VERPLEEGAFDELING NEUROLOGIE EN STROKE UNIT Opleiding...3 2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING 2.1 Locatie...
Embed Size (px)
Transcript of VERPLEEGAFDELING NEUROLOGIE EN STROKE UNIT Opleiding...3 2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING 2.1 Locatie...

STUDENTENBROCHURE
VERPLEEGAFDELING NEUROLOGIE EN STROKE UNIT Sector Hoofd, beweging en zintuigen
Ingang 12 / route 1497

2
1 INLEIDING
Beste student
We heten jou van hart welkom op de verpleegafdeling Neurologie en Stroke unit. Tijdens je
stageperiode zullen twee mentoren jou begeleiden.
Deze brochure is een handige leidraad om je wegwijs te maken binnen de afdeling. Op
www.uzgent.be vind je ook nog meer informatie.
We kijken ernaar uit om de komende weken met jou samen te werken en wensen je alle succes.
Het team van de verpleegafdeling

3
2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING
2.1 Locatie
De verpleegafdeling Neurologie - Stroke unit is te bereiken via ingang 12 - route 1497.
De afdeling telt 17 kamers, waarvan tien tweepersoonskamers en vijf eenpersoonskamers. De Stroke unit
beschikt over zes bedden. In totaal kunnen 31 patiënten gehospitaliseerd worden. De kamernummers gaan
van 1001 tot 1017.
Elke kamer is uitgerust met een wastafel, toilet, radio, tv, telefoonaansluiting en koelkast. Een aantal
kamers werd recent vernieuwd en beschikt over een kleine badkamer met douche. Daarnaast is er een
badkamer (met zitdouche) op de gang voor patiënten.
Onze afdeling is een beveiligde eenheid. De afdelingsdeuren gaan steeds op slot. Bij het binnenkomen
moet men de deur ontgrendelen door op een knop te drukken. Bij het verlaten van de verpleegeenheid
moet een cijfercode ingetikt worden vooraleer de deuren zich ontgrendelen. Die maatregelen zijn nodig
omdat er regelmatig gedesoriënteerde patiënten verblijven die op stap kunnen gaan en de weg niet
terugvinden.
Er zijn twee grote gangen, van elkaar gescheiden door middenruimten en twee tussengangen.
De middenruimten omvatten uitsluitend dienstlokalen. De receptie / het verpleeglab en staflokaal zijn
centraal gelegen.
De dienstruimten in volgorde vanaf de hoofdingang van de afdeling zijn:
keuken
linnenkamer
spoelruimte
receptie / verpleeglab
staflokaal
berging
Elk lokaal (behalve de keuken) heeft twee ingangen. Je kunt er dus vanuit de beide gangen binnengaan.
Aan het einde van de gang zijn twee toiletten: één voor medewerkers en één voor bezoekers. Het toilet
voor bezoekers wordt ook gebruikt door rolstoelgebonden patiënten.
Het ziekenhuis is een rookvrij ziekenhuis, patiënten en bezoekers kunnen enkel roken in de daarvoor
voorziene rookpaviljoenen op de campus.

4
2.2 Organisatie
1. Medisch team
Medisch diensthoofd: Prof. dr. P. Boon
Supervisie beroertepatiënten: Dr. Dimitri Hemelsoet/prof. dr. Veerle De Herdt
Supervisie algemene neurologie: vast staflid afhankelijk van de aandoening van de patiënt
De dagdagelijkse medische begeleiding en opvolging van de patiënten is de taak van twee assistenten-
neurologen in opleiding onder toezicht van de supervisor.
Taken van de assistenten-neurologen:
Klinisch-neurologisch onderzoek bij opname en dagelijkse evaluaties
Behandelingen instellen en wijzigen
Onderzoeken voorschrijven en eventueel zelf onderzoeken uitvoeren
Medicatie via EPD voorschrijven
Bepaalde medische technieken uitvoeren
Participeren aan safetybriefing (maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag om 9 uur)
Participeren aan het interdisciplinair overleg op woensdagvoormiddag
Patiënten opvolgen
Familie te woord staan, informeren en eventueel begeleiden
De assistenten worden bijgestaan door één of twee co-assistenten (artsen-stagiairs).
2. Verpleegkundig team
Samenstelling:
Hoofdverpleegkundige: Isabelle Danel
Adjunct-hoofdverpleegkundigen: Liesbeth Bollaert en Valery Termont
Verpleegkundig specialist neurologie: · Bregje D’haeze
Bachelor verpleegkundigen
Gegradueerde verpleegkundigen
Taken hoofdverpleegkundige:
Algemene leiding en coördinatie van het verpleegkundige team op de verpleegafdeling
neurologie – Stroke unit, het Centrum voor neurofysiologische monitoring en de polikliniek
Neurologie
Dagelijkse patiëntentoewijzing regelen
Toezicht op de uitvoering van de taken en het eindresultaat
Administratie personeel bijhouden
Toezicht houden op de samenwerking met het medische team
Contact houden met directie, personeel, studenten en begeleiders
Communicatie met patiënten en familie
Kwaliteitszorg bewaken en optimaliseren
Het materiaalbeheer op de afdeling

5
Taken adjunct-hoofdverpleegkundigen:
In samenspraak met de hoofdverpleegkundige verbeterprojecten voor de verpleegafdelingen
uitwerken
Administratie personeel bijhouden
Kwaliteitszorg bewaken en optimaliseren
Nieuwe medewerkers opvolgen en begeleiden
Algemene problemen oplossen
Communicatie met familie en patiënten
Taken verpleegkundig specialist neurologie:
Verpleegkundigen inhoudelijk ondersteunen op de werkvloer en tijdens bijkomende opleidingen
Afdelingsgerichte vormingsnoden opsporen
Verpleegkundige adviesverlening bij nieuwe technieken en medicatie
Wetenschappelijk onderzoek
Nieuwe projecten implementeren en evalueren
(Nieuwe) standaarden en procedures ontwikkelen en updaten
Taken verpleegkundigen:
Totaalzorg o.v.v. patiëntentoewijzing plannen en uitvoeren
Evaluatie en rapportage van uitgevoerde taken
Patiëntenoverdracht
Verpleegtechnische handelingen uitvoeren
Medische opdrachten uitvoeren
Assisteren bij medische handelingen
Medicatiedistributie
Observatie en communicatie met patiënten en familie
Safetybriefing en overleg met de behandelende arts
De multidisciplinaire zorg mee aansturen en nauw contact onderhouden met de kinesitherapeut,
ergotherapeut, sociaal werker, logopedist, diëtist en (neuro)psycholoog
Patiëntenadministratie bij opname, verblijf, transfer en ontslag
Begeleiding studenten verpleegkunde onder mentoraatschap
Bijkomende taken: spoelruimte in orde brengen, bloedprik-, LP-materiaal, zorgwagens en
linnenkarren aanvullen, orde en netheid …
3. Administratief personeel
De secretaris / secretaresse is tijdens de kantooruren grotendeels in de receptie aanwezig en zorgt voor:
Onthaal van nieuwe patiënten
Administratie i.v.m. opname en ontslag van patiënten
Nieuwe opnames plannen
Onderzoeken aanvragen en vervoer regelen
Telefoonoproepen beantwoorden
Bezoekers en patiënten te woord staan en de juiste doorverwijzingen doen

6
4. Logistieke medewerkers
Zij zorgen voor:
Voorbereiding maaltijden, patiënten installeren
Op- en afdienen (in samenwerking met en onder toezicht van de verantwoordelijke
verpleegkundige)
Eten geven aan patiënten, afhankelijk van slikadvies logopediste (in samenwerking met en
onder toezicht van de verantwoordelijke verpleegkundige)
De vocht- en voedingslijst in orde houden en dagelijks aanvullen (in samenwerking met en onder
toezicht van de verantwoordelijke verpleegkundige)
Logistieke ondersteuning van de verpleegkundigen: hulp bij opmaak bedden en de spoelruimte
op orde houden, de diverse zorgkarren en materiaalruimtes onderhouden en aanvullen
5. Onderhoudspersoneel
Zij zorgen voor onderhoud van de dienst.
6. Paramedici
Sociale dienst:
De Sociale dienst legt de nodige contacten met patiënt en familie. In overleg met hen en met het
interdisciplinaire team regelt de Sociale dienst plaatsingen in revalidatiecentra of woon- en zorgcentra
als de patiënt niet (rechtstreeks) naar huis kan. Daarnaast bieden zij hulp bij administratieve zaken,
financiële problemen, invaliditeitsuitkering, vervoersproblemen, thuisverpleging, thuishulp …
Kinesitherapeut(e)
○ Voert een klinisch neurologisch onderzoek uit
○ Traint de individuele motorische functies, met als einddoel de patiënt zo optimaal mogelijk
en onafhankelijk te laten functioneren binnen een dagdagelijkse context
○ Begeleidt studenten kinesitherapie
Logopedist(e)
De logopedist(e) staat in voor diagnostiek en behandeling van patiënten met neurogene taal-, spraak-,
en slikproblemen.
Doel:
○ de taal- en spraakproductie optimaliseren in de dagdagelijkse functionele communicatie
○ het begrip optimaliseren in de dagdagelijkse functionele communicatie
○ het slikproces rehabiliteren om de patiënt met een aangepast slikadvies zo veilig en
zelfstandig mogelijk voeding te laten innemen.
(Neuro)psycholo(o)g(e)
Vangt de patiënt en/of familie op en begeleidt de patiënt in het verwerkingsproces. De
neuropsycholoog zorgt voor cognitieve screening en therapie. Dat doet ze vaak in samenspraak met
de ergotherapeut of logopediste.
Ergotherapeut(e)

7
Oefent activiteiten uit het dagelijkse leven en het hanteren van de rolstoel in. Daarnaast wordt advies
gevraagd over rolstoelgebruik en eventuele woonaanpassingen.
Diëtist(e)
De diëtist(e) geeft voedings- en dieetadvies aan de patiënten en adviseert hen over hersen- en
hartvriendelijke voeding. De diëtist(e) overloopt met hen ook de richtlijnen voor een gezond
voedingspatroon.
Andere
Andere paramedici of zorgverstrekkers die kunnen ingeroepen worden in het herstel- of
begeleidingsproces van de patiënt zijn: pastorale werk(st)er, palliatief support team, team
poortkatheterzorg, pedicure, podolo(o)g(e) …
Indien er leerplichtige patiënten verblijven, krijgen ze bezoek van onderwijzend personeel om de
schoolachterstand te beperken.

8
3 INFORMATIE OVER DE AFDELING
3.1 Medisch patiëntenprofiel
De meest voorkomende neurologische aandoeningen op de afdeling:
1. CVA
Ischemisch CVA/TIA
Hemorragisch CVA
Een cerebrovasculaire aandoening is een stoornis in de cerebrale circulatie. De bekendste
cerebrovasculaire aandoening is een beroerte. Die ontstaat als een bloedvat in de hersenen door een
klonter wordt verstopt of als een bloedvat in de hersenen openscheurt of barst. Daardoor krijgen bepaalde
delen van de hersenen onvoldoende bloed en zuurstof. Meer informatie vind je in de bijlage op pg. 22.
2. Epilepsie
Epilepsie is een chronische neurologische aandoening van de hersencortex in het centrale zenuwstelsel. Er
treden herhaaldelijk epileptische aanvallen op. We onderscheiden twee hoofdgroepen: partiële aanvallen
en gegeneraliseerde aanvallen. Meer informatie vind je in de bijlage op pg. 26. Op de afdeling komen
patiënten terecht na een acute epileptische aanval. Het epilepsiemonitoringcentrum of het Centrum voor
neurofysiologische monitoring (CNM) is te bereiken via ingang 12, route 1492.
3. Neurodegeneratief lijden
Polyneuropathie (aandoening van overwegend perifere zenuwen). Voorbeelden: multifocale
motore neuropathie, Miller Fisher, Guillain-Barré …
Myopathie (aandoeningen van spiervezels), vb. Myasthenia Gravis
Multiple Sclerose (een chronische progressieve aandoening van het centrale zenuwstelsel die
zich vooral voordoet in de witte stof met aantasting van zenuwcellen en uitlopers ervan)
Amyotrofe laterale sclerose
Dementie
4. Extrapiramidale stoornissen
Aandoeningen met als voornaamste kenmerken:
Stoornissen in het motorische patroon: akinesie, hypokinesie
Stoornissen in de spiertonus: atonie, hypo/hypertonie
Voorbeelden: ziekte van Parkinson, ziekte van Huntington
5. Hoofdpijn
Migraine
Medication Overused Headache

9
Thunderclap headache
Clusterhoofdpijn
6. Neurologische infecties
Encephalitis
Myelitis
Meningitis
3.2 Verpleegkundige zorgen en observatie
Het zorgprofiel van onze patiënten kan heel sterk verschillen. Algemeen hebben onze patiënten een grote
zorgvraag m.b.t. basiszorgen en detailzorg.
1. Basiszorgen en observaties
Een deel van de neurologische patiënten zijn bedlegerig en / of beperkt in hun bewegingen. Daarom neemt
de basiszorg een belangrijk deel in van de totaalzorg.
Bedbad (BB)
○ Participatie van de patiënt tijdens de verzorging wordt zo veel mogelijk toegepast tijdens de
dagelijkse verzorging. We stimuleren de patiënt om mee te helpen tijdens de verzorging.
○ Grondige en nauwkeurige uitvoering!
○ Voldoende zeep gebruiken, goed naspoelen, zeer goed drogen (huidplooien!)
○ Een goede observatie van eventuele beginnende decubitus, vochtletsels en/of andere
huidletsels is noodzakelijk.
Hulp bij het toilet
Indien de patiënt zichzelf gedeeltelijk kan wassen, gelden dezelfde observatiepunten als hierboven.
Goede controle of de patiënt zichzelf wel gewassen heeft (verwarde patiënten, beginnende dementie,
begripsstoornissen ...) is belangrijk. Bij sommige patiënten komt de ergotherapeut(e) voor het
ochtendtoilet om de patiënt te leren zichzelf opnieuw te wassen.
2. Detailzorgen
Mondtoilet: tanden poetsen of voldoende aandacht schenken aan de tandprothese. Specifieke
mondtoiletten staan vermeld op het zorgenplan. Extra aandacht is nodig voor patiënten die niets
per os krijgen.
Scheren: een ongeschoren patiënt is een onverzorgde patiënt. Besteed dus voldoende aandacht
aan de scheerbeurt, bij voorkeur elektrisch met een toestel van de patiënt.
Nagelverzorging: een grondige inspectie bij opname is vereist. Ook langdurige bedlegerige
patiënten komen op dat vlak regelmatig aan bod. Voor specifieke voetverzorging kan de patiënt
een beroep doen op een pedicure.
Haarverzorging: minstens wekelijks bij hulpbehoevende patiënten en na bepaalde onderzoeken,
vb. EEG.

10
3. Decubituspreventie
Alle patiënten liggen op een traagfoammatras. Voor risicopatiënten kan een speciale huurmatras
(Quattro Plus,…) aangevraagd worden. Bij hoogrisicopatiënten wordt wisselhouding strikt toegepast.
4. Houding patiënt
De houding moet zo comfortabel mogelijk zijn, aangepast aan de behoefte van de patiënt. CVA-
patiënten krijgen in de regel een half- tot rechtzittende houding, met speciale aandacht voor een juiste
installatie en ondersteuning van de hemiparetische of hemiplegische kant. Ook het voorkomen van
contracturen, spitsvoeten ... is belangrijk.
De bedlegerige patiënten worden, indien geen tegenindicatie vermeld staat in het zorgenplan,
tweemaal per dag opgezet. Het toepassen van wisselhoudingen, waartoe ook opzetten behoort, is
belangrijk voor de bloedcirculatie en is decubitusvoorkomend. Ook in de zetel schenken we
voldoende aandacht aan de positionering van de hemiplegische kant. Voor tips kun je steeds terecht
bij de kinesitherapeut.
5. Medisch technische vaardigheden
Incontinentieproblemen
○ Intermittent sonderen: bij patiënten met blaasretentie of die niet spontaan kunnen plassen.
Vóór het sonderen gaan we na met de bladderscan hoeveel urine in de blaas zit.
○ Verblijfblaassonde: wordt uitzonderlijk geplaatst (zoals bij terminale patiënten of bij
vergevorderde vochtletsels of decubitus).
○ Cystofix: is een sonde die via een kleine opening langs de buikwand in de blaas wordt
gebracht. Regelmatige controle op fixatie (tractie voorkomen) en goede afloop is
noodzakelijk. Het verband wordt enkel ververst indien bevuild, losgekomen of bij lokale pijn.
Controleren op infecties.
○ Condoomkatheter: wordt gebruikt bij mannelijke bedlegerige patiënten die frequent
plassen, of voor 24u-urinecollectie bij incontinente patiënten.
○ Luier en andere incontinentiemateriaal: zowel bij incontinentie van urine als faeces is de
luier van toepassing. Regelmatig verversen en een goede huid- en handhygiëne is
belangrijk.
O²-therapie
Aandacht voor het regelmatig vervangen van reservoirs met steriel water ; O²-bril of -masker
regelmatig vernieuwen.
Infusen en aanprikplaats controleren
Patiënten met een perifeer of centraal infuus hebben extra controles nodig. Een goede observatie om
na te gaan of het infuus nog op de correcte plaats zit en controle van de aanprikplaats zijn
noodzakelijk. Verbanden van centrale infusen worden wekelijks vervangen, leidingen tweemaal per
week (telkens op vaste dagen, zie het zorg- en behandelplan).
6. Hulp bij de maaltijden
Iedereen die zich kan vrijmaken, helpt daarbij. We moeten vaak het eten voorbereiden: boterhammen
smeren, vlees snijden, plastic i.p.v. porseleinen beker gebruiken ...

11
7. Specifieke zorgen
Infectiepreventie en isolatie van patiënten
Informatie over indicatie, doel, algemene principes, praktische toepassingen en bijkomende
aandachtspunten liggen ter inzage op de afdeling.
Nasogastrische sonde
Een nasogastrische sonde wordt geplaatst als voedingssonde bij patiënten
○ met ernstige slikproblemen,
○ met ernstige bewustzijnsproblemen,
die een onvoldoende inname hebben van voedsel en/of vocht.
We dienen industrieel bereide sondevoeding toe via de voedingspomp.
8. Verpleegtechnische handelingen
Leiding en verband bij poortkatheter aanprikken, afsluiten, observeren, evalueren en vervangen
Basis- en detailzorgen bij de neurologische patiënt
Bloedafnames
Canulezorg
Intermittente blaassondage
Lumbale punctie: diagnostiek en therapie opvolgen, teveel aan liquor verwijderen, drukmeting …
Maagsondage en medicatie via nasogastrische sonde toedienen
Neurologische observatie en evaluatie van neurologische patiënten op de verpleegafdeling
Neurologische observatie en evaluatie van patiënten met CVA op de Stroke unit
Observatie en evaluatie van infuustherapie
Observatie en verzorging van gastrostomiesonde en medicatie toedienen via
gastrostomiesonde.
Observatie, verzorging en evaluatie van perifeer en centraal infuus
Perifeer infuus plaatsen
Subcutane of intramusculaire inspuitingen toedienen
IV-oplossingen voorbereiden en toedienen
Eenvoudige wondverzorging
…
9. Onderzoeken
Na toelating en indien mogelijk kan de student onderzoeken bijwonen. Bespreek dat steeds met de
hoofdverpleegkundige en/of een van de adjunct-hoofdverpleegkundigen
De meest voorkomende onderzoeken zijn:
Arteriële angiografie
BERA: Brainstem Auditory Evoked Response
Biopsies van spieren en zenuwen
Bloedafname
CT-scan

12
Echografie
EEG: Elektro-encephalografie
EKG – 24u EKG – 24u RR-registratie
EMG: Elektromyografie
Gastroscopie
Isotopenscan
Lumbale punctie
MEP: Magnetic Evoked Potentials
NMR: Nucleaire Magnetische Resonantie
PET-scan: Position Emission Tomografie
RX-foto
SPECT-scan: Single Photon Emission Computed Tomografie
SSEP: Somatosensory Evoked Potentials
TOED: Transoesofagale Echo-Doppler
TTED: Transthoracale Echo-Doppler
VEP: Visual Evoked Potentials
WADA-test: test van de cerebrale functies bij epilepsiepatiënten
Uitleg over die onderzoeken is ter inzage op de afdeling.
10. Geneesmiddelen
Frequent gebruikte geneesmiddelen op de afdeling Neurologie:
Naam geneesmiddel Indicatie
Aggrenox® Bloedverdunning
Amlor® Hypertensie
Asaflow® Bloedverdunning
Coversyl® Hypertensie
Depakine® Epilepsie
Emconcor® Bij hoge bloeddruk / hoge hartslag
Keppra® Epilepsie
Lasix® Diureticum, vochtafdrijvend
Lipitor® Cholesterolverlagend
Paracetamol® Pijnstilling
Prolopa® Ziekte van Parkinson
Simvastatine® Cholesterolverlagend
Stalevo® Ziekte van Parkinson
Tegretol® Epilepsie
Temesta® Angst (benzodiazepine)
Tradonal (odis) ® Pijnstilling
Medicatie wordt enkel op medisch voorschrift toegediend.
Informatie over de medicatie is terug te vinden op de afdeling, en te raadplegen via de apotheekmodule op
intranet.

13
3.3 Specifieke leerpunten van de afdeling
We onderscheiden ons van andere verpleegafdelingen o.b.v. de specifieke neuro-observaties bij onze
patiënten: pupilcontrole, mobiliteit, sensibiliteit, pijn, krachten o.b.v. MRC-schaal, Orgogozo-schaal …
Je moet niet alleen leren hoe je die parameters correct afneemt, maar ook goed weten waarom ze worden
geregistreerd. En indien de parameter niet binnen de normale waarde valt, wat kan er aan de hand zijn?
Welke stappen moeten dan genomen worden?
Graag bijzondere aandacht voor:
Mobiliteitsproblemen omwille van cerebraal lijden. Begrippen zoals parese, paraplegie,
hemiplegie, tetraplegie, sensibiliteitsstoornissen moeten gekend zijn. Kijk in het patiëntendossier
goed na of bevraag je bij de verpleegkundige of de patiënt (alleen) kan/mag opstaan, of de
patiënt een helm moet dragen enzovoort.
Stagedoelstelling: Hoe wordt een hemiplegische patiënt correct gepositioneerd (in bed, in de
zetel)? Wanneer is het gebruik van een Sling ® aangewezen? Welke materialen zijn op de
afdeling aanwezig om patiënten comfortabel te positioneren?
Valincidenten: op onze afdeling komen valincidenten vaak voor. We moeten voortdurend alert
zijn!
Stagedoelstelling: werk aan het thema valincidenten en valpreventie: hoe wordt aandacht
besteed aan valpreventie? Welke zijn de procedures en standaarden? Hoe preventief werken?
En wat te doen bij een valaccident?
Fixeren: in principe passen we geen vrijheidsbeperking toe. Als het toch moet (medische
toestand, beperkt ziekte-inzicht, desoriëntatie, agressie), hanteren we het ziekenhuisbeleid. Dat
kun je raadplegen op intranet in het documentenbeheersysteem. Een juiste toepassing is
belangrijk om afsnoering te voorkomen. Handel nooit op eigen houtje en vraag voldoende uitleg
over de juiste techniek aan de verantwoordelijke verpleegkundige. Daarnaast vormt de
observatie van een gefixeerde patiënt een belangrijke verantwoordelijkheid van de
verpleegkundige. Zowel voor patiënt, familie als verpleegkundigen is dat een zware emotionele
belasting.
Stagedoelstelling: werk rond het thema fixatie: Waarom worden patiënten gefixeerd? Hoe wordt
er correct en op een veilige manier gefixeerd? Wat zijn de richtlijnen? Hoe wordt daarover
gecommuniceerd? Observaties?
Communicatieproblemen
Stagedoelstelling: werk rond het thema communicatiebeperkingen en problemen: Wat betekent
afasie (sensorisch en motorisch)? Dysartrie? Hoe ga je om met patiënten met fatische
stoornissen?
Slikproblemen: Veel patiënten op onze afdeling kunnen enkel zelfstandig eten als ze goed
geïnstalleerd zijn en de maaltijd goed voorbereid wordt.
Andere patiënten moeten we volledig helpen, zoals patiënten met slik- en/of kauwproblemen
(verslikken, hamsteren). We volgen daarbij de instructies van de logopedist(e).
We houden een vochtlijst bij. Indien er geen vochtbeperking is, streven we ernaar dat de patiënt,
naast vast voedsel, twee liter vocht per dag inneemt.

14
Stagedoelstelling: werk rond het thema slikproblemen: wat is de oorzaak van slikproblemen?
Hoe kunnen patiënten geïnstalleerd worden om slikproblemen te overkomen? Welke tips kan je
aan patiënten geven om de maaltijd vlot te laten verlopen?

15
4 INFORMATIE OVER DE STAGE
4.1 Dienstgebonden stage-informatie
Studenten worden op de afdeling begeleid door één of twee mentoren. Het doel is dat de student en
mentor maximaal aan elkaar gekoppeld worden. Als gevolg van deze koppeling wordt de student als
teamlid opgenomen en wordt een individuele begeleiding nagestreefd.
Om je stage zo optimaal mogelijk te laten verlopen vragen we dat je bij de start van de stage:
beschikt over een geldige, actieve badge
beschikt over een actieve LDAP-code
beschikt over de nodige stagedocumenten
deze afdelingsgebonden brochure volledig hebt gelezen
Meer informatie over badge en/of LDAP-code vind je op www.uzgent.be onder rubriek: Opleiding &
onderzoek Studenten verpleegkunde en vroedkunde Praktische info stage.
Verschillende soorten shiften
Er zijn drie verschillende soorten shiften op de afdeling:
Vroeg: 6.45 – 14.45 uur
Laat: 14.15 – 22.15 uur
Nacht: 22 – 7 uur
1. Bij aanvang van de stage
Op de eerste stagedag ga je om 8 uur naar het Studentenloket (Ingang 12 route 1513).
We verwachten jou ten laatste om 9 uur in arbeidskledij op de afdeling. Meld je aan op het secretariaat.
De hoofdverpleegkundige of adjunct-hoofdverpleegkundige verzorgt de introductie.
De mentor neemt de feedbackfiche, die je zelf meebrengt en waarin je jouw doelstellingen hebt genoteerd,
zo snel mogelijk met jou door. Probeer die doelstellingen te formuleren tijdens het doornemen van deze
brochure. Ze moeten concreet en afdelingsgericht zijn. Leg je feedbackfiche dagelijks voor aan de
verpleegkundige waarmee je samenwerkt. Je bent er zelf verantwoordelijk voor dat de verpleegkundige de
fiche invult. Bij problemen kun je steeds terecht bij de hoofdverpleegkundige.
2. Stagerooster
De eerste stagedag start om 8 uur en eindigt om 16 uur. Je ontvangt dan je werkrooster voor de verdere
stageperiode. Je presteert zowel vroeg- als laatdiensten, en minstens ook één weekend.
Derdejaarsstudenten kunnen ook nachtdiensten werken, enkel op hun eigen vraag.

16
3. Bij aanvang van de eerstvolgende stagedag
Bij aankomst op de afdeling raadpleeg je de werkverdeling met de patiënttoewijzing en stel je je voor aan
de verpleegkundige aan wie je toevertrouwd bent. Je werkt gedurende de volledige shift onder haar of zijn
verantwoordelijkheid, met uitzondering van de dagen waarop je stagebegeleiding van school krijgt. Geef
die data zo snel mogelijk door aan de hoofdverpleegkundige.
4. Algemeenheden
Aandacht voor persoonlijke hygiëne: verzorgd kapsel, verzorgde nagels
Draag UZ-kledij en badge
Er is alleen in de voormiddag een pauze voorzien, samen met de verpleegkundigen. Elke
student mag één yoghurt van de dienst eten.
Beantwoord beloproepen zo snel mogelijk, ook buiten je toegewezen zone.
Meld observaties van de patiënten aan de verantwoordelijke verpleegkundige en noteer in
overleg de bevindingen in het EPD.
Neem standaardvoorzorgen van ziekenhuishygiëne in acht (geen juwelen, gelnagels …)
Je doet de totaalzorg van de toegewezen patiënten samen met de mentor of verpleegkundige.
Verwittig bij ziekte of afwezigheid de afdeling (09 332 47 25) voor de aanvang van je shift.
Om 12 uur helpt iedereen bij het opdienen van de maaltijd, installeren van de patiënten en
eventueel bij het eten geven.
Indien er tijd over is, kun je aan de stageopdrachten werken.
Wanneer er meer dan twee studenten stage lopen, kiezen we ervoor om in twee groepen te
gaan eten. Dat gebeurt in overleg met de mentor/verpleegkundige en met de studenten
onderling.

17
5 CONTACTGEGEVENS
Verpleegafdeling Neurologie en Stroke unit 09 332 47 25
Hoofdverpleegkundige: Isabelle Danel
09 332 26 47

18
BIJLAGEN
Anatomie van de hersenen
De illustratie laat de buitenkant van de hersenen zien, bekeken vanaf de zijkant. De grootste
hersenkwabben (frontaal, pariëtaal, occipitaal en temporaalkwab) en de structuur/samenstelling van
de hersenstam (brug, hersenstam en kleine hersenen) zijn afgebeeld.
Hersenstam of
verlengde merg
Daar liggen alle functies die letterlijk van vitaal belang zijn, zoals de bloedstroom,
ademhaling en temperatuurregulatie. De hersenstam verzorgt de regulatie van de
lichaamshouding en het slaap-waakritme (= inwendige klok). De hersenstam
verbindt vezels uit het lichaam met de rest van de hersenen. In de hersenstam
vinden reflexen plaats die betrekking hebben op de speekselklieren, de ogen, de
luchtwegen en slikken (en braken en kokhalzen).
Kleine
hersenen/cerebellum
Het cerebellum regelt de coördinatie van de motoriek. Die coördinatie (evenwicht en
spierspanning) vindt plaats in nauwe samenwerking met de grote hersenen, de
hersenstam en het ruggenmerg.
Temporaal of
slaapkwab
Verwerkt het gehoor, geheugen en taalfuncties.
Occipitaal of
achterhoofdskwab
Helpt bij het verwerken van visuele informatie.

19
Hersenvliezen of
meningen
Vliezen die het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) omsluiten. Dat
zijn er drie, van binnen naar buiten: het zachte hersenvlies (pia mater), het
spinnenwebvlies (arachnoidea) en het harde hersenvlies (dura mater). Die
hersenvliezen beschermen de hersenen.
Ventrikels of
hersenkamers
Vier met hersenvocht gevulde holten in de hersenen. Men onderscheidt twee laterale of
zijventrikels, die in de grote hersenen liggen; het derde ventrikel ligt in de
tussenhersenen en het vierde ventrikel in de hersenstam. De ventrikels zijn onderling
verbonden en staan in verbinding met de subarachnoïdale ruimte.
Pariëtaal
of wandkwab
Ontvangt en verwerkt informatie over temperatuur, tast, gevoel en beweging die
vanuit de rest van het lichaam afkomstig is. In dit gebied worden ook het lezen en
rekenen verwerkt.
Frontaal
of voorhoofdskwab
Helpt controle te houden over aangeleerde spierbewegingen, stemming, plannen
maken voor de toekomst, doelen en prioriteiten stellen.

20
Hersenvocht of
liquor
Kleurloze heldere vloeistof in de ventrikels en de subarachnoïdale ruimte (de ruimte
tussen het binnenste en middelste hersenvlies). De liquor wordt geproduceerd in de
ventrikels. De dagelijkse productie bedraagt tussen de 400 en 500 ml. Het totale volume
van de liquor in en rondom de hersenen bedraagt ca. 150 ml. Dat houdt in dat de liquor
drie keer op een dag geheel wordt vervangen. De liquor heeft vooral een functie als
stootkussen voor de hersenen en verder om een goede biochemische omgeving van
de zenuwcellen te waarborgen.
Circulus van Willis Een ingenieus bloedvatensysteem aan de onderkant van de hersenen. Het
veiligheidssysteem van Moeder Natuur zorgt door een herverdeling van het
aangeleverde bloed via deze vaatring, dat het hersenweefsel in de omgeving niet
meteen verloren is als 1 van de 4 aanvoerende slagaders het laat afweten. Bij naar
schatting 25% van de bevolking is deze vaatring onvolledig aangelegd.
Gebied van
Broca
Ook (spraak)centrum van Broca genoemd. Een deel van de hersenschors dat betrokken
is bij taal. Het zorgt in het bijzonder voor de spraak en ook voor het in stilte tegen zichzelf
praten. Ook is het gebied actief bij het denken aan en uitvoeren van
lichaamsbewegingen. Het spraakcentrum van Broca is een onderdeel van de
frontaalkwab, en bij rechtshandigen ligt het vrijwel altijd op de linkerhersenhelft. Bij

21
linkshandigen ligt het in een minderheid van de gevallen op de rechterhersenhelft. Een
beschadiging van het spraakcentrum van Broca en de gebieden daaromheen leidt tot
afasie van Broca of motorische afasie. Deze mensen hebben moeite met het begrijpen
van grammatica en spontaan iets (na)zeggen.
Gebied van
Wernicke
Het gebied van Wernicke is, naast het gebied van Broca, betrokken bij taal. Het gebied
is belangrijk om taal te begrijpen. Als er beschadigingen optreden, kan de patiënt last
hebben van dyslexie of sensorische afasie. Sensorische afasie betekent dat er een
verstoord taalbegrip is; de patiënt begrijpt niet wat er wordt verteld en gebruikt zelf vaak
lange zinnen zonder inhoud. Het centrum van Wernicke ligt in de meeste gevallen in de
linker temporaalkwab.

22
Beroerte
Een beroerte wordt veroorzaakt door een plotse verstoring van de doorbloeding in de hersenen.
Ischemische beroerte (80-85% van alle beroertes)
Ischemie kan ontstaan als de bloedtoevoer naar een zone in de hersenen tekortschiet, zoals in
het geval van een klonter die een bloedvat verstopt of een vernauwing van de bloedvaten door
atheromatose. Daarbij kan het gaan om een cardio-embolische beroerte (1) of om een
atherotrombotische beroerte (2). Bij een cardio-embolie ontstaat een klonter in het hart door
voorkamerfibrillatie. Ook andere hartproblemen zoals endocarditis of hartfalen kunnen aan de
basis van een beroerte liggen. De atherotrombotische beroerte ontstaat als gevolg van een
vaatwandverkalking (atheromatose) ter hoogte van de hals- of hersenbloedvaten. Een derde
groep van beroertes zijn de lacunaire infarcten. Die worden veroorzaakt door atherosclerose van
kleine perforerende bloedvaten die diep in het hersenweefsel liggen. Een lacunair infarct is eerder
klein (≤15mm).
Hemorragische beroerte
Een hersenbloeding of hemorragische beroerte ontstaat bij een scheur in de bloedvatwand,
wanneer er bloed in of rond het hersenweefsel lekt. De hersenbloedingen worden nog eens
onderverdeeld in intracerebrale bloedingen en subarachnoïdale bloedingen. Een cerebrale
veneuze sinustrombose is een zeldzame vorm van een beroerte, waarbij een trombose optreedt
in de bloedvaten die instaan voor de terugvloei van bloed uit de hersenen.
Soms zijn de symptomen kortdurend en is er geen blijvende schade aan het hersenweefsel en
(meestal) geen letsel op de MRI-scan. Dat wordt een TIA genoemd. Een TIA kan de voorbode zijn
van een groter herseninfarct.
In deze studentenbrochure gaan we vooral verder in op het ischemische CVA.
De symptomen bij een beroerte zijn afhankelijk van de lokalisatie van het getroffen
hersengedeelte. De symptomen ontstaan plots, in tegenstelling tot veel andere neurologische
ziektebeelden. Op basis van de klinische verschijnselen kan nooit met zekerheid een onderscheid
gemaakt worden tussen een ischemische of hemorragische beroerte, daarvoor is een CT-scan
nodig. Om een inschatting te kunnen maken of iemand een beroerte heeft bij bepaalde klachten,
kan de FAST-test afgenomen worden.

23
Risicofactoren
○ Arteriële hypertensie
○ Diabetes mellitus
○ Hypercholesterolemie
○ Obesitas
○ Roken
○ Alcoholgebruik
○ Sedentaire levensstijl
○ VKF
○ Geslacht: mannen hebben 25 procent meer kans op een beroerte
○ Leeftijd: vanaf 55 jaar neemt de kans op een beroerte verder toe
Diagnose
Aangezien er enkel op basis van de klinische verschijnselen geen onderscheid gemaakt kan worden
tussen een beroerte of een andere neurologische aandoening, is bijkomende diagnostiek altijd nodig.
In de acute fase wordt een bloedafname uitgevoerd en cerebrale beeldvorming, meestal een CT. Een
MRI-scan wordt nadien gedaan.
Behandeling
○ Acute behandeling
Als er klinisch gedacht wordt aan een ischemische beroerte, als de patiënt binnen de 4,5
uur in het ziekenhuis is en als op CT-scan wordt een bloeding uitgesloten, kan eventueel
(afhankelijk van de mate van neurologische uitval en van het bloedingsrisico) gestart
worden met intraveneuze trombolyse. Buiten het tijdsvenster van 4,5 uur is het risico op het
ontstaan van een bloeding in de infarctzone te groot.
Bij de afsluiting van een groot bloedvat in de hersenen kan een endovasculaire procedure
overwogen worden (trombectomie). Daarbij brengen we een katheter in via de arteria
femoralis en proberen we op mechanische wijze om de bloedklonter uit de hersenen te
verwijderen. Hier geldt een maximale tijdsduur van 6 uur na ontstaan van de klachten.
Het is van groot belang dat in de acute fase de vitale parameters (pols, bloeddruk,
temperatuur, zuurstofsaturatie, glycemie, diurese en neurologische status) strikt worden
opgevolgd en binnen grenswaarden worden gehouden. Als die buiten de grenswaarden
vallen, kunnen ze immers secundaire schade veroorzaken aan de hersenen en daarmee
de uitkomst na een herseninfarct verslechteren.

24
○ Subacute behandeling
Na de acute behandeling op Spoed worden patiënten opgenomen op de Stroke unit. Daar
volgen we patiënten 72 uur van nabij. Ze zijn aan de monitor aangeschakeld en staan
onder continue controle van verpleegkundigen.
○ Chronische behandeling
In de chronische fase van een beroerte (na ontslag uit het ziekenhuis) verschuift het accent
van de behandeling naar het voorkomen van een nieuwe beroerte. Daarbij wordt aandacht
besteed aan de risicofactoren (zie hoger) en therapietrouw. Algemeen wordt geadviseerd
een maximale bloeddruk na te streven van 140/90 mmHg en een LDL-cholesterol van ≤70
mg/dl.
Op de Stroke unit in het UZ Gent worden jaarlijks ± 450 patiënten opgenomen. In België
worden dagelijks 55 patiënten geconfronteerd met een beroerte.

25
Ziekte van Parkinson
De ziekte van Pakinson is een neurodegeneratieve aandoening, er treedt dus progressief celverlies
op.
Bij de ziekte van Parkinson en sommige andere vormen van Parkinsonisme bestaat er in de basale
kernen, meer bepaald in het striatum, een verstoord evenwicht tussen de inwerking van de
naurotransmitters acetylcholine en van dopamine. In normale omstandigheden is deze balans in
evenwicht. Bij de ziekte van Parkinson is er een tekort aan dopamine in het striatum (door celverlies in
de substantia nigra).
De ziekte van Parkinson kenmerkt zich door:
Motorische kenmerken zoals tremor, bradykinesie (vertraagde beweging), hypokinesie
(verminderde beweging) en rigiditeit (stijfheid)
Niet-motorische kenmerken zoals slaapstoornissen (nachtelijke verwardheid), reukstoornis,
dysautonomie (door aantasting van het autonome zenuwstelsel => orthostatische hypotensie,
incontinentie, motiliteitsstoornissen), maar ook: stemmingsstoornissen (angst, agressie),
cognitieve stoornissen, speekselvloed.
Diagnose
Op basis van klinisch-anamnestische argumenten. Dat kan aangevuld worden met een DAT-scan,
die het verlies aan cellen in beeld kan brengen.
Behandeling
○ Medisch: preparaten die de concentratie van dopamine in de hersenen doen stijgen, die de
werking van dompamine nabootsen of die de afbraak van Dopamine verminderen.
Duodopa ® en deep-brain-stimulation zijn vergevorderde technieken om de ziekte van
Parkinson te behandelen.
○ Niet-medisch: bewegingstherapie (conditietraining, werken aan souplesse en tonificatie)
afhankelijke van het stadium en de mogelijkheden van de patiënt.

26
Epilepsie
Epilepsie is een chronische neurologische aandoening die gekenmerkt wordt door epileptische
aanvallen. Een epileptische aanval is een abnormale ontlading en vindt plaats in een groep
zenuwcellen in de hersenen. Bij een gezond persoon worden via elektrische ontladingen en het
vrijkomen van chemische stoffen boodschappen doorgegeven aan de andere cellen en organen.
Epilepsie kan verschillende oorzaken hebben:
Posttraumatisch na hoofdtrauma
Postneurochirurgisch (bvb na hersentumoren)
CVA
Alcohol of drugs
Metabole afwijkingen
Genetische oorzaken
Koortsstuipen
Classificatie van epileptische aanvallen
Partiële aanvallen Gegeneraliseerde aanvallen
Type Klinische kenmerken Type Klinische kenmerken
Enkelvoudig partieel Intact BWZ
Vegetatieve reacties
Oplopende
hartfrequentie
Bleek worden
Rood aanlopen
Evt aura
Plots begin
Absence Staren (afwezigheid)
BWZ-verlies
Amnesie voor het gebeuren
Plots begin
Kortdurend
Myoclonisch Korte trekking
Wisselende intensiteit
Snel begin
Intact BWZ
Complex partieel Meestal met aura
Ingedaald BWZ
Amnesie voor het
gebeuren
Meestal als gevolg van
focale corticale
pathologie
Clonisch Asymmetrische en
onregelmatige, ritmische
schokken over hele lichaam
Vooral ledematen
Snel begin
Tonisch Opstijven van spieren, vooral
in nek en ledematen
Val
Plots begin
Post-ictaal trage recup
Partieel met evolutie
naar secundaire
veralgemening
Zie tonische, clonische of
tonisch-clonische aanval
Tonisch-clonisch BWZ-verlies
Val
Tonische en clonische fase

27
Tongbeet, incontinentie,
cyanose, vocalisatie
Post-ictale verwardheid,
slapen, hoofdpijn en spierpijn
Plots begin en gradueel
herstel
Atoon Meestal val
Aanval kan stapsgewijs
toenemen
Wat te doen bij een epileptische aanval?
o Laat de patiënt niet alleen
o Observeer de patiënt
Wat zijn de omstandigheden?
Welke bewegingen maakt de patiënt?
Zijn er automatismen aanwezig zoals smakken, kauwen,…?
Is er urine- of stoelgangverlies?
Is de patiënt bij bewustzijn?
Hoe gedraagt de patiënt zich na de aanval?
o Zorg dat de patiënt veilig is: geen scherpe voorwerpen in de buurt, niks in de mond, vrije
luchtweg.
o Houd bij hoelang de aanval duurt
Status epilepticus
DAt is een neurologische noodsituatie waarbij gedurende minstens vijf minuten een serie van
gegeneraliseerde aanvallen optreedt zonder dat de patiënt tussendoor bij bewustzijn komt. Deze
situatie kan tot blijvende hersenschade en ernstige neurologische tekorten leiden met een
verhoogde mortaliteit tot gevolg.
Diagnose
Er is pas sprake van epilepsie wanneer iemand lijdt aan herhaalde epileptische aanvallen en
wanneer de oorzaak uit de hersenen komt.

28
Behandeling
○ Medicamenteuze behandeling
Op basis van het type aanval en de vorm van epilepsie kiest de arts welk geneesmiddel het
meest effectief is en tegelijk de minste nevenwerkingen geeft.
Let wel! Sommige anti-epileptica hebben een leverenzyminducerende werking. Na verloop
van tijd is het mogelijk dat de lever niet enkel de anti-epileptica, maar ook andere
geneesmiddelen versneld omzet. Patiënten die dus vb. tegelijk anti-epileptica nemen en
bloedverdunnende medicatie of zelfs contraceptie, moeten opletten: ook die
geneesmiddelen kunnen sneller afgebroken worden, waardoor ze minder werkzaam
worden en een hogere dosering noodzakelijk kan zijn. Voorbeelden van anti-epileptica met
een leverenzyminducerende werking zijn Tegretol®, Diphantoïne®, Gardenal®,…
○ Epilepsiechirurgie
Een aantal patiënten reageert niet of onvoldoende op medicatie, of heeft last van
onaanvaardbare bijwerkingen. In dat geval wordt nagegaan of de patiënt in aanmerking
komt voor epilepsiechirurgie. Daarbij wordt een deel van het hersenweefsel verwijderd dat
verantwoordelijk is voor de aanvallen.
○ Nervus vagus stimulatie
Bij nervus vagus stimulatie (NVS) wordt een elektrode in de hersenen geplaatst. Die is
verbonden aan een batterij onder het sleutelbeen die elektrische signalen geeft aan de
nervus vagus. Die signalen worden vervolgens naar de hersenen gestuurd. Een NVS vult
de medicamenteuze behandeling aan. Het geneest epilepsie niet, maar leidt wel tot minder
en kortere aanvallen, en tot een sneller herstel na een aanval.
○ Diepe hersenstimulatie
Diepe hersenstimulatie richt zich tot een specifiek deel van de hersenen. Vaak is dat de
thalamus omdat dit het centrale doorschakelstation is van de hersenen en sterke
verbindingen heeft met andere delen van de hersenen waar epilepsieaanvallen beginnen.
Het doel is gelijkaardig aan dat van VNS.
In het CNM komen jaarlijks ± 300 patiënten, waarvan ± 100 patiënten voor
preheelkundige evaluatie. In België zijn er ± 60 000 patiënten met epilepsie, wereldwijd
komt dit op 50 miljoen. De incidentie van epilepsie bedraagt 40-70 / 100 000.