingen van de 70 jaarweken zijn te herleiden tot de volgende vier. We baseren ons voor deze indeling op de prachtige brochure (ondanks dat we met hem verschillen in de uitleg) van G. Hasel, ‘The Seventy weeks of Daniël 9:24-27’, extra nummer bij een tijdschrift van de Adventkerk, ‘The Ministry’, May 1976, blz.7.

1) De Symbolische 7 weken: van 538 voor Chr. tot 1ste Komst van Jezus 62 weken: van 1é komst tot 2de komst in relatie tot de zichtbare Kerk 7 weken: de onzichtbare Kerk van de eindtijd voorafgaande aan de 2de komst H.C. Leupold (Lutheraan) zegt over deze visie in zijn ‘Exposition of Daniel’, Augsburg Publishing House, reprint 1961, blz.409: “Daarom zijn zeventig heptaden – 7 x 7 x 10 - de periode waarin Gods werk op een groots moment tot zijn voltooiing gebracht wordt. Voor de uitlegger is hierin niets fantastisch of abnormaal gezien in de Schriften, symbolen van cijfers een belangrijke plaats innemen.”

2) De half symbolische van de voorstanders van de leer der bedelingen, t.t.z. die een toekomstige Millennium leren. 69 weken: van 445 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem op 6 april 32 na Chr. of van 444 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem in 33 na Chr. daarna een niet nader gekende tijd van onderbreking: tot opname van de gemeente 1 week: in de toekomst

3) De historisch-kritische De langste berekening die start in 605 voor Chr., toen Jeremiah zijn profetie der 70 jaren verdrukking predikte tot 146 voor Chr. beloopt slechts 441 jaar, geen 490 letterlijke jaren. Maar meestal rekent men vanaf 587 voor Chr. als volgt: 7 weken: van 587 voor Chr. tot 539 voor Chr. vanaf val van Jeruzalem tot val van Babylon 62 weken: van 539 voor Chr. tot 171 voor Chr. vanaf val van Babylon tot de moord op de hogepriester Onias III 1 week: van 171 voor Chr. tot 164 voor Chr. de aanval van Antiochus Epiphanes en veront- reiniging van de tempel Volgens J. Baldwin, ‘Le livre de Daniël’, Farel/Sator, 1986, blz.169 is er een eerste vervulling in de tijd van Antiochus en een tweede vervulling in de toekomst. Maar zo een positie is uitzonderlijk.

Page 199: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 199

4) De traditionele

Visie van Adventisten: vanaf 7de jaar van Artaxerxes Ezra 7:7-26. 7 weken: van 457 voor Chr. tot 408 voor Chr. bouw van de muur en de stad 62 weken: 408 voor Chr. tot 27 na Chr. tot aan de doop van Jezus 1 week: vanaf de doop van Jezus totaan de prediking bij Cornelius in 34 na Chr. Jezus sterft in het midden van deze week.

Gezien de grote verscheidenheid van meningen die geen christologische vervulling vinden in deze passage, moet de exegeet (= de vertolker) noodzakelijkerwijs de aanpak van de christologische interpretatie met enige voorzichtigheid benaderen. Ook hier is echter ondanks de diversiteit van meningen aangetoond, dat men het er bijna steeds over eens is, dat de profetie betrekking heeft op de Messias van Israël. Young heeft een niet-christologische interpretatie van dit gedeelte en ook het orthodoxe Jodendom heeft geconcludeerd dat de periode eindigt met de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Maar in de tekst is er geen afdoende verklaring voor. Christologische interpretaties zijn te verdelen in twee grote categorieën. Alle christologische interpretaties zijn geneigd de eerste negenenzestig zevens te interpreteren als letterlijk. De scheiding der interpretaties komt bij de betekenis van de zeventigste week of “zevens.” Amillennaristen beschouwen de zeventigste “zevens” aldus: het volgt onmiddellijk op de negenenzestigste “zevens” en daarom is het al vervuld. Het andere standpunt is van een andere mening met betrekking tot de zeventigste zeven: ze is gescheiden van de eerdere reeks van 483 jaren. De laatste week is gepland om in de toekomst voor vervuld te worden. Het zijn de zeven jaar onmiddellijk voorafgaande aan de tweede komst van Christus.

Het nog steeds onovertroffen commentaar van E.W. Hengstenberg (in Duits of Engels) geeft 200 bladzijden lang deze visie. (Zijn chronologie is wel verkeerd!) De recente Engelse uitgave van Kregel is sterk ingekort! En E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, Funk and Wagnalls, 1891. Ook van dit werk is meerdere herdruk verschenen. Maar we hebben bezwaren tegen deze oplossing gezien de opmerking van een adventist (Bob Pickle, ‘An Examination of Anderson’s Chronological Errors Regarding Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/ .) Hij schrijft: “Het bevel van Kores, Darius en deze van Artaxerxes in het zevende jaar uit Ezra 6:1 zijn in werkelijkheid één toelating. Het is alsof men na de toelating van Cyrus eraan begon en na Artaxerxes alles afwerkte. Om die reden staat er in Daniël 9:25: “dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen.” Eénmaal dit proces voltooid is KUNNEN DE 70 WEKEN BEGINNEN.” Bob Pickle schreef een prachtige weerlegging tegen de leer van de bedelingen van dat Bijbelgedeelte uit Daniël 9:24-27, maar slaat hier zelf de bal mis. De profeet, eigenlijk de engel, is hier duidelijk; vanaf het “herstellen en herbouwen” is de profetie begonnen, nadien starten is een andere zin aan de profetie geven. Wie niet met Kores start zit fout! De vier mogelijke startpunten die gegeven zijn als begin van de 70 jaarweken zijn dus mogelijk de volgende: 1°) een BEVEL van Kores in 538/537 v. Chr. (Ezra 1:1-4 / Jesaja 45:1), 2°) een BEVEL van Darius in 520 v. Chr. (Ezra 6:1-12), 3°) een BEVEL van Artaxerxes in 457 v. Chr. (Ezra 7:12-26), 4°) een TOELATING (en u leest goed want dit is géén bevel) van Artaxerxes aan Nehemiah de muur van Jeruzalem af te werken in 446/445/444 v. Chr. (Nehemia 2). Laat ons eens kijken naar de argmenten van mogelijkheid drie en vier.

Page 200: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 200

457 voor Christus als start: HET ENIGE HAALBARE DECREET,

GEWELDIGE PRECISIE, VOLGENS SOMMIGEN, OF OOK WEER NIET?

“Hoe kunnen we iets zinnigs maken uit de profetie van Daniël van de zeventig weken? De profetie van de zeventig weken in Daniël 9:24-27 is ÉÉN VAN DE MEEST OPMERKELIJKE VOORSPELLINGEN OVER LANGE AFSTAND in de hele Bijbel. Dit is waarschijnlijk een van de meest besproken zaken, door studenten en geleerden van elke overtuiging in het spectrum van de christelijke kerk. En toch, als het zorgvuldig wordt onderzocht in het licht van alle relevante gegevens van de geschiedenis en de beschikbare informatie uit andere delen van de Schrift: het is heel duidelijk EEN NAUWKEURIGE VOORSPELLING van het moment van de komst van Christus en een vooruitblik van de bloedstollende laatste akte van het drama van de menselijke geschiedenis vóór die wederkomst.” (G.L. Archer,’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.289).

“Als, dan, het decreet van 457 toegekend aan Ezra, als de terminus a quo is genomen, dat is de aanvang - voor de 69 heptaden - of 483 jaar, komen we uit bij het PRECIEZE JAAR van de verschijning van Jezus van Nazareth als Messias (of Christus): 483 minus 457 komt uit op AD 26. (...) Een zeer OPMERKELIJKE NAUWKEURIGHEID in de vervulling van een dergelijke oude profetie. Alleen God kon met een dergelijke GEWELDIGE PRECISIE iets voorspeld hebben over de komst van zijn zoon: het TART ALLE RATIONALISTISCHE UITLEG.” (G.L. Archer, ’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.290,291.)

“(...) Wij merken op dat vers 25 - de herbouw van de stad Jeruzalem met straten en grachten - zal worden afgerond binnen negenenveertig jaar en specificeert de terminus a quo. ( ...) Als, dan, het a quo (begin) voor het decreet in vers 25 gerekend wordt als 457 v.Chr. (De datum van Ezra’s terugkeer naar Jeruzalem), dan kunnen we berekenen dat de eerste zeven heptaden lopen van 457 tot 408. De tijd binnen welke de herbouw van de muren, straten en grachten werden voltooid. Dan tellen we van 408 de tweeënzestig heptaden uit, ook vermeld in vers 25, en komt tot AD 26 (408 is 26 jaar minder dan 434). Maar eigenlijk kunnen we toch uitkomen met AD 27, sinds een jaar ongedaan is gemaakt met onze rekening want als we rechtstreeks van 1 v.Chr. op n.Chr 1 gaan, is er geen jaar nul tussenin. Als Christus gekruisigd werd op 14 Abib 30 AD, zoals algemeen wordt aangenomen (…) zou dit uitkomen op EEN OPMERKELIJK EXACTE VERVULLING van de voorwaarden van vers 25. Het openbaar leven van Christus, vanaf het moment van zijn doop in de Jordaan tot aan zijn dood en opstanding in Jeruzalem, moet ongeveer drie jaar hebben geduurd. De 483 jaar na de start van het decreet van Artaxerxes tot het einde is dan AD 27, het jaar van de “komst van de Messias” als heerser (nasi). Het was inderdaad “na de tweeënzestig” zevens” - drie jaar nadien - dat “de Gezalfde” werd “afgesneden.” (G.L. Archer, 1985, ‘Daniel’, in Gaebelein, F.E., ed., ‘Expositor's Bible Commentary, Vol. 7: Daniel and the Minor Prophets, Zondervan, blz.113,114.)

“Met behulp van de datum van 457 vóór de christelijke rekening als uitgangspunt, zoals voorgesteld door sommige geleerden, en de twee reeksen weken opgeteld (7 x 7 + 7 x 62), dan komen we bij een totaal van 483 jaar, eindigend op 27 van de christelijke rekening, het duidelijke jaar dat Jezus begon aan zijn openbaar getuigenis. [De reden dat er slechts 483 jaar van 457 v.Chr. tot en met 27 CE zijn - in plaats van 484 jaar - is omdat er geen “nul-jaar” bestaat. Met andere woorden, wij rekenen direct met ingang van 1 voor in de christelijke rekening tot 1 na de christelijke rekening.] WAT EEN ONGELOFELIJK NAUWKEURIGE PROFETIE ZOU DIT

Page 201: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 201

ZIJN!” (Michael L. Brown, ‘Answering Jewish Objections to Jesus, Objections to Messianic Prophecy,’ Vol. 3, Baker, Third printing, 2006, blz.102,220).

“… maar de WERKELIJKE FEITEN van deze profetie zijn het meest VERBAZING-WEKKEND en wel als volgt: De datum waarop de 70 weken moesten worden geteld was het decreet om Jeruzalem weer op te bouwen. Er waren drie decreten uitgevaardigd door de Perzische koningen voor dit doel (536 vC, 457 vC, 444 vC, zie onder Ezra). De belangrijkste opdrachtgever was deze van 457 v.Chr. De 70 weken zijn onderverdeeld in 7 weken, 62 weken en 1 week (25,27). Het is moeilijk de toepassing van de “7 weken” in te zien, maar de 69 weken (met inbegrip van de 7) zijn gelijk aan 483 dagen, dat wil zeggen, vanuit de jaar=dag theorie (Ezechiël 4:6), is dat in de algemeen aanvaarde interpretatie = 483 jaar. Deze 483 jaar is de periode tussen het decreet om Jeruzalem te herbouwen en de komst van de “Gezalfde” (25). Het decreet om Jeruzalem te herbouwen, zoals hierboven vermeld, is 457 v.Chr. Het toevoegen van 483 jaar aan het jaar 457 v.Chr. brengt ons bij AD 26, het jaar dat Jezus werd gedoopt en begon met zijn openbare bediening. EEN ZEER OPMERKELIJKE VERVULLING VAN DE PROFETIE VAN DANIËL, ZELFS OP HET JAAR NAUWKEURIG. Verder werd Jezus gekruisigd binnen 3 ½ jaar, dat wil zeggen “in het midden van de ene week “de Gezalfde” werd “afgesneden” maar het was een zuivering “en de zonde werd weggedaan en eeuwige gerechtigheid kwam tot stand” (24,26,27). ZO VOORSPELDE DANIEL NIET ALLEEN HET TIJDSTIP WAAROP DE MESSIAS ZOU VERSCHIJNEN, MAAR OOK DE DUUR VAN ZIJN OPENBAAR OPTREDEN, en zijn verzoenende dood voor de zonde van de mens.” (H.H. Halley, ‘Halley's Bi-ble Handbook: An Abbreviated Bible Commentary,’ [1927], Oliphants, Twenty-fourth edition, 1965, blz.349).

“De “zeventig zevens” worden meestal verstaan als “weken van jaren (het woord “zeven” kan ook betekenen “week”, zie. NIV noot), maar de gebruikelijke vrouwelijke vorm voor “week” die optreedt op een andere plaats in het OT, wordt hier niet gebruikt. Bovendien, in overeenstemming met het gebruik elders gevonden in dit boek, wil Daniël ons door deze zeventig “heptaden” zegen dat het is als zeventig eenheden van zeven jaar, of zeventig keer zeven jaar (dat wil zeggen, 490 jaar). Deze jaren zijn “afgekondigd” door Gods vooraf bepaalde plan door de eeuwen heen en nu worden geconfronteerd, tot Daniel aangekondigd in EEN VAN DE MEEST VERBAZINGWEKKENDE ONTHULLINGEN van de toekomst om te vinden in het OT. Maar let er op dat de “heptaden” voor het volk van Daniël Israël bestemd zijn en voor hun hoofdstad, Jeruzalem.” (W.C. Kaiser Jr., ‘The Messiah in the Old Testament’, Zondervan, 1995, blz.202).

“De terminus a quo, de aanvang, van deze negenenzestig weken van het jaar wordt verklaard met het starten van de uitspraak van het woord (of decreet) om Jeruzalem te herstellen en te bouwen (ver 25). Dit kan verwijzen naar het goddelijke decreet, of een van de drie historische uitvoeringsdecreten: (1) decreet van koning Cyrus in 538 voor Christus (Ezra 1-4), (2) de brief van ARTAXERXES AAN EZRA IN 457 v. Chr (Die blijkbaar ook de bevoegdheid omvat de muren rond Jeruzalem te bouwen, cfr. Ezra 7.6, 7; 9,9), (3) het bevel tot Nehemia in 445 vóór Christus voor het uitvoeren van de herbouw van de muren (dat Ezra niet had kunnen bereiken). Van deze keuzes moet (1) worden uitgesloten omdat ze nergens in de tijd van Christus uitkomt, (3) komt te laat, tenzij maanjaren gebruikt zijn in de berekening. Alleen (2) komt volgens het gebruik van regelmatige zonnejaren uit, want het geeft het resultaat van AD 27, of het begin van de bediening van Christus. Ezra en Nehemia zijn een verslag van de herbouw van Jeruzalem in negenenveertig jaar in een benauwdheid der tijden. Vervolgens komen de tweeënzestig weken, waarna de Messias werd afgesneden voor de zonde.” (H. Lindsell, ed., ‘Harper Study Bible,’ Re-vised Standard Version, Zondervan, 1964, Nineteenth printing, 1983, blz.1312,1313).

Page 202: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 202

“”Tot Messias, de Prins”, zijn zeven weken en zestig en twee weken [vers 25], dat zijn de eerste 483 jaar van de periode, waarbij de laatste 7 uitgeschakeld worden. Maar 483 jaar vanaf het BEGIN VAN 457 v.Chr. werden afgesloten tijdens het begin van 27 AD, die (sinds de geboorte van Jezus 4 jaar eerder was dan onze jaartelling) wat zou samenvallen met Zijn doopsel, “van ongeveer 30 jaar oud,” wanneer de afdaling van de Heilige Geest op hem geopenbaard werd en de zalving met de Heilige Geest, de Christus plaats had. Meer nog, de gehele periode van 70 weken is verdeeld in drie opeenvolgende perioden, 7, 62, 1 (...) Elk woord in deze gecondenseerde profetie heeft zijn plaats en betekenis en de verdeling zou nietszeggend zijn, tenzij er iets aan werd toegewezen in dit eerste gedeelte. De tekst gaat er toe wijzen. Die zegt: “hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.” De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij. Ezra kwam naar Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het Joodse staatsbestel, binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd gezonden door Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer voor deze periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel, Ezra en Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN 45 JAAR...” (E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, ‘Nine Lectures, Delivered in the Divinity School of the University of Oxford. With Copious Notes.’ Funk & Wagnalls, 1885, blz.189-191).

“Waarschijnlijk was het Ezra, de schrijver, die het woord gaf van herstellen en om Jeruzalem te bouwen in het voorjaar van 457 v. Chr. (...) Dit is de terminus a quo van de passage. Gerekend vanaf die datum - zeven zevens en tweeënzestig zevens jaren - zou het duren voordat de Messias-Prins zou verschijnen. Zeven jaar zevens zijn gelijk 49 jaar: tweeënzestig zeventallen gelijk aan 434 jaar. (...) 483 jaar afgetrokken VAN HET UITGANGSPUNT VAN 457 VOOR CHRISTUS dan is het jaar 27 n.Chr bereikt. In het moderne systeem van het tellen van jaren is er geen jaar nul. Van daaruit moet het jaar AD 27 worden verminderd met één jaar voor chronologische nauwkeurigheid. Volgens Daniel, zou de Messias-Prins verschijnen in AD 26. Het is TOCH MEER DAN TOEVAL DAT HET DOOPSEL VAN JEZUS ZICH IN AD 26 VOLTROK. [Finegan (HBC, pp. 259-69) dateert het doopsel van Jezus in november, AD 26.] Op dat moment stelde Johannes Hem voor aan de natie, als hun Messias, het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt.” (J.E. Smith, ‘What the Bible teaches about the promised Messiah: An In-depth Study of 73 Key Old Testament Prophesies About the Messiah,’ Thomas Nelson, 1993, blz.386).

“De Traditionele interpretatie. Dit standpunt wordt vertegenwoordigd door E. B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, een uitstekend commentaar dat is afgedrukt in de Barnes Notes serie. Pusey begint het tellen van de zeventig weken in 458 voor Christus, het decreet van Artaxerxes aan Ezra. De eerste negenenveertig jaar, die ook het werk van Nehemia omvatten, beëindigen in 409 voor Christus. De gezalfde is Christus, die gedoopt werd in AD 26 en onmiddellijk daarna begon zijn Messiaanse bediening. Hij was afgesneden door zijn dood aan het kruis. De prins, die is genoemd om te komen tot het oordeel over Jeruzalem: is Christus of Titus, die dan fungeert als een vertegenwoordiger voor Christus. Het verbond dat moet worden bevestigd is het Nieuwe Verbond (Testament) van Christus. Het Oude Testamentische systeem van offergaven eindigde in het midden van de zeventigste week, toen Christus aan het kruis stierf (AD 30). De zeventigste zeven eindigt met de steniging van Stefanus, de joodse afwijzing van het Nieuwe Testament, en de roeping van Paulus (AD 33).” (J.E. Smith, ‘What the Bible teaches about the promised Messiah: An In-depth Study of 73 Key Old Testament Prophesies About the Messiah,’ Thomas Nelson, 1993, blz.390).

“Daniël 9:25- Het uitgangspunt van de zeventig weken staat vermeld in vers 25: een decreet om Jeruzalem te herbouwen. “De opdracht” moet zijn “een opdracht.” De Perzische keizers hebben in totaal vier decreten gegeven, dus hebben we een keuze te maken van wat het beste past

Page 203: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 203

bij de feiten. HET ENIGE HAALBARE DECREET is deze gemaakt door ARTAXERXES I IN 457 v.Chr. Dat is de terugkeer onder Ezra, de schrijver (Ezra 7:1-10). Gabriël splitst de eerste negenenzestig weken in zeven weken (negenenveertig jaar) en tweeënzestig weken (434 jaar). Tijdens de negenenveertig jaar 457 tot 408 voor Christus, werd Jeruzalem herbouwd. Na deze tijd was Jeruzalem een volledig functionerend handelscentrum in een fort. DAT VOLDOET PRECIES AAN DE PROFETIE.” Uit Forerunner Commentary op bibletools.org/index.cfm/

Zevende dags-Adventisten hebben een site http://www.dagelijksmanna.net/index.html

“De grootste tijdsprofetie Les 14 Zeven weken en twee en zestig weken zijn negen en zestig weken of 483 profetische dagen (483 letterlijke jaren). Gerekend vanaf de herfst van 457 voor Christus brengen 483 jaren ons tot de herfst van 27 A. D. Volgens de profetie verschijnt dan de Messias. “Messias” is het Hebreeuwse woord voor gezalfde. De Bijbel vertelt ons “hoe God Hem (Jezus Christus)met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd.” Handelingen 10:38. Deze zalving vond plaats bij Zijn doop (Joh. 1:32). Jezus werd gedoopt in de herfst van 27 A. D., op HET PRECIEZE TIJDSTIP voorzegd in de profetie van Daniel.”

******** 445 of 444 voor Christus als start: EXACTE TIJD VOORSPELD,

BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL, VOLGENS SOMMIGEN, OF OOK WEER NIET?

Het volgende is een citaat uit ‘The Wonders of Prophecy’, van John Urquhart, Charles C. Cook, Fifth Edition. “Een woord of twee van uitleg zal het nu volledig duidelijk maken. De 476 jaren van toepassing brengen op de voorspelling van dit punt (446 jaar vóór de geboorte van onze Heer) vinden we dat we zijn teruggebracht tot die gebeurtenis en is er meer dan 30 jaar over gelaten. Dat het jaar 30 AD is opgegeven als dat van het afsnijden van de Heiland in zijn kruisiging. Terwijl iedereen zal voelen HOE ONGEWOON HET IS – dat het jaar en de betrokken maand, de maand Nisan - van de dood van onze Heer eeuwen tevoren voorzegd was, kunnen sommige veronderstellen dat er toch een lichte onnauwkeurigheid was. Er wordt ons verteld (Lucas 3:23) dat Jezus met dit getuigenis begon toen hij ongeveer 30 jaar oud was. Het jaar 30 AD zou derhalve het jaar zijn waarin zijn openbaar leven zou beginnen en niet het jaar van zijn kruisiging zijn. DE SCHRIFT IS ABSOLUUT NAUWKEURIG. Wanneer de scheiding tussen de tijd voor Christus en de tijd na Christus werd gemaakt, was het jaar 1 na Christus, in werkelijkheid het jaar 5 na Christus. Het jaar 10 in feite het jaar 14 AD, en het jaar 30 het jaar 34 na Christus. En zo is het jaar 30 na Christus in onze tijdrekening echt het jaar van onze Heer de dood. De chronologie heeft gedwaald, ER WAS GEEN FOUT IN DE SCHRIFT; en het offer dat werd aangeboden OP DE AFGESPROKEN TIJD, dat zal herdacht en gevierd worden tot in de eeuwigheid.”

Op http://www.tribulationperiod.com/ staat een artikel van 30 november, 2007, ‘Daniel’s 70 Weeks of Years Prophetic Wall Uncovered!’ We citeren: “De profetie van 70 jaarweken in Daniël 9:24-27 is misschien wel de MEEST VERBAZINGWEKKENDE PROFETIE IN HET OUDE TESTAMENT. (...) Al deze dingen maken het moeilijk om te beslissen welke van de vier decreten van toepassing is op Daniël 9:25. Waren wat Daniël aangeeft, zonnejaren van 365,25 of profetische maanjaren van 360 dagen? WAARSCHIJNLIJK BEDOELDE HIJ JAREN VAN 360 DAGEN.”

Op http://ldolphin.org/70weeks.html er is een artikel uit NW Hutchings, ‘Seventy Prophetic Weeks of Daniel.’ We citeren: “Door de overgrote meerderheid van de Bijbelse autoriteiten is het aangenomen dat Christus gekruisigd werd op de leeftijd van 33 1 / 2 jaar. Daarom vond deze plaats in n.Chr 34. Er is ontdekt en dat is op grote schaal gemeld in duizenden betrouwbare

Page 204: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 204

publicaties, dat er een fout van 4 jaar werd gemaakt door de Romeinen bij het opzetten van hun kalender, dezelfde kalender die we nu nog gebruiken. Dit was een plus factor, daarom hebben wij aan de 34 jaar, 4 jaar toe gevoegd. Vervolgens hebben 483 jaar van de 69 weken afgetrokken, de som van 34 jaar en 4 jaar, en KOMEN WE UIT OP 445 JAAR. Artaxerxes ondertekende toen het decreet om Jeruzalem te herbouwen in 445 voor Christus, waaruit BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL dat Jezus Christus de Messias van Israël. De Messias moest worden afgesneden in AD 34, en Christus is de enige persoon die de geschiedenis inging met de bewering dat hij de Beloofde was.”

Van Thomas Ice vonden we op The Seventy Weeks of Daniel’, Part VI, on http://ldolphin.org: “Ik denk dat ik aangetoond heb in mijn vorig artikel dat het uitgangspunt voor de profetie in Daniël 9:25 het decreet van Artaxerxes (Nehemia 2:5-8,17,18) is om Jeruzalem te herbouwen. In dit artikel hoop ik aan te tonen dat het decreet werd gegeven aan Nehemia OP 5 MAART, 444 BC (...) Een andere waarde van de letterlijke benadering komt van Dr Hoehner waar deze profetie een EXACTE TIJD VOORSPELD waarin de Messias van Israël te voorschijn zou komen in de geschiedenit. “41 En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 44 en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” (Lucas 19:41-42, 44). Hoe kon Israël kennis hebben van de tijd van hun bezoeking? Van een letterlijke interpretatie van de profetie van Daniël.”

John Walvoord publiceerde: ‘EVERY PROPHECY OF THE BIBLE’, Chariot Victor Publishing, 1999. Pagina's 248-259 hebben met 'Daniel's Zeventig weken' te maken heeft: “Geleerden verschillen van mening over de vraag of de precieze datum is de laatste maand van 445 voor Christus of de eerste maand van 444 voor Christus. Hoewel wetenschappers blijven verschillen over het onderwerp is de meest plausibele verklaring de 444 v.Chr. datum, omdat DEZE PRECIES WERKT met de vervulling van de profetie en ook samen valt met de werkelijke wederopbouw van de stad. Deze interpretatie biedt de meest letterlijke uitleg zonder daarbij een aantal van de specifieke kenmerken van de profetie.”

In tabelvorm ziet het er zo uit BRON: Bijbels-panorama.nl

Page 205: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 205

Op http://home.insightbb.com/~callihan/24Jul05Sermon%20Daniel.htm vonden we van John E. Callihan, ‘Daniel 9:20-27, Seventy Sevens’, versie van 24 July 05 en de man zegt er dit: “Hoe geweldig is het dat wanneer we HET MEEST WAARSCHIJNLIJKE DECREET kiezen en gebruik maken van het maanjaar (soms ook wel profetische jaar genoemd), en de 69 zevens tellen, we ongeveer belanden bij het tijdstip van de kruisiging.” Hij kiest 445 of 444 als de start van de vervulling van Daniël 9.

Norbert Lieth, schreef over Daniël 9 de brochure: ‘Profetie - kort en krachtig De 70 jaarweken van Daniël Een bewijs voor de waarheid van de Bijbel’ Het verscheen bij Middernachtsroep waar men er volgende reklame over maakt. “De openbaring van de 70 jaarweken in Daniël 9 is een van de sterkste bewijzen om te laten zien hoe nauwkeurig Gods Woord in vervulling gaat. Heel precies wordt daarin het verloop van de heilsgeschiedenis, het lot van Israel, de komst van de Messias en het handelen van God met de naties voorzegd. De exacte overeenstemming van reeds plaatsgevonden gebeurtenissen met de profetieën van Daniël 9 IS ADEMBENEMEND. Wat de levende God in gecomprimeerde vorm door de profeet Daniël openbaart, is een bemoediging voor elke christen en moet iedere scepticus aan het denken zetten.”

We citeren van http://www.allabouttruth.org/dutch/bijbelse-profetie.htm in het artikel Bijbelse

Profetie - Goddelijk Geïnspireerd: “De profetie stelt: 69 weken van jaren (69 x 7 = 483 jaar) zouden voorbijgaan tussen de verordening om Jeruzalem te herbouwen en de komst van de Messias. Dit is volgens de Babylonische kalender die 360 dagen telt, omdat het boek Daniël in Babylon werd geschreven tijdens het Joodse gevangenschap na de val van Jeruzalem. Dus, 483 jaren x 360 dagen = 173,880 dagen. Volgens de verslagen die door Sir Henry Creswicke Rawlinson in het Shushan (Susa) Paleis werden gevonden, en die door Nehemia 2:1 worden bevestigd, werd DEZE VERORDENING OP 14 MAART, 445 VOOR CHRISTUS, uitgevaardigd door Artaxerxes Longimanus. PRECIES 173,880 dagen later, op 6 April, 32 na Christus, rijdt Jezus op een ezel Jeruzalem binnen (hiermee de profetie in Zacharia 9:9 vervullend).”

Page 206: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 206

Op http://www.windmillministries.org/frames/NL-CH24-8A.htm staat een artikel: ‘Bewijsstuk #13: Daniel’s “zeventig weken”’ We citeren uit het bijna slot: “Voor de volledigheid volgen hieronder nog paar opmerkingen over deze analyse om in overweging te nemen:

De exacte dag in het jaar dat de profetie van start ging is niet bekend. We weten alleen dat dit de Joodse maand Nisan was. De berekende datum van 6 maart, 444 BC lijkt met de gegeven informatie overeen te komen. (…)

Analyse van de profetie:

Zelfs de meest extreem voorgestelde late datering van Daniël, van de tweede eeuw BC, gecombineerd met het bewijs van de Dode Zeerollen en de Septuagint, leidt nog steeds tot de conclusie dat deze profetie eeuwen voor haar vervulling was geschreven.

HET IS EXPLICIET EN GEDETAILLEERD. Het specificeert een startpunt, een tijdsperiode en de voorspelde gebeurtenis zelf.”

APPENDIX I: Enkele wiskundige problemen in de leer dat 1 profetisch jaar = 360 dagen.

Anderson, een onderzoeker bij Scotland Yard, heeft met behulp van een leer van 360-dagen per jaar, berekent dat er 173.880 dagen van het decreet zijn om de stad Jeruzalem te herstellen tot op de triomfantelijke intocht van Jezus in de stad. Dit is wat Walvoord erover zei: “Het is gebruikelijk dat de Joden rekenden met twaalf maanden van elk 360 dagen en daarbij af en toe een dertiende maandaan toegevoegd wanneer het nodig is de kalender te corrigeren.” Walvoord liegt hier minstens tweemaal in eenzelfde zin. Zie verder. De dispensationalisten (zoals Clarence Larkin, Tim LaHaye, Hall Lindsey, enz.) nemen de start van de profetie van Daniël 9:24-27 vanaf Nehemiah 2. We geloven dat men hier niet moet starten met de profetie. Ze hebben trouwens enkele variaties op die berekening, een start in 446 of 445 of 444 v. Chr. Opgepast er bestaat géén jaar “nul.” Want van 1 voor Chr. tot 1 nà Christrus is slechts één jaar en geen twee zoals wel eens gedacht wordt. We denken dat men niet vanaf Ezra 7:12-26 mag tellen, zoals men doet onder het

dispensationalisme omdat dit, in onze visie, niet overeenkomt met wat de profetie zegt in Jesaja 44/45. Het bevel tot herstel van JERUZALEM als stad is gegeven door Kores in 538 v. Christus.

Van Dr. Thomas Ice voorvechter van de bedelingenleer verscheen op de site van www.pre-

trib.org/ ‘The Seventy Weeks of Daniel.’ Hij bespreekt er onder andere de nieuwe stelling van Harold Hoehner dat Nehemia start in 444 v. Chr. en heeft er enkele hoogdravende woorden: “Dr. Hoehner heeft een waterdicht bewijs gegeven voor het verstaan van het begin en einde van de eerste negenenzestigste weken van Daniël. (…) Tot op heden heeft niemand het werk dat Dr. Hoehner heeft gedaan, degelijk weerlegd. Het is de volle ondersteuning van de letterlijke interpretatie van de profetie van Daniël en is voor zover de enige aanpak die de cijfers laat kloppen” (wij onderlijnen en zetten in zwart). Maar dat is niet zo en doet de echte waarheid geweld aan. Dr. Hoehner is op zijn minst driemaal verkeerd. Zie de slottabel verderop of ga naar het Internet voor Bob Pickle, ‘An Examination of the Chronological Difficulties of Hoehner and Ice’s Calculations of Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/

Page 207: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 207

Men rekent dus in sommige kringen, vrij recent zo: “Bij gebruikmaking van de (geaccepteerde) 360 dagen [maand] rekening verkrijgen we dit resultaat. De vermenigvuldiging van 69 weken X zeven dagen voor elke week geeft een totaal van 173.880 dagen. Het verschil tussen 444 n. Chr. en 33 na Chr. is 476 zonnejaren. Door de vermenigvuldiging van 476 met de lengte van een ZONNEJAAR, dat is 365,24219879 of 365 dagen, 5 uren, 48 minuten, 45,975 seconden, bekomt men 173.855,28662404 dagen of 173.855 dagen, 6 uren, 52 minuten en 44 seconden. Zodat we nog slechts 25 dagen moeten toevoegen tussen 444 n. Chr. en 33 na Chr. Wanneer we de 25 dagen van 5 maart (van 444 v. Chr.), rekenen tot 30 maart (van 33 na Chr.), dan is dat 10 Nissan [van de Joodse kalender] van het jaar 33 na Christus. De dag van de triomfantelijke tocht van Jezus in Jeruzalem…” (we parafraseren Hoehner).

Dat klopt allemaal natuurlijk niet met de werkelijkheid van 1 jaar = 365 1/4 dagen. Maar ook 360 dagen interpreteren als dagen van een “profetisch” jaar doet de Bijbel NERGENS EN NOOIT. Door een jaar aan te passen als een profetisch jaar van 360 dagen, zijn 476 gewone jaren gelijk aan 483 profetische jaren. De dispensationalisten hebben hun rekening laten kloppen. Dat kan natuurlijk slechts indien er werkelijk zoiets bestaat als een profetisch jaar van 360 dagen. Die visie trachten ze als volgt te bewijzen. Dispensationalisten zeggen dat Mozes een kalender had van 360 dagen in een jaar van 30 dagen in één maand. Hij zou die gebruikt hebben in het verslag van de zondvloed. De argumentatie die men gebruikt zijn dan de volgende: Genesis 7:11: “In Noachs zeshonderste levensjaar, in de tweede maand op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle sluizen der grote waterdiepte open en werden de sluizen des hemels geopend.” Genesis 7:24: “En de wateren hadden de overhand over de aarde, honderd vijftig dagen lang.” Genesis 8:3,4: “en de wateren vloeiden gestadig van de aarde weg. Aldus namen de wateren na verloop van honderd vijftig dagen af. En in de zevende maand, op de zeventiende dag der maand, bleef de ark vastzitten op het gebergte van Ararat.”

Van de 17de dag van de tweede maand tot de 17de dag van de zevende maand is volgens deze rekening (van Mozes of van diegenen van wie Mozes het verhaal overschreef) gewoon, 5 maanden = 150 dagen. Daar valt niets op aan te merken. Alleen mogen we niet zeggen dat hier zou staan dat één maand = 30 dagen. Want dat staat niet in het verslag. Stel dat men toen rekende met alternatief maanden van 29 dagen en 31 dagen. Ook dan is de som van 5 maanden = 150 dagen. Wat denkt u van deze rekening die de onze is: Februari = 28 dagen Maart = 31 dagen April = 30 dagen Mei = 31 dagen Juni = 30dagen Juli = 31 dagen, een mooie optelling van bijna 180 dagen (181 inclusief?), zes maanden in het totaal of 6 x 30! Mozes was echter ook geen dommerik: zelfs indien hij rekende met maanden van 30 dagen dan moet hij om het jaar rond te maken op het einde van die 12 maanden van 30 dagen nog de ontbrekende dagen invoeren. Want Mozes heeft van God in de Thora een instructie gekregen te rekenen volgens de maan EN de zon. Dat is wat men gedaan heeft in Egypte honderden jaren lang: een jaar van 360 dagen rond, maar ze haddan geen feesten die berekend waren op de stand van de maan, de Joden wel. Bij de Joden heeft zo een jaar van 360 dagen NOOIT bestaan, niet bij Mozes en niet in de rest van het OT. We gaan nu nog een stap verder. Er staat niet dat daarom in die tijd één jaar gelijk is aan 360 dagen. En er staat ook niet dat daarom één profetisch jaar = 360 dagen. Dat zijn twee conclusies die voortijdig en zonder énige dwingende reden door de leerlingen van

Page 208: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 208

het dispensationalisme gemaakt worden. Wanneer we schrift-met-schrift vergelijken dan is er nog een tekst dwingend aan de orde. Dit staat in Handelingen 7:22: “En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machtig in zijn woorden en werken.”

In de astronomische rekeningen van de Egyptenaren duurde één jaar 365 1/4 dagen lang en niet 360 dagen lang. Egyptenaren hebben een tijd de rekening gehad van 360 dagen maar dat was niet de werkelijke kalender maar een berekening vanuit een religieuze overweging. Wat men wel had, waarschijnlijk om praktische redenen; is dat één jaar bestond uit 12 x 30 dagen plus 5 supplementaire dagen. En dat 1/4 dagen schoof gewoon op. Mozes opgevoed als een prins der Egyptenaren moet dat geweten hebben. Maar dat is niet de BIJBELKALENDER. Hij zal in Genesis dus niet zomaar over profetische jaren gesproken hebben van 360 dagen. Dat gedeelte heeft niets met profetie te maken heeft. De vloed was de vervulling van een profetie. Want het verhaal van de vloed begint wanneer God aan Noach laat weten dat er 120 jaar later een vloed komt om de goddeloosheid van de aarde te vegen. Dát is een profetie. En indien er zoiets bestaat als een profetisch jaar dan moet het hier gerekend worden; 120 x 360. Maar al dezen die zo een jaar willen aannemen rekenen voor deze profetie van 120 jaar niet volgens de kalender van 360 dagen per jaar. Ik ken er geen enkele. Dat wil zeggen dat men het niet toepast waar het hoort en gebruikt waar er geen profetie aan te pas komt. Begrijpt u het? Ik niet! Dit staat er in de Bijbel over die vloedperiode: DATUM vanaf de ouderdom van Noah GEBEURTENIS BRONTEKST

Jaar 480. God gebied Noah een ark te bouwen, om later dieren in te verzamelen. Genesis 6:14-21.

Jaar 600: 10de van de 2de maand.

Noah moet de ark vullen met dieren. De vloed zal beginnen in 7 dagen. Genesis 7:4.

Jaar 600: 17de van de 2de maand.

Waterdiepten gaan open. De regens beginnen te stromen. Ze vallen voor veertig dagen en veertig nachten.

Genesis 7:4 en 10,11.

Jaar 600: 27st van de 3de maand. De regen stopt. Genesis 7:12.

Jaar 600: 17de van de 7demaand.

De aarde staat onder water voor 150 dagen. De ark komt tot rust op de bergen van Ararat en de wateren beginnen te zakken.

Genesis 7:24 en 8:3,4.

Jaar 600: 1st van de 10de maand.

De wateren trekken terug tot deze datum. Toppen der bergen worden zichtbaar. Genesis 8:5.

Jaar 600: 11de van de 11de maand.

Noach zend een raaf uit en blijft nog 40 dagen in de ark. Genesis 8:6,7.

Jaar 600: 18de van de 11de maand. Noach zend een duif uit die terugkeert. Genesis 8:8,9.

Jaar 600: 25st van de 11de maand.

Noach zend opnieuw de duif uit die terugkeert met een tak in de bek. Genesis 8:10,11.

Jaar 600: 2st van 12de maand.

Noach zend een derde maal de duif uit die niet terugkeert. Genesis 8:12.

Jaar 601: 1st van de 1st maand. De aarde is bijna gedroogd. Noah opent de ark. Genesis 8:13.

Jaar 601: 27st van de 2de maand. De aarde is droog en men verlaat de ark. Genesis 8:14-19.

De profeten Daniël, Ezra, en Nehemiah leefden allen in de periode van het Babylonisch en

Page 209: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 209

Medo-Perzisch rijk. De kalenders die men dan gebruikte zijn gekend als de lunisolare rekening. Één jaar bestond er uit 12 of 13 perioden van 29-dagen of 30-dagen, maanden genoemd. Men moest zo wel rekenen omdat men keek naar de stand van de maan en de zon om de kalender te rekenen. En gezien de maan 29 ½ dag nodig heeft om rond de aarde te draaien en op hetzelfde punt terug te keren, moet men nu eens 29 en een ander maal 30 dagen rekenen. Maar dat is niet alles. Men heeft dan slechts 354 dagen per jaar wanneer men 12 maanden rekent. Rekent men er één maand meer bij (dus 13 per jaar) dan klopt het niet, want dan zit men vlug aan één volle maan teveel over een periode van 3 jaar. Men had dan het systeem bedacht om over een periode van 19 jaar zeven maal een dertiende maand in te voeren. En dan klopt alles ongeveer op enkele minuten na, de omwentelingen van de aarde rond de zon en deze van de maan rond de aarde lopen dan ongeveer gelijk of synchroon. Deze manier van maand-jaar berekening gebruiken de Joden nu nog.

De stelling waarvan we dan moeten uitgaan is deze: er is geen enkele reden om een profetisch jaar van 360 dagen aan te houden. Dat bestaat niet dan slechts in de verbeelding van enkelen. Men staat niet meer op de vaste grond. En daar een theologisch bouwwerk op bouwen is ondoordacht. In ‘The Cambridge History of Iran’ Volume 2, The Median and Achaemenian Periods, (Edited by Ilya Gershevitch, Cambridge, MA, USA: Cambridge University Press, 1985, blz.750 staat het volgende: “Er is geen reden aan te nemen dat er iets is als een ”rond jaar” van 360 dagen (…) niet in de Perzische mythologische lijst van regeerders of ergens anders in Iran. Het is een geleerde constructie, zonder historische gronden, maar niettemin wijdverspreid ook onder recente historici.” Archeoloog Cyrus Gordon zegt in ‘Opgravingen in Bijbelse grond’: “Ook het Egyptische zonnejaar van 365 dagen heeft ons bereikt, zij het dan met Juliaanse en Gregoriaanse verbeteringen. Met het zonnejaar hebben we ook de maand van Egyptenaren geërfd, onafhankelijk van de fasen van de maan. Bovendien komt onze dagindeling in vierentwintig uur, zoals zovele westerse beschavingsvormen uit het land van de Farao’s ” (Het Spectrum, Aulapocket n°553, 1960, blz.12.) Berekening van Sir Robert Anderson Sir Robert Anderson, geeft in The Coming Prince (Kregel, 1957, 10de uitgave), blz.128 de volgende data : START 14 maart 445 voor Chr. (1 Nissan)

EINDE 6 april 32 na Chr. (10 Nissan)

476 jaren x 365 dagen (per jaar) = 173.740 dagen 173.740 dagen

116 dagen (schrikkeljaren) 24 dagen (14 maart tot 6 april, inclusief) =173.880 dagen

---------------- 173.880 dagen

÷ 360 dagen (voor een “profetisch” jaar) ---------------

483 jaren (of 360-dagen lengte)

In deze rekening moet men van één en ander uitgaan waar geen echte zekerheid over bestaat. Spreekt Nehemiah 2:1 over een gebeurtenis die op de eerste Nisan plaats vond? Gewoon elke dag van de maand zou passen in dit verhaal zonder iets uit de tekst tegen te spreken! Dus opgepast met dit axioma! Wanneer iets zeer belangrijk is moeten we ervan uitgaan dat de Bijbel ons dat ook weet te vertellen. In Nehemiah 8:2 wordt dan iets gemeld op de eerste dag van de zevende maand. Waarom? Omdat de Schrift die informatie belangrijk acht. Dan moeten we ook vanuit Neh.2:1 besluiten dat de dag van de gebeurtenis niet belangrijk is; de profetie komt niet in het geding indien de start ervan enkele dagen later zou zijn. Het gaat niet om het rekenen van de

Page 210: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 210

dagen, maar van de jaren! Daar gaat het dispensationalisme in de fout wat betreft het begin van de periode. Want de 173.880 dagen zijn hier als een “wettekst” in het systeem ingebakken.

En er is nog wat anders waarover onzekerheid bestaat. Sir Robert Anderson telt van 14 maart tot 6 april geen 23 dagen maar 24. Hij rekent beide dagen inclusief. Laat ons een beetje mathematisch te werk gaan. Indien we zeggen: we zullen elkaar morgen over deze zaak verder zien dan bedoelen we één dag later en geen twee. Stel het is vandaag zondag en u spreekt af: ik zie je daarover volgende week, dan bedoelen we zeven dagen later en niet acht dagen later. Jaren, maanden en dagen worden niet inclusief opgeteld. Bijvoorbeeld 1 Nisan van het jaar 5 tot 1 Nisan van het jaar 10 is niet = 6 jaren maar in werkelijkheid 5 jaren. Het is de onderliggende (tussenliggende) periode die men moet optellen. (Sommige dingen zijn natuurlijk afhankelijk van het taalgebruik want in het Frans in “une quizaine” = letterlijk 15 dagen, maar het is in werkelijkheid slechts 14 dagen.)

Dit maakt de berekening van Anderson totaal onmogelijk als interpretatie; Christus sterft

nadat de 69ste week is gestopt (op Palmzondag) maar die dood valt niet zelf in de 70ste week. David Guzik, is één van de schrijvers die een groot aandeel hebben in de Blue Letter Bible. Hij schreef ook een ‘Study Guide for Daniel 9’: “Niemand vandaag is in staat dogmatisch te verklaren dat Sir Robert Anderson’s berekeningen ONMOGELIJK zijn.” Dit is een citaat van Walvoord, dat we tevergeefs hebben trachten terug te vinden, maar we hebben ook maar 4 boeken van deze man. Als het waar is wat Guzik schrijft en ik heb geen reden eraan te twijfelen, dan het merendeel van dezen die in de dispensatieleer geloven fout. De meesten onder hen hebben namelijk ondertussen een andere uitleg dan wat Anderson beweerde. Berekening van Sir Robert Anderson AANGEPASTE VERSIE (die ook fout is)

Er zijn in de berekeningen van R. Anderson slechts enkele varianten aan te brengen en het systeem klopt nog minder dan wat hij beweert. Veronderstel dat Nehemiah de brieven op 7 Nisan krijgt dus slechts één week later dan wat R. Anderson zegt. Dan moeten we één week later starten na 14 Nisan: namelijk 20 Nisan. Zodat er dan ook minder dagen zijn in het jaar 32 na Chr. tussen 20 maart en 6 april.

START 20 maart 445 voor Chr. (7 Nisan) EINDE 6 april 32 na Chr. (10 Nisan)

476 jaren x 365 dagen (per jaar) = 173.740 dagen

173.740 dagen 116 dagen (schrikkeljaren)

+ 17 dagen (20 maart tot 6 april) = 173.873 dagen ---------------

173.864 dagen - 360 dagen (per “profetisch” jaar)

--------------- 482 jaren (of 360-dagen lengte)

(plus 353 dagen)

Volgens deze telling is de laatste dag van de 69st week 17 Nisan, de dag van de opstanding van Christus. Nu zegt de profetie van Daniël dat de Messias afgesneden wordt NA de 69ste week. Wat we hier voorstellen klopt dus ook niet met de voorzegging. Dat wil ook zeggen dat deze van Anderson in zijn geheel niet klopt. Slechts indien we zeggen dat de aanvang van de voorspelling begint VÓÓR 5 NISAN kan de profetie juist zijn. Natuurlijk dan nog steeds gerekend met de verkeerde visie dat één profetisch jaar = 360 dagen.

Page 211: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 211

De visie van R. Anderson is dus verkeerd omwille van de volgende punten:

1°) De begindatum in Nisan is verkeerd. 2°) Een jaarkalenderrekening van 360 dagen bestaat niet.

3°) De einddatum is dus ook verkeerd. 4°) De inclusieve telling die hij gebruikt, is verkeerd.

5°) Christus sterft in de periode die de breuk is tussen week 69 en 70. Berekening van Gavin Finley volgeling van R. Anderson, AANGEPASTE VERSIE (ook fout)

Op http://endtimepilgrim.org/ staan een reeks artikelen van Gavin Finley MD, over ‘THE 70 WEEKS OF DANIEL’ (130 bladzijden A4, we citeren enkele zaken, soms zonder vertaling). Daar dienen we wat over te zeggen. De schrijver is de belangrijkste verdediger van de berekeningen van Sir Robert Anderson die we kennen. Het is een leerling van deze gewezen inspecteur van Scotland Yard, maar gaat ook nog verder dan hem. Volgens Finley is Anderson slechts een twee- of drietal dagen mis in zijn berekeningen. Dit is één van zijn conclusies: “All this notwithstanding, Sir Robert ANDERSON'S REMARKABLY ACCURATE AND FAITHFUL WORK, perhaps set back in time by no more than 2-3 days is recorded in his book, now available online, "The Coming Prince". IT IS A LANDMARK PIECE OF SCHOLARSHIP still being published to-day long after the first edition came out in 1894. His book should put to rest any historicist or preterist notions that 70 weeks or 69.5 weeks have already been completed” (wij onderlijnen en onze hoofdletters). Robert Anderson (later ‘Sir’) schreef in 1877 een brief naar informatie over maanstanden in de tijd van Nehemia aan de Astronomer Royal of Greenwich Observatory. Dit was het antwoord: “ROYAL OBSERVATORY, GREENWICH.” June 26th, I877. “SIR, – I have had the moon's place calculated from Largeteau's Tables in Additions to the Connaisance des Tems 1846, by one of my assistants, and have no doubt of its correctness. The place being cal-culated for – 444, March 12d. 20h., French reckoning, or March 12d. 8h. P. M., it appears that the said time was short of New Moon by about 8h. 47m., and therefore the New Moon occurred at 4h. 47m. A. M., March 13th, Paris time.” I am, etc., “ (Signed,) G. B. AIRY.” (Opgepast in wat volgt: in de Engelse taal is een komma = een punt voor ons en is punt = komma.)

Gavin Finley rekent als volgt: “Let us not immediately assume that these 'years' are earthly years of 365.2422 days. This is where many have gone wrong in their calculations of the 70 weeks of Daniel. Remember that these 'seventy weeks (sevens) of years' are issued to us from the throne of God.” Dit moet het volgens hem zijn: Het eerste deel van de 70 weken omvat 7 + 62 = 69 weken (heptaden). Je moet het rekenen als 69 “zevens” of Bijbelse jaren. Die 69 weken tijdspanne = 69 x 7 = 483 Bijbelse jaren. 483 Bijbelse jaren = 483 x 360 dagen = 173.880 dagen. “This is the all important time span. Our task now is to insert this time segment between two aus-picious dates in holy history.” Hij laat het inpassen in zijn schema als volgt: “As we trace out the first 69 of the 70 weeks through time we see that the time span began very early in the month of Nisan in the 20th year of Artaxerxes Longinus. (Nehemiah 2) This was the spring of 445 B.C. We know that it was soon after the new moon of Nisan because 173,880 days is 5,888 moons plus 8

Page 212: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 212

days. Going back 8 days from Nisan 10, (Palm Sunday) we get Nisan 2, (Sir Robert Anderson said it was Nisan 1 but this difference is of little consequence)” (wij onderstrepen). Wij zeggen: het bouwen van de muur (muren) in Nehemia is NIET DE SLEUTEL om de profetie te begrijpen. De sleutel is dat Kores de toelating geeft om naar Juda terug te keren en een nieuwe tempel te bouwen. Jesaja hoofdstukken 44 en 45 zijn véél belangrijker dan Nehemia 2.

Toch blijft Finley beweren: “As we have determined above, the 69 weeks is a timespan of 173,880 days inclusive. This is 173,879 days for the difference between the first and last days of the 173,880 days. The true solar year astronomically is 365.242199 or 365.2422 days. How many years then is in this interval of 69 "weeks"/sevens/173,879 days? Let us pull out our calculators and see. 173,879 days divided by 365.2422 days = 476.0649 years. So the 69 weeks/sevens = 476 years plus a small fraction of a year. That small fraction is 0.06492 of a year. 0.06492 x 365.2422 days per year = 23.7 days or 24 days.” “And when is our finishing day? As we shall see the 173,880 day time line comes to its terminus on a very auspicious day in the Passover month of Nisan in 32 A.D., specifically Nisan 10 of that year. As we shall discover, it was 5,888 moons and 8 days later.” (…) “Having established a well fixed terminus for the 173,880 days let us remember that this April 9 Palm Sunday date is 24 days further down the solar year than the day of Nehemiah's edict 476 years and 24 days before. So if we back up 24 days from April 9 we shall get to our Gregorian calendar date in which Nehemiah went before the king and made his appeal to rebuild Jerusalem. April 9 minus 24 days = March 16 of 445 B.C. The question we must ask ourselves now is what date on the Hebrew calendar is March 16? Well again we shall need to determine when the new moon for Nisan 445 B.C. came through. Sir Robert Anderson's own data from the Astronomer Royal of Greenwich gives us a new moon time of 0709 hrs. or 7:09 a.m. on March 13. Nehemiah was at Susa in Persia and 700 miles to the east. This would give a new moon time for Susa about 45 minutes earlier than this Jerusalem time. Would the new moon have been seen the following morning when it was 24 hours old? It may well have been. Sir Robert Anderson tagged this March 14 date as Nisan 1. But it might well have been reckoned as Nisan 2. Again, this is not a big issue. A forty-eight hour window after a passage of 476 years is exceedingly good accuracy!” (wij onderstrepen). Onthouden dus, dat Anderson, ex-inspecteur van Scotland Yard, wel eens twee dagen mis zou kunnen zijn. Maar dan moeten we ook de SUPERLATIEVEN WEG-LATEN, DAT ALLES TOT OP DE DAG NAUWKEURIG KLOPT IN DANIEL 9:24-27. Volgens Anderson’s cijfers natuurlijk, want de profetie klopt om gans andere redenen niet. Men moet zich niet achter zijn beroep verschuilen en beweren, zoals men ook nu nog doet, dat hij alles nauwkeurig heeft onderzocht zoals een dedective het zou gedaan hebben en tot die verbluffende oplossing kwam.

Zoals zoveel kalenders uit vroegere tijd was die van de Joden gebaseerd op de standen van de maan. Zodat iedereen die het geleerd was, aan de stand van de maan (des nachts) je kon vertellen welke dag van de maand het ongeveer was. Een geoefend oog kon dat met een zekere nauwkeurigeheid zeggen. Maar het grootste probleem was het vaststellen van de eerste dag van die nieuwe maanmaand. Bij slecht weer kon je het niet en wie geen echte telling gevolgd had van de vorige maanmaanden (die allen 29,5 dagen duurden) was één of twee dagen mis. Normaal was de nieuwe maan slechts 24 uur nadien echt zichtbaar. Op de Islamietische website moonsighting.com/ kan je er veel over te weten komen. Die rekenen namelijk liturgisch met dat soort maandagen, maar passen alles aan de wereldse kalender aan voor het gewone leven.

Page 213: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 213

Hieronder een ander argument en illustratie van Finley. Dit is nog niets vergeleken bij de twee verschillen tussen Gavin Finley en Robert Anderson’s berekeningen.

BIBLICAL TIME AND THE SEVENTY WEEKS OF DANIEL 360 DEGREES TO A SIÈCLE, AND 360 DAYS TO A YEAR. 12 SECTORS OF 30 DEGREES, AND 12 MONTHS OF 30 DAYS. THE SOLAR CY-CLES AND LU-NAR CYCLES IN THE MATHE-MATICAL AND GEOMETRIC PERFECTION OF GOD.

Gavin Finley komt met een kalender aanzetten van 360 dagen = Gods superkalender.

(Finley is niet de énige die met zo een superkalender werkt maar ook bijvoorbeeld de leiders van www.360calendar.com) Dit lezen we bij G. Finley: “In Genesis we are told that the flood of Noah began on the 17th day of the 2nd month. -Gen.7:11) On that day the "fountains of the deep were broken up and the windows of heaven were opened". Exactly five months later on the 17th day of the 7th month "the floodwaters receded and the ark came to rest on Mount Ararat". This five month span of time is stated twice in Genesis to be 150 days. -Gen.7:24 and 8:3) 150 divided by 5 = 30 days. This is a bit different from what we see in our damaged solar system today. Five of our present months/lunar cycles would be 5 x 29.530 = 147.5 days. But the Genesis account records a span of precisely 150 days. So we must conclude that edicts coming to us from the throne of God up in the third heaven regarding time involve perfect months containing 30.0000000000 days each.” Wanneer Finley gaat schrijven over het jaar van 365,2422 dagen gebruikt hij; éénmaal de uitdrukking “damaged and imperfect cosmos” en tweemaal “damaged cosmos.” En daarbij heeft hij in zijn artikelen met regelmaat een tabel die ons dat moet duidelijk maken. Met de vloed is de dagindeling van de aarde rond de zon veranderd van 360 dagen naar 365,2422 dagen. Dit is zijn besluit: “This is a bit different from what we see in our damaged solar system today. Five of our present months/lunar cycles would be 5 x 29.530 = 147.5 days. But the Genesis account records a span of precisely 150 days. So we must conclude that edicts coming to us from the throne of God

Page 214: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 214

up in the third heaven regarding time involve perfect months containing 30.0000000000 days each.” Hier een andere tabel van Finley, die op die manier zijn zaak wil halen tegenover Anderson en Dr. Harold Hoehner.

Het is waarschijnlijk bij een eerste oogopslag voor velen niet duidelijk wat het verschil is. Het is dit: Finley is er van uitgegaan dat het jaar waar Nehemia toelating krijgt van Artaxerxes om naar Jeruzalem te gaan er één was van 13 MAANDEN. Wetenschappelijke term hiervoor: een embolysmaal jaar. U merkt op de tekening dat er 3 varianten zijn; 1°) Gavin Finley 2°) Robert Anderson 3°) Harold Hoehner (hierover later meer)

In wat volgt gebruiken we enkele malen een term uit de astronomie “embolistisch” en heeft deze betekenis: “Embolistisch betekent ‘er tussen gevoegd.’ Een embolistische maand is een extra maand die alleen in sommige jaren aan een kalender wordt toegevoegd, meestal om een maankalender in de pas te laten lopen met het tropische jaar. Een embolistische dag heet ook wel schrikkeldag.” http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/woordenboek.html En de betekenis van een ander begrip dat we nog enkele malen tegenkomen, “equinox”: van http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/woordenboek.html#E “De equinox is het tijdstip waarop de Zon de hemelevenaar oversteekt. Dit wordt ook wel de nachtevening genoemd. Rond zo'n tijd zijn de dag en nacht overal op Aarde bijna even lang. Het begin van de (astronomische) seizoenen van lente en herfst worden door een equinox aangegeven (waar die seizoenen relevant zijn).”

Dit is een gedeelte van het commentaar van Gavin Finley bij de illustratie. Wij wijzen erop

dat dit niet onze visie is, maar het bewijst dat de argumentatie tussen de aanhangers van Nehemia als het startsein van de 69 weken niet verschoond is van harde onderlinge kritiek. Dit zegt Finley: “In de tabel zien we dat de periode van 173.880 dagen in onze tijdsberekening bijna een maand langer duurt van de 476 jaar, gerekend van equinox tot equinox. Dat is een lange tijdsperiode en het moet beginnen in de maand van Pasen, de maand nisan in de dagen van Nehemia en eindigend in de maand nisan van het jaar van de kruisiging. Men ziet dat slechts in het geval van een late Pasen van de kruisiging zoals in een embolistisch-jaar (een jaar met een extra dertiende maand “Adar”), deze extra lengte kan opleveren. Dit zijn de feiten in dat verband. Slechts het jaar 32 na Christus past in dit plaatje. Elke andere berekening eindigende in 30, 31, 33 of 34 na Christus is foutief. Zowel de periode eindigend in 31 en 33 na Christus komen te vroeg in die jaren om de 173.880 dagen vol te maken. En deze tijdslijnen beginnen werkelijk ook in een embolistisch-jaar. Men start dus te laat. De tussentijd van de éne nisan naar de andere is in werkelijkheid te kort. In het totaal is die tijdspanne te kort voor het aantal dagen van de 69 jaarweken. Elke periode, anders dan deze van 32 na Christus, kan geen 173.880 dagen volmaken door de 25 dagen extra van die 476 jaren te vullen. We zien dat de tijdspanne #2, beginnend in het jaar 445 v. Chr. en eindigend in 32 na Christus alles laat kloppen. Dat is de tijdspanne voorgesteld door Sir Robert Anderson in zijn klassiek werk, ‘The coming Prince.’ Slechts deze tijdslijn kan een verbinding maken tussen de twee maanstanden van de maand nisan, de nisan beginnend bij Nehemia en het einde met de nisanmaand van de kruisiging van de Heer en Pasen.

Page 215: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 215

Bekijk eens de details. Een waarachtige en correcte tijdspanne van de 69 weken van Daniël moet goed uitgelegd worden. De 69 weken (of zevenen) zijn 69 x 360 = 173.880 dagen. De tijdspanne van 173.880 dagen moet de overbrugging zijn van de nisanmaand van Nehemia hoofstuk twee en de nisanmaand rond Palmzonsdag van de paastijd in het jaar van de kruisiging. Dat is deze tijd: 173.880 dagen of 476 jaar plus een extra aan 25 dagen. Deze extra 25 dagen maken het een moeilijke taak. We moeten de lange lijn van nisan van “punt A” naar de nisan van “punt B” doorgaan en slechts een late Pasen (en late nisan) lost dat allemaal. Je kunt dat zien in het diagram voor het jaar 32 na Christus, daar heb je zo een late Pasen op weergegeven. Dat was een embolistisch-jaar met een extra maand “Adar.” Dat krijg je in een regelmaat van 7 maal over een periode van 19 jaren. En de nisan van het jaar 32 na Christus is zo een jaar. Daarom klopt alles hier exact. Alleen wanneer de terminus van de 173.880 dagen eindigen in 32 na Chr., zullen de 173.880 dagen passen in een kader tussen twee nisanmaaanden en 476 jaar omvatten. En de reden waarom het einde in 32 na Christus valt is ook eenvoudig, 32 na Christus is namelijk een embolistisch-jaar. De twee of drie jaar voordien waren dat niet. In 32na Christus kwam de maand nisan dus aan de late kant zodat er extra dagen waren om in te voegen. Zowel het begin van de periode als het slot ervan moet in een nisanmaand vallen. De Heilige Schrift is daar zeer duidelijk in, het is een absoluutheid en verplichting om de 69 weken, of de 173.880 dagen nauwkeurig te laten passen (…) Wanneer we de tijdslijn afgaan van 25 dagen en 476 jaren dan is er een verbinding van paasgebeurtenissen, en Palmzondag moet in een late nisan vallen. Het moet zondermeer een embolistisch jaar zijn. Was er in 32 na Christus een extra maand “adar” en was daardoor de vroege maand nisan verschoven naar een latere tijd? Was 32 na Christus een embolistisch jaar? Ja, zondermeer!”

Dus straffe taal van Finley: “One year = 360 days = 12 months. And each month is a time period of precisely 30 days. The biblical or prophetic year is made up of twelve 30 day months. So the biblical year does not match our present cosmos. It is not 365 days, 5 hours, 48 minutes and 45.51 seconds. It is not 365.2422 days. It is precisely 360 days. This matches perfectly the 360 degrees of a circle” (wij onderstrepen). Berekening van Gavin Finley, volgeling van R. Anderson CONTRA Dr. Harold Hoehner

Dr. Harold Hoehner heeft volgens Gavin Finley een fout van één jaar in zijn berekeningen en die aantekeningen zijn interresant genoeg om te vertalen. Vergeet het niet; wie niet de leer van Anderson volgt, is meestal leerling van deze man. Dit zegt Gavin Finley als kritiek op H. Hoehner:

“Laat ons nu gaan kijken naar de derde oplossing, deze van Dr. Harold Hoehner. Hij stelt voor dat de 173.880 dagen in hun tijdslijn eindigen in Nisan van het jaar 33 na Christus. Maar zoals u kunt merken in de grafische voorstelling was het jaar na Christus géén embolistisch jaar. Wanneer de tijdspanne doorlopen wordt zal ze eindigen in het jaar 33 na Christus, met een vroege nisanmaan. Bovendien, terugrekenend naar het begin van de 476 jaren en 25 dagen kom je in 444 v. Christus terecht in een vroege lente, dan ben je 15 dagen verkeerd, 15 dagen vóór de lente equinox. Die maan zou te vroeg zijn om als een nisanmaand gebruikt te kunnen worden. Je zit in werkelijkheid in de twaalfde maand, de maand “adar.” Wat zien we in de bovenstaande diagramvoorstelling, de nieuwe maan van die bepaalde maand zou in de vroege uren vallen van 2 maart. De volle maan zou 14 dagen later vallen op 16 maart. Deze lentemaand zou zijn volheid bereiken op 16 maart en zou 5 dagen vroeger zijn dan de

Page 216: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 216

werkelijke lente-equinox (punt 'E' en dat is 21 maart). Een fout van dien aard geeft aan dat deze maand in dat jaar geen kandidaat kan zijn voor de maand nisan. Er zou een deriende maand moeten aan zijn toegevoegd en een embolistiche maand zijn. Een kalenderjaar met een tweede “adarmaand.” Ons besluit is dan, dat Professor Hoehner gefaald heeft om de werkelijke verbinding te leggen tussen de maand nisan uit de tijd van Nehemia en de 173.880 dagen. Nehemia zou op geen enkele wijze de tweede maand, de maand “nisan” genoemd hebben, maar zondermeer “adar.” Een Rabbijn of elke goede onderzoeker zou in het verband van de maan tegenover de lenteequinox, geen fout hebben gemaakt van zo een groot kaliber.” Trouwens er is nog wat anders. De Bijbel is geschreven onder toezicht van de Heilige Geest. De Heilige Geest maakt géén fouten. Het is onmogelijk dat de Heilige Geest zo een fout zou maken in het bepalen van een Hebreeuwse kalendertijd. Zowel de Schriften als de astronomische gegevens hebben gesproken. De tijdslijn tussen 444 v. Chr. 33 na Christus van de 69 weken van Daniël is te kort. De feiten die we hebben uit de Schrift en de astronomische gegevens over de standen van de zon en de maan in de hemel komen niet overeen met de uitleg van Hoehner. Dit hebben we gezien, 444 v. Chr. kan niet de start zijn van Nehemia die naar de koning gaat. En 33 na Chr. was niet het jaar waar we de passie van Jezus moeten zetten. Deze tijdspanne geeft géén nisanmaanden in de betrokken jaren. Dat alles is één jaar te laat en slechts de tijdslijn tussen 445 v. Chr en 32 na Chr. komt overeen met alle feiten. Er zijn nog andere schriftuurlijke gegevens die hier bij aansluiten. Er is in de geschiedenis genoeg bewijs voor het 20ste jaar van Artaxerxes Longinus uit Nehemia 2 als 445 v. Chr.”

Het is duidelijk: men moet rekening houden met die embolistische-jaren. Want wat we ook mogen beweren, de kalender moet steeds aangepast worden aan de werkelijkheid. De reden daartoe is zeer eenvoudig. Joden hebben jaarlijks meerdere feesten en op die feesten moeten offers gebracht worden van producten uit de landbouw. Je kunt niet doen zoals men het heeft geregeld in de Islam waar met een maankalender gerekend wordt van 354 dagen en waar de ramadanmaand gewoon mag opschuiven. Dat kan niet onder de Joodse wet. Men heeft dus de volgende vorm van aanpassing gevonden: in een periode van 19 jaar moet zevenmaal een DERTIENDE MAAND TOEGEVOEGD WORDEN AAN DE KALENDER. Op die wijze heeft een maanjaarkalender dezelfde lengte als een zonnejaarkalender. En daar zit ook de fout van alle berekenaars (Finley incluis) van jaren van 360 dagen: dat klopt niet met de werkelijkheid. Bereken je aan de hand van een maanjaar dan ben je 11,24 dagen kwijt gerekend naar het astronomische jaar. Reken je aan een zogezegd “Bijbels profetisch jaar van 360 dagen” dan ontbreken er nog 5,24 dagen om het astronomische jaar vol te maken. Wat Finley of anderen van deze leer ook mogen beweren de uitleg van Anderson is NIET:“the “Rosetta Stone” of biblical/prophetic time” (uitspraak van Finley.) Deze slotbewering van Finley is niet Bijbels te verantwoorden en bovendien niet op astronomische gronden te verklaren: “John the Beloved in two sentences eight verses apart gives two different descriptions of the flight of the woman and her subsequent exile at a wilderness place of safety and nurturing. In the first instance the time period is stated in terms of days. Then, eight verses later, in the same chapter the Holy Spirit restates the very same story using 'times' (or years) rather than days. Surely God did this to inform His people that one 'time' or one year, whenever it is issued to us as a period of years in scripture equals 360 days and not the 365.24 days presently observed in our solar system. This is the pattern or the Biblical 'code' for time. This is the biblical standard for time which is being consistently kept throughout God's Holy Word from Genesis to Revelation.” Finley komt tot de verklaring van zijn afwijkingen met Anderson’s berekeningen: “This is an amazing solution to the prophecy of the 69 weeks.

Page 217: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 217

Sir Robert Anderson's timeline for the 69 weeks/173,879 days was March 14, 445 B.C <------> April 6, 32 A.D. Nisan 1, 445 B.C. <------> Nisan 10, 32 A.D. This author's timeline, using the astronomical data of the solar and the lunar cycles, was very close to that of Sir Robert Anderson. March 16, 445 B.C. <------->April 9, 32 A.D. (476 years plus 24 days (inclusive)) Nisan 2, 445 B.C. <------->Nisan 10, 32 A.D. (5888 moons plus 8 days (inclusive))” (…) “One online resource that gives some lunar data is the U.S. Naval Observatory. Unfortunate-ly it does not go back further than the year 1700. I have used Sir Robert Anderson's new moon data for 445 B.C. and 32 A.D. for this study. Armed with this lunar information we can then con-struct a combined Gregorian/Hebrew calendar on which to lay out the 69 weeks.” Berekeningen van Clarence Larkin, volgeling van R. Anderson, die niet meer zo populair is, maar het vijftig jaar terug wel was. (En zijn boeken zijn nog steeds in herdruk.)

Clarence Larkin, geeft in ‘Dispensational Truth’ (1920), blz.70,71 de volgende data. 14 maart 445 voor Chr. (1 Nisan) 2 april 30 na Chr. (Palmzondag) 445 B.C. +30 A.D. --------------- 476 jaren (inclusief) 476 jaren x 365 dagen (per jaar) --------------- 173.740 dagen 173.740 dagen 119 dagen (schrikkeljaren) + 20 dagen (14 maart tot 2 april, inclusief) --------------- 173.879 dagen 173.879 dagen - 360 dagen (voor een “profetisch” jaar) --------------- 483 jaren (of 360-dagen lengte) Clarence Larkin was een ingenieur mechanica en architect. Hoe komt het dan dat hij zoveel fouten maakt in zijn berekeningen.? Hier zijn ze; 1°) Ten eerste: van 445 voor Chr. tot 30 na Chr. is niet 476 jaar inclusief gerekend, want er bestaat géén jaar 0. Wanneer je Larkin goed volgt moet Jezus sterven in het jaar 31 na Chr., maar hij zegt dat het 30 na Chr is. 2°) Ten tweede: welke formule is er om jaren inclusief te tellen? Is dat op alles toepasselijk of slechts in dit éné geval? 3°) Ten derde: welke formule is er om dagen inclusief te tellen? Zodat Larkin de fout maakt van TWEE JAAR EN ÉÉN DAG! Moet je de profetie geloven of de berekenaars?

Page 218: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 218

Contra de berekeningen van de leer van de bedelingen volgens een Adventist

Over de berekening van Sir Robert Anderson één van de geestelijke vaders van de redenering dat er nog een toekomstige 70ste jaarweek te vervullen valt (zie de tweede uitleg en berekening) kunnen we de kritiek overnemen die G. F. Hasel (blz.7) hierover gaf. Hij zegt: “De nauwkeurige chronologie van Sir Robert Anderson rekent 173.880 dagen, van 14 maart (1 Nisan) 445 voor Chr. tot 6 april (10 Nisan) 32 na Chr., de intocht in triomf van Jezus op Palmzondag. Deze berekening kan slechts aangehouden worden (1°) bij de veronderstelling dat de jaren hier geen zonnejaren zijn maar profetische jaren van 360 dagen (2°) de veronderstelling dat de uitvaardiging van het decreet op 1 Nisan 445 voor Chr. was (3°) de veronderstelling dat Christus stierf in het jaar 32 A.D. (4°) de hypothese dat de 70ste week naar een verdere toekomst verschoven wordt (5°) aanvaarden dat er geen overeenkomst is tussen zonnejaren en profetische jaren zonder dat er willekeurig extra dagen worden toegevoegd.”

En we geven in het kort nog de rest van zijn bezwaren (zie blz.8-10) tegen R. Anderson, hier en daar door ons aangevuld. 1°) Er is geen rekening gehouden met de verschillen tussen de Juliaanse en Gregoriaanse kalenders. Er worden in de rekening 130 dagen toegevoegd zonder veel argumenten. 2°) Anderson (en zijn opvolger Hoehner) nemen 1 Nisan als uitgangspunt van Neh.2:1. Maar die tekst zelf geeft niet aan dat het de eerste dag is van de maand. Men rekent dus vanaf het begin met een hypothese. 3°) Het verschil tussen 69 weken volgens de zonnejaarberekening en de profetische jaarrekening van 360 dagen beloopt over die periode bijna 7 jaar. Een berekening van zonnejaren levert voor Anderson dan de jaartallen 445 voor Chr. tot 39 na Chr. op. Het is niet mogelijk om 173.880 profetische dagen (69 weken x 7 jaren x 360 dagen) en 173.855 zonnedagen (van 444 voor Chr. tot 33 na Chr.) elkaar te laten overlappen. In de rekening van Anderson is er een verschil van 140 dagen. In de vernieuwde berekening van Hoehner nog steeds 25 dagen. Maar opgepast, slechts één volk had in die tijd een rekening van 360 dagen en 5 supplementaire dagen, dat waren de Egyptenaren. Heeft Israël daar zijn profetische rekening gehaald? Mocht Gods volk dat? Berekeningen van dien aard hebben de Joden niet. En nog een historische notitie in dit verband. Rond het jaar 200 na Chr. schreef Julius Africanus een soort ‘Kerkgeschiedenis’ waarin ook Dan.9 besproken wordt. Daarin rekent hij voor 1 jaar = 356 dagen, dus een gewoon maanjaar. De 490 zonnejaren zijn dan in werkelijkheid slechts 475 maanjaren geworden. 4°) Het jaar van de dood van de Heer nemen in 32 (Anderson) of 33 na Chr. (Hoehner) geeft moeilijkheden met de chronologie van het NT. 5°) Aannemen dat er een breuk is tussen de 69ste en 70ste week schept problemen. Waarom geen breuk tussen de eerste 7 (jaar)weken en de 62 (jaar)weken? Gezien dat niet kan op basis van de exegese van de tekst zelf moet men gewoon lezen wat er staat. De 70 jaarweken volgen elkaar op zonder onderbreking. 6°) De suggestie van H. A. Ironside, A. J. McClain en anderen dat er nog meer profetie is waar een breuk is aangegeven in de profetische uitspraak bewijst nog niet dat die regel van toepassing zou zijn op Dan.9:24-27. Als regel moet veeleer gelden dat waar een profetie een tijdselement bevat, men moet rekenen met een ononderbroken lijn van tijd. Voorbeelden zijn:

de 430 jaar van Gen.15:13 = Ex.12:40 / Gal.3:17 de 40 jaren in de wildernis = Num.14:34 de 7 hongerjaren van Gen.45:6 de 3 dagen van Jezus in het graf Mat.12:38-40

Dan.9:24-27 zou hierop de enige uitzondering zijn! 7°) Men tracht vers 26 te scheiden van vers 27. Vers 26 is te vervullen in de dagen van Jezus en vers 27 is toekomstig, honderden jaren later. Maar hier is geen enkele bewijsvoering voor aan te

Page 219: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 219

geven vanuit Dan.9:24-27. De context wijst niet in de richting van een gescheiden profetische uitspraak maar van één ononderbroken profetie. 8°) De dominante uitleg van dezen die geloven in de breuk tussen de 69ste en 70ste week berust op de gedachte dat er een toekomstige regering van de Satan komt. Maar dat is een gedachte die vreemd is aan de theologie van het OT. Daarin lezen we alleen over een toekomstige regering van de Messias, niet van Satan. Daarom is de persoon beschreven in Dan.9:26 = de persoon uit Dan.9:27. 9°) In vers 26 ligt de nadruk op “het volk” in vers 27 op “de prins.” Beide uit elkaar halen maakt de profetie onverklaarbaar moeilijk. Het volk is natuurlijk Israël (letterlijk en/of geestelijk) zodat de “prins” ofwel een koning is over Israël of de Messias, maar zeker niet de Satan of een “prins” van Satan. En daarenboven, “het volk” en “de prins” leven in hetzelfde tijdperk en niet gescheiden door honderden jaren. (Einde argumentatie van G. Hasel.)

We denken niet dat de uitleg van één dag = één jaar een goede visie is op, hoe het OT spreekt over tijd. Wanneer in verband met een voorzegging, een tijd gekoppeld is lijkt het voor ons, dat de tijd letterlijk moet opgevat worden. We geven enkele voorbeelden: PROFETIE VERVULLING Aankondiging van de zondvloed (zeven dagen) (*) Gen.7:4 en 7:10 Duur van de zondvloed (40 etmalen) Gen.7:4b en 7:12 Omtrent de schenker en de bakker (3 dagen) Gen.40:13 / 40:20 / 40:22 Zeven jaren van overvloed en honger (later) Gen.41:29,30 / 41:53,54 De hagelplaag van Egypte (morgen) Ex.9:18 en 9:22-28 40 jaar in de woestijn Num.14:34 / Heb.3:17 Rondtrekking om Jericho Joz.6:3,4 en 6:14,15 Geen regen of dauw (3 ½ jaar) 1 Kon.17:1 / Jac.5:17 Hongersnood in Samaria (morgen) 2 Kon.7:1 / 7:18 Ballingschap van Juda (duur) (70 jaar) Jer.29:10 / Dan.9:2

(*) Zijn we consequent dan moeten we dit rekenen volgens het dag = jaar beginsel of 120 jaar x 360. Dus een voorspelling van hoevele jaren?

NOTA: Om alles niet nog complexer te maken hebben we het niet over de jaarkalender, die sommigen gebruikten in de tijd van Jezus, die 364 dagen telde. Eén jaar was verdeeld in vier delen van 90 dagen + 1 supplementaire dag. En uiteindelijk had men in elk jaar een tekort van 11/2 dag. Er zit wat symboliek achter van; 52 weken x 7 dagen. De extra dagen werden volgens het apocriefe boek Jubileeën 6:23 gerekend na de 1ste, 4de,7de en 10de maand. (Dr. Shemaryahu Talmon de grote specialist van kalenders uit die periode van Christus geeft aan dat deze sekte elke zeven jaar een extra week invoegde en twee weken elke 28 jaar. Zie Talmon, Shemaryahu, ‘The World of Qumran from Within: Collected Studies’ Jerusalem: Magnes Press, 1989, blz.147-185.)

Page 220: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 220

En we gaan ook niet verder uitwerken wat er allemaal aan de orde kwam op chronologisch gebied in de 1ste en 2de eeuw voor Christus. Maar vernoemen we toch deze: de menselijke geschiedenis telt 4.900 jaar. Volgens het boek Enoch 93:3-10 / 91:12-16 Begin schepping 3.668 voor Chr. Herstel van de tempel 253 na Chr. Het Laatste oordeel 1.233 na Chr. Latere aanpassingen volgens de boeken Maccabeën Begin schepping 4.088 voor Chr. Herstel van Israël 168 voor Chr. (volgens Dan.9:24) Derde aanpassing (Testament van Levi 17) Begin schepping 3.941 voor Chr. Begin laatste Millennium in 41 voor Chr. (jaar 3.900 na schepping) Laatste oordeel 960 na Chr. (jaar 4900 na Chr.) Men speelt dus met veelvouden van 7 x 10 x 70 = 4.900 of 490 x 10.

APPENDIX II: de leer van de bedelingen hierover in tabelvorm

Zeventig Wekenprofetie = 490 jaar Daniël 9:24-27 gerekend aan letterlijke jaren van 360 dagen,

volgens dispensationalisten (Bijbels gezien een onbestaande jaartijd).

BEVEL IN HET JAAR

LEIDER VAN DE TERUGKEER

EN START

VERSCHIJNING VAN DE MESSIAS OP PALMZONDAG

DOOD VAN JEZUS

Van Artaxerxes I in 445 v. Chr. [1]

Nehemia Nehemia 2:1-11

10 nisan = 14 maart 445 v. Chr.

6 april 32 na Chr. Vrijdag daarop

Van Artaxerxes I in 444 v. Chr. [2]

Nehemia Nehemia 2:1-11

1 Nisan = 4 of 5 maart 444 v. Chr.

30 maart 33 na Christus Vrijdag daarop

Van Artaxerxes I in 444 v. Chr. [3]

Nehemia Nehemia 2:1-11

5 Nisan 30 maart 33 na Christus Vrijdag daarop

Van Artaxerxes I in 446 v. Chr. [4]

Nehemia Nehemia 2:1-11

24 november 446 v. Chr.

Palmzondag niet aangegeven.

3 april 33 na Christus

[1] Sir Anderson R., ‘The Coming Prince’ 10th ed., Kregel, rep. 1980.

Goede kritiek op R. Anderson is: Bob Pickle, ‘An Examination of Anderson’s Chronologi-cal Errors Regarding Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/

Recente Babylonische kalenders tonen aan dat 1 Nisan in 445 v. Chr. viel in een SCHRIK-KELJAAR en dat 1 Nisan = 13 april. Dat is niet wat Sir R. Anderson leert. Zodat ook de

Page 221: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 221

Palmzondagdatum van die schrijver niet klopt in de berekening. Zie: Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, Brown University Press, 1956, blz.32. Op ‘The Shepherd's Page’ (http://www.abdicate.net/cal.aspx) staat een programma om de omrekening te maken van een Joodse dag naar de Juliaanse of Gregoriaanse kalenderdag.

De zondag 6 april was geen 10de Nisan, maar waarschijnlijk 6 Nisan, en Pasen acht dagen later op maandag 14 Nisan.

Vern Sheridan Poythress, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Seventy Weeks (Daniel 9:25)’, Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), blz.146-149 heeft nog een andere kritiek op Anderson, namelijk zijn berekeningen van de 70 jaren van ballingschap. Neen, er zijn geen twee of zelfs drie perioden hierin te onderscheiden. Zie dit op http://www.biblicalstudies.org.uk/

Chuck Missler schreef op www.khouse.org/articles/2004/552/ een artikel, ‘Daniel’s 70 Weeks’ en zegt er bijvoorbeeld dit:

“De nauwkeurigheid van profetie Wanneer we de periode bekijken van 14 maart 445 v. Chr. tot 6 april 32 na Chr. en de correcties maken voor de schrikkeljaren hebben we exact 173.880 dagen! Hoe kon Daniël zoiets van tevoren weten? Hoe zou iemand zo een gedetailleerde voorzegging kunnen geweten hebben.” Dit is een ingekort artikel van zijn boek met dezelfde titel verschenen bij Koinonia House, 2004. Dus vrij recent, een promotie voor Anderson’s berekeningen. Deze Chuck Missler is één van de schrijvers voor ‘The Blue letter Bible.’ Heeft hij nog niets gehoord van al de fouten in de zaak die R. Anderson heeft bedacht?

In ‘A Bible Study’ van Jack Kelley ‘The 70 Weeks of Daniel’ geschreven in de laatste jaren vóór het jaar 2.000 àp www.gracethrufaith.com/ikvot/the-70-weeks-of-daniel lezen we: “Maar volgens Nehemia 2:1 is het bevel gegeven om Jeruzalem te herbouwen in de eerste maand van het 20ste jaar van de regering van koning Artaxerxes van Perzië (maart van 445 v. Chr. op onze kalender… ). Exact 483 jaar daarna reed de Heer Jezus in Jeruzalem op een ezel en riep men “Hosanna.” Dat was de enige dag in Zijn leven dat Hij toeliet dat zijn discipelen hem koning van Israël noemden, zodat de profetie van Daniël tot op de dag vervult werd.” We hebben hier eenzelfde vraag: heeft hij nog niet gehoord van al de fouten in de zaak die R. Anderson heeft bedacht? Hij was geen goede rechercheur, want uitgaande van een verkeerde inlichting kwam hij tot een verkeerde uitslag.

Op http://www.harvardhouse.com/prophetictech/elephantine.htm#elephantine staat een vertaling van enkele documenten uit Elephantine (Egypte) waar de datum van Koning Artaxerxes' 20ste jaar begon op 18 september 446 v. Chr. en liep tot 5 september 445 v. Chr. (Hebreeuwse kalender). Hoe dit past met het vorige is ons een raadsel. Wellicht heeft Egypte op dat moment een andere maand in zijn kalender dan Suza waar Nehemia is! Maar het zou eenvoudiger kunnen zijn dan dat. De schrijver is tweemaal gezalfd met de Heilige Geest, heeft telepatische gaven en heeft uit-het-lichaam ervaringen. En dergelijke zaken klasseer ik in een bepaald verband, maar niet in Bijbels verband. Bovendien staan er zaken in, die doen denken aan valse profetie, die de schrijver na het evenement met veel verve weet te minimaliseren. U hoeft het artikel dus niet echt te lezen tenzij u alle rarigheden over Daniël 9 moet onder ogen hebben gehad, zoals wijzelf.

[2] Dr. Hoehner H. W., ‘Chronological Aspects of the Life of Christ’, Zondervan, 1977.

Dr. Hoehner zegt dat de datum 445 v. Chr. zoals Anderson die geeft niet historisch juist is. Want het 20ste jaar van Artaxerxes is 444 v. Chr. Dr. Hoehner geeft een ander probleem aan van Anderson, men mag niet eindigen in 32 na Christus. Hij toont aan dat wanneer we uitgaan van de 10de Nisan, zoals Sir Robert Anderson doet, Christus gestorven zou

Page 222: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 222

zijn op een zondag of maandag. Wie rekent op een sterven van de Heer op een vrijdag komt met Anderson verkeerd uit. Wie rekent zoals anderen doen dat Christus stierf op een woensdag komt ook verkeerd uit met de berekeningen van Anderson.

o De beste kritiek op H. Hoehner is: Bob Pickle, ‘An Examination of the Chronologi-cal Difficulties of Hoehner and Ice’s Calculations of Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/

Volgens Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, (Providence: Brown University Press, 1956), blz.17, was het eerste jaar van Arthaxerxes niet december 465 v. Christus maar augustus. Dus hier ook een fout. In ‘The Cambridge Ancient History, Second Ed., Vol V, The Fifth Century BC.’ (Cambridge University Press, 1992) staat, “de dood van Xerxes is recent duidelijk bevestigd als augustus 465” (blz.13), “ergens tussen 4 en 8 augustus” (blz.13, voetnoot 47). Zie ook van Stolper, M. W. ‘Some Ghost Facts About Achaemenid Babylonian Texts’, Journal of Hellenic Studies 108 (1988), blz.196-8.

Maar met de schrikkelmaand in dat jaar zou dat op 3 of 4 april moeten zijn en niet 4 maart. Zie: Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, (Providence: Brown University Press, 1956), blz.32.

(We plaatsen nog een recente nota bij deze studie van Edwin Yamauchi die behoort tot de belangrijkste deskundigen van het Oud Testament. Zijn bijdrage over de Bijbelboeken Ezra en Nehemia aan, Zondervan Illustrated Bible Backgrounds (enig in zijn soort), geeft ons bijvoorbeeld deze datum: 25 ellul, de dag dat de muren klaar zijn komt overeen met 27 oktober 445 v. Chr. Het jaar 444 komt bij hem niet te pas in enige berekening. Zie volume 3 blz.438. The ZIBBC Old Testament volumes verschenen november 2009.)

[3] Dr. Ron J. Bigalke Jr. (Chafer Theological Seminary)

Dr. Ron J. Bigalke Jr. zet het begin van het jaar van Artaxerxes in augustus 465 v. Chr., in tegenstelling van R. Anderson en H. Hoehner die december 465 v. Chr. nemen.

Zie naar http://www.eternalministries.org/articles/weeks.html

Kritiek hierop, ja! Zie punt 1 en 2 hierboven. [4] Op de site van The Moorings (USA) staat nog een andere uitleg die weinigen zullen aannemen.

Nehemia hoofdstuk één start op 24 november in 446 v. Chr. Daar rekenen we nog 173.880 dagen aan toe en dat geeft 15 december 31 na Christus, de dag van de tranfiguratie = verheerlijking op de berg. Daar bovenop een periode van 62 gewone weken van 7 dagen die eindigen wanneer Jezus, Lazarus opwekt uit de doden. Dat is dan 20 februari van het jaar 33 na Christus. Onmiddellijk daarop veroordelen de Joodse leiders Jezus, Hij moet sterven (Joh.11:45-57). Daarbij moet men volgens een Joodse regeling in de Talmud veertig dagen rekenen van de “verdediging.” Jezus mag personen oproepen ter zijner verdediging, mensen laten spreken als getuigen vóór hem. De 42 dagen later (begin en einddag van die 40 dagen) brengen ons op 3 april 33 na Christus, de dag van de kruisiging.

Zie naar http://www.themoorings.org/apologetics/prophecy/69weeks/weeks1.html

En ook dit hebben we gevonden, Nehemia gecombineerd met het jaar 446 v Chr. Op het Internet: http://www.morgenster.org/profetie.htm Hun uitleg is deze:

“Vervulling: Nehemia kreeg in het 20e regeringsjaar van de Perzische koning Artaxerxes toestemming om Jeruzalem te herbouwen (Nehemia 2:1-6). Dat was omstreeks 446 v Chr. De tijd tot de Gezalfde (Messiach in het Hebreeuws en Christos in het Grieks) bedraagt dan 7 +

Page 223: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 223

62 = 69 (jaar)weken (letterlijk zevens of zeven tijden). De tijdseenheid van Daniël is net iets korter dan een jaar, namelijk 360 dagen. De tijd tot de Messias bedraagt dan 69 x 7 x 360 = 173880 dagen = 476 jaar en 21 dagen, vanaf 446 v Chr:

446 v Chr 445 v Chr ... 1 v Chr 1 AD ... 30 AD 31 AD . . 1 2 ... 446 447... ... 476

Zelfs het jaar 30 als eind-datum van de 69 weken is nog in zwang. Van Wayne Jackson

onder andere is dit zijn ‘Daniel’s Prophecy of the Seventy Weeks’, November 9, 1998’: op www.christiancourier.com/articles/read/daniels_prophecy_of_the_seventy_weeks lezen we “In werkelijkheid is deze chronologie verdeeld in drie stukken, waar het totaal 486½ jaar beslaat. Dat is de periode tussen het bevel Jeruzalem te bouwen en de dood van de Messias. (…) Inderdaad. Wanneer we starten in 457 v. Chr. en 486 ½ jaar verder gaan komen we in 30 na Chr. het ware jaar van de kruisiging van Christus! Dat is de algemene opvatting (Scott, blz.364 [1]). (…) In het midden van de zeventigste week, na de vervulling van de 486½ jaren wordt de Gezalfde “afgesneden.” Dat wijst naar de dood van Jezus. Ook Jesaja voorzei dat op eenzelfde wijze, dat Christus zou afgesneden worden van de levenden” (Jesaja 53:8). (…) Het tweede segment van de tweeënzestig weken (434 jaar), opgeteld bij de vroegere negenenveertig geven een resultaat van 483 jaren. Dat cijfer mogen we rekenen vanaf 457 v. Chr., en loopt tot 26 na Chr. Dat was het jaar dat Jezus werd gedoopt en begon aan zijn openbaar leven. Tot slot, “het midden van de week” (3½ jaar) geeft de tijd aan hoelang de prediking duurde. Dat gedeelte stopt in 30 na Chr. Het jaar van de dood van de Verlosser.” [1] Scott J.B., Seventy Weeks, ‘Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible’ ed. Merrill C. Tenney, Zondervan, 1975. (Over het jaar 29 als eind-datum van de 69 weken, in zwang in de 18de tot begon 20ste eeuw, zie naar de vroegere publicaties daarover.)

Er is één conclusie bij dit alles: het Internet en de boeken van de dispensationalisten die

handelen over de 490 jaar baseren zich in hun uitleg voor waarschijnlijk nog 60% op wat Sir Robert Anderson zegt (of de latere Clarence Larkin). Zonder énige wijziging krijgen we dat steeds te lezen. Maar het is duidelijk dat zijn berekeningen TOTAAL FOUT ZIJN. De begindatum van de rekening is namelijk verkeerd, dus ook het slot klopt niet. Hoe oprecht is men dan in dit alles? Of heeft men gewoon wat horen klingelen en hebben die leerlingen van hem, zonder wat anders gehoord te hebben dit vastgegrepen als het enige dat zinnig is? Verbazingwekkend is de slordigheid van Josh McDowell, in de regel iemand die zijn zaken goed onderzoekt, in zijn ‘The New Evidence that Demands a Verdict’, blz.197-201. Bij hem is het niet belangrijk of men de start neemt in 445 v. Chr. of 444 v. Chr. Dat is gewoon het belang van de zaak onder de mat vegen.

De verklaring en de teksten

Vers 24 STATENVERTALING DAN.9:24

LUTHERVERTALING DAN.9:24

LEIDSCHEVERTALING DAN.9:24

“Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de

“Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uwe heilige stad; dan

“Zeventig weken zijn vastgesteld voor uw volk en uw heilige stad; opdat de

Page 224: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 224

overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven.”

zal de overtreding geweerd en de zonde verzegeld en de misdaad verzoend en de eeuwige gerechtigheid aangebracht en de gezichten en profetieën verzegeld en een allerheiligste gezalfd worden.”

afval voltooid en de maat der zonden volgemaakt, de schuld verzoend en eeuwige gerechtigheid aangebracht, het gezicht van den profeet verzegeld en een allerheiligst voorwerp gezalfd worde.”

We moeten in het oog houden dat God van Zijn volk wil, dat ze: “het verbond in

gedachten houden” en Zijn raad is “gedenk het verbond gesloten met de vaderen” (Leviticus 26:42,45). Dat is dan ook wat Daniël beleden heeft in zijn gebed aan het begin van hoofdstuk 9. En het antwoord is de profetie van de zeventig jaarweken. Het heeft dus betrekking op Israël.

1. Terugkeren naar YaHWeh (Deuteronomium 30:2 / Daniël 9:13 / 9:4) 2. Zijn hart openstellen voor God (Leviticus 26:41 / Daniël 9:5) 3. Begrijpen en aanvaarden dat God met reden straft (Leviticus 26:41 / Daniël 9:7,11,12) 4. Luisteren naar God (Deuteronomium 30:10) 5. Alle persoonlijke zonden belijden (Leviticus 25:40 / Daniël 9:4,14-15) 6. Zonden van de vaderen belijden (Leviticus 26:40 / Daniël 9:4) 7. Wetten en geboden onderhouden (Deuteronomium 30:2,16) 8. God liefhebben (Deuteronomium 30:15,20) 9. In Gods wegen wandelen (Deuteronomium 30:16)

Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:24. 69) Zeventig

Daniël had maar gebeden om de verlossing van zijn volk uit Babel, de Heere geeft hem dat niet alleen, maar oneindig meer, want Hij openbaart hem daarenboven den tijd, wanneer niet alleen de Joden, maar ook zijn ganse volk uit de macht des duivels en der eeuwige verdoemenis door den Messias zou verlost worden.

70) weken

Versta hier jaarweken, gelijk Lev. 25:8; elke week van zeven jaren, tezamen makende vier honderd en negentig jaren; waar nu deze vier honderd en negentig jaren beginnen en waar zij eindigen, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen beginnen ze van het eerste jaar der monarchie van Cyrus, en eindigen ze in den dood van Christus; hetwelk wel de eenvoudigste mening schijnt te zijn, uit Jes. 44:28, en Jes. 45:13; 2 Kron. 36:22,23; Ezra 1:1, enz.; doch anderen beginnen ze van het zevende jaar van Artaxerxes Longimanus, en eindigen ze ook in den dood van Christus. Anderen beginnen ze van het tweede jaar van Darius Nothus, en eindigen ze in de verstoring van Jeruzalem door Titus. Van welk alles de verstandige lezer zal mogen oordelen.

71) zijn bestemd Te weten van God. Hebreeuws, zijn afgehouwen, of afgesneden; dat is bescheiden, besloten.

72) over uw volk,

Page 225: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 225

Gedurende welke uw volk en uw heilige stad zal overkomen hetgeen ik u straks zal openbaren.

73) om de overtreding te sluiten,

Of, om op te sluiten, of om te bedwingen de overtreding. Anders: dat Hij, te weten Christus] de overtreding besluit; dat is, dat hij voor de zonden des volks genoeg doe, opdat dezelve als in een kerker besloten worden, dat zij niet meer voor Gods aangezicht komen.

74) om de zonden te verzegelen,

Dat is, om te bedekken de zonden der uitverkorenen, dat zij voor het aangezicht van God niet komen. Dit heeft Christus door zijnen dood teweeg gebracht. Anders: om de zonden te verdelgen.

75) om de ongerechtigheid te verzoenen, Te weten door de offerande van Christus aan het kruis.

76) om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen,

Hebreeuws, ene gerechtigheid der eeuwigheden, door welke alleen zij, die ooit gerechtvaardigd zijn en rechtvaardig zullen worden, moeten gerechtvaardigd worden voor God, Hebr. 9:12. Deze gerechtigheid is gelegen in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus.

77) den profeet te verzegelen,

Dat is, de profetie, te weten de profetieën der profeten van Christus' lijden en de heerlijkheid daarop volgende, 1 Petr. 1:11, welke God den profeten door gezichten heeft geopenbaard.

78) de heiligheid der heiligheden

Dat is, den Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen, omdat in Hem al de schatten van heiligheid, rechtvaardigheid, en ook van wijsheid en kennis van God verborgen zijn, ons ten goede; en dat Hij is de ware ark des verbonds, door welken God de woorden des levens tot de wereld spreekt; de rechte genadestoel, door welken wij de verzoening hebben, enz.

79) te zalven. Te weten met den Heiligen Geest; dat is als in te wijden en te bereiden tot zijn zaligmakend ambt. Wat zij op dat gebied zeggen

Dit eerste vers is in 6 delen verdeeld of in 6 verschillende gebeurtenissen die ten tijde van de 70 jaarweken of 490 jaren moeten geschieden. Deze dingen moeten gebeuren aan het Joodse volk en haar stad Jeruzalem en niet aan de heidense natiën. En volgens E. Bullinger (een hyper-dispensationalist) Appendix 91 zou dit slechts “ten volle” in de 70ste toekomende week zijn. P.A. Slagter die hierover dezelfde visie heeft schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, oktober 1993, blz.9 het volgende over Daniël 9:24: “Er worden zes zaken genoemd, die vervuld zullen zijn c.q. vervuld zullen worden als deze periode voleindigd is. De eerste drie hebben vooral te maken met het afronden / verdwijnen van iets; de

Page 226: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 226

laatste drie spreken over het volbrengen / voltooien van iets. Anders gezegd: Drie negatieve dingen worden beëindigd en drie positieve zaken worden tot stand gebracht... De tweede conclusie is dus, dat het herstel van Israël eerst plaatsvindt nadat deze dingen, t.w. de overtreding, de ongerechtigheid en de zonde, zijn weggedaan. Met andere woorden: voordat de 70 weken ten einde zijn en bovengenoemde dingen zijn voleindigd is er geen sprake van het door God beloofde herstel van Israël! Dat is ook wat elders in het profetisch Woord duidelijk wordt bevestigd” (wij onderstrepen). Het NT leert het toch nog anders; wat de Messias bewerkt voor de Joden, werpt zijn vruchten af voor de Heidenen. Want het gaat NIET om de vervulling van het verbond met de aanwezigen (of de afstammelingen) dat op de Sinaï gesloten is. Het gaat om het verbond met Abraham. Over Dan.9:24 zegt een Amerikaanse theoloog dat dit vers een beschrijving geeft van het priesterlijke werk van de Messias. En dat is een terechte opmerking. (Zie J. Barton Payne, ‘The theology of the Older Testament’, Zondervan, 8ste druk 1975, blz.276.)

In een ‘min of meer’ letterlijke weergave van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Daniël 9 wordt niet meer besproken en de sleutel tot het verstaan der profetie wordt niet meer gezien. Het wordt allemaal grijs. Dit komt alleen maar doordat de Gemeente niet meer gezien wordt als het geheimenis. Het wordt niet meer gezien dat de gelovigen uitverkoren zijn van voor de grondlegging der wereld. Israël is uitverkoren vanaf de grondlegging der wereld en de Gemeente van voor die tijd. Onze plaats is niet hier, niet in Jeruzalem, niet op de heilige berg Sion; onze plaats is in het huis van de Vader. Ook al zou u letterlijk wonen in Jeruzalem, u hoort er niet. U bent een vreemdeling, een bijwoner, u hoort in het huis van de Vader. Daar waar de Here Jezus Zijn plaats heeft, daar horen wij! Wij moeten wennen aan de idee dat wij niet Israël zijn. Het unieke van de Gemeente is niet om te wisselen of te vergelijken met het unieke van Israël. Er komt een moment waarop Gods Zoon zal zeggen: “Kom Gemeente.” De Here Jezus is heengegaan om u plaats te bereiden. Als Hij plaats bereid heeft komt Hij weer, opdat wij zullen zijn waar Hij is. Hij is in het huis van de Vader, daar gaan wij naar toe, daar horen wij, dat is ons tehuis, onze eeuwige bestemming. Vanaf het moment dat de Gemeente van de aarde weg is, gaat Gods ‘tijdklok’ weer tikken. De hele tijdsperiode van de Gemeente hier op aarde is een interim-periode” (wij onderstrepen). Wat deze leraar zegt is in strijd met die tekst Daniël 9:24-27. Zijn argumenten zijn gemaakt vanuit het aannemen van de leer van de dispensaties en de breuk tussen de 69ste en 70ste week.

P. Beker schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, april 2003, blz.15 na eerst de zes onderdelen van Daniël 9:24 te hebben geciteerd: “Aan het eind van die 490 jaren zal de overtreding van Israël ten einde zijn en hun zonden verzoend, omdat de Messias verzoening voor hun ongerechtigheden heeft aangebracht. De periode van Israëls lijden zal voorbij zijn en er zal een eeuwige gerechtigheid zijn aangebracht. Dit alles heeft betrekking op het komende Messiaanse rijk, zoals omschreven in Jer.31: “Ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken”. “Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn” (vs.31 en 33).” Een onderbreking De beschrijving die Daniël geeft, maakt duidelijk dat er een onderbreking is in de tijdsorde. Er is een indeling in 7 weken, 62 weken en tenslotte een laatste week die valt na de 69e, , de 70e week dus. Uit de tekst blijkt dat deze 70e jaarweek niet direct op de 69e week volgt, want de vervulling ervan heeft nooit plaats gevonden. De periode tussen de 69e en 70e jaarweek duurt dus ondertussen al bijna 2000 jaar. Uit de tekenen der tijd kunnen we echter opmaken dat de aanvang van deze 70e jaarweek niet lang meer op zich zal laten wachten” (wij onderstrepen).

Page 227: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 227

Wat wij op dat gebied zeggen

WIJ GELOVEN NIET DAT DEZE ZES ONDERDELEN VAN DE PROFETIE

SLECHTS IN DE TOEKOMST TEN VOLLE VERVULD ZULLEN WORDEN. TOCH IS HET DIT WAT DISPENSATIONALISTEN BEWEREN. ZE ZIJN – NAAR ONZE OVERTUIGING - REEDS VERVULD IN HET EEN-MALIGE OFFER VAN DE DOOD VAN JEZUS. DE UITWERKING ERVAN IS NOG STEEDS IN UITVOERING. Bekijken we de details:

1) “Om de overtreding te voleindigen.” Dit kan twee betekenissen hebben. Een eerste is wanneer we dit opvatten alsof de overtreding zou worden doorgevoerd tot een hoogtepunt. Dan kunnen we dit begrijpen als dat het Joodse volk door hun verwerping van de Messias de overtreding tot een hoogtepunt hebben gevoerd (Mat.23:32 / 1 Thes.2:15,16). We mogen dit zeker niet bezien als iets dat nu nog moet vervuld worden. De tweede mogelijke betekenis is deze en dit is voorzeker duidelijker in verband met het volgende: dat door het offer van Christus de overtreding van Adam die hij heeft begaan is voleindigd. Ofwel dat er een verzoenende waarde voor in de plaats is gegeven (Joh.1:29 / Rom.5:20). De woorden die Zacharias sprak, toen zijn zoon Johannes (later de doper genoemd) werd opgedragen, zouden dan een goede betekenis voor ons krijgen. Hij zei volgens Luc.1:68: “Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht.” Door deze woorden profeteerde Zacharias dat Jezus Christus de overtreding zal voleindigen en daardoor de weg tot het echte zoonschap met God terug zou vrijmaken. En daartoe heeft Jezus alle nodige eigenschappen (Jes.61:1).

2) “de zonde af te sluiten.” Andere vertalingen zeggen dit als volgt: “om een einde te maken aan de zondoffers” en dit omdat hier het Hebreeuwse woord “chatta’th” gebruikt werd. Het heeft betrekking op het offer dat onze Heer Jezus Christus op de Calvarieberg heeft gebracht en daardoor het offer werd dat de zonden der wereld zou vrijkopen of afsluiten (Joh.1:29). Door zijn komst hebben we kans op vergeving indien we Hem aanvaarden tot onze redding. Het Hebreeuwse woord voor “afsluiten” vinden we in die betekenis ook in 1 Kon.21:8 en Ester 8:8. Ook dit voorspelde Zacharias volgens Luc.1:77: “om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden.” En zie ook Joh.3:33 en 6:27.

3) “de ongerechtigheid te verzoenen.” Paulus zegt ons over Christus in Col.1:20: “en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.” Of volgens Rom.3:25: “de zonden (...) die te voren (...) gepleegd waren” zijn verzoend. God was in Christus en verzoende zich tot de wereld (2 Cor.5:19). Zie ook Rom.5:10 en Heb.10:26 vergeleken bij Zach.3:4. Het offer dat Christus bracht heeft de ongerechtigheid, van de zondige Adam en diens afstammelingen verzoend, waardoor we vrede met God kunnen krijgen. Het Hebreeuwse

Page 228: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 228

“kaphar” of “verzoenen” vinden we o.a. in Ex.30:10 / Lev.4:20. Wanneer alles verzoend zal zijn, is de verzoening opgehouden. Greijdanus zegt in, ‘De Openbaring des Heren aan Johannes’, (uitgave van 1925, blz.136): “Hij staat daar,”als Lam, dat geslacht is, d.w.z. Zijn verzoenings-arbeid, in het midden, om de verterende werkingen van Gods heilige gerechtigheid, ook die door middel van het schepsel en van de schepping, van Zijn gemeente af te keren, en haar als Zijn verloste kerk, in heiligheid en vrede en zaligheid te doen leven vóór Gods troon en heerlijke majesteitsopenbaring.” En er zijn ook Gereformeerde theologen die geloven dat elke vorm van middelaarschap zal ophouden. Zo bijvoorbeeld Calvijn, ‘Institutie’, Boek II, XV, 5 en A. Kuyper, Collegedictaten, De Christo III.

4) “en om eeuwige gerechtigheid te brengen.” Dit wil zeggen dat er door dit verzoeningsoffer van Christus over de hemelen en aarde een eeuwige gerechtigheid zal komen. Dat offer geeft ons de kans om voor eeuwig in Gods ogen gerechtvaardigd te worden. Het hangt alleen van onszelf af (en Gods genade) of we dit zullen worden of niet. Vergelijk met Mat.1:21 / 1 Cor.1:31 / Titus 3:5 / Rom.3:25 / Mat.3:15. De knecht des Heren zal voor “eeuwig onze ongerechtigheid dragen” (Jes.53:11). Over die rechtvaardige God gaat het ook in het gebed van Daniël. Dat gaat vooraf aan de openbaring van deze profetie. Zie Dan.9:7,14,16 en vergelijk met Jer.23:6.

P.A. Slagter die de 2de visie aanhangt hierboven beschreven (de bedelingen), schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, november/december 1993, blz.7, het volgende over dit gedeelte: “4) Eeuwige gerechtigheid wordt gebracht; De gerechtigheid zorgt ervoor, dat Israël ‘recht’ komt te staan tegenover God. En dat kan alleen in verbinding met de Here Jezus Christus. Het volbrachte werk van de Messias, nu bijna 2.000 jaar geleden, is de grondslag voor het behoud van Israël als volk. Als een overblijfsel in de toekomst de Naam des HEREN aanroept zal het behouden worden. Dat betekent: het zal gerechtvaardigd worden in en door het verlossingswerk van Christus. Niet door eigen inspanning, niet door de werken (der Wet), maar door geloof zal Israël deel krijgen aan het heil. Als de verzoening met God heeft plaatsgevonden, en Israël vergeving ontvangt in het reinigende bloed van het Lam, zal er een nieuw begin zijn.”

Dat is geen terechte opmerking. Waarom de verlossing van Israël verzetten naar een toekomst 2.000 jaren later? Jezus, gaf zijn discipelen de opdracht dat wanneer ze zouden prediken, zich eerst tot de Joden moesten wenden en dan met dezelfde boodschap naar de heidenen moesten gaan (Mat.28:19 / Hand.1:8 / Rom.15:19). Wanneer een X aantal Joden - het grootste deel jammer genoeg - zijn Messias verwerpt geeft ons dat toch niet het recht om nog een aparte verzoening voor dezen te prediken. De stelling: eerst de Jood, dan de Griek blijft als een paal boven water staan in alle eeuwen (Rom.1:16 / 2:9,10). Het is op die manier vervuld. Een nieuwe hoeft niet want er is nooit een breuk geweest in Gods roep tegenover Zijn volk. De tijd van genade is zowel voor Israël als voor de heidenen gegeven in het NU, het HEDEN, en niet na een onderbreking van een 69st week in Gods roeping. Het zou erop neer komen dat het offer van Christus niet goed genoeg zou geweest zijn. Wat begon aan het kruis loopt in zijn vervulling gewoon zonder onderbreking door tot alle mensen die het verdienen gered te worden, vanuit Gods genade gered.

5) “gezicht en profeet te bezegelen.” Dit betekent dat de komst en dood van Christus de bezegeling of vervulling betekende van gezicht en profetie die is opgetekend, en allen die deze profetieën later hebben bekendgemaakt of profeten. Lees eens bijvoorbeeld voor uzelf wat Jesaja in zijn 53ste hoofdstuk over de Messias profeteerde en dan zul je merken dat Christus dit ganse gedeelte door zijn lijden en dood heeft bezegeld of vervuld. Zie in dit verband Mat.11:13 / Luc.24:44 / Hand.3:19-25. Door de dood van de Heer is met Israël een nieuw verbond gesloten en aangegaan (Heb.9:17).

Page 229: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 229

Wanneer we Hand.3:19-25 bespreken dan moet dat ook gedaan worden met Hand.1:6 erbij. Daar vragen de discipelen naar het “herstel.” De gelijkluidende term kwam al voor in de Griekse Septuaginta. Het begrip “apokathistanai” is er gebruikt om zowel het letterlijke als het geestelijk herstel van Israël te beschrijven. Zie o.a. Jer.15:19 / 16:15 / 23:8 / 24:6 / 27:19 / Ezech.16:55 en Mal.3:23. Deze laatste tekst is in onze Bijbels weergegeven in Mal.4:6. En we drukken er nog eens op; het gaat om zowel geestelijk als letterlijk herstel, de context laat ons meestal weten waar de nadruk op ligt. En zo ook Hand.3:19 waar we dan “apokatastasis” vinden, slechts éénmaal in gebruik in het NT. Waar ligt de nadruk in dit gedeelte, op het letterlijke of het geestelijke herstel? Duidelijk het laatste want dat volgt uit het vers 22. Er staat dat de wederoprichting komt nadat Christus is opgenomen, en dan volgt een verwijzing naar Deut.18:15-19, de tekst over de profeet zoals Mozes naar wie moet geluisterd worden. Dat wordt ingeleid door de woorden “Mozes toch heeft gezegd (...)”, zodat het “toch” wijst naar het verband van vers 21 en 22. Wat wil dat zeggen? Gezien men in de Messias moet geloven vóórdat Jezus werkelijk de tweede maal zal terugkeren om dingen te herstellen, is door/in geloof dat herstel al op geestelijke wijze begonnen. En dezelfde opmerking mag gemaakt worden voor vers 24. “Deze dagen” die aangekondigd zijn wijzen op de tijd van Petrus en niet naar de toekomst. Dus is het geestelijk herstel vanaf Pinksteren begonnen. En ook de wederoprichting van alle dingen, want herstellen houdt dat al in. Hierover nog iets meer.

6) “en iets allerheiligst te zalven.” De uitdrukking “allerheiligst” is volgens sommige

vertalingen “het heilige der heiligen” anderen nog zeggen “een heilige plaats.” Dit heeft dus méér betrekking dan alleen op de zalving van Jezus Christus, in de Jordaan. We dienen op te merken dat nergens in de ganse Schrift de uitdrukking “heilige der heiligen” gebruikt is in verband met een individuele persoon. Nochtans is hier ook niet de tempel van Jeruzalem bedoeld die door God wordt geheiligd. We moeten beseffen dat deze tempel een voorbeeld was van iets wat later nog diende te komen. Want God zalfde op Pinksteren de eerste levende stenen van zijn geestelijke tempel (Hand.2:33 / Heb.6:20). Het is Jezus Christus en met hem als fundamentsteen, dat de door de Heilige Geest gezalfde discipelen van Christus als tempel Gods, vanaf die tijd dienst verrichten. De zalving van deze leden van Gods tempel is niet gebeurd zoals de zalving van het eerste tabernakel namelijk door middel van welriekende olie. Deze leden zijn gezalfd door iets veel belangrijker, namelijk Gods Heilige Geest (2 Cor.1:21,22 / Eph.1:11-14 / Eph.4:30). Hoe we ook vertalen of hoe we het ook mogen uitleggen, in elk geval is Christus “meer dan de tempel” (Mat.12:6). Het heeft géén zin te beweren, zoals dispensationalisten doen, dat dit zou verwijzen naar een nog toekomstige tempel in het millennium, want God gaat niet meer wonen in één aardse tempel. Hij woont in de gemeente. In tabelvorm ziet de werkelijke vervulling er zo dus uit vergeleken bij wat de schrijvers van het NT hierover zeggen. De zwarte tekst is de Bijbeltekst zoals in de SV77.

Daniël 9:24-27 Hebreeën 1:1-3 Hebreeën 9:26 1 Petrus 1:19,20

“en om het gezicht, en de profeet te verzegelen”

“God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten”

“van de grondlegging der wereld af”

“Die wel voorge-kend is geweest”

“tot op Messías, de Vorst”

“heeft tot ons gesproken door de Zoon … Erfgenaam

“maar nu is Hij eenmaal geopenbaard”

“maar geopenbaard is”

Page 230: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 230

van alles” “En na die twee en zestig weken zal de Messías uitgeroeid worden”

“in deze laatste dagen” “in de voleinding der eeuwen”

“(vóór de grond-legging der wereld) in deze laatste tij-den”

“maar het zal niet voor Hemzelf zijn”

“nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft”

“door de offerande van Zichzelf” “om uwentwil”

“en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen.”

“is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen”

“om de zonde te niet te doen,”

“(als van een onbe-straffelijk en onbe-vlekt) Lam om uwentwil”

Over de Hebreeuwse uitdrukking “qodesh qodashin” willen we nog iets verder uitweiden.

Deze term wil letterlijk vertaald zeggen “iets zeer heilig” en is normaal weergegeven als “allerheiligst” of “heilige der heilige.” Het begrip is 44 maal gebruikt in het OT, waarvan er 14 betrekking hebben op het binnenste kubusgedeelte van het tabernakel, de tempel en de nieuwe tempel (Ex.30: 26-29 / Ezech.41:4). Andere heilige dingen waren: Het altaar der brandoffers Ex.30:10. De zalfolie Ex.30:30-36. Het overblijfsel van offers Lev.2:3 / 6:15-17 / 10:12,17. Het zondoffer Lev.6:25,26,29. Het schuldoffer Lev.7:1,6. Het toonbrood Ex.25:30 / Lev.24:9. Elk offer aan God Lev.27:28 enz... enz...

De Schrift heeft ook nog een belangrijk onderscheid in verband met deze zaken. Er waren namelijk “gezalfde” heilige dingen en “ongezalfde” heilige dingen met betrekking tot de tempel en de dienst daar. De dertien “gezalfde” dingen zijn: 1°) De tabernakel in zijn geheel Ex.30:26-29 / 40:9 / Lev.8:10. 2°) De ark des verbond Ex.30:26-29. 3°) De tafel der toonbroden Ex.30:26-29. 4°) Het gerei der tafel Ex.30:26-29. 5°) De gouden kandelaar Ex.30:26-29. 7°) Het reukaltaar Ex.30:26-29. 8°) Het brandofferaltaar Ex.29:36,37 / 40:10,16 / Num.7:1. 9°) Het gerei van het brandofferaltaar Ex.30:26-29. 10°) Het wasbekken Ex.30:26-29. 11°) Het voetstuk van het wasbekken Ex.30:26-29. 12°) Het voorhof Num.18:10. 13°) Het ganse bovengenoemde bij elkaar Ex.26:33,34 / 40:9,16 / Lev.8:10 / Num.7:1 / vergelijk met Heb.9:3. De zeven “ongezalfde” dingen zijn: 1°) De zalfolie Ex.30:31,35,36. 2°) Overblijfsel van spijsoffers Lev.2:3 / 6:15-17 / 10:12. 3°) Zondoffers Lev.6:25,26,29 / 10:17.

Page 231: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 231

4°) Schuldoffers Lev.7:1,6. 5°) Toonbrood Ex.25:30 / Lev.24:5-9. 6°) Alle gaven aan God gegeven Lev.27:28. 7°) Gaven aan de Levitische dienst Num.18:9.

Zoals we hebben opgemerkt is er geen enkele schriftuurplaats die over een “allerheiligst gezalfde persoon” spreekt, het gaat altijd om zaken en offers. Zelfs 1 Kron.23:13 is hierop geen uitzondering, hoewel sommige vertalingen hier zeggen dat Aäron een “allerheiligst gezalfde” is. Deze vertaling, zoals we ze vinden in de NBG onder andere, is echter fout. Een juiste vertaling is bijvoorbeeld de Statenvertaling die zegt dat Aäron de allerheiligste dingen heiligde. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen personen werden gezalfd in het OT. Hieronder een lijst van gezalfde personen: 1) koningen in Israël, 1 Sam.9:16 / 1 Sam.10:1 / 2 Sam.2:4 / 5:3. 2) de hogepriesters, Lev.4:3,5,16 / 6:15 3) de vorst van Dan.9:25. Jezus, werd gezalfd met het oog op zijn sterven aan het kruis, volgens de uitspraak in Mat.26:6-12 en Joh.12:3. Ook zijn voeten werden gezalfd bij een voorafgaande gelegenheid (Luc.7:37-46). 4) de aartsvaders, Ps.105:15 vergeleken bij 1 Kron.16:22 5) Cyrus koning van Meden en Perzen een heiden is Gods gezalfde, zonder olie, Jes.45:1

Ofschoon volgens enkele kerkvaders, bijvoorbeeld Hippolytus en Tertullianus, alsook Calvijn en Luther en de Joodse commentator Nachmanides, het “gezalfde allerheiligste” in Dan.9:24 op de Messias toepassen geeft ons geen enkele reden om dit als énige uitleg te aanvaarden. Het zou de enige maal zijn in de Schrift dat een “allerheiligst” ding op een persoon zou toegepast worden. Op zijn hoogst zou er kunnen gezegd worden dat de Heer de tegenbeeldige tempel zalfde die Mozes heeft gezien (Heb.8:1,2 / 9:12 / Opb.11:19). Ook dit laat als uitleg te wensen over aangezien we feitelijk niets weten over dat hemelse heiligdom. Bovendien omdat de voorgaande schriftuurplaatsen gemakkelijk symbolisch verklaard kunnen worden. De derde uitleg die overblijft, is dat de Messias, de geestelijke tempel (zijn gemeente) heeft gezalfd door haar te doordringen van Heilige Geest die figuurlijk als het ware zalfolie is (2 Cor.3:3 / Heb.10:15-18). De tekst bij uitstek bij dit is Joh.16:15: “Hij (de Heilige Geest) neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.” Hoe we dit ook maar uitleggen, de 1ste, 2de, of 3de: het verwijst naar het werk van de Messias Jezus van Nazareth.

Volgens Jehovah’s Getuigen is: “het Heilige der Heiligen” = “het hemelse Allerheiligste, de grote geestelijke tempel van Jehovah”. Gods geestelijke tempel trad in werking toen Jezus zich bij Johannes aanbood om gedoopt te worden. Zie voor deze uitleg ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 2001, blz.27. Wat is de taak van de Messias die zondermeer beschreven is in dat vers 24 in het negende hoofdstuk van Daniël. We beschrijven het nog eens met Bijbelteksten. De zes onderdelen zijn deze:

A. om de overtreding te voleindigen, (NBG 51) A. om de overtreding te sluiten, (SV 77)

1. Jezus zal een eind maken aan de zonde

Mattheus 1:21 – Jezus de redder, verlost Zijn volk van zonden: “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.”

Page 232: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 232

1 Corinthe 15:3 – Hij stierf ook voor onze zonden, ook deze van de heidenen: “Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften.”

Galaten 1:4 - Gaf zichzelf voor onze zonden, zonder dwang: “die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader.”

2. Hij zal als verzoener optreden

Mattheus 20:28 - Jezus kwam om Zijn leven te geven als een losprijs: “gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.”

Epheze 1:7 – In Zijn bloed is vergeving: “En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade.”

Colossenzen 1:20 – Door Zijn offer zijn alle dingen in hemel, aarde en onder de zee verzoend: “en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.”

3. Het herstel was voorzegd

Exodus 34:6,7 SV77: “Toen nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde geslacht.”

Psalm 32:1,5 SV77: “Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. (…) Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.”

4. Het herstel heeft ook betrekking op de heidenen

Rom.5:18 SV77: “Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, alzo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens.

Rom.5:19SV77 “Want gelijk door de ongehoorzaamheid van die éne mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Een velen tot rechtvaardigen gesteld worden.

Rom.5:10 SV77: “Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven.”

B. de zonde af te sluiten, (NBG 51)

B. en om de zonden te verzegelen, (SV 77)

1. Jezus neemt onze zonden op zich

Page 233: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 233

2 Corinthe 5:21 – Hij neemt de zonde op zich zodat we er vrij van zijn en gerechtvaardigd “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.”

1 Petrus 2:24 – Wij zijn door Zijn striemen geheeld: “die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.”

De zonde die Jezus heeft verzoend had het niet nodig om later dan eens gebruikt te worden en toegepast. Het had een onmiddellijke vervulling. Het is toen aan het kruis volbracht.

Hebreeën 9:23-28 – Het was een éénmalige gebeurtenis: “Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.”

2. “Verzegelen” wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak is opgelost en afgesloten. Men hoeft er niet meer aan te sleutelen op één of andere manier.

1 Corinthe 15:3: “Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat.” En dat is nogal wat, dat wil zeggen dat in de Schriften van het Oude Verbond al voorzegd is dat HEIDENEN met God verzoend worden.

3. In het OT is voorzegd dat de zonde zal ophouden.

Jer.3:12 SV77: “Ga heen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afkerige Israël! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op u niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal de toorn niet in eeuwigheid behouden.”

C. de ongerechtigheid te verzoenen, (NBG 51)

C. en om de ongerechtigheid te verzoenen, (SV 77) 1. Daniël kreeg antwoord over de vergeving van het volk Israël

De eerste komst van Christus heeft niet de zonde uit de wereld genomen zodat er géén meer was. De zonde heeft echter wel door Hem zijn kracht verloren.

Met wat Jezus doet is datgene gebracht dat de zonde definitief oplost. Hebreeën 9:26 - Jezus stierf éénmaal, voor allen. Dat hoeft niet meer herhaald te worden:

“want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.”

2. Jesaja 53:1-10 gebruikt woorden als “overtredingen, ongerechtigheden en straf” om het werk te beschrijven waar Christus als Verlosser de oplossing aan geeft.

“Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN geopen-baard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dor-

Page 234: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 234

re aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verla-ten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. Nochtans, onze ziek-ten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgeno-ten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelin-gen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe.”

Jesaja 53 is regelmatig in het NT gebruikt om het offer van Jezus te beschrijven. Mattheus 8:17: “opdat in vervulling ging wat gezegd is door de profeet Jesaja:

‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’” Marcus 9:12: “Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles,

maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden?”

Handelingen 8:32: “Dit was het schriftgedeelte dat hij las: ‘Als een schaap werd hij naar de slacht geleid; als een lam dat stil is bij zijn scheerder deed hij zijn mond niet open.”

Romeinen 4:25: “hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.”

1 Petrus 2:24: “Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedra-gen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen.”

D. en om eeuwige gerechtigheid te brengen, (NBG 51)

D. en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, (SV 77)

1. In het OT is voorzegd dat Gods gerechtigheid nabij is.

Jes.51:5-11 SV77: “Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten; en op Mijn arm zullen zij hopen. Heft uw ogen op naar de hemel, en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouderen, en haar inwoners zullen op gelijke wijze sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van de mens, en ontzet u voor hun smaadredenen niet. Want de mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn,

Page 235: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 235

en Mijn heil van geslacht tot geslachten. Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, Gij arm des HEEREN! ontwaak als in de verleden dagen, als in de geslachten van ouds; zijt Gij het niet, Die Rahab uitgehouwen hebt, Die de zeedraak verwond hebt? Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren van de grote afgrond, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen? Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN weerkeren, en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvluchten.”

2. Paulus wijst erop dat Jezus’ offer effectief ingaat vanaf die dood aan het kruis.

Romeinen 3:21-26: “Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen heb-ben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden – om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is.”

3. Deze gerechtigheid wordt aan mensen gebracht door de prediking van het evangelie.

Romeinen 1:16,17: “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.”

4. Met dat ene offer van Jezus zijn alle offers van het OT opgehouden effectief te zijn.

Hebreeën 10:8-10: “In de aanhef zegt Hij: Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden. (Doch) daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.”

Jezus nagelde de Wet van Mozes aan het kruis en heeft hem hierdoor ongeldig gemaakt - Colossenzen 2:14: “door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.”

5. Jezus heeft de vijandschap tussen Joden en heidenen weggedaan.

Epheziërs 2:13-17: “Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn

Page 236: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 236

komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren.”

Het oude verbond zal door een totaal nieuw worden vervangen - Hebreeën 8:7-9: “Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond.”

Jezus is de Middelaar van het Nieuw Verbond - Hebreeën 9:15: “En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te be-vrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.”

E. en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, (NBG 51) E. en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, (SV 77)

“Verzegelen” wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak is opgelost en

men hoeft er niet meer aan te sleutelen op één of andere manier. De profetie van het OT heeft meerdere malen Jezus en Zijn lijden op het oog. - 1 Petrus

1:10-12: “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan.”

Met de komst van de Nieuwe Wet was er geen noodzaak meer voor een blijvende vorm van profetie volgens 1 Corinthe 13:8-13. Want “ De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.”

God zou op een bepaald moment stoppen met het zenden van profeten - Zacharia 13:2,3: “En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem ver-wekt hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt.”

Er vanuit gaan dat we Jezus volgen en al dan niet profetische gaven hebben is niet de basis - Mattheus 7:21-23: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is.

Page 237: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 237

Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.”

F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51)

F. en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Eerste versie = Christus

God is het meest heilige wat er bestaat. Jezus, is God in menselijke vorm - Johannes 1:1-4,14: “In den beginne was het Woord

en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen (…) Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijk-heid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.”

Zalving was gebruikt voor de aanstelling van iemand in Gods dienst. Een soort verklaring DAT DE PERSOON GEMACHTIGD IS TE HANDELEN VAN GODSWEGE.

o Voorbeeld: Exodus 28:41 - een priester: “Dan zult gij daarmede uw broeder Aäron en zijn zonen bekleden en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij voor Mij het priesterambt bekleden kunnen.”

o Voorbeeld: 1 Koningen 19:16 - een koning en een profeet: “Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats.” Cyrus koning van Meden en Perzen een heiden was zelfs gezalfd, Jes.45:1

o Christus bezit elk van die drie functies. “Christus” en “Messias” is DE TERM = “de gezalfde” Handelingen 3:30-22 = een profeet: “en Hij de Christus, die voor u tevo-

ren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal.”

Hebreeën 3:1 = een priester: “Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus.”

Mattheus 21:5 = een koning: “Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel, en op een veulen, het jong van een lastdier.”

Het is voorzegd door de profeet Jesaja dat de Messias de Geest zal hebben - Jesaja 61:1: “De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis.”

o Vervuld bij de doop van Jezus - Mattheus 3:16,17: “Terstond nadat Jezus ge-doopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. En zie, een stem

Page 238: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 238

uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.”

o We hebben dit getuigenis ook bij de apostelen - Handelingen 10:38: “van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel over-weldigd waren; want God was met Hem.”

F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51)

F. en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Tweede versie = de hemelse tempel

1°) Christus kwam als Hogepriester tot ZIJN TEMPEL (Heb.9:11): “Maar Christus,

opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping,”

2°) Hij ging er binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12): “en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.”

3°) Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24): “Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen.”

4°) Zijn bloed reinigde de zonden van Zijn volk OM God te dienen (Heb.9:14): “hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?”

5°) De verzoening was volledig en hoefde géén supplementaire reiniging (Heb.10:11-14): “Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen; deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.”

6°) HIJ REINIGDE DE AFBEELDINGEN (DUS HET AARDSE) VAN DE HEMELSE DINGEN (Heb.9:23): “Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.”

F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51)

F. en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Derde versie = de gemeente van Christus = God woont er in

1 Cor.3:16,17 NBG: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u

woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!”

1 Cor.6:19 NBG: “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?”

2 Cor.6:16b NBG: “Wij toch zijn de tempel van de levende God.”

Page 239: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 239

Eph.2:21,22 NBG: “In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.”

Vers 25

STATENVERTALING

DAN.9:25 LUTHERVERTALING

DAN.9:25 LEIDSCHEVERTALING

DAN.9:25 “Weet dan, en versta: van den uitgang des woords, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid.”

“Zo weet nu en geef acht: van dien tijd af als het bevel uitgaat, dat Jeruzalem zal herbouwd worden, tot op den vorst Messias zijn zeven weken en tweeënzestig weken: dan zullen de straten en muren herbouwd worden, hoewel in een benauwden tijd.”

“Gij moet dan weten en verstaan: van het ogenblik af waarop het woord uitgesproken is om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, tot een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en twee en zestig weken lang zal het hersteld en herbouwd worden, met pleinen en wallen, maar in den druk der tijden.”

Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:25.

80) Weet dan, en versta:

Onze Heere Jezus Christus doet even deze zelfde vermaning, aangaande deze profetie; Matth. 24:15.

81) van den uitgang des woords,

Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken. Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren. Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering.

82) Messias

Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42, en Joh. 4:25.

83) den Vorst, Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5.

84) de straten,

Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit van de stadsgrachten.

Page 240: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 240

85) in benauwdheid der tijden.

Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen.

Vers 25 zegt volgens de NBG: “vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.” Volgens deze vertaling zou er na het bevel tot heropbouw en de komst van een gezalfde, slechts 7 (zeven) jaarweken zijn of 49 jaren. Dat is verkeerd omdat deze tekst is gebaseerd op de Masoretische tekst die tussen “zeven weken” en “twee en zestig” weken een “atnach”-teken heeft. Dat teken dat door de Masoreten achter het woord “zeven” (“sibhah”) is gezet brengt dus verwarring. Het gaat dus om een teken dat is toegevoegd aan de Hebreeuwse tekst NA de 6de eeuw na Christus.

Professor E. B. Pusey doceerde aan de Universiteit van Oxford een schreef een nog steeds

in druk uitgegeven commentaar op Daniël 9. Hij zegt in een voetnoot bij een van zijn in drukvorm verschenen colleges over de accentuatie door de masoreten: “De joden zetten de hoofddeler van het vers onder ?בעה [zeven], met de bedoeling de twee getallen, 7 en 62, te scheiden. Dit moeten zij met onoprechte bedoelingen hebben gedaan, למען המינים (zoals Rasji) zegt in een afwijzing van de letterlijke uitleg, die de christelijke zienswijze ondersteunde) ’wegens de ketters’, d.w.z. de christenen. Wanneer het laatste zinsdeel zo afgescheiden wordt, kan het niets anders betekenen dan dat ’straat en muur gedurende tweeënzestig weken hersteld en gebouwd zullen worden’, d.w.z. dat de herbouw van Jeruzalem 434 jaar zou moeten duren, en dat zou onzinnig zijn.” — Daniel the Prophet, 1885, blz.190.

We hebben een opmerking in dat verband van Gerald Sigal de Jood die een kritisch artikel

schreef over hoe christenen dat gedeelte vertalen. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “De Masoretische tekst zegt niet “dat Jeruzalem 434 jaar zou worden gebouwd, maar dat zij zou worden opgebouwd gedurende deze lengte van de tijd. Het werkwoord banah is als “op te bouwen” maar wordt soms gebruikt voor “uitbreiding.” Zoals te zien is, bijvoorbeeld in de uitdrukking: “Vanaf de dag dat deze stad gebouwd werd tot op de dag van vandaag, heeft ze [dat is Jeruzalem] zozeer mijn boosheid en mijn woede opgewekt dat Ik haar laat verdwijnen.” (Jeremia 32:31 ). (In 1 Koningen 12:25 heeft het werkwoord banah in werkelijkheid de betekenis van “versterken”.) Sinds Jeruzalem als stad bestond, lang voordat de verovering door David van de Jebusieten plaats had, is het duidelijk dat wat wordt bedoeld met Jeremia naar de periode verwijst waarin de stad uitgebreid werd door David en degenen die hem opvolgden. Dit is hier ook de betekenis van het werkwoord in Daniël. Het is een verwijzing naar de periode van toen de uitbreiding van de stad, zoals trouwens het was tijdens de tweede gemenebest.”

Dat “atnach”-teken heeft volgens Gesenius, een deskundige van de Hebreeuwse taal, niet

alleen de betekenis van een punt maar dikwijls ook van een rustperiode of als een pauze. Men mag namelijk niet vergeten dat de Joden de Bijbel niet alleen luidop voordragen maar ook zelfs zingen. En dat zou ook de betekenis hier zijn van het “atnach”-teken, een rustperiode tijdens de zang der profetie. Het is dan niet te verwonderen dat de Griekse Septuaginta vertaling en de Latijnse Vulgata die zulke tekens niet gebruiken de 7 weken met de 62 weken aan elkaar verbinden wat juist is. De Messias kwam dus niet 7 weken ná het woord van herstel maar degelijk na 7+62 = 69

Page 241: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 241

weken.

Het 25ste vers zegt ons dat wanneer “het woord” uitgaat om Jeruzalem te bouwen tot op een gezalfde (een vorst) er 7 weken + 62 weken zijn. De vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap is zeer duister. Er wordt precies in gezegd alsof er tot op de Messias slechts zeven weken zouden zijn (vanwage het “atnach”-teken) wat niet het geval is en ook niet overeenkomt met vele vertalingen. De Griekse Septuaginta is hierin veel duidelijker. Zij zegt (volgens de Thomson vertaling): “Gij behoort te weten en te begrijpen dat van het uitvaardigen van een woord voor het geven van een antwoord en voor het bouwen van Jeruzalem tot een gezalfden heerser zijn: zeven weken en twee en zestig weken. Zij zullen inderdaad terugkeren en een straat zal worden gebouwd en een muur, en deze tijden zullen worden vervuld.”

Dit heeft allemaal, zoals vroeger opgemerkt, te maken met de punctuatie van de manuscripten. Wijzen we er nog eens op dat de oorspronkelijke teksten géén punten of komma’s hebben. In de Septuaginta, Theodotion, de Vulgaat en de Syrische vertalingen behoren de 7 en de 62 jaarweken bij elkaar. En dat zijn vertalingen die honderden jaren ouder zijn dan gelijk welke van de Masoretische teksten! Er zijn enkele vertalingen die hiermee rekening houden: KJV, ASV, ERV (voetnoot), MLB, JB. Tot aan de Messias is er volgens deze 7 + 62 jaarweken. Maar de andere lezing is ook gangbaar die is gebaseerd op de veel latere punctuatie van de Masoretische tekst. En dat is gevolgd in o.a.: ERV, RSV, NEB, NASB. Tot slot: die tekst is op zijn minst niet ouder dan de 6de eeuw na Christus en waarschijnlijker nog de 8ste eeuw.

Zou hier kunnen achterzitten dat de Joodse Masoreten zich door deze punctuatie willen distantiëren van de christelijke uitleg en Messiaanse interpretatie van Dan.9:24-27? Een opmerking bij Rabbi Rashi schijnt dit vermoeden te ondersteunen. Ofschoon: we moeten in oprechtheid ook toegeven dat de Septuaginta sterk afwijkt van de Masoretische tekst en we ons niet slechts daarop mogen blind staren. In vele Septuagintamanuscripten staat ook niet de versie van de Septuaginta voor Dan.9:24-27, maar een aangepaste uit de Griekse Theodotion.

Gerald Sigal is een Jood die de uitleg van christenen over deze profetie van Daniël heftig

aanvalt. Hij schreef ‘Daniel's 70 Weeks: Dan. 9:24-27’ op www.word-gems.com/ Hij gaat uit de van de Engelse King James vertaling, maar het is evengoed van toepassing op onze Nederlandse. Wij citeren er dit uit: “De King James Version gaat voorbij aan de Hebreeuwse interpunctie: a. Het leesteken ‘ atnah fungeert als de belangrijkste pauze in een zin. De ‘ atnah is als het ingeschatte equivalent van de puntkomma in de moderne systemen van leestekens. Het heeft dus het effect van het scheiden van de zeven weken na de tweeënzestig weken: “Totdat een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken, daarna voor tweeënzestig weken zal het weer worden opgebouwd.” (9:25).

b. Door het creëren van een aaneenschakeling van negenenzestig weken die niet zijn opgedeeld in twee afzonderlijke periodes van zeven weken en tweeënzestig weken respectievelijk komen christelijke zendelingen tot een onjuiste conclusie: dat de Messias zal komen 483 jaar na de verwoesting van de eerste tempel.” We gaan daar niet dieper op in, omdat het begrip ‘atnah, dat is weergegeven door een LEESTEKEN maar geen echte letter is die iets aan de TEKST toevoegt, volgens andere Joodse uitleggingen geen tijd inschakelt tussen de zeven en de tweeënzestig weken. Dus ook in die Joodse kringen zijn er theologen die het als één gedeelte lezen, waar twee opeenvolgende evenementen plaats hebben.

Page 242: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 242

In de serie ‘Bijbelstudie’ van Vlichthus Bijbelinformatie, waar de dispensatatieleer hoog in het vaandel staat, verscheen een studie ‘Tijden en gelegenheden.’ Het commentaar bij Daniël 9:25 heeft deze inleiding: “Er staat niet ”vanaf het moment, dat men wederkeerde of dat men begon met Jeruzalem te bouwen”, noch ”vanaf het moment, dat men de tempel begon te bouwen/ verfraaien”. In 536, in het eerste jaar van Kores, kregen de Joden toestemming om terug te keren en de tempel te herbouwen. In het jaar 520 werd de fundering van de tempel gelegd (Ezra 4 : 24 en Haggaï: op de 24e van de negende maand). Dit was het tweede jaar van Daríus, de koning van Perzië (een andere Daríus dan de Daríus uit Daniël 6). Beide situaties beantwoorden niet aan de beschrijving van Daniël 9 : 25, want er wordt niet over de tempel gesproken. Het jaar 458 voor onze jaartelling (Ezra 7), toen men toestemming kreeg om de inmiddels gebouwde tempel te verfraaien, heeft evenmin met Daniël 9 : 25 te maken. De enige juiste datum is die van het jaar 445 vóór onze jaartelling. Dit is het twintigste jaar van Artaxerxes (of: Arthasastha/Ahasvéros), in de maand nisan (de eerste maand van het Joodse godsdienstige jaar; Nehemía 2 : 1). Wanneer er geen datum van een maand wordt genoemd, dan wordt de eerste dag van de maand bedoeld.” Over datgene wat we onderstrepen gaan we uitvoerig aantonen dat dit een verkeerde kijk is op de zaak.

Dat 25ste vers spreekt ook over “herbouw van plein en gracht” volgens de NBG. De

Septuaginta echter zegt “straat en muur” en dat is te verkiezen, zo ook de King James en andere vertalingen. Dat de stad werkelijk in moeilijke tijden is herbouwd daarvoor moet men slechts Neh.4:1-14 / 6:1-14 / 9:36,37 na lezen. Dat er “pleinen” waren in Jeruzalem is niet te betwisten zoals uit Nehemia 8:1,3,16 blijkt. Op die pleinen werden er uitspraken gedaan op politiek en religieus vlak volgens Ezra 10:9: “En alle mannen van Juda en Benjamin verzamelden zich binnen drie dagen te Jeruzalem, en wel in de negende maand, op de twintigste der maand. Het gehele volk zat neer op het plein van het huis Gods, rillend zowel om de zaak als door de regenbuien.” Het was in die dagen een tijd van tegenstand. De profeten spreken over de weerstand die men heeft ondervonden van Samaritanen en omliggende volkeren bij de bouw van de poorten van de stad en de muur. En in Neh.12:27-43 is de inhuldiging van de muur beschreven. (Enkele vertalingen suggereren een tegenstand van 483 jaar, wat historisch echt niet klopt.Wat niet wil zeggen dat het geen moeilijke tijden voor Israël waren.) Gezien het belang van de uitdrukking van deze begrippen, ook enkele vertalingen ter illustratie. Duitse vertalingen / Nederlandse / Zuid-Afrikaanse. Einheitsüberzetzung: “met pleinen en grachten” V. Hamp / M. Stenzel: “plein en grachten” Luther: “plaatsen en grachten” Aalders in de ‘Korte Verklaring’: “plein en gracht” Het Boek: “Straten en stadsmuren” Leidsche Vert.: “met pleinen en wallen” Statenvertaling: “de straten en de grachten” Vulgaat: “plaatsen en muren” Willibrord 1975: “met pleinen en wallen” Die bybel, Nuwe Vertaling, 1984: “met strate en verdedigingsslote” Engelse vertalingen. American Revised 1901: “met straat en gracht” Byington: “plein en gracht” Douay: “de straten... de wallen”

Page 243: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 243

Fenton: “straten en gracht” J.P.S. 1982: “plein en gracht” Leeser (Jood): “straten en grachten (rondom)” Living Bible: “straten en wallen” Masoretic (J.P.S.) 1917: “de brede plaats (of plein=place) en gracht” Moffatt: “met pleinen en straten” New English Bible 1970: “straten en verbindingen (conduits)” New International Version: “met straten en een gracht (trench)” Rotherham: “de brede straat en de wal” Septuaginta (Thomson / Muses edit.): “een straat en een wal” Smith (Mormonen): “de straat en de wallen” Franse vertalingen. Crampon: “pleinen en omheining” Darby: “het plein en de gracht” Français courant: “de stad en versterkingen” Kahn (Jood): “straten en aarden wallen (fossés de remparts)” Liénart: “met plaats en gracht” Maredsous: “pleinen en omheining” Martin: “de pleinen en de bressen” Ostervald: “de pleinen en de grachten” Segond: “de pleinen en de grachten” TOB (1975): “pleinen en grachten”

Er zijn niet zoveel moeilijkheden met de tekst. Wel met het laatste woord dat slechts éénmaal gebruikt is in het OT. De meest waarschijnlijke vertaling is dat het gaat om de muur of de gracht die rond de stad loopt. Een vergelijk van het Hebreeuws met een deel uit de Koperen Rol van de manuscripten uit de Dode Zeegrotten zou dit ondersteunen. (Zie bijvoorbeeld het commentaar van Porteus blz.142).

De vraag die zich nu stelt is: wie is de “gezalfde heerser” waarover hier sprake is? Eerst en vooral kunnen we opmerken dat er van katholieke en protestantse zijde pogingen zijn gedaan om deze gezalfde niet als Christus te beschouwen. De katholieke kerk tracht deze gezalfde wel eens op te vatten als Kores (Cyrus) de Grote en dit is soms de uitleg van de Joodse Talmoed. Deze verklaring is ver gezocht en zeer moeilijk in verband te brengen met de andere verzen. Deze uitlegging is er slechts één die de katholieke kerk de laatste tijd heeft aanvaard. Slechts nadat ze zijn overgegaan naar hogere Bijbelkritiek. Vroegere katholieke uitleggers brachten deze gezalfde eveneens zoals wij doen in verband met Christus. Zo bv. de Douay vertaling, deze van Knox en ook de Franse kardinaal Liénart. De laatste zegt in zijn voetnota over vers 26 dat ze voorzeker op de doop van Christus betrekking heeft.

De uitleg dat in vers 25 de gezalfde naar Jezus Christus verwijst, is ook deze die sinds het begin van de christelijke gemeente is aanvaard. De kerkvaders Clemens van Alexandrië, Tertullianus, Origenes en Julius Africanus hadden deze mening al. Vele protestantse commentators van de Bijbel waren ook deze gedachte toegedaan vb.; Calvijn, Clarke, Delitzsch, Robinson, Scott, Von Orelli en Young. Ook de gekende King James Vertaling verklaart dit als op de Christus doelende. De Hebreeuwse uitdrukking die hier gebruikt wordt om dit uit te drukken is “mashiach nagid”, let op, er staat GEEN LIDWOORD. Sommige vertalers zeggen dat dit dient vertaald te worden als “een gezalfde, een vorst” maar de voorkeur verdiend de uitdrukking “Messias de vorst” of “Messias de leider.” Hiermee bedoelen we dat de enige werkelijke

Page 244: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 244

gezalfde die in verband met het vers 24 past, Jezus de Christus de bedoelde Messias is. We geloven niet dat dit slaat op Cyrus (Jes.45:1) die ook één gezalfde van YaHWeH is. Echter niet in de betekenis dat “koningen” of “hogepriesters” van het volk gezalfd zijn (Zach.4:14 en Lev.4:3,5).

Over de jaarweken is er gezegd dat deze beginnen te tellen wanneer het bevel wordt uitgevaardigd om de stad Jeruzalem en de muren te herbouwen. “Met een openbaar plein en een gracht” zegt de NWV. Maar zoals veel commentatoren opmerken, een gracht rond de stad of rond de tempel, daarvoor is er nooit een archeologisch bewijs gevonden. Men moet het dus niet in die richting zoeken. Wanneer is dit bevel gegeven? Er zijn vier mogelijkheden maar slechts één ervan kan juist zijn.

Om de eerste mogelijkheid te onderzoeken moeten we weten dat in het jaar 587 voor Chr. de stad Jeruzalem met haar prachtige tempel volledig is verwoest door de Babyloniërs onder de leiding van Koning Nebukadnessar. Deze Babylonische koning heeft toen het grootste gedeelte van de Israëlieten die in het land leefden als gevangenen meegevoerd naar zijn land en de rest van de bevolking is uit schrik naar het land Egypte gevlucht. Zo kwam het dan dat in oktober van 587 voor Chr. Jeruzalem volledig van mensen was ontdaan en deze toestand heeft zolang geduurd om de profetieën van Jeremia in vervulling te laten gaan. Maar voordien, in 606 (605) voor Chr. was Nebukadnessar al verwoester van Jeruzalem wanneer hij de edelen van het volk als slaven nam en de tempel plunderde (Dan.1:1,2). In 537 voor Chr. kwam er verandering in deze woeste toestand. In het jaar 537 (of 536) voor Chr. vaardigde de Perzische koning Kores de Grote (die had namelijk Babylon veroverd) een bevel uit dat alle volkeren die als gevangenen naar Babylon waren gekomen terug mochten keren naar hun geboorteplaats, om daar terug hun eigen aanbidding te beoefenen. Aan de Joden in Babylon werd dan het volgende bevel gegeven zoals Ezra 1:2,3 zegt: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort - zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.” (Vergelijk en zie ook 2 Kron.36:22,23). Het blijkt hieruit “ogenschijnlijk” dat deze Joden niet het bevel kregen om de stad en stadsmuren rond Jeruzalem te herbouwen. Het bevel had alleen betrekking op de tempelbouw. Maar zoals uit het boek Haggaï blijkt is men ook bezig met huizenbouw. De profetie der 70 jaarweken neemt dus zondermeer in 537 voor Chr. haar aanvang. Dit heeft te maken met het begrp ”shûb” waar we naar verwijzen in de bespreking van vers 1. Er is door Kores een sociaal en politiek herstel aan Israël gegeven.

Een opmerking vanuit de vorige paragraaf waar we verwijzen naar de Joden die naar

Egypte gevlucht zijn. Jeremia 44:26-30 zegt er dit over: “Hoort daarom het woord des HEREN, gij geheel Juda, dat in het land Egypte woont: Zie, Ik zweer bij mijn grote naam, zegt de HERE: mijn naam zal niet meer worden aangeroepen door de mond van een Judeeër, die zegt: zo waar de Here HERE leeft! in het gehele land Egypte. Zie, Ik waak over hen ten kwade en niet ten goede, en alle Judeeërs die in het land Egypte zijn, zullen te gronde gaan door het zwaard en de honger, totdat zij vernietigd zijn. En, aan het zwaard ontkomen, zullen weinigen in getal uit het land Egypte naar het land van Juda terugkeren; zo zal het gehele overblijfsel van Juda, dat naar het land Egypte kwam om daar te verblijven, weten, wiens woord standhoudt, het mijne of het hunne. En dit zal u het teken zijn, luidt het woord des HEREN, dat Ik aan u bezoeking doe in deze plaats, opdat gij weet, dat mijn woorden zeker zullen standhouden tegen u ten verderve: Zo zegt de HERE: zie, Ik geef Farao Chofra, de koning van Egypte, in de macht van zijn vijanden en van wie hem naar het leven staan, zoals Ik Sedekia, de koning van Juda, gegeven heb in de macht van Nebukadressar, de

Page 245: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 245

koning van Babel, zijn vijand, die hem ook naar het leven stond.” Ook dezen ontlopen de straf van God niet.

De tweede mogelijkheid die door sommigen is aangenomen als het beginpunt der 70

jaarweken is het decreet van Darius zoals gegeven in Ezra 6:1-12. Maar terug zien we dat dit niets te maken heeft met de herbouw van de stadsmuren en poorten van Jeruzalem. Het bevel had alleen betrekking op de tempelbouw. Maar er zijn ook huizen en gedeelten van muren rond de stad. In feite is het slechts een vernieuwing van wat Kores al had gezegd.

Een derde mogelijkheid als beginpunt dienen we te onderzoeken: in het geval van Ezra. Deze Joodse Schriftgeleerde die in Babylon vertoefde kreeg daar van de Perzische koning Artachsasta een volgend bevel zoals hij ons in Ezra 7:27 vertelt: “Geprezen zij de HERE, de God onzer vaderen, die de koning zulks in het hart gegeven heeft, om het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, luisterrijk te maken.” En “luisterrijk maken” is niet bouwen maar opfleuren. Op welke wijze is niet gezegd. We beginnen dus daar niet als startpunt van de 70 jaarweken. Er zijn vele protestantse en evangelische commentators die het houden bij het decreet van Arthaxerxes aan Ezra gegeven. Maar verscheidene argumenten spreken dit tegen. We zien uit Ezra 6:14 dat de drie eerste decreten slechts als één beschouwd zijn. Er staat bij die schriftuurplaats: “zij voltooiden den bouw volgens het gebod van de God van Israël en volgens het bevel van Kores, Darius en Artachsasta, koning van Perzië, en zij waren met dit huis gereed tegen de derde dag van de maand Adar” (wij onderstrepen). Men zegt: het is dus duidelijk dat het bevel van God zoals ingegeven aan Kores, Darius en Arthaxerxes slechts te maken heeft met “den bouw” of “dit huis” en dat is daarom alléén de tempel. Men zegt: er is in deze decreten geen enkel woord gezegd over herbouw van de muren of de stad zelf. Maar… dat er gedeelten van de stad en van de muur door deze mensen herbouwd zijn geworden is duidelijk. Zo kan men Ezra 4:11,12,23 hierbij lezen. “Aldus luidt het afschrift van de brief die zij hem zonden – aan koning Artachsasta, uw dienaren, de mensen van het gebied over de Rivier. Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit. (…) Nadat nu het afschrift van de brief van koning Artachsasta voorgelezen was aan Rechum, Simsai, de schrijver, en hun ambtgenoten, begaven zij zich in aller ijl naar Jeruzalem tot de Judeeërs en deden hen met kracht en geweld de arbeid staken.” Maar dat is de taal van de vijand. De werkelijkheid is dat een tempel in Jeruzalem zonder dat er mensen wonen, in HUN HUIZEN, geen steek houdt. Want de tempel wordt gebouwd om er offers te brengen en die offers worden door mensen aangebracht.

In elk geval, er is gebouwd zonder dat een bevel ervoor gegeven was door, de koningen van Perzië. Zonder dat “het woord” gesproken was. Maar de bouwers hebben uit het bevel van Kores begrepen dat het bouwen van de muur deel uitmaakte van de herbouw van de stad. Zie hiervoor Ezra 5:3,9: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien? (…) Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?” Dit is duidelijk uit de viering van de afwerking van de muur in Nehemia 6:15. Men heeft alleen maar bressen gedicht en géén volledige muur gebouwd. Dat kan men niet op zo een korte tijd. Hier enkele vertalingen van die tekst: De Nieuwe Bijbelvertaling zegt: “Na tweeënvijftig dagen was de muur voltooid, op 25 elul.” De Statenvertaling, editie 1977 zegt: “De muur nu werd volbracht op de vijf en twintigste van Elul, in twee en vijftig dagen.”

Page 246: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 246

De NBG-vertaling 1951 zegt: “De muur nu was voltooid op de vijfentwintigste Elul, in tweeënvijftig dagen.” De Willibrordvertaling (herziene editie 1995) zegt: “De muur was hersteld op vijfentwintig elul; men had er tweeënvijftig dagen aan gewerkt.” Hier nog enkele vertalingen van uit de Engelse taal bij Nehemia 6:15:

King James Version 1611, 1769: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.”

New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “So the wall was finished on the twen-ty-fifth day of Elul, in fifty-two days.”

New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “So on October 2 the wall was finally finished-just fifty-two days after we had begun.”

New International Version, 1973, 1978, 1984 International Bible Society: “So the wall was completed on the twenty-fifth of Elul, in fifty-two days.”

The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: “So the wall was fi-nished on the twenty-fifth day of the month Elul, in fifty-two days.”

New American Standard Bible, 1995 Lockman Foundation: “So the wall was completed on the twenty-fifth of {the month} Elul, in fifty-two days.”

Revised Standard Version, 1947, 1952: “So the wall was finished on the twenty-fifth day of the month Elul, in fifty-two days.

American Standard Version, 1901: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.”

Robert Young Literal Translation, 1862, 1887, 1898: “And the wall is completed in the twenty and fifth of Elul, on the fifty and second day.”

J.N.Darby Translation, 1890: “So the wall was finished on the twenty-fifth of Elul, in fifty-two days.”

Noah Webster Version, 1833: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.”

Hebrew Names Version, 2000: “So the wall was finished in the twenty-fifth [day] of [the month] Elul, in fifty-two days.”

Er is één argument dat waard is onderzocht te worden. Het is Ezra 9:9 en daar staat: “in

onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een OMTUINING gaven in Juda en in Jeruzalem.” Dat wil zeggen dat de bouw van de tempel, stad Jeruzalem, huizen en muren bij de koningen van Perzië gekend is. De omtuining = de staatkundige grenzen van Israël, zijn ontstaan met de goedkeuring van Perzië.

Dertien jaren nadat Ezra de tempel ging versieren (457 v. Chr.) gebeurde er het volgende met Nehemia (445/444 v. Chr.). Deze persoon was de schenker van Koning Artachsasta (zijn Bijbelse naam) volgens de wereldse geschiedschrijvers Arthaxerxes I Longimanus genaamd. In het 20ste jaar van de regering van Artachsasta kreeg deze Nehemia bezoek van verwanten uit Juda. Nehemia die in Susan (Perzië) woonde, in het paleis van de koning, was zeer verontrust. Hij hoorde van hen het volgende, over Jeruzalem en zijn inwoners: “De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in groten rampspoed en smaad, en de muur van Jeruzalem is afgebroken en zijn poorten zijn met vuur verbrand” (Neh.1:3). Hieruit blijkt dat Jeruzalem’s muren nog niet volledig hersteld waren (of opnieuw al afgebroken waren zoals we zelf denken) en dit bedroefde Nehemia zeer. Bij wijze van illustratie: iedereen, zowel vriend als vijand, loopt Jeruzalem binnen en buiten zoals het hem belieft. Kort nadien, toen

Page 247: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 247

Nehemia wijn schonk aan de koning, bemerkte deze hoe mistroostig zijn getrouwe onderdaan was en ontspon zich het volgende gesprek waarin de koning het woord nam. Nehemia schrijft in zijn boek: “De koning zeide tot mij: waarom staat uw gezicht zo somber, hoewel gij niet ziek zijt? Dit kan niets anders dan hartzeer zijn. Toen werd ik ten zeerste bevreesd, en zeide tot den koning: De koning leve in eeuwigheid. Hoe zou mijn gezicht niet somber staan, DAAR DE STAD, DE PLAATS WAAR DE GRAVEN MIJNER VADEREN ZIJN, VERWOEST IS en haar poorten door vuur verteerd zijn? En de koning zeide tot mij: Wat is dan uw verzoek? Toen bad ik tot den God des Hemels. En ik zeide tot den koning: Dat gij, indien het den koning goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar de graven mijner vaderen zijn; om haar te herbouwen” Neh.2:2-5, wij onderstrepen. Nehemia loopt nogal hard van stapel, want men is Jeruzalem beginnen bouwen in 537 (536 of 535) voor Christus. DE STAD WAS IN ZIJN DAGEN DUS NIET VERWOEST. Hij heeft dus wel een nogal diplomatische aanpak. Het enige besluit van dit alles is dat men zijn visie niet als het begin mag nemen van de profetie van Daniël negen.

Wat hierna gebeurde is vlug gezegd: Nehemia verkreeg de toelating van de koning om de stadsmuur te herstellen en omdat dit werk hem zeer ter harte ging vertrok hij kort daarop naar Jeruzalem. Daar aangekomen liet hij de oudsten van Jeruzalem vergaderen met het volk. Gezien er oudsten zijn in de stad gaat het dus om een levende stad. Geen spookstad zoals je zou veronderstellen bij dispensationalisten die het uitleggen alsof er geen huizen zijn. Wanneer Israël uit Babylon terugkeerd naar het land van hun vaderen lezen we volgens Ezra 2:1: “Dit nu zijn de bewoners van het gewest, die optrokken uit het midden van de in ballingschap weggevoerden, welke Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Babel had weggevoerd, en die terugkeerden naar Jeruzalem en Juda, ieder naar zijn stad.” Nehemia toonde die afstammelingen het schriftelijke bevel dat Artachsasta hem had gegeven, en stelde voor aan de bouw van de muren van Jeruzalem te beginnen = af te werken. Het volk was zeer enthousiast en stemde hiermee in. Er werd onmiddellijk aan begonnen. De datum waarop het werk een aanvang nam staat in het verslag van Nehemia vermeld nl. de 3de dag van de Joodse maand Ab. En 52 dagen later was alles klaar volgens Nehemia 6:15. De inwijding van de muur had plaats in het 28st jaar van Artachsasta zegt Josephus in ‘Oorlogen’ XI, V, 8 en vergelijk Neh.12:27. Hoe ik dat moet rijmen met de gegevens van de Bijbel, die een andere datum heeft, weet ik niet naar behoren uit te leggen.

Laat ons dit alles in het kort herhalen. We weten dat het “woord” = “dabar” in Hebreeuws om Jeruzalem te herbouwen gegeven is door Kores. Bij Nehemia gaat het zondermeer om de AFWERKING en niet de volledige bouw. De bouw van de muur (muren) was voordien begonnen, wel tachtig jaar voordien. De Perzische koningen hebben erop aangedrongen dat de bouw van de tempel gewoon zo vlug mogelijk verder gezet zou worden. Dat wil zeggen dat in hun ogen ook de bouw van de muren, als bescherming tegen vijanden, daarbij inbegrepen is. De uitleg van de dispensationalisten die hier 445 v. Chr. (of 444) vooropzetten als de datum van de start van de 490 jaarweken kan niet aangenomen worden. Want het “WOORD” tot de bouw van de stad en de tempel is gegeven door Kores. Men moet de Schrift géén geweld aandoen en dat begin dat voorspeld is in Jesaja 44 en 45 gewoon aannemen. Respect voor de vervulling moet hoger staan dan een ingewikkelde leer van 490 jaar van 360 dagen.

U hebt het allemaal tot hiertoe gevolgd! Dan zal uw opmerking waarschijnlijk zijn: hoe ik

dan de 490 jaren laat rijmen met een oplossing van 536 voor Christus tot 37 na Christus. Dat is toch véél meer dan 490 jaren! J. Baldwin besluit zijn kritiek op één van de berekeningen van deze 70 jaarweken (een variante van Anderson) niet geheel ten onrechte als volgt: “Het is beter dat we omwille van redenen in de samenhang, voor het geheel aannemen dat de cijfers om een symbolische interpretatie vragen” (‘Le livre de Daniël’, Farel/Sator, 1986, blz.172). Ik maak die woorden tot mijn woorden en als u het wenst kunnen we u nog een tiental citaten in die aard

Page 248: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 248

vinden. Rekening houden met al de feiten, kan tot geen andere conclusie leiden. Mijn visie is ook deze van oudtestamenticus Young E. J., ‘The Prophecy of Daniel’, Eerdmans’, 1949, blz.202-6.

APPENDIX III: diverse berekeningen van 365 ¼ dagen per jaar.

Zeventig Wekenprofetie = 490 jaar Daniël 9:24-27 (gerekend aan letterlijke jaren van 365 ¼ dagen).

BEVEL IN HET JAAR

LEIDER(S) VAN DE TERUGKEER

VERSCHIJNING VAN DE MESSIAS

[JAAR VAN DECREET + 483 JAAR]

BELANGRIJKE GEBEURTENIS

Van Cyrus in 537 v. Chr.

Kores laat de bouw toe op basis van de

wil van God.

Sesbassar Ezra 1:1-11 Zerubbabel

Ezra 2:1

55 v. Chr. Een letterlijke lezing van

de 490 jaar is dus niet mogelijk.

Vanaf Kores is er bouw van de stad

en huizen en muren (muur)

Van Darius in 520 v. Chr. na een

klacht.

Het werk aan de tempel wordt hervat

Ezra 5 en 6

37 v. Chr. Een letterlijke lezing van

de 490 jaar is dus niet mogelijk.

Herhaling van wat volgens Kores was vastgelegd

Van Artaxerxes I in 457 v. Chr. Start vlg.

Adventisten.

Ezra Ezra 7:1-10

27 na Chr. Jezus gedoopt. Begin van Zijn prediking.

Klopt niet met de feiten.

Herhaling van wat volgens Kores was vastgelegd

Van Artaxerxes I in 445/444 v. Chr.

Start vlg. Dispensationalisten.

Nehemia Nehemia 2:1-11

40 na Chr. te laat op de kalender om waar te zijn. Rekenen dat één jaar =

360 dagen mag niet.

Géén bevel iets te bouwen, de rest was al gebouwd: maar alleen toelating de muur af te

werken. Fred G. Zaspel schreef: ‘Daniel's Seventy Weeks, An Historical and Exegetical Analysis’

we hebben het gevonden op http://www.biblicalstudies.com/bstudy/eschatology/daniel.htm. Een eigenaardige uitleg: met meerdere breuken in de profetie, die zeer gekunsteld lijken. Dat heeft wel een voordeel, dat men niet gaat berekenen wanneer de Heer wederkomt. We geven in deze tabel zijn gedachten weer.

In het kort verlopen de zeventig weken van 365,25 dagen als volgt: 587 v. Chr. (“Uitgaan van het woord Jeruzalem te herstellen en herbouwen”) -49 jaren (“zeven zevens”) 538 v. Chr. (“een gezalfde, een prins”; Cyrus)

Waarom het jaar 587 v. Chr.? God heeft HET WOORD GESPROKEN TOT JEREMIA DAT ER EEN EIND KOMT AAN gevangenschap en de herbouw van Jeruzalem zal starten (Jer.32:1,6-9,13-17,24-27).Dat is het begin, de profetie van herstel!

(onderbreking van onbekende duur)

(Dan.11:2,3 / Micah 5:1,2 zijn voorbeelden van breuken vlg. Finley)

Page 249: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 249

440 v. Chr. (“straat en plein wederom gebouwd, doch in benauwdheid”) -434 jaren (“twee-en-zestig zevens”) 6 v. Chr. (geboorte van de “Messias,” Jezus Christus) (onderbreking van onbekende duur) Gebeurtenissen beschreven (“na de twee-en-zestig zevens”): 1) Kruisiging van de Messias (het jaar 30 na Chr. of 33 na Chr.) 2) Vernietiging van Jeruzalem “tot het einde” ?? n. Chr. (“bevestiging van het verbond” met Israël) +3½ jaren (“de helft van de zeven”) ?? n. Chr. (“gruwel der verwoesting”) +3½ jaar ?? n. Chr. (“het einde”; wederkomst van Christus; oordeel over “de komende prins”) Hoe komt F. Zaspel aan het jaar 440 v. Chr.? Nehemia doet een aanvraag bij Artaxerxes om terug te keren naar Jeruzalem in april, 444 v. Chr. (Neh.2:1). Maar volgens Josephus (in zijn Oudheden, XI, V, 7), gaat Nehemia vooraf naar Babylon om helpers en vrijwilligers te vinden onder de Joden om terug te keren. Hij moet ook nog verdere voorbereidingen doen en bouwmaterialen uitzoeken (en dat is zeer waarschijnlijk want bij zijn terugkeer begint men onmiddellijk aan de bouw in Jeruzalem). Zijn werkelijke opgang naar Jeruzalem neemt waarschijnlijk enkele jaren in beslag. Volgens Josephus is dat “het vijfentwintigste jaar” van Artaxerxes dus: 440 v. Chr. Zaspel zegt dan: “Again the years fit exactly” = “Alles klopt wonderbaarlijk.” Bij de bespreking van de geboorte van Jezus in 6 v. Chr. zegt hij: “The prophecy fits perfectly with the events of history” = ”deze profetie komt perfect overeen met de feiten uit de geschiedenis.” Maar ik ben er niet door overtuigd. Integendeel! Al die onderbrekingen lijken me teveel, in een profetie die “uitgesneden” is uit de wereldgeschiedenis en een aparte heilstijd voor Israël moet benadrukken.

Op het Internet staat van een zekere Emmanuel Bertin, in de Franse taal, enkele documenten die moeten bewijzen dat Artaxerxes I in 475 v. Chr. begon te regeren. Zo komt men met jaren van 365 ¼ dagen vanaf 455 v. Chr. (20ste jaar van die koning) in het jaar 33 na Christus voor zijn dood. De schrijver is een Jehovah’s Getuige maar zoals duidelijk, dat is een chronologie die slechts door hen gevolgd is, enkele Russellisten en niemand anders. En ze zullen die niet wijzigen, want dan klopt hun chronologie van de tijden der heidenen, eindigende in 1914 niet meer. Dit is niet belangrijk verder te onderzoeken.

Vers 26

STATENVERTALING DAN.9:26

LUTHERVERTALING DAN.9:26

LEIDSCHEVERTALING DAN.9:26

“En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het

“En na die tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden en niet

“En na die twee en zestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, zonder

Page 250: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 250

zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot”

meer zijn; en het volk van een vorst, die komen zal, zal de stad en het heiligdom verwoesten, dat het een einde zal nemen als door een vloed; en tot het einde van den strijd toe zal het woest blijven.”

dat iemand hem redt. En de stad en het heiligdom zullen verdorven worden door het volk van een vorst die komen en wiens einde in den vloed zijn zal; en tot het einde is er oorlog, duurt het besluit dat verwoestingen zullen aangericht worden.”

Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:26.

86) na die twee en zestig weken

Namelijk na de negen en zestigste week, want de zeven voorgenoemde weken moeten bij deze twee en zestig weken gevoegd worden.

87) uitgeroeid worden,

Het Hebreeuwse woord betekent somtijds zoveel als een misdadiger om het leven brengen. Zie Lev. 17:4.

88) maar het zal niet voor Hem zelven zijn;

Dat is, niet tot zijn voordeel, maar tot voordeel van zijne uitverkorenen; of niet om zijner zonden wil. Anders, doch Hij zal gene [schuld] hebben, of maar zonder zijne [misdaad]. Of, zonder enige [schuld]. Anders, en zal geen [helper] hebben. Zie Dan. 11:44. Anders, en niet meer zijn; te weten onder de mensen, opgenomen zijnde ter rechterhand des Vaders. Vergelijk Gen. 5:24.

89) een volk des vorsten, Dat is, het heirleger der Romeinen.

90) zijn einde zal zijn met een overstromende vloed,

Te weten het einde, hetwelk de Romeinse vorst het Joodse volk zal aanbrengen. Of, het laatste dat hij het Joodse volk zal aandoen.

91) vastelijk besloten verwoestingen.

De zin is: Zij zijn vastelijk besloten, en de tijd is precies bestemd, wanneer zij komen en wanneer zij ophouden zullen. Sommigen verstaan dit aldus: Totdat Gods oorlog tegen zijn volk een einde hebbe, zijn de verwoestingen precies bestemd.

Wat zij op dat gebied zeggen

We citeren P. Slagter, die de visie der bedelingen aanneemt. Uit ‘Israël en de Bijbel’, januari 1994, blz.3: “Eerst moeten de 62 weken (en dus ook de 7 weken die daaraan voorafgingen, samen 69 weken) voleindigd zijn en daarna zal de Messias worden uitgeroeid. Er staat niet bij hoelang erna, maar het woordje “na”, in de grondtekst, geeft aan dat het niet té lang daarna zal zijn.

Page 251: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 251

Vervolgens lezen we in de NBG-vertaling: “terwijl er niets tegen hem is”, terwijl de Statenvertaling zegt: “het zal niet voor Hemzelven zijn.” Er blijkt dus enig verschil van mening te zijn over de betekenis van de grondtekst. De Engelse Revised Version heeft het meer letterlijk vertaald met: “Hij zal niet hebben” of: “zonder dat Hij heeft.” Dat is: Hij heeft niets voor Zichzelf, Hij ontvangt niet, waar Hij recht op heeft. Hij kwam als de rechtmatige kroonpretendent van David. Alle bezit, eer en waardigheid, daaruit voortvloeiende, zou Hij moeten ontvangen. Het einde van die 62 (of 69) weken zou dus bepalend zijn voor wat er daarna ging gebeuren: 1. Of Hij wordt aangenomen en Hij zal hebben (ontvangen). 2. Of Hij wordt niet aangenomen en zal niet hebben (ontvangen). Daniël profeteert nog erger. Hij zal worden uitgeroeid! De periode van 69 weken, oftewel 483 jaar, moet dus eindigen vlak voor de uitroeiing van de Messias” (wij onderstrepen). En momenteel moeten we dat ook doen. Interpreteren we als letterlijke jaren (van 365 dagen) dan komen we met deze berekening ergens in de jaren 40 A.D. Toen is er niets uitzonderlijks geschiedt in Israël! Een valse profeet liep er toen rond volgens Flavius Josephus en er was hongersnood, maar dat is toch wel wat weinig om deze profetie te vervullen.

In een lezing van D. Steenhuis met de titel ‘WIKKEN EN WEKEN’ gevonden op Internet, staat het volgende: “Er zijn wel beelden die toegepast worden op de gemeente, maar rechtstreekse profetieën over de gemeente zijn er niet. In de tweede plaats gaat het bij de profetieën over de Koning der Koningen en over de Here der Heren. Gezicht en profeet te bezegelen duidt op een punt waarop alles tot volheid komt wat de profeten hebben gezegd in de loop van de eeuwen. Het loopt uit op de zalving van iets ‘allerheiligst’. Dan zal de ongerechtigheid verzoend zijn. Het is voor mij zo dat hier gedoeld wordt op de komende Gezalfde, de Messias, de Christus (gezalfde)” (wij onderstrepen).

Orthodoxe Joden verwijten christelijke evangelisten slordigheid in hun interpretatie van Daniël 9:25. Drie zaken zitten hun dwars en vooral de lezing: “de Messias, de Prins.” Ze zeggen dat de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst zonder lidwoord staat zodat we moeten spreken van “een MASHIACH = EEN “gezalfde” en EEN “prins.” Men verwijst naar bijvoorbeeld koning Cyrus als EEN gezalfde (Jesaja 45:1,13/ Ezra 1:1,2). Bovendien kan men van dat begrip geen persoonlijke naam maken en het met hoofdletters schrijven, het is maar als titel bedoeld van de autoriteit van een koning of een hogepriester. Zodat de enige juiste weergave van het oorspronkelijke Hebreeuws moet zijn: “een gezalfde, een prins.” Dat klopt voor wat betreft het Oud Testament maar de christengelovigen hebben van dat begrip een soort eigennaam gemaakt. Je krijgt namelijk in het Nieuw Testament de terminologie “Jezus, de Christus.” Ook al kende men in de dagen toen het NT (of ook het OT) werd geschreven geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters, al vlug kreeg dat begrip “Messias” een hoofdletter. Uit respect en ontzag voor de persoon. We geven nog enkele vertalingen zodat u kunt inzien dat niet iedereen die hoofdletter gebruikt, ook al zijn het christenen die de vertaling hebben gemaakt. “tot op Messias, den Vorst” Statenvertaling (Jongbloed-editie) “tot op een gezalfde, een vorst” NBG-vertaling 1951 “tot aan het optreden van de uitverkoren vorst” Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “unto the Messiah the Prince” King James Version, 1611 “unto the anointed one, the prince” American Standard Version, 1901 “until God's chosen leader comes” Good News Bible, 1992 (parafrase)

Page 252: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 252

“until the coming of the Chosen Leader” Contemporary English Version, 1999 (parafrase) “to the Anointed One” (parafrase) In de voetnota: “can also be translated “Messiah” (same as “Christ”). the prince” World English Bible, 2002 Let er ook op: je krijgt in Joodse vertalingen zowel “the anointed one” als ”an anointed one.”

JPS VERSION TANAKH (1985)

26. And after those sixty-two weeks, the anointed one will disappear and va-nish.

JPS 1917 VERSION

26. And after the threescore and two weeks shall an anointed one be cut off, and be no more;

JUDAICA PRESS TA-NAKH (CHABAD.ORG)

26. And after the sixty-two weeks, the anointed one will be cut off, and he will be no more,

Wat wij op dat gebied zeggen

Het vers 26 zegt dan: “EN NA de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.” Het is nadat de eerste periode van 7x7 jaren = 49 jaren, de tijd dat de herbouw van de stad heeft geduurd dat hierbij onmiddellijk de 62 jaarweken aansluiten. Daarna zal de Messias of Christus “uitgeroeid” worden. Het werkwoord in het Hebreeuws voor “uitroeien” (“ikkaret”) heeft steeds de betekenis van een gewelddadige dood. Het woord is o.a. gebruikt in Gen.17:14 / 1 Kon.18:13 / Zach.13:8. De gewelddadige dood die Christus stierf was als van een lam dat de zonden der wereld wegnam (Joh.1:29 / 2:2). Er klinkt ook iets in van slachtoffer in relatie tot een verbond (Gen.15:10,18). Maar er zit niet in wat Jehovah’s Getuigen er in lezen, namelijk het “vernietigen” van de ziel van de persoon. Hetzelfde werkwoord is gebruikt voor ongelovigen en de straf die ze ontvangen: Ps.5:6 / 37:9,34 / Jes.13:9.

De voorstanders van de uitleg volgens de bedelingen zeggen over het eerste deel uit dit vers (hier weergegeven als “EN NA”) dat zoiets wijst op een onmiddellijk erna. In hun uitleg slechts vijf dagen erna, want de Heer kwam als koning op Palmzondag er werd op de vrijdag van die week al aan het kruis gehangen. Wij geloven in een traditioneler uitleg en nemen aan dat dit in het midden van de zeventigste week is, wat 3 ½ jaren later is. Beter geformuleerd: in het midden van de laatste symbolische week. Vraag is of “en na” hier een kortere of een langere tijd wil aanduiden. De Hebreeuwse woordkeuze laat beide vertaleningen toe zonder dat er gezondigd wordt tegen duidelijke regels. Een concordantie maakt dat duidelijk. Dit leren we: het was niet de bedoeling van Christus om op Palmzondag naar de macht te grijpen of koning te worden op dat moment.

Er zijn vijf redenen waarom de uitleg van de dispensationalisten over het gebeuren van

Palmzondag verkeerd is. Dit is de eerste: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars. Profetie na profetie moest vervuld worden in die dagen. Maar toen koning worden, was daar geen deel van. Dit gebeurde met Palmzondag volgens Mat.21:1-5 SV77: “En toen zij nu Jeruzalem naderden, en gekomen waren te Bethfagé, aan de Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegenover u ligt, en gij zult terstond

Page 253: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 253

een ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot Mij. En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. Dit alles nu is geschied, opdat vervuld worde, hetgeen gesproken is door de profeet, zeggende: Zegt de dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong van een jukdragende ezelin.” Hij gaat naar de tempel, Hij verdord een boom die het symbool is van het ongelovige Israël, en verwijst naar Johannes de Doper die tot hen kwam. Hij verwees ze naar Jezus, Lam van God. Die zij niet gewild hebben. Lees dat eens in Marcus 11. Dat Palmzondag slechts een gewone episode is in het leven van Christus blijkt duidelijk uit wat we er later over horen door de apostelen en profeten van het NT, namelijk niets. Met Palmzondag was er een profetische vervulling zoals blijkt uit de verwijzing (Ps.118:26 / Zach.9:9). Maar naar Daniël negen is GEEN ENKELE VERWIJZING. Waarom dan dat verhaal opkloppen totdat het een waarde gekregen heeft die de Schrift het niet geeft!

Er was natuurlijk een aanbod van het koninkrijk, maar dan alleen in de boodschap dat het

niet van deze wereld was. Je kon je er wel al, door bekering, op voorbereiden. Mat.11:12: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk

der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar.” Luc.16:16: “De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het

evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin.” Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn

Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier.”

Joh.18:37: “Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dus toch een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem.”

Een zeer belangrijk begrip, vooral in het evangelie van Johannes is “wereld” dat 79

vindplaatsen heeft in 57 verzen van de NBG. We geven er enkele van weer en het is er duidelijk aangegeven: Jezus, komt om de wereld te redden, niet om op de troon van David koning te worden. Dat komt, maar later, en in een ander aspect dan wat de Joden verwachten. Ook vóór die tijd wil men Jezus al eens koning maken, bij de vermenigvuldiging van de broden. Alle problemen zouden met zo een koning opgelost zijn! Dat wil Jezus bewust niet volgens Joh.6:15: “Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen.” Het resultaat is in Joh.6:66 te lezen: “Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.”

Hier zijn enkele teksten over de “wereld”: Joh.1:10: “Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld

heeft Hem niet gekend.” Joh.6:14: “Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is

waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou.” Joh.6:33: “want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld

het leven geeft.” Joh.6:51: “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand

van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.”

Joh. 9:5: “Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld.”

Page 254: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 254

Joh.9:39: “En Jezus zeide: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden.”

Joh.12:31: “Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.”

Joh.12:46: “Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve.”

Joh.12:47: “En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.”

Joh.17:23: “Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.”

Joh.17:24: “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.”

Joh.17:25: “Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt.”

Joh.18:20: “Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit tot de wereld gesproken; Ik heb voortdurend in de synagoge geleerd en in de tempel, waar al de Joden bijeenkomen, en in het verborgen heb Ik niets gesproken.”

Dispensationalisten verwijzen dan in dat verband ook naar de opmerking van Jezus nadat

de stoet al op gang is gebracht. Lucas 19:37-44 SV77 zegt: “En toen Hij nu naderde aan de helling van de Olijfberg, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stem, vanwege al de krachtige daden, die zij gezien hadden; Zeggende: Gezegend is de Koning, Die daar komt in de Naam des Heeren! Vrede zij in de hemel, en heerlijkheid in de hoogste plaatsen! En sommigen van de Farizeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf Uw discipelen. En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg u, dat, zo dezen zwijgen, de stenen haast roepen zullen. En toen Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar, Zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, wat tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, en u zullen omsingelen, en u van alle zijden benauwen; En u tot de grond zullen neerwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u de ene steen op de andere steen niet laten; daarom dat gij de tijd van uw bezoeking niet bekend hebt” (wij onderstrepen). MAAR, ZO MAAR, DE LINK LEGGEN NAAR DANIËL 9 IS HIER NIET AAN TE TONEN OF AAN DE ORDE.

De tweede reden waarom de uitleg van de dispensationalisten verkeerd is over Palmzondag

is deze. Er loopt nog een ander verhaal in de evangeliën. Dat, van Israël dat absoluut geen oren heeft naar de boodschap van Jezus en toch is Hij hun koning, hun priester en hun profeet. Hun ogen, oren en hart zijn afgesloten, verhard en onbekeerd. Dit staat ook in de Schrift:

Mat.11:12,13 SV77: “En van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen het met geweld. Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.”

Hand.3:20-24 SV77: “En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u te voren gepredikt is; Die de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broeders, gelijk mij; Die zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. En het zal geschieden, dat alle ziel, die deze Profeet niet zal gehoord

Page 255: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 255

hebben, uitgeroeid zal worden uit het volk. En ook al de profeten, van Samuël aan, en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen te voren verkondigd.”

Heb.1:8,9 SV77: “Maar tot de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter van Uw koninkrijk is een rechte schepter. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.”

Heb.5:4,5,9 SV77: “En niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die door God geroepen wordt, zoals Aäron. Alzo heeft ook Christus Zichzelf niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. En is door God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizédek.”

Dit is de derde reden: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars.

Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk van die Palmzondag. In het boek Jesaja staan de profetieën die over “De Knecht des HEEREN” handelen. Wat er zou moeten gebeurd zijn, op die dag, moet afgemeten worden aan de dood van Jezus aan het kruis en dat is dan nog toekomst. DAT STAAT OP HET PROGRAMMA VAN DE REDEN VAN DE KOMST VAN JEZUS. Dit moet trouwens voorafgaan aan de stichting van Zijn koninkrijk. Er kan dus theologisch geen sprake zijn, van een greep naar de macht op deze dag en de Romeinen gewoon buiten Judea te vegen. Lees eens dat verhaal van Palmzondag vanuit deze bril van wat Jesaja voorzei:

Hij zal door Zijn volk verworpen worden, Jesaja 53:3 SV77: “Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een ieder was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.”

Hij zal sterven voor de zonden van Israël, zoals uitgelegd door de apostelen voor elke gelovige, ook die uit de heidenen, Jesaja 53:6 SV77: “Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieder naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheden op Hem doen aanlopen.”

Hij zal voor eeuwig leven na gestorven te zijn, Jesaja 53:10 SV77: “Doch het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.”

Hij zal alle gelovigen rechtvaardigen, ook heidenen, zeggen later de discipelen van Jezus, Jesaja 53:11 SV77: “Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.”

Hij zal de plaag van het volk op zich nemen, Jesaja 53:8 SV77: “Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding van Mijn volk is de plaag op Hem geweest.”

Hij is de onschuld zelf en toch moet Hij sterven, Jesaja 53:7 SV77: “Toen deze geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.”

Hij is niet slechts voor de Joden gekomen maar ook voor de heidenen, Jesaja 49:6 SV77: “Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik

Page 256: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 256

heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.”

Hij zal gewoon afgesneden worden = vermoord (Dan.9:24-27). De vierde reden waarom er geen overdreven nadruk mag liggen op de betekenis van het

Palmzondagfeest is hoe het evangelie van Johannes dat beschrijft. Palmzondag staat in de vier evangeliën beschreven en Johannes geeft een theologische reden waarom dat feest niet is uitgelopen op wat dispensationalisten er in leggen. Dit zegt Johannes 12:12-19: “De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen:

Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël! En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is: Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel. DIT BEGREPEN ZIJN DISCIPELEN AANVANKELIJK NIET. MAAR TOEN

JEZUS VERHEERLIJKT WAS, TOEN HERINNERDEN ZIJ ZICH, DAT DIT MET HET OOG OP HEM GESCHREVEN WAS en dat zij dit met Hem gedaan hadden. De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na.” De discipelen van Jezus begrepen de ware toedracht van het gebeuren van Palmzondag slechts nadat ze de Heilige Geest hadden ontvangen, meer dan vijftig dagen na de gebeurtenis. Zodat we het gewone volk in Jeruzalem niet moeten aansmeren dat ze hun koning verwerpen en daar dan de reden zoeken van het einde van de negenenzestigste week. De echte verwerping komt later met de 14de nisan, wanneer Hij aan het kruis sterft nadat men hem enkele uren voordien als Messias verworpen heeft. Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Dat kan de man in de straat niet begrijpen. Zo zijn ze niet opgevoed en ook zijn discipelen dachten nog aan een aards rijk veertig dagen ná zijn opstanding uit de doden (Handelingen 1:6,7).

De teksten uit het evangelie van Johannes spreken duidelijk niet van een rijk dat moet

opgericht worden op aarde in die dagen met Jezus als koning ervan. Integendeel: Joh.3:3: “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij

iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Joh.3:5: “Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren

wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn

Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier. De vijfde reden waarom er geen overdreven nadruk mag komen te liggen op het

Palmzondagfeest is wat er profetisch gezegd is over de Messias en Zijn werk in deze wereld. Vooraf Jesaja 7:14: “Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal

zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.” Dat Jezus er is, is de godsopenbaring in deze wereld van het Joodse volk. Dat hebben ze als volk niet opgemerkt. Slechts enkelen hebben dat geheim begrepen.

In het evangelie van Johannes staan twee mooie teksten Johannes 1:15,34: “Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. (…) En ik heb gezien

Page 257: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 257

en getuigd, dat deze de Zoon van God is.” De Doper heeft het geweten en ook bekend gemaakt: deze man is God, Zoon van God!

In een latere fase van de geschiedenis van de manier waarop het volk Israël omgaat met die Jezus lezen we in Johannes 10:33: “De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt.”

Aan het einde van Zijn aards bestaan is dit gedeelte van de confrontatie met de hogepriester sprekend voor de manier waarop de clerus van Israël Jezus bekijkt: “Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u?” (Mattheus 26:63-65).

Met andere woorden Israël heeft, in massa, niet begrepen wie Jezus was: namelijk dat GOD MET HEN WAS. Enkelen hebben het verstaan. Maar na de opstanding hebben, ondanks Palmzondag, duizenden die boodschap aangenomen.

Neen, deze vijf redenen geven duidelijk aan dat men Palmzondag niet moet lezen met de woorden van de engel Gabriël aan David – en aan ons - in Daniël 9. Wie daar een verkeerde nadruk legt komt in strijd met wat de Schrift ons duidelijk maakt, Jezus kwam om te sterven en niet om in Jeruzalem koning te zijn over aardse burgers.

Die enkele dagen vóór de dood van Jezus is er dus een opflakkering van nationalisme onder de Joden en is er de tocht van Jezus naar Jeruzalem (Joh.12:13). Hoe interpreteren we het dan? Bij Zijn aanhouding zal Jezus, wellicht om deze reden, aangeklaagd worden als iemand met politieke aardse ambities (Joh.18:33 / 19:12). Men stelt Hem voor als de rivaal van de keizer, maar Jezus maakt het duidelijk, Hij is koning. Maar Zijn rijk is niet van DEZE WERELD en Zijn discipelen mogen niet op de vuist gaan met de Romeinse overheerser (Joh.18:36). Christus heeft trouwens al eens geweigerd koning te worden in deze aardse omstandigheden (Joh.6:15). Jezus, kwam niet om Pilatus buiten te zetten, Zijn tijd komt nog en is trouwens niet zo ver meer af (Joh.19:10,11). Maar het is een geestelijk rijk, de keizer moet niet bang zijn. Wanneer Jezus gegeseld wordt als inleiding op zijn kruisiging dan zal men ook een plakkaat op het kruis spijkeren dat Hij gezegd heeft koning te zijn van de Joden (Joh.19:1-3 / John 19:19). Zijn vijanden weten dus wat ze aan Hem hebben. Zijn leerlingen begrijpen dat later beter, na de uitstorting van de Heilige Geest.

Dit zegt de apostel Petrus, enkele minuten voordien opnieuw herboren, in Handelingen 2:29-32: “Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van de patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op deze dag. Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; ZO HEEFT HIJ, DIT VOORZIENDE, GESPROKEN VAN DE OPSTANDING VAN CHRISTUS, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. Deze Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn” (wij onderstrepen).

Wie het geheim van de prediking van Petrus begrijpt kan ook Amen zeggen op dit: in het ‘Book of Church Order’ van ‘The Presbyterian Church in America’ is de aanhef deze: “Jesus Christ ... sits upon the throne of David.” = Jezus Christus … zit op de troon van David.

Page 258: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 258

De profetie in Dan.9:26 voorzei ook dat de Messias zou sterven “ve ain lo”, iets waar Bijbelvertalers de grootste moeilijkheid mee hebben. Er zijn wel zes verscheidene manieren om dit te vertalen. De NBG zegt “niets tegen hem.” Kahn, de Franse rabbijn, vertaald “zonder wettelijke opvolger”, Segond zegt “zonder opvolger”, Crampon vertaald “niemand voor hem”, Ostervald zegt “niet voor zichzelf” en Liénart heeft “zonder dat hij fout was.” Al deze vertalingen kunnen juist zijn omdat ze allemaal passen in het beeld van het leven en werk van Christus. Vergelijk met 1 Pet.1:19 / Joh.1:11.

P. Slagter (hyperdispensationalist) zegt in het citaat bovenaan: “Hij ontvangt niet waar Hij recht op heeft.” In elk geval is dit een verkeerde gevolgtrekking. De Messias heeft wel degelijk alles ontvangen waar Hij recht op heeft. Petrus liegt toch niet op de Pinksterdag wanneer hij zegt dat Jezus uit de doden is opgestaan als Heer en Messias (Hand.2:36)! Paulus liegt toch niet wanneer hij zegt dat Jezus boven alles verheven is, boven alles wat er in het universum is (Phil.2:9-11). Johannes liegt toch niet wanneer hij zegt dat de Vader leven geeft aan de gelovige dóór Zijn Zoon (1 Joh.5:11). Of liegt Jacobus wanneer hij schrijft dat wanneer iemand lijdt en tot de Here gaat, Hij “hem zal oprichten” (Jac.5:15)? Dat wijst er toch op dat de Heer over “allen” en “alles” regeert (Hand.10:36).

Gerald Sigal de Joodse tegenstander van de uitleg van christenen over deze profetie van

Daniël, heeft hier een commentaar. Hij schreef: ‘Daniel's 70 Weeks: Dan. 9:24-27’ op www.word-gems.com/ “4. De woorden v’ayn lo (9:26) zijn onjuist vertaald door de King James Version als “maar niet voor zichzelf.” “Het moet worden vertaald als: “hij niets heeft” of “hij zal niets hebben.” Hoe kunnen christelijke missionarissen dit vers op Jezus toepassen gezien wat in Jesaja 53:12 staat, waar Gods dienaar een “deel met de groten” krijgt? Bovendien kan v’ayn lo niet verwijzen naar de situatie van Jezus met of na de dood, want, in tegenstelling tot de gewone sterveling die na de dood verval ondergaat, beweren christelijke evangelisten dat Jezus lichamelijk naar de hemel ging, waar hij zit aan de rechterhand van de troon van de Majesteit. Het kan zeker niet verwijzen naar een gebrek aan rijkdom of volgelingen, want dat zou Jezus niet onderscheiden van de grote meerderheid van de wereldbevolking. Iemand die “niets” heeft (Daniël 9:26) of niets ontvangt, dus “geen deel met de groten” heeft (Jesaja 53:12), niet lichamelijk in de hemel geleid werd (Handelingen 1:9), en niet zit aan de “rechterhand van de troon van de Majesteit” (Hebreeën 8:1). Het is precies met zijn dood dat Jezus naar verluidt in staat was om zijn beloning te ontvangen. Daarom, kan “zal hij niets hebben” niet verwijzen naar de Jezus van de christelijke evangelisatietheologie.” Een ander Hebreeuws theoloog zegt dat de woorden V’AYN LO betekenen “en hij zal niets hebben” of “er blijft niets voor hem over.” Als men wil zeggen, “maar niet voor zichzelf”, zou je moeten zeggen V’AYN L’ATZMO. Onze kennis van die taal is niet van dien aard dat we het kunnen beamen.

Laten we dat eens bekijken. Er zijn op zijn minst twee mogelijke betekenissen: de eerste heeft betrekking op het koninkrijk Gods. Jamieson, Fausset & Brown schrijven in hun commentaar: “niet voor zichzelf - in deze plaats is beter vertaald “er is niets tot Hem” [Hengstenberg]; niet dat het werkelijke doel van Zijn eerste komst (Zijn geestelijk koninkrijk) gefaald heeft, maar het aardse koninkrijk toen door de Joden verwacht zal niets opbrengen en dus niet worden gerealiseerd. Tregelles verwijst de titel, “de prins” (Dan 9:25), naar de tijd van zijn intocht in Jeruzalem op een ezelsveulen als Zijn enig uiterlijk als een koning, en zes dagen nadien al ter dood gebracht als ‘Koning van de Joden.’” De tweede uitleg is, deze die de zaak bekijkt vanuit het offer van Jezus. De Wet van Mozes had voorzegd dat verzoening wordt gemaakt door het vergieten van bloed (Leviticus 17:11). We weten dat de dood van de Messias “niet voor zichzelf” is, maar voor anderen, zodat Hij op die manier, de zonden en ongerechtigheid van Israël voor God verzoent. DE NBG geeft de vertaling: “terwijl er niets tegen hem is” en dat zou er

Page 259: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 259

kunnen op wijzen. Het belangrijke punt is dan, dat tussen het einde van het tweede deel (de 69 zeven) en vóór het begin van de 70ste zeven, de Messias zou worden gedood en zou sterven in een plaatsvervangende dood. Hij hoeft niet te sterven (“voor zichzelf”) maar doet het voor anderen. We weten dat de Here God niets doet zonder Zijn geheim te onthullen aan Zijn knechten, de profeten (Amos 3:7) en dat heeft Hij ook gedaan. Jesaja 53 spreekt over die gruwelijke dood van Jezus, Hij hoefde het niet te doen maar al voor de grondlegging van de Nieuw Wereld heeft de drie-enige het al gepland.

Dit zijn enkele Nederlandstalige en Engelse vertalingen van dat gedeelte uit Daniël 9:26 en u merkt hoe moeilijk het is een leesbare tekst ervan te maken. Want dat moet men ook toegeven dat is een moeilijke tekst.

Statenvertaling (Jongbloed-editie) “ En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn” NBG-vertaling 1951 “26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is” Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “Na die tweeënzestig weken zal een gezalfde gedood worden zonder dat iemand hem opvolgt.” KJV And after threescore and two weeks shall Messiah be cut off, but not for himself NKJV And after the sixty-two weeks Messiah shall be cut off, but not for Himself NLT After this period of sixty-two sets of seven,* the Anointed One will be killed, appearing to have accomplished nothing, Footnote: * Hebrew After 62 sevens. NIV After the sixty-two ‘sevens,’ the Anointed One will be cut off and will have nothing.* Footnote: * Or off and will have no one; or off, but not for himself ESV “And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off and shall have nothing. NASB Then after the sixty-two weeks the Messiah will be cut off and have nothing RSV And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off, and shall have nothing ASV And after the threescore and two weeks shall the anointed one be cut off, and shall have nothingYNG And after the sixty and two weeks, cut off is Messiah, and the city and the holy place are not his (dat is een tegenstrijdigheid inbouwen in de vertaling) DBY And after the sixty-two weeks shall Messiah be cut off, and shall have nothing WEB And after sixty and two weeks shall Messiah be cut off, but not for himself HNV

Page 260: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 260

After the sixty-two weeks the Anointed One shall be cut off, and shall have nothingVUL We moeten wanneer we naar Dan.9:26b gaan, vooraf opmerken dat we moeten lezen wat er staat. Niet doen zoals de volgelingen van de leer van de bedelingen en vertalen bijvoorbeeld als in de Groot Nieuws Bijbel van 1996: “Er zal een koning verschijnen die met zijn leger…” enz. Uit die vertaling gaat men het begin van vers 27 interpreteren en “HIJ” (= een koning) gelijkstellen aan een vijand van het toekomstige Israël, aan de antichrist. Dit kan niet volgens een goede vertaling van 26b, want we dienen dat te vertalen als “een volk van de vorst.” Het is een volk (de Romeinse legers) onder leiding van een vorst (generaal Titus) die: “de stad en het heiligdom verderven.” We komen hier later op terug. Deze vertalingen ondersteunen wat we zeggen, drie ervan zijn aangegeven als slechte: NBV: “Het volk van een toekomstige vorst”, SV: “en een volk des vorsten”, SV77: “een volk van de vorst”, NBG: “en het volk van een vorst”, WIL95: “door het leger van een vorst”, GNB96: “Er zal een koning verschijnen die met zijn leger” (ZEER SLECHTE VERTALING), Luther Nederlandse vertaling: “en het volk van een vorst”, Leidsche vertaling: “het volk van een vorst die komen”, Naardense Bijbel: “door de manschap van een leidsman.” Enkele Engelse vertalingen: King James Version, 1769: “and the people of the prince that shall”, New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “And the people of the prince who is to come”, New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “and a ruler will arise whose armies”, (SLECHTE VERTALING) New International Version, 1984: “The people of the ruler who will come”, The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “And the people of the prince who is to come”, New American Standard Bible, 1995: “and the people of the prince who is to come”, Revised Standard Version, 1952: “and the people of the prince who is to come”, American Standard Version, 1901: “and the people of the prince that shall come”, Robert Young Literal Translation, 1898: “the Leader who hath come doth destroy the people”, (SLECHTE VERTALING) J.N.Darby Translation, 1890: “and the people of the prince that shall come”, Noah Webster Version, 1833: “and the people of the prince that shall come”, Hebrew Names Version, 2000: “and the people of the prince who shall come”, Hieronymus Latijnse Vulgate, 405: “Et civitatem, et sanctuarium dissipabit populus cum duce venturo.”

Vers 26b verteld van een volk en een vorst die komen om de stad en de tempel te

vernietigen. De Hebreeuwse tekst zegt “nagid habbo” wat wil zeggen “de komende vorst.” Sommigen hebben dit daarom verklaard als ware Christus zelf de vernietiger van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. En het is waar dat Christus “de komende” genoemd wordt in Luc.7:19 en Mat.11:3 / 21:9. Anderen hebben zelfs de parabel van de bruiloft verklaard als vervuld in deze vernietiging (Mat.22:7). Christus voorzei ook dat vóórdat zijn discipelen de steden van Israël zouden doorgelopen hebben, de Zoon des mensen zou komen (Mat.10:23). Maar al deze dingen kunnen ook anders verklaard worden. Zo is het niet naar de vernietiging van Jeruzalem dat de parabel van de bruiloft verwijst, maar naar de Wederkomst. Niet vergeten dat Mat.10:23 voorzeker wijst naar de transfiguratie op de berg volgens Mat.17. Er is dus alle reden om aan te nemen dat de komende vorst in Dan.9:26b een verwijzing is naar de Romeinse generaal die Jeruzalem in 70 na

Page 261: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 261

Chr. veroverde. Of het is een verwijzing naar de caesar in Rome voor wie de generaal werkt. Toen ging in vervulling de woorden die de Joden hadden uitgesproken: “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen” (Mat.27:25). In voetnota geeft de NWV ook nog de lezing van 26b als volgt: “En het einde van hem zal door de vloed zijn.” Dit wijst dan op “hem” (als mannelijk woord), die de verwoester is en niet naar de stad en het heiligdom. Die lezing is vanuit het Hebreeuws zeker mogelijk. Een vloed wijst in figuurlijke taal naar een leger (Jesaja 8:7,8). Calvijn merkt bij dit vers op dat de engel deze strenge woorden op die wijze doorgeeft, om aan te tonen dat zelfs indien de Joden de oorlog winnen tegen Rome, ze toch tegenover God verliezen en hun lot tot vernietiging bezegeld is.

Een opmerking over de derde visie (de historisch kritische) van dit 26ste vers. Antiochus Epiphanus (de vorst) heeft de tempel niet verwoest, alleen maar ontheiligd (1 Mak.1:54). En dat is te weinig om dit als de vervulling te beschouwen (1 Mak.1:31,38). En de stad Jeruzalem bleef in die tijd ongedeerd.

Een Joodse exegeet, Gerald Sigal, schreef een kritisch artikel over de wijze waarop christenen dat gedeelte vertalen. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “3. De King James Version verzuimt het bepaald lidwoord in Daniël 9:26, dat moet lezen: “En na de tweeënzestig weken.” Door het behandelen van de tweeënzestig weken als een aparte periode, geeft dit vers, in het oorspronkelijke Hebreeuws, er blijk van dat de tweeënzestig weken genoemd in vers 25 gescheiden zijn van de zeven weken door de ‘atnah. Daarom is er over twee gezalfden gesproken in dit hoofdstuk, van wie er één komt na zeven weken, en de andere na een nieuwere periode van tweeënzestig weken.” Op de site van Jews for Jesus vonden we: ‘The Evolution of Some Messiah Legends’ van David Brickner, gearchiveerd op March 1, 1987. Het toont op een overzichtelijke manier dat Joodse exegeten het niet altijd met elkaar eens zijn over wat de Messias doet/moet doen en de varianten op dat thema door de eeuwen heen. We geven u ook dit mee: twee rabbijnse uitleggingen die voor zowel de eerste als de tweede gezalfde een andere persoon invullen. Neem wat Joodse geleerden zeggen dus niet als “de echte waarheid” en laat u niet inpakken door “exegetische hoogstandjes.” Jewish Study Bible Notes Com-ments 2004 (Reform/Conservative)

Rashi’s Comments (Orthodox)

25-26 Anointed leader…anointed one: The word anointed in vv. 25 and 26 is the Heb “mashiah” (Mes-siah); thus these vv. Have given rise to much Christian speculation. In the context of the other historical refer-ences, however the anointed leader probably refers to either Zerubabel or the high priest Joshua (Ezra 3.2; Hag. Ch 1; Zech. 6.9-15), while the anointed one is most likely the high priest Onians III, killed in 171 BCE (2 Macc. 4.30-34). The prince is Antiochus IV Epiphanes.

Daniel 9:25 And you shall know and understand from the emergence of the word From the emergence of this word, which emerged at the beginning of your supplications to tell you, you shall know to understand [how] to restore and build Jerusalem. until the anointed king Time will be given from the day of the destruction until the coming of Cyrus, king of Persia, about whom the Holy One, blessed be He, said that he would return and build His city, and He called him His anointed and His king, as it says (Isa. 45:1): “So said the Lord to His anointed one, to Cyrus etc.” (verse 13): “He shall build My city and free My ex-iles, etc.”

Daniel 9:26 And after those weeks. the anointed one will be cut off Agrippa, the king of Judea, who was ruling at the time of the destruction, will be slain.and he will be no

Page 262: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 262

more Heb. ין לֹו and he will not have. The meaning is ,ְוֵאthat he will not be.the anointed one Heb. ַיח ִׁש This is .ָמpurely an expression of a prince and a dignitary.and the city and the Sanctuary lit. and the city and the Holy.and the people of the coming monarch will destroy [The mo-narch who will come] upon them. That is Titus and his armies. and his end will come about by inundation And his end will be damnation and destruction, for He will inundate the power of his kingdom through the Messiah, and until the end of the wars of Gog the city will exist.cut off into desolation a destruction of desolation.

Vers 27

STATENVERTALING

DAN.9:27

LUTHERVERTALING DAN.9:27

LEIDSCHEVERTALING DAN.9:27

“En hij zal velen het verbond versterken een week; en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde,”

“En hij zal velen het verbond versterken eene week lang; en midden in de week zal het slachtoffer en spijsoffer ophouden; en bij de vleugels zullen staan gruwelen der verwoesting, en het is besloten, totdat het vast besloten verderf zal uitgestort worden over de verwoesting.”

“Hij zal een week lang met velen een innig verbond sluiten en op de helft dier week slacht offer en meeloffer doen ophouden, en in de plaats daarvan komt een ontzettende gruwel, totdat het voldongen en vastbesloten vonnis wordt voltrokken over het ontzettende.”

Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:27.

92) velen het verbond versterken Of, voortreffelijken; te weten de uitverkorenen en gelovigen.

93) een week;

Dat is, zeven jaren, in het midden van welke de Heere Christus is gedood, en in den overigen tijd hebben de apostelen de Joden met het Evangelie van Christus bediend.

94) in de helft der week Te weten in het midden van die zeventigste week.

95) doen ophouden,

Te weten door zijnen dood, die een offerande en slachtoffer is, waardoor alle heiligen in der eeuwigheid geheiligd worden, voor welken al de Levietische offeranden verdwenen zijn, gelijk de schaduw voor de zon. Want hoewel zij nog een weinig tijds na de hemelvaart van Christus geduurd hebben, zo heeft nochtans met den dood van Christus straks al hare wettelijkheid en nuttigheid opgehouden.

Page 263: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 263

96) over den gruwelijken

Hebreeuws, over den vleugel der verfoeiselen, of verfoeiingen. Versta, het verfoeilijke heidense Romeinse krijgsvolk, [Matth. 24:15], over hetwelk een krijgsoverste zal zijn, die deze verwoesting zal aanrichten naar Gods rechtvaardig oordeel.

97) vleugel Of, benden. Zie Ezech. 12:14.

98) tot de voleinding toe, Zie de aantekening Jer. 4:27.

99) die vastelijk besloten zijnde, Zie Jes. 28:22.

Vooreerst nog enkele andere vertalingen van dit vers 27.

“En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is” (NBG). “Met velen zal hij een sterk verbond aangaan gedurende één week. Op de helft van die week zal hij een einde maken aan slacht en spijsoffers en op de vleugel de gruwel van de verwoesting plaatsen, totdat de vernietiging waartoe besloten is, zich aan de vernieler voltrekt” (Willibrord 1995.) “Maar met velen een innig verbond sluiten, een hele week lang. En op de helft van die week zal hij slacht en spijsoffer doen ophouwen; en in plaats daarvan komt een ontzettende gruwel, totdat verdelging en wraakgericht zich aan den vernieler voltrekt” (Canisius). Wat zij op dat gebied zeggen over vers 27 (over de laatste week)

H. Schouten schreef in ‘Het Zoeklicht’ van 24 juli 1999, blz.17: “Na de uitroeiing van de Gezalfde, werd stad en heiligdom te gronde gericht. En daarmee eindigde voorlopig ook de aftelling van de 70 jaarweken. God zette de klok stil, waarom? Omdat de Here God bepaalde dingen verborgen had gehouden, worden een aantal zaken hier wat onduidelijker, toch kunnen we inzicht krijgen. We moeten dan aankloppen bij de apostel Paulus. Hij schrijft ons in Efeze, dat aan hem, Paulus, een geheimenis’ geopenbaard is. Namelijk (Efeze 3:6) ‘dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de beloften in Christus Jezus’. Wat zijn nu die beloften in Christus? Dat zijn de dingen waar, onder andere, Daniël van profeteerde: de afsluiting van de zonde, de verzoening van ongerechtigheid en het brengen van eeuwige gerechtigheid. Dat was ten tijde van vroegere geslachten, dus ook voor Daniël, niet bekend (Efeze 3:5). Dat er een kloof in de geschiedenis van Gods handelen met Israël ligt wordt wel heel helder geformuleerd door Paulus, wanneer Hij aan de Romeinen schrijft: ‘Want broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden” (Romeinen 11:25,26). Wanneer de gemeente zal zijn thuisgehaald, zal God Zijn plan met Israël doorzetten, dan zal het aftellen van de 70 jaarweken vervolgd en voltooid worden” (wij onderstrepen).

T. Niemeijer zegt in ‘Het Zoeklicht’, n°18 van 28 november 1998, blz.20 (wij

Page 264: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 264

onderstrepen): “Er blijft echter nog één jaarweek (7 jaar) over, die nog op zijn vervulling wacht. Deze

jaarweek is tot op de dag van vandaag nog niet vervuld. Na de verwerping van de Messias bleef voor het volk Israël de klok stil staan. Israël werd uit zijn land verdreven en over de gehele aarde verstrooid. Er is een onderbreking gekomen in deze 70 jaarweken, een onderbreking, waarin de Here in de eerste plaats met een ander volk bezig is: De Gemeente. Het tijdperk van de gemeente ligt eigenlijk tussen het eindigen van jaarweek 69 en het begin van jaarweek 70. In deze periode staat Israël langs de zijlijn. De laatste tijd zien we echter, dat de Here de draad met Israël weer oppakt. De gemeente zal plaats moeten maken voor Gods handelen met Israël. God heeft Israël niet verworpen, zoals vele christenen jaren gedacht hebben, nee Hij zal ook met zijn volk Israël tot zijn doel komen. Wij leven in de tijd, waarin deze dingen staan te gebeuren. Op het moment dat Christus zijn gemeente tot zich zal halen en wij in een oogwenk weggevoerd zullen worden om door onze hemelse Bruidegom als Bruidsgemeente naar het Vaderhuis gebracht te worden, zal de klok voor Israël weer gaan lopen. Dan breekt de laatste jaarweek voor Israël aan, die zal eindigen met de zalving van de Here Jezus als de grote Vredevorst. Deze periode wordt ook wel de Grote Verdrukking genoemd en bestaat, zoals het boek Openbaring, maar ook zoals Daniël aangeeft uit 2x3,5 jaar. Het is een periode, die ook wel de tijd van benauwdheid voor Jacob genoemd wordt (Jeremia 30). De laatste jaarweek zal dus aanbreken op het moment, waarop de gemeente weggenomen wordt en de Here God de draad met zijn volk Israël weer op zal pakken”.

We lezen het volgende in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz.12: “Er zijn vele Schriftplaatsen, die de derde tempel voorspellen, waarvan we er enkele zullen noemen. Wij lezen in 2 Tessalonicenzen 2: “Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo, dat hij in de tempel Gods als een god zal zitten, zichzelf vertonende, dat hij God is”. (vs.3-4 SV) Het is duidelijker dat als deze profetie in vervulling moet gaan gedurende de grote verdrukking, er een Joodse tempel moet bestaan. De Here Jezus Zelf waarschuwt in Mattheüs 24, vers 15: “Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats, dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.” (SV) Om te begrijpen waar onze Heiland op doelt, moeten we het boek Daniël opslaan. In Daniël 9:27 vernemen wij, dat de vorst, die komen zal, een verbond zal sluiten met Israël voor de tijd van één jaarweek (dus zeven jaren); maar “ …in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen en wel tot de –voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Hieruit vernemen wij, dat de Joodse eredienst in de tempel verstoord zal worden en er iets anders voor in de plaats komt. Daniël 12 geeft hier meer licht op: “En van de tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen worden en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen.” (vers 12) De mens der zonde zal zich in de tempel zetten, en de Schrift spreekt dan over “de gruwel der verwoesting” en van het volk zal verwacht worden, dat het dit zal aanbidden. In het 13de hoofdstuk van Openbaring wordt het ons duidelijker, als wij lezen, dat de valse profeet een beeld zal maken voor het beest en de mensen zal dwingen dit te aanbidden op straffe des doods. Uit dit alles blijkt, dat er een tempel (of wellicht een deel daarvan) moet zijn, om deze dingen in vervulling te doen gaan.”

P.A. Slagter zegt in ‘Israël en de Bijbel’, februari 1994, blz.4 het volgende over de

zeventigste week:

Page 265: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 265

“Een vorst die komen zal Nadat dus de 69é jaarweek voorbijgegaan was, is de geschiedenis onderbroken (nu bijna 2.000 jaar) en zal straks worden voortgezet met de 70ste, oftewel de laatste jaarweek. Daniël 9:27 beschrijft verder de relatie tussen “een vorst... die komen zal” en het volk Israël: “En hij (dit is dus: een vorst in de eindtijd) zal het (beter: een) verbond voor (de) velen zwaar maken, een week lang”. De uitdrukking “zwaar maken” kan ook worden vertaald met “bekrachtigen” of “versterken” (zie bijv. de Statenvertaling). Het feit dat “Hij” (= die vorst) het zal doen, wijst op een figuur die veel macht c.q. invloed zal hebben op de gang van zaken in het Midden-Oosten. Israël zal hem veel vertrouwen schenken. Dit verbond zal door velen worden begroet en aanvaard. Niet door allemaal! Er zullen mensen zijn die zich er van distantiëren. In het verleden heeft Israël, onder aanvoering van de leiders, dikwijls vertrouwd op verbonden met anderen. Telkens opnieuw werd dat vertrouwen beschaamd! Gods Woord waarschuwt er ook uitdrukkelijk voor: “Het is beter tot de HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen” (Ps.118:9 SV; zie ook Ps.146:3; Jes.28:15 e.a.). Ook deze “prins”, de vorst van de eindtijd, zal het vertrouwen volledig beschamen en zich zelfs tegen hen keren!” (wij onderstrepen).

In een artikel op Internet, uit www.BijbelsArchief.nl (5 mei 2003) met als titel: ‘De gemeente van Christus’ lezen we het volgende: “Vanaf Genesis 11:10 tot Maleachi 4:6 houdt de Bijbel zich voornamelijk bezig met het volk Israël. Dit betreft dus bijna het hele Oude Testament. De Gemeente is in het Oude Testament een ‘verborgenheid’ ‘En in het licht te stellen [wat] de bediening van het geheimenis [inhoudt], dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden’. Efeze 3:9-10 De Gemeente wordt zelfs nooit genoemd, de heidenen worden genoemd als ze iets met Israël te maken hebben. Ook de vier Evangeliën spreken voornamelijk over Israël (Joden). Maar wél wordt daar de Gemeente als op handen zijnde gebeurtenis aangekondigd in verband met een wereldwijde prediking van het Evangelie aan Israël en de heidenen in Matthéüs 16:18 lezen we: ‘En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’. Matthéüs 16:18 ‘Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen’. Romeinen 15:8.”

In ‘De komst van de Heer is nabij’ van H. Bouter Jr. lezen we:”Wat de antichrist betreft, denk ik dat l Johannes 2:18v.v duidelijk maakt dat er vele voorlopers zijn geweest van de antichrist, die nog moet komen in de eindtijd en die pas kan komen nadat de weerhoudende machten (de Gemeente en de in haar wonende Geest) zijn weggenomen van de aarde (vergelijk 2 Thessalonicenzen 2:6-7). In die zin heb ik er geen moeite mee om - zoals vele christenen dat gedaan hebben in het verleden het pausdom te betitelen als een antichristelijke macht. Maar het is niet meer dan een “voorloper” van de antichrist, want Johannes zegt dat de antichrist de Vader en de Zoon loochent. Dat betekent dus dat hij de fundamentele belijdenis van het christendom zal opgeven, namelijk God als Vader geopenbaard in zijn Zoon Jezus Christus. Dat gaat verder dan de dwalingen van Rome. Het optreden van de mens der zonde in de eindtijd zal aanleiding geven tot de verschijning van onze Heer Jezus Christus in vlammend vuur van de hemel (2Thess. 1:7; 2:8; Openbaring 19:15,20)” (Uit het ‘Woord der Waarheid’, Winschoten, maart/april 1992).

In de derde visie (de historisch kritische) interpreteert men de “hij” als de vorst van vers 26. Maar wat we hebben opgemerkt bij 26 is ook hier toepasselijk.

Page 266: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 266

Wat wij op dat gebied zeggen

De dispensatieleer geeft weer dat de zeventigste week nog steeds toekomstig is. Volgens het getuigenis van Jezus zelf, in Mat.24:15, zegt men dan. Als de Heer citeert uit dit gedeelte van de passage van Daniël, dus Daniel 9:24-27, dan moeten we echt bezorgd zijn over zo een uitleg, want die ligt dan buiten de zeventig weken. Zelfs de dood van Jezus valt buiten de 70 weken, want Hij stierf tussen de door God ingepaste periode van de gemeente van Christus. Het beeld is: de periode van de zesennegentig weken loopt van Nehemia tot aan Palmzondag, God stopt zijn klok voor Israël, Jezus sterft vijf dagen later en dan zal ooit in de toekomst de zeventigste week starten. Dat leert de Schrift niet, het klinkt “science fiction.”

Er worden allerhande pogingen gedaan om toch maar een breuk te kunnen verklaren tussen

de 69ste en de 70ste jaarweek. De argumentatie is dan: er zijn meerdere Bijbelteksten aan te halen die erop wijzen dat er een breuk is tussen het sterven van de Heer aan het kruis als offer voor de mensen, en zijn latere Wederkomst als koning. Wij citeren hierbij niemand maar dit zijn de dienaangaande Bijbelteksten die aangehaald worden in dat verband; Psalm 22:3 / 110:1,2 / Jesaja 61:2 / Daniël 2:31-45 / Daniël 7:23-27 / Daniël 8:2,25 / Daniël 11:35,36 / Hosea 3:4,5 / Hosea 5:15 / Hosea 6:1,2 / 1 Petrus 3:10-12. We hebben alles opgezocht in dit verband, maar veronderstel dat er nog wat aan toegevoegd moet worden, doe het dan. We zijn echter niet onder de indruk van zo een lijst. De reden waarom we het niet zijn is deze: géén enkele van die teksten heeft in zijn tekst of context een TIJDSBEGRIP. Maar Daniël 9 heeft dat wel: 70 “shabua” of 490 letterlijke of symbolische jaren. Dat men dat in een onderbroken lijn moet interpreteren is duidelijk uit andere teksten waar een tijdsbegrip in verwerkt is. De zeventigjarige tijd die Israël zal doorbrengen in Babylonische gevangenschap kan men niet uitleggen als 65 jaar, daarop een breuk van 200 jaar (of wat anders) en dan de vijf resterende jaren erop volgend. Jeremia 29:10 SV77 is duidelijk: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.” Dat is onzin om er wat anders in te leggen dan 70 ononderbroken jaren. In Daniël 9:27 een breuk invoegen is de Schrift geweld aandoen.

Het heeft géén zin daartegen in te gaan met de opmerking dat er toch gesproken wordt van 7 jaarweken plus 62 jaarweken plus 1 jaarweek. Wat heb je eraan, aan zo een uitleg, wanneer men niet consequent is. Daar kan men toch niet in terugvinden dat er een breuk is tussen de 7 en de 62 jaarweken. Zoek er dan toch ook geen tussen en 62 en de laatste week.

Robert Anderson de schrijver van een standaardwerk over de bedelingen, ‘The Coming Prince’ gaf zijn boek een ondertitel. Het is deze: ‘The Marvelous Prophecy of Daniels Seventy Weeks concerning the Antichrist.’ In onze interpretatie is vers 27 een nadere uitleg bij vers 26 en is

er géén sprake van DE of Een ANTICHRIST in gans de profetie, niet rechtstreeks en niet als ondertoon in symbolische zin. Het vers 26 beschrijft de historische zaken en vers 27 geeft er de betekenis van weer. Dat kent men uit de Joodse manier van schrijven en parallellisme genoemd wordt van twee gelijklopende verzen. Dat parallellisme geven we hier weer in de Naardense vertaling (die te onleesbaaar is in vele teksten): VERS HET POSITIEVE HET NEGATIEVE 9:25 weet en begrijp: vanaf de uitgang van

een woord is het, om nog een keer Jeruzalem op te bouwen tot aan de zalving van een leidsman een zevental zevendaagsen;

in zestig en een dubbeltal zevendaagsen zal zij nog een keer worden herbouwd, met plein en gracht, in die benarde tijden;

Page 267: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 267

9:26 en ná die tweeënzestig zevendaagsen wordt een gezalfde weggemaaid zonder dat er iets tegen hem is;

de stad en het heiligdom worden verdorven door de manschap van een leidsman die komt, maar zijn einde vindt in de overstroming, en tot zo'n einde is er oorlog, vastbesloten is het: verwoesting!

9:27 één zevendaagse lang zal hij met velen een krachtig verbond hebben; op de helft van de zevendaagse zal hij ophouden met offerdier en broodgift;

op de vleugel van gruwelen is hij verwoestend bezig tot het voleindigd is, en wat vastbesloten is wordt uitgestort over een verwoester!

G. van den Brink, discipel van de bedelingenleer, schreef het artikel, ‘De eindtijd in Daniël

en de weeklacht van Jezus’ in het tijdschrift Soteria 16/4 (1999, blz.28-38). Het zijn aantekeningen bij Daniël 9:24-27 en de rede van Christus in Mattheüs 23 waar de Joodse leiders een koude douche krijgen van Christus waar ze moeilijk kunnen aan ontsnappen. Hij geeft (bij kopje 5) deze opmerking:

“We kunnen onze bespreking van de '70-perioden' profetie besluiten met de conclusie dat men er vanuit Daniël en het OT geen zicht op krijgen wie met de tweede gezalfde bedoeld wordt. De grote vraag is: is Jezus nu de tweede gezalfde of niet? En wie is de 'vorst die komen zal'? Nog belangrijker: is hij al gekomen of moet hij nog komen? We gaan naar het NT om te zien of we op deze vragen een antwoord krijgen. (…) We willen hiervoor Jezus' klacht over Jeruzalem in Matt. 23:37-39 (= Luc. 13:34-35) onder de loep nemen. Wat betreft de tekst is dit één van de plaatsen waar de verwoording van Mattheus en Lucas bijna gelijk is” (wij onderstrepen).

Zijn conclusies zijn dan, aan het slot, onder andere deze:

“3 Door de dood van de spreker, die hier een Messiaans zelfbewustzijn toont, zal het oordeel van God over volk en stad komen en breekt er een heilloze tijd aan voor Israël. 4. “erēmos” in vs.38 is mogelijk een toespeling op Daniël 9:26b-27, waar het wel drie keer voorkomt.”

Om bij punt drie te beginnen, neen, er breekt GEEN heilloze tijd aan voor Israël wanneer ze Christus verwerpen. De rest van de gelovigen onder de Israëlieten, die Jezus aannemen als verlosser, zijn opgenomen in wat de gemeente van Christus zal genoemd worden. Ze hebben hun heil gevonden in Jezus en daar zijn meerdere teksten bij aan te voeren (Rom.3:21-26). Het heil van Israël verbinden aan een letterlijke tempel is sinds Jezus een verkeerde conclusie. Lees wat Hij zegt tot de Samaritaanse in Johannes 4:21-24.

We gaan dat andere argument eens bekijken. Dit is wat er in Mattheus 23:37-39 staat: ”Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. 38 Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 39 Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!” In de Statenvertaling is er bij Mat.23:37 de verwijzing naar Mat.21:35,36, we citeren de SV77 er van. Daar staat: ” En de landlieden, zijn dienstknechten nemende, hebben de ene geslagen, en de andere gedood, en de derde gestenigd. Weer zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden hun evenzo.” In de Statenvertaling zijn er bij Mat.23:38 de volgende verwijzingen; Ps 69:26 / Jes.1:7 / Jer.7:34 / Micha 3:12 / Hand 1:20. Dit zijn ze uitgeschreven in de SV77. Ps.69:26: “Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.”

Page 268: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 268

Jes.1:7: “Uw land is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw bouwland verteren de vreemden in uw tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door de vreemden.” Jer.7:34: “En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van Jeruzalem doen ophouden de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid; want het land zal tot een verwoesting worden.” Micha 3:12: “Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg van dit huis tot hoogten van een woud.” Hand.1:20: “Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die daarin wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt.” We leren hieruit dat er van Godswege een aankondiging was van vernietiging. Van braakleggen van stad en cultuur indien Israël blijft doorgaan met Zijn God ontrouw te zijn. Israël, het volk en de steden waarin ze wonen zullen als een wildernis worden als men zich niet onder God wil plaatsen. Er komt een “erēmos” = (Strong's G2048) aan de orde, een wildernis, verwoesting, verlaten enz. in zowel Daniel 9 als Mat.23. Dat klopt! We geven dat grif toe aan G. van den Brink.

Maar G. van den Brink vergeet de achtergrond te vertellen: hoe was het vóór de vernietiging in het jaar 70 na Christus. Jezus, heeft de tempel verlaten toen hij stierf aan het kruis. Geen enkele van Zijn verschijningen ging door in de tempel of heeft wat te maken met die plaats. Het is duidelijk dat zowel de Vader, de Zoon als de Heilige Geest waren niet meer was nadien. Het huis Gods, de tempel Gods, het huis mijns Vaders de termen die Jezus gebruikt voor de tempel krijgen ineens een andere dimensie. Het is UW HUIS geworden in Matt. 23:37-39 = Luc. 13:34,35. Dat geeft aan dat het complex door God verlaten word. Nu is het Zijn tempel niet meer. Ook in Ezechiël verlaat God de tempel die zal vernietigd worden in vier stappen.

Bekijk eens de verzen:

Mat.12:4: “Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters?”

Mat.21:13: “en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol.”

Mat.23:38: “Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” Mat.26:61: “Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd:

Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. Mat.27:40: “en zeiden: Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red

Uzelf, indien Gij Gods Zoon zijt, en kom af van het kruis!” Joh.2:16: “En tot de duivenverkopers zeide Hij: Neemt dit alles hier vandaan, maakt

het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis.” Psalm 81:11,12: “Ik, de HERE, ben uw God, die u opvoerde uit het land Egypte; doe

uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem, Israël was onwillig tegen Mij.” Deze psalm van Asaf geeft weer waar het schoentje wringt: de tien stammen hebben het pleit verloren tegen God en de twee overblijvende stammen zijn nu aan de orde.

Ps.69:10, aangehaald in Johannes hoofdstuk twee, geeft de woorden weer van David, hier door discipelen van Jezus toegepast op hun Meester: ”want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder.”

G. van den Brink schreef als opmerking: “We kunnen onze bespreking van de '70-perioden'

profetie besluiten met de conclusie dat men er vanuit Daniël en het OT geen zicht op krijgen wie met de tweede gezalfde bedoeld wordt” (uit het citaat hierboven). Bekeken bij zijn andere

Page 269: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 269

argumenten, die geen echt bewijs zijn, moet de enige conclusie dan deze zijn, er komt géén tempel meer. Nadat deze van Herodes vernietigd is zal God in geen nieuwe aardse tempel meer gaan wonen. Er is dus géén vorst daarna die met Israël wat zal opzetten dat een tempel moet zijn. Wij moeten de zaken van Daniël 9:27 zonder omwegen naar de gezalfde verwijzen uit het vers 26, dat is Jezus van Nazareth.

Het is zondermeer duidelijk dat er géén breuk is tussen die weken. We geven hier de

redenen; de woordkeuze van de profetie laten die uitleg niet toe en bovendien komt men in strijd met duidelijke theologische uitspraken die men niet moet “profetisch” interpreteren. In vers 27 staat het offer van Christus centraal wanneer Hij sterft aan het kruis. Daarom kwam hij trouwens op deze aarde. Vooraf echer willen we dit punt nog eerst afmaken.

Men blijft het toch maar proberen, als de breuk tussen de 69st en 70st week er niet is dan

klopt het plaatje niet. Van het Internet citeren we zo een tabel, van:

http://www.bijbels-panorama.nl/S19_Profetieen_tijdslijn_van_de_profetie.html

Er staat bij deze uitleg en tekening van de breuk tussen de 69ste week en de 70ste week: “Gezien vanuit het Nieuwe Testament kunnen we opmaken dat God de klok aangaande de 70 jaarweken voor het volk Israël stil zette bij het eind van de 69e week. In het in het jaar 70 A.D. werd Jeruzalem verwoest en de Joodse inwoners gedood of in ballingschap weggevoerd.”

De enige basis voor het geloof in een toekomstige zevenjarige periode die de grote verdrukking genoemd is, leren we uit wat kan worden genoemd: de “uitstel-interpretatie.” Men zegt dat er een kloof staat, van een onnoemelijk aantal jaren, tussen de 69ste en 70ste weken van Daniël 9. Nochtans, bij het lezen van Daniël 9 zonder de invloed van de adviezen van andereen en Schriftuurlijke gymnastiek komt men niet vanzelf tot die conclusie. Men moet daar vooraf over gehoord hebben en ooit een dergelijke gedachte van een “kloof” geleerd hebben. Dat is omdat er niets in Daniël 9 die uitleg vooropstelt en het inbrengen van een kloof tussen deze laatste twee perioden van weken zie je niet in de tekst.

Page 270: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 270

In de dispensatie leert men dat: “In het verslag van de profetie, de vernietiging van de stad, volgens vers 26b, geplaatst is vóór de laatste week (v. 27a). Gezien dit gebeurde in 70 na Christus, moeten we aanhouden dat er een kloof is tussen die zaken.” Zo een argument gaat voorbij aan de eigenaardigheden van Hebreeuwse poëtische stijl en geeft blijk van onwetendheid over die taal. Want in de oosterse manier van denken moeten we geen westerse zin van chronologische opvolging invoegen. De westerse denkwijze kan niet worden opgedrongen in deze passage. De “paralele patronen” (twee volzinnen die aan elkaar verwant zijn) die oosterlingen gebuiken (en daar horen de Joden bij) laat toe dat een parallelgedachte als een repetitie en uitbreiding van het onderwerp gebruikt wordt. Soms zonder dat de werkelijke opeenvolging in de tijd daarbij genomen is. Het juiste begrip van de relatie tussen de verzen 26 en 27 wordt weergegeven als repetitie van gedachten. Woordonderzoek van Daniël 9:27a

Doug Krieger, een dispensationalist, geeft duidelijk aan waarin hij verschilt met anderen op

dit punt. We citeren uit hoofdstuk 25 van ‘ANTICHRIST, REFLECTIONS ON THE DESOLATOR’ www.the-tribulation-network.com (de tabel vertalen we niet, het is ook niet onze voorstelling van de zaken maar deze van vooral Adventkerken): “Het is het Antichristelijke-Beest die het verbond verbreekt, niet Jezus Christus! Gods verbond met Abraham en herhaaldelijk bevestigd volgens de Hebreeuwse Geschriften (en we spreken hier niet van de bilaterale-VOORWAARDELIJKE akkoorden onder het Mozaïsche verbond, maar we spreken van de Davidische, Palestijnse, Abrahamitische) als onvoorwaardelijk en onherroepelijk. Echter, degenen die beweren de genoemde periode van zeven jaar van de 70e week van Daniël al gebleken, bieden een grafiek die iets ziet er als volgt uit:

Het gehele tweede gedeelte van het boek Daniël moet volstaan de domheid aan te tonen van deze misleide zielen: die ofwel met opzet of per ongeluk het werk van de Antichrist aan Christus toeschrijven! In het beste geval zijn het de “mensen van de prins” - NIET “de prins die komt” die Jeruzalem en de Tempel verwoesten in 70 na Christus - en dit is geen kleine technische opmerking die ik hier vernoem. Want nadat de Messias is “afgesneden” en na de stad en tempel vernietigd zijn, net wat doet de Messias (hun “hij”) dan nu: hij maakt een verbond met Israël verbreekt het in het midden van de week. Ze zijn verward met behulp van hun eigen kronkels, het grote punt van de feiten is dat de Messias dan al gekruisigd is: afgesneden! Dus, hoe kan 'hij' nu een verbond maken met “de vele” voor een week - in zijn herrezen staat? In Zijn opgevaren staat? Genoeg van al deze onzin!”

Page 271: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 271

Twee opmerkingen voordat we verder gaan met het onderzoek van wie de “Hij” is uit vers 27. Doug Krieger, schrijver van het citaat hierboven, is een sprookjesverteller. Hij beschrijft wat de niet-dispensationalist zou zeggen over dit laatste vers van Daniël hoofdstuk negen. Maar wat hij ervan maakt is een gedrocht en dat leert niemand van ons. Wij leren dat Jezus sterft IN de zeventigste week terwijl hij, als dispensationalist, leert dat Jezus stierf tussen de negenenzestigste week en de zeventigste. Dus in een periode die buiten de 70 weken valt en hoe kan Hij dan de zaken vervullen die in vers 24 staan? Wij leren, als tweede opmerking, dat Jezus in de zeventigste week Zijn verbond met Israël OPNIEUW heeft bevestigd. Zoals het ook vroeger al gebeurd was zo is het op het Laatste avondmaal nog maar eens verkondigd. Of niet soms? Je weet toch, Doug Krieger, dat tijdens het avondmaal Jezus verwijst naar het Nieuwe Verbond waarover Jeremia 31:31-34 wat aankondigde. Wij leren dat als Hij sterft, de dag nadien Zijn bloed het offer is om dat verbond te VERNIEUWEN. U leert dat Satan een verbond met Israël vernieuwt maar vergeet erbij te citeren waar er ergens zou staan in de Schrift dat Satan al eens een verbond was aangegaan met dat volk. Het staat er niet, in het Oud Testament, en je weet het ook maar tracht wat wij leren belachelijk te maken met wat we niet onderwijzen. Vertel me ook eens waarom met het daaropvolgende Pinksteren niet zou aangeven zijn, dat het Nieuwe Verbond met Israël in voege zou gegaan zijn! Het is dus niet oprecht wat u zegt, Doug Krieger, HET is werkelijke onzin en is zondermeer te bewijzen, dat het om een sprookje gaat dat u de mensen wijs maakt.

John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Daniël bij dit vers 27 nadat hij enkele

manieren van het benaderen van de tekst heeft besproken: “Uiteindelijk is de vraag die elke uitlegger moet onder ogen zien: wat is de interpretatie die de meest natuurlijke en intelligente uiteenzetting van de tekst geeft. Als het niet nodig is dit als letterlijke profetie te beschouwen, en de tijdseenheden niet letterlijk zijn, is een verscheidenheid aan interpretatie onmiddellijk mogelijk geworden.” Walvoord wist waarschijnlijk wel dat geen enkele theoloog of Bijbelcommentator tot het jaar 1740 een andere uitleg gaf over de “HIJ” in het begin van vers 27, dan dat het over de Messias Jezus sprak. Als ik zijn conclusie doortrek, dan waren dat allen personen van een MINDERE intelligentie dan hijzelf en wat andere dispensationalisten leerden. Zijn redenering loopt ook mank zoals we zullen aantonen.

We hoeven in werkelijkheid niet te gissen wie de gezalfde is in vers 26a. Er is een nauw

verband tussen de Messias en het verbond waarnaar vers 27a verwijst. Zijn dood is aangegeven door het werkwoord “karath” (Strong n°3772). Dat is dat Hebreeuwse begrip dat we zondermeer tegenkomen wanneer het over het of een verbond gaat en er offers gebracht zijn die “versneden” worden = aan stukken gesneden = gedood. De verklaring over het verbond in vers 27 wijst zondermeer naar het verbond van vers 26. De engel, die de profetie brengt aan Daniël, wil hierdoor aangeven, dat het afsnijden van de gezalfde (uit vers 26) niet naar Zijn falen verwijst, maar naar wat Zijn missie is. Het gaat om de vervulling van wat moet geschieden om een NIEUW VERBOND te bekrachtigen = een NIEUW OFFER. In de dood van de Messias is de laatste bekrachtiging gegeven aan het Oude Verbond, nu is het ook totaal vervuld. In vers 27 krijgen we de profetische verzekering dat alles OK is. Men mag niet vergeten, of bewust ontwijken zoals de dispensationalisten doen, wat het werkwoord is dat hier gebruikt wordt. Het is “karath” dat gebruikt wordt in vers 26a en geeft aan: het offer voor het Nieuwe Verbond is gebracht. De dispensationalisten nemen hier soms eens een loopje met de originele tekst. Ze doen het in hun verklaringen van dat vers en ook in hun Bijbelvertalingen. Bijvoorbeeld, ‘The Living Bible’ geeft het begin van vers 27 aan, als “make” (maken) terwijl bijna iedereen zegt zoals het moet “confirm” (bevestigen, sterken, bekrachtigen). ‘The Living Bible’ wijzigt hierdoor gewoon de betekenis van het vers. Men doet alsof er iets nieuw tot stand komt, namelijk een verbond Israël/antichrist. Dat kan niet vanuit de woordkeuze van de engel Gabriël bewezen worden. Er is

Page 272: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 272

namelijk een enorm verschil tussen, wat het één zegt en het ander zegt; het gaat in dat vers om VERSTERKEN van wat al bestaat, NIET OM IETS NIEUWS MAKEN. God zal Zijn verbond beschermende maatregelen opleggen. Wie met God wandelt, hoeft niets te vrezen. Het Hebreeuws werkwoord hier gebruikt in vers 27 is “gabar” (Strong n° 1396) = sterken, sterkte geven, bevestigen, consolideren of verstevigen in zijn positieve betekenis. Maar in een negatieve zin ook: zwaar te dragen of te verduren. Het is bijvoorbeeld vertaald als: SV: “En Hij zal velen het verbond versterken één week.” NBG: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang.” WB95: “Met velen zal hij een sterk verbond aangaan gedurende één week.” Groot Nieuws Bijbel (herziene editie 1996): “Een week lang zal hij de tempeldienst voor velen van het volk bezwaarlijk maken.” Luther vertaling Nederlands: “En hij zal velen het verbond versterken eene week lang.” Leidsche vertaling: “Hij zal een week lang met velen een innig verbond sluiten.” Engelse vertalingen van Dan.9:27: King James Version, 1611: “And he shall confirm the covenant with many for one week.” New King James Version, 1982: “Then he shall confirm a covenant with many for one week.” New Living Translation 1996 Tyndale Charitable Trust: “He will make a treaty with the people for a period of one set of seven.” New International Version, 1984: “He will confirm a covenant with many for one ‘seven’.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “And he shall make a strong covenant with many for one week.” New American Standard Bible, Lockman Foundation: “And he will make a firm covenant with the many for one week.” Revised Standard Version, 1952: “And he shall make a strong covenant with many for one week.” American Standard Version, 1901: “And he shall make a firm covenant with many for one week.” Robert Young Literal Translation, 1898: “And he hath strengthened a covenant with many -- one week.” J.N.Darby Translation 1890: “And he shall confirm a covenant with the many [for] one week.” Noah Webster Version 1833: “And he shall confirm the covenant with many for one week.” Hebrew Names Version 2000: “He shall make a firm covenant with many for one week.” Hieronymus Latijnse Vulgate 405 A.D: “Confirmabit autem pactum multis hebdomada una.” Dit is hoe dat woord “gabar” (Strong n°1396), in de King James Translation gebruikt is. Totaal: 25 maal vertaald als: — prevail 14, strengthen 3, great 2, confirm 1, exceeded 1, mighty 1, put 1, stronger 1, valiant 1. Het gaat niet om het opstarten van een nieuw verbond. Strong

number

1396

gabar Confirm = Dan.9:27

Exceeded = Job 36:9

Great = Ps.102:11 / Ps.117:2

Mighty = Job 21:7

Prevail = Gen. 7:20 / 1 Sam.2:9 / Ps.12:4 / Ps.65:3 / Jes.42:13

Page 273: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 273

Prevailed = Gen.7:18 / Gen.7:19 / Gen.7:24 / Gen.49:26 / Ex.17:11 / Ex.17:11 / 2 Sam.11:23 / 1 Kron.5:2 / Klaagl.1:16

Put = Pred.10:10

Strengthen = Zach.10:6 / Zach.10:12

Strengtheneth = Job 15:25

Stronger = 2 Sam.1:23

Valiant = Jer.9:3 Er zit in het Hebreeuwse begrip “higbir” zoveel van het verbond dat God heeft met Israël

dat er uitgesloten door wordt dat een toekomstige antichrist, daar niets kan aan wijzigen. Volgens dispensationalisten gaat dat verbond Israël en de antichrist in voege aan het begin van de nog toekomstige zeventigste jaarweek. En in het midden van die week zal hij zijn contract verbreken en de offers doen ophouden in de toekomstige tempel. Zelfs indien dat werkwoord “higbir” alleen zou verwijzen naar de zeventigste week, ook dan is een verbond met de antichrist uitgesloten. Behalve “karath” heeft het Hebreeuws nog enkele andere werkwoorden die te maken hebben met het aangaan of bevestigen van een verbond. Dit zijn de belangrijkste: Heqim = “bevestigen” of “confirmeren” Nathan = “geven” Sim = “plaatsen” Tsiwwah = “bevelen” `abhar = “voorbijgaan” gevolgd door “be”, “tot” Bo = “binnen gaan”

Er is wat te zeggen over het werkwoord “gabar” uit vers 27 en wat daaraan gelijkenis heeft, het Hebreeuwse “heqim”, meestal in het Engels vertaalt als “cause to stand” (bevestigen). Dit werkwoord was al gebruikt door Daniel in zijn gebed dat vooraf ging aan de profetie die de engel Gabriël hem gaf. In Daniël 9:11,12SV77 lezen we “Maar geheel Israël heeft Uw wet overtreden, door af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, de knecht Gods, omdat wij tegen Hem gezondigd hebben. En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, dat niet geschied is onder de ganse hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is.” Gods woorden tot Israël waren van dien aard, dat er strenge straffen bij waren als er overtredingen aan te pas kwamen. Het was “vloek” en “eed” die er aan verbonden waren. En “heqim” was ook gebruikt in de profetie van de zeventig jaar ballingschap. In Jeremia 29:10 lezen we: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.” God straft niet alleen maar is ook een God met een grote barmhartigheid. Dat zal Hij niet alleen doen in de nabije toekomst maar ook nog voor later. Voor wat nu komt is het werkwoord “heqim” gebruikt maar voor de toekomst mag zeker een sterker begrip dat onderlijnen ”higbir” = “make strong, cause to prevail” = sterk maken, doen overheersen.

In twee psalmgedeelten is “gabar” gebruikt in verband met Gods verbond met Israël. In Psalm 103:11, staat er een contrast met hoe goed God is en wat het verbond inhoudelijk voorstelt. In Psalm 117:2, is het onderwerp dan de “trouw” van God en waar Gods trouw is heeft Hij een

Page 274: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 274

verbond aangegaan. Israël mag op God rekenen, Hij zal vervullen wat Hij beloofde, indien ze in Zijn woord blijven. Zo ook is het in Daniël: Gods belofte in de profetie houdt in: “en om eeuwige gerechtigheid te brengen” (NBG 51) of “en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen” (SV 77). Het verbond OF eventueel de HERBEVESTIGING VAN DAT VERBOND heeft inhoudelijk wat te maken met Daniël 9:27.

Psalm 103:10,11: “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo MACHTIG (Heb. “gabar”) is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen.”

Psalm 117:2: “want zijn goedertierenheid is MACHTIG (Heb. “gabar”) over ons, en des HEREN trouw is tot in eeuwigheid. Halleluja.”

De handeling van het bekrachtigen van het verbond (weergegeven door dat woord “gabar”)

is het werk van een “machtig” iemand. En YaHWeH is dat zondermeer. God is in de Schrift ook een machtige held = Hebreeuws “gibbor.” Die term komen we regelmatig tegen waar er verbondsafspraken gemaakt worden. God is bij machte = held genoeg om Zijn volk te beschermen van alle vijanden.

Deut.7:9,21SV77: “Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die God is, die getrouwe God, Die het verbond en de weldadigheid houdt aan hen, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten. (…) Ontzet u niet voor hun aangezicht; want de HEERE, uw God, is in het midden van u, een groot en vreselijk God.”

Deut.10:17SV77: “Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt.”

Dat is ook zo waar er verbondsbeloften hernieuwd worden, na belijdenis van de zonden.

Dan.9:4SV77: “Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.”

Neh.1:5SV77: “En ik zeide: Och, HEERE, God des hemels, Gij, grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt hun, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden.”

Neh.9:32SV77: “Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige, en Gij vreselijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt; laat voor Uw aangezicht niet gering zijn al de moeite, die ons getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesters, en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen van de koningen van Assur af tot op deze dag.”

Jer.32:18 SV77: “Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in de schoot van hun kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heerscharen!” Het is niet zo dat God dit verschrikkelijke lot zou afgeschaft hebben en de Joden

zondermeer met Zijn vaderhart vergiffenis schenkt. Laat één parabel dat illustreren. Mat.22:1-13 zegt ons dit: “En Jezus, antwoordende, sprak tot hen weer door gelijkenissen, zeggende: Het koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had; En zond zijn dienstknechten uit, om de genodigden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. Weer zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt de genodigden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. Maar zij, zulks niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap. En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden hun

Page 275: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 275

smaadheid aan, en doodden hen. Toen nu de koning dat hoorde, werd hij toornig, en zijn legers zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand gestoken. Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genodigden waren het niet waardig. Daarom gaat op de uitgangen der wegen, en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. En die dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met aanzittende gasten. En toen de koning ingegaan was, om de aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed; En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aanhebbende? En hij verstomde. Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.” Met God valt niet te spotten, ook niet als je een liefderijk verbond met Hem bent aangegaan!

Zien we dat verband in tussen de “gabar” en een machtige held = Hebreeuws “gibbor” dan moeten we denken aan Jezus die de Machtige is in profetische zin. Jesaja 9:5,6SV77: “Want een Kind IS ons geboren, een Zoon IS ons gegeven, en de heerschappij IS op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, STERKE GOD, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Aan de grootheid van deze heerschappij en van de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver van de HEERE der heerscharen zal zulks doen.” Ook dan gaat het om het verbond met een ingekrompen Israël, het gaat uiteindelijk om het OVERBLIJFSEL. Over wie nog in het geloof van de vaderen is. Want in Jesaja 10:21,22 SV77 lezen we: “En het zal geschieden te dien dage, dat het overblijfsel van Israël, en de ontkomenen van het huis Jakobs niet meer steunen zullen op hem, die ze geslagen heeft; maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige Israëls, in oprechtheid. Het overblijfsel zal weerkeren, het overblijfsel van Jakob, tot de sterke God! Want ofschoon uw volk, o Israël! is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan weerkeren; de verdelging is vast besloten, overvloeiende met gerechtigheid.”

Om te illustreren hoeveel verbonds-vernieuwingen er niet waren in Israël, hier een lijstje:

Vernieuwing door Jozua. Na de verovering van het land is er een vernieuwing van het verbond te Shechem (Joz.8:30-35 / 24:14-16 / Deut.7:1-8).

Vernieuwing door Samuël. In 1 Samuël 12 is het woord verbond niet gebruikt maar alles wat er gebeurd lijkt op een bevestigen van het vroegere verbond van God met Israël. De geschiedenis van Israël herhaalde zich (12:8-13). De profeet roept het volk op God te gehoorzamen (12:14, 20-21) en merkt op dat er consequenties zijn bij eventuele overtreding (12:15, 25). Waarop het volk toezegt, te doen wat God vraagt (12:22).

Vernieuwing onder Elia. 1 Koningen 18 vertelt het verhaal van Elia met de profeten van de Baäl en Ashera op de berg Carmel. Elia is er het beeld van Mozes. Het altaar bestaat uit 12 stenen, de voorstelling van de 12 stammen (18:31). Veel van wat beschreven staat op de berg Sinaï (Exodus 24:4) en wat Jozua bij de verovering van Kanaän gedaan heeft (Jozua 4:8-9,20). Elia beklaagt zich over de zonden van het volk en roept ze op trouw te zijn aan het verbond (1 Kon.19:10). Wie de wet zal verbreken zal door Gods zwaard gestraft worden, een term uit het verbond (Lev.26:25) en de zwaarden van Hazaël en Jehu (1 Kon.19:17). Wanneer men trouw is aan het verbond is men ook zeker van de goddelijke aanwezigheid en het wonen in het land (1 Kon.19:18 / Rom.11:2-5).

Vernieuwing door Jehoïda & Joash. 2 Kon.11:17-18 beschrijft tweemaal een verbondsvernieuwing. Het volk en de koning zweren trouw aan God en het volk

Page 276: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 276

bevestigd zijn trouw aan David en zijn opvolgers Athaliah (11:1-3). Daaropvolgende is er een grote kuis in de tempel. Alles wat aan Baäl-aanbidding doet denken wordt weggedaan en Mattan, de priester van Baäl verwijdert.

Vernieuwing door Hezekia. De reformatie onder deze koning is zeer goed beschreven in 1 Kronieken 29-30. Er is een herstel van de tempel die al vervallen lijkt en een vernieuwing van de beloften van priesters en levieten. Hij laat de bronzen slang vernietigen want ze was als een afgodspaal voor velen geworden (Num.21:9 / 2 Kon.18:4). Wanneer de tempeldienst hersteld is worden alle Israëlieten uitgenodigd naar Jeruzalem te komen om er Pesach te vieren (Deut.16:1-8), zelfs dezen van het tienstammenrijk zijn uitgenodigd (1 Kron.30:1-12). Het volk reinigt zich van alle soorten plaatselijke afgoderij (31:1). Door deze handeling van Hezekiah is hij zegevierend ten oorlog getrokken tegen zijn vijanden (1 Kon.18:7,8).

Vernieuwing door Josia. Josia was slechts acht toen hij koning werd en begon God te zoeken (2 Kron.34:3). Toen hij twaalf was reinigde hij Jeruzalem, Juda, Manasse, Ephraïm en Simeon van de altaren van afgoden (34:4-7). Op zijn achttiende werd het boek van de wet opnieuw gevonden in de tempel (2 Kon.22:3-10 / 2 Kron.34:14-18). Vanaf die tijd gaat hij op zoek naar andere afgodische praktijken in het ganse land (2 Kon.23:1-25) en laat het Pesach vieren (2 Kron.35:1-19). Dit was volgens de historicus die Kronieken schreef het grootste Paasfeest ooit gehouden sinds de dagen van Samuël (2 Kron.35:18).

Vernieuwing onder Ezra & Nehemia. Het lange gebed van verootmoediging door de Levieten (Neh.9:5-37) doet denken aan Gods genadeverbond met de kinderen van Abraham. In het gebed is duidelijk onderstreept dat het volk alle voorgaande dingen heeft ondergaan omdat ze ontrouw waren aan Gods verbond. Het volk gaat hierop in en zal zich in de toekomst houden aan Gods wetten die Mozes heeft ontvangen (9:38; 10:28-29). Men zal de vreemde vrouwen uitbannen (10:30 / Exod.34:16) en de Sabbat en de Sabbatsjaren naar de wet onderhouden (Neh.10:31 / Exod.23:10-12 / Lev.25:1-7). Men zal zowel de tempel als de levieten in ere houden en volgens de wet er naar leven (Neh.10:32-39).

Deze conclusie is de énige die met dat alles rekening heeft gehouden; Israël heeft NOOIT een verbond gehad met de (of een) antichrist. Zo een onbestaand verbond is dus niet onderhevig aan een VERNIEUWING. Gezien er van een VERNIEUWING sprake is in vers 27 moet dit wijzen op Gods handelen in Zijn Zoon in de dagen van diens prediking.

Het heeft ook geen zin zich te verschuilen achter de gedachte dat er nog andere profetie is

waarin tijdselementen afgebroken worden. Ook dat is niet waar. In dat verband geeft men graag het volgende citaat ter ondersteuning. Louis Berkhof professor aan het Calvin Theological beschreef hoe we profetie dienen te bekijken: “Het begrip tijd is iets dat mag verwaarloosd worden bij de profeten. (The element of time is a rather negligible quantity in the prophets.) De profeten duwen alle grote gebeurtenissen van de toekomst in één tijdelijke beweging, dicht bij elkaar in één momentopname. Je ziet het allemaal in één oogopslag. Dat noemt men ‘profetisch perspectief’ of zoals Delitzsch het beschreef ‘het inkrimpen van de profetische horizon.’ Men bezag de toekomst als reiziger die een gebergte bekijkt van op grote afstand. Hij ziet de ene bergtop neven de andere terwijl in werkelijkheid tussen elke bergtop in grote afstanden zijn. Zo is het ook in profetie met betrekking tot de Dag van de Heer en de tweevoudige komst van Christus” in Louis Berkhof, ‘Principles of Biblical Interpretation’, Baker, 1950, blz.150. Maar vanuit zo een opmerking de lijn doortrekken dat er een toekomstige antichrist is die met Israël een verbond

Page 277: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 277

aangaat is op zijn minst twee bruggen te ver. Het boek Openbaring spreekt NIET van een verbond van Israël/antichrist. Integendeel zelfs, Satan en zijn trawanten hebben het daar aan de stok met al wie het teken heeft van Christus, aan de hand en het voorhoofd! Het is de strijd tussen twee soorten getekenden, deze van de satan en deze van het Lam.

John Walvoord, de dispensationalist, zegt dit in zijn commentaar op Daniël: “De precieze

voorspelling van vers 27 geeft aan dat de persoon die op het oog is een verbond sluit met vele, letterlijk, “met de vele,” (zie de vele, letterlijk, “de velen,” in Dan 11:39; 12:2). Dit is een duidelijke verwijzing naar de ongelovige Joden, die in alliantie treden met de prins die zal komen. Dat ze Joden zijn wordt aangegeven door uw volk in vers 24. Als de voorgaande chronologie als letterlijke jaren worden verstaan, moet dit ook een periode van letterlijk zeven jaar zijn. In één woord, de profetie leert dat er een toekomstig pact of verbond tussen een politiek heerser - aangewezen als de vorst die komen zal in vers 26 - met de vertegenwoordigers van het Joodse volk zal zijn. Een dergelijke alliantie zal natuurlijk een onheilige relatie zijn en uiteindelijk ten koste van het volk van Israël uitdraaien, hoe veelbelovend de oprichting er van kan gezien worden.”

Er zijn ook enkele dispensationalisten die het eerste deel van vers 27 gewoon laten slaan op Christus en ná zijn dood een breuk maken voor de toekomst. Ook dat kan onze goedkeuring niet wegdragen. Dit is zo een variante op vers 27 van Messiasbelijdende Joden in de USA, waar Christus sterft in het midden van de zeventigste week. Daar ligt ook de onderbreking.“Zodat ik dit voorstel; er is géén zevenjarige verdrukking of een zevenjarige periode van de Antichrist. Dat is alles het resultaat van een onnauwkeurige interpretatie van Daniël 9:27 en heeft geen andere schriftuurlijke ondersteuning. De laatste 31/2 jaar uit de 70ste week is nog te vervullen in de toekomst.” Zie het artikel: Daniel 9:25-27 and Messiah the Prince, http://shalach.org/index.htm Volgens V. Condarcuri, ‘Daniels prophecy 9:24-27 Opinions’, is de “Hij” van vers 27 = Christus die op het einde van die week sterft en in 2016 zal waarschijnlijk het tweede deel van die laatste week aanvangen. http://www.geocities.com/daniel999_ca/index.html#My%20Interpretation

De eerste woorden van vers 27 uit Daniël hoofdstuk 9 zeggen: “En hij zal het verbond

voor velen zwaar maken, een week lang.” Dat dit betrekking heeft op de laatste week spreekt voor zichzelf. Het is ná 7+62 = 69 weken dat de Messias kwam en het is deze die het verbond zwaar maakt voor velen. Welk verbond kan hier wel bedoeld zijn? Er zijn hierover drie uitleggingen mogelijk: het verbond met Abraham, het nieuwe verbond met de gemeente en als derde uitleg een verbond dat in de toekomst met de Joden nog zal gesloten worden. Deze laatste uitleg is deze van de Broeders en een groot deel “evangelischen.” In elk geval is deze uitleg verkeerd en wel om de reden dat volgens die verklaring de 70ste jaarweek gescheiden wordt van de andere 69 weken. Het is waar dat sommige profetieën uit de Hebreeuwse geschriften soms gedachten bevatten die zowel bij de eerste komst als bij de tweede komst vervuld zullen worden. Zo een tekst die hierbij meestal gebruikt wordt is Jes.61 en de manier waarop Jezus ermee omgaat. Men zegt dan: aangezien Jezus niet spreekt over de dag des Heren in Luc.4:16-21 moeten we een breuk aannemen van 2.000 of meer jaren. Maar daar gaat het niet om een tijdsprofetie. En Jesaja 61 aldus uitleggen is verkeerd. (Zie verder voor nadere uitleg in hoofdstuk 10.)

We citeren Biederwolf in dit verband (Daniël blz.224):

“Diegenen die dit vers verwijzen naar de Christus, de Messias, houden staande dat er een verwijzing is naar Zijn perfect zoenoffer aan het kruis, waarbij Hij voor altijd een einde stelt aan de Levitische offers (Fausset, Auberlen, Storr, Havernick, Hengstenberg). Deze gezaghebbende schrijvers houden daarom staande dat de helft van Daniël’s zeventigste week is voorbijgegaan tijdens de drie en een half jaar van het predikingwerk van de Heer. Maar de duidelijke en aparte verdeling van de verzen 26 en 27 gaat hiertegen in en wijst erop dat de ganse week nog ontbreekt en in de toekomst ligt.” Dit argument ligt aan de basis van de leer van wie de 70ste week in de

Page 278: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 278

toekomst ziet, maar klopt niet met de werkelijke betekenis van deze verzen. Uit de tekst zelf blijkt niet dat er enige onderbreking mag gemaakt worden in de jaarweken. Dat is niet te bewijzen en daarom moet men het ergens anders zoeken, in moeilijke interpretaties van het sterk symbolische boek Openbaring en de speciale visie op de mens der wetteloosheid in 2 Thes.2. Hierover later meer. In elk geval moeten we vanuit de Masoretische tekst van de Schrift, of de eerste Griekse vertaling ervan, de Septuaginta, aannemen dat een breuk zonder gegronde redenen. Want een scheiding maken in de profetie van Daniël is verkeerd omwille van grammaticale gronden. In vers 24 staat er namelijk dat “70 jaarweken afgesneden worden.” Er staat niet 69 + 1 week maar 70 jaarweken als één geheel. Het woord in dat vers is slechts eenmaal gebruikt in de Schrift. Door het latere gebruik ervan moeten we aannemen wat uit de Talmud blijkt; “nechtakh” = “chathak” = afsnijden. En zo ook zeggen de Engelse en Amerikaanse Revised. De Griekse Septuaginta vertaalt het als: “krinoo = gerechterlijk bepalen.” De Griekse vertaling van Theodotion zegt: “suntemnoo = afkorten.” De Vulgata zegt: “abbreviare = afkorten.”

Biederwolf geeft te kennen (blz.219) dat men de 7de week niet mag scheiden van de 62ste week. Maar ook de 69ste en 70ste week scheiden is fout. In Scofield (blz.914) lezen we over vers 26: “Verse 26 is obviously an intermediate period = Het vers 26 beschrijft overduidelijk een tussenperiode.” Waarschijnlijk wil de schrijver hierdoor van te voren aangeven, dat vers 27 een interim of tussenperiode is. En dat is een argument achter de hand houden om een breuk te kunnen rechtvaardigen tussen de 69ste en 70ste week. Maar om dat waar te maken moet men op een vreemde wijze omspringen met de beschrijving dat er 70 weken in één stuk zijn afgesneden uit de wereldtijd met een speciale betrekking tot het Joodse volk. Want het gaat niet om één groot stuk bestaande uit honderden jaren en later nog een restje achteraan toegevoegd.

We hebben nog een opmerking in dat verband van Gerald Sigal, de Jood, die ook kritisch

reageert op een andere groep. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ Hij maakt ook bezwaren tegen de manier van vertalen zoals men gedaan heeft in de Nieuwe Wereldvertaling van Jehovah’s Getuigen. Aangezien hij een boek van hen citeert maar dat slechts gedeeltelijk doet, neem ik de betrokken paragraaf in zijn geheel over uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2 uit het artikel zeventig jaarweken.“Enkele Nederlandse vertalingen wijken hier van de masoretische punctuatie af. Ze plaatsen hetzij een komma na de uitdrukking “zeven weken” of geven door de bewoordingen aan dat de 62 weken op de 7 weken volgen als onderdeel van de 70 weken, en dat de 62 weken dus niet van toepassing zijn op de periode waarin Jeruzalem werd herbouwd. (Vgl. Da 9:25 in Lu; NW; SV.) Een redactionele opmerking van James Strong in Langes Commentary on the Holy Scriptures (Da 9:25, vtn., blz. 198) luidt: “De enige rechtvaardiging voor deze vertaling, die de twee tijdsperiodes — de zeven weken en de tweeënzestig weken — van elkaar scheidt en de eerste periode bestempelt als de terminus ad quem van de Gezalfde Vorst en de tweede als de tijd van de herbouw, ligt in de masoretische interpunctie, die er een Athnac [versdeler] tussen plaatst. . . . en bij de weergave in kwestie gaat het om een rammelende constructie van het tweede zinsdeel, dat geen voorzetsel heeft. Het is daarom beter, en eenvoudiger, om vast te houden aan de Authorized Version, die alle oudere vertalingen volgt.” — Vertaald en geredigeerd door P. Schaff, 1976.”

Dit is het antwoord van Sigal: “James Strong is verkeerd door te stellen dat “de vertaling

in kwestie een harde constructie van het tweede lid weergeeft, want het staat zonder voorzetsel.” De Masoretische tekst is prima en correct Bijbels Hebreeuws. Er is geen vergelijking met het Engels van waarde noodzakelijk, omdat elke taal zijn eigen grammaticale en syntactische regels heeft. In feite, terwijl in het Engels het voorzetsel “voor” wordt vaak gebruikt met de tijdsduur, in het Bijbelse Hebreeuws is het grammaticaal onjuist het zo weer te geven (bijvoorbeeld; 5:6 Genesis, 9, 12, enz. a.fr.). De King James Version volgt meestal de letterlijke Hebreeuwse en geeft

Page 279: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 279

niet het voorzetsel “voor” niet weer. Echter, de Nieuwe Wereld vertaling van de Heilige Schrift, de vertaling van de Jehovah’s Getuigen van de Bijbel, heeft “voor” toe gevoegd om te voldoen aan het gewone Engelse gebruik.” Dit is een zwak argument, want als de grammatica van twee talen verschillen zal er een tekst ontstaan die aan die taal voldoet. De voorbeelden die Sigal aanhaalt bewijzen niet zoveel, neem er eens enkele andere vertalingen bij en u merkt wel dat het argument van James Strong hout snijdt.

Natuurlijk geeft dat gedeelte van vers 26b en 27 de periode achteraan de 70 jaarweken. Maar het gaat dan om de beschrijving van de consequenties die verbonden zijn aan de verwerping van de Messias. Trouwens, Scofield bewijst niets met de opmerking in zijn voordeel. Het vers 26b is voor hem tussenperiode en 27 wijst naar de 70st week, waartussen nog eens honderden jaren braak gebied liggen voor het Joodse volk. Voor ons is zowel 26b als 27 de beschrijving van dezelfde evenementen - van de val en vernietiging van Jeruzalem - beide na de 70ste week en relatief kort nadat de weken zijn voorbijgegaan. Want een dergelijke uitleg (van Scofield of Biederwolf) gaat uit van iets dat onmogelijk lijkt in Bijbelse profetie. Iets waaraan “tijden” gekoppeld zijn, die niet in vervulling gaan zoals het er staat. Men heeft van tevoren gezegd dat in de leer van de bedelingen er nog een antichrist komt die vers 27 moet vervullen. Wist God niet van tevoren dat Israël Zijn Messias zou verwerpen? Een profetie van 69 weken zou dan veel logischer zijn, want dan zou alles kloppen zonder tijdssprongen te maken? Alleen nu niet, omdat Israël niet wil meegaan met de Messias Jezus die méér dan bewezen heeft de Godsgezant te zijn! Maar, nogmaals, wist God dit niet? Krijgt u geen onaangenaam gevoel, alleen maar bij de gedachte dat zoiets zou kunnen waar zijn!

Gerald Sigal is een Jood die een kritisch artikel schreef over de wijze waarop christenen dat gedeelte uitleggen. We citeren van: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “Na die negenenzestig opeenvolgende weken, worden de meeste christelijke missionarissen en apologeten gedwongen om de zeventigste week apart van de rest van die periode te zien. Deze laatste week verbannen ze naar een toekomstige tijd. Maar er is geen overeenstemming tussen de christelijke evangelisten en exegeten over de wijze waarop deze laatste week uitlgelegd moet worden en ook nog een directe voortzetting van de voorgaande negenenzestig weken is. In feite heeft men het negende hoofdstuk van Daniël in een ‘profetie van negenenzestig weken’ veranderd.” Dat is een terechte opmerking, hoewel we de uitlegging van deze man over Daniël 9 niet aannemen. Er is nog een andere reden waarom alle 70 jaarweken elkaar dienen op te volgen en er geen breuk mag zijn tussen elk onderdeel ervan onderling. Dus niet tussen de 7 en 62 weken. Ook niet tussen de 62 en de resterende week. De structuur van de tekst zou dit bewijzen. Volgens één deskundige is die als volgt: A 1 (vers 25a) B 1 (vers 25b) A 2 (vers 26a) B 2 (vers 26b) A 3 (vers 27a) B 3 (vers 27b) De eerste reeks is deze: A 1 Opbouw B 1 Opbouw mãsiah nãgid A 2 Afbouw B 2 Afbouw

Page 280: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 280

‘am nãgid En de tweede: A 2 Afbouw B 2 Afbouw mãsiah nãgid A 3 Afbouw B 3 Afbouw ‘am nãgid We verwijzen de lezer naar een indringend artikel van de Franse adventist J. Doukhan dat verscheen in ‘Andrews University Seminary Studies’, Vol.17, Spring 1979, n°1.

De 70 jaarweken zijn dus door God als één geheel van de tijd afgekort of afgemeten. Ze zijn gerechtelijk door Hem bepaald als één specifiek deel uit de geschiedenis van het Joodse volk. De 70ste week verklaren als een apart en nog toekomstig deel der Joodse geschiedenis is daarom verkeerd en strijdig met de tekstverbanden. Men kan zich niet wegsteken achter het argument dat vers 27a naar het slot van 26 verwijst. Doen we dat, dan komen we met een argumentatie die nietszeggend is; want het is niet “de vorst” waarnaar zou kunnen verwezen worden, maar naar “HET VOLK VAN DE VORST.” Er is niemand onder de volgelingen van de bedelingenleer die dat aanneemt, maar dat is toch, na zinsontleding, het onderwerp in vers 26b = het volk, niet de vorst.

Men mag in “het verbond” waarover sprake is niet het wetsverbond zien, want dit is opgehouden te bestaan als wettelijke regeling voor het Joodse volk. Jezus heeft dat verbond “volbracht” en het daardoor als contract tussen God en Israël tenietgedaan. Dat blijkt duidelijk uit o.a. Gal.3:13,14 / Col.2:14. De gedachte dat God ooit nog in de 70ste week een apart verbond aangaat met dat volk, zou inhouden dat het Mozaïsche verbond opnieuw geldig zou verklaard worden. Wat niet kan zonder het offer van Jezus belachelijk te maken! Maar geen nood. De Schrift spreekt zichzelf niet tegen. Het vleselijke Israël als huis is door Jezus (en God) verlaten (Mat.23:38). En de gedachte dat Satan (of de antichrist) met Israël in die 70ste week een verbond aangaat is een vreemde gedachte invoegen in een verhaal van herstel tussen God en Israël. Want de profetie is het antwoord van God aan Daniël dat er een tijd van herstel komt na de periode van 70 jaar gevangenschap in Babylon.

Het “verbond” waarover sprake is in Dan.9:27 kan wel een verwijzing zijn naar het verbond met Abraham. Het was aan Abraham voorzegd, dat zijn zaad over de volkeren zou heersen, en uit hem koningen zouden voortkomen. Dit alles heeft volgens Paulus aan de Galaten uiteindelijk vervulling in Christus en zijn gemeente. Zij zijn het zaad en tevens de koningen die heersen (Gal.3:6-9,26-29 / Opb.2:26-28 / 20:4,6). Dit zaad bestaat uit mensen die geroepen zijn uit Joden en Heidenen. Het is uitzonderlijk in die laatste der 70 jaarweken dat Christus en zijn discipelen predikten tot de Joden alleen. Het is slechts vanaf Cornelius (Handelingen hoofdstuk 10) dat het goede nieuws ook tot de heidenen werd gepredikt. Dit moet dan ongeveer 3 ½ jaren ná de dood van Christus geweest zijn. Die 3 ½ jaren kunnen gerust symbolische jaren zijn en iets voorstellen als 2 ½ of 5 jaren. De velen, in het Hebreeuws “larabbîm” (met lidwoord), met wie Christus het verbond zwaar maakt is niet voor zijn volgelingen maar voor dezen die hem verworpen hebben. Zie Jes.52:14 waar hetzelfde woord, profetisch is gebruikt voor het Joodse volk dat Christus zal verwerpen.

Dit zijn enkele details over verbonden en het verbond. God heeft een verbond aangegaan met:

Page 281: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 281

Abraham – Genesis 15:7-18 / 17:2-14 / Lucas 1:72-75 / Hand.3:25 / Gal.3:16 Isaak - Genesis 17:19,21 / 26:3,4 Jacob - Genesis 28:13,14 / 1 Kron.16:16,17 Israël - Exodus 6:4 / Handelingen 3:25 David – 2 Samuël 23:5 / Ps.89:3,4

Christus, is inhoudelijk dat verbond – Jesaja 42:6 / 49:8 Christus, is de engel; van dat verbond – Maleachi 3:1 Christus, is de Middelaar van dat verbond – Heb.8:6 / 9:15 / 12:14 Door het evangelie vernieuwd – Jer.31:31-33 / Rom.11:27 / Heb.8:8-10,13 Vervuld in Christus – Lucas 1:68-79 Bevestigd door Christus – DANIËL 9:27 / Gal.3:17 Bekrachtigd door Jezus bloed – DANIËL 9:26 / Heb.9:11-14,16-23 Straf voor wie het niet aanneemt Heb.10:29,30 Voor Joden was het verboden:

Verbonden aan te gaan met de Kanaänieten - Exodus 23:32 / Deut.7:2 Met andere natiën – 1 Kon.5:12 / 2 Kon.17:4 Wat anders te doen dan wat in de wet stond, anders is men verdoemd – Jesaja 30:2-5 /

Hosea 12:1 Deze wet te verbreken – Jozua 9:16-19 / Psalm 15:4

Waarom zou Israël dan ooit een verbond sluiten met de antichrist?

Alle teksten in het boek Daniël die over een “verbond” spreken zijn deze hier onder in de SV77. Alleen deze van Daniël 9:27 zou over een verbond spreken van de antichrist met de Joden. De énige tekst in Daniël en ook de enige tekst in zowel het Oud als Nieuw Testament. Raar! 7 vindplaatsen in 6 verzen 1. Dan.9:4: “Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! ij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.” 2. Dan.9:27: “En hij zal velen het verbond versterken, één week; en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.” 3. Dan.11:22: “En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst van het verbond.” 4. Dan.11:28: “En hij zal in zijn land weerkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en weerkeren in zijn land.” 5. Dan.11:30: “Want er zullen schepen van Kittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal weerkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want weerkerende zal hij acht geven op de verlaters van het heilig verbond.” 6. Dan.11:32: “En die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zullen het doen.”

We willen de uitleg, dat het verbond in Dan.9:27 op het nieuwe verbond betrekking heeft niet verwerpen, omdat het in werkelijkheid een variatie op het voorgaande is. We geven toch de voorkeur er aan, dat men hier te maken heeft met het verbond van Abraham en zijn zaad. Over het

Page 282: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 282

nieuwe verbond is het echter wel goed om volgende schriftuurplaatsen te bestuderen: Jer.31:31-34 / Mal.3:1 / Heb.9:12 / 10:9. De woorden van Christus dat hij een verbond sluit voor “velen” in Luc.22:20 / Mat.26:28 kan wel een zinspeling op Dan.9:27. We lezen in Mat.26:26-28: “En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat VOOR VELEN vergoten wordt tot vergeving van zonden.”

Het verbond van deze 70ste week heeft zijn aanvang bij de doop van Jezus (Luc.3:21 /

Heb.10:8,9). Vanaf dat moment worden de dingen voor Israël zwaar gemaakt. De Messias vergeeft wie Hij wil, maar spreekt ook, waar het moet, de vervloeking uit. Afvalligen van het verbond horen niet in het Rijk Gods. Bekijk eens deze teksten:

Mat.9:2-7: “En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de verlamde: Houd moed, mijn kind, uw zonden worden vergeven. En zie, sommige der schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Deze lastert God. En daar Jezus hun overleggingen kende, zeide Hij: Waarom overlegt gij kwaad in uw hart? Want wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij weten moogt, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – toen zeide Hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. En hij stond op en ging naar huis.”

Luc.5:20-25: “En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen te overleggen en zeiden: Wie is deze, die (zulke) godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? Doch Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde en zeide tot hen: Wat overlegt gij in uw harten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. En onmiddellijk stond hij voor hun ogen op, nam hetgeen, waar hij op gelegen had, mede en ging naar zijn huis, God verheerlijkende.”

Luc.7:47-50: “Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft? En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!”

De uitleg van de dispensationalisten dat Satan met Israël een verbond sluit is een “verschrikkelijke” uitleg. Wanneer ze dat echt doen is hun band met God verbroken en kan zelfs Hij die niet meer herstellen. Dan nog wat naar voren schuiven over de bekering van 144.000 Joden is dan toch op individuele basis en heeft niets meer te maken met het volk op zich! Herstel van het volk kan dan toch niet meer!

Over Maleachi 3:1 b mag niet gezegd worden zoals men in de kringen van de bedelingen

doet; dat is voor de toekomst. HIJ = JEZUS is al tot zijn tempel gekomen, Hij is de Engel van het verbond. Die profetie is al vervuld. Bekijk eens elk onderdeel:

“PLOTSELING zal tot Zijn tempel komen PLOTSELING = vanuit menselijk oogpunt. Volgens Gods regeling juist op tijd. Jezus kwam een eerste maal tot de tempel aan het begin van zijn prediking = Joh.2:18-23 Jezus kwam een tweede maal tot de tempel aan het einde van zijn prediking = Mat.21:12 Dat is het symbolische beeld van wat er geestelijk zal geschieden in Israël.

Page 283: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 283

(Zie ons commentaar in hoofdstuk acht op Daniël 9:27a.)

de Here in het Hebreeuws = ha’ adhon’ / in de Septuaginta = kurios. Eén van de namen voor de énige God = YaHWeH. Die Christus is Ha’ adhon = de Heer = de Enige. Zo is Maleachi 3:1a tweemaal toegepast op Jezus volgens = Marc.1:2 / Luc.3:4-6 Maleachi 3:1b is een parallelvers zoals er zoveel zijn in het Hebreeuws, want: de Here = namelijk de Engel des verbonds, die gij zoekt, = die gij zoekt,

die gij zoekt, zie Johannes 12:19 = het volk liep Jezus achterna en ziet hem als “de komende” = Hij die komt voor de schapen van Israël = Mat.15:24 = DE GELOVIGE JODEN, WANT DE REST ZIJN VOLGELINGEN VAN DE SATAN VOLGENS JOHANNES 8:44.

namelijk de Engel des verbonds, ENGEL in het Hebreeuws = mal’ahk’ / in de Septuaginta = angelos. Jezus zal volgens de profetie van Zacharias (vader van Johannes de Doper) de vervulling brengen van het “heilig verbond” dat God aanging met Vader Abraham = Lucas 1:72. Het zal in vervulling gaan met zijn zoon Johannes die uitgaat VOOR HET AANGEZICHT DES HEREN (VERS 76). Het moet dus in DIE tijd in vervulling gaan.

die gij zoekt, Volgens de uitspraak van Jezus in Joh.8:56 zou Abraham zich verheugen Hem te horen preken (zie ook Heb.11:13). Profeten en rechtvaardigen zouden dit hebben willen zien, namelijk dat wat Jezus aan het doen was Mat.13:17. MIJN CONCLUSIE: de vervulling was tijdens Zijn eerste komst. Er komt géén tweede tempel waar de HEER = YaHWeH nog naartoe komt.

Er zijn dus, als we het mogen herhalen, verschillende problemen bij de interpretatie van een

“antichrist” in vers 27. Meredith G. Kline, heeft deze punten zeer duidelijk gemaakt met zijn ‘The Covenant of the Seventieth Week’, in ‘The Law and the Prophets: Old Testament Studies in Honor of Oswald T. Allis.’ ed. by J. H. Skilton, Presbyterian and Reformed, 1974, blz.452-469. Ht staat ook op het Internet.

1. Het verbond is hier niet “gemaakt” in de zin dat van een nieuw verbond sprake is. Het is de bevestiging van iets dat al bestond. Dit is eigenlijk niets meer dan de bevestiging van een al bestaand verdrag. Dat wil zeggen, het verbond van verlossende genade Gods aan de vaderen van Israël, is opnieuw bevestigd door Christus (Romeinen 15:8). Die visie van de dispensatieleer gaat mank. 2. De term die van de naam van de engel van God beschreven is: Gabriel ( ‘God is groot’) staat ook in verband met het bericht aan Daniel gegeven. Die engel onthult de zeventig weken aan Daniël. Er is een woordkundige relatie tussen de naam van de engel van God en de bevestiging

Page 284: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 284

van het verbond. Het wijst op verbondsgehoorzaamheid zoals in Deut.7:9, 21 / 10:17 / Jes.9:6 / Dan.9:4.

3. Het onbepaald voornaamwoord “hij” (vers 27) wijst niet terug naar “de prins” die komt van vers 26. Dat de “prins” een achtergesteld zelfstandig naamwoord is en dat “het volk” daar het dominante zelfstandig naamwoord is kan niet aangevochten worden. Zo verwijst “hij” naar de laatste dominante figuur afzonderlijk vermeld als de “Messias” (vers 26a). De Messias is de centrale figuur in de gehele profetie. Zodat we de vernietiging van de tempel in relatie aan Zijn dood moeten bekijken. In feite, de mensen die de vernietiging van de tempel veroorzaken kunnen zondermeer als “Zijn legers” beschreven worden (Mattheüs 22:2-7). Het is een straf van God die ze ondergaan.

4. Het parallellisme met vers 26 geeft aan dat de dood van de Messias rechtstreeks verband houdt met de bevestiging van het verbond. Hij is “afgesneden”, maar “niet voor zichzelf” (v. 26a), want Hij “confirmeert het verbond” voor de “vele” van Israël (v. 27a). Zijn “afsnijding” brengt de bevestiging van het verbond, want “zonder bloedstorting is er geen vergeving” (Hebreeën 9:22). Een historische nota

We willen graag een opmerking maken over de eventuele bouw van een tempel in Jeuzalem. Voor Jezus komt die er niet en een vroegere poging daartoe is op een sisser uitgelopen. In de regering van keizer Julianus, de Afvallige, (361-363) verkregen de Joden de toelating om de tempel in Jeruzalem te herbouwen. De werkzaamheden begonnen op 18 mei 363. Maar één dag later al, op 19 mei, werd alles onderbroken na een aardbeving. Dit zag men als een voorteken: “Een aardbeving en een vuur dat opschoot uit de grondvesten hebben geleid tot het stilleggen van de pas begonnen werkzaamheden, niet alleen omdat het verder zetten ervan materieel onmogelijk werd, maar ook omdat het gebeuren begrepen werd als een goddelijke straf en een veroordeling van deze onderneming.” (F. Thelamon, ‘Païens et chrétiens au quatrième siècle. L’apport de l’Histoire ecclésiastique de Rufin d.Aquilée’, Études augustiniennes, 1981, blz.304).

Rufinus van Aquilea, Latijns schrijver, zegt er wat over in het begin van de vijfde eeuw. We citeren uit zijn geschiedenis van de Kerk in de vierde eeuw. Wie het leest, beseft de grote weerslag van die gebeurtenis op de tijdgenoten: “De laatste nacht vóór het begin van de werkzaamheden vond een geweldige aardbeving plaats. Niet alleen vlogen de rotsblokken van de funderingen in alle richtingen, maar bovendien werden bijna alle gebouwen in de buurt verwoest. De publieke portieken waar zich een massa joden bevond die zich bezighielden met de uitvoering van het werk, stortten in en verpletterden alle joden die zich daar ophielden. Toen de dag aanbrak, dachten de anderen dat zij aan de ramp ontsnapt waren en zij liepen toe om op zoek te gaan naar hen die onder het puin bedolven waren.

Binnen in de funderingen van de Tempel bevond zich een lokaal, waarvan de ingang lag tussen de twee portieken die ingestort waren. Men bewaarde er gereedschap en alles wat voor het werk noodzakelijk was. Plotseling rees er een vuurbol uit op, die zich in alle richtingen verplaatste over de ganse plek, en die alle daar aanwezige joden verbrandde en doodde. Dit voorteken herhaalde zich die dag verschillende keren en met korte onderbrekingen, en maakte zo met wrekende vlammen een einde aan de vermetelheid van dit halsstarrige volk.” (idem). De historica Françoise Thelamon zoekt een verklaring voor wat zij: “de onmogelijke heropbouw van de Tempel van Jeruzalem” noemt. Over de aardbeving schrijft ze: “kan een ontploffing veroorzaakt hebben

Page 285: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 285

van gas dat zich opgehoopt had in een onderaardse ruimte, gevolgd door een brand die de materialen verwoestte en slachtoffers maakte.” Hoe zwaar was de druk op Israël?

John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Daniël over dit gedeelte: “De laatste periode van zeven jaar begint met de introductie van een verbond tussen de toekomstige “prins die zal komen” en “de velen,” het volk van Israël. Dit pact wordt genomen in de eerste helft van de toekomstige periode van zeven jaar, vandaar de bijzondere vrijheden en de bescherming verleend aan Israël. Als die zijn weggehaald, en Israël wordt vervolgd zijn we in hun tijd van grote verdrukking beland.”

Bekijken we nog eens die zeventigste week en het verbond. Jezus heeft tijdens zijn prediking in Israël meermalen de druk op de ketel gezet; Hij maakt het zwaar voor Israël in de zin dat ze bij hoogdringendheid het verzoek krijgen zich te BEKEREN. Mat.23:31-38: “Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten. Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel? Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden. Van hen zult gij sommigen doden en kruisigen en van hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad, opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die gij vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.”

De onvruchtbare vijgenboom is een gelijkenis die daar wat over zegt, over de dringende noodzaak van bekering. We lezen Lucas 13:6-9: “En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand bezat een vijgeboom, die in zijn wijngaard was geplant, en hij kwam om vrucht daaraan te zoeken en vond er geen. En hij zeide tot de wijngaardenier: Zie, het is nu al drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgeboom kom zoeken en ik vind ze niet. Hak hem om! Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan? Hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij brengen, en indien hij in het komende jaar vrucht draagt, (dan is het goed,) maar anders, dan moet gij hem omhakken” (wij onderstrepen). De HEERE predikte drie jaar, lang genoeg om Israël tot bezinning te brengen. Komt dat niet ongeveer overeen met het eerste deel van de laatste zeventigste jaarweek?

De wijnstok was al voordien één van de symbolen om Israël aan te duiden: Joël 1:7: “Het heeft mijn wijnstok tot een voorwerp van ontzetting en mijn vijgeboom tot een geknakte stam gemaakt; het heeft de schors geheel en al afgeschild en weggeworpen; zijn ranken zijn wit geworden.” Jer.24:5: “Zo zegt de HERE, de God van Israël: Gelijk deze goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda, die Ik uit deze plaats naar het land der Chaldeeën heb weggezonden, aanzien, ten goede.” Hos.9:10: “Als druiven in de woestijn vond Ik Israël; als vroege vijgen, als eerste opbrengst aan de vijgeboom, zag Ik uw vaderen. Zij echter gingen naar Baäl-Peor en wijdden zich aan de schandgod; daardoor werden zij even gruwelijk als het voorwerp van hun liefde.”

En het verhaal, de gelijkenis, gaat ook werkelijk in vervulling. Marcus 11:20-26: “En toen zij des morgens vroeg langs de vijgeboom kwamen, zagen zij, dat hij van de wortel af

Page 286: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 286

verdord was. En Petrus herinnerde het zich en zeide tot Hem: Rabbi, zie de vijgeboom, die Gij vervloekt hebt, is verdord. En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden. En wanneer gij staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve. [Indien gij echter niet vergeeft, zal ook uw Vader, die in de hemelen is, uw overtredingen niet vergeven.]”

Nog een gelijkenis in hetzelfde verband staat in Mat.21:37-46: “Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem. Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen? Zij zeiden tot Hem: Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. [En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.] En toen de overpriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, dat Hij hen bedoelde. En hoewel zij Hem trachtten te grijpen, vreesden zij de scharen, daar die Hem voor een profeet hielden” (wij onderstrepen).

En ook deze in Mat.22:1-10: “En Jezus antwoordde en sprak wederom in gelijkenissen tot hen en zeide: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere slaven uit, met de boodschap: Zegt de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht en alles is gereed; komt tot de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen heen, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn slaven, en zij mishandelden en doodden hen. En de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand. Toen zeide hij tot zijn slaven: De bruiloft is wel gereed, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en nodigt allen, die gij aantreft, tot de bruiloft. En die slaven gingen naar de wegen en verzamelden allen, die zij aantroffen, zowel slechten als goeden. En de bruiloftszaal werd vol met hen, die aanlagen.” Het ziet er echt niet goed uit voor Israël als volk, het zal op een individuele redding aankomen, het overblijfsel van gelovigen zal gered worden. Alleen zij zullen mogen meevieren.

Het eerste deel van dit 27ste vers zegt verder dat: “in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.” Over de “helft” (“chasi”) hebben we al opgemerkt dat dit niet speciaal juist de helft moet zijn daar we niet met zekerheid weten hoe Lucas 3:23 moet begrepen worden. Moeten we dat echter wel weten? Wat belangrijker is en ook blijft is dat het Christus was die slachtoffer en spijsoffer der Joodse wet heeft doen ophouden door de schaduw te vervullen. De wet was slechts een schaduw van het ware offer dat Christus bracht en verloor dus zijn waarde toen Christus aan het kruis stierf. Zie hiervoor 2 Cor.5:21 / Rom.3:25 / Heb.10:1-10. Dit is ook in overeenstemming met vers 26 waar staat dat ná de 62 weken (+ de 7 andere) de Messias uitgeroeid wordt. De belangrijkste recente verdedigers, uit de 19de en 20ste eeuw, van de Messias die sterft in het midden der 70ste week zijn o.a.; Auberlen, Boutflower, Hävernick,

Page 287: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 287

Hengstenberg, Keil, Wright.

Het volgende deel van Dan.9:27 zegt: “en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen” dat wel de juiste vertaling is van de Masoretische tekst. De Septuaginta echter zegt: “en op de tempel zal er verwoesting zijn.” De Vulgata zegt: “en in de tempel zal er verwoesting zijn.” De Arabische vertaling zegt: “en op het heiligdom zal er de gruwel der verwoesting zijn.” Wanneer Christus deze profetie aanhaalt in de Olijfbergprofetie zegt Hij: “Wanneer gij de gruwel der verwoesting (...) op de heilige plaats ziet staan, wie het leest, geve er acht op.” Adam Clarke geeft bij deze tekst ook nog aan dat de Griekse Theodotion en de Syrische Hexapla afwijken van de Masoreten. Eén Hebreeuws manuscript van de 13de eeuw zegt: “En in de tempel zal er verwoesting zijn.” De Joodse vertaling van Isaak Leeser uit de 19de eeuw geeft hier: “because of the prevalence of the abominations which bringeth devastation.” Het is dus alleen maar de Masoretische tekst die spreekt over een komende gruwel. Alle andere vertalingen - die ouder zijn dan deze tekst - zeggen dat de gruwel op de tempel rust vóór zijn vernietiging en zo ook zegt het de Christus.

Wat is die gruwel die er op Gods tempel is? Het woord “gruwel” is in het Hebreeuws soms een synoniem van afgod. Dat de Joden tijdens de 70ste jaarweek en daarna nog tot aan de vernietiging een zichtbare afgod over hun tempel brachten is niet te bewijzen en voorzeker onwaarschijnlijk. Maar een geestelijke afgod die de tempel verontreinigde was o.a. de hypocrisie van Schriftgeleerden en Farizeeën, de blinde leiders, de schijnheiligen. Voor hen is iemand die zweert bij de tempel niet gebonden zijn eed te houden, maar wie het zweert bij de gaven op het altaar dient dat wel te doen (Mat.23:16-22). Een handelswijze der Joden die de Heer in Mat.23 speciaal aan de kaak heeft gesteld en zelfs als reden aangeeft voor hun verwerping is Mat.23:37,38. We citeren dit uit de Willibrordvertaling: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild.” Een nog grotere gruwel is de samenzwering “in de tempel” om de Gezalfde van God en koning van Israël aan te klagen bij de Romeinse macht is er zeker niet (Mat.26:56-58 en vooral Joh.11:55-57). Laten we dat niet minimaliseren. Daarom zijn de verwijzingen naar de betrokkenheid van het volk of van de priesters naar de dood (moord) op Jezus een belangrijk onderdeel in de prediking door de eerste discipelen (Hand.2:33,36 / 3:13-15 / 4:10 / 5:30 / 10:39). Wanneer Israël de Heer verloochend, is er ook de mogelijkheid dat een deel van het nieuwe Israël Hem verloochend (Mat.10:33 / 2 Tim.2:12). Ook nu is er afval van de leer van Christus. (Een degelijke achtergrond, waar we het toch niet steeds mee eens zijn, van de situatie waarin de schuld van de priesters voor Jezus’ dood besproken wordt is te vinden in ‘Dictionaire de la Bible, Supplement 6’, Letouzay 1 Ané, 1966, kol.1100-1110.)

Vergeten we niet dat de Heer ooit een scherpe analyse heeft gemaakt van de wereldgeschiedenis en de relatie van Gods profeten en de handelswijze van Gods volk. Israël verwerpt Gods profeten die tot haar gezonden zijn. Het is volgens Lucas 11:50,51 dan ook zo dat van het geslacht dat leeft in de tijd van de prediking van Jezus, het bloed van de profeten die ze vergoten hebben zal “afgeëist” worden. En de situatie van de inval van de Romeinen in Jeruzalem en de vernietiging van de tempel in het jaar 70 is daar de vervulling van. Nadat het in de profetie beloofde herstel kwam is diezelfde tempel opnieuw de plaats geworden van verdrukking van Gods profeten. In dit geval van de Messias en zijn volgelingen. God vervloekte hen in de 6de eeuw voor Christus al eens voor dergelijke zaken. Deze maal zal er ook geen ontkomen aan zijn. De Romeinen zullen hun zwaarden en speren slijpen en het Joodse bloed zal vloeien bij deze straf van God. De tempel die volgens de boodschap van de engel Gabriel hersteld wordt, diezelfde gaat ook nog vernietigd worden. Het is een profetie van hoop, maar ook van tranen!

Page 288: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 288

We geloven dus niet in één van de vier mogelijkheden die men meestal geeft voor dit gedeelte in de klassieke interpretatie van deze teksten. Deze vier zijn: 1°) De Romeinse standaarden met de beeltenissen van hun goden, die de plaats in de omgeving van Jeruzalem verontreinigen tijdens de belegering van de stad. 2°) De afbeelding van Titus of Hadrianus die men na de inname van de stad in de tempel heeft gezet als teken van de onderwerping. 3°) De Zeloten die tijdens de belegering meerdere keren de tempel, de buitenkant en niet het Heilige der heiligen, hebben ontheiligd. 4°) De gruwel die ontstaat doordat de stad en de heilige tempel in een brand opgaan. Deze dingen zijn natuurlijk allen even waar, maar zijn niet voor ons de gruwel waarover geprofeteerd wordt. Want met uitzondering van n°1 gaat het om zaken die geschieden aan de al ingenomen stad, en dat klopt niet met wat Jezus hierover zegt in de context van Mat.24:15. De VOORAFGAANDE VERONTREINIGING van de tempel is namelijk de reden tot de verwoesting.

Scofield heeft een opmerking over de verwoesting op blz.915: “De uitdrukking komt driemaal voor in Daniël. In Dan.9:27 en 12:11 is het een verwijzing naar “het beest”, “de man van zonde”: (2 Thes. 2:3,4) en is identiek aan Mat. 24:15. In Dan.11:31 verwijst het naar de handelswijze van Antiochus Epiphanes, het prototype van de man van zonde, die op het altaar een varken offerde en zelf in het heilige der heiligen binnentrad.” Gelieve dan te onthouden dat Scofield aan de term zelf twee interpretaties geeft. Twee interpretaties die gescheiden zijn door méér dan tweeduizend jaar. Ook dat klopt nog niet. De bewering van Keil en Kliefoth dat we in de uitspraak van Jezus veeleer een verwijzing naar Dan.11:3 en 12:11 moeten zoeken is daarom ook te verkiezen. Het is zeker waar dat deze twee over “gruwel” in het enkelvoud spreken en Dan.9:27 “gruwelen” in het meervoud. Maar om de grootsheid van iets aan te duiden kan een Jood enkelvoud bedoelen en meervoud schrijven: vb. hemel = hemelen en zee = zeeën.

Volgens Biederwolf (blz.333) moet Mat.24:15 verwijzen naar de laatste tijd, vóór het duizendjarige rijk zal beginnen, want dat is ook de tijd waarin het volk Israël bevrijdt wordt volgens Daniël 12. Alsof Jezus dat vergelijk maakt! Wie worden gered volgens Hem? Niet alle Joden maar slechts de gelovigen! Dus is ook de volgende opmerking fout. Th. Niemeijer zegt in ‘Het Zoeklicht’, 12 juni 1999, blz.19: “In Matth.24:15 zien we duidelijk, dat Mattheüs deze Grote Verdrukking verbindt met een profetie uit Daniël. Het is een tijd, die zijnsgelijke nog nooit gehad heeft en ook nooit zal krijgen. Deze periode zal direct na de opname van de Gemeente aanbreken.” Vergeet niet in welk verband dit gedeelte is aangehaald; i.v.m. de bescherming van de gemeente, niet de opname. Jezus zegt: “vlucht naar de bergen” (slot van Mat.24:15), niet “gij zult opgenomen worden door de engelen!” Over die opname, maar dan wegnemen, wordt er slechts wat gezegd ná Mat.24 vers 29 namelijk verzen 36-44. En dat is niet in verband met de verwoesting van Jeruzalem maar de werkelijke komst waarvan niemand de dag of het uur weet. De volgelingen van Darby lezen dus niet wat er staat in de tekst.

We lezen in ‘Uit het Woord der Waarheid’, n°10 van oktober 1999 het volgende: “Wanneer we Mattheüs 24 vergelijken met Lukas 21, zien we dat er tussen beide profetieën een groot verschil bestaat. In Lukas voorzegt de Heer de verwoesting van Jeruzalem (zie vs. 20) en de daaraan voorafgaande gebeurtenissen; in Mattheüs voorzegt Hij de gebeurtenissen van de laatste dagen. Toch zijn er vele overeenkomsten tussen de beide hoofdstukken van de verwoesting van Jeruzalem en lijken op die van de laatste dagen.” Dat is een straffe hersenkronkel die hier op papier staat. Geen enkel van de synoptische evangeliën die we bezitten (en dat zijn er toch drie) geeft weer wat men hier beweerd. Het gaat in de eerste verzen om hetzelfde, zowel in Mattheüs als in Lucas (en ook Marcus); de val van Jeruzalem. Al de rest is het niet willen aanvaarden van de evidentie zelf die uit de teksten naar voor wordt gebracht. Dat is een iets uitdokteren en het dan

Page 289: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 289

bewijzen, wat het ook mag kosten aan geloofwaardigheid uit Gods Woord. Men wil het probleem waarover het hier gaat gewoon omzeilen. Dan.9:27 in Mattheüs 24:15 lezen is niet bewezen, want waarschijnlijker is de verwijzing naar Daniël 11:31 of Daniël 12:11. De vergelijking met de parallelteksten van Marc.13:14,15 en Luc.21:20,21 is hier duidelijk. Vergeet niet dat de val van Jeruzalem ook al eens voorzegd was in Luc.19:43,44. Daar staat: “Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Daarom zeggen sommigen: men moet rekening houden met twee vervullingen. Daarop zeggen we categorisch en zonder mogelijke tegenspraak; een tweede vervulling bestaat niet, zo werkt de Bijbel niet.

In ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 lezen we op blz.35: “Voetnoot. 1. In vele profetieën

in het OT wordt de komst van de Messias voorzegd. Die komst bestaat uit twee elementen: lijden en heerlijkheid (vgl. 1 Pet.1:11). Met andere woorden: Hij zou komen in vernedering om te lijden (1e komst) en in heerlijkheid om te heersen. Zie bijv. Jes.61:2 en vgl. Luk.4:17-21; Hosea 3:4 en 5; Zach.9:9 en 10. Uit deze teksten wordt in één lijn verwezen naar Zijn komst in vernedering en daarna in heerlijkheid. Wat er in die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard. Dat heeft God verborgen gehouden tot de tijd van Paulus’ gevangenschap in Rome en door hem bekendgemaakt. Zo werd het ontbrekende in de Gods openbaring nog aangevuld en kwam het Woord tot z’n volheid” (wij onderstrepen). Dit is nogal een simplistische aanpak. Je kunt niet zomaar beweren dat iets uit een profetie nog vervuld moet worden omdat er geen onmiddellijke band zou zijn met zaken die toch doorlopend zijn. We bedoelen dit te zeggen, wanneer er wat staat over het koningschap van de Heer, we niet zondermeer mogen beweren dat Zijn regeren over Israël stopt als ze Hem verwerpen. Maar later zal Hij opnieuw, volgens dispensationalisten, koning over hen worden. Hier is veel on-Bijbels taalgebruik. Want er is altijd, door de eeuwen heen, een overblijfsel geweest dat getrouw was aan God. We moeten of mogen ons niet wegstoppen achter een zogenaamde breuk in de profetie. Er zijn géén voorbeelden van onderbrekingen en uitstellingen in profetie. (Behalve deze die voorwaardelijk zijn opgesteld.) Stel je eens voor dat we een breuk aangeven in de profetie waar Daniël negen in de eerste verzen naar verwijst: de 70jarige gevangenschap in Babylon. Waar moet je dan een tijd van jaren inlassen waar God zich niets zou aantrekken van Zijn volk? Ook als er ogenschijnlijk niets spectaculair is aan te merken in de geschiedenis van de Joden, ook dan is God met hen bezig! De engel heeft daarom een boodschap die in één ononderbroken lijn moet gelezen en geïnterpreteerd worden. Géén jaren waar God in het niets verdwijnt in Israëls heilsgeschiedenis!

We hebben ook nog een opmerking bij wat we lezen in de ‘New Scofield Bible’, O.U.P.,

1970, blz.913: “Het bewijs dat de laatste week nog niet is vervuld zien we in het feit dat Christus daarover een definitief verband maakt met betrekking tot zijn tweede komst (Mat.24:6,15). Er moet dan een tussenperiode zijn tussen de 69st en 70st week, dat het tijdperk is van de Kerk, maar niet was voorzegd in het OT”. De Heer zegt in Mat.24:15,16: “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.” Laten we de opmerking van de nieuwe Scofield eens letterlijk toepassen en zien waar we terechtkomen! Wat krijgen we dan? Dat de 70ste week volgens Mat.24:15 in vervulling gaat in en rond de verwoesting van de stad en de (nog te bouwen) tempel in een nog toekomende week. Terug is het de vergelijking met Lucas die deze visie onmogelijk maakt? In Lucas 21:22 is de tijd van de vernietiging van stad en tempel, IN HET JAAR ZEVENTIG NA CHRISTUS, beschreven als: “dagen der wraak” (SV / Luther / Canisius) of “dagen der vergelding” (Leidse Vert.) / Brouwer / NBG). En ook Luc.2341: “En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij

Page 290: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 290

gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.” Tussen haakjes dezelfde termen die gebruikt worden voor de vernietiging van de eerste tempel. Dit staat in 2 Kron.36:15,16 “De HERE, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, 16 maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des HEREN zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was.” Zo moet het in het jaar 70 na Chr. geschieden: “ter vervulling van de gehele schrift” (vers 22b). Dan beginnen ook de “tijden der heidenen” (vers 24). Maar in de uitleg van de ‘New Scofield’ loopt wat vóór 70 geschiedt en wat vóór de onzichtbare komst van de Heer, allemaal door elkaar. Is er ook nog een tijd der heidenen ná de Wederkomst? Wanneer er nog een massale bekering is van de Joden zoals de New Scofield ze verwacht, waarom is de leer van Jezus dan deze van een kleine kudde die in Hem zal geloven? En waarom spreekt Petrus op die eerste dag van het apostelenconcilie uit dat Joden en heidenen dezelfde genade van de Heilige Geest hebben ontvangen? En waarom is er volgens de stelling van Paulus géén onderscheid tussen Joden en heidenen? Zie: Luc.12:32 / Hand.15:11 / Col.3:11.

Als u een volgeling bent van Scofield, dan is dit een vraag aan u: de tempel waarover de

profetie van Daniël 9:24-26 spreekt is verwoest in het jaar 70 na Christus. Maar u zegt dat vers 27 van de verwoesting van een tempel spreekt. Als u zegt diezelfde tempel uit de profetie, is uw uitleg verkeerd. Dat wijst naar een nabije toekomst en een nog te bouwen tempel zal u wellicht zeggen. Maar dan heeft het niets te maken met Daniël 9:27! Is de tempel uit vers 27 dezelfde die de antichrist zal herbergen? Dat is de hamvaag!

Over Mat.24:15 zegt J.T. Nielsen dan ook terecht het volgende: “Met woorden en beelden die volledig aan het jodendom ontleend zijn, wordt in dit gedeelte (vs.15-28, vgl. Marc.13:14-22 en Luc.21:20-26) gesproken over wat Jeruzalem en Judea te wachten staat. De val van de stad Jeruzalem en de oorlogsellende worden samen gezien met het einde van deze aeon”. (‘Het evangelie naar Mattheüs’, Callenbach, 1974, deel III, blz.42.) Besluit: Mat.24:15 toepassen op iets anders, dan met de verwoesting van de tempel te Jeruzalem in het jaar 70 na Chr., is aan de woorden van Christus een uitleg geven die Hij er zelf niet heeft ingelegd. Men tracht dan iets te bewijzen uit woorden die de Heer niet heeft gezegd en niet kan bedoeld hebben. En nog een kort citaat uit J. Schmid, ‘Het evangelie van Matteüs’, Patmos 1963, blz.409: “In v.15 maakt Matteüs door het uitdrukkelijk vernoemen van de profeet Daniël de bij Mc 13,14 onduidelijke betrekking tot hem duidelijk. ‘Waar hij niet zijn mag’ (Mc.13,14) is omschreven door ‘op heilige plaats’, waarmee door de betrekking met Dan. 9,27 alleen de tempel bedoeld kan zijn (vgl. Hand.6,13, en niet het ‘heilige land’.”

Een kleine opmerking over wat de WT hierover leert. Ze leerden vroeger, tot 1993, dat er twee vervullingen waren van Mat.24:15, één met de vernietiging van de tempel en een andere in de tijd vanaf 1914. Recent heeft men aangenomen dat Mat.24:3 tot aan vers 28 betrekking heeft op de vernietiging van de tempel en dat slechts vanaf vers 29 de eindtijd besproken wordt. Zie hierover ‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1994 op bladzijden 14 en 15, de tabel van de vergelijkingen van de drie synoptische evangeliën en de uitleg op blz.16-21. Dat is al een verbetering in wat ze vroeger leerden. Maar ze weten nog steeds niet hoe de rest van de Wederkomst verloopt.

En de laatste opmerking over de gruwel. Als argument geven bijna allen die geloven in de bedelingen nog aan dat Mattheüs wijst naar de eindtijd: want vers 29 gaat uit van een “onmiddellijk” dat er moet op volgen. Men mag geen tijd X inschakelen tussen vers 28 en 29 is dan de redenering. Er staat echter ook nog een toevoeging; “van die dagen”, en daarin ligt de ontbrekende tijd verscholen. “Die dagen” wijzen naar de eindtijd en niet de verwoesting van de

Page 291: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 291

tempel. Er is in dat gedeelte het antwoord op twee of drie vragen van de discipelen volgens de inleiding van dat gedeelte (Mat.24:3 / Marc.13:4 / Luc.21,6,7). Eén in verband met de val van Israël, in welks verband over “een verdrukking”, zonder lidwoord in het Grieks gesproken wordt. Maar in het geheel, dat de tijd van het einde beschrijft, dus alle tekenen tussen Pinksteren en de Wederkomst is er een verdrukking (waar de eerste een deeltje van is) die “de verdrukking, de grote” is genoemd. Daar staat het lidwoord in de Griekse tekst. Over deze laatste spreekt vers 29 en geeft dus wat anders aan dan het einde van de verdrukking die er was tijdens de belegering en de val van Jeruzalem. Wanneer er dan “onmiddellijk” staat in vers 29 slaat dit “onmiddellijk” op het einde van de totaliteit van de tekenen, wanneer alle tekenen van die periode voorbij zijn gegaan.

De Amerikaanse theoloog E. J. Young schrijft in zijn ‘The Prophecy of Daniël’, Eerdmans 1949, blz.128 dat de “vleugel der verwoesting” (de letterlijke vertaling zoals in de Franse TOB) wijst naar het “hoogste” gedeelte van de tempel. Dat is in elk geval door de Septuaginta aangeven met het begrip “pterugion.” En het Hebreeuwse “kenaf” kan ook aldus vertaald worden, want dat kan zeggen “hoogste deel of uiteinde.” (Vergelijk ook Montgomery in de I.C.C. blz.387). Daarom zegt ook waarschijnlijk de Zuid-Afrikaanse ‘Die bybel, Nuwe Vertaling’, vijfde druk, 1984: “Hy sal op die hoek van die tempel n’ ding sit wat n’ gruwel is vir God.”

In het laatste deel van Dan.9:27 staat wat over die gruwel: “en wel tot het einde toe, en waartoe vast besloten is dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Hier wordt gezegd dat God in Zijn voorkennis der geschiedenis van Israël weet dat het Joodse volk, stad en tempel verwoest zal worden. Het ongelovige Israël toonde zich een onproductieve plant en wordt daarom uitgeroeid (Luc.13:6-9). Meer zelfs, het volk dat leefde toen ze de Christus verwierpen zondigde tegen Gods Geest. Zie hierover Marc.3:29,30 / Hand.7:51. En vergelijk Jes.1:4 en 63:10 in het OT. Dit is ook de reden waarom ze als volk door God verworpen zijn (Luc.20:13-18). En ofschoon God hen in de eerste plaats de gelofte aan Abraham zou hebben doen toekomen kon dit niet omwille van hun ongeloof (Ex.19:5,6 / Gen.22:18). Gods belofte is daarom dan ook overgedragen naar de gemeente, het waarachtige Israël van God, van Joden en heidenen (Gal.6:16). Slechts een rest van het volk; dezen die geloof oefenden in de Christus werden daarom ook gered van de vernietigende Romeinse macht in het jaar 66-70 na Chr. Toen deze grootmacht de stad en tempel vernietigde, werd het Nieuwe Jeruzalem gered (Amos 3:13 / Jer.50:20 / Micha 2:12 / Zef.3:13 / Rom.11:5). Nadat God jaren met open armen voor hen klaarstond. Die vernietiging, ofschoon zichtbaar door de Romeinen toegebracht, was in werkelijkheid de straf van God. Zie hiervoor Hosea 9:17 / Jer.19:11 / Hand.13:46. H.C. Leupold merkt dan terecht op dat “de vorst” uit vers 26 nu een andere naam ontvangt “de vernieler” = Hebreeuws “meshomem.” Zie ook Scofield blz.914,915 die een gelijkaardige opmerking maakt. Zelf geloven we niet dat het om de Antichrist gaat maar om de vernietiger van de stad in 70 na Chr.

Hier is ook een begrip na te gaan dat in het NT, in het boek Openbaring aan de orde is:

uitgieten om te vernietigen. Dit is hoe Luther Daniël 9:27c weergeeft: “totdat het vast besloten verderf zal uitgestort worden over de verwoesting.” In het OT, zie daarover deze teksten:

2 Kron.12:7 SV77: “Toen nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semája, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven; maar Ik zal hun in korte tijd ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten worden.”

2 Kron.34:25 SV77: “Daarom dat zij Mij verlaten, en andere goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle werken hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden.”

Page 292: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 292

Jer.7:20 SV77: “Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden over deze plaats, over de mensen en over de beesten, en over het geboomte des velds, en over de vrucht van het aardrijk; en zal branden, en niet uitgeblust worden.”

Jer.42:18 SV77: “Want zo zegt de HEERE der heerscharen, de God Israëls: Zoals Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, alzo zal Mijn grimmigheid over u uitgestort worden, als gij in Egypte zult gekomen zijn; en gij zult wezen tot een vervloeking, en tot een ontzetting, en tot een vloek, en tot smaadheid, en zult deze plaats niet meer zien.”

Eze.22:22 SV77: “Gelijk het zilver in het midden van de oven gesmolten wordt, alzo zult gij in het midden van haar gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb.”

Dan.9:11 SV77: “Maar geheel Israël heeft Uw wet overtreden, door af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, de knecht Gods, omdat wij tegen Hem gezondigd hebben.”

In het Hebreeuws staat hier in Daniël 9:27c een onpersoonlijke vorm zodat er ook kan

gezegd worden dat hetgeen al verwoest is, nog eens verwoest wordt. En dat past zeer goed in wat we over dit vers denken. Israël was al een geestelijke verwoesting, die leefde van een godsdienst als was het een zaak van papier. Het uitmoorden van de profeten en Jezus was de laatste druppel en zal in 70 na Christus tot een letterlijke verwoesting uitlopen. Dat is hoe ook de Engelse King James Vertaling het beziet: “and that determined shall be poured upon the desolate.” En de American Standard Version 1901 zegt: “and even unto the full end, and that determined, shall [wrath] be poured out upon the desolate.” New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “Even until the consummation, which is determined, Is poured out on the desolate.” Noah Webster Version 1833: “even until the consummation, and that determined shall be poured upon the desolate.” Hebrew Names Version 2000: “and that determined, shall [wrath] be poured out on the desolate.” Hieronymus Latijnse Vulgata, 405: “et usque ad consummatio-nem et finem perseverabit desolatio.” En nog drie Franstalige in diezelfde aard; Darby: “et jusqu'à ce que la consomption et ce qui est décrété soient versés sur la désolée.” Ostervald: “ jusqu'à ce que la ruine qui a été déterminée fonde sur le désolé.” Martin: “même jusqu'à une consomption déterminée, [la désolation] fondra sur le désolé. ”

En nog een laatste opmerking, achteraf. We kiezen voor Hand.10, de bekering van de

eerste “heiden” tot het Christelijk geloof, als terminus van de 70 jaarweken. Er zijn (en dat zijn we ons bewust) andere voorstellen. Bijvoorbeeld, de moord op Stephanus (Hand.7), de bekering van Saulus (Hand.9) of de uitspraak van Paulus: “zie we keren ons dan tot de heidenen” in Hand.13:46. Waarom onze keuze? Het geheel van deze profetie moet in de eerste plaats betrekking hebben op het Joodse volk in zijn geheel (vers 24). En het verbond is zwaar voor hen (vers 27) omdat ze heen en weer geslagen zijn door de argumenten vóór en tegen de Messias Jezus vanaf Pinksteren (Hand.2:36 / 3:19-21 / 4:12 / de redevoering van Stephanus in hoofdstuk 7!). Ten tweede, God zelf hakt de knoop door en kiest voor uitbreiding van het verbond. Maar dat was al voorzegd in het verbond met Abraham. Israël is zijn exclusiviteit kwijt sinds op Cornelius en zijn gezin dezelfde Heilige Geest is gekomen als over de Joden waarover Handelingen hoofdstuk twee handelt (Hand.10:44-48 / 11:15-18).

Page 293: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 293

Dr. C.I. SCOFIELD, de grote man van de dispensationalisten met de allures van een hogepriester, geeft eens commentaar op 2 Timotheus 2:15 en beweert dat er een blijvende kloof is tussen Joden en heidenen. Dit zijn zijn teksten die het moeten ondersteunen.

DE JODEN DE HEIDENEN DE KERK Rom.9:4,5 Eph.2:11, 12 Eph.1:22,23 Joh.4:22 Eph.4:17,18 Eph.5:29-33 Rom.3:1, 2 Marcus 7:27,28 1 Pet.2:9

Maar uit zowel het OT als het NT blijkt toch ook nog wat geheel anders. Al die zaken die we citeren liggen in de lijn van de vervulling van beloften van God in het Oude Testament. Men zou in die kringen van bedelingen, toch moeten beseffen dat er sinds de dood (moord) van Jezus van Nazareth geen echte onderscheidingen meer zijn. Bekijk eens de teksten hieronder en laat wat Scofield zegt je niet van het belangrijkste weerhouden. 1° in het OT is slechts ISRAËL uitverkoren (zie teksten A en B hieronder) 2° In het OT is er een belofte van Gods aanvaarding voor andere volkeren. Vanaf Jezus zal dit in voege gaan (zie teksten C hieronder) (ALLE TEKSTEN UIT DE SV77.)

A°) God heeft in het OT slechts Israël uitverkoren, uit alle volkeren: Exodus 19:5 : ”Zo zult gij mijn eigendom zijn uit alle volken.” Deuteronomium 7:6: ”U heeft de HEERE uw God verkoren.” Deuteronomium 14:2: ”En u heeft de HEERE verkoren, (…) uit al de volken.” 1 Kronieken 16:13: ”Gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene.” Psalm 33:12: ”Het volk, (…) dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.” Psalm 105:6: ”Gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene.” Psalm 105:43: ”Zijn volk (…) Zijn uitverkorenen.” Psalm 135:4: ”Jakob verkoren, Israël tot Zijn eigendom.” Jesaja 41:8, 9: ”Gij Jakob, die Ik verkoren heb.” Jesaja 43:20: ”Mijn volk, (…) Mijn uitverkorenen.” Jesaja 44:1: ”Mijn knecht Jakob, en Israël, dien Ik uitverkoren heb.” Jesaja 44:2: ”Jakob (…) die Ik uitverkoren heb.”

B°) Israël is volgens een andere uitdrukking het erfdeel van God, ZIJN VOLK: Exodus 34:9: ”Neem ons aan tot een erfdeel.” Deuteronomium 9:26: ”Verderf Uw volk en Uw erfdeel niet.” Deuteronomium 9:29: ”Zij zijn toch Uw volk, en Uw erfdeel.” 1 Samuel 10:1: ”Dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?” 1 Samuel 26:19: ”Dat ik niet mag vastgehecht blijven in het erfdeel des HEEREN.” 2 Samuel 20:19: ”Waarom zoudt gij het erfdeel des HEEREN verslinden?” 2 Samuel 21:3: ”Dat gij het erfdeel des HEEREN zegent?” 1 Koningen 8:51: ”Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt.” 2 Koningen 21:14: ” En Ik zal het overblijfsel van Mijn erfdeel verlaten.” Psalm 94:5: ”0 HEERE! zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel.” Psalm 106:5: ”Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel.” Psalm 106:40: ”Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel.” Psalm 127:3: ”Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN.”

Page 294: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 294

Jesaja 63:17: ”Keer weer om Uw knechten, de stammen van Uw erfdeel.” Joël 3:2: ”Vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël.”

C°) In enkele oudtestamentische uitspraken wordt profetisch naar een

Gemeente = qhahal = synagoge, verwezen waar ook heidenen deel aan hebben: Psalm 65:6: ”O God van ons heil! o Vertrouwen van alle einden der aarde, en van de ver gelegenen aan de zee!” Jesaja 19:25: ” Want de HEERE der heerscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel!” Jesaja 57:19: ” Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede hun, die ver zijn, en hun, die nabij zijn, zegt de HEERE, en Ik zal hen genezen.” Jesaja 59:14: ”De gerechtigheid staat van verre.” Jesaja 59:20: “En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE.” Dat is de tekst die in Romeinen 11:26 gedeeltelijk is aangehaald. Wie zal dat erven en meemaken; alle Joden of “hen, die zich bekeren.” Jesaja 66:19: ”En Ik zal een teken aan hen stellen, en uit hen, die het ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen, naar Tarsis, Pul, en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen.” Jeremia 30:10: ”Ontzet u niet, Israël! want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw zaad uit het land van hun gevangenis.” Jeremia 31:10: ”Hoort het woord des HEEREN, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israël verstrooid heeft, zal hem weer vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde.” Jeremia 46:27: ”O Israël! want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen.” Jeremia 51:50: ”Gedenkt des HEEREN van verre.” Micha 4:3: ”En het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen de krijg niet meer leren.”

Zo eindigt Gods profetie aan Daniël gegeven. Hoe kunnen de kinderen en afstammelingen van de christenhater Porphyrius zo blind zijn. Maar ook dit heeft hij gemist: het is een boek over de Messias.

De Messias in het boek Daniël Profetie OT tekst NT vervulling

De Messias zal na Zijn opstanding ten hemel stijgen

Daniël 7:13,14a Hand.1:9-11

De Messias zal met God een hoge plaats krijgen

Daniël 7:13,14b Eph.1:20-22

De Messias krijgt een eeuwig koninkrijk

Daniël 7:13,14c Luc.1:31-33 Heb.1:8

De Messias komt om zonde en dood te overwinnen

Daniël 9:24a

Gal.1:3-5

De Messias is de Gezalfde van Daniël 9:24b Lucas 1:35

Page 295: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 295

God De Messias zal zich 483 jaar na de herbouw van Jeruzalem openbaren

Daniël 9:25

Joh.12:12,13

De Messias zal ter dood gebracht worden en sterven

Daniël 9:26

Mat.27:35

De Messias zal de zonden van de wereld wegnemen

Daniël 9:24b

Heb.2:9

De Messias sterft vóór de vernietiging van de tempel

Daniël 9:24c

Mat.27:50,51

Daniël zag de Messias al in een visioen

Daniël 10:5,6

Opb.1:13-16

De leer van de bedelingen heeft enkele grote problemen van Bijbels interpreteren geschapen bij deze profetie. De gewone regels van uitleg worden regelmatig met de voeten getreden;

De breuk die er zou moeten zijn tussen de 69ste jaarweek en de 70ste is een toevoegsel van enkele theologen.

De profetie, uitgelegd volgens dispensationalisten, spreekt van een herstel van Israël zonder dat er bekering moet aan vooraf gaan en zonder het aannemen van Jezus als Messias. Zegt het Nieuwe Testament niet dat men niet tot God kan komen dan door Jezus.

De profetie geeft een duidelijk beeld van de dood van de Messias. Het moet “NA” de 69ste week zijn! DAT WIL ZEGGEN DAT HET IN DE 70STE WEEK VALT. Maar zeggen dispensationalisten, die week ligt in TOTALITEIT nog te vervullen in de toekomst.

Dan moeten toch ook de voordelen van zo een offer nu voor iedereen geldend zijn zodat we niet mogen beweren dat die voor Joden nog moet uitgesteld worden tot na de opname van de gemeente. Deze leer houdt geen rekening met het boek Hebreeën hoofdstukken acht, negen en tien. De redding van Israël moet in deze genadetijd geschieden en niet met een gemak naar later verschoven worden.

In hun leer wordt Jeruzalem gered van vernietiging, maar de profetie zelf zegt dat niet, maar het omgekeerde.

Moet er nog wat vervult worden uit Daniël 9:24-27. Neen, en dit is waarom! Een gedeelte uit

de tekst Handelingen 3:24 zegt volgens de Willibrordvertaling van 1995: “Vanaf Samuël en zijn opvolgers hebben alle profeten die gesproken hebben, deze dagen aangekondigd. U bent de zonen van de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heeft gesloten”, en dit wijst op vervulling want het zijn deze dagen die zijn aangekondigd. Geboorte, prediking, verwerping door het volk, en onverdiende moord op de persoon van Jezus, is voorzegd en in DIE DAGEN vervuld. Na de opstanding en verschijning aan twee discipelen is de opmerking van Jezus dat de Christus moest lijden op die wijze om zijn heerlijkheid in te gaan (Luc.24:16). Ook dat had te maken met vervulling. Enkele dagen later zegt in: “Mozes en de profeten en de psalmen staat moet vervuld worden (...) zodat zij de Schriften begrepen” (Luc.24:44,45). De beloofde Messias is gekomen, m.a.w. de ware Koning van Israël is gekomen (Hand.13:22-34 / Rom.1:1-7). We citeren één klein stukje uit deze laatste teksten: “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft.” Zo zegt Paulus volgens Hand.13:32 SV. Waarom zijn er dan die beweren dat de belofte niet is vervuld, maar uitgesteld, en nog eens opnieuw aan Israël zal aangeboden worden? En tot Agrippa spreekt hij jaren later als volgt,: “En nu sta ik, en wordt geoordeeld

Page 296: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 296

over de hoop der belofte die van God tot de vaderen geschied is; Tot welke onze twaalf stammen, gedurig dag en nacht God dienende, hopen te komen over welke hoop ik, o koning Agrippa, door de Joden beschuldigd wordt” (SV). Dus Paulus heeft zijn leer op dat punt niet veranderd. Ter attentie van wie in de bedelingen zijn soulaas zoekt de: “belofte die van God tot de vaderen geschied is”, blijft geldig tot Zijn Wederkomst volgens Gods nieuwe versie. Tot de Mormonen en Brits-Israël zeggen we dit; de 12 stammen zijn in de dagen van Paulus niet verloren, ze aanbidden God in die tijd, in de tempel!

En vervuld is ook al wat YaHWeH aan Abraham beloofde:

Zowel aan Joden als heidenen. Gods verbond met Abraham =

Gods verbond werd eerst met Abraham gesloten, niet met 'Israël'

Gods verbond werd gesloten 430 jaar vóór de 'wet' gegeven werd (Galaten 3:17,18). Gods verbond werd gesloten vóór de besnijdenis (Romeinen 4:10). Gods verbond was universeel; voor héél de schepping. (Gen.12:3 en 17:4 / Rom.4:16.17 / Galaten 3:8,26-29). Israël zou een zegen voor de wereld zijn, maar ze zijn er niet aan toegekomen (Romeinen 9:31,32 en 10:21). Zij verbraken daardoor het verbond. Slechts een “gelovige rest” is ingevoegd in het Israël Gods: de gemeente (Galaten 6:16).

Het nieuwe verbond, de vervulling: Gesloten met gelovige Joden en gelovige heidenen (Jeremia 31:31-34 / Mattheüs 26:28). Het nieuwe verbond heeft het oude ééns en voor altijd vervangen (Hebreeën 7:18 / 8:6-13 / 10:9). Gelovigen uit Joden en heidenen, zonder onderscheid des persoons (Rom.2:28,29 / Gal.3:6-9,28,29 / Fil.3:3 / Jac.1:1 / 1 Pet.1:1 / Eph. 2:11-19).

Meerdere malen is in de Schrift, het nummer “40” in verband gebracht met het testen en beproeven van Israël door God (Gen.7:4 / Ex. 24:18 / 34:28 / Num.13:25 / 14:33,34 / 32:13 / Deut.8:2 / 10:10 / Deut.25:3 / 1Sam.17:16 / Joh.3:4 / Mat. 4:1-11 / Marc.1:13 / Luc.4:2.) Het is al of niet toevallig, dat de Joodse Talmoed over die periode van 40 jaar (30-70 na Chr.[?]), zegt dat er tekenen zijn dat God de jaarlijkse offers op de verzoendag (Jom Kippoer) niet accepteerde vanwege de zonden van het volk (Lev.16). Rekenen we dan van 30-70 na Chr. of van 33-73 na Chr. de verovering van het fort Masada. Tegen die tijd was het hele land bijna verlaten, 1.100.000 gestorven in de oorlog en bijna 100.000 Joden als slaaf verkocht. Een toevalligheid of een teken van God, ik weet het niet!

APPENDIX IV: de 4 interpretaties naast elkaar

Wij geven hieronder een vergelijking (in een licht gewijzigde vorm) uit J. Barton Payne,

‘The theology of the Older Testament’, Zondervan, 8ste druk, december 1975, blz.520-522. Hij citeert uit volgende werken om een viertal interpretaties te belichten van Daniël 9:2-27: Symbolisch; H.C. Leupold, ‘Exposition of Daniel’, Wartburg Press, 1949, Bedelingen; Joseph A. Seiss, ‘Voices from Babylon or, the Records of Daniel the Prophet’, Philadelphia: Muhlenberg Press, c. 1879, met aanvullingen van A.C. Gaebelein, ‘The Prophet Da-niel’, New York, ‘Our Hope’ Publishing Co., c. 1911), Liberaal; James A. Montgomery, ‘A Critical and Exegetical ‘Commentary on the book Daniel’, New York, Charles Scribner’s Sons, 1927,

Page 297: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 297

Traditioneel; E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, New York, Funk and Wagnalls, 1891. De bladzijdennummers verwijzen naar de aangehaalde werken. We gebruiken de volgende afkortingen: Symbolisch = Symb

Bedelingen = Bed Liberaal = Lib Traditioneel = Trad

Daniël 9:24 - uw volk Symb: Israël en de Kerk verleden en toekomst blz.411 Bed: Israël verleden en toekomst blz.240 Lib: Israël in het verleden blz.393 Trad: Israël en de Kerk verleden blz.185 Daniël 9:24 - weken Symb: Volheid blz.409 Bed: 7 x 360 dagen Gaebelein blz.140 Lib: 7 jaren blz.373 Trad: 7 jaren blz.186 Daniël 9:24 - om de gerechtigheid uit te boeten om eeuwige gerechtigheid te brengen Symb: Nieuwe hemel en aarde blz.411 Bed: Alle beloften aan Israël vervuld blz.242 Lib: Droom van de Makkabeeën blz.375 Trad: Verzoening op Kalvarie blz.194 Daniël 9:24 - het hoogheilige te zalven Symb: Mensheid geheiligd in God volgens Opb.21:3 blz.416 Bed: Zalving van de Joden in het duizendjarige rijk blz.241 Lib: Reiniging van het altaar blz.375 Trad: Christus gezalfd door de Heilige Geest blz.196 Daniël 9:25 - en de herbouw van Jeruzalem Symb: Decreet van Cyrus blz.418 Bed: Arthaxerxes I aan Nehemiah blz.444 Lib: Woord van Jeremiah over val van Jeruzalem blz.392 Trad: Arthaxerxes I aan Ezra blz.189 Dan.9:25 - einde van 7 weken Symb: Geboorte van Jezus blz.421 Bed: Herstelling voltooid in 396 (voor Chr.) (?) Gaebelein blz.136 Lib: Terugkeer in 537 voor Chr. blz.379 Trad: De Reformatie door Nehemiah in 409 voor Chr. blz.191 Daniël 9:25 - 7 en 62 aan elkaar

Page 298: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 298

Symb: Neen blz.417 Bed: Ja blz.242 Lib: Neen blz.392 Trad: Ja blz.189 Daniël 9:25 - de uitverkoren vorst Symb: Geboorte van Christus blz.422 Bed: Intocht in Jeruzalem blz.243 Lib: Jeshua, de eerste hogepriester na de ballingschap blz.379 Trad: Doop van Christus blz.189 (zalving als profeet) Daniël 9:25 - einde van 62 weken Symb: Einde van de groei van de Kerk blz.424 Bed: 30 na Chr. blz.247 Lib: 171 voor Chr. blz.394 Trad: 26 na Chr. blz.189 Daniël 9:26 - zal een gezalfde gedood worden Symb: Einde van de groei van de Kerk blz.427 Bed: Kruisiging van Christus blz.249 Lib: Moord op de hogepriester Onias III blz.381 Trad: Kruisiging van Christus blz.198 Daniël 9:26 - na die tweeënzestig weken Symb: Onmiddellijk erna blz.427 Bed: Vijf dagen later blz.248 Lib: Onmiddellijk erna blz.394 Trad: Later in het midden der volgende week blz.201 Daniël 9:26 - zonder dat iemand hem opvolgt Symb: Zonder invloed blz.427 Bed: Door Joden verworpen blz.250 Lib: Zonder schuld blz.381 Trad: Door Joden verworpen blz.197 Daniël 9:26 - een vorst die komt Symb: Antichrist in de toekomst blz.428 Bed: Titus in 70 na Chr. blz.251 Lib: Antiochus IV in 168 voor Chr. blz.383 Trad: Christus (blz.257) of Titus in 70 na Chr. blz.200 Daniël 9:26 - aan het einde zal er volgens het besluit een verwoestende oorlog plaatsvinden Symb: Tot de dood van de Antichrist bij het verschijnen van de Christus blz.429

Page 299: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 299

Bed: Tot het herstel van Israël 7 jaar vóór de verschijning van Christus blz.250 Lib: Tot zijn dood in 164 voor Chr. blz.384 Trad: Tot de val van Jeruzalem blz.201 Daniël 9:27 - betekenis van “en hij” in Daniël 9:26 Symb: Vers 27 is verdere uitleg van 26 blz.431 Bed: Spreekt over andere dingen blz.251 Lib: Vers 27 is verdere uitleg van 26 blz.384 Trad: Vers 27 is verdere uitleg van 26 blz.192 Daniël 9:27 - een sterk verbond Symb: De Antichrist verleidt de massa blz.432 Bed: Antichrist gaat een verbond aan met de afvallige Joden blz.252 Lib: Antiochus in verbond met Grieken blz.385 Trad: Christus’ Nieuw Verbond met hen die gered zijn blz.193 Daniël 9:27 - begin van de 70é week symb: Volgt de 69ste blz.427 Bed: Een breuk tussen de 69ste en 70ste week blz.251 Lib: Volgt de 69ste blz.386 Trad: Volgt de 69ste blz.192 Daniël 9:27 - op de helft van die week Symb: Na 3 ½ jaren voor eerste deel blz.432 Voor tweede deel later blz.433 Bed: Na 3 ½ jaren in de grote verdrukking blz.252 eerste deel, later andere helft Lib: van 168 - 165 voor Chr. voor 3 ½ jaren blz.386 Trad: Na 3 ½ jaren in 30 na Chr. blz.192 Daniël 9:27 - een einde maken aan de slacht- en spijsoffers Symb: Er is geen aanbidding meer blz.433 Bed: Het altaar wordt verontreinigd blz.253 Lib: Het altaar wordt verontreinigd blz.386 Trad: Het OT heeft afgedaan blz.192 Daniël 9:27 - einde van de week Symb: Gods oordeel blz.436 Bed: Gods oordeel blz.251 Lib: Overwinning van de Makkabeeën blz.386 Trad: Steniging van Stephanus, Joden weigeren het Nieuwe Verbond blz.193 Daniël 9:27 - “de gruwel van de verwoesting” Symb: Door afgoderij blz.433 Bed: Een afgod in de tempel blz.253 Lib: Griekse afgod in de tempel blz.388

Page 300: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 300

Trad: Tegen de tempel in het jaar 70 na Chr. bij de verwoesting blz.199 Daniël 9:27 - “totdat de vernietiging” is voltrokken Symb: Tot zijn dood blz.436 Bed: Tot de dood van de Antichrist blz.255 Lib: Tot de dood van Antiochus blz.389 Trad. Tot de vernietiging van Jeruzalem blz.200.

Laten we toch ook nog vermelden dat niet allen die in de bedelingen geloven, hetzelfde zeggen. S. van Mierlo, leerling van E. Bullinger – maar deze volgt diens chronologie NIET - is zo een uitzondering. Alle weken zijn gescheiden volgens hem en moeten als volgt aanvangen. We verwijzen naar zijn ‘De zeventig weken van Daniël 9’, Uitg. Uit de Schriften, z.j. (ongeveer 1955). 1st jaarweek van 588 voor Chr. tot 539 voor Chr. 62 daaropvolgende jaarweken van 437 voor Chr. tot 30 na Chr. 70ste week in de toekomst. De tempel in de 70st week zal slechts een klein gebouwtje zijn (blz.22). Zelf heeft hij kritiek op de uitleg van Anderson waarvan we de 4de opmerking citeren: “Dan 9:25 zegt dat Messias eerst nà de 62 weken uitgeroeid wordt? Niets laat ons toe deze gebeurtenis juist aan het einde van de 62 weken te plaatsen” (blz.16).

Maar ook vóór E. Bullinger waren er mensen op de gedachte gekomen om het begin van de profetie te plaatsen bij het moment dat de uitspraak van de profetie door Daniël gedaan wordt. Zo Orelli (‘Messianic prophecy’, T & T Clark, blz.465) die de profetie laat beginnen in 588 voor Chr. voor de eerste zeven weken. Ze lopen verder tot het jaar 536 voor Chr. De daaropvolgende reeks neemt zijn aanvang met 536 voor Chr. om te eindigen in 170 na Chr. Dat is natuurlijk slechts ongeveer 52 jaarweken. Dean Farrar (ook einde 19de eeuw) merkt in zijn commentaar op Daniël dan ook op, dat 62 jaarweken gelijk stellen aan 52 jaarweken niet te rijmen is. En nog enkele uitleggingen volgens het liberale leerplan verkort weergegeven uit Driver S.R., ‘The Book of Daniel,’ Cambridge University Press, 1901, blz.143,148,149: 1°) Wieseler (in 1846) 7e week vanaf 606 voor Chr. 62 weken tot 172 voor Chr. laatste week 172 voor Chr. - 165 voor Chr. Er is ook een geestelijke uitleg die loopt tot de komst van Christus = de gezalfde, de prins. 2°) Delitzsch (1878) Begin vanaf 605 voor Chr. 62 weken tot 171 voor Chr. Laatste week tot dood van Antiochus in 164 voor Chr. 7 weken volgen hierop en dat zou ons tot de Messias moeten gebracht hebben maar is onoplosbaar. 3°) Kranichfeld (1868) 7 weken van 588 voor Chr. tot 539 voor Chr. De gezalfde, de prins is Cyrus. 62 weken van 539 voor Chr. tot aan de dood van de gezalfde (Christus). De lacune van 135 jaar heeft Daniël in zijn profetisch perspectief niet gezien. 4°) Von Orelli (1882) 7 weken van 588 voor Chr. tot 536 voor Chr. 62 weken van 536 voor Chr. tot 29 na Chr. = de dood van Christus = de gezalfde van verzen 25 én 26. Het zijn geen echte weken maar “typische” weken. Laatste week zit tussenin de andere 62 weken in de tijd van Antiochus van 171 voor Chr. tot 164 voor Chr. 5°) Nägelsbach (1858) 7 weken van 536 voor Chr. tot feest van de stadswal volgens Neh.12 in 434 voor Chr. 62 weken vanaf Neh.12 (434 voor Chr. tot de geboorte van Christus.

Page 301: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 301

Laatste week van geboorte van Christus tot vernietiging van Jeruzalem in 70 na Chr. De we- ken zijn symbolisch en kunnen elke totaalsom van 7 voorstellen. De eerste 7 is eigenlijk 7 + 7=14 jaarweken. De laatste week is 7 x 10 = 70 jaarweken. 6°) Kliefoth (1868) en Keil (1869) De weken zijn symbolen. 7 weken van Edict van Cyrus (537 voor Chr.) tot komst van Christus. 62 weken van Christus tot komst van de Antichrist. Laatste week, week van de grote afval afgesloten door Wederkomst van Christus. Vers 27 spreekt over de Antichrist. 7°) Van Lennep (1888) Bespreekt enkele mogelijke oplossingen. Letterlijk of figuurlijk of combi- naties van beiden. Men mag rekenen volgens 6 + 62 + 1 week / of / 62 + 7 + 1 week / of / 62 + 1 + 7 week schema. Al naar gelang de schrijver kunnen er hiaten zijn tussen een tijdstip. We hebben te kiezen tussen maanjaren, Egyptische jaren (als ze echt hebben bestaan) of zonnejaren, of symbolische en “typische” Godstijden.

APPENDIX V: de 4 Bijbelteksten over de ANTICHRIST

Weinig mensen weten dat er in de Bijbel maar vier teksten zijn die over “een antichrist” of over “DE antichrist” spreken, allen te vinden in twee brieven van de apostel Johannes. 1ste tekst 1 Joh.2.18 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): “Kinderkens, het is de laatste ure; (61) en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist (62) komt, zo zijn ook (63) nu vele antichristen (64) geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure (65) is.” Voetnoten:

61) het is de laatste ure; Dat is, wij beleven nu den laatsten tijd der wereld, waarvan tevoren gezegd is, dat in deze de antichrist zal komen en vele valse leraars zullen opstaan. Zie Matth. 24:5; 1 Cor. 10:11; 2 Thess. 2:3; 1 Tim. 4:1; 2 Tim. 3:1; 2 Petr. 3:3.

62) de antichrist Grieks ho antichristos; welk woord in het algemeen betekent iemand die, onder den naam van Christen te zijn, zich stelt tegen de leer van Christus’ persoon en ambt, en in het bijzonder een onder deze bijzonder uitstekende, die niet bestaat in een persoon alleen, maar in verscheidene elkander in een staat opvolgende of in elkanders plaats komende, gelijk men door den keizer van Rome dikwijls niet alleen verstaat den regerenden keizer, maar ook al degenen die in het keizerrijk den een na den ander opvolgen. Hier spreekt de apostel van den uitstekenden antichrist, gelijk het Griekse woord ho te kennen geeft, die 2 Thess. 2:3, enz. en in de Openbaring van Johannes doorgaans beschreven wordt.

63) komt, zo zijn ook Dat is, komen zal, of gelijk als op den weg is om te komen; zie 2 Thess. 2:7. 64) vele antichristen

Dat is, vele valse leraars onder de christenen, die voorlopers van den groten antichrist zijn geweest en van één geest gedreven, want hier wordt dat woord in het algemeen en in het brede genomen.

65) dat het de laatste ure Namelijk volgens de voorzeggingen van Christus en der apostelen, tevoren aangetekend.

Page 302: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 302

2de tekst 1 Joh.2:2 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): “Wie is de leugenaar, dan (80) die loochent, dat Jezus is de Christus? (81) Deze is de antichrist, die den Vader en (82) den Zoon loochent. (83)”

Voetnoten: 80) de leugenaar, dan Dat is, de voornaamste valse leraar. 81) is de Christus?

Grieks niet is; dat is, die de waarheid loochenende zegt, dat Jezus niet is de Christus, dat is, de Messias, de Gezalfde, de beloofde Zaligmaker. Zie Joh. 20:31.

82) die den Vader en Hoe de Vader wordt geloochend, wordt nader in 1 Joh. 2:23 verklaard. 83) den Zoon loochent.

De Zoon van God de Heere Jezus Christus wordt geloochend, niet alleen ten opzichte van Zijn persoon, wanneer men loochent, òf Zijne Goddelijke, òf Zijn ware menselijke natuur, òf dergelijke; maar ten opzichte van Zijn ambt, als men loochent dat Hij de Zaligmaker is, of dat Hij de enige en volmaakte Zaligmaker is, en als men benevens Hem nog andere middelaars tot de zaligheid stelt, enz.

3de tekst 1 Joh 4:3 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): “En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van (13) den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.”

Voetnoot: 13) de geest van

Dat is, de leer van den antichrist, die strijdt tegen de waarheid van den persoon en het ambt van Christus.

4de tekst 2 Joh 1:7 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): “Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, (20) dat Jezus Christus (21) in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. (22)”

Voetnoten: 20) die niet belijden, Zie de aantekeningen 1 Joh. 2:22, en 1 Joh. 4:2. 21) dat Jezus Christus

Grieks Jezus Christus in het vlees komende. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Joh. 4:2.

22) de antichrist. Zie 1 Joh. 4:3.

Het is bovendien niet oprecht dat in de kringen van de dispensationalisten een reeks teksten uit het boek Daniël toegepast worden of een komende antichrist. Daarvan beweren de meesten dan nog dat er een kleine vervulling is in de persoon van Antiochus Epiphanes (later met de bijnaam Epimanes = de gek) en een latere vervulling in één nog komende antichrist. We hebben over de zaak van de antichrist al één en ander geschreven. We nemen in hoofdstuk 10 wat over uit onze ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en de duizendjarige regering.’ Een uitleg van 2 Thessalonicenzen 2:1-10. Conclusie

Page 303: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 303

Dit is de belichting van slechts één aspect van de Wederkomst. Dat moment waar zowel de

gelovigen als ongelovigen bij elkaar staan en dat overeenkomt met “de voleinding der wereld” (Mat.13:41,49 en lees de context). Het moment waar de schapen en bokken van elkaar gescheiden worden (Mat.25:31-46). Hier nog een toekomstige duizendjarige regering willen lezen (in te lezen) kan niet zonder fantasie van mensen.

We komen aan het slot toe van de profetie, het vers 27. In de bedelingen heeft men hier een uitleg die niet voldoet aan de betekenis van dat vers 26. Laat ons eens nagaan of de argumenten van de leer van de bedelingen kunnen standhouden in een vergelijk van logische conclusies. We zetten alles in een tabelvorm uitgaande van twee publicaties. Dat is voor de Bedelingen; Joseph A. Seiss, ‘Voices from Babylon or, the Records of Daniel the Prophet’, Philadelphia: Muhlenberg Press, c. 1879, met aantekeningen van A.C. Gaebelein, ‘The Prophet Daniel’, New York, ‘Our Hope’ Publishing Co., c. 1911). En voor de Traditionele uitleg; E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, New York, Funk and Wagnalls, 1891. De bladzijdennummers verwijzen naar de aangehaalde werken. We gebruiken de volgende afkortingen:

Bedelingen = Bed Traditioneel = Trad

Daniël 9:26 - zal een gezalfde gedood worden Bed: Kruisiging van Christus blz.249 Trad: Kruisiging van Christus blz.198 Daniël 9:26 - na die tweeënzestig weken Bed: Vijf dagen later blz.248 Trad: Later in het midden der volgende week blz.201 Daniël 9:26 - zonder dat iemand hem opvolgt Bed: Door Joden verworpen blz.250 Trad: Door Joden verworpen blz.197 Daniël 9:26 - een vorst die komt Bed: Titus in 70 na Chr. blz.251 Trad: Christus (blz.257) of Titus in 70 na Chr. blz.200 Daniël 9:26 - aan het einde zal er volgens het besluit een verwoestende oorlog plaatsvinden Bed: Tot het herstel van Israël 7 jaar vóór de verschijning van Christus blz.250 Trad: Tot de val van Jeruzalem blz.201 Daniël 9:27 - betekenis van “en hij” in Daniël 9:26 Bed: Spreekt over andere dingen blz.251 Trad: Vers 27 is verdere uitleg van 26 blz.192 Daniël 9:27 - een sterk verbond

Page 304: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 304

Bed: Antichrist gaat een verbond aan met de afvallige Joden blz.252 Trad: Christus’ Nieuw Verbond met hen die gered zijn blz.193 Daniël 9:27 - begin van de 70é week Bed: Een breuk tussen de 69ste en 70ste week blz.251 Trad: Volgt de 69ste blz.192 Daniël 9:27 - op de helft van die week Bed: Na 3 ½ jaren in de grote verdrukking blz.252 eerste deel, later andere helft Trad: Na 3 ½ jaren in 30 na Chr. blz.192 Daniël 9:27 - een einde maken aan de slacht- en spijsoffers Bed: Het altaar wordt verontreinigd blz.253 Trad: Het OT heeft afgedaan blz.192 Daniël 9:27 - einde van de week Bed: Gods oordeel blz.251 Trad: Steniging van Stephanus, Joden weigeren het Nieuwe Verbond blz.193 Daniël 9:27 - “de gruwel van de verwoesting” Bed: Een afgod in de tempel blz.253 Trad: Tegen de tempel in het jaar 70 na Chr. bij de verwoesting blz.199 Daniël 9:27 - “totdat de vernietiging” is voltrokken Bed: Tot de dood van de Antichrist blz.255 Trad. Tot de vernietiging van Jeruzalem blz.200. Wat leren we hieruit? Dat de leer van de dispensaties een verband legt van de aanhef van “en hij” in het begin van 27 dat niet van de Messias spreekt, maar van de antichrist. Lezen we toch eens wat er staat in vers 26 als een verwijzing naar twee personen: ”zal een gezalfde gedood worden” (Jezus) en ”een vorst die komt” (de Romeinse generaal Titus). Dus, let er op, er is in vers 26 géén sprake van een antichrist, en Titus is nergens een antichrist genoemd in de Bijbel. De aanhangers van de leer van de bedelingen zeggen dat “en hij” moet verwijzen naar de persoon die het dichts genoemd is in vers 26. In hun visie dus Titus! Verder geredeneerd is het dus die persoon (generaal Titus) die een verbond met Israël aangaat enz. Neen zegt men dan, dat wijst naar de antichrist die op het punt staat zich nu (we zijn 2008) te openbaren. Is die dan de reïncarnatie van generaal Titus? Neen, zal men zeggen. Maar daar hoeven we niet in te trappen, dat is een on-Bijbelse redenering. Titus is het werktuig in Gods hand om Israël te straffen voor een laffe daad: de moord op hun gezalfde. Zodat we moeten aannemen dat het “en hij” naar de andere persoon wijst die ook in vers 26a genoemd is, de gezalfde die zal gedood worden: Jezus de Messias. Er is dan ook nog een tweede probleem met de uitleg van de bedelingenleer. Aan het slot van vers 26 staat beschreven over generaal Titus: “aan het einde zal er volgens het besluit een verwoestende oorlog plaatsvinden.” Dat wijst naar de verschrikking van de oorlog van 66-71 na

Page 305: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 305

Christus. Rome moet zijn opstandige provincie Israël een les leren. Het kost aan Israël bijna één miljoen honderdduizend doden en zevenennegentigduizend slaven die verkocht worden. Daarboven de vernietiging van de stad en de tempel. Van de tempel zal geen steen op een andere blijven, zo had Jezus het voorspeld. Dan zou er volgens de leer van de bedelingen wanneer die antichrist komt in vers 27 ineens, opkomende uit het niets, een nieuwe tempel zijn.

APPENDIX VI: de Joodse interpretaties

We vonden ergens een verwijzing naar een zekere Ds. Cachemaille en zijn boek ‘The Se-venty Weeks and the Messiah.’ Daar schrijft hij op blz.25: “Het is een interessant feit dat tot op vandaag nog verschillende verzen uit de belijdenis van de zonden van zijn volk door Daniël elke maandag en donderdag door de Joden worden opgezegd; maar dat het laatste gedeelte van Daniël 9, dat zo duidelijk over het lijden van de Messias spreekt, nooit gelezen wordt. De rabbijnen hebben werkelijk een verschrikkelijke vloek uitgesproken over ieder die de profetie van de zeventig weken onderzoekt. Zij zeggen: "Laat de botten verrotten van hem die het einde van de tijd berekent.” Ik hen niemand anders gevonden die een dergelijke opmerking maakt, maar het is niet uitgesloten. We hebben geen reden om Cachemaille’s opmerking te betwijfelen.

Joden hebben een andere uitleg bij Daniël 9:23-27 en vertellen ons graag waarom de christelijke interpretatie fout is. Op http://www.geocities.com/bergZion/Daniel9NL.htm is alles uit de doeken gedaan. Wij onderlijnen zelf enkele zaken in wat volgt en het zijn onze hoofdletters.

Wat ze hier zeggen over de spitsing van de 69ste en de 70ste jaarweek: “Sommige christenen proberen hier onderuit te komen door te zeggen dat de laatste week nog niet geweest is. EEN WANHOOPSDAAD, want het is erg vreemd om te zeggen dat de 7 weken en de 62 weken aaneengesloten waren, en dat dan de laatste week nog ergens in twilight zweeft om wie weet wanneer nog is langs te komen. Het is ook niet mogelijk dat de laatste week nog niet is geweest, want de profetie zegt: “En hij zal het verbond zwaar maken, een week lang, in de helft van de week zal hij het slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen.”

Wat ze hier zeggen over start en einde van de profetie: “Laten we nu eens kijken wat er werkelijk loos is in deze profetie. De profetie eindigt met de verwoesting van de tempel in het jaar 70. De hele profetie beslaat 70 profetische weken, dat staat voor 490 jaar, dus de profetie begint in het jaar 70 minus 490 jaar, is 420 BCE. (before the common era) Volgens de joodse traditie werd de eerste tempel verwoest in het jaar 3338 vanaf de schepping, dat is 423 BCE. De 70 profetische weken beslaan het tijdperk van de 70 jarige joodse ballingschap in Babylon en het tijdvak van ongeveer 420 jaar dat de tweede tempel bestaan heeft.”

Wat ze hier zeggen over Kores: “Wanneer ging er voor het eerst een woord uit, werd er voor het eerst gesproken over het feit dat de joden zouden terugkeren vanuit de babylonische ballingschap en Jeruzalem zouden herbouwen? Dat was bij monde van de profeet Jeremiah, die dat profeteerde aan het begin van de babylonische ballingschap. Zie Jer. 25:11-12. En het was deze profetie die Daniel aan het bestuderen was toen hij het visioen kreeg betreffende de 70 weken. Zie het begin van Daniel 9.

Dus de uitgang van het woord is niet de toestemming van koning Kores om terug te keren, maar Jeremiah’s profetieen aan het begin van de Babylonische ballingschap.”

Page 306: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 306

Wat ze hier zeggen over de gezalfde: “Even tussendoor: JC is nooit tot koning gezalfd zoals een joodse koning gezalfd moet worden, hij was ook nooit een koning, dus, hij was geen messias, geen gezalfde. Daarom kan Daniel 9 geen betrekking hebben op hem.

52 jaar na het begin van de ballingschap kwam koning Kores aan de macht in Babel, en hij was het die de joden toestemming gaf terug te keren en de tempel te herbouwen, zoals beschreven is in Ezra 1:1. Kijk nu in Jesaja 45:1; "Zo zegt de Here tot zijn gezalfde, tot Kores, ..." Hier noemt God bij monde van de profeet Jesaja de niet joodse koning Kores “Zijn gezalfde”. In het hebreeuws: “meshiach”. Dus Kores die toestemming gaf voor de herbouw van de tempel is de gezalfde, de messias. Koning Kores besteeg de troon 52 jaar nadat de joden in ballingschap waren gegaan, dat is 7 profetische weken die staan voor 49 jaar, plus 3 jaar. (de drie jaar zijn niet vermeld omdat het geen volledige “week” is) (…) De 7 weken, 49 jaar, starten in het jaar 3338 na creatie, 423 BCE. Ze eindigen in 3380 na creatie met het verschijnen van koning Kores, 377 BCE. Ze worden gevolgd door de 62 weken, oftewel 434 jaar, en dat brengt ons tot het jaar 3824 na creatie, 63 CE. Blijft er over 1 week, die ons brengt tot 3828 na creatie, 70 CE."

Wat ze hier zeggen over het slot: “In het midden van de laatste week die loopt van 63 tot 70, zouden de dieroffers ophouden. De tempeldienst met de dieroffers was na de dood van JC gewoon doorgegaan, totdat in 66 de joden rebbelleerden tegen de romeinen. Als reactie hierop belegerden de romeinen Jeruzalem. Door de omsingeling was het onmogelijk voor de joden om schapen en stieren de stad in te brengen voor de offerdienst, en daardoor werd de offerdienst onderbroken." En het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten," Dit gaat over de romein Titus, die het bevel gaf tot de verwoesting van Jeruzalem en de tempel.”

Op http://www.shalomcenter.nl/verborgen_teksten.htm staat nog een andere uitleg over Daniël 9:23-27 vanuit Joodse hoek. We citeren enkele zaken: “Gebaseerd op het hebreeuws worden hier echter TWEE GEZALFDEN genoemd. De eerste is er na 7 shabbatsjaren nadat het woord uitging. De andere gezalfe is er na 69 shabbatsjaren. De eerste is Kores, die een gezalfde van God wordt genoemd (Jes. 45:1 Zo zegt de Eeuwige tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.) (Jes. 44:28 die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. 45:1 Zo zegt de Eeuwige tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.). De gezalfde die in vers 26 wordt genoemd is Agrippa, de laatste joodse koning (in Davids lijn). Hij stierf net voor het einde van de 2e tempelperiode. De vorst die verder in vers 26 wordt genoemd is de Romeinse Titus. Let op: de juiste vertaling van vers 26a (En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is) is: En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, en niet meer zijn (zoals het in de Lutherse vertaling vertaald wordt). Ook nu wordt de vertaling (zonder dat uit een bepaalde vooronderstelling te doen) heel anders.”

In de Joodse vertalingen kunt u wel eens wat anders lezen dan in onze vertalingen. Dat heeft te maken met het feit dat Joodse vertalingen zeer sterk de Massoretische tekst vertalen die is bekrachtigd in de 8ste/9de eeuw na Christus. Voorzeker was die al een beetje aangepast aan de “leesbaarheid van de tekst”, want die is op sommige plaatsen zeer moeilijk te begrijpen. In katholieke en prostestanse Bijbels wordt rekening gehouden met wat de Septuaginta zegt, de Latijnse Vulgaat en nu recenter zelfs de Dode-zee-rollen. We hebben in deze drie Joodse

Page 307: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 307

vertalingen het begrip “messias” onderstreept en u merkt dat men hier zelfs voor eenzelfde tekst eens met het lidwoord heeft vertaald en een andere maal niet.

JPS VERSION TANAKH

(1985)

JPS 1917 VERSION JUDAICA PRESS TA-NAKH (CHABAD.ORG)

24. “Seventy weeks” have been decreed for your people and your holy city until the measure of trans-gression is filled and that of sin complete, until iniq-uity is expiated, and eternal righteousness ushered in; and prophetic vision rati-fied” and the Holy of Ho-lies anointed.

24. Seventy weeks are decreed upon thy people and upon thy holy city, to finish the transgression, and to make an end of sin, and to for-give iniquity, and to bring in ever-lasting righteousness, and to seal vision and prophet, and to anoint the most holy place.

24. Seventy weeks [of years] have been decreed upon your people and upon the city of your Sanctuary to terminate the transgression and to end sin, and to expiate iniquity, and to bring eternal righ-teousness, and to seal up vi-sion and prophet, and to anoint the Holy of Holies.

25. You must know and understand: From the is-suance of the word to re-store and rebuild Jerusalem until the [time of the] anointed leader is seven weeks; and for sixty-two weeks it will be rebuilt, square and moat, but in a time of distress.

25. Know therefore and discern, that from the going forth of the word to restore and to build Jerusa-lem unto one anointed, a prince, shall be seven weeks; and for threescore and two weeks, it shall be built again, with broad place and moat, but in troublous times.

25. And you shall know and understand that from the emergence of the word to restore and to rebuild Jerusa-lem until the anointed king [shall be] seven weeks, and [in] sixty-two weeks it will return and be built street and moat, but in troubled times.

26. And after those sixty-two weeks, the anointed one will disappear and va-nish. The army of a leader who is to come will destroy the city and the sanctuary, but its end will come through a flood. Desolation is decreed until the end of war.

26. And after the threescore and two weeks shall an anointed one be cut off, and be no more; and the people of a prince that shall come shall destroy the city and the sanct-uary; but his end shall be with a flood; and unto the end of the war desolations are determined.

26. And after the sixty-two weeks, the anointed one will be cut off, and he will be no more, and the people of the coming monarch will destroy the city and the Sanctuary, and his end will come about by inundation, and until the end of the war, it will be cut off into desolation.

27. During one week he will make a firm covenant

27. And he shall make a firm cove-nant with many for one week; and

27. And he will strengthen a covenant for the princes for

Page 308: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 308

with many. For half a week he will put a stop to the sacrifice and the meal offering. At the corner [of the altar] will be an appall-ing abomination until the decreed destruction will be poured down upon the ap-palling thing.”

for half of the week he shall cause the sacrifice and the offering to cease; and upon the wing of detest-able things shall be that which cau-seth appalment; and that until the extermination wholly determined be poured out upon that which cau-seth appalment.'

one week, and half the week he will abolish sacrifice and meal- offering, and on high, among abominations, will be the dumb one, and until de-struction and extermination befall the dumb one.

Dit zijn enkele opmerkingen van Joodse rabbijnen en geschriften over de periode van de 490

jaren uit Daniël 9. De Talmud lijkt ergens te verwijzen naar de laatste week van Daniël 9. B. San 97a: ”Onze

meesters dachten als volgt over de bewuste zevendedagperiode wanneer op het einde ervan (Messias) zoon van David zal verschijnen.”

B. San 97b: ”Rav zei: alle tijden van verlossing zijn voorbij, alles is nu afhankelijk van berouw en goede daden.”

B. San 97b: ”R. Samuel bar Nahmani zei in de naam van R. Jonathan: laat de beenderen van hen die veronderstellen de tijd van verlossing te berekenen, weggeblazen worden in de wind. Ze zeggen allicht dat ‘gezien de verlossing niet gekomen is, ze nooit zal plaatsvinden.' Integendeel men moet blijven wachten (…) wat houdt het tegen? De maat van gerechtigheid stelt het uit (…)”

Hieruit blijkt dat er rabbijnen waren die tijdsberekeningen verrichtten vanuit het boek Danël.

Volgens velen was de tijd voorbij dat de Messias zou komen, maar gezien de diversiteit onder Joodse theologen waren nog andere berekeningen in zwang. Het was echter voor allen zo dat de jaren van Daniël er iets mee te maken hadden.

Maimonides (Rabbi Moses Ben Maimon) zei: “Daniël heeft voor ons de kennis van het einde uitgelegd. Maar aaangezien ze een mysterie zijn, hebben de Wijzen (de Rabbijnen) verboden de dagen van de Messias te berekenen zodat het gewone niet onderwezen volk, niet van de wijs gebracht wordt en inziet dat het einde al gekomen is, want er is geen teken van de komst van de Messias” (Igeret Teiman, Chapter 3, blz.24).

Rabbi Moses Abraham Levi leerde: “Ik heb gans de Heilige Schrift onderzicht en doordacht en heb de tijd van de komst van de Messias niet gevonden met uitzondering van de woorden van Gabriël aan de profeet Daniël die in de het negende hoofdstuk staan.” (‘The Messiah of the Targums’, Talmuds and Rabbinical Writers, 1971, blz.141-142.)

De Targumim van de Megillot (Klaagliederen 4): “17 Onze ogen merken nog steeds niet de hulp die we verwachten van de Romeinen, maar die als niets voor ons waren. In onze hoop keken we ook naar de Edomieten die als natie ons geen hulp konden bieden. Ze hebben ons pad gekruist zodat we niet veilig onze plaatsen konden betreden. We leerden‘Ons einde is nabij, onze dagen zijn vervuld’ want ons einde is gekomen.”

En ook dit: Aquila geciteerd in ‘Demonstratio Evangelica’ Book VIII leert: “Over uw volk, en over uw

heilige stad (...) Voor het beëindigen van hun ongehoorzaamheid, en voor het aanvullen van hun overtreding. Voor de vervulling van hun ongehoorzaamheid en de voltooiing van hun zonde. Voor de verzoening van hun overtreding, Voor het brengen van eeuwige

Page 309: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 309

gerechtigheid. En voor het vervullen aan de visie en de profeet. Voor de zalving van de meest geheiligde.”

Josephus schreef: “Daniël profeteerde en schreef over al deze zaken vele jaren geleden. We kunnen in zijn geschriften ook lezen over de manier waarop onze mensen onder het juk van de Romeinse slavernij kwamen en de manier waarop onze natie werd vernietigd door de Romeinen. Al deze geschriften van Daniël, door Gods opdracht achtergelaten, geven aan de lezers en studenten van de geschiedenis, het bewijs van de grote eer die God hem had verleend. Bovendien iets voor de twijfelaars, die alle mogelijkheid van leiding in het leven verwerpen, dat God nog steeds bezig is met de koers van de geschiedenis te bepalen.”“(Josephus, Antiquities, X.10 en 11).”

Rabbi Judah (Grote verzamelaar van de Talmud): “Deze tijden zijn al lang voorbij.” (Regarding Daniel's prophecy - Babylonian Talmud Sanhedrin 98b and 97a)

Samuel Samuel Levine (1925): “Christenen, bij gebrek aan een beter antwoord, beweren dat de 70ste week zal plaatsvinden wanneer Jezus terugkeert als een koning bij zijn tweede komst. Het probleem werd veroorzaakt doordat Daniël een totaal van 70 weken heeft genoemd en ze heeft weergegeven als 7 plus 62, waardoor een week is overgebleven. De christenen zeggen dat de eerste 69 weken na elkaar waren, maar dan is er minstens een 1900 jarige kloof voordat vroeg of laat de 70ste week kan plaatsvinden. Dit is natuurlijk een zeer gedwongen uitleg, geboren uit wanhoop.” (‘You take Jesus, I'll Take God: How to Re-fute Christian Missionaries’, Los Angeles: Hamoroh Press, 1980, blz.31).

APPENDIX VII: In welk jaar stierf Jezus?

John Pratt, is een Mormoons astronoom die enkele artikelen schreef over de datum van de

geboorte en dood van Christus. In een artikel verschenen in ’The Quarterly Journal of Royal Astronomical Society’ 32, (Sept. 1991), blz.301-304, staat een lijst van mogelijke data wanneer Christus stierf. Het is gebaseerd op de Bijbelse maankalender die vanuit enkele tabellen kan afgelezen worden. Jezus stierf volgens hem op 14 Nisan van het jaar 33. Dat is het jaar dat we zelf aannemen. (Voor dergelijke tabellen zie: http://sunearth.gsfc.nasa.gov/eclipse/LEcat/LE0001-0100.html ) (Of een andere: Redshift 3 Astronomy software)

JAAR DAG START VAN DE VERDUIS- TERING OM 18.00 UUR

30 na Christus 15 Nisan Donderdag 31 na Christus 15 Nisan Dinsdag 32 na Christus 15 Nisan Zondag 33 na Christus 15 Nisan Vrijdag 34 na Christus 15 Nisan Woensdag

Wanneer we ervan uitgaan dat de kruisiging op een vrijdag was, dan zijn er enkele mogelijkheden: 14 nisan was een vrijdag in de jaren 27 / 33 / 36. Ook het jaar 30 kan een mogelijke dag zijn, wanneer de waarneming van de nieuwe maan toen zichtbaar was in Jeruzalem. Joden rekenden niet astronomisch, maar met het blote oog om de start te bepalen van een nieuwe maan.

De onderstaande tabel geeft de mogelijke dagen aan wanneer 14 nisan op een woensdag of een donderdag viel tussen de jaren 30 en 36 na Christus. Absolute zekerheid van die dag of één dag meer is er niet, want het gaat om de zichtbaarheid van de maan op de dag van de lente-equinox (21 of 22 maart). Deze berekening komt uit de tijd van de Babyloniërs en wordt nog steeds, sinds hun terugkeer, gebruikt door de Joden. Sinds Hillel II (4de eeuw na Chr.), een rabbijn, heeft alles

Page 310: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 310

meer structuur gekregen. De lijst komt van Kevin Kluetz in zijn artikel op Internet ‘The Dates of Jesus' Crucifixion, Resurrection, and Ascension: Conclusions of Three Documents.’ Zelf gelooft hij in een sterven van Jezus op woensdag. Jammer niet vertaald. De cijfers van kolom drie en vier geven de standen aan van de maan zoals astronomen die weergeven.

Year

Passover, based on modern Jewish ca-

lendar rules (1st 14th day of a lunar month on or after the spring

equinox)

The Jewish month of Nisan, assuming it is the lunar month containing Passover as defined to

the left

The Babylonian month of Nisanu according to Parker and Dubberstein's tables,

defined as the lunar month that begins after the spring

equinox

Passover, based on the

possibility that the first-

century- and-earlier Jewish month of Ni-san always equaled the Babylonian

month of Ni-sanu

30 A.D. Th, 4/6 or Fr, 4/7 same as right

[3/24-4/21] or [3/25-4/22]

(3/22 sun/moon conjunc-tion @ approx.13:08 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 4.734 degrees; visible new

moon evening of 3/23 [sunset @ 17:51 & moon-set @ 18:33] or 3/24 [sun-set @ 17:52 & moonset @

19:27])

same as far left

31 A.D. Mo, 3/26 or Tu, 3/27

[3/13-4/10] or [3/14-4/11]

(3/11 sun/moon con-junction @ ap-

prox.18:58 Jerusalem time, angular separation

btwn sun & moon: 3.915 degrees; visible new moon evening of

3/12 [sunset @ 17:44 & moonset @ 18:20] or

3/13 [sunset @ 17:45 & moonset @ 19:19])

4/12-5/11

(4/10 sun/moon conjunc-tion @ approx.09:47 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 2.492 degrees; visible new

moon evening of 4/11 [sunset @ 18:02 & moon-

set @ 19:03])

We, 4/25

32 A.D. Su, 4/13 or Mo, 4/14 same as right

[3/31-4/28] or [4/1-4/29]

(3/29 sun/moon conjunc-tion @ approx.16:24 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 1.630 degrees; visible new

moon evening of 3/30 [sunset @ 17:56 & moon-set @ 18:42] or 3/31 [sun-

same as far left

Page 311: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 311

set @ 17:56 & moonset @ 19:46])

33 A.D. Fr, 4/3

3/21-4/18

(3/19 sun/moon con-junction @ ap-

prox.08:05 Jerusalem time, angular separation

btwn sun & moon: 0.787 degrees; visible new moon evening of

3/20 [sunset @ 17:50 & moonset @ 19:08])

4/19-5/18

(4/17 sun/moon conjunc-tion @ approx.17:31 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 1.150 degrees; visible new

moon evening of 4/18 [sunset @ 18:07 & moon-

set @ 19:04])

Sa, 5/2

34 A.D. Tu, 3/23 or We, 3/24

[3/10-4/7] or [3/11-4/8]

(3/9 sun/moon conjunc-tion @ approx.00:49

Jerusalem time, angular separation btwn sun & moon: 0.344 degrees;

visible new moon even-ing of 3/9 [sunset @ 17:43 & moonset @

18:13] or 3/10 [sunset @ 17:43 & moonset @

19:24])

4/9-5/7

(4/7 sun/moon conjunction @ approx.07:31 Jerusalem

time, angular separation btwn sun & moon: 2.176

degrees; visible new moon evening of 4/8 [sunset @

18:01 & moonset @ 19:23])

Th, 4/22

35 A.D. Mo, 4/11 or Tu, 4/12 same as right

[3/29-4/26] or [3/30-4/27]

(3/28 sun/moon conjunc-tion @ approx.02:15 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 2.316 degrees; visible new

moon evening of 3/28 [sunset @ 17:54 & moon-set @ 18:25] or 3/29 [sun-set @ 17:55 & moonset @

19:35])

same as far left

36 A.D. Sa, 3/31

3/18-4/16

(3/16 sun/moon con-junction @ ap-

prox.11:44 Jerusalem time, angular separation

btwn sun & moon: 2.970 degrees; visible new moon evening of

3/17 [sunset @ 17:48 & moonset @ 18:46])

[4/16-5/14] or [4/17-5/15]

(4/15 sun/moon conjunc-tion @ approx.01:13 Jeru-salem time, angular separa-

tion btwn sun & moon: 4.172 degrees; visible new

moon evening of 4/15 [sunset @ 18:05 & moon-set @ 18:41] or 4/16 [sun-set @ 18:06 & moonset @

19:50])

Su, 4/29 or Mo, 4/30

De schrijver zegt: “The only possible crucifixion date, based on the reasoning in the above article, is Wednesday, 3/28/31.” Copyright 1998 by Kevin Kluetz.

Page 312: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 312

APPENDIX VIII: Tabellen van vergelijk

Van Dr. J. Paul Tanner, een USA dispensationalist verscheen het artikel ‘SURVEY OF VIEWS ON DANIEL'S "SEVENTY WEEKS" PROPHECY’ gedateerd 24 maart 1999. Oorspronkelijk staat het in één lang document, maar we hebben het gesplitst in drie te vergelijken uitleggingen. Zo zie je in een eerste oogopslag de drie grote verschillen: niet-messiaanse (eerste tabel) en Messiaanse verklaringen (twee latere tabellen). We geven het onvertaald weer. Deze opmerking geven we u wel mee, de schrijver geeft voor de laatste tabel meer dan in de andere tabellen een reeks voorstanders van de leer van de dispensaties. We kunnen echter in de 3de 4de en 5de nog tientallen namen toevoegen. Ofwel wil hij de indruk wekken dat de dispensatieleer goed vertegenwoordigd is of dat de andere onbelangrijk zijn, maar dat zijn ze niet. Dispensatiegedachten stammen uit de beginjaren van de 19de eeuw, vergeet dat niet. U krijgt het oorspronkelijke zonder enige aanpassing. NON-MESSIANIC VIEWS Name of view MACCABEAN VIEW ROMAN DESTRUCTION VIEW Adherents Porphyry (232-c. 305)

Critical Scholars: Montgomery (ICC) Collins (Hermeneia) Hartman-DiL. (Anchor) Goldingay (Word)

Jewish Sources: Seder Olam Rabbah Rashi (AD 1040-1105) Ibn Ezra (AD 1089-1164)

Description All details fulfilled in the Maccabean era during the time of Antiochus Epiphanes (171-164 BC)

The prophecy culminates with the destruction of the 2nd Temple in AD 70 (or possibly as late as AD 135)

Decree God's command - Jer 25:1 Cyrus' decree - 538 BC 1st 7 wks 587/86 — 538/36 BC 1st exile until 538 BC (or 520) 2nd 62 wks 538/36 BC — 171/70 BC time in land until 1st Jewish

revolt of the 60's AD 3rd - 70th 171/70 — 164 BC Dest of Jeru. in AD 70

(possibly extending to 135) Anointed of vs 25

Joshua the High Priest in Zerub.'s day

Usually Cyrus

Anointed of vs 26

Onias III, the High Pr. assassinated in 171 BC

King Agrippa II at time of AD 70 (so Rashi)

Prince to Come Antiochus Vespasian or Titus One who Makes Covenant (vs 27)

Antiochus's alliance with Hellenizing Jews

Romans with Jews in 1st century AD

Makes Desolation

Pagan altar erected on top of Jewish altar (ca. 168/67 BC)

Roman defilement of Temple in AD 70 and/or the establishment of Aelia on ruins of Jerus. By Hadrian

2nd Half of 70th Week

Antiochus' attempt to destroy Ju-daism

Events about AD 70 or 132-135

MESSIANIC VIEWS

Name of view 1ST CENTURY VIEW SYMBOLIC-ESCH. VIEW Adherents Conservative Amillennial:

E. J. Young Conservative Amillennial: T. Kliefoth

Page 313: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 313

Meredith Kline Anthony Hoekema J. Barton Payne (Payne is premill.—post-trib.)

C. F. Keil H. C. Leopold

Description The “anointed” of vs 26 is Christ who is crucified; and Christ makes a covenant with God's people in vs 27.

70 “weeks” are symbolic of 3 periods. The 62 wks are the present age as “spir. Jer.” being built. 70th wk is for Antichrist.

Decree Cyrus' decree - 538 BC Cyrus' decree - 538 BC 1st 7 wks 587/86

538/37 BC until completion of work by Ezra-Neh

538 BC until the 1st Coming of Christ

2nd 62 wks Completion of work by Ezra-Neh until 1st Advent of Christ

After 1st Coming as “spiritual Jerusalem” (Church) is built

3rd - 70th Most say 1st Century (mid. of wk = crucifixion)

Era of the Antichrist before the 2nd Coming of Christ

Anointed of vs 25

Christ Jesus (after the 1st 69 weeks)

Christ Jesus (after the 1st 7 weeks)

Anointed of vs 26

Jesus Christ (“cut off” = crucifixion; presum. AD 30)

Jesus Christ (“cut off” = His influence cut off by Antichrist)

Prince to Come Titus (so Young); or Jesus Christ (so Kline)

The Antichrist

One who Makes covenant (vs 27)

A covenant by Christ with the Church (“ratified” at time of crucifix-ion)

1) Leopold - made in imitation of Christ and imposed on masses; or 2) Keil - made to deceive people to follow him as God

Makes Desolation

Christ de-legitimizes the sacrificial system; the Jewish temple is an ab-omin. to be destroyed later by Titus

Presumably the work of Antichrist

2nd Half of 70th Week

(1) Young, Hoekema - work of Titus in AD 70 (2) Kline, West - an eschatological

Judgment the Antichrist's hatred for the city and temple

MESSIANIC VIEWS

POSTPONEMENT VIEWS Name of view SOLAR-YEAR CALCULATION PROPHETIC-YEAR CALCULATION Adherents Gleason Archer

Leon Wood

Sir Robert Anderson Alva J. McClain John Walvoord Charles L. Feinberg Paul Feinberg Harold Hoehner Josh McDowell

Description First 69 weeks culminate with crux. of Christ, and 70th wk is still future awaiting Antichrist. Calcul. based on 365-day yr.

First 69 weeks culminate with crux. of Christ, and 70th wk is still future awaiting Antichrist. Calcul. based on 360-day year.

Decree Artaxerxes' decree of 458-57 BC Artaxerxes' decree of 445-44 BC 1st 7 wks 587/86

458/57 — ca. 409 BC 445/44 — ca. 396/95 BC

2nd 62 wks ca. 409 BC — ca. AD 26 445/44 BC — AD 32/33 3rd - 70th Future 7 years before the 2nd

Coming of Christ Future 7 years before the 2nd Coming of Christ

Page 314: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 314

Anointed of vs 25

Christ Jesus (after the 1st 69 weeks)

Christ Jesus (after the 1st 69 weeks)

Anointed of vs 26

Jesus Christ (“cut off” = crucifixion in AD 32/33)

Jesus Christ (“cut off” = crucifixion in AD 32/33)

Prince to Come The Antichrist The Antichrist One who Makes covenant (vs 27)

A covenant made by the Antichrist with the Jews. Breaking the covenant starts the final 3 1/2 yrs of the Tribu-lation.

A covenant made by the Antichrist with the Jews. Breaking the covenant starts the final 3 1/2 yrs of the Tribulation.

Makes Desolation

The Antichrist halts sacrificial sys-tem and commits the “abomination of desolation” in the Jewish temple of Trib.(cf. Mt 24:15; 2 Thes 2:4)

The Antichrist halts sacrificial system and commits the “abomination of desolation” in the Jewish temple of Trib.(cf. Mt 24:15; 2 Thes 2:4)

2nd Half of 70th Week

The 3 1/2 years of the Great Tribulation when the Antichrist is in power

The 3 1/2 years of the Great Tribulation when the Antichrist is in power

Page 315: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 315

Hoofdstuk 9

Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring.

We gaan in het kortste hoofdstuk van dit werk enkele zaken aangeven waarom men niet mag cijferen in Bijbelse profetie zoals in de bedelingenleer gedaan wordt: één maand = 30 dagen. Om daar te geraken moeten we in deze hof eerst wat “onkruid” wieden zodat men een klaar overzicht krijgt.

Bij wijze van inleiding enkele jaarkalenders vergeleken met ons jaar 2000 is:

Het jaar 208 volgens de Franse Republikeinse kalender Het jaar 1378 volgens de Perzische kalender Het jaar 1421 volgens de Islamitische kalender Het jaar 1716 volgens de Koptische kalender Het jaar 2544 volgens de Boeddihistische kalender Het jaar 2749 volgens de Oudbabylonische kalender Het jaar 2753 volgens de Oudromeinse kalender Het jaar 5119 in de huidige grote cyclus van de Maya's Het jaar 5760 volgens de Joodse kalender Het jaar 6236 volgens de eerste Egyptische kalender Het jaar van de draak volgens de Chinese kalender

Er is dus veel variatie in het berekenen van tijd. Maar dit mag men niet vergeten:

Het zonnejaar 2000 was 365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 45 seconden lang Het verschil in kalendertijd sinds 1 n. Chr. is 10 seconden (zie hier onder) De gemiddelde afname van de kalendertijd door de geleidelijke vertraging van de rotatie

(ronddraaien) van de aarde is ½ seconde per eeuw

Zodat we ons oprecht mogen afvragen: waarom een profetische kalender leren of aanhouden van 360 dagen? Hoe ziet een Joods jaar er uit?

Joden rekenen met maanjaren. Hoe lang duurt een maanjaar? Dat is = 354 dagen (in werkelijkheid 354 dagen, 8 uren, 48 minuten, en 40 seconden). Maar, er is variatie in haar jaarcyclus omdat er ook rekening gehouden wordt met de zonnekalender. Een gewoon jaar heeft, gezien vanuit de maankalender:

1°) 353 dagen (onvolledig jaar), 2°) of 354 dagen (regelmatig jaar), 3°) of 355 dagen (volledig jaar).

De Babyloniërs bedachten 26 eeuwen geleden het begrip “de dertiende maand.” Een schrikkelmaand, is een maand die eens in de zoveel jaar wordt ingevoegd om een jaar kloppend te krijgen en in de pas te doen lopen met het zonnejaar dat 365,24 dagen telt. Gezien de Joodse kalender van de Babylonische/Assyrische is afgeleid, kwam deze schrikkelmaand ook in de Joodse tijdrekening terecht.

Page 316: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 316

Een schrikkeljaar had toen 383 of 384 of 385 dagen. Een gewoon jaar telt 12 maanden van 29 of 30 dagen. Een maanmaand heeft namelijk 29,5 dagen. Je moet dus de ene maal afronden naar beneden (=29) en de andere maal naar boven (=30). Een schrikkeljaar heeft 13 maanden. Elke maand start ongeveer op de dag van de nieuwe maan, maar hier moet men de kalender wel eens aanpassen aan de zichtbaarheid van een nieuwe maanstand. Een kalenderjaar van 354 dagen geeft na drie jaar echter een verschuiving van bijna 34 dagen t.o.v. de seizoenen. Het artikel van Remy Landau, ‘Hebrew Calendar Science and Myths’, op Internet is het belangrijkste voor de berekeningen volgens de Joodse kalender. Op www.geocities.com/Athens/1584/

We kennen allemaal het fenomeen dat er om de 4 jaar een extra dag toegevoegd wordt aan onze kalender, dat is 29 februari. Het moet zo om onze kalenders die we gebruiken aan te passen aan de werkelijke astronomische kalender. Zo ook zal om de zoveel tijd een extra maand in de Joodse rekening alles opnieuw gelijk laten lopen. Rekenen we 19 jaar x 12 maanden = is 228 maanden. In werkelijkheid zijn het er 235 over een periode van 19 jaar. Met de hedendaagse waarden krijg je dan: 19 x 365,2422 = 6.939,6 wat nagenoeg gelijk is aan 235 x 29,5306 = 6.939,7. Wanneer er het 3de, 6de, 8st, 11de, 14de, 17de en 19de jaar een extra maand toegevoegd wordt is alles opnieuw o.k. Deze zeven extra maanden brengen gelijkheid in de twee soorten kalender. Deze cyclus van aanpassing is ook om de 57 jaar opnieuw dezelfde. Elephantine papyri (uit Egypte) en the Cairo Sandstone Stele leren ons echter dat alles in die zin nog niet echt geregeld was onder de Joden. Het gaat in die papyrussen namelijk om de periode van de 5de eeuw voor Christus onder een Joodse bevolking in Egypte. De Elephantine papyri tonen aan dat in de periode van 465 v. Chr tot 459 v. Chr., geen schrikkelmaanden werden toegevoegd. Dat was niet normaal zodat men in het zevende jaar van het nieuwe Joodse jaar (Tishri 1) een sprong maakte van 24 augustus, 460 v. Chr. naar 12 september van het jaar 459 v. Chr. Latere rabbijnen hebben een naam gegeven aan dit systeem van rekenen: het negentienjarige huwelijk.

Er is één aanwijzing van een dertiende ingevoegde maand per jaar in de Schrift. Dat is in het boek Ezechiël. Dit aan de hand van de volgende redenering. Als er rekening gehouden wordt met de beide soorten kalenders – deze van de zon en van de maan - dan moet er regelmatig zo een dertiende maand ingevoegd worden. Bekijk eens eerst te teksten:

Ezechiël 1:1,2: “In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde der maand, toen ik te midden der ballingen aan de rivier de Kebar was, werd de hemel geopend en zag ik gezichten van Godswege. 2 Op de vijfde der maand – het was het vijfde jaar der ballingschap van koning Jojakin.” Ezechiël 2:7: “Maar gij, spreek mijn woorden tot hen, of zij horen dan wel het nalaten, want zij zijn weerspannig.” Ezechiël 3:15: “Ik kwam bij de ballingen in Tel-Abib, die aan de rivier de Kebar woonden, en waar zij woonden, bleef ik zeven dagen onder hen, verbijsterd.” Ezechiël 4:1-8: “Gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, leg die vóór u en teken daarop een stad, Jeruzalem. 2 En breng haar in staat van belegering: bouw een schans tegen haar, werp een wal op tegen haar, sla legerkampen tegen haar op, breng aan alle kanten stormrammen tegen haar in stelling. 3 En gij, neem u een ijzeren bakplaat en zet die als een ijzeren muur tussen u en de stad. Richt uw blikken vast op haar, zodat zij in staat van belegering komt; en beleger haar. Dit zal voor het huis Israëls een teken zijn. 4 En gij, ga op uw linkerzijde liggen en leg daarop de ongerechtigheid van het huis Israëls; naar het getal der dagen dat gij daarop liggen zult, zult gij hun ongerechtigheid dragen. 5 En Ik leg u de jaren van hun ongerechtigheid op, naar het getal der dagen: driehonderd en negentig dagen. Zo zult gij de

Page 317: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 317

ongerechtigheid van het huis Israëls dragen. 6 Als gij dit hebt volbracht, zult gij opnieuw gaan liggen, op uw rechterzijde; dan zult gij de ongerechtigheid dragen van het huis van Juda: veertig dagen; voor elk jaar leg Ik u een dag op. 7 Gij zult uw blikken vast op het belegerde Jeruzalem richten, met ontblote arm, en ertegen profeteren. 8 En zie, Ik zal touwen om u heen slaan, zodat gij u niet van de ene op de andere zijde kunt keren, totdat gij de dagen van uw belegering ten einde hebt gebracht.” Ezechiël 8:1: “In het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde der maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda vóór mij zaten, viel daar de hand van de Here HERE op mij.”

In Ezechiël 1:1,2 geeft YaHWeH een visioen van iets weer, over 5de dag van de vierde maand, in het vijfde jaar van de gevangenschap van Jehoiachin. In Ezechiël 2:7 moet de profeet in de naam van YaHWeH een aanklacht tegen het volk doen. In Ezechiël 3:15 zijn we in 11de dag van de vierde maand van het vijfde jaar gevangenschap. Daarna gaat Ezechiël 4:1-8 van start, de profeet zal 430 jaar profetisch handelen om het volk op hun overtredingen te wijzen. De daaropvolgende datum is deze van Ezechiël 8:1. Ezechiël zit in het huis op de vijfde dag van de zesde maand van het zesde jaar gevangenschap. Hij zit op dat moment in zijn huis, zodat zijn profetisch handelen voorbij is. Nu is er een simpele rekening: van dag 11 van de vierde maand van het vijfde jaar tot en met dag 5 van de zesde mand van het zesde jaar is = 413 dagen. Het is 17 dagen minder dan wat men zou verwachten. Dat is volgens de maandkalender. Maar, met een extra 13de maand hebben we exact 430 dagen en is de profetie vervuld. Bedenk hierbij dat de profeet ineens, voordat de profetie aanvangt, alle broden voor deze 430 dagen ineens bakt volgens Ezechiël 4:9,10. En bovendien deze kalender vangt aan in de lente en niet in de herfst zoals men soms zegt. Want de kalender van de feesten moet kloppen.

De namen van de maanden en het aantal dagen van de maand zijn de volgende:

Naam van de maand

Lengte in een onvolledig jaar

Lengte in een regelmatig jaar

Lengte in een volledig jaar

Tishri 30 30 30 Heshvan 29 29 30 Kislev 29 30 30 Tevet 29 29 29 Shevat 30 30 30 Adar I 30 30 30) Adar II 29 29 29 Nisan 30 30 30 Iyar 29 29 29 Sivan 30 30 30 Tammuz 29 29 29 Av 30 30 30 Elul 29 29 29 Total: 353 of 383 354 of 384 355 of 385

De maand Adar II is er slechts maar in een schrikkeljaar. In een gewoon jaar is Adar II gewoon de maand ”Adar.” In een regelmatig jaar wisselen de nummers 29 en 30 elkaar af; in een volledig jaar

Page 318: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 318

wordt er bij Heshvan één dag toegevoegd en in een onvolledig jaar wordt er van Kislev één dag afgetrokken. De vroegst mogelijke Pasen is 22 maart, de laatste 25 april. Deze tabel geeft weer hoe dat er uit ziet wat betreft de Joodse feesten:

Jaar Aswoensdag - Pasen - Hemelvaart - Pinksteren 2007 21 FEB 8 APR 17 MEI 27 MEI 2008 6 FEB 23 MAR 1 MEI 11 MEI 2009 25 FEB 12 APR 21 MEI 31 MEI 2010 17 FEB 4 APR 13 MEI 23 MEI 2011 9 MAR 24 APR 2 JUN 12 JUN 2012 22 FEB 8 APR 17 MEI 27 MEI 2013 13 FEB 31 MAR 9 MEI 19 MEI 2014 5 MAR 20 APR 29 MEI 8 JUN 2015 18 FEB 5 APR 14 MEI 24 MEI 2016 10 FEB 27 MAR 5 MEI 15 MEI 2017 1 MAR 16 APR 25 MEI 4 JUN 2018 14 FEB 1 APR 10 MEI 20 MEI 2019 6 MAR 21 APR 30 MEI 9 JUN 2020 26 FEB 12 APR 21 MEI 31 MEI 2021 17 FEB 4 APR 13 MEI 23 MEI 2022 2 MAR 17 APR 26 MEI 5 JUN 2023 22 FEB 9 APR 18 MEI 28 MEI 2024 14 FEB 31 MAR 9 MEI 19 MEI 2025 5 MAR 20 APR 29 MEI 8 JUN

De volgende tabel geeft het Hebreeuwse Nieuwjaar (1 Tishri) in de gregoriaanse kalender aan voor een aantal jaren. (Als Joods jaar en onze kalender, 5760 = ons jaar 2000.)

De islamitische kalender, niet voor onze streken

De islamitische kalender is een zuivere maankalender. Een jaar van twaalf maanmaanden telt 354 of 355 dagen. Deze kalender trekt zich niets aan van de loop van de seizoenen. Van jaar tot jaar beginnen die seizoenen dan ook steeds vroeger. Maar daar hebben ze geen problemen mee zoals in de Bijbel. Islamieten hebben geen speciale feesten die gekoppeld zijn aan de oogst van één of ander. In een periode van 33 jaren is men het ganse jaar rond en kan men van vooraf aan opnieuw beginnen. Het gevolg daarvan is dat de vastenmaand Ramadan dus ook in de langste dagen van het jaar kan komen te liggen. Voor de hier verblijvende islamieten is dat onplezierig. Want tijdens de vastenmaand is er een verbod te eten en te drinken tussen zonsopkomst en zonsondergang. Hoe noordelijker gelegen, hoe langer tijd de middernachtszon schijnt. Daar kan men geen ramadan vieren volgens de regels. In Oosterse landen is dat natuurlijk geen echt probleem.

5759 5760 5761 5762 5763 5764 5765 5766 5767

21 sep 1998 11 sep 1999 30 sep 2000 18 sep 2001 7 sep 2002 27 sep 2003 16 sep 2004 04 okt 2005 23 sep 2006

5768 5769 5770 5771 5772 5773 5774 5775 5776

13 sep 2007 30 sep 2008 19 sep 2009 9 sep 2010 29 sep 2011 17 sep 2012 05 sep 2013 25 sep 2014 14 sep 2015

Page 319: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 319

In een islamitisch kalenderjaar zijn er twaalf maanden van afwisselend 29 of 30 dagen: Muharram (30), Safar (29), Rabi I (30), Rabi II (29), Jumada I (30), Jumada II (29), Rajab (30), Shaban (29), Ramadan (30), Shawwal (29), Dhu am-Qada (30), Dhu am-Hijja (29 of 30).

Romeinen, vaders van onze kalendermaanden Onze kalender is, grotendeels afgeleid van de Romeinse. Het originele Romeinse

kalenderjaar begon vroeger op 20 maart en telde 304 dagen, verdeeld over 10 maanden. Later werden daar nog twee maanden (Januarius (29) en Februarius (28)) aan toegevoegd en is het begin van het kalenderjaar verschoven naar januari. De Romeinen begonnen hun jaar in de lente. Een jaar was verdeeld in twaalf maanden en u zult merken dat de namen ervan ons bekend in de oren klinken. We hebben; Martius (31 dagen), Aprilis (29), Maius (31), Junius (29), Quintilis (31), Sextilis (29), September (29), October (31), November (29), December (29), Januarius (29) en Februarius (28). Om het andere jaar werd een extramaand van 22 of 23 dagen ingelast. Februarius moest vijf dagen afstaan aan de “mensis intercalaris” en zo een extramaand telde dan 27 of 28 dagen. In het Romeinse rijk van toen het instellen van extra maanden toevertrouwd aan de pontifex, maar die man was vaak niet ongevoelig voor steekpenningen. ”Kalendae”, de eerste dag van de maand (ons woord kalender komt ervan), was bijvoorbeeld de dag waarop rente moest worden betaald. De woekeraars hadden dus liefst een extra korte maand.

Profetisch jaar, Bijbels waar of niet?

Wat moeten we geloven van het verhaal dat er in de Schrift ook sprake is van profetische jaren van 360 dagen? Als het waar is in één tekst moet het dan ook in andere teksten van toepassing zijn? Twee vragen waar we in het volgende, na nog enkele andere aantekeningen, wat moeten over zeggen. Maar we geven nog eens de tabel van het hoofdstuk acht en wat we schreven in verband met de zeventig jaarweken. De redenering dat er in de vloed een kalender van 360 dagen gebruikt is = één jaar, klopt niet. Men verwijst naar Genesis 7:24 en 8:3,4 waar 150 dagen = 5 maanden. Daarom deze tabel voor een tweede maal. DATUM vanaf de ouderdom van Noah

GEBEURTENIS BRONTEKST

Jaar 480. God gebied Noah een ark te bouwen, om later dieren in te verzamelen. Genesis 6:14-21.

Jaar 600: 10de van de 2de maand.

Noah moet de ark vullen met dieren. De vloed zal beginnen in 7 dagen. Genesis 7:4.

Jaar 600: 17de van de 2de maand.

Waterdiepten gaan open. De regens beginnen te stromen. Ze vallen voor veertig dagen en veertig nachten.

Genesis 7:4 en10,11.

Jaar 600: 27st van de 3de maand. De regen stopt. Genesis 7:12.

Jaar 600: 17de van de 7demaand.

De aarde staat onder water voor 150 dagen. De ark komt tot rust op de bergen van Ararat en de wateren beginnen te zakken.

Genesis 7:24 en 8:3,4.

Jaar 600: 1st van de 10de maand.

De wateren trekken terug tot deze datum. Toppen der bergen worden zichtbaar. Genesis 8:5.

Jaar 600: 11de van de 11de maand.

Noach zend een raaf uit en blijft nog 40 dagen in de ark. Genesis 8:6,7.

Jaar 600: 18de van Noach zend een duif uit die terugkeert. Genesis 8:8,9.

Page 320: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 320

de 11de maand. Jaar 600: 25st van de 11de maand.

Noach zend opnieuw de duif uit die terugkeert met een tak in de bek. Genesis 8:10,11.

Jaar 600: 2st van 12de maand.

Noach zend een derde maal de duif uit die niet terugkeert. Genesis 8:12.

Jaar 601: 1st van de 1st maand. De aarde is bijna gedroogd. Noah opent de ark. Genesis 8:13.

Jaar 601: 27st van de 2de maand. De aarde is droog en men verlaat de ark. Genesis 8:14-19.

Het zogenaamde één dag = één jaar schema dat in bepaalde kringen in verband met

voorspellingen gebruikt wordt, moeten we omwille van de belangrijkheid nader onderzoeken. Willen we dat aantonen met de Schrift in de hand, dan zijn dit de Bijbelteksten die het moeten bewijzen. Grotendeels is die zaak gebaseerd op twéé schriftuurplaatsen: Numeri 14:34 en Ezechiël 4:4-6.

Dit is de eerste tekst, Num.14:34 SV77: “Naar het getal der dagen, in welke gij dat land

verspied hebt, veertig dagen, elke dag voor elk jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden Mijn afbreken.” En dit zijn de varianten erop. Ps.95:10 SV77 heeft daar een reactie op: “Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.” En ook Heb.3:17 SV77: “Over wie nu is Hij vertoornd geweest, veertig jaren? Was het niet over degenen, die gezondigd hadden, wier lichamen gevallen zijn in de woestijn?”

Wat leert Num.14:34 in wezenlijkheid? Die schriftuurplaats staat in verband met de veertig

dagen dat de verspieders van Israël in Kanaän waren. Bij hun terugkeer komt het volk in opstand tegen God: ze zeggen, in Egypte was het beter. Daarop geeft God ze een straf en zegt dat ze voor elke dag die de verspieders weg waren, ze een jaar in de wildernis zullen vertoeven. Het profetische deel van deze profetie is dus het laatste. Meestal kijkt men daarover! Zodoende zou volgens die regel van het dag = jaar beginsel die veertig jaren in dagen moeten gerekend worden en dan als jaren vermenigvuldigd. Dan zou de straf 14.400 jaren zijn. Dat is niet geschiedkundig, want de Joden waren wel degelijk 40 jaren in de woestijn. Numeri spreekt van een voldongen feit. Dat geeft ons niet de minste reden om dit als een Bijbelbeginsel te bezien van waaruit alle andere Bijbelse tijdsprofetieën moeten verklaard worden. Allen die dit gebruiken om van een profetisch jaar te spreken komen bedrogen uit: HIER WORDEN GEEN MAANDEN VAN 30 DAGEN BESPROKEN.

Dit is de tweede tekst, Ezech.4:4-6 SV77: “Daarna moet je op je linkerzij gaan liggen en

die de schuld van het volk van Israël laten dragen – alle dagen dat je op je zij ligt, zul je hun schuld dragen. Driehonderdnegentig dagen lang geef ik je die last te dragen, één dag voor elk jaar dat het volk van Israël schuldig is geweest. Wanneer je die dagen hebt volgemaakt, ga je vervolgens op je rechterzij liggen om de schuld van het volk van Juda te dragen, veertig dagen lang: één dag voor elk jaar geef ik je die last te dragen.” Dit is het verhaal van een profetische handeling Wat is dat? Hier staan enkele symbolische handelingen: Hosea 1:3 / Jes.20:1-6 / Jer.27:2 / 32:6-36. Ahijah moet een kleed in twaalf stukken scheuren wat de afbeelding is dat het rijk Israël in 12 stukken zal verscheurd worden (1 Kon.11:29,30). Jeremia moet met een kleed dingen doen die betekenen dat Israël een vuile natie is, in bezoedelde toestand tegenover God (Jer.13:1-11). Zijn bezoek aan de pottenbakker moet de voorstelling zijn dat God met Zijn werk doet wat Hij wil. Want Hij is soeverein in wat Hij doet en ziet niet naar de mens (Jer.18:1-10). Jeremiah moet een kruik breken om te tonen wat God met Israël zal doen (Jer.19:1-

Page 321: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 321

14). Ezechiël slaapt 390 dagen op zijn ene zijde en 40 dagen op de andere als beeld van de straf die God over het volk zal brengen (Ezech.4:1-11).

Ezechiël moest meerdere dingen doen (profetische handelingen noemt men dat): Loopt rond met ontblote arm (Ezech.3:7). Als iemand die op oorlogspad is. 390 dagen lang op zijn linkerzij liggen voor de schuld van Israël op zich moest nemen,

daarna 40 dagen op zijn rechterzij, om de schuld van Juda te dragen, waarbij hij per dag een maaltijd van 20 shekels brood, ongeveer 200 gram mocht eten, gekookt op een vuur van uitwerpselen. Drinken mocht hij 1/6 hin, dat is ongeveer 1 liter (zie Ezech.4)

Hij moest zijn hoofd en baard kaalscheren (zie Ezech.5:1) vanwege de verontreiniging van het Heiligdom (zie Ezech.5:11)

Teken voor het opstandige volk in Ezech.12 Hij mocht geen verdriet tonen over de dood van zijn vrouw (zie Ezech.24:16)

Wat wil Ezech.4:4-6 dan wel zeggen? Laat ons ook dat nader bezien. Dan zal men als

eerste punt moeten aannemen dat hier geen sprake is van een profetie maar van een symbolische handeling van Ezechiël. Als profetische handeling moest de profeet veertig dagen op één zijde liggen en 390 dagen op een andere zijde. Die dagen waren symbolisch de voorstelling van een straf die Israël al had uitgemaakt en een andere die over Juda nog komt. Het is dus gedeeltelijk een handeling die plaatsvond nadat de straf al grotendeels ten einde was. Wanneer we het gaan narekenen spreekt dit NIET van profetische jaren van als beginsel van 360 jaardagen. Maar het gaat om werkelijke jaren van 365 dagen. Indien dat zou toegepast worden op alle straffen die Israël gehad heeft door God dan zou de 70jarige dienstbaarheid aan Babylon als 70 x 360 = 25.200 jaren moeten gerekend worden wat absurd is. Over voorspellingen die géén straf bespreken vinden we in de Schrift nog minder gezegd: namelijk niets. Op zulke wankele basis is die leer dan gebaseerd.

Dit is één van de uitleggingen die gegeven worden bij die teksten. “De pijn en het lijden die de profeet doorstond tijdens de 390 (351 jaar van de koningen plus 39 jaar van Eli’s periode) dagen van vast gekluisterd zijn zouden verzoening brengen voor de zonden van het volk is van de wortel vergeven Zie Ex. 34: 7 Voor het 2 stammen rijk 40 dagen voor 40 jaar zondigen (Manasse (22 jr), Ammon, Yehoyakim en Zidkiyahu).” Dr. A. Dirkzwager schrijft in zijn, ‘De profetie over de jaarweken in Dan 9 - deel 2’ (Was het God Zelf?) dit over “Daniël 12: 11-12: “Van de tijd, halverwege het laatste zevental, waarop het offeren gestaakt wordt, is het 1290 dagen tot het moment waarop Israël afvalt van de antichrist en de vrijheid herwint. Niettemin moet men tot 1335 dagen wachten eer alles opgelost is door de terugkomst van Christus. Overigens moeten we, als we 1290 en 1335 dagen willen vergelijken met 3½ jaar bedenken, dat in de eindtijd de tijden wat anders kunnen lopen dan in onze tijd.” (wij onderstrepen, artikel uit de Studiebijbel.) Dat wil voor mij zeggen, dat men er alles aan doet om een jaar van 360 dagen te creëren en dit dan als regel aan zijn laars lapt om de laatste drie en een half jaar uit te leggen. Dergelijke zaken maken op mij weinig indruk.

Philip B. Brown schreef nog een andere uitleg neer over de dagen van Daniël 12 in ‘Problems with the Pre-Tribulation Rapture’ (op www.newwine.org ) Er staat onder andere dit: “9 – The rapture is not directly mentioned in Daniel 12. However, those who are alive at the rapture are those who will have waited for and reached the end of the 1,335 days. “Blessed is the one who waits for and reaches the end of the 1,335 days” (Daniel 12:12). Therefore, the resurrection pre-cedes the rapture (1st Thessalonians 4:16).” En wat vereder; “Earlier, from our study of Daniel 12, we learned that the resurrection occurs 1290 days after the abomination. Then the rapture is 45 days after that. The resurrection is the “last day” before the millennium. So 1290 days after the abomination is the “last day” before the millennium.”

Page 322: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 322

Margaret Odell schreef een zeer degelijk commentaar op het boek Ezechiël (The Smyth & Helwys Bible commentary, 2005). Ze heeft enekel zeer goede aantekeningen bij de symboliek. We citeren uit dat commentaar bij Ezechiël 4 (onze hoofdletters). Tekenen en Geloof In Ezech.4:4, voert Ezechiël een handeling uit die een “teken” wordt genoemd voor het huis van Israël. In twee andere verhalen, zijn acties van hem als de aanwijzing dat de profeet zelf als een teken is (Ezechiël 12:1-16 / 24:15-24). Terwijl twee verschillende woorden worden gebruikt, <oˆt in 4:3 en moˆp·t in de hoofdstukken 12 en 24, zijn de woorden synoniem en vaak weergegeven als een “paar”, zoals in de “tekenen en wonderen” die Mozes heeft uitgevoerd in Egypte. In feite zijn de termen het meest intensief gebruikt in de verhalen van de Exodus (Ex.7:3 / 8:19 / 10:1,2 / Num.14:11,17,20 / Deut.4:34 / 6:22 / 7:19 / 11:2,3 / 26:8 / 29:2 / 34:11 / Jozua 24:17 / Ps.78:43). Recente trends in de interpretatie van symbolische handelingen als communicatieve en retorische gebeurtenissen hebben de neiging om het kenniselement van de tekenen te benadrukken: ze zijn bedoeld als aanzet tot een nieuw begrip van een bepaalde gebeurtenis. Hoewel dergelijke interpretaties impliceren dat de tekenen transparant en begrijpelijk zijn, is dat helemaal niet het geval in de literatuur van het Oude Testament. In de meeste gevallen, verkrijgt een teken zijn betekenis door middel van een willekeurige aanwijzing van het teken, meestal door Yahweh. De lichten in het hemel dienen als tekenen (Gen.1:14), de regenboog is een teken (Gen.9:12,13); besnijdenis is een teken (Gen.17:11); sabbatten zijn tekenen (Ex.31:13 / Ezech.20:12). Evenzo, als profeten tekenen geven, kunnen ze natuurlijke of historische gebeurtenissen aangeven en die tekenen zullen dienen als een profetisch bevestigen (2 Kon.19:21 (Jes.37:30) / 2 Kon 20:8,9 (Jes.38:7) / Jes.7:11,14 / 38:22 / 44:25 / 66:19). Dergelijke tekenen kunnen ook bovennatuurlijke of wonderbaarlijke gebeurtenissen zijn, zoals de tekenen door Yahweh aan Mozes gegeven om te bevestigen dat hij is gestuurd door Yahweh (Ex 3:12 / 4:1-9,17,28,30). In veel gevallen is het teken alleen in de toekomst bevestigd. Als een teken verschijnt of wordt uitgevoerd, is de nodige respons geen daad van onderkennen, maar een daad van geloof. Dat is, om een teken te begrijpen, moet men geloven dat het de betekenis heeft die eraan wordt toegeschreven. Inderdaad, de koppeling van “mijn tekenen”en “mijn heerlijkheid” in Num.14:17, 20, wijzen erop dat het om tekenen gaat als afkomstig van Yahweh. Maar nogmaals, tekenen vereist geloof in om te kunnen worden waargenomen. Het eerste teken van Yahweh aan Mozes is weinig meer dan een belofte: “Toen zeide Hij: Ik ben immers met u! En dit zal u het teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult gij God dienen op deze berg.” (Ex.3:12). En toen Mozes de tekenen uitvoerde voor de kinderen van Israël, was de juiste reactie deze van geloof in de God die hem gestuurd had (Exodus 4:1,5,8,9,31). De tekenen leiden niet altijd tot een dergelijke overtuiging. In Num.14:11, bijvoorbeeld, klaagt de HEERE dat de mensen weigeren te geloven, zelfs al hebben ze de tekenen gezien. Sinds tekenen de activiteit van Yahweh vermelden en het geloof ervoor vereisen moeten ze als zodanig worden opgevat, ze zijn niet zo maar doorzichtig. Wat maakt de geboorte van een kind (Jes.7:14) over zo een realistisch lange periode of het herstel van de invasie (2 Kon.19:29) tot een openbaarmaking van de realiteit van het werk van Yahweh en de overtuiging dat het zo is.

Page 323: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 323

Fasen van deze symbolische daad. Als de huizen van Israël en Juda dezelfde entiteit vertegenwoordigen, zijn de twee fasen van deze symbolische daad, van het liggen aan de linkerkant voor 390 dagen en aan de rechterkant voor 40, geen sancties opgelegd op twee verschillende koninkrijken, maar is dit in één beweging de geschiedenis van Israël, vanaf het begin van zijn overtreding tot aan het einde, van de ballingschap. Het eerste deel van de handeling, dat 390 dagen duurt, is de lange geschiedenis van de schuld van Israël. Het cijfer van 390 dagen voor 390 jaar zou erop wijzen dat de schuld van Israël begon in 982, ongeveer aan het begin van de monarchie. Dit is consequent met de karakterisering door Ezechiël van de geschiedenis van Israël als EEN LANGE REEKS VAN OPSTANDEN (zie Ezechiël hoofdstukken 16,20,23). Het tweede deel van de handeling, dat duurt 40 dagen, betekent Juda's straf voor deze lange opeenhoping van schuld. Het cijfer van 40 dagen/40 jaar kunnen Ezechiël’s gedachten reflecteren dat de ballingschap een tweede wildernis-ervaring is, die zal duren voor een hele generatie (20:33-39 / vergelijk Num.14). Wat betekent het om te zeggen dat Ezechiël de schuld / straf “draagt”? Verschillende interpretaties zijn mogelijk. Als een individu wordt gedwongen om haar eigen schuldgevoel te dragen, dan lijdt zij alleen aan de gevolgen, of draagt de straf. Echter, aangezien schuld kan worden gedragen door anderen, kan de uitdrukking van dit “dragen” de zin van vergeving of plaatsvervangende lijden hebben. BIJVOORBEELD, EEN OUDE FORMULE VOOR YAHWEH'S VRIENDELIJKHEID VERKLAART DAT YAHWEH DE SCHULD VAN DE MENSEN DRAAGT: de NRSV vertaalt deze uitdrukking als “vergeven” (Ex.34:7 / zie Num.14:18). Vanuit het perspectief van het individu, is de schuld inderdaad vergeven. Echter, goddelijke verdraagzaamheid wil niet zeggen: goddelijk vergeten. Het hart van deze uitdrukking is de overtuiging dat Yahweh verkiest, de last van het individu op te nemen. Een soortgelijke logica ligt aan de grondslag aan de rituelen van schuldoverdracht. In de rituelen van verzoening, kan bijvoorbeeld een individu of de gemeenschap zonde overgeven aan een offer, dat de priesters vervolgens eten. Omdat de priesters in een staat van zuiverheid zijn, zal hun gebruik van het offer het effect van de zonde te niet doen (Lev.10:17). In een andere ritus, is de gemeenschappelijke zonde overgebracht naar een zondebok, die vervolgens in de woestijn wordt gestuurd (Lev.16:22). Door haar schuld zo uit te bannen, is de gemeenschap gespaard van de straf. Maar terug naar Ezechiël. Er staat dus in Ezechiël 4: “voor elke dag één jaar” en “voor

elk jaar leg Ik u een dag op.” Maar we moeten ons niet vergalopperen aan gewaagde verklaringen waar er profetisch gesproken wordt. Nog enkele opmerkingen. Wil dit zeggen dat in alle voorspellingen die God geeft er een dag als een jaar moet gerekend worden? Want het zou dan natuurlijk in meerdere gevallen moeten terug te vinden zijn en niet in een aantal profetische uitspraken waar we het graag zouden in vinden. Laat ons die basis toepassen van één dag = één jaar en zien hoe absurd dat is. Het eerste voorbeeld is Joh.2:19 en daar lezen we: “Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.” Sprak Christus hier een profetie uit? Jazeker! Maar als de één dag = één jaar teorie juist is, zou men dan niet moeten lezen dat Christus na drie jaren uit de doden is opgestaan. Waren het maanjaren (= 354 dagen) of zonnejaren (= 365 dagen) of de hypothetische profetische jaren (= 360 dagen)? Indien Christus drie jaar in het graf was is Hij dan geen valse Messias (Mat.12:38-40)? Een ander onrealistisch voorbeeld zou Genesis 15:12-16 kunnen zijn. Daar voorzei God dat de nakomelingen van de aartsvader Abraham 400 jaren in een vreemd land verdrukt zouden worden. Volgens het jaarbeginsel van deze leer (één dag = één jaar), gezien het hier om een profetie gaat, zouden het echter 144.000 jaren worden, want dat is de som van 400 x 360. Als laatste voorbeeld de zeventig-jarige dienstbaarheid van Jeruzalem aan Babylon (Jer.25:9-11).

Page 324: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 324

Gerekend volgens die leer dat één dag = één jaar zou het 25.200 jaren zijn. U ziet hoe onwaarschijnlijk zulk een leer is!

Hoe men die jaren moet berekenen weet ik momenteel zelf niet zo goed. Maar het heeft in elk geval te maken met afvalligheid. Dit argument is dan als volgt in te schatten. Ahia de profeet moest van God aan Jerobeam het volgende bekend maken volgens 1 Kon.11 SV77: “En hij zeide tot Jeróbeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Sálomo scheuren, en u tien stammen geven.” Na de verdeling van het koninkrijk Israël in Juda (de 2 stammen) en Israël (de 10 stammen) gaat het van kwaad tot erger. Salomo (die 40 jaren regeerde) heeft ook Juda toegelaten de goden van de heidenen te vereren.

1 Kon.11:33 SV77: “omdat hij Mij heeft verlaten, en zich neergebogen heeft voor Astarte, de godin der Sidoniërs, voor Kemos, de god van Moab, en voor Milkom, de god der Ammonieten, en niet in mijn wegen gewandeld heeft en niet gedaan heeft wat recht is in mijn ogen: mijn inzettingen en mijn verordeningen, zoals zijn vader David.”

2 Kon.23:13 SV77: “De hoogten ten oosten van Jeruzalem, ten zuiden van de berg der Verwoesting, welke Salomo, de koning van Israël, gebouwd had voor Astoret, de gruwel der Sidoniërs, voor Kemos, de gruwel van Moab, en voor Milkom, de afschuw der Ammonieten, ook die verontreinigde de koning.”

Men heeft ook getracht het bewijs van “dag = jaar beginsel” te vinden in Dan.9:24-27. In die schriftuur is een speciaal woord gebruikt “shabua.” Volgens Gesenius, een Hebreeuws lexicograaf, wil dit woord zeggen “een zeventallig nummer”, een “heptade” of een “hebdomades.” “Shabua” kan dus betrekking hebben op zowel een periode van zeven dagen, of zeven jaren of zeven tijdperken. Soms nu, zoals in Dan.10:2,3 is er duidelijk sprake over een “shabua” van dagen, maar het merendeel van die verwijzingen heeft betrekking op jaren. Zo is het ook in Dan.9:24-27 waar de “70 shabua” in feite 70 x 7 = 490 jaren zijn. Zie ook nog naar Gen.29:10 en Ezech.45:21. Men ziet dus dat het dag = jaar beginsel geen steun heeft bij het gebruik van “shabua.” Het zegt alleen dat iets waarover sprake is “zevendelig” is. Indien dat beginsel zou aangenomen worden in bespreking van andere Bijbelprofetieën dan zou 1 dag = 7 jaren zijn.

Jesaja 7:8 SV77: “Maar Damaskus zal het hoofd van Syrië zijn, en Rezin het hoofd van Damaskus; en binnen nog vijf en zestig jaren zal Efraïm verbroken worden, dat het geen volk is.” Is dat profetisch? Ja! Maar niet te berekenen als: 65 x 360 = 23.400 letterlijke jaren.

Jesaja 16:14 SV77: “Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren van een huurling), dan zal de eer van Moab verachtelijk gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen.” Is dat profetisch? Ja! Maar niet te berekenen als: 3 x 360 = 1.080 letterlijke jaren.

Jesaja 23:17 SV77: “Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij weerkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal hoererij bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op de aardbodem zijn.” Is dat profetisch? Ja! Maar niet te berekenen als: 70 x 360 = 25.200 letterlijke jaren.

Jeremia 29:1 SV770: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.” Is dat profetisch? Ja! Maar niet te berekenen als: 70 x 360 = 25.200 letterlijke jaren. Je hoort Gods straf: zeventig jaar. Reken dat eens aan de leer

Page 325: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 325

van 360 dagen = 1 jaar en een gewoon astronomisch jaar van 365 dagen. (We laten de schrikkeljaren gewoon vallen voor het gemak van berekenen.)

We krijgen dan 365,24 (een zonnejaar) X 70 = 25.566,8 dagen

Of aan het mysterieuze profetisch jaar gerekend 360,00 X 70 = 25.200 dagen

Zodat we als slotsom krijgen 25.566,8 dagen - 25.200 dagen = 366,8 dagen. Zo is dan een vol astronomisch jaar foetsie. Men heeft dan eigenlijk ongeveer 69 jaar voor Gods profetie. Dat kan niet, want dan moeten we ook onze geschiedenisboelken herschrijven. Die hebben het namelijk over 70 astronomische jaren die Israël als straf onderging. Of men moet het symbolisch zien als een heilig getal 7 x een heilig getal 10 = 70, het symbool van de volle straf van God.

Mattheus 20:18,19 SV77: “Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; En zij zullen Hem aan de heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weer opstaan.” Is dat profetisch? Ja! Maar niet te berekenen als: 3 x 360 = 1.080 letterlijke jaren.

De leer van de “één dag = één jaar” in Bijbelse profetie heeft dus samengevat de volgende zwakheden. De wankele basis van die uitleg is deze:

1. Vanuit het beginsel dat men wil aanhouden van “één dag = één jaar” vergeet men het belangrijkste, dat is namelijk de betekenis van de begrippen. Zowel in Ezechiël 4 als in Numeri is; één dag = één dag en één jaar = één jaar. Een dag is niet het symbool van een jaar en ook niet omgekeerd. Zo moeten we het beginsel dat men vooropzet ook niet zoeken in het gedeelte van Daniël 9. Het gaat hier over “weken” en dat met een speciaal woord “shabua.” Dat wijst naar een periode van “zevens.” Dan moet men trachten uit te zoeken; dagen of weken of maanden of jaren! Zijn het jaren, dan mag men niet grijpen naar een “shabua” van jaren = 360 dagen. Maar in Daniël 9 zijn de “zevens” een symbool van volledigheid. Zie de uitleg hierover in hoofdstuk acht.

2. Het beginsel van één dag = één jaar is in zichzelf niet consequent. Want de profetie moet letterlijk gelezen worden terwijl men er alles aan doet van één jaar een periode van 360 dagen te maken. Een “shabua” is geen geheime code voor iets dat 360 dagen moet inhouden. Dat kent de Bijbel niet als maatstaf van een jaarberekening.

3. Het startpunt van de zeventig jaarweken is: “van het uitvaardigen van het decreet om Jeruzalem te bouwen” (Dan 9:25). Maar die datum is voor allen die geloven in een 360 dagen = één jaar beginsel niet houdbaar. De data 457 of 445 (444) v. Chr. zijn uitgesloten. Slechts 536 (535) v. Chr. geeft de Bijbel en de geschiedenis alle eer en maakt geen rare sprongen met de kalender. Er is geen enkele goede reden te twijfelen aan die start. Het is de belangrijkste datum, in alles wat men er mag over denken.

4. De profetie van Daniël geeft geen enkele aanwijzing dat er een breuk is te verwachten tussen de 69st en 70st week van jaren. Alles wijst erop dat die voorspelling van de engel, verwijst naar DE EERSTE KOMST EN NIET NAAR DE WEDERKOMST VOOR EEN TWEEDE MAAL. Dat is een veilige menselijke uitleg van die profetie, je hoeft er geen goddelijke uitstel ergens in te voeren.

5. In de zeventigste week plaats Jezus een periode van “gruwel der verwoesting” met de vernietiging van Jeruzalem. Maar dat was in het jaar zeventig n. Chr. (Mat.24:15 / Lucas 21:20). Dispensationalisten zeggen dat het over een tempel gaat van latere datum, nog altijd een toekomstig bouwwerk. Dat klopt dan niet meer met de profetie want Mat.24:15 spreekt

Page 326: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 326

van de toen bestaande tempel, deze die men heeft gebouwd in de periode van de 70 jaarweken. Over een nieuwe tempel nà de verneitiging in 70 na Chr. is geen sprake.

6. De gedachte dat God profetisch zijn heilsverwachting met de Joden stopt voor een periode van 2.000 jaar (of meer) wordt ons niet opgedrongen door een “onweerlegbaar bewijs.” Maar wel door een zekere gedachte dat God zijn beloften aan Israël niet zou nagekomen zijn tijdens de eerste komst van Christus. Daar staat ook nog achter dat men in die kringen zegt dat het koninkrijk niet is ingesteld met de eerste komst. Maar dat de kerk en het koninkrijk in het NT hetzelfde zijn dat is duidelijk in bijvoorbeeld Col.1:13-20 en Eph.1:18-23

7. Er is geen enkele reden van deze veronderstelling uit te gaan; dat wanneer de Joden de eerste maal falen in het aannemen van Jezus als de Messias, dat ze na tweeduizend jaar er wel toe bereid zijn Jezus als dusdanig aan te nemen. Maar zeggen dispensationalisten; er sterven in de grote verdrukking van die toekomstige dagen, toch ook nog meer dan twee-derden van alle Joden. In Daniël zelf is daar geen reden voor te vinden. Ook niet in de rest van de Schrift of in het boek Openbaring.

8. Bij een volgeling van Charles Taze Russell, lezen we het volgende om de profetische kalender te verklaren: 12 maanmaanden (plusminus 354,367 dagen) + één zonnejaar (365,24) gedeeld door twee is 359,804 dagen, bijna 360 dagen. Ook dat is een uitleg die geen Bijbelse uitleg is maar een spel met cijfers die toevallig in de buurt komt van de 360.

9. Is het niet zo dat ook Jezus dat getal van 7 x 70 (490 in totaal) eens in symbolische zin gebruikt? Dit is de tekst uit Mattheus 18: “21 Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? 22 Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal.” Dit laat geen letterlijke uitleg toe, veronderstel eens dat je letterlijk 490 maal vergeeft, moet het dan nog niet een volgende keer?

10. Sommigen leren dat een Egyptisch kalenderjaar bestond uit 12 maanden van 30 dagen. Anderen zeggen echter dat de kalender met 365 dagen in gebruik was vanaf 4.000 v. Chr. Nog anderen zeggen dat de invoering van een eerste Egyptische kalender in 4.236 v. Chr. plaats had. Op zijn minst vanaf 1.500 v. Chr. werd één kalender gebruikt van 365 dagen. Dat jaar had 12 maanden van 30 dagen: Toth, Paophi, Athyr, Choiakh, Tybi, Mecheir, Phamenoth, Pharmuti, Pachon, Payni, Epiphi, Mesore. Om het jaar vol te maken werden nog vijf extra dagen aangevuld. Die dagen werden beschouwd als de geboortedagen van; Osiris, Isis, Seth, Nephthys, Horus. De maanden hoefden in Egyptische ‘feeling’ niet gelijk te lopen met de maanfasen. Het jaar verdeelde men in nog drie ‘seizoenen’ gegroepeerd als vier maanden. Vanaf de maand Toth zijn het; het zaaiseizoen of overstromingsseizoen (Akhet), het groeiseizoen (Pert) en het oogstseizoen (Shemu). De Epyptenaren waren goede astronomen.Toen wist men al dat de periode tussen twee opeenvolgende heliacale opkomsten van de ster Sirius ongeveer 365,25 dagen telde. En men wist dus ook dat het kalenderjaar, een kwart dag te kort was voor het correct volgen van die jaarlijkse overstromingen. (Helicale = siderische dag (eng. sidereal day) = Is het tijdverschil tussen twee opeenvolgende meridiaanpassages van een bepaalde ster. Dit is de werkelijke rotatieperiode van de aarde en bedraagt momenteel 23h56m04,1s. Wordt ook wel sterrendag genoemd.)

De Schrift geeft meerdere malen aan dat de begrippen “jaar” en “dag” (zowel in het

enkelvoud als het meervoud) verwisselbaar zijn. Dit zijn enkele van die teksten: In Genesis 5:3-5 SV77: “En Adam leefde honderd dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth. En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochters. Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.”

Page 327: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 327

Deuteronomium 32:7 SV77: “Gedenk aan de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen.” Psalm 77:6 SV77: “Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen.” Psalm 90:9,10 SV77: “Want al onze dagen gaan heen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snel afgesneden, en wij vliegen daarheen.” Job 10:5 SV77: “Zijn Uw dagen als de dagen van een mens? Zijn Uw jaren als de dagen van een man?” Job 15:20 SV77: “Te allen dage doet de goddeloze zichzelf weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor de tiran weggelegd.” Job 36:11 SV77: “Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.” Maar al deze teksten hebben niets met profetie te maken zodat we ze ook niet kunnen of mogen gebruiken in een berekening van profetie. En dan nu de teksten!

Omdat er nogal slordig omgesprongen wordt met tijdsprofetie onder de dispensationalisten moeten we ook eerst naar Daniël 12:1,2,7,11-13 kijken om iets te illustreren. Er staat dit: “1 Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. (…) 7 Toen hoorde ik de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar de hemel hief: Een tijd, tijden en een halve tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn. (…) 11 En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen; 12 welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijf-endertig dagen bereikt. 13 Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen.”

Wat leert de dispensatieleer hier? Het is al duidelijk dat er iets niet klopt met de uitleg van

dit gedeelte met het slot van Daniël 9:27. Want zegt men niet: het gaat daar om jaren van 360 dagen zogenaamde profetische jaren. Maar hier in hoofdstuk 12 komen we eens 1260 dagen tegen, 1290 en 1335. Bekijk eens de volgende tabel.

1260 dagen (vers 7) = een tijd, tijden en een halve tijd 1290 dagen (vers 11) 1335 dagen (vers 12)

Ik lees bij een dispensationalist: “Profetische jaren zijn jaren van 360 dagen. Men moet ze voor berekeningen omrekenen naar dagen. De 70 jaarweken, of 490 profetische jaren, zijn dan eigenlijk 176.400 dagen, opgesplitst in 173.880 dagen (69 jaarweken, tot aan de kruisdood) +

Page 328: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 328

2.520 dagen (70ste jaarweek). Goede reden hiervoor is dat er PRECIES 1260 dagen geteld worden (Op 11:3) voor 42 maanden (Op 11:2; 13:5) en voor “een tijd, tijden en een halve tijd” (Dn 7:25; 9:27; 12:7; Op 12:14).” Wij hebben de naduk ergens gelegd door de hoofdletters en onderstreping. Waarom? Omdat er duidelijk uit volgt dat men dan niet meer kan vertellen dat er nà de 1260 nog dagen zijn tot 1290 en dan ook nog eens tot 1335. Want dan is dat tweede deel van de 70ste jaarweek niet PRECIES gelijk aan wat Marc Verhoeven zegt in ‘De 70 jaarweken in het boek Daniël.’ Want daar komt het vandaan: users.skynet.be/fa390968/_70jaarwekenDaniel.doc

Dit is de uitleg daarover in ‘Profetisch Perspectief Handboek bij de studie van de Bijbelse

profetie’ C. van der Haagen (Het Zoeklicht, kopje ‘TIJDEN IN DANIEL EN OPENBARING’) : “4. 1290 dagen (Dan. 12:11). Telkens weer wordt op verschillende wijzen in Daniël en Openbaring de periode van 31/2 jaar aangegeven. Dat is een tijdruimte van 1260 dagen. Nu wordt ineens gesproken van 1290 dagen, dat is een maand langer. Ook dit vers stelt de verklaarders voor moeilijke problemen. Een van de geopperde mogelijkheden is, dat de bijgevoegde dertig dagen te danken zijn aan de maand Ve-Adar, een ingeschoven schrikkelmaand, die eens in de zeven jaar werd ingevoegd. Het jaar was namelijk ingesteld op 360 dagen, in plaats van 365. Het verschil met de zonnetijd werd gecompenseerd, door op gezette tijden de schrikkelmaand Ve-Adar in te lassen. Wanneer we aannemen, dat op de 1260e dag de wederkomst des Heren op de Olijfberg plaats heeft, dan zou in de 30 daaropvolgende dagen mogelijk Openb. 16:14 vervuld kunnen worden, waarin de draak tezamen met de antichrist en de valse profeet , de volken mobiliseren “tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God”. 5. 1335 dagen (Dan. 12:12). Nog eens wordt de termijn van 1290 dagen verlengd. Nu met 45 dagen, waarmee het totaal wordt gebracht op 1260 + 30 + 45 = 1335 dagen. In deze laatste 45 dagen wordt mogelijk de strijd van Armageddon gevoerd, waarin Christus het land doortrekt van Bozra tot Megiddo , om in grote overwinningskracht de persbak te treden van de wijn des toorns en der gramschap van de almachtige God (Jes. 63:1-6; Openb. 19:15). Daarom worden de overlevenden, die de 1335 dagen bereiken, welgelukzalig geprezen, want daarmee is voor hen aan alle rampspoed een einde gekomen en mogen zij zich met Israël en de volken verlustigen in de vrede en vreugde van het dan aanvangende Duizendjarig Rijk.”

Op http://www.hoddenbagh.nl/bijbelopen/Onderwrp.html staat een artikel getiteld ‘Opmerkingen over Daniël 11 en de gruwel der verwoesting.’ Dit hebben we daar gelezen: “Uit een ander bijbelgedeelte weten we, dat de gruwel der verwoesting, ofwel de antichrist, zijn werk 1260 dagen zal doen. Toch wordt in Dan.12:11 gesproken over 1290 dagen. Ik denk, dat hieruit valt af te leiden, dat die antichrist 30 dagen in de tempel zal zitten, waarbij men zal geloven dat hij een god is, de Messias, voordat hij de vervolgingen tegen de heiligen, die het getuigenis van Jezus hebben, zal beginnen.”

Dit staat op http://www.netrover.com waar de cijfers van Daniël 12 gerekend zijn met een extra Joodse maand, iets dat men niet zo vlug ziet. “De 3 ½ jaar (1260 of 1290 dagen) wordt verder onderverdeeld in een “tijd, tijden en een halve tijd.” (Klik hier voor een nadere bespreking van de “tijd, tijden en een halve-tijd” van Daniël 7:25, 12:7 en Openbaring 12:14).

TIME TIMES HALF-TIME == > 31/2 times (1 year) 360 days

(2 years) 720 days

(1/2- year) 180 days

= 31/2 days = 1260 days

Page 329: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 329

Or, + 30 days = 390 (if we here add the leap year)

Or, + 30 days = 750 (if we here add the leap year)

Or, + 30 days = 210 (if we here add the leap month)

= 1290 (or 1260+ 30 days)

Ook dit op een andere plaats: “De vier oordelen beschreven in drie van de boeken (het boek van Daniël, het boek van Ezechiël hoofdstuk veertien en het boek van de Openbaring hoofdstuk zes) stammen af van dezelfde God. In drie van deze boeken hebben we een “tijd” gekregen (in het boek van de Openbaring 1.260 dagen, in het boek van Daniel 1.290 dagen. In het boek van Ezechiël zien we 390 +40 dagen op de rechter- en linkerzijde en die 430 X 3 = 1.290 dagen ).”Ook dat is een eenzijdige uitleg van kabbalistische inslag! Het getal van 430 is ook het aantal jaren dat Israel in Egypte is geweest. Sommigen leggen ook daar een link maar dat ook is pons niet erg overtuigend.

Onze conclusie bij dit alles is zeer eenvoudig! Wil dit zeggen dat er na de 1260 dagen = een tijd, tijden en een halve tijd = tweede helft van de zeventigste week, er nog eens 1290 dagen komen of zijn het er slechts 30? Ja, één van beide uitleggingen! Maar dat kan toch niet volgens de leer van de dispensaties: die tweede helft van de laatste week mag maar 1260 dagen duren en géén dag langer. De profetie die tot op de dag klopt voor de eerste 69 weken, volgens dispensationalisten, blijkt dus niet waar te zijn voor de zeventigste week! Want het gaat dan niet meer om 7 x 360 dagen, maar nog eens dertig dagen daarbij gerekend, of nog meer. Omdat God zogezegd nog wat te doen heeft. Maar mag ik u, dispensationalist, dan deze opmerking erbij geven; de opstanding van de gemeente van Christus duurt in uw leer minder dan één seconde. God zal zowel levenden als doden uit die gemeente opgewekt hebben in “in één ogenblik.” 1 Cor.15 leest: “51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.” God heeft echt geen tijdstip nodig om iets voor te bereiden. Wanneer die periode langer duurt dan 7 x 360 dagen, dan is de profetie niet exact in uw leer. Hetzelfde is ook van toepassing op de 1335 dagen. De leer van de bedelingen, komt dus schaamteloos tekort bij welke uitleg men hier ook geeft. Zodat het veel gemakkelijker is deze dagen niet te laten slaan op de tijd vóór de Wederkomst maar de tijd van de Makkabeeën zoals het beschreven is in de gelijknamige boeken. Het is daar, in die periode, dat we de koningen van het “noorden en het zuiden” moeten situeren.

Josephus heeft de “kleine hoorn” van Daniël 8 toegepast op Antiochus Epiphanes

(Oudheden X. 275-276). Het element “tijd” in de profetie leest hij als 1296 dagen (Oudheden X. 271). Dit lijkt op de 1290 dagen uit Daniël 12:11 en “de gruwel der verwoesting” die voor hem ook de 2300 avonden en morgens zijn uit Dan.8:14. Die 1296 dagen zijn ongeveer de drie letterlijke jaren dat de tempeldienst door Antiochus niet werd toegelaten en zijn dienst in de plaats gesteld. Als Josephus die 1290 dagen aanhaalt is dat een indirect bewijs dat de 2300 avonden en morgens in werkelijkheid korter waren dan die tijd. Dat wil zeggen dat Josephus er niet van uitgaat dat de 2300 avonden en morgens een periode van 1150 dagen zouden zijn, zoals wel eens gezegd wordt. Een reden voor zijn uitleg geeft hij verder niet.

G. Roelofs, iemand op het Internet, met enkele goede opmerkingen tegen de adventisten van de zevende dag schreef een artikel: ‘De 2300 avonden en morgens.’ Dit citaat komt er uit: “In vers 26 wordt vervolgens uitgelegd wat de betekenis is van het gezicht van de avonden en de morgens. Dit gaat terug op de tijdsbepaling omtrent de duur van de periode van de godsdienstvervolging van Antiochus.

Page 330: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 330

Daniël 8:26 – En het gezicht van de avonden en de morgens, waarvan gesproken werd, dat is waarheid.

Over het eindpunt kan geen misverstand bestaan. Op 25 december van het jaar 165 voor Chr. werd het heiligdom weer in rechte staat gebracht, toen in de door Judas de Maccabeër gerestaureerde tempel voor het eerst weer naar de Mozaïsche inzettingen het dagelijkse morgen- en avondoffer werden gebracht voor de Here.

Wanneer wij vanaf deze datum 1150 dagen terug tellen komen wij uit op 27 oktober 168, 3 jaren en 58 dagen ervoor. Daarbij is rekening gehouden met de Joodse maanjaren van 354 dagen (12 maanden van 29 of 30 dagen) en met een schrikkelmaand van 30 dagen. Deze schrikkelmaand werd om de drie jaren ingelast, ter vereffening van het belangrijke verschil met het zonnejaar. In de 1150 dagen zitten in elk geval 3 jaren, zodat zeker één schrikkelmaand moet worden afgetrokken.

Het is niet precies bekend wanneer het bestendig offer is afgeschaft. Wel weten we dat op 25 december 168, drie volle jaren voor het herstel van de tempeldienst, het eerste heidense offer werd gebracht. Maar tien dagen ervoor was het altaar gebouwd, waarop de heidense offers zouden worden gebracht. En nog vroeger was het koninklijke besluit uitgevaardigd waarbij de Joodse eredienst officieel verboden werd. Dat toen de dagelijkse morgen- en avondoffers al niet meer gebracht werden is vanzelfsprekend. Helaas is de juiste datum van dit besluit onbekend (KV Daniël, 177-178).

1 Makkabeeën 1:54 – De vijftiende van Kislew van het honderdvijfenveertigste jaar (dit is het jaar 168 voor Christus) liet de koning de gruwel der verwoesting (de geheimzinnige aanduiding voor het afgodsaltaar) bouwen op het brandofferaltaar (Willibrord-vertaling).

1 Makkabeeën 1:59 – De vijfentwintigste van de maand werd er een offer opgedragen op het afgodsaltaar dat op het brandofferaltaar stond (Willibrord-vertaling).

Kortom: het is beslist niet uitgesloten dat deze datum 27 oktober 168 voor Christus is. Verder is nog bekend dat Antiochus IV Epiphanes in de lente van het jaar 168 naar het oosten, richting Kanaän vertrok. Ook hiermee wordt bevestigd dat in het jaar 168 deze gebeurtenissen uit de profetie van Daniël 8 hebben plaatsgevonden.” Wanneer dit dan duidelijk verwijst naar Antiochus, dan hoeft men niet zoals in de meeste kringen van het dispensationalisme beweren, dat Daniël hoofdstuk 8 ook over de eindtijd zou spreken.

Laten we nog enkele andere uitleggingen onderzoeken van die laatste verzen van Daniël.

Wat leerde Nahmanides, de Jood, hierover? Mozes Nahmanides was één van de grote rabbijnen uit de dertiende eeuw. In zijn studies kwam hij tot de conclusie dat het geloof in de Messias en zijn komst tot het belangrijkste hoorde. Nahmanides was een volgeling van de “gematria”, de leer van de waarde van cijfers in de Bijbel. En hij legde zich er met enthousiasme op toe om het exacte jaar van verlossing uit te dokteren. Vooral het boek Daniël moest in deze context worden bestudeerd. Het einde der tijden zou heel dicht nabij gekomen zijn. Maar andere rabbijnen namen afstand van zijn eindtijdberekening. Toen leerde men dat er twee Messiassen waren die nog moesten komen. De 1290 dagen uit Dan.12:11 was volgens Nahmanides de 1290 jaar na de verwoesting van de tempel (in het jaar 70), tot het jaar 1358. Dan zou de eerste Messias, de Messias ben Jozef komen. Vijfenveertig jaar later, zou gerekend vanuit de 1335 dagen uit Dan.12, de eerste Messias ben Jozef worden opgevolgd door de regerende Messias ben David. Nahmanides heeft daarbij een aantal, soms moeilijke berekeningen. Gematria zou dat allemaal onthullen. U merkt het: dagen zijn

Page 331: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 331

hier jaren van 365 dagen. Maar de voorspellingen bleken niet uit te komen. Nahmanides en andere van de grote voormannen als: bar Hiyya, Rashi en Maimonides bleken maar speculaties op papier te hebben gezet. Honderdenvijftig jaar later kwamen andere rabbijnen met andere berekeningen. Dit geeft een ander Joods idee over de betekenis van het slot van Daniël.

En over het begrip profetische jaren dat zo nauw vastzit aan deze uitleg hier wat de WT

erover zegt. In ’DE WACHTTOREN’, van 1 november 1993, blz.11 interpreteren Jehovah’s Getuigen de dagen van Daniël als letterlijk 1 dag = 1dag. Hoewel ze ook in andere gevallen geloven in een profetisch jaar: ”Daniëls profetische tijdsperiodes 1260 dagen: december 1914 tot juni 1918 ________________ 1290 dagen: januari 1919 tot september 1922 ________________ 1335 dagen: september 1922 tot mei 1926” ________________ En u had waarschijnlijk niet anders verwacht, het is in de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen dat deze voorspellingen (naar hun uitleg) vervuld worden!

En ook dit is een uitleg van deze dagen van Daniël 12 onvertaald weergegeven. De 1260 dagen zijn EXACT het aantal dagen dat de Holocaust in Duitsland duurde.

Gevonden op: http://www.1260days.com/1260days.htm

1260 dagen De Holocaust in de Schrift De profeet Daniël werd in visioenen datgene wat: “ziet op een verre toekomst” (Dan.8:26), “wat zal gebeuren met uw mensen [de Joden] in de toekomst” (Dan.10:14), met inbegrip van “en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.” Dan 12:1) “1260 dagen” = “42 maanden” = “een tijd, tijden en een halve tijd” (3 ½ jaar) (Een profetische “tijd” = 12 profetische “maanden” van elk 30 dagen = 360 dagen) De verdrukking zou het hoogtepunt bereiken in de Joden die in de hand van hun vijand worden overgeleverd voor 3 1 / 2 jaar, “een tijd, tijden en een halve tijd” (Dan.7:25) Nazi-vernietigingskampen werden 3 ½ jaar geëxploiteerd. Was deze duivelse poging om het joodse volk uit te roeien voorspeld in de Bijbel?

December 1941 vernietigingskampen operationeel

<- 3 ½ jaar -> vernietigingskampen bevrijd mei 1945

Page 332: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 332

Wat willen dispensationalisten ons verder nog leren?

Het citaat hieronder, vanuit Internet, geeft weer wat men zegt in kringen van de bedelingen over de Antichrist en de Grote Verdrukking. ”De Grote Verdrukking zal 7 jaar duren en bestaan uit twee gedeelten van 3½ jaar. Dit blijkt o.a. uit: Dan. 7:25 "Hij zal de heiligen des allerhoogste te gronde richten... voor een tijd, tijden en een halve tijd.". ’Een tijd’ is een jaar, ’tijden’ zijn twee jaren. Dan. 9.27 "in de helft van de week zal hij (de antichrist) slachtoffer en spijsoffer doen ophouden... zal een verwoester komen". Een week van zeven jaren. Dan. 12:11 "vanaf... een gruwel wordt opgericht... zijn het 1290 dagen.". Opb. 11:2,3 "twee g­e­t­u­i­g­e­n­... 42 maanden lang... 1260 dagen lang." Opb. 12:6,14 de vrouw (Israël) wordt door de Heer onderhouden in de woestijn voor "een tijd, tijden en een halve tijd." Dit is 1260 dagen, 3½ jaren van 360 dagen. Opb. 13:5 het beest "werd macht gegeven... 42 maanden lang." 42 maanden van 30 dagen.”

Mag ik daarbij, een voor enkelen wellicht rare opmerking maken. In zijn boek ’De planeet die aarde heette’ zegt Hall Lindsey op blz.58: ”Eeuwenlang, lange tijd voor de huidige gebeurtenissen de ideeën zouden hebben kunnen beïnvloeden van mannen die de bijbel verklaarden, heeft men al erkend dat Ezechiël in zijn profetie over het land dat de noordelijke volken aankondigde, op Rusland doelde.” Lindsey heeft zo tientallen uitspraken en anderen – teveel om op te noemen - met hem, hebben tot de val van de communistische overheersing in Rusland en omstreken geleerd dat er een grote oorlog op til is tussen de URSS (Rusland met al zijn trawanten) en Israël. Men heeft dat spoor verlaten, maar wie het geleerd heeft past het schoentje: hij/zij is een valse profeet geweest. Momenteel zoekt men de vijand van Israël ergens anders. Daar geven we al een besluit bij; dispensationalisten hebben door de twee eeuwen dat ze bestaan, al allerhande uitleggingen gegeven over allerlei profetische zaken. Zelfs een Johannes de Heer bezondigde zich aan uitspraken die hij later heeft teruggenomen. (Zie zijn brochure over het ‘Romeinse vraagstuk’ uit de tijd van de duce Mussolini.) Dan wijst men ons op wat een echte gelijkenis zou moeten zijn van het aantal dagen.

Daniël 7:25 “Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd.”

Verwijst dit naar wat hier onder staat?

Openbaring 11:2 “Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.”

Openbaring 11:3 “En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.”

Dat roept vragen op! Zijn de 1260 dagen letterlijk of een symbool van iets anders? Er

worden in deze perikoop van Openbaring 11 twee perioden van ongeveer gelijke lengte genoemd,

Page 333: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 333

het optreden der twee getuigen dat 1260 dagen duurt en het vertreden van de heilige stad door de heidenen voor een periode van 42 maanden. Vallen deze twee perioden wel samen? Of komen ze na elkaar? Of overlappen ze elkaar gedeeltelijk? Dat zegt de tekst allemaal niet en alles is dan mogelijk als uitleg. Is er een reden om aan te nemen dat ze niet samenvallen? Of dat ze na elkaar komen, waarbij dan het optreden van de twee getuigen het eerst komt, gevolgd door het vertreden van de heilige stad door de heidenen gedurende 42 maanden. Welke redenen zijn hiervoor aan te voeren? Dispensationalisten zeggen hierover: het is logisch, dat tijdens het optreden der twee getuigen Jeruzalem voor de heidenen geen aanlokkelijke plaats is. De profeten beschikken namelijk over een grote macht, hoewel ze niet echt bewapend zijn. Maar nadat ze gedood zijn door het beest uit de afgrond, zal het voor de heidenen gemakkelijker zijn naar Jeruzalem te komen en het aan te vallen. Wat moeilijk te bepalen is volgens al deze berekeningen van Daniël en Openbaring is: lopen ze allemaal gelijk aan elkaar? Want slechts in dat geval zou de leer van de profetische jaren een been hebben om op te staan. Dan zou 1260 = 42 maanden = 3 ½ jaar. Maar stel dat één van deze data niet zo gerekend wordt en afwijkt, dan rest er 3 ½ jaren = 1177 maandagen of 1278 astronomische dagen. Lopen al deze perioden gelijk? Want één maanmaand heeft slechts 29 dagen, 12 uur en 44 minuten. En is één jaar omgerekend heeft men dan 11 en ¼ dagen tekort om een vol zonnejaar te maken van 365 en ¼ dagen. Want een leer van een profetisch jaar van 360 dagen/jaren is uitgesloten. Dat hoort tot de leer van de fabelen gezien het Bijbels niet te bewijzen valt. En ook dit moeten we aantekenen: die dagen (maanden, jaren) hebben volgens dispensationalisten allemaal betrekking op de drie en een half laatste jaren van de 70ste jaarweek. Ze geven zelf toe dat er van de eerste drie en een half jaren, niets in de Openbaring van Johannes beschreven staat. Want er is géén sprake van een sluiten van een verbond tussen Israël en de Antichrist in het boek Openbaring! Waarom zou dit dan echter iets te maken hebben met een 70ste jaarweek? Er staat in Openbaring 11:2,3 NIET dat 1260 dagen exact gelijk is aan 42 maanden, want er is ook aanwijzing in de Schrift, dat er wel eens afgerond wordt naar onder (= 42,5 maanden) of naar boven (= 41,5 maanden). Je kunt er dus geen staat op maken dat één jaar exact 360 dagen zou omvatten. We moeten bij dit alles ook synchroon blijven. Want men zegt in de kringen van de bedelingen, dat dan de feesten in het land Israël opnieuw zullen ingevoegd worden. Met een zogenaamd profetische kalender klopt dat niet. Men is na drie jaar en zes maanden namelijk al 17 dagen niet meer in evenwicht met de zonnekalender. Het heeft bovendien weinig zin om te beweren, wat dispensationalisten doen: te zeggen dat de periode van Openbaring 11:2,3 te maken heeft met wat in Daniël 9:27 staat. Waarom niet? Omdat ze zelf zeggen dat dit naar slechts één deel van die periode in Daniël verwijst. Het is dus geen optelling van deel drie en een half plus drie en een half om de zeven van Daniël te bekomen!

De 3½ jaren verwijzen naar het symbool van onvolkomenheid, naar iets dat nog niet af is en volgroeid. Het is de periode van testen en verdrukking van de gemeente van Christus. Zeven is het beeld van volheid, iets dat op zichzelf staat en waar niets meer aan toegevoegd moet worden. Zo is 3½, de helft van een “volle” tijdsperiode. Zou het de voorstelling kunnen zijn van de tijd van éénmaal de tijd van het OT en éénmaal deze van het NT. Gewoon maar 3½ + 3½ = zeven tijden van verdrukking van Gods volk. Dit spreekt me wel aan als oplossing.

Ik las ook dit: dat in het boek Esther er een rekening is van 30 dagen in één maand. Ja, dat

klopt waarschijnlijk, maar daar heb ik niets aan want dat is de tijdsrekening van de Perzische koningen en niet deze van de Schrift. Dit zijn de betrokken teksten. Esther 1:3,4 SV77: “In het

Page 334: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 334

derde jaar van zijn regering maakte hij een maaltijd voor al zijn vorsten en zijn knechten; de macht van Perzen en Meden, de grootste heren en de oversten der landschappen waren voor zijn aangezicht; Toen hij vertoonde de rijkdom der heerlijkheid van zijn rijk, en de kostbaarheid van het sieraad van zijn grootheid, vele dagen lang, honderd en tachtig dagen.” Esther 2:10-12 SV77: “Esther had haar volk en haar afkomst niet te kennen gegeven; want Mórdechai had haar geboden, dat zij het niet zou te kennen geven. Mórdechai nu wandelde elke dag voor het voorhof van het huis der vrouwen om te vernemen naar de welstand van Esther, en wat met haar geschieden zou. Toen nu de beurt van elke jonge dochter naderde, om tot de koning Ahasvéros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen van haar versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden met specerijen, en met andere versierselen der vrouwen.”

Bekijken we eens nader het verhaal van de twee getuigen in Openbaring 11:3 en verder. De

enige degelijke uitleg is dat de twee profeten symbolisch gezien de gemeente van de eindtijd voorstellen. Symbolisch als profeet omdat hun werk en functie daarop gericht is. De nadruk van het getal ”twee” heeft dan te betekenen dat die getuigen een volledig (volkomen) getuigenis afleggen ten opzichte van de wereld. Want de goddelijke regel is dat twee of drie getuigen iets volledig bevestigen (Deut.17:6,15,19 / Joh.5:31). En de Heer zond zijn discipelen uit twee per twee (Luc.10:1). Hoe moeten we de 1260 dagen rekenen? Vanuit Opb.12:6 moet blijkbaar vanaf het begin gerekend worden. En Opb.11:11 en 15 die respectievelijk de opstanding van de doden en het oordeel beschrijven zullen het einde ervan aangeven. Dat wil zeggen dat de 1260 dagen symbolisch te tijd voorstellen tussen de tijd van Pinksteren (de geboorte van de gemeente Gods) en de Wederkomst van de Heer om te oordelen over de levenden en de doden. Enkele commentatoren zoeken een verband tussen de 3 ½ jaar droogte in de tijd van Elia. Hij is een beeld van wie ware profeet is of mag zijn (Luc.4:25 / Jac.5:17). Dit is de uitleg van een dispensationalist over de twee getuigen die de meesten niet zullen aanvaarden. We geven het weer zodat u weet dat het dispensationalisme een bonte verzameling is van allerlei gedachten en leerstellingen. In een artikel door Ab Klein Haneveld ‘De Opname van de Gemeente en de Grote Verdrukking’ gevonden op het Internet lezen we: “Indien de 1260 dagen van het profeteren der twee getuigen identiek zouden zijn aan de tweede helft van de 70ste week, zou de dood en opstanding van deze getuigen en ook de erop volgende aardbeving plaats vinden ná de 70ste week. Maar na de 70ste week is volgens Daniël 9:24 de bekering van Israel en de wederkomst van Christus een feit. Uit de gebeurtenissen, die hier in Openbaring 11 beschreven worden, blijkt echter duidelijk, dat dit nog niet het geval is. Wij moeten dus concluderen, dat deze getuigen niet optreden tijdens de tweede helft van de week, ofwel de Grote Verdrukking, maar tijdens de eerste helft van die week. Deze periode duurt eveneens 1260 dagen en ligt tussen de Opname van de gemeente en de Grote Verdrukking. Het blijkt dus, dat deze twee getuigen de lege plaats van de gemeente innemen, en dat er door hun werk weer gelovigen op aarde zullen zijn bij de aanvang van de grote verdrukking. En over deze gelovigen spreekt uiteraard het volgende hoofdstuk van Openbaring.” Veel van zijn vrienden aanhangers van de bedelingenleer zullen steigeren bij zo een uitspraak. Men zet de twee getuigen voor 99% in de tweede helft van de week.

Page 335: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 335

Ellis H. Skolfield is een USA theoloog die onder andere een tweedelig werk schreef over ‘The False Prophet.’ Dit staat in deel één: “Before that date, both Jew and Christian were free to worship in Jerusalem, even on the temple mount itself. After 688 the Moslems persecuted the Christians and Jews and drove them out of the land.” Voor hem zijn alle data van 1260, 1290 en1335 zaken die te maken hebben met één dag = één jaar systeem dat te maken heeft met de opkomst en ondergang van de Islam. Zie: http://www.ellisskolfield.com/downloadable-books.shtml Het beest van Openbaring 13 = de Islam.

Openbaring 12:6 SV77

“En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had, haar door God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.”

Openbaring 12:12 SV77

“Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee hun, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft grote toorn, wetende, dat hij een kleine tijd heeft.”

Openbaring 12:14 SV77

“En aan de vrouw zijn gegeven twee vleugels van een grote arend, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in haar plaats, alwaar zij gevoed wordt een tijd, en tijden, en een halve tijd, buiten het gezicht der slang.”

Openbaring 13:5 SV77

“En het werd een mond gegeven, om grote dingen en godslasteringen te spreken; en het werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig maanden.”

Zijn al die perioden gelijk? Gebeuren ze op hetzelfde moment?

Op het Internet waar alles te rapen valt, ook de grootste rommel, lees ik op één site dat er al 486,5 jaar verlopen zijn van de 490 jaar van Daniël 9. Logisch wanneer je het eerste deel van de laatste week laat eindigen bij de dood van Christus aan het kruis. De laatste jaren zijn te beginnen bij 1967. Vanaf de zesdaagse oorlog van Israël, daarbij opgeteld 49 jaar, zodat u in 2016 komt voor het begin van de prediking van de twee getuigen. Verder ga ik er niet op in. Op de site van een Messiasbelijdende groep Joden http://www.rockofoffence.com/ staat een artikel ‘Those “CERTAIN” Years And Days Of ‘Daniel’s People’ waar Christus sterft in het midden van de tweede helft van de 70 ste week. De verdrukking van Israël is slechts het laatste deel, namelijk 3 en 1/2 jaar. Gans het artikel is een complex spel met cijfers.

Concentreren we ons op de tijdsbepalingen van Openbaring 12. Wie is die vrouw in het verhaal, ze zal ons helpen te bepalen waar we die tijd moeten inschakelen. De vrouw is NIET Israël zoals men in de kringen van de dispensationalisten zegt. Zeker niet het vernieuwde Israël sinds 14 mei 1948. Het is natuurlijk waar dat Christus uit/in het volk Israël is geboren. Want hij is zoon van Abraham, Judah en David (Mat.1:1 / Heb.7:14 / 2 Tim.2:8). Maar hiermede is men ook aan het einde van de gelijkenis. Vergeet niet dat het hier NIET om letterlijke uitleggingen gaat, dat doen dezen die de bedelingleer aanhangen ook niet. (Hun ijzeren regel, alles letterlijk uitleggen, is dus niet zo sterk.) Is Israël door de draak vervolgd? Integendeel! Christus noemde hun leiders wel: ”de zonen van de duivel” die de draak is (Joh.8:40-44). Wanneer was Israël in de woestijn onder

Page 336: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 336

Gods bescherming toen Christus werd geboren? Zo een periode is er niet! En indien we zeggen: Christus is het mannelijke kind, wie is dan het zaad? Th. Niemeijer, volgeling van Darby, schrijft in, ’Het Zoeklicht’, 7 maart 1998, blz.18 over deze uitleg.”Zo wordt Israël in Openbaring 12:16 beschreven als de vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van 12 sterren op haar hoofd... ”En zij baarde een Zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf” (vs.5). Daarmee wordt de profetie uit Jesaja 54:1 vervuld waarin Israël als de ’onvruchtbare’ en ’eenzame’ beschreven wordt, die ’toch zal baren’.” (wij onderstrepen). Een zeer eigenaardige uitleg vinden we in het speciaal nummer van september 2001, blz.6 van ’Christenen voor Israël.’ J. van Barneveld zegt na de aanhaling te hebben gedaan van Openbaring 12:1: ”Deze vrouw heeft het moeilijk: barensweeën! Israël ondergaat nu de barenweeën van de komende Koning en Zijn Rijk. Wij, als gelovigen, staan hierbij naast en achter Israël.” (wij onderstrepen.) Dat is verwarrende taal. De Koning is reeds gekomen zowel voor Israël als voor de heidenen die tot geloof komen. Spaar ons voor de stelling der twee vervullingen! Met Pinksteren zegt Petrus duidelijk dat de vermoorde en opgewekte Jezus zowel Koning (Kurios) is als Gezalfde (Messias). De Joden die de ware aard van hun zondigheid begrepen hebben vragen daarom wat ze dienen te doen en bekeren zich daadwerkelijk (Hand.2:36 tot slot). Wie is dan de vrouw in Openbaring 12? (Grieks voor vrouw is = ”gunè”) Het woord ”vrouw” is in de Schrift letterlijk gebruikt voor: een persoon van de tweede sekse (Mat.11:11 / Joh.16:21), een getrouwde vrouw (Deut.13:7 / Luc.1:5) of een bruid (Deut.22:23-25 / Gen.29:21 / Opb.19:7). Deze hier in Openbaring beschreven, is echter symbolisch want geen letterlijke vrouw is ooit tot God gegaan in de hemel om er bescherming te genieten of haar zoon evenmin. Deze vrouw moet ook collectief zijn in plaats van slechts één individu. Het idee dat één als velen is afgebeeld vinden we al verscheidene malen in het O.T. In Dan.2:37,38 staat één koning afgebeeld voor een koninkrijk. Eén beest is afgebeeld voor twee koninkrijken omdat het twee horens heeft (Dan.8:20,21). Een beest met zeven hoofden is echter per definitie niet gelijk aan zeven rijken. Opb.17:9 zou dat moeten ondersteunen maar die identificatie die we bij Daniël vinden is niet dezelfde. Zeven is het symbool van volledigheid. Wat op elkaar lijkt is daarom nog niet gelijk aan! Want één beest kan de afbeelding zijn van de totaliteit van alle aardse machten en de zeven symbool van de volheid van iets. Wie is dan de vrouw? Van wie of wat is ze de zinnebeeldige voorstelling? Daarvoor gaan we eerst terug tot de geschriften van het Oude Testament. Daar zien we dat iemand met de naam Zion is afgebeeld als ”de vrouw” van God in o.a. Jes.54:1,5,6 / Jer.3:20 / Ezech.16:8-14 / Hosea 2: 18,19. Die iemand is Israël, maar dan gezien vanuit het gelovige volk van God. Zij is een moeder met talloze kinderen en die kinderen zijn de individuele personen van het gelovige Israël (Jes.49:21 / 50:1 / 66:7-11 / Hosea 4:5). Er zijn zelf enkele schriftuurplaatsen die over vrouw Zion spreken als in barensweeën (Micha 4:9,10 / Jes.26:16-18 / Jer.4:31 / 13:21). Deze vrouw is hemels in de zin van haar planning maar aards in werking. Haar oorsprong is hemels en haar Man is hemels. Zodat ze de voorstelling is van het ideale en ongerepte. Deze schriftuurplaatsen bewijzen echter twee dingen. Ze spreken ten eerste nooit over het feit dat Zion een individuele Messias voortbrengt. Ten tweede dat Zion in barensnood een ”volk” voortbrengt. Dit laatste als kritiek op de uitspraken van de Wachttoren. Volgens hen heeft Zion in 1914 een volk voortgebracht, namelijk al dezen die op dat moment met Charles Taze Russell, hun eerste president, mee werkten en hem als geestelijke leider aanschouwden.

Page 337: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 337

In het NT vinden we een vrouw beschreven in verband met Christus. Het is de gemeente die in twee parabels van het Koninkrijk als ”vrouw” beschreven is (Luc.15:8 / Mat.13:33). En vergelijk hier verder nog Mat.9:15 / Joh.3:29,30 / 2 Cor.11:2 / Eph.5:23-32. Is de gemeente van Christus niet de vrouw van Opb.12? De sleutel wie die vrouw is vinden we in Gal.4:25-27! Daar zegt Paulus: ”Het woord Hagar betekent de berg Sinaï in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij en dat is onze moeder.” Dan beschrijft Paulus hoe deze vrouw baart en geeft als ondersteuning van zijn visie Jesaja 54:1. Vergelijk ook Heb.12:22. Deze tekst uit het OT is toepasselijk op Gods gemeente uit het OT. Maar ook op de bruid van Christus wanneer je het NT bekijkt. Over de anderen is er niet altijd zekerheid en kan ook op het letterlijke Israël toepasselijk zijn. De vrouw is in barensnood, en wat wil dat zeggen? De vrouw, de gemeente bestaande uit Joden en heidenen die de Messias aannemen, van Opb.12 is in nood. Ze is roepende voor verlossing uit haar weeën (Mat.9:27 / 27:50 / Luc.23:46). Gods hemelse koningin staat op het punt een zoon te baren. Over letterlijke weeën spreekt de Schrift niet al te dikwijls (1 Sam.4:19 / Jes.43:10 / 51:2). Het is echter een uitdrukking (Hebreeuws = chul) die volgens de symbolische taal, de betekenis heeft van alle soorten noodtoestanden of geestelijke pijnen. Zie naar: Jes.13:8 / 21:3 / Jer.4:31 / 6:24 / 13:21 / 22:23 / 1 Thes.5:3. Wanneer u deze teksten erop naziet dan merkt u tevens op dat het niet steeds spreekt over gelovigen. Ook de wereld is in weeën zoals in 1 Thes.5:3. Of Babylon is in weeën volgens Jer.50:41-43. In Gal.4:19 zegt Paulus: ”mijn kinderen, terwille van wie ik opnieuw weeën doorsta, totdat Christus in u gestalte verkregen heeft.” Zo ook moet men de pijnen van deze vrouw begrijpen. Symbolisch heeft Sion moeilijkheden met het baren omdat ze het mannelijke kind als het ware aan Satans wereld moet ontrukken. Daarom is er ook gezegd dat ze pijn heeft om te baren. Het is het gewone woord ”basanidzo” dat hier is gebruikt. We kunnen dat het best begrijpen door te vergelijken met de ”pijnen” van Lot in 2 Pet.2:8. Het zou absurd zijn zulke dingen letterlijk te nemen. De tekst van Gal.4:19 spreekt over “kinderen” in de meervoudsvorm. Laten we duidelijk zijn; Paulus her-interpreteert hier de oorspronkelijke tekst. Jesaja 54:1 is door Paulus geher-interpreteert, de éne die baart worden velen die baren. De gemeente Gods is in permanente barenweeën telken male iemand tot het geloof in de Messias komt (1 Cor.4:15 / Col.1:27-29 / 3:9,10). Het mannelijke kind in Opb.12 kan dus alléén die groep gelovigen zijn uit de eindtijd, vanaf Pinksteren. Zij zullen zoals alle andere gezalfden Gods de natiën met een ijzeren roede regeren (Opb.2:26,27 / 19:15 / Ps.2:9 / Col.3:4). Biederwolf, leerling van de leer der bedelingen, zegt over het neerwerpen van de Satan in Opb.12: ”Heeft het neerwerpen vanuit de hemel plaats gehad ná de tenhemelopneming, volgende op een oorlog?” Er is echter een onoverbrugbare bedenking met deze visie gezien er in vers 12 staat dat de Satan weet dat hij slechts ”een korte tijd” heeft voordat hij gebonden wordt. En gezien dit is opgemerkt vanuit een bovennatuurlijke kennis van de Duivel, en de ouderlingen in de hemel kan dit zeker niet dezelfde betekenis hebben als wanneer de apostelen de uitdrukking gebruiken ”een kleine tijd”, ”wat kortelings zal geschieden” enz... Het wil dus betekenen datgene wat we bedoelen met die uitdrukking, namelijk, een zeer kleine tijd en niet een periode van 2000 jaar of meer gerekend vanaf de tenhemelopneming. En anderzijds, Eph.6:12 laat doorschemeren dat Satan nog steeds in de hemelse gewesten is gedurende de periode dat hij prins van de wereld is. Deze opmerkingen zijn echter niet helemaal onoverbrugbaar. Maar gezien het voorgaande, en andere redenen nemen de Futuristen de positie in dat deze oorlog in de hemel zal plaatsvinden ná de opname van de gemeente, dat Satan dan tegenwoordig is en de broeders voor God, dag en nacht aanklaagt, waarna de Christus hem zal berispen (Zach.3:2). Michaël zal de hemelse legerscharen aanvoeren tegen hem met het reeds gekende resultaat” (blz.624, wij onderstrepen).

Page 338: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 338

We gaan deze twee argumenten uit dit gedeelte even na en beginnen met het laatste. Ephese 6:12 bewijst niet wat Biederwolf zo pertinent zegt. Hier volgen de zes grote Nederlandse vertalingen die Biederwolf’s stelling weerleggen. S.V.: ”Tegen de geestelijke boosheden in de lucht” Luther: ”tegen de booze geesten onder de hemel” Leidse V.: ”met de boosaardige geesten in het luchtruim” Brouwer: ”tegen het rijk der booze geesten in het hemelruim” Canisius: ”tegen de boze geesten in de lucht” N.B.G.: ”tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” En zes Engelse vertalingen. King James: ”against spiritual wickedness in high places” Living Bible: ”against huge numbers of wicked spirits in the spirit world” Today E.V.: ”and cosmic powers of this dark age” N.I.V.: ”against the spiritual forces of evil in the heavenly realms” Philips: ”it is against organisations and powers that are spiritual” R.S.V.: ”against the spiritual hosts of wickedness in the heavenly places” Het is duidelijk uit deze vertalingen dat wat Biederwolf er in leest in werkelijkheid daar niet te vinden is. De lucht / luchtruim / hemel waar Satan vertoefd is niet het verblijf van YaHWeH, niet Gods hemel. Het is een plaats ergens tussen Gods hemel en onze hemel waar de vogels vliegen. Het gaat over Satans ”hemelse rijk” en dat is een onzichtbare zaak voor ons. En het andere argument van Biederwolf: volgens de uitdrukking ”een korte tijd” moet dat kort voor de wederkomst zijn en niet op bijvoorbeeld Pinksteren zoals we zelf zeggen. Wanneer u echter daarbij het volgende leest is die uitleg van deze schrijver niet te aanvaarden. Johannes zegt in de Apocalyps 1:3: ”Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.” We leven trouwens SINDS de tijd der apostelen, meer bepaald SINDS met Pinksteren de Heilige Geest is uitgestort in: ”de laatste ure”, 1 Joh.2:17 ”laatst der dagen”, Jac.5:3 ”het einde der eeuwen”, 1 Pet.1:20 ”het einde des tijds” Judas 17,18. De argumenten van Bierderwolf en de (bedelingen) houden dus geen steek. En ook Scofield heeft een opmerking in die aard. We citeren uit zijn vertaalde cursus die verscheen bij ’Het Morgenrood’. ”Hij is de God en Overste dezer wereld Joh.12:31 ”Overste dezer wereld” (Kosmos, orde, organisatie) Eph.2:2 ”Overste van de MACHT der lucht” Joh.14:30 ”Overste dezer wereld”, ook Joh.16:11 Eph.6:11,12 ”Geweldhebbers der wereld, der duisternis” ”De bestaande wereldorde, d.w.z. de organisatie van het mensdom op politiek, sociaal, economisch gebied, enz. is gebaseerd op macht, zelfzucht, ambitie, eerzucht en genoegens. Dit wordt beperkt en verzacht door de tegenwoordigheid van de Heilige Geest in de Gemeente (2 Thes.2:7). Met de opname van de Gemeente (1 Thes.4:14-17) zal de ”Wetteloze” van 2 Thes.2:8 worden geopenbaard, aan wie satan al zijn macht geven zal (Opb.13:2).”

Page 339: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 339

Marc Verhoeven schreef een artikel: ‘De ‘Rede over de laatste dingen’ begrijpen’ te vinden op users.skynet.be/fa390968/_RedeLaatsteDingen-MV.doc Er staat bijvoorbeeld dit over de cijfers die we bespreken: “Hier begint de “grote verdrukking”. De Joden kunnen het tijdstip ervan gemakkelijk berekenen zodat het hen niet onverwachts overvalt. Ze omvat de tweede helft van de ‘week’ in Dan 9:27. Deze is 1260 dagen (Op 11:3; 12:6), 42 maanden (Op 11:2; 13:5) of ‘een tijd, tijden en een halve tijd’ (Dan 7:25; 12:7; Op 12:14) lang. Dit zijn 3,5 profetische jaren. De grote verdrukking begint onzichtbaar met het neerwerpen van de duivel uit de hemel (Op 12:7-9). In Daniël 12:11 lezen we dat aan het begin van de laatste halve week het dagelijks offer zal worden gestaakt en dat daarvoor in de plaats een “gruwel” zal worden opgericht (Dan 9:27 en 12:11; Mat 24:15; Mark 13:14). Dit is het zichtbare begin van de “grote verdrukking” (Mat 24:21; Mark 13:19; Op 7:14). Dit is de “tijd van benauwdheid voor Jakob” (Jer 30:7; zie ook Dan 12:1).”(Wij onderstrepen.)

Bedroevend dat deze man dat beweert. Er valt namelijk niets te berekenen en hij is gevangen in zijn eigen uitleg. Want als dispensationalist beweert hij dat Mat.24:36 over die periode spreekt en die ondersteund niet wat hij tracht te bewijzen. Daar staat het volgende: “Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.” De mensen die de leer van de bedelingen volgen beweren nu twee dingen:

1) Dat de opname van de gemeente zal plaatsvinden, zeven jaar voordat de echte Wederkomst zal plaats hebben.

2) Dat na de opname een periode van zeven jaar aanvangt van de antichrist, van prediking van herstel van Israël en enkele zaken meer. Op het einde van die periode komt de Heer. Dat juist is in tegenstrijd met de woorden van Jezus: “Doch van die dag en van die ure weet niemand.” Dat sluit zondermeer uit dat er iemand die leeft in de periode van de laatste zeven jaar, dus voor de echte zichtbare Wederkomst iets zou afweten van die komst. Dat sluiten de woorden: “Doch van die dag en van die ure weet niemand “ uit. Er valt niets te berekenen ook niet in die periode en daar zondigt Marc Verhoeven zich aan en alle andere dispensationalisten.

En de context is even duidelijk. Die zet de komst van Jezus in een vergelijkbare periode van de niet te berekenen tijd van de zondvloed. Dit staat er in Mattheus 24:37-42: “Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in [die] dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden; twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.”

Ook de vernietiging van Sodom en Gomorra, op een andere plaats door Christus besproken, verwijst naar een onbekende tijd van de komst. En let er op dat zowel de vloed als Sodom de verwijzing is naar wat een dispensationalist leert over die zaken; juist voorafgaande aan de Wederkomst. En die laatste periode is zeven jaar na de opname en dus te berekenen voor Marc Verhoeven en zijn collega’s. Waarom de Schrift niet aannemen in plaats van een stelling die onbijbels is. Lucas 10:12 SV77: “En Ik zeg u, dat het die van Sódom verdragelijker wezen zal in die dag, dan die stad.” Lucas 17:29 SV77: “Maar op de dag, op welke Lot van Sódom uitging, regende het vuur en sulfer van de hemel, en verdierf ze allen.” Het beeld dat Christus

Page 340: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 340

en Petrus schetsen over Noach is door dispensationalisten géén eer aangedaan, ja zelfs verminkt en misbruikt.

Illustratie van de nog te bouwen tempel volgens: http://christenenvoorisrael.nl/ Dat is echter niet wat men dient te veewachten.

De gemeente van Jezus is Gods tempel. Daar ligt onze toekomst!

Page 341: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 341

Hoofdstuk 10

Over Israël, een nieuwe tempel en aanverwanten

in Ezechiël en Openbaring

Wat zij op dat gebied zeggen

Op BijbelArchief, staan enkele zaken uit ‘Dr. Scofield Bible Course.’ Dit is een stukje uit ‘De zeventig jaarweken, hoofdstuk 9’ (Aangemaakt: 17-10-2001) (wij onderstrepen): “Vers 27 handelt over de laatste jaarweek, Die “hij” van vers 27 is “de vorst, die komen zal”(666) van vers 26, wiens volk (Rome) de tempel heeft verwoest, A.D 70. Hij is dezelfde “kleine hoorn” van hoofdstuk zeven. Hij (666) zal een verbond sluiten met de Joden om hun tempel te herstellen en de offerdienst weer in te voeren, voor een periode van ongeveer 7 jaar. Maar midden in de laatste jaarweek zal hij het verbond verbreken en Daniël 12: 11; en Thessalonicenzen 2: 3-4 in vervulling doen gaan. Tussen de negenenzestigste week, toen de Messias werd afgesneden (uitgeroeid) en de zeventigste jaarweek, waarin de “kleine hoorn” van Daniël 7, “de mens de zonde” van 2 Thessalonicenzen 2, “het beest uit de zee” van Openbaring 13 zal optreden, ligt het hele tijdperk der gemeente. Het is een tussentijd, die de Oudtestamentische profeten niet hebben gezien (Efeze 3:1-10). Wanneer die zeventigste jaarweek zal ingaan, is niet bekend. Het is de tijd van “de grote verdrukking” (Matth 24:15-28), “een tijd van benauwdheid” (Dan.12:1), “de ure der verzoeking” (Openb.3:10)”

Hall Lindsey zegt op blz.57 in zijn boek ’De planeet die aarde heette’: ”Sinds Israël in 1948 als natie werd hersteld, leven wij in de meest betekenisvolle periode van de profetische geschiedenis. We leven in de tijd die Ezechiël voorspelde in zijn hoofdstukken 38 en 39.”

Hall Lindsey schrijft in zijn boek ’De planeet die aarde heette’ op blz.108: ”Het is logisch

om hier de vraag te stellen, hoe hij oorlog kan voeren tegen de heiligen wanneer deze van de aarde zijn verdwenen. ”De heiligen” zijn de mensen die gedurende deze langdurige periode van conflicten in Christus zullen blijven geloven. Nadat de Christenen weg zijn, zal God zich op een bijzondere manier openbaren aan 144.000 lichamelijk aanwezige, geletterde Joden die vurig zullen gaan geloven dat Jezus de Messias is. Zij zullen de 144.000 Joodse Billy Grahams zijn die op deze aarde worden losgelaten – nooit zal de aarde een periode hebben gekend waarin het evangelie zo vurig werd verkondigd als in die tijd. Deze Joodse mensen gaan de verloren tijd inhalen. Zij zullen het grootste aantal bekeringen aller tijden op hun naam krijgen. Openbaring 7:9-14 zegt dat zij zovelen tot Christus zullen brengen dat deze niet geteld kunnen worden.” (Ik kan niet wachten daar wat op te zeggen. Wie ook maar één tekstje kan vinden in Openbaring waarin de 144.000 als evangelisten optreden laat het me toch a.u.b. weten. Daar heb ik jaren naar gezocht en niet gevonden. Dat is zéér belangrijk om weten, voor u en voor mij, dus zoek er ijverig naar.)

Uit Internet-site Faq-online waar het dispensationalisme in het vaandel staat citeren we:

http://www.faq-online.nl/Verslagen/jodendom/opstanding1.htm" \l "3"

”De Hebreeuwse wereld

Page 342: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 342

'Ik zal een keer brengen in het lot van Mijn volk Israël. Ze zullen de verwoeste steden opbouwen en zich er weer vestigen; ze zullen wijngaarden planten en er de wijn van drinken; tuinen zullen ze aanleggen en er de vruchten van eten. Ik zal hen weer naar hun eigen land brengen, hen planten in hun eigen grond; nooit meer worden ze weggerukt uit het land dat Ik hun heb gegeven. Ik, de Heer, uw God, kondig dit aan.' Amos 9:14 en 15. Wanneer je wilt weten hoever we zijn, is Israël toch het belangrijkste land dat wij in de gaten moeten houden. Alles zal om Israël gaan draaien en we kunnen aan de status van Israël zien hoe laat het op Gods Profetische klok is. De profetie van Amos is zo duidelijk. In 1948 is de aanzet van deze profetie begonnen. Het moet nog voltooid worden. De aanzet begon toen de staat Israël uitgeroepen werd. Van het verwoeste land zijn de Israëli's tot nu toe knap in geslaagd om daarvan zo'n leefbaar gebied te maken. De profetie van Amos wordt pas voltooid tijdens het 1000jarig rijk van Jezus Christus van Openbaring 20. In het verslag beschreven wij de perikoop die de Joden lezen tijdens het Paasfeest. Deze perikoop is de profetie over het Joodse volk dat in de toekomst zal gebeuren. 'Ik werd door de macht van de Heer overweldigd. Zijn Geest voerde mij mee en zette me neer in een dal waarvan de bodem bedekt was met botten. Hij liet mij er omheen lopen, het hele dal rond. De talloze botten lagen overal bespreid; ze waren helemaal uitgedroogd. Hij vroeg me: "mensenkind, zouden deze botten weer levend kunnen worden?" Ik antwoordde: "Heer, God, dat weet U alleen!" Hij zei: "richt je in Mijn Naam tot hen en vraagt die uitgedroogde botten te luisteren naar wat Ik te zeggen heb. Dit zeg Ik, God, de Heer: Ik zal jullie levensadem schenken, je zult weer leven. Ik zal jullie bedekken met pezen en vlees, overtrekken met huid en je de levensadem geven, zo zul je tot leven komen en weten dat Ik de Heer ben." Ik deed wat God mij had opgedragen. Toen ik me tot hen richtte, ontstond er een ratelend geluid. De botten bewogen en voegden zich weer aan elkaar. Ik zag hoe ze bedekt werden met pezen en vlees en overtrokken werden met huid. Maar er was nog geen leven in. Toen zei God, de Heer: "richt je in Mijn Naam tot de wind. Zeg tegen de wind, mensenkind: kom uit vier windstreken en blaas in deze dode lichamen zodat zij weer tot leven komen!" Ik deed wat God mij opgedragen had. De levensadem kwam in hen; zij werden weer levend en gingen staan: een onafzienbare menigte. God, de Heer zei: "Mensenkind, deze botten stellen het volk van Israël voor. Want de Israëlieten beweren: onze botten zijn uitgedroogd, al onze hoop is vervlogen, het is gedaan met ons. Zeg hun daarom in Mijn Naam het volgende: Mijn volk, Ik zal jullie graven openbreken. Ik haal jullie uit het graf van de ballingschap en breng je terug naar Israël, naar je eigen land. Dan zullen jullie inzien dat Ik de Heer ben. Ik geef jullie Mijn levensadem, je zult weer levend worden en wonen in je eigen land. Dan zul je zien dat Ik doe wat Ik heb beloofd.' (Ezechiël 37: 1-14). De dorre doodsbeenderen beschrijft dat het volk van Israël onder andere volkeren verstrooid was, voegen zich eerst tezamen en vormen een lichaam, waarin pas later, in de toekomst, de Geest van God het leven inblaast. Dus eerst een nationaal herstel, dat dus in 1948 heeft plaatsgevonden en dan het geestelijk herstel, want merendeel van Israël is nu nog in ongeloof! Dat zal tijdens en na de grote Verdrukking veranderen.” (Wij onderstrepen.) Wat wij op dat gebied zeggen ISRAËL ALS VOLK EN LAND IN DE OPENBARING,

kritiek op G. van den Brink

Drs. G. van den Brink, schreef in het jaar 2000 een artikel, ‘De toekomst van Jeruzalem.’ Je kunt het vinden op: http://veenendaal.digicity.nl/Religie/De_Studiebijbel. De neventitel van zijn verhaal is: ‘Over de betekenis van Israël als volk en land in de Openbaring van Johannes.’ De schrijver is een gekend iemand in de kringen van het dispensationalisme. We gaan er wat op aanmerken omdat het geen oprechte aanpak is. We gaan alleen naar die eeerste paragraaf kijken

Page 343: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 343

omdat het volgens de schrijver “Het meest prominent” is. Hier een relatief lang citaat en onze aantekeningen erbij. Hij schrijft:

“Het volk Israël (hoofdstuk 7) Heer, uw God, kondig dit aan.' Amos 9:14 en 15. Wanneer je wilt weten hoever we zijn, is Israël toch het belangrijkste land dat wij in de gaten moeten houden. Alles zal om Israël gaan draaien en we kunnen aan de status van Israël zien hoe laat het op Gods Profetische klok is. De profetie van Amos is zo duidelijk. In 1948 is de aanzet van deze profetie begonnen. Het moet nog voltooid worden. De aanzet begon toen de staat Israël uitgeroepen werd. Van het verwoeste land zijn de Israëli's tot nu toe knap in geslaagd om daarvan zo'n leefbaar gebied te maken. De profetie van Amos wordt pas voltooid tijdens het 1000jarig rijk van Jezus Christus van Openbaring 20. In het verslag beschreven wij de perikoop die de Joden lezen tijdens het Paasfeest. Deze perikoop is de profetie over het Joodse volk dat in de toekomst zal gebeuren. 'Ik werd door de macht van de Heer overweldigd. Zijn Geest voerde mij mee en zette me neer in een dal waarvan de bodem bedekt was met botten. Hij liet mij er omheen lopen, het hele dal rond. De talloze botten lagen overal bespreid; ze waren helemaal uitgedroogd. Hij vroeg me: "mensenkind, zouden deze botten weer levend kunnen worden?" Ik antwoordde: "Heer, God, dat weet U alleen!" Hij zei: "richt je in Mijn Naam tot hen en vraagt die uitgedroogde botten te luisteren naar wat Ik te zeggen heb. Dit zeg Ik, God, de Heer: Ik zal jullie levensadem schenken, je zult weer leven. Ik zal jullie bedekken met pezen en vlees, overtrekken met huid en je de levensadem geven, zo zul je tot leven komen en weten dat Ik de Heer ben." Ik deed wat God mij had opgedragen. Toen ik me tot hen richtte, ontstond er een ratelend geluid. De botten bewogen en voegden zich weer aan elkaar. Ik zag hoe ze bedekt werden met pezen en vlees en overtrokken werden met huid. Maar er was nog geen leven in. Toen zei God, de Heer: "richt je in Mijn Naam tot de wind. Zeg tegen de wind, mensenkind: kom uit vier windstreken en blaas in deze dode lichamen zodat zij weer tot leven komen!" Ik deed wat God mij opgedragen had. De levensadem kwam in hen; zij werden weer levend en gingen staan: een onafzienbare menigte. God, de Heer zei: "Mensenkind, deze botten stellen het volk van Israël voor. Want de Israëlieten beweren: onze botten zijn uitgedroogd, al onze hoop is vervlogen, het is gedaan met ons. Zeg hun daarom in Mijn Naam het volgende: Mijn volk, Ik zal jullie graven openbreken. Ik haal jullie uit het graf van de ballingschap en breng je terug naar Israël, naar je eigen land. Dan zullen jullie inzien dat Ik de Heer ben. Ik geef jullie Mijn levensadem, je zult weer levend worden en wonen in je eigen land. Dan zul je zien dat Ik doe wat Ik heb beloofd.' (Ezechiël 37: 1-14). De dorre doodsbeenderen beschrijft dat het volk van Israël onder andere volkeren verstrooid was, voegen zich eerst tezamen en vormen een lichaam, waarin pas later, in de toekomst, de Geest van God het leven inblaast. Dus eerst een nationaal herstel, dat dus in 1948 heeft plaatsgevonden en dan het geestelijk herstel, want merendeel van Israël is nu nog in ongeloof! Dat zal tijdens en na de grote Verdrukking veranderen.” (Wij onderstrepen.) Wat wij op dat gebied zeggen ISRAËL ALS VOLK EN LAND IN DE OPENBARING,

kritiek op G. van den Brink

Drs. G. van den Brink, schreef in het jaar 2000 een artikel, ‘De toekomst van Jeruzalem.’ Je kunt het vinden op: http://veenendaal.digicity.nl/Religie/De_Studiebijbel. De neventitel van zijn verhaal is: ‘Over de betekenis van Israël als volk en land in de Openbaring van Johannes.’ De schrijver is een gekend iemand in de kringen van het dispensationalisme. We gaan er wat op aanmerken omdat het geen oprechte aanpak is. We gaan alleen naar die eeerste paragraaf kijken

Page 344: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 344

omdat het volgens de schrijver “Het meest prominent” is. Hier een relatief lang citaat en onze aantekeningen erbij. Hij schrijft: “Het volk Israël (hoofdstuk 7) Het meest prominent komen we het volk Israël tegen in hoofdstuk 7 met betrekking tot de 144.000 verzegelden (7:4-8). De grote vraag is hier echter of deze groep een andere is dan 'de grote schare' uit alle volkeren, die daarna door Johannes gezien wordt (vs. 9vv.) Aune(4) constateert minstens vijf verschillen: 1. het gaat bij de eerste groep, in tegenstelling tot de grote schare in vers 9 om een bepaald vastgesteld aantal gelovigen. 2. De 144000 verzegelden worden samengesteld uit de stammen van Israël, terwijl de grote schare uit 'alle volk en stammen en natiën' komt. 3. De verzegelden bevinden zich op aarde en de grote schare in de hemel voor de troon van God (vs. 9,11). 4. De verzegelden bevinden zich in een situatie van dreigend gevaar, terwijl de grote schare als overwinnaars de hemelse beloning hebben ontvangen. 5. De structuur van de verzen 5-8 wordt bepaald door het steeds terugkerende 'uit de stam'. De Griekse constructie (genitivus partitivus) geeft aan dat de 12000 die uit elke stam verzegeld worden, een selectie vormen uit een groter geheel. Aune concludeert dat het in Openbaring 7 om twee verschillende groepen gelovigen gaat.” (4) D.E. Aune, Revelation (WBC 52) Nashville 1998, 440.” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: We zijn niet overtuigd met die opmerkingen, we zetten daarom een tabel neer over die twee groepen en wijzen op GELIJKENISSEN tussen de twee.

Gelijkenissen tussen de 144.000 en de grote schare

144.000 Grote schare 1°) Vier winden der aarde (v.1,2) 1°) De grote verdrukking (v.14) 2°) Ik hoorde (v.4) 2°) Ik zag (v.9) 3°) Het getal (v.4) 3°) Die niemand tellen kon (v.9) 4°) 144.000 (v.4) 4°) Een grote schare (v.9) 5°) Van de zonen van Israël (v.4) 5°) Uit alle volk en stammen (v.9) 6°) Uit alle stammen (v.4) 6°) En natiën en talen (v.9) 7°) Verzegeld (v.4) 7°) In witte gewaden (v.9)

Valt het u niet op dat we niet zozeer kunnen spreken van verschil maar wel van veel gelijkenis tussen deze twee groepen. Bijvoorbeeld punt 1. De winden die de aarde gaan vernietigen. Letterlijke aarde. Neen! Maar wel, de mensen die op de aarde wonen. Het gaat dus om verdrukking zoals in punt 1 van de grote schare. Neem punt 6, aan de ene kant 144.000 uit alle stammen van Israël en anderzijds mensen uit alle natiën en talen. Niet gelijk zegt u wellicht, maar pas dan toch op. Dezen van Israël beschrijven een bepaald deel van Israël: één stam ontbreekt, een andere is toegevoegd en het gaat slechts om gelovigen. Dus een beperkte groep van allen gelovigen. Al die andere hoewel letterlijke Joden zijn niet Gods gemeente. Nog meer zelfs, het gaat om allemaal mannen als we het letterlijk lezen in Openbaring 14. Dat is ook zo voor de grote schare. Ook een beperkte groep van allen gelovigen. Bij punt 7 deze opmerking: het gaat om volgelingen van het Lam: voor de 144.000 verwijzen we naar Opb.14:4 en voor de grote schare zie Opb.7:17. Het gaat om gelovigen en gerechtvaardigden. Verzegelden én anderen in witte klederen, maar dat is in beide gevallen de beschrijving van verloste mensen. En ook de 144.000 vinden we uiteindelijk terug in de hemel (Opb.14). Zij zingen over Gods genade vóór de troon, vergelijk dan Opb.15:2,3 en Opb.7:10. Maar u zult zeggen dat in Opb.7:1-8 een getal is

Page 345: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 345

genoemd van 144.000 en in 7:9-17 een grote schare is beschreven. Maar let er op dat het eerste deel van Opb.7:1-8 méér symbolen gebruikt. Er zijn op aarde méér dan 4 winden (vers 1). Er zijn nog anderen uit andere stammen dan Israël die door God als kinderen zijn voortgebracht. Wie tot Christus komt en wedergeboren is uit ”water en geest” heeft zijn oud ”ras” verloren. Hij is een ”kind van God” geworden en is ”ambassadeur” van zijn God, hier op aarde. Dat is even waar voor de Jood als de Griek (verzamelnaam voor de andere volkeren) zodat er ná de bekering van een mens geen echt onderscheid van ras meer is onder de gelovigen. We leren hieruit dat de heidenen ook delen in de beloften die God aan Abraham, Izaak en Jacob gegeven heeft. Zelfs de Nieuwe Verbondsbelofte aan Israël is vervuld aan de gemeente van Christus. Vergelijk Jer.31:31-34 en 2 Cor.6:16-18 / Luc.22:20 / 1 Cor.11:25 / 2 Cor.3:6 / Heb.8:8-13 / 9:15 / 10:16-19.

A.M. Berkhoff die toch in dat herstel van Israël geloofd is wel een uitzondering op die regel van de letterlijkheid van het getal. In zijn ’De Wederkomst van Christus’, Kok, 1926, blz.191 lezen we: ”De engel verzegelt er 144.000. Waarschijnlijk hebben we hier naar de getallen-symboliek des Bijbels aan een symbolisch en niet aan een letterlijk getal te denken. Dan ligt er een verheven gedachte in: 3 X 4 = 12.” Ik proef het ook gedeeltelijk bij Dr. P.J. Lalleman (een dispensationalist), ‘De theologie van Openbaring’, 2000 (Zie op Internet naar http://veenendaal.digicity.nl). Hij heeft duidelijk aangegeven dat er in de eindtijd maar sprake is van één groep gelovigen: “5.3 Selecte groep? “De brieven aan de zeven gemeenten gaan grotendeels over dezelfde onderwerpen als de andere brieven aan gemeenten in het Nieuwe Testament. (…) Omdat alle gelovigen worden opgeroepen om te volharden en omdat allen gezien worden als getuigen van Jezus, is er geen sprake van dat de martelaars een selecte groep zouden vormen en dat alleen zij deel zullen hebben aan de eerste opstanding. De gedachte dat de martelaars een selecte groep vormen, wordt in de uitleg van 7:14 en 20:4-5 duidelijk afgewezen. Elders in het Nieuwe Testament wordt er eveneens van uitgegaan dat de hele gemeente zich moet voorbereiden op vervolging (vgl. Matt.10:38; 16:24; Joh.15:18-21; 1Petr.4:12-19 e.a.). Ook in andere opzichten maakt Johannes geen onderscheid binnen de gemeente. Daardoor lijkt het alsof hij voorziet dat alle gelovigen om hun geloof zullen sterven, hoewel dat niet per se zo behoeft te zijn. Het gaat erom dat ieder in principe daartoe bereid moet zijn.” (Wij onderlijnen en ons zwart lettertype.)

Dr. P.J. Lalleman (een dispensationalist) schreef ook nog dit in, ‘De theologie van Openbaring’, 2000 (Op Internet naar http://veenendaal.digicity.nl): zie par.5.7 Israël: “De uitleggers zijn verdeeld over de vraag of er in Openbaring nog sprake is van aandacht voor het volk Israël naast de gemeente van gelovigen uit alle volken. In het vers-voor-vers-commentaar op de hoofdstukken 7 en 11 blijkt dat dit volgens ons wel degelijk het geval is. Wij vatten de groep van 144.000 gelovigen (Openb.7:1-8) op als de gelovige rest van Israël die Jezus als Messias aanneemt. Deze groep wordt in de tekst duidelijk onderscheiden van ‘de grote schare’ die Johannes ziet in het tweede gedeelte van hoofdstuk 7 en die bestaat uit gelovigen uit de volken (zie comm.7:4 en 9).” (Wij onderstrepen.) Is dat niet iets dat lijkt op symboliek: de 144.000 zijn de gelovige rest. Niet meer dan dat? Dat is duidelijk niet veel. Toch wanneer je dan hoort in Rom.11:25,26 dat gans Israël behouden wordt! Ze worden in Openbaring 14 zeer nadrukkelijk “DE LOSGEKOCHTEN DER AARDE” genoemd. Daar worden geen grote schare bij vernoemd. Maar ook die zijn losgekocht, ze kunnen toch niet voor de troon van God staan zonder verlost te zijn. Dus “DE LOSGEKOCHTEN DER AARDE” zijn nu eens de 144.000 genoemd en een andere maal de grote schare. Dat lidwoood “DE” staat er om gelezen en uitgelegd te worden. Een andere uitleg doet onrecht aan die formulering “DE LOSGEKOCHTEN DER AARDE.”

Page 346: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 346

Drs. G. van den Brink gaat verder met zijn argumentatie en schrijft: “Door Beale (evenals in Nederland bijvoorbeeld door Van de Kamp)(5) worden daarentegen argumenten genoemd die zouden wijzen op een gelijkstelling van de twee genoemde groepen:1. Het getal 144.000 (twaalf als drie maal vier; twaalf in het kwadraat; tien tot de derde macht; of 12 in het kwadraat maal duizend) bestaat uit verschillende componenten die volledigheid uitdrukken. Het gaat dus om het totaal van Gods knechten.

2. De term 'dienstknechten' (vs.3) is algemeen en wordt in Openbaring elders gebruikt voor alle gelovigen en nergens beperkend voor een bepaalde groep.

3. De 144.000 zijn dezelfde die in 14:3 de 'losgekochten van de aarde' worden genoemd, wat een parallel is van 7:9b 'uit elke stam ...'

4. Ezechiël 9, dat de achtergrond van ons tekstgedeelte vormt, weet alleen van een onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen.

5. De satan geeft een teken aan al zijn volgelingen (13:16-17; 14:9-11); we mogen aannemen dat God hetzelfde doet.”

(5) G.K. Beale, The Book of Revelation (NIGTC), Grand Rapids 1999 412-413; H.R.van de Kamp, Israël in Openbaring (Kampen, 1990) 132-133.” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: Dr. G.K. Beale, behaalde ooit een Th.M. aan “Dallas Theolog-ical Seminary in Dallas, Texas, U.S.A. (concentrated in Greek, Hebrew, biblical and theo-logical studies; graduated with honors in the Department of Semitics and Old Testament) 1976.” (Volgens zijn persoonlijke Internetsite.)

Dallas Theological Seminary in Dallas, vergeet het niet, is het grootste bastion in de wereld voor de studenten van het dispensationalisme. Van Dr. G. K. Beale willen we gewoon alles aanraden en dit hieronder zijn de belangrijkste werken van zijn hand. Hij is de grootste hedendaagse specialist op het boek Openbaring.

o The Use of Daniel in Jewish Apocalyptic Literature and in the Revelation of St. John, University Press of America, 1984, 349 pages.

o Right Doctrine From Wrong Texts? (Editor of) Essays on the Use of the Old Tes-tament in the New Testament, Baker Book House, 1994, 440 pages.

o The Book of Revelation, New International Greek Testament Commentary Series; ed. by I. H. Marshall and D. Hagner; Eerdmans and Carlisle: Paternoster, 1999, 1245 pages.

o John’s Use of the Old Testament in Revelation, Journal for the Study of the New Testament Supplement Series 166, JSOT Press, 1999,. 400 pages.

o 1-2 Thessalonians, InterVarsity Press New Testament Commentary Series, IVP, 2003, 279 pages.

o The Temple and the Church’s Mission: A Biblical Theology of the Dwelling Place of God, New Studies in Biblical Theology 17, InterVarsity Press, 2004, 458 pages.

o Artikel: Peace and Mercy Upon the Israel of God: The Old Testament Background of Galatians 6,16b, Biblica 80 (1999), blz. 204-223

Page 347: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 347

Drs. G. van den Brink vervolgt: “Als we het vóór en tegen van de twee standpunten afwegen lijkt het ons duidelijk dat het gelijk naar de kant van Aune uitvalt. Op de punten van onderscheid die Aune aanvoert, valt weinig of niets aan te merken, maar bij Beale is dat anders. De argumenten 4 en 5 van Beale zijn niet van exegetische aard, maar indirect en theologisch, m.a.w. eerder apologetisch dan exegetisch(6). Het gegeven dat het getal 144.000 een volheid uitdrukt, sluit de genoemde verschillen tussen de twee groepen niet uit. Wij zien niet in dat de conclusie van Beale noodzakelijkerwijs volgt uit de symboliek. Het betreft volgens de tekst een volheid van gelovigen uit Israël. Het is verder onjuist dat de term 'dienstknechten' niet beperkt kan worden tot een deel van de gelovigen. Met 'knechten' (douloi) kunnen in het boek Openbaring gelovigen in het algemeen aangeduid worden (2:20; 7:3; 19:2,5 (?); 22:3), christelijke profeten (10:7; 11:18), Johannes (1:1), Mozes (15:3) en echte slaven (6:15; 13:16; 19:18). Het gebruik van de term voor profeten is bijvoorbeeld eveneens duidelijk beperkend(7). De 144.000 die in hoofdstuk 14 met het Lam op de berg Sion staan (vs.1) worden in vers 5 als de 'losgekochten van de aarde' nader omschreven met 'gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God' (14:4). Dit laatste komt niet overeen met 7:9b, maar juist met het in 7:5-8 benadrukte deel van een groter geheel!” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: Voor enkele opmerkingen over de begrippen, profeet, slaaf, enz. door G. van den Brink hieboven vernoemd, verwijzen we naar het volgende onderdeel: ‘over het begrip Kerk.’ We maken het ons ditmaal gemakkelijk met een citaat van S. Greydanus. Die zegt in zijn ’Korte verklaring der Heilige Schrift,’ De Openbaring des Heeren aan Johannes' (meerdere drukken bij Kok) diepgaande zaken over dat hoofdstuk zeven van het boek. We citeren een reeks opmerkingen op blz.130,131: ”Deze twee groepen staan a.h.w. niet op gelijke lijn, zodat het verschil zou zijn, dat deze verzegelden Gods verkorenen uit de Joden, de grote schare die uit de heidenen zouden wezen. Zulk een onderscheiding tussen deze verzegelden en de grote schare is ook daarom onwaarschijnlijk en onaannemelijk, dat dan aangegeven zou zijn, dat van de verkorenen en gelovigen uit de heidenen niet één verzegeld ware. Slechts de verkorenen uit de Joden zouden dan verzegeld zijn, maar die uit de heidenen niet. Bij de voorstelling van dergelijke onderscheiding wordt verder over het hoofd gezien, dat de Openbaring hier, zowel als elders, duidelijk in symbolische taal spreekt, en dat het ook daarom niet aangaat, de uitdrukking ”kinderen Israëls” hier te willen verstaan van het vleselijke Israël. Die mening wordt ook reeds daaruit als onjuist zichtbaar, dat hier niet alle stammen van Israëls volk worden opgenoemd, hoewel in vs. 4 staat: uit elke stam. Dan wordt niet genoemd, noch Ephraïm, maar wel Jozef, hoewel ook diens zoon Manasse. Dat wijst aan, dat wel de zegswijze of voorstellingsmanier ontleend is aan het volksbestaan van de vleselijke nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jacob, maar dat nu toch niet het vleselijke Israël als zodanig bedoeld wordt. Ook de volgorde van de namen doet vermoeden, dat afgezien wordt van Israël als aardse natie. Juda wordt eerst genoemd, Manasse komt vóór Jozef. Evenals de getallen zinnebeeldig zijn, zo zijn het ook de namen Israël en kinderen Israëls. En zo spreekt er ook symboliek uit het voorkomen van deze stamnamen, en uit het weglaten van andere, alsook uit hun volgorde. Juda’s naam gaat voorop als de stam, uit welke de Messias is voortgesproten.” (Wij onderstrepen.)

Dan zegt Drs. G. van den Brink in het laatst geciteerde gedeelte: “De 144.000 die in hoofdstuk 14 met het Lam op de berg Sion staan (vs.1) worden in vers 5 als de 'losgekochten van de aarde' nader omschreven met 'gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God' (14:4)” Dat heeft toch geen echte waarde in zijn verhaal, want hij leert dat er behalve de 144.000 nog andere Joden gered worden. Hij leert zelfs dat het ganse Israël zal gered worden volgens Romeinen 11:25,26. Dat doen we ook, met deze aantekening er bij, dat het slechts over de gelovige Joden gaat. Laat ons dat gedeelte van de Romeinenbrief ook niet verkeerd lezen: wanneer de volheid van de heidenen is aangebroken is ook de

Page 348: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 348

volheid van Israël aangebroken. Ze eindigen beiden tegelijkertijd aan de eindstreep = de komst van de Heer. We moeten daarna niets meer apart verwachten voor Israël, als een natie afgescheiden van de andere gelovigen. Wie consequent is moet dan zeggen dat het cijfer 144.000 = symbolische Israël. En dat is in de taal van het NT = de gemeente van Christus, bestaande uit zowel Joden als heidenen. De tabel aan het einde van deze weerleggingen van Drs. G. van den Brink geeft aan dat teksten uit het OT die betrekking hebben op de Joden in het NT uitgelegd zijn met het oog op alle bekeerde mensen, zowel Messiasbelijdende Joden als Messiasbelijdende heidenen. Waarom? Omdat ze samen het geestelijk Israël van God vormen. Zie naar deze tabel met wat G. van den Brink beweerde en ontdek zijn zwakke punten.

Drs. G. van den Brink zegt verder: “Verder zijn er nog een aantal (niet strikt exegetische) redenen die het onderscheid tussen de 144.000 uit Israël en de grote schare uit alle volkeren bevestigen: “* Het onderscheid tussen gelovigen uit de joden en gelovigen uit de heidenen is in het NT breed vertegenwoordigd: Hand.10:45;11:1,19-20;13:16-17,26;19:10; Rom.1:16;3:29-30;9:6-8;10:12-13; 1Cor.1:24;12:13; Gal.2:7-8;3:28; Efez.2:11-19. Het is dus helemaal niet vreemd dat we dit ook in het boek Openbaring tegenkomen.” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: Dr. P.J. Lalleman schreef voor dezelfde studiebijbel het artikel ‘Openbaring en het Oude Testament’, in het jaar 2000. Zie op Internet naar http://veenendaal.digicity.nl Hijschrijft:

“3.3 Universalisering Inhoudelijk valt op dat Johannes de oudtestamentische begrenzingen doorbreekt. (Deze tendens is overigens ook al in het Oude Testament zelf aanwezig, bv. Micha 4:1-2; Mal.1:11.) Hij betrekt zowel de komende oordelen als het daaropvolgende heil niet langer alleen op Israël (en de buurvolken), maar op de hele aarde en op alle volken (bv. 5:9; 7:9). Een duidelijk voorbeeld hiervan is het feit dat de titel ‘koninkrijk van priesters’ (Ex.19:6) van Israël betrokken wordt op de wereldwijde kerk (Openb.1:6; 5:10). Het beeld van de kandelaar (Ex. 25:31vv., Num.8:1-4, Zach.4) wordt eveneens toegepast op de gemeente (Openb.1:12,20). Aan deze universalisering is zichtbaar dat Openbaring geschreven is nadat in Jezus Christus de scheidsmuur tussen Israël en de andere volken was opgeheven (Ef.2:12-19). Het feit dat Johannes de lijn van het oude verbondsvolk doortrekt naar de christelijke gemeente uit joden en heidenen als het nieuwe volk van God, betekent echter niet dat het onderscheid tussen Israël en de volken geheel wordt losgelaten (vgl. Openb.7:4-8 met 7:9-17).” (Wij onderstrepen.) Maar we gaan hierbij toch zeker niet beweren dat wanneer een Jood zich niet bekeerd tot het christendom, hem of haar nog een rijkelijke toekomst te wachten staat. Of dat een onbekeerde heiden automatisch Gods zegen zal ontvangen. Waarom doet Dr. Lalleman het dan wel in andere artikelen, want daar verschuift hij een mogelijk bekering naar het duizendjarig rijk!

Drs. G. van den Brink vervolgt: “* De 12000 die uit elke stam verzegeld worden en dus een selectie vormen uit een groter geheel, is een bekende gedachte binnen het oude verbondsvolk Israël (de joodse verwachting van een 'rest' of overblijfsel, o.a. Jes.46:3; Hagg.1:14; Zach.8:6,11) maar geheel vreemd aan de nieuwtestamentische gemeentetheologie.” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: Maar die telling klopt dan toch niet. Want de 144.000 zouden dan nog een aparte groep zijn, want ze komen er slechts nà de uitverkiezing van de gemeente. Dat is toch in strijd met een vast Bijbelbeginsel dat men sinds Pinksteren dient aan te nemen; er is vanaf dat moment géén onderscheid meer onder de volkeren. Doet God zelf dan volgens van den Brink niet iets tegen deze stelling, door nà de gemeente nog eens

Page 349: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 349

extra een groep mannelijke Joden te verkiezen? Gods genade over allen krijgt dan ineens het karakter van Gods vroegere verkiezing, dat één volk boven alle andere zou staan! God speelt niet met het Joodse volk als met een jo-jo.

Vooral Opb.14:1 tot 14:5 zijn belangrijk in dit verband. Men ziet dat de 144.000 de harpspelers zijn die overwinnen over het beest en het beeld van Opb.13. Voordat ze tot bestaan komen kan er dus ook geen verzegeling zijn. Daarom moet men de winden der vernietiging zien als de gramschap van God over goddelozen. Het is dan ook tijdens de werking van het beeld en beest dat de 144.000 gezegeld worden, de jaren van de tijd van het einde. Die zijn begonnen met Pinksteren. Een andere mogelijke uitleg is dat de beschrijving van de 144.000 en de grote schare als een zelfde groep in dezelfde tijd ziet gezien wordt. Twee beschrijvingen van dezelfde groep mensen met een ander beeld. Beiden zijn dan het symbool van alle gelovigen van alle tijden. Want de eerste gelovige en eerste martelaar is en blijft steeds Abel volgens Heb.11:1-4.

De allegorie die Paulus gebruikt in Gal.3:26-29 maakt een en ander zeer duidelijk. Hieruit blijkt dat er met betrekking tot het verbond van de Sinaï een begindatum voor gegeven kan worden en een einddatum. Die einddatum ligt niet in de toekomst: er is géén herstel van dat verbond te verwachten. Want God heeft ondertussen een NIEUW VERBOND met Israël gesloten (Jer.31:31-34). Het begin ligt bij de berg en het einde eindigt op een andere berg, waar de Heer sterft en Hij Zijn bloed in hemelse gewesten aan de Vader heeft aangeboden. U leest daarbij Galaten 3:17,19,25 en Hebreeën 8:13.

Drs. G. van den Brink zegt tot slot: “* Ook volgens de joodse apocalyptische geschriften die uit dezelfde periode als het boek Openbaring dateren, zoals 4 Ezra en 2 Baruch, zullen zij die zich in het land Israël bevinden door God beschermd worden tegen de messiaanse weeën en de grote eschatologische strijd. Zij zijn daarom bijzonder gelukkig te prijzen (4 Ezra 5:41; 6:25; 7:27; 9:7-8; 12:34; 13:48-49; 2Bar. 29:1-2; 32:1; 40:2; 71:1).” (Einde citaat)

Onze opmerkingen hierbij: Drs. G. van den Brink schreef voor dezelfde studiebijbel het artikel, ‘Karakter en gezag van Openbaring’, 2000. We citeren er dit uit (paragraaf 2.3) en dat maakt brandhout van zijn eigen opmerking hierboven. “Als we de relatie van Openbaring met het Oude Testament en de latere ‘apocalyptiek’ inhoudelijk beoordelen, is door het grote aantal toespelingen op het Oude Testament het antwoord duidelijk: het boek Openbaring staat in de lijn van de oudtestamentische schriftprofeten. We treffen in het boek Openbaring wel talloze ontleningen aan de schriftprofeten aan (zie de excurs ‘Openbaring en het Oude Testament’), maar nauwelijks of geen aan een apocalyptisch boek. Toch worden voortdurend andere geluiden gehoord, waaraan we nu aandacht willen besteden.” (Onze onderstrepingen.)

De conclusie van dit punt is: we mogen van de “apocriefe en apocalyptische” geen enkel soulaas verwachten om ons enig punt toe te lichten, dat te maken heeft met onze uitleg van het boek Openbaring. We zijn niet gelukkig met dit gedeelte. Dat geeft een aanpak van warm in het ene artikel is en koud in het andere artikel in verband met hetzelfde, namelijk apocalyptische boeken. Dat is niet oprecht en alleen verwarrend.

Onze slotconclusie bij de argumentatie van Drs. G. van den Brink. We gaan onszelf nog eens herhalen. Zou een uitverkiezing van een groep van 144.000, exclusieve Joden en mannen in deze bedeling van het NT, dan geen onderscheid des persoons zijn? Titels gegeven aan de christelijke gemeente zijn toch duidelijk universeel. Ze waren bijna allen ooit exclusief toegepast op Israël. De gelovigen uit Israël en de gelovigen uit de Heidenen zijn echter één sinds de dood

Page 350: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 350

aan het kruis van de Heer (Rom.10:13-15 / Eph.2:11-13). Met welk recht gaat men daar nog iets aan wijzigen! Zie wat Nieuw Testamentische schrijvers zeggen en schrijven in de onderstaande lijst over de christelijke gemeente Gods waarin vertegenwoordigers zijn van alle rassen, inclusief de Joden:

Paulus:

”kinderen Gods” Rom.8:16 ”erfgenamen van God” Rom.8:17 ”mede-erfgenamen van Christus” Rom.8:17 ”kinderen der belofte” voor Joden Rom.9:8

voor Heidenen Gal.4:28 ”de tempel van God” 1 Cor.3:16 ”volk van God” 2 Cor.6:16-18 (vergelijk Lev.26:12) ”kinderen van Abraham” Gal.3:7 ”zaad van Abraham” Gal.3:29 ”erfgenamen van de belofte” Gal.3:29 ”het Israël van God” Gal.6:16 ”heiligen met een erfenis” Eph.1:18 (verg. Deut.4:20) ”huisgenoten Gods” Eph.2:19 ”de besnijdenis” Phil.3:3 ”door God uitverkoren heiligen” Col.3:12 ”door God uitverkoren geliefden” Col.3:12 ”een eigen volk” Titus 2:14

o Petrus: ”een uitverkoren geslacht” 1 Pet.2:9 ”een heilige natie” 1 Pet.2:9 ”een volk (Gode) ten eigendom” 1 Pet.2:9

o Jacobus:

”erfgenamen van het koninkrijk” Jac.2:5

o Johannes: ”kinderen Gods” Joh.1:12 ”een koninkrijk en priesters voor God” Opb.1:6 ”het nieuwe Jeruzalem” Opb.3:12 ”de heilige Stad” Opb.21:2

o Schrijver aan de Hebreeën:

”volk van God” Heb.4:9 ”de berg Sion” Heb.12:22 ”de stad van de levende God” Heb.12:22 ”het hemelse Jeruzalem” Heb.12:22

Er is geen enkele grondige reden aan te halen waarom de uitleg van Drs. G. van den Brink de enig Bijbelse zou zijn. Integendeel, men vergeet dat God nu op een andere basis werkt voor aanneming van Zijn kinderen: het geloof in Jezus en niet een vleselijke afstamming. Het belangrijkste argument van de dispensationalisten is dat Israël nog een herstel krijgt in dat land en

Page 351: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 351

dat Jeruzalem hoofdstad van de wereld zal worden. Dat is absoluut niet zo: het belangrijkste is sinds de moord op Jezus er geen onderscheid des persoon meer is. Jezus is het centrale thema van zowel het OT als het NT.

APPENDIX VIII

De gemeente van Christus is nu de kerk:

voor alle gelovigen van alle volkeren, Joden incluis

De attributen van het letterlijke volk Israël zijn nu deze van de gemeente van Christus geworden, alle gelovigen die Jezus als Messias aannemen beërven wat aan Israël was voorzegd. Andere gelijkluidende teksten zijn aangegeven maar niet weergegeven.

BESCHRIJVING ALS… (NBG EN SV77)

AFVALLIG ISRAËL = NIET GODS VOLK

GEESTELIJK ISRAËL = GEMEENTE VAN

CHRISTUS DE JODEN

Israëlieten zijn Judeeërs of Joden

Ezra 5:1: “Maar de profeet Haggai, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël.”

Jer.34:8,9 / Zach.8:22,23

Ongelovige Israëlieten zijn geen echte Judeeërs of Joden meer

Rom.2:28: “Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt.”

Opb.2:9 / Opb.3:9

CHRISTENEN ZIJN GEESTELIJKE JODEN

Rom.2:29: “maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”

ISRAEL

Israël is Israël

Rom.9:6: “Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.”

Eph.2:12,19: “dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte,

Verbondbrekende Joden zijn geen echte Israëlieten

Num.15:30,31: “Maar wie iets met voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die zal een lasteraar van de HERE zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid, want hij heeft het woord des HEREN veracht en zijn gebod geschonden; die zal zeker uitgeroeid worden,

CHRISTENEN ZIJN NU

ISRAËL

Joh.11:50-52: “en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen

Page 352: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 352

zonder hoop en zonder God in de wereld. …Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.”

zijn ongerechtigheid is op hem.”

Volgens Deut.18:19 zal zo iemand zijn burgerschap met het volk Israël verliezen.

Num.15:31 / Hand. 3:23

Gods bijeen te vergaderen.”

1 Cor.10:1 / Gal.6:15,16 /

Het ware “Israël van God” zijn al dezen die tot de Messias komen en Hem belijden. Een echte besnijdenis is minder van tel dan de geestelijke.

DE GELIEFDEN VAN GOD

Israël is de geliefde van God

Ex.15:13-16: “Gij leiddet in uw goedertierenheid het volk dat Gij verlost hebt; Gij leiddet het door uw kracht naar uw heilige woonstede. Volkeren hoorlden het, zij sidderden; beving greep de bewoners van Filistea aan. Toen verschrikten Edoms stamhoofden, huivering greep Moabs machtigen aan; alle bewoners van Kanaän sidderden. Ontzetting en schrik overviel hen, door uw geweldige arm verstarden zij als een steen, terwijl uw volk, HERE, doortrok, uw volk, dat Gij U hebt verworven, doortrok.”

Deut.33:1-4 / Ezra 3:10,11

Ongelovige Israëlieten zijn niet de geliefden van God

Lev.26:28,30: “dan zal Ik Mij met grimmigheid tegen u verzetten en Ik, ja Ik, zal u zevenmaal tuchtigen over uw zonden, En uw hoogten zal Ik verwoesten en uw wierookaltaren uitroeien; Ik zal uw lijken werpen op de lijken uwer afgoden en Ik zal een afkeer van u hebben.”

Jer.12:8: “Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten.”

Jer.16:5 / Hos.9:15 / Amos 9:7 / Mat.3:7 / Phil.3:2 / 1 Thes.2:14-16 / Titus 1:10

DE CHRISTENEN ZIJN DE

GELIEFDEN VAN GOD

Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde.”

Eph.5:1: “Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen.”

Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.”

1 Joh.3:1: “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.”

JERUZALEM

Jeruzalem is de stad en moeder van Israël

Ps.149:2: “Israël verheuge zich in zijn Maker, laten de kinderen Sions juichen over hun Koning.”

Jesaja 51:17,18: “Ontwaak, ontwaak, sta op, Jeruzalem; gij, die uit de hand des

Het letterlijke Jeruzalem (Israël) was meerdere malen ontrouw = een hoer Ezech.16:15,35-41: “Maar gij hebt op uw schoonheid vertrouwd en ontucht gepleegd, trots op uw faam, en gij hebt aan iedere voorbijganger uw ontucht opgedrongen: het zou voor hem zijn… Daarom, hoer, hoor het

HET HEMELSE JERUZALEM IS DE STAD

EN MOEDER VAN DE GEESTELIJKE

ISRAËLIETEN = DE CHRISTENEN

Gal.4:26: “Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.” Heb.12:22: “Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot

Page 353: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 353

HEREN de beker zijner grimmigheid hebt gedronken, de kelk der bedwelming hebt leeggedronken. Van al de zonen die zij gebaard heeft, was er niemand die haar geleidde; en van al de zonen die zij grootgebracht heeft, was er niemand die haar bij de hand greep.”

Jesaja 12:6: “Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want groot in uw midden is de Heilige Israëls.”

Klaagliederen 4:2: “De kinderen van Sion, zo kostbaar, eens opwegend tegen gelouterd goud, hoe zijn zij geacht als aarden kruiken, het werk van pottenbakkershanden!”

Jesaja 49:18,20,22: “Hef uw ogen op naar rondom en zie hen allen; zij vergaderen, zij komen tot u. Zo waar Ik leef, luidt het woord des HEREN, gij zult hen allen aandoen als een sieraad, en hen ombinden, zoals een bruid…Ook zullen de kinderen, van welke gij beroofd waart, te uwen aanhoren zeggen: De plaats is mij te eng, maak mij ruimte, dat ik wonen kan… Zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal mijn hand opheffen tot de volken en mijn banier omhoog heffen voor de natiën; in hun armen zullen zij uw zonen brengen, en uw dochters zullen op de schouder gedragen worden.”

woord des HEREN. Zo zegt de Here HERE: Omdat uw eer prijsgegeven en uw schaamte ontbloot werd bij uw ontucht met uw minnaars en met al uw gruwelijke afgoden, en om het bloed uwer zonen die gij hun gegeven hebt – daarom zie, Ik ga al de minnaars die gij behaagd hebt, bijeenbrengen, allen die gij hebt liefgehad zowel als allen van wie gij een afkeer gekregen hebt: Ik zal hen van alle kanten tegen u bijeenbrengen en Ik zal uw schaamte voor hen ontbloten, zodat zij heel uw schaamte zien. Ik zal u richten naar wat men met overspeelsters en bloedvergietsters pleegt te doen; Ik zal u maken tot een voorwerp van bloedige grimmigheid en naijver. Ik zal u in hun macht overgeven, zij zullen uw verhoging neerhalen en uw verheven plaatsen slechten, zij zullen u uw klederen uittrekken, uw sieraden wegnemen en u naakt en bloot doen staan. Zij zullen een menigte tegen u doen optrekken, die u zal stenigen en met zwaarden neerhouwen, en ook uw huizen met vuur zal verbranden en gerichten aan u voltrekken ten aanschouwen van vele vrouwen. Ik zal u met de ontucht doen ophouden, en ook het loon van een hoer zult gij niet meer geven.”

de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen.” Opb.3:12 SV77: “Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam van de stad Mijns Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwe Naam.” Opb.21:2 SV77: “En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.” Opb.21:10: “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God.”

DE KINDEREN VAN GOD Verbondbrekende Joden zijn geen echte kinderen CHRISTENEN ZIJN DE

Page 354: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 354

Israëlieten zijn de kinderen van God

Ex.4:22: “Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon.”

Deut.14:1: “Gij zijt kinderen van de HERE, uw God; gij zult uzelf om een dode geen insnijdingen toebrengen, noch het haar boven uw voorhoofd wegscheren.”

Jesaja 1:2,4 / Jesaja 63:8 / Jer.31:9 / Hos.11:1

van God

Deut.32:5: “Verderfelijk hebben tegen Hem gehandeld, die zijn zonen niet zijn, maar een schandvlek, een verkeerd en vals geslacht.”

Joh.8:39,42,44

KINDEREN VAN GOD

Joh.1:12: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven.”

Rom.8:14,16: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods... Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”

Joh.11:52 / 2 Cor.6:18 / Gal.3:26 / Gal.4:5-7 / Phil.2:15 / 1 Joh.3:1

DE KUDDE VAN GOD EN VAN DE MESSIAS

Israël is de kudde van God en van de Messias

Ps.78:52: “Hij liet zijn volk als schapen optrekken, leidde hen als een kudde door de woestijn.”

Jer.31:10: “Hoort het woord des HEREN, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde.”

Ezech.34:12,15,16: “zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en duisternis…. Ik zelf zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze doen neerliggen, luidt het woord van de Here

Israël was vergeven van de valse herders Ezechiël 34:2-7: “Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, pro-feteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij. Zij raken verstrooid, omdat er geen herder is, en worden tot voedsel voor al het gedierte des velds; zo raken zij verstrooid. Mijn schapen dwalen rond op alle bergen en op elke hoge heuvel; over de gehele

CHRISTENEN ZIJN DE KUDDE VAN GOD EN VAN

DE MESSIAS

Joh.10:14,16: “Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij … Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.”

Heb.13:20: “De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden.”

1 Pet.2:25: “Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen.”

1 Pet.5:2,3: “hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van

Page 355: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 355

HERE; … de verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken, maar de vette en krachtige zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden zoals het behoort.”

Ps.80:1 / Jesaja 40:11 / Jer.23:1-3 / Zach.10:3 / Mic.5:4

aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt. Daarom, gij herders, hoort het woord des HEREN.”

God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.”

HET LAND VAN GOD

Israël is het land van God

Jer.12:10: “Vele herders hebben mijn wijngaard verwoest, mijn akker vertrapt, mijn kostelijke akker gemaakt tot een woeste steppe.”

CHRISTENEN ZIJN HET LAND VAN GOD

1 Cor.3:9: “Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.”

HET HUIS VAN GOD

Israël is het huis van God

Num.12:7: “Niet aldus met mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in geheel mijn huis.”

Het afvallige Israël is geen huis van God meer

Jer.5:11: “Want volslagen trouweloos handelen tegen Mij het huis van Israël en het huis van Juda, luidt het woord des HEREN. ” Joh.8:35: “En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig.”

CHRISTENEN ZIJN NU HET HUIS VAN GOD

1 Tim.3:15: “Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.”

Heb.3:2,5,6: “die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld, evenals ook Mozes getrouw was in [geheel] zijn huis… Nu was Mozes wel getrouw in geheel zijn huis als dienaar om te getuigen van hetgeen gesproken zou worden, … maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, [tot het einde onverwrikt] vasthouden.”

Page 356: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 356

Heb.10:21 / 1 Pet.4:17

HET KONINKRIJK VAN GOD

Israël is het koninkrijk van God

Ex.19:6: “En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.”

1 Kro.17:14 / 1Kro.28:5

Ongelovige Israëlieten zijn niet het koninkrijk van God

Mat.8:11,12: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.”

Mat 21:43

CHRISTENEN ZIJN HET KONINKRIJK VAN GOD

Rom.14:17: “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.”

1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap.”

1 Cor.4:20 / Col.1:13 / Col.4:11 / Opb.1:6

HET UITVERKOREN VOLK

De Israëlieten zijn Gods uitverkorenen

Deut.7:7: “Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken.”

Deut.10:15: “alleen aan uw vaderen heeft de HERE Zich verbonden en alleen hen heeft Hij liefgehad, en u, hun nakroost, heeft Hij uit alle volken uitverkoren, zoals dit heden het geval is.”

Deut.14:2 / Jesaja 43:20,21

Verbondbrekende Israëlieten zijn niet Gods uitverkorenen

Deut.31:17: “Te dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en vele rampen en benauwdheden hen treffen. Dan zullen zij te dien dage zeggen: Hebben die rampen ons niet daarom getroffen, omdat onze God niet in ons midden is?”

2 Kon.17:20 / 2 Kro.25:7 / Ps.78:59 / Jer.6:30 / Jer.7:29 / Jer.14:10

CHRISTENEN ZIJN NU GODS UITVERKORENEN

Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.”

1 Pet.2:9: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.”

Eph.4:12: “om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus.”

DE BESNEDENEN

De Israëlieten zijn de

Verbondbrekende Joden zijn als niet besnedenen

CHRISTENEN ZIJN NU DE GEESTELIJK

Page 357: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 357

besnedenen

Gen.17:10,13: “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.”

Richt.15:18: “Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de HERE: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van dorst sterven en zal ik in handen vallen van de onbesnedenen!”

Jer.9:25,26: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen die toch de voorhuid hebben; over Egypte en Juda, Edom en de Ammonieten, Moab en allen, die zich het haar rondom wegscheren, die in de woestijn wonen; want alle volkeren zijn onbesneden, maar het gehele huis van Israël bestaat uit onbesnedenen van hart.”

Rom.2:25,28: “Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. …Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt.”

Phil.3:2

BESNEDENEN

Rom.2:29: “maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”

Phil.3:3: “Want wíj zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.”

Col.2:11: “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus.”

HET VOLK VAN GOD

De Israëlieten zijn het Volk van God

Ex.6:7: “En Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaak en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik, de HERE.”

Deut.27:9: “Ook spraken Mozes en de levitische priesters tot geheel Israël:

Verbondbrekende Israëlieten zijn niet het Volk van God

Hos.1:9: “Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.”

Jer.5:7-10: “Waarom zou Ik u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij en zweren bij niet-goden. Toen Ik hen verzadigd had, pleegden zij echtbreuk, ja, in het

CHRISTENEN ZIJN NU VOLK VAN GOD

Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde.”

2 Cor.6:16: “Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God

Page 358: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 358

Zwijg, Israël, en luister. Heden zijt gij geworden tot het volk van de HERE, uw God.”

2 Sam.7:23 / Jer.11:4

hoerenhuis zijn zij thuis. Geile, rondzwervende hengsten zijn het, zij hinniken ieder naar de vrouw van zijn naaste. Zou Ik hierover geen bezoeking doen, luidt het woord des HEREN, of zou Ik aan een volk als dit Mij niet wreken?”

zijn en zij zullen mijn volk zijn.”

Eph.4:12 / Eph.5:3 / 2 Thes.1:10 / Titus 2:14

DE PRIESTERS VAN GOD

De Israëlieten zijn de priesters van God

Exodus 19:6: “En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.”

Deut.14:22 SV77: “Want gij zijt de HEERE, uw God, een heilig volk; en u heeft de HEERE verkoren, om Hem tot een volk ten eigendom te zijn, uit al de volken, die op de aardbodem zijn.”

Deut.26:18: “En de Heere heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk ten eigendom zult zijn, zoals Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden.”

Verbondbrekende Israëlieten zijn GEEN Priesters van God

1 Sam.2:28,30: “En Ik heb hem uit alle stammen Israëls Mij tot priester verkoren om mijn altaar te beklimmen, reukwerk te ontsteken en de efod te dragen voor mijn aangezicht; aan het huis uws vaders heb Ik alle vuuroffers der Israëlieten gegeven. …Daarom, luidt het woord van de HERE, de God van Israël, Ik heb duidelijk gezegd: uw huis en uws vaders huis zullen voor altijd voor mijn aangezicht wandelen, maar nu luidt het woord des HEREN: dit zij verre van Mij! Want wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen gering geacht worden.”

Klaagliederen 4:13,16 / Ezech.44:10,13 / Hos.4:6 / Mal.2:2,4,8-9

CHRISTENEN ZIJN NU DE PRIESTERS VAN GOD

1 Pet.2:5,9: “en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. … Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.”

Opb.1:6: “en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt – Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.”

Opb.5:10: “en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.”

HET UITVERKOREN VOLK

De Israëlieten zijn de

Verbondbrekende Israëlieten zijn niet de uitverkorenen van God

CHRISTENEN ZIJN DE UITVERKORENEN VAN

GOD

Page 359: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 359

uitverkorenen van God

Deut.7:7: “Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken.”

Deut.10:15: “alleen aan uw vaderen heeft de HERE Zich verbonden en alleen hen heeft Hij liefgehad, en u, hun nakroost, heeft Hij uit alle volken uitverkoren, zoals dit heden het geval is.”

Deut.14:2: “want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is, en u heeft de HERE uitverkoren om Hem een eigen volk te zijn uit al de volken, die op de aardbodem wonen.”

Jesaja 43:20,21

Deut.31:17: “Te dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en vele rampen en benauwdheden hen treffen. Dan zullen zij te dien dage zeggen: Hebben die rampen ons niet daarom getroffen, omdat onze God niet in ons midden is?”

2 Kon.17:20 SV77: “Zo verwierp de HEERE het ganse zaad van Israël, en drukte hen terneder, en gaf ze in de hand der rovers, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had.”

2 Kro.25:7 / Ps.78:59 / Jer.6:30 / Jer.7:29 / Jer.14:10

Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.”

1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom.”

Wanner we een reeks christenen vragen wie volgens de Bijbel het uitverkoren volk is zullen velen antwoorden: het zijn de Joden. Maar dat is heden niet meer het goede antwoord. Gods volk is vanaf Pinksteren, iedereen die in de Messias Jezus zijn geloof bouwt. De huidige staat Israël is géén teken dat het anders zou moeten zijn. In deze tijd is niet het OT geldend of de traditie en interpretatie van de Talmud de norm, maar de norm is het Nieuwe Testament.

DE VROUW (OF BRUID) VAN GOD

Israël is DE VROUW (BRUID) van God

Jesaja 54:5,6: “Want uw man is uw Maker, HERE der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de HERE geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd – zegt uw God. .”

Jer.2:2 / Ezech.16:32 / Hos.1:2

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen echte VROUW (BRUID) van God

Jer.3:8: “Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk, verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, dat haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht pleegde.”

Hos.2:2

CHRISTENEN ZIJN DE VROUW (BRUID) VAN GOD

2 Cor.11:2: “Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.”

Eph.5:31,32: “Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.”

Page 360: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 360

KINDEREN VAN

ABRAHAM

De Israëlieten zijn KINDEREN van Abraham

2 Kro.20:7: “Zijt Gij niet onze God, die voor het aangezicht van uw volk Israël verdreven hebt de inwoners van dit land en dit voor altijd hebt gegeven aan het nakroost van Abraham, uw vriend?”

Rom 9:6,7: “Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken.”

Psalm105:6: “gij nakroost van Abraham, zijn knecht, gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen.”

Jesaja 41:8: “Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham.”

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen KINDEREN van Abraham

Joh.8:33,34: “Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult vrij worden? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.”

Joh.8:39: “Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham.”

CHRISTENEN ZIJN KINDEREN VAN

ABRAHAM

Dat de afstammelingen van de Joden als de kinderen van Abraham mogen genoemd worden betwist Paulus niet. Dat is echter niet het belangrijkste want in Gen.16:16 leren we dat Abraham nog een andere zoon had bij Hagar, en nog zes zonen volgens Gen.25:1,2, bij Keturah. Maar Isaak, is het kind naar Gods belofte en uit hem zal ook de Messias later geboren worden. Niet elke zoon van Abraham is een kind van de belofte.

Rom.4:11,16: “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend, … Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is.”

Gal.3:7,29: “Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn… Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.”

Gal.4:23,28,31

Page 361: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 361

HET NIEUWE VERBOND

Het Nieuwe Verbond zal met Israël aangegaan worden

Jer.31:31,33: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. … Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”

Ezech.37:26: “Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen.”

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen KINDEREN van het nieuwe verbond

Omdat God die verbondsbreuk al voorzag zien we al zeer vroeg in de Schrift aanwijzingen van een nieuw verbond, maar vooral de profeet Jeremia. Deut.30:6 SV77: “En de HEERE, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van uw zaad, om de HEERE, uw God, lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij leeft.” Heb.8:8 SV77: “Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten.” Jer.24:7 SV77: “En Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart bekeren.” Jer.30:22 SV77: “En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn.”

HET NIEUWE VERBOND IS MET DE CHRISTENEN

AANGEGAAN

Lucas 22:20: “Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.”

1 Cor.11:25: “Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.”

Heb.8:6,8,10: “Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. … Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, … Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”

2 Cor.3:6

EEN OLIJFBOOM

Israël is EEN OLIJFBOOOM

Jer.11:16: “Een groene olijf, schoon van prachtige vrucht,

Verbondbrekende Joden zijn geen vruchtdragende olijfboom Hab.3:17: “Al zou de vijgeboom niet bloeien, en

CHRISTENEN ZIJN EEN DEEL VAN DE OLIJFBOOOM

Rom.11:24: “Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij

Page 362: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 362

heeft de HERE u genoemd; onder geluid van groot gedruis heeft een vuur zijn loof aangestoken en zijn zijn takken verbrand.”

Hos.14:6,7: “Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon.”

er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van de olijfboom teleurstellen; al zouden de akkers geen spijs opleveren, de schapen uit de kooi verdreven zijn en er geen runderen in de stallingen zijn.”

naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden.”

Joden die géén geloof hebben in Jezus zijn géén deel meer van de edele olijf. Rom 11:20: “Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!”

DE WIJNGAARD VAN GOD

Israël is de Wijngaard van God

Jes.1:8: “En de dochter van Sion is achtergebleven als een hut in een wijngaard, als een nachthut in een komkommerveld, als een belegerde stad.”

Jesaja 5:3-5,7: “Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, spreekt toch recht tussen Mij en mijn wijngaard. Wat was er nog aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? Waarom verwachtte Ik, dat hij goede druiven zou voortbrengen, en bracht hij wilde druiven voort? Nu dan, Ik wil u doen weten, wat Ik met mijn wijngaard ga doen: zijn doornhaag wegnemen, opdat hij verwoest worde; zijn muur doorbreken, opdat hij vertrapt worde… Welnu, de wijngaard van de HERE der heerscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft; Hij verwachtte goed

AFVALLIG ISRAËL IS GEEN WIJNGAARD

VAN GOD

Jes.5:7: “ Welnu, de wijngaard van de HERE der heerscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft; Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.” In deze tekst is er sprake van zowel Israël als Juda. Is het hier een Bijbels parallelisme of gaat het om de 2 stammen en de 10 stammen apart? Indien dat laatste het geval is dan is wat rechts hierneven staat de vervulling van Romeinen 9:25,26: zowel Israël = de heidenen als de Joden = de twee stammen kunnen redding ontvangen door geloof in Christus. Jer.5:10: “Beklimt zijn wijnbergen en richt

CHRISTENEN ZIJN DE WIJNGAARD VAN GOD

Lucas 20:16: “Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. Maar toen zij dat hoorden, zeiden zij: Dat nooit!”

Jezus leert dat het volk Israël “de zoon van de bezitter van de wijngaard” (Jezus) zal gedood worden door de onderhouders van de wijngaard “(de Joden)”. En de bezitter van de wijngaard geeft het onderhoud van zijn wijngaard gewoon in handen van anderen die rechtvaardig genoeg zijn om het te doen = de gelovige Joden en de gelovige heidenen. Dat wil zegggen dat de wijngaard zijn Israëlitsche status verloren heeft, het is niet meer het volk dat er de baas in is, maar alle gelovigen uit alle volkeren.

Page 363: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 363

bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.”

Jer.12:10

verwoesting aan, doch rekent niet voorgoed af; verwijdert zijn ranken, want zij behoren de HERE niet toe.”

OVER HET BEGRIP “KERK in het boek Openbaring”

Het gebruik van het woord “kerk” = “gemeente” in het boek Openbaring is een tweede zaak die we moeten onderzoeken. Wanneer we zeggen dat in het boek Openbaring er op een bepaald moment géén sprake meer is van de gemeente dan moeten we goed beseffen wat we beweren. Deze gedachte leert dat er tussen Openbaring 3:22 en Openbaring 22:16 een opname is geschied van de gemeente van Christus en dat er dan géén kerk meer is op aarde. Maar dat is een onmogelijke en niet Bijbelse stelling. Het is zelfs zo dat er in dat deel van de Openbaring van Johannes, geen enkele maal sprake is van de gemeente van Christus in haar geheel, van de levenden en de doden samen. Johannes schreef zijn boek aan “zeven gemeenten” in klein Azië (er waren nog veel meer gemeenten toen in die streek). De Heer schrijft altijd aan een locale gemeente. Je mag daar geen universele gemeente van maken zonder aan inlegkunde te doen. De hoofdstukken twee en drie van dat boek spreken individuen aan, van een individuele kerk, in een bepaalde tijd en ruimte van die dagen. Dat wat de Heer tot die gemeenten zegt heeft zijn waarde voor ons gelovigen, waar we ons ook bevinden. Maar dat is niet gericht aan de kerk in zijn geheel. Het is waar, dan men na Openbaring 3:22 geen verwijzing meer heeft naar deze gemeenten. Maar men vergeet in de kringen van de bedelingen dat men later in Openbaring 22:16 opnieuw wat hoort over deze zeven gemeenten. We herhalen; dat men in dat laatste boek van de Schrift slechts wat hoort over ZEVEN GEMEENTEN en er géén sprake is van de universele gemeente samengevat in dat woord. Uitgaande van die gegevens kunnen we echter niet leren dat de universele kerk = de gemeente van Christus AFWEZIG is tussen de periode van Openbaring 3:22 en Openbaring 22:16.

Laat ons dat even verder bekijken en uitgaan van wat men zegt in de kringen van de leer van de bedelingen: Israël is prominent in de hoofdstukken 4 tot en met 19 in de Openbaring van Johannes. Maar wat is de werkelijke waarde van zo een uitspraak? Het is gewoonweg NIET waar wat ze zeggen: de voorlaatste maal dat er van Israël sprake is in Openbaring 7:5 en de laatste maal in Openbaring 21:12. En de meest bekende uitleg van de dispensationalisten is dan dat deze groep aan het begin van de 70ste jaarweek uitgekozen is door God. Dat wil zeggen dat aangezien men er geen vermelding van heeft, dat volk NIET meer op aarde is in die dagen tussenin. Natuurlijk uitgaande van dezelfde manier van interpreteren, als dat de leer van de bedelingen doet over de “gemeente.” Laat ons dat tevens bezien en uitgaan van wat men zegt; het begrip “kerk” staat niet in die teksten dus is de kerk er niet. Stel je voor dat we dat argument echt doorvoeren in andere gedeelten van de Bijbel of het boek Openbaring. Dat woord “kerk” staat bijvoorbeeld niet in 2 Tim., Titus, 2 Pet., en Judas. Maar er waren toch kerken in die dagen? In de eerste en tweede brief van Johannes, schrijver van het boek Openbaring is er nooit sprake van het woord “kerk” of “gemeente.” Bestaat ze dan niet meer? Dan is onze vraag: is de groep mensen die ontstaat na Pinksteren en Jezus als verlosser aanneemt, geen kerk van Christus? Laat ons dus niet overstappen naar speculatieve rederingen. We kunnen daar zondermeer een ander argument aan koppelen en dat is dit: ook in de beschrijvingen van Openbaring 4-22:15 is de gemeente niet beschreven in de hemel.

Page 364: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 364

Er zijn in dat verband ook drie teksten die over “de kinderen Israëls” maar jammer voor de leer van de bedelingen, ook die spreken niet over een periode tussen Openbaring 4 en 20. Ja, zelfs niet in hoofdstuk 20, waar volgens hun leer zoveel in het land Israël moet gebeuren, is Israël niet bij name genoemd.

Opb.2:14: “Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaäm houden, die Balak leerde de kinderen Israëls een aanstoot voor te werpen, opdat zij afgodenoffer zouden eten en hoereren.”

Opb.7:4: “En ik hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten van de kinderen Israëls.”

Opb.21:12: “En zij had een grote en hoge muur, en had twaalf poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn de namen van de twaalf geslachten der kinderen Israëls.”

Als u mij de opmerking maakt dat we op die wijze wat vergeten, namelijk dat er toch in Openbaring 7 over Israël sprake is dan hebben we daar toch vier opmerkingen bij. Wie zijn deze? Letterlijk vleselijke Joden? Of symbolische? Voor wie in de bedelingen geloven gaat het om 144.000 letterlijk door God nog te verkiezen mannen. Is dat niet in strijd met een vast Bijbelbeginsel dat men sinds Pinksteren dient aan te nemen; er is géén onderscheid meer onder de volkeren. Doet God zelf niet iets tegen deze stelling door nà de gemeente nog eens extra de Joden te verkiezen?

Vooral Opb.14:1 tot 14:5 zijn belangrijk in dit verband en meestal zwijgen de

dispensationalisten er over. Men ziet hier dat de 144.000, de harpspelers zijn die overwinnen over het beest en het beeld van Opb.13. Voordat ze tot bestaan komen kan er dus ook geen verzegeling zijn. Daarom moet men de winden der vernietiging zien als de gramschap van God over de goddelozen. Het is dan ook tijdens de werking van het beeld en beest dat de 144.000 gezegeld worden, de jaren van de tijd van het einde. Zijn die niet begonnen met Pinksteren? Een andere mogelijke uitleg is deze die de beschrijving van de 144.000 en de grote schare als eenzelfde groep in dezelfde tijd ziet. Beiden zijn dan het symbool van alle gelovigen van alle tijden. Want de eerste gelovige en eerste martelaar is en blijft steeds Abel volgens Heb.11:1-4.

1ste aantekening:

Het getal moet niet letterlijk genomen worden omdat later in hetzelfde hoofdstuk deze gelovigen (of een deel ervan) met een ander beeld vergeleken wordt. Naar onze mening zijn de 144.000 = de grote schare van alle christenen. Ofwel zijn de grote schare = alle gelovigen van alle tijden. In het laatste geval zijn de 144.000 daar een deel van. Men zegt: indien we de 144.000 als een symbool zien dan is de kracht van de vergelijking verloren gegaan met de grote schare. Of: Indien de 144.000 een symbolisch getal is dan zouden we willen vragen: een symbool van wat? Want men komt indien we het getal letterlijk nemen in nog andere problemen. Gaat het om letterlijk alleen maar mannen, en allemaal maagden (Opb.14)? Gaat God dan een aanzien des persoon invoeren in strijd met beginselen die Jezus en Paulus prediken (Gal.3:28,29)? Ten derde. Hoewel het boek Openbaring vol zit met symbolische dingen, is niet alles hier symbolisch, ook niet wat zijn getallen betreft. We hebben o.a. Opb.21:14 dat verwijst naar de twaalf apostelen van het Lam. Een letterlijk getal. Maar zijn de 4 engelen rondom de troon een letterlijke telling, of zijn ze het symbool van 4 groepen van engelen?

2de aantekening:

Page 365: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 365

De 144.000 zijn geen vleselijk Israël maar leden van de gemeente. Om dit te begrijpen moeten we iets vertellen over de profetieën en de vervulling uit het OT. Er zijn vier regels om een profetie te onderzoeken: a) Heeft het te maken met het letterlijke Israël? b) Zijn aan de vervulling der profetie voorwaarden verbonden? c) Is deze profetie aangehaald in het NT? Op welke wijze? d) Is dit een profetie of een voorafschaduwing? (Rom.15:4 / 1 Cor.10:11).

De tweede regel van deze vier mag niet genegeerd worden. Het mag sommigen wel vreemd

schijnen maar, er zijn vele voorzeggingen aan Israël die nooit aan hen vervuld geweest zijn, omdat er aan de voorwaarden van vervulling niet voldaan werd. Enkelen hiervan zijn: Jes.2:25 / 42:6 / 49:6 / 52: 10 / 56:6,7 / 60:13 / 61:9 / 62:2 / Zach.2:11 / 8:22 / Jer.17:25 / Ezechiël hoofdstukken 40-48.

God heeft niet gefaald. Het waren de Joden die niet aan de voorwaarden hebben voldaan.

Het gros van het vleselijke Israël heeft verschrikkelijk gefaald (Mat.21:43 / 1 Cor.10:18). Daarom worden bepaalde onvervulde profetieën van Israël overgebracht op de gemeente, het nieuwe Israël, dat bestaat uit een klein aantal gelovige Joden en een groot aantal gelovige Heidenen (Jes.46:10 / Rom.9:6). De grondkern is dus Joden, apostelen van Jezus en gewone mensen uit het Jodendom, maar die hebben een uitbreiding gekregen met geestelijk heidenen. Het geestelijke Israël zal niet falen. Hierna volgt een korte lijst van profetieën die Israël moest vervullen maar die in de gemeente in vervulling gegaan zijn sinds Pinksteren: Hosea 1:10,11 / 2:22 = Rom.9:25,26 Hosea 2:10 = 1 Pet.2:10 Amos 9:11-15 = Hand.15:14-18 Jesaja 40:10-13 = Luc.13:29 Jes.43:5,6 = Mat.8:11,12 Ex.19:5,6 = Opb.1:6 Joël 2:28,32 = Hand.2:16-21. Zelfs de Nieuwe Verbondsbelofte aan Israël is vervuld aan de gemeente. Vergelijk Jer.31:31-34 en 2 Cor.6:16-18 / Luc.22:20 / 1 Cor.11:25 / 2 Cor.3:6 / Heb.8:8-13 / 9:15 / 10:16-19.

Al deze profetieën (en vele anderen) bewijzen dat het letterlijke Israël in deze tijd is vervangen door de gemeente. De beloften aan Israël komen nu toe aan de kerk en worden vergeestelijkt waar het moet. Bijvoorbeeld de profetie aan David dat er altijd iemand uit zijn geslacht op de troon zal zitten is overgegaan naar Christus en heeft een geestelijke vervulling (Col.1:13). Want Christus is niet slechts koning over Israël maar duidelijk over alle volkeren. De kerk is ook het nieuwe priesterschap (1 Pet.2:5,9), de nieuwe tempel (1 Cor.3:16 / Eph.2:20-22), het nieuwe Jeruzalem (Opb.21:2), het nieuwe Zion (Heb.12:22) en het nieuwe Israël van God (Gal.6:16). Waarom was het afvallige Israël vervangen? Omdat zij geen goede vruchten hebben voortgebracht (Mat.21:43). Zij hadden de werken van Abraham niet (Joh.9:39). Het huis van Israël is hen verwoest nagelaten (Mat.23:38) met geen enkele bevestiging dat het ooit terug hersteld zou worden zoals vroeger het geval was (Jer.5:10,18). Het is echter ook mogelijk dat Jer.5:10,18 slechts over de tegenwoordige eeuw spreekt. Alléén een overblijfsel van de Joden heeft Christus aangenomen (Rom.11:5).

Alle beloften die Israël door ongeloof niet heeft vervuld kunnen naar de gemeente overgaan. Maar zelf zover dienen we niet te gaan gezien sommige niet vervuld kunnen worden, want de Wet van Mozes is afgeschaft. De voorkennis van God weet dat ze door hen vervuld zullen worden Rom.2:28,29 / 9:6. Volgens Paulus is zelfs de landbelofte aan de gemeente van Joden en Heidenen vervuld. Vergelijk daarvoor Gen.13:15 / 17:8 met Gal.3:16. En alle gelovigen zijn kinderen van Abraham geworden (Rom.4:11). Het gaat om het opnieuw interpreteren van de belofte door Paulus zelf. Wanneer we dan al deze beginselen toepassen is er in deze tijd géén plaats voor een aparte

Page 366: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 366

klasse 144.000 genomen uit het letterlijke Israël. Ook niet op een later tijdstip. Deze groep van Opb.7:4-8 is dus een deel van de gemeente. Of op zichzelf een voorstelling van de Gemeente! Biederwolf zet het pro en het contra van de 144.000 als Joden of niet-Joden mooi naast elkaar op blz.582,583. (W. Biederwolf, ’The second coming bible’, Baker Book house, reprint 1972.) Dat mist eigenlijk toch dit: in het NT is er géén onderscheid meer tussen Joden en andere volkeren wat betreft de manier waarop ze gered worden. En ook wat betreft hun voorrechten en plichten. Géén aanzien des persoon moet dus als een eerste beginsel gezien worden en niet als iets van minder belang. Dat maakt het lijstje minder aantrekkelijk!

3de aantekening:

Een ander bewijs dat deze twaalf stammen een symbolische voorstelling zijn is het feit dat de stam van Dan geheel ontbreekt. Deze van Manasse is toegevoegd hoewel ze géén aparte stam is maar een zoon van Jozef. Ook het feit dat de nummering van deze stammen niet overeenkomt met één van de achttien of negentien lijsten der stammen in het Oude Testament verwijst naar symboliek. Het moet u daarom duidelijk zijn dat hier niet gesproken wordt van de 12 stammen van Israël als natie. Ook dat de term ”kinderen van Israël” die we in het Oud Testament zo dikwijls terugvinden, in het Nieuwe Testament niet meer gebruikt wordt. God kent de zijnen en die horen tot alle stammen en volken en talen en natiën, zij zijn voor Hem indien ze geloven als de 12 stammen van het nieuwe Israël naar de geest ( 2 Tim.2:19). Daarom zal Dan als stam ook ontbreken in de bovenstaande lijst van Openbaring, want zij zijn de eerste stam die afvallig is geworden aan God (Richt.18 / 1 Kon.12:28-30). En waarschijnlijk zal zelfs de antichrist uit zijn lendenen komen zeggen enkelen (Jer.8:16,17). Volgens het apocriefe Testament van Dan.5:6 is Satan de prins van deze stam. Maar dat is niet het belangrijkste want we weten dat gewoon niet.

4de aantekening:

We hebben bewijs genoeg gegeven dat de 144.000 leden zijn van de gemeente. Aldus zullen ze een hemelse opstanding hebben. De hemelse roeping is de enige die er bestaat vanaf de dood van Christus. Zij zullen veranderd worden in een oogwenk indien ze leven tot de komst van de Heer, ofwel opgewekt worden uit de dood (1 Cor.15:50-54 / 1 Thes.4:13-17 / 1 Joh.3:2 / 2 Pet.1:4).

Maar staren we ons niet blind op deze uitdrukking ”hemelse hoop” gezien we die gebruiken in tegenstelling tot wat het OT leert. Want dat wist men toen nog niet. Er is progressieve openbaring! Gelovigen uit het OT verwachten te leven op een herstelde nieuwe aarde. Van gelovigen uit het NT staat er dat ze in één van de vele woningen zullen wonen die de Heer voor hen zal klaarmaken. Maar waar komt het in de praktijk alles op neer: God zal op de nieuwe aarde wonen, zodat er tussen hetgeen Abraham verwacht geen verschil is met dat wat Paulus verwacht. Het is hetzelfde vanuit een ander oogpunt (Opb.21:2:8). Het Koninkrijk Gods zal zowel ”aards” als ”hemels” zijn. Dat laat ons dan toe het volgende in dit verband te besluiten. Er is géén enkel onderscheid aan te duiden, zoals de WT tracht te bewijzen tussen de toekomst van iemand uit het OT en iemand uit het NT: ze erven beiden het nieuwe.

In de hoofdstukken 4 en 5 / 6:9-11 / 8:1-6 / 11:15-17 / 14:1-5 staan beschrijvingen van hemelse visioenen, maar daar is de gemeente van Christus niet in vermeld! In de hoofdstukken 15 en 19:1-10 evenmin. We lezen er over vier dieren, over 24 oudsten, over allerhande engelen en over heiligen en wie op de troon zit. Maar niet over de gemeente. Dispensationalisten die zeggen dat de gemeente is opgenomen volgens Openbaring 4:1,2 moeten bewijzen dat de gemeente in de hemel is, bij Jezus. DAT KUNNEN ZE NIET AAN DE HAND VAN OPENBARING 4-21. Want ook in Openbaring 20 is geen sprake van de term “kerk.” Het is alsof de “kerk” verdwenen is, maar… ze is niet in de hemel bij God. Wanneer we de logica van de dispensationalisten toepassen dan is de kerk NIET in de hemel. Ze is ergens, maar niet in de hemel. Ze lijkt niet meer te bestaan,

Page 367: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 367

maar dat kan natuurlijk niet! Dat is echter slechts omdat men een verkeerd beeld schetst van de “gemeente.” In werkelijkheid gebruikt de Schrift dat begrip niet in de zin die de mensen van de bedelingen ervan gemaakt hebben. Ze leren dat de kerk: “alle heiligen zijn die gered worden tussen de periode van Pinksteren tot de Opname van de gemeente.” De Bijbelse betekenis die Paulus en andere schrijvers van het NT hanteren is anders. Voor hen zijn alle gelovigen van zowel het OT als het NT = de “kerk.” Dat is duidelijk in bijvoorbeeld de beschrijvingen van het boek aan de Hebreeën hoofdstuk 11. Dat is de beschrijving van de kerk in het OT. Zelfs het Griekse woord ervoor is al gebruikt voor de gelovigen van het OT. Dit zijn drie teksten daarover:

In Mat.18:17: “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.” De volgelingen van Jezus zijn al de gemeente vóór Pinksteren.

In Hand.7:38: “Deze is het, die in de vergadering (= de gemeente in het Grieks) in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinaï, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven.” Het Israël dat uit Egypte komt is al de ”gemeente.”

In Hebreeën 2:12: “en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen.” Paulus citeert Psalm 22:23: “Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen.”

Als de gemeente er niet meer is na Openbaring 4:1 staan er meerdere tegenstrijdigheden in het laatste boek van de Bijbel. Men loopt zeer hard van stapel wanneer men komt aandraven met de bewering dat in dat laatste boek de vervulling is opgetekend van wat in Daniël 9:27 staat geprofeteerd. Er is namelijk geen enkele verwijzing naar de gemeente in Daniël 9:27! En als u één tekst kent in het boek Openbaring dat een rechtstreekse aanhaling bevat, van wat daar zou staan, in Daniël 9:27, dan heeft u veel geluk gehad. Grapje! Want ik weet het wel, dat er zo geen tekst te vinden is. Na vijftig jaar Bijbelstudie heb ik het nog niet kunnen ontdekken. Hun argumentatie deugt dus niet en alles wat men er aan toevoegt is ongeldig! Is Johannes niet het beeld van de gemeente die wordt opgenomen in Openbaring 4:1. Neen, en duizendmaal neen!

Er zijn in het boek van de Openbaring van Jezus tien teksten gevonden door allerlei

mensen van de bedelingen, waar er een verwijzing zou zijn naar de opname van de gemeente. Dit zijn ze: Openbaring 3:10,11 / 4:1,2 / 4:4 / 5:9,10 / 6:2 / 7:9-17 / 11:3-12 / 11:15-19 / 12:5 / 14:14-16 en 20:4. In een evaluatie van al die teksten blijft slechts Opb.3:10,11 over. Tot die conclusie komt zelfs een leerling van de bedelingen. Zie Keith H. Essex, ‘The Rapture and the book of Re-velation’, The Master’s Seminary Journal 13/2 (Fall 2002), blz.215-239. David Aune geeft het volgende commentaar bij deze tekst uit Openbaring 3:10: “Jammer, maar de beide zijden van het debat zwijgen over het aspect van de belofte, dat die hier gedaan wordt aan de christenen van Philadelphia alleen en dat men dat niet maar mag veralgemenen tot alle christenen van die dagen en nog minder, alle christenen in alle plaatsen en tijden.” (David E. Aune, ‘Revelation 6–16’, vol. 52B, Word Biblical Commentary, Nelson, 1998, blz.240). Robert Mounce is van oordeel dat Johannes niets kent van een opname van de gemeente: “Niettegenstaande moeten we toch dit opmerken dat de echte discussie over “de opname van de gemeente”buiten het kader ligt van Johannes. Hij kent niets van een opname.” (Robert H. Mounce, ‘The Book of Revelation’, in The New International Commentary on the New Testament, rev ed., Eerdmans, 1998, blz.119.)

Keith H. Essex is hierboven geciteerd en hij schreef een zeer oprecht verhaal dat de fouten

durft aan te halen van collegas. Over de betekenis van Openbaring 4:1,2 geeft hij dit te lezen (wij verwerken daarbij ook zijn voetnoten): “Het bewijs wijst in de richting, dat het een verklaring is die met het eigen persoonlijke van Johannes te maken heeft, in de eerste eeuw van onze

Page 368: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 368

tijdrekening. Niet met een toekomstige kerkelijke aangelegenheid. De uitdrukking “na deze dingen” geeft het begin aan van een nieuw visioen voor Johannes (zie 7:9 / 15:5 / 18:1 / 19:1). (voetnoot = Robert L. Thomas, Revelation 1–7: An Exegetical Commentary, Moody, 1992, blz.333.) Volgens 1:10, is de eerste stem die Johannes hoorde de stem van Jezus zelf (1:12-16). Het is hier dus niet de stem van de aartsengel bij de opname. Johannes wordt door Jezus uitgenodigd om nadere openbaring te ontvangen over toekomstige dingen. Dit geschiedt “in de geest.” Johannes is opgenomen op geestelijke wijze, tot in de hemel terwijl zijn lichaam op Patmos achterblijft. (voetnoot = Zie Thomas, ibid., voor een degelijke exegese van 4:1,2, op blz.333,334. De schrijver gaat de strijd aan met dezen die beweren dat de verzen naar de opname verwijzen op blz.336,337.) Tenney merkt daarom op, “Er is géén overtuigende reden waarom de ziener “in de Geest” is en opgenomen ten hemel, een verwijzing zou zijn naar de opname. Wanneer Johannes naar de wildernis geroepen wordt in 17:3 om er Babylon te aanschouwen, is dat ook géén verwijzing naar wat de gemeente moet doen.” (Merrill C. Tenney, ‘Interpreting Revelation’, Eerdmans, 1957.)

Dispensationalisten zeggen volledig ten onrechte dat er géén kerk meer op aarde is na

Openbaring 4:1. Ze zeggen dat de Heilige Geest is weggnomen en dat er dus geen kerk KAN zijn op aarde. En die Heilige Geest is er niet, zodat dan de Antichrist zich kan ontwikkelen zonder énige tegenstand. Dat is een uitleg bij 2 Thes.2 die niet kan. Dat komt later aan bod. Dat wil echter ook zeggen, dat er daarna geen mensen meer kunnen wedergeboren worden. Maar dat is een eerste vereiste om het koninkijk van God te erven! Dat klopt nu juist niet met wat we verder lezen in Openbaring 4:1,2. Mensen blijven namelijk bekeerd worden, Gods boodschap van redding gaat zoals altijd de wereld door. Kijk eens naar deze teksten.

Openbaring 6:9-11: “En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.” Als dezen die onder het altaar liggen, geen deel zijn van de gemeente van Christus, waarom vragen ze dan dat God de moord die op hen begaan wordt, zou straffen? Deze mensen zijn dus gelovigen, ze hebben de Heilige Geest, ze behoren tot de gemeente Gods = de gemeente van Christus.

Openbaring 7:13,14: “En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? En ik sprak tot hem: Mijn heer, gíj weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams.” Als dezen die uit “de grote verdrukking komen” en vervolgd werden geen deel zijn van de gemeente van Christus waarom zijn ze dan in de hemel opgenomen bij God en al de engelen? Deze mensen zijn dus gelovigen, ze hebben de Heilige Geest, ze behoren tot de gemeente Gods = de gemeente van Christus. En daarbij nog een opmerking, bij de woorden: “die komen uit de grote verdrukking.” Waar er staat: “uit”, dan is dat het zelfde woord dat in Openbaring 3:10 staat. We lezen er in de SV77: “Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.” Andere vertalingen zijn voor dat Griekse “ek”; “bewaren voor de ure der verzoeking” (NBG) of “zal ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort de tijd van de beproeving aanbreekt” (NBV, maar dat is parafrase.) Dat wil zeggen dat Openbaring 3 en 7 NIET OVER DEZELFDE VERDRUKKING PRATEN.

Page 369: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 369

Openbaring 3 is deze uit de dagen van die personen aan wie de brief gericht is, maar niets anders. Deze van hoofdstuk zeven spreekt over een langere tijd, deze waar Gods kinderen door de eeuwen heen vervolgd werden.

Openbaring 11:3,4,7: “En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. (…) En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden.” Als deze twee getuigen die over Gods “getuigenis preken” geen deel zijn van de gemeente van Christus, wat hebben woorden dan nog te zeggen. Deze mensen zijn zondermeer gelovigen, ze hebben de Heilige Geest, ze behoren tot de gemeente Gods = de gemeente van Christus.

Openbaring 14:12,13: “Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren. En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.” Een: “zalig de doden, die in de Here sterven” wijst zonder enige twijfel naar mensen die Gods Geest hebben, die wedergeboren zijn en Gods kinderen. En daarom gaan ze naar de hemel.

Openbaring 14:6,7: “En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie; en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.” Je hoort hier een oproep tot bekering, je kunt in die dagen nog steeds een kind van God worden. De Heilige Geest is nog goed bezig. Deze mensen zijn gelovigen, ze hebben de Heilige Geest, ze behoren tot de gemeente Gods = de gemeente van Christus.

Openbaring 14:14-16: “En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens mensen zoon met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem, die op de wolk gezeten was: Zend uw sikkel uit en maai, want de ure om te maaien is gekomen, want de oogst der aarde is geheel rijp geworden. En Hij, die op de wolk gezeten was, zond zijn sikkel uit op de aarde, en de aarde werd gemaaid.” Als dezen die gemaaid worden geen deel zijn van de gemeente van Christus dan is dit niet zinnig. Deze mensen zijn gelovigen, ze hebben de Heilige Geest, ze behoren tot de gemeente Gods = de gemeente van Christus.

Dan een andere reden waarom er géén sprake kan van zijn dat de gemeente vanaf

Openbaring 4:1,2 ten hemel genomen is. In het evangelie van Johannes 14:2,3 SV77 lezen wij: “In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben.” Dat is een tekst die de mensen van de bedelingen gebruiken samen met Openbaring 4:1,2. Ik spaar u citaten in dat verband, zoek ze zelf eens op. Ook Johannes 12:26 SV77 geeft men eens op als ondersteuning: “Zo iemand Mij dient, die volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. En zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren.” En tot slot Johannes 17:24 SV77: “ Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, vóór de grondlegging der wereld.” Als de gemeente is opgenomen en de gelovigen in “vele woningen” wonen, dan moet daar een aanwijzing van terug te vinden zijn in het laatste boek van de Bijbel. Maar dat is niet het geval, er is zo geen enkele tekst. Wees dan eens oprecht in je conclusies!

Page 370: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 370

De bruiloft van het Lam is voor ons echt beschreven in Opb.21:9. We geven het in de

SV77 en daarop de NBG: “En tot mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.” “En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams.” De bruiloft heeft plaats, volgens de uitleg van de leer van de bedelingen nadat de zeven laatste jaren van Daniël 9 voorbij zijn. Maar die mensen, die overal en ten onrechte een link willen leggen met het OT zijn dan niet goed bezig. In het OT had de man die trouwde een periode van één jaar dat hij mocht thuis blijven en genieten van zijn levensgezelin. Dit zegt Deut.20:7: “En wie heeft een vrouw ondertrouwd, maar haar nog niet gehuwd? Hij mag heengaan en naar zijn huis terugkeren, opdat hij niet in de strijd omkome en een ander haar huwe.” En in Deut.24:5 lezen we erover: “Wanneer iemand pas een vrouw gehuwd heeft, zal hij in het leger niet uitrukken en men zal hem in geen enkel opzicht bezwaren; gedurende één jaar zal hij vrijgesteld zijn ten behoeve van zijn huis, en de vrouw die hij gehuwd heeft, verheugen.” Deze teksten hebben géén gelijkenis met wat de bedelingen leert, maar van andere zaken eisen ze dat we dat vergelijk maken. Waarom niet geloven wat de Schrift zegt en leren dat er in Openbaring 4:1,2 geen enkele verwijzing is naar de opname van de gemeente. Eist u dat toch, dan is het beeld en tegenbeeld niet juist. Lees daarbij nog eens het verhaal van de tien maagden in Mattheus 25 en verklaar het eens nader met Openbaring 4. Wanneer de vijf wijze maagden binnengaan en het HUWELIJK plaats heeft, komt de poort tot de maaltijd niet meer open.

Hierbij nog enkele teksten die wel degelijk de Christus aanwijzen als het hoofd = DE MAN

van de gemeente = DE BRUID. Cor.11:3 SV77: “Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is van iedere man, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. En in NBG: “Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.” Eph.5:23 SV 77: “Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. En in NBG: “want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.”

We gaan nog een andere manier bespreken om naar Openbaring 4:1,2 te kijken. In het

Nieuwe Testament worden de gelovigen in Jezus van Nazareth regelmatig, en dat vanaf het prille bestaan van de Kerk, HEILIGEN genoemd. Bijvoorbeeld Paulus vervolgde volgens Gal.1:13,23 de “Heiligen.” Maar ook in het boek Openbaring horen we nog over die HEILIGEN. Daarom enkele teksten uit de Schrift gevolgd door enkele uit de Apocalyps van Johannes. We citeren dat mooie begrip in de Statenvertaling editie 1977. Vooreerst uit het boek van de Psalmen, daarop uit enkele andere boeken van het NT en tot slot uit de Openbaring. Dat is maar een fractie van al deze teksten.

Ps.16:3 SV77: “Maar tot de HEILIGEN, die op de aarde zijn, en de heerlijken, in wie al mijn lust is.”

Ps.34:10 SV77: “Vreest de HEERE, gij Zijn HEILIGEN! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.”

Ps.89:6 SV77: “Daarom loven de hemelen Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der HEILIGEN.”

Ps.89:8 SV77: “God is grotelijks geducht in de raad der HEILIGEN, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn.”

Page 371: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 371

Ps.89:20 SV77: “Toen hebt Gij in een gezicht gesproken tot Uw HEILIGEN, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.”

Rom.15,25 SV77: “Maar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de HEILIGEN.”

Rom.15:26 SV77: “Want het heeft die van Macedónië en Acháje goed gedacht een blijk van gemeenschap te doen aan de armen onder de HEILIGEN, die te Jeruzalem zijn.”

Rom.16:2 SV77: “Opdat gij haar ontvangt in de Heere, gelijk het de HEILIGEN betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen nodig hebben; want zij is een voorstandster geweest van velen, ook van mijzelf.”

1 Cor.1:2 SV77: “Aan de gemeente Gods, die te Korinthe is, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen HEILIGEN, met allen, die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onze Heere.”

1 Cor.14:33 SV77: “Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de gemeenten der HEILIGEN.”

1 Cor.161 SV77: “Aangaande nu de inzameling, die voor de HEILIGEN geschiedt, zoals ik aan de gemeenten in Galátië verordend heb, doet ook gij alzo.”

1 Cor.16:15 SV77: “En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stéfanas, dat het is de eersteling van Acháje, en dat zij zichzelf de HEILIGEN ten dienste hebben gesteld.”

2 Cor.8:4 SV77: “Ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap van deze bediening, die voor de HEILIGEN geschiedt.”

Eph.1:1 SV77: “Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God, aan de HEILIGEN, die te Éfeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus.”

Eph.1:18 SV77: “Namelijk verlichte ogen van uw verstand, opdat gij moogt weten, welke de hoop van Zijn roeping is, en welke de rijkdom der heerlijkheid van Zijn erfenis is in de HEILIGEN.”

Eph.2:19 SV77: “Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der HEILIGEN, en huisgenoten Gods.

Eph.3:8 SV77: “Mij, de allerminste van al de HEILIGEN, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus.”

Opb.5:8 SV77: “En toen Het dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neer, hebbende elk citers en gouden schalen, zijnde vol reukwerk, welke zijn de gebeden der HEILIGEN.”

Opb.8:3 SV77: “En er kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij het met de gebeden van alle HEILIGEN zou leggen op het gouden altaar, dat voor de troon is.”

Opb.8:4 SV77: “En de rook van het reukwerk, met de gebeden der HEILIGEN, ging op van de hand van de engel voor God.”

Page 372: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 372

Opb.11:18 SV77: “En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en de HEILIGEN, en hun, die Uw Naam vrezen, de kleinen en de groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.”

Opb.13:7 SV77: “En het werd macht gegeven om de HEILIGEN krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en het werd macht gegeven over alle geslacht, en taal, en volk.”

Opb.13:10 SV77: “Indien iemand in de gevangenis; leidt, die gaat zelf in de gevangenis, indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der HEILIGEN.”

Opb.14:12 SV77: “Hier is de lijdzaamheid der HEILIGEN; hier zijn zij, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.”

Opb.15:3 SV77: “En zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang van het Lam, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der HEILIGEN!”

Opb.16:6 SV77: “Daar zij het bloed der HEILIGEN, en der profeten vergoten hebben, zo hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waardig.”

Opb.17:6 SV77: “En ik zag, dat de vrouw dronken was van het bloed der HEILIGEN, en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verwonderde mij, toen ik haar zag, met grote verwondering.”

Opb.18:24 SV77: “En in haar is gevonden het bloed der profeten en der HEILIGEN, en van al degenen, die gedood zijn op de aarde.”

Opb.19:8 SV77: “En haar is gegeven, dat zij bekleed wordt met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der HEILIGEN.”

Opb.20:9 SV77: “En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der HEILIGEN, en de geliefde stad; en er kwam vuur neer van God uit de hemel, en heeft hen verslonden.”

CONCLUSIE: De gelovigen die op aarde zijn in de periode van Openbaring 4-19, hebben de naam van “heiligen” en dat is ook de naam van alle gelovigen van alle tijden in zowel het OT als het NT.

De leerlingen van Jezus zijn nog met een ander woord beschreven. Dat is het woord, “slaaf” dikwijls als “dienaar” vertaald maar dat is een afzwakking. We nemen hier ook enkele teksten bij waarin over een “dienstknecht” sprake is (in het enkelvoud), dat is in de Griekse tekst namelijk hetzelfde woord:

Joh.13:16: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een SLAAF staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender.”

Joh.15:15: “Ik noem u niet meer slaven, want de SLAAF weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt.”

Page 373: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 373

Joh.15:20: “Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een SLAAF staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.”

Rom.1:1: “Paulus, een DIENSTKNECHT van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God.”

1 Cor.7:22: “Want de SLAAF, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een SLAAF van Christus. Gij zijt gekocht en betaald.”

Gal.1:10: “Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen DIENSTKNECHT van Christus zijn.”

In de NBG 51 staan 5 vindplaatsen in 5 verzen voor het begrip “DIENSTKNECHTen” (meervoud):

Hand.2:18: “ja, zelfs op mijn DIENSTKNECHTEN en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.”

Hand.4:29: “En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw DIENSTKNECHTEN met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken.”

Hand.16,17: “Deze liep Paulus en ons achterna, luid roepende: Deze mensen zijn DIENSTKNECHTEN van de allerhoogste God, die u de weg tot behoudenis boodschappen.”

Opb.1:1: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn DIENSTKNECHTEN te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn DIENSTKNECHT Johannes heeft te kennen gegeven.”

Opb.22:3: “En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn DIENSTKNECHTEN zullen Hem vereren.”

Een andere vertaling in het Nederlands voor “doulos” is “knechten” (enkelvoud en meervoud) en zowel voor Gods knechten als satans knechten gebruikt.

Hand.7:6: “En God sprak aldus, dat zijn nakomelingen bijwoners zouden zijn in een vreemd land en dat zij hen KNECHTEN en mishandelen zouden vierhonderd jaren.”

1 Cor.6:12: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten KNECHTEN.”

Opb.2:20: “Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn KNECHTEN om te hoereren en afgodenoffers te eten.”

Opb.7:3: “en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de KNECHTEN van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben.”

Page 374: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 374

Opb.10:7: “maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn KNECHTEN, de profeten, heeft verkondigd.”

Opb.11:18: “en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw KNECHTEN, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven.”

Opb.19:2: “want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf, en Hij heeft het bloed zijner KNECHTEN van haar hand geëist.”

Opb.19:5: “En een stem ging uit van de troon, zeggende: Looft onze God, al zijn KNECHTEN, die Hem vreest, gij kleinen en gij groten!”

Opb.22:6: “En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om zijn KNECHTEN te tonen hetgeen weldra geschieden moet.”

Opb.2:20: “Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn KNECHTEN om te hoereren en afgodenoffers te eten.”

Opb.7:3: “en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de KNECHTEN van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben.”

Opb.13:16: “En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd.”

Opb.19:2: “want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf, en Hij heeft het bloed zijner KNECHTEN van haar hand geëist.”

Opb.19:18: “om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten.”

CONCLUSIE: De gelovigen die op aarde zijn in de periode van Openbaring 4-19, hebben de naam van “slaven” en dat is ook de naam van alle gelovigen van alle tijden in zowel het OT als het NT.

Nog zo een mooi woord dat het waard is onderzocht te worden: “profeten” en we citeren er

ook enkele teksten bij over valse profeten. Grotendeels gaat het over de profeten van God. Num.11:29: “Doch Mozes zeide tot hem: Wilt gij voor mij ijveren? och, ware het

gehele volk des HEREN PROFETEN, doordat de HERE zijn Geest op hen gave!”

1 Sam.10:10: “Toen zij daar te Gibea kwamen, zie, een schare PROFETEN trad hem tegemoet; de Geest Gods greep hem aan en hij geraakte onder hen in geestvervoering.”

Page 375: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 375

1 Sam.19:20: “zond Saul boden om David te halen. Dezen zagen een groep PROFETEN in geestvervoering met Samuël aan hun hoofd. En de Geest Gods kwam over de boden van Saul, zodat ook zij in geestvervoering geraakten.”

1 Sam.28:6: “En Saul vroeg de HERE, maar de HERE antwoordde hem niet, noch door dromen noch door de Urim noch door de PROFETEN.”

1 Kon.18:4: “Toen Izebel de PROFETEN des HEREN uitroeide, had Obadja honderd PROFETEN genomen en hen, vijftig bij vijftig, in een spelonk verborgen en met brood en water verzorgd.”

1 Kon.18:22: “Voorts zeide Elia tot het volk: Ik ben als profeet des HEREN alléén overgebleven, en de PROFETEN van de Baäl zijn vierhonderd vijftig man.”

Heb.1:1: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de PROFETEN.”

Heb.11:32: “En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de PROFETEN.”

Jac.5:10: “Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de PROFETEN, die in de naam des Heren hebben gesproken.”

1 Pet.1:10: “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de PROFETEN, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben.”

2 Pet.2:1: “Toch zijn er ook valse PROFETEN onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend.”

2 Pet.3:2: “om aan de woorden te denken, die door de heilige PROFETEN tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland.”

1 Joh.4:1: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse PROFETEN zijn in de wereld uitgegaan.”

Opb.10:7: “maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de PROFETEN, heeft verkondigd.”

Opb.11:10: “En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee PROFETEN hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.”

Opb.11:18: “en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, PROFETEN, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven.”

Opb.16:6: “Omdat zij het bloed der heiligen en der PROFETEN vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend!”

Page 376: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 376

Opb.18:20: “Wees vrolijk over haar, gij hemel en gij heiligen, en gij apostelen en PROFETEN, want God heeft uw rechtszaak tegen haar berecht.”

Opb.18:24: “en in haar werd gevonden het bloed van PROFETEN en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde..”

Opb.22:6: “En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Here, de God van de geesten der PROFETEN, heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet.”

Opb.22:9: “Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de PROFETEN, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!”

CONCLUSIE: De gelovigen die op aarde zijn in de periode van Openbaring 4-19, hebben de naam van “profeten” en dat is ook de naam van alle gelovigen van alle tijden in zowel het OT als het NT.

Nog iets anders! In het boek Openbaring staat er ook het begrip “adelphos”, éénmaaal in het enkelvoud en viermaal in het meervoud. Het is Strongs woord n° 80 en verwijst naar “broeders” in het geloof = mensen die Jezus als Messias hebben aangenomen. Hier twee teksten uit een grote hoeveelheid om dat te illustreren: Rom.8:12 SV77: “Zo dan, BROEDERS, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.” Rom.8:29 SV77: “Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele BROEDERS.” Van de vijf teksten in het boek Openbaring is de eerste en de laatste met betrekking tot de tijd wanneer Johannes het boek schrijft. De drie andere hebben volgens de leer van de bedelingen betrekking op wat men de grote verdrukking heeft genoemd. Maar de drie teksten leren twee dingen; 1) er zijn gelovigen in die periode op aarde, 2) de Heilige Geest is werkzaam in die dagen zoals voordien. Een uileg dat er dus geen “kerk” (gemeente van Christus) zou zijn in die periode van 7 jaar in Bijbelse onzin. Broeder zijn is wedergeboren zijn door de Heilige Geest. Opb.1:9 SV77: “Ik, Johannes, die ook uw BROEDER ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het Woord Gods, en om het getuigenis van Jezus Christus.” Opb.6:11 SV77: “En aan een ieder werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun BROEDERS zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, zoals zij.” Opb.12:10 SV77: “En ik hoorde een grote stem, zeggende in de hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden van onze God; en de macht van Zijn Christus; want de aanklager onzer BROEDEREN, die hen aanklaagde voor onze God dag en nacht is neergeworpen.” Opb.19:10 SV77: “En ik viel neer voor zijn voeten, om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie, dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en van uw BROEDEREN, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God. Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.”

Page 377: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 377

Opb.22:9 SV77: “En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en van uw BROEDEREN, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God.” CONCLUSIE: De gelovigen die op aarde zijn in de periode van Openbaring 4-19, hebben de naam van “broeders” en dat is ook de naam van alle gelovigen uit de tijd van het NT.

Zover wat betreft de juiste interpretatie van Openbaring 4:1,2. Met profetie valt niet te spotten, dit is waarom!

Romeinen 15:4 SV77: “Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.”

Johannes 5:39 SV77: “Onderzoekt de Schriften; want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.”

Lucas 24:45 SV77: “Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden.”

Mattheus 22:29 SV77: “Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.”

We kunnen dus niet zomaar gewoon wat invullen naar believen, wanneer we wat bestuderen over profetie. Dat moet volgens exacte gegevens en overeenstemmingen met andere teksten gebeuren. Twee uitleggingen voor hetzelfde zijn er niet. We herhalen nog eens enkele redenen waarom Openbaring 4:1,2 geen uitstaans heeft met de opname van de gemeente:

Er is geen enkele aanwijzing in het boek Openbaring hoofdstukken 4-19 dat de gemeente in de hemel is, ze worden in geen enkel troonvisioen beschreven of aangehaald.

De Heilige Geest is niet met hen opgenomen naar de hemel maar is werkzaam in de periode van de zeven jaar. Er zijn in die periode van zeven jaar: dienaars van God op aarde, heiligen en profeten. Dat is alles ook met één naam te beschrijven = een gemeente van God.

Er is voldoende aanwijzing in het boek Openbaring 4-19 dat er hemelse roepingen zijn. (Openbaring 6:9-11 / 7:13,14 / 11:3,4,7 / 14:6,7 / 14:12,13 / 14:14-16)

Er is geen enkele aanwijzing in het boek Openbaring hoofdstukken 4-19 dat de gemeente voorafgaande in de hemelse woningen heeft plaats genomen. (Johannes 14:2,3)

Er is geen enkele aanwijzing in het boek Openbaring hoofdstukken 4-19 dat de bruiloft van het Lam plaats heeft gehad in die periode. Nochtans moet dat volgens het gebuik in het OT en de gelijkenissen over het koninkrijk. (Bijvoorbeeld Mattheus 25)

MATTHEUS 24: HOE MOETEN WE HET LEZEN?

John F. Walvoord, een boegbeeld van de leer van de dispensaties in Amerika, schreef een boek ‘Mayor Bible Prophecies.’ We citeren uit de pocket uitgave Harper Paperbacks, Zondervan Publishing House uit 1994. Dit staat er in verband met Mattheus 24: “Sommige premillennialisten zeggen dat de voorspellingen van Mattheus in hun totaliteit naar de toekomst verwijzen als met betrekking tot de Grote Verdrukking en de Tweede Komst. Anderen leren dat het openingsgedeelte van Mattheus 24:4:8 profetieën zijn die vervuld worden in onze huidige eeuw, maar ze zeggen dat vanaf vers 9 de profetie specifiek start over de Grote Verdrukking. Nog anderen leren dat de breuk

Page 378: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 378

komt na vers 14 en dat Mattheus 24:4-14 algemene tekenen beschrijven die in onze eeuw vervuld worden. Dezen leren dat Mattheus 24:15-31 toekomstig vervuld worden in de tijd van de Grote Verdrukking. Het is zondermeer waar dat Mattheus 24:4-14 de afbeelding is van wat met de Grote Verdrukking vervuld wordt. Maar de verzen hebben ook een zekere vervulling (some fulfillment) in de huidige eeuw en worden best gezien als algemene tekenen, nu waarneembaar maar later te vervullen in belangrijker zichtbare tekenen gedurende de Grote Verdrukking. Maar vanaf vers 15 is dat specifiek evenement beschreven waardoor de Grote Verdrukking aanvangt” (blz.297,298, de hoofdletters zijn origineel, wij onderstrepen).

Jezus blikt op Jeruzalem, van Greg Olsen Er zijn dus, vanuit het vorige citaat, drie zaken waarover we het moeten hebben.

1. Mattheus 24: gaat het om een HERBOUWDE TEMPEL? EEN SPINTERNIEUWE, NA DE VERWOESTING VAN DEZE UIT HET JAAR 70 NA CHRISTUS?

2. 2 Thessalonicenzen: zit de tegenstander in een letterlijke tempel in Jeruzalem? 3. Openbaring 11: Is het een herbouwde tempel uit stenen voor letterlijke offers?

1. Mattheus 24: gaat het om een HERBOUWDE TEMPEL? EEN SPINTERNIEUWE,

NA DE VERWOESTING VAN DEZE UIT HET JAAR 70 NA CHRISTUS? Vooraf deze tabel die gewoon aangeeft hoe de drie eerste evangeliën zich verhouden in de rede over de laatste dingen. Al die zaken in de synoptische evangeliën beschrijven een zelfde periode. De gelijkenissen zijn te groot om te beweren dat Mattheus over de laatste tijden spreekt van de 70ste jaarweek en de beide andere evangeliën over de tijd dat Jeruzalem in de handen viel van de Romeinen. Mat.24:1-2: Jezus' voorzegging over de tempel Mat.24:1-3 = Marc.13:1-4 = Luc.21:5-7 Mat.24:3-52 = de komst van de Mensenzoon Mat.24:1-3 = Marc.13:1-4 = Luc.21:5-7 Mat.24:4-8 = Marc.13:5-8 = Luc.21:8-11 Mat.24:9-14 = Marc.13:9-13 = Luc.21:12-19 Mat.24:15-22 = Marc.13:14-20 = Luc.21:20-24 Mat.24:23-25 = Marc.13:21-23 Mat.24:26-28 = (Luc.17:23,24; 17:37) Mat.24:29-31 = Marc.13:24-27 = Luc.21:25-28 Mat.24:32-33 = Marc.13:28,29 = Luc.21:29-31 Mat.24:34-36 = Marc.13:30-32 = Luc.21:32,33 Mat.24:37-41 = (Luc.17:26,27,30,34,35)

Page 379: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 379

Mat.24:42-44 = (Luc.12:39,40) Mat.24:45-51 = (Luc.12:42-46) Deze tabel komt van het Internet, uit een artikel van Marc Verhoeven die leert dat de drie evangeliën in hun rede over de laatste dingen ALLEN over een toekomstige zaak spreken. Die visie is zeer uitzonderlijk, zie de uitleg van Walvoord hierboven. In de tabel van Lucas hebben we zelf enkele zaken toegevoegd omdat het parallellen zijn uit vroegere “preken” van Jezus. Dat zijn Lucas 17:37 / Lucas 12:39,40 / Luc.17:26,27,30,34,35. .

JEZUS VOORZEGT DE VERWOESTING VAN DE TEMPEL, VAN DE STAD JERUZALEM

EN SPREEKT OVER ZIJN WEDERKOMST Matthéüs 24:1-44 (SV) ”1 En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels te tonen. 2 En Jezus zeide tot hen: “Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.” 3 En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld?” 4 En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: “Ziet toe, dat u niemand verleide. 5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: ‘Ik ben de Christus’; en zij zullen velen verleiden. 6 En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet. 7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er

Markus 13 (SV) ”1 En als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: “Meester, zie, hoedanige stenen, en hoedanige gebouwen!” 2 En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: “Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.” 3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegen den tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes, en Andréas, alleen: 4 “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk is het teken, wanneer deze dingen allen voleindigd zullen worden?” 5 En Jezus, hun antwoordende, begon te zeggen: “Ziet toe, dat u niemand verleide. 6 Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: ‘Ik ben de Christus’; en zullen velen verleiden. 7 En wanneer gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het

Lukas 21:5-36 (SV) ”5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij: 6 “Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.” 7 En zij vraagden Hem, zeggende: “Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden?” 8 En Hij zeide: “Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: ‘Ik ben de Christus’; en ‘de tijd is nabij gekomen’, gaat dan hen niet na. 9 En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar nog is terstond het einde niet.” 10 Toen zeide Hij tot hen: “Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk. 11 En er zullen grote

Page 380: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 380

zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. 8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten. 9 Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken, om Mijns Naams wil. 10 En dan zullen er velen geërgerd worden, en zullen elkander overleveren, en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan, en zullen er velen verleiden. 12 En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden. 13 Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. 14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen. 15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat alsdan, die in Judéa zijn, vlieden op de bergen; 17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; 18 En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen. 19 Maar wee den bevruchten, en den zogenden vrouwen in die dagen! 20 Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters,

einde niet. 8 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen, en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten. 9 Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil, hun tot een getuigenis. 10 En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken. 11 Doch wanneer zij u leiden zullen, om u over te leveren, zo zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest. 12 En de ene broeder zal den anderen overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden. 13 En gij zult gehaat worden van allen, om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. 14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort, (die het leest, die merke daarop!) alsdan, die in Judéa zijn, dat

aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden. 12 Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil. 13 En dit zal u overkomen tot een getuigenis. 14 Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult; 15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten. 16 En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden. 17 En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil. 18 Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. 19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. 20 Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is. 21 Alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de

Page 381: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 381

noch op een sabbat. 21 Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. 22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. 23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: ‘Ziet, hier is de Christus’, of ‘daar’, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25 Ziet, Ik heb het u voorzegd! 26 Zo zij dan tot u zullen zeggen: ‘Ziet, hij is in de woestijn’; gaat niet uit; ‘Ziet, hij is in de binnenkameren’; gelooft het niet. 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. 28 Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden. 29 En terstond na de verdrukking dier dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. 30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken

zij vlieden op de bergen. 15 En die op het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in, om iets uit zijn huis weg te nemen. 16 En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn kleed te nemen. 17 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen! 18 Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters. 19 Want die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal. 20 En indien de Heere de dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort. 21 En alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: ‘Ziet, hier is de Christus’; of ‘ziet, Hij is daar’; gelooft het niet. 22 Want er zullen valse christussen, en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen. 23 Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! 24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven. 25 En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten, die in de hemelen zijn, zullen bewogen worden. 26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken, met

velden zijn, dat zij in dezelve niet komen. 22 Want deze zijn dagen der wraak, opdat alles vervuld worde, dat geschreven is. 23 Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk. 24 En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. 25 En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; 26 En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. 27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. 28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” 29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: “Ziet den vijgeboom, en al de bomen. 30 Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is. 31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien

Page 382: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 382

van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. 32 En leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is, voor de deur. 34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. 35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. 36 Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. 37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging; 39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam,

grote kracht en heerlijkheid. 27 En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het uiterste der aarde, tot het uiterste des hemels. 28 En leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. 29 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het nabij, voor de deur is. 30 Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. 31 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. 32 Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. 33 Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is. 34 Gelijk een mens, buiten ‘s lands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten macht gaf, en elk zijn werk, en den deurwachter gebood, dat hij zou waken; 35 Zo waakt dan (want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat, of ter middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond); 36 Opdat hij niet onvoorziens kome, en u slapende vinde.

geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is. 32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn. 33 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. 34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome. 35 Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn. 36 Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.”

*** Lucas 17: “23En zij zullen tot u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen, en volgt niet. 24 Want gelijk de bliksem, die van het ene einde onder de hemel bliksemt, tot het andere onder de hemel schijnt, alzo zal ook de Zoon des mensen wezen in Zijn dag.”

*** Lucas 17:37 “En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden.”

*** Luc.17:26,27,30,34,35: “26 En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van de

Page 383: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 383

en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 40 Alsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. 41 Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden. 42 Waakt dan; want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. 43 Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.”

37 En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.”

Zoon des mensen. 27 Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot de dag, op welke Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen. (…) 30 Evenzo zal het zijn in de dag, op welke de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. (…) 34 Ik zeg u: In die nacht zullen twee op een bed zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. 35 Twee vrouwen zullen tesamen malen; de ene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden.”

*** Lucas 12:39,40 “39 Maar weet dit, dat, indien de heer des huizes geweten had, in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 40 Gij dan, weest ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.”

Wanneer worden deze dingen vervuld? Wat over rampen en zoal meer!

We geloven dat de rede over de laatste dingen grotendeels te maken heeft met de periode van de val van Jeruzalem en wat er voorafgaande aan tekenen gebeurde in het toenmalige “wereldrijk” Rome. Zijn de aardbevingen nu talrijker dan bijvoorbeeld tweehonderd jaar geleden? Zeer zeker is dan het antwoord van een dispensationalist en het is een teken dat we in de laatste dagen leven! Maar het is zeer moeilijk om dat te zeggen en bovendien te bewijzen. Want we hebben te weinig gegevens uit vroegere tijdsperioden. In 1931, waren er ongeveer 350 stations in de ganse wereld om metingen te verrichten. Er zijn vandaag de dag méér dan 8.000 stations om schokken te meten. De gegevens ervan worden verzameld en die worden doorgegeven langs Internet of satelliet. De wereldgegevensbank van aardbevingen heeft de laatste tijd ongeveer 20.000 bevingen per jaar geregistreerd, dat is 50 per dag. En die zijn wat betreft de intensiteit (gemeten op een Richterschaal) tussen: nauwelijks waarneembare tot zeer grote. Op langere termijn, dat is sinds ongeveer 1900, zijn er jaarlijks; rond de 17 grote bevingen (7.0 - 7.9) en één zeer grote (8.0 of meer). Zie de statistieken op: http://www.seismology.harvard.edu/ http://earthquake.usgs.gov/learning/topics/increase_in_earthquakes.php http://seismo.berkeley.edu/faq/#shaking

Page 384: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 384

Een voorbeeld uit de vrij recente tijd. Op 1 november 1755, was er in Portugal, Lissabon een aardbeving van 8,7 op de Richterschaal. Het resultaat: 70.000 doden. Wel 250.000 mensen zaten die dag in de kerken vanwege de katholieke feestdag. Toen de aardbeving kwam en de muren van kerken en huizen instortten zijn velen gevlucht naar de nabije rivier, de Taag (= Tejo) en toen kwam er een grote tsunami en verdronken nog duizenden. Eén vierde van de inwoners stierf die dag.

Laten we het eens hebben over vloedgolven, de oude naam voor het ons nu bekende tsunamis. De tsunami van 26 december 2004 was de meest verwoestende ramp sinds mensenheugenis. Een zware onderwaterbeving van 9.0 op schaal van Richter met het centrum Sri Lanka werd gevolgd door 15 kleinere gemiddeld 7.7. (Sommige bronnen spreken van 9.3 Richter.) De zeebeving deed zich voor om 7:58:50 lokale tijd (in Jakarta/Bangkok), ongeveer 2 uur 's nachts Centraal-Europese tijd. Er werden mimimaal 290.000 doden geteld en er was enorm veel schade. Het alarmeringssysteem voor tsumanis blijkt vanaf de zomer van 2006 degelijk te werken. In een vloedgolf van december 2006 in India komt er niemand meer om. De laatste grote tsunami daarvoor had plaats op 17 juli 1998, in Nieuw-Guinea, waar 5.000 mensen dood achterbleven. De grootste bekende tsunami voor deze van 2004, sloeg toe in Japan op 15 juni 1896. Een reuzengolf verzwolg de stad Sanriku op het eiland Honshu. Meer dan 28.000 mensen lieten het leven en een kustlijn van 270 kilometer werd verwoest. De zwaarste tsunami die Noord-Amerika trof was op 27 maart 1964 in Alaska. Er was een massale aardbodemverschuiving in de Stille Oceaan ten zuiden van Alaska. De aardbeving die dit alles veroorzaakte, was een van de allergrootste aller tijden (>9 op de Richter schaal). Er vielen bij deze catastrofe echter ”slechts” 131 slachtoffers, 122 ervan als gevolg van de tsunami. Dit is dus geen nieuw verschijnsel. Twee sites hierbij: de eerste voor aardse rampen de tweede voor astronomische, waarvan we niet veel merken, maar die er wel zijn. http://www.rodekruis.be/NL/Internationaal/Rampsituaties/Wereldrampenrapporten/ http://www.europlanetarium.be/nieuwtjes.php?amount=all

In de rede over de laatste dingen is er ook sprake van “pestilentiën,” de wetenschappelijke naam ervan is “pandemieën.” Dat zijn grote uitbarstingen van infectieziekten waar tot miljoenen slachtoffers gemaakt worden. Bij de griepepidemie van 1917/1918 vielen er volgens statistieken meer dan 40 miljoen doden. Dit beeld klopt niet meer met wat men leert in de dispensaties. Hun bewering is namelijk dat de boom (Israël) aan het uitspruiten is en dat er moet gerekend worden voor de “laatste dagen” vanaf 14 mei 1948. Dat is sinds de staat Israël weer werd opgericht. De meeste slachtoffers waren tussen 20 en 45 jaar oud. Deze van 1957/58 (Aziatische griep) en 1968/69 (Hong Kong griep) eisten volgens een rapport slechts tussen de één en de vier miljoen slachtoffers, meestal mensen die al kwetsbaar waren voor griep: ouderen. Op http://www.cmo.nl/pe/pe30/pe-304.html staat een mooie statistiek en een link naar bijvoorbeeld ook nog de “vogelgriep.” Dit lezen, voordat u verkeerde conclusies trekt over Mat.24 ligt hier voor de hand.

Pandemieën tot 1918

JAAR OF PERIODE

NAAM VAN DE PANDEMIE

GETROFFEN GEBIED

ZIEKTE AANTAL SLACHTOFFERS

430 v. Chr. - Peloponesos en Athene

Onbekend een kwart van de bevolking en een kwart van de troepen die de Peloponesische Oorlog voeren sterft aan de ziekte

Page 385: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 385

412 v. Chr. -[1] Griekenland Waarschijnlijk griep

Onbekend

165-180 Antoniaanse Plaag

Romeinse Rijk Waarschijnlijk pokken

5 miljoen doden

251-266 - Romeinse Rijk Vermoedelijk pokken

vele duizenden doden

541-552 Justiniaanse Plaag

Oost-Romeinse Rijk en oostelijk Middellands Zeegebied

Onbekend, [3]

In de getroffen gebieden sterft 40% van de bevolking

1347-1352 ([4] vanuit de Krim Europa binnen gekomen.)

Zwarte Dood China, Westelijk Azië en Europa

Pest In Europa sterft één derde van de bevolking (25 miljoen doden)

1492-1650 - Noord- en Zuid-Amerika

Mazelen en enkele andere ziekten die inheems zijn in Europa [2]

miljoenen indianen

1663-1666 - Europa Pest vele tienduizenden doden

1732-1733 - wereldwijd Griep Onbekend 1775-1776 - wereldwijd Griep Onbekend 1816-1826 - India, China en

gebied rond de Kaspische Zee

Cholera Onbekend

1829-1851 - Noord-Amerika en Europa

Cholera Onbekend

1847-1848 - wereldwijd Griep Onbekend 1852-1860 - Rusland Cholera meer dan 1

miljoen doden 1857-1858 - wereldwijd Griep Onbekend 1862-1875 - Europa en Afrika Cholera Onbekend 1889-1890 Aziatische griep Wereldwijd Griep Onbekend 1896-1945 - Wereldwijd Pest 12 miljoen doden 1899-1923 - Rusland en

andere landen in Europa

Cholera Onbekend

[1] Van deze pandemie bestaat een beschrijving door de Griekse arts Hippocratus [2] Deze ziekten werden overgebracht door Spaanse kolonisten [3] Onze opmerking GB, waarschijnlijk een soort builenpest die duurde tot de 8ste eeuw. [4] Aantekening GB. Nog twee latere golven over Europa in 1457-1459 en 1480-1492. Wil je wat weten over andere ziekten en recentere statistieken zie bijvoorbeeld: http://www.unaids.org/en/HIV_data/ of op http://www.worldbank.org/ Het begrip “generatie” (geslacht), zoals het moet verstaan worden!

Page 386: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 386

Wat zegt Strong’s nummer 1074 = genea = generatie = geslacht (in TDNT deel 1:662,114)

1. fathered, birth, nativity 2. that which has been begotten, men of the same stock, a family

a. the several ranks of natural descent, the successive members of a genealogy b. metaph. a group of men very like each other in endowments, pursuits, character

1. esp. in a bad sense, a perverse nation 3. the whole multitude of men living at the same time 4. an age (i.e. the time ordinarily occupied be each successive generation),a

space of 30 - 33 years

In KJV (42) vertaald als - age, 2; generation, 37; nation, 1; time, 2; In NAS (43) vertaald als - generation, 32; generations, 10; kind, 1;

Men verwijst in de kringen van de dispensatieleer naar Marc.13:30: “Voorwaar, Ik zeg u,

dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.” Hetzelfde staat in Mat.24:24: “Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.” En ook eens in Luc.21:32: “Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt.” Dit zijn enkele conclusies. Er zijn GÉÉN VOORBEELDEN dat een “geslacht” als begrip hetzelfde is als “ras.” Er zijn voor het begrip “ras” twee andere Griekse woorden die de Bijbel meerdere malen gebruikt. Ik zeg dat omdat er veel zijn die dat beweren, maar dat klopt niet. Voor het gebruik van deze begrippen zie bladzijden 93,94 in dit document. Men zegt dat omdat men de zaken uit de REDE OVER DE LAATSTE DINGEN, WIL UITSMEREN OVER EEN PERIODE VAN TOEN Jezus het uitsprak en de WEDERKOMST. (2000 jaar of zoiets!) Waarom is dat niet zo? Bijvoorbeeld in Luc.1:50 spreekt men van geslachten die elkaar opvolgen: “en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen.” Soms heeft Jezus het over het geslacht dat leefde in Zijn tijd = Luc.7:31: “Waarmede zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken en waaraan zijn zij gelijk?” Of Mar.9:29: “En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed.” Ook nog hetzelfde in Mar.9:19 / Mar.8:12 / Mat.11:16.

Het geslacht dat al die zaken gezien heeft die genoemd zijn in de REDE over de laatste dingen IS dat GESLACHT, VAN DE VERNIETIGING VAN JERUZALEM. Het is dat geslacht DAT JEZUS HOORDE PREDIKEN OVER HET EINDE EN HET HEEFT MEEGEMAAKT. Het grootste deel van die profetie verwijst naar de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70. Een geslacht is te rekenen voor ongeveer 40 jaar. Bekijk eens de Bijbelse statistiek voor het begrip “dit geslacht.” We vinden het 22 maal in het NT in 21 verzen:

1. Mat.11:16: “Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun metgezellen toeroepen.”

2. Mat.12:41: “De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en ziet, meer dan Jona is hier!”

3. Mat.12:42: “De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en het veroordelen; want zij is gekomen van het einde der aarde, om te horen, de wijsheid van Sálomo; en ziet, meer dan Sálomo is hier!”

Page 387: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 387

4. Mat.12:45: “Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hijzelf, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van die mens wordt erger dan het eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn.”

5. Mat.17:21: “Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten.” 6. Mat.23:36: “Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.”

7. Mat.24:34: “Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.”

8. Mar.8:12: “En Hij, zwaar zuchtende in Zijn geest, zeide: Wat begeert dit geslacht een teken? Voorwaar, Ik zeg u: Zo aan dit geslacht een teken gegeven zal worden!”

9. Mar.8:38: “Want zo wie zich voor Mij en voor Mijn woorden zal geschaamd hebben, in dit overspelig en zondig geslacht, voor die zal Zich de Zoon des mensen ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.”

10. Mar.9:29: “En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten.”

11. Mar.13:30: “Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbij gaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn..”

12. Luc.7:31: “En de Heere zeide: Bij wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en aan wie zijn zij gelijk?”

13. Luc.11:29: “En toen de scharen dicht bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en het zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, de profeet.”

14. Luc.11:30: “Want gelijk Jona voor de Nínevieten een teken geweest is, alzo zal ook de Zoon des mensen zijn voor dit geslacht.”

15. Luc.11:31: “De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal ze veroordelen; want zij is gekomen van de einden der aarde, om te horen de wijsheid van Sálomo; en ziet, meer dan Sálomo is hier.”

16. Luc.11:32: “De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en ziet, meer dan Jona is hier!”

Page 388: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 388

17. Luc.11:50: “Opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af.”

18. Luc.11:51: “Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeëist worden van dit geslacht!”

19. Luc.17:25: “Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.”

20. Luc.21:32: “Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.”

21. Hand.2:40: “En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht!”

Scofield heeft bij Mat.24:34 de volgende opmerkingen over het begrip “geslacht.” Hij zegt op blz.1034 van de oude versie: “Grieks genea, de grondbetekenis daarvan is “ras, soort, familie enz.”, zo alle lexicons. Dat het woord hier in die betekenis is gebruikt, is zeker, aangezien geen enkele van “deze dingen”, dat is: de wereldwijde prediking van het koninkrijk, de grote verdrukking, de terugkeer van de Heer in lichamelijke heerlijkheid en de verzameling van zijn gezalfden geschiedde bij de vernietiging van Jeruzalem door Titus in 70 na Christus. De belofte is om deze redenen, dat de generatie – natie of familie van Israël – bewaard blijft tot aan “deze dingen” een belofte die wonderlijk vervuld is tot deze dag.” In de nieuwe versie van de New Scofield Bible klinkt het enigszins anders maar verschilt toch in niet zoveel als het andere vroegere werk. We hebben daar wat op aan te merken. Scofield is niet oprecht in zijn uitleg, het is absoluut NIET ZO dat alle lexicons zeggen dat genea = ras. Zo een uitleg kom je zeer uitzonderlijk tegen en dan is het de uitleg van een dispensationalist. Op de Engelse Internetsite die we aangeven krijg je alles te weten over “genea”: http://www.preteristarchive.com/StudyArchive/g/genea_generation.html

We gaan dus wat zeggen over deze vier opmerkingen waarnaar Scofield verwijst: 1. dat is: de wereldwijde prediking van het koninkrijk, 2. de grote verdrukking, 3. de terugkeer van de Heer in lichamelijke heerlijkheid 4. en de verzameling van zijn gezalfden

DE WERELDWIJDE PREDIKING VAN HET KONINKRIJK

John F. Walvoord, leerling van Scofield, schreef een boek ‘Mayor Bible Prophecies.’ We

vertalen uit de pocket uitgave, Zondervan Publishing House uit 1994, blz.300,301. “Het evangelie van het Koninkrijk (ondertitel) De laatste karakteristiek van deze eeuw, in het bijzonder omdat we naar het einde ervan

toegaan, zal de groeiende prediking zijn van het evangelie van het koninkrijk, het goede nieuws dat Jezus Christus wederkomt en een koninkrijk van gerechtigheid en vrede op aarde brengt. Het evangelie van het koninkrijk mag niet verward worden met het evangelie van redding. Dat wijst naar de eerste komst van Christus, Zijn dood aan het kruis en de voorziening van redding en eeuwig leven voor al wie zijn vertrouwen op Hem legt (…) Alhoewel het onmogelijk is ieder persoonlijk te bereiken in deze eeuw is de prediking van het evangelie echt iets van de 20ste eeuw.

Page 389: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 389

Hoewel de wereldbevolking enorm is gestegen, hebben nu meer mensen het evangelie gehoord dan ooit tevoren. Geografisch bezien is het evangelie te horen in elke uithoek van de wereld, op de radio en langs andere media.” De schrijver merkt op dat wie het evangelie nu nog niet heeft gehoord het zal horen nà de Opname van de Gemeente. “God wil dat niemand verloren gaat” citeert hij volgens 2 Pet.3:9. Die uitleg geloven we ook niet. De Schrift leert dat er niets meer toe te voegen is aan wat hier volgt, géén uitstel omwille van een eventuele prediking in de toekomst.

Wanneer we de Schrift met Schrift vergelijken is er; 1°) een profetie over de prediking over de ganse wereld 2°) en een moment van vervulling 3°) de vervulling was in de dagen van de apostelen. Men moet niet persé wachten op een totale prediking waar IEDER MENS OP AARDE het

evangelie hoort. Dat vraagt de vervulling van de woorden van Jezus NIET. In het tegendeel zou men niet die dingen kunnen zeggen die de apostelen en eerste evangelisten zeggen. Voor hen heeft DE WERELD = DE HUN BEKENDE WERELD, in hun dagen het goede nieuw van verlossing in het bloed van Christus gehoord. Van een prediking waar ieder mens op aarde, individueel, van persoon tot persoon het evangelie hoort spreekt de Bijbel niet. We moeten zo een werk niet verschuiven naar een duizendjarige regering, trouwens in Openbaring 20 staat zo iets NIET beschreven. Jezus, gaf de opdracht om te prediken = getuigen te zijn, tot de VOLKEREN.

Luc.24:47: “En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volkeren, beginnende van Jeruzalem.”

Hand.1:8: “Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.”

EN DAT WAT HIERBOVEN STAAT IS VERVULD. De tabel (hier onder) geeft dat aan; 1°) de “wereld” heeft het evangelie gehoord, 2°) “alle volken” hebben het gehoord, 3°) in kort “de ganse schepping” heeft het gehoord. Wie u wat anders leert kent zijn Bijbel niet!

We mogen dus zeker niet zeggen: in onze ogen lijkt Mat.24:14 niet vervuld te zijn. Of zondermeer zeggen, ‘het is voor de toekomst.’ Geloof heeft niets te maken met zaken die niet waar zijn, maar met de waarheid en datgene waar de Schrift in duidelijke woorden spreekt. Fantastische uitleggingen, zoals bijvoorbeeld dat er in het duizendjarige rijk zo zal gepredikt worden, moeten in toom gehouden worden; je tong en je pen bedwingen om God niet leugenachtig te maken. Wat zegt ons de onderstaande tabel: de prediking is in de dagen ven de apostelen vervuld. Zeg niet dat het niet kan, omdat er bijvoorbeeld nog niet gepreekt was tot de Eskimo’s, de Indianen in Noord Amerika en de stammen in Zuid Amerika: daar houdt het NT géén rekening mee. Dit staat er dat moeten we aannemen als vervulling:

PROFETIE van Jezus VERVULLING in de dagen van de apostelen

MATTHEUS 24:14: “EN DIT EVANGELIE VAN HET KONINKRIJK ZAL IN DE GEHELE WERELD (GRIEKS OIKUMENE) GEPREDIKT.”

ROMEINEN 10:18: “MAAR IK VRAAG: HEBBEN ZIJ HET DAN NIET GEHOORD? ZEER ZEKER: OVER DE GANSE AARDE IS HUN GELUID UITGEGAAN EN TOT DE EINDEN DER WERELD (GRIEKS OIKUMENE) HUN

Page 390: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 390

WOORDEN.” Marcus 13:10: “En aan alle volken (Grieks ethnos) moet eerst het evangelie gepredikt worden.”

Romeinen 16:25,26: “Hem nu, die bij machte is u te versterken – naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken.” = (Grieks ethnos)

Marcus 16:15: ““En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld (Grieks kosmos), verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.”

Colossenzen 1:5,6: “om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is. Immers, in de gehele wereld (Grieks kosmos) draagt het vrucht en wast het op, zoals ook bij u, sedert de dag, dat gij het gehoord hebt en de genade Gods in waarheid hebt leren kennen.”

Marcus 16:15: “En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.” = Grieks ktisis

Colossenzen 1:23: “indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping Grieks ktisis) onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.”

Handelingen 1:8: “maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” = (Grieks ge)

Romeinen 10:18: “Maar ik vraag: hebben zij het dan niet gehoord? Zeer zeker: Over de ganse aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden der wereld (Grieks ge) hun woorden.”

We gaan dat tevens bekijken vanuit de formule: “to euaggelion tès basileias (het

evangelie van het koninkrijk)”. In drie verzen van het NT komt het voor: 1°) Mat.4:23: “En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk.” 2°) Mat.9:35: “En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal.” 3°) Mat.24:14: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” In Mat.4:23 en Mat.9:35 gaat het om een participium praesens nominatief mannelijk enkelvoud “kèrussôn” (verkondigend). Dat wil zeggen dat Jezus die boodschap wel degelijk gepredikt heeft in die dagen. In Mat.24:14 staat vooreerst het aanwijzend voornaamwoord “touto (dit)” en vervolgens de werkwoordvorm “kèruchthèsetai” (en dit evangelie van het koninkrijk zal gepredikt = verkondigd worden). In de drie verzen gaat een werkwoordvorm van kèrussô (verkondigen) vooraf. Verwijzen we ook nog naar de formule “hé basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen)” die gelijk is aan “het koninkrijk van God.” Zie bijvoorbeeld Mat.3:2 de eerste van deze teksten. Vanuit Mat.13:31 / Mat.13:33 / Mat.13:44 / Mat.13:45 / Mat.13:47 / Mat.13:52 trachten de dispensationalisten te leren dat die formule naar het duizendjarige rijk verwijst. Allerhande manke argumenten worden ervoor gebruikt. Uit Mat.16:19

Page 391: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 391

is het duidelijk, dat zal zijn, vóór de tijd voorafgaande aan de Wederkomst. Dit zijn nog enkele andere teksten met dezelfde formule:

Mat.19:12: “Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het.”

Mat.19:14: “Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.”

Mat.19:23: “Jezus zeide tot zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, een rijke zal moeilijk het Koninkrijk der hemelen binnengaan.”

Mat.20:1: “Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een heer des huizes, die des morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging huren.”

Mat.22:2: “Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte.”

Het is duidelijk, de prediking van het “Koninkrijk van God” dat het zelfde is als “Koninkrijk der hemelen” is iets voor het nu en heden. Niet iets voor later, niet voor een toekomstig 70ste jaarweek of een duizendjarig rijk.

O ook is: het einde van de wereld is in meerdere teksten vergelijkbaar, bijvoorbeeld:

MATTHEUS 13:39-41

MATTHEUS 24:29-39

de voleinding der wereld, vers 39 [suntelias ton aionion]

de zondvloed kwam en hen allen wegnam, vers 39

[suntelias ton aionion] Universele prediking = de akker is de

wereld, vers 37 Universele prediking = want zoals het was in

de dagen van Noach, vers 37 De Zoon des mensen komt, vers 39-41 De Zoon des mensen komt, vers 29-31 Hij zal zijn engelen uitzenden, vers 41 Hij zal zijn engelen uitzenden, vers 31

(ongelovigen) het onkruid verzameld, vers 39 (ongelovigen) hen allen wegnam, vers 39 zo zal het gaan bij de voleinding der wereld

vers 40 dit geslacht zal geenszins voorbijgaan,

voordat dit alles geschiedt, vers 34

DE CONCLUSIE: Het evangelie werd door de discipelen gepredikt in hun dagen, het is de vervulling van Mattheus 24:14. Men hoeft niet naar de toekomst te wijzen voor nog eens een tweede vervulling.

DE GROTE VERDRUKKING

Dit is het tweede argument van Scofield (zie blz.328) om van Mattheus 24 een toekomstige zaak te maken. Voorafgaande aan onze uitleg hierover citeren we ook wat de leer van de bedelingen erover zegt. T. Niemeijer schrijft in ’Het Zoeklicht’ van 29 april 2000 op blz.18: ”Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt de grote verdrukking aangekondigd. In het Nieuwe Testament kunnen we hierover in Mattheüs 24:21 en Openbaring 7:14 lezen. We lezen in deze verzen dat de grote verdrukking een periode zal zijn, die er nog nooit geweest is en ook nooit meer zal komen, dus een unieke, eenmalige gebeurtenis. Lucas voegt er dan ook nog aan toe, dat deze periode direct vooraf gaat aan de wederkomst (niet opname van de gemeente) van Christus op de Olijfberg (21:25-28) en dus niet verwisseld mag worden met de holocaust tijdens de Tweede

Page 392: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 392

Wereldoorlog.” Ook dit aanvaarden we niet als een goede uitleg. Trouwens in Openbaring 7:14 is niets gemeld over een “éénmalige gebeurtenis” uit de laatste dagen.

GELOVIGEN ZIJN EN WERDEN VERDRUKT EN VERVOLGD SINDS ABEL!

Wat we hier aanhalen staat momenteel in ons commentaar op het boek Openbaring, nog in voorbereiding. Er zijn meerdere varianten van vervolging en verdrukking beschreven in het NT. En volgens dat NT kan iedere gelovige onderworpen geraken aan; “zware verdrukking” (1 Thes.1:6), “boeien” (Hand.20:23), “smaad” (Heb.10:33), het leven “zwaar gemaakt” worden (2 Cor.8:13), “grote verdrukking” (Opb.2:22), “zware gevangenschap” (Phil.1:17) “zware druk en beklemdheid” (2 Cor.2:4). Die zaken kunnen elk moment en niet slechts naar het einde toe van deze wereld en de Wederkomst, over Gods kinderen komen. Maar uitkomst is er altijd in welke tijd we ook mogen leven. We zijn Gods kinderen en hebben in ons, het zaad van eeuwig leven meegekregen. Dat zal de vijand ons niet kunnen afnemen. Laat ons naar die term “verdrukking” eens kijken en daaruit wat over “de grote verdrukking” zeggen. Het begrip ”thlip'sis” (Strong's lexicon Number: 2347) staat 45 maal in het NT en is meestal vertaald als vervolging of verdrukking of beproeving. (”Tegenspoed” zoals men soms in de NBV kan vinden is volledig afgezwakt als term en is een parafrase.) Hieronder enkele teksten, uit de Statenvertaling 1977 en Willibrodvertaling van 1995, de laatste aangegeven.

Er was al “vervolging” van gelovigen in het OT Mozes:

Hand.7:10,11: ”En verloste hem uit al zijn verdrukkingen, en gaf hem genade en wijsheid voor Faraö, de koning van Egypteland; en hij stelde hem tot een overste over Egypte, en zijn gehele huis. En er kwam een hongersnood over het gehele land van Egypte en Kanaän, en grote benauwdheid; en onze vaders vonden geen spijs.”

Anderen: Heb.11:37 WV95: ”Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd, terechtgesteld met het

zwaard. Zij zwierven rond in schapenvachten en geitenvellen, ten prooi aan ontbering, vervolging, mishandeling.” (Dit is een ander woord maar met dezelfde inhoud.)

Door Jezus is voorzegd dat discipelen zullen vervolgd worden: Joh.16:33: ”Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de

wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.”

2 Cor.8:13: ”Want dit zeg ik niet, opdat anderen verlichting zouden hebben, en gij verdrukking.”

1 Thes.3:3: ”Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelf, dat wij hiertoe gesteld zijn.”

2 Thes.1:4: ”Alzo dat wijzelf van u roemen in de gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt.”

2 Thes.1:6: ”Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden aan hen, die u verdrukken.”

2 Tim.2:3: ”Gij dan, lijd verdrukkingen, als een goed krijgsknecht van Jezus Christus.”

Al wie de prediking hoort wacht vervolging: Mat.13:21: ”Doch hij heeft geen wortel in zichzelf; maar is voor een tijd; en als

verdrukking of vervolging komt, om het Woord, zo wordt hij terstond geërgerd.”

Page 393: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 393

Marc.4:17 WV95: ”Ze zijn niet echt geworteld, maar mensen van het ogenblik. Zo gauw er dan vanwege het woord onderdrukking ontstaat of vervolging, komen ze meteen ten val.”

Discipelen werden al vroeg vervolgd, door Joden en Heidenen: Hand.11:19: ”Zij nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stéfanus

geschied was, gingen het land door tot Fenicië toe, en Cyprus, en Antiochíë, tot niemand het Woord sprekende, dan alleen tot de Joden.”

Hand.14:22: ”Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.”

Hand.20:23: ”Dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.”

Paulus de apostel werd daadwerkelijk vervolgd: 2 Cor.1:4: ”Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen

vertroosten hen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, waarmee wijzelf door God vertroost worden.”

2 Cor.1:8: ”Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.”

2 Cor.4:17: ”Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.”

2 Cor.6:4: ”Maar wij, als dienaars van God, maken onszelf in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden.”

2 Cor.7:4: ”Ik heb vele vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roem over u; ik ben vervuld met vertroosting; ik ben zeer overvloedig van blijdschap in al onze verdrukking.”

Timotheus, de evangelist, werd daadwerkelijk vervolgd: 2 Tim.4:5: ”Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een

evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij.” Johannes de apostel werd daadwerkelijk vervolgd:

Opb.1:9: ”Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het Woord Gods, en om het getuigenis van Jezus Christus.”

Er zal vervolging zijn tot aan de Wederkomst van de Heer: Mat.24:9: ”Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden, en gij

zult gehaat worden door alle volken, om Mijns Naams wil.” Mat.24:21 ”Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van

het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.” Mat.24:29: ”En terstond na de verdrukking van die dagen, zal de zon verduisterd

worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.”

De Heer is een steun in de verdrukking: Rom.8:35 WV95: ”Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking

wellicht of nood, of vervolging, of honger, of naaktheid, of levensgevaar, of het zwaard?”

2 Thes.1:4 WV95: ”Wij roemen dan ook over u in de gemeenten van God, omdat uw geloof standhoudt onder al de vervolging en onderdrukking die u moet verduren.”

Page 394: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 394

Opb.2:9: ”Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans.”

Opb.2:10: ”Vrees geen van de dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Weest getrouw tot de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.”

Ook namaakchristenen worden vervolgd: Opb.2:22: ”Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote

verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken.” Onderdeel van de verdrukking is ”vervolging” = ”Diogmos” = Strong's Number: 1375

Hand.8:1 WV95: ”Saulus was het eens met de moord op Stefanus. Op die dag brak er een hevige vervolging uit tegen de gemeente in Jeruzalem; met uitzondering van de apostelen raakten allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria.”

Hand.13:50 WV95: ”Maar de Joden stookten de godvrezende vrouwen uit de hogere kringen en de notabelen uit de stad op, ze ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en ze verjoegen hen uit hun gebied.”

2 Cor.12:10 WV95: ”Ter wille van Christus zal ik daarom graag zwak zijn: in smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk.”

Er is verdrukking en vervolging van Johannes de Doper (Mat.14:3-12), van Simon Marcus 15:21), van de discipelen (Joh.9:22,34 / 20:19), van Lazarus (Joh.12:10), van de apostelen (Hand. 4:3:18 / 5:18-42 /12:1-19), van Stephanus (Hand.6:9-15), van Jacobus (Hand.12:2). In het kort van de “gemeente van Christus” (Hand.8:1 / Gal.1:13). Ondanks dat, weet de gemeente dat God hen lief heeft en dat dit maar van voorbijgaande aard is. De vervolging, verdrukking en moord op gewone gelovigen, profeten en dienaren Gods in het OT is er schering en inslag. We geven maar één uitgeschreven voorbeeld, wat er met Abel is geschied. Je zou bij het lezen van het verhaal in Genesis niet onmiddellijk doorhebben hoeveel belang God aan die zaak hecht. Voor Jezus en twee discipelen van Hem is dat het verhaal wat er met de eerste geloofsmartelaar geschiedde. De Grote verdrukking van gelovigen IS MET HEM BEGONNEN.

Gen.4:8: ”En Kaïn sprak met zijn broeder Habel; en het geschiedde, toen zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder Habel opstond, en hem doodsloeg.”

Mat.23:35: ”Opdat op u komt al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed van de rechtvaardige Abel af, tot op het bloed van Zacharía, de zoon van Barachía, die gij gedood hebt tussen de tempel en het altaar.”

1 Joh.3:12: ”Niet gelijk Kaïn, die uit de boze was, en zijn broeder doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren, en die van zijn broeder rechtvaardig.”

Judas 11: ”Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingegaan, en door de verleiding van het loon van Balaäm zijn zij heengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.”

Hieronder een lijst van wat Oud Testamentische gelovigen en profeten te verduren kregen aan verdrukking en vervolging in hun dagen. De voor ons bemoedigende maar trieste verhalen:

Van Lot Gen.19:9 Van Jozef Gen.45:5,7,8 Van Mozes Ex.2:15 / 17:4 Van Israël Deut.8:3,5

Page 395: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 395

Van Farao en de Egyptenaren Ex.9:14,15 / 14:24,25 Van David Ps.31:12 / 59:2,3 Van Gideon Richt.6:28-32 Van profeten door Jezebel 1 Kon.18:4 Van Elia 1 Kon.18:10 / 2 Kon.1:9 / 2:23 Van Micha 1 Kon.22:26 / 2 Kron.18:26 Van Ahazia 2 Kon.1:1-4 Van Elisa 2 Kon.6:31 Van Hanani 2 Kron.16:10 Van Zacharia (Zekarja) 2 Kron.24:21 / Mat.23:35 Van Uria Jer.26:23 Van drie jonge mannen (Shadrach, Meshach, en Abed-nego) Dan.3:8-23 Van Daniël Daniël 6 Van de Joden bij het herbouwen van de tempel Ezra 4 / Nehemia 4 Van Johannes de doper Mat.21:35,36

Hier zijn enkele commentaren op wat de uitleg van de ”grote verdrukking” moet zijn. Naar onze mening merkt M. Wilcock hier terecht op bij blz.82: ”We lezen echter teveel in de Griekse tekst van Johannes indien we zeggen dat gezien het gebruik van het bepalende lidwoord (de verdrukking) verwijst naar één welbepaalde verdrukking in plaats van het algemene concept van gewone verdrukking dat het lot is van elke christen. Zie Opb.1:9 / 14:22).” (M. Wilcock, ’The Message of Revelation’, Inter Varsity Press, 1975.)

Dit is de opmerking van A. J. Visser, ”De grote verdrukking, waarover hier sprake is, slaat op de grote nood, die aan de parousie voorafgaat. Overigens is deze grote verdrukking niet meer dan de bekroning van een ”thlipsis”, die met het wezen van ”aioon houtos”, de tegenwoordige ”boze tijd”, gegeven is, zodat er geen reden is om hier uitsluitend aan de martelaren van de eindtijd te denken. De ”rechtvaardige Abel” valt er ook onder, bij wijze van spreken.” (’De Openbaring van Johannes’, Callenbach, 1965.)

W. Hendriksen vat het aldus samen: ”Het is duidelijk geworden dat al deze beproevingen bestuurd worden door Hem, die op de troon zit. Nu is ons bovendien duidelijk gemaakt, dat de kerk niet in de verdrukking blijft. De ontelbare schare is samengesteld uit hen, die uit de grote verdrukking komen. (…) Deze ene verdrukking is groot, omdat het allesomvattend is; al de vervolgingen en beproevingen van Gods volk, verzinnebeeld in de zegels, zijn er in besloten. Dit vormt de eenheid van heel dit gedeelte, hoofdstuk 4-7. De hoofdzaak is dat de heiligen uit hun beproevingen komen.” (’Visioenen der voleinding’, Kok, 2de druk, 1988.)

De katholieke exegeet J. Keulers schrijft: ”Daarin ziet men gewoonlijk de rampen van de tijd, die onmiddellijk aan de eindtijd voorafgaat. Dit is juist, wanneer men de laatste tijden met Christus’ Hemelvaart laat beginnen (zie bij Hand 2, 17-18). Maar het verdient de voorkeur, de grote verdrukking op te vatten van het aardse leven in het algemeen, dat immers voor elke gelovige allerlei beproevingen meebrengt. De tegenwoordige tijd ”zij komen” duidt erop, dat Johannes de menigte ziet als een processie, die uit de aardse verdrukking omhoogstijgt naar de troon Gods.” (’De Katholieke brieven en de Openbaring’, Romen & Zonen, 1956.)

E. F. Palmer, zegt: ”Het laatste lied wordt voor Johannes gezongen door één van de vierentwintig oudsten, die hem weet te vertellen dat zij die nu God prijzen uit de grote verdrukking komen. DE VERDRUKKING van Patmos en Smyrna is niet het einde van het verhaal, want het

Page 396: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 396

Lam is Zijn volk niet vergeten; ze zullen in Zijn aanwezigheid vertoeven en ”Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen”.” (’The communicators commentary, Revelation’, Word Books, 1982.)

R. Jamieson, & A.R. Fausset & David Brown schreven een commentaar: ’Commentary Critical and Explanatory on the Whole Bible’ waarin het deel ’The Revelation of St. John the Di-vine.’ We citeren uit Openbaring 7:14: ”Grote verdrukking—Grieks, DE grote verdrukking”; ”de verdrukking, de grote”, namelijk DE verdrukking waaraan alle martelaars van de vijfde zegel onderworpen zijn, dezelfde waarvan Christus spreekt bij zijn komst (Mat.24:21, grote verdrukking), en gevolgd door dezelfde tekenen als de zesde zegel (Mat.24:29,30), vergelijk dat met Dan.12:1; daarbij achterwaarts gerekend al de verdrukkingen die de heiligen van alle eeuwen zijn doorgegaan” (wij onderstrepen).

Matthew Henry zie het als volgt: ”Het verhaal dat de apostel hoort gaat over dat nobele

leger van martelaars die voor de troon staan in witte gewaden met palmtakken van de overwinning in hun handen. We noteren daarbij dat ze voordien in een lage en moeilijke toestand verzeild waren, ze waren in grote verdrukking, vervolgd van mensen, verleidt door de Satan, soms in hun eigen geest vertroebelt; hun goederen werden hen afgenomen, werden in de gevangenis geworpen en verloren zelfs hun leven. De weg naar de hemel ligt bezaaid met vele verdrukkingen maar hoe groot de verdrukking ook mag zijn, niets zal ons scheiden van de liefde Gods. Wanneer de verdrukking voorbij is zal de hemelse roep zeer welkom zijn en de vreugde enorm.”

De puritein John Gill (blijf hem lezen! het is balsem voor je ziel!) schreef dit: ”deze groep is de voorstelling van alle uitverkorenen Gods, zij die er ooit waren, die er nu zijn en ooit zullen zijn in de wereld; de ”grote verdrukking” waaruit ze komen mag niet van één bepaalde tijd van verdrukking gezegd worden, maar omvat ze allemaal. De verdrukkingen die geweest zijn en die komen zowel deze van de heiligen van het OT; van de rechtvaardige Abel tot Zacharia en de moeilijkheden van Gods volk in de tijd van de Maccabeeën (Hebreeën 11:35-38); al de vervolgingen van de christenen door de Joden toen het evangelie voor het eerst gepredikt werd; en de vervolgingen onder de Romeinse keizers, zowel de heidense als de Ariaanse; en de verschrikkingen en barbarijen van de Roomse antichrist, in de tijd van zijn afval; en in het bijzonder van de laatste strijd van het beest die er zal zijn in de laatste uren van verleiding dat over de wereld komt. Dus elke verdrukking, smaad, vervolging, van alle heiligen, van ieder lid van Christus in deze wereld.”

DE CONCLUSIE: De grote verdrukking van Openbaring 7:14 en deze van Mattheus 24 zijn niet dezelfde. Integendeel, deze van Mattheus is een onderdeel van “de grote verdrukking” uit Openbaring 7. De discipelen zijn er van op de hoogte gebracht door zowel Jezus als de andere apostelen, dat er verdrukking komt in hun dagen en later. Waar gepredikt wordt zal de vervolging volgen want Satan laat zijn rijk niet zondermeer inpalmen zonder slag of stoot. Men hoeft niet naar de toekomst te wijzen voor nog eens een tweede vervulling.

DE TERUGKEER VAN DE HEER IN HEERLIJKHEID Dan de derde opmerking van Scofield (zie blz.328) waarom Mattheus 24 naar de toekomst zou verwijzen: de terugkeer van de Heer in lichamelijke heerlijkheid. De Toekomst van de Heer is er nà een zevenjarige periode van verdrukking zegt Scofield. Zie daarover het vorige onderdeel.

We gaan wat overnemen uit een vroeger werk van ons. We gebruiken voor de tekst van 2 Thessalonicenzen de vertaling van J. Van Leeuwen uit de ’Korte verklaring’. Een oude zéér degelijke en verantwoorde vertaling.

Page 397: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 397

Vers 1,2 “2 1 Wij vragen u echter broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij u niet (zo) spoedig het hoofd op hol laat brengen of opgewonden raakt, noch door een geest(esuiting), noch met beroep op een woord door een brief van ons, als zou de “dag des Heren” aangebroken zijn.” Paulus schreef deze tweede brief aan de Thessalonicenzen omdat er in die gemeente enige onzekerheid was ontstaan over de Wederkomst van de Heer. Had men de zaken die hij daarover had geschreven in zijn eerste brief verkeerd begrepen? Of hadden ze het vanaf het begin niet begrepen, toen Paulus de eerste maal tot hen kwam en erover predikte? Want dat hij hen onderricht had gegeven over de komst, in dit geval weergegeven door het begrip “parousia”, blijkt duidelijk uit bepaalde opmerkingen die hij hier maakt. “Parousia”, vinden we in de beide brieven aan de Thessalonicenzen 7 maal gebruikt: 1 Thes.2:19 / 3:13 / 4:15 / 5:23 / 2 Thes.2:1,8,9. Met de “parousia” is er ook een “vereniging” met Christus. Zoiets als in het OT het verenigen van het verstrooide volk (Ps.106:47 / 147:2). Alle gelovigen, zowel dezen die ontslapen waren, als de overlevenden bij de komst krijgen en ontvangen “eenzelfde” zegen. Dat zouden de leden in de gemeente nu toch al duidelijk moeten zijn (1 Thes.4:13-17 / Mat.23:37 / 24:30,31). Bezin, u daarover, is zijn boodschap, laat u niet meedrijven door schrik, persoonlijke verlangens of onjuiste voorstellingen. Elke vorm van ongezonde, onbezonnen opwinding is fout in dit verband. Dat had Jezus trouwens ook opgemerkt in Marc.13:7. Wat we wel met zekerheid weten is dat we nu dichter tegen de dag van de Heer genaderd zijn dan de apostelen in hun tijd. Zie Rom.13:11 / Titus 2:13 / Heb.9:28 / 2 Tim.4:8. Onrust ontstaat er al wanneer men verkeerdelijk de zinsnede interpreteert; “de dag des Heren is aangebroken” als “we leven reeds in de periode van de parousia.” Zoals trouwens Jehovah’s Getuigen leren (SINDS 1914) en Darbysten (in de nabije toekomst). Niet dat we de uitdrukking van Paulus niet mogen vertalen in vers 2 als “de dag des Heren is er al.” Dat kan men wel. Alleen kan men niet, wat hij straks zal formuleren, de komst (parousia) uitsmeren over een lange tijdsperiode. Dat heeft hij nooit gezegd of geschreven. Wel hebben zijn vijanden, die reeds behoren tot het afval, waarvoor hij zal waarschuwen, beweerd dat in geestelijk opzicht de dag des Heren reeds gekomen was. Het is een belangrijke stelling van de gnostische christenen uit die (en latere) tijd. De tweede brief aan de Thessalonicensen is geschreven met het oog op de gnostische ketterij van die tijd zegt M. Bolkestein met veel nadruk in zijn commentaar (blz.211). Dat hij die opmerking maakt is niet geheel ten onrechte. Men gaat over tot het vergeestelijken van wat nog in de toekomst ligt. Dat is ook een kenmerk van veel moderne theologen. Een gnosticus leeft al in de toekomst en de wereld zelf is toekomstloos. Maar zo een opvatting betwist Paulus. Is er dan toch iemand in de gemeente die dat zou beweren en zeggen; “ik spreek in de naam van Paulus” hij worde dan gerekend tot de afvalligen. Men moet wat hij zegt niet uit zijn verband rukken. We leven in de tijd van het einde maar nog niet in de “parousia”, zegt Paulus. Biederwolf zegt over het begrip “nabij” (“de dag des Heren is er al”) het volgende: “Het werkwoord heeft ook die betekenis in Rom.8:38 / 1 Cor.3:22 / 7:26 / Gal.1:4 / 2 Tim.3:1 / Heb.9:9” (blz.482). Maar bij het nazien van deze teksten klopt die opmerking slechts voor twee van de aanhalingen. Hij is hier dus fout of geeft de verkeerde teksten op. We moeten ons hoofd dus niet op hol laten slaan, zoals een paard dat geen teugels, heeft door één of andere uitspraak. Het gaat wèl om wachten en verwachten.

Page 398: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 398

Men moet de wederkomst niet voorstellen zoals men doet in de bedelingen: ze is voorgesteld als een dreigende zaak. We dienen niet méér te doen dan wat van ons is gevraagd in dat verband: wachten, waken en bidden. Mensen schrik aanjagen door middel van wat er zich afspeelt in de wereld hoeft niet. Dat gaat zowel op voor Jehovah Getuigen als dezen die de bedelingen leren. Daarom is ook de belijdenis: “de Heer is nabij” (Grieks “ho kurios eggus”) de weergave van wat de eerste christenen geloofden (Phil.4:5). Wat is er allemaal “nabij” = de vastgestelde tijd: Mat.21:34 de tijd: Hand.7:17 het uur: Mat.25:45 het einde aller dingen: 1 Pet.4:7 de dag: Rom.13:12 Het Koninkrijk der hemelen (of van God): Mat.3:2 / 4:17 / 10:7 / Marc.4:15 / Luc.10:9,11 het oordeel over Jeruzalem: Luc.21:20 de bevrijding van de gelovigen: Luc.21:28 T.t.z. de gelovige leeft in de tijd van het nabij-zijn, in de laatste dagen. In Gods hand ligt de vervulling ervan. Pas op, sommige van deze teksten gaan in vervulling bij de eerste komst. DE CONCLUSIE: Ja, de Heer komt zeker terug en met Hem het oordeel, in éénmaal uitgevoerd. Op dat moment ontvangen de heiligen hun loon en de ongelovigen hun straf. Ondertussen zullen we wachten en waken en bidden. En ons er zeker van weerhouden datums te berekennen wanneer het zou zijn. Het is door ons niet te berekenen.

DE VERZAMELING VAN DE GEZALFDEN Dan de vierde opmerking van Scofield (zie blz.328) waarom Mattheus 24 naar de toekomst

zou verwijzen: en de verzameling van zijn gezalfden. Over de verzameling van zijn gezalfden spreken wil zeggen over oordeel spreken. Ook

wanneer je dat niet onmiddellijk kan inzien, het blijft zo dat het oordeel al begonnen is. En God kent als geen ander wie tot de gemeente behoort (zowel de joodse als de heidense gelovigen) en wie niet. Er zijn al oordelen geweest in het verleden!.

Oordelen die al voorbij zijn: In Adam zijn allen veroordeeld: Gen.3:14-19 / 1 Cor.15:22 In de vloed zijn allen behalve acht personen veroordeeld: 2 Pet.3:1-6 (ook een deel van de

dierlijke schepping is gespaard van de catastrofe). God is rechter over Israël èn de wereld: Ps.50:6 / 75:8 / Jes.33:22. Gods oordeel over Moab: Jer.48:47. Gods oordeel over (oude) Babylon: Jer.51:9. Gods oordeel over het twee-stammenrijk: Ezech.16:52. Gods tijdelijke oordelen van tuchtiging: Ps.76:9. Mat.3:7 wijst waarschijnlijk naar Gods oordeel van het Israël dat de Messias zal verwerpen

en de vernietiging van de tweede tempel in het jaar 70 NC: Zie ook nog Luc.13:3-5 / 24:20 / 21:20-24.

Oordelen als menselijke eigenschap: Lasteraars krijgen nu reeds een welverdiend oordeel: Rom.3:8.

Page 399: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 399

Rechtvaardig oordeel spreken: Spr.31:9. Niet in eigen oordeel verstandig zijn: Jes.5:21. Salomo sprak wijze oordelen: 1 Kon.3:28. Goddelozen verdienen oordeel: Job 36:17. Niet met twee maten oordelen: Mat.7:2 / Rom.14:13. Farizeeën oordelen foutief: Luc.11:42. Niet oordelen naar aanzien van mensen: Joh.7:24.

Gods huidige oordeel: Gods oordelen van tuchtiging over de gemeente van Christus in deze tijd: 1 Cor.11:32 / 1

Pet.4:17. Wie het licht (Jezus) niet aanneemt is geoordeeld: Joh.3:19. Wie gelooft komt niet in veroordeling: Joh.5:24. Jezus oordeelt nu reeds in rechtvaardigheid: Joh.5:30. Prediking van Jezus werkt als oordeel: Joh.8:16 / 9:39. Door de prediking is de Satan geoordeeld: Joh.16:11. De Heilige Geest overtuigt van zonde en oordeel: Joh.16:8.

Het komende oordeel: We moeten geloven in een eeuwig oordeel: Heb.6:2 / Hand. 17:31 Is zwaarder voor Farizeeën: Mat.23:14 / Marc.12:40. Voor onbekeerde Farizeeën een oordeel van Gehenna: Mat. 23:33. Draaglijker voor de Ninevieten dan Israël: Mat.12:41. Draaglijker voor de koningin van het Zuiden dan Israël: Mat.12:42. Draaglijker voor Tyrus en Sidon dan Israël: Luc.10:14. “De dag des toorns” zal de openbaring zijn van het rechtvaardig oordeel: Rom.2:5. Paulus spreekt over “het toekomstig oordeel”: Hand.24:25. “Het” oordeel staat voor de deur: Jac.5:9. In “het” oordeel van “de” grote dag worden afvallige engelen voor eeuwig geoordeeld:

Judas 1:6 / 2 Pet.2:4. Op “de dag van het oordeel” vergaat de tegenwoordige hemel en aarde én de goddeloze

mensen: 2 Pet.3:7. God heeft “een dag bepaald” om de wereld (door Christus) te oordelen: Hand.17:30,31. Gods gemeente zal de wereld oordelen: 1 Cor.6:2. Het is de mensen beschikt eenmaal te sterven en daarna het oordeel: Heb.9:27. Voor alle goddelozen is het komende oordeel vreselijk: Heb.10:27. Valse profeten zullen ééns veroordeeld worden: 2 Pet.2:3.

Wat we dus mogen zeggen over de verzameling van Gods gezalfden, het kan slechts in de context van het “oordeel.” Dus niet het “veroordelen” van Gods gemeente maar wel deze van goddelozen. Ook in het evangelie van Johannes vinden we dat werkwoord enkele malen in de betekenis van “veroordelen.” Zie o.a. Joh.3:17,18 / 12:47,48 / Rom.2:12 / 1 Cor.11:31,32. Over “oordelen”, “veroordelen” en de “toorn (gramschap) Gods” deze opmerkingen. Er zijn in het NT twee grote begrippen die verwijzen naar de gramschap van God. Het Grieks “thumos” is 18 maal gebruikt in het NT. Negen maal wordt het gebruikt in verband met God en allen staan in het boek Openbaring (14:8,10 / 14:19 / 15:1,7 / 16:1 / 18:1 / 18:3 / 19:15).

Page 400: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 400

Het tweede woord “orgè” staat 27 maal in het NT en daarvan ook meerdere malen in het boek Openbaring (Opb.6:16,17 / 14:10 / 16:19 / 19:15). De Schrift is duidelijk, de gelovigen worden gered (dat is ”beschermd”) uit de “orgè” van God (Rom.5:9). En de ongelovigen krijgen er de volle lading van. En uit de studie van die twee begrippen is het tevens duidelijk dat zowel de gelovigen als de ongelovigen in de verdrukking komen. We zeggen dit met het oog op wat geleerd wordt in de leer van de bedelingen. Men leert daar, dat gelovigen uit de gemeente, niet in de “grote verdrukking” komen. We geloven dat niet. De tekst zegt nadrukkelijk dat de “grote schare” uit de verdrukking “komt” = letterlijk “komende is.” Zie hiervoor ons commentaar op het boek Openbaring (hoofdstuk 7). Toch dit erover. Het Grieks “thilpsis” staat in het NT 54 maal gebruikt en daarvan 47 maal met betrekking tot de gemeente. Wie Joh.16:33 / Hand.14:22 / Rom.5:3 / Opb.1:9 leest zal dat wel duidelijk worden. Wat dan wel? Eenvoudig dit: met de laatste grote verdrukking - met de Wederkomst van de Heer - zal God zijn gemeente daaruit redden. God zal zijn gemeente beschermen, zodat hen niets overkomt. Zie bijvoorbeeld Lucas 21:36 en geloof wat er staat!

Over een toekomstige verzameling van de gelovigen spreken is niet te begrijpen wanneer men niet weet, of wil aanvaarden, dat er nu al een band is tussen God en Zijn gemeente. In een brief van de apostel Paulus is dat in geuren en kleuren uit de doeken gedaan, zo ook de relatie tussen het oude volk van God en het nieuwe. Dit is zijn verhaal in tabelvorm.

HET GEESTELIJKE JERUZALEM IN HET NIEUW TESTAMENT

WAT? COMMENTAAR DE BIJBELTEKST Galaten 4:25,26

Jeruzalem, dat nu is …

Jeruzalem, dat nu is …

Er zijn twee Jeruzalem’s volgens het Nieuw Testament in de dagen van Paulus. Eén is vleselijk en aards en Jezus voorzegt dat het zal verdwijnen (Joh.4). Het ander Jeruzalem is hemels, het werk van de Heilige Geest.

“Want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Jeruzalem, dat nu is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.” Galaten 4:25,26 SV77

Hebreeën 12:22

De berg Sion, de stad van de levende God en het hemelse Jeruzalem bevinden zich niet op aarde maar in de hemel.

Het ander Jeruzalem is hemels, de plaats waar God woont. De hemelse berg Sion is een spirituele of figuurlijke term voor de troon van God.

“Maar gij zijt gekomen tot de berg Sion, en de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen.” Hebreeën 12:22 SV77

Openbaring 3:12

De naam van de stad in de hemel is; het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van God afdaalt.

Het Nieuwe Jeruzalem is de stad van God. Nieuw staat in contrast tot het oude. Deze stad komt vanuit de hemel naar de aarde.

“Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam van de stad Mijns Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt,

Page 401: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 401

en ook Mijn nieuwe Naam.” Openbaring 3:12 SV77

Openbaring 21:2

De heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel is niet aards.

Het Nieuwe Jeruzalem heeft niets te maken met het oude Jeruzalem.

“En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.” Openbaring 21:2 SV77

Openbaring 21:10

Het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God

Jeruzalem de heilige stad komt uit de hemel.

“En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God.” Openbaring 21:10 SV77

Dit is de betrokken tekst uit Galaten 4 van de tabel hierboven. Het onderkopje zegt: Sara en Hagar, voorbeelden van de twee verbonden. “20 Doch ik wilde, dat ik nu bij u tegenwoordig was, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u. 21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet? 22 Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. 23 Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; 24 Hetwelk dingen zijn, die andere betekenis hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; 25 Want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. 26 Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. 27 Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan van haar, die de man heeft. 28 Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. 29 Doch gelijk toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde hem, die naar de Geest geboren was, alzo ook nu. 30 Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met de zoon der vrije. 31 Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije.”

DE CONCLUSIE: Het koninkrijk Gods en de kudde Gods is al verzameld en wie overleden is wordt er aan toegevoegd zodat Zijn geheiligde gemeente tot Hem mag genomen worden. Daarom is er een Wederkomst, om dat allemaal waar te maken. Alle beloften aan Zijn gemeente gedaan worden vervuld. Men hoeft voor de toekomst niet te wijzen naar nog eens een tweede vervulling. Nà de opname van de gemeente zijn er géén zeven tijden (jaren) waarna nog wat te gebeuren valt voordat Jezus echt terugkeert naar de aarde.

2. 2 Thessalonicenzen: zit de tegenstander in een letterlijke tempel in Jeruzalem?

Laat ons na de lange uitwijding over wat Scofield zegt (blz.328) verder gaan met de opmerkingen van Walvoord (blz.318,319). We hebben over de zaak van de antichrist al één en ander geschreven. We nemen een gedeelte uit onze ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en de duizendjarige regering.’

Page 402: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 402

Wat zij op dat gebied leren N. Lieth schrijft in ’Middernachtsroep’, januari 1999, blz.24,25,26 het volgende: “In 2 Thessalonicenzen 2:1 noemt Paulus de “Dag van de Here Jezus Christus” en onze “vereniging met Hem.” Daarmee bedoelt Hij de dag van de Opname. In vers 2 van hetzelfde hoofdstuk spreekt hij daarentegen duidelijk van de “dag des Heren” en in het volgende over de daarmee verbonden gebeurtenissen. Deze “dag des Heren” betreft de Grote Verdrukking, het gericht van God over de aarde met aansluitend de wederkomst van Jezus Christus tot oprichting van Zijn koninkrijk. Dit leerzame systeem en dit onderscheid wordt door de hele Bijbel heen getrokken (...) In de eerste Thessalonicenzenbrief spreekt de apostel Paulus hoofdzakelijk over de “dag van Christus” en in de tweede Thessalonicenzenbrief over de “Dag des Heren.”.. 1. De “Dag van Christus” werd pas in het Nieuwe Testament geopenbaard en heeft alleen betrekking op de Gemeente van Christus. Het is daarom bijna altijd met zegeningen, beloften en de hoop op de heerlijkheid van Christus verbonden. Hierbij gaat het om het thuishalen van de wedergeboren Christenen in het Koninkrijk van de Vader (Vaderhuis), maar ook om de daarmee verbonden Rechterstoel (...) - Nog meer Bijbelteksten in dit verband vinden wij in 1 Corinthe 5:5, 2 Corinthe 1:14; 5:10, 1 Thess 4:15-18; Filippenzen 1:10; 2:16, 1 Timotheüs 6:14; 2 Timotheüs 4:8; 1 Petrus 1:7, 4:13 en 1 Johannes 2:28. 2. De “Dag des Heren” daarentegen is geen nieuwe openbaring, maar was reeds in het Oude Testament bekend. Het heeft met het rechtvaardige gericht van God te maken, dat een wereld van ongeloof en afwijzing tegen Hem zal treffen. Eveneens gaat het bij deze dag om het volk Israël ten gerichte en tot geestelijk herstel. Dat is het openlijke, zichtbare ingrijpen van God in het gebeuren van deze wereld. Deze dag is de dag van de Grote Verdrukking en begint na de “Dag van Christus” resp. na de Opname. Deze mondt dan uit in de zichtbare wederkomst van Jezus in macht en heerlijkheid met Zijn heiligen. Daarom wordt het ook met de uitdrukking “weeën” resp. “geboorteweën” weergegeven (1 Thess.5:3). In het verdere verloop betreft de “Dag des Heren” de oprichting van de koninklijke heerschappij van Christus (Duizendjarig Rijk) en leidt tot de uiteindelijke vernietiging van de oude hemel en de oude aarde (...) - Andere Bijbelteksten over de “Dag des Heren” vinden wij in Joël 1:15; 2:1-2; Ezechiël 30:3; Zefanja 1:14; Zacharia 14:4-5,8; 1 Thessalonicenzen 5:1-5; 2 Petrus 1:16; 3:10; Judas 14-15. 3. De “Dag Gods” is - na alle tevoren aangevoerde gebeurtenissen - de dag, waarop God zelf definitief triomfeert; nadat al het boze weggedaan is en alles in het eeuwige nieuwe en blijvende toestand ingevoerd wordt, waar God dan alles in allen is (…)” Th. Niemeijer zegt in ’Het Zoeklicht’, 29 mei 1999, blz.18: “Het is mijnsinziens zonneklaar, dat deze periode nooit bedoeld kan zijn als een periode die de gemeente nog mee zal moeten maken. Het oordeel van God en de toorn van het Lam vormen niet de toekomstverwachting van de gemeente. Hij komt ons juist voor deze vreselijke tijd wegnemen. De gemeente wordt in 2 Thessalonicenzen 2 ook wel de “wederhouder” genoemd. Zolang de gemeente nog op aarde aanwezig is, kan de antichrist zich nog niet ten volle openbaren. Pas wanneer de gemeente weggenomen is, en het zout der aarde weg is, treedt het verderf ten volle op!” (wij onderstrepen). Over 2 Thes.2 schrijft Scofield als volgt (blz.1272): “De volgorde van de gebeurtenissen is als volgt; (1) Er is een werking van het mysterie der goddeloosheid werkzaam sinds de tijd van de apostelen maar die staat onder goddelijk bedwang (v.7), (2) Er is een afval van de belijdende kerk (v.3 Luc.18:8/2 Tim.3:1-8), (3) verwijderen van dat wat het mysterie der goddeloosheid

Page 403: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 403

tegenhoudt (v.6,7). De tegenhouder is een persoon - “hij”, en aangezien een “mysterie” steeds een bovennatuurlijk element in zich draagt (Mat.13:11 en nota aldaar), deze persoon kan niemand anders zijn dan de Heilige Geest die in de kerk aanwezig is, en die zal uit de weg genomen worden (v.7; 1 Thes.4:14-17), (4) de manifestatie van de goddeloze (v.8-10; Dan.7:8 / 9:27 / Mat.24:15 / Opb.13:2-10), (5) De komst van Christus in heerlijkheid en de vernietiging van de goddeloze (v.8; Opb.19:11-21), (6) De dag van Jehovah (v.9-12 / Jes.2:12).”

Wat wij op dat gebied leren Vooraf even dit ter verduidelijking. We gebruiken voor de tekst van 2 Thessalonicenzen de vertaling van J. Van Leeuwen uit de ’Korte verklaring’. Een oude zéér degelijke en verantwoorde vertaling. En we gaan voor zover dit mogelijk is de tekst verklaren, vers na vers. Waarbij we ook moeten toegeven dat er toch details zijn die we nog niet begrijpen. J. Van Leeuwen zegt terecht iets in dit verband wat we kunnen beamen: “Wat de volle betekenis er van is, het zal, als van zo menige profetie, welker vervulling nog wacht, éérst dàn kunnen gezien worden, wanneer niet alleen “de goddeloze mens”, maar ook de Christus is zijn heerlijkheid openbaar worden” (blz.197).

Vers 3,4 “3 Laat niemand op enige manier u misleiden, want eerst moet de afval komen, en de goddeloze mens geopenbaard worden - het kind des verderfs, - 4 die zich verzet en verheft tegen al wat God heet of vereerd wordt; hij zal zelfs in de tempel plaats nemen, en (trachten te) bewijzen dat hij God is.”

Voor het begrip “verleiden” (misleiden, om de tuin leiden) zie o.a. Rom.7:11 / 16:18 / 1 Cor. 3:18 / 2 Cor.11:3 / 1 Tim.2:14 / Jac.1:26. Voor “kind des verderfs” vergelijk 1 Sam.20:31 en de uitdrukking “kind des doods” in Jes.57:4. Judas, “een kind des verderfs”, zal ook zijn meester verraden (Joh.17:22). En voor “verzet” of “tegenstand” zie Luc.13:17 / 21:15 / 1 Cor.16:9 / Gal.5:17 / Phil.1:28 / 2 Thes.2:4 / 1 Tim.1:10 / 5:14. Paulus spreekt zich enkele malen uit over de “komst” van het afval. Zo staat het in verzen 3, 6 en 8. Dat er twee woorden daarvoor gebruikt worden moet er ons niet toe laten verleiden om dat in twee komsten op te splitsen. Want ook hier zijn “apocalypsis” en “parousia” gewoon maar synoniemen. Wat ook niet mag is, een specifieke tijd willen plakken tussen de periode van de komst van de afval en de openbaring van de wetteloze. G.C. Berkouwer maakt wat duidelijk over het bovengenoemde in ’De wederkomst van Christus’, deel II, Kok, 1963, blz.72: “In het laatst der dagen gaat het om de verlichting tegenover de verblinding. Het gaat op weg naar de stad zonder zon en maan om die God, die eens gesproken heeft: Licht schijne uit de duisternis, en die het licht doet schijnen in onze harten. Waar het licht schijnt, wordt de duisternis openbaar als de miskenning van het licht. In de diepste zin is “de antichrist” een verschijning ná Christus. Als er van “voorlopers” van de antichrist gesproken zou moeten worden, dan niet ten aanzien van de “vele antichristen” in 1 Johannes, maar t.a.v. de formaties van het anti onder het Oude Verbond. Nu de duisternis voorbijgaat en het waarachtige licht reeds schijnt, nù wordt het anti duidelijk in de loochening van wat nu op onweersprekelijke wijze aan het licht trad. Dit anti wordt de gemeente aangewezen en niemand mag het onderschatten in zijn gevaar en dreiging. Het gaat niet voor niets om het getal van een mens.”

Page 404: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 404

De afval identificeren Eén van de mogelijke pistes die we kunnen inslaan om tot een goed begrip te komen van wie de afval is, is een woord dat zowel in het OT als het NT gebruikt wordt. Het is de term “gruwel.” Het woord “gruwel” is de vertaling van het Hebreeuwse “shikkutz” (sjiqqoets). Het heeft betrekking op: 1°) Onreine dieren of het eten ervan Lev.7:21 / 11:10-13 / Jes.66:17. Maar dat deel van de wet van Mozes is nu niet meer geldig (Hand.10:9-15). 2°) Afgoderij. Toen Israël uit Egypte wegtrok zijn er enkelen onder hen die terug wilden naar de “strontgoden” = shikkutz (Ex.20:6-9). En het blijven achterna lopen van dezen is een reden waarom Israël in zeventigjarige gevangenschap zal gaan (Ezech.6:11 / 7:3-9 / 12:6 / 33:29). Het woord komt voor in 1 Kon.11:5-7, waar Salomo afgoderij pleegt. Hij bouwde er een “hoogte” voor de “gruwel van Moab” (zie verder o.a. 2 Kon.23:13 en Ezech.5:9-11) (...) Het Griekse woord voor “gruwel” is: “bdelugma.” We vinden het zes keer in het Nieuwe Testament. Dit zijn ze: Mat.24:15 “ Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn vluchten naar de bergen.” Marc.13:14 “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting ziet staan, waar hij niet behoort (...).” Luc.16:15 “Wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.” Opb.17:4 “En de vrouw (...) had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen (...).” Opb.17:5 “het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde.” Opb.21:27 “En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet (...).” Het woord “gruwel” onthult iets van wie die “afval” is. We leren van de termen die gebruikt worden dat die mensen, dat ze ofwel ééns (theoretisch) tot de kerk behoorden of de openlijke tegenstanders van God en Christus zijn. Die lijst volgt hieronder. En we veronderstellen ook in zijn volledigheid. “Afval” is een begrip dat al gekend is in de Griekse Septuaginta en is er gebruikt voor al wie zich losmaakt van de wet van God of zijn scheppingsordinantie. In die betekenis leze men Jozua 22:22,23 / 2 Kron.29:19 en Jer.2:19. 1) De Afval zoals voorspeld door Jezus Omschrijving Tekst Valse profeten Mat.7:15 “Wacht u voor valse profeten” Valse profeten Mat.7:22 “hebben wij niet in

Page 405: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 405

uw naam geprofeteerd” Valse christussen Mat.24:5 “velen zullen (...) zeggen: Ik ben de Christus” Valse profeten Mat.24:11 “vele valse profeten zullen opstaan” Valse christussen Mat.24:24 “er zullen valse christussen en valse profeten en valse profeten opstaan” Het resultaat is: “en dan zullen velen ten val komen” Mat.24:10. “de liefde van de meeste zal verkillen” Mat.24:12. ========= 2) De Afval zoals voorspeld door Paulus. Valse herders Hand.20:29 “grimmige wolven zullen bij u binnenkomen” Valse leraars Hand.20:30 “die verkeerde dingen spreken” Valse onderwijzers Rom.16:17 “dat gij hen in het oog houdt (...) in afwijking van het onderwijs” Misleiders Rom.16:18 “misleiden door hun schoonklinken- de en vrome taal de harten der argelozen” Verwarde leraars Gal.1:7 “die u in verwarring brengen” Valse broeders Gal.2:4 “valse broeders (...) ons tot slavernij brengen” Schijn-apostelen 2 Cor.11:13 “schijnapostelen die zich voordoen als apostelen van Christus” Satanisten 2 Cor.11:14 “de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts” Slechte arbeiders Phil.3:3 “Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis” Vijanden Phil.3:18 “Want velen wandelen (...) als vijanden van het kruis” Aardsgezind Phil.3:19 “hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind” Wereldgeesten Col.2:8 “in overeenstemming met de wereld- geesten en niet met Christus” Engelenver- Col.2:18 “Laat niemand u de prijs doen mis- eerders sen door gewilde nederigheid en engelenverering” Mens der wet- 2 Thes.2:3 “eerst moet de afval komen en de teloosheid mens der wetteloosheid zich openbaren” Valse leraars 1 Tim.1:3 “om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen” Judaïsanten 1 Tim.1:4 “noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters” Wetsleraars 1 Tim.1:7 “zij willen leraars van de wet zijn” Ijdele praters 1 Tim.1:6 “sommigen vervallen tot ijdel gepraat”

Page 406: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 406

Afvalligen 1 Tim.1:19 “heeft hun geloof schipbreuk geleden” Afvalligen 1 Tim.4:1 “sommigen zullen afvallen van het geloof” Leugenaars 1 Tim.4:2 “door de huichelarij van leugensprekers” Valse leraars 1 Tim.4:3 “het huwelijk verbieden en het genot van spijzen” Onheiligen 1 Tim.6:20 “buiten het bereik van de onheilige, holle klanken” Spoorlozen 1 Tim.6:21 “zijn het spoor des geloofs bijster geraakt” Goddelozen 2 Tim.2:16 “want zij zullen de goddeloos- heid nog verder drijven” Zijn als kanker 2 Tim.2:17 “hun woord zal voortwoe- keren als de kanker” Verwoesters 2 Tim.2:18 “waardoor zij het geloof van sommigen afbreken” Zelfzuchtigen 2 Tim.3:2 “want de mensen zullen zelfzuchtig zijn (...).” Zonder moraal 2 Tim.3:3 “liefdeloos, trouweloos, lasteraars (...).” Zonder moraal 2 Tim.3:4 “verraderlijk, roekeloos, opgeblazen met meer liefde voor genot.” Schijngelovigen 2 Tim.3:5 “met een schijn van godsvrucht.” Huichelaars 2 Tim.3:6 “die zich in de huizen indringen en vrouwen weten in te palmen.” Verdorvenen 2 Tim.3:8 “mensen wier denken bedorven is.” Slechte mensen 2 Tim.3:13 “slechte mensen en bedriegers zul- len van kwaad tot erger komen, ze verleiden en worden verleid.” Filosofen 2 Tim.4:3 “naar hun eigen begeer te zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen” Eigenwijs 2 Tim.4:4 “dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren.” Ijdele praters Titus 1:10 “ijdele praters en misleiders.” Judaïsanten Titus 1:14 “niet het oor lenen aan Joodse verdichtselen en geboden.” Ongehoorzamen Titus 1:16 “met hun werken verloochenen zij Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn.” ========= 3) De Afval volgens Petrus. Ketters 2 Pet.2:1 “zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zul- len doen binnensluipen” Onreinen 2 Pet.2:10 “vooral hen, die begerig naar onreinheid het vlees volgen” Bedriegers 2 Pet.2:13 “die in hun bedriegerijen zwelgen” Permanente 2 Pet.2:14 “zij hebben ogen die al tijd uit-

Page 407: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 407

zondaars zien naar een overspeelster en nooit ophouden met zondigen” Spotters 2 Pet.3:3 “dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen” ========= 4) De Afval volgens Judas. Goddelozen vers 4 “goddelozen die de genade van onze God (...) verloochenen” Lasteraars vers 8 “verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de heerlijkheden” Zonder moraal vers 16 “wandelende naar hun begeerten” Spotters vers 18 “aan het einde der tijden zullen er spotters komen” Zonder de Heilige vers 19 “natuurlijke mensen die Geest de Geest niet hebben” ========= 5) De Afval volgens Johannes. Valse Chris- 1 Joh.2:18 “Kinderen, het is de laatste ure; tussen en gelijk gij gehoord hebt, dat er een Antichrist komt zijn er nu vele anti-christen opgestaan” Valse apostelen 1 Joh.2:19 “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet uit ons” Loochenaars van 1 Joh.2:22 “Dit is de Antichrist, die de Vader en Zoon Vader en de Zoon loochent” Misleiders 1 Joh.2:26 “dit heb ik u geschreven over hen die u misleiden” Valse profeten 1 Joh.4:1 “want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan” Antichrist 1 Joh.4:3 “En dit is de geest van de antichrist (...) en hij is nu in de wereld” Misleiders 2 Joh.vs. 7 “Er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld” ========= Van al deze teksten is het vooral 2 Tim.3:1-5 die in sommige kringen verkeerdelijk is aangehaald. Men tracht er door te bewijzen dat het er in de wereld langsom slechter aan toe gaat en dat vrij recent deze tekst zich vervult. In ’DE WACHTTOREN’ van 15 april 1994, blz.10 en 11, lezen we: “Een profetie over onze tijd. God inspireerde Paulus om de loyale christen Timotheüs in een brief veel voortreffelijke raad te geven die hem hielp een succesvoller en gelukkiger leven te leiden. Een gedeelte van wat Paulus schreef, zou voornamelijker van toepassing zijn in onze tijd. Wees zo goed de profetische woorden in 2 Timotheüs 3:1-5 aandachtig te volgen (...) Merk op dat er negentien punten werden opgesomd. Laten wij, voordat wij deze punten onderzoeken en er ons voordeel mee kunnen doen, een ogenblik pauzeren om de profetie in haar totaliteit in ons op te nemen. Kijk eens naar vers 1. Paulus voorzei: ’In de laatste dagen zullen er kritieke tijden aanbreken.’ Welke “laatste dagen”? (...) Jezus heeft echter de basis gelegd op grond waarvan wij kunnen begrijpen dat “de laatste dagen” waar Paulus het over had, op onze tijd

Page 408: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 408

slaan. Jezus deed dit door een gelijkenis over tarwe en onkruid te vertellen. Deze werden op een veld gezaaid opdat ze daar zouden opgroeien. Hij zei dat de tarwe en het onkruid mensen afbeelden - ware christenen en valse. Wij maken melding van deze gelijkenis omdat ze duidelijk maakt dat er een lange periode overheen zou gaan voordat het besluit van het gehele goddeloze samenstel zou komen. Wanneer dat zou aanbreken, zou er iets in volle bloei zijn. Wat dan wel? Afval, of het verzaken van het ware christendom, met een recordoogst aan goddeloosheid als gevolg. Andere bijbelse profetieën bevestigen dat dit gedurende de laatste dagen van het goddeloze samenstel zou gebeuren. In die tijd bevinden we ons, in het besluit van het samenstel van dingen. - Mattheüs 13:24-30, 36-43” (wij onderstrepen). We nemen slechts dit éne citaat dat er evengoed één zou kunnen zijn uit de vier tijschriften die we regelmatig aanhalen en die de leer der bedelingen aannemen. Volgens dezen is het verval vooral merkbaar sinds 1948, de oprichting van de nieuwe staat Israël. Daar is maar één antwoord op dit alles: men vergeet zeer waarschijnlijk bewust het daaropvolgende vers 6 te lezen of te citeren, zoals ook Jehovah’s Getuigen doen in het artikel. Dat vers zegt dat al de dingen die Paulus in de verzen 1 tot 5 in zijn tijd reeds in vervulling zijn gegaan. Laat u dus niet beetnemen. Laat u géén schrik aanjagen. De tijd van het einde is al begonnen in de dagen vanaf dat de Heilige Geest is uitgestort op de discipelen van Jezus. Het gaat om: “een wezensaanduiding in plaats van een tijdsaanduiding.” Wat we geloven is dit: alle teksten uit de bovenstaande lijst(en) geven te kennen dat het afval sinds het begin van de gemeente van Christus werkzaam is. Vanaf het verhaal van Simon de Magiër in Handelingen acht tot op vandaag toe. Als “iets” dat eerst moet gebeuren (Marc.13:10). Volgens W. Hendriksen (zie zijn commentaar op deze brief) zal de afval in de eindtijd zeer omvangrijk zijn. Hij steunt daarbij vooral op Mat.24:10-13. Het is niet onmogelijk dat Hendriksen gelijk heeft. Maar er zijn slechts weinige in de Gereformeerde kringen die hem hierin volgen. Alles is afhankelijk waar we de nadruk op leggen. Zijn die “velen” die zo dikwijls genoemd worden in dat Bijbelgedeelte op te tellen, of zijn die “velen” steeds dezelfde groep waarover sprake is? Het gaat daar trouwens ook niet over de laatste dagen van de tijd van het einde, maar over de laatste dagen vóór de val van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. Een totaal andere opvatting heeft L. Morris. Hij zegt in zijn commentaar: “Indien het woord (afval) de betekenis heeft van “opstand”, dan kan dit ook betrekking hebben op elk schepsel die in opstand komt tegen zijn schepper” (blz.219). Dat is mogelijk, maar niet zeer waarschijnlijk, ofschoon Rom.1:18-31 daar toch licht zou op werpen. De verachting van de wet zàl toenemen (Mat.24:12). We lezen daarover bij E. Smelik het volgende (’De brieven van Paulus aan Timotheüs, Titus en Filemon’, Callenbach, 1961): “Wat de christenheid aangaat, zij levert een mensensoort op, dat de vorm der vroomheid cultiveert, maar de veranderende kracht daarvan negeert. Hieronder vindt men de indringerige en veroverende typen, fraseurs, die hun bekeringsijver bij voorkeur richten op het vrouwelijk lichtgelovig gemoed. Gebruik makend van hun overwicht als man, interesseren zij zich allereerst voor vrouwen van bepaalde mentaliteit, wier verleden haar meer beïnvloedt dan ze zelf beseffen. Zij weten bij dezen binnen te dringen en haar in te palmen. Ook in die tijd schijnt er een zekere dameskoketterie te hebben bestaan, onbevredigde, onrustige, suggestibele, voor modernreligieuze stromingen bijzonder toegankelijke vrouwen, bij wie het gevoelsleven het wilsleven gemakkelijk overheerste, zonder kritische zin of ethische weerstand, snelle prooi van salonprofeten, in wier hand en mond de christelijke ernst tot een bijkans wellustig machtsmiddel wordt. Als boetpredikers terroriseren en biologeren deze verwende, barbaarsmysterieuze godsdiensttirannen de verveelde, evenzeer verwende, overgevoelige individuen, die verzot zijn op afwisseling en pikanterie, zelfvernedering en zondewaan of streling

Page 409: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 409

en zelfverheerlijking, maar in wier leven de gezonde waarheid nooit tot een vormende en vaste macht werd” (blz.113).

APPENDIX IX: de 4 Bijbelteksten over de ANTICHRIST

Op de site van ‘De Bijbel Open’ lees ik dit, en ben er niet gelukkig mee: “Daniël spreekt op vijf plaatsen over de gruwel der verwoesting, die de antichrist is.

1. Dan.7:8, 24b, 25 2

2. Dan.8:9-12, 24, 25 (hier gaat het over Antiochus IV Epifanes, maar het is een dubbelprofetie, zo blijkt uit 25b.)

3. Dan.9:26,27

4. Dan.11:31

5. Dan.12:5-13”

Weinig mensen weten dat er in de Bijbel maar vier teksten zijn die over ”een antichrist” of

over ”DE antichrist” spreken, allen te vinden in twee brieven van de apostel Johannes. 1ste tekst 1 Joh.2.18 SV77: ”Kinderkens, het is de laatste ure; (61) en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist (62) komt, zo zijn ook (63) nu vele antichristen (64) geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure (65) is.” (wij onderstrepen) Voetnoten:

61) het is de laatste ure; Dat is, wij beleven nu den laatsten tijd der wereld, waarvan tevoren gezegd is, dat in deze de antichrist zal komen en vele valse leraars zullen opstaan. Zie Matth. 24:5; 1 Cor. 10:11; 2 Thess. 2:3; 1 Tim. 4:1; 2 Tim. 3:1; 2 Petr. 3:3.

62) de antichrist Grieks ho antichristos; welk woord in het algemeen betekent iemand die, onder den naam van Christen te zijn, zich stelt tegen de leer van Christus' persoon en ambt, en in het bijzonder een onder deze bijzonder uitstekende, die niet bestaat in een persoon alleen, maar in verscheidene elkander in een staat opvolgende of in elkanders plaats komende, gelijk men door den keizer van Rome dikwijls niet alleen verstaat den regerenden keizer, maar ook al degenen die in het keizerrijk den een na den ander opvolgen. Hier spreekt de apostel van den uitstekenden antichrist, gelijk het Griekse woord ho te kennen geeft, die 2 Thess. 2:3, enz. en in de Openbaring van Johannes doorgaans beschreven wordt.

63) komt, zo zijn ook Dat is, komen zal, of gelijk als op den weg is om te komen; zie 2 Thess. 2:7. 64) vele antichristen

Dat is, vele valse leraars onder de christenen, die voorlopers van den groten antichrist zijn geweest en van één geest gedreven, want hier wordt dat woord in het algemeen en in het brede genomen.

65) dat het de laatste ure

Page 410: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 410

Namelijk volgens de voorzeggingen van Christus en der apostelen, tevoren aangetekend.

Conclusies bij deze tekst

Wanneer Johannes dit schrijft zijn er al een trits aan anti-christen aan het werk en we zijn dan nog maar enkele jaren na de dood van de Messias. En 2000 jaar later zijn ze nog altijd onder ons.

Johannes noemt dit een teken van de laatste dagen, ja zelfs uren. Deze anti-christen ontstaan in de gemeente van Christus zelf, ze komen niet van ergens

buitenaf maar zijn ooit in de volle zin deel geweest van de zichtbare kerk. IEDERE anti-christ is een “rivaal van de Messias”, en hun plan is de ware Messias zoveel

mogelijk te dwarsbomen.

2de tekst 1 Joh.2:2 SV77: ”Wie is de leugenaar, dan (80) die loochent, dat Jezus is de Christus? (81) Deze is de antichrist, die den Vader en (82) den Zoon loochent. (83)” (wij onderstrepen)

Voetnoten: 80) de leugenaar, dan Dat is, de voornaamste valse leraar. 81) is de Christus?

Grieks niet is; dat is, die de waarheid loochenende zegt, dat Jezus niet is de Christus, dat is, de Messias, de Gezalfde, de beloofde Zaligmaker. Zie Joh. 20:31.

82) die den Vader en Hoe de Vader wordt geloochend, wordt nader in 1 Joh. 2:23 verklaard. 83) den Zoon loochent.

De Zoon van God de Heere Jezus Christus wordt geloochend, niet alleen ten opzichte van Zijn persoon, wanneer men loochent, òf Zijne Goddelijke, òf Zijn ware menselijke natuur, òf dergelijke; maar ten opzichte van Zijn ambt, als men loochent dat Hij de Zaligmaker is, of dat Hij de enige en volmaakte Zaligmaker is, en als men benevens Hem nog andere middelaars tot de zaligheid stelt, enz.

Conclusies bij deze tekst

De of een “antichrist” is gewoon iedereen die iets verkeerd verteld over de ware Messias of de Almachtige Vader.

3de tekst 1 Joh 4:3 SV77: ”En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van (13) den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.” (wij onderstrepen)

Voetnoot: 13) de geest van

Dat is, de leer van den antichrist, die strijdt tegen de waarheid van den persoon en het ambt van Christus.

Conclusies bij deze tekst

Ieder is antichrist die “de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal.” Maar, het zit dieper dan op het eerste zicht kan ontrafeld worden.

Page 411: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 411

Die geest was aanwezig en werkzaam in die dagen in de duidelijk woorden: “en is nu alrede in de wereld.”

4de tekst 2 Joh 1:7 SV77: ”Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, (20) dat Jezus Christus (21) in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. (22)” (wij onderstrepen)

Voetnoten: 20) die niet belijden, Zie de aantekeningen 1 Joh. 2:22, en 1 Joh. 4:2. 21) dat Jezus Christus

Grieks Jezus Christus in het vlees komende. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Joh. 4:2.

22) de antichrist. Zie 1 Joh. 4:3.

Conclusies bij deze tekst

Dat is de herhaling van wat al eens gezegd was: een antichrist is per definitie ieder die de waarheid geweld aandoet.

Er lopen al veel van die personages rond met de geestelijk achtergrond “tegen” Christus te handelen of zich “in de plaats van” Christus te willen stellen.

Wie niet wil aannemen dat Chritus is “gekomen in het vlees” (of “komt in het vlees”) is zo een antichrist.

Het is dus al bij al niet oprecht dat in de kringen van de dispensationalisten een reeks teksten uit het boek Daniël toegepast worden of een komende antichrist. Daarvan beweren de meesten dan ook nog eens dat er een kleine vervulling is in de persoon van Antiochus Epiphanes (later met de bijnaam Epimanes = de gek) en een latere “grotere” vervulling in één nog komende antichrist. Maar een kleine vervulling is gewoon een uitvlucht. Er bestaan geen eerste kleine en een latere grote vervulling van een Bijbeltekst. Dat doet u toch ook niet met de tekst die zegt dat Jezus in Bethlehem geboren wordt. Of voor dertig zilverlingen verkocht aan zijn vijanden. Of dat Hij tweemaal sterft, eens voor de Joden en later eens voor de heidenen. Waarom zulke sprongen maken die de waarheid alleen verdoezelen!

Wanneer we oprecht de conclusies bij elkaar zetten van deze teksten van Johannes over

de/een “antichrist” leren we: het gaat om een geestesgesteldheid in bepaalde mensen en niet een gepersonifieerd persoon. Het is zoals 1 Joh 4:1-4 SV77 over deze geesten opmerkt: “Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent gij de Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van de antichrist, van welke geest gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen; want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.” Je kunt je voordoen als een Geest van waarheid, maar toch een geest van leugen blijken te zijn in je leer en je handelswijze.

De man van zonde identificeren

Page 412: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 412

Afhankelijk van de vertaling, en de verscheidenheid in de Bijbelmanuscripten, kunnen we spreken van “de man (mens) der zonde” of “de man (mens) der wetteloosheid.” Hij is een anti-Messiaanse figuur, want hij stelt zich op in de plaats van Christus. Maar het moet ons even duidelijk zijn dat wanneer het afval er reeds is sinds het prille begin van de kerk, de man van zonde iemand (iets!) is van de eindtijd. Van het allerlaatste der dagen, de periode onmiddellijk voorafgaande aan de Wederkomst van de Heer. Wie hij zou zijn heeft menig theoloog en exegeet beziggehouden. Hier volgen enkele onmogelijke voorstellen.

1°) Het is niet de Satan In vers 9 is gezegd dat hij “komt naar de werking van Satan.” Men mag hem dus niet de titel geven van “incarnatie” van Satan zoals men hem wel eens genoemd heeft. Zo dacht reeds de kerkvader Theodorus van Mopsuesta en recenter zei de Duitse theoloog Olshausen uit de 19de eeuw hetzelfde.

2°) Het is niet een Romeinse keizer Deze identificatie kan niet zonder véél moeilijkheden waar zijn. Want de context spreekt zich duidelijk uit voor een periode die met de laatste tijd van de tijd van het einde genoemd kan worden. Het gaat om wat er zal geschieden kort vóór de Wederkomst van de Heer. Hij zal door de komst van de Heer geslagen worden (vers 8) en had zich nog niet “geopenbaard” (vers 3) in de tijd van Paulus. Een “hersteld Romeins Rijk” kan uit dit gedeelte niet worden opgemaakt en is strijdig met een gewone lezing van Daniël hoofdstuk twee. Zie ons commentaar bij Hand.2:36. Volgens Hugo de Groot was het keizer Caligula.

3°) Het is niet de opgestane keizer Nero Enkele Kerkvaders dachten dat de figuur van Nero de man van zonde zou zijn. Enkelen dachten dat Nero niet overleden was maar nog ergens levend was en zich te bestemder tijd zou manifesteren. Anderen dachten aan het opnieuw tot leven komen van Nero. De leer geraakte op zijn retour ná de kritiek erop van o.a. de Kerkvader Augustinus. In 1839 is de leer door de Duitse theoloog Kern terug populair geworden en enkele Duitse theologen hebben ze aangenomen. Het zijn wel allen theologen van de kritische Bijbelschool die dit geloven. Omwille hiervan ook te verwerpen als mogelijke uitleg.

4°) Het is niet het pausdom of de paus Dit is de uitleg die velen hebben aangenomen sinds de Reformatie. En ook in officiële documenten. Eén ervan, de Westminster Confession, identificeert de Antichrist = de man van zonde = de Paus van Rome volgens art.26.6. De inleiding van de King James Version maakt melding van de theologische kennis van deze koning die een traktaat had geschreven waarin de man van zonde als de paus gezien wordt. Vanuit onze eigen Statenvertaling, wanneer we het commentaar lezen bij 2 Thes. en Opb.13, is aangegeven dat de man van zonde de paus is, ofwel dat hij gezien moet worden als het geestelijke kind van de paus. Voordien had Luther reeds geschreven (de eerste maal op 11 oktober 1520) dat de antichrist = de paus van Rome. Men zocht later, op de wijze van Joodse kabbalisten, de identificatie van het beest 666 = Lateinos = Latijnse (Roomse Kerk) vanuit Opb.13:18. En een pittig detail. De eerste echte paus Gregorius I (de Grote) die leefde van 550-604 schreef ooit aan de patriarch van Constantinopel dat wie zich ooit een “universele priester”, zou noemen de antichrist zou zijn. Maar veel van de titels van de paus zijn dicht in die aard genaderd. Wat dacht u van “Pontifex Maximus”? Een titel die stamt uit de Romeinse mythologie, want de keizer was de hoogste gezagsdrager in die godsdienst. De keizer was “zoon van de goden” en dus zelf een “god”!

5°) Geen variante op de mythe van de draak

Page 413: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 413

Volgens de modern kritische Bijbelleer, waar inspiratie van de Schrift niet bestaande is, moet dit een variante zijn op de oude Babylonische legende van de strijd tussen Tiamat (de draak) en Marduk (de oppergod). Van deze oude mythe bestonden natuurlijk variaties in de Griekse en Romeinse mythologie. Dat de mensen aan wie Paulus schrijft, de Thessalonicenzen, deze mythen waarschijnlijk kennen is duidelijk. Wanneer Paulus hierop een variant zou geven, zou hij zich laten inspireren waar een Jood of een christen van gruwen: valse goden. Er zit dus een tegenstrijdigheid in deze uitleg die onoverkoombaar is. Hij zal in de tempel plaats nemen: Welke tempel? Het is niet onwaarschijnlijk dat de gedachte die Paulus ons tracht over te brengen als achtergrond een geschiedkundig feit heeft uit het leven van keizer Caligula. Deze heeft in het jaar 40 getracht om in de tempel te Jeruzalem een beeld van hem op te richten. Maar dat stuitte op een zodanig verzet van het Joodse volk dat het slechts bij woorden is gebleven en geen daden. We denken niet dat het gaat om de hemelse tempel zoals J. Frame beweert in zijn commentaar (ICC 1e serie). We denken niet dat het om de letterlijke nog te herstellen tempel in Jeruzalem kan gaan. Vergelijk ook onze aantekeningen in hoofdstuk drie hierover. Er zijn echter altijd uitleggers geweest die in die richting dachten. Zo reeds de kerkvader Ireneus van Lyon. En ook natuurlijk dezen die sinds de jaren 1830 in de bedelingen zijn gaan geloven. Daarom volgend citaat. N. Leith merkt het volgende op in ’Middernachtsroep’, juni 1999, blz.25, 26: “De tempel zal naar mijn mening weer herbouwd worden, zoals het geschreven staat: ”(…) zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is” (2 Thess.4:4). Want zeker spreekt de apostel hier niet over individuele gelovigen, maar over een wereldomspannende gebeurtenis. Dat blijkt duidelijk uit het verband. Wanneer hier met de “tempel Gods” de Gemeente bedoeld zou zijn, dan zou dat betekenen, dat de Antichrist zich in de tempel van de Gemeente zou kunnen zetten en dat zij hem als God zou huldigen. Daarmee zou de Gemeente van Christus geen tempel van de Heilige Geest meer zijn. Deze mogelijkheid is voor mij vanuit het Bijbelse totaalbeeld gezien onvoorstelbaar (vgl. 1 Joh.4:4; Joh.14:16-17). Zeer zeker kan de geest van de Antichrist zich in de lokale gemeenten een zekere ruimte verschaffen resp. zich vastzetten, maar beslist niet in het geestelijke organisme, de Gemeente van Christus zelf. In 2 Thessalonicenzen 2:4 gaat het om een daadwerkelijk voorwerp van verering (Luther: godsdienst), en dit is de tempel met zijn voorwerpen. Daar vonden de diensten plaats. Waarom is de Gemeente van Christus in geestelijke zin een tempel? Omdat zij dat, wat zij is, alles in Jezus is. Daarom vormt zij ook het lichaam van Christus (Ef.1:22-23), en daarom zijn de individuele gelovigen leden van Zijn lichaam (Ef.5:30). Nu echter zegt Jezus, dat Zijn lichaam een tempel is (Joh.2:19-21). In Hem is de Gemeente een tempel Gods: .”.. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here” (Ef.2:21). Wie zou op het idee komen te beweren, dat de Antichrist zich in het lichaam van Christus zou kunnen zetten?” (wij onderstrepen). N. Leith loopt nogal hard van stapel. De Joden bouwen een tempel - zonder dat ze er de opdracht voor krijgen van God - en daar gaat de antichrist in zitten. Dat zou dan de tempel Gods zijn! Maar dat zou in strijd zijn met de bedoeling van het plan van God, dat Hij Zijn zoon als een enig offer laat sterven ter genoegdoening van de zonde. En aangezien de Christus door die daad ook het wettelijke systeem van de wet van Mozes heeft vervuld en afgeschaft kan die niet meer geldig zijn. Laat ons voordat we een conclusie trekken naar het begrip tempel kijken in zowel het OT en NT. In het Oude Testament lezen we dat het volk Israël aanvankelijk een verplaatsbare tent had die als godshuis diende. Het kreeg de naam van: het tabernakel. Het tabernakel is er niet meer en vergaan tot stof. Onder koning Salomo werd in Jeruzalem een tempelgebouw met veel pracht en

Page 414: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 414

praal opgericht. Een huis in steen en allerhande kostbare materialen. Gods tempel was bedoeld als een bedehuis voor alle volken (Jes.56:6-8 / Mat.21:13). Het beeld dat wij krijgen van de tempel in de dagen van Jezus is echter niet zo fraai. In de loop der tijden was die tot een rovershol gemaakt (Jer.7:1-11 / Marc.11:18a). Beweren dat het benaderen van God in een tempel de enige goede weg is, wordt met een opmerking van Stefanus, juist voor zijn dood, omvergehaald. Over de Vader van onze Heer Jezus Christus zegt hij: “De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt” (Hand.7:48). Dit is een uitspraak als een doodsteek; voor de Joden van die dagen en allen die nu nog beweren dat er een letterlijke tempel in Jeruzalem komt waar God aanbeden MOET worden. God heeft, sinds Zijn Zoon stierf die ééns en voor altijd geofferd werd, géén nood meer aan offers en een aardse, stoffelijke en zichtbare tempel of heiligdom. Na de vernietiging van die laatste tempel in Jeruzalem, naar onze tijd toe, spreekt men van christelijke kerkgebouwen en kathedralen als “het godshuis” of “godsverblijf.” Ook dat is geen Bijbelse taal.

Het tabernakel is er niet meer en vergaan tot stof. De tempel van Salomo onderging hetzelfde lot.

Om God te dienen in de nadagen van de dood van Christus tellen alleen de geest en de waarheid. Het evangelie van het Koninkrijk der hemelen dat Jezus predikte in de naam van de Vader is het evangelie van de waarheid. De sleuteltekst die dat ondersteund is deze waar Jezus aan het woord is tegenover de Samaritaanse vouw. Dit is een uitspraak als “fasten your seatbelts” omdat de meeste gelovigen hem niet echt serieus nemen. Johannes 4:21-24 zegt volgens de NBV: “‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’” Het Woord is door de Geest in Jezus vlees geworden. Hij kan van Zichzelf daarom terecht getuigen: “Ik ben de waarheid” (Joh.14:6a). Jezus zegt: “Uw woord is de waarheid” (Joh.17:17b). Johannes, de apostel, beschrijft het als: “De Geest is de waarheid” (1 Joh.5:6d). Er zijn dus geen andere waarheden. Wat de Heer ons leert, is afkomstig van de Vader. Jezus toont ons in Woord en Daad de eeuwige werkelijkheid van de drie-énige God (Col.2:17b).

Page 415: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 415

De tempel van Herodes is er niet meer en vergaan tot stof.

Zelfs de muur die men als vrome Jood bezoekt in Jeruzalem, was geen echt deel van de tempel.

In het Nieuwe Testament wordt het duidelijk met welke énige tempel wij als christenen te maken hebben. Er zijn in dat verband teksten die aan duidelijkheid niets te wensen over laten. Dit zijn die teksten: 1 Cor.3:16,17 NBG: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!” 1 Cor.6:19 NBG: “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?” 2 Cor.6:16b NBG: “Wij toch zijn de tempel van de levende God.” Eph.2:21,22 NBG: “In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.” Drie besluiten uit deze teksten: 1°) De ware tempel van God is de wedergeboren christen zelf. In hun stoffelijk lichaam, als mens van ziel en geest is de ware wedergeboren gelovige een tempel voor God. Vanaf de wedergeboorte door de Heilige Geest worden zij door God bewoond (Joh.14:23b). Hij is er voor de tempel en de tempel is er voor Hem. Op de wijze dat het lichaam er voor de Here is en de Here voor het lichaam (1 Cor.6:13b). Als we toegeven tempel Gods te zijn dan is dat door Jezus' bloed. Wij zijn niet meer van onszelf (1 Cor.6:19b). Wij leven niet meer voor onszelf (2 Cor.5:15b). Wij zullen niet leven voor onszelf maar door Hem (Joh.6:57 / Col.1:17b / 1 Joh.4:9). Dat kan men omschrijven als totale overgave aan Jezus. De gelovige is totaal afhankelijk van Jezus (Joh.17:6b). 2°) Maar ook de plaatselijke gemeente is een tempel Gods. Niet het register van de ingeschreven gedoopte leden (belijdende leden) maar de echte gelovigen als groep in één plaats samen. Wat soms in de praktijk aan de orde is lijkt meer op ont-geestelijking = men doet wat men in de wereld

Page 416: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 416

doet. En ook veruiterlijking = we hebben een fenomenaal orgel of een beroemd koor van honderd zangers. 3°) De gemeente over de ganse wereld verspreidt, is ook Gods tempel. Daar woont Hij in. Deze universele tempel Gods zal eeuwig blijven bestaan en is aan geen enkele vervanging toe. De tempel Gods bestaat uit levende stenen gebruikt voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers die God welgevallig zijn door Jezus Christus (1 Petr.2:5). Gods gemeente is voor eens en altijd een koninklijk priesterschap, een heilige natie om de grote daden Gods te verkondigen (1 Pet.2:9). Samengevat komt het erop neer dat de belofte dat Hij zijn heerlijkheid over Zijn volk zal laten rusten, vervuld is. God bleef/blijft zowel bij zijn volk in het OT als in het NT opdat het Joodse volk en wij geheel geheiligd worden door Zijn aanwezigheid en tot volkomenheid opgroeien (Ex.29:43 / Jes.60:1 / 1 Thes.5:23). Maar het heiligdom van het OT is opgehouden te bestaan en heeft geen herstel meer nodig omdat die manier van God-dienen niet meer aan de orde is. In het OT waren er mensen afgezonderd om in de tempel of tabernakel dienst te verrichten. Dat was aan de stam van Levi overgegeven. In scherpe tegenstelling tot die regeling zijn álle leden in de gemeente van Jezus Christus priesters voor God (Opb.1:6a). Het is daarbij zelfs niet afhankelijk of men een speciale bediening in de gemeente heeft of niet. Een met de Geest gedoopte gelovige heeft ook de zalving van priester ontvangen. Priesters behartigen Gods zaak, het is niet afhankelijk van mannelijk of vrouwelijk zijn, van rijk of arm. Een christen is een dienaar van de naasten rondom hem. We mogen zoals onze Heer, zegenend en goeddoende bezig zijn (Hand.10:38). Alle ambten en bedieningen behoren in volle zin tot het algemene priesterschap. Wat niet wil zeggen dat niemand tot een speciale bediening zou kunnen geroepen zijn. Denk maar aan Paulus geroepen als apostel voor de heidenen. Het is dus een kwalijke zaak de leiding van een gemeente alleen aan specialisten over te laten. Het priesterschap geldt het hele volk Gods (1 Pet.2:9). Natuurlijk is er slechts één echte Herder van de gemeente, plaatselijk of wereldlijk, want het zal zijn; “één kudde” en “één herder” (Joh.10:16c). God roept mensen die dienen als onderherders van die Ene. Er is slechts één Meester over alle broeders en daarom; laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus (Mat.23:8,10). Zonder een onderscheid van stam of volk; een Jood, een Belg of een Nederlander dat telt niet meer voor God. Zoals Adam alle volkeren die in zijn lenden waren verdoemde, zo heeft Christus mensen uit alle volkeren tot redding gebracht. We komen dan tot de vraag: is hier sprake in 2 Thes. over de gemeente want in het NT is de gemeente vergeleken bij een tempel van God volgens: 1 Cor.3:16 / 1 Cor.3:17 / 1 Cor.6:19 / 2 Cor.6:16 / Eph.2:20-22. Maar wanneer de man van zonde zich ooit zou zetten in deze geestelijke tempel van God, in Zijn Kerk, kan men over haar nog spreken van de tempel Gods? Dit lijkt ons niet de goede oplossing te zijn van deze wellicht onoplosbare vraag. Toch hebben o.a. Calvijn en anderen in deze richting gedacht. Maar is het niet zo dat deze goddeloze zich voordoet als ware hij God. Dat hij slechts imiteert. Dat hij zich opblaast alsof, maar het in werkelijkheid niet is. Kunnen we de handeling niet zien alsof hij zich in de “tempel Gods” zet, maar niet in werkelijkheid. Een doen alsof, want ook wanneer hij zich ervoor uitgeeft als een god te zijn, ook dan is dat niet in werkelijkheid zo. Want het gaat in elk geval om zelfoverschatting (2 Pet.2:10,12 / Judas 8,10).

Vers 5,6 “5 Herinnert gij u niet, dat ik toen ik bij u was, u dit (meer dan eens) gezegd heb? 6 En voor ’t ogenblik weet gij wat hem weerhoudt; als het zijn tijd is, moet hij geopenbaard worden.”

Page 417: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 417

Wat is de betekenis van “katechoo” in dit gedeelte, hier vertaald als “weerhouden.” Volgens het Lexicon van Moulton and Milligan zijn er 4 vertalingen van dat woord mogelijk:

1°) Bezitten: 1 Cor.7:30 / 2 Cor.6:10

2°) In bezit nemen: Luc.14:9

3°) Vasthouden wat men reeds in bezit heeft: Luc.8:15 / 1 Cor.11:2 / 15:2 / 1 Thes.5:21

4°) Tegenhouden of wederstaan: Luc.4:42 / Rom.1:18 / Philimon 13. Het gaat natuurlijk om het laatste. Iets houdt de weerhouder nu nog in bedwang zodanig dat hij niet tot zijn volle uitwerking kan komen. Tijdelijk zal deze weerhouder verhinderen dat de wetteloze zich laat aanschouwen zoals hij is. Daar staat nu een rem op. Want hij is er nu al, maar in een verborgenheid, op een mysterieuze wijze. Dat wil zeggen: in principe is hij er reeds sinds de tijd van het afval = de tijd van Paulus! Wie verder wil ingaan op dat Grieks woord “katechoo” geven we hieronder enkele voorbeelden van vertaling in de NBG: Mat.21:38: “aanbrengen” Luc.4:42: “tegenhouden” Luc.8:15: “vasthouden” Luc.14:9: “innemen” Joh.5:4: “had” Hand.27:40: “aanhouden” Rom.1:18: “ten onder houden” Rom.7:6: “gevangen houden” 1 Cor.7:30: “behouden” 1 Cor.11:2 /15:2: “vasthouden aan” 2 Cor.6:10: “bezitten” 1 Thes.5:21: “behouden” Philemon 13: “bij mij willen houden” Heb.3:6 / 10:23: “vasthouden”

Vers 7,8 “7 Want als mysterie is de goddeloosheid reeds werkzaam: alleen (niet langer dan) totdat die hem nu weerhoudt, uit de weg gedaan is. 8 En dan zal de goddeloze geopenbaard worden, die de Here Jezus verdoen zal door de adem van zijn mond, en teniet zal doen als Hij verschijnt bij zijn “komst” De gelovigen in Thessalonica kennen waarschijnlijk wie (wat) weerhoudt. En hij/het, zal zich op een bepaald moment openbaren (vers 8). Zij wisten over deze zaak dus veel meer dan wij vandaag. Over ons gissen in dat verband moeten we het nu hebben. Voor “de adem van zijn mond” vergelijk dit met Jes.11:4 / Opb.1:16 / 2:16. Het is een straffend zwaard dat zwaait over allen die de heerschappij van de Christus niet willen aanvaarden. Het Griekse werkwoord dat Paulus gebruikt voor “werkzaam” is een woord dat vooral te maken heeft met een goddelijke of demonische macht, hier natuurlijk een duivelse macht. Zie o.a. 1 Cor.12:6,11 / 2 Cor.1:6 / Eph.2:20 / 3:20 in dat verband. Zou ook Johannes over deze goddeloze spreken? Wanneer hij onder de vele anti-christussen er één speciaal noemt in 1 Joh.2:18? Uitzonderlijk staat hier de uitdrukking: “de epiphaneia van zijn parousia.” Sommigen uit de kringen van de Broeders redeneren dan dat op het laatste moment de onzichtbare parousia zal overgaan in een zichtbare epiphaneia. Maar dat is niet zo. J. Van Leeuwen zegt in, ’Korte verklaring, Colossensen Thessalonicensen’, Kok, 3de druk 1966, blz.177 over vers 7:

Page 418: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 418

“De apostel spreekt hier, althans naar de o.i. juiste opvatting, ongeveer van hetzelfde als in vs.6; dáár onpersoonlijk: wat weerhoudt, hier persoonlijk: hij die weerhoudt. Zonder dit hier nader toe te lichten, mogen wij, wel zeggen dat zó dicht bij elkaar gebruikt, hetzelfde woord “ weerhouden”, in dezelfde betekenis moet worden genomen. Een andere vertaling van het hier in het Grieks gebezigde werkwoord, dat méér dan één betekenis heeft, is wel niet onmogelijk maar toch uiterst onwaarschijnlijk.” In dezelfde zin zegt de voetnota in de Willibrordvertaling op blz.1766: “wat hem (de mens der wettelooheid) = degene die dat nu tegenhoudt (v.7).” Dat is een naar ons inschatten, een opmerking die men niet uit het oog mag verliezen om niet zomaar in wilde gissingen verzeild te geraken. Wie is “hij (hem) die weerhoudt”? We moeten toch ook wat zeggen over het begrip: “te niet doen.” Het Grieks begrip “katargeoo” kan zo vertaald worden maar ook andere mogelijkheden zijn voorgesteld. Dat komt omdat dat woord in de Griekse taal nogal wat kan inhouden. In de King James zijn er 17 woorden gebruikt om de 27 maal dat het woord is gebruikt in het NT te vertalen. In de Revised zijn het er nog steeds 13. Het gaat om de combinatie van “a” (zonder) + “ergon” (kracht), dus letterlijk “krachteloos.” De Heer zet hem buiten spel en schaakmat. Dat wil zeggen dat wanneer we over de Wederkomst spreken we ook over zijn “anti” moeten spreken. Over de leugenaar die beweert zoals Christus te zijn. Laat ons vooraf gaan zien wat de Statenvertalers in hun voetnota zetten bij vers 7 omdat hier al één en ander duidelijk gesteld is. “Hierdoor wordt van sommigen verstaan de zuivere prediking van het evangelie en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in Christus’ kerk zijn behouden, zulke geestelijk heerschappijzucht en dwaling hebben wederstaan en opgehouden. Doch van meest alle oude leraars en van onze tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude keizers in het Romeinse rijk, die door hun wereldlijke macht de opkomende geestelijke macht van de antichrist over de christenheid heeft weerhouden, totdat deze keizerlijke autoriteit door de Saracenen en Mohamedanen in het Oosten, en door verscheiden barbaarse volken in het Westen zeer is gebroken, en onder de voet is gebracht, bij welke gelegenheid deze geestelijke geusurpeerde macht in het christendom is doorgebroken, en heeft haar heerschappij zelfs over de keizers, koningen, prinsen en volken openlijk bevestigd, hetwelk omtrent 600 jaren na de geboorte van Christus geschied, is van velen uit de historiën van die tijd bewezen.” Met de tweede opmerking van deze nota in de Statenvertaling zijn we niet zo gelukkig ofschoon we begrijpen waarom bepaalde kerkvaders deze visie hebben aangehouden. Rome heeft hoewel vele fouten ook nog dit: een zeker respect voor wet en ordening die grotendeels is weggevallen met de invasie van de genoemde volkeren. Want ondanks de vervolgingen uitgevaardigd door het keizerrijk had de Kerk een zekere vrijheid en die verloor ze gedeeltelijk toen de volgelingen van Mohammed hun intrede hebben gedaan en de Barbaren aan hun veroveringen begonnen. Want Rome was één van de door God ingestelde “overheden” (Rom.13:1-7). In ’Het Zoeklicht’ van 21 aug. 1999 staat het volgende: “In 2 Thessalonicenzen 2 kunnen we lezen, dat er een weerhouder is, die de mens der wetteloosheid tegenhoudt. De gemeente is een wederhoudende kracht die zowel de wetteloosheid als Gods oordeel tegenhoudt. Zodra de gemeente weggenomen is, wordt het zout der aarde weggenomen, zodat het verderf kan toeslaan en het ’licht der wereld weggenomen’, zodat het donker wordt.

Page 419: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 419

De ongelovigen mogen maar wat blij zijn, dat er nog christenen onder hen leven, want als zij weggenomen zijn, zijn alle remmen los en begint Gods oordeel over een ongelovige wereld (...) .In 1 Petrus 4:17 lezen we, dat het oordeel bij Gods huis begint. Vanaf het begin van de gemeente is de Here zijn gemeente aan het reinigen (...) . We moeten niet vergeten dat we momenteel in de ’genadetijd’ leven. Zonder Gods genade, zouden we als gemeente absoluut niet kunnen functioneren.”

De weerhouder: namen noemen We nemen er enkele alfabetisch die M.H. Bolkestein noemt in zijn commentaar, Callenbach, 1970, blz.203-206. En wie er nog een tiental méér wil horen zie naar het beste commentaar uit Roomse kringen dat is geschreven op deze brief, B. Rigaux, Gabalda, 1956. Het is een deel van de steeds degelijke Etudes Biblique. Vergelijk Biederwolf blz.494,495 en G. Berkhouwer, De Wederkomst van Christus, deel 2, Kok, Kampen.

De antichrist zelf: volgens J. Graham, ‘Watchman What of the Night’ Episcopaat: W. Bahnsen. Genade Gods: Severianus van Gabala (Kerkvader). God: M. H. Bolkestein. Heilige Geest: Scofield Bible en de meesten van dezen die geloven in de bedelingen. Heilige Geest: Bullinger in zijn Lexicon blz.891. Jacobus: V. Hartl. Joodse staat: B. B. Warfield. Keizer: meerdere Kerkvaders. Michaël of Elia: W. Neil in de Moffatt New Testament Commentary. Michaël: E Cothenet. De redenering is dat zoals Israël een beschermengel heeft in het boek

Daniël, hij is thans de engel van de gemeente. Onbekend: A. Augustinus in De Civitate Dei XX,19. Paulus: O. Cullmann. Romeinse Rijk: meerdere Kerkvaders. Zoals: Tertullianus in Apol.32:1 / Ireneus in Adv.

Haer.5:26 / Hieronymus in Dan.7.8 Satan: mogelijke variante op de uitleg van J. Graham, Watchman What of the Night,

Ambassadors for Christ, z.j., blz.82-85. Zuivere evangelie: Calvijn / Statenvertaling / de Roomse theoloog E.B. Allo.

Zelf denken we dat ofwel “de genade Gods” of “de prediking van het zuivere evangelie” het dichtst benaderen wat Paulus ons heeft willen leren. Maar dat zeggen we in alle voorlopigheid. De ’New Scofield Reference Bible’, Oxford University Press, 1970, blz.1295 zegt het volgende over de weerhouder: “Het lijkt waarschijnlijk dat het de Heilige Geest is. a) in het OT is de Heilige Geest een weerhouder van wetteloosheid (Gen.6:3) b) de weerhouder is zowel in neutrale als mannelijke voornaamwoorden weergegeven (“wat” in vers 6, “hij”, vers 7) zoals in Joh.14:16,17/16:12,13 de komst van de Heilige Geest voorzegd wordt. c) het is wanneer de weerhouder verwijderd is dat de man van zonde zich openbaart; dat zal zijn wanneer de Kerk opgenomen is en zodoende de weerhoudende kracht van de Geest gestopt. Merk dan op, de weerhouder wordt “verwijderd”, de Heilige Geest zal zijn goddelijke werkzaamheid verder zetten tot de tijd van het einde, maar niet als weerhouder van de zonde door de Kerk.”

Page 420: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 420

Maar in dit citaat is één en ander niet in een juist perspectief voorgesteld. Daarom drie opmerkingen hierover. Punt a: Gen.6:3. Het gaat hier om een zeer moeilijke tekst voor de vertaler. De Willibrord zegt: “Mijn levensgeest zal niet altijd bij de mens blijven.” De NBG: “Mijn Geest zal niet altoos in den mens blijven.” Er staat in de Hebreeuwse tekst volgens enkele deskundigen iets zoals: “de Geest van God die strijd voert in de mens.” Maar er zou slechts éénmaal in de Schrift een zinswending zijn zoals deze. En daarom zegt men het meestal zoals in de twee aangehaalde vertalingen. Zo staat het ook in de oudste vertalingen; de Arabische, de Septuaginta, Syrische en Latijnse Vulgaat. Maar de interpretatie van de New Scofield gaat dus toch te ver. Vergeten we niet dat Noach 120 jaar voorafgaande aan de vloed, deze door God voorzegt krijgt. Want de mensen zijn boosaardig (Gen.6:3 / 2 Pet.2:5). Het zijn slechts de gelovigen die de Heilige Geest hebben (1 Pet.4:14) en erdoor gedreven worden, te spreken van Godswege (2 Pet.1:21). Deze soort Geest hebben de tijdgenoten van Noach nooit gehad en God heeft geen Geest in die mensen gelegd dan “de levensgeest” zoals de Willibrordvertaling zegt. Met ander woorden: de New Scofield vergelijkt appels met appel-sienen. Over de verschillende betekenissen van de term “geest” zie onze ’Bijbelse aantekeningen over Leven, dood en opstanding.’ Volgens ons heeft Gen.6:3 niets te maken met 2 Thes.2. Punt b: De weerhouder van vers 6 en 7 zijn dezelfde en de teksten over de Parakleet (de Trooster) moeten de identificatie bevestigen. Maar dat klopt niet. De teksten uit Johannes spreken zich uit in wat grammaticaal juist is. Het begrip “geest” is in het Grieks een onzijdig (neutraal) woord. Daarom zijn in die zin soms begrippen als “het” normaal. Maar juist in die teksten gaat het om de “Geest” als persoon en niet de gaven (de “geest” met een kleine letter). Zie hierover uitvoeriger in onze ’Bijbelse aantekeningen over Leven, dood en opstanding.’ Wie 2 Thes.2:6,7 vergelijkt met de teksten die over de Parakleet spreken moet naar onze mening dan méér uitleggen dat enige bewijsvoering inhoudt. Ze hebben in onze visie niets te maken met een zogenaamde gelijkenis. De tekst van 2 Thes. geeft het op zichzelf duidelijk weer; dat “wat” uit vers 6 een “hij” is in vers 7, maar dat geloven bijna alle exegeten en is dus geen punt van discussie. Punt c: Wanneer de Heilige Geest er niet meer is; t.t.z. wanneer Hij verwijderd is op de aarde, anders gezegd, wanneer de gemeente is opgenomen tot haar Heer, dan komt de goddeloze tot zijn ontplooiing. Maar dat staat niet in de tekst. Dan zou zich verwezenlijken in de 70e jaarweek van Dan.9:24-27! Maar ook dat staat niet in die tekst. Dan zou de goddeloze voor zichzelf een tempel bouwen en zou een groot deel van het Joodse volk hem volgen als god of Messias. Ook dat staat evenmin in deze tekst. Dat zou men er allemaal moeten aan toevoegen om énige betekenis te hebben. Omdat de gemeente - en dus de Heilige Geest - verwijderd zou zijn! En die Heilige Geest komt dan onmiddellijk terug in de 144.000, zodat we ons afvragen waarom Hij dan eerst van de aarde moet verdwijnen. Dat heeft niemand me ooit goed kunnen uitleggen. In ’Evangelisch Nieuws Bulletin’, 19de jaargang, nr.4 - Dec. 1999, schrijft A. Hofer: “Het profetische woord geeft voldoende aanwijzingen over hetgeen vandaag de dag gebeurt. Een studie van Daniël 2 en 7, te vergelijken met Openb. 13 en 17:8, geeft voldoende aanleiding om te spreken van Europa als het nieuw Romeins Rijk, dat uiteindelijk strijd zal voeren tegen het Lam, tegen Christus! De vraag is of wij voldoende oog hebben voor dat profetische Woord en waarop onze verwachting gericht is. Zien wij uit naar het ingrijpen van God? Zien wij uit naar de komst van onze Heer Jezus en onze vereniging met Hem? (2 Thes.2:1).” Ook dat klopt niet met de feiten want indien die zienswijze juist is dan is het een nieuw Romeins Rijk dat ontstaat en niet een heropleving van het oude Rome. De profetie van Daniël twee zou dan fout zijn!

Page 421: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 421

Conclusie Dit is de belichting van slechts één aspect van de Wederkomst. Dat moment waar zowel de gelovigen als ongelovigen bij elkaar staan en dat overeenkomt met “de voleinding der wereld” (Mat. 13:41,49 en lees de context). Het moment waar de schapen en bokken van elkaar gescheiden worden (Mat.25:31-46). Hier nog een toekomstige duizendjarige regering willen lezen (in te lezen) kan niet zonder fantasie van mensen. Genesis 5:1: “Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.” Zefanja 1:15: “Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis.” 2 Cor.6:2: “want Hij zegt: ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoord en ten dage des heils ben Ik u te hulp gekomen; zie, nú is het de tijd des welbehagens zie, nú is het de dag des heils.” 2 Pet.3:7: “Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen.” Openbaring 16:14: “want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.”

3. Openbaring 11: Is het een herbouwde tempel voor letterlijke offers?

Feike ter Velde schreef een artikel in ‘Het Zoeklicht’: ’Waarom is de Wederkomst vergeten?’ 26, 18 maart 2006, blz.4,5. We citeren er dit uit: “De Boodschap van de wederkomst van Christus en alle toekomstige dingen die daarmee samenhangen, moeten in de eerste plaats letterlijk worden genomen. Natuurlijk spreken de profeten ook in metaforen, maar dat wordt spoedig duidelijk uit de tekst zelf. De beeldtaal is soms nodig om de dingen in hun brede omvang weer te geven. Maar als er staat “Bethlehem” als geboorteplaats van Jezus dan zal niemand zeggen: “Dat kan ook Jeruzalem of Nazareth of Chorazin betekenen.” Als over Israël gesproken wordt mogen wij daar niet zo maar de kerk van maken en Israël links laten liggen. Dan gaan we heersen over de Bijbel, want wie zal dán uitmaken wat letterlijk en wat niet-letterlijk is? Wanneer poëtisch taalgebruik de toekomstige dingen in het licht van Gods eindeloos ontfermen plaatst dan wordt die taal spoedig onderkend als beeldtaal. Daar kan niet het probleem liggen van het negeren van de Bijbelse boodschap inzake de wederkomst van Christus. Tot aan de vierde eeuw was het geloof in de wederkomst van Christus en met Hem de komst van het Vrederijk op aarde, nagenoeg algemeen. Vóór de geloofsbelijdenis van Nicéa (5e eeuw) was dit geloof en die verwachting algemeen onder Bijbelgetrouwe gelovigen en in de geschriften van de kerkvaders” (wij onderstrepen en zwarte nadruk).

Jac. Schouten schreef ‘Het komende Loofhuttenfeest, Bijbelstudie Zacharia 14:16–19’ dat

verscheen in ‘Het Zoelkicht’ n°19, 10 december 2005, blz.10,11. We citeren er een klein gedeelte uit: “Er gebeuren op dit moment veel vervullingen van het profetische woord. Maar deze zeggen ons allemaal dat het met rasse schreden gaat naar de tijd na de opname van de gemeente. Dat betekent dat de opname van de gemeente heel dichtbij is. Voor de opname van de gemeente hoeft geen enkele profetie meer vervuld te worden, want alles is vervuld. Is Gods gemeente gereed voor dat grote moment van de ontmoeting met onze hemelse Bruidegom, de Here Jezus Christus?” (wij

Page 422: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 422

onderstrepen). Dat is tegenstrijdige taal, dat is tegelijkertijd warme en koude lucht blazen. Je kan niet zeggen dat er NU aanwijzingen zijn van vervullingen van het Woord van God en onmiddellijk daarop zeggen dat er naar niets meer moet uitgekeken worden voorafgaande aan de opname van de gemeente. Dat werkt niet en dat is niet oprecht. Er zijn ofwel aanwijzingen in deze tijd dat er profetie vervuld wordt of die zijn er niet. “Op dat moment zijn veel profetieën vervuld” zegt hij en verderop, “Eindelijk! Eindelijk! De lange eeuwen van lijden en verdrukking zijn dan voorbij. Eindelijk heeft het land, eindelijk heeft het volk rust gekregen van alle vijanden rondom” (wij onderstrepen). Dus er moesten vele voorzeggingen vervuld worden is dan zijn antwoord, maar hij heeft voordien ook gezegd dat er aan de opname van de Gemeente niets voorafgaat. Dat is; contradictie en verwarring troef! We vallen met de deur in huis. Dispensationalisten zeggen dat de gemeente zal opgenomen worden; dat Israël dan centraal staat en dat de belangrijkste knechten, gelovigen, predikers in die laatste week van Daniël 9 vooral JODEN zijn. We geloven dat niet. God moet niemand ten hemel nemen om die personen individueel of als een groep te beschermen van enig onheil dat over de wereld komt:

Noach en zijn familie werden gered TIJDENS Gods toorn met de zondvloed (Genesis 7:6-7).

Lot en zijn dochters werden gered voor Gods toorn TIJDENS de vernietiging van de vier steden (Genesis 19:14).

De kinderen van Israël werden gered TIJDENS de tien plagen tegen de Farao (Exodus 7:18 / 8:3,21,22 / 9:3,4 / 10:22,23 / 11:6,7).

Dit is dan logisch: de Gemeente zal gered worden TIJDENS Gods oordeel over de goddeloze wereld.

God laat Zijn volk onder de “verdrukking” of “vervolging” komen (het Griekse ‘Thlipsis’ =

dit is het woord dat in Openbaring 7:14 staat als er sprake is van “de verdrukking , de grote”): Mat.13:21 / 24:9,21,29 Mar.4:17 / 13:19, 24 Joh.16:21 / 23 Hand.7:10,11 / 11:19 / 14:22 / 20:23 Rom.2:9 / 5:3 / 8:35 / 12:12 1 Cor.7:28 2 Cor.1:4,8 / 2:4 / 4:17 / 6:4 / 7:4 / 8:2 / 13 Eph.3:13 Phil.1:16,17 / 4:14 Col.1:24 1 Thes.1:6 / 3:3,7 2 Thes.1:4,6 Heb.10:33 Jac.1:27 Opb.1:9 / 2:9,10,22 / 7:14 Heeft u het gemerkt: het zijn zowel bekeerde Joden als bekeeerde heidenen die vervolgd worden!

Gods “woede” is STEEDS gericht op de ongelovigen (het Griekse ‘Orge’):

Mat.3:7 Mar.3:5 Luc.3:7 / 21:23 Joh.3:36 Rom.1:18 / 2:5,8 / 3:5 / 4:15 / 5:9 / 9:22 / 12:19 / 13:4,5

Page 423: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 423

Eph.2:3 / 4:31 / 5:6 Col.3:6 /8 1 Thes.1:10 / 2:16 / 5:9 1 Tim.2:8 Heb.3:11 / 4:3 Jac.1:19,20 Opb.6:16,17 / 11:18 / 14:10 / 16:19 / 19:15 Heeft u het opgemerkt: het zijn zowel ON-bekeerde Joden als ON-bekeerde heidenen die onder Gods toorn staan! En dat is wel eens het geval wanneer die ongelovigen Zijn gemeente vervolgen. Wat de woordenboeken zeggen over “tempels” in de Bijbel

Bekijken we nu eens wat gezegd is over Bijbelse tempels in de diverse bijbelwoordenboeken. in ’Vine's Expository Dictionary of New Testament Words’ staat voor het begrip “tempel.”

”Tempel 1) Strong n° 2411 = (Grieks) ”hieron” is de stam van het bijvoeglijk naamwoord (Grieks) ”hieros”, ”heilig,” komt van het naamwoord dat verwijst naar ”een heilige plaats, een tempel,” zoals deze van Artemis (Diana), Hand.19:27; deze van Jerusalem, Marc.11:11, verwijzen naar het ganse gebouw en aanpalende of een gedeelte ervan, maar wel te onderscheiden van de ”naos” = ”het binnenste heiligdom” (zie No. 2); behalve in de evangeliën en Handelingen staat het slechts vermeld in 1 Cor.9:13. Christus leerde in één van de gangen waar het gewone volk toegang had. ”Hieron” is nooit gebruikt in een figuurlijke betekenis. De tempel in de evangeliën en Handelingen was gebouwd door Herodes in 20 v. Chr. en is door de Romeinen vernietigd in 70 n. Chr. 2) Strong n° 3485 = (Grieks) naos ”een schrijn of heiligdom,” was in gebruik (a) onder de heidenen, om naar een schrijn te verwijzen waar een afgod in stond, Hand.17:24 / 19:24 (in het laatste, miniaturen); (b) onder de Joden, het heiligdom in de ”tempel”, waarin de priesters wettelijke toegang hadden, zoals in Lucas 1:9,21,22; Christus, zijnde van de stam van Juda, en dus géén priester zijnde toen hij op aarde was (Heb.7:13,14; 8:4), is de naos (heiligdom) niet ingegaan; gezien 2 Thes.2:4 zie nota (onderaan); (c) voor Christus metaforisch, van Zijn eigen lichaam, Joh.2:19,21; (d) in de apostolische leer, metaforisch, (1) van de Kerk, het mystiek Lichaam van Christus, Eph.2:21; (2) van een lokale Kerk, 1 Cor.3:16,17 / 2 Cor.6:16; (3) van het huidige lichaam van elke individuele gelovige, 1 Cor.6:19; (4) van de ”Tempel” die gezien word in de visioenen van de Openbaring, Opb.3:12 / 7:15 / 11:19 / 14:15,17 / 15:5,6,8 / 16:1,17; (5) van de HEERE God Almachtig en het Lam, als de ”Tempel” van het nieuwe en hemelse Jeruzalem, Opb.21:22. Zie HEILIGDOM EN HEILIG, B (b), par. 4. Voetnoten: (1) De ”tempel” die vernoemd word in 2 Thes.2:4 (naos), als de zetel van de Man van Zonde, is op meerdere wijzen uitgelegd. Het gewicht van de Schrift is in het voordeel dat het verwijst naar de letterlijke ”tempel” in Jeruzalem, die in de toekomst zal opgericht worden (zie Dan.11:31 / 12:11, met Mat.24:15). Voor een nadere uitleg zie; ’Notes on Thessalonians’, van Hogg and Vine, blz.250-252. (2) Voor oikos, weergegeven als ”tempel,” Lucas 11:51, in de King James vertaling, zie ook HUIS, No. 1.” (Einde citaat) Bekijken we ook wat in het ’Easton Dictionary’ staat voor het begrip tempel. (M.G. Easton M.A., D.D., Illustrated Bible Dictionary, Third Edition, published by Thomas Nelson, 1897.) ”Tempel – eerst gebruikt voor het tabernakel, genoemd ”de tempel van de Heer” (1 Sam.1:9). In het Nieuw Testament het woord dat figuurlijk wijst naar het menselijke lichaam van Christus

Page 424: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 424

(Joh.2:19,21). Gelovigen worden genoemd ”de tempel van God” (1 Cor.3:16,17). De Kerk is genoemd als ”een heilige tempel in de Heer” (Eph.2:21). Ook de hemel is een tempel (Opb.7:5). We lezen tevens over de heidense ”tempel van de grote godin Diana” (Hand.19:27). Dit woord is algemeen gebruikt in de Schrift van het heilige huis opgericht op de hoogste plaats van de berg Moriah voor de aanbidding van God. Het heeft namen als; ”de tempel” (1 Kon.6:17), ”de tempel ['huis'] van de Heer” (2 Kon.11:10), ”de heilige tempel” (Ps.79:1), ”het huis van de Heer” (2 Kron.23:5,12), ”het huis van de God van Jacob” (Jes.2:3), ”het huis van mijn heerlijkheid” (60:7), ”een huis van gebed” (56:7 / Mat.21:13), ”een huis van offers” (2 Kron.7:12), ”het huis van hun heiligdom” (2 Kron.36:17), ”de berg van het huis van de Heer” (Jes.2:2), ”ons heilig en ons mooi huis” (64:11), ”de heilige berg” (27:13), ”paleis van de Here God” (1 Chr. 29:1), ”het heiligdom van het getuigenis” (2 Chr.24:6), ”Sion” (Ps.74:2 / 84:7). Christus spreekt erover als ”mijn Vaders huis” (Joh.2:16).” (Einde citaat) Dit staat in ’Nave's Topical Bible’ bij het woord Tempel.

”1) FIGUURLIJK » Van het lichaam van Jezus (Mat.26:61 / 27:40 / Joh.2:19).

2) FIGUURLIJK » Van de inwoning door God (1 Cor.3:16,17 / 2 Cor.6:16).

3) FIGUURLIJK » Van de gemeente = ekklesia (lichaam van Christus) (Eph.2:21 / 2 Thes.2:4 / Opb.3:12).

4) FIGUURLIJK » Van het koninkrijk van Christus (Opb.11 / 14:15,17).

5) FIGUURLIJK » Van Christus, het hoofd van de gemeente = ekklesia (Zijn gemeenschap, Zijn lichaam, vergelijk (Eph.1:22,23 / Col.1:18,24).

6) FIGUURLIJK » Van waar de krachten tegen de krachten van het kwaad uitgaan (Opb.15:5-8 / 16:1-7).” (Einde citaat)

Op http://www.ibs.org/ (dat is de ’International Bible Society’) staat een bijbelwoordenboek. Voor het begrip tempel staat er onder andere dit: ”tempel—een gebouw waar mensen goddelijke wezens kunnen aanbidden. God vroeg Israël Hem een tempel te bouwen om er te aanbidden. God gaf aan met Zijn volk te zijn door er aanwezig te zijn. 1 Kon.5-6 1 Kon.8 1 Kron.28:11-19 Ezra 3:10-13 Ezra 6:13-18 Psalm 11:4 Marcus 11:15-17 In het Nieuw Testament, leren we dat de nieuwe tempel geen gebouw is. God’s volk is nu de tempel van God. God Geest woont in die tempel. 1 Cor.3:16,17 2 Cor.6:16 Eph.2:19-22 Opb.21:22” (Einde citaat)

Page 425: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 425

Bekijken we verder wat in het ’Easton dictionary’ staat voor het begrip ”heiligdom.” ”Heiligdom; verwijst naar, (1) het Heilige Land (Ex.15:17 / verg. Ps.114:2); (2) de tempel (1 Kron.22:19 / 2 Kron.29:21); (3) het heiligdom (Ex.25:8 / Lev.12:4 / 21:12); (4) de Heilige plaats, de plaats van de Tegenwoordigheid (Gr. hieron, het tempelhuis; niet de naos, want dat is de tempel als gebied, de gebouwen en de poorten), Lev.4:6 / Eph.2:21, Revised Version, marge; (5) God's heilig verblijf in de hemel (Ps.102:19). In de laatste staat is er letterlijk gesproken ”geen heiligdom” (Opb.21:22), want God en het Lam ”zijn het heiligdom” (Revised Version, ”tempel”). Alles is daar geheiligd door de goddelijke tegenwoordigheid, alles is er heiligdom.” (Einde citaat) Bekijken we verder wat in ’Vine's Expository Dictionary of New Testament Words’ staat voor het begrip ”tabernakel.” ”1) Strong n° 4633 = skene ”een tent, een tabernakel,” is gebruikt van (a) tenten als verblijfplaats, Mat.17:4 / Marc.9:5 / Luc. 9:33 / Heb.11:9, AV, ”tabernakels” (RV, ”tenten”); (b) de Mosaïsche tabernakel, Hand.7:44 / Heb.8:5 / 9:1 (in sommige manuscripten); 9:8,21, genoemd ”de tent van samenkomst” RV (dat is, de plaats waar het volk samenkomt om God te ontmoeten), een betere beschrijving voor ”het heiligdom van de vergadering” als in de King James in het OT; het buitenste deel, Heb.9:2,6; het binnenste heiligdom, Heb.9:3; (c) het hemelse prototype, Heb.8:2 / 9:11 / Opb.13:6 / 15:5 / 21:3 (van zijn toekomstige nederdaling); (d) het eeuwige verblijf van de heiligen, Luke 16:9, RV, ”tabernakels” (AV, ”heiligdommen”); (e) de Tempel in Jeruzalem, als de voortgaande dienst van de tent der samenkomst, Heb.13:10; (f) het huis van David, i.e., metaforisch van zijn volk, Hand.15:16; (g) een draagbaar schrijn van een god Moloch, Hand.7:43. 2) Strong n° 4636 = skenos is synoniem aan No. 1, maar is dan metaforisch voor het lichaam als ”tabernakel” van de ziel, 2 Cor.5:1,4. 3) Strong n° 4638 = skenoma komt voor in Hand.7:46 / 2 Pet.1:13,14; zie VERBLIJFPLAATS (HABITATION), No. 6. 4) Strong n° 4634 = skenopegia In letterlijke zin ”het opzetten van de tenten” (No. 1, en pegnumi, ”vastzetten”), is gebruikt voor het woord ”tabernakels” in ”het Loofhuttenfeest” Joh.7:2. Dit feest, één van de drie pilgrimfeesten in Israël, heeft de naam van ”het feest van de inzameling” in Exod. 23:16 / 34:22; het heeft plaats op het einde van het jaar, en alle mannelijke gelovigen moeten het bijwonen bij het ”tabernakel” met hun offers. In Lev.23:34 / Deut.16:13,16 / 31:10 / 2 Kron.8:13 / Ezra 3:4 (verg. Neh.8:14-18), heeft het de naam van ”het Loofhuttenfeest” (of ”sukkoth), en duurde zeven dagen lang te Jeruzalem van de 15de tot de 22ste Tishri (ongeveer in October), om het volk eraan te herinneren dat hun voorvaderen lang in de woestijn hebben doorgebracht. Vergelijk: Num.29:15-38, vooral Num.29:35-38, en de regelingen van de achtste of ”laatste dag, de grote dag van het feest” (Joh.7:37). Nota: Voor skenoo, ”overschaduwen” Opb.7:15, RV, see VERBLIJVEN (DWELL), No. 9.” (Einde citaat) Bekijken we verder wat in ’Easton dictionary’ staat voor het begrip ”tabernakel.” ”(1) Een huis of verblijfplaaats (Job 5:24 / 18:6, enz.). (2) Een verplaatsbaar schrijn (vergelijk Hand.19:24) dat het beeld van Moloch bevat (Amos 5:26 / marg. en R.V., ”Siccuth”). (3) Het menselijk lichaam (2 Cor.5:1,4); een tent, als tegenpool van een permanente plaats. (4) De Heilige tent (Heb. mishkan, ”de verblijfplaats”); de verplaatsbare tent (tempel) die Mozes oprichtte voor de dienst van God, volgens het plan dat God hem heeft getoond op de berg (Ex.25:9 / Heb.8:5). Het had de naam van; ”tent van de gemeente” veeleer ”van samenkomst”, namelijk waar Israël, het volk van God zou ontmoeten (Ex.29:42), van ”het getuigenis” (Ex.38:21 / Num. 1:50), dat evenwel niet de ganse structuur voorstelde maar slechts het binnenste deel, de ”ark van

Page 426: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 426

het getuigenis” (Ex.25:16, 22 / Num.9:15); of ”de getuigenis” (Num.17:8); het ”huis van de Heer” (Deut.23:18); de ”tempel van de Heer” (Joz.6:24); een ”heiligdom” (Ex.25:8). Een bijzondere aandacht wordt gegeven aan alle materialen die het volk zal gebruiken bij de opbouw van de tent in Ex.25-40. De uitvoering van het plan gaf Mozes aan Bezaleël en Aholiab, die een grote artistieke gave hadden en ambachtelijke vaardigheden, waarschijnlijk in Egypte aangeleerd (Ex.35:30-35). Het volk was zo gul in het geven van het benodigde materiaal dat Mozes ze een halt moest toe roepen (36:6). Veel van deze zaken die het volk vrijelijk gaf zullen van die buit zijn die ze hebben meegenomen uit Egypte, want deze bewoners overlaadden de Joden met giften omdat ze toch zouden vertrekken (12:35,36). Het ging om een rechthoekige afsluiting in lengte ongeveer 45 el (i.e., gerekend als een cubit van 18 inch) en in breedte en hoogte ongeveer 15.[De el is waarschijnlijk 45,5 cm GB] De twee zijden en de westkant waren gevormd door borden in acaciahout, vastgemaakt met pennen die in bronzen gedeelten rustten. De oostkant bleef geheel open (Ex.26:22). De ganse constructie was overdekt met vier dekklederen. Het eerste in puur linnen waarop figuren van cherubijn-engelen waren aangebracht in blauw en purper naaldwerk en waarschijnlijk draden van goud erin geweven (Ex.26:1-6 / 36:8-13). Daarboven was er een tweede dekkleed van twaalf gordijnen van zwart geitenhaar en dat kwam bijna tot aan de grond (Ex.26:7-11). De derde overdekking was van ramsvellen; geverfd in het rood, en het vierde was gemaakt van tachasvellen (Heb.tahash, dat is zeekoevellen), Ex.25:5 / 26:14 / 35:7,23 / 36:19 / 39:34. Binnenin was er een verdeling gemaakt in twee kamers door middel van een kleed, het kleinere gedeelte had de naam van ”heiligdom” (Heb.9:2) en het eerste gedeelte het ”eerste tabernakel.” (6) en het binnenste, het heilige der heiligen, ”de heilige plaats,” ”het Heiligste,” de ”tweede tabernakel” (Ex.28:29 / Heb.9:3,7). Het voorhangsel dat de twee kamers scheidde was een tweevoudig geheel gemaakt van fijn linnen, daar ging de hogepriester slechts éénmaal per jaar voorbij op de Verzoendag. Die heilige plaats was afgescheiden van de buitenste rest door middel van een gordijn dat over de zes pilaren hing aan de oostkant waar de ingang was. De orde alsook het typische karakter van de diensten zijn beschreven in Heb.9 / 10:19-22. Het heilige der heiligen een kubus van 10 kubits omvatte ”de ark van het getuigenis” dat is een rechthoekige kist waarin de twee stenen tafelen lagen, een pot met manna en de bloeiende staf (stok) van Aäron. De heilige plaats was het westerse gedeelte van het tabernakel. Hier kon je de tafel met toonbroden vinden, de gouden kandelaar en het altaar waar de geurige kruiden werden verbrand. Aan de buitenkant was een voorhof met een afscheiding van fijn linnen en zestig pilaren (Ex.27:9-18). Deze voorhof was 150 voet lang en 75 voet breed. Daar bevond zich de plaats van het brandaltaar van 7 1/2 voet in lengte en breedte met 4 1/2 voet hoog, met hoornen op de vier hoeken, en een bassin in brons om te reinigen (Ex.30:18), dat tussen het altaar en het tabernakel stond. In zeven maanden tijd is alles gebouwd en afgewerkt. Alles werd opgericht op de eerste dag van de eerste maand van het tweede jaar na de Exodus en de wolk van Gods tegenwoordigheid daalde erop neder (Ex.39:22-43 / 40:1-38). De kosten bedroegen 29 talenten, 730 gouden shekels, 100 talenten 1.775 zilveren shekels, 70 talenten 2.400 bronzen shekels (Ex.38:24-31). Alles was zo gemaakt dat er een gemakkelijke afbraak en opbouw mogelijk was tijdens hun reizen in de wildernis. Het eerste kamp dat werd opgericht na de oversteek van de Jordaan was te Gilgal, en daar bleef de tabernakel de eerste zeven jaar (Joz.4:19). Later verhuisde het naar Shiloh (Joz.18:1), waar het bleef gedurende de ganse tijd van de Richteren tot aan de dagen van Eli. De Israëlieten hadden toen in een oorlog tegen de Filistijnen de ark meegenomen, maar de vijand maakte er zich meester over (1 Sam.4), en ze is nooit later opnieuw aan het tabernakel toegevoegd. De oude die door Mozes in de wildernis was gemaakt werd naar Nob gebracht (1 Sam.21:1), en is na de vernietiging van de stad door Saul (22:9 / 1 Kron.16:39,40), naar Gibeon gebracht. De laatste vermelding ervan is te vinden in 1 Kron.21:29. Een gans nieuwe werd

Page 427: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 427

gebouwd door David in Jeruzalem (2 Sam.6:17 / 1 Kron.16:1), en de ark werd naar Perez-uzzah gebracht (2 Sam.6:8-17 / 2 Kron.1:4). Het woord weergegeven ('ohel) in Ex.33:7 verwijst naar een gewone tent, waarschijnlijk deze van Mozes want het tabernakel was toen nog niet opgericht.” (Einde citaat)

In enkele van deze aanhalingen is er een verwijzing naar de hemelse tempel. Daarover een opmerking gekoppeld aan de vier wezens voor de troon en de vierentwintig ouderlingen. Wie zijn ze? Dispensationalisten zijn daar niet oprecht in! Ds. W. Glashouwer Sr. en H. Verweij publiceerden samen een commentaar op het boek Openbaring ‘De komst van Jezus Christus’ bij uitgeverij Van der Stoep, 1990. We citeren er wat uit dat verband houdt met de vier levende wezens in dat boek. We lezen er op bladzijde 102: “Van doorslaggevende betekenis lijkt het gegeven dat de engelen in de troonzaal van God duidelijk onderscheiden worden van de ouderlingen en de levende wezens (5:11a). Nog duidelijker is dit onderscheid in 7:11 waar staat geschreven: Al de engelen rondom de troon

en de ouderlingen en de levende wezens.

“Al” de engelen en het “en” bij zowel ouderlingen als levende wezens, sluit redelijkerwijs de mogelijkheid uit, dat de ouderlingen en de levende wezens tot de engelen behoren.” Onthoud hierbij dat de vier levende wezens géén engelen zijn want ze worden ervan onderscheiden, alsook de andere engelen. Dat is geen steekhoudend argument. Bovendien ook dit lezen we: “Alles in één vers (6) beschreven. Het “midden” van de Troon spreekt ervan dat zij nauwer dan enig ander schepsel aan de Troon verbonden zijn, nauwer nog dan de vierentwintig ouderlingen. Het zijn hoogstwaarschijnlijk – in vergelijking met de beschrijving van Ezechiël – cherubim, maar de zes vleugelen doen ook denken aan serafim. De cherubim bij Ezechiël hebben de gelijkenis van mensen (Ez; 1:5b metr de hoofden van “dieren” (bladzijde 119). Dat is géén oprechte manier van bijbelinterpreteren. Om iets te bewijzen dat de schrijvers goed uitkomt zijn de vier levende wezens nu eens GEEN engelen. Maar een andere maal, dan is de andere uitleg beter dat ze wel engelen zijn en dan zelfs nog een specifieke groep. We willen er alleen op wijzen dat men van de ouderlingen, volgens Openbaring 5:11a, niet zomaar mensen kan maken die ten hemel zijn genomen.

Op http://www.studylight.org/ vonden we dit: Tempel, geestelijk gezegd van de gelovigen uit het NT Volgens deze Bijbelteksten

1 Cor.3:16 1 Cor.6:19 2 Cor.6:16 Epheze 2:20-22 Hebreeën 3:6 1 Petrus 2:5

Christus woont in Zijn tempel door de Heilige Geest Johannes 14:20

Word gepredikt als een werkelijkheid Johannes 17:23 Romeinen 8:10

Het oude leven is door het nieuwe vervangen Galaten 2:20

Ontvangt men door geloof Epheze 3:17-19

Page 428: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 428

Is een geheimenis Colossenzen 1:27

Vraagt naar gehoorzaamheid 1 Johannes 3:24

Weggelegd voor gelovigen Openbaring 3:20

Strong n° 2411 “hieron”

Mat.21:12 / Mat.21:23 / Marc.11:11 / Marc.11:15 / Luc.2:27 / Luc.18:10 / Luc.19:45 / Joh.7:14 / Joh.8:2 / Hand.3:1 / Hand.3:2 / Hand.3:3 / Hand.3:8 / Hand.5:21 / Hand.19:27 / Hand.21:26 / Hand.21:28 / Hand.21:29 / Hand.24:6 / Hand.25:8

“Ieroo” Mat.12:5 / Mat.21:12 / Mat.21:14 / Mat.21:15 / Mat.26:55 / Marc.11:15 / Marc.11:27 / Marc.12:35 / Marc.14:49 / Luc.2:46 / Luc.19:47 / Luc.20:1 / Luc.21:37 / Luc.21:38 / Luc.22:53 / Luc.24:53 / Joh.2:14 / Joh.5:14 / Joh.7:28 / Joh.8:20 / Joh.10:23 / Joh.11:56 / Joh.18:20 / Hand.2:46 / Hand.5:20 / Hand.5:25 / Hand.5:42 / Hand.21:27 / Hand.22:17 / Hand.24:12 / Hand.24:18 / Hand.26:21

Strong n° 3485 “naos” “naoioo” Hand.7:48 / Hand.17:24

“naon” Mat.26:61 (de) / Mat.27:40 (de) / Marc.14:58 (de) / Marc.15:29 (de) / Luc.1:9 (de) / Joh.2:19 (de) / 1 Cor.3:17 (de) / Eph.2:21 (een) / 2 Thes.2:4 (de) / Opb.11:1 (de) / Opb.15:8 (de) / Opb.21:22 (een)

“naooo” Mat.23:17 / Joh.2:20 / 1 Cor.3:16 / 1 Cor.3:17 / 1 Cor.6:19 / 2 Cor 6:16 / Opb.11:19 / Opb.15:5 / Opb.15:8 / Opb.21:22

“naou” Mat.23:16 / Mat.23:35 / Mat.27:51 / Marc.15:38 / Luc.23:45 / Joh.2:21 / Opb.11:2 / Opb.14:15 / Opb.14:17 / Opb.15:6 / Opb.16:1 / Opb.16:17

“Naoo” Mat.23:16 / Mat.23:21 / Mat.27:5 / Luc.1:21 / Luc.1:22 / 2 Cor.6:16 / Opb.3:12 / Opb.7:15 / Opb.11:19

Vier conclusies dringen zich op bij zo een onderzoek: 1°) Het tabernakel, de tempel van Salomo en de bouw na de ballingschap zijn er gekomen op bevel van God, niet omdat de Joden in een goede bui waren! 2°) Bij alle drie was er een inzegening en een teken van Gods goedkeuring. 3°) Theologisch moeten we de tempel van Herodes bezien als hetzelfde gebouw als na de balling- schap. Historisch is het echter een totaal nieuw gebouw en zou men dit de derde tempel moeten noemen. 4°) Een artikel op de site van de EO van 15 juni 2005 heeft deze merkwaardige titel: ‘Hoop op

Page 429: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 429

herbouw tempel springlevend, Derde tempel binnen tien jaar een feit’ en lees daar dit: “Antichrist

Een van de eerstvolgende eschatologische gebeurtenissen is dat er een begin gemaakt wordt met de herbouw van de tempel,” meent ook bijbelleraar en publicist drs. Jan van Barneveld. Hij schreef diverse boeken en talloze artikelen over Israël in bladen als Christenen voor Israël, Het Zoeklicht en De Oogst. “Naast onder meer Ezechiël 40-44 baseer ik dat op duidelijke gegevens uit het Nieuwe Testament. Boeiend is dat zowel Jezus als Paulus daarover spreekt. In Zijn eindtijdrede – Matteüs 24:15 en Markus 13:14 – noemt Jezus de ‘gruwel der verwoesting’. Daarbij verwijst Hij naar Daniël 11:31, waar de profeet over de tempel spreekt. En Paulus zegt in 2 Tessalonicenzen 2:4 dat de antichrist zich in de tempel zal zetten. Dus er moet een tempel komen” (wij onderstrepen).

Zeer terecht heeft een lezer enkele mooie citaten opgestuurd bedoeld als een kritische

aantekening bij gans het bovenstaande artikel. Dit zijn ze: De visie van dr. A. van de Beek Dr. A. van de Beek, hoogleraar theologie aan de VU in Amsterdam, schrijft in De kring om de Messias; Israël als volk van de lijdende Heer (Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2002): “De [eerste] christenen hebben er (-) geen behoefte aan gehad om de tempel te laten verdwijnen. Alleen waren zij zich bewust, dat Hij Die meer is dan de tempel, gekomen was. (-) De christenen vierden de vervulling in Christus van alles wat de tempel geweest was. (-) Waarschijnlijk lopen op het moment meer christenen, van een fundamentalistische snit, warm voor de herbouw van de tempel dan Joden. Maar als christenen dat doen, hebben zij noch het Jodendom noch het christendom begrepen. Het christendom bestaat bij de gratie van de vervulling der wet in Christus. Zonder dat Hij heel de wet ten einde toe gedragen heeft, hebben heidenen niets met de God van Israël. En van het Jodendom hebben ze niets begrepen, omdat de tempel niet een stuk identiteitsbevestiging is, maar deel van het geheel van de Torah.” (blz.270, 271) De visie van ds. C. den Boer Ds. C. den Boer, jarenlang vaste medewerker van het EO-radioprogramma De Bijbel Open, noemt het “tamelijk speculatief” dat de antichrist letterlijk in een herbouwde tempel zal zitten. In de uitgave 2 Thessalonicenzen en Filémon (Uitgeverij Kok, Kampen, 2001) schrijft hij naar aanleiding van 2 Thess. 2:4: “De bedoeling van Paulus’ woorden (met een herinnering aan wat één- en andermaal in Jeruzalems tempel passeerde) kan ook zijn, dat de antichrist in de eindtijd tot in het binnenste heiligdom van Gods woning op aarde (dat is ook de christelijke gemeente) zal oprukken” (blz. 61).

En dit is nog een persoonlijke aantekening. Er is géén enkel bevel van God, om na de vernietiging van de tempel van Herodes er een nieuwe te bouwen die ingezegend moet worden. Er is géén enkel bevel van God om daarna nog een plaats te bouwen uit letterlijke stenen, waar God zijn zegen over geeft. Daniël 9:27 kan hoegenaamd niet spreken over offers die God welgevallig zijn en over Zijn tempel wat te zeggen hebben. Vers 27 spreekt in dat geval niet meer over een opvolging van de tempel van Herodes. Het is géén tempel van God. Men mag, met andere woorden, wat in Daniël negen staat niet koppelen aan wat in 2 Thessalonicenzen staat. Dat heeft niets met elkaar te maken. Je zou met evenveel lef kunnen beweren dat God in de tempel van de Mormomen in Salt Lake City zit. Beide zijn niet waar.

God heeft, ter illustratie, al eens aangetoond dat de tempel niet de definitieve plaats is van zijn verblijf op aarde. Ezechiël 8-11 is een beschrijving van de tempel in visionaire toestand wanneer de profeet reeds 14 maanden in gevangenschap zit in Babel. In dat gedeelte beschrijft hij hoe God op een progressieve wijze de tempel verlaat. Gods heerlijkheid verdwijnt uit de tempel en

Page 430: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 430

de stad op een ongewone manier. Zijn komst naar de tempel was spectaculair en ineens, het verlaten gaat gepaard met een: ”doe Ik het of doe Ik het niet.”

1°) De profeet wijst zijn lezers er op dat hij door de Geest naar de tempel gebracht wordt. We lezen in Ezechiël 8:3,4 SV77: ”En Hij stak de gelijkenis van een hand uit, en nam mij bij het haar van mijn hoofd; en de Geest voerde mij op tussen de aarde en tussen de hemel, en bracht mij in de gezichten Gods te Jeruzalem, tot de deur van de poort van de binnenste voorhof, die ziet naar het noorden, alwaar de zitplaats was van een beeld der ijvering, dat tot naijver verwekt. En ziet de heerlijkheid van de God van Israël was aldaar, naar de gedaante, die ik in de vallei gezien had.” Ezechiël 8 beschrijft verder dat in verband met de tempel er vier gruwelen door het volk begaan. We lezen daarop verzen 17,18 SV77: ”Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Is er iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen, die zij hier doen? Als zij het land met geweld vervuld hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie, zij steken de wijnranken aan hun neus. Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid, Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen.” Op dat moment is God nog in de tempel maar Zijn woorden zijn de voorbode wat Israël te wachten staat. 2°) In Ezechiël 9:3 SV77 staat: ”En de heerlijkheid van de God van Israël hief zich op van de cherub, waarop Hij was, tot de dorpel van het huis; en Hij riep tot de man, die met linnen bekleed was, die de schrijvers-inktkoker aan zijn lendenen had.” Met een kleine wijziging horen we hetzelfde in Ezechiël 10:4 SV77: ”Toen hief zich de heerlijkheid des HEEREN omhoog van boven de cherub, op de dorpel van het huis; en het huis werd vervuld met een wolk, en de voorhof was vol van de glans van de heerlijkheid des HEEREN.” God heeft door middel van een engel, dezen onder het volk die God trouw zijn getekend, om gered te worden. God is hier nog bij Zijn volk. 3°) Ezechiël 10:18,19 SV77: ”Toen ging de heerlijkheid des HEEREN van boven de dorpel van het huis weg, en stond boven de cherubs. En de cherubs hieven hun vleugels op, en verhieven zich van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elk stond aan de deur van de Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid van de God Israëls was van boven over hen.” De cherubs rond de ark verlaten het Heilige der Heiligen en de ”heerlijkheid van de God Israëls” met hen. Het ziet er niet goed uit voor Israël. 4°) Nadat Ezechiël zijn vrees heeft uitgesproken dat allen die tot het overblijfsel behoren er ook niet meer zullen zijn is er een Woord van herstel. Ezechiël 11:22;23 SV77: ”Toen hieven de cherubs hun vleugels op, en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid van de God van Israël was over hen van boven. En de heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op de berg, die tegen het oosten der stad is.” De Schrift zegt niets meer, maar de reden is dat God de tempel verlaten heeft en Israël alleen is achtergebleven, God is niet meer in Zijn tempel. ”Daarom zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Hoewel Ik hen ver onder de heidenen weggedaan eb, en hoewel Ik hen in de landen verstrooid heb, nochtans zal Ik hun een weinig tijd tot een heiligdom zijn, in de landen, waarin zij gekomen zijn.”

Tempels, oude en een nieuwe

Over de tempel van Ezechiël hoofdstukken 40-48 is al één en ander geschreven ook door onszelf. We voegen er nog wat aan toe. Dr. Mike Stallard, Baptist en dispensationalist schreef, ‘The Temple in the Olivet Discourse and Other New Testament Texts: A Brief Evaluation of Non-

Page 431: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 431

dispensational Understandings of NT Temple Imagery’ voor de Conservative Theological Society, August 2000. Daarin gaat hij in op enkele argumenten waarom er nog een nieuwe tempel komt in de komende dagen. We geven geen enkele verwijzing, je kunt het gewoon van het Internet halen. Maar het is duidelijk dat er enkele belangrijke zaken niet aan de orde komen in zijn artikel. Dat is ook zo in wat zijn vrienden daarover schrijven. Hier wel enkele andere citaten.

Volgens Erich Sauer, in zijn ‘From Eternity To Eternity’, hoofdstuk 34, (Eerdmans Publishing Co, 1994) zijn de details van de hoofdstukken 40-42 zo nauwkeurig beschreven dat men er onmogelijk iets symbolisch kan van maken. Charles Lee Feinberg, een Amerikaans dispensationalist zei: “Samen met enkele andere sleutelgedeelten uit het Oud Testament zoals Jesaja 7:14 en 52:13-53:12 en gedeelten van Daniël zijn de slothoofdstukken van Ezechiël iets dat verdeling brengt op het gebied van Bijbeluitleg. Het is een van die zaken waar het letterlijke en het figuurlijke in de uitleg van de Bijbel grote verschillen aangeeft. Hier staan amillennialisten en premillennialisten als polen tegenover elkaar. Wanneer negenendertig hoofdstukken als een letterlijke zaak bekeken worden in al zijn details, dan is er géén deugdelijke reden om dit lange gedeelte van het boek op een andere wijze uit te leggen” (‘The Prophecy of Ezekiel’, Moody Press, 1967, blz.233). Enkele vragen: heeft Sauer nog nooit Openbaring 21 vanaf vers 9 gelezen, of moet ik dat ook letterlijk opvatten? Weet Feinberg niet dat zijn collega’s dispensationalisten zowel Ezechiël 37:1-14 als de verzen 15-28 symbolisch lezen? Geen symboliek vinden in Ezechiël is de andere kant opkijken!

Tegenhanger en vijand van het dispensationalisme, Dr. G. CH. Aalders, schreef een prachtig boek tegen die leer, ‘Het herstel van Israël volgens het Oude Testament’ uitgegeven bij Kok, z.j. (rond 1940). Over de beschrijving in de hoofdstukken 40-41 zegt hij bijvoorbeeld dit: “Trouwens de gehele architectoniek van de poorten, eigenlijk poortgebouwen (Ezech. 40:6-37), is voor reële uitvoering absoluut irrationeel. Niet anders staat het met de dikte van den tempelmuur: alweer zes ellen (Ezech. 41:5); dat is toch absoluut geen verhouding bij den zeer bescheiden inwendigen omvang van het gebouw zelf, te weten 20 bij 60 ellen. Men stelle zich dat eens voor, een bouwwerk van slechts 11 meter breed en 33 meter lang, met een buitenmuur van niet minder dan 3 ½ meter!” (blz.190).

Dr. J. Sidlow Baxter, ook een dispensationalist, beschrijft in zijn ‘Explore the Book’, deel IV, blz.34 (Zondervan, 1966) dat: “de algemene betekenis van deze uitzonderlijke symbolen zijn duidelijk (…) Die beschreven maten van de kubus zijn symbolen van goddelijke perfectie. In de beschrijving van het offerritueel zien we de volmaakte vorm van aanbidding.” Dr. John C. Whit-comb schreef in zijn, ‘Animal Sacrifices in Israel - Past & Future’, andere dingen. Hij doet er alles aan om letterlijke offers te laten plaatsvinden in het duizendjarig rijk. Een vergelijking met het vieren van het avondmaal moet daar steun bij vinden. Maar Whtitcomb vergeet er aan toe te voegen dat in het avondmaal geen enkele druppel bloed wordt vergoten. Het gaat om gedenken/herdenken van een bloedig offer. Wil men dan het offer van de Heer gedenken in het duizendjarig rijk dan moet dat ook zonder bloedvergieten. Anders gaat de vergelijking met het avondmaal niet op. Hieronder staan nog enkele verdedigingen waarom er letterlijke offers zijn in het duizendjarig rijk, allen van dispensationalisten. Onze opmerking blijft; bloedige offers aanhouden in dat (toekomstig) rijk is het offer van Jezus minimaliseren. Jerry M. Hullinger, ‘The Problem of Animal Sacrifices in Ezekiel 40-48’, BSac 152 (July–September 1995), blz.279–289 / John L. Mitchell, ‘The Question of Millennial Sacrifices’, BSac 110 (July–September 1953): 248–267; BSac 110 (October–December 1953), blz.342–361 / Clive A. Thompson, ‘The Necessity of Blood Sacrifices in Ezekiel’s Temple’, by BSac 123 (July–September 1966), blz.237–248. Maar het tijdschrift waarin deze zaken staan is het werk van - in de laatste jaren vijftig jaar - uitsluitend mensen die in de leer van de bedelingen geloven. Iets anders kan je als uitleg dan niet verwachten.

Page 432: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 432

B. Bolender heeft in zijn ‘Memorials and shadows: animal sacrifices of the Millennium,’ Chafer Theological Seminary, Vol 8, No. 2, April - June 2002 een wat rare uitleg. “Nu we tot het besluit gekomen zijn dat de dierlijke offers in het millennium schaduwen zijn, verwerpen we als uitleg dat die offers een karakter hebben van “herdenking.” Integendeel we hebben een andere werkhypothese. Aangezien het Oude Testament aangeeft dat die offers er een schaduw aanduiden van een niet geopenbaarde werkelijkheid veronderstellen we dat de offers van het millennium de schaduw zijn van een nog niet geopenbaarde werkelijkheid. (…) De dierlijke offers in de tempel van het millennium zijn niet van”gedenkende” aard en ook het priesterschap is dat niet. Het is alles een rituele schaduw – zoals ook voordien – en verwijzing naar een nog toekomstige vervulling, zoals ook voordien. Evenals de dierlijke offers in het Oude Testament schaduwen waren van de leer van Christus, zo zijn de offers in het millennium schaduwen van de leer van de Vader.”

Wat u ook mag aannemen, van die twee uitleggingen van de bedelingenleer: zoiets leert het Nieuw Testament hoegenaamd niet, géén van beide. Dit is de vertaling van Luther in het Nederlands van Hebreeën 10:1-4 te lezen bij dergelijke opmerkingen: “Want de Wet, die slechts ene schaduw der toekomende goederen heeft, niet het wezen der zaken zelve, kan met dezelfde offers, die men jaar op jaar brengt, nimmer volkomen maken degenen, die daar toetreden; anders had het offeren opgehouden, indien degenen, die den dienst verrichten, geen zonden meer op hun geweten hadden, als zij eenmaal gereinigd zijn. Maar daardoor geschiedt alle jaren ene gedachtenis der zonden. Want het is onmogelijk door het bloed der stieren en der bokken de zonde weg te nemen.” Men vergeet dat er bij te zeggen en te leren in het dispensationalisme. U krijgt enkele vertalingen van Hebreeën 8:13, allen afzonderlijk een doodsteek aan het dispensationalisme: Hebreeën 8:13 SV77: “Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; wat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.” Hebreeën 8:13 NBG: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” Hebreeën 8:13 WIL95: “Door te spreken van een nieuw verbond heeft Hij het eerste voor verouderd verklaard, en alles wat oud en bejaard wordt, staat op het punt te verdwijnen.” Hebreeën 8:13 LutherNED: “Als Hij zegt: 'Een nieuw verbond', zo maakt Hij het eerste oud. Wat nu oud en verouderd is, dat is nabij zijn einde.” Hebreeën 8:13 Leidsche: “Wanneer Hij zo van een nieuw verbond spreekt, heeft Hij het eerste voor verouderd verklaard, en iets dat verouderd en afgeleefd is staat op het punt te verdwijnen.” Samengevat komt het erop neer dat de belofte dat Hij zijn heerlijkheid over Zijn volk zal laten rusten, vervuld is. God bleef/blijft zowel bij zijn volk in het OT als in het NT opdat het Joodse volk en wij, de heidenen die de Messias aannemen, geheel geheiligd worden door Zijn aanwezigheid en tot volkomenheid opgroeien (Ex.29:43 / Jes.60:1 / 1 Thes.5:23). Maar het heiligdom van het OT is opgehouden te bestaan en heeft geen herstel meer nodig omdat die manier van God-dienen niet meer aan de orde is. In het OT waren er mensen afgezonderd om in de tempel of tabernakel dienst te verrichten. Dat was aan de stam van Levi overgegeven. In scherpe tegenstelling tot die regeling zijn álle leden in de gemeente van Jezus Christus priesters voor God (Opb.1:6a). Het is daarbij zelfs niet afhankelijk of men een speciale bediening in de gemeente heeft of niet. Een met de Geest gedoopte gelovige heeft ook de zalving van priester ontvangen. Priesters behartigen Gods zaak, het is niet afhankelijk van mannelijk of vrouwelijk zijn, van rijk of arm. Een christen is een dienaar van de naasten rondom hem. We mogen zoals onze Heer, zegenend en goeddoende bezig zijn (Hand.10:38). Alle ambten en bedieningen behoren in volle zin tot de algemene priesterschap. Wat

Page 433: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 433

niet wil zeggen dat niemand tot een speciale bediening zou kunnen geroepen zijn. Denk maar aan Paulus geroepen als apostel voor de heidenen. Het is dus een kwalijke zaak de leiding van een gemeente alleen aan specialisten over te laten. Het priesterschap geldt het hele volk Gods (1 Pet.2:9). Natuurlijk is er slechts één echte Herder van de gemeente, plaatselijk of wereldlijk, want het zal zijn; één kudde en één herder (Joh.10:16c). God roept mensen die dienen als onderherders van die Ene. Er is slechts één Meester over alle broeders en daarom; laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus (Mat.23:8,10). Zonder een onderscheid van stam of volk; een Jood, een Belg of een Nederlander, dat telt niet meer voor God. Zoals Adam alle volkeren die in zijn lenden waren verdoemde, zo heeft Christus mensen uit alle volkeren tot redding gebracht.

G. K. Beale, schreef ‘The Temple and the Church’s Mission. A biblical theology of the dwelling place of God’, Apollos, 2004. G. K. Beale is als Nieuwtestamenticus verbonden aan Wheaton College in de Amerikaanse staat Illinois. Dit is ingekort wat de schrijver ons in het breed wil leren over die zaken. Paulus schrijft volgens Beale in 2 Thessalonicensen 2:5 niet iets over een in de toekomst te herbouwen tempel in Jeruzalem. Het gaat er over de christelijke gemeente. Want, zowel de afval als de openbaring van de mens der zonde heeft plaats binnen de christelijke gemeente, daar ontstaan de grote antichristelijke gevoelens en uitspraken. Volgens schrijver is het nieuwe Jeruzalem gelijk aan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Het nieuwe Jeruzalem heeft evenals het heilige der heiligen de afmetingen van een kubus. De tempel uit het boek Ezechiël is het beeld van Gods tegenwoordigheid onder Zijn volk. Het visioen van Ezechiël 40 tot 48 is niets anders dan de uitwerking van de belofte die uit Ezechiël 37:26 blijkt. We moeten daarbij niet aan een aards gebouw denken, maar aan een hemelse tempel die neerdaalt op aarde. Een tempel die werd gebouwd zonder mensenhanden. De brief aan de Hebreeën gaf het al duidelijk aan; de ware tempel was allereerst de hemelse tempel, de aardse is er maar een kopie van. De nieuwe tempel uit het Oude Testament is in beginsel vervuld met de eerste komst van Christus en het ontstaan van de gemeente. De volmaakte vervulling in het nieuwe Jeruzalem is voor later, wanneer ze uit de hemel op de aarde zal nederdalen. Uitzien naar de herbouw van een aardse tempel staat haaks op de openbaring van het Nieuwe Testament. Letterlijk lezen in Ezechiël, dat er een nieuwe aardse tempel komt, is feitelijk een terugkeer naar de oude bedeling en dat is: pleister op een houten been. Daarom ook enkele teksten die dat ondersteunen. God woont NIET in een tempel

1 Koningen 8:27 SV77: “Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet bevatten, hoeveel te minder dit huis, dat ik gebouwd heb!”

Handelingen 7:48 SV77: “Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen ge- maakt; gelijk de profeet zegt.”

Handelingen 14:15 SV77: “En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen u, dat gij u van deze ijdele dingen zoudt bekeren tot de levende God, Die gemaakt heeft de hemel, en de aarde, en de zee, en al wat daarin is.”

Handelingen 17:22-24 SV77: “En Paulus, staande in het midden van de plaats, genaamd Areópagus, zeide: Gij mannen van Athéne! ik bemerk, dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. Want de stad doorgaande, en aanschouwende uw heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, waarop een opschrift stond: AAN DE ONBEKENDE GOD. Deze dan Die gij niet kennende dient, verkondig ik u. De God,

Page 434: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 434

Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt.”

God woont in de hemel

2 Kronieken 6:30 SV77: “Hoor Gij dan uit de hemel, de vaste plaats van Uw woning, en vergeef, en geef ieder naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van de kinderen der mensen.”

Jesaja 66:1 SV77: “Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank van Mijn voeten; waar zou dat huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats van Mijn rust?”

Psalm 33:6 SV77: “Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest van Zijn mond al hun heer.”

Psalm 124:8 SV77: “Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.”

Psalm 146:6 SV77: “Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat daarin is; Die trouw houdt in eeuwigheid.”

Openbaring 14:7 SV77: “Zeggende met een grote stem: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure van Zijn oordeel is gekomen; en aanbidt Hem, Die de hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft.”

Gods troon: waar is hij dan? Daar waar God aanwezig is of waar Hij regeert! Troon van God = teken van Zijn macht

Psalm 45:6 Psalm 103:19 Jesaja 66:1 Matthéús 5:34 Openbaring 4:2 Openbaring 20:11

Tronen (andere)

1 Koningen 10:18 1 Koningen 22:10 2 Koningen 11:19 Nehemia 3:7 Esther 5:1 Handelingen 10:21

Wij, de gemeente van Christus, zijn de NIEUWE TEMPEL. In Spiros Zodhiates ‘Complete

Word Study Dictionary, New Testament’ lezen we bij het begrip nieuw = het Griekse ‘kainos’ het volgende (onvertaald): “New as opposed to old or former and hence also implying better because different, as . . .([1242] testament), meaning a new testament which is better than the old. See . . . (1242)(Matt. 26:28; Mark 14:24; Luke 22:20; 1 Cor. 11:25; 2 Cor. 3:6; Heb. 8:8, 13; 9:15; Sept.: Jer. 31:31). ‘A new song’ means a nobler, loftier strain (Rev. 5:9; 14:3; Sept.: Ps.33:3; 40:3; Is. 42:10). ‘New hea-vens and a new earth’ (2 Pet. 3:13; Rev. 21:1; Sept.: Is.65:17; 66:22) refers to heaven and earth which have been renewed, and, therefore, made superior, more splendid; as also the ‘new Jerusa-lem’ (Rev. 3:12; 21:2); ‘I make all things new’ or nobler (Rev. 21:5). Metaphorically speaking of Christians who are renewed and changed from evil to good by the Spirit of God (2 Cor. 5:17; Gal.

Page 435: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 435

6:15; Eph. 4:24); a new heart, a transformed, saved heart (Sept.: Ezek. 18:31; 36:26).” (Spiros Zodhiates, ‘The Complete Word Study Dictionary’, New Testament, AMG Publishers, 2000). Lees de volgende schriftuurplaatsen die aantonen dat elk volwassen lid van de gemeente van Christus thans is aangesteld als: priester, profeet en koning. Daar komt geen onderscheid aan te pas van ras, stand of biologische sekse (Gal.3:26-29). Bekeerde Joden zijn niet beter dan bekeerde heidenen. Priesters: 1 Pet.2:9 (vergelijk Ex.19:6) / Eph.2:18 / 2 Tim.4:6 / Heb.13:15,16. Offeren redelijke eredienst aan God Rom.12:2 Brengen geestelijke offers 1 Pet.2:5. Aanbidden in Geest en Waarheid Joh.4:23. Wij zijn tot lof van Zijn heerlijkheid Eph.1:12,14 / 2 Thes.1:12. Profeten: Hand.2:14-22 / Phil.4:8,9 / 1 Tim.4:6 / 5:17. In het doorgeven van het evangelie 2 Tim.2:2 In het openbaar belijden Rom.10:10. Wanneer wij de Heer belijden zal Hij ons belijden bij Zijn Vader Mat.10:32,33. Koningen: Col.1:13,14 / Opb.1:6 / 5:9,10. De gemeente is in oorlog met de machten en regeerders van de duisternis Eph.6:12 (vgl.1 Joh:2:15). Elke gelovige in de gemeente heeft door de Heer nu reeds een plaats gekregen in de hemelse gewesten Eph.2:6. Daarin zijn we door genade méér dan overwin- naars Rom.8:37-39 (vgl.Rom.7:22,23). Gelovigen hebben “de boze overwonnen” 1 Joh.2:14 en de goddeloze “wereld” 1 Joh.5:4. We delen thans reeds in Zijn verheerlijking Rom.1:17. We zijn mede-erfgenamen met Christus Rom.8:17. Dit is de tijd waar gelovigen de goede strijd moeten strijden 1 Tim.6:12 / 2 Tim.4:7

We citeren ook onszelf, uit: ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en de duizendjarige regering’, 2001 over Ezechiël 40-48:

“Blijkbaar hebben de meesten die Scofield navolgen en de redenering van een herstel van de tempel volgens Ezech. 40-48 géén weet van wat in de ’New Scofield Reference Bible’, O.U.P., 1970 staat. We citeren daaruit op blz.888 (wij onderstrepen): “De verwijzing naar de offers moet NIET letterlijk genomen worden, gezien deze offers zijn weggenomen. Ze moeten dan de voorstelling zijn van de aanbidding van Israël in gereinigde toestand, in haar eigen land, in een duizendjarige tempel, in woorden die de Joden in de dagen van Ezechiël kunnen begrijpen.” Dit is natuurlijk een terechte maar onvoldoende toegeving. Het gaat niet ver genoeg. Want in dezelfde context moeten dan ook de tempel, de priesters en alles wat in die hoofdstukken genoemd wordt, “niet letterlijk genomen worden” maar een voorstelling van iets anders zijn. Een belangrijke schrijver ter verdediging van de duizendjarige regering van enkele decennia terug zegt dat het niet om een reële tempel gaat en offerdienst. Men mag zoiets in deze teksten niet inlezen zegt ook A. Berkhoff, ’De Christusregering’, Kok, 1929, blz.163,164.

Page 436: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 436

Daarom blijft onverwoestbaar staan wat aan de Hebreeën werd geschreven, ook voor ons onderricht overeind op dit punt. Want Heb.8:1,2 zegt: “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.” De Heer is thans reeds, zowel koning als priester en een duizendjarige regering in de toekomst zal daar niets kunnen aan toevoegen. God heeft ooit op een provincialistische wijze Israël uitverkoren uit alle volkeren. In Zijn Zoon worden nu alle natiën gezegend, in vervulling van wat aan Abraham was voorzegd (Gal.3:8). Maar de leer van de duizendjarige regering gaat dit laatste terug ondergraven. De Heer kon daarom zeggen: “dat het vlees van geen nut is” (Joh.6:63). Wanneer de gemeente “de volheid is van Christus”, waarom wil men dit dan niet gewoon aanvaarden (Eph.1:23). Met de vernieuwing van het priesterschap is ook een vernieuwing van de tempel gekomen. En die tempel is sinds Pinksteren: de gemeente (1 Pet.2:5). In vervulling van Jes.56:7 / Marc.11:17 is elke gelovige discipel een steen in die tempel. De gemeente is “de woonstede Gods in de Geest” (Eph.2:22) en is Gods “bouwwerk” (Eph.2:21). Daarom staat in 1 Cor.3:16,17 / 6:19 dat gelovigen “de tempel van God” zijn. Petrus zegt in dat verband dat de gemeente “het huis van God is” (1 Pet.4:17). De gelovigen uit het NT zijn priesters ván God (“vóór God” in Opb.1:6) en offeren áán God (Rom.12:1). Offers, van geloof (Phil.2:17) van lof (Heb.13:15) en van barmhartigheid (Mat.9:13). Het gaat hier, wanneer we de parafrase gebruiken, om “het verhaal van twee steden.” Het letterlijke aspect van de tempel is opgehouden en heeft plaats gemaakt voor de geestelijke tegenhanger.”

Hoe moet ik Ezechiël hoofdstukken 40-48 verstaan? Op welke wijze gebruikt het NT dit gedeelte uit Ezechiël 40-48, want aanhalingen in het NT zeggen soms veel. De onderstaande tabel uit ’The Greek Testament’, ed. K. Aland / M. Black / B. Metzger / A. Wikgren, United Bible Societies, 1966 maakt dat duidelijk: Vers. Citaat . Ezech.40:2 Opb.21:10 40:3 Opb.11:1 40:3,5 Opb.21:15 43:2 Opb.1:15 14:2 19:6 44:4 Opb.1:15 44:7 Hand.15:8 44:30 Rom.11:16 47:12 Opb.22:1 22:14 22:19 48:16,17 Opb.21:16,17 48:30-35 Opb.21:12,13 48:35 Opb.3:12 In Nestle / Aland nog Ezech.47:1,7 = Opb.22:1,2 en Ezech. 48:31-35 in plaats vanaf vers 30. De belangrijkste verwijzingen zijn deze uit 47:12 en 48:16,17,30-35 die de tempel van Ezechiël en de nieuwe hemel en aarde met een zelfde gelijkaardig woordgebruik omschrijven. Maar ook dan moeten we zeggen dat deze beelden door Gods profeten gebruikt worden, omdat slechts in een voor de mens aanvaardbare en begrijpelijke taal iets van de sluier van de werkelijkheid kan opgelicht worden. De nieuwe hemel en aarde zijn voor ons thans niet in andere

Page 437: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 437

termen te omvatten, maar hun werkelijkheid is grootser. “Accomodatio” zegt Calvijn over deze vorm van openbaring. God past zich aan in het spreken over deze dingen aan ons bevattingsvermogen. Er is echter altijd het element dat dit overstijgt want de mens kan de realiteit niet aan. Paulus was in het paradijs maar kan de woorden niet vinden om te beschrijven wat hij zag (2 Cor.12:1-4). Het is hem zelfs niet geoorloofd daarover iets kenbaars te maken. De toekomende heerlijkheid van deze zaken hoort tot het geheim van God. Het gaat om zaken die “geen oog heeft gezien en geen oor gehoord” (Jes.64:4 en 1 Cor. 2:8,9) maar God heeft er toch een gedeelte van geopenbaard door Zijn Geest. (Wie zinvol wil ingaan op dat spreken van God raden we aan: J.J. van Es, ’Spreken over God. Letterlijk of figuurlijk?’, Rodopi, 1979).

De hoofdstukken 40 tot 48 in Ezechiël spreken over Levitisch priesterschap, over brandoffers en zondeoffers (43:18-27 / 44:15-25 / 45:18-25), zelfs over besnijdenis (44:9). Dit letterlijk uitleggen zou erop neerkomen dat we sommige dingen uit het NT moeten wegcijferen of er uit branden. Men wil toch niet de scheidsmuur die de Heer heeft afgebroken, terug opricht (Eph.2:14). Het is een regel; dat alle mensen, zowel Joden als Heidenen thans leven in de tijd dat ze zich kunnen bekeren en er is géén ander tijdstip van dien aard te verwachten (2 Cor.6:1,2 / Rom.10:1). Die hoofdstukken van Ezechiël kunnen op zijn hoogst voorstellen dat God een perfecte, zuivere en geestelijke aanbidding van Zijn volk wil. De offers die er beschreven zijn worden niet gewassen want er is géén “gegoten zee” en zonder water zijn de offers voor God niet te aanvaarden (1 Koningen 7:23-26). Symbolische uitleg dringt zich dus op!

Klaas van Balen, schreef een boek ‘Opdat alles vervuld worde. De profetische betekenis van de joodse feesten’ en zegt het volgende in hoofdstuk vier: “Er zijn vele profetieën, die een gedeeltelijke vervulling gekregen hebben, die ik een schaduw vervulling of gedeeltelijke vervulling zou willen noemen. Wanneer wij deze profetieën en hun vervulling nauwlettend bezien, dan vinden wij namelijk, dat veel ervan nog niet is vervuld, maar hun bestemming zullen vinden inde toekomst.” Van gedeeltelijke vervulling willen we niets weten. Een onderzoek van de teksten Ezechiël hoofdstukken 40-48

Over de tempel in Ezechiël hoofdstukken 40-48 is al één en ander geschreven, ook door onszelf. We voegen er verderop nog wat aan toe, een lijst van ontbrekende zaken in die tempel. Er zijn tientallen redenen waarom dat géén letterlijke tempel kan zijn voor de toekomst. Er zijn namelijk teveel onchristelijke dingen aan de gang in die tempel dat het géén tempel kan zijn waar:

MESSIASBELIJDENDE JODEN EN HEIDENEN HUN GODSDIENSTIGE PLICHTEN MOETEN UITVOEREN.

DIE TEMPEL WAS PLAN “A” VAN GOD, INDIEN ISRAEL ZICH NU EENS ECHT ZOU BEKEREN. HET KAN NIET ANDERS DAN SYMBOLISCH UITGELGD WORDEN.

HET IS PLAN “B” GEWORDEN, WAAR JODEN EN HEIDENEN OP EENZELFDE VOET STAAN EN ALLES IN GELIJKHEID VERWERVEN.

DAN IS ER GEEN ECHTE TEMPEL MEER NODIG. VERGETEN WE NIET DAT JODEN DIT BIJBELGEDEELTE MEESTAL ALS SYMBOLISCH UITLEGGEN.

HUN REDENERING IS DAT ER TEVEEL VERSCHILLEN ZIJN MET DE BESCHRIJVINGEN VAN HET TABERNAKEL EN DE DIENST IN DEZE TEMPEL.

Ezechiël 40:7 SV77: “En elk kamertje één riet de lengte, en één riet de breedte; en tussen de

Page 438: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 438

kamertjes vijf ellen; en de dorpel van de poort, bij het voorhuis van de poort van binnen, één riet.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “De maten van de te bouwen tempel (deze tempel is nog niet eerder gebouwd geweest) worden exact genoemd. Dit laat ook weer duidelijk zien dat het om een echt gebouw gaat. Deze teksten zijn niet te vergeestelijken. Net als met de bouw van de tabernakel geeft G’d duidelijke instructies hoe Hij de tempel gebouwd wil hebben.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom zijn er al die kleine kamertjes? Is het om indringers om de tuin te leiden? Of om Christus te beschermen?

****** Ezechiël 40:38 SV77: “Haar kamers nu en haar deuren waren bij de posten der poorten; aldaar waste men het brandoffer.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom al die brandoffers? Christus is toch ééns en voor altijd gestorven en heeft in dat énige offer alle andere offers overbodig gemaakt! Wij, de gelovigen zijn geheiligd, door de offerande van het lichaam van Jezus Christus. Dat éénmaal is genoeg geweest. Dit staat in Hebreeën 10:11-13: “En iedere priester stond wel alle dagen dienende, en dezelfde slachtoffers dikwijls offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechter hand Gods; Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank van Zijn voeten.”

****** Ezechiël 40:39 SV77: “En in het voorhuis der poort waren twee tafels aan deze, en twee tafels aan gene zijde, om daarop te slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom nog al die andere offers die te maken hebben met zondigheid. Gaat het er in de duizendjarige regering zo slecht aan toe.

****** Ezechiël 40:46 SV77: “Maar de kamer, waarvan het voorste deel naar de weg van het noorden is, is voor de priesters, die de wacht van het altaar waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot de HEERE naderen, om Hem te dienen.”

Zadok (Sadok) was een priester in de tempel van Salomo volgens 2 Samuël 8:17 (zie ook 1 Samuel 2:35 / 1 Kon.2:26,27,35). Levi was één van de zonen van Jacob die meerdere malen weinig respect vertoonde voor de tempeldienst en toch was die stam aangesteld als het priestergeslacht. Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, dan zullen zij die echt door God waren aangesteld in die dienst, alleen nog maar de knechten zijn. Toch had God aan Levi die dienst voor EEUWIG BELOOFD!

****** Ezechiël 41:4 SV77: “Ook mat hij de lengte daarvan, twintig ellen, en de breedte twintig ellen voor aan de tempel; en hij zeide tot mij: Dit is de heiligheid der heiligheden.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren,

Page 439: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 439

zal God dan een heilig plaatsje hebben van enkele vierkante meter in het midden van Zijn volk! Als Christus de wettelijke opvolger is van David en letterlijk op zijn troon zit waarom dan niet in een letterlijk paleis, letterlijk op die troon van Zijn voorvader. Hoe letterlijk is het dan allemaal in deze profetie?

****** Ezechiël 41:18,19 SV77: “En het was gemaakt met cherubs en palmbomen; zodat er een palmboom was tussen cherub en cherub, en elke cherub had twee aangezichten; Namelijk, het aangezicht van een mens tegen de palmboom aan deze, en het aangezicht van een jonge leeuw tegen palmboom aan gene zijde; gemaakt in het ganse huis rondom heen.” Moet dit een beetje de hemel op aarde voorstellen? ****** Ezechiël 42:13-15 SV77: “Toen zeide hij tot mij: De kamers van het noorden, en de kamers van het zuiden, die voor aan de afgegrensde plaats zijn, dat zijn heilige kamers, waarin de priesters, die tot de HEERE naderen, de allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen wegleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer en het schuldoffer, want de plaats is heilig. Als de priesters ingegaan zullen zijn, zo zullen zij uit het heiligdom niet weer uitgaan in het buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen wegleggen, waarin zij gediend hebben, want die zijn een heiligheid; en zij zullen andere klederen aantrekken, en naderen tot hetgeen voor het volk is. Als hij nu de maten van het binnenste huis geëindigd had, zo bracht hij mij uit, naar de weg van de poort, die naar de weg van het oosten zag, en hij mat ze rondom heen.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom zijn dan zoveel dingen in Jeruzalem en rond de tempel onheilig? Waarom nog een scheiding tussen mensen? Dat heeft Christus toch al eens weggewerkt, ALLE scheidsmuren zijn door Hem weggehaald! Heeft men in die duizendjarige regering dan geen toegang tot de Messias? Dat is een stap achteruit tegenover wat het NT leert. Romeinen 10:12 SV77: “Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want éénzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.” Galaten 3:26-28 SV77: “Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus.” Hebreeën 2:10,11 SV77: “Want het betaamde Hem, om Wie alle dingen zijn, en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, de overste Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen. Want èn Hij, Die heiligt, èn zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.”

Dit is de tekst en het commentaar op Ezechiël 42:14 in de Statenvertaling: “Als de priesters ingegaan zullen zijn, 32) zo zullen zij uit het heiligdom niet weder uitgaan in het buitenste voorhof, 33) maar aldaar 34) hun klederen henenleggen, 35) in dewelke zij gediend hebben, want die zijn een heiligheid; 36) en zij zullen andere klederen aantrekken, en naderen tot hetgeen voor het volk is. 37)”

35) klederen henenleggen, Onze Hogepriester Christus is bekleed met welriekende klederen des heils en zijner

Page 440: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 440

verdiensten, met den mantel der gerechtigheid, waarmede Hij zijne kerk kleedt en dekt; Ps. 45:9; Jes. 61:10, en Jes. 63:1. Zijne dienstknechten, die tot den Heere naderen, moeten bekleed zijn met al zulke deugden in het bijzonder, als tot hun ambt vereist worden; zie 1 Tim. 4:12; Tit. 2:7. Van de geestelijke klederen der ganse kerk, zie Ps. 45:14; Hoogl. 4:11; Matth. 22:11; Rom. 13:14; 2 Cor. 5:3; Gal. 3:27; Ef. 4:24; Col. 3:10; Openb. 3:4,5,18, en Openb. 16:15, en Openb. 19:8, enz.

36) heiligheid; Dat is, zeer heilig. Versta, de klederen, of kamers, die beide heilig waren, daarom

moesten zij de heilige klederen van hun dienst daar afleggen en laten. 37) hetgeen voor het volk is. Dat is, in deze plaatsen in het buitenste voorhof, [gelijk in het voorgaande gezegd], dat

voor het gemene volk is, zullen zij met andere klederen moeten komen. ****** Ezechiël 42:20 SV77: “Hij mat het aan de vier zijden; het had een muur rondom heen, de lengte was vijfhonderd rieten, en de breedte vijfhonderd, om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom zijn er dan al die aparte ruimten. Is God er niet toe overgegaan de scheidingen te negeren? Zijn er dan werkelijk nog mensen met laat ons zeggen 20% heiliging en anderen met 45% heiliging. En groep ‘A’ mag niet omgaan met groep ‘B!’

****** Ezechiël 43:2,7 SV77: “En ziet, de heerlijkheid van de God van Israël kwam van de weg naar het oosten; en Zijn stem was als het geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht door Zijn heerlijkheid. (...) En Hij zeide tot mij: Mensenkind! dit is de plaats van Mijn troon, en de plaats van de zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden van de kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen, op hun hoogten.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “En de heerlijkheid van de Eeuwige ging het huis binnen door de poort die naar het oosten gericht was, (43:4). De Heerlijkheid van G’d komt door dezelfde poort weer binnen als dat Hij weggegaan is. Dit laat zien dat er sprake is van herstel zoals dat staat in Maleachi 3:4 “Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de Eeuwige aangenaam zijn als in de dagen van ouds en als in vroegere jaren.” Waarom zou Maleachi 3:4 niet verwijzen naar de tempel die men op dat moment van zijn schrijven, aan het bouwen is. Of het beeld zijn van een geestelijke tempel? Wat staat er in de brief aan Epheze 3:21 / 4:4,5 SV77: “Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (…) Waaraan gij, dit lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus). Eén Heere, één geloof, één doop.” Is de heerlijkheid van God verdeeld over de gemeente en de tempel in Jeruzalem? Opnieuw dus geen overeenkomst met de leer van het NT en deze van dispensationalisten.

Page 441: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 441

Jehovah’s Getuigen beschrijven geven hier de lijken als de vroegere afgoden. De Israëlieten hebben ze tot hun koningen gemaakt (‘DE WACHTTOREN’, 1 augustus 2007, blz.10). Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit over de koning: “zij noch hun koningen, met hun ontucht en met de lijken van hun koningen na hun dood.(43:7b). Bij de nieuwe indeling is het paleis van de koning (de Messias) relatief ver verwijdert van het tempel terrein.” Dus zal de echte vleselijke David, géén koning meer zijn.

****** Ezechiël 43:10-12 SV77: “Gij mensenkind; wijs het huis Israëls dit huis, opdat zij schaamrood worden vanwege hun ongerechtigheden, en laat ze het patroon afmeten. En indien zij schaamrood worden vanwege alles, wat zij gedaan hebben, zo maak hun bekend de vorm van het huis, en zijn gestaltenis, en zijn uitgangen, en zijn ingangen, en al zijn vormen, en al zijn ordinantiën, ja, al zijn vormen en al zijn wetten; en schrijf het voor hun ogen, opdat zij zijn ganse vorm en al zijn ordinantiën bewaren, en die doen. Dit is de wet van het huis: op de hoogte van de berg zal zijn ganse grens, rondom heen, een heiligheid der heiligheden zijn; ziet, dit is de wet van het huis.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “en als zij zich schamen over alles wat zij bedreven hebben, maak hun dan bekend de vorm van de tempel en zijn inrichting, zijn uitgangen en zijn ingangen, al zijn vormen, al zijn voorschriften, al zijn vormen en al zijn wetten, en schrijf die op voor hun ogen, opdat zij al de vormen en voorschriften ervan nauwgezet ten uitvoer brengen. (43:11). G’d geeft opnieuw instructies met de bedoeling dat ze exact uitgevoerd worden. Dan zal de heerlijkheid van G’d weer komen” (wij onderstrepen). Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom is er zoveel schaamte? Christus is toch voor hen gestorven? Zijn ze beschaamd omdat Christus voor hen heeft moeten sterven?

****** Ezechiël 43:18,19 SV77: “En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zo zegt de Heere HEERE: Dit zijn de ordinantiën van het altaar, ten dage als men het zal maken, om brandoffer daarop te offeren, en om bloed daarop te sprengen. En gij zult aan de Levietische priesters, die uit het zaad van Zadok zijn, die tot Mij naderen (spreekt de Heere HEERE), om Mij te dienen, geven een var, een jong rund, tot een zondoffer.”

Hebreeën 8:13 leert ons dit, waardoor wat hier staat zijn waarde verliest: “Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; wat nu

oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning” (Statenvertaling, 1977). ****** Ezechiël 43:20-23 SV77: “En gij zult van zijn bloed nemen, en het doen aan zijn vier hoornen, en aan de vier hoeken van de omloop, en aan de rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het verzoenen. ”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “ Op de tweede dag zult gij een gave geitebok tot een zondoffer brengen en men zal het altaar ontzondigen, zoals men het met de stier ontzondigd heeft. Wanneer

Page 442: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 442

gij de ontzondiging voleindigd hebt, dan zult gij een gave jonge stier en een gave ram uit het kleinvee brengen. (43:22, 23). Duidelijk wordt dat de instructie van de Thora om het altaar te ontzondigen nog steeds van kracht zijn” (wij onderstrepen). Is dit de nieuwe Thora, evenals de eerste, verwijzend naar dierlijke offers? Christus heeft toch de nieuwe Thora gebracht! Hebben de apostelen hem soms niet die naam gegeven: méér, ja véél méér, dan de oude Mozes. Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, dan hoeft er geen bloed van ontzondigen meer te gebeuren? Dit verhaal kan dus niet verwijzen naar een periode waar Jezus koning is, want dan MOET Zijn offer niet hernieuwd worden!

****** Ezechiël 43:25,26 SV77: “Zeven dagen zult gij dagelijks een bok van het zondoffer bereiden; ook zullen zij een var, een jong rund, en een ram van de kudde, beide volkomen bereiden. Zeven dagen zullen zij het altaar verzoenen, en het reinigen, en zijn handen vullen.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom die offers? Een zevendaagse verzoening alsof dat éne van Christus niet genoeg was! Mensen worden nu ééns en voor altijd geheiligd in Zijn bloed!

****** Ezechiël 43:27 SV77: “Als zij nu deze dagen zullen voleind hebben, dan zal het op de achtste dag en voortaan geschieden, dat de priesters uw brandoffers en uw dankoffers op het altaar zullen bereiden; en Ik zal een welgevallen aan u hebben, spreekt de Heere HEERE.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom moet het gewone volk nog meedoen aan ceremonies die van geen tel meer zijn. “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning” (Hebreeën 8:13 NBG-vertaling 1951).

****** Ezechiël 44:3 SV77: “De vorst, de vorst, die zal daarin zitten, om brood te eten voor het aangezicht des HEEREN; door de weg van het voorhuis der poort zal hij ingaan, en door de weg ervan zal hij uitgaan.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “Wat de vorst betreft, omdat hij vorst is, mag hij daarin gaan zitten om te eten voor het aangezicht van de Eeuwige (44:3). Dat is de Messias ben David. Zie Ezech 34: 24 waar de vorst wordt benoemd “Ik, de Eeuwige, zal hun tot een God zijn, en mijn knecht David zal vorst wezen in hun midden. Ik, de Eeuwige, heb het gesproken.”. Verder Ezech 37: 24, 25 “En mijn knecht David zal koning over hen wezen; een herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden. Zij zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn”. In deze verzen zie je duidelijk dat de Messias absoluut niet hetzelfde als G’d is (zoals in het christendom wordt beweert)” (wij onderstrepen). Deze mensen geloven dus niet in een drie-enige God. Zodat u het weet met wie we het, onder andere, aan de stok hebben!

Page 443: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 443

****** Ezechiël 44:5 SV77: “En de HEERE zeide tot mij: Mensenkind! zet er uw hart op, en zie met uw ogen, en hoor met uw oren alles, wat Ik met u spreken zal, van alle inzettingen van het huis des HEEREN, en van al zijn wetten; en zet uw hart op de ingang van het huis, met alle uitgangen van het heiligdom.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom een letterlijke herhaling van ceremonies die vervuld zijn? Met Kalvarie is afgedaan met deze zaken. Wil men de scheidsmuur die de Heer heeft afgebroken, terug oprichten (Eph.2:14)? De regel is toch nu dat alle mensen, zowel Joden als Heidenen thans leven in de tijd dat ze zich kunnen bekeren. Van een ander tijdstip van dien aard moeten we niets verwachten (2 Cor.6:1,2 / Rom.10:1). Jezus, heeft daar geen woord over gerept! EN OOK ZIJN APOSTELEN NIET? Of die nadere schrijvers van het NT.

****** Ezechiël 44:6-8 SV77: “En zeg tot die weerspannigen, tot het huis Israëls: Zo zegt de Heere HEERE: Het is te veel voor u, vanwege al uw gruwelen, o huis Israëls. Omdat gij vreemden hebt ingebracht, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn, om dat te ontheiligen, te weten Mijn huis; als gij Mijn brood, het vette en het bloed offerdet, en zij Mijn verbond verbraken, benevens al uw gruwelen. 8 En gij hebt de wacht van Mijn heilige dingen niet waargenomen; maar gij hebt uzelf enigen tot wachters van Mijn wacht gesteld in Mijn heiligdom.

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “doordat gij vreemdelingen, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van lichaam, hebt binnengebracht om in mijn heiligdom te zijn, om mijn huis te ontheiligen, terwijl gij de voor Mij bestemde spijze, vet en bloed, bracht, zodat zij mijn verbond schonden, boven al uw gruwelen. (44:7). In de mondelinge thora staat beschreven dat het verboden is onbesnedenen van lichaam in de tempel te brengen. Zij waren onbevoegd om daar te komen (zie ook Num. 18:4). Hierin wordt duidelijk dat de profeet Ezechiël de mondelinge Thora ook als woord van G’d ziet” (wij onderstrepen). Eén zaak is zeker, DE WET VAN MOZES IS NIET MEER GELDIG. Wij herhalen HET NOG EENS: DE WET VAN MOZES IS NIET MEER GELDIG. Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom opstand tussen mensen? Hoe moet ik me dat voorstellen in het licht van het NT waar Jezus vrede bracht aan Joden en aan heidenen. Dit leren we uit de prediking van Paulus, die van ons vraagt hem te volgen zoals Hij Jezus volgt:

Gal.5:6: “Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.”

Gal.5:11: “Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.”

Gal.6:15: “Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.”

****** Ezechiël 44:9 SV77: “Alzo zegt de Heere HEERE: Geen vreemde, onbesneden van hart, en onbesneden van vlees, zal in Mijn heiligdom ingaan, van enige vreemde, die in het midden van de kinderen Israëls is.”'

Page 444: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 444

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom is de Heer afgestapt van een principe van het NT dat gelovigen niet besneden moeten worden. In een tekst kan men dat niet gieten! Maar zo interpreteren zijn discipelen het niet. Colossenzen 3:10,11 SV77: “En aangedaan hebt de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Hem, Die hem geschapen heeft; Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, Barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.” Vooral Paulus heeft zich duidelijk uitgesproken, dat iets dergelijks van geen tel meer is:

Gal.5:11 SV77: “Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.”

Gal.6:15 SV77: “Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.”

****** Ezechiël 44:10 SV77: “Maar de Levieten, die ver van Mij geweken zijn, toen Israël ging dolen, die van Mij zijn afgedwaald, hun drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom lees ik in Colossenzen 3:10,11 SV77: “En aangedaan hebt de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Hem, Die hem geschapen heeft; Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, Barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.” Er IS géén onderscheid meer tussen priesters en wie het niet is! Het zijn allen priesters, alle gelovige christenen zijn dat nu reeds!

****** Ezechiël 44:11 SV77: “Nochtans zullen zij in Mijn heiligdom bedienaars zijn, in de ambten aan de poorten van het huis, en zij zullen het huis bedienen; zij zullen het brandoffer en het slachtoffer voor het volk slachten, en zullen voor hun aangezicht staan, om hen te dienen.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “G’d geeft instructies voor de bouw van een plaats waar Hij weer met Zijn aanwezigheid kan wonen en waar de offers weer gebracht kunnen worden zoals dat in de Thora (die voor eeuwig is) voorgeschreven is. Zie. Jer. 33:14-22 “Zie, de dagen komen, luidt het woord van de Eeuwige, dat Ik het goede woord in vervulling zal doen gaan, dat Ik over het huis van Israël en het huis van Juda gesproken heb. 15 In die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een Spruit der gerechtigheid doen ontspruiten, die naar recht en gerechtigheid in het land zal handelen. 16 In die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem veilig wonen, en zo zal men het noemen: De Eeuwige is onze gerechtigheid. 17 Want zo zegt de Eeuwige: Nimmer zal het David ontbreken aan een man, die op de troon van het huis Israëls gezeten is; 18 en de levitische priesters zal het nimmer ontbreken voor mijn aangezicht aan een man die brandoffers offert, spijsoffers ontsteekt en slachtoffers brengt al de dagen.” Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom is er dan nog een priesterschap nodig om offers te brengen? Volgens het NT was het offer van Christus voldoende en heeft Zijn offer alle andere teniet gedaan.

Page 445: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 445

****** Ezechiël 44:19 SV77: “En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, namelijk tot het buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun klederen, waarin zij gediend hebben, uittrekken, en die wegleggen in de heilige kamers; en zullen andere klederen aantrekken, opdat zij het volk niet heiligen met hun klederen.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom krijgen alle mensen niet een heilige KAMER? En wat heeft kleding met heiliging te maken? In symbolische taal wel maar toch niet letterlijk!

****** Ezechiël 44:22 SV77: “Ook zullen zij zich geen weduwe of verstotene tot vrouwen nemen; maar jonge dochters van het zaad van het huis Israëls, of een weduwe, die een weduwe zal geweest zijn van een priester, zullen zij nemen.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: ”Ook bij een geschil zullen zij optreden om recht te spreken; naar mijn verordeningen zullen zij dat beslechten; mijn wet en mijn inzettingen zullen zij op al mijn feesttijden onderhouden en mijn sabbatten zullen zij heiligen. (44:24). Ook in dit vers blijkt duidelijk dat de Thora dan ook nog steeds actueel is.” Neen, de WET VAN MOZES IS NIET MEER IN VOEGE. Wie in een letterlijke vervulling geloofd van deze teksten, zal zeggen dat het na de opstanding in voege treedt. Maar als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom wordt er nog getrouwd na de opstanding? Hoe moet ik me dat voorstellen in het licht van de leer van Jezus die zegt dat er dan NIET getrouwd zal worden (Lucas 20:34,35).

****** Ezechiël 44:24: “En over een twistzaak zullen zij staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten; en zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen op al Mijn gezette hoogtijden houden, en Mijn sabbatten heiligen.”

Hoe moet ik me dat voorstellen in het licht van het NT dat het OT volledig IS afgeschaft. Dit staat in een brief geschreven aan Joden: “Door te spreken van een nieuw verbond heeft Hij het eerste voor verouderd verklaard, en alles wat oud en bejaard wordt, staat op het punt te verdwijnen” (Hebreeën 8:13 Willibrordvertaling, herziene editie 1995).

****** Ezechiël 44:25: “Ook zal geen van hen tot een dood mens ingaan, dat hij onrein worde; maar om een vader, of om een moeder, of om een zoon, of om een dochter, om een broeder of om een zuster, die aan geen man heeft toebehoord, zullen zij zich mogen verontreinigen.”

Er is dus dood in dat duizendjarige rijk, althans als dit gedeelte over zo een tussenrijk spreekt. Het begrip “verontreinigen” in dat verband is iets van het OT en dat is afgeschaft!

****** Ezechiël 44:28,29 SV77: “Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: Ik ben hun Erfenis; daarom zult

Page 446: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 446

gij hun geen bezitting geven in Israël; Ik ben hun Bezitting. Het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, die zullen zij eten; ook zal al het verbannene in Israël het hunne zijn.”

Niemand zal wat letterlijk bezitten in dat tussenrijk. Toch leren dispensationalisten dat iedere stam naar zijn eigen plaats zal terugkeren. Waarom zouden we naar een letterlijke uitleg streven wanneer de éne letterlijke tekst met de andere letterlijke tekst strijdig is.

****** Ezechiël 44:31 SV77: “Geen aas, noch wat verscheurd is van het gevogelte, of van het vee, zullen de priesters eten.”

Waarom naar begrippen uit het OT terugkeren? Hoe moeten we dat rijmen met Jesaja 11:6 / Jesaja 65:25. Dieren en mensen zullen in vrede leven! Waar komt dat gestorven dier vandaan? Onenigheid onder de dieren in het millennium? Het lam dat met de leeuw samen ligt?

****** Ezechiël 45:7-9 SV77: “De vorst nu zal zijn deel hebben aan deze en aan gene zijde van de heilige heffing en van de bezitting der stad, voor aan de heilige heffing, en voor aan de bezitting der stad; van de westerhoek westwaarts, en van de oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe. Wat dit land betreft, het zal hem tot een bezitting zijn in Israël; en Mijn VORSTEN zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar het huis Israëls het land laten, naar hun stammen. Alzo zegt de Heere HEERE: Het is teveel voor u, gij VORSTEN Israëls! doet geweld en verstoring weg, en doet recht en gerechtigheid; ontlast Mijn volk van uw afpersingen, spreekt de Heere HEERE” (wij onderstrepen).

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “En voor de vorst, ter weerszijden van de heilige heffing en de bezitting der stad, langs de heilige heffing en langs de bezitting der stad, aan de westzijde westwaarts en aan de oostzijde oostwaarts (en de lengte moet overeenkomen met een van de andere delen, van de westgrens tot de oostgrens) Voor het belang van het land, zal het zijn gebied zijn, tot een bezitting in Israël, zodat mijn vorsten mijn volk niet meer onderdrukken, maar het land overlaten aan het huis Israëls, naar hun stammen. Zo zegt Adonai de Eeuwige: Het is meer dan genoeg geweest, vorsten van Israël. Laat af van geweld en onderdrukking, handelt naar recht en gerechtigheid; ontlast mijn volk van uw afpersingen, luidt het woord van Adonai de Eeuwige. Gij zult een zuivere weegschaal hebben, een zuivere efa en een zuivere bath (45:7-10). De vorst, de Messias ben David krijgt een speciaal stuk land toegewezen. In het verleden eigenden de vorsten van Israël zich stukken land van het volk toe ten koste van het volk. Zie ook Ezechiël 22:27 De oversten zijn er als roofgierige wolven, die bloed vergieten en mensen in het verderf storten om zichzelf te bevoordelen.. Dit zal niet meer gebeuren. De vorst krijgt een bepaald stuk land voor hem toegewezen. Zo kan hij niet zo maar meer stukken land in bezit nemen. In dit gedeelte zien we ook dat de vorst een lijfelijke nakomeling van David is, een mens van vlees en bloed. Als hij goddelijk zou zijn (zoals in een aantal christelijke theologie’s wordt beweerd) zou dit vers er zo niet kunnen staan” (wij onderstrepen). Dus géén drie-eenheid! En de Messias krijgt een stukje grond terwijl Hij over alles beschikt

en geeft wie Hij wil.

Page 447: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 447

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, waarom die tekst: “Het is teveel voor u, gij vorsten Israëls! doet geweld en verstoring weg?” Waar komt dat geweld vandaan, is dat geen vrederijk? En die “vorsten” in de meervoudsvorm, wie zijn dat? Niet Jezus en David, want dat zijn goede vorsten, deze echter niet!

Dit staat er als tekst en commentaar in de Statenvertaling van vers 7: “De vorst nu zal zijn deel hebben 18) van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers en der bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, 19) en voor aan de bezitting der stad; van den westerhoek westwaarts, 20) en van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe.”

18) vorst nu zal zijn deel hebben Door dezen vorst, van wien in Ezech. 45, en Ezech. 46: veel wordt gesproken, verstaan

sommigen [gelijk boven Ezech. 44:3], den hogepriester, of onzen Heere Christus den Messias zelf, die niet alleen in zijn huis woont en dat met zijne heerlijkheid vervult, maar ook rondom hetzelve zich [om zo te spreken] legert, om dat als koning te beschermen, en die als onze hogepriester en borg al onze schuld op zich genomen hebbende, voor dezelve [alsof het zijn eigen ware] betaald, en zichzelven voor ons [alsof het was voor zichzelven, omdat Hij in onze plaats stond] vrijwillig opgeofferd heeft; idem die niet alleen een koning of vorst is, maar ook een broeder en medegenoot der gelovigen, die Hij zijne medeërfgenamen maakt, zijnde steeds in het midden van hen en met hen, tot aan de voleinding der wereld, biddende voor hen als hun Middelaar, hebbende alleen de macht en het recht zijns weegs in en uit te gaan, zijn leven te laten en weder te nemen, de poort van het heiligdom te openen en te sluiten, enz. Anderen verstaan hier een aardsen Christelijken vorst of regent, en daardoor wijders alle Christelijke regenten en overheden, die God zijne kerk in het Nieuwe Testament, naar verscheidene profetieën van het Oude Testament, zou verlenen, welker eerste en voornaamste zorg meot wezen voor den welstand van Gods kerk, die zij met hunne beschutting als omringen moeten, in de oefening van den waren godsdienst en de achting van den kerkedienst het volk met hun voorbeeld voorgaan, ook zich in dezen houden en gedragen als broeders, medegenoten en medeleden der kerk; voorts recht en gerechtigheid aanstellen en handhaven, alle onrecht, overlast, tirannie en geweld afschaffen en den onderdanen een gerust en stil leven verzorgen, totdat de volmaakte gerechtigheid, heiligheid en vrede in het andere leven daarop volgen.

19) voor aan het heilig hefoffer, Hebreeuws, voor, of tegen het aangezicht, zo in het volgende. 20) westerhoek westwaarts, Hebreeuws, hoek der zee, naar de zee toe, alzo in het volgende, zee voor het westen. 21) Dit land aangaande, Anders, hij zal het in het land hebben tot, enz., of, van het land zal hij [dit] hebben, enz. 22) verdrukken,

Vergelijk Ps. 72:2,4,14; Jes. 11:3,4,5, enz., en Jes. 29:18,19,20, en Jes. 42:1,3,4, en Jes. 60:17,18; Zef. 3:13.

****** Ezechiël 45:17 SV77: “En het zal aan de vorst zijn te offeren de brandoffers, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankoffers doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.”

Page 448: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 448

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israëls. Hij zal het zondoffer en het spijsoffer, het brandoffer en de vredeoffers brengen, om verzoening te doen voor het gehele huis Israëls. (45:17). De Messias ben David zal er verantwoordelijk voor zijn dat de offers weer op een juiste manier op de juiste tijd worden gebracht. Voor hemzelf en voor het volk. Let op: De Messias ben David brengt de zoenoffers voor het volk en voor hemzelf om G’d te naderen. De priesters zullen die taken voor hem uitvoeren” (wij onderstepen). Hoe moet ik me dat voorstellen in het licht van het offer van Jezus? Wat een tegenstrijdige gedachte met die van het NT! Of zal in dat rijk het NT niet meer geldig zijn? Was dat niet ééns en voor altijd, volgens de schrijver aan de Hebreeën?

****** Ezechiël 45:19,20 SV77: “En de priester zal van het bloed van het zondoffer nemen, en het doen aan de posten van het huis, en aan de vier hoeken van de omloop van het altaar, en aan de posten van de poorten van het binnenste voorhof. Alzo zult gij ook doen op de zevende in die maand; vanwege de afdwalende, en vanwege de onverstandige; alzo zult gij het huis verzoenen.”

Als dit de beschrijving is van een letterlijke toekomstige tempel waar Christus zal regeren, en wetende dat Christus alle offers teniet heeft gedaan in Zijn offer waarom moet er nog bloed aan de deurposten gestreken worden? Met Kalvarie is de redding volbracht, er hoeft niets meer aan toegevoegd te worden.

****** Ezechiël 45:21-23 SV77: “In de eerste maand, op de veertiende dag van de maand, zal u het pascha zijn; een feest van zeven dagen, ongezuurde broden zal men eten. En de vorst zal op die dag voor zichzelf, en voor al het volk des lands, bereiden een var van het zondoffer. En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer voor de HEERE bereiden, van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van een geitenbok, dagelijks.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “Op die dag zal de vorst voor zichzelf en voor al het volk des lands een stier als zondoffer bereiden.(45:22). Ook hier wordt melding gemaakt dat de vorst, de Messias ben David (Ezech. 37:25) voor zichzelf en voor het volk een zondoffer laat bereiden. In dit vers wordt een stier ten zondoffer genoemd genoemd. Omdat dit offer niet specifiek vermeld wordt in de Thora waren er volgens Rashi enkele joodse uitleggers die (naar aanleiding van deze ene tekst) de betrouwbaarheid van het boek Ezechiël bevroegen. Door de anderen werd het echter niet als iets tegenstrijdigs gezien. Volgens hen gaat het om het inwijdingsoffer. Ezechiël maakt er duidelijk genoeg melding van dat de Thora zoals hij gegeven is gehouden zal worden.”

Je kan wel steeds iemand vinden die je gedachten onderschrijft! Dit weet ik met zekerheid over de feesten omdat ik het NT ken:

Oud Testament: feest Teksten Nieuw Testament: vervulling

Page 449: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 449

“Pesach” Het Paaslam

Ex.12:14 / Gal.4:9,10 / Col.2:16

Jezus gekruisigd 1 Corinthiërs 5:7b,8

“Chak ha bikoeriem” Feest van de eerstelingen, zondag na Pasen

Leviticus 23:7,9-11 Werden de eerstelingen van de gersteoogst als offer naar de tempel gebracht.

Jezus is opgestaan uit de dood 1 Corinthiërs 15:20

“Sjavoeot” Zevenweken feest

Leviticus 23:9-17 / Jac.1:18 / Rom.16:5 /

1 Cor.16:15 / Opb.14:4

De Heilige Geest komt over de discipelen, de oogst van God.

Dus? ****** Ezechiël 46:2: “En de vorst zal ingaan door de weg van het voorhuis van die poort van buiten, en zal staan aan de post van de poort; en de priesters zullen zijn brandoffers en zijn dankoffers bereiden, en hij zal aanbidden aan de dorpel van de poort, en daarna uitgaan; doch de poort zal niet gesloten worden tot op de avond.”

Op www.shalomgemeente.nl/Ezechiel%2047-48.htm voorstanders van een letterlijke her-bouw lees ik dit: “Zo zegt Adonai de Eeuwige: De poort van de binnenste voorhof, die op het oosten uitziet, zal op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden; ook op de nieuwemaansdag zal zij geopend worden. De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan. De poort mag tot de avond niet gesloten worden. Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht van de Eeuwige nederbuigen. (46:1-3) De Messias mag op shabbat en Rosh Chodesh door de oostelijke poort (waardoor de Shechina, de heerlijkheid van G’d door naar binnen is gegaan) naar binnen en buiten gaan. Duidelijk is dat de shabbat de door G’d vastgezette heilige dag is waarop het volk zich voor G’d zal komen neerbuigen in de Tempel.”

Ik weet niet hoe dit te rijmen valt met Ezechiël 44:2: “En de HEERE zeide tot mij: Deze poort zal toegesloten zijn, zij zal niet geopend worden, noch iemand daardoor ingaan, omdat de HEERE, de God Israëls, door deze is ingegaan; daarom zal zij toegesloten zijn.” Als de Messias God niet is, dan kan hij zeker niet de tempel binnenlopen. Iemand die tot de stam van Juda hoort past niet in dat kader. Ezechiël 46:8 zegt ook nog: “En als de vorst ingaat, zal hij door de weg van het voorhuis van de poort ingaan, en door die weg weer uitgaan.”

****** Ezechiël 46:12 SV77: “En als de vorst een vrijwillig offer zal doen, een brandoffer of dankoffers tot een vrijwillig offer voor de HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer en zijn dankoffers doen, zoals hij zal gedaan hebben op de sabbatdag; en als hij weer uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan zal zijn.”

Page 450: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 450

Dat klinkt zeer Oud Testamentisch maar is niet overtuigend. Is het een beschrijving van een rijk waar Christus regeert! Andere dingen klinken dan wel Nieuw Testamentisch:

Geen vertrek voor vrouwen (vergelijk dat met Galaten 3:28, geen onderscheid tussen seksen)

Geen wasbassin (Ezechiël 36:24-27 / Johannes 15:3) Geen tafel van toonbroden (Micha 5:4 / Johannes 6:35) Geen lampenstanderd of menora (Jesaja 49:6 / Johannes 8:12) Geen gouden altaar voor reukwaren (Zecharia 8:20-23 / Johannes 14:6) Geen tussengordijn (Jesaja 25:6-8 / Mattheus 27:51) Geen ark van het verbond (Jeremia 3:16 / Johannes 10:30-33)

****** Ezechiël 46:16,17: “Alzo zegt de Heere HEERE: Wanneer de vorst aan iemand van zijn zonen een geschenk zal geven van zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in erfenis. Maar wanneer hij van zijn erfenis een geschenk zal geven aan een van zijn knechten, die zal dat hebben tot het jaar der vrijheid toe; dan zal het tot de vorst weerkeren; het is immers zijn erfenis, zijn zonen zullen het hebben.”

Volgens het NT krijgen alle gelovigen hetzelfde. Dat zegt bijvoorbeeld 1 Corinthe 12:12,13 SV77: “Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam, vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!”

Dit zijn de verwijsteksten van het commentaar op Ezechiël 46:16-18 in de Statenvertaling:

16 “Alzo zegt de Heere HEERE: Wanneer de vorst aan iemand van zijn zonen een geschenk 24) zal geven van zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben; 25) het zal hun bezitting zijn in erfenis.

17 Maar wanneer hij van zijn erfenis een geschenk zal geven aan een van zijn knechten, die zal dat hebben tot het vrijjaar toe; 26) dan zal het tot den vorst wederkeren; het is immers zijn erfenis, zijn zonen zullen het hebben.

18 En de vorst zal niets nemen van de erfenis des volks, om hen van hun bezit- ting te beroven; 27) van zijn bezitting zal hij zijn zonen erf nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn erfenis, verstrooid worde.”

24) zonen een geschenk Of, kinderen. Aangaande den Heere Christus, die geeft zijnen uitverkorenen en waren

kinderen bestendige en eeuwige gaven, een eeuwigdurend erfdeel, en dat van zijn eigen, want al wat de Vader heeft is het zijne, Joh. 16:15, en Hij is erfgenaam van alles, Hebr. 1:2, doende met het zijne zoals Hij wil, Matth. 20:15; maar den anderen, die ook wel mede in zijn huis dienen als knechten, geeft Hij tijdelijke gaven; vergelijk Matth. 7:22,23, en Matth. 13:21,23, en Matth. 25:14, enz.; Luk. 19:13, enz., en zie Joh. 8:35, enz. Voor Christelijke regenten kan het ook ene leer wezen van milddadigheid en beloning van goede diensten, idem van gerechtigheid jegens hunne onderdanen; en voorts in het algemeen de leer van rechtvaardige eigen bezittingen, enz.

25) hebben; Dat is, het zal zijnen zonen blijven, zij zullen het houden; alzo in het volgende.

Page 451: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 451

26) vrijjaar toe; Anders genoemd het jubeljaar; zie Lev. 25:10, enz. 27) beroven;

Of, verstoten. 28) heilige kameren, Hebreeuws, kamers der heiligheid. 29) den priesteren toebehorende, Of, tot de priesters.

Is de vorst de Messias? Krijgen zijn dochters niets? Of heeft hij alleen maar zonen? Dat klopt niet met wat Jezus volbracht heeft, er is geen onderscheid meer tussen mannen en vrouwen wat betreft hun status tegenover God.

****** Ezechiël 46:20 SV77: “En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, alwaar de priesters het schuldoffer en het zondoffer zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen bakken, opdat zij het niet uitbrengen in het buitenste voorhof, om het volk te heiligen.”

In 2 Corinthe 5:16,17 SV77 is al het volk van God nieuw geworden en geheiligd: “Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees. Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.” Waarom zou men in het duizendjarige rijk opnieuw naar oude gewoonten grijpen?

****** Ezechiël 47:1,2 SV77: “Daarna bracht hij mij weer tot de deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit, van onder de dorpel van het huis naar het oosten; want het voorste deel van het huis was naar het oosten, en de wateren daalden af van onderen, uit de rechterzijde van het huis, van het zuiden van het altaar. En hij bracht mij uit door de weg van de noorderpoort, en voerde mij om door de weg van buiten, tot de buitenpoort, de weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde.”

Hier en daar is er toch wel eens een dispensationalist te vinden die gedeelten van Ezechiël hoofdstukken 40-48 op een symbolische manier uitlegt. Dit zegt bijvoorbeeld Harry Ironside één van de boegbeelden van de dispensationalisten uit de vroege jaren van de twintigste eeuw over hoofdstuk 47: “De gids van Ezechiël had 1000 cubits afgemeten, dat is vijftienhonderd voet en laat de profeet in het water gaan en het kwam tot aan de enkels. Kan dit niet het begin voorstellen van iemands omgang met God? “Indien wij door de Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen” (Gal.5:25). Met de voeten in het water werden ze door het water omgeven, maar de gids vroeg Ezechiël na opnieuw 1000 cubits verder te zijn gegaan opnieuw in het water te gaan en dan komt het tot aan de knieën. Wie zou dat raar vinden wanneer we dit zien als de kracht te bidden in de Heilige Geest? Maar de gids gaat nog duizend maten verder en opnieuw gaat de profeet in het water en het komt tot aan zijn middel, het beeld van de controle over alle vleselijke lusten in de kracht van de Geest. En hij meet nogmaals duizend cubits en wat begon als een klein beekje was nu een rivier geworden zodat Ezechiël er niet meer door kon waden, het water

Page 452: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 452

was zo hoog dat hij moest zwemmen. Dat is zondermeer het leven in de volheid van de Geest waarnaar elke gelovige zou moeten streven” (uit ’Ezekiel the Prophet’, Loizeaux Brothers, 1949, blz.327,328). Jehovah’s Getuigen geven hier de uitleg dat het levend water de geestelijke voorziening is die God aan zijn volk geeft. In het duizendjarig rijk staat het water op zijn hoogste stand (‘DE WACHTTOREN’, 1 augustus 2007, blz.11).

****** Ezechiël 47:10,11 SV77: “Ook zal het geschieden, dat er vissers aan deze zullen staan, van En-Gedi aan tot En-Eglaïm toe; daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten; haar vis zal naar zijn aard wezen als de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. Doch haar modderige plaatsen en haar moerassen zullen niet gezond worden, zij zijn tot zout overgegeven.”

De ganse schepping is dus nog niet veranderd in een paradijs? Dat zou volgens uitspraken in het NT INEENS GEBEUREN!

****** Ezechiël 48:11 SV77: “Het zal zijn voor de priesters, die geheiligd zijn uit de kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen; die niet gedwaald hebben, toen de kinderen Israëls dwaalden; zoals de andere Levieten gedwaald hebben.”

Hoe moet ik me dat voorstellen in het licht van Johannes 10:14-16 SV77: “Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en word door de Mijnen gekend. Gelijk de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook de Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden één kudde, en één Herder.” Heidenen en Joden die zich bekeren ZIJN TOCH DIE KUDDE. Toch niet slechts de Zadokieten?

In het dispensationalisme zijn er allerhande groepen van heiligen: Een ondergroep: OT heiligen Een ondergroep: heiligen van het NT Een ondergroep: Joden uit de Grote verdrukking Een ondergroep: heidenen uit de Grote verdrukking Een ondergroep: 144.000 superjoodse heiligen (evangelisten). En dan nog heiligen in een tussenrijk.

Bekijken we ook eens wat er allemaal in die hoofdstukken staat over het brengen van

offers! Het begrip “zondoffer” staat in dat gedeelte van Ezechiël 40-48 niet minder dan 14 maal. Wat zou de betekenis daarvan kunnen zijn in een tijd nadat Christus alle offers heeft volbracht? Niets dat letterlijk geofferd wordt heeft nog een waarde. Jezus heeft die zaken volbracht.

14 vindplaatsen in 14 verzen

1. Ezechiël 40:39: “En in het voorhuis der poort waren twee tafels aan deze, en twee tafels aan gene zijde, om daarop te slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer.”

2. Ezechiël 42:13: “Toen zeide hij tot mij: De kamers van het noorden, en de kamers van het zuiden, die voor aan de afgegrensde plaats zijn, dat zijn heilige kamers, waarin de

Page 453: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 453

priesters, die tot de HEERE naderen, de allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen wegleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer en het schuldoffer, want de plaats is heilig.”

3. Ezechiël 3:19: “En gij zult aan de Levietische priesters, die uit het zaad van Zadok zijn, die tot Mij naderen (spreekt de Heere HEERE), om Mij te dienen, geven een var, een jong rund, tot een zondoffer.”

4. Ezechiël 43:21: “Daarna zult gij de var van het zondoffer nemen; en hij zal hem verbranden in een bestemde plaats van het huis buiten het heiligdom.”

5. Ezechiël 43:22: “En op de tweede dag zult gij een volkomen geitenbok offeren tot een zondoffer; en zij zullen het altaar ontzondigen, zoals zij dat ontzondigd hebben met de var.”

6. Ezechiël 43:25: “Zeven dagen zult gij dagelijks een bok van het zondoffer bereiden; ook zullen zij een var, een jong rund, en een ram van de kudde, beide volkomen bereiden.”

7. Ezechiël 44:27: “En op de dag, als hij in het heilige zal ingaan, in het binnenste voorhof, om in het heilige te dienen, zal hij zijn zondoffer offeren, spreekt de Heere HEERE.”

8. Ezechiël 44:29: “Het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, die zullen zij eten; ook zal al het verbannene in Israël het hunne zijn.”

9.

Ezechiël 45:17: “En het zal aan de vorst zijn te offeren de brandoffers, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankoffers doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.”

10. Ezechiël 45:19: “En de priester zal van het bloed van het zondoffer nemen, en het doen aan de posten van het huis, en aan de vier hoeken van de omloop van het altaar, en aan de posten van de poorten van het binnenste voorhof.”

11. Ezechiël 45:22: “En de vorst zal op die dag voor zichzelf, en voor al het volk des lands, bereiden een var van het zondoffer.”

12. Ezechiël 45:23: “En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer voor de HEERE bereiden, van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van een geitenbok, dagelijks.”

13. Ezechiël 45:25: “In de zevende maand, op de vijftiende dag van de maand zal hij op het feest evenzo doen, zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.”

14. Ezechiël 46:20: “En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, alwaar de priesters het schuldoffer en het zondoffer zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen bakken, opdat zij het

Page 454: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 454

niet uitbrengen in het buitenste voorhof, om het volk te heiligen.”

Hetzelfde geldt ook het begrip “het brandoffer.” Neen, de Heer stierf niet als een brandoffer, maar heeft dat toch ook vervuld. Wij herhalen niets van zo een offer in het avondmaal, zodat er ook niets in een nieuwe tempelstructuur daar wat moet over “herdacht” worden. Wat vervuld is, kan niet meer opnieuw ingevoerd worden. Ook dit heeft geen waarde meer na de dood op het kruis in Jeruzalem’s Golgotha.

16 vindplaatsen in 14 verzen

1. Ezechiël 40:38: “Haar kamers nu en haar deuren waren bij de posten der poorten; aldaar waste men het brandoffer.”

2. Ezechiël 40:39: “En in het voorhuis der poort waren twee tafels aan deze, en twee tafels aan gene zijde, om daarop te slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer.”

3.

Ezechiël 40:42: “Maar de vier tafels voor het brandoffer waren van gehouwen stenen, de lengte een el en een halve, en de breedte een el en een halve, en de hoogte een el; daarop nu legde men het gereedschap weg, waarmee men het brandoffer en slachtoffer slachtte.”

4. Ezechiël 43:18: “En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zo zegt de Heere HEERE: Dit zijn de ordinantiën van het altaar, ten dage als men het zal maken, om brandoffer daarop te offeren, en om bloed daarop te sprengen.”

5. Ezechiël 43:24: “En gij zult ze offeren voor het aangezicht des HEEREN; en de priesters zullen zout daarop werpen, en zullen ze offeren tot een brandoffer voor de HEERE.”

6.

Ezechiël 44:11: “Nochtans zullen zij in Mijn heiligdom bedienaars zijn, in de ambten aan de poorten van het huis, en zij zullen het huis bedienen; zij zullen het brandoffer en het slachtoffer voor het volk slachten, en zullen voor hun aangezicht staan, om hen te dienen."

7. Ezechiël 45:15: “Voorts een lam uit de kudde, uit de tweehonderd, uit het waterrijke land van Israël, tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankoffers om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere HEERE.”

8.

Ezechiël 45:17: “En het zal aan de vorst zijn te offeren de brandoffers, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankoffers doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.”

9. Ezechiël 45:23: “En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer voor de HEERE bereiden, van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van een geitenbok, dagelijks.”

10. Ezechiël 45:25: “In de zevende maand, op de vijftiende dag van de maand zal hij op het feest evenzo doen, zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en

Page 455: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 455

gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.”

11. Ezechiël 46:4: “Het brandoffer nu, dat de vorst de HEERE zal offeren, zal op de sabbatdag zijn, zes volkomen lammeren, en een volkomen ram.”

12.

Ezechiël 46:12: “En als de vorst een vrijwillig offer zal doen, een brandoffer of dankoffers tot een vrijwillig offer voor de HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer en zijn dankoffers doen, zoals hij zal gedaan hebben op de sabbatdag; en als hij weer uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan zal zijn.”

13. Ezechiël 46:13: “Verder zult gij een volkomen eenjarig lam dagelijks bereiden tot een brandoffer voor de HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden.”

14. Ezechiël 46:15: “Zij zullen dan het lam, en het spijsoffer, en de olie alle morgens bereiden tot een gedurig brandoffer.”

GELIJKENISSSEN TUSSEN DE AARDSE EN DE HEMELSE TEMPEL OT = EXODUS NT = OPENBARING

Heilige der Heiligen (Ex.26:30-35) De Troon van God (4:2)

Zevenvoudige lampenstaander Ex.25:31-40 Zeven lampen van vuur voor de Troon (4:5)

Bronzen zee Ex.30:18 Zee van glas (4:6)

Cherubijnen over verzoendeksel Ex.25:17-21 Vier levende wezens (4:6) [Heb.9:5]

Priesters Ouderlingen (priesterlijke engelen) (4:4)

Altaar voor brandoffers Ex.31:9 Altaar (6:9-11)

Reukaltaar Ex.31:8 Reukaltaar (8:3-5)

Ark van het verbond Ex.25:9 Ark van het verbond (11:19)

Het is niet omdat van sommige zaken in het Oud Testament is gezegd dat ze “heilig zijn”

of “geheiligd” door God dat ze niet zullen ophouden te bestaan. 1. Heilige gerei: Ex.40:9 / Num.31:6 / 1 Kon.8:4 2. Water: Num.5:17 3. De tempel van Salomo: Ps.65:4 / 1 Kon.9:3 4. De Aäronisch hoge priesterlijke orde: Ex.29:21 5. Het Levitische priesterschap: 2 Kron.35:3 6. Eerstgeborene: Num.3:13 7. De meest heilige plaats van het tabernakel: Ex.29:30,31 8. de ark: 2 Kron.35:3 9. berg: Jes.11:9 10. grond: Ex.3:5

Page 456: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 456

11. heilige kledingstukken: Ex.28:2 12. tulband: Ex.29:6 13. vlees van de ram: Ex.29:31-33 14. zalf: Ex.30:25 15. fruit: Lev.19:23,24 16. tienden: Lev.27:30 17. Jeruzalem: Neh 11:1 18. Sabbat: Ex.20:11

Bijbelse aanwijzingen dat “voor eeuwig” niet wil betekenen

dat iets niet kan ophouden te bestaan! Zal één van deze eeuwige dingen ooit ophouden te bestaan?

Hoe is “olam” vertaald in die teksten? (eeuwig, eeuwigdurend, voor altijd eeuwig, permanent)

Wanneer is dat “voor eeuwig” opgehouden?

Besnijdenis Gen.17:10-14 Gal.5:1-4 / Rom.2:28,29 Oude Verbond Richteren 2:1 / Jesaja 24:5 Jer.31:31-34 = Heb.8:7-12 /

Heb 8:13 Joodse Pesach Grote Verzoendag Loofhuttenfeest

Ex.12:14,24

Lev.16:30-31

Lev.23:41-42

Gal.4:9,10 (Col.2:16)

Tabernakelkaarsen Tabernakel toonbrood

Lev.24:2-4

Lev.24:5-9 Heb.8:13-9:4

Levitische priesterschap Ex.29:7-9 Heb.7:11,12 Aardse koning voor eeuwig Spr.29:14 Wanneer de man sterft Jona in de buik van de vis was “voor altijd” Jona 2:6 Mat.12:38-41

Dierenoffers Lev.7:36-38 / Deut.12:27-28 / Ex.29:42 Col.2:14

Zal de planeet aarde zoals wij die nu kennen eeuwig duren? Pred.1:4 / Ps 78:69 / Ps.104:5

2 Pet.3:10-12 / Opb. 20:11 / Opb.21:1,4,23 / Opb.22:5 / Heb.12:26-27 / 2 Cor.4:18

10 geboden? Deut.5:1-29 vooral vers 29 Rom.7:1-7 Wekelijkse sabbatdag? Ex.31:13-17 Col.2:16

Mensen die de sabbat houden (adventisten en messiasbelijdende Joden) beweren dat deze viering tot de “de heiligste dingen” behoort van de godsdienst van Joden en wie die dag heiligt! Maar de werkelijkheid is anders, dit is een lijstje met de “allerheiligste” dingen uit et OT en de sabbat is daar niet bij. We zeggen het ook met het oog op zoveel “evangelischen” die persé gebruiken van Joodse cultus willen overnemen. Je kunt er niet “heiliger” door worden, je bent al ten volle geheiligd in Christus!

1. “zodat het voorhangsel voor u scheiding maakt tussen het heilige en het heilige der

Page 457: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 457

heiligen”: Ex.26:33 2. “en het altaar zal allerheiligst zijn”: Ex.29:37 3. “eenmaal per jaar zal hij er verzoening op doen voor uw geslachten; allerheiligst is het voor de HERE”: Ex.30:10 4. “iets ervan leggen vóór de Getuigenis in de tent der samenkomst, waar Ik met u zal samenkomen; allerheiligst zal dit voor u zijn”: Ex.30:26-29 5. “een reukwerk, een mengsel (…) allerheiligst zal dit voor u zijn”: Ex.30:34-36 6. “als het allerheiligste van de vuuroffers des HEREN”: Lev.2:3 7. “Hij maakte in het vertrek van het heilige der heiligen twee cherubs, beeldhouwwerk, en men overtrok ze met goud.”: 2 Kron.3:8,10 Behalve de uitdrukking “voor eeuwig” of “eeuwigdurend” zijn er nog andere die naar

hetzelfde fenomeen verwijzen. Dit zijn de belangrijkste: “een altoosdurend verbond”, “voor altoos”, “van geslacht tot geslacht”, “een altoosdurende inzetting” “voor uw geslachten” “een voortdurende gedachtenis.” Merk op dat ze verband houden met alle grote feesten en de wekelijkse sabbat, zaken die de priesters aanbelangen of zaken die betrekking hebben op het tabernakel. Maar ook die zijn voor God een deel van het: NIET-MEER-VAN-TOEPASSING-ZIJNDE-OUDE TESTAMENT. Daar dit Oude Verbond van God met de Joden is opgehouden, met de moord op Jezus van Nazareth, is er géén sprake meer van een “eeuwig verbond” van offers en priesterschap met dat volk. Het Nieuwe is gekomen om dat oude te vervangen, het “eeuwige van het Oude Verbond” is opgehouden in al zijn onderdelen en het Nieuwe is gekomen met een “nieuwe wet”, deze van Jezus, en een “nieuw priesterschap” waarin alle gelovige priesters zijn. Dat wil ook zeggen dat er in de toekomst geen nieuwe regeling van de aard beschreven in Ezechiël 40-48 mogelijk is. Het zou gewoon het Nieuwe dat in Jezus tot ons gekomen is, zowel voor Joden als heidenen, minimaliseren of uitschakelen. Dus hoeft men dat gedeelte niet letterlijk op te vatten maar er een symbolische uitleg aan te geven. Zoek geen excuus door te beweren dat het voornemen dat God heeft genomen voor eeuwig MOET zijn: want dan loopt u ook op de klippen. Het was voordat Jezus kwam al eens gebeurd dat er geen sabatten en offers werden gebracht. Met de vernietiging van de tempel door de Babyloniërs is er jarenlang geen echte godsdienstbeleving geweest onder de Joden bij gebrek aan een tempel en een priesterschap. Hier dan de teksten die ondersteunen wat we hier boven beweren.

Sabbatdag:

Exodus 31:16,17

“De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond. Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept.”

Sabbatten:

Exodus 31:13

“Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de HERE ben.”

Feest van ongezuurde broden:

Exodus 12:17

“Onderhoudt dan (het feest der) ongezuurde broden, want op deze zelfde dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.”

Graanoffer:

Leviticus 6:15-18

“Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de nakomelingen van Aäron, zullen het eten; dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten ten aanzien van de vuuroffers des HEREN; al wie het aanraakt, zal heilig worden.”

Brandoffer: “een dagelijks brandoffer voor uw geslachten bij de ingang van de tent der samenkomst voor het aangezicht des HEREN, waar Ik met u zal

Page 458: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 458

Exodus 29:39-42 samenkomen, om daar tot u te spreken.”

Reukoffer:

Exodus 30:8

“Ook wanneer Aäron de lampen aansteekt in de avondschemering, zal hij het in rook doen opgaan voor het aangezicht des HEREN als een bestendig reukwerk voor uw geslachten.”

Zondoffer:

Exodus 30:10

“En tot de Israëlieten zult gij spreken: Dit is voor Mij een heilige zalfolie van geslacht tot geslacht.”

Heilige zalfolie:

Exodus 30:31

“En tot de Israëlieten zult gij spreken: Dit is voor Mij een heilige zalfolie van geslacht tot geslacht.”

Jaarlijkse verzoendag:

Exodus 30:10

“Aäron zal met het bloed van het zondoffer der verzoening eenmaal per jaar op zijn hoornen verzoening doen; eenmaal per jaar zal hij er verzoening op doen voor uw geslachten; allerheiligst is het voor de HERE.”

Eerste dag van de maand vóór de verzoendag:

Leviticus 23:28-31

“Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen.”

Heffing offer:

Numeri 15:21

“Van de eerstelingen van uw gerstemeel zult gij de HERE een heffing geven, van geslacht tot geslacht.”

Tabernakel werkzaamheden:

Numeri 18:22,23

“De Israëlieten namelijk zullen niet meer tot de tent der samenkomst naderen, zodat zij zonde op zich laden en sterven; de Levieten echter zullen de dienst van de tent der samenkomst verrichten en zij zullen hun ongerechtigheid dragen, een altoosdurende inzetting voor uw nageslacht, en in het midden der Israëlieten zullen zij geen erfdeel verkrijgen”

Priesterlijke wassingen:

Ex.30:21

“Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; het zal voor hen een altoosdurende inzetting zijn, voor hem en voor zijn nakomelingen naar hun geslachten.”

Loofhuttenfeest:

Leviticus23:41-43

“Gij zult het als een feest des HEREN vieren zeven dagen in het jaar, een altoosdurende inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. (…) opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde: Ik ben de HERE, uw God.”

Pesach:

Exodus 12:14

“En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de HERE; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.”

Dragen van het borstschld:

Exodus 28:29

“Zo zal Aäron de namen der zonen van Israël in het borstschild der beslissing op zijn hart dragen, wanneer hij in het heiligdom komt, tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht des HEREN.”

APPENDIX X: de gemeente erft de beloften van het OT

De gemeente van Christus is

Page 459: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 459

erfgenaam van de beloften aan Israël gegeven Er zijn teksten uit het OT die betrekking hebben op de Joden (Israëlieten) maar die in het NT met een verwijzing naar de gemeente van Christus worden aangehaald. Dat wil zeggen dat de Gemeente van de Heer nu het Nieuwe Israël is. Daar is geen ontkomen aan. Deze teksten bewijzen het.

BESCHRIJVING TEKST IN HET OT (SV77) TEKST IN HET NT (SV77)

* 1: Zowel het gedeelte in Leviticus als in Ezechiël geeft de tijd aan dat Israël opnieuw naar zijn God zal luisteren. God zal opnieuw bij hen wonen, Zijn tent zal in het midden van het volk zijn. In Moses' en Ezechiël's dagen gaat het om een letterlijke tempel. In 2 Corinthiërs, geschreven aan een christelijke gemeente in Griekenland, is dat verhaal toegepast op de gemeente van Christus. Hoe kan zoiets, dan dat er een wijziging is opgetreden in de omgang van God met heidenen. Voor Paulus is het nieuwe Israël niet meer een zaak van vleselijke Joden maar van geloof in Jezus als Messias. God woont niet meer in letterlijke gebouwen maar in de harten van de mensen met een oor voor Jezus. Geografisch is er dus géén letterlijke tempel op een letterlijke plaats ergens in het Midden-Oosten, Gods tempel is nu overal op de wereld te vinden, daar waar er echte gelovigen zijn.

Lev.26:11,12: “En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.” Ezech.37:27: “En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.”

2 Cor.6:16: “Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel van de levende God; gelijk God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.”

* 2: Paulus heeft in het boek aan de Romeinen een gedeelte uit het Oude Testament, uit Deuteronomium, toegepast op

Deut.30:12-14: “Het is niet in de hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor ons hale, en

Rom.10:6-8: “Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in de

Page 460: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 460

de Christenen, zowel Joodse als anderen. Als Paulus namelijk de term “Christus” in Rom.10:6,7 gebruikt dan verwijst hij naar “de leer van Christus.” Paulus gebruikt een term als “prediken in Christus” in Phil.1:15. Paulus gaat er in de Romeinenbrief vanuit dat het evangelie niet buiten het bereik ligt voor heidenen. Met ander woorden voor hem zijn zowel bekeerde Joden als bekeerde heidenen het Israël van God.

ons het horen late, dat wij het doen? Het is ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale, en ons het horen late, dat wij het doen? Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen.”

hemel opklimmen? Dat is Christus van boven afbrengen. Of, wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden opbrengen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, dat wij prediken.”

* 3: De auteur van Hebreeën wijst de Christenen erop dat God hen niet zal verlaten. Waar haalt hij zo een aanmoediging vandaan? Uit het boek Deuteronomium, waar het Mozes is die de Joden erop wijst dat God hen niet verlaat. Daarop mag men er ook van uitgaan dat dezen die in het boek aan de Hebreeën genoemd worden gelovigen zijn, echte Joden die Christus gevonden hebben. De verzen van Deuteronomium zijn deze van de tot Jezus bekeerde Joden geworden. Maar ook onrechtstreeks van de gelovige heidenen. Want er bestaat nu géén onderscheid meer tussen de volkeren, ras is niet meer belangrijk, wel of iemand in het hart bekeerd is tot de Messias van Israël. Zie ook Deut. 31:16,17 = God is getrouw wanneer de mens zijn plichten vervuld.

Deut.31:6: “Weest sterk en hebt goede moed, en vreest niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.”

Heb.13:5: “Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en weest vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.”

* 4: Deuteronomium en Psalmen geven duidelijk aan dat slechts de Israëlieten het volk van God zijn, God zal ze ook oordelen naar hun werken. Het citaat in Hebreeën geeft

Deut.32:36: “Want de HEERE zal aan Zijn volk recht doen, en het zal Hem over Zijn knechten berouwen; want Hij zal zien, dat de hand is weggegaan, en de beslotene en verlatene

Heb.10:30: “Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En weer: De Heere zal Zijn volk oordelen.”

Page 461: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 461

aan dat die teksten ook van toepassing zijn op alle Christenen.

niets is.” Psalm 135:14: “Want de HEERE zal Zijn volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten.”

* 5: In Psalm 22, is er geprofeteerd over de Christus dat Hij Gods naam zal verkondigen onder zijn broeders. Volgens de brief aan de Hebreeën gaat het over de GEHEILIGDE BROEDERS = christenen (Heb.2:11). Gezien ook de bekeerde heidenen Zijn broeders zijn is ook dit op hen van toepassing. Het is dat nieuwe Israël waar géén onderscheid meer is tussen Joden en heidenen, de Messias heeft die banden verbroken.

Psalm 22:22: “Zo zal ik Uw Naam mijn broeders vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.”

Heb.2:12: “Zeggende: Ik zal Uw naam Mijn broeders verkondigen; in het midden der gemeente zal Ik U lofzingen.”

* 6: Paulus citeert een vers dat spreekt over de vervolging van Israël maar past het toe op de verdrukking die er is op de gemeente van Christus, bestaande uit zowel Joden als heidenen.

Ps.44:23: “Maar om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.”

Rom.8:36: “(Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn geacht als schapen ter slachting.)”

* 7: Israël verharde zijn hart meerdere malen tegenover de Heer. Maar Hij blijft roepen tot ze het horen: bekeer u. Het heeft geen zin God te beproeven want de mens, Israël of wie dan ook, uit de heidenen kan het niet winnen van God. Zijn wet is er om gehoorzaamd te worden. Dwalen met het hart doen ook de heidenen totdat ze horen wat God voor hen kan betekenen. Er is op dat punt geen verschil met ongelovige Joden. Maar heidenen die Jezus aannemen, want daarover gaat het vooral in de

Ps.95:7-11: “Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort, Verhardt uw hart niet, gelijk te Meríba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn; Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen. Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet. Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen

Heb.3:7-11: “Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, Zo verhardt uw harten niet, gelijk het geschied is in de verbittering ten dage van de verzoeking, in de woestijn; Waar uw vaderen Mij verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang. Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend. Zo heb Ik dan gezworen in Mijn

Page 462: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 462

wet van Mozes, mogen met de gelovige Joden ingaan in de rust van God.

ingaan!”

toorn: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!”

* 8: De verlossende hand van God, wanneer Israël zich bekeert tot Zijn god, is niet ver af. Maar ook de heiden die zich bekeert krijgt verlossing van zijn boze werken.

Ps.130:8: “En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.”

Titus 2:14: “Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.”

* 9: Een steen die sterk genoeg is om een huis te steunen is belangrijk voor een bouwwerk. Dan is het een “getoetste steen”, een “hoeksteen” die de rest van het bouwwerk bepaalt. De Messias is zo iemand, Sion is op hem gebouwd. In het Nieuwe Testament is dit een lievelingsvers en er is driemaal naar verwezen. De vervulling heeft geen plaats in Jeruzalem maar heeft een geestelijk karakter: Messiasbelijdende Joden en heidenen zijn Sion. Geografisch wil dat zeggen: overal waar er gelovigen zijn.

Jes.28:16: “Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten.”

Eph.2:20: “Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen.” 1 Pet.2:6: “Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uiterste Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” Opb.21:14: “En de muur der stad had twaalf fundamenten, en daarin de namen van de twaalf apostelen des Lams.”

* 10: In 2 Corinthiërs heeft Paulus een citaat aangebracht van Jesaja 49:8 om de Corinthiërs uit te leggen dat het nu de tijd is zich te bekommeren met zijn redding. Het interessante aan dit is dat Jesaja 49 over de komst van Christus spreekt. In Jesaja 49:8, doet God de belofte Zijn volk te antwoorden in tijden dat men geen uitzicht meer heeft. In hetzelfde vers gaat het ook om HERSTEL. “In het land” staat er: maar dat kan het niet meer zijn volgens Paulus. Het HERSTEL van Christus is géén letterlijke zaak, de Joden zijn later

Jes.49:8: “Alzo zegt de HEERE: In de tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven.”

2 Cor.6:2: “Want Hij zegt: In de aangename tijd heb Ik u verhoord, en in de dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid!”

Page 463: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 463

letterlijk verdreven uit “het land” en uit Jeruzalem. Voor Paulus gaat het dus alleen om een geestelijk herstel. Wie gevangen was in zonde, is nu bevrijd door zijn geloof in Jezus.

* 11: Jesaja weet te profeteren dat er in de toekomst een prediking zal gehoord worden van “goed nieuws” (het evangelie). Men zal het in Jeruzalem horen (Jesaja 52:7). Wat is dat goede nieuws? In Jesaja 52:1, zien we dat onbesnedenen Sion zullen ingaan. In Jesaja 52:2, dat de tot slaven gemaakte Israëlieten vrijheid krijgen. De Heer komt naar Sion terug (Jesaja 52:8), en de ruines van Jeruzalem worden herbouwd. Paulus echter citeert Jesaja 52:7 en geeft daarbij te kennen dat er overal het “goede nieuws” gepredikt wordt. Dat nieuws gaat de ganse wereld rond en is ook bestemd voor heidenen, voor alle zondaars waar ze zich ook mogen bevinden. De prediking van dat NIEUWS overal waar mensen het aannemen maakt dat het herstel van Israël geen geografisch herstel is maar een wereldwijd herstel. Elk die geloofd kan het geestelijk Jeruzalem binnen gaan.

Jes.52:7: “Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van hem, die het goede boodschapt, die de vrede doet horen; van hem, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; van hem, die tot Sion zegt: Uw God is Koning.”

Rom.10:15: “En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die vrede verkondigen, van hen, die het goede verkondigen!” Romeinen 10:10-12: “Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid. Want de Schrift zegt: Een ieder, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden. Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want éénzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.”

* 12: Jesaja preekt over een tijd dat Sion zich zal uitbreiden en natiën veroveren (Jesaja 54:2). Voor Paulus heeft dat betrekking op het Hemelse Sion (de christelijke gemeente); ze heeft vele kinderen. Het “RACIALE

Jes. 54:1: “Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, die geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE.”

Gal.4:27: “Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan van haar, die de man heeft.”

Page 464: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 464

ISRAËL” heeft afgedaan vanwege zondigheid en afval, zodat wat van Israël was nu op de christenen van toepassing is.

* 13: De profeet Jeremia zegt dat het verbond met Mozes zal ophouden. De reden is zeer eenvoudig: Israël luistert niet naar Zijn God en vertrapt de wet (Jer.31:32). God moet dus wel een nieuw verbond maken, want het volk heeft het andere verworpen. (Jer.31:31). Het gaat niet om ontrouw van God maar om de zondigheid van het volk. Er komt een nieuw verbond met “ het huis van Israël en met het huis van Juda.” Het NT citeert dat en toch gaat het om christenen in de context. Dat kan slechts wanneer in de ogen van Paulus de tekst niet van het vleselijke Israël spreekt maar van het geestelijke = de gemeente van Christus.

Jer.31:31-34: “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage toen Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en Ik zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, leren, zeggende: Kent de HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hun zonden niet meer gedenken.”

Heb.8:8-12: “Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, toen Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb hen niet geacht, zegt de Heere. Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet leren, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van de kleine onder hen tot de grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.”

* 14: In Hosea, heeft God laten verkondigen dat Israël (de tien stammen) gezien de veelvuldigheid van hun zonden niet meer het volk van God zijn. Toch heeft God dat volk nog niet totaal afgeschreven. Er komt een tijd dat ze opnieuw het volk van

Hos.1:10: “Nochtans zal het getal van de kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gij zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij

Rom.9:25,26: “Gelijk Hij ook in Hoséa zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde. En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gij zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen

Page 465: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 465

God genoemd zullen worden (Hos.1:10 / 2:23). Zowel Paulus als Petrus citeren dat gedeelte van Hosea en gebruiken het wanneer ze over de bekeerde heidenen spreken. Dat kan alleen betekenen dat de privilegies van Israël niet meer van de vleselijke kant komen, maar dat wie als een heiden de Messias aanneemt een Israëliet is geworden in de geest.

zijt kinderen van de levende God.” Hos.2:22: “En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Rucháma; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!”

van de levende God genaamd worden.” 1 Pet.2:10: “Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.”

* 15: Dit is een tekst die onder christenen goed gekend is. Waar komt hij vandaan en wat is de originele context? Dat weet men meestal niet te vertellen. Aan de oorsprong ligt een tekst uit Hos.13:14. God zal Israël verlossen, ook al waren ze in het land der doden. Maar in 1 Corinthiërs heeft Paulus er een andere uitleg bij gegeven. Wie in de opstanding komt van de gelovigen zal het KONINKRIJK GODS BEËRVEN. Gelovigen in Christus zijn namelijk een NIEUW ISRAËL. En zij ontvangt wat aan het letterlijke Israël volgens Hos.13:14 aangekondigd werd.

Hos.13:14: “Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van de dood: o dood! waar zijn uw pestilentiën? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn”

1 Cor.15:55: “Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?”

* 16: Joël de profeet weet te vertellen dat “iedereen die de naam van God zal aanroepen” gered zal worden. Is dat ook geldig voor een heiden? Ja, zeker! We weten dat, omdat Paulus het aan de Romeinen heeft toegezegd volgens hoofdstuk 10 vers 13. Waar zal dat wat Joël schreef vervuld worden? “Op de berg Sion en te Jeruzalem” staat er bij

Joël 2:32: “En het zal geschieden, al wie de Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.”

Rom.10:13: “Want een ieder, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.”

Page 466: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 466

vernoemd. Waarom zegt Paulus dan dat het in vervulling gaat aan de Romeinen? Omdat Paulus er van uitgaat dat er een nieuwe “berg Sion” is. En ook een nieuw “Jeruzalem” allemaal beelden voor de ware kerk des Heren, de gemeente van alle christenen. Wat Joël voorzei gaat in vervulling aan alle gelovigen uit alle stammen ter wereld en niet slechts aan een letterlijk Israël.

APPENDIX XI: hoe God Zijn enige gemeente beschermt in het OT en NT BESCHRIJVING TEKST IN HET OT (SV77) TEKST IN HET NT (SV77)

* 1: HET MANNA

Dat Israël al die jaren manna ontving is voor christenen wat elke gelovige dagelijks ontvangt. Op welke wijze legt Paulus niet uit, maar dat is bijkomstig voor de mensen aan wie hij het schreef. Ze begrepen hem en zo ook wij: God zorgt voor ons geestelijk dagelijks leven.

Ex.16:18: “Doch toen zij het met de gomer maten, zo had hij, die veel verzameld had, niets over, en hem, die weinig verzameld had, ontbrak niet; een ieder verzamelde zoveel, als hij eten mocht.”

2 Cor.8:15: “Gelijk geschreven is: Die veel verzameld had, had niet over; en die weinig verzameld had, had niet te weinig.”

* 2: HEILIGHEID

Petrus geeft aan de mensen aan wie hij schrijft de opdracht heilig te zijn zoals ook dat aan Israël was gezegd, niet meer en niet minder. Wanneer dat in het OT gegeven wordt staat het in relatie tot het eten van zaken die “kosher” zijn; in het NT gaat het om zich niet geestelijke bezoedelen.

Lev.11:45: “Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig zijt, omdat Ik heilig ben.” Lev.19:2: “Spreek tot de ganse vergadering van de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig!”

1 Pet.1:16: “Daarom dat er geschreven is: Weest heilig, want Ik ben heilig.”

* 3: OUDERS EREN

Paulus citeert een tekst uit het

Deut.5:16: “Eert uw vader en uw moeder, zoals de HEE-RE, uw God, u geboden

Eph.6:2,3: “Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod is met een belofte),

Page 467: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 467

OT over het eren van onze vaders en moeders, daar is een zegen aan verbonden. In Epheze, echter is die zegening enigszins gewijzigd. In Deuteronomium geeft God een zegen van het verblijven in het land dat God zal geven. Paulus heeft het over een lang leven op “aarde” zonder een verdere lokalisering te geven. Overal waar christenen zich aan deze wet houden zal God zegening brengen zoals ook Joh.4:19-24 weergeeft.

heeft, opdat uw dagen verlengd worden, en opdat het u welgaat in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal.”

Opdat het u welga, en dat gij lang leeft op de aarde.”

* 4: HET BOZE WEGDOEN In Deuteronomium staat meerdere malen: “alzo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.” Paulus heeft er een kleine variante op en zegt dat de overspeler in de gemeente moet weggedaan worden uit de gemeenschap. In het OT ging het meestal om de dood, hier in Corinthe de verwijdering uit Gods gemeente.

Deut.17:7: “De hand van de getuigen zal eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand van het ganse volk; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.” Deut.19:19: “Zo zult gij hem doen, zoals hij zijn broeder dacht te doen; alzo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.” Deut.22:24: “Zo zult gij ze beiden uitbrengen tot de poort van die stad, en gij zult hen met stenen stenigen, dat zij sterven; de jonge dochter, omdat zij niet geroepen heeft in de stad, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste vernederd heeft; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.” Deut.24:7: “Wanneer iemand gevonden zal worden, die een ziel steelt uit zijn broeders, uit de kinderen Israëls, en gewin met hem drijft, en hem verkoopt; zo zal deze dief sterven, en gij zult het boze uit het midden van u wegdoen.”

1 Cor.5:13: “Maar die buiten zijn oordeelt God. En doet gij deze boze uit u weg.”

Page 468: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 468

* 5: GETUIGENIS

Paulus gaat er van uit dat de wet uit het OT over het aanbrengen van een zondaar voor het gerecht, ook geldend is voor Christenen. Eenzelfde principe want het gaat om de heiligheid en medeplichtigheid aan de zonde van de zondaar.

Deut.19:15: “Een enig getuige zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde, die hij zou mogen zondigen; op de mond van twee getuigen, of op de mond van drie getuigen zal de zaak bestaan.”

2 Cor 13:1: “Dit is de derde maal, dat ik tot u kom; in de mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan.” 1 Tim.5:19: “Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen.”

* 6: GODS HULP

De auteur van Hebreeën neemt deze tekst uit Jesaja gewoon over en past die zonder veel omhaal van woorden toe op de gemeente van Jezus. En die bestaat uit mensen van Joodse oorsprong maar ook uit een andere, een heidense.

Jes.35:3: “Versterkt de slappe handen, en stelt de struikelende knieën vast.”

Heb.12:12: “Daarom richt weer op de trage handen, en de slappe knieën.”

* 7: AFGESCHEIDEN

Volgens de profeet Jesaja moeten de Israëlieten die in Babylon wonen die stad verlaten, ze mogen niets meer aanraken dat hen kan bezoedelen. Men moet met een nieuwe start in de aanbidding in Jeruzalem’s tempel God dienen. Paulus maakt er wat anders van dan een letterlijk verhaal. Voor hem is dat gedeelte het bewijs dat BEKEERDE HEIDENEN bezig zijn in de dienst aan de waarachtige God. Ook hier is wat van het letterlijke volk Israël gezegd is van toepassing op het nieuwe geestelijke Israël.

Jesaja 48:20: “Gaat uit van Babel, vlucht van de Chaldeeën, verkondigt met de stem des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost!” Jesaja 52:1: “Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem! gij heilige stad, want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen.”

2 Cor.6:17: “Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan wat onrein is, en Ik zal u aannemen.”

Dit hieronder is een illustratie hoe die tempel er zou kunnen uitzien.

Page 469: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 469

Diagrams of Ezekiel's Temple

Page 470: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 470

Bron: Ezekiel, by Ralph Alexander, Moody Press, Chicago, 1976.

Maar er zijn meerdere tekeningen in dien aard.

We kunnen de conclusies van de dispensationalisten en wat er door hen ingelezen wordt in het boek Openbaring niet aanvaarden. Dat standpunt wijkt te ver af van wat er werkelijk in de tekst staat. Er zijn door deze schrijvers, enkele fantasierijke conclusies gelezen in Openbaring hoofdstuk 20. Want er zijn een reeks termen die daar niet gebruikt worden en die er door hen toch worden ingelezen en er tussen gewrongen met alle geweld. Welke zaken o.a. NIET genoemd worden in Opb.20:1-6 1) De Wederkomst van Jezus 2) De opstanding uit de graven 3) Een Messiaans rijk op aarde 4) Jeruzalem is de hoofdstad van de wereld 5) De letterlijke troon van David 6) Het Joodse volk is opnieuw verkozen tot het belangrijkste volk 7) Herstel van de tempel in Jeruzalem 8) Een koninkrijk van vlees en bloed, eten en drinken 9) Allen die gered zijn vertoeven letterlijk op aarde, of/en anderen besturen in geestelijke zin vanuit de hemel 10) Herstel vijandschap mensen en dieren

Page 471: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 471

11) Wie in opstand komt zal sterven 12) Huwelijken en geboorten van kinderen 13) Christus die regeert van op de aarde 14) Een voorafgaande Wederkomst zeven jaar voordien 15) Een voorafgaande tempelbouw waar de Antichrist aanbeden wordt 16) De nabijheid van al die zaken Is dat geen rare zaak? Is dat oprecht bijbellezen?

Maar het is duidelijk: volgens het NT hoeft er niets meer vervuld te worden. “Gedenken” in de aard van wat in de wet van Mozes geschiedde is uitgesloten.

Hebreeën 7:18 SV77: “Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om zijn zwakheid en onprofijtelijkheid.”

Hebreeën 8:6-13 SV77: “En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook Middelaar van een beter verbond is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest. Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, toen Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb hen niet geacht, zegt de Heere.Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet leren, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van de kleine onder hen tot de grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken. Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; wat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.”

Hebreeën 10:9 SV77: “Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen.”

En ook op dit meoeten we wijzen: 2 Timotheus 3:1-5 heeft betrekking op de tijd van

Paulus, niet over wat nog moet komen. In kringen van dispensationalisten en ook Jehovah’s Getuigen maakt men bij deze tekst grote fouten. Citeren doet men tot en met vers 5, maar dat is niet genoeg. Want verzen 6 en 7 geven te kennen dat wat Paulus beschrijft in vervulling gaat in de dagen van zijn prediking: “in de laatste dagen.” Ze zijn niet komende die laatste dagen maar ze behoren tot de tijd van Paulus. Ze zijn begonnen met de Pinsterdagen beschreven in het hoofdstuk twee van het boek Handelingen. Dit staat er dus in zijn volledigheid: “Tekening der dwaalleraars 3 1 Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: 2 want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, 3 liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, 4 verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, 5 die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand. 6 Want tot hen behoren zij, die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen, die met zonden beladen zijn en gedreven worden door velerlei begeerten, 7 die zich te allen tijde laten leren, zonder ooit tot erkentenis der waarheid te kunnen komen. 8 Zoals Jannes en Jambres, de tegenstanders van Mozes, staan ook dezen de waarheid tegen; het zijn mensen, wier denken

Page 472: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 472

bedorven is, en wier geloof de toets niet kan doorstaan. 9 Maar zij zullen het niet veel verder brengen, want hun onzinnigheid zal aan allen overduidelijk worden, zoals ook bij genen het geval was.10 Gij daarentegen hebt volle aandacht geschonken aan mijn onderricht, wijze van doen, bedoeling, geloof, lankmoedigheid, liefde, volharding.” (Wij onderstrepen.)

Het gaat dus over: “Want tot hen behoren zij, die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen, die met zonden beladen zijn en gedreven worden door velerlei begeerten, 7 die zich te allen tijde laten leren, zonder ooit tot erkentenis der waarheid te kunnen komen…. zij zullen het niet veel verder brengen, want hun onzinnigheid zal aan allen overduidelijk worden, zoals ook bij genen het geval was.10 Gij daarentegen.” (Wij onderstrepen.) Dat is dus géén toekomstprofetie maar een opmerking over de situatie en het afval in de dagen toen Paulus dat schreef. Tot de hen, de zij en de gij behoren de mensen die toen leefden in de dagen van Paulus en toen reeds waren zoals hij beschrijft. Dat er in onze dagen ook zo dingen gebeuren is waar, maar daar moet men deze tekst niet bij halen. En zeker niet zeggen dat dit één van de belangrijkste tekenen is dat we in de tijd van het einde leven. En dat heb ik toch meerdere malen gehoord.

Epiloog In Gods Woord staan natuurlijk enkele zaken over de toekomst en over wat er zal gebeuren met koningen in een latere tijd. In 2 Samuël 7:12-17 SV77 lezen we: “Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal de stoel van zijn koninkrijk bevestigen tot in eeuwigheid. Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; die, als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die weggenomen heb van Saul, die Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen. Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid. Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak Nathan tot David.” Ezechiël 37:24 SV77: “En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen één Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen be-waren en die doen.” Hosea 3:5 SV77: “Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken de HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot de HEERE en tot Zijn goed-heid, in het laatste der dagen.” Amos 9:11,12 SV77: “Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weer oprichten, en Ik zal haar reten toemuren, en wat aan haar is afgebroken, weer oprichten, en zal ze bouwen, als in de dagen van ouds; Opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel van Edom, en al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet.” Dit is vervuld in Jezus volgens Handelingen 15:16 SV77: “Na dezen zal Ik weerkeren, en weer op-bouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en wat daarvan verbroken is, weer op-bouwen, en Ik zal die weer oprichten.” Een profetie over Jehoiachin (ook Chónia of Jeconia geneoemd) is verwoord in Jeremia 22:28-30: “Is dan deze Chónia een veracht, verstrooid, afgodisch beeld? Of is hij een vat, waaraan men geen lust heeft? Waarom zijn hij en zijn zaad uitgeworpen, ja, weggeworpen in

Page 473: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 473

een land, dat zij niet kennen? O land, land, land! hoor des HEEREN woord! Zo zegt de HEERE: Schrijft deze zelfde man als kinderloos op, een man, die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, zittende op de troon van David, en heersende meer in Juda.” Geen enkele afstammeling van deze koning zal nog ooit regeren, in de toekomst, over Gods volk. Jehoiachin is weggevoerd naar Babylon en zeventig jaar later gaat er dit gebeuren met één van zijn afstammelingen, een kleinzoon. Haggai 2:3: “Zeg tot Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de landvoogd van Juda, en tot Jozua, de zoon van Josadak, de hogepriester, en tot het overblijfsel des volks.” Maar deze man Zerubbabel, is géén koning geworden, slechts een “gouverneur van Juda” een bestuurder, aangesteld door de Medo-Perzen. Hij was dus géén echte koning.

Nu is Jezus een afstammeling van Jehoiachin (Jeconiah) langs Shealtiël en Zerubbabel. We leren dat in Mattheus 1:12: “Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel.” Maar deze lijst is deze van Jozef en heeft dus geen echte zeggingskracht om te zeggen: Jezus is van de stam van Juda. Dat zou trouwens in tegenspraak zijn met andere zaken. Maar langs de kant van Zijn moeder staat er dit in Lucas 3:27: “de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri.” Hier is wel degelijk de mogelijk om van Jezus een afstammeling van David te maken aan wie het KONINKRIJK MAG GEGEVEN WORDEN. Gods profetie vervuld zich zonder in tegenspraak te zijn met wat Hij voorspelde.

Terwijl David dood is, of slaapt in zijn graf, zal 2 Sam.7:12-16 op zijn bestemde tijd in vervulling gaan. Dit staat er over de Messias, Jezus van Nazareth, zoon van David: “Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal de stoel van zijn koninkrijk bevestigen tot in eeuwigheid. Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; die, als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die weggenomen heb van Saul, die Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen. Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.” Lezen we goed wat er staat: wanneer/of op het moment dat David slaapt, zal zijn erfgenaam hem opvolgen en regeren tot in de eeuwigheid. David hoeft niet eerst uit de dood op te staan voordat de vervulling plaats heeft.

Sinds Zijn opstanding (of eventueel Zijn Hemelvaart) is Jezus begonnen aan Zijn regering in het Koninkrijk der Hemelen. Dat is bijvoorbeeld duidelijk in Handelingen 2:25-36. Het is de vervulling van die prachtige Psalm 110:1-4. In de SV77: “Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten. De HEERE zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden van Uw vijanden. Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heerkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder van de dageraad zal U de dauw Uwer jeugd zijn. De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.” Er is nog een tweede profetie die er naar verwijst, namelijk Zach.6:12,13 SV77: “En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heerscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is SPRUIT, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal de tempel des HEEREN bouwen. Ja, Hij zal de tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die beiden wezen.”

Page 474: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 474

Bekijk eens het onderstaande en merk op hoe belofte en vervulling in Jezus samenvallen:

Jesaja 9:5,6 SV77: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Aan de grootheid van deze heerschappij en van de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen.”

Psalm 89:3,4 SV77: “Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwig gebouwd worden; in de hemelen zelf hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende: Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen.”

Psalm 132:11 SV77: “De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht van uw buik zal Ik op uw troon zetten.”

Lucas 1:31,32 SV77: “En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam noemen JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.”

Het is vervuld in Jezus, niet slechts voor de Joden maar ook de heidenen die, of ze Hem aannemen als Messias of niet toch onder Zijn regerende macht staan. Eph 1:19-23 SV77 is hierin duidelijk: “En welke de uitnemende grootheid van Zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte Zijner macht, Die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet aan Zijn rechter hand in de hemel; Ver boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en alle naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Welke Zijn lichaam is, en de vervulling van Hem, Die alles in allen vervult” (wij onderstrepen).

Jezus' komst was voorzegd. De boodschap van het Oude Testament daarover gaat in het NT in

vervulling (Joh.1:15 / Rom.3:21,22 / 1 Pet.1:18-20). God heeft dat “ene reddingsplan” al in het Oude Testament ontvouwd: Gen.3:15 / Jer.31:31-33 / Heb.1:1,2 / Dan.12:8,9 / Mat.13:16,17 / Joh.16:12,13 / Eph.3:4-6. Joden en heidenen zijn samen in het ontvangen van Gods belofte aan Abraham gedaan zoveel jaren terug. Dispensationalisten moeten dat toch eens beginnen inzien.

AAN GOD IS DE EER EN DE HEERLIJKHEID

Page 475: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 475

Korte Bibliografie over Israël en het dispensationalisme: Ankerberg J., Weldon, Breese, & Hunt, One World: Bible Prophecy and The New World Order, Moody, 1991. Archer, Gleason L., et al. Three Views on the Rapture: Pre-, Mid-, or Post- Tribulational? Rev. ed. Grand Rapids: Zondervan,1996. Armerding C. E. & Gasque W. (editors), Handbook of Biblical Prophecy, Baker, 1977. Armerding, Carl E. and W. Ward Gasque. A Guide to Biblical Prophecy, Hendrickson, 1989. Baron D., Israel in the Plan of God, Kregel, 1983. Bahnsen G. L., Victory in Jesus: The Bright Hope of Postmillennialism, CMF, 1999. Baldwin J. G., Daniel, Inter-Varsity Press, 1978. Beasley-Murray G. R., Jesus and the Kingdom of God, Eerdmans, 1986. Benware P. N., Understanding End Times Prophecy: A Comprehensive Approach, Moody, 1995. Bennett R., The Wall. Prophecy, Politics and Middle East Peace, Shekinah Books, 2000. Berendsen B.H., De actualiteit van Openbaring. Op Internet. We lazen de versie van 10 augustus 2002. Deze landbouw-ingenieur heeft een mooi verhaal op zijn site staan. Een volgeling van Darby die deze leer na een tijd toch te licht heeft bevonden. We zijn het niet met hem eens maar dit willen we u niet onthouden. A.U.B. lezen of afprinten. Blaising C. A. & Bock D. L., eds., Dispensationalism, Israel and the Church: The Search for Definition, Zondervan, 1992. Blaising C. A. & Bock D. L., Progressive Dispensationalism: An Up-to-Date Handbook of Contemporary Dispensational Thought, Bridgepoint, 1993. Bloom J. A., IS FULFILLED PROPHECY OF VALUE FOR SCHOLARLY APOLOGETICS?, Global Journal of Classical Theology, Vol. 1, No. 2 (2/99). Bock, Darrell L., ed. Three Views on the Millennium and Beyond, Zondervan, 1999 Boom W.H. ten, Profetisch tegoed. De Joden in Augustinus’ De Civitate Dei, Kok, 2002. Braaten C. & Jenson R., edit., Christian Dogmatics, 2 vols., Fortress Press, 1984. Bright J., The Kingdom of God, Abingdon, 1953. Bronsveld P., De Bedelingenleer en het Geestelijk Israël, Bijbelschool Gorkum. Op deze Internet-site staat één van de mooie weerleggingen van de bedelingenleer. Brown M., Answering Jewish Objections to Jesus, Vol 1, Baker Books, 2000. Brown M. L., Our Hands are Stained with Blood, Gaithersburg: Destiny Image, 1992. Bruce F. F., Review of The Unbelievable Pre-Trib Origin in The Evangelical Quarterly, Vol. XLVII, No. 1; Jan-Mar,1975. Bullinger E.W., Foundations of Dispensational Truth, Eyre and Spottiswood, 1931 Bultema H., Isaiah Commentary, Kregel, reprint1981. Cammenga R., Bullinger’s Covenant Conception: Bilateral or Unilateral?, Protestant Reformed Theological Journal, april 1997 Volume 30, Number 2. Chafer L.S., Systematic Theology, 8-volume set, Dallas Seminary Press, 1948. Charles R. H., Eschatology, The Doctrine of a Future Life in Israel, Judaism and Christianity. A Critical History, Schocken, z.j.. Chilton D., The Days of Vengeance: An Exposition of the Book of Revelation, Dominion Press, 1986. Postmillenialisme en gedeeltelijk preterist. Closson Kevin & J. P. Holding, Daniel Doings: A Defense of the Authenticity of the Book of

Page 476: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 476

Daniel, Internet. Eén van de moeiere zaken op Internet. Clouse R. G., et al. The New Millennium Manual: A Once and Future Guide, Baker, 1999. Clouse R. G., ed. The Meaning of the Millennium: Four Views, InterVarsity Press, 1977. Collins J. J., The Apocalyptic Vision of the Book of Daniel, Scholars Press, 1977. Couch M. (general editor), Dictionary of Premillennial Theology, Kregel, 1996. Crenshaw C. I. and Grover E. Gunn, III. Dispensationalism Today, Yesterday, and Tomorrow, Reprint Footstool Publications, 1989. Twee ex-studenten van Dallas Theological Seminary geven hun kritiek op het dispensationalisme vanuit de gereformeerde verbondsgedachte. Darby J. N., vol. 2, Winschoten, Netherlands: H. L. Heijkoop, reprint 1971, blz.1-31. Darby J. N., Precious Truths Revived and Defended Through J. N. Darby, Vol. 1, Present Truth Publishers, 1991. Davis J. J., Christ’s Victorious Kingdom: An Introduction to Postmillennialism, Canon Press, 1996. Schrijver was vroeger premillennialist en geeft aan waarom hij overgaat naar het postmillennialisme. Dyer C. H., World News and Bible Prophecy, Tyndale House, 1995 Eggler J., Influences and Traditions Underlying the Vision of Daniel 7:2-14-the Research History from the End of the 19th Century to the Present, U Fribourg, 2000. Ekman U., Jews, People of the Future, Uppsala: Word of Life, 1993. Elwell W. A. (editor), Evangelical Dictionary of Theology, Baker, 1985. Erickson M., Contemporary Options in Eschatology, Baker, 1977. Erickson M. J., A Basic Guide to Eschatology: Making Sense of the Millennium, Rev. ed. Grand Rapids: Baker, 1999. Fackre G., The Religious Right and Christian Faith, Eerdmans, 1982. Fairbairn P., The Interpretation of Prophecy, Banner of Truth, 1964. Feinberg C. L., Israel: At the Center of History & Revelation, Multnomah, 1980. Fischer J., Ed.. The enduring Paradox, Exploratory Essays in Messianic Judaism, Lederer, 2000. Fruchtenbaum A. G., The Footsteps of the Messiah: A Study of the Sequence of Prophetic Events, Ariel Press, 1982. Fruchtenbaum A. G., Israelology: The Missing Link in Systematic Theology, Ariel Press, 1993. Fruchtenbaum A. G., Messianic Christology, Tustin CA: Ariel Ministries, 1998. Fule A. T., What sHall We Believe? 1987, bewerkt voor Religion Online door John C. Purdy. Gärtner B., The New Temple and the Community in Qumran and the New Testament, Cambridge University Press, 1965. Gentry K. L., Jr., He sHall Have Dominion: A Postmillennial Eschatology, 2d. ed. Institute for Christian Economics, 1997. Postmillennialisme. Gerstner J. H., Wrongly Dividing the Word of Truth: A Critique of Dispensationalism, Wolgemuth & Hyatt, 1991. Goppelt L., Typos: The Typological Interpretation of the Old Testament in the New, Eerdmans, 1982. Gray J., The Biblical Doctrine of the Reign of God, T. & T. Clark, 1979. Green J. B., How to Read Prophecy, Inter-Varsity, 1984. Gregg, Steve, ed. Revelation: Four Views-A Parallel Commentary, Thomas Nelson, 1997. De vier grote interpretaties (historicist, preterist, futurist, en spiritueel). Gundry R. H., The Church and the Tribulation: A Biblical Examination of Postribulationism, Zondervan, 1973. Behoort tot het beste in posttribulationisme. Hanegraaff H., Fulfilled Prophecy as an Apologetic, Christian Research Journal, Fall 1989, Volume 12, Number 2. Hebert G., The Throne of David, A Study of the Fulfilment of the Old Testament in Jesus Christ and His Church London, Faber, 1941. Hengel M., Judaism and Hellenism, Studies in Their Encounter in Palestine during the Early

Page 477: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 477

Hellenistic Period, SCM, 1974. Hendriksen W., More than Conquerors: An Interpretation of the Book of Revelation. 1944. Reprint, Grand Rapids: Baker, 1998. Amillennialisme en idealistische methode in één. Hill S. S. & Dennis E. Owen, The New Religious Political Right in America , Abingdon, 1982. Hoekema A., The Bible and the Future, Eerdmans, 1979 en 1994. Amillennialisme. Hindson E., Approaching Armageddon, Harvest House, 1997. House H. W., (General Ed.), Israel The Land and the People, Kregel, 1998. Hoyt H. A., The End Times, Moody, 1969. Hocking D.L., Israel’s Right to Exist, Multnomah Press, 1987. Hoehner H. W., Chronological Aspects of the Life of Christ, Zondervan, 1977. Huebner R. A., The Truth of the Pre-Tribulation Rapture Recovered, Present Truth, 1976. Hughes P. E., Interpreting Prophecy, Eerdmans, 1976. Hunt D., A Cup of Trembling, Harvest House, 1995. Hunt D., Global Peace and the Rise of Antichrist, Eugene, OR: Harvest House, 1990. Hutchings N. W., 25 Messianic Signs in Israel Today, 1999. Veronderstelde tekenen! Ice T. D., Why the Doctrine of the Pretribulational Rapture Did Not Begin with Margaret Macdonald, Bibliotheca Sacra 147 (1990), blz.55-68; Ice T. and Randall P., Ready to Rebuild: The Imminent Plan to Rebuild the Last Days Temple, Harvest House, 1992. Ice T., and Demy T., Fast Facts on Bible Prophecy, Eugene OR: Harvest House, 1997. Ice T., and Timothy Demy, Prophecy Watch: What to Expect in the Days to Come, Harvest, 1998. Ice T. and Kenneth L. Gentry. The Great Tribulation: Past or Future?, Kregel Publications, 1999. Een debat tussen een dispensationalist (Thomas Ice) en een partiële preterist (Kenneth L. Gentry). Ice Thomas vs. Warner Tim, RAPTURE TIMING DEBATE, Rapture Timing Virtual Debate. Dit is een ongewoon iets. Tim Warner van de The Last Trumpet heeft Thomas Ice tot driemaal toe aangemaand om zijn verplichting na te komen en het debat aan te vangen maar laatste heeft het driemaal uitgesteld en geeft een nieuwe datum begin 2003. Daaruit concludeerd Warner dat Ice geen debat wenst en gaat als volgt te werk; hij laat Thomas Ice aan het woord uit reeds bestaande publicaties van zijn hand en weerlegt die dan op zijn manier. Mooi debat van eind 2002 op internet van Tim Warner’s Post-Trib Research Center. Jewett R., Jesus Against the Rapture: Seven Unexpected Prophecies, The Westminster Press, 1979. Johnston Philip, and Walker, Peter, ed. The land of promise: biblical, theological, and contemporary perspectives, IVP, 2000. Juster D., The Irrevocable Calling, Tikkun Ministries, 1996. Kaiser W. C. Jr., Toward an Old Testament Theology, Zondervan, 1978. Kaiser W. C., Jr., The Uses of the OT in the NT, Moody, 1985. Kaiser W. C. Jr., Back Toward the Future: Hints for Interpreting Biblical Theology, Baker, 1989. Kaiser W. C., Jr. The Messiah in the Old Testament, Zondervan, 1995. Karleen P. S, The Pre-Wrath Rapture of the Church: Is It Biblical?, BF Press, 1991. Kasdan B., God’s Appointed Times, Lederer Publications, 1993. Katz A., The Holocaust. Where was God?, Laporte MN: A.Katz, 1998. Koester N., The Future in Our Past: Post-millennialism in American Protestantism, Word & World, Volume XV, Number 2, Spring 1995, blz.137-144. Kreloff S.A., Gods plan met Israël, Het Zoeklicht, 2002. Over Rom.9-11. Kushner H. S., When Bad Things Happen To Good People, Shocken Books, 1981. Ladd G. E., The Blessed Hope: A Biblical Study of the Second Advent and the Rapture. 1956. Reprint, GrandRapids: Eerdmans, 1990. Het klassieke werk van het premillennialisme, zonder het dispensationalisme. Ladd G. E., The Presence of the Future, Eerdmans, 1974.

Page 478: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 478

LaHaye T., No Fear of the Storm, Multnomah, 1992. Larsen D., Jews, Gentiles & The Church: A new perspective on history and prophecy, Discovery House, 1995. Levitt Z., Broken Branches, Levitt, 1995. Lewis, Daniel J. Three Crucial Questions about the Last Days. Grand Rapids: Baker, 1998. Lenski R. C. H., The Interpretation of St. John’s Revelation, 1943, Reprint Augsburg Press, 1963. Standaard Lutheraans commentaar op Openbaring; idealist en amillennialist. Lieburg F. A. van, De reformatorische profetie in de Nederlandse traditie, Publicatie in de serie Reformatorische stemmen van de Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn, 2001. Dit is het ver- haal waarom de oorspronkelijke vijfindeling van de gemeente en haar ambten van het Convent van Wezel niet heeft aangehouden. Aan de orde waren daar naast de ambten van predikant, ou- derling, dia ken ook deze van doctor en van profeet. Door de Synode van Emden van 1571, de eerste echte kerk vormende vergadering, de gedachten van Wezel totaal links laten liggen en kwam met de nu gekende vierdeling. Het ambt van profeet werd niet behouden. Dit is een merkwaardige brochure van slechts 64 bladzijden. Lightner R., Last Days Handbook, Thomas Nelson, 1997. Lindsey H., De planeet die aarde heette, Uitgeverij Luitingh, 1972. Lindsey H., Planeet aarde 2000 A.D., Uitgeverij Novapres, 1995. Longenecker R. N., Paul, Apostle of Liberty, Harper & Row, 1964. Longenecker R. N., Biblical Exegesis in the Apostolic Period, Eerdmans, 1975. Mathison K. A., Postmillennialism: An Eschatology of Hope, Presbyterian and Reformed, 1999. MacPherson D., The Unbelievable Pre-Trib Origin, Heart of America Bible Society, 1973. MacPherson D., The Late Great Pre-Trib Rapture, Heart of America Bible Society, 1974. MacPherson D., The Incredible Cover-Up, Omega Publications, 1975. MacPherson D., The Great Rapture Hoax, New Puritan Library, 1983. MacPherson D., The Rapture Plot, Utah: P.O.S.T. Inc., Millennium III Publishers, 1994. MacPherson D., The Three R’s: Rapture, Revisionism, Robbery, P.O.S.T., 1998. MacPherson D., Deceiving, and Being Deceived, The Biblical Examiner, Summer, 2001, blz20-31. Mauro P., The Seventy Weeks and the Great Tribulation, Reiner Publications, 1970. McKelvey R. J., The New Temple, Oxford University Press, 1969. McQuaid E., The Zion Connection, Harvest House, 1996. Metzger B. M., Breaking the Code: Understanding the Book of Revelation, Abingdon Press, 1993. Een analyse van apocalyptische literatuur. Miller G., Messianic Expectations in 1st Century Judaism-Documentation From Non- Christian Sources. Op Interenet, onze versie van 3/24/96. Schrijver bewijst twee zaken; de Joden hadden in de eerste eeuw een Messiasverlangen en de gedachten daarover waren niet altijd aards maar ook geestelijk. Mounce, Robert H. The Book of Revelation: New International Commentary on the New Testa- ment. Rev. ed. Eerdmans, 1997. Nairne Alan, Daniels’s Prophecies - Dispensationalism’s Key To Prophetic Revelation – Or Achilles Heel? An Examination Of Dr. J Walvoord’s Exposition Of Daniel. Op Internet? Ouweneel W.J., Israël en de Palestijnen, Barnabas, 2002. Pagenkemper K. E., Rejection imagery in the synoptic parables, Bibliotheca Sacra 153 Biblio- theca Sacra 153 (April-June 1996), blz.179-98. Part. 1 of 2 Pagenkemper K. E., Rejection imagery in the synoptic parables, Bibliotheca Sacra 153 (July- September 1996), blz.308-31. Part. 2 of 2 Payne J. B., Encyclopedia of Biblical Prophecy: The Complete Guide to Scriptural Predictions and Their Fulfillment, Harper & Row, 1973. Reprint, Baker, 1996. Pentecost J. D., Things to Come: A Study in Biblical Eschatology, 1959. Reprint Zondervan, 1983. Eschatologie van een dispensationalist en pretribulationalist.

Page 479: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 479

Pink A. W., The Application of the Scriptures: A Biblical Refutation of Dispensationalism, Internet © Copyright 2001 | Grace Online Library. Dispensationalisten laten soms doorschemeren dat deze schrijver tot hun kamp behoord. Dat was hij, maar heeft deze leer de laatste 20 jaar van zijn leven verworpen. Plow G., Dispensationalism: A Return to Biblical Theology or Pseudo Christian Cult – Parts I to III, © Copyright 2001 | Grace Online Library. Een degelijk Gereformeerde aanpak van het probleem. Price R., The Stones Cry Out, Harvest House, 1997. Price R. Jerusalem in Prophecy, Harvest House, 1998. Price R. en Walvoord J. F., The Coming Last Days Temple, 1999. Zovele bladzijden die uiteinde- lijk geen bewijs zijn van een nieuw tempelproject. Jammer dat de letterlijke Bijbeluitleg mensen soms rare dingen doet zeggen. Prince D., The Destiny of Israel and the Church, Word, 1992. Ralph H. Alexander, A Fresh Look at Ezekiel 38 and 39, Journal of the Evangelical Theological Society, 17 (Summer 1974). Reese A., The Approaching Advent of Christ, Marshal, Morgan and Scott, 1937; reprint, International Publications, 1975. Resnik R., The Root and the Branches, Albuquerque: Adat Yeshua, 1997. Rhodes R., Millennial Madness , Christian Research Journal, Fall 1990. Ridderbos H. N., The Coming of the Kingdom, Presbyterian & Reformed, 1962. Ridderbos H. N., Redemptive History and the New Testament Scriptures, Baker, 1988. Robertson O. P., The Israel of God, Prebytarian and Reformed Publishing, 2000. RosentHall M., The Pre-Wrath Rapture of the Church, Thomas Nelson, 1990. Rosscup J. E., The overcomers of the Apocalypse, Grace Theological Journal 3.2 (1982), blz.261-286. Ryrie C. C., The Ryrie Study Bible, Moody, 1976. Ryrie C. C., There Really is a Difference: A Comparison of Covenant and Dispensational Theology, Friends of Israel, 1991. Ryrie C. C., (consulting editor), Joe Jordan and Tom Davis (general editors), Countdown to Armageddon, Harvest House, 1999. Sandeen E. R., The Roots of Fundamentalism: British and American Millenarianism 1800-1930, Baker Book House, 1970. Sanders E. P., Paul and Palestinian Judaism, Fortress, 1977. Sarver M., Dispensationalism: Parts I to IV © Copyright 2001 | Grace Online Library. Een degelijk Gereformeerde aanpak van het probleem. Seilhamer J. H. Biblical Prophecy, Zondervan, 1998. Seiss, Joseph A. The Apocalypse: Exposition of the Book of Revelation, 1964, Reprint, Kregel, 1998. Een Lutheraan uit de 19de eeuw, premillenniaal. Seiver Randall O.. In These last Days, New Covenant Media, 1998. Shepard J., End Time Prophecy. Internet-site: www.northforest.com/kingisrael/index.html Revised:Apr 8, 2002© Copyright 2002 . Eén van de betere Internet-sites. Showers R., Maranatha: Our Lord, Come! A Definitive Study of the Rapture of the Church, Friends of Israel, 1995. Sproul R. C., The Last Days According to Jesus, Baker, 1998. Gereformeerd, nondispensational, en gedeeltelijk preterist. Spijker W. van ‘t (red.), Eschatologie: Handboek over de christelijke toekomstverwachting, Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 1999. Stanton G. B., Kept From the Hour, Schoettle, 1991. Stern D., Messianic Jewish Manifesto, Jerusalem: JNT Publications, 1988. Stern D., JNT Commentary, Clarkville MD: JNT Publications, 1992. Sumner R. L., Looking For The Blessed Horrible Holocaust!, A book review of The Late Great

Page 480: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 480

Pre-Trib Rapture in The Biblical Evangelist, Vol.10, Num.1, May, 1975. Sumner R. L., Hope? Or Hoax?, The Biblical Evangelist, Vol.18, Num.3, Feb., 1984. Swindoll C. R., J. F. Walvoord, & J. D. Pentecost, The Road to Armageddon, Word, 1999. Tan Paul Lee, The Interpretation of Prophecy, Bible Communications Inc, 1974. Tcherikover V., Hellenistic Civilization and the Jews, Atheneum, 1985. Venema C. P., Evaluating Premillennialism, en nog enkele artikelen van dezelfde aard genomen uit het boek hieronder. Internet Grace Online. Venema C. P., The Promise of the Future, The Banner of Truth Trust, 2000. Wallace R. S., The Message of Daniel, Inter-Varsity Press, z.j.. Walvoord John F., The New Covenant With Israel, Bibliotheca Sacra, 103, January, 1946. Walvoord J. F., Armageddon: Oil and the Middle East Crisis, Zondervan, 1974. Walvoord J. F., The Rapture Question, revised and enlarged edition, Zondervan, 1979. Walvoord J. F., Major Bible Prophecies, Zondervan, 1991. Walvoord J. F., Every Prophecy of the Bible (formerly titled, The Prophecy Knowledge Handbook), Chariot Victor Publishing, 1999. Wansink P.L., Irenaeus en het Oude Testament. Gnostische en heilshistorische exegese in de tweede eeuw, Boekencentrum 2000. Weber T., Living In The Shadow Of The Second Coming: American Premillennialism 1875-1982, Zondervan Publishing House, 1983. Willis W. R. & Master J. R., eds., Issues in Dispensationalism, Moody, 1994. Contra Blaising C. A. & Bock D. L. Wilmore G. S., Last Things First, The Westminster Press, 1982. Wood L. J., Bible Study Commentary: Daniel, Zondervan 1975.

Korte bibliografie over het boek Daniël en de 70 jaarweken: Anderson R., The Coming Prince, Kregel, 1967. Archer G., A Survey of the Old Testament Introduction, Moody Press, 1974. Archer G. L., R. Laird Harris, and Bruce Waltke Theological Wordbook of the Old Testament, Moody Press, 1980. Archer G., Daniel, The Expositors Bible Commentary, Zondervan, 1985. Armerding C., Asleep in the Dust (Dan 12:1-3), Bibliotheca Sacra 121 (1964), blz.153-58. Baldwin J. G., Daniel, Intervarsity Press, 1978. Baldwin J. D., An Introduction and Commentary (TOTC), InterVarsity Press, 1978. Barnes A., Daniel in Notes on the Old Testament, Baker, 1998 (reprint of 1853 edition). Boutflower C., In and Around the Book of Daniel, Zondervan, 1963. Brink G. van den, De eindtijd in Daniël en de weeklacht van Jezus, Soteria 16/4 (1999), blz.28-38. Brown F., S. R. Driver, and Charles A. Briggs (eds.) A Hebrew and English Lexicon of the Old Testament, Clarendon Press, 1955. Callahan T., Bible Prophecy: Failure or Fulfillment?, Millennium Press, 1996. Caragounis C.C., The Interpretation of the Ten Horns of Daniel 7, ETL 63 (1987), blz.106-113. Chafer L. S., Systematic Theology. (8 vols. in 4), Kregel, 1993. Collins J.J., The Son of Man and the Saints of the Most High in the Book of Daniel, JBL 93 (1974), blz.50-66. Collins J.J., The Apocalyptic Vision of the Book of Daniel, HSM, Scholars Press, 1977. Collins J.J., Apocalyptic Genre and Mythic Allusions in Daniel, JSOT 21 (1981), blz.83-100. Collins J.J., The Meaning of ‘the end’ in the Book of Daniel, in H. Attridge, ed. Of Scribes and Scrolls (1990), blz.91-98. Collins J.J., Daniel, Fortress, 1993. Davies P.R., Daniel. Sheffield: JSOT Press, 1985.

Page 481: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 481

Davies P.R., Eschatology in the Book of Daniel, JSOT 17 (1980), blz.33-53. DiLella A. The Book of Daniel, Doubleday, 1978. Driver S.R., The Book of Daniel, The Cambridge Bible for Schools and Colleges, New York: Cambridge University Press, 1901. Feinberg C. L., A Commentary on Daniel, BMH Books, 1981. Feinberg J. S., and Paul D. (eds.) Tradition & Testament: Essays in Honor of Charles Lee Feinberg, Moody Press, 1981. Fensham F. C., The Books of Ezra and Nehemiah Grand Rapids, Eerdmans Publishing Co., 1982. Ford D., Daniel, Southern Publishing Association, 1978. Hamner R., The Book of Daniel, Cambridge Bible Commentary, Cambridge University Press, 1976. Hartman L.F. and A. Di Lella., The Book of Daniel. AB, 23, Doubleday, 1978. Hasel G. F., Interpretations of the Chronology of the Seventy Weeks: in ‘70 Weeks, Leviticus, Nature of Prophecy’, F. B. Holbrook, editor, Biblical Research Institute, 1986, blz.3-63. Hengstenberg E. W., Christology of the Old Testament and a Commentary on the Messianic Predictions, trans. Theod. Meyer and James Martin, 4 vols. n.p., 1872-1878; repr., Kregel Publications, 1956. Hoehner H. W., Chronological Aspects of the Life of Christ, Bibliotheca Sacra, January 1974, blz.47-65. Hoehner H. W., Chronological Aspects of the Life of Christ, Bibliotheca Sacra, July 1974, blz.241-264. Hoehner H. W., Chronological Aspects of the Life of Christ, Zondervan Publishing House, 1977. Horn S. H. and Wood L. H., The Fifth-Century Jewish Calendar at Elephantine, Journal of Near Eastern Studies 13, 1954. Horn S. H. & Lynn H. Wood, The Chronology of Ezra 7, Review and Herald, 1972. Ice T. D., “Pre-Trib Perspectives” newsletter, Vol. V, No. 10, February 2001. Ice T. D., “Pre-Trib Perspectives” newsletter, Vol. V, No. 11, March 2001. Keil C. F. Biblical Commentary on the Book of Daniel, Eerdmans, 1973. Katz B., McDowell in the Critics’ Den, The American Rationalist, July/August 1982/Op Internet. Koch K., Is Daniel Among the Prophets?, Interpretation 39, 1985, blz.117-30. Jones Stephen E., Projects: Daniel's prophecy of the seventy `weeks' (Dn 9:24-27). Op Internet staat deze mooie samenvatting van alle problemen in verband met Dan.9. Laato A., The Seventy Yearweeks in the Book of Daniel, ZAW 102/2 (1990), blz.212-25. LaCocque A., The Book of Daniel, John Knox, 1979. LaCocque A., Daniel in his Time, U. of South Carolina, 1988. Laney J. C., Ezra/Nehemiah, Moody Press, 1982. Leupold H. C., Exposition of Daniel, Augsburg, 1949. Lindsey F. Duane, Haggai in The Bible Knowledge Commentary, Victor Books, 1985 Lucas E., The Origin of Daniel’s Four Empires Scheme Re-examine, Tyndale Bulletin 40, 1989, blz.185-202. Mauro P., The Seventy Weeks and the Great Tribulation, Reiner Publications, 1970. Meadowcroft T., Exploring the Dismal Swamp: The Identity of the Anointed One in Daniel 9:24-27, JBL 120 (2001), blz.429-49. Millard A. R., Daniel 1-6 and History, Evangelical Quarterly 49, 1977, blz.67-73. Miller S.R., Daniel (NAC), Broadman & Holman, 1994. Montgomery J. A., A Critical and Exegetical Commentary on the Book of Daniel (ICC), T & T Clark, 1979. Ogg G., The Chronology of the Public Ministry of Jesus, Cambridge University Press, 1940. Parker R. A. and Dubberstein W. H., Babylonian Chronology 626 BC-AD 75, Brown University Press, 1956. Pentecost J. Dwight, Daniel in The Bible Knowledge Commentary, Victor Books, 1985.

Page 482: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES_2008

VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES 482

Porteous N. W., Daniel: A Commentary, Westminster Press, 1965. Pfandl G., Interpretations of the Kingdom of God in Daniel 2:44, AUSS 34 (1996), blz.249-68. Porteous N., Daniel: A Commentary, The Westminster Press, 1965. Pusey E. B., Daniel the Prophet n.p.: Funk & Wagnalls, Publishers, 1885; repr., Klock & Klock Christian Publishers, 1978. Ray C. H., A Study of Daniel 9:24 – 27, Part I, The Conservative Theological Society Publication, August 2001 Articles (Volume 5, Issue 15). Ray C. H., A Study of Daniel 9:24 – 27, Part II, The Conservative Theological Society Publication, December 2001 Articles (Volume 5, Issue 16) . Ray C. H., A Study of Daniel 9:24 – 27, Part III, The Conservative Theological Society Publication, March 2002 Articles (Volume 6, Issue 17). Ray C. H., A Study of Daniel 9:24 – 27, Part IV, The Conservative Theological Society Publication, March 2002 Articles (Volume 6, Issue 17). Reedy K. S. and Redford D. B., The Dates in Ezekiel in Relation to Biblical, Babylonian and Egyptian Sources, Journal of the American Oriental Society 90, 1970. Scott J.B., Seventy Weeks, Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible, ed., Merrill C. Shea W. H., When did the Seventy Weeks of Daniel 9:24 Begin? in ‘Symposium on Revelation’, Book I, Frank B. Holbrook, editor, Biblical Research Institute, 1992, blz.375-94. Sherwin-White N., Roman Society and Roman Law in the New Testament Oxford: Oxford University Press, 1963; repr., Baker Book House, 1978. Slotki J. J., Daniel, Ezra, Nehemiah: Hebrew Text and English Translation with Introductions and Commentary, Soncino Press, 1951. Thiele E. R., The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, new revised ed. Zondervan Publis- hing House, 1983. Tregelles S. P., Remarks on the Prophetic Visions in the Book of Daniel, 6th ed. London: Samuel Bagster and Sons, 1883. VanGemeren W. A., (ed.) New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, Zondervan, 1997. Wade, L., ‘Son of Man’ Comes to the Judgment in Daniel 7:13, JATS 11 (2000), blz.277-81. Walvoord J. F., Daniel: The Key to Prophetic Revelation, Moody Press, 1971. Williamson H. G. M., Ezra, Nehemiah (WBC), Word Publishers, 1985. Whitcomb J. C., Darius the Mede: The Historical Chronology of Daniel, Presbyterian & Reformed, 1959. Whitcomb J. C., Jr., Nehemiah, The Wycliffe Bible Commentary Chicago, Moody, 1962. Whitcomb J. C., Daniel (EvBC), Moody Press, 1985. Wood L., A Commentary on Daniel, Zondervan, 1973. Yamauchi E., The Reverse Order of Ezra/Nehemiah Reconsidered, Themelios 5.3 (1980) blz.7-13. Yamauchi E., Daniel and Contacts between the Aegean and the Near East Before Alexander, Evangelical Quarterly, 1981, blz.37-47. Yamauchi E., Ezra-Nehemiah in The Expositor’s Bible Commentary, Regency, 1988. Young E. J., Daniel, The New Bible Commentary, ed., F. Davidson, Eerdmans, 1954.