Vijftiende Symposium Neonatale Neurologie
Transcript of Vijftiende Symposium Neonatale Neurologie
zwangerschap. Ned Tijdschr Ge-neeskd. 1992;136:1473-5.
5 Musa AB, Smith CS. Neonatal effectsof maternal clomipramine therapy.Arch Dis Child. 1979;54:405.
6 Bloem BR, Lammers GJ, RoofthooftDWE, et al. Clomipramine withdra-wal in newborns. Arch Dis Child Fe-tal Neonatal Ed. 1999;81:F77.
7 Garbis-Berkvens JM, Stricker BHC,Zijden WA van der. Neurologischeverschijnselen bij pasgeborenen alsgevolg van het gebruik van psycho-farmaca in de zwangerschap. NedTijdschr Geneeskd. 1993;137:1885-7.
8 Cowe L, Lloyd DJ. Neonatal convul-sions caused by withdrawal frommaternal clomipramine. Br Med J.1982;284:1837-8.
9 Bolt RJ, Andel RNJ van. Niet respira-toire cyanose bij de pasgeborene.Ned Tijdschr Geneeskd.2004;148:913-5.
10 Farmacotherapeutisch kompas.www.fk.cvz.nl/preparaatteksten/c/clomipramine.asp.
11 Kieviet N, Dolman K,Wennink H, etal. Ontwenning bij pasgeborene nablootstelling aan psychofarmaca tij-
dens de zwangerschap. Ned TijdschrGeneeskd. 2012;156:A4395.
12 Kallen BAJ, Otterblad Olausson P.Maternal drug use in early pregnancyand infant cardiovascular defect. Re-prod Toxicol. 2003;17:255-61.
13 Geneesmiddelen, zwangerschap enborstvoeding. www.lareb.nl/Terato-logie/Naslagwerk-GZB/GZB–-Borst-voeding.aspx.
14 Geddes JR, Carney SM, Davies C et al.Relapse prevention with antidepres-sant drug treatment in depressivedisorders: a systematic review. Lan-cet. 2003;361:653-61.
Vijftiende Symposium Neonatale NeurologieGehouden op 24 januari 2014 in Veldhoven
Jellema RK (afdeling Kindergenees-kunde, Maastricht UMC),Wolfs TG,Lima Passos V, Zwanenburg A, Op-helders DR, Kuypers E, HopmanAH, Dudink J, Steinbusch HW, An-driessen P, Germeraad WT, Vander-locht J, Kramer BW. Celtherapie voorhypoxisch-ischemische schade in het pre-mature brein.
Inleiding. Hersenschade door hypo-xie-ischemie (HI) komt vaak voorbij premature pasgeborenen. Helaasbestaat er vooralsnog geen therapieom deze schade te behandelen.Doel. Het bestuderen van het be-schermende effect van mesenchy-male stamcellen (MSC’s) op hetpremature brein na globale HI.Methoden. Geınstrumenteerde pre-mature schapen werden bij eendraagtijd van 104 (a terme is 150)dagen (± 32 weken humane zwan-gerschapsduur) intra-uterien bloot-gesteld aan globale HI door middelvan 25 minuten navelstrengcom-pressie. Kort daarna werden de die-ren behandeld met mesenchymalestamcellen (MSC’s). Gedurende een
reperfusieperiode van 7 dagen wer-den vervolgens alle vitale parame-ters, inclusief een elektro-encefalo-gram, opgenomen. Het prematurebrein werd aan het einde van destudie beoordeeld aan de hand vanhistologie en diffusion tensor ima-ging (DTI).Resultaten. Toediening van MSC’sverminderde de activatie en de pro-liferatie van microglia en voorkwamverlies van pre-oligodendrocyten enhypomyelinisatie in het prematurebrein na globale HI. MSC’s bewerk-stelligden T-celtolerantie, wat ge-paard ging met verminderde mobi-lisatie en invasie van deze cellen inhet premature brein. Tevens ver-minderden MSC’s het aantal con-vulsies na globale HI.Conclusie.Wij hebben in een transla-tioneel diermodel aangetoond datceltherapie in staat is het prematurebrein te beschermen tegen de cere-brale en perifere ontstekingsres-pons die beide ten grondslag liggenaan wittestofschade in het prema-ture brein na HI. Deze studie vormthet fundament voor toekomstige
klinische studies waarin de toepas-baarheid van celtherapie voor her-senschade bij premature pasgebo-renen onderzocht gaat worden. Metdeze inspanningen kunnen we in detoekomst mogelijk het leven van ve-le premature kinderen met hersen-schade verbeteren.
Coviello C (afdeling Neonatologie,Wilhelmina Kinderziekenhuis, UMCUtrecht), Groenendaal F, Kersber-gen KJ, Vries LS de, Buonocore G,Carnielli VP, Benders MJ. Does earlynutrition and postnatal growth affect ce-rebral maturation in preterm infants?
Background. Preterm newborns are atrisk of inadequate growth and de-velopmental problems. Early nutri-tion may influence brain structureand later cognitive function.Aim. To explore relationship be-tween cumulative protein (PROT),fat and energy (CAL) intakes, PROTand CAL deficit during the first 4wks after birth, weight gain andfractional anisotropy (FA) values in
abs t rac t s
T i j d s ch r K inde r geneeskd 2014 - 82 - nr 3 121
the anterior limb (ALIC) and poste-rior limb (PLIC) of the internal cap-sule in extremely preterm infants atterm equivalent age (TEA).Methods. 88 infants born before 28wks gestational age (GA) admittedto our NICU, who underwent MRIimaging with DTI at TEA were re-trospectively enrolled. Cumulative(enteral and parenteral) PROT, FATand CAL intakes, PROT and CALdeficit, birth weight (BW) and atTEA were collected from patient re-cords. Weight gain was calculated.FA values were obtained in ALICand PLIC on right (R) and left (L)side at TEA using in-house devel-oped software (Explore DTI). Linearregression analysis was used to in-vestigate the relationship betweennutrition intakes, weight gain andFA values at TEA.Results. GA 26.4 ± 1.0 wks; BW 896± 166 gram; postmenstrual age(PMA) at scan time at TEA 40.1 ±0.6 wks. After correction for BW-Zscore and GA, cumulative CAL inta-kes did positively correlate with FAin ALIC R/L (R = 0.32, p = 0.05; R =0.33, p = 0.02) and PLIC R/L (R =0.32, p = 0.02; R = 0.29, p = 0.02);as expected CAL deficit was asso-ciated with lower FA values in ALICand PLIC on both sides. Cumulativefat did positively affect FA in ALIC L(R = 0.32, p = 0.003) and in PLIC R/L (R = 0.30, p = 0.03; R = 0.31, p =0.01). However, after correction forillnesses (PDA, NEC, CLD, IVH,sepsis) correlation did not persist.No correlations with cumulativePROT, only enteral PROT were po-sitively associated with FA in ALIC L(R = 0.30, p = 0.05) and in PLIC R/L(R = 0.32, p = 0.01; R = 0.32, p =0.02). After correction for illnessescorrelation did persist for L PLIC.Weight gain was associated withhigher FA values in L PLIC (R =0.24, p = 0.04) at TEA.Conclusion. FAT and CAL intake overthe first 4 wks are important forbrain microstructural development.Interestingly only enteral PROT
were associated with internal cap-sule FA values, not the cumulativeamount , suggesting that PROTcomposition is important for brainmaturation. Postnatal growth mighthave implication for corticalspinaltract maturation, thus avoidingpoor weight gain may reduce neu-rological disabilities related to pre-term birth.
Vijlbrief D (afdeling Neonatologie,Wilhelmina Kinderziekenhuis, UMCUtrecht), Bel F van, Benders M,Groenendaal F, Vries L de, Kemper-man H, Haastert IL van, Koopman-Esseboom C, Vries W de. Cardialebiomarkers na perinatale asfyxie, is ereen relatie met outcome?
Inleiding. Perinatale asfyxie blijft eenbelangrijke oorzaak van mortaliteiten morbiditeit. Hypoxie kan leidentot multiorgaanfalen. De cardialebiomarkers B-type natriuretischpeptide (BNP) en cardiaal troponi-ne-I (cTnI) worden gebruikt omcardiale functie en schade te beoor-delen.Doel. Om met cardiale biomarkersprognoses op korte en lange ter-mijn te voorspellen bij met hypo-thermie behandelde pasgeborenen.Methoden. Alle 64 a terme geborenentussen januari 2008 en december2010 met perinatale asfyxie en be-handeld met hypothermie werdengeıncludeerd. BNP en cTnI werdenbepaald bij opname en 24 en 48 uurna de geboorte. MRI-cerebrumwerd gedaan bij 54 patienten (me-diaan 5 dagen, range 2-17). BNP encTnI werden gecorreleerd met kli-nische parameters, ernst van de en-cefalopathie (Thompson-score), hy-poxisch-ischemische afwijkingen opcerebrale MRI, en berekende Appa-rent Diffusion Coefficient (ADC)-waarden. Daarnaast werd gekekennaar uitkomsten op lange termijn,gebruikmakend van onderdelen vande Bayley-III-test op de leeftijd van24 maanden.
Resultaten. BNP en cTnI waren gere-lateerd aan het aantal NICU-opna-medagen (r = 0,46, p < 0,05) en be-ademingsdagen (r = 0,49, p <0,001). Verhoogde cTnI-waardenwaren gecorreleerd met de ernstvan de encefalopathie bij opname (r= 0,45, p < 0,001) en mortaliteit (r =0,49, p < 0,05). Verhoogde BNP-waarden waren significant geasso-cieerd met lagere cognitieve scoresop de Bayley-III (r2 = 0,35, p <0,001). Vroege verhoging van hetBNP was gerelateerd aan lagereADC-waarden in de thalamus (r =0,37, p < 0,05) en witte stof (r =0,36, p < 0,05).Conclusie. Vroege verhoging van car-diale biomarkers na perinatale asfy-xie is geassocieerd met een mindergoede prognose op korte en langetermijn bij met hypothermie behan-delende kinderen.
Weeke LC (afdeling Neonatologie,Wilhelmina Kinderziekenhuis, UMCUtrecht), Groenendaal F, Rooij LGMvan, Toet MC, Benders MJNL, Nie-velstein RAJ, Vries LS de. Diagnosti-sche waarde van MRI-hersenen bij neo-natale convulsies.
Inleiding. Neonatale convulsies zijnde meest voorkomende neurologi-sche afwijkingen in de neonataleperiode en worden veroorzaaktdoor verscheidende onderliggendeaandoeningen. MRI van het brein iseen waardevolle modaliteit om her-senafwijkingen te diagnosticeren.Methode. Retrospectief cohortonder-zoek (maart 1999-oktober 2013).Neonaten geboren na een zwanger-schapsduur tussen 35+0 en 42+6
weken met convulsies, bevestigdmet continue aEEG of een stan-daard EEG, opgenomen op onzeNICU, die een schedelecho en MRI-hersenen in dezelfde opnameperi-ode hebben gehad werden geınclu-deerd (n = 383). Data werden ver-kregen uit lokale databases (NICU-diagnoses, schedelecho en neona-
122 T i j d s ch r K inde rgeneeskd 2014 - 82 - nr 3
tale MRI), ontslagbrieven en medi-sche statussen.Resultaten. In 93,5% werd een on-derliggende oorzaak gevonden.Oorzaken waren: hypoxisch-ische-mische encefalopathie (45,7%),bloedige en niet-bloedige infarcten(13,5%), intracraniele bloedingen(12,5%), metabole stoornissen in-clusief hypoglykemie (8,9%), cen-traal zenuwstelsel (CZS)-infectie(7%), cerebrale aanlegstoornissen(2,6%), genetische afwijkingen(2,1%), non-CZS-infectie (0,8%) encerebraal teratoom (0,3%).Wanneerwe MRI met schedelechografie ver-gelijken, liet MRI in 40 (11,2%) ge-vallen nieuwe bevindingen zien dieniet zichtbaar werden op de sche-delecho. Daarnaast leverde MRI in137 (38,3%) gevallen extra informa-tie op of was het onderliggend pro-bleem eerder zichtbaar dan op deschedelecho.Conclusie. MRI-hersenen leidde ineen meerderheid van de gevallen toteen diagnose, die in 11,2% gemistzou zijn wanneer alleen schedel-echografie gebruikt was. Deze datasuggereren dat een MRI van dehersenen bij alle neonaten met door(a)EEG bevestigde convulsies zoumoeten worden gemaakt.
Dalen Meurs-van der Schoor C (af-deling Neonatologie, VUmc, Am-sterdam), Weissenbruch M van,Kempen M van, Bugiani M, AronicaE, Ronner H, Vermeulen RJ. Ernstigeneonatale epileptische encefalopathie enKCNQ2-mutatie: neuropathologisch sub-straat?
Neonatale convulsies kunnen toe-geschreven worden aan verschil-lende genetische oorzaken. We be-schrijven een patient met refractaireneonatale convulsies met een fataalbeloop, waarbij genetische analyse
een de novo heterozygote missense-mutatie in het KCQN2-gen heeftaangetoond. Postmortem neuropa-thologisch onderzoek toonde eenovermaat van neuronen in de diepewitte stof, passend bij een mildecorticale dysplasie.Bij neonaten met refractaire neona-tale convulsies moet een mutatie inhet KCNQ2-gen overwogen worden.Het blijft onduidelijk of deze corti-cale afwijkingen ontstaan ten ge-volge van de mutatie in het KCNQ2-gen of secundair zijn aan de refrac-taire convulsies.
Weeke LC (afdeling Neonatologie,Wilhelmina Kinderziekenhuis, UMCUtrecht), Dijkman KP (AfdelingNeonatologie, MMC Veldhoven),Rooij LG van, Andriessen P, Vries LSde, Toet MC. Reversibele depressie vanaEEG-achtergrondpatroon als enig tekenvan hypercapnie.
Inleiding. Amplitude geıntegreerdEEG (aEEG) is een onmisbare tech-niek in de hedendaagse neonataleintensive care en wordt zowel bij aterme als premature pasgeborenengebruikt ter beoordeling van hetelektrisch achtergrondpatroon vande hersenen en voor het opsporenvan convulsies. Het effect van Pa-CO2-verandering op aEEG en EEGis bekend, maar het gebruik vanaEEG om acute hypercapnie bij NI-CU-patienten op te sporen is nieteerder gemeld.Doel. Inzicht verkrijgen en beschrij-ven van 10 pasgeborenen met acuterespiratoire problemen waar aEEG-achtergronddepressie het enige te-ken was van hypercapnie.Methode. Het betrof een observatio-neel onderzoek (april 2009-septem-ber 2013, 2 NICU’s) bij 10 patienten,8 vroeggeborenen met een zwanger-schapsduur van 25+1 tot 36+4 weken
en 2 voldragen pasgeborenen na eenzwangerschapsduur van 39+2 en 41+4
weken. In deze groep werden 13 hy-percapnische episoden geregistreerd(PaCO2 80-163 mmHg). Het betrofbeademde patienten met een- oftweekanaals-EEG-monitoring (res-pectievelijk n = 4 en n = 6) en gelijk-tijdige bloedgasanalyse en registratievan ademhalingsfrequentie (AF) enpulsoximetrie (SaO2) in het kadervan standaardzorg. De gegevenswerden retrospectief verzameld engeanalyseerd.Resultaten. De hypercapnie werd ver-oorzaakt door acute respiratoireproblemen zoals tubeobstructie,longbloeding, PPHN, suboptimalemechanische ventilatie en pneumo-thorax en leidde tot een plotselingedepressie van het aEEG-achter-grondpatroon (continuous normalvoltage (CNV) naar flat trace (FT) (n= 1), discontinuous normal voltage(DNV) naar FT (n = 2), burst sup-pression met dense bursts (BS+)naar FT (n = 1), DNV naar burstsuppression met sparse bursts (BS–)(n = 2), BS+ naar BS– (n = 3), DNVnaar BS+ (n = 3), CNV naar DNV (n= 1)), terwijl er geen significanteveranderingen in gelijktijdige SaO2-en AF-metingen of aanvullendezuurstofbehoefte werden waarge-nomen. De achtergrondactiviteitherstelde binnen 1 uur na normali-sering van PaCO2.Conclusie. Acute respiratoire proble-men met daaropvolgende hypercap-nie veroorzaakt een plotselingemaar reversibele depressie van hetaEEG-achtergrondpatroon. Bij eenplotselinge verandering in hetaEEG-achtergrondpatroon dientdan ook de PaCO2 gecontroleerd teworden, zelfs wanneer andere be-ademingsparameters (nog) onge-wijzigd zijn.
T i j d s ch r K inde r geneeskd 2014 - 82 - nr 3 123